Plenumvergadering

Séance plénière

 

van

 

woensdag 15 juli 2009

 

Avond

 

______

 

 

du

 

mercredi 15 juillet 2009

 

Soir

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 18.48 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.

La séance est ouverte à 18.48 heures et présidée par M. Patrick Dewael.

 

Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:

Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:

geen /aucun.

 

De voorzitter: De vergadering is geopend.

La séance est ouverte.

 

Berichten van verhindering

Excusés

 

Daniel Ducarme, wegens gezondheidsredenen / pour raisons de santé;

Renaat Landuyt, wegens ambtsplicht / pour devoirs de mandat;

Christine Van Broeckhoven, buitenslands / à l'étranger.

 

Ontwerpen en voorstellen

Projets et propositions

 

01 Voorstel van resolutie betreffende de toepassing van sociale- en milieunormen in het kader van de globalisering (1948/1-4)

01 Proposition de résolution concernant l'application de normes sociales et environnementales dans le cadre de la mondialisation (1948/1-4)

 

Voorstel ingediend door:

Proposition déposée par:

Wouter De Vriendt, Stefaan Vercamer, Roel Deseyn, Fouad Lahssaini, Hilâl Yalçin, Dirk Van der Maelen

 

Bespreking

Discussion

 

De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1948/4)

Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1948/4)

 

De bespreking is geopend.

La discussion est ouverte.

 

01.01  Mathias De Clercq, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar het schriftelijk verslag. Dat neemt echter niet weg dat ik straks nog een uiteenzetting wil houden.

 

01.02  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, collega’s, de voorliggende resolutie over sociale en milieunormen in het kader van de globalisering is het product van een reeks werkzaamheden van de bijzondere commissie Mondialisering en een reeks hoorzittingen in het voorbije werkjaar.

 

Als indiener van het voorstel van resolutie wil ik de nadruk leggen op het constructieve karakter van die werkzaamheden, over de partijgrenzen heen. Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om de leden van deze commissie te bedanken.

 

Er werden amendementen ingediend op de oorspronkelijke tekst. Ik meen te mogen zeggen dat die amendementen in de grootst mogelijke openheid werden behandeld en in veel gevallen trouwens ook in consensus aanvaard.

 

Vooraleer over te gaan tot mijn uiteenzetting wil ik mijn spijt uitdrukken over het feit dat er geen vertegenwoordiger van de regering aanwezig is bij de bespreking van deze resolutie. Het gaat toch om een aangelegenheid van een zeker belang.

 

In september 2000 beslisten de Verenigde Naties om tegen 1 januari 2015 de belangrijkste wereldproblemen aan te pakken. Er werden acht meetbare doelstellingen vastgelegd op het vlak van armoede, ongelijkheid, gezondheidszorg en onderwijs.

 

Vandaag resten ons exact 1.995 dagen om deze millenniumdoelstellingen te bereiken. Voor een wereldgemeenschap die heel snel meer dan 1.000 miljard dollar kon vrijmaken voor de redding van de banken en het financieeleconomisch systeem moet dit toch een zee van tijd zijn.

 

In de praktijk is het blijkbaar anders aangezien het er niet naar uitziet dat alle millenniumdoelstellingen zullen worden gehaald. Ik kom daar straks nog op terug.

 

De millenniumdoelstellingen besteedden oorspronkelijk te weinig aandacht aan het belang van arbeid in de strijd tegen armoede. Wie werk heeft, is immers niet langer afhankelijk van hulp en kan zijn leven in eigen handen nemen.

 

Een job alleen is echter niet genoeg. Daarom werd in 2005 waardig werk als millenniumdoelstelling toegevoegd.

 

Twee jaar later, in 2007, startte het Wereld Sociaal Forum in Nairobi de campagne “decent work, decent life”. In eigen land stak 11.11.11 het vuur aan de lont met een campagne “waardig werk”, gesteund door de grootste ngo’s, vakbonden en sociale organisaties.

 

Deze campagne loopt nog steeds en appelleert ook aan de politiek om een aantal stappen te zetten. Met deze resolutie wilden wij hieraan tegemoetkomen.

 

Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie is waardig werk vrij gekozen werk, met een inkomen dat de gezinsbehoeften dekt, met respect voor fundamentele arbeidsrechten zoals gelijkheid tussen man en vrouw, vrijheid van vereniging of verbod op dwang en kinderarbeid, en ook met de mogelijkheid voor werknemers om hun rechten te verdedigen via democratisch verkozenen en onafhankelijke vakbonden.

 

Wat is de stand van zaken? Ik geef toch een aantal cijfers om een en ander te duiden. De helft van alle werknemers wereldwijd verdient vandaag minder dan 1,5 euro per dag. 1,8 miljard mensen werken zonder contract en zonder sociale bescherming. Dwangarbeid is voor 12 miljoen mensen een dagelijkse realiteit. Meer dan de helft van alle werknemers mogen of kunnen zich niet in vakbonden verenigen.

 

Voor de 21ste eeuw zijn dat toch ontstellende cijfers. De economische crisis komt daarbij nog eens keihard aan.

 

Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie zijn er in de afgelopen twee jaar, tussen 2007 en 2009, 200 miljoen werkende armen bijgekomen. De VN voorspellen dit jaar 90 miljoen meer mensen in extreme armoede. De gestage vooruitgang sinds het begin van dit millennium wordt door de recessie dus in een klap tenietgedaan. De verantwoordelijkheid van het casinokapitalisme dat wij hebben gekend, is volgens Groen! en Ecolo ook op dat vlak immens.

 

Als wij, geconfronteerd met deze cijfers, niet willen vervallen in politieke lethargie moet één misvatting dringend de wereld uit. De globalisering zoals wij die vandaag kennen, komt niet uit de lucht vallen. Het gebrek aan arbeidsnormen, sociale of milieuregulering is wel degelijk het product van een wereldwijde consensus tussen overheden en een aantal instellingen zoals WHO, OESO en het IMF.

 

Dit betekent dat globalisering afhangt van beslissingen en dus veranderlijk is. Dat is op zich goed nieuws, want wat wij nodig hebben is politieke wil. Het is die responsabilisering van politici die Ecolo en Groen! willen doorvoeren. Wij hebben veel, zo niet alles, in handen.

 

Morgen, als wij over dit voorstel van resolutie stemmen, kunnen wij een bescheiden stap in de goede richting zetten. De Kamer van volksvertegenwoordigers kan haar goedkeuring verlenen aan dit voorstel van resolutie dat ijvert voor een globalisering met sociale en milieunormen.

 

De globalisering mag dan wel nieuwe kansen bieden, ze creëert volgens Ecolo en Groen! ook pertinente ongelijkheden. Zo is de verplichte integratie van zwakke Afrikaanse economieën in de vrije wereldmarkt voor de betrokken landen vaak destructief en ontneemt hun dit de broodnodige kansen op ontwikkeling.

 

Sociale normen, milieubescherming en mensenrechten mogen niet langer ondergeschikt zijn aan een economisch beleid of handelsverdrag. In onze resolutie bekleedt waardig werk ook een centrale plaats. We kunnen immers vaststellen dat de overheden verwikkeld zijn in een voortdurende concurrentieslag en arbeidsregels versoepelen om zoveel mogelijk investeringen naar zich toe te trekken. Deze race to the bottom is voor werknemers en arbeiders bijzonder nefast.

 

In het voorstel van resolutie vraagt het Parlement de federale regering om bij de internationale organisaties te ijveren voor sociale, milieu- en arbeidsnormen. Een belangrijk onderdeel van de resolutie wil de bestaande OESO-richtlijnen opwaarderen van aanbevelingen tot echt bindende regelgeving. Deze richtlijnen handelen over fundamentele arbeidsrechten, respect voor internationale milieuconventies, de strijd tegen corruptie en dergelijke meer. Het Parlement vraagt de regering om het nodige te doen opdat die OESO-richtlijnen bindend worden voor nationale en multinationale bedrijven in hun activiteiten in het buitenland. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door de bedrijven geregistreerd in België en Europa juridisch verantwoordelijk te maken voor het respect voor deze normen wat de volledige productieketen betreft.

 

Ook dienen in alle handels- en investeringsakkoorden sociale en milieuclausules te worden toegevoegd. Het zou dus ook wel een goede zaak zijn mocht het nationaal contactpunt dat klachten behandelt over mogelijke niet-naleving van de richtlijnen door ondernemingen gevoelig worden versterkt. De regering moet tevens alles in het werk stellen opdat het klachtenmechanisme van de Internationale Arbeidsorganisatie bindende uitspraken kan doen en in geval van schendingen ook een daadwerkelijke sanctie kan opleggen. Dit zou op sociaal vlak effectief een zeer grote vooruitgang zijn. Multinationals moeten zich onderwerpen aan een set bindende sociale en milieuregels.

 

In het voorstel van resolutie staat verder nog dat de bepalingen van deze resolutie de bijzondere aandacht verdienen van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van 2010.

 

Als initiatiefnemers zijn wij bijzonder tevreden met het brede politieke draagvlak voor een tekst die de globalisering aan sterkere regels wil onderwerpen. Collega’s, het echte werk begint dan echter pas. Om meer te zijn dan een blaadje papier moet de regering onze resolutie inderdaad nog in daden omzetten nadat ze morgen, hopelijk, zal worden goedgekeurd door de Kamer.

 

Het zal dan aan ons zijn, parlementsleden van zowel oppositie als meerderheid, om hier waakzaam op toe te zien en ons controlerecht naar eer en geweten uit te oefenen.

 

01.03  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, collega's, ik wou mij net aansluiten bij de opmerking van collega De Vriendt omtrent de aanwezigheid van de regering maar ik zie dat een lid van de regering net is aangekomen.

 

Ik sluit mij in elk geval aan bij de opmerking van collega De Vriendt over de constructieve geest waarin de gesprekken en de discussies in de commissie zijn verlopen. Het was de vaste wil van iedereen om tot een zo breed mogelijk gedragen resolutie te komen.

 

Collega's, vorige week kwamen in de Indische stad Bhopal tien arbeiders om bij een ontploffing in een lokale fabriek. Bhopal zal velen onder u waarschijnlijk niet onbekend in de oren klinken. Het was in deze stad in India dat er in december 1984 een gifgaswolk ontsnapte uit de pesticidefabriek van Union Carbide. Tot op heden is dit een van de ergste industriële rampen uit de geschiedenis waarbij in de eerste vier dagen 3.500 mensen omkwamen en nog eens 15.000 in de nasleep ervan zouden sterven door gerelateerde aandoeningen.

