Plenumvergadering |
Séance
plénière |
van donderdag 11 februari 2010 Namiddag ______ |
du jeudi 11 février 2010 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.23 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.
La séance est ouverte à 14.23 heures et présidée par M. Patrick Dewael.
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:
Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:
Stefaan De
Clerck, Inge Vervotte.
De voorzitter: De vergadering is geopend.
La séance est ouverte.
Xavier Baeselen,
Daniel Ducarme, Magda Raemaekers, Dirk Vijnck, wegens gezondheidsredenen / pour
raisons de santé;
Marie-Martine
Schyns, zwangerschapsverlof / congé de maternité;
Kattrin Jadin,
verhinderd / empêchée.
01 Verzending van een wetsontwerp naar commissie
01 Renvoi d'un projet de loi en commission
Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 10 februari 2010 en ten gevolge van het overleg in de parlementaire Overlegcommissie van vanmorgen, stel ik u voor het wetsontwerp betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming (nr. 2340/1) terug te zenden naar de commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw om het ontwerp te splitsen overeenkomstig artikel 72, 2, tweede lid van het Reglement.
Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 10 février 2010 et à la suite de la concertation intervenue en commission parlementaire de Concertation de ce matin, je vous propose de renvoyer le projet de loi relatif aux pratiques du marché et à la protection du consommateur (n° 2340/1) en commission de l'Économie, de la Politique scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture afin d'y procéder à la scission en application de l'article 72, 2, alinéa 2 du Règlement.
Wij zullen deze twee teksten nog deze namiddag bespreken.
Nous examinerons encore ces deux textes cet après-midi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus zal geschieden.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
02 Actualiteitsdebat - Samengevoegde vragen van
- de heer Filip De Man aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid in Brussel" (nr. P1665)
- mevrouw Muriel Gerkens aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid in Brussel" (nr. P1666)
- de heer Michel Doomst aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid in Brussel" (nr. P1667)
- de heer François-Xavier de Donnea aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid in Brussel" (nr. P1668)
- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid in Brussel" (nr. P1669)
- de heer Ben Weyts aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid in Brussel" (nr. P1670)
- mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid in Brussel" (nr. P1671)
- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid in Brussel" (nr. P1672)
- mevrouw Clotilde Nyssens aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid in Brussel" (nr. P1673)
- de heer Jean Marie Dedecker aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid in Brussel" (nr. P1674)
- mevrouw Meyrem Almaci aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid in Brussel" (nr. P1675)
02 Débat d’actualité - Questions jointes de
- M. Filip De Man au ministre de la Justice et à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité à Bruxelles" (n° P1665)
- Mme Muriel Gerkens au ministre de la Justice et à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité à Bruxelles" (n° P1666)
- M. Michel Doomst au ministre de la Justice et à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité à Bruxelles" (n° P1667)
- M. François-Xavier de Donnea au ministre de la Justice et à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité à Bruxelles" (n° P1668)
- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice et à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité à Bruxelles" (n° P1669)
- M. Ben Weyts au ministre de la Justice et à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité à Bruxelles" (n° P1670)
- Mme Karine Lalieux au ministre de la Justice et à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité à Bruxelles" (n° P1671)
- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice et à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité à Bruxelles" (n° P1672)
- Mme Clotilde Nyssens au ministre de la Justice et à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité à Bruxelles" (n° P1673)
- M. Jean Marie Dedecker au ministre de la Justice et à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité à Bruxelles" (n° P1674)
- Mme Meyrem Almaci au ministre de la Justice et à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité à Bruxelles" (n° P1675)
De Conferentie van voorzitters heeft beslist om een actualiteitsdebat over de situatie in Brussel te organiseren. Dat wil zeggen dat alle fracties het woord zullen krijgen, zoals gebruikelijk bij een regeringsmededeling of het vertrouwensdebat. Er werd een spreektijd van een vijftal minuten afgesproken. Dat kan iets meer zijn, maar in het belang van een goed en levendig debat dring ik erop aan dat de verschillende sprekers hun spreektijd tot vijf minuten zouden beperken. De eerste spreker in dit debat is de heer Filip De Man.
02.01 Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de voorzitter, is mevrouw Turtelboom er niet?
De voorzitter: Mevrouw Turtelboom – u wordt op uw wenken bediend, zoals altijd – komt net binnen.
02.02 Gerolf Annemans (VB): Formidabel!
De voorzitter: Mijnheer De Man, u heeft het woord, als eerste in een lange rij.
02.03 Filip De
Man (VB): Mijnheer de voorzitter, iedereen in
deze vergadering weet dat het Vlaams Belang reeds jaren voor de harde aanpak
pleit. Wat blijkt nu? De laatste dagen krijgt onze partij gelijk. De andere
partijen worden door de feiten gedwongen om ons gelijk te geven en kwaken ons
nu na met hun oplossing. Zelfs de regering heeft vorige week een en ander
beloofd, maar daar is niet veel van in huis gekomen. Ik kom daar straks op
terug.
Collega’s, het is niet aangenaam om gelijk te krijgen, zeker niet in deze materie. Ondertussen zijn er door het lakse beleid duizenden mensen verkracht en beroofd. Dat is een spijtige zaak.
De belofte van de regering van vorige week blijkt vrij loos te zijn. Dit weekend werden twintig jongeren opgepakt en twintig jongeren terug vrijgelaten. Een ander sterk voorbeeld is de reportage van de Nederlandse NOS in Molenbeek. Daarop kan men zien hoe schrijnend de situatie op het terrein is. De politie heeft blijkbaar onvoldoende manschappen om nog maar een dief op te pakken. Zij worden meteen belegerd door een stelletje jongeren en moeten die dief laten lopen. Dat ziet men op het scherm gebeuren. Het is een bewijs van de onkunde waarmee deze regering het probleem aanpakt.
Mijnheer de voorzitter, de oorzaken zijn bekend. Wij zeggen ten eerste al vijftien jaar dat er een eengemaakte zone moet komen in Brussel. We zeiden dat de eerste keer in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement. Alle Vlaamse partijen hebben ons gevolgd, plots gedwongen door de feiten, maar de Franstalige burgemeesters sturen u wandelen, mijnheer de minister van Justitie en mevrouw de minister van Binnenlandse Zaken. Inzake het opsluiten van criminele jongeren sturen ze u wandelen, mijnheer De Clerck. Wanneer men u vraagt wat u zal ondernemen, zegt u dat het een zaak van de Gemeenschappen is. Als u echter wacht op de bevoegde gemeenschapsminister aan Franstalige kant, zal u nog lang moeten wachten. Als u wacht op de Ecolo-minister Huytebroeck, zult u nog zeer lang moeten wachten. U zou een tweede Everberggevangenis zo snel mogelijk moeten invoeren.
De motivatie bij de politie is een tweede probleem. Wij pleiten al meer dan tien jaar voor een gemotiveerde politie. We pleiten al meer dan tien jaar voor nultolerantie. Het resultaat van uw wanbeleid is evenwel dat de beloften die u vorige week en deze week nog hebt gemaakt aan de politie, zullen leiden tot een nationale staking bij de politie. Ze zijn uw loze beloften beu en ze zijn het natuurlijk vooral beu om als schietschijf te dienen.
De minister wordt dus teruggefloten door de politiebonden. Dat belet de Open Vld echter niet om vandaag uit te pakken met straffe voorstellen waarvan men zich afvraagt waarom ze nog nooit werden toegepast. Open Vld zit immers al meer dan tien jaar in de federale en de Brusselse regering. Ik stel dus voor, mevrouw de minister, dat u uw licht eens opsteekt bij de ABT-groep op Facebook. Dat zijn de mensen die vijftien tot twintig jaar geleden de harde aanpak van de politie doorvoerden. Het is een groep die blijkbaar succes heeft. U moet daar uw licht eens opsteken.
Het derde punt van mijn uiteenzetting, mijnheer de voorzitter, gaat over hetgeen ik racistische allochtonen durf noemen, die in bepaalde wijken van Brussel er onder meer blanke scholieren tussenuit pikken en die onze jeugd uitschelden voor sale Flamand. Ik heb het hier over de school die moest verhuizen uit Anderlecht. Ik heb in Le Soir zelfs mogen lezen dat het adjectief ‘blond’ nu ook al dient als scheldwoord. Het gaat dus om een soort etnische zuivering die bezig is in die gemeenten. De regering kan dus niet ontkennen dat ook daar een bijzonder groot probleem schuilt.
De vreemdelingengetto’s die uw partijen al die jaren gecreëerd hebben door de massale immigratie toe te laten en die u nog zal vergroten door nog eens 50 000 regularisaties van illegalen door te voeren zijn mee de oorzaak van de schrijnende onveiligheid.
Deze regering zou er goed aan doen om naast nultolerantie en extra gevangenissen er ook voor te zorgen, mijnheer de minister van Justitie, dat de parketten optreden tegen criminele vreemdelingen en ze na hun straf het land uit zetten. Dat is voorzien in de vreemdelingenwet. Als ze al genaturaliseerd zijn – uw partijen hebben er immers honderdduizenden genaturaliseerd – moet de nationaliteit hen weer ontnomen worden. Dat staat in het Wetboek van nationaliteit. Ik hoop dus dat u ook daar werk wil van maken.
De voorzitter: Mijnheer De Man, ik spreek mij niet uit over de inhoud maar u bent alleszins ongeveer binnen de timing gebleven. Dat is een vijftal minuten.
02.04 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, monsieur le ministre, nous avons déjà eu l'occasion de débattre en commission sur ces sujets. Cependant, je voudrais rappeler que les événements qui se sont déroulés sur les terres bruxelloises ainsi que toute la mobilisation politique qui a suivi met en évidence notre difficulté d'assurer la sécurité à laquelle chacun a droit dans les grandes villes. Et Bruxelles cumule les caractéristiques des grandes villes: elle se compose de diverses entités, elle rassemble une population d'horizons différents, c'est une capitale avec de surcroît une dimension internationale. De plus, elle se situe à un carrefour géographique au niveau européen. Par conséquent, régler la question de la qualité de la vie, du bien-être et de la sécurité en Région bruxelloise et dans la ville de Bruxelles est une tâche particulièrement difficile et complexe.
Je ne voudrais certes pas employer de propos simplistes. En commission, Ecolo-Groen! a apprécié les réponses que vous avez ébauchées: travailler ensemble – Région, représentants des communes et des zones de police – en soulignant, via une conférence sur la sécurité, la nécessité d'assurer un partenariat entre justice, police, autorités communales, autorité régionale et autorité fédérale.
Une de mes premières interrogations est de connaître l'échéancier, même si une série de mesures ont déjà paru dans la presse. Si nous voulons améliorer la sécurité, il importe à la fois de travailler à l'organisation des zones de police et au financement des tâches qui leur incombent. Il en va de même au niveau de la justice avec, en sus, la capacité d'apporter des réponses adéquates et rapides par rapport aux personnes interpellées. Ainsi les individus arrêtés, mineurs ou majeurs, pourront-ils bénéficier d'un suivi des peines encourues et concrètement appliquées. Voilà une tâche qui incombe à l'autorité fédérale.
J'aimerais également savoir si les réflexions menées autour de la table iront au-delà, en incluant la problématique de la traite des êtres humains, la problématique des exclusions, que nous engendrons parfois en raison des règles que nous fixons en ce qui concerne l'accès à nos régimes de sécurité ou d'aide sociale. Je pense à l'exclusion du chômage, l'expulsion d'un logement, au travail au noir, au trafic d'armes … Ces mesures incombent au fédéral et doivent être préventives.
Enfin, je voudrais vous demander comment vous envisagez de travailler avec les Communautés et les ministres en charge de l'Aide à la jeunesse. Nous sommes tous d'accord: un jeune qui a commis un délit doit être confronté à l'autorité susceptible de lui rappeler les règles et de prendre les mesures adéquates le plus rapidement possible.
Il est de notre compétence de décider de ce panel de mesures. Quand nous avons modifié la fameuse loi de 1965, nous avons insisté pour que ce panel soit utilisé dans son ensemble, et pas seulement les centres fermés comme Everberg. Il importe d'éviter les récidives et nous constatons que les places en centres fermés ne cessent d'augmenter.
Nous devons nous demander comment agir pour que ce moyen ne soit utilisé qu'en dernier recours. Il nous faut donc encourager les autres méthodes de rappel à l'ordre et pas uniquement celles qui consistent à écarter de la société les jeunes délinquants et à les enfermer. Ces compétences sont partagées entre le fédéral et les Communautés. Or nous savons que des difficultés de financement se posent pour ces dernières lorsqu'elles doivent assumer les décisions prises par le pouvoir fédéral.
02.05 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mevrouw de minister, collega’s, wij zijn in de commissie al twee jaar intensief op het thema ingegaan. Wij rekenen nu op de West-Vlaamse en Oost-Vlaamse koppigheid om de volgende maanden de mondelinge vragen met concrete antwoorden te stofferen.
De manier waarop wij nu de Brusselse koe bij de horens vatten, maakt duidelijk dat wij het probleem niet langer met pijnstillers maar met vaccins en desnoods met een operatief ingrijpen willen aanpakken. De diagnose is al vaak gesteld. Het is geen eenmalig, maar een chronisch ziektebeeld.
De reactie van de Brusselse burgemeester bewijst dat er wel een probleem is. Het is geen fait divers. Als scholen, winkels, brave burgers zeggen dat ze vertrekken, dan zit de lokale hoofdverantwoordelijke met een groot probleem. Het is dus geen maatschappelijk incident maar er is sprake van ontwrichting.
Men zegt: u hebt ons niet begrepen. Wij hebben het wel begrepen. Of nog: de situatie is uitzonderlijk en ze hangt een beetje samen met de multiculturele metropool. Dat begrijpen wij, maar als elders is bewezen dat een grondige aanpak kan renderen, mogen wij hier ook resultaten vragen.
De middelen die naar Brussel gaan, zijn ‘t ziene weerd: 15,6 % van de federale dotaties, de rekrutering voor het kader van de Europese toppen: 5 miljoen euro, taalpremie: 1 miljoen euro, toelage ASTRID: 5 miljoen euro, Europees Toppenfonds: 25 miljoen euro, uit het Veiligheidsfonds: 40 miljoen euro, veiligheids- en samenlevingscontracten: 5 miljoen euro. Als men daarbij ook nog eens het Stedenfonds telt, komt men tot een bedrag van 200 tot 240 miljoen euro. Daarmee kan men al een kogelvrije vest kopen.
Daar komt nog bij dat de Brusselse zones een effectief van bijna 5 000 mensen hebben. Als men dat uitrekent, kan men daarmee 320 combi’s met 3 politiemensen 24 uur lang beschikbaar stellen.
Het is blijkbaar veel minder een probleem van geld en middelen dan van coördinatie. Mevrouw de minister, ik ben blij dat een begin van coördinatie is gemaakt, maar de vraag is waar wij de eerste stappen van die samenwerking zullen zien?
Specifiek voor het Brusselse probleem zijn ook de jongerenbendes, die men ongestraft laat gaan. Het gaat veelal over Franstalige jongeren. Elke Gemeenschap, ook de Vlaamse, moet echter haar verantwoordelijkheid nemen.
Wij voelen bij mevrouw Huytebroeck dat zij moeilijk uit de pijp komt. Wij vinden dat daaraan echt iets moet worden gedaan. Mijnheer de minister, er moet ook dringend worden gepraat over de verbouwing van Everberg en de uitbreiding van Tongeren, Achêne, Saint-Hubert. Wanneer vernemen wij iets over de concrete timing ter zake?
Mijnheer de minister van Justitie, het is ook geen goede zaak dat jongeren worden opgepakt en daarna onberoerd opnieuw worden vrijgelaten. U moet daaromtrent eens grondig met de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg praten, om na te gaan op welke manier er op dat vlak een activeringsbeleid kan worden gevoerd. Het kan immers niet dat de rechterlijke macht het probleem naast zich legt.
De aansturing van jongerenbendes gebeurt duidelijk door professionelen in drugs- en wapenhandel. Wanneer men alleen nog maar door Brussel rijdt, is dat al merkbaar. Die problematiek moet internationaal en federaal zwaar worden aangepakt. Ik ben dus blij vandaag te horen dat er op het terrein twaalf jongeren die met illegale wapens rondliepen, effectief zijn opgepakt.
Het is ook de bedoeling de politie van oneigenlijke taken te ontlasten. Ik ben blij dat op dat domein minister De Crem in het vizier komt. Er moeten immers militairen worden gevonden om de ambassades te bewaken. U merkt het: wanneer de nood het hoogst is, is De Crem nabij. Er zal moeten worden gepraat over de manier waarop de militairen worden ingezet. Wij willen ook weten op welke manier de federale politie op voormeld plan reageert.
Wij gaan voorts akkoord met de opmerking dat de remedies van fundamentele aard moeten zijn. Ook andere sectoren moeten, zoals ook door de vorige sprekers terecht is gesteld, hun verantwoordelijkheid ter zake nemen, onder andere op het vlak van preventie en schoolverzuim. Hoever staat trouwens het overleg met de Gemeenschappen?
Ten slotte, mevrouw de minister, moet de KUL-norm worden herzien? Ik weet het niet. Die norm is voor iedereen totaal achterhaald. Wij hebben al eens over de kwestie gepraat. De KUL-norm moet een REAL-norm worden, met name realistisch, evenwichtig, adequaat en op last van de zones. Ook van de genoemde herziening moeten wij de komende maanden effectief werk maken.
De voorzitter: Mijnheer Doomst, wij mogen de pijp niet aan Maarten geven. Dat is de boodschap.
02.06 François-Xavier de Donnea (MR): Monsieur le président, je voudrais insister sur trois ou quatre points. Premièrement, il ne faut pas sous-estimer la gravité de la situation du point de vue de la sécurité dans de grandes parties de Bruxelles comme dans d’autres villes du pays. Le plus inquiétant, c’est le nombre et le comportement de groupes de jeunes de plus en plus agressifs. Je ne voudrais pas minimiser les phénomènes de grande criminalité (armes, drogues, etc.) ni la petite criminalité de rue, les cambriolages mais ce qui est le plus préoccupant sur le plan sociologique, c’est cette prolifération de bandes de plus en plus violentes et agressives.
Deuxièmement, dans l’ensemble, la police de notre pays accomplit de l’excellent travail. D’ailleurs, lors des incidents qui ont mis le feu aux poudres dernièrement, la police était là à temps et avec les moyens voulus. La police fait du bon boulot, la réforme des polices a été globalement un succès, même si beaucoup de choses peuvent encore être perfectionnées, notamment en matière d’organisation. Elle est cependant un succès à maints égards.
Au niveau policier, même si ce n’est pas la panacée, il faut très certainement remplir les cadres à Bruxelles – et aussi dans les autres villes. Mais je constate que trois zones de police sur six ont leur cadre rempli parce que les collèges communaux, composés d’ailleurs souvent de mandataires de couleurs politiques différentes, ont fait le choix d’investir dans leur police. Par contre, des communes que je ne citerai pas par charité chrétienne préfèrent investir dans le prestige et dans le ludique plutôt que dans la sécurité.
Ensuite, il faut revoir les normes KUL de financement, cela va de soi. Il faut aussi décharger la police des tâches ancillaires – mais un accord semble être intervenu au sein du gouvernement à ce sujet. Enfin, je crois qu’il ne faut pas fusionner les six zones de police. Cela ne veut pas dire qu’il ne faut rien faire: il faut supprimer la fonction de gouverneur et confier les pouvoirs de coordination du gouverneur en matière de sécurité (pas seulement la sécurité policière mais aussi en cas de catastrophe) au gouvernement régional et au ministre-président. Ce n’est pas non plus la panacée mais il y a moyen de mieux coordonner les secours et l’intervention de la police dans une série de circonstances et il faut que ce soit une ou des personnalités élues avec un poids politique qui fassent cela, plutôt qu’un haut fonctionnaire de l’État. Bien entendu, le gouvernement régional et le ministre-président doivent agir en étroite coordination avec le directeur coordinateur qui, lui, est un policier, un technicien.
Troisièmement, renforcer le dispositif policier où que ce soit en Belgique est nécessaire mais totalement insuffisant. Les vrais problèmes sont en amont et en aval de la police. En amont, la faillite radicale de nos systèmes d’enseignement, tous réseaux confondus, en matière d’intégration d’un très grand nombre de jeunes issus de l’immigration. C’est là qu’est la racine du mal.
En aval, il s'agit de l'incapacité, et parfois de l'absence de volonté, de certains éléments du système judiciaire de sanctionner, de punir.
Que faut-il faire? Je pense que les Communautés doivent reprendre en main l'enseignement et investir massivement dans des discriminations positives en faveur de ces jeunes qui décrochent à dix, onze ou douze ans et qui traînent dans la rue. C'est la vraie solution à terme.
Pour le court terme, il faut augmenter les places en IPPJ. Je suis très inquiet quand j'entends certains discours de la ministre compétente en la matière, Mme Huytebroeck. De plus, il faut faire en sorte que les jeunes qui ne sont pas des criminels mais qui sont en rupture de scolarité puissent être accueillis dans des internats de rescolarisation ou de resocialisation.
Il faut que la justice ait les moyens de punir effectivement afin qu'il n'y ait plus cette impression d'impunité, ce qui suppose, parmi d'autres solutions, suffisamment de places pour certains en prison, l'utilisation des bracelets électroniques, les peines alternatives et les travaux d'intérêt collectif.
Enfin, afin de faire face aux phénomènes de révolte dans les villes, il faut améliorer le système de procédure accélérée.
Monsieur le
président, ce n'est pas en ne s'attaquant qu'à un seul des problèmes que j'ai
cités que nous résoudrons cette situation extrêmement préoccupante au sujet de
laquelle nous débattons aujourd'hui!
02.07 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, dames en heren ministers, waarde collega’s, vorige week had premier Leterme het er over dat hij tegen steekvlampolitiek is. Ik hoop en veronderstel dat hij er deze week al van overtuigd is dat wat in Brussel gebeurt geen steekvlam is, maar een permanent vuur dat aan het groeien is.
Het volstaat een paar cijfers in het hoofd te hebben, met name dat 60 % van alle grijpdiefstallen in heel het land gebeuren in Brussel. Dit zijn de officiële cijfers van de federale politie. Van alle aangegeven sackjackings komt 96 % voor in Brussel. Met andere woorden, voor wie zich amuseren met het onderwerp wil ik er toch op wijzen dat wat in Brussel gebeurt niet alleen vervelend en belangrijk is voor de Brusselaar, maar ook vervelend en belangrijk voor iedereen die Brussel genegen is, voor alle Belgen. Met velen komen we hierheen en zouden we graag op veilige wijze ook in Brussel kunnen verblijven de tijd die we er zijn.
Het is dus geen steekvlamprobleem. Het is een groeiend probleem dat we wellicht met meer ernst dan de nultolerantie, zoals we afgelopen weekend hebben gezien, moeten aanpakken, mijnheer de minister van Justitie. Nultolerantie zonder opvolging van uw bevoegdheidsterrein, heeft geen nut. Dat heeft blijkbaar ook de regering in een tweede beweging deze week begrepen: ze heeft een poging gedaan even te overleggen. Over het resultaat zeg ik onmiddellijk dat wij met deze analyse kunnen leven, maar niet met de beslissingen die er niet zijn.
Wie zal tegenspreken dat wij specifiek in Brussel een probleem hebben met wapens? Waar wordt de wapenwet, waarvoor een gouverneur nodig is, slecht uitgevoerd? In Brussel. Waar zien we waar de wapens tot vandaag worden gevonden? In het Brusselse. Op dat vlak is er geen discussie over de analyse. Die is er ook niet over de analyse dat we iets moeten doen inzake schoolverzuim. Mijnheer de minister van Justitie, ik vraag u dan om het Brussels parket eens uit te leggen dat als de politiezone-Zuid acties doet tegen schoolverzuim omdat men zeer goed weet dat dit de kweekschool is voor niet-professioneel gedrag of crimineel professioneel gedrag, ook zij dit ernstig moeten nemen.
Ik twijfel er niet aan, mevrouw de minister van Binnenlandse Zaken, dat er een rekruteringsprobleem is, maar weet dat er voor de minister van Binnenlandse Zaken in de huidige politiewetgeving wapens en mogelijkheden te vinden zijn om er iets aan te doen. U hebt niet veel overleg nodig om ervoor te zorgen dat alle gerekruteerden gestuurd worden naar de zones die een nood hebben. Als er effectief een nood is, dan kunt u met de huidige wetgeving de nodige maatregelen nemen om alles te bevriezen ten voordele van de Brusselse zones die een nood zouden hebben. Voor mij niet gelaten dat wij nog eens discussiëren over de KUL-norm, ik zie alleen dat het huidige kader niet overal is opgevuld. KUL-norm of geen KUL-norm, laten wij ervoor zorgen dat alle voorziene politie tenminste aangeworven wordt. Ook daarvoor hebt u niet veel overleg nodig.
Wat de coördinatie betreft, ga ik 100 % akkoord met de heer de Donnea. Laten wij de taken van de procureur van Brussel even doorschuiven naar de minister-president. Ik geef u de kans om vanmiddag wel de urgentie van ons wetsvoorstel te steunen. U kunt dus op een zeer snelle wijze, met de steun van de oppositie, uw analyse waarmaken. Wij gaan ervan uit dat iedere stap naar een betere samenwerking een goede stap is.
Mijnheer de minister van Justitie, er zou in het weekend een operatie nultolerantie plaatsvinden, maar wij waren één zaak vergeten: de nultolerantie.
