Séance plénière |
|
van donderdag 25 juni 2009 Namiddag ______ |
du jeudi 25 juin 2009 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.18 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.
La séance est ouverte à 14.18 heures et présidée par M. Patrick Dewael.
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:
Ministre du gouvernement fédéral présent lors de l'ouverture de la séance:
Herman
Van Rompuy.
De voorzitter: De vergadering is geopend.
La séance est ouverte.
Hilâl Yalçin,
wegens gezondheidsredenen / pour raisons de santé;
Jean-Marc Nollet, wegens ambtsplicht / pour devoirs de mandat;
Gerolf Annemans,
met zending / en mission;
Luc Goutry, Raad
van Europa / Conseil de l’Europe;
Gerald
Kindermans, NAVO / OTAN.
01 Toelating, onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging
01 Admission, vérification des
pouvoirs et prestation de serment
De heer Jean-Luc Crucke, vertegenwoordiger voor de kieskring Henegouwen, heeft ontslag genomen op 23 juni 2009.
M. Jean-Luc Crucke, représentant de la circonscription électorale du Hainaut, a démissionné le 23 juin 2009.
De opvolger die hem zal vervangen is de heer Olivier Destrebecq.
Le suppléant appelé à le remplacer est M. Olivier Destrebecq.
Op 20 maart 2008 werd hij toegelaten zitting te hebben in de hoedanigheid van lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers ter vervanging van de heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, belast met de Voorbereiding van het Europese Voorzitterschap, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, en voor de duur van zijn ambt..
Le 20 mars 2008, ce dernier avait été admis à siéger en qualité de membre de la Chambre des représentants en remplacement de M. Olivier Chastel, secrétaire d'État aux Affaires étrangères, chargé de la Préparation de la Présidence européenne, adjoint au ministre des Affaires étrangères, et pour la durée des fonctions de celui-ci.
De heer Pierre-Yves Jeholet, vertegenwoordiger voor de kieskring Luik, is ontslagnemend vanaf 23 juni 2009.
M. Pierre-Yves Jeholet, représentant de la circonscription électorale de Liège, est démissionnaire en date du 23 juin 2009.
De opvolger die hem zal vervangen is mevrouw Josée Lejeune, eerste opvolger.
Le suppléant appelé à le remplacer est Mme Josée Lejeune, première suppléante.
Op 21 december 2007 werd zij toegelaten zitting te hebben in de
hoedanigheid van lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers ter vervanging
van de heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van
Financiën en Institutionele Hervormingen, voor de duur van zijn ambt.
Le 21 décembre 2007, cette dernière avait été admise à siéger en qualité de membre de la Chambre des représentants en remplacement de M. Didier Reynders, vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles, et pour la durée des fonctions de celui-ci.
Wij moeten overgaan tot de toelating en eedaflegging van de opvolger die op zijn beurt in aanmerking komt om de heer Didier Reynders te vervangen overeenkomstig artikel 1bis van de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van Staat, alsmede de leden en gewezen leden van de Wetgevende Kamers.
Nous devons procéder à l'admission et à la prestation de serment du suppléant appelé à siéger à son tour en remplacement de M. Didier Reynders en application de l'article 1bis de la loi du 6 août 1931 établissant des incompatibilités et interdictions concernant les ministres, anciens ministres et ministres d'État, ainsi que les membres et anciens membres des Chambres législatives.
Deze opvolger is de heer Luc Gustin, tweede opvolger voor de kieskring Luik, die het mandaat aanneemt en de heer Didier Reynders voor de duur van zijn ambt vervangt.
Ce suppléant est M. Luc Gustin, deuxième suppléant de la circonscription électorale de Liège, qui accepte le mandat et remplacera M. Didier Reynders pour la durée de ses fonctions.
De heer Benoît Cerexhe, vertegenwoordiger voor de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, is ontslagnemend vanaf 23 juni 2009.
M. Benoît Cerexhe, représentant de la circonscription électorale de Bruxelles-Hal-Vilvorde, est démissionnaire en date du 23 juin 2009.