 

Er waren verschillende incidenten in de aanloop naar deze ramp en door de slechte werkomstandigheden, de gebrekkige veiligheidsvoorschriften en de laattijdige betalingen was ook het moreel van het lokale personeel erg slecht. Al deze waarschuwingen, inclusief een expertenrapport, werden echter genegeerd door het Amerikaans-Indisch management tot die fatale dag.

 

Het Amerikaanse bedrijf Union Carbide Corporation bereikte in 1989 als meerderheidsaandeelhouder een overeenkomst met de Indiase regering waarbij het zich voornam de fabrieksite niet langer te exploiteren en 470 miljoen dollar te betalen als schadeloosstelling aan de slachtoffers en de families van de overledenen. Niemand van het management werd echter ooit aangeklaagd. Het fabrieksterrein is tot op heden sterk vervuild en blijft als dusdanig een nefaste impact hebben op de omgeving.

 

Veel van het geld geraakte nooit bij de mensen voor wie het bestemd was, onder andere omdat het bleef plakken bij de Indische autoriteiten. Recentelijk eisten 27 leden van het Amerikaanse Congres dan ook openlijk dat Union Carbide Corporation medische compensatie zou geven aan de overlevenden, eindelijk het terrein zou saneren en een vertegenwoordiger naar India zou sturen om de nog steeds lopende processen te volgen, tot nu toe zonder veel resultaat.

 

Waarom ik vertel ik dat allemaal? De ramp in Bhopal is een mooie illustratie van de verschillende aspecten die wij trachten aan te snijden in deze resolutie over het toepassen van sociale en milieunormen in het raam van de globalisering.

 

Deze resolutie raakt immers aan alle facetten: werkomstandigheden en fundamentele arbeidsrechten, de impact van industriële activiteit op het milieu en de aansprakelijkheid van internationale bedrijven en multinationals.

 

Arbeidsongevallen zijn trouwens een dagelijks gegeven in een land als India. Het is immers een land dat het afgelopen decennium een razendsnelle transitie en een doorgedreven industrialisatie doormaakte, net als China, trouwens.

 

Volgens een zeer recent rapport van de Internationale Arbeidsorganisatie blijft het aantal ongevallen op de werkvloer wereldwijd stijgen. Elke dag zouden zo’n 5.500 arbeiders de dood vinden bij ongevallen op de werkvloer of door een arbeidsgelieerde aandoening. Nog steeds volgens de IAO steeg tussen 2001 en 2003 het aantal dodelijke arbeidsongevallen van 351.000 tot 358.000 en groeide het aantal niet-fatale incidenten van 268 miljoen naar 337 miljoen. De IAO stelt bovendien een kloof vast tussen de Westerse landen en de ontwikkelingslanden, waar de fatale cijfers veel hoger liggen.

 

Toch willen wij niet te veel focussen op enkel cijfers en statistieken, maar vooral kijken naar de echte mensen en de reële situaties die erachter schuilen. Laten wij immers niet vergeten dat een arbeidsongeval, naast het menselijk leed, in een ontwikkelingsland een nog veel grotere impact heeft dan hier. In een arm land is het voor de betrokken mensen en hun gezin vaak een kwestie van leven of dood wanneer de enige kostwinner wegvalt, zeker als de sociale bescherming en de medische hulp zo goed als onbestaande zijn.

 

Het voorgaande verklaart ook waarom onze fractie heel actief aan de voorliggende resolutie heeft meegewerkt en ze ook grotendeels mee heeft geschreven. De inhoud van de resolutie sluit immers heel dicht aan bij onze zogenaamde core business van het moderne, christendemocratische gedachtegoed: waardig werk, sociale rechten, internationale samenwerking en respect voor het leefmilieu.

 

Voor alle duidelijkheid wil ik nog meegeven dat de voorliggende resolutie zeker geen antiglobalistische resolutie is. Wij zijn niet tegen de globalisering. Economische groei blijft een noodzakelijke voorwaarde voor arbeidscreatie. Wij ontkennen dat ook niet. Alleen is economische groei alleen op zich geen garantie op nieuwe jobs.

 

Het is met andere woorden niet voldoende. Economische groei is immers een nutteloos streefdoel, indien ze slechts banen creëert die mensen verplicht twee jobs aan te nemen om rond te komen of indien ze er niet in slaagt de mensen boven de armoedegrens te tillen. Niet minder dan 1,2 miljard mensen moeten het stellen met minder dan 1 dollar per dag.

 

Wij zijn het dan ook grotendeels eens met wat Wereldbankeconomist en winnaar van de Nobelprijs voor Economie, Jozeph Stiglitz, in 2002 in zijn boek “Globalization and Its Discontents” schreef. Ik citeer even.

 

“Het openen van internationale handel heeft heel wat landen veel sneller doen groeien dan zij zouden gedaan hebben zonder deze liberalisering. Internationale handel kan economische ontwikkeling helpen, wanneer de export van een land economische groei stimuleert. Door export gedreven groei was het centrale element van het economische beleid dat Azië deed openbloeien en het leven van miljoenen mensen daar verbeterde.

 

Door de globalisatie leven veel mensen in de wereld nu veel langer dan vroeger en is hun levensstandaard hoger. Globalisatie heeft bovendien de idee van isolatie, dat werd gevoeld in een groot deel van de ontwikkelingslanden, verminderd en heeft veel mensen in deze landen toegang gegeven tot kennis en informatie, op een manier die ondenkbaar was voor zelfs de rijkste landen amper een eeuw geleden.

 

De antiglobalisatieprotesten zelf zijn trouwens een uiting van deze nieuwe verbondenheid en van de moderne, wereldwijde communicatie. Zij die globalisatie diaboliseren, kijken dus te vaak over de voordelen heen. Maar de verdedigers van de globalisatie zijn misschien nog ongenuanceerder geweest in het verleden. Voor hen is globalisatie, wat automatisch wordt geassocieerd met het aanvaarden van een triomferend kapitalisme Amerikaanse stijl, immers vooruitgang.

 

Ontwikkelingslanden moeten dit eenvoudigweg aanvaarden, als zij willen groeien en effectief de strijd willen aanbinden tegen armoede. Maar voor velen in de derde wereld heeft globalisatie niet de beloofde economische voordelen gebracht. Een groeiende kloof tussen zij die hebben en zij die niet hebben, heeft een groeiend aantal mensen achtergelaten in pure armoede, verplicht om rond te komen met minder dan een dollar per dag. Ondanks herhaalde beloften van het laatste decennium van de twintigste eeuw om de armoede terug te dringen, is het eigenlijke aantal mensen dat leeft in armoede zelfs toegenomen met bijna 100 miljoen. Dit gebeurde gelijktijdig met de toename van het totale wereldinkomen met gemiddeld 2,5 procent per jaar.”

 

Dat was een citaat van een wereldbankeconomist en Nobelprijswinnaar economie.

 

Dit is dus geen antiglobalisatieresolutie, maar wij zijn wel tegen de globalisering wanneer deze wordt gelijkgesteld met een ongebreideld vrijemarktdenken, met het pure neoliberalisme, zonder de nodige corrigerende mechanismen op economisch, financieel en sociaal gebied. Hierdoor krijgen de multinationals en grote bedrijven immers vrij spel, waardoor schade op milieuvlak niet wordt ingecalculeerd en waardoor sociale verworvenheden worden uitgehold of zelfs ontzegd aan mensen.

 

De globalisering volgt haar eigen logica en juist daarom heeft zij nood aan universele normen waarop controle wordt uitgeoefend. Volgens ons is er dus duidelijk nood aan overkoepelende controlemechanismen op economisch en financieel gebied, zowel op nationaal als internationaal niveau. Wij zien op dit punt een rol weggelegd voor de Europese Unie, de IAO, de Verenigde Naties, de OESO, enzovoort.

 

Naast het internationale moeten wij echter ook oog hebben voor het lokale. Een geglobaliseerde wereld heeft ook nood aan sterke, democratische, efficiënte en transparante lokale regeringen, die de positieve effecten van economische ontwikkeling, internationale handel en ontwikkelingssamenwerking ten goede kunnen laten komen aan de gewone bevolking. Economische investeringen in een ontwikkelingsland hoeven niet negatief te zijn, wanneer de plaatselijke regering erop toekijkt dat de lokale arbeiders een volwaardig loon ontvangen, dat de milieunormen worden gerespecteerd en dat een deel van de opbrengsten via een efficiënt belastingsysteem naar de eigen bevolking terugvloeit.

 

De belangrijkste punten in deze resolutie zijn voor ons dan ook de volgende.

 

Waardig werk ook een geïntegreerde plaats geven in het Belgisch ontwikkelingsbeleid, dus niet alleen blijven streven naar het financiële engagement om 0,7 procent van het bnp te besteden aan ontwikkelingshulp, maar ook waardig werk als basisdoelstelling koppelen aan ons ontwikkelingsbeleid.

 

Op het internationale toneel vragen wij ook de naleving te blijven eisen van de internationale arbeidsnormen, waaronder vakbondsvrijheid, verbod op kinderarbeid en de ratificering van alle IAO-verdragen.

 

De toepassing van fundamentele arbeidsnormen versterken door de bestaande klachtenmechanismen van de Internationale Arbeidsorganisatie bindende uitspraken te laten doen, is eveneens een belangrijk element in deze resolutie.

 

Erop toezien dat het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van 2010 bijzondere aandacht besteedt aan de bepalingen van deze resolutie en de doelstelling ervan opnemen in de hernieuwde strategie van Lissabon, is eveneens een belangrijk aandachtspunt in deze resolutie.

 

Wij vinden dan ook dat de spelregels streng moeten zijn, maar voor iedereen gelijk. Dat was ook een belangrijk element in de discussie in de commissie. Er moeten niet alleen bindende regels komen voor nationale en multinationale ondernemingen inzake mensenrechten, arbeidsnormen, milieuregels en anticorruptie, maar deze regels moeten gelden voor alle ondernemingen in heel de Europese Unie en liefst zelfs op een ruimer internationaal niveau.