Mijnheer de minister, u moet opletten voor die stijl om “à la légère” met het onderwerp om te gaan. Voor u het weet, is er een collega aan het twitteren en stuurt hij rond met welk plezier u het veiligheidsprobleem benadert. Mijnheer de minister van Justitie, ik wil wel à la légère over alles babbelen. Ik wil er wel voor zorgen dat u nieuwe gevangenissen krijgt in Nederland en dat u al de braafste gevangenen van het land naar Tilburg kunt doorsturen, ten gunste van uw prestige daar. Ik wil ook wel een gevangenis in Tongeren met meer bewakers dan gevangen. Daar zullen wij het nog even over hebben. Ik wil ook wel een grote façade optrekken – wij hebben nu bijkomende ruimte in de gevangenissen – maar wij zijn niet in staat, in het kader van een operatie nultolerantie, om drie plaatsen vrij te maken om effectief het werk van de politiemensen te kunnen ondersteunen. U hebt in het weekend gelachen met de politie in Brussel door hen alweer hun werk te laten doen en dan, samen met de rest van het land, naar de tv te kijken, om daar een voorzitter van een rechtbank, met een strikje aan, te horen uitleggen dat het niet zal gaan, dat het niet in zijn schema past.
Waar is de tijd van de
Fortiszaak, zou ik bij manier van spreken zeggen, dat u eventjes telefoneert
naar de procureur om te vragen hoe het daar werkt? (Rumoer)
De voorzitter: Mijnheer Landuyt, u moet afronden.
02.08 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister van Justitie, u zit nu weer breed en sympathiek te glimlachen, maar het probleem is wel dramatisch. Wij hebben hier de discussie gevoerd over het feit dat u er voorstander van bent dat de procureurs verder kunnen waken over de goede werking van de rechtbanken. Waar is uw theorie in de praktijk, afgelopen weekend, als blijkt dat de rechtbanken niet willen samenwerken?
Ik zou dus heel graag hebben dat u het enthousiasme uit de Fortistijd ook nu even toepast, in het voordeel van een veiligheidspolitiek waarin u moet samenwerken omwille van de gevangenen en waarin ook de rechtbanken moeten meewerken. Dat is uw verantwoordelijk. Daarvoor is er geen overlegfederalisme of welk soort waakzame politiek dan ook nodig.
De voorzitter: Mijnheer Landuyt, uw hebt uw spreektijd een beetje overschreden.
Nu geef ik het woord aan de heer Weyts, van wie wij de bondigheid kunnen waarderen.
02.09 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb begrepen dat er een lappendeken aan reeds besliste maatregelen wordt aangekondigd. Verantwoordelijkheden worden enigszins afgewend of doorgeschoven en voor een deel worden er nepmaatregelen genomen.
De enige positieve nieuwe maatregel die ik heb gehoord zijn de zwaardere straffen voor het bezit van zware wapens.
Er is ook een negatieve evolutie.Ik heb begrepen dat de Franstaligen een welwillend oor hebben gevonden bij Yves Leterme inzake een kleine stap in de staatshervorming, met name de overdracht van bevoegdheden naar het Brussels Gewest inzake politie. Daarmee krijgen wij niet de grootste, maar alleszins de snelste staatshervorming. Blijkbaar kon dat op een avond geregeld worden.
Al jaren geleden legden de Vlamingen in Hertoginnedal institutionele eisen op tafel. Maandenlang hoorden wij niets anders dan “Non, non, non!”. Recent nog vroegen wij om één politiezone. Het antwoord was “Non, non, non!” Op een avond echter gaan de Franstaligen naar Yves Leterme en zeggen zij vragende partij te zijn voor een overdracht van bevoegdheden, waarop de heer Leterme antwoordt “Ah oui, ah oui”.
De regering heeft dus, naast een “madame non” ook een “monsieur oui”.
“Madame non” is de dame die altijd nee zegt op de eisen van de Vlamingen en “monsieur oui” is de minister die altijd ja zegt op de eisen van de Franstaligen. “Ouives” Leterme, dat lijkt mij wel goed te bekken, al lukt het mij, wegens mijn keelpijn, op dit moment niet.
Wij hebben het daarstraks gehad over een eerlijke en rechtvaardige financiering en over de aanpassing van de KUL-norm. Wel, de cijfers zijn bekendgemaakt. Ik heb eerder al vermeld dat er 17 % meer lokale politieagenten zijn in Wallonië. Ik zou niet weten waarom die nodig zijn. Ik zou niet weten waarom er in Wallonië per hoofd van de bevolking zoveel politieagenten nodig zijn. Als u meer middelen zoekt, kunt u ze daar vinden.
Ik heb gelezen dat u de politiemensen gaat verlossen van taken die niet de hare zijn. Daarmee ben ik het volledig eens, maar politietaken zoals de bewaking van ambassades gaat u alstublieft toch niet doorschuiven naar de militairen! Dat is immers ook niet de opdracht van de militairen. U kunt daar de oplossing toch niet zoeken? Ik ben het met u eens als u zegt dat het geen politietaak is, maar het is toch evenmin een militaire taak om ambassades te bewaken? Waar gaat dit eindigen? Volgende keer voeren wij hier dan een debat over hoe wij de militairen kunnen ontlasten van taken die niet tot hun opdracht behoren.
Ik lees dat inzake spijbelen verwezen wordt naar de Gemeenschappen. Er zijn afspraken over de aanpak van spijbelgedrag. Ik stel echter vast, mijnheer de minister van Justitie, dat die afspraken niet worden nagekomen en dat het parket niet optreedt. Het parket krijgt nochtans van de Gemeenschappen lijsten van leerlingen die niet ingeschreven zijn voor het onderwijs van de Gemeenschappen, of die spijbelen, wat inhoudt dat zij meer dan dertig halve dagen spijbelgedrag vertonen.
Minister De Clerck, ik meen dat het kalf vooral bij u, bij Justitie, gebonden ligt. Er bestaan heel wat lapmaatregelen, maar die zullen weinig uithalen als u niet onmiddellijk het meest essentiële doet, met name de straffeloosheid aanpakken, niet via een nota, niet via een commissaris, niet via een staten-generaal.
Dat moet meteen gebeuren. Niet via een nota, niet binnenkort, maar nu. Geef dat signaal aan de politie; u zult een welwillend oor vinden wanneer u ervoor zorgt dat zij haar opdrachten en haar taken niet voor niets uitvoert, dat zij mensen oppakt die later ook effectief hun straf uitzitten. Geef dat signaal.
De oplossing is niet zoals u zei — en ik citeer u —: “Door kortere straffen uit te spreken, zullen cellen minder lang bezet zijn”. De oplossing ligt niet in het verlagen van de strafmaat, maar wel in het uitvoeren van de strafmaat. Als u thans kunt aankondigen dat u eerstdaags daarvoor zult zorgen, dan bewijst u de politie en vooral de hele samenleving een dienst.
02.10 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, messieurs et mesdames les ministres, chers collègues, je voudrais d'abord féliciter le premier ministre, absent aujourd'hui, pour son implication dans le dossier concernant la sécurité à Bruxelles, mais surtout de l'image positive qu'il a donnée de la ville mardi soir, après la réunion, et des pistes qu'il est en train de dégager. Je voudrais aussi le remercier pour avoir considéré les Bruxellois, tant le bourgmestre que le ministre-président, comme des partenaires, de vrais partenaires et non des personnes à qui il fallait faire la leçon.
Aujourd'hui, nous sommes loin des slogans entendus la semaine dernière, tels que "Snelrecht" et "Tolérance zéro", ou des slogans communautaires émanant des mandataires du Nord, encore proférés cet après-midi.
Avec cette réunion, madame la ministre de l'Intérieur et monsieur le ministre de la Justice, je pense que vous avez pris conscience d'être les premiers responsables de la sécurité à Bruxelles. Vous en êtes les premiers responsables et les Bruxellois comptent donc sur vous.
Je voudrais à présent faire taire certaines critiques que j'ai entendues la semaine dernière et encore tout à l'heure: "certains bourgmestres sont laxistes" et "on désinvestit dans les zones de police". À Bruxelles, 380 euros sont investis par habitant, c'est-à-dire le double qu'en Flandre et qu'en Wallonie; de plus la part du fédéral est moindre à Bruxelles qu'en Flandre et en Wallonie.
Je voudrais encore ajouter un mot à l'adresse d'un ancien bourgmestre, sans doute un peu amer de ne plus l'être, qu'en ce qui concerne la police de Bruxelles, en 20 ans, la dotation de la police a été augmentée de 67 % et bien plus ces dernières années que dans les périodes précédentes.
Quels sont les problèmes? Quelles sont les solutions?
Tout d'abord, les zones de police connaissent des problèmes budgétaires. Il est donc important de revoir les normes KUL. En effet, Bruxelles connaît une expansion démographique de 124 000 habitants supplémentaires depuis 2001, depuis la fixation de ces normes, à quoi il faut ajouter les missions particulières dévolues à Bruxelles. Revoir ces normes KUL est devenu indispensable.
Ensuite, pour les effectifs, la solution est quadruple. D'abord, revoir à la hausse les effectifs minimaux, ce qui permettra un meilleur financement des zones. Puis, le recrutement des policiers doit s'effectuer à l'échelle de la Région bruxelloise. Cette demande est émise depuis longtemps, surtout que les moyens viennent vers la Région bruxelloise. En outre, les policiers bruxellois devraient représenter davantage la population bruxelloise qu'ils servent.
De plus, lorsque les policiers sont formés à Bruxelles, il serait indispensable qu'ils restent dans des zones bruxelloises.
Madame la ministre, comme vous l'avez dit en commission et j'espère que vous tiendrez parole, il faut réintroduire les dispositions relatives au bilinguisme dans les zones, dispositions qui ont été annulées par la Cour constitutionnelle. Nous comptons sur vous pour tenir la promesse que vous nous avez faite concernant cette réintroduction.
Par ailleurs, une augmentation des tâches administratives et des missions particulières pour les zones de Bruxelles est constatée (transfèrement des détenus, surveillance des ambassades, etc.). Il faut absolument les revoir en concertation avec les policiers. De même, il convient de revoir la coordination entre les différentes zones.
Enfin, je pense que l'Europe devrait se soucier du trafic des armes de guerre. C'est pourquoi, madame la ministre, j'ai demandé que vous portiez au niveau de la présidence européenne la discussion sur les armes de guerre qui, on le sait, proviennent essentiellement des pays de l'Est.
En ce qui concerne la justice, on connaît le retard encouru dans le traitement des dossiers. Monsieur le ministre de la Justice, il convient d'accélérer les procédures judiciaires. Une piste est envisagée; il s'agit de la comparution immédiate par procès-verbal. Il nous faut une section au parquet, une chambre au tribunal correctionnel. Pour ce faire, des mesures concrètes sont nécessaires pour remplir le cadre; vous savez que treize parquetiers manquent au parquet de Bruxelles.
En matière d'évaluation de la charge du travail à laquelle vous faites souvent référence, j'aimerais qu'on l'évalue en fonction des dossiers francophones et néerlandophones au niveau des juges du fond. Je crois, en effet, que la répartition linguistique 1/3-2/3 ne convient aucunement aux dossiers réels traités par les tribunaux bruxellois. Mais là aussi, il faudra lever les tabous, ce qui sera difficile à réaliser dans cette Chambre.
Je relève aussi la nécessaire effectivité de la peine. Lorsqu'un juge prononce une peine, elle doit être effective. Par ailleurs, il faut davantage valoriser les peines alternatives, leur assurer un suivi. Selon moi, le bracelet électronique devrait devenir une peine autonome. Dans le cas contraire, un sentiment d'impunité se développe dans les quartiers de Bruxelles, phénomène qu'il faut combattre.
Des mesures effectives pour les mineurs d'âge doivent également être prises. Face à des mineurs multirécidivistes, ayant commis des faits de violence, des faits graves, la réaction doit être directe, sans quoi les quartiers connaissent des problèmes. En concertation avec les Communautés, il faut absolument réagir. Nombre d'autres peines existent autre que la peine d'enfermement. Parallèlement, il faut lutter contre le décrochage scolaire et prendre des mesures de prévention.
Le président: Pouvez-vous conclure, madame Lalieux?
02.11 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, je termine.
Huit groupes de travail sont en place aujourd'hui. J'espère qu'ils travailleront de manière sereine et constructive afin d'aboutir à des avancées concrètes et substantielles dans trois semaines.
Si tel ne devait pas être le cas, j'adopterai, moi aussi, une politique de tolérance zéro à votre égard, car je le rappelle, vous êtes les premiers compétents en matière de justice et de sécurité dans tout le pays et à Bruxelles a fortiori.
02.12 Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, mevrouw de minister, collega’s, ik ben geboren in de rand rond Brussel. Als jong meisje ging ik elke dag met de tram naar school in Laken. Ik heb nooit een gevoel van onveiligheid gehad. Ook mijn ouders hebben nooit met het idee gespeeld dat er een probleem was. Ondertussen zijn we een of twee generaties verder en kunnen we niet ontkennen dat er vandaag effectief een probleem is met de veiligheid in Brussel. Dat staat als een paal boven water en wordt niet onderschat door de beleidsverantwoordelijken.
Is er een probleem met de politie? Het waarborgen van de veiligheid is nu eenmaal een van haar kerntaken. Ik denk het niet. De politiehervorming werkt zeer goed en met de zone-indeling, zoals ze ook in Brussel is uitgewerkt, heeft men ervoor gekozen om de verantwoordelijkheid bij de burgemeesters te leggen. De burgemeesters moeten dan ook hun verantwoordelijkheid nemen. Daarmee heb ik niet gezegd dat alle burgemeesters in Brussel onverantwoordelijk zouden zijn, integendeel zelfs. De politie werkt effectief. We hebben dat in de media naar aanleiding van een aantal zeer concrete dossiers gezien. De daders worden effectief onderschept.
Anderzijds stellen we vast – mijnheer de minister, we komen dan bij de justitie – dat de keten moet gesloten worden, eens de dader is gevat of de jongere onderschept. Hoe gaan we dan verder? Mijnheer de minister, ik meen dat u een zeer goed signaal gegeven hebt. Collega Landuyt verwijt u een gebrek aan ernst. Ik meen dat u moedig geweest bent toen u gezegd hebt dat u een beleid van nultolerantie wil voeren. U hebt een belofte gedaan aan de slachteroffers, de burgers, de politie en de minister van Binnenlandse Zaken. De politie mag niet ontmoedigd worden, want anders dweilen zij met de kraan open. U hebt beloofd dat vanaf nu wie opgepakt wordt, ook effectief vervolgd en bestraft zal worden.
Wij moeten toegeven dat er op dat punt een probleem is. Er is een probleem van vervolging. De dossiers worden drie of vier jaar na datum behandeld. Het zal u maar overkomen, uw handtas wordt gestolen en drie of vier jaar na datum krijgt u een briefje met de melding dossier geseponeerd. Misschien krijgt men een dagvaardig voor de rechtbank, maar is de dader niet meer aan te treffen. Dat moet veranderen. Dossiers moeten zeer snel opgevolgd en behandeld worden.
Dossiers mogen niet onderaan, maar moeten bovenaan de stapel terechtkomen. Zij moeten stelselmatig worden afgehandeld. Als de straf uitgesproken is, dan moet die ook worden uitgevoerd, zowel kleine straffen als grote straffen. Zo niet ontstaat bij een groot deel van de bevolking het idee dat men kan doen en laten wat men wil en dat straffeloosheid de sanctie is.
Mijnheer de minister, het kan zo niet verder, ook niet ten aanzien van de jongeren. Ik ben de eerste om te zeggen dat heropvoeding op de eerste plaats komt. Wij moeten jongeren in moeilijkheden helpen. Als dat niet lukt en als zij een gevaar zijn voor de maatschappij, dan moeten zij daaruit worden verwijderd. Dat betekent dat wij voldoende plaatsen nodig hebben. Ik weet dat u al een aantal inspanningen hebt geleverd, maar dat de gemeenschappen tekortschieten. Wij hebben gisteren uw cijfers gehoord. Er zijn zestig plaatsen in Wallonië, terwijl wij vorig jaar met duizend niet-uitgevoerde of niet te plaatsen jongeren werden geconfronteerd?! Daaraan moet toch iets kunnen gebeuren?
Mijnheer de minister, u hebt een belofte gedaan. Wij rekenen op u. Wat doet u om die belofte te respecteren?
02.13 Clotilde Nyssens (cdH): Monsieur le président, chère Carina, je ne tiens pas à raconter ma vie ici. Née à Anvers, j'aime vivre à Bruxelles, en particulier dans une commune où la zone de police fonctionne bien. Je regrette que mon bourgmestre ait actuellement quitté la salle car je voulais lui rendre hommage.
Monsieur de Donnea, ne versez pas dans la caricature! Si des choses sont graves, voire très graves et qu'il est vrai que des quartiers vont mal, beaucoup de choses se sont nettement améliorées depuis une dizaine, voire une quinzaine d'années, même dans certains quartiers difficiles. L'évolution de certaines communes est réellement intéressante. Il ne faut pas tomber dans un excès ou dans un autre. Il ne faut pas, à la suite d'un seul fait, tirer sur tous les bourgmestres ni sur l'ensemble des personnes qui travaillent pour la population bruxelloise.
02.14 François-Xavier de Donnea (MR): Madame Nyssens, mes propos étaient nuancés mais je récuse la politique de l'autruche, qui vous plaît peut-être!
02.15 Clotilde Nyssens (cdH): Monsieur de Donnea, une phrase m'a choquée et je viendrai au cœur du sujet. On ne peut pas taxer l'enseignement d'une manière aussi caricaturale. Nombre de professeurs enseignent dans des écoles difficiles, du matin au soir, et ils le font correctement! Je n'oserais pas leur répéter la phrase que vous avez dite à leur égard.
02.16 François-Xavier de Donnea (MR): (…) pas des individus.
02.17 Clotilde Nyssens (cdH): Quant à la sécurité, qui est le thème d'aujourd'hui, il reste évidemment beaucoup à faire. Comme l'ont dit certains collègues, je me suis réjouie de voir le gouvernement se réunir et se concerter avec l'ensemble des acteurs de la chaîne politique et de la chaîne judiciaire et policière. Si des maîtres-mots ont été dits et redits ces jours-ci, ce sont: "concertation", collaboration", "partenariat" et "pluridisciplinarité". Les concertations sont en cours et la méthode est bonne.
De nombreuses choses restent évidemment à faire. Les ministres aujourd'hui présents portent de lourdes responsabilités. Il y va de mesures de longue haleine. Pour ce qui concerne la police, j'en retiendrai quelques-unes. Tout le monde a parlé de l'adaptation de la norme KUL. N'y aurait-il pas moyen d'avoir à Bruxelles des policiers supplémentaires, comme cela a déjà été fait pour Charleroi ou Anvers, sans attendre l'adaptation générale de la norme KUL? Selon la police fédérale, il manquerait 800 agents. N'y a-t-il pas moyen de faire un effort pour Bruxelles sans attendre cette adaptation générale?
Pour ce qui est de la justice, monsieur le ministre, il ne faut pas réinventer des procédures. Notre Code d'instruction criminelle connaît des formes de procédure accélérée, comme celle de convocation par procès-verbal.
Et je ne parle pas de la comparution immédiate, mais de l'autre procédure. Au tribunal correctionnel de Bruxelles, il existait au moins une chambre destinée à traiter cette procédure. Cela fonctionnait auparavant, mais ce n'est plus le cas à présent, probablement faute d'effectifs.
Monsieur le ministre de la Justice, avez-vous rencontré des magistrats du parquet de Bruxelles? Dispose-t-il des moyens – c'est-à-dire des magistrats – pour instaurer une chambre sur la base de l'article relatif à la convocation par procès-verbal?
Une zone de police qui fonctionne bien dispose généralement d'un magistrat de référence. Or, par manque de moyens, ce magistrat doit suivre non plus une seule zone, mais plusieurs, et il finit par être débordé. Cela nuit au bon fonctionnement de la collaboration entre le parquet et la police.
Parmi les huit priorités que vous avez évoquées, le décrochage scolaire me tient à cœur. Le dispositif existe. Des procès-verbaux sont transmis au parquet. Mais il faut nous demander ce qu'il convient de faire! Comment travailler avec les Communautés pour qu'une suite soit donnée à ces procès-verbaux?
Enfin, je terminerai par la protection de la jeunesse. Monsieur le ministre, avez-vous rencontré les ministres compétents pour faire le point sur la mise en œuvre des accords conclus sous la précédente législature en ce domaine? Je pense aussi à l'ouverture des centres. J'aimerais obtenir des réponses très précises à propos de Saint-Hubert et d'Achêne.
02.18 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, herinnert u zich nog de datum 18 maart 2008? Mijnheer De Croo, het was een prachtige datum, zoals u zich wel nog zult herinneren. U hebt een paardengeheugen en zult het dus nog wel weten.
Op 18 maart 2008 was er een steekvlam. Toen was er een steekvlam, veroorzaakt door een molotovcocktail op bus 34 in Kuregem. Toen werd, zoals gebruikelijk, de hele, multiculturele pampermolen op gang gebracht. Ik hoor de heer de Donnea graag zeggen dat het probleem bij het onderwijs ligt.
De overheden hebben toen allerhande maatregelen aangekondigd. U kent de aankondigingpolitiek wel. Er zouden lijnspotters en schoolspotters worden aangeworven – wij praten nu over de problematiek van het spijbelen. Toen is extra personeel in dienst genomen, met name meer dan dertig schoolspotters. Er werd zelfs geld uitgetrokken om 750 camera’s te plaatsen.
Nu hoor ik bijna niemand praten over het multiculturele drama. Ik hoor niemand over de allochtonenproblematiek praten, niettegenstaande het feit dat 80 tot 90 % van de criminaliteit met de allochtonenproblematiek te maken heeft. Het is hier muisstil, wanneer het over voornoemd probleem gaat.
Ondertussen zijn wij drie jaar later. Er is heel wat water door de Zenne gevloeid. Wat zien wij vandaag? Het geweld beperkt zich niet langer tot een molotovcocktail op een bus. Het gaat nu over kalashnikovs. Criminelen zijn uit het Oosten gekomen en hebben blijkbaar hun wapen meegenomen. In België evenwel is er wel controle door de gouverneur op de brave Vlaming die op jacht gaat.
Wat krijgen wij allemaal te verwerken? Agenten worden met valse meldingen in de val gelokt. Scholen moeten verhuizen. Een politiecommissariaat wordt in brand gestoken. Durf dat nu eens toe te geven: een politiecommissariaat wordt in brand gestoken. Het gevolg is dat de veiligheid in de betrokken gemeente weg is.
Ik zou vandaag beschaamd zijn, mocht ik minister zijn en voor de veiligheid verantwoordelijk zijn. Ik heb plaatsvervangende schaamte.
Mevrouw Lalieux, ik hoor u verklaren: “Tout va bien, madame la marquise.” Wat is er volgens u nodig? Er is wat geld nodig en er zijn nog wat postjes nodig om alles voor de zoveelste keer op te lossen. U hebt no-gozones gecreëerd en de PS-cultuur hier in Brussel geïntroduceerd. Uw burgemeester is er niet. Waar zitten de Moureaux van onze samenleving? Voornoemde no-gozones hebben een speciale cultuur. In dergelijke zones leven de bewoners namelijk van de bijstandscultuur. Er is ook een zwarte economie. Dat zijn niet mijn woorden, maar de woorden van de veiligheidschef van de Open Vld, Brice De Ruyver, de grote man die het indertijd allemaal voor de heer Verhofstadt heeft gedaan. Hij was ook de schaduwminister achter de heer Verwilghen. De heer De Ruyver verklaart vandaag dat de toenmalige veiligheidspolitiek is mislukt.
Ik zal één voorbeeld geven, voorbeeld dat ik ook in de commissie heb gegeven. Het gaat om een getuigenis van drie politie-inspecteurs over justitie. Wat getuigen de voormelde drie politie-inspecteurs? Zij hebben het over de draaideurcriminelen. Een normale draaideurcrimineel die wordt opgepakt, was vroeger gemiddeld vijftig keer opgepakt. Vandaag ligt dat cijfer tussen zeventig en tachtig keer.
Het record aantal keren dat iemand werd opgepakt, ligt volgens die mensen op 145. 1 op 500 belandt nog in de gevangenis. Stop met palaveren en doe er iets aan. Als men ze dan naar Tongeren stuurt, zijn nog vlug thuis op de koop toe.
Mijnheer Verherstraeten, vandaag lees ik in de krant de woorden van de heer Jan Adam, van het ACW, uw partijstrekking. Ik denk toch dat het ACW aan uw partij gelinkt is. Hij zegt: “We zitten op de Titanic en wachten tot er een dode valt om knopen door te hakken.” Als er dan een politieagent wordt neergeschoten, dan vinden de burgemeesters van de PS dat een fait divers. Als een politieagent drie kogels in zijn lijf krijgt, is dat in Brussel tegenwoordig een fait divers. En wat doen we opnieuw? We roepen om volk en we roepen om geld.
U spreekt hier over het slagen van de politiehervorming, mijnheer de Donnea. Ik heb enkele cijfers bij. Sedert de politiehervorming zijn er 10 000 agenten en CALog-personeel bijgekomen. Men is gegaan van 39 349 naar 48 850 mensen. Tienduizend mensen zijn erbij gekomen. Het gaat dus absoluut niet over aantallen. Ik denk dat we eens moeten kijken hoeveel sheriffs we nog hebben en hoeveel cowboys we moeten hebben. Dat is belangrijker.
Weet u dat er in Brussel voor de politiehervorming een antibanditismecel bestond, die in alle 19 gemeenten rondreed? Dat waren een honderdtal mensen, die alle vormen van zwaar banditisme en criminaliteit aanpakten die men vandaag, door de pampercultuur, niet meer durft aan te pakken. Mevrouw de minister, misschien zou u er eens over moeten nadenken om opnieuw daarmee bezig te zijn.
Ik kom op een tweede en laatste punt, mijnheer de voorzitter, maar ik ga ook herhalen wat ik in de commissie heb gezegd. Vroeger was er in Brussel één radiocommunicatiestation, de TARA, maar wat gebeurde er bij de politiehervorming? De baronieën, mevrouw Lalieux, met hun plaatselijke politiecommissarissen, moesten elk hun eigen radiofrequentie hebben. Men heeft daarvoor 5 miljoen per jaar uitgetrokken. Ik heb het de heer Doomst hier horen zeggen. Daarnaast is er nog 1 850 000 euro voor computers en telefoons die niet worden gebruikt. Dan krijgt men ongevallen, zoals bij die bankoverval. Dan komt men 14 minuten te laat en worden de mensen neergeschoten in de straat omdat het systeem niet werkt. Ik heb het bewijs in de vorm van een officieel rapport bij, mevrouw de minister, dat daarna is vrijgegeven. Achteraf bent u met de heer Van Wymeersch de rapporten gaan aanpassen. Dat is trouwens niet de eerste keer, want hij heeft dat zelfs gedaan voor zijn eigen examen. Ik heb die documenten bij. Dan worden politieagenten neergeschoten omdat uw ASTRID-systeem in dat land niet wordt gebruikt.