De opvolger die hem zal vervangen is mevrouw Clotilde Nyssens, eerste opvolger.
Le suppléant appelé à le remplacer est Mme Clotilde Nyssens, première suppléante.
Op 5 juli 2007 werd zij toegelaten zitting te hebben in de hoedanigheid van lid van de
Kamer van volksvertegenwoordigers ter vervanging van de heer Benoît
Cerexhe, minister van de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, voor
de duur van zijn ambt.
Le 5 juillet 2007, cette dernière avait été admise à siéger en qualité de membre de la Chambre des représentants en remplacement de M. Benoît Cerexhe, ministre du gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale et pour la durée des fonctions de celui-ci.
Mevrouw
Florence Reuter, vertegenwoordiger voor de kieskring
Brussel-Halle-Vilvoorde, is ontslagnemend vanaf 23 juni 2009.
Mme Florence Reuter, représentant de la circonscription électorale de Bruxelles-Hal-Vilvorde, est démissionnaire en date du 23 juin 2009.
De opvolger die haar zal vervangen is de heer Xavier Baeselen, eerste opvolger.
Le suppléant appelé à la remplacer est M. Xavier Baeselen, premier suppléant.
Op 20 maart 2008 werd hij toegelaten zitting te hebben in de
hoedanigheid van lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers ter vervanging
van de heer Bernard Clerfayt, Staatssecretaris voor de Modernisering van
de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding
van de fiscale fraude, toegevoegd aan de minister van Financiën, voor de duur
van zijn ambt.
Le
20 mars 2008, ce dernier avait été admis à siéger en
qualité de membre de la Chambre des représentants en remplacement de M. Bernard Clerfayt, Secrétaire d'État à la Modernisation du Service public fédéral
Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude
fiscale, adjoint au ministre des Finances, et pour la durée des fonctions de
celui-ci.
Wij moeten overgaan tot de toelating en eedaflegging van de opvolger die op zijn beurt in aanmerking komt om de heer Bernard Clerfayt te vervangen overeenkomstig artikel 1bis van de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van Staat, alsmede de leden en gewezen leden van de Wetgevende Kamers.
Nous devons procéder à l'admission et à la prestation de serment du suppléant appelé à siéger à son tour en remplacement de M. Bernard Clerfayt en application de l'article 1bis de la loi du 6 août 1931 établissant des incompatibilités et interdictions concernant les ministres, anciens ministres et ministres d'État, ainsi que les membres et anciens membres des Chambres législatives.
De tweede opvolger, Mevrouw Caroline Persoons, doet afstand van haar mandaat bij brief van 24 juni 2009.
La deuxième suppléante, Mme Caroline Persoons, se désiste par lettre du 24 juin 2009.
De heer Eric Libert, derde opvolger voor de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, neemt het mandaat op en zal de heer Bernard Clerfayt vervangen voor de duur van zijn ambt.
M. Eric Libert, troisième suppléant de la circonscription électorale de Bruxelles-Hal-Vilvorde, accepte le mandat et remplacera M. Bernard Clerfayt pour la durée de ses fonctions.
De heer André Antoine, vertegenwoordiger voor de kieskring Waals Brabant, is ontslagnemend vanaf 23 juni 2009.
M. André Antoine, représentant de la circonscription électorale du Brabant wallon, est démissionnaire en date du 23 juin 2009.
De opvolger die hem zal vervangen is mevrouw Brigitte Wiaux, eerste opvolger.
Le suppléant appelé à le remplacer est Mme Brigitte Wiaux, première suppléante.
Op 5 juli 2007 werd zij toegelaten zitting te hebben in de hoedanigheid van lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers ter vervanging van de heer André Antoine, minister van de regering van het Waals Gewest, voor de duur van zijn ambt.
Le 5 juillet 2007, cette dernière avait été admise à siéger en qualité de membre de la Chambre des représentants en remplacement de M. André Antoine, ministre du gouvernement de la Région wallonne, et pour la durée des fonctions de celui-ci.