 

Het kan immers niet dat de concurrentiepositie van onze Belgische bedrijven, zeker in de huidige economische context, verzwakt zou worden door een eenzijdige Belgische regelgeving.

 

Wie echter in zo’n internationale context van strenge regels voor iedereen gelijk nog vals speelt en de regels niet naleeft, moet kunnen gesanctioneerd worden. Zo’n sanctioneringbeleid moet mogelijk kunnen opgestart worden door het oprichten van beslechtingmechanismen, door het oprichten van een internationaal milieutribunaal, door het versterken van de IAO en dergelijke.

 

Waarde collega’s, ten slotte wil ik namens onze fractie benadrukken dat deze tekst slechts een aanzet is en geen eindpunt. Het is een aanzet en mag alleen beschouwd worden als een eerste stap. Wij zijn uiteraard erg tevreden dat deze resolutie tot stand is gekomen door nauw overleg, niet alleen tussen onze fractie en de collega’s van Ecolo en Groen!, maar ook met de andere fracties, op basis van boeiende discussies en gesprekken in de bijzondere commissie Globalisering.

 

Er was ook veelvuldig contact en terugkoppeling met het maatschappelijk middenveld, waarbij wij heel wat input van de betrokken organisaties kregen.

 

De uitdaging zal echter zijn ervoor te zorgen dat het niet bij papieren beloften en plenaire grootspraak blijft. Wij hopen daarom dat deze resolutie door wettelijke initiatieven op het vlak van waardig werk en sociale normen zal worden gevolgd en dat de inhoud van deze resolutie door de federale regering zal worden meegenomen in haar buitenlands beleid en haar ontwikkelingsbeleid, zodat deze resolutie de komende jaren zowel op het vlak van de internationale, economische akkoorden als op het vlak van ontwikkelingssamenwerking een toetssteen kan zijn.

 

Wij hopen dat de Belgische regering en haar vertegenwoordigers het komende voorzitterschap van de Europese Unie zullen aangrijpen om waardig werk en de andere doelstellingen van deze resolutie hoger op de agenda van de EU te plaatsen. In dit kader hopen wij ook dat onze kersverse Europese commissaris, de heer De Gucht, deze resolutie zal beschouwen als een vroege nieuwjaarsbrief en deze misschien niet altijd al te liberale ideeën toch naar de Commissie zal meenemen.

 

Daarnaast zullen wij er uiteraard zelf op toezien dat de ministers van Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Zaken er actief voor zullen ijveren dat de passage over waardig werk in de millenniumdoelstellingen van de VN wordt versterkt.

 

Tot slot heb ik ook nog een vraag voor de collega's van de commissie voor de Buitenlandse Zaken en haar nieuwe, maar geapprecieerde voorzitter. Onze fractie rekent erop dat deze resolutie zal worden gebruikt als toetssteen bij de besprekingen van nieuwe, internationale verdragen opdat ze in de toekomst niet altijd automatisch, zonder kritische reflectie, zouden worden goedgekeurd.

 

01.04  Mathias De Clercq (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, geacht lid van de regering, collega's, de liberalen staan voor een ethische globalisering. Liberalen strijden onvermoeibaar voor de vrijheid van de huidige generaties, maar ook van de toekomstige generaties, en dit op wereldvlak en voor iedereen, ongeacht ras, geaardheid, afkomst of geloof.

 

De resolutie die voorligt wil een ethische globalisering die zoveel mogelijk mensen het recht garandeert op sociale bescherming, alsook op een gezond leefmilieu. Ik wil dan ook mijn appreciatie uitdrukken ten aanzien van de indieners voor het goed geleverde werk, alsook ten aanzien van alle leden van de Bijzondere Commissie Globalisering, onder een goed voorzitterschap, waar inderdaad zeer constructief werk werd geleverd en er een goede dialoog is geweest met het middenveld en de diverse fracties.

 

Collega’s, de voorbije twintig jaar zijn er honderden miljoenen mensen uit de extreme armoede getild. Het percentage mensen in ontwikkelingslanden dat met minder dan 1,25 dollar per dag moet rondkomen, is volgens de Wereldbank gehalveerd tussen 1981 en 2005 van 52 tot 26 procent. Dat wil zeggen dat evenveel mensen op weg zijn naar een menswaardig niveau van leven. De open economische politiek van diverse landen heeft die landen toegelaten om voluit te profiteren van de kansen die globalisering te bieden heeft. De vooruitgang in landen die zich een plaats hebben veroverd in de wereldhandel, is immens. Maar er is natuurlijk nog een heel lange weg te gaan.

 

Immers, tegelijk blijft de kloof tussen Noord en Zuid onaanvaardbaar diep en werken en leven honderden miljoenen mensen in de meest erbarmelijke omstandigheden. Velen beschikken niet over de meest fundamentele sociale rechten en leven in bittere armoede. Dat is natuurlijk onaanvaardbaar en zeker in de eenentwintigste eeuw.

 

Er zijn tal van oorzaken. Ik zal ze niet allemaal opsommen, maar toch enkele: het gebrek aan een liberale democratische rechtsstaat in heel wat landen, de onwil van landen om grenzen te openen en deel te nemen aan die globalisering, het schandelijk protectionisme van diverse rijke landen, het negeren van eigendomsrechten van de armen in de wereld, het gebrek aan acceptatie van ethische codes in de vrije markt en wellicht, volgens mij de kern, het gebrek aan een mondiale democratische tegenmacht voor die geglobaliseerde economie die we kennen.

 

Het gebrek aan een liberale rechtsstaat is een ernstige reden van veel onheil in onze wereld. Neem nu bijvoorbeeld een land als China. Daar bestaat geen democratie, daar bestaan geen politieke partijen, daar bestaat geen vakbondsvrijheid die de overheid kunnen wijzen op de fundamentele schendingen van de mensenrechten die er plaatsvinden. Al even erg is het feit dat het land in zijn zoektocht naar grondstoffen vele regels aan zijn laars lapt, terwijl zowat alle Europese landen ontwikkelingshulp geven en daaraan tal van voorwaarden koppelen zoals ecologische en sociale voorwaarden, goed bestuur, het inperken van corruptie. China doet dat niet. Corrupte Afrikaanse leiders sluiten hun ogen voor de roofpolitiek die China momenteel voert op het zwarte continent.

 

Het gebrek aan een liberale democratische rechtsstaat is de reden waarom talloze mensen in armoede en onvrijheid leven. Het feit dat mensen geen of onvoldoende sociale rechten hebben en dat het milieu niet genoeg wordt beschermd heeft te maken met een gebrek aan democratie en bestuurlijke capaciteit, niet met economische openheid op zich. Daarom heb ik ook een amendement ingediend dat democratie, goed bestuur en respect voor de rechtsstaat blijft aanmoedigen.

 

Een ander element van het vele leed in de wereld is de onwil van heel wat landen om hun grenzen te openen en deel te nemen aan de mondialisering, de globalisering. Ik ben ervan overtuigd dat globalisering op zich niet het probleem is maar het instrument om die problemen op te lossen. Het is niet de oorzaak maar de hefboom om wereldwijd de welvaart en het welzijn van mensen te verhogen. Het is een fabel dat landen die zich openstellen voor de wereldhandel de grootste milieu- en sociale schade zouden kennen. Integendeel, dat globalisering en vrijemarktwerking hebben geleid tot een spectaculaire groei van welvaart en welzijn blijkt uit overvloedig cijfermateriaal, ook al geciteerd door collega Vercamer met betrekking tot de uitlatingen van de heer Stiglitz.

 

In 1900 was de gemiddelde levensverwachting 30 jaar. Vandaag is dat 67 jaar. Die verbetering verliep minder snel in de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara. Daar is de levensverwachting nog maar 51 jaar. In landen met een vrijemarktwerking daalde de armoede spectaculair. In 1965 waren nog 60 procent van de Aziaten extreem arm, vandaag nog 20 procent, wat uiteraard nog 20 procent teveel is. In 1970 had amper 30 procent van de bevolking in de derde wereld toegang tot drinkbaar water. Thans is dat beschikbaar voor 80 procent. In 1970 leed 35 procent van de bevolking van de ontwikkelingslanden honger. In 1996 was dat gedaald tot 18 procent. De Verenigde Naties verwachten een daling tot 12 procent tegen 2015. Meer globalisering en economisch liberalisme leiden dus tot meer welvaart, meer groei, een hogere levensstandaard, minder kindersterfte en een hogere levensverwachting.

 

Daar tegenover staat dat honderden miljoenen mensen die leven in landen die nog niet deelnemen aan de internationale handel er verder op achteruitgaan. Het gaat voornamelijk om landen in Afrika, in de moslimwereld en om eenpartijstaten als Cuba, Birma en Noord-Korea. Zij hebben het mondialiseringsproces gemist.

 

Een ander aspect is het schandelijke protectionisme van de rijke landen. Het gebrek aan kansen voor mensen in arme landen is te wijten aan het protectionisme in die rijke landen, aan drukkingsgroepen die hun groepsbelangen hoger achten dan het algemeen belang. Wie zijn die grootste protectionisten? Dat zijn de rijke landen: de Verenigde Staten, de Europese Unie en Japan. Zij heffen jaarlijks miljarden dollars, euro’s en yens aan importheffingen en zij geven massaal steun via exportsubsidies waardoor zij de ontwikkeling van de lokale markten ontwrichten. De subsidies aan voedsel, textiel en staal verhinderen de ontwikkeling van arme landen.

 

Het zijn machtige drukkingsgroepen, zoals de Boerenbond en hun bevriende partijen, die het economisch en moreel schandelijke systeem van protectionisme in stand houden. Op mondiaal vlak wordt dit systeem mee in stand gehouden door internationale organisaties zoals de Wereldbank, het IMF en de WTO die weinig tot geen democratische legitimiteit hebben en fungeren als de buiksprekers van de rijke landen. Zij zeggen tegen de arme landen om hun grenzen te openen, maar tegelijk laten zij toe dat de rijke landen juist hun grenzen afschermen.