Als uw oplossingen wil, begin dan eens met één politiezone te maken, begin eens met volmachten te geven aan mensen van de antibanditismecel en begin eens met heropvoeding. Ik spreek niet over de pampercultuur, mijnheer de Donnea, maar over serieuze heropvoedingskampen. Zorg er eens voor dat straffen worden uitgevoerd.
Het excuus van te weinig volk werkt bij mij niet. We hebben het hoogste aantal magistraten van heel West-Europa per capita. We hebben het hoogste aantal politieagenten per capita hier in dit land. Dat wil zeggen dat uw systeem niet werkt, dat het verrot is. Vis begint te rotten aan de kop. Het is tijd dat we verse vis serveren.
02.19 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik kan hier een heel exposé houden met veel spierballengerol of verbaal geweld, maar over één ding zijn we het allemaal eens. Het is ook heel duidelijk, want het is een uitgangspunt dat zeer logisch lijkt, maar in de loop der tijd werd uitgehold. Onze gemeenten, onze steden, onze wijken en onze straten moeten voor iedereen veilig en toegankelijk zijn, maar ook aangenaam om dagelijks in te leven. Helaas is dat in onze hoofdstad zeker niet het geval. De ernst van de situatie mag dus niet onderschat worden. Het is ook niet goed om er alleen met spierballengerol over te spreken.
Collega’s, er is één iets vandaag niet gezegd: de eerste en grootste slachtoffers van die malaise, van die situatie die ernstig uit de hand is gelopen, zijn de mensen die in die wijken wonen zelf. Niet zelden, en eigenlijk quasi uitsluitend, zijn dat gekleurde wijken, waar mensen samenwonen vanuit verschillende taalgebieden, Nederlandstalig en Franstalig, met zeer veel etnische achtergronden en niet zelden de minst gegoeden van onze samenleving. Het is dus niet het wij/zijverhaal dat men er hier vandaag van probeert te maken. Het is niet de ene gemeenschap tegen de andere. Het zijn vaak de meest kwetsbaren die er het snelst en het meest slachtoffer van zijn.
En ja, tijdelijke en gerichte nultolerantie moet op momenten waarop het zwaar uit de hand loopt, kunnen voor specifieke misdrijven. Een dergelijk antwoord is echter slechts een deel van het verhaal en dient enkel om tijdelijk de situatie terug wat te normaliseren en het klimaat wat te doen verbeteren. Simpele antwoorden volstaan niet om een complexe problematiek aan te pakken. Ik ben blij dat de premier zelf heeft aangegeven dat we niet zomaar aan steekvlampolitiek moeten doen, maar dat we structurele maatregelen moeten voorstellen. Daarmee heeft hij de analyse van mijn collega Stefaan Van Hecke van 3 februari ook gedeeld en onderschreven. Dat betekent een globale, een volledige aanpak van alle onderdelen van de strafrechtketen. Het is duidelijk dat de onderdelen die zwak zijn, ook het eerst breken, met ontwrichting van de samenleving als gevolg.
Het gaat dus inderdaad om zowel preventie, onderwijs, de arbeidsmarkt, de huisvestingsmarkt, de aanpak van achterliggende criminaliteit, illegale economie, verloedering van wijken, een goede politiewerking, een goede justitiewerking die efficiënt is, alsook de nodige strafuitvoering die een einde maakt aan de straffeloosheid, die maakt dat daders overgaan tot steeds maar driestere misdrijven in die wijken.
Het was dan ook met grote verwachting dat ik uitkeek naar het resultaat van het overleg dat heeft plaatsgevonden en dat eigenlijk ook hoogstnoodzakelijk was. Jammer genoeg moet ik zeggen dat er gewacht werd tot het uit de hand is gelopen om het te organiseren. Ik heb dat overleg van nabij gevolgd.
Ik moet echter vaststellen dat er na dat overleg wel een akkoord is, maar dat een en ander vooral toch in voorwaardelijke wijs werd gesteld, zeer voorwaardelijk zelfs. Er is openheid, maar er zijn geen concrete voorstellen, alleen denkpistes. Er zijn acht werven aangehaald om die nieuwe grote bouwwerf, naast de vijf werven die de vorige premier had geopperd, hopelijk tot een goed einde te brengen. De vraag is of je daar met denkpistes geraakt, zeker als die denkpistes op zich ook nog eens een aantal vragen oproepen.
Eerst en vooral, wat uit het debat en uit het beeld is verdwenen, zijn de politiezones. De bijeenvoeging van de politiezones is blijkbaar niet behandeld geweest, of toch snel van tafel geveegd. Er is geen duidelijkheid geschapen over de vraag - wat ik toch zou verwachten - op welke manier er dan wél samengewerkt zal worden. Op welke manier zal, zeker in die deelgebieden of in die grensgebieden, ervoor gezorgd worden dat de samenwerking verbetert? Of is het nog altijd de doelstelling van deze regering om naar een eengemaakte politiezone te gaan?
Samenwerkingsfederalisme betekent niet het uit de weg gaan van moeilijke debatten maar ze op tafel leggen en bediscussiëren. Ik heb de indruk dat inzake die politiezone het debat uit de weg gegaan wordt.
De voorzitter: Mevrouw Almaci, u moet stilaan afronden.
02.20 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Het is mij ook niet duidelijk op welke wijze de regering het probleem van schoolverzuim, het spijbelen wil aanpakken. Er heeft effectief overleg plaatsgevonden met de Brusselse regering, maar heeft er ook overleg plaatsgevonden met de regionale regeringen, die elk ook een eigen visie hebben op de problematiek? Heeft men overleg gepleegd met het gerecht dat ook een heel specifieke visie heeft, zoals hier al is aangehaald, op de wijze waarop die problematiek al dan niet aangepakt moet worden? Immers, als daar geen goede keten is, zal het niet werken. Dat is zeer duidelijk.
Natuurlijk rijst inzake de politie nog een vraag. Er is gezegd dat de politie zich met zijn kerntaken moet bezighouden. Nergens is echter aangegeven hoe het zwaar banditisme en de illegale wapentrafiek zal worden aangepakt. Nochtans, als er kalasjnikovs in Anderlecht opduiken, heeft dat alles te maken met het feit dat er iets schort aan de controle op de wapeninvoer. Dat is bij uitstek federale bevoegdheid.
Hoe zal de regering dat aanpakken?
Opvallend ook is het voorstel om militairen in te zetten voor de bewaking van gebouwen en voor de bewaking van gevangenen bij crisissen of stakingen in de gevangenis. Minister De Crem viel uit de lucht. Werd dat eigenlijk wel besproken in de regering, alvorens u naar het overleg ging? Dat is een interessante vraag, want als de regering het niet eens is, dan kan men nog zoveel overleg plegen met andere bestuursniveaus plegen, maar dan moet men intern terug tot een vergelijk komen.
Tot slot, wij hebben CD&V vandaag en ook in de pers gehoord. Zij hebben een aantal cijfers met betrekking tot de financiering opgenoemd. Er is ook een vraag naar meer financiering. De burgemeesters hebben ook gezegd dat zij hun actieplan zouden actualiseren. Wat gaat de regering doen met de vraag naar meer financiering, onder meer om het politiekader aan te vullen? Wat is haar visie ter zake?
Als u de volledige keten wil aanpakken, is het logisch dat u de acht werven niet lanceert vooraleer u duidelijk zegt wat u gaat doen op uw eigen terrein. Het schort jammer genoeg absoluut aan duidelijkheid op dat vlak.
De voorzitter: Alle sprekers zijn aan bod gekomen. De regering zal nu antwoorden bij monde van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie.
Als het uw taak kan vergemakkelijken, mevrouw de minister van Binnenlandse Zaken, kan ik u meedelen dat ik net van de waarnemende burgemeester van Tongeren heb vernomen dat de ontsnapte gedetineerde in Antwerpen is opgepakt. Straks zijn daarover nog vijf vragen, die misschien gedeeltelijk zonder voorwerp zijn geworden.
02.21 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik vermoed dat de gedetineerde werd opgepakt door de politie?
De voorzitter: Inderdaad, mevrouw de minister, hij werd opgepakt door de politie.
02.22 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, collega’s, wellicht is eenieder in dit halfrond het erover eens dat de gebeurtenissen van de voorbije dagen en weken ernstig zijn, in die zin dat zij de veiligheid van de burgers en van de politieagenten in Brussel in het gedrang brengen. Het is dan ook nodig om concrete maatregelen te nemen, die wij vandaag trouwens zullen voorstellen, die op korte termijn de veiligheid van de burgers ondersteunen, alsook de veiligheid van de politieagenten die de beschermers zijn van ons allen, de hoekstenen voor de veiligheid van onze samenleving.
Dans le même temps, je me dois aussi de dire que la police fonctionne bien. Les chiffres le prouvent: entre 2006 et 2008, le taux de confiance dans la police à Bruxelles est passé de 82 % à 85 %.
Zelfs in deze moeilijke omstandigheden waarin politieagenten in de hoofdstad van België en van Europa werken, hebben zij het vertrouwen. Uit de veiligheidsbarometer blijkt dat het vertrouwen gestegen is van 82 % naar 85 %. Ik meen dat de politieagenten die dagelijks werken op het terrein, alle steun verdienen. Ik wil hen dan ook expliciet bedanken.
Ik weet ook dat waardering alleen niet helpt wanneer hun veiligheid in het gedrang komt doordat er meer wapens in omloop zijn en wanneer hun veiligheid in gedrang is doordat een bepaalde groep minder terugschrikt om bepaalde feiten te plegen en harde agressie te gebruiken. Dan moet de politiek natuurlijk de gepaste maatregelen nemen.
Dat is ook de reden waarom de regering de voorbije jaren constant overleg heeft gepleegd met de Brusselse burgemeesters en met het Brussels Gewest, maar ook met de vakbonden, om concrete maatregelen uit te werken die ervoor zorgen dat de veiligheid verhoogd wordt. Die middelen moeten wij hun geven, om doeltreffend te kunnen werken. Wij moeten hen ook de middelen geven om in veilige omstandigheden te kunnen werken.
En fait, des mesures concrètes et un timing sont nécessaires.
Dans trois semaines, nous mènerons une nouvelle concertation au niveau fédéral, avec les bourgmestres et la Région. Un premier groupe de travail s'est déjà réuni hier pour organiser la mise en œuvre des mesures décidées par la réunion du 9 février, confirmées par le kern du 10 février. Le point est à nouveau à l'ordre du jour du kern de vendredi prochain. En outre, nous entamerons de nouvelles négociations avec les syndicats.
De concrete maatregelen vallen uit elkaar in een aantal groepen. Een eerste groep gaat over de bescherming van de beschermers van onze samenleving, onze politieagenten.
Ten eerste, er komen zwaardere straffen voor geweldpleging tegen politieagenten. Het wetsvoorstel van Dirk Claes werd al goedgekeurd in de commissie en hopelijk binnenkort ook in plenaire vergadering. Ten tweede, de kosteloze rechtsbijstand voor politieagenten bestaat nu al, maar wordt uitgebreid zodat wij het signaal geven dat wij, als samenleving, niet aanvaarden dat iemand een politieagent iets aandoet. Zij hebben recht op alle mogelijke bijstand die zij verdienen. Dat wetsontwerp zal ik zo snel mogelijk komen verdedigen in het Parlement.
Uiteraard zullen de parketten ter zake volgen — mijn collega, de minister van Justitie, zal het straks daarover hebben —, in die zin dat het signaal moet worden gegeven dat misdrijven ten aanzien van politieagenten onaanvaardbaar zijn, dat op dat vlak de nultolerantie van kracht is en dat dergelijke misdaden onmiddellijk moeten worden bestraft.
Nous travaillons également à définir des peines plus lourdes en cas de port et d'utilisation d'armes telles que les Kalachnikov mais aussi les armes blanches. Aujourd'hui, la peine minimale est d'un mois d'emprisonnement et nous voulons que celle-ci s'étende à un an minimum.
Collega Almaci, u zegt dat er niets wordt gedaan aan het feit dat er zoveel wapens in Brussel zijn. Welnu, net vandaag is er een actie van de federale politie van Brussel geweest, waarbij zij een netwerk van wapenhandel heeft blootgelegd, zij heeft 10 à 12 mensen opgepakt en een kalasjnikov in beslag genomen. De komende weken en maanden zult u daarover nog veel horen, want er zullen nog vaak dergelijke acties volgen. Wij moeten de netwerken blootleggen en droogleggen. Het is de enige manier om ervoor te zorgen dat die wapens niet in omloop komen. Wij zijn daarmee vandaag gestart. De actie die vandaag in Brussel heeft plaatsgevonden, was het resultaat van een samenwerking van de federale politie en Justitie.
Ik kom tot een tweede pakket van maatregelen, dat wij op korte termijn zullen realiseren, namelijk meer Brussels blauw in Brussel. Hoe zullen wij dat doen?
Ten eerste zullen wij militairen inzetten voor de bewaking van ambassades en de Wetstraat 16. Dat zijn geen kerntaken voor de politie. Wij zullen kijken op welke manier wij via een afvloeiingsplan van het leger op een zo kort mogelijke termijn bepaalde taken kunnen uitbesteden, zodat ze in onze hoofdstad blijven gebeuren en, vooral, zodat er politiecapaciteit vrijkomt.
Ik verwijs, ten tweede, ook naar het voorstel van collega Lahaye-Battheu, dat hier goedgekeurd werd in de Kamer, en waarmee wij, door administratieve vereenvoudiging, twee procent politiecapaciteit vrijmaken. Als men die twee procent uitzet op de 5 000 agenten in Brussel, dan betekent het dat er de facto 100 politieagenten vrijkomen, door een wetsvoorstel van administratieve vereenvoudiging. De werkgroep Administratieve Vereenvoudiging, die werd opgericht na de gesprekken die wij hebben gehad, zal de komende weken en maanden nog veel voorstellen doen, zodat wij op die manier politiecapaciteit kunnen vrijmaken en zodat de politie zich met haar kerntaken bezig kan houden.
Daarnaast zijn er uiteraard een aantal voorstellen, waarvan de realisering iets langer in beslag zal nemen, maar waarmee wij toch ook dit jaar willen landen.
Een eerste voorstel betreft de KUL-norm. Een aantal collega’s heeft ernaar verwezen. Iedereen is het erover eens dat de financiering van de lokale politiezones niet meer aangepast is. Wat hebben wij gedaan? Wij hebben een nieuwe wetenschappelijke studie besteld, want we moeten beschikken over een nieuw wiskundig model. Dat model moet rekening houden met de demografische evolutie, de verandering van ons wegennet, de nieuwe gevangenissen en stations die tot grotere knooppunten zijn verworden en dus een andere of meer beveiliging nodig hebben.
Wij hopen nog dit jaar met de resultaten van de wetenschappelijke studie over de KUL-norm naar het Parlement te kunnen komen. Wij kunnen nu eenmaal het debat over de KUL-norm niet goed voeren zonder goed wetenschappelijk onderzoek dat een nieuw wiskundig model van federale dotaties zal voorstellen.
Tien jaar geleden hebben wij bewust gekozen voor een politie georganiseerd op twee niveaus, een lokale politie en ter steun een federale politie. De federale politie geeft heel veel steun aan concrete acties, onder meer in Antwerpen, Luik en Charleroi en op heel veel plaatsen in ons land. Er heeft vorige week al een vergadering plaatsgevonden om na te gaan op welke manier de federale politie nog meer steun kan geven aan de lokale politie, vooral hier in Brussel. We doen dat nu. De burgemeester van Anderlecht heeft gevraagd om nultolerantie in zijn wijk. Welnu, de federale politie was het voorbije weekend aanwezig om ervoor te zorgen dat ook de lokale politie haar taken kan waarnemen en vervullen. Van het gespecialiseerd interventieteam bij de federale politie worden er momenteel 15 leden ad hoc voor acties ingezet hier in Brussel.
Mijnheer de voorzitter, ik rond af. 25 % van de vacatures voor nieuwe politieagenten staat open hier in Brussel. Wat zien we? Ondanks de hoge werkloosheidscijfers hier in Brussel volgen te weinig personen een opleiding tot politieagent in de politieschool. De vacatures, waarvoor de budgetten beschikbaar zijn, blijven open, waardoor de capaciteit bij de Brusselse politiezones niet ingevuld ingeraakt. Ook in dat verband zullen wij heel snel met een actieplan op maat om ervoor te zorgen dat we meer Brusselse agenten krijgen die verankerd zijn in Brussel, die het terrein goed kennen en die daardoor ook zeer gemotiveerd zijn. Op die manier moeten we meer agenten kunnen aantrekken voor Brussel.
02.23 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, collega’s, aansluitend op het betoog van collega Turtelboom zal ik nog enkele accenten meegeven van het breed aangepakte verhaal van Brussel.
Brussel is ons aller hoofdstad. Wij hebben allemaal ambities met Brussel. Brussel is de Europese hoofdstad, het is ook de Vlaamse hoofdstad en het is de nationale hoofdstad. Brussel is een metropool, waar fantastische dingen kunnen gebeuren. Om dat te kunnen realiseren, is veiligheid nodig. Om die veiligheid te realiseren moeten wij al onze energie samenbrengen.
Als een school weggaat uit de stad, moet men wel toegeven dat dat een signaal is dat daar toch iets belangrijks is gebeurd. Naar aanleiding daarvan en van een aantal geweldplegingen, moeten we een antwoord formuleren en wij zijn daarmee op een correcte en gedreven manier bezig.
Het getuigt van een betere vorm van samenwerkingsfederalisme dat wij onmiddellijk bijeengekomen met zijn het Brusselse Gewest, met de burgemeesters, met de vicegouverneur en met alle betrokkenen. Wij hebben dinsdagavond een zeer constructieve vergadering gehouden. Wij hebben ook syndicaal overleg gepleegd en wij kijken met al onze diensten hoe een en ander vooruit kan gaan.
Morgen zullen wij in het kernkabinet opnieuw conclusies formuleren en kijken op welke manier wij verder stappen kunnen realiseren. Ik meen dat dat een stevige aanpak is.
Il faut être clair: le débat ne sera pas clos après cette discussion. Même s'il s'agit du quatrième concernant Bruxelles, il y en aura encore car il y aura encore des problèmes à Bruxelles.
Il faut préparer le terrain pour l'avenir, établir une bonne analyse des chiffres afin de voir quelles sont les tendances. Quid de la prévention? Quid de la police de proximité? Quid des quartiers?
De plus - M. Brotcorne va également poser une question à ce sujet -, il faut encore considérer toute la problématique du décrochage scolaire.
Il faut bien cerner tous ces problèmes et voir de quelle manière on peut s'y attaquer.
Wij ontwikkelen nu allemaal samen een strategie die breed gaat. Ik wil voor de goede orde toch nog even - ik wil ook die lijn volgen - de acht punten aanhalen waarrond wij gewerkt hebben Ik sluit mij aan bij hetgeen collega Turtelboom gezegd heeft, maar ik wil ook vanuit mijn hoek even een aantal zaken aanvullen.
Ten eerste, er is inderdaad de problematiek van de jongeren, van spijbelaars. Ik zal daarop straks in detail antwoorden. Het parket is bezig met die problematiek. De jeugdrechters zijn bezig met die problematiek. Is dat gemakkelijk? Neen, men kan niet zomaar een jongere voor de jeugdrechter laten komen vanwege dat feit. Dat is technisch-juridisch niet zo simpel. Er zijn methodes die gevolgd worden. Wij zullen dat moeten opvolgen. Dat is een belangrijke eerste lijn die wij volgen.
De tweede lijn is ook belangrijk. Ik wil u toch het cijfer meegeven van het wapengebruik, schieten in de lucht of naar slachtoffers. Dat cijfer is enorm gestegen. Het is met 90 % gestegen in het vorige jaar. Dat is een tendens, een problematiek waarop wij speciaal moeten reageren. Dat geldt echter niet alleen voor Brussel. We hebben een wapenwetgeving. Die is goed besproken en dat is een goede wet. We zijn streng voor wapens en proberen het strak op te volgen. Het gebruik van wapens, van illegale wapens is echter een fenomeen dat zich nu voordoet. De actie van vandaag is de perfecte bevestiging dat het parket, de politie, iedereen op dat thema werkt. Als men echter de cijfers bekijkt, ziet men een stijging van 90 %, van 117 feiten naar 223. Men ziet dat dit ook in Brussel stijgt, maar eigenlijk in mindere mate in Brussel. Het stijgt evenzeer in Antwerpen. Het stijgt in Luik, in Charleroi. Het stijgt in vele steden, in verschillende steden waar die problematiek zich voordoet. Er is dus een nationale reactie nodig. We zullen onderzoeken op welke manier we aansluitend op de vernieuwde wapenwetgeving die er is, verdere stappen zullen zetten. Dat is enerzijds de problematiek van de verzwaring van de straffen op het bezit, het dragen en het gebruik van illegale oorlogswapens en, anderzijds het projectmatig aanpakken van alle illegale trafieken. Dat is dus een cruciaal punt waaraan Justitie zeer hard zal werken.
Er komt inderdaad een reeks initiatieven die vanuit de politie zeer goed zullen opgevolgd worden, zeer zeker. Het is toegelicht. Het overleg tussen Justitie en politie loopt voortdurend. Dat kan gaan over de rekrutering, over het vrijmaken van politionele capaciteit en over minder administratieve taken. Dat zijn zaken die door het Parlement zijn aangepakt. Dat zijn zaken die ook door Justitie verder zullen bekeken worden. Dat kan gaan over de veelheid aan apostilles, de organisatie van de instructies die vanuit het parket aan de politiediensten worden gegeven.
Dat zijn allemaal zaken die wij aan onderzoek onderwerpen en waar wij op zullen doorgaan, net zoals de KUL-norm verder zal worden geanalyseerd.
Het is naar mijn mening niet zo nuttig om het grote debat te voeren over fusie of om andere nieuwe institutionele discussies over Brussel te houden. De essentie is dat die korpsen behoorlijk samenwerken, meer dan dat ooit het geval was, en dat er van onderuit initiatieven worden genomen. De korpschefs, de voorzitters van de colleges, moeten initiatieven nemen en voorstellen formuleren die er toe leiden dat er optimaal wordt samengewerkt. Dat laatste is nu niet altijd het geval. We moeten daarin verder gaan. We moeten kijken op welke manier voorstellen van onderuit worden overgenomen door de regering en hoe we hen daarin kunnen steunen. Dat kan op korte termijn gebeuren. Die uitnodiging is geformuleerd. Dat is ook gezegd op de vergadering. Het engagement van de burgemeesters is er om dat ook na te komen.
Iedereen heeft gelijk. Het juist dat wanneer de politie stappen zet, Justitie moet volgen. Ik ga er ook mee akkoord, mijnheer Laeremans, dat we ervoor moeten zorgen dat de zetel moet volgen indien het parket de nodige vaststellingen heeft gedaan. Voortdurend heb ik contact via de hiërarchische weg, aangezien ik door de scheiding der machten geen instructies kan geven. Ik kan geen positieve injunctie geven aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel. Er zijn echter kamers beschikbaar. Als het parket initiatief neemt, zijn er rechtbanken die onmiddellijk kunnen handelen.
Wij vragen enkel dat er een bijzondere en bijkomende correctionele kamer wordt geïnstalleerd om de feiten nog beter op te volgen. Daar is morgen opnieuw overleg over met de procureur-generaal, de procureur des Konings, de voorzitter van het hof van beroep en ook de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel. Daar zullen de nodige schikkingen worden getroffen.
Het grootste debat dat eraan komt handelt over de problematiek van de strafuitvoering nadat de rechtbank zijn vonnis heeft geveld. Op welke manier moeten we de straffen uitvoeren? Ik herhaal even dat we kampen met overbevolking. Dat betekent ook dat we voorlopige hechtenis, meer dan in andere landen in Europa, toepassen. Daarmee rekening houdend, moeten we er toch voor zorgen dat er een suivi is.
De grootste problematiek die zich nu voordoet, is de problematiek ten aanzien van de Gemeenschappen. Als een jeugdrechter een maatregel oplegt, moeten de Gemeenschappen reageren. Zij dragen de eerste verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid van de Gemeenschappen is al gedeeltelijk overgenomen door het federale niveau. Everberg is er gekomen. Het engagement is aangegaan om bijkomend te investeren in Tongeren. Dat is gebeurd, mijnheer de burgemeester. De beslissing is genomen om in Saint-Hubert bijkomend te investeren. Daar zijn vanaf vijftien maart bijkomende plaatsen beschikbaar.
Voor Vlaanderen komt er een bijkomende investering in Everberg. Er zijn akkoorden over afgesloten. Met Achène komen wij tegemoet aan Franssprekend België, Wallonië, de Franse Gemeenschap. Dat moet gerealiseerd worden. Er zijn akkoorden over gemaakt. De Regie der Gebouwen heeft alle nodige schikkingen getroffen om op korte termijn de bouwaanvraag in te dienen. Ik roep de bevoegde minister op om die akkoorden te respecteren. Wij hebben een absolute nood aan die plaatsen. Als ik verneem dat er aarzeling is en dat men niet zeker is dat zulks niet moet worden weerhouden, en dat zulks niet de goede methodiek is, dan denk ik dat wij fout zijn. Wij moeten gemaakte afspraken respecteren. Wij moeten weten dat de problematiek van minderjarige jongeren in een gesloten centrum een absolute noodzakelijke schakel is in de gehele opvolging.
Wij moeten op korte termijn zeggen: niet discussiëren, maar doorgaan.