Mevrouw
Véronique Salvi, vertegenwoordiger voor de kieskring
Henegouwen, is ontslagnemend vanaf 23 juni 2009.
Mme Véronique Salvi, représentant de la circonscription électorale du Hainaut, est démissionnaire en date du 23 juin 2009.
De opvolger die haar zal vervangen is de heer David Lavaux, eerste opvolger.
Le suppléant appelé à la remplacer est M. David Lavaux, premier suppléant.
Op 5 juli 2007 werd hij toegelaten zitting te hebben in de hoedanigheid van lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers ter vervanging van mevrouw Catherine Fonck, minister van de regering van de Franse Gemeenschap, voor de duur van haar ambt.
Le 5 juillet 2007, ce dernier avait été admis à siéger en qualité de membre de la Chambre des représentants en remplacement de Mme Catherine Fonck, ministre du gouvernement de la Communauté française, et pour la durée des fonctions de celle-ci.
De heer Elio
Di Rupo, vertegenwoordiger voor de kieskring
Henegouwen, is ontslagnemend vanaf 23 juni 2009.
M. Elio Di Rupo, représentant de la circonscription électorale du Hainaut, est démissionnaire en date du 23 juin 2009.
De opvolger die hem zal vervangen is de heer Bruno Van Grootenbrulle.
Le suppléant appelé à le remplacer est M. Bruno Van Grootenbrulle.
Op 20 maart 2008 werd hij toegelaten zitting te hebben in de hoedanigheid van lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers ter vervanging van mevrouw Marie Arena, minister van de federale regering, voor de duur van haar ambt.
Le 20 mars 2008, ce dernier avait été admis à siéger en qualité de membre de la Chambre des représentants en remplacement de Mme Marie Arena, ministre du gouvernement fédéral, pour la durée des fonctions de celle-ci.
De heer Rudy
Demotte, vertegenwoordiger voor de kieskring
Henegouwen, is ontslagnemend vanaf 23 juni 2009.
M. Rudy Demotte, représentant de la circonscription électorale du Hainaut, est démissionnaire en date du 23 juin 2009.
De opvolger die hem zal vervangen is mevrouw Camille Dieu.
Le suppléant appelé à le remplacer est Mme Camille Dieu.
Op 9 oktober 2007 werd zij toegelaten zitting te hebben in de
hoedanigheid van lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers ter vervanging
van de heer Rudy Demotte, minister-president van de regeringen van het
Waals Gewest en van de Franse Gemeenschap, voor de duur van zijn ambt.
Le 9 octobre 2007, cette dernière avait été admise à siéger en qualité de membre de la Chambre des représentants en remplacement de M. Rudy Demotte, ministre-président des gouvernements de la Région wallonne et de la Communauté française, et pour la durée des fonctions de celui-ci.
Mevrouw Sophie Pécriaux, derde opvolger; heeft ontslag genomen op 23 juni 2009.
Mme Sophie Pécriaux, troisième suppléante, est démissionnaire en date du 23 juin 2009.
Op 22 maart 2008 werd zij toegelaten zitting te hebben in de hoedanigheid van lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers ter vervanging van heer Christian Dupont, minister van de regering van de Franse Gemeenschap.
Le 22 mars 2008 elle avait été admise en qualité de membre de la Chambre des représentants en remplacement de M. Christian Dupont, ministre du gouvernement de la Communauté française.
De heer Christian Dupont, vertegenwoordiger voor de kieskring Henegouwen, heeft ontslag genomen op 23 juni 2009.
M. Christian Dupont, représentant de la circonscription électorale du Hainaut, est démissionnaire en date du 23 juin 2009.
De opvolger die de heer Christian Dupont zal vervangen is de heer Philippe Blanchart, vierde opvolger voor de kieskring Henegouwen.
Le suppléant appelé à remplacer M. Christian Dupont est M. Philippe Blanchart, quatrième suppléant de la circonscription électorale du Hainaut.