 

Een ander, ernstig probleem is het negeren van de eigendomsrechten van de armen in de wereld. Decennialang hebben collectivisten gezegd dat nationalisering de beste oplossing was om uit de problemen te geraken. Keer op keer krijgen zij ongelijk. Om elk individu en elk gezin de kans te geven om zichzelf uit de armoede te tillen, moet het tegenovergestelde gebeuren zoals de Peruaanse ontwikkelingseconoom Hernando de Soto Polar heeft aangetoond met zijn eigendomsverhaal. Men kan niet vooruit in het leven als datgene wat men bezit niet legaal wordt erkend. Daardoor heeft men ook geen toegang tot krediet en voor hem kan een mooi systeem van microkredieten nochtans een wereld van verschil maken. Muhammad Yunus heeft dit bewezen.

 

Een ander gegeven is het totaal gebrek – en dat is essentieel denk ik – aan een mondiale, democratische tegenmacht voor de geglobaliseerde economie. Terwijl de financiële en economische bedrijvigheden al lang geen grenzen meer kennen, blijven wij nog steeds vasthouden aan die achterhaalde democratische controlemechanismen op nationaal vlak. De recente bankencrisis heeft treffend aangetoond dat dit niet langer kan, dat dit niet langer functioneert. Wij hebben democratische controlemechanismen nodig op mondiaal vlak en daarvoor moeten bestaande internationale organisaties dringend worden gedemocratiseerd.

 

Hoe is het mogelijk dat in de G8 nog steeds vier Europese landen zitten en geen enkele vertegenwoordiger van China, India, Latijns-Amerika of Afrika? Naast een machtige Wereldhandelsorganisatie moet er ons inziens een wereldsociale organisatie komen die net als de WHO de macht heeft om minimaal de milieunormen en arbeidsvoorwaarden op te leggen en overtredingen effectief te sanctioneren.

 

Ik kom tot mijn laatste punt. De vrije markt is het beste middel om meer welvaart voor meer mensen te genereren. Een vrije markt kan en mag echter niet absoluut zijn. Ik verzet mij met klem tegen het machtfundamentalisme van zogenaamde neoliberalen of libertariërs die elke controle willen uitbannen en op die manier vrij spel geven aan regelrechte uitbuiting van mens en natuur.

 

Ik wil u ten andere wijzen op het feit dat Adam Schmidt, een welbekende liberale denker, reeds lange tijd geleden stelde dat een vrije markt enkel maar goed kan functioneren wanneer er bepaalde regels bestaan.

 

Als liberaal verzet ik mij zowel tegen ongebreideld en agressief turbokapitalisme dat aan elke democratische controle ontsnapt als tegen het andere uiterste, een angstig protectionisme dat de wereld buitensluit. Die beide systemen ontnemen precies kansen aan wie ze het meest nodig heeft, met name de armste landen en hun bevolking.

 

We hebben nood aan meer liberalisme in de wereld. Het liberalisme is de oplossing, en niet het probleem, voor de creatie van een meer rechtvaardige wereld.

 

Wij zullen de voorliggende resolutie steunen omdat ze aandacht vraagt voor een ethische globalisering en de nadruk legt op het absolute belang van sociale en milieurechten die elk individu zou moeten hebben.

 

Een aantal belangrijke aspecten van de problematiek is volgens mij nog niet aan bod gekomen in deze resolutie. In die zin is het geen eindpunt, maar een beginpunt. We zouden daarin veel andere maatregelen kunnen opnemen, die indirect van belang zijn voor de sociale en de milieurechten waar het ons om te doen is.

 

Het gaat om een meer representatieve en democratische organisatie van de internationale instellingen en om het onder strikte voorwaarden kwijtschelden van de schulden zodat landen meer beleidsruimte kunnen krijgen om investeringen te kunnen doen.

 

Dat is het verhaal van Hernando de Soto over de eigendomsrechten, van Yunus over de microkredieten, maar ook het verhaal van Amartya Sen, een Indisch Nobelprijswinnaar die onderwijs en gezondheidszorg ziet als recepten voor verdere ontwikkeling.

 

Er is ook het bevorderen van echte wereldwijde vrijhandel en het omgooien van het protectionistisch gesubsidieerd landbouwbeleid van onder andere de Europese Unie en de Verenigde Staten.

 

Die levensbelangrijke instrumenten, hefbomen tot een meer rechtvaardige wereld, hadden mijn inziens al een plaats kunnen krijgen in de voorliggende resolutie. Maar wij zullen ervoor ijveren dat ze aan bod komen wanneer de bijzondere commissie Globalisering het heeft over de rol van handel als motor van de welvaart.

 

Collega’s, ik kom tot mijn besluit. Een ethische globalisering is een liberaal verhaal waarin we zo veel mogelijk vrijheid nastreven voor zo veel mogelijk mensen, in het bijzonder voor de zwaksten in deze wereld. Etatisme en protectionisme dat mensen verknecht, krijgt er geen kans, evenmin als een dogmatisch ultrakapitalisme dat mensen uitbuit.

 

We moeten dus de strijd durven aanbinden tegen alle krachten die verhinderen dat de globalisering werkt in het voordeel van allen. De voorliggende resolutie is een zeer goede stap in de richting van meer vrijheid voor eenieder. Ze kan dan ook op de steun van mijn fractie rekenen.

 

De voorzitter: Als sprekers zijn ook de heer Cornil en mevrouw De Bue ingeschreven, maar zij zijn nu niet aanwezig. De heer Van der Maelen krijgt als laatste spreker het woord.

 

01.05  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, als voorzitter van de commissie Globalisering denk ik dat wat ik heb gehoord van de collega’s De Vriendt, Vercamer en De Clercq, een illustratie vormt van het feit dat wij op een boeiende manier met elkaar hebben gedebatteerd. Onze debatten werden verrijkt door de inbreng van een aantal academici en mensen uit het middenveld. Meest van al verheugt het mij dat wij erin zijn geslaagd om gezamenlijk te landen.

 

Als ik het mag samenvatten: we zijn niet in de val getrapt van blind geloof in de globalisering, en evenmin in de val getrapt van antiglobalisering. We zijn, denk ik, met zijn allen andersglobalisten. Andersglobalist, dat wil zeggen dat wij een andere globalisering willen.

 

Wie aandachtig heeft geluisterd naar de redevoeringen van de verschillende collega’s, zal merken dat er nog altijd zekere accentverschillen blijven. Mathias De Clercq sprak van een ethische globalisering. Voor mij, als sociaaldemocraat, is dat zwak. Ethiek is namelijk nogal los. Ik ben voor regulering. Welnu, we hebben elkaar tot op zekere hoogte gevonden. Zelfs collega De Clercq heeft zonet gezegd dat hij niet gelooft in een totaal vrij turbokapitalisme zonder enige regulering. Ook ik ben voorstander van regulering. Meer nog, ik ben voorstander van sociale herverdelingsmechanismen die ook mondiaal moeten beginnen te werken.

 

De globalisering zoals wij ze de voorbije jaren hebben gekend, is immers een globalisering die ervoor heeft gezorgd dat er hier en daar voor bepaalde landen – op dit punt heeft de heer De Clercq gelijk – heilzame gevolgen aan de globalisering zijn geweest.

 

Globaal bekeken moet echter worden vastgesteld dat de kloof tussen de rijke en de arme landen is toegenomen. Indien wij elk land bekijken, zowel de ontwikkelingslanden waar de globalisering, gemiddeld bekeken, effecten heeft gehad, als de rijke landen, moet worden vastgesteld dat ook daar de kloof tussen rijk en arm is gegroeid.

 

Voor mij is de uitkomst van de debatten die wij in de commissie hebben gehad de vaststelling dat, met uitzondering van het Vlaams Belang, alle commissieleden zich voor een andere globalisering hebben uitgesproken.

 

Ik zou nog heel kort vier punten willen aanhalen. Ik had immers beloofd een korte uiteenzetting te houden. De bedoelde vier punten houden verband met enige omzichtigheid die ik vandaag toch nog aan de dag wil leggen.

 

Volgende week zit ik twintig jaar in de Kamer. De voorbije twintig jaar hebben mij geleerd dat papier geduldig is en dat woorden mooi kunnen klinken, maar ook dat er daden op moeten volgen. Ik reken in mijn hoedanigheid van Kamerlid vooral op de leden van de meerderheid om ervoor te zorgen dat de richting van de mooie aanbevelingen, die nog accentverschillen bevatten en die nog stof tot debat zullen leveren, wordt ingeslagen.

 

Ik begin op het Belgische niveau. In de aanbeveling staat heel duidelijk dat wij willen dat sociale en milieunormen in ons Belgische ontwikkelingsbeleid een meer centrale plaats en rol zullen krijgen. Vanaf oktober 2009, wanneer wij onze werkzaamheden hervatten, zal de sp.a-fractie met aandacht kijken naar het werk van de minister van Ontwikkelingssamenwerking en van de hele regering op dat vlak. Wij zijn benieuwd om te zien of er een ommekeer is in het beleid op dat vlak.

 

Ten tweede, inzake het Europese niveau lees ik – ik pik er een aanbeveling uit – dat het Europese handels- en investeringsbeleid niet langer aan sociale en milieunormen ondergeschikt zal zijn.

 

In de tweede helft van 2010 neemt België het voorzitterschap van de Europese Unie waar. Wij zullen in oktober 2009 beginnen met de discussie over het programma dat België naar voren zal schuiven. Ik ben benieuwd of wij sporen zullen zien van het goede voornemen dat op voornoemd vlak in de voorliggende resolutie staat.

 

Ten derde, er staat ook in de resolutie – daarover zijn wij het met zijn allen eens – dat waardig werk op hetzelfde niveau als de andere millenniumdoelstellingen moet worden geplaatst. Het staat er al tussen als doel, maar het grote verschil met de andere millenniumdoelstellingen is dat de andere doelstellingen kwantitatieve indicatoren hebben, en waardig werk nog niet.

 

Ik ben benieuwd of onze nieuwe minister van Buitenlandse Zaken en onze minister van Ontwikkelingssamenwerking, die wij in oktober aan het werk zullen zien, stappen in die richting gaan ondernemen. Zullen zij die stem laten horen?