Ik heb dit punt specifiek laten agenderen op de interministeriële conferentie van maandag 22 februari 2010, de eerste maandag na de krokusvakantie. Wij hadden niet gedacht om daarover te spreken, wel over strafuitvoering in het algemeen. Ik heb gevraagd om daarover heel specifiek, in aanwezigheid van de ministers van de Gemeenschappen, van gedachten te wisselen. Ik vraag het engagement van de Franse Gemeenschap om het nodige te doen.
Met deze actiepunten reageert de regering accuraat. Zij heeft de overlegmethodiek heel efficiënt toegepast. Zij zal blijven doorgaan. De kalender ligt vast. Op korte termijn zitten wij met syndicale organisaties rond de tafel, met de burgemeesters en met het Brussels Gewest. Wij bekijken op welke manier wij het gehele fenomeen van de veiligheid in Brussel grondig kunnen aanpakken. Het is een stad. Wij houden van die stad. Wij kennen het belang van een metropole omgeving. Wij moeten vechten voor onze hoofdstad. Wij moeten er fier op kunnen zijn.
De voorzitter: Het was een lang en omstandig antwoord. Mag ik vragen om de replieken kort te houden, om iets toe te voegen, en niet om nog eens hetzelfde betoog te ontwikkelen?
02.24 Filip De Man (VB): Mijnheer de voorzitter, ik heb toch een paar antwoorden op de uiteenzetting van mevrouw Turtelboom.
Ten eerste, mevrouw de minister, u verklaart dat u met de politiebonden aan het samenwerken bent. Een beetje respect voor de waarheid zou niet misstaan. De bonden hebben verklaard dat uw voorstel niet volstaat en dat zij een nationale stakingsaanzegging indienen. Nu komen vertellen dat u met de bonden samenwerkt, is dus de waarheid geweld aandoen.
Ten tweede, u oppert dat de KUL-norm, die de centen over de politiezones in dit land verdeelt, dringend moet worden aangepast. Mevrouw de minister, ook op voornoemd punt moet ik u verzoeken op te houden. Ik vraag al vier jaar om de KUL-norm aan te passen. De heer Dewael zal mij niet tegenspreken. Hij was toen immers minister van Binnenlandse Zaken. Ik heb de aanpassing ook aan uw voorganger De Padt gevraagd. Ik heb het daarna aan u gevraagd. Ik herhaal: wij wachten nu al vier jaar.
Ten derde, ik hoor CD&V toegeven – nietwaar, mijnheer Doomst – dat er toch wel een multicultureel aspectje aan de problemen verbonden is. Het voorgaande is heel voorzichtig, à la CD&V, geformuleerd.
Eerlijk gezegd, mijnheer Doomst, indien u en de CD&V dan toch van het multiculturele aspect doordrongen zijn, waarom zult u dan in 2010 aan 50 000 illegalen een verblijfsvergunning geven? Waar gaan de voornoemde 50 000 illegalen immers heen? Zij gaan naar de getroffen wijken in Molenbeek, Anderlecht en Antwerpen. Enige consequentie zou jullie dus sieren.
Ten vierde, het Vlaams Belang zegt luidop en blijft ook zeggen dat de betrokken wijken moeten worden uitgekamd. Voor mijn part mogen ze zelfs worden uitgerookt. De criminele vreemdelingen moeten worden opgepakt en berecht. Vervolgens moeten wij ze hun gevangenisstraf laten uitzitten en ze daarna – luister goed, mevrouw de minister, mijnheer de minister – naar het Rifgebergte en naar de vlakte van Anatolië terugsturen. Van een dergelijke maatregel hebben ze immers schrik. Dat zal pas indruk maken.
Het voorgaande is een heel belangrijk sluitstuk van een veiligheidsbeleid. U weigert dat in te zien, wat bijzonder jammer is. Immers, met enkelbanden die er niet zijn en met alternatieve straffen die er niet zijn, zullen wij nergens komen.
Ten slotte, mevrouw de minister, heb ik met u nog een eitje te pellen. In de commissie hebt u mij ooit verweten – hiermee rond ik af, mijnheer de voorzitter – dat ik naar de tijd van de heren van Zichem wou terugkeren. Dat waren uw woorden. Het is sportief dat u het toegeeft.
Welnu, mevrouw de minister, in mijn tijd – ik ben iets jonger dan de tijd van de heren van Zichem – kon iemand in Anderlecht zijn fiets zonder problemen tegen de gevel zetten. Ik groei liever op – ik hoop dat dit voor onze kinderen en kleinkinderen nog kan – in een periode waarin de veiligheid minstens is zoals ze ten tijde van de heren van Zichem was.
02.25 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, en ce qui concerne la justice et la lutte contre l'insécurité, j'aurais aimé que vous citiez ici en plénière, comme vous l'avez fait en commission, l'étude que vous avez reçue sur la sécurité à Bruxelles.
Cette étude indique que le nombre de délits n'augmente pas à Bruxelles. Plutôt qu'un problème de sécurité, il s'agit de la capacité de pouvoir ou non offrir une certaine qualité de vie aux citoyens et de lutter contre la précarisation et les mécanismes d'exclusion à Bruxelles. On ne pourra pas améliorer la sécurité à Bruxelles si on ne travaille pas de manière globale. J'aurais donc apprécié que vous évoquiez cette étude et que vous vous engagiez à vous en servir. En effet, cette problématique ne relève pas que de vos compétences mais également de celles de vos collègues du gouvernement fédéral.
En ce qui concerne les armes, certes, des saisies interviennent de temps en temps. Toutefois, lorsque nous avons affaibli les dispositions contenues dans la loi sur le commerce des armes, nous avons aussi favorisé leur trafic, sans plus pouvoir suivre la trajectoire de ces armes. En cette matière, je pense qu'un travail est à réaliser à l'échelon européen. Un trafic d'armes existe en Europe, notamment d'armes militaires. La présidence belge de l'Union européenne doit servir à vous emparer de cette dimension. Nous sommes au centre de l'Europe et forcément ce trafic transite aussi par chez nous.
Par ailleurs, vous avez indiqué qu'il fallait améliorer le financement de Bruxelles, de toutes ses composantes et ce, afin qu'elles puissent assumer leurs responsabilités, que ce soit les communes ou la Région. C'est un point particulièrement important à souligner.
Enfin, monsieur le ministre, vous espérez que les accords seront respectés par les Régions et les Communautés. Les ministres régionaux et communautaires veulent respecter les accords mais puisqu'il manque de prisons correctes depuis si longtemps, il n'y a pas de raison pour bâcler le dossier, pour ouvrir ou construire des nouvelles prisons n'importe où, n'importe comment, tout simplement parce qu'on a décidé aujourd'hui d'agir. Telle est la préoccupation de la Région wallonne: de faire les choses mais de les faire bien.
Le président: Madame Gerkens, vous dépassez votre temps de parole!
02.26 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je termine.
En ce qui concerne la Communauté française, on va atteindre le nombre de 129 places fermées. Vous devez informer vos juges au mieux pour qu'ils utilisent les alternatives aux places fermées, dans tous les domaines, pour les adultes et les mineurs.
Par ailleurs, vous devez respecter vos engagements. Par exemple, vous avez supprimé le financement pour les stages parentaux, en disant que vous ne partagiez pas cette orientation – nous ne la partageons pas non plus – mais…
Le président: Madame Gerkens, cela fait 5 minutes que vous répliquez!
02.27 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Vous avez dit que vous supprimiez les stages parentaux mais qu'on s'organisait ensemble pour trouver des solutions. Vous ne l'avez pas encore fait. J'attends de vous que vous teniez aussi cet engagement.
De voorzitter: Collega’s, laten we nu toch eens een beetje ernstig zijn.
Mevrouw Gerkens, namens één politieke familie neemt u samen met een tweede spreker het woord, en u overschrijdt beiden de spreektijd.
(Applaus)
Madame Gerkens, je viens d'insister sur le fait qu'il ne faut pas recommencer toute votre intervention lors des répliques. Votre réplique a duré aussi longtemps que votre question, cela n'est pas sérieux!
02.28 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik zal energievriendelijker en korter zijn.
Ik denk dat de lijnen die door de eerste minister, de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken zijn uitgetekend, de juiste zijn, in die zin dat niet meer middelen moeten worden ingezet, maar dat zij beter en efficiënter moeten worden ingezet, meer centraal moeten worden gecoördineerd, dat de nadruk op de strafuitvoering moet worden gelegd en dat de wapenhandel en drugshandel werkelijk moeten worden aangepakt.
Nu moeten wij wegen op de concrete invuloperatie en de concrete timing. Voor Brussel moet er maand na maand een veiligheidsmonitoring plaatsvinden. Het gaat over 400 tot 500 criminelen in bepaalde wijken die zelf in de krant hebben gestaan. Het is eigenlijk zo’n beperkte zone dat men er dagelijks tien keer met de fiets kan rondrijden. Daarop moet worden ingewerkt. Dit moet een concrete opvolging krijgen.
Hopelijk wordt het Parlement ter zake een sterke partner. Met de strafbetekenissen en de strengere wetten die nu op de agenda staan, heeft het Parlement bewezen een partner te kunnen zijn. Ik ben heel blij dat de regering dit niet als een “fait divers”, maar als een “fait élémentaire” beschouwt. Ik hoop dat wij de volgende maanden hier duidelijk maken dat wij onze parlementaire en uitvoerende sjerp echt waardig zijn. Ik hoop hetzelfde van de lokale mandatarissen.
02.29 François-Xavier de Donnea (MR): Monsieur le président, je me réjouis des mesures annoncées par les ministres mais je me réjouis surtout de les avoir entendus partager mon diagnostic quant à la gravité de la situation. Mme Turtulboom, en particulier, a été très claire: la situation est grave!
Je vais expliquer à Mme Nyssens pourquoi elle est tellement grave. Madame Nyssens, je sais que vous n'aimez pas l'entendre dire mais la situation est grave car de nombreuses communes bruxelloises comptent 30 à 40 % de chômeurs de moins de 25 ans, notamment les communes qui connaissent les pires problèmes. Il y a donc là une énorme armée de réserve pour la violence, la révolte et la criminalité! Voilà ce qui est grave et nous mettrons des années à le résorber!
Madame Nyssens, un système d'enseignement qui produit 30 à 40 % de jeunes chômeurs est un système qui a failli. Je ne parle pas des personnes qui sont dévouées. Ce ne sont pas les personnes qui sont en cause mais le système! C'est comme si vous demandiez à un champion cycliste d'escalader le Tourmalet avec un vélo rouillé! Il n'y arrivera pas! Notre système d'enseignement est rouillé, indépendamment du grand dévouement des individus qui y travaillent et que je tiens, tout comme vous, à souligner!
02.30 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik sluit mij aan bij de woorden van minister Turtelboom, dat de politie goed werk levert. Er is vandaag bijvoorbeeld een actie geweest inzake wapens. Ik kijk alleen bezorgd uit naar wat het gevolg daarvan zal zijn op het vlak van Justitie want daar situeert zich volgens mij het hoofdprobleem omdat een en ander niet wordt opgevolgd.
Hier in het Parlement hebben wij een illustratie gekregen van concrete gegevens, wat de politie betreft, en van breedsprakigheid wat Justitie betreft. U krijgt de vlooien van het systeem, mijnheer de minister van Justitie!
Om het met de woorden van de heer Somers, vorige week, of van mevrouw Van Cauter, deze week, te zeggen: “U hebt met uw uitspraken over nultolerantie een belofte gedaan”. Ik zit niet te wachten tot u mislukt. Ik ben alleen bezorgd dat u niets doet. Ik herhaal: dat u niets doet!
Hoe kan het dat een minister van Justitie, bezorgd over de veiligheid in het land, rustig blijft en toekijkt wanneer de voorzitter van een rechtbank zegt dat hij andere prioriteiten heeft, terwijl de bevolking in onrust leeft? De minister van Justitie zegt dat hij met zijn hiërarchische contacten eens zal praten over deze aangelegenheid. Welnu, mijnheer de minister, het zijn uw procureurs die de zaken op de rechtbank bemoeilijken.
Ik merk dat u zenuwachtig wordt, maar u zou zich beter zenuwachtig maken op het terrein. U moet erop toezien dat uw procureurs ervoor zorgen dat criminelen voor de rechtbank verschijnen. Uzelf kunt zorgen voor plaats in de gevangenissen. U houdt de façade op van het overbrengen van gevangenen naar Tilburg, terwijl er in Tongeren een gevangenis is zonder gevangenen. Voorts hebt u geen plaats om het probleem in Brussel op te lossen. Welnu, dat is uw verantwoordelijkheid!
Ik hoor hier een enorme decalage tussen het betoog van de minister van Binnenlandse Zaken en het breedvoerige betoog van de minister van Justitie.
02.31 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, ik vraag het woord voor een persoonlijk feit.
Ik zal die verantwoordelijkheid heel graag opnemen en zal heel graag blijven voortwerken op de wijze waarop ik bezig ben om resultaten neer te zetten. Ik ben vooral heel blij dat de verantwoordelijkheid niet bij Renaat Landuyt ligt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02.32 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik zal kort zijn. Wij hebben hier veel cijfers gehoord, veel lapmaatregelen. U weet allemaal dat beelden meer zeggen dan duizend woorden. Ik vrees dat vanavond de beelden van deze middag, van een Nederlandse cameraploeg, de wereld zullen rondgaan. De cameraploeg filmt hoe in Brussel twee jongeren worden gearresteerd door de politie, hoe de politieagenten vervolgens worden aangevallen door een bende jongeren en hoe die jongeren uiteindelijk worden bevrijd door hun makkers. Vervolgens ziet men op het filmpje hoe die bende zich tegen de Nederlandse cameraploeg keert. Dat gebeurde in de hoofdstad van Europa en die beelden zullen rondgaan.
Ik vrees dat de maatregelen die u hebt opgesomd, niet zullen helpen. Ik hoor de heer de Donnea zeggen dat het systeem verantwoordelijk is. Wel, u bent verantwoordelijk voor het systeem. Ik stel vast dat er binnen de regering geen consensus is over een degelijke aanpak. Ik stel vast dat vanuit Open Vld met de vinger wordt gewezen naar de minister van Justitie en dat door CD&V met de vinger wordt gewezen naar de minister van Binnenlandse Zaken.
Samenwerkingsfederalisme? Eigenlijk zou u kunnen beginnen te werken aan een samenwerkende regering, die de straffeloosheid effectief aanpakt en die het systeem van “wie doet mij wat” eveneens effectief aanpakt.
02.33 Karine Lalieux (PS): Madame la ministre, monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Le droit à la sécurité est un droit fondamental. C'est la raison pour laquelle, monsieur Dedecker, le ministre-président Picqué et les bourgmestres des communes bruxelloises avaient demandé depuis longtemps des mesures et soumis des propositions. Elles sont sur la table depuis bien avant les faits graves de ces dernières semaines.
Certaines de vos propositions sont opportunes, madame la ministre. Vous parlez de recrutement. Je vous signale que 780 policiers manquent à Bruxelles. C'est le fédéral qui effectue les recrutements. Le Parlement bruxellois a soumis des propositions concrètes: créer une école de cadets, aider au recrutement à Bruxelles, moyennant le financement et la formation la première année. Voilà ce que j'aimerais entendre de votre part! En effet, il faut d'abord remplir les cadres, puisque la norme KUL viendra plus tard. Un effectif de 780 policiers, dont 400 uniquement pour la ville de Bruxelles, c'est énorme!
Monsieur le ministre de la Justice, je vous ai entendu au sujet de la comparution sur procès-verbal. Mais il manque 13 parquetiers. Je vous ai également demandé d'analyser la charge de travail des juges du fond. La répartition selon la clef un tiers/deux tiers ne correspond pas aux dossiers réels. Les règles de bilinguisme doivent aussi être assouplies. Il faut agir si l'objectif de chacun est la sécurité des citoyens - y compris des Bruxellois - et une meilleure efficacité de la justice belge.
En conclusion, nous jugerons sur pièce. Nous jugerons effectivement si le gouvernement fédéral et tous les partis, en particulier les partis néerlandophones, seront aux côtés de Bruxelles pour assurer le financement de ces mesures et accroître les effectifs. C'est là qu'on jugera de la sincérité de chacun!
02.34 Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister van Justitie, mevrouw de minister van Binnenlandse Zaken, wij willen een normale afhandeling van criminaliteit. Wij willen vooral een normaal werkende justitie. Onze fractie zal aan uw kar duwen. Men mag natuurlijk het vel van de beer niet verkopen voor hij geschoten is. Straks zullen we hopelijk de afhandeling in graad van beroep van dossiers met betrekking tot de staat van personen en de aktes goedkeuren. Dat betekent dat er in het hof van beroep een aantal magistraten bij zullen komen, ook in Brussel. Dezelfde beweging willen wij uitgevoerd zien op het niveau van de vrederechters en de politierechtbanken.
Ik heb de rekening voor u gemaakt voor Brussel. Als we de beroepen tegen de vonnissen van de politierechtbank laten afhandelen door de rechtbank in eerste aanleg met een magistraat, dan kunnen er in het arrondissement Brussel 16 bijkomende magistraten zich bezighouden met het bestrijden van de criminaliteit. Collega Landuyt, ik ben benieuwd of u ons dan ook zult steunen en uw verantwoordelijkheid zult nemen. Collega’s, mijnheer de minister, wij zullen duwen aan de kar. Wij rekenen echter op u om ze te trekken.
02.35 Clotilde Nyssens (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, monsieur le ministre, je trouve que votre approche est bonne. J'ai apprécié la méthode et la manière dont vous parliez de la sécurité; or ce n'est jamais facile d'en parler car le risque est toujours présent de mal poser le problème. Ici, le gouvernement a bien posé le problème.
J'ai peut-être une question suscitée par une réponse de Mme Turtelboom. Madame la ministre, vous dites que vous adapterez la norme KUL, et ce dans l'année. Sans attendre ces adaptations, un renfort pour la police de Bruxelles est-il possible?
02.36 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de minister, ik hoor u graag spreken, zowel qua stijl als qua inhoud. U spreekt zo wollig dat men truien kan breien uit uw woorden. Ik vind dat schitterend.
Hoeveel keer hebt u nu vergaderd, 8 of 10 keer? Ik hoor u hier op een fantastische manier zeggen dat het gerecht beter moet werken. Vorig weekend sprak u over zerotolerantie. Twintig mensen werden aangehouden en twintig mensen werden vrijgelaten. Dat is gebeurd. Zij zijn onmiddellijk losgelaten.
U spreekt hier over behoorlijk samenwerken, mijnheer de minister. De samenwerking is in Brussel sedert de politiehervorming nog nooit zo slecht geweest. Er zijn zes afzonderlijke baronieën, waardoor politieagenten die twee zones verder rijden met hun auto, op een andere radiofrequentie moeten overschakelen. Dat is de situatie in Brussel.
U spreekt over het aantal schietincidenten. De wapenwet is hier toch gemaakt, ik denk door mevrouw Onkelinx. Heel de PS zit hier vandaag te luisteren naar het debat over het probleem van Brussel. U zou toch beschaamd moeten zijn dat u de kleine Vlaamse burger of jager een wet hebt opgelegd. Voor hen is er zerotolerantie, terwijl u hier statistieken geeft over kalasjnikovs en over het aantal toegenomen schietincidenten.
Ik heb hier, met de VLD, het snelrecht meegemaakt. Dat moest er absoluut komen. Het voetbaltornooi Euro 2000 kwam eraan en de hooligans moesten kunnen worden opgesloten. U herinnert zich dat nog wel. Misschien – dit is een stille hint – kunt u die wet aanpassen, maar het zal niet gaan door de straffen wat te verhogen, van 1 maand tot 1 jaar. Dat gaat niet als men de mensen niet oppakt en als men de kinderen niet heropvoedt.
Mijnheer de Donnea, ik hoor graag uw bekentenis. Ik vind dat een fantastische bekentenis. Nochtans hebben wij met de Lambermontakkoorden heel veel betaald voor het onderwijs in Wallonië. Ik vraag mij af waar dat geld naartoe is. Het gaat niet om centen, maar om beleid.
Ten slotte, mevrouw de minister, ik hoor een cynische noot wanneer u zegt dat we iets moeten doen voor de agenten die er het slachtoffer van zijn. Het wordt tijd dat we iets doen, opdat de agenten niet het slachtoffer worden. Dat is veel belangrijker.
De voorzitter: Mevrouw Almaci, ik geef u een kleine compensatie voor mevrouw Gerkens.
02.37 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, mijnheer de minister, ik heb u gehoord: uiteraard moeten wij de werking van politie en gerecht versterken. Ik hoor het u graag zeggen. Het is broodnodig.
Maar u zou best van het project een volwaardige werf maken, met de hele regering. Het is een volwaardige werf, omdat de uitdagingen enorm zijn en niet alleen over gerecht en justitie gaan, maar ook over economische en sociale inspectie enzovoort.
U wil keihard optreden tegen de wapenhandel, tegen de illegale economie en dies meer. De bazen ter plaatse hebben niets liever dan dat de politie uit hun buurt blijft en zetten minderjarige jongeren in, zodat ze sneller vrijkomen en van de mazen in het net gebruik kunnen maken.
Het is aan de hele regering om de problematiek aan te pakken en keihard op te treden tegen de uitwassen, en niet alleen aan u beiden. Ik hoop dat u die boodschap overbrengt.
Mevrouw de minister, u verwijst naar de actie van vandaag. Uiteraard is dat zeer goed, maar de vraag is natuurlijk hoeveel wapens er nog legaal en illegaal in ons land zijn en worden gebruikt. Het heeft geen zin om het slot op de deur te verstevigen als de muren ondertussen instorten. Het heeft geen zin om muren op te trekken als de fundamenten beven.
Het is jammer dat ik vandaag in de repliek van de minister van Justitie noch in de repliek van de minister van Binnenlandse Zaken ook maar iets over die fundamenten heb gehoord. Die fundamenten zijn de preventie.
Ik hoop werkelijk dat u vandaag die boodschap aan de regering overbrengt, preventie ter harte neemt, de fundamenten versterkt, van uw werf een succes maakt en de rol van architect op u neemt en al uw aannemers op een lijn krijgt. Het is broodnodig.
L'incident est clos.
- de heer Koen Bultinck aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de erkenning van de diploma's van de A2-verpleegkundigen" (nr. P1676)
- de heer Luc Goutry aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de erkenning van de diploma's van de A2-verpleegkundigen" (nr. P1677)
- M. Koen Bultinck à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la reconnaissance des diplômes d'infirmier A2" (n° P1676)
- M. Luc Goutry à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la reconnaissance des diplômes d'infirmier A2" (n° P1677)
03.01 Koen Bultinck (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, wij doen dezer dagen ernstige pogingen om het beroep van verpleegkundige zeer aantrekkelijk te maken. Juist op zo’n moment moeten wij vaststellen dat er zich toch wel een pijnlijk probleem voordoet in die sector. Ik verwijs zeer uitdrukkelijk naar een probleem van diploma-erkenning voor verpleegkundigen die afstuderen vanuit het hoger beroepsonderwijs. Er heeft namelijk binnen de Vlaamse Gemeenschap een naamswijziging plaatsgevonden, waardoor uiteindelijk de fameuze titel van graduaat verpleegkundige uit het beroepsonderwijs niet in de huidige reglementering staat. Een driehonderdtal verpleegkundigen, net afgestudeerd, kan daardoor niet ingezet worden in een sector waar wij die mensen meer dan nodig hebben.
Mevrouw de minister, daarover zou ik u graag drie concrete vragen stellen.
Heeft er ondertussen overleg plaatsgevonden met de Vlaamse Gemeenschap dienaangaande?
Wanneer zal de betrokken regelgeving aangepast worden?
Binnen welk tijdskader zal dat gebeuren?
03.02 Luc Goutry (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, ik heb verleden week dat probleem hier al aangebracht, maar u was toen niet aanwezig, en in uw plaats antwoordde staatssecretaris Delizée.
Ik wil het toch even herhalen omdat het een ernstig probleem is. U bent zich uiteraard ook, denk ik toch, bewust van de rare situatie waarbij we verpleegkundigen nodig hebben, maar op het ogenblik dat we ze nodig hebben, is er een aantal dat zijn diploma niet erkend krijgt.
Ik ken ondertussen zo’n beetje de geschiedenis. Het heeft te maken met het koninklijk besluit van 1990, dat aangepast zou moeten worden. Ik merk ook wel dat er een verdeelde verantwoordelijkheid is. De Vlaamse Gemeenschap heeft namelijk door een decreet de titel aangepast. Dat had zij moeten doorgeven aan de federale reglementering, zodat dit kon worden opgenomen.
Wat of wie aan de oorzaak ligt, is niet belangrijk. Wel belangrijk is een antwoord op de vraag hoe we dat zo snel mogelijk opgelost kunnen krijgen.
Mevrouw de minister, als u een KB wil veranderen, dan moet u normalerwijze een advies hebben van de technische commissie Verpleegkunde. Vandaar dat het zo belangrijk is dat die commissie eindelijk is samengesteld. Maar dat kan toch een tijdje duren.
Mijn grote vraag is daarom of er niet, op basis van de objectiviteit van de diploma’s, voorlopig een erkenning kan worden gegeven, zodat die mensen zo snel mogelijk op het terrein aan het werk kunnen. We hebben immers al die verpleegkundigen hard nodig.
03.03 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, wij hebben een overleg met de Vlaamse Gemeenschap gehad en wij hebben een oplossing gevonden. Bijgevolg heb ik aan mijn administratie en aan de provinciale geneeskundige commissies opdracht gegeven om het visum toe te kennen aan de recent gediplomeerde verpleegkundigen. Wij hebben ook gepreciseerd dat deze personen een diploma hebben dat overeenstemt met het diploma in de verpleegkunde. Het is een erkenning van de beroepstitel, conform het KB 78. Het RIZIV en de werkgevers zullen ook geïnformeerd worden. Bovendien bestuderen wij de eventuele aanpassingen aan het fameuze KB 78.
Dat probleem is dus opgelost.
De voorzitter: Ik denk dat de minister suggereert dat u op uw wenken bediend wordt.