Wij moeten overgaan tot de toelating en eedaflegging van de opvolger die op zijn beurt in aanmerking komt om mevrouw Marie Arena te vervangen overeenkomstig artikel 1bis van de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van Staat, alsmede de leden en gewezen leden van de Wetgevende Kamers.
Nous devons procéder à l'admission et à la prestation de serment du suppléant appelé à siéger à son tour en remplacement de Mme Marie Arena en application de l'article 1bis de la loi du 6 août 1931 établissant des incompatibilités et interdictions concernant les ministres, anciens ministres et ministres d'État, ainsi que les membres et anciens membres des Chambres législatives.
Deze opvolger is mevrouw Isabelle Privé, vijfde opvolger voor de kieskring Henegouwen die het mandaat aanneemt en mevrouw Marie Arena zal vervangen voor de duur van haar ambt.
Ce suppléant est Mme Isabelle Privé, cinquième suppléante de la circonscription électorale du Hainaut qui accepte le mandat et remplacera Mme Marie Arena pour la durée de ses fonctions.
De heer Michel
Daerden, vertegenwoordiger voor de kieskring Luik, is ontslagnemend
vanaf 23 juni 2009.
M. Michel Daerden, représentant de la circonscription électorale de Liège, est démissionnaire en date du 23 juin 2009.
De opvolger die hem zal vervangen is de heer Thierry Giet, eerste opvolger.
Le suppléant appelé à le remplacer est M. Thierry Giet, premier suppléant.
Op 5 juli 2007 werd hij toegelaten zitting te hebben in de hoedanigheid van lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers ter vervanging van de heer Michel Daerden, minister van de regeringen van de Franse Gemeenschap en van het Waals Gewest, voor de duur van zijn ambt.
Le 5 juillet 2007, ce dernier avait été admis à siéger en qualité de membre de la Chambre des représentants en remplacement de M. Michel Daerden, ministre des gouvernements de la Communauté française et de la Région wallonne, pour la durée des fonctions de celui-ci.
Mevrouw
Marie-Dominique Simonet, vertegenwoordiger voor de
kieskring Luik, is ontslagnemend vanaf 23 juni 2009.
Mme Marie-Dominique Simonet, représentant de la circonscription électorale de Liège, est démissionnaire en date du 23 juin 2009.
De opvolger die haar zal vervangen is de heer Joseph George, eerste opvolger.
Le suppléant appelé à la remplacer est M. Joseph George, premier suppléant.
Op 5 juli 2007 werd hij toegelaten zitting te hebben in de hoedanigheid van lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers ter vervanging van mevrouw Marie-Dominique Simonet, minister van de regeringen van de Franse Gemeenschap en van het Waals Gewest, voor de duur van haar ambt.
Le 5 juillet 2007, ce dernier avait été admis à siéger en qualité de membre de la Chambre des représentants en remplacement de Mme Marie-Dominique Simonet, ministre des gouvernements de la Communauté française et de la Région wallonne, pour la durée des fonctions de celle-ci.
Er dient niet overgegaan te worden tot het onderzoek van de geloofsbrieven van de opvolgers die werden toegelaten zitting te hebben in de hoedanigheid van lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers ter vervanging van een minister of een staatssecretaris voor de duur van hun ambt.
Il n'y a pas lieu de procéder à la vérification des suppléants qui avaient été admis à siéger en qualité de membre de la Chambre des représentants en remplacement d'un ministre ou d'un secrétaire d'État et pour la durée des fonctions de celui-ci.
De geloofsbrieven van mevrouw Isabelle Privé en de heren Eric Libert, Luc Gustin en Philippe Blanchart werden tijdens onze vergadering van 28 juni 2007 geldig verklaard.
Les pouvoirs de Mme Isabelle Privé et de MM. Eric Libert, Luc Gustin et Philippe Blanchart ont été validés en notre séance du 28 juin 2007.
Daar het aanvullend onderzoek door artikel 235 van het Kieswetboek voorgeschreven, uitsluitend slaat op het behoud van de verkiesbaarheidsvereisten, gaat het, gelet op de verkregen stukken, in de huidige omstandigheden om een loutere formaliteit.