 

Ten vierde en ten laatste, is er een ijkpunt waarover ik zeer tevreden ben. Tot nu toe heb ik het gehad over aanbevelingen en opdrachten die naar politieke overheden gaan, Belgische, Europese en op mondiaal vlak. In onze resolutie staat ook dat wij vinden dat grote bedrijven die een zeer belangrijke rol spelen in de mondiale economie, bindende regels nodig hebben. Als men een rangschikking zou maken met de staten op basis van hun bnp en de bedrijven op basis van hun omzet, zou men tot de vaststelling komen dat de balans ongeveer fifty-fifty is. Tot nu toe hebben wij alleen aan de overheid regels en opdrachten gegeven. Nu staat er in de resolutie dat wij van oordeel zijn dat zij zich, naast aan gedragscodes die niet bindend zijn en naast andere internationale afspraken, ook moeten onderwerpen aan een aantal regels op het sociale vlak en inzake milieu, corruptiebestrijding, en dergelijke. Ik ben benieuwd of de meerderheid die weg zal inslaan.

 

Ik sluit af met een aankondiging, collega’s. Ik hoop dat het niet bij woorden zal blijven maar dat er daden volgen. Als u wilt meewerken, mijn wetsvoorstel ligt klaar. Ik heb een heel eenvoudig wetsvoorstel klaar, dat gevormd is naar het voorbeeld van wat bestaat inzake seksueel misbruik. U weet allemaal dat België ter zake een van de pioniers is geweest, waarbij Belgen die zich in het buitenland vergrijpen aan kinderen, ook voor de Belgische rechtbank strafbaar zijn en veroordeeld kunnen worden.

 

Wel, ik heb een heel klein en licht wetsvoorstel klaar voor een stap die wij met zijn allen kunnen ondernemen. Het bepaalt dat als Belgische bedrijven in het buitenland kinderen tewerkstellen, zij daarvoor door Belgische rechtbanken terechtgewezen en veroordeeld kunnen worden. Ik kijk met veel belangstelling uit, collega’s, of wij die eerste kleine stap in deze richting zullen kunnen zetten. Tien jaar geleden heb ik dat al eens geprobeerd, maar toen was er verzet van mijn collega’s van liberale huize en de collega’s van CD&V wilden toen ook niet mee.

 

Ik zal dit wetsvoorstel heel graag ter ondertekening voorleggen aan de collega's met wie wij vruchtbaar hebben samengewerkt in de commissie Globalisering. Als dit goedgekeurd zou worden, dan zouden wij een eerste kleine stap in de goede richting hebben gezet.

 

De voorzitter: Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

 

De bespreking is gesloten.

La discussion est close.

 

Er werden geen amendenten ingediend of heringediend.

Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.

 

De stemming over het voorstel zal later plaatsvinden.

Le vote sur la proposition aura lieu ultérieurement.

 

02 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, en het Wetboek van Vennootschappen (1988/1-5)

02 Projet de loi modifiant la loi du 11 janvier 1993 relative à la prévention de l'utilisation du système financier aux fins du blanchiment de capitaux et du financement du terrorisme, et le Code des sociétés (1988/1-5)

 

Algemene bespreking

Discussion générale

 

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

 

De heer Guy Coëme verwijst naar zijn schriftelijk verslag. De heer Van Campenhout is ingeschreven voor de algemene bespreking maar is niet aanwezig.

 

02.01  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, het amendement van de heer Van Campenhout en de meerderheidsfracties werd in de commissie goedgekeurd. Daarom moeten wij niet herhalen wat in de commissie werd gezegd. De heer Van Campenhout verzaakt aan zijn interventie. Het amendement is goedgekeurd in de commissie en dus hoeft dit niet herhaald te worden in de plenaire vergadering.

 

02.02  Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik heb een zeer lange uiteenzetting voorbereid, maar gelet op de massale belangstelling, zal ik het zeer kort houden.

 

Met dit zesde agendapunt zetten we eigenlijk de derde witwasrichtlijn op. Van de gelegenheid wordt ook gebruikgemaakt om de wet van 11 januari 1993 te coördineren, wat de leesbaarheid bevordert en wat ook inzake kwaliteit van de wetgeving een zeer goede zaak is. In de commissie voor de Financiën werd over drie punten discussie gevoerd en daarbij zou ik graag even toelichting geven.

 

Het eerste betreft de identificatieverplichting van de cliënt. Inzake de identificatieverplichting van de cliënt waarmee een zakenrelatie wordt onderhouden, worden de uiteindelijke begunstigden van de rechtspersonen nauwkeurig omschreven. Dit laat toe om precies te achterhalen welke natuurlijke personen precies geacht worden de controle uit te oefenen over de rechtspersoon waarover het gaat. Daarnaast, en dat is toch wel van belang, wordt er een verscherpt klantenonderzoek ingevoerd ten aanzien van politiek prominente personen. U en ik worden daaraan onderworpen, het is toch wel van belang dit te onderstrepen.

 

Wat daar ook van belang is, werd net door de heer Van Biesen aangestipt en heeft betrekking op de diamantsector. Waar er aanvankelijk in het wetsontwerp een identificatieverplichting bestond voor leveranciers voor alle transacties, voorzien wij nu enkel nog in een identificatieverplichting wanneer verrichtingen contant worden betaald. Ook die stap gaat nog altijd verder dan waarin voorzien was in de derde witwasrichtlijn. Op die manier kunnen wij een duidelijk signaal geven dat wij de diamantsector een belangrijke sector vinden, maar dat daarin ook de nodige regulering aanwezig moet zijn.

 

Een tweede punt dat in de commissie de nodige aandacht heeft gekregen en waaraan wij opnieuw de nodige aandacht willen geven, betreft de uitzondering voorzien voor juridisch advies gegeven door advocaten, notarissen, gerechtsdeurwaarders en de cijferberoepen. Collega’s, de meldingsplicht in de preventieve witwaswet strekt zich uit tot zeer zware criminele feiten: drughandel, mensenhandel, maffia, financiering van terrorisme.

 

Tevens ressorteert onder deze wetgeving ook de ernstige en georganiseerde fiscale fraude, waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procedés van internationale omvang worden aangewend. Collega’s, laten wij duidelijk zijn. Ook in het geval dat aan een belastingconsulent een advies wordt gevraagd om het opzetten van een internationaal georganiseerde fiscale fraude te organiseren, blijft de identificatie- en meldingsplicht onverkort bestaan.

 

Ik weet dat daarover in de commissie de nodige twijfel bestond, maar wij hebben het aan de minister gevraagd. De identificatie- en meldingsplicht blijft bestaan voor de belastingconsulenten aan wie een advies wordt gevraagd. Dat geldt ook voor anderen, zoals notarissen en advocaten. Ik viseerde niemand in het bijzonder, mijnheer Van Biesen.

 

Ten slotte wenst onze fractie de bekommernis te delen die leeft bij meldingsplichtige ondernemingen en personen, namelijk de rechtmatige verwachting dat hun anonimiteit wordt gewaarborgd, nadat zij hun melding hebben gedaan en wanneer er een strafrechtelijk gevolg aan wordt gegeven.

 

Als een belastingconsulent word aangezocht door iemand met minder goede bedoelingen op het vlak van witwassen en, zoals het hoort, melding daarvan maakt, dan kan ik mij voorstellen dat het niet echt aangenaam is als hij achteraf verneemt dat zijn naam in het strafrechtelijk dossier voorkomt, zeker als men weet dat het vaak gaat om niet bepaald kleine jongens.

 

Tot nu toe wordt de anonimiteit gewaarborgd bij een informatieve nota opgemaakt door de CFI en waarmee het College van procureurs-generaal zich akkoord heeft verklaard. Wij zouden liever zien dat, zoals in Frankrijk, de anonimiteit wettelijk wordt verankerd. Omdat de lijst van ondernemingen en personen die zijn onderworpen aan deze wet gevoelig wordt uitgebreid, waardoor de identificatieverplichting en de meldingsplicht ook van toepassing worden op relaties die persoonlijker en directer zijn, ben ik van mening dat het nodig is om een wettelijke basis te geven aan de anonimiteitsverplichting.

 

Ik heb het voorbeeld ook in de commissie gegeven. Een werknemer bij een bankinstelling kan zich min of meer verschuilen achter de identiteit van de bank. Als het om een notaris of een advocaat gaat, dan is de cliëntenrelatie veel persoonlijker en dan is het begrijpelijk dat vooral die personen meer belang hebben bij het garanderen van hun anonimiteit.

 

Ik weet dat de wettelijke bescherming van de anonimiteit een grondig debat vraagt, in het raam van artikel 75bis van het Wetboek van strafvordering en de rechten van verdediging, gewaarborgd in artikel 6 van het EVRM. Wellicht zal de discussie ook opduiken naar aanleiding van de bespreking van het Sociaal Strafwetboek, dat de anonimiteit garandeert van de indiener van een klacht van een sociaal misdrijf. Ik denk dan ook – dat is een oproep voor de commissie voor de Justitie – dat in het raamr van de bespreking van het Sociaal Strafwetboek de discussie over de reglementering betreffende de anonimiteit moet worden gevoerd en dat er een sluitend antwoord op moet worden gegeven.

 

Ik haal het nu even aan omdat ik vanuit onze fractie het belang van deze discussie wil benadrukken.

 

Mijnheer de voorzitter, collega’s, dit zijn voor ons de belangrijkste krachtlijnen en aandachtspunten van dit ontwerp, dat wij uiteraard met veel plezier zullen goedkeuren.

 

02.03  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, geachte collega-volhouders, vandaag zetten wij een Europese richtlijn om in Belgisch recht die misbruik van de financiële sector voor het witwassen van geld en het financieren van terrorisme wijzigt.

 

Witwassen is niet alleen ethisch verwerpelijk, het is ook een economisch probleem. Het vervalst de markt. Het brengt ook de groei ernstige schade toe en het vertrouwen van de consument in de markt. De financiële crisis heeft ons toegelaten paal en perk te stellen aan een aantal uitwassen. Met de commissie fiscale fraude en een bijzondere commissie voor de aanpak van de bankencrisis hebben wij daaraan voor een stuk een antwoord geboden.

 

Vandaag wordt reeds aan alle actoren in het veld om een bijsturing gevraagd om deze crisis aan te kunnen pakken. In het wetsvoorstel, in de oorspronkelijke richtlijn, wordt ook voorgesteld aan alle cijferberoepen op te leggen om verdachte transacties te melden. Dat is de situatie vandaag reeds. Alle beroepen zijn eigenlijk verplicht om verdachte transacties te melden. Dit gebeurt, als men naar de cijfers kijkt, echter slechts in een zeer klein aandeel van de gevallen. De Cel voor Financiële Informatieverwerking meldt slechts ongeveer 50 gevallen op een totaal van 15.500.