03.04 Koen Bultinck (VB): Dan ben ik als parlementslid tevreden, mijnheer de voorzitter. Het betekent dat het parlementaire werk en de lastige vragen die wij aan een minister stellen ook zin kan hebben. Ik dank u inderdaad voor uw antwoord, mevrouw de minister. Ik meen dat het beroep van verpleegkundige te belangrijk is om 300 mensen in het ongewisse te laten. Wij konden hen niet inzetten in een sector waarin wij hen meer dan nodig hebben.
Ik zou echter nog een detailvraagje durven herhalen: binnen welk tijdskader zal dit geregeld zijn? Voor het concrete terreinwerk is dat wel degelijk belangrijk.
03.05 Luc Goutry (CD&V): Mevrouw de minister, het is misschien moeilijk om de oplossing technisch helemaal te begrijpen. Ik heb vooral begrepen dat er een oplossing zal komen. Volgens mij moet het voornamelijk gebeuren met het KB van 1990. Het kan bijna niet anders, want dat refereert precies aan het KB 78. Hoe dan ook, de vraag is inderdaad, als u het op die manier regelt, of u het voldoende in de tijd beperkt zult kunnen houden. Binnen welke termijn zouden de mensen kunnen worden geregulariseerd of binnen welke termijn zouden zij hun visum kunnen krijgen?
03.06 Minister Laurette Onkelinx: Zeer binnenkort, direct.
03.07 Luc Goutry (CD&V): Dat is zeer goed. De rest kan dan formeel aangepast worden, als de verpleegkundigen tenminste maar kunnen beginnen te werken. Ik dank u voor de oplossing.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Minister Reynders laat mij weten dat mevrouw Milquet op drie minuten van hier is. Ik stel voor dat wij tien minuten schorsen, tot er een lid van de regering is. Wij wachten op mevrouw Milquet. De heer Daerden is naar de Senaat en de heer De Clerck moet terugkomen.
De vergadering is geschorst.
La séance est suspendue à 16.22 heures.
De vergadering wordt geschorst om 16.22 uur.
La séance est reprise à 16.35 heures.
De vergadering wordt hervat om 16.35 uur.
La séance est reprise.
De vergadering is hervat.
04 Vraag van de heer Jean Marie Dedecker aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de Flanders Queen Mussel en de aanstelling van een regeringscommissaris bij het Zeevissersfonds" (nr. P1678)
04 Question de M. Jean Marie Dedecker à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "la Flanders Queen Mussel et la désignation d'un commissaire du gouvernement auprès du Zeevissersfonds" (n° P1678)
04.01 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u bent misschien verwonderd dat ik in verband met Flanders Queen Mussel en het Zeevisserijfonds bij u terecht komt. We hebben gisteren een vraag gesteld in het Vlaams Parlement aan minister-president Peeters die verantwoordelijk is voor de landbouw en de visserij. U weet dat het Zeevisserijfonds wordt gefinancierd met geld van de reders. Een deel van de bedrijfsvoorheffing en de sociale wetgeving wordt dus ingehouden en teruggegeven aan het SDVO, namelijk de Stichting voor Duurzame Visserijontwikkeling. Dat wordt voor een deel met geld van de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd, voor een deel door de Europese Gemeenschap, maar vooral met dat geld dat afkomstig is van de reders. Het gaat daarbij om ongeveer een 2 miljoen euro op jaarbasis.
Wat is er nu gebeurd? Die mosselboot is aan het zinken. Dat project is redelijk dubieus. U zal dat zelf moeten onderzoeken. Daar gaat mijn vraag over. De heer Peeters heeft gezegd dat u ook overwoog om een regeringscommissaris te sturen om dat te onderzoeken. Wat zal u ondernemen? Er is ongeveer tussen de 4 en 6 miljoen euro in Nieuwpoort in het water gegooid. We zitten nu in Oostende te wachten tot dat eruit komt. Ik vrees dat het er nooit uit zal komen. Ik zou willen weten welk initiatief u zal nemen? Zal u een regeringscommissaris sturen en zal u ter zake een onderzoek voeren?
04.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, collega Dedecker, bedankt voor de vraag. Ik ken de problematiek van Flanders Queen Mussel en het Zeevisserijfonds al langer. Ik weet wat minister-president Kris Peeters gisteren in het Vlaams Parlement heeft gezegd. Ik heb natuurlijk ook een brief van de heer Peeters gekregen. Tot nu toe heeft de wetgever nog geen regeringscommissaris voor dat fonds aangesteld, hoewel dat fonds grotendeels werkt met overheidsgeld. Controle was dus volgens mij nodig en logisch.
Ik heb dus het nodige gedaan om via de wet diverse bepalingen en de wet niet-dringende diverse bepalingen een regeringscommissaris aan te stellen voor dat Zeevisserijfonds. Die wet komt na de krokusvakantie in het Parlement. Ik denk eraan om een hoge ambtenaar van de FOD WASO als regeringscommissaris aan te stellen. Die regeringscommissaris zal de financiële toestand van het Zeevisserijfonds controleren. Dat is naar mijn mening noodzakelijk. Hij zal dus de besteding nagaan van de federale middelen die via het fonds naar de Stichting Duurzame Ontwikkeling gaan. Dat vormt de functie van de volgende regeringscommissaris.
04.03 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, het verheugt mij dat er een regeringscommissaris zal worden aangesteld. Er zal veel werk zijn, als ik kijk naar de balansen, naar de verliescijfers en naar de subsidies die verdwenen zijn. Meer kan ik niet zeggen dan dat ik verheugd ben dat er een regeringscommissaris wordt aangesteld.
Het incident is gesloten.
- Mme Camille Dieu à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "l'insécurité juridique liée au versement de la prime de crise pour les ouvriers licenciés" (n° P1679)
- M. Hans Bonte à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "le chaos relatif à la prime de crise pour les ouvriers" (n° P1680)
- mevrouw Camille Dieu aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de rechtsonzekerheid omtrent de storting van de crisispremie voor ontslagen arbeiders" (nr. P1679)
- de heer Hans Bonte aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de chaos omtrent de crisispremie voor arbeiders" (nr. P1680)
05.01 Camille Dieu (PS): Madame la ministre, lorsque nous avons adopté à la fin du mois de décembre 2009 la loi portant des dispositions diverses urgentes, un amendement a été déposé et voté par la majorité. Il reconduisait jusqu'au 30 juin 2010 les mesures anti-crise qui avaient été prises l'année dernière ainsi que l'octroi d'une prime forfaitaire de 1 666 euros aux ouvriers licenciés individuellement ou collectivement à l'occasion d'une faillite.
Un communiqué de l'agence Belga nous a appris que, six semaines après, des ouvriers n'auraient toujours pas reçu un centime de cette somme. Selon Belga, cela s'expliquerait d'abord par des discordances entre les versions néerlandophone et francophone des arrêtés d'exécution. Ensuite, il y aurait un désaccord au sein du gouvernement à propos de l'application de la notion d'entreprise en difficulté à des entreprises de moins de dix travailleurs, dont les employeurs auraient pu bénéficier de la dérogation des 33 %, à condition de n'avoir pas déjà bénéficié des mesures anti-crise l'année précédente.
Confirmez-vous cette information? Un désaccord a-t-il été constaté? Le problème est-il en train d'être réglé? Enfin, quels sont les critères que vous avez retenus?
05.02 Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik vrees dat u de Belgen en de ontslagen arbeiders iets wijsmaakt. Ik heb het verslag van de bespreking van het wetsontwerp nog eens nagelezen. Toen werd aangekondigd dat de koninklijke besluiten, die uitvoering gaven aan de crisispremie, in de eerste weken van januari zouden gerealiseerd zijn. Vandaag is het 11 februari 2010 en er is geen arbeider in dit land, en intussen zijn er al duizenden ontslagen, die weet hoe hij aan die beloofde premie kan komen. Er is geen werkgever die de modaliteiten precies kent.
Mevrouw de minister, ik vrees dat u de Belgen met uw communiqué van gisteren opnieuw iets hebt wijsgemaakt. Het gaat niet enkel om laattijdigheid, maar ook om rechtsonzekerheid. Slachtoffers van de crisis onzekerheid bieden is het laatste wat de overheid mag doen in crisistijd. De crisispremie werd toen Kamerbreed goedgekeurd. Als ik de opmerkingen van de Raad van State lees en als ik juristen hoor, dan bestaat er rechtsonzekerheid tengevolge van de verschillen in de Nederlandstalige en Franstalige teksten.
Ik vrees dat u met uw demarche van deze week, met het opnieuw niet voorleggen van een koninklijk besluit aan de Raad van State, opnieuw rechtsonzekerheid dreigt te creëren.
Dat ik thans opnieuw het woord vroeg is omdat ik verveeld zit met het feit dat ik in uw mededeling van gisteren niets hoorde over de noodzaak om de wet aan te passen, terwijl dat de essentie is. Wij zullen met zijn allen moeten vaststellen dat de wet van 22 december 2009 moet worden aangepast. Het koninklijk besluit dat nu bij de Koning ligt zal opnieuw voor rechtsonzekerheid zorgen.
Mevrouw de minister, moet de wet al dan niet worden aangepast?
Wanneer mogen werknemers en werkgevers de crisispremie verwachten?
De conclusie is dat oplapwerk in een moeilijk dossier zoals dat van de arbeiders en de bedienden misschien niet het juiste spoor is. Gaat u in op de oproep van Open Vld-voorzitter De Croo dat de regering zelf het initiatief neemt om eindelijk de kloof tussen arbeiders en bedienden te dichten?
05.03 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, je répéterai donc ce que j'ai dit hier et déjà dit en commission, mais je ne sais si on le comprendra un jour.
Quand une loi est votée et publiée le 30 décembre, qui offre aux travailleurs une prime de licenciement qu'aucun ministre sp.a dans un gouvernement n'a même jamais imaginée, vous ne pouvez espérer disposer des arrêtés d'exécution le 3 ou le 4 janvier.
En effet, dans notre pays, et j'en suis désolée, le processus est tel que la loi passe par une première lecture en Conseil des ministres, qu'un avis est ensuite sollicité auprès du Conseil d'État, qu'une seconde lecture a lieu en Conseil des ministres. Pour certains arrêtés, l'avis du comité de gestion de l'ONEM est préalablement requis, par écrit, qui permet ensuite de demander l'avis du Conseil d'État en urgence; celui-ci doit le remettre avant l'envoi des arrêtés au Palais.
Soyons clairs: aucun retard n'a été ni n'est constaté en quoi que ce soit. Tout a été minuté.
Le premier arrêté royal, relatif aux exceptions pour les entreprises de moins de dix personnes, est passé en deuxième lecture vendredi, après avis du Conseil d'État; il est envoyé au Palais. Nous attendons la signature. Dès réception, il sera immédiatement publié.
Le deuxième arrêté, qui a reçu l'avis du Comité de gestion, relatif à l'organisation des modalités concrètes de la prime relative au licenciement des travailleurs, est parti au Conseil d'État. Nous avons demandé l'avis en urgence; l'avis doit être rendu dans les cinq jours. Voilà donc deux jours que nous attendons au-delà du délai légal cet avis écrit du Conseil d'État. Nous l'appelons toutes les heures. Dès sa réception, nous l'enverrons au Palais pour signature.
Ainsi, les dispositifs réglementaires ont été pris le plus rapidement possible et selon toutes les procédures légales. Les arrêtés entreront en vigueur immédiatement.
Mijnheer Bonte, u hebt mij dinsdag over dezelfde kwestie ondervraagd in de commissie en ik heb toen een duidelijk antwoord gegeven. Ondanks die antwoorden van dinsdag hebt u gisteren nog een informatiemededeling aan de pers gegeven. Er was en is echter geen rechtsonzekerheid, maar misschien hebt u ze wel een beetje gecreëerd. De ontslagen arbeiders, dat is duidelijk, die recht hebben op de premie, zullen deze retroactief krijgen, vanaf 1 januari. Ik bevestig dit nogmaals en dat staat bovendien in de wet en in de verschillende koninklijke besluiten.
Ten slotte, eind vorige week hebben de sociale partners een nieuw akkoord gesloten, over de aantekening van CAO 76bis. Dat is goed nieuws voor u en ook voor ons. Tijdens de onderhandelingen over dat akkoord werd beslist om voorstellen tot aanpassingen van de huidige wet over te maken aan de regering.
Nu moeten wij dus de beste beslissing nemen. Dat zal gebeuren door middel van een amendement van de meerderheid of door middel van een beslissing van de regering. Wij hebben de verschillende voorstellen van de sociale partners twee dagen geleden gekregen. Wij zullen zien of wij de verschillende technische aanpassingen aan de huidige wet voorleggen aan het Parlement.
05.04 Camille Dieu (PS): Madame la ministre, j'entends bien qu'une loi votée le 22 décembre ne sera pas exécutée intégralement le 1er janvier, dans la mesure où des arrêtés d'exécution sont nécessaires.
Tout d'abord, je vous rappelle que le vote tardif de ces projets de loi ne nous incombe pas, pas plus qu'il n'incombe aux travailleurs qui ont perdu leur emploi. Tous les projets du gouvernement ont été déposés tardivement. D'ailleurs, le président a déploré de telles conditions de travail et ne veut plus les voir se reproduire. De plus, il a encore fallu six semaines pour que l'on s'aperçoive que …! Vous n'allez pas me dire qu'un arrêté d'exécution, quand on sait qu'il s'agit d'un amendement de la majorité, ne peut être prêt immédiatement! Pour avoir été syndicaliste pendant 23 ans, je connais le processus!
Eu égard ce qui précède, je considère cette façon d'agir comme regrettable, tout comme ces divergences entre la version néerlandophone et la version francophone. Il y a aussi le fait que les partenaires sociaux s'emparent d'un texte qui a été voté pour, selon vos propres termes, "y apporter des modifications". Mais à partir de quand les ouvriers seront-ils payés? On peut s'interroger. De plus, appliquer la mesure avec effet rétroactif est vraiment regrettable!
05.05 Hans Bonte (sp.a): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. Hoewel, ik heb drie vragen gesteld. Ik heb gevraagd of de wet moet worden aangepast, wanneer de arbeiders de crisispremie zullen krijgen en of de regering een initiatief zal nemen voor arbeiders en bedienden. Op geen van die drie vragen heb ik een antwoord gekregen. U herhaalt wat u dinsdag in de commissie gezegd hebt.
Mevrouw de minister, wij hebben het wetsontwerp mee gesteund vanuit de oppositie, omdat het belangrijk is dat arbeiders in deze periode extra bescherming krijgen. Als ik hier wat opgewonden ben en dat ook afgelopen week was, dan is dat omdat ik echt van oordeel ben dan men niet met hun voeten moet spelen. Als de regering aankondigt dat arbeiders de premie krijgen, moet zij dat ook regelen.
Mevrouw de minister, het zou er nog aan mankeren dat ze die niet met terugwerkende kracht zouden krijgen. We hebben de tekst hier bijna unaniem goedgekeurd. De Raad van State wijst erop dat er een probleem zit in uw wetsontwerp. Het is niet Hans Bonte of sp.a, die dat zegt. Het wetsontwerp creëert rechtsonzekerheid, zegt de Raad van State letterlijk. Wie ben ik om daaraan te twijfelen? Ik vraag gewoon of er een aanpassing zal komen en ik krijg daar geen antwoord op.
Dan wordt het helemaal minnetjes. Ik las de notulen van de regering van vorige vrijdag. U zei dat het KB in tweede lezing was goedgekeurd. Maar dan stel ik vast dat het KB dat naar de Koning verstuurd is, een ander is dan hetgeen op de tafel van de regeringsleden lag. Dat KB is naar een werkgroep verstuurd, het is aangepast en ligt nu bij de Koning. Ook ter zake riskeert u nog maar eens rechtsonzekerheid te creëren. Het is amateurisme troef, jammer genoeg op de kap van de arbeiders.
05.06 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer Bonte, wat u zegt, is de waarheid helemaal niet. Vrijdag, op de Ministerraad, hadden we de tweede lezing van het KB, onder een punt Varia. Het KB werd aangenomen en is nu naar de Koning vertrokken. Ik wacht op de handtekening van de Koning. Dat is volkomen officieel. Er was en is dus geen vertraging in dat dossier. Het is totaal oneerlijk om zulke dingen te zeggen.
05.07 Hans Bonte (sp.a): Mevrouw de minister, als Parlementslid heb ik mij te baseren op de informatie, onder meer van de notulen van de regering. Ik heb in de notulen gelezen dat de regering beslist heeft om het KB te verzenden naar IKW, wat ook effectief gebeurd is. Normaal gezien moest het bij de volgende Ministerraad opnieuw ter tafel komen. Nu doet het voor mij niet ter zake hoe de regering haar wanorde probeert te organiseren. Wat ik wel gemerkt heb, is dat finaal het KB dat naar de Koning vertrokken is, een ander is dan dat wat op de regeringstafel lag. Ik heb de documenten bij mij en wil u daarover informeren, mocht u niet op de hoogte zijn. Maar kom alstublieft met correcte informatie naar het Parlement.
L'incident est clos.
- de heer Francis Van den Eynde aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de aanstelling van een dame met hoofddoek in de raad van bestuur van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding" (nr. P1681)
- de heer Jean-Jacques Flahaux aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de aanstelling van een gesluierde vrouw als lid van de raad van bestuur van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding" (nr. P1682)
- M. Francis Van den Eynde à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "la désignation d'une personne portant le voile au sein du conseil d'administration du Centre pour l'égalité des chances et la lutte contre le racisme" (n° P1681)
- M. Jean-Jacques Flahaux à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "la désignation d'une administratrice portant le voile au sein du conseil d'administration du Centre pour l'égalité des chances et la lutte contre le racisme" (n° P1682)
06.01 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, eergisteren mochten we tot onze verbazing – een eufemisme – vernemen dat vanaf nu een dame met hoofddoek zetelt in de raad van bestuur van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. Ze is daar benoemd door Ecolo.
Wat leert ons dit verhaal? Eerst en vooral, dat Ecolo aan politieke benoemingen doet. Die conclusie mag toch worden getrokken. Ten tweede, deze instelling is in het leven geroepen om - laat ons daar eerlijk in zijn - onze gedachten te controleren en na te gaan of ze wel politiek correct zijn. Daarvan mag dus verwacht worden dat ze neutraal is, zo neutraal mogelijk, of toch de schijn van neutraliteit hoog houdt. In deze instelling komt een dame met hoofddoek, dus een militant religieus symbool, te zitten. Dat ze militant is, is duidelijk: het is een vrouw met twee academische diploma’s. Als men dan nog een hoofddoek draagt, dan is men militant islamitisch. Dat is een eerste zaak.
Bovendien, en dat is het laatste argument dat ik hier aanhaal, mijnheer de voorzitter, zijn dit geen verhalen van het Vlaams Belang, maar van de heer Claude Demelenne, een links journalist uit Brussel van Le Journal du Mardi, gelieerd aan de PS. Men moet eens lezen wat die man over de betrokken dame op internet vertelt. Hij beschuldigt haar ervan om systematisch gelieerd te zijn met islamistische en radicale groepen.
Hoe is het mogelijk dat men zo iemand zo’n delicate opdracht geeft? Of is het nu werkelijk de bedoeling dit centrum alleen nog te gebruiken ten behoeve van de propaganda voor de islamisten?
06.02 Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le président, madame la ministre, je voudrais d'abord m'inscrire en faux contre les propos de mon prédécesseur.
Nous venons d'apprendre que, ce mardi 9 février, un parti éminemment démocratique représenté au sein du parlement fédéral venait de désigner une nouvelle représentante en qualité de membre suppléante du conseil d'administration du Centre pour l'égalité des chances et la lutte contre le racisme. Si les compétences, l'intelligence et la foi musulmane de la candidate ne sont absolument pas à remettre en cause, nous pouvons nous interroger sur la symbolique – volontaire ou non – véhiculée par cette désignation. En effet, la candidate retenue a choisi d'être voilée. C'est son droit, dans la vie de tous les jours. En revanche, lorsqu'il s'agit d'une institution aussi hautement symbolique que le Centre pour l'égalité des chances, il me semble que les personnes qui siègent au conseil d'administration se doivent de correspondre à l'objectif même de cet organisme, à savoir promouvoir l'égalité des chances.
En effet, le Centre a des objectifs très clairs et précis et est appelé à statuer dans des domaines extrêmement sensibles. L'un d'eux est la lutte contre les actes homophobes. Que se passerait-il si, demain, un couple gay ou lesbien se voyait refuser un logement par un propriétaire et manifestait son intention de requérir le Centre? Il regardera qui en fait partie et pourrait se sentir peu rassuré par sa composition.
Je respecte le fait que cette candidate soit musulmane, s'exprime en toute liberté sur n'importe quel sujet, si polémique soit-il, et porte le voile. Néanmoins, madame la ministre, à la lueur de la polémique suscitée par cette candidature, ne pensez-vous pas qu'avant de signer l'arrêté royal de désignation il aurait mieux valu organiser un screening de cette candidature? Et je tiens à préciser que ma question vaut pour toutes les personnes qui, à l'avenir, soumettront leur candidature à une fonction au sein du Centre pour l'égalité des chances et la lutte contre le racisme.
Vu les thèmes sensibles et le travail à effectuer par le Centre qui doit mener le combat pour concrétiser l'égalité des chances, cette question importante se devait d'être posée.
06.03 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, ik heb ter zake geen commentaar. De vraag is volgens mij ook niet relevant.
De federale regering heeft inderdaad mevrouw Fatima Zibouh als plaatsvervangend lid in de raad van bestuur van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismbebestrijding benoemd. Ze werd op basis van haar bekwaamheid benoemd.
Er is geen wet of reglement die verhindert dat iemand met een hoofddoek in een raad van bestuur zetelt. Ook in het koninklijk besluit over het organieke statuut van het centrum staat niets over het dragen van een hoofddoek. In het huishoudelijk reglement staat er evenmin een dergelijke bepaling.
Je n'ai rien d'autre à ajouter, monsieur Flahaux. Je m'étonne de votre question qu'un autre membre de votre parti, je pense à M. Hasquin par exemple, n'aurait sans doute pas posée.
Il n'y a aucun règlement, ni aucune législation, ni aucun règlement d'ordre intérieur qui prévoit en quoi que ce soit des conditions pour pouvoir être membre d'un conseil d'administration. Je ne vais pas vous faire la lecture du nombre de diplômes universitaires, de maîtrises et de publications en matière de diversité que Mme Zibouh a à son actif.
Je voudrais simplement rappeler à ceux qui l'ignoreraient qu'en Belgique, nous vivons dans une société multiculturelle et que la liberté religieuse est consacrée dans la Constitution.
Je voudrais également demander qu'on arrête de stigmatiser les jeunes Belges qui portent un foulard de manière librement consentie. Cette problématique risque, si nous n'y prenons pas garde, de devenir beaucoup plus importante que celle évoquée par les intervenants.
06.04 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de voorzitter, eerst en vooral wil ik de heer Flahaux bedanken omdat hij aan mijn zijde is opgetreden.
Dit gezegd zijnde, mevrouw de minister, wil ik toch op een paar zaken repliceren.
Eerst en vooral, wat was dat voor een bedreiging op het einde: “Zwijg over die hoofddoeken of er komen rellen?” Dat is chantage!
Ten tweede, u vertelt ons dat er in de statuten niets bepaald is in verband met al die zaken. Het koninklijk besluit van 28 februari 1993 tot vaststelling van het organiek statuut van het centrum bepaalt in artikel 1, paragraaf 2 dat de leden van de raad van bestuur onder meer worden gekozen om hun onafhankelijkheid. Hun onafhankelijkheid blijkt niet uit het dragen van dat symbool!
Ten derde en ten laatste, mevrouw de
minister, wil ik een citaat brengen van deze heldin van de vrije mening: Het
gaat hier niet om de vrijheid van godsdienst. De godsdienst is vrij. Maar de
staatsinstellingen moeten neutraal zijn. Wat zegt de betrokken vrouw in 2005? Zij
zei het in het Frans. Ik
citeer:
“En définitive, seule la réelle reconnaissance d’une citoyenneté plurielle où l’idée de Dieu n’est pas évacuée”.
Met andere woorden, zij wil haar godsdienst in onze maatschappij.
Een dame die de naam van haar partij heeft veranderd van christendemocratie in centre démocrate Humaniste, zou heel goed moeten weten wat hier wordt bedoeld. Dat is theocratie.
06.05 Jean-Jacques Flahaux (MR): Je remercie la ministre et je m’étonne qu’elle mette en garde un parlementaire de son propre parti, M. Dallemagne, à propos du voile. Peu importe, c’est son problème et elle le règlera. Par contre, elle n’a pas répondu à la question du screening pour tous les futurs candidats au Centre pour l’égalité des chances. Par ailleurs, après avoir vu la conférence que cette candidate a donnée à la chaîne de télévision sur internet ou d’autres interviews données par M. Tariq Ramadan ou un certain Dieudonné, très célèbre, madame la ministre, alors que je rêve d’un islam conciliant avec notre civilisation, alors que mon modèle est Averroès, je me demande si on ne risque pas de passer des accommodements raisonnables aux renoncements déraisonnables.
L'incident est clos.