Comme la vérification complémentaire, prévue par l'article 235 du Code électoral, ne porte que sur la conservation des conditions d'éligibilité, il apparaît que cette vérification, n'a, au vu des pièces obtenues, qu'un caractère de pure formalité.
Ik stel u dus voor tot de toelating over te gaan van deze leden.
Je vous propose donc de passer à l'admission des membres.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Ik herinner eraan dat de leden gekozen door
het kiescollege van het arrondissement Brussel deel uitmaken van de Nederlandse
of van de Franse taalgroep van de Kamer, naargelang zij de eed in het
Nederlands of in het Frans afleggen. Wordt de eed in verscheidene talen afgelegd, dan is de taal waarin hij het
eerst is afgelegd beslissend.
Je rappelle que les membres élus par le collège électoral de l'arrondissement de Bruxelles font partie soit du groupe linguistique français, soit du groupe linguistique néerlandais de la Chambre, selon qu'ils prêtent serment en français ou en néerlandais. Si le serment est prêté en plusieurs langues, celle d'entre elles qui est utilisée en premier lieu est déterminante.
Ik memoreer de bewoordingen van de eed: "Ik zweer de Grondwet na te leven" "Je jure d'observer la Constitution" "Ich schwöre die Verfassung zu befolgen".
Je rappelle les
termes du serment: "Je jure d'observer la Constitution" "Ik
zweer de Grondwet na te leven" "Ich schwöre die Verfassung zu befolgen".
Ik verzoek de heer Olivier Destrebecq de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie M. Olivier Destrebecq de prêter le serment constitutionnel.
M. Olivier Destrebecq prête le serment constitutionnel en français et en néerlandais.
De heer Olivier Destrebecq legt de grondwettelijke eed af in het Frans en in het Nederlands.
De heer Olivier Destrebecq zal deel uitmaken
van de Franse taalgroep. (Applaus)
M. Olivier Destrebecq fera partie du groupe
linguistique français. (Applaudissements)
Ik verzoek mevrouw Josée Lejeune de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie Mme Josée Lejeune de prêter le serment constitutionnel.
Mme Josée Lejeune prête le serment constitutionnel en français.
Mevrouw Josée Lejeune legt de grondwettelijke eed af in het Frans.
Mevrouw Josée Lejeune zal deel uitmaken van
de Franse taalgroep. (Applaus)
Mme Josée Lejeune fera partie du groupe
linguistique français. (Applaudissements)
Ik verzoek de heer Luc Gustin de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie M. Luc Gustin de prêter le serment constitutionnel.
M. Luc Gustin prête le serment constitutionnel en français.
De heer Luc Gustin legt de grondwettelijke eed af in het Frans.
De heer Luc Gustin zal deel uitmaken van de
Franse taalgroep. (Applaus)
M. Luc Gustin fera partie du groupe
linguistique français. (Applaudissements)
Ik verzoek mevrouw Clotilde Nyssens de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie Mme Clotilde Nyssens de prêter le serment constitutionnel.
Mme Clotilde Nyssens prête le serment constitutionnel en français, en néerlandais et en allemand.
Mevrouw Clotilde Nyssens legt de grondwettelijke eed af in het Frans, in het Nederlands en in het Duits.
Mevrouw Clotilde Nyssens zal deel uitmaken
van de Franse taalgroep. (Applaus)
Mme Clotilde Nyssens fera partie du groupe
linguistique français. (Applaudissements)
Ik verzoek de heer Xavier Baeselen de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie M. Xavier Baeselen de prêter le serment constitutionnel.
M. Xavier Baeselen prête le serment constitutionnel en français, en néerlandais et en allemand.
De heer Xavier Baeselen legt de grondwettelijke eed af in het Frans, in het Nederlands en in het Duits.
De heer Xavier Baeselen zal deel uitmaken
van de Franse taalgroep. (Applaus)
M. Xavier Baeselen fera partie du groupe
linguistique français. (Applaudissements)
Ik verzoek de heer
Eric Libert de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie M. Eric Libert de prêter le serment constitutionnel.