 

Net daarom heeft de commissie fiscale fraude aanbevolen om alle adviseurs te verplichten mee te werken aan de fraudebestrijding. Dit is ook ondertekend en ondersteund door alle deelnemers aan de commissie fiscale fraude. Als men echter gaat kijken naar het wetsvoorstel dat vandaag voorligt, ziet men een zwak punt, namelijk artikel 17.

 

Artikel 17 van het wetsontwerp verzwakt de meldingsplicht voor cijferberoepen. Die afzwakking is niet alleen onnodig en overbodig, maar is, gezien de huidige rapportagecijfers, eigenlijk ook wraakroepend en zorgwekkend.

 

Ze is zorgwekkend, omdat men, in plaats van consequent te zijn, in plaats van dat deze meerderheid en dit Parlement zijn eigen adviezen volgt, daarvan gewoon gaat afwijken. Waarvoor is al dat werk dan geweest?

 

Ze is ook zorgwekkend omdat het volledig voorbijgaat …

 

02.04  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw Almaci, met alle respect, u weet dat wij met veel nadruk de werkzaamheden van de onderzoekscommissie fiscale fraude hebben gevolgd. Wij hebben ook alle elementen en aanbevelingen onderschreven die daar zijn gesteld. Hetgeen u hier vandaag zegt, komt niet overeen met de waarheid. Laten wij eerlijk zijn, de meldingsplicht voor de cijferberoepen is nooit zo groot geweest als vandaag.

 

Laat ons eerlijk zijn, we hebben charters ondertekend met elk cijferberoep, met de verschillende departementen, tijdens de onderhandelingen die we hebben gevoerd. Dat gebeurde onder de heer Clerfayt en zijn voorganger, de heer Jamar. We hebben werk verzet op dat vlak.

 

Wanneer er weinig meldingen zijn – of in uw ogen te weinig – kan ik u vandaag zeggen dat een groot stuk van de fiscale fraude wordt bestreden door de fiscale administratie samen met de cijferberoepen. Het gebeurt veel meer dan vroeger. Ik ben er vast van overtuigd dat dit resultaat zich in de toekomst nog in toenemende mate zal herhalen.

 

Met andere woorden, ik heb helemaal geen boodschap aan het verhaal dat u en straks ook Dirk Van der Maelen – zonder daarop te willen vooruitlopen maar we weten al wat hij gaat zeggen – zult brengen, namelijk dat de meldingsplicht voor de cijferberoepen is verminderd. Ik zeg u dat de samenwerking tussen de fiscale administratie en de cijferberoepen nog nooit zo groot is geweest als vandaag. Nog nooit zijn de resultaten zo goed geweest.

 

Met andere woorden, we hebben met deze wetgeving geen vermindering van de activiteit van de cijferberoepen. We hebben vandaag op geen enkele wijze in tegenspraak gehandeld met onze werkzaamheden in de commissie voor de Bestrijding van de Fiscale Fraude.

 

02.05  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Geachte collega Van Biesen, dat is dan toch wel een zeer bizarre interpretatie. Er is in de richtlijn een afzwakking gekomen in artikel 17. Er wordt namelijk een beroepsgeheim toegekend aan de cijferberoepen die dat voorheen niet hadden. Ze worden deels op hetzelfde niveau geplaatst als de advocatuur, iets wat trouwens de Orde van de Vlaamse Balies ook aangaf in de hoorzitting.

 

U zegt dat het in de toekomst nog beter zal worden omdat er een afzwakking is. Dat is de wereld op zijn kop. Het is erg zorgwekkend omdat wat u zegt volledig voorbijgaat aan het bezwaar van de Orde van de Vlaamse Balies, meer bepaald het argument dat door dit wetsontwerp aan zeven beroepen waaronder revisoren, accountants en belastingconsulenten een beroepsgeheim wordt toegekend voor het bepalen van de rechtspositie van de cliënt. Dat ondergraaft het beroepsgeheim van de advocaat en het geeft de cijferberoepen een functie die zij wettelijk gezien niet hebben.

 

02.06  Luk Van Biesen (Open Vld): De opmerkingen van de Vlaamse balies, hoe goed bedoeld ze ook mogen zijn geweest, gaan alleen en uitsluitend over de bescherming van hun beroep als advocaat en mogelijk juridisch consulent. Met andere woorden, het ging dermate ver dat belastingconsulenten en boekhouders niet meer de mogelijkheid zouden hebben om mensen aan te raden in een bepaalde juridische constructie te werken, zijnde een vennootschap op te richten, indien zij op een bepaald niveau van zelfstandige activiteit zijn gekomen.

 

Dat is natuurlijk totaal tegenstrijdig met ons fundamenteel element, met name het zoeken naar de minst belaste weg. Als wij onze mensen kunnen adviseren om op een bepaald ogenblik uit de zelfstandigheid te stappen en naar een vennootschapsvorm te gaan om de minst belaste weg te volgen, dan is dat nog altijd de meest verstandige weg die wij hen kunnen aanraden. Dat is volledig in lijn met onze rechtspraak en onze wetgeving, namelijk het Brepols-principe, dat de minst belaste weg de logisch te bewandelen weg is voor elke burger in dit land en voor elke vennootschap.

 

02.07  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer Van Biesen, het is duidelijk dat u zich persoonlijk aangesproken voelt. Gezien uw achtergrond kan ik mij dat voorstellen.

 

Accountants, boekhouders of bedrijfsrevisoren hebben geen juridische opleiding genoten. Bovendien hebben ze geen enkel recht tot bijstand van hun cliënt inzake rechten.

 

Advocaten en de zeven genoemde beroepen zijn niet rechtstreeks vergelijkbaar. Ze hebben niet dezelfde taak en functie, en objectief gezien ook geen vergelijkbare dienst wat juridisch advies betreft.

 

Dat is de zwakte in dit wetsontwerp. Hamvraag is waarom ze dan vergelijkbare juridische uitzonderingen zouden moeten genieten. Dat is niet logisch. Dit is een tekortkoming die u zelf hebt ingeschreven in de wet om aan bepaalde mensen mogelijkheden te bieden.

 

Een eerste argument is het volgende. Er zijn uitspraken gedaan in de commissie die een specifiek licht werpen op deze zaak en deze discussie. Collega’s, laat u geen blaasjes wijsmaken. Wat voorligt, is een politieke keuze, de keuze om het eigen werk in de commissies te valoriseren of te ondergraven.

 

Dat wordt geïllustreerd door het antwoord dat onder meer door de minister van Financiën werd gegeven op de kritiek van de Vlaamse balie. Er wordt eerst en vooral gezegd dat cijferberoepen geen financiële beroepen zijn. Dat is voor mij nieuw.

 

Een tweede argument is het volgende. Er wordt verwezen naar het buitenland. In alle ons omringende landen wordt de uitzondering toegepast. Dus, om geen concurrentienadeel te ondervinden – laat ons een kat een kat noemen – moeten we die uitzondering stemmen. Dat is de wereld op zijn kop.

 

De minister van Financiën heeft letterlijk gezegd dat de economische activiteit niet al te veel nadeel mag ondervinden van deze wetgeving. Met andere woorden, een beetje witwassen mag en dus moeten we die uitzondering kunnen inschrijven in onze wetgeving. Dat is de essentie van deze discussie.

 

Er werd berekend dat er voor 30 miljard euro aan fiscale fraude is in ons kleine land. Er is een financiële crisis ten gevolge van het ongelooflijke principe waarbij de een naar de andere keek en vond dat als de andere torenhoge bonussen mag uitbetalen, hij dat ook mocht.

 

Er is een commissie voor de Fiscale fraude geweest die specifieke adviezen heeft gegeven om de controle meer waterdicht en strenger te maken. We hebben een bijzondere commissie voor de Bankencrisis en een commissie-Lamfalussy die aan dit soort praktijken, waarbij de lat steeds lager wordt gelegd omdat een ander land het ook doet, eindelijk een halt willen toeroepen.

 

Ik geef het concreet voorbeeld van Frankrijk waar die zwakte uit de wet is gehaald. Dit is echter allemaal van geen tel. De lat hoger leggen en een volledige en sluitende bestrijding van de witwasoperaties organiseren, willen of durven we immers niet.

 

Witwasoperaties mogen, maar met mate. Dat is wat u vandaag zegt. Dit is ons land en ons werk onwaardig.

 

Collega's, zouden wij, gezien dat intensieve werk, niet wat meer ambitie aan de dag kunnen leggen? U hebt daarnet zelf gezegd dat dit artikel 17 effectief overbodig is. Zouden wij dan niet moeten streven naar het verhogen van de lat voor alle landen en Frankrijk in zijn initiatief steunen? Zouden wij ons die vraag niet moeten stellen, gezien de mooie principes die wij met zijn allen onderschrijven in de verschillende commissies? Als puntje bij paaltje komt, weigeren wij echter om ze om te zetten in echte wetgeving. Op het enige moment dat het er echt iets toe doet, op het enige moment dat u hier met uw stem echt kunt beslissen over verandering zwakt u uw eigen werk af.

 

Het lijkt wel of de meerderheid hier collectief lijdt – dat is eigenlijk niet verwonderlijk gelet op de voorbije twee jaar – aan een Calimero-effect, aan een chronisch gebrek aan doortastendheid en consequentie dat alle vertrouwen in de goede aanpak van de problemen waarmee we te kampen hebben, ondermijnt. Wij willen de strijd tegen fiscale fraude opvoeren, zolang we er niemand mee tegen het hoofd stoten en zolang er hier en daar nog een achterpoortje is.

 

Collega's, laat duidelijk zijn dat artikel 17 het zwakke punt is in deze wet. Ik roep iedereen uit de desbetreffende commissies, die werk heeft geleverd om de huidige situatie te veranderen en ook maar een greintje beroepseer heeft, op om onze amendementen goed te keuren. Dit laat toe om de overbodige – om de argumentatie van de heer Van Biesen te gebruiken – afzwakking van de meldingsplicht weg te werken en deze wet volledig en sluitend te maken.