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Pensioenen en Grote Steden over "het groenboek inzake de pensioenen" (nr. P1683)
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Pensioenen en Grote Steden over "het groenboek inzake de pensioenen" (nr. P1684)
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Pensioenen en Grote Steden over "het groenboek inzake de pensioenen" (nr. P1685)
- de heer Koen Bultinck aan de minister van Pensioenen en Grote Steden over "het groenboek inzake de pensioenen" (nr. P1686)
- mevrouw Martine De Maght aan de minister van Pensioenen en Grote Steden over "het groenboek inzake de pensioenen" (nr. P1687)
- mevrouw Maggie De Block aan de minister van Pensioenen en Grote Steden over "het groenboek inzake de pensioenen" (nr. P1688)
- de heer Guy Milcamps aan de minister van Pensioenen en Grote Steden over "het groenboek inzake de pensioenen" (nr. P1689)
- M. Wouter De Vriendt au ministre des Pensions et des Grandes villes sur "le livre vert relatif aux pensions" (n° P1683)
- M. Georges Gilkinet au ministre des Pensions et des Grandes villes sur "le livre vert relatif aux pensions" (n° P1684)
- Mme Sonja Becq au ministre des Pensions et des Grandes villes sur "le livre vert relatif aux pensions" (n° P1685)
- M. Koen Bultinck au ministre des Pensions et des Grandes villes sur "le livre vert relatif aux pensions" (n° P1686)
- Mme Martine De Maght au ministre des Pensions et des Grandes villes sur "le livre vert relatif aux pensions" (n° P1687)
- Mme Maggie De Block au ministre des Pensions et des Grandes villes sur "le livre vert relatif aux pensions" (n° P1688)
- M. Guy Milcamps au ministre des Pensions et des Grandes villes sur "le livre vert relatif aux pensions" (n° P1689)
Le président: Monsieur le ministre de la Justice, avez-vous un problème de timing?
Monsieur Daerden, je vous invite à venir à la tribune. J'estime que vis-à-vis des parlementaires inscrits, il est plus correct de respecter l'ordre du jour.
Collega’s, om vandaag op een redelijk uur te
kunnen afronden, wil ik u vragen om als het lichtje voor mij begint te
flikkeren, uw vraag af te ronden. Ik wens dit niet elke keer opnieuw te
herhalen. Ik reken op een zekere zelfdiscipline. Mijnheer De Vriendt, u gaat
daarvan getuige zijn.
07.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in de jongste week hebben wij een flard gezien van een eerste aanzet tot pensioenbeleid. U hebt een inhoudelijke uitspraak gedaan over de pensioenen. U hebt gezegd dat u wil dat mensen 3 jaar langer werken. Na 7 maanden ministerschap bent u erin geslaagd om iets inhoudelijk te doen. Op zich is dat al belangrijk, maar hoe zult u dat bereiken?
Hoe zult u bereiken dat mensen effectief langer werken? Als u zo’n uitspraak lanceert in de commissie, ga ik ervan uit dat er een hele batterij beleidsmaatregelen achtersteekt om uw doelstelling effectief te realiseren.
Er zijn een aantal mogelijkheden. Zal de regering het brugpensioen afschaffen of beperken? Komt er een extra pensioenbonus om mensen aan te zetten tot langer werken, hoewel de huidige pensioenbonus eigenlijk niet werkt? Wordt de pensioenuitkering verlaagd als blijkt dat mensen niet lang genoeg werken? Wordt er een onderscheid gemaakt tussen verschillende beroepscategorieën? Die vragen rijzen, maar de tijd van vragen is gepasseerd. Het wordt tijd dat er antwoorden komen.
U hebt een antwoord gegeven naar aanleiding van de Nationale Pensioenconferentie. Eindelijk is er het met veel bombarie aangekondigde groenboek.
Als wij de 318 pagina’s – bijlagen niet meegerekend – van het groenboek analyseren, stellen wij vast dat er vragen in staan, maar geen antwoorden. Mijnheer de minister, 2009 is al een verloren jaar. De Nationale Pensioenconferentie was eigenlijk niet meer dan een excuus voor de regering, zodat ze in die tijd geen beslissingen hoefde te nemen, want ze ontbeerde daartoe de noodzakelijke eensgezindheid. De tijd van vragen is voorbij. Wij weten dat onze pensioenen te laag zijn, wij weten dat onze pensioenen niet meer betaalbaar zijn en wij weten dat er iets moet veranderen. Mijnheer de minister, ikzelf, mijn fractie en de mensen vragen om antwoorden. Het wordt tijd dat u met die antwoorden komt.
Vandaar mijn vraag. Ik hoop dat u een antwoord kunt geven op mijn vraag over uw eerste inhoudelijke uitspraak in 7 maanden tijd. U wil dat de mensen langer werken. Hoe zult u dat realiseren?
07.02 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, depuis le lancement de la Conférence nationale des pensions par Mme Arena et surtout depuis votre prestation mémorable au Sénat en réponse au sénateur Lambert, nous attendions impatiemment vos premières propositions en vue à la fois de relever les pensions les plus basses et d'assurer durablement le versement des pensions d'aujourd'hui et de demain.
Je me suis donc rué sur ce "Livre vert" que vous avez diffusé hier aux membres de la task force de la Conférence nationale. Il est bien fait. J'y ai lu beaucoup de généralités, un exposé intéressant sur ce que sont les pensions, quelques chiffres qui réactualisent les données à ce sujet. Néanmoins, en matière de propositions, je ne vois rien sauf une, formulée par vous mardi en commission des Affaires sociales: "Il faudra travailler trois ans de plus!"
Cela signifie-t-il que vous remettez en cause le système des prépensions?
Comment prendrez-vous en compte les carrières pénibles?
Comment soutiendrez-vous les travailleurs âgés qui, aujourd'hui, perdent leur emploi et ne retrouvent plus de travail?
Quelles mesures d'accompagnement proposerez-vous?
Une fois encore, vous avez lancé un message comme première réponse qui renforce l'angoisse des pensionnés et des futurs pensionnés. Quelles sont vos prochaines propositions? Seront-elles davantage positives à leur égard? Je le souhaite.
07.03 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het aangekondigde groenboek is er. Zo lezen wij althans in de pers. Het zou aan de taskforce zijn overhandigd.
Een van de pistes die u aankondigt, zo begrijpen wij het toch en zo hebt u ook de dag voordien in de commissie gezegd, is dat wij langer en meer zouden moeten werken. Er zouden ook meer mensen aan het werk moeten geraken en wij zouden langer moeten werken. De pensioenleeftijd zou niet verhogen, maar de loopbaan zou wat langer zijn.
Dat is een begrijpelijke boodschap. Het is ook een van de voornaamste pistes die het Federaal Planbureau lanceert. Daarmee geeft men aan dat het belangrijk is dat de basis wordt verbreed om de pensioenen betaalbaar te houden. Het is gemakkelijk te begrijpen dat de loopbanen korter werden, als men weet dat tien jaar geleden men op achttienjarige leeftijd begon te werken tot op vijfenzestigjarige leeftijd, terwijl men nu op tweeëntwintigjarige leeftijd begint te werken tot de leeftijd van zestig jaar.
Het is natuurlijk een moeilijk te brengen boodschap, op een moment dat jongeren werkloos zijn en dat werknemers wel langer willen werken maar niet mogen van hun werkgever of het niet kunnen wegens fysieke omstandigheden.
Ik zie dat ook in andere landen wordt geopteerd om langer te werken; dan heeft men het over drie jaar langer werken gespreid over twintig jaar.
Bij al die langdurige prognoses moet mij het volgende van het hart. In 1996, nog niet zo lang geleden, genoten vrouwen een volledig pensioen na een loopbaan van veertig jaar; zij konden dus met pensioen op zestigjarige leeftijd. Toen werd de loopbaan verlengd met vijf jaar, niet gespreid over twintig jaar — thans gaat het over een verlenging van drie jaar gespreid over twintig jaar — maar over tien jaar. Blijkbaar was dat toen geen probleem. Ik zeg niet dat het zo moet, maar ik wil het toch even meegeven.
Mijnheer de minister, hoe gaat u het langer werken organiseren? Wat zijn de andere pistes die, naast het langer werken, ook in uw groenboek staan? U hebt immers zelf gezegd dat langer werken alleen niet zal volstaan.
07.04 Koen Bultinck (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik houd mij vanuit het Vlaams Belang aan mijn afspraak met u. Ik heb gezegd dat ik u elke week op de huid zou zitten in verband met het pensioendossier en ik tracht dit inderdaad vol te houden.
Mijnheer de minister, hoever staan wij? Wij staan eigenlijk waar wij twintig jaar geleden stonden. Er is een groenboek en er worden een aantal vragen gesteld. Ik heb u eerder reeds gezegd, en ik herhaal dit vandaag, dat de tijd van vragen stellen reeds lang voorbij is.
Hetgeen mij fundamenteel stoort als overtuigd parlementslid, is dat uw groenboek eerst aan de pers afgegeven werd, dan aan het kernkabinet en dan aan de sociale partners.
Mijnheer de voorzitter, wanneer krijgt het Parlement eindelijk inzage in het groenboek?
Mijnheer de minister, er staan daar een aantal concrete voorstellen in en ik vermeld er twee, namelijk het hele debat over de verlenging van de effectieve pensioenleeftijd en eventueel de suggestie om het Zilverfonds te doen samensmelten met het Toekomstfonds van de gezondheidszorg.
Ik heb vandaag voor u drie zeer concrete vragen.
Wanneer krijgen wij concrete maatregelen?
Wat is het pensioenplan van deze regering? Mijnheer de minister, u zit ondertussen reeds flink wat maanden op deze post en buiten de minzame Daerdenglimlach komen wij niet veel verder. Wat is het pensioenplan van deze regering?
Wanneer kan het Parlement het groenboek ontvangen? Nogmaals, ik vind het bijzonder straf dat het aan iedereen wordt gegeven behalve aan de parlementsleden.
07.05 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij hebben inderdaad de gelegenheid gehad om u in de commissie te ondervragen over hoe het gesteld was met het pensioencomplement. Wij hebben daar vernomen, dat blijkt ook in uw groenboek opgenomen te zijn — dat vernamen wij althans via de pers —, dat uw optie is om iedereen drie jaar langer te laten werken. Daarop steunt dan het hele pensioenstelsel.
Mijnheer de minister, u herhaalt in feite de gegevens waarop de Studiecommissie voor de vergrijzing acht jaar geleden haar prognoses baseerde. Ik wil u enige cijfergegevens meegeven die staven dat dit misschien niet het te volgen spoor is.
Voor haar prognoses gaat voormelde commissie uit van een werkgelegenheidsgraad voor 55-plussers, die met een kwart zou moeten stijgen, van 37,4 % naar 47,1 %. Bovendien zou het aantal bruggepensioneerden met een kwart moeten dalen, van 8,6 % naar 6,4 %. Dit stemt uiteraard overeen met het voorstel waarover wij in de krant konden lezen, namelijk per jaar één maand meer presteren. Dan komen wij in 2030 inderdaad aan het gegeven dat iedereen drie jaar langer zou werken. Zelfs dit vooropgestelde voorstel zal in de begroting een gat van 12,6 miljard euro geven op termijn, naar 2030 toe.
Hoe gaat u concreet bereiken, zelfs volgend jaar reeds, dat iedereen effectief die maand langer gaat werken?
Bent u bereid – want het is er uiteraard aan gekoppeld – het systeem van de bruggepensioneerden te herzien? En hoe zult u op langere termijn – want dat is mijn grootste bezorgdheid – de betaalbaarheid van de pensioenen garanderen?
07.06 Maggie De Block (Open Vld): Mijnheer de minister, ik heb u vorige keer gevraagd hard te werken. U hebt dat blijkbaar gedaan, want op 14 dagen tijd hebt u een boek van 318 bladzijden afgeleverd, een groenboek, een inventaris van vragen en constateringen. Weliswaar hebben wij als parlementsleden daar officieel nog geen letter van kunnen zien en moeten wij onze informatie via allerhande kanalen trachten te achterhalen. Dat is u echter bij deze vergeven als u het ons vandaag nog laat bezorgen.
Inhoudelijk, mijnheer de minister, hoop ik dat uw groenboek zal leiden tot een pensioenplan voor de toekomst van onze pensioenen. Voor mij mag u dat, als u dat graag hebt, het plan-Daerden noemen. Noem het zoals u wil, maar ik zou graag hebben dat u daarin zegt wat u zinnens bent te doen. Hoe zult u de pensioenen op lange termijn financieren? Is de enige boodschap dat wij drie jaar langer zullen moeten werken, of gaat u ook gebruikmaken van de vele gepensioneerden die willen bijverdienen? Hoe gaat u rekening houden met de langere levensverwachting?
Gaat u een voorbeeld nemen aan andere systemen, zoals het Zweedse systeem, dat een gemengd kapitalisatie- en repartitiesysteem is? Staat u open voor al deze pistes? Ik wil het u ook vragen in de betrokken commissie, mijnheer Daerden. Wij hebben nog voer voor vele debatten.
Mijnheer de minister, wanneer komt u met uw plan? Of gaat u wachten, zoals de collega’s van sp.a, die nu wel een plan hebben maar die toen ze vier jaar een minister hadden geen plan hadden?
07.07 Guy Milcamps (PS): Monsieur le ministre, les informations transmises par les médias en ce qui concerne la prolongation de la carrière professionnelle pour les travailleurs âgés de plus de 55 ans ont provoqué pas mal de réactions, voire de remous. J'ai d'ailleurs pris connaissance dans la presse de ce matin d'un communiqué rectificatif.
Voudriez-vous, devant cette assemblée, resituer la portée exacte de vos propos dans leur contexte précis ainsi que dans l'évolution du travail de la Conférence nationale des pensions?
07.08 Minister Michel Daerden: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wil u herinneren aan de ontwikkeling van de werkzaamheden van de Nationale Pensioenconferentie.
Gisteren werd het ontwerp van groenboek overgedragen aan de verschillende leden van de task force, bestaande uit de leden van de kern, van de sociale gesprekspartners en van de besturen.
Werkvergaderingen van de task force werden bijeengeroepen voor bijeenkomsten op 19 en 26 februari 2010.
Ik hoop de definitieve versie in de loop van de eerste helft van maart 2010 aan de regering te kunnen voorleggen. Het document zal daarna aan het Parlement worden voorgelegd. Het bedoelde document zal ten slotte via vijf ontmoetingsdebatten met de burgers op een ruimere manier worden voorgesteld.
De doelstelling is om op het einde van de eerste helft van 2010 de regering een voorstel van witboek voor te leggen.
Il ne sert à rien de poser des questions chaque semaine. Vous connaissez le calendrier et je le respecterai. Vous verrez que les choses vont avancer.
En commission, lors d'un débat intéressant, j'ai évoqué diverses études que j'ai eu l'occasion d'examiner. Dans ces études, les meilleurs experts belges et européens précisent trois pistes essentielles en matière de pensions.
La première serait de diminuer les pensions. La deuxième piste serait de diminuer de manière drastique la dette du pays afin de retrouver des moyens de financement. Je crois en cette deuxième piste, mais il faut un peu de temps.
La troisième piste serait de maintenir plus longtemps les gens au travail. C'est particulièrement vrai dans la tranche d'âge 55-64 ans.
Si parmi vous, il y a en a qui ont encore un doute, j'ai pris les statistiques européennes. Nous sommes à 34,5 %, l'Allemagne est à 53,8 %, les Pays-Bas sont à 53 %, la Suède est à 70 %, la Norvège est à 69 %. La moyenne européenne est à 44,4 %. Nous avons donc dix points de retard sur la moyenne européenne.
Réfléchissez! Les plus grands experts ont trois pistes. Vous pouvez tous être d'un avis différent mais, en ce qui me concerne, mon combat sera de privilégier la troisième car c'est l'une des pistes les plus réalistes. Ai-je dit que c'était la seule? Sûrement pas! D'autres interviendront dans le débat qui est entamé. Vous pensiez que le Livre vert n'existerait jamais. Or, il est déposé! Il ne pose que les questions mais c'est ce qui était prévu. Pendant 15 jours, la task force fera en sorte que les questions soient bien posées. Ensuite, au cours des trois mois qui suivront, nous tenterons de passer des questions à des propositions de solution. Tel est le timing! Personnellement, j'y crois profondément. Le travail est en cours et je vous invite à lire ce livre, même s'il est toujours au stade des questions. Lisez ce livre et vous verrez qu'il vous apprendra beaucoup de choses au niveau social. Je tiens à nouveau à remercier tous ceux qui y ont collaboré.
07.09 Yvan Mayeur (PS): Monsieur le président, M. le ministre a répété exactement ce qui avait été dit en commission, étant donné qu'il avait donné lui-même les dates voici plusieurs semaines. J'ai d'ailleurs dû dire à certains membres de la commission que leurs questions n'avaient pas beaucoup de sens, du fait qu'elles avaient déjà été posées, soit en plénière, soit en commission. On recommence! Il est dès lors inutile d'avoir des réunions de commission ou de poser des questions en plénière. Cela n'a aucun sens! Je souhaite qu'on examine cela en Conférence des présidents.
Le président: Deux questions sont posées en séance plénière, celles de Mme De Block et de M. Milcamps. Les autres ont été introduites en commission et, suivant le Règlement, elles sont jointes aux questions posées en séance plénière. Que voulez-vous que j'y fasse, monsieur Mayeur!
07.10 Yvan Mayeur (PS): Les renvoyer en commission!
Le président: Vous dites cela alors que la question de M. Milcamps est irrecevable!
07.11 Yvan Mayeur (PS): Renvoyez sa question en commission!
Le président: Monsieur Mayeur, je vous répète que deux questions ont été introduites en séance plénière, dont une de votre groupe. M. Milcamps a introduit sa question à 10 h 59.
C'est incroyable! J’ai deux
questions, une de Mme De Block, une de M. Milcamps. Que
voulez-vous que je fasse? À cause du Règlement que vous avez tous voté, les
questions en commission doivent suivre. Alors cherchez une majorité pour
modifier le Règlement mais moi, je poursuis la séance.
07.12 Yvan Mayeur (PS): J'ai compris et je sais ce que je ferai dorénavant en commission.
Le président: C'est votre rôle et moi, je joue le mien!
Vous demandez
de retirer la question de M. Milcamps qui a été introduite par
l'intermédiaire de votre chef de groupe? Quelle comédie!
07.13 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer Mayeur, het is de minister van uw partij, die een politieke uitspraak heeft gedaan, voor het eerst in zeven maanden ministerschap. Wij zouden daar dan geen vragen over mogen indienen? Dit is het Parlement. Het is het eerste van betekenis wat minister Daerden in zeven maanden heeft gezegd.
Wij stellen de vraag hoe hij wil bereiken dat de mensen langer gaan werken. Het antwoord dat wij hier hebben gekregen, is een non-antwoord, voor alle duidelijkheid. Ik ben ervan overtuigd dat zijn uitspraak een losse flodder was.
Mijnheer de minister, u had helemaal niet de bedoeling om dat te zeggen. U hebt het echter gezegd. U hebt een bepaalde richting aangegeven en die these zal zeker terugkomen, niet in het groenboek maar zeker in uw witboek. U hebt die uitspraak gedaan en nu kunt u niet zeggen hoe u dat concreet wil maken. U bent al zeven maanden lang minister en u kunt hier geen concrete beleidsmaatregelen op tafel leggen. Ik vind dat bijzonder erg. De nationale pensioenconferentie was een excuus, er was geen eensgezindheid in de regering. U hebt uw mond voorbijgepraat, dat is de reden. U bent niet in staat om een en ander concreet te maken. Ik vind het hele pensioendossier een illustratie van de passiviteit van de regering, die zich ook manifesteert in tal van andere dossiers.
De voorzitter: Mijnheer De Vriendt, u hebt de tijd voor uw repliek overschreden. U moet de timing respecteren.
07.14 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, le débat sur les pensions mérite mieux que les entraves du groupe PS qui veut nous empêcher de poser ces questions que tout le monde se pose. Je pense aussi que le gouvernement n'apporte pas de réponse: depuis 2007, le dossier Pensions est au frigo.
(Brouhaha)
J'ai entendu de la part du ministre les mêmes réponses que celles reçues en commission des Affaires sociales mardi. Les questions étaient différentes, c'est vrai, puisqu'un élément neuf est apparu: le ministre des Pensions a fait le choix politique d'amener cet élément neuf selon lequel il faudra travailler trois ans de plus.
Ma question était de savoir comment vous organiserez cette nouveauté? Comptez-vous remettre en cause le principe de la prépension? Quel accompagnement proposez-vous aux travailleurs âgés, surtout ceux dont les fonctions sont pénibles?
Ce dossier est au frigo depuis 2007. C'est ce que nous mettons en évidence dans ce débat et nous vous demandons d'avancer.
Nous avons des propositions sur les pensions les plus basses. Nous désirons favoriser l'accès à l'aide aux personnes âgées, beaucoup trop inaccessible aujourd'hui.
Ce dossier Pensions reste au frigo: vous dormez dessus! M. Mayeur crie et vous amusez la galerie! Pour nous, c'est insuffisant!
07.15 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik moet eerlijk toegeven dat ik sta te kijken van deze discussie. Ik denk dat het in de Kamer dikwijls gebeurt dat er vragen herhaald worden die in de commissie gesteld zijn. Daarover wordt niet altijd zo’n commotie gemaakt. Ik denk dat de minister groot genoeg is om te antwoorden. Hij kan dat alleen. De commotie moet niet nog eens, vanuit een fractie, versterkt worden. Excuseer.
Ik had hier ook graag wat concrete maatregelen gehoord, maar ik heb begrepen, mijnheer de minister, dat uw groenboek iets is als het groene boekje, dat wij in Vlaanderen kennen. Het groene boekje is het woordenboek waarin wij nakijken of wij de Nederlandse taal op een goede manier gebruiken, een soort van encyclopedie. Zo begrijp ik dat uw groenboekje is. Wij hopen en wij rekenen erop dat het groenboekje geen groenboekje blijft en dat er niet alleen voorstellen uit voortkomen, maar ook structurele maatregelen, waarbij wij aan mensen met een laag inkomen de garantie kunnen geven dat zij een leefbaar pensioen zullen hebben en aan de mensen aan wie wij zeggen dat zij langer moeten werken de garantie kunnen geven op een pensioen dat in verhouding staat tot het werk dat zij gepresteerd hebben.
07.16 Koen Bultinck (VB): Mijnheer de voorzitter, ik wil in de eerste orde reageren op de PS-collega’s. Ik vind het onbetamelijk. Mijnheer de voorzitter, ik roep u op om in te grijpen. Uitgerekend wanneer de PS-fractie deze vragen naar de plenaire vergadering brengt, komt het geroep en getier uit dezelfde PS-fractie. Dit is het Parlement, mijnheer de voorzitter. U moet dat beseffen.
Mijnheer de minister, dit is niet het partijbureau van de PS. Hier mag worden gediscussieerd. Ieder parlementslid zal zelf beslissen wanneer hij het nodig vindt om vragen te stellen!
Mijnheer de minister, ik vind het godgeklaagd. U komt nu met uw groenboek zwaaien. Ik wil nog redelijk zijn. Het siert u dat u een groenboek op het kernkabinet afgeleverd hebt. Men had van u ongetwijfeld een bak Jupiler verwacht. Het is godgeklaagd dat wij even ver staan als 20 jaar geleden. Ik hoor in dit dossier al 20 jaar lang dezelfde vragen.
Mijnheer de minister, de tijd van vragen stellen, is al lang voorbij. De gewone gepensioneerden in Vlaanderen, in Wallonië en in Brussel vragen antwoorden.
Mijnheer de voorzitter, wat heeft het Parlement misdaan? Waarom mag het Parlement niet over dat groenboek beschikken? Ik klaag dat aan. Ik vind het schandalig. Het is aan ons, als parlementsleden, om als eerste inzage te krijgen in het groenboek. Ik vraag u om uw gezag als Kamervoorzitter te laten gelden.
07.17 Maggie De Block (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt de kalender gegeven .Ik zou toch graag hebben dat we na het krokusverlof het ook verder over de inhoud kunnen hebben in de commissie.
Ik vind de manier van doen hier wel heel onbetamelijk. Uw fractie gedraagt zich het Parlement onwaardig. U bent in staat antwoorden te geven. Ik heb deze week in de commissie een zeer to the point vraag gesteld over de RSZPPO. Toen zei commissievoorzitter Mayeur dat de vraag niet gesteld mocht worden. Ik vraag mij af wat wij hier moeten doen om door uw eigen fractielid niet tegengewerkt te worden. U bent groot genoeg om op vragen te antwoorden en wij hebben recht op antwoorden op onze vragen hoe u voor de volgende generaties een volwaardig pensioen gaat verzekeren, hoe u een grondige hervorming van de pensioenen zal organiseren op een activerende manier en een manier waarbij iedereen zijn verantwoordelijkheid opneemt.
07.18 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik moet mijn collega’s bijtreden. Ik ben geschrokken, want dit heb ik in het Parlement nog niet meegemaakt. U bent inderdaad bekwaam genoeg om op onze vragen te antwoorden, behoudens het feit dan nog - excuseer mij, collega - dat de vraag compleet anders was dan wat in de commissie werd besproken.
Wij hebben hier geen concrete antwoorden gekregen op onze vragen. Ik wil u een suggestie doen. Kunnen wij ter bevordering van het nog te komen debat beschikken over dat groenboek waarnaar u verwijst en dat vandaag ter beschikking is? Misschien moet u effectief ook overwegen om het aantal effectieve prestatiejaren gewoon vast te leggen op een aantal jaren, bijvoorbeeld veertig jaar. Voor ons is dat perfect.
Misschien moet u ook dringend werk maken van het afschaffen van het brugpensioen. Ook wil ik u nog meegeven dat de pensioenbonus zijn doel niet bereikt, dat is nog in voege gebracht in het kader van het Generatiepact. De kostprijs van de brugpensioenen stijgt jaarlijks. Wij hebben, jammer genoeg, de vergrijzingskosten die op ons afkomen, onderschat.
07.19 Guy Milcamps (PS): Monsieur le président, je suis un peu surpris que ma modeste question ait provoqué plus de remous dans l'assemblée que les déclarations de M. le ministre sur le maintien des travailleurs à leur poste au-delà de 55 ans.
Peut-être ai-je été distrait par le brouhaha, mais je n'ai pas entendu de réponses précises à ma question. J'avais cru comprendre, monsieur le ministre, que vous aviez démenti les informations suivant lesquelles vous entendiez prolonger les carrières au-delà de 65 ans et que vous souhaitez plutôt augmenter le taux moyen de pensionnés au-delà de 55 ans, c'est-à-dire dans la tranche de 55 à 65 ans. Je suppose que c'était la teneur essentielle de vos déclarations.
Le président: Premièrement, j'ai omis de féliciter tout à l'heure M. Milcamps, non pour sa question en soi, mais parce qu'il a prononcé son maiden speech.