M. Eric Libert prête le serment constitutionnel en français.
De heer Eric Libert legt de grondwettelijke eed af in het Frans.
De heer Eric Libert zal deel uitmaken van de
Franse taalgroep. (Applaus)
M. Eric Libert fera partie du groupe
linguistique français. (Applaudissements)
Ik verzoek mevrouw Brigitte Wiaux de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie Mme Brigitte Wiaux de prêter le serment constitutionnel.
Mme Brigitte Wiaux prête le serment constitutionnel en français.
Mevrouw Brigitte Wiaux legt de grondwettelijke eed af in het Frans.
Mevrouw Brigitte Wiaux zal deel uitmaken van
de Franse taalgroep. (Applaus)
Mme Brigitte Wiaux fera partie du groupe
linguistique français. (Applaudissements)
Ik verzoek de heer David Lavaux de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie M. David Lavaux de prêter le serment constitutionnel.
M. David Lavaux prête le serment constitutionnel en français et en néerlandais.
De heer David Lavaux legt de grondwettelijke eed af in het Frans en in het Nederlands.
De heer David Lavaux zal deel uitmaken van
de Franse taalgroep. (Applaus)
M. David Lavaux fera partie du groupe
linguistique français. (Applaudissements)
Ik verzoek de heer Bruno Van Grootenbrulle de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie M. Bruno Van Grootenbrulle de prêter le serment constitutionnel.
M. Bruno Van Grootenbrulle prête le serment constitutionnel en français.
De heer Bruno Van Grootenbrulle legt de grondwettelijke eed af in het Frans.
De heer Bruno Van Grootenbrulle zal deel
uitmaken van de Franse taalgroep. (Applaus)
M. Bruno Van Grootenbrulle fera partie du
groupe linguistique français. (Applaudissements)
Ik verzoek mevrouw Isabelle Privé de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie Mme Isabelle Privé de prêter le serment constitutionnel.
Mme Isabelle Privé prête le serment constitutionnel en français.
Mevrouw Isabelle Privé legt de grondwettelijke eed af in het Frans.
Mevrouw Isabelle Privé zal deel uitmaken van
de Franse taalgroep. (Applaus)
Mme Isabelle Privé fera partie du groupe
linguistique français. (Applaudissements)
Ik verzoek de heer Philippe Blanchart de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie M. Philippe Blanchart de prêter le serment constitutionnel.
M. Philippe Blanchart prête le serment constitutionnel en français et en néerlandais.
De heer Philippe Blanchart legt de grondwettelijke eed af in het Frans en in het Nederlands.
De heer Philippe Blanchart zal deel uitmaken
van de Franse taalgroep. (Applaus)
M. Philippe Blanchart fera partie du
groupe linguistique français. (Applaudissements)
Ik verzoek mevrouw
Camille Dieu de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie Mme Camille Dieu de prêter le serment constitutionnel.
Mme Camille Dieu prête le serment constitutionnel en français.
Mevrouw Camille Dieu legt de grondwettelijke eed af in het Frans.
Mevrouw Camille Dieu zal deel uitmaken van
de Franse taalgroep. (Applaus)
Mme Camille Dieu fera partie du groupe
linguistique français. (Applaudissements)
Ik verzoek de heer Thierry Giet de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie M. Thierry Giet de prêter le serment constitutionnel.
M. Thierry Giet prête le serment constitutionnel en français.
De heer Thierry Giet legt de grondwettelijke eed af in het Frans.
De heer Thierry Giet zal deel uitmaken van
de Franse taalgroep. (Applaus)
M. Thierry Giet fera partie du groupe
linguistique français. (Applaudissements)
Ik verzoek de heer Joseph George de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie M. Joseph George de prêter le serment constitutionnel.
M. Joseph George prête le serment constitutionnel en français et en néerlandais.
De heer Joseph George legt de grondwettelijke eed af in het Frans en in het Nederlands.