 

02.08  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, collega's, ik zal beginnen met u een citaat voor te lezen. Ik zal u later zeggen wie de auteur van het citaat is. Luister even mee, collega Van Biesen. "Over het algemeen bestaat er geen ernstige en georganiseerde fiscale fraude zonder de medewerking van een raadgever. Alleen deze laatste kan de ingewikkelde constructies om de belastingen te ontduiken, bedenken en in de praktijk omzetten. Het is derhalve onaanvaardbaar dat raadgevers zich zouden lenen tot dergelijke vormen van fiscale engineering. Evenmin kan worden aanvaard dat zij de ogen sluiten voor bepaalde wanpraktijken en zodoende de fiscale fraude vergemakkelijken in plaats van in te grijpen."

 

Collega's, dit is de letterlijke weergave van de woorden van regeringscommissaris Zenner in 2002.

 

Ik heb het in de commissie al gezegd. Er is in België niet alleen de stem van een van uw voorgangers, mijnheer de staatssecretaris. Momenteel is er binnen de OESO een werkgroep onder de titel Tax Intermediaries. Binnen de OESO werken de verschillende fiscale administraties samen omdat ze met zijn allen tot de conclusie zijn gekomen dat grote georganiseerde fraude vergt dat er – ik zal het wat onvriendelijk zeggen – druk op de cijferberoepen wordt gezet. Anders zal het fenomeen van de grote georganiseerde fiscale fraude nooit effectief kunnen worden aangepakt.

 

Ten behoeve van de heer Van Biesen wil ik aanbeveling nr. 48 van de fraudecommissie voorlezen: "De adviseurs, cijferberoepen, advocaten, notarissen, banken enzovoort, verplichten mee te werken aan fraudebestrijding door de invoering van rapporteringregels en door hen te verplichten" – luister goed – "fiscale en georganiseerde fraude te melden aan de CFI".

 

Een laatste element voor ik aan mijn uiteenzetting begin: er waren 15.500 meldingen in 2008, waarvan er 47 van de cijferberoepen kwamen. Mijnheer Van Biesen, u hebt daarstraks, zelfs zonder te blozen, beweerd dat er een groeiende samenwerking tussen de fiscale administratie en de cijferberoepen was. 47 meldingen.

 

Weet u dat dit in Nederland 12 keer meer is? Weet u dat in Nederland de opbrengst dankzij de meldingsplicht van de cijferberoepen, na de banken, het hoogste cijfer is? In België durft men die cijfers niet geven. 53 procent komt van de banken, 28 procent van de cijferberoepen.

 

Er is internationaal een consensus. Er is de politieke afspraak in deze Kamer, die een paar weken geleden werd goedgekeurd. Er zijn de schrijnende cijfers in België. Men zou denken dat een regering die twee staatssecretarissen heeft die zich bezighouden met fiscale fraude de maatregel zouden nemen die in andere landen bestaat en waarover internationale consensus is, en dat ze ervoor zouden zorgen dat de vijzen wat worden aangedraaid en er meer meldingen van de cijferberoepen zouden komen.

 

Dat u daarvan geen voorstander bent, collega Van Biesen, dat weet ik. U bent er namelijk beroepsmatig bij betrokken.

 

Dat de staatssecretaris dat niet doet, weet ik eveneens en verwondert mij evenmin. Zijn kabinetschef is namelijk lid van de raad van bestuur van de IAB, dus in een instituut van belastingconsulenten en accountants.

 

De voorzitter: De heer Van Biesen vraagt het woord. Dat zou wel eens over een persoonlijk feit kunnen gaan.

 

Persoonlijk feit

Fait personnel

 

02.09  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik vraag het woord niet alleen voor een persoonlijk feit. Ik vind echt dat dit over de schreef gaat. Er zijn limieten aan elke uiteenzetting en aan al wat er kan worden gezegd.

 

Mijnheer Van der Maelen, ik denk dat u die limieten hebt overschreden.

 

Wij hebben in de commissie ter bestrijding van de fiscale fraude het onderzoek gevoerd naar zeer grote fraudedossiers. Daarbij hebben we inderdaad vastgesteld dat er een aantal constructies zijn opgezet, met medeweten, in de eerste plaats, van de banken, en in de tweede plaats van mensen die daar hun werk van maakten.

 

Die mensen, dat zijn niet de doorsnee cijferberoepen. Wat u zegt, is helemaal in tegenspraak met datgene wat wij hebben vastgesteld. U zegt het als zou de belastingconsulent, de fiscale adviseur of de boekhouder zijn verantwoordelijkheid niet opnemen in de strijd tegen de fiscale fraude. Het is echter een eer voor elke boekhouder en voor elke fiscale consulent om de juiste belasting te laten betalen door hun cliënt – de juiste belasting – en niet te helpen met witwasoperaties.

 

Wat u vandaag aanklaagt als zou het niet zo in de wet staan, is precies datgene wat de wet regelt, namelijk hetzelfde als wat in de andere landen bestaat, namelijk de meldingsplicht, de verantwoordelijkheid in heel die constructie.

 

Mijnheer Van der Maelen, wat u wenst aan te tonen, is het omgekeerde, beste strijdmakker tegen de fiscale fraude.

 

Wat wij hier vandaag doen, is een stap vooruit zetten in de goede richting, die ons op internationaal vlak op hetzelfde niveau plaatst als de andere landen. Het is niets anders dan dat. Het verandert niets aan de akkoorden van de cijferberoepen, verdedigers van het bewandelen van de fiscaal juiste weg en dat is inderdaad de weg naar de minste fiscale belastingen. Die weg hebben wij uitgedokterd met het Parlement. De controleurs, overheid en cijferberoepen staan hand in hand om de mensen de juiste weg te laten bewandelen.

 

Ik zou echt graag zien dat u ophoudt met de stigmatisatie van een aantal beroepen als zouden zij vandaag niets anders willen doen dan het plegen van fiscale fraude. Daarvoor denk ik dat die mensen dag in dag uit te veel goede diensten bewijzen aan ons land, aan onze overheid.

 

Het incident is gesloten.

L’incident est clos.

 

02.10  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, de heer Van Biesen polariseert moedwillig de situatie.

 

De werkgroep Fiscale Fraude is niet overgegaan tot het stigmatiseren van hele groepen. Zij heeft gewoon vastgesteld dat er in verschillende sectoren, waaronder de financiële sector, een probleem inzake fiscale fraude is.

 

Internationaal is ter zake ook vastgesteld – daaruit volgt de genoemde, Europese richtlijn – dat er witwasoperaties en financiering van terrorisme via de financiële sector bestaat. Bij voornoemde praktijken is een aantal beroepen specifiek betrokken.

 

Het voorgaande betekent niet dat iedereen die de beroepen in kwestie uitoefent, per definitie verdacht zou zijn. Het is echter wel bizar dat wij, om tot een performantere aanpak van witwasoperaties te komen, onze wet moeten verzwakken.

 

Hoe legt u dat uit, op een moment dat wij op internationaal vlak tot de landen behoren waar de minste meldingen vanuit de voormelde beroepen gebeuren? Hoe legt u dat uit, nu Frankrijk zegt het wel te willen doen en de lat wel hoog wil leggen? Hoe verklaart u in dat geval vooral het antwoord van de minister dat in de wet in kwestie niet voor de bewuste optie wordt gekozen om de economische activiteit niet te veel te verstoren?

 

Alles wat u hier dus vertelt, dient eigenlijk om te verbloemen dat het om witwasoperaties gaat en dat u de wet niet sluitend wil maken, omdat het een economisch nadeel zou kunnen opleveren. Alle principes die wij in de speciale commissies aannemen, worden aldus tenietgedaan.

 

Dat is de praktijk. Dat is ook de essentie van de discussie hier. Het sluitend maken van de wet kan misschien een economisch nadeel opleveren en dus wil u een afzwakking van de wet. Dat is het enige argument. U mag het antwoord van de minister ter zake er in het verslag op nakijken.

 

De voorzitter: Collega’s, wij zijn bezig te luisteren naar de uiteenzetting van de heer Van der Maelen. Onderbrekingen kunnen, maar niet om een volledig betoog af te steken. In het andere geval zal de heer Van der Maelen hier wortel schieten.

 

02.11  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik geef het aan de collega’s mee en zij mogen zelf oordelen.

 

Ik heb van 47 meldingen gesproken. De heer Van Biesen werpt hier nu op dat het veel beter gaat en dat de samenwerking vlot verloopt. Weet u echter dat voornoemde 47 meldingen afkomstig zijn van elf bedrijfsrevisoren en van vijftien boekhoudkundige en fiscale beroepen?

 

Mijnheer Van Biesen, hoeveel collega’s hebt u in de sector van de cijferberoepen? Zijn het er tienduizend of twintigduizend? Volgens het jaarverslag, dat u allen hebt gekregen, hebben in 2008 zesentwintig collega’s een melding gemaakt. In Nederland zijn het er minstens tien keer meer de voorbije jaren. De door voornoemde meldingen gegenereerde opbrengst bedraagt 28 procent van alles wat via de bestrijding van witwasoperaties in de Nederlandse Staatskas komt.

 

Dat u en de staatssecretaris geen voorstanders zijn, verwondert mij niet.

 

Dat de PS, die hier vandaag niet is, en dat CD&V en cdH daarin meestappen, daarvoor is mijn nochtans grote verstand te klein om het te vatten.

 

U, collega’s van CD&V hebt zich bij de neus laten nemen. Die richtlijn, zoals zij door Europa is vastgelegd en zoals zij in België wordt uitgevoerd, voorziet in een uitzondering voor de juridische beroepen: de advocaten. Ik vraag u, collega’s van CD&V, neem de richtlijn er eens bij en kijk naar overweging 21. In overweging 21 staat dat diezelfde uitzondering die voor advocaten bestaat ook kan voor de cijferberoepen die – en nu citeer ik letterlijk: “in sommige lidstaten hun cliënten in rechte kunnen verdedigen of vertegenwoordigen, of zijn rechtspositie bepalen.” Dit gaat over quasi-juridische functies. Die bestaan in Angelsaksische landen maar niet in onze continentale rechtssystemen. Het is ook niet verwonderlijk dat in Frankrijk die uitzondering niet wordt gemaakt omdat daar net als in ons land de cijferberoepen geen functie hebben bij vertegenwoordiging in rechte of bij het bepalen van de rechtspositie.