(Applaudissements)
Deuxièmement, je ne sais pas si c'est la raison pour laquelle son chef de groupe, M. Giet, a introduit cette question à 10 h 59, initiative que regrettent certains membres de son groupe. Je suis certain que vous allez vous arranger entre vous! Toujours est-il que je dois appliquer le Règlement: si deux questions sont déposées en séance plénière, le point est inscrit à l'ordre du jour, et les questions de la commission déposées antérieurement seront posées aussi.
Het incident is gesloten.
08 Question de M. Christian Brotcorne au ministre de la Justice sur "le respect de l'obligation scolaire" (n° P1690)
08 Vraag van de heer Christian Brotcorne aan de minister van Justitie over "de inachtneming van de schoolplicht" (nr. P1690)
08.01 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre de la Justice, l’enseignement est une compétence des Communautés. Dans l’enseignement, il y a une obligation scolaire, c’est une loi fédérale qui l’impose. Lorsque des élèves ou des étudiants ne fréquentent pas l’école, des mesures doivent être prises par l’école, les enseignants, les parents et in fine, le cas échéant, le parquet est saisi.
Très récemment, la ministre de la Communauté française a fait état du fait que quelque 670 dossiers avaient été soumis au parquet pour poursuites éventuelles et que celui-ci avait estimé ne pas devoir y donner suite, considérant que d’autres mesures étaient à prendre, soit par les pouvoirs organisateurs, que ce soient les communes, l’enseignement officiel ou l’enseignement libre, soit par d’autres pour les mesures d’accompagnement et qu’après seulement, il pourrait intervenir.
Monsieur le ministre, sur quoi se fonde l’attitude du parquet? Quelles sont ces mesures auxquelles il fait référence pour retarder son intervention? Cette intervention est parfois nécessaire. Le décrochage scolaire, c’est aussi le fait de ne pas être sur le banc de l’école en état d’écouter le professeur. Ce décrochage scolaire est souvent l’origine des difficultés rencontrées dans les centres urbains, la création de bandes organisées ou non qui sèment le trouble et répandent le sentiment d’insécurité. On en parlait encore tout à l’heure dans le débat sur la sécurité à Bruxelles. On ne comprend pas bien l’attitude du parquet et j’espère que vous pourrez m’éclairer à ce sujet.
Enfin, la ministre annonce qu’avec son homologue flamand, elle allait mettre sur pied une commission ad hoc à laquelle elle inviterait un représentant du SPF Justice. J’espère que vous y donnerez suite et qu’ils pourront compter sur votre soutien dans l’approche de cette question.
08.02 Stefaan De Clerck, ministre: Cher collègue, j'ai déjà dit, lors du débat antérieur, que cette priorité a été fixée par le gouvernement dans le cadre de la problématique bruxelloise, car des centaines de dossiers ne seraient pas suivis. D'après les informations récoltées, le suivi est assuré, mais ce genre de dossier n'est pas facile à traiter. Tout d'abord, le parquet ne peut agir directement envers le mineur. Ensuite, des criminologues ont été désignés; ceux-ci traitent les dossiers avec l'ensemble des partenaires, plus spécialement les Communautés pour déterminer la manière d'agir. En premier lieu, tout doit être tenté. Ce n'est vraiment que lorsque le jeune pose un problème réel dans divers domaines, et non seulement celui de la fréquentation scolaire, ainsi que sur la base d'un ensemble d'indices que l'on peut agir et le renvoyer devant le juge de la jeunesse.
Par ailleurs, des actions sont possibles contre les parents; ce fut le sujet de la discussion. Plusieurs réunions ont eu lieu entre le parquet et les Communautés en vue de trouver une solution. Le parquet demandait expressément aux Communautés de donner des indices et d'examiner sur la base de quel dossier agir. Il sera impossible d'examiner les 600 dossiers. Il s'agit d'une compétence subsidiaire du parquet. La question a été posée aux Communautés et sera reposée. Les réunions Communautés/parquets seront poursuivies, afin de déterminer les dossiers prioritaires. Cette action sera renforcée, car elle est devenue une priorité dans le cadre de l'action bruxelloise. En conclusion, le dossier sera suivi.
08.03 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Mais les quelque 600 dossiers se trouvent déjà au stade ultime! Tout a déjà été essayé. En effet, selon mes informations, 6 500 dossiers présentent des difficultés par rapport à l'obligation scolaire. Moins de 10 % de ceux-ci sont transférés au parquet. S'ils le sont, c'est parce que, manifestement, on a tout essayé et qu'on a épuisé toutes les mesures alternatives. À un moment donné, la sanction doit également viser les parents pour les responsabiliser. C'est à ce stade que le soutien du parquet est indispensable.
Vous ne m'avez pas répondu, mais j'espère que vous participerez à la commission qu'envisagent de mettre sur pied les deux ministres communautaires et que le dialogue que vous annoncez pourra y être entamé.
08.04 Stefaan De Clerck, ministre: Jusqu'à présent, nous n'étions pas engagés dans ce nouveau travail. Nous avons précisément demandé à pouvoir le suivre, afin d'être sûrs et certains que le contact entre le parquet et les Communautés soit poursuivi et que la sélection des dossiers prioritaires soit effectuée.
L'incident est clos.
- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de ontsnapping uit de gevangenis van Tongeren" (nr. P1691)
- de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Justitie over "de ontsnapping uit de gevangenis van Tongeren" (nr. P1692)
- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "de ontsnapping uit de gevangenis van Tongeren" (nr. P1693)
- de heer Jean Marie Dedecker aan de minister van Justitie over "de ontsnapping uit de gevangenis van Tongeren" (nr. P1694)
- mevrouw Els De Rammelaere aan de minister van Justitie over "de ontsnapping uit de gevangenis van Tongeren" (nr. P1695)
- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "l'évasion de la prison de Tongres" (n° P1691)
- M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Justice sur "l'évasion de la prison de Tongres" (n° P1692)
- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "l'évasion de la prison de Tongres" (n° P1693)
- M. Jean Marie Dedecker au ministre de la Justice sur "l'évasion de la prison de Tongres" (n° P1694)
- Mme Els De Rammelaere au ministre de la Justice sur "l'évasion de la prison de Tongres" (n° P1695)
09.01 Renaat Landuyt (sp.a): Het is niet omdat de gevangenen weer zijn opgepakt, dat het probleem is opgelost. Ik herinner de minister aan een van zijn uitspraken van afgelopen zomer: “Als er eens 29 gevangenen ontsnappen, dan zal ik denken aan ontslag, niet eerder.” U verwees daarmee naar de ontsnapping in Dendermonde. Deze keer is een vierde van de populatie in de gevangenis ontsnapt. Het is misschien het moment om even over uw verantwoordelijkheid na te denken. U hebt uw diensten en uw administratie de arm omgewrongen om Tongeren te openen. Tongeren moest er zijn voor een categorie van gevangenen, die ze nergens vinden, tot in Brussel toe. Het geraakt niet bezet. Er is vijfmaal meer personeel dan gevangenen en toch zijn er ontsnappingen op een manier zoals ze door de mensen van de vakbond waren aangekondigd.
Het gebouw is niet veilig. In Dendermonde stond er een telefooncel waarop gevangenen konden springen. In Tongeren is een ontsnapte over de bewakingscamera geklauterd! Qua structuur kan dat tellen. Het was wellicht een goed museum, maar geen goede gevangenis.
U krijgt de kans om een breedvoerige uitleg over uw verantwoordelijkheid te geven.
09.02 Bruno Stevenheydens (VB): Bij de gebeurtenissen van gisteren past voor Justitie het spreekwoord: de put pas dempen als het kalf al verdronken is.
Gisterenochtend zijn er drie jongeren ontsnapt. Twee van hen zijn in het ziekenhuis beland. Een achttien- of negentienjarige, een volwassene van Marokkaanse afkomst, kon ontsnappen en werd vandaag pas gevat. Gisterenmiddag heeft men een aantal infrastructuurwerken uitgevoerd om zulke ontsnappingen onmogelijk te maken. Dat bedoel ik dus met de put dempen als het kalf al verdronken is.
De waarnemende burgemeester van Tongeren heeft al kwaad gereageerd, omdat de infrastructuur niet geschikt is om als federale gesloten jeugdinstelling te dienen. De vakbond ACOD zei al voor de opening van het gebouw dat de infrastructuur niet was aangepast. Ook de directie van het gevangeniswezen geeft toe dat er aanpassingen nodig zijn. Justitie heeft een imagoprobleem en het wordt alleen maar groter.
Het is hallucinant dat er ontsnappingen gebeuren uit een federale gesloten instelling met 51 cipiers en 13 jonge criminelen.
Mijnheer de minister, ook de cijfers van het aantal ontsnappingen gaan in stijgende lijn en zorgen op hun beurt voor een imagoprobleem voor Justitie. Er waren 42 ontsnappingen in 2007, 62 ontsnappingen in 2008 en 68 ontsnappingen in 2009.
Mijnheer de voorzitter, is het correct dat er zo weinig jongeren in de federale, gesloten jeugdinstelling van Tongeren zijn opgesloten, omdat de instelling nog niet veilig genoeg is?
Ten tweede, welke conclusies trekt u uit de ontsnapping van gisteren?
Ten slotte, mijnheer de minister, is er rekening gehouden met de kritiek die op voorhand door de vakbond ACOD werd gegeven, met name dat de infrastructuur niet aangepast was, of schiet Justitie pas na de ontsnapping van gisteren in actie?
09.03 Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, de cijfers hebt u ons gisteren in de commissie zelf gegeven.
U hebt ons toen ook medegedeeld dat u zeker niet stil hebt gezeten. U hebt met name al een aantal maatregelen genomen: de opmaak van een risicoanalyse, enerzijds, en van een plan om het ontsnappingsgevaar beter te beheersen, anderzijds.
U hebt uw risicoanalyse en uw plan aan de verschillende directeurs doorgespeeld. De desbetreffende documenten zijn met het personeel doorgenomen.
Mijnheer de minister, hoe zit het met de federale detentiecentra? Ik neem aan dat zij in de opgestelde planning en de uitvoering ervan zijn opgenomen.
Ten tweede, is het effectief moeilijk om jongeren waarvoor blijkbaar al moeilijk plaats kan worden gevonden, in een instelling opgesloten te houden of is de ontsnapping een eenmalig feit dat niet kon worden voorkomen?
09.04 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de minister, ik zal het kort houden. De toestand is blijkbaar hopeloos, maar niet ernstig.
Wij staan hier nu al een paar weken om over Tongeren te praten. Ik begin mij zelfs af te vragen wat de gewone bevolking over een dergelijk beleid moet denken.
Vorige week worden twintig jonge criminelen opgepakt en onmiddellijk opnieuw vrijgelaten, omdat er in de gevangenis geen plaats is. Ik weet dat er rationele redenen voor zijn. Het is immers Vlaanderen en het is Wallonië. Niettemin vraag ik mij heel concreet het volgende af.
U hebt een gevangenis speciaal voor de jeugd, gebouwd. In de bedoelde instelling werken 60 à 65 bewakers. Er zijn ginds dertien personen opgesloten. Een vierde van hen gaat op stap. Ik vraag mij derhalve af of er nog iemand te kort is om de ladder vast te houden. Is er nog iemand te kort om op het trottoir te staan met een vangnet, zodat zij naar buiten kunnen springen? Op welke, rationele manier kunt u de ontsnapping aan de mensen uitleggen?
Er wordt hier al maanden na elkaar een show over de gevangenis van Tongeren opgevoerd. Nu gebeurt een ontsnapping.
Mijnheer de minister, indien u uw carrière op een dergelijke manier voortzet, zult u waarschijnlijk de ontsnappingsminister van de eeuw worden. Ongeveer zestig gevangenen hebben al het hazenpad gekozen. Er zijn al de “opendeurdagen” in Dendermonde geweest. Zullen wij nu ook nog de “opendeurdagen” van Tongeren meemaken? Een vierde van de gevangenispopulatie in Tongeren loopt weg. Zestig bewakers kijken op de ontsnapping toe. Dat is hoogst eigenaardig.
09.05 Els De Rammelaere (N-VA): Mijnheer de minister, in september klaagde de vakbond ACOD de situatie in Tongeren aan. Ze wezen op de absurditeit van de situatie. Op dat moment waren er twaalf cipiers tewerkgesteld, maar er waren geen gevangenen. Toen u daarover werd ondervraagd zei u dat ze nodig waren om de opening van de gevangenis voor te bereiden. Ze moesten voorlopig de gebouwen bewaken. Wat blijkt nu? Twee weken geleden trok de ACOD opnieuw aan de alarmbel: er zijn nu wel gevangenen, elf meer bepaald, en opeens staan daar zestig cipiers tegenover. Zij zeggen zelf dat dat veel te veel is. Het personeel raakt gefrustreerd. Ze moeten zelfs met meerdere cipiers toezicht houden op één gevangene terwijl die zijn wandeling maakt.
Nu blijkt dat dat zelfs nog niet genoeg is, aangezien het toezicht faalt en de poort open staat: er hebben drie ontsnappingen plaatsgevonden. Eén vierde van de gevangen is ontsnapt. Hoe legt u dat nog uit? Een personeelstekort kan het onmogelijk geweest zijn. Wat is hier aan de hand?
09.06 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, het vraagt zeer veel verantwoordelijkheid, risico, financiële middelen en politieke moed om eindelijk te zeggen dat er op het vlak van het beleid inzake capaciteit, zowel voor de psychiatrie, de jongeren als de klassieke gevangenissen, zwaar geïnvesteerd moet worden. Dat masterplan is in volle uitvoering. Er zijn ook akkoorden gemaakt met de Gemeenschappen. Saint-Hubert en Tongeren maken deel uit van de afspraken die gemaakt zijn met de Gemeenschappen om in een bepaalde capaciteit voor jongeren te voorzien. Dat wordt uitgevoerd. Dat zijn de afspraken, dat is het beleid. Het is een strategie, daar is al lang over gedebatteerd, ik heb dat al vaak in de Commissie toegelicht. We gaan op die weg verder.
Tongeren is sinds november, december klaar. Verder is er, in afspraak met de Gemeenschappen, een graduele ingebruikname van die ‘jongerengevangenis’. Het is een feit dat er gespecialiseerd personeel moet aangeworven worden, ook door de Gemeenschappen. In functie daarvan is er een eerste capaciteit van zeventien personen beschikbaar. Het gaat daarbij om elf plaatsen voor uit handen gegeven jongeren en zes plaatsen voor de zogenaamde klassieke Everbergjongeren. Ik bedoel daarbij diegenen die door de jeugdrechter bij wijze van bijzondere maatregel daar worden geplaatst. Die zes plaatsen zijn volzet. Op de capaciteit van de elf voor uit handen te gegeven jongeren, zijn er nu zeven.
Dat zijn de dossiers waarop men wacht. Er is een beschikbaarheid. Als er te veel volk in de gevangenis zit, is het niet goed. Als er een graduele aanpak gebeurt met het oog op duidelijke afspraken, is het ook niet goed. Er is altijd iets verkeerd. Ik begrijp dat er altijd wel een vraag moet worden gesteld en dat men daarop graag terugkomt om, naar aanleiding van een ontsnapping, duidelijk te maken dat het allemaal verkeerd loopt.
Het loopt niet allemaal verkeerd. Er is het aantal personeelsleden volgens de klassieke normen. Er zijn momenteel zeven plus zes dus dertien jongeren daar. Er zijn twaalf penitentiaire beambten. Natuurlijk moet men heel wat personeel hebben om dag en nacht voor bewaking te zorgen, zoals dat in alle gevangenissen gebeurt.
Van wanneer dateert die gevangenis? Ik weet het niet. Ik vraag het u, mijnheer de burgemeester. Dat is de gevangenis zoals ze al bijna eeuwen bestaat. Ze is opnieuw ingericht. Is dat nu een ongelooflijk onveilige gevangenis? Nee, dat is de gevangenis zoals ze bestond. Zo simpel.
Als daar jongeren over een dak kruipen en van 11 meter naar beneden springen, is dat een gedrag waarover men niet altijd controle heeft. Dat is mogelijk geweest. Wij zullen nu een paar bijkomende investeringen doen. De gevangenis is sinds december open. Er moet nu wat draad bijkomend worden geplaatst. Men zal dat doen. Dat moest nog gebeuren en is ondertussen waarschijnlijk bezig. Dat zal dus worden afgehandeld.
Conclusie: in een brede strategie met voldoende capaciteit, ook voor jongeren, is er een nieuwe installatie aangebracht in een oude gevangenis die haar diensten heeft bewezen. Er moeten wellicht nog wat aanpassingen gebeuren. Gisteren zijn drie jongeren verdwenen, van wie twee onmiddellijk werden ingerekend. Een jongere is vandaag terug. Het dossier is in die zin afgehandeld.
Ik ga ervan uit dat wij, rekening houdend met de brede afspraken met de Gemeenschappen en de gesprekken die wij op 22 februari opnieuw met de Gemeenschappen zullen hebben, onze plicht doen en ervoor zorgen dat Justitie zo veel als mogelijk, dat is niet altijd perfect, instaat voor de uitvoering van de beslissing van de magistraten. Ik denk dat dit de enige juiste weg is die kan worden gevolgd.
09.07 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, ik ben al blij dat u niet het volledig masterplan hebt uitgelegd. Wat hier gebeurd is, is een fout van uitvoering. U zegt zelf — lees na wat u gezegd hebt — dat het nog moest gebeuren omdat het vergeten was. De vakbonden hadden u duidelijk gezegd dat het gebouw nog niet veilig was. Wat u nu gaat doen is wat er moest gebeuren voor de gevangenis in gebruik werd genomen. Ik herhaal dat die gevangenis bedoeld is voor een categorie van gevangenen die blijkbaar niet bestaat, maar u moest iets hebben.
09.08 Bruno Stevenheydens (VB): Mijnheer de minister, ik heb u vorig jaar de minister van palaver en overleg genoemd. Ik denk dat het daarbij zal blijven want u ontloopt uw verantwoordelijkheid. U voert uw beleid onnauwkeurig, met veel slordigheden en incidenten. Als jonge criminelen in een federale instelling geplaatst of opgesloten worden, dan moet dat een veilige gevangenis zijn waaruit men niet kan ontsnappen. Zelfs met zoveel cipiers was een ontsnapping mogelijk. De ACOD heeft u daarop gewezen nog voor het gebouw in gebruik werd genomen, en u had daarnaar moeten luisteren, uw conclusies daaruit trekken en het gebouw moeten laten aanpassen. Dat is uw verantwoordelijkheid en u hebt die niet genomen.
09.09 Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, u kent ons standpunt. Wij willen dat jongeren die moeilijkheden veroorzaken en onveilig zijn voor de maatschappij, worden geplaatst. Een eerste vereiste is dat ze moeten kunnen geplaatst worden, dat is in deze zaak gelukt, maar dan zouden wij ook graag zien dat ze daar blijven.
09.10 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de minister, ik houd het kort want u hebt vandaag al uw best moeten doen. Oplossingen zoals de gevangenis van Tongeren vallen onder steekvlampolitiek zoals de eerste minister het noemt. Dat zijn zaken die gebeuren om de façade te redden. Het moet dan zo vlug mogelijk gaan en dan wordt men met dergelijke toestanden geconfronteerd. Vorige jaar bent u in Brugge de was gaan doen als cipier met een pet op uw hoofd en ’s avonds heeft Sekkaki de helikopter genomen.
U kunt de goegemeente niet uitleggen dat u een oud gebouw renoveert, het bemant met zestig of vijfenzestig cipiers die moeten waken over dertien delinquenten van wie er dan nog drie ontsnappen. Dit gaat mijn gezond verstand te boven. Dat is het enige probleem dat ik daarmee heb. Ik hoop dat wij nu even kunnen stoppen met het bekritiseren van de ontsnappingsroute van uw beleid.
09.11 Els De Rammelaere (N-VA): Mijnheer de minister, dat die ontsnapte gevangenen terug opgepakt zijn, doet niets af aan de ernst van de zaak. U doet nu net alsof er niets aan de hand is of dat de zaak niet zo erg was omdat ze zijn opgepakt. U mag echter niet vergeten dat het stuk voor stuk zeer gevaarlijke jongeren zijn die zeer ernstige feiten hebben gepleegd en waartegen onze maatschappij moet beschermd worden. Daar ligt uw verantwoordelijkheid en daarin faalt u. U moet instaan voor de veiligheid. U moet eindelijk iets doen, mijnheer de minister.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de toewijzing van vorderingen betreffende de staat van personen betreft (1645/1-6)
10 Proposition de loi modifiant le Code judiciaire en ce qui concerne l'attribution de demandes relatives à l'état des personnes (1645/1-6)
Voorstel ingediend door:
Proposition déposée par:
Carina Van Cauter, Herman De Croo, Thierry Giet, Olivier Hamal, Sabien Lahaye-Battheu, Marie-Christine Marghem
De voorzitter: De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
10.01 Renaat Landuyt, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik verwijs niet naar mijn schriftelijk verslag, maar naar mijn twee schriftelijke verslagen ter zake.
De voorzitter: Nog iets?
10.02 Renaat Landuyt, rapporteur: Ik herhaal dat ik verwijs naar mijn twee schriftelijke verslagen ter zake.
De voorzitter: Dan nemen we akte van uw verslag. Mevrouw Van Cauter vraagt het woord in de algemene bespreking.
10.03 Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister van Justitie, collega’s, momenteel worden alle vorderingen met betrekking tot de staat van personen, bijvoorbeeld een huwelijk, in de graad van beroep behandeld door een kamer met drie raadsheren. Ook op het niveau van de rechtbank van eerste aanleg moeten procedures met betrekking tot de verbetering van akten van burgerlijke stand tot op vandaag nog altijd worden voorgelegd aan een kamer met drie rechters. De doelstelling van het wetsvoorstel is om die vorderingen in de toekomst te laten behandelen door respectievelijk één raadsheer of één rechter in de rechtbank van eerste aanleg, met als voordeel dat een aantal magistraten vrijkomen om andere opdrachten uit te oefenen. Op die manier kunnen we stap voor stap iets doen aan de bestrijding van de gerechtelijke achterstand, die ons toch nog altijd parten speelt, mijnheer de minister.
Onze doelstelling is dus proceseconomisch van aard, maar met respect voor de rechten van verdediging. Iedere appellant of geïntimeerde zal immers in graad van beroep nog altijd het recht behouden om zijn behandeling te vragen voor een kamer met drie raadsheren. Ons voorstel doet dus geen afbreuk aan de rechten van verdediging.
Ten slotte, collega’s, denk ik dat wij op die manier niet alleen een bijdrage leveren aan de bestrijding van de gerechtelijke achterstand, maar dat we deze dossiers daarenboven ook op een betere manier kunnen afhandelen. We denken aan het pleidooi van de voorzitter van het hof van beroep in Gent die er ons expliciet op gewezen heeft dat op die manier ook een bemiddelde oplossing in die zaken beter zal kunnen worden nagestreefd.
Bemiddeling en proceseconomisch te werk gaan, zijn twee stappen in de juiste richting voor de grote hervorming van Justitie. Het zijn misschien maar kleine stappen, maar in ieder geval in de goede richting. Ik vraag de Kamer dan ook dit voorstel te willen goedkeuren.
De voorzitter: Vraagt nog iemand het
woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1645/6)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1645/6)
Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in “wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 92, 109bis en 1301 van het Gerechtelijk Wetboek".
L’intitulé a été modifié par la commission en “proposition de loi modifiant les articles 92, 109bis et 1301 du Code judiciaire".
Het wetsvoorstel telt 4 artikelen.
La proposition de loi compte 4 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
De artikelen 1 tot 4 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 4 sont adoptés article par article.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
11 Wetsontwerp tot wijziging van artikel 353ter van het Gerechtelijk Wetboek, met betrekking tot de uitoefening van politieke mandaten door personeelsleden van griffies en parketsecretariaten (2335/1-2)
11 Projet de loi modifiant l'article 353ter du Code judiciaire en ce qui concerne l'exercice de mandats politiques par le personnel des greffes et des secrétariats des parquets (2335/1-2)
Overgezonden door de Senaat
Transmis par le Sénat
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
11.01 Mia De Schamphelaere, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
De voorzitter: Vraagt nog iemand het
woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2335/1)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2335/1)
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Le projet de loi compte 2 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
12 Wetsvoorstel tot wijziging van de gaswet wat betreft de doorvoertarieven (2282/1-5)
12 Proposition de loi modifiant la loi du 12 avril 1965 relative au transport de produits gazeux et autres par canalisations en ce qui concerne les tarifs de transit (2282/1-5)
Voorstel ingediend door:
Proposition déposée par:
Katrien Partyka, Willem-Frederik Schiltz, Joseph Georges
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
De rapporteur, mevrouw Lalieux, verwijst naar haar schriftelijk verslag. In de algemene bespreking zijn de heer Schiltz, mevrouw Partyka, mevrouw Plasman, de heer Clarinval, mevrouw Van der Straeten, de heer Van Noppen en de heer Georges ingeschreven.
12.01 Thierry Giet (PS): Monsieur le président, je vérifie si Mme Lalieux souhaite intervenir.
Le président: Je note son nom entre parenthèses.
De heer Laeremans schrijft zich ook nog in. De heer Schiltz is nog even verhinderd. Mevrouw Partyka heeft het woord.
12.02 Katrien Partyka (CD&V): Mijnheer de voorzitter, de bedoeling van dit wetsvoorstel is om de Belgische wetgeving in overeenstemming te brengen met de Europese regels inzake gastransit.
Als achtergrond van het voorstel wens ik twee punten aan te halen. Ten eerste, sinds 2004 verplicht het Europees recht de lidstaten om dezelfde tarieven te hanteren voor gasvervoer, ongeacht of het gaat over transport in een lidstaat of over transit. Ten tweede, Europa staat een uitzondering toe voor de zogenaamde historische contracten, dit wil zeggen doorvoercontracten aangegaan onder bepaalde voorwaarden voor 1 juli 2004. Tegen die twee principes werd gezondigd in de wet van 10 maart 2009. De Europese Commissie is dan met een inbreukprocedure gestart op 8 oktober 2009, net omwille van de bepalingen in deze wet. Nieuwe bedrijven moeten namelijk op een transparante en non-discriminatoire wijze de markt kunnen betreden op basis van tarieven die afgesproken worden tussen de netwerkbeheerder en een onafhankelijke regulator.