De heer Joseph George zal deel uitmaken van
de Franse taalgroep. (Applaus)
M. Joseph George fera partie du groupe
linguistique français. (Applaudissements)
- de heer Mathias De Clercq aan de eerste minister over "de Rijksbegroting" (nr. P1221)
- de heer Christian Brotcorne aan de eerste minister over "de Rijksbegroting" (nr. P1222)
- de heer Georges Gilkinet aan de eerste minister over "de Rijksbegroting" (nr. P1223)
- mevrouw Meyrem Almaci aan de eerste minister over "de Rijksbegroting" (nr. P1224)
- de heer Hagen Goyvaerts aan de eerste minister over "de Rijksbegroting" (nr. P1225)
- de heer Robert Van de Velde aan de eerste minister over "de Rijksbegroting" (nr. P1226)
- M. Mathias De Clercq au premier ministre sur "le budget de l'État" (n° P1221)
- M. Christian Brotcorne au premier ministre sur "le budget de l'État" (n° P1222)
- M. Georges Gilkinet au premier ministre sur "le budget de l'État" (n° P1223)
- Mme Meyrem Almaci au premier ministre sur "le budget de l'État" (n° P1224)
- M. Hagen Goyvaerts au premier ministre sur "le budget de l'État" (n° P1225)
- M. Robert Van de Velde au premier ministre sur "le budget de l'État" (n° P1226)
02.01 Mathias De Clercq (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, wij hebben kennis genomen van het rapport van de Europese Commissie met betrekking tot onze federale begroting. Premier, de situatie is ernstig. In het rapport staat te lezen dat er te positieve economische krimpcijfers worden gehanteerd, dat er geen structurele maatregelen worden genomen, dat er geen keuzes worden gemaakt en dat er geen sprake is van maatregelen op langere termijn.
Mijnheer de eerste minister, onze fractie is erg bezorgd omtrent onze openbare financiën. Ik had dan ook graag geweten wat u zult ondernemen om de begroting terug op het juiste spoor te krijgen.
02.02 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, les chiffres budgétaires et les chiffres annoncés en termes de chômage ne sont pas bons. Or, nous sommes à la veille de la prise de décisions importantes. Vous avez déjà parlé de budgets pluriannuels de manière à tenter de résorber cette crise qui nous frappe de plein fouet. En outre, nous sommes en pleine négociation des accords politiques au niveau des Régions et des Communautés.
Monsieur le premier ministre, mes questions portent en particulier sur la méthode que votre gouvernement entend utiliser pour faire face à ce déficit. Ainsi, comment allez-vous arriver à un accord de concertation avec les Régions? Avez-vous déjà des contacts avec les responsables qui négocient au niveau des Régions sur la part que le fédéral leur demandera? Il est souvent question d'un effort de deux tiers à charge du fédéral et d'un tiers à charge de l'entité II comme on la qualifie.
À l'occasion de cet effort budgétaire, quelles seront les pistes privilégiées: compression des dépenses primaires ou, le cas échéant, augmentation de certaines taxes? La Belgique est encore citée aujourd'hui comme étant un des pays où la taxation sur le travail – j'insiste sur ce terme – est la plus élevée. Peut-être que d'autres pistes pourraient être explorées. Bref, quelles sont les mesures que le gouvernement et vous-même envisagez de prendre pour faire face à cette situation?
02.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le premier ministre, l'avis de la Commission européenne sur le plan budgétaire remis par l'État belge est particulièrement cinglant. Le représentant de la Commission épinglait le côté lacunaire, notamment des chiffes qui lui ont été transmis.
Certes, des indicateurs ont fortement évolué étant donné la crise financière que nous avons connue. Les choses ne sont pas simples. À présent, il est temps d'agir. Voilà deux ans que nous avons voté au niveau fédéral et nous n'avons pas encore vu grand-chose en matière budgétaire comme dans d'autres dossiers d'ailleurs!