 

Het is de lobby van de cijferberoepen die van de komst van de nieuwe richtlijn misbruik heeft gemaakt om voor zichzelf een veel gemakkelijker positie te creëren wat de strijd tegen het witwassen betreft.

 

Het is misschien goed dat ik dit nog eens onder uw aandacht breng. Het gaat hier om grote georganiseerde fraude. Het gaat hier niet om fiscale huis-, tuin- en keukenfraude. Het gaat om grote, georganiseerde, fiscale fraude. De richtlijn laat zo een kiertje open voor sommige lidstaten waar cijferberoepen een juridische functie vergelijkbaar aan die van een advocaat hebben.

 

Die deur hebben zij opengelaten. Kijk naar artikel 17. In artikel 17 staat dat zij het moeten melden – hou u vast – als zij er zelf aan meewerken.

 

Kent u nu één gek die zelf meewerkt aan grote georganiseerde fiscale fraude en zichzelf gaat aanmelden? Dat is mijn eerste punt.

 

Nu volgen mijn tweede en mijn derde punt. Als ze het niet wisten, dan zijn ze ook vrijgepleit. Welnu, als er in 2008, ingevolge een wetgeving die in de meldingsplicht voorzag, slechts 26 personen een melding deden, dan moet men niet te verstandig zijn om in te schatten hoeveel meldingen er zullen zijn als ze kunnen zeggen dat ze het niet wisten, dat ze er niet aan hebben meegedaan en dat ze daarenboven niet wisten dat het daarvoor was. Hoeveel meldingen meent u te zullen krijgen? Meer? Ik denk het niet. U zult er nog minder krijgen!

 

02.12  Luk Van Biesen (Open Vld): Ik hoop nul.

 

02.13  Dirk Van der Maelen (sp.a): U hoopt nul. Ik hoop dat dit wordt genoteerd in het verslag. Collega’s, hebt u dit gehoord? Hij hoopt dat het manoeuvre dat hij heeft geleid, samen met anderen, leidt tot nul meldingen van de kant van de cijferberoepen.

 

Collega’s, ik rond af. Voorzitter, ik zal meteen mijn amendementen toelichten. Ik heb in totaal zes of zeven amendementen. Vijf daarvan gaan over het opkuisen van het wetsontwerp. Op verschillende plaatsen haal ik die afzwakking van de meldingsplicht van de cijferberoepen uit het wetsontwerp.

 

Dan is er een tweede amendement. Als het goed is, zeg ik het ook. Ik las in de krant dat Carl Devlies zich erop beroept dat het dankzij zijn inspanningen is dat er werd voorzien dat indien er een melding komt bij de CFI en indien de CFI beslist om dat te melden aan het parket, het ook zal worden gemeld aan de arbeidsauditeur en aan de SIOD, de koepelorganisatie voor de strijd tegen de sociale fraude. Dat is goed, maar ik wil dezelfde behandeling voor de fiscale fraude en ik heb een amendement dat ertoe strekt dat als er een melding bij de CFI komt en het blijkt dat er gewone fiscale fraude aan verbonden is, men dat niet alleen meldt aan het parket, maar ook aan het ministerie van Financiën.

 

Collega’s van CD&V, we hebben er na de vergadering even over gepraat. In de huidige situatie is dit alleen het geval voor inbreuken op de douanewetgeving. Mijn amendement stelt voor om inbreuken op de douanewetgeving, die door de CFI niet worden beschouwd als zware en georganiseerde fiscale fraude, ook te melden aan de fiscale administratie. Ik neem aan dat collega’s van CD&V, zeker als ze van ACW-signatuur zijn, net als ik voorstander zijn van een gelijke behandeling van fiscale en sociale fraude.

 

Met dit amendement, collega’s, krijgt u de kans om ook de fiscale fraude op dezelfde manier te behandelen als de sociale fraude, zoals nu wordt voorgesteld, via een aanpassing van de wet door Carl Devlies.

 

Ik kom tot een laatste amendement, maar daarover maak ik mij, met deze meerderheid, geen illusies. Er is een reeks van landen – het is geen klein aantal – die de richtlijn breder toepast dan wij in België doen. Wij zeggen dat die alleen voor grote, georganiseerde fraude geldt. Wij hebben daarvoor een definitie: “Bestraft worden met een straf van meer dan een jaar gevangenis.” In andere landen ligt de lat lager. Ook voor middelgrote fiscale fraude bestaat er een meldingsplicht aan de CFI. Als men ziet wat die heren van de cijferberoepen hier België proberen, namelijk de belangrijkste inspiraties van de fiscale fraude uit de wind zetten, dan maak ik mij weinig of geen illusies dat zij dit zullen steunen, maar ik kijk toch wel met belangstelling uit naar het stemgedrag van mijn collega’s van CD&V.

 

02.14  Luk Van Biesen (Open Vld): Ik heb eigenlijk niet vernomen of u voor of tegen zult stemmen, met andere woorden voor of tegen een wetsontwerp voor het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van het terrorisme. Zult u nu voor of tegen dit wetsontwerp stemmen?

 

02.15  Dirk Van der Maelen (sp.a): Ik weet niet of u in de commissie aanwezig was.

 

02.16  Luk Van Biesen (Open Vld): Ik was daar uiteraard altijd aanwezig.

 

02.17  Dirk Van der Maelen (sp.a): Ik stel voor dat u even het verslag leest.

 

02.18  Luk Van Biesen (Open Vld): U stemt dus tegen een mechanisme ter voorkoming van het witwassen van geld?

 

02.19  Dirk Van der Maelen (sp.a): Ik stem tegen de uitholling…

 

02.20  Luk Van Biesen (Open Vld): U stemt tegen de omzetting van een Europese richtlijn over de fundamenten van het voorkomen van het witwassen van geld in dit land.

 

02.21  Dirk Van der Maelen (sp.a): Collega Van Biesen, u hebt het nog niet begrepen. Ik zal het nog even herhalen. Die witwasrichtlijn verplicht België niet. Sterker zelfs, u gaat in tegen de richtlijn. Ik heb voorgesteld dat men het advies zou inwinnen van de Europese Commissie, maar dat heeft de meerderheid hooghartig afgewezen. Ik kan u voorspellen dat het niet lang zal duren, ofwel via een klacht van de Orde van Advocaten ofwel via de Europese Commissie, die zelf een blik zal werpen op dit wetsontwerp, voor het duo Reynders-Clerfayt voor de zoveelste keer door het Hof van Luxemburg op de vingers zal worden getikt voor de foute omzetting van richtlijnen en het produceren van nationale wetgeving die ingaat tegen de Europese regelgeving.

 

Ik wil daarover graag met u, collega Van Biesen, een weddenschap aangaan. Het zal de zoveelste keer zijn dat die knoeiers op Financiën zullen worden terechtgewezen door het Hof van Luxemburg.

 

De voorzitter:Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

 

De algemene bespreking is gesloten.

La discussion générale est close.

 

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

 

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1988/5)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1988/5)

 

Het wetsontwerp telt 58 artikelen.

Le projet de loi compte 58 articles.

 

*  *  *  *  *

Amendements déposés:

Ingediende amendementen:

 

Art. 4

  • 1 - Dirk Van der Maelen cs (1988/3)

Art. 5

  • 2 - Dirk Van der Maelen cs (1988/3)

Art. 6

  • 6 - Dirk Van der Maelen cs (1988/3)

Art. 30

  • 3 - Dirk Van der Maelen cs (1988/3)

  • 7 - Meyrem Almaci cs (1988/3)

Art. 34

  • 4 - Dirk Van der Maelen cs (1988/3)

Art. 38

  • 8 - Meyrem Almaci cs (1988/3)

Art. 40

  • 5 - Dirk Van der Maelen cs (1988/3)

*  *  *  *  *

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen en artikelen en over het geheel zal later plaatsvinden.

La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et les articles réservés ainsi que sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

 

*  *  *  *  *

Besluit van de artikelsgewijze bespreking:

Conclusion de la discussion des articles:

Réservé: le vote sur les amendements et les articles 4 à 6, 30, 34, 38, 40.

Aangehouden: de stemming over de amendementen en artikelen 4 tot 6, 30, 34, 38, 40.

Artikel per artikel aangenomen: de artikelen 1 tot 3, 7 tot 29, 31 tot 33, 35 tot 37, 39, 41 tot 58 .

Adoptés article par article: les articles 1 à 3, 7 à 29, 31 à 33, 35 à 37, 39, 41 à 58.

 

03 Wetsontwerp houdende eindregeling van de begrotingen van de instellingen van openbaar nut van het jaar 2003 (2066/1-2)

03 Projet de loi contenant le règlement définitif des budgets d'organismes d'intérêt public pour l'année 2003 (2066/1-2)

 

Overeenkomstig artikel 116 van het Reglement wordt, in plenaire vergadering, een beperkte algemene bespreking gehouden.

Conformément à l’article 116 du Règlement, le projet de loi fait l’objet d’une discussion générale limitée en séance plénière.

 

Beperkte algemene bespreking

Discussion générale limitée

 

De beperkte algemene bespreking is geopend.

La discussion générale limitée est ouverte.

 

03.01  Luk Van Biesen, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, als lid van de cijferberoepen heb ik het allemaal cijfermatig nagekeken. Ik kan alleen maar verwijzen naar het schriftelijk verslag.

 

De voorzitter: Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

 

De beperkte algemene bespreking is gesloten.

La discussion générale limitée est close.

 

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

 

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2066/1)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2066/1)

 

Het wetsontwerp telt 4 artikelen.

Le projet de loi compte 4 articles.

 

Er werden geen amendementen ingediend.

Aucun amendement n'a été déposé.

 

De artikelen 1 tot 4 worden artikel per artikel aangenomen, alsmede de tabellen in bijlage.

Les articles 1 à 4 sont adoptés article par article, ainsi que les tableaux en annexe.

 

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

 

Collega’s, wij zijn aan het einde van onze werkzaamheden gekomen. Ik wens u een goede avond.

 

De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 16 juli 2009 om 14.15 uur.

La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 16 juillet 2009 à 14.15 heures.

 

De vergadering wordt gesloten om 20.21 uur.

La séance est levée à 20.21 heures.

 

 

Dit verslag heeft geen bijlage.

 

Ce compte rendu n'a pas d'annexe.