Dit is ook gebeurd in België. Vanaf 1 januari heeft de CREG met beheerder van het aardgasnetwerk Fluxys meerjarentarieven afgesproken voor vervoer, transit en opslag van aardgas, zoals Europa dat vraagt met dezelfde tarieven van toepassing op vervoer en transit. Die verlaagde vervoertarieven moeten uiteindelijk ook ten goede komen aan gezinnen. De CREG denkt dat dit voor een gemiddeld gezin de factuur met twintig euro moet kunnen verminderen. Het akkoord tussen de onafhankelijke regulator en de netwerkbeheerder is er dus, nu moest ook nog de wetgeving worden aangepast. Dat is net het doel van dit voorstel, met name de gaswet in overeenstemming brengen met de Europese regels, ook met de nieuwe Europese gasrichtlijn 2009/73 die uiterlijk op 3 maart 2011 moet omgezet zijn. Vanaf dan mag er geen enkel onderscheid meer worden gemaakt tussen transport en transit, ook voor de zogenaamde historische contracten. Het voorstel versterkt dan ook het akkoord tussen CREG en Fluxys, wat ik net beschreven heb.
Het wetsvoorstel voorziet in die concrete punten.
Ten eerste, de afschaffing van het bijzonder stelsel voor doorvoer. Dat betekent schrapping van artikel 15, 5° quinquies dat werd aangepast in de wet van 10 maart 2009.
Ten tweede, vanaf ten laatste 2 maart 2011 vervalt de uitzondering waarbij aparte tarieven werden toegestaan voor de zogenaamde historische contracten. Het voorstel bepaalt dan ook dat artikel 15, 19° eerste lid niet meer van toepassing is op uiterlijk 2 maart 2011. De Koning kan reeds eerder deze uitzondering schrappen.
Ten derde wordt de interpretatieve bepaling van historische contracten geschrapt. Die interpretatie werd in de wet van 10 maart 2009, in artikel 15/19, tweede lid, gegeven.
De wet van 10 maart 2009 heeft heel wat rechtsonzekerheid geschapen. Het wetsvoorstel is positief om verschillende redenen. Ten eerste, de inbreukprocedure die Europa op 8 oktober 2009 tegen de wet heeft gestart, wordt op die manier verholpen. Ten tweede, over de interpretatieproblemen van de historische contracten liep al een rechtszaak bij het hof van beroep in Brussel. Dat stelde hierover een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie. Ten derde, er was onzekerheid, omdat het CREG bij het Grondwettelijk Hof een vordering tot nietigverklaring van de wet startte.
Het voorliggende voorstel creëert meer juridische zekerheid.
12.03 Cathy Plasman (sp.a): Ik geef vooreerst een rechtzetting. In de tekst staat nog altijd de naam van mijn collega, Bruno Tobback. Hij is niet de mede-indiener van het wetsvoorstel.
Dat wil niet zeggen dat wij het oorspronkelijke wetsvoorstel niet goed vonden. Wij vonden de gelijkstelling van de transittarieven met de transporttarieven een goede zaak. Europa had dat ook gevraagd. Het ligt volledig in lijn met het intussen afgesproken akkoord tussen de CREG en Fluxys. Dat akkoord leidt, in eerste instantie voor de consument, tot een besparing van 20 euro per jaar. Dat heeft mevrouw Partyka al aangehaald.
Het akkoord over de meerjarentarieven heeft ook de daling van de transporttarieven voor de grote bedrijven tot gevolg. We zien dat ook GDF Suez, die de transportcontracten van Eni, Distrigas en ECS zal overnemen, een goede zaak doet.
Was het daar maar bij gebleven! Het oorspronkelijke voorstel was dat de tekst over de historische transitcontracten, die een zeer goedkoop tarief konden genieten, normaal op 1 januari 2010 zou ingaan. Dat was op hetzelfde moment als de inwerkingtreding van de tekst over de meerjarentarieven, zoals door de CREG was voorgesteld.
Onlangs was er plots het bizarre verhaal van de amendementen en het voorstel om er nog een jaar bij te doen. Ik zal het niet opnieuw vertellen. Het staat in het verslag en we vernamen het ook in de pers.
Het voorstel is nu geamendeerd, zodat de transitcontracten geldig zijn tot 3 maart 2011, de laatste timing voor de implementatie van de Europese richtlijn.
Wat brengt dat op voor Suez? Naast het voordelig transporttarief krijgt Suez een jaartje extra: 20 miljoen euro winst. Voor Wingas betekent het een winst van ongeveer 8 tot 10 miljoen euro. En dat allemaal gaat ten koste van de consumenten, die normaal gezien die 20 miljoen euro per jaar zouden winnen. De consumenten zullen in elk geval het eerste jaar wat minder geld terugzien, want zij zullen meebetalen, omdat de regering dat jaartje extra aan Suez en Wingas geeft. Het is om die reden dat onze fractie zal tegenstemmen.
Voorzitter: Mia De Schamphelaere, ondervoorzitter.
Présidente: Mia De Schamphelaere, vice-président.
12.04 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, ik wil eerst en vooral de indieners van het voorstel bedanken, in het bijzonder collega Partyka, omdat zij het initiatief genomen hebben om een voorstel in te dienen dat remedieert aan de transitwet, die vorig jaar door het Parlement was goedgekeurd.
Ik meen dat het voorstel vooral op één punt zeer goed is. Het voorziet namelijk in een wettelijke basis, zoals collega Partyka heeft uitgelegd, voor de transittarieven en de transporttarieven. Door die tariefmethodologie wordt rechtszekerheid geboden inzake het tarievenakkoord dat recentelijk werd gesloten tussen enerzijds de regulator en anderzijds Fluxys.
Ik meen dat het een zeer belangrijk akkoord is, omdat het kan zorgen voor vrede op de markt en ook voor vrede tussen Fluxys en de regulator, die nog niet zo lang geleden met getrokken messen tegenover elkaar stonden. De consument is daarbij een van de grote winnaars. Het transporttarief in het tarievenakkoord zorgt nu effectief voor een verlaging van ongeveer 20 euro per jaar voor een modaal gezin. Collega’s Plasman en Partyka hebben dat vernoemd.
Wij hebben wel nog steeds een probleem met een ander aspect van de wet, de bescherming van de historische contracten. Wij hebben daar in de commissie lang bij stilgestaan. Wij hadden daar ook bij de bespreking van de vorige wet stilgestaan. De argumenten zijn bekend. Die hoeven hier niet herhaald te worden. Het enige wat ik er vandaag nog over wil zeggen, is dat ik toch betreur dat er een beetje te eenzijdig is gedacht vanuit de invalshoek van de transitbedrijven. Uiteindelijk zijn de transitbedrijven de grote winnaars van de bescherming van de historische contracten. Ik weet dat er ter zake een juridische redenering bestaat, die men in de twee richtingen kan interpreteren. Dat debat laten wij voor wat het is. Dat zal uiteindelijk voor de rechtbank worden uitgevochten. U kent mijn standpunt daarover.
In heel dit debat moeten wij echter ook voldoende aandacht hebben voor de TSO voor Fluxys. Fluxys zal binnenkort voor een meerderheid in publieke handen zijn, bij Publigas. Fluxys heeft een zeer belangrijk en zeer groot investeringsprogramma: 1,5 miljard voor de komende vijf jaar en 2,8 voor de komende tien jaar. Het heeft er baat bij om te kunnen ageren in een politieke context die deze investeringspolitiek, nationaal en ook internationaal, volledig steunt.
Er zijn belangrijke veranderingen bij Fluxys, door de verkoop van de aandelenpakketten van Suez, die voor een groot stuk in handen zullen komen van Publigas, maar vermoedelijk niet volledig. Ik denk niet dat Publigas de volledige 38 % van de aandelen zal kopen. Dan komt natuurlijk de vraag wie de derde investeerder, wie de derde industriële partner voor die aandelen zal zijn.
Ik vind dat een zeer relevante vraag, waarover wij in ons land op de verschillende bevoegdheidsniveaus en op het niveau van de verschillende overheden die daarbij betrokken zijn een goed en open debat moeten kunnen hebben. Dat debat is vorige week een beetje gevoerd in het Vlaams Parlement, waar er een hoorzitting was met Publigas en Publi-T. Dat ging dan ook een beetje over Elia. Daniël Termont, de voorzitter van Publigas, bevestigde daar in het Parlement dat hij niet uitsluit dat er een derde partner komt.
Ik weet dat wij daar vanuit de overheid niet volledig kunnen sturen. Wij kunnen daarover echter wel een kaderscheppend debat hebben. Het is dan echt belangrijk dat die derde partner iemand is die kapitaalkrachtig is enerzijds en anderzijds ook een belangrijke ervaring heeft, nationaal of internationaal, op het vlak van aardgasbevoorrading en de investering in onze netten.
Het hele investeringsprogramma van Fluxys gaat à la limite over bevoorradingszekerheid. Dat is de link met de consument daarin. Op momenten dat men in Rusland beslist om een kraan dicht te draaien, moeten wij hier in België ervoor kunnen zorgen dat onze consumenten in de winter hun huis nog kunnen verwarmen. In die zin is Fluxys een cruciale speler en moet Fluxys in ons aller hart een grote plaats hebben en ook in ons politieke werk voldoende aandacht krijgen. Ik hoop dat in de volgende wetgevende initiatieven die gaan komen, zowel uit het Parlement als van de minister, die bezorgdheid heel erg meegenomen wordt en dat dit onze eerste bekommernis zal zijn.
Mijnheer de minister, ik heb nog een afsluitende vraag. Op 9 februari was de termijn verstreken om te antwoorden op de ingebrekestelling. Ons wetgevend werk is niet afgerond. Ik kan mij wel indenken dat het antwoord aan de Europese Commissie zal geweest zijn dat er een wetgevend initiatief gaande is, voorgelegd is in de Kamer, daarna naar de Senaat gegaan is en dat de publicatie vermoedelijk over enkele maanden zal volgen. Kunt u enig licht laten schijnen op wat precies geantwoord is geweest aan de Europese Commissie.
Onze werkzaamheden rond transit en historische contracten zullen hier in het Parlement dan afgerond zijn en wij zullen dan moeten wachten op het oordeel van de Europese Commissie en later op het oordeel van de juridische instanties die onder andere over de geldigheid van die contracten zullen moeten trancheren.
Collega’s, ik wil u allemaal bedanken voor de uitvoerige debatten in de commissie. Hopelijk zijn ze nu voor dit aspect een beetje afgerond.
12.05 David Clarinval (MR): Madame la présidente, chers collègues, au nom du groupe MR et plus spécifiquement de Mme Marghem et des membres de la commission Économie, je tiens à dire que la proposition de loi Partyka et consorts, relative au transport de produits gazeux, est particulièrement bienvenue. En effet, tant sur la forme que sur le fond, il convient de signaler combien la présente proposition de loi est positive.
Sur la forme tout d'abord, voici à nouveau une proposition parlementaire qui vient appuyer, aider, compléter la politique conduite par le gouvernement. Saluons au passage la collaboration du ministre en la matière qui a pleinement compris toute la complémentarité qu'il pouvait avoir à coopérer avec notre commission.
Sur le fond, la présente proposition permet de mettre la législation belge en conformité avec le droit communautaire et le principe de non-discrimination, et d'éviter ainsi une condamnation grave de notre pays par les instances européennes. En effet, la distinction entre le transit et le transport de gaz devait être abrogée au plus vite et la voie parlementaire répondait pleinement à cette demande.
En ce qui concerne la date d'entrée en vigueur de la présente loi, il importait de ne pas tergiverser et de choisir des dates les plus juridiquement sûres. Voilà pourquoi, en concertation avec le gouvernement et la Commission européenne, les amendements de la majorité ont été apportés à la proposition initiale. Il y a ici et maintenant lieu, d'une part, de réfuter totalement les allégations de certains, principalement au sp.a, qui voient dans ces amendements la voix de lobbies hyper puissants et, d'autre part, de réfuter pour des raisons de sécurité juridique les souhaits d'autres, la CREG en tête, de vouloir faire rétroagir la loi en 2006. Cette manière d'agir contreviendrait complètement aux principes de droit européen.
En conclusion, tant pour les raisons de forme que de fond, le groupe MR soutiendra pleinement la proposition de loi Partyka et consorts, telle qu'amendée par les groupes de la majorité.
En outre, nous déplorons sincèrement les sous-entendus simplistes de certains groupes visant à nous présenter comme étant manipulés par des lobbies très puissants.
12.06 Katrien Partyka (CD&V): Ik verheug mij over de massale belangstelling van de energiespecialisten van de Sp.a, die wij helaas vaker in de krant dan in de betrokken commissie zien. In plaats van te vragen om een nieuwe onderzoekscommissie op te richten, zouden ze beter naar de bestaande commissies komen, en mee helpen zoeken naar oplossingen voor de problemen die zij uiteindelijk mee geschapen hebben in de vorige legislatuur.
12.07 Flor Van Noppen (N-VA): Mevrouw de voorzitter, in eerste instantie ging onze fractie akkoord met het wetsvoorstel zoals het oorspronkelijk werd ingediend. De wijziging zou onmiddellijk een verdere liberalisering van de energiemarkt teweegbrengen, de wetgeving in overeenstemming met het Europees recht brengen, en in werking treden op 1 januari 2010. Na dreigementen van GDF Suez werden door de meerderheid amendementen ingediend op hun eigen wetsvoorstel, waardoor de datum van 1 januari 2010 werd opgeschoven naar 11 maart 2011.
Dat is opnieuw een cadeau van de meerderheidspartijen aan GDF Suez, waardoor de consument voor de zoveelste keer het slachtoffer wordt van het gebrek aan daadkracht en durf van deze meerderheid. Blijkbaar bepaalt GDF Suez in België de inhoud van de wetsvoorstellen, in plaats van de democratisch verkozen kamerleden. Daarom zullen wij tegenstemmen.
12.08 Bart Laeremans (VB): Mevrouw de voorzitter, collega’s, het oorspronkelijk voorstel van de collega’s Partyka en Schiltz was in onze ogen een zeer goed voorstel. Het had de bedoeling om dezelfde tarieven in te stellen voor de transit als voor het transport van gas, iets waar wij van bij het begin voorstander van waren in de vorige debatten, net zoals de Europese Commissie, net zoals het hof van beroep van Brussel. Niet alleen zou dat gelden voor de nieuwe contracten, maar tegelijkertijd ook voor de historische transitcontracten.
Dat voorstel was in onze ogen zo goed omdat de Franse energiereus GDF Suez, een bedrijf dat voor een groot deel eigendom is van de Franse staat, zoals we wel weten, vandaag aan veel te lage tarieven gas door ons land kan voeren tot aan en over de grenzen van Frankrijk. De transittarieven waarvan Suez geniet, zijn veel lager dan de transporttarieven die de gasverbruikers in dit land betalen. De lage tarieven die Fluxys toepast voor het voor Frankrijk bestemd gas, worden gecompenseerd door de hoge tarieven voor de binnenlandse gasverbruikers.
Het genoemd wetsvoorstel van mevrouw Partyka en de heer Schiltz maakt een eind aan die praktijk. Aangezien die gelijkschakeling door Europa wordt opgelegd, was het niet meer dan logisch en evident dat die meteen doorgevoerd zou worden voor alle contracten, ook die uit het verleden.
Groot was dan ook onze teleurstelling toen de meerderheid plots aanstuurde op een verlenging van de geldigheid van de historische contracten. Uit de debatten in de commissie werd al heel snel duidelijk dat dit een nieuwe toegift is, een nieuw cadeau aan de grote baas van Suez, de heer Mestrallet. Hij heeft druk gelobbyd en zelfs chantage gepleegd – we hebben zijn brief gelezen – om de voordelige transittarieven nog een jaar lang te kunnen behouden en te handhaven, en blijkbaar met succes. Chantage loont in dit land. Suez zal tot op het allerlaatste moment zijn privileges kunnen handhaven, zonder dat daar rationele en objectieve redenen voor zijn.
De parlementsleden van de meerderheid moeten goed beseffen dat zij, door toe te geven aan de verzuchtingen van Suez, niet het algemeen belang dienen, niet het belang van Fluxys, dat binnenkort volledig in eigendom van de gemeenten komt, en niet het belang van de binnenlandse aardgasverbruikers, die de rekening moeten betalen voor de lage tarieven van de historische transitcontracten.
Mevrouw de voorzitter, collega’s, ik zou toch wel eens willen weten hoe Suez er steeds weer in slaagt om te lobbyen, druk uit te oefenen en chantage te plegen, en dan nog met succes, op de Belgische regering. Het enige belang dat het amendement op het wetsvoorstel dient, is het belang van de Franse energiereus Suez, het belang van Frankrijk. Het enige belang dat hier wordt gediend, is het Frans belang.
Wij zullen om die reden het geamendeerd wetsvoorstel niet goedkeuren.
12.09 Joseph George (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, au nom du cdH, nous approuverons cette proposition de loi que nous avons cosignée avec Mme Partyka.
Je rappellerai un élément important, car j'ai entendu quelques insinuations assez déplaisantes et à propos desquelles j'entends protester. En octobre dernier, la CREG a approuvé les tarifs de transport et de stockage de gaz. Elle a aussi émis un avis favorable pour la désignation d'un gestionnaire du réseau de transport, d'installation et de stockage de gaz naturel.
Ces décisions sont importantes. Elles touchent chacun des consommateurs, chacune de nos familles et chacune de nos entreprises.
En effet, il faut savoir que les tarifs de transport à destination des consommateurs ont diminué de 35 %, ce qui correspond à une réduction d'environ 20 euros de la facture annuelle d'un ménage de quatre personnes. Je m'étonne donc de la frilosité de certains de nos collègues qui ne soutiendraient pas cette réduction. Pour un petit consommateur industriel, la baisse de la facture serait de l'ordre de 3 700 euros par année.
Par cette décision, la CREG a appliqué une méthodologie tarifaire basée sur les coûts, une méthodologie tarifaire unique; elle a répondu ainsi aux exigences de la législation européenne et à la position adoptée par la Commission européenne en cette matière. Ces tarifs étaient d'application à partir du 1er janvier dernier.
C'est la raison pour laquelle Mme Partyka, M. Schiltz et moi-même avons déposé le 30 novembre dernier une proposition de loi modifiant l'ancienne loi du 12 avril 1965. En effet, dans cette loi telle que modifiée le 10 mars 2009, le législateur avait opéré une distinction entre le transport et le transit. Suite à l'adoption de cette loi, la Commission européenne avait décidé, en date du 8 octobre 2009, d'engager une procédure d'infraction à l'égard de la Belgique. Il convenait dès lors que nos dispositifs législatifs soient modifiés pour assurer à la méthodologie de calcul une base juridique certaine.
Je rappellerai que le 3 décembre 2009, à la tribune de cette Chambre, en séance publique, j'avais posé une question orale à M. le ministre pour connaître l'intérêt à modifier le dispositif légal; je lui ai alors indiqué que Mme Partyka et moi-même, avec M. Schiltz, avions déposé une proposition de loi. Ainsi, s'en suivait que le dispositif pourrait être d'application dès le 1er janvier 2010.
À l'époque, M. le ministre m'avait répondu à ce propos: "J'ai examiné, et je continuerai à le faire avec beaucoup d'intérêt, la proposition de loi formulée".
Nous y sommes! Ce dispositif mis en place a tout son intérêt sur le plan politique, juridique et économique.
Sur le plan politique, il démontre que la Chambre peut effectivement se saisir, en concertation avec les ministres et le gouvernement, de dossiers importants et qu'elle peut aussi faire preuve de créativité et d'initiative. Sur le plan juridique, nous avons ainsi répondu aux observations de la Commission et évitons la procédure d'infraction. Enfin, sur le plan économique, nous répondons au souhait important de nos citoyens de voir leurs tarifs diminuer.
J'insiste, en outre, sur le fait que les tarifs ainsi approuvés seront parmi les plus bas d'Europe et assureront à Fluxys une rémunération équitable des capitaux investis. Ils permettront à cette entreprise – et nous en avons heureusement encore sur le territoire de notre État! – de financer son important programme d'investissement et renforceront le rôle de la Belgique en tant que plaque tournante du marché gazier du nord-ouest de l'Europe. Je reprends en termes complets le communiqué de la CREG à ce propos.
Certains diront qu'on aurait pu faire plus vite ou mieux. Je remarque que ceux qui émettent des critiques aujourd'hui n'ont pris aucune initiative parlementaire et n'ont rien déposé de significatif. Je relève à cet égard qu'il convenait d'abandonner la différence entre le transit et le transport, ce que nous faisons. Quant aux contrats historiques, le régime dérogatoire prévu dans la deuxième directive gaz demeure valide, jusqu'à l'entrée en vigueur de la directive 2009 relative au marché intérieur du gaz, c'est-à-dire la troisième directive gaz, le 2 mars prochain.
En ce faisant, nous avons permis la prolongation de la situation telle quelle, en lui donnant une assise juridique qui apparaît inattaquable, ce qui n'aurait pas été le cas dans le sens contraire. Je vous invite donc tous à voter avec enthousiasme cette proposition de loi.
12.10 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, ik zou willen reageren op de heer George. Hij zegt dat degenen die kritiek hebben op het voorstel, niets van betekenis — rien de significatif — hebben voorgelegd. De heer George was toch ook aanwezig in de talrijke commissievergaderingen die wij aan dit onderwerp hebben besteed. Hij heeft met eigen ogen kunnen vaststellen dat er verschillende amendementen waren, onder andere van mijn fractie, niet alleen op het voorstel van mevrouw Partyka, maar ook op het vorige voorstel.
Ik heb dat amendement niet opnieuw ingediend omdat ik denk dat wij onze discussie hebben beslecht. De standpunten zijn gekend. U kent zeer goed het mijne. Ik ben van mening dat wij het hierbij moeten laten. Ik kan het niet erg appreciëren dat dit als nietsbetekenend wordt afgedaan.
12.11 Joseph George (cdH): Ces remarques ne s'adressaient pas à vous. Nous avons eu un débat fort intéressant. J'ai entendu des insinuations de deux groupes de l'opposition, selon lesquelles des actions de lobbying auraient été menées à notre égard. Or quand j'ai signé et soutenu cette proposition en commission, je n'ai pas du tout été l'objet d'un tel lobbying. Je suis assez grand et indépendant pour savoir ce que je fais.
12.12 Karine Lalieux (PS): Madame la présidente, j'ai été rapporteur de cette proposition de loi, et c'est une nouvelle fois avec une grande satisfaction que je souligne que les parlementaires de la commission de l'Économie peuvent travailler, en bonne collaboration d'ailleurs avec les ministres compétents et leurs collaborateurs, de manière à dépasser leurs querelles pour essayer de trouver des solutions pragmatiques et sûres à destination d'un secteur qui en a bien besoin.
Cela montre aussi la maturité de cette commission et du parlement. Comme j'y insiste chaque fois, le gouvernement devrait davantage se reposer sur les parlementaires, qui montrent qu'ils peuvent travailler efficacement, fût-ce après de nombreuses discussions. Du moins, nous aboutissons à quelque chose de concret au moyen d'un véritable débat parlementaire. C'est aussi le sens de ce parlement, que le gouvernement tend parfois à oublier.
12.13 Paul Magnette, ministre: Madame la présidente, je dirai deux mots pour me réjouir également de cette proposition et de l'excellent travail parlementaire. Je continue de penser que l'état du droit européen permettait de conserver deux formules tarifaires. Leur existence me semblait d'ailleurs parfaitement compatible avec les intérêts de Fluxys, sans que cela porte préjudice au consommateur. Cela aurait permis des tarifs de transit plus élevés que ceux du transport. Dès lors, le prix du transport aurait été plus intéressant. Cela aurait pu être adopté, conformément à l'état du droit, comme l'ont reconnu la CREG et Fluxys, tout en conservant un autre système de tarifs de transit. Mais, soit, dans un souci d'apaisement et afin d'éviter des polémiques stériles, je me suis rangé à cette proposition. Je l'ai fait surtout parce que j'ai trouvé les débats extrêmement constructifs.
J'attends donc avec impatience d'autres propositions parlementaires sur des sujets tels que l'obligation d'inscription des émissions de CO2 par les motos ou les labels "fair trade". Il y a là un vaste espace pour les initiatives parlementaires que j'accueillerai avec grand enthousiasme.
12.14 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, veel sprekers hebben hier aangekondigd dat hun fractie zal tegenstemmen. Ik wil even preciseren dat mijn fractie zich zal onthouden, ondanks onze grote problemen met het artikel over de historische doorvoercontracten. Het artikel over de tariefmethodologie is immers zeker zo belangrijk en creëert de rechtszekerheid voor het tarievenakkoord dat tussen de CREG en Fluxys is gesloten. Dat is zeer belangrijk voor de industrie, voor de consumenten, voor de TSO en voor de regulator. Om die redenen zullen wij ons onthouden en zeker niet tegenstemmen.
De voorzitter: Vraagt nog iemand het
woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2282/5)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2282/5)
Het opschrift in het Nederlands werd door de
commissie gewijzigd in “wetsvoorstel tot wijziging van de wet van
12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en
andere door middel van leidingen wat betreft de doorvoertarieven”.
L’intitulé en
néerlandais a été modifié par la commission en “wetsvoorstel tot wijziging van
de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige
producten en andere door middel van leidingen wat betreft de doorvoertarieven”.
Het wetsvoorstel telt 4 artikelen.
La proposition de loi compte 4 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
De artikelen 1 tot 4 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 4 sont adoptés article par article.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 11 februari 2010 om 19.00 uur.
La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 11 février 2010 à 19.00 heures.
De vergadering wordt gesloten om 18.37 uur.
La séance est levée à 18.37 heures.
Dit verslag heeft geen bijlage. |
Ce
compte rendu n'a pas d'annexe. |