Il ne faut pas agir n'importe comment. Il est hors de question pour nous de couper dans les dépenses sociales, de remettre en question les politiques d'éducation développées par les Communautés, d'empêcher les Régions de procéder à ce redéploiement économique qui est nécessaire et qui doit prendre en compte les questions environnementales.
Par contre, on a récemment pointé l'enjeu de la lutte contre la fraude fiscale. Il convient sans doute de s'interroger sur le coût de certaines mesures fiscales, notamment celles relatives à l'impôt des sociétés. Je veux parler ici des intérêts notionnels. Par ailleurs, la taxation sur les revenus financiers est particulièrement "légère" – c'est un euphémisme – par rapport à celle sur les revenus du travail.
Monsieur le premier ministre, quelle est votre réaction à la suite de l'avis de la Commission? Quelle est votre méthode de travail? Quelles pistes allez-vous privilégier?
J'espère que je vous entendrai parler de la lutte contre la fraude fiscale et de la remise en cause de certains choix au niveau fédéral.
02.04 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, geachte premier, geachte collega’s, het antwoord van de Europese Commissie op de meerjarenbegroting van ons land was gisteren zeer duidelijk. Het is too little, too late. Cynisch werd er zelfs bij gezegd dat het niet gaat over wat er niet in staat, maar dat het gemakkelijker is om op te noemen wat er wel in staat. Volgens de scherpe aanbevelingen van de Europese Commissie moet ons land nu een strak begrotingskader invoeren, met duidelijke maxima voor de uitgaven. Bovendien moeten, volgens de Europese Commissie, ook de deelstaten bijdragen tot de saneringsinspanningen en moet de sociale zekerheid structureel worden hervormd om de vergrijzing die op ons afkomt, betaalbaar te houden.
Mijnheer de premier, ik heb al een aantal keer vragen gesteld over uw manier van werken, over uw intenties met betrekking tot de begroting en over de manier waarop u de situatie zult rechttrekken. Ik heb drie vragen.
Is wat in de pers staat correct, namelijk dat de Commissie aangeeft dat ze een inbreukprocedure zal opstarten in het najaar als België de norm van een maximaal tekort van 3 procent schendt?
Zult u tegen 20 september een nieuwe, meer correcte en volledige meerjarenbegroting op tafel leggen bij de Europese Commissie? Zult u tegen dan ook een akkoord hebben met de deelstaatregeringen? Is dat uw bedoeling? Wat hebt u ondertussen ondernomen om een dergelijk akkoord te bereiken?
Ten slotte, overweegt u om nieuwe stimulusmaatregelen te treffen, zoals de verlaging van de btw in de horeca? Is dat wel budgettair haalbaar?
02.05 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, sta mij toe om mijn ongeloof uit te drukken over het feit dat de collega's van Open Vld de eerste minister komen ondervragen over de begrotingstoestand. Ik wist niet dat Open Vld niet meer in het kernkabinet zat. Ook de heer Brotcorne van cdH komt de eerste minister ondervragen, hoewel cdH de staatssecretaris van Begroting levert, die toegevoegd is aan het kabinet van de eerste minister.
Mijnheer de eerste minister, u zult zich wel herinneren dat ik hier veertien dagen geleden stond om u te ondervragen over uw intentie om de begroting van 2010 en 2011 in een keer op te maken. Vandaag sta ik hier opnieuw. U weet dat het Vlaams Belang helemaal geen geloof meer hecht aan uw begrotingsbeleid. Ik stel in Vlaanderen een steeds luidere roep vast om de federale begroting onder curatele te plaatsen. Ik deel wat dat betreft de mening van de teruggefloten partijvoorzitter.
Ook de Europese Commissie heeft haar licht laten schijnen op uw begrotingsbeleid en heeft daarvan brandhout gemaakt. Wanneer wij de woorden van de Europese commissaris van Economie en Monetaire Zaken mogen geloven, heeft hij nog nooit zo'n slechte begroting gezien.
Uw begroting stelt dus niets meer voor. Ze is volledig virtueel. Ondertussen draait de wereld echter verder en konden wij deze week nog kennisnemen van het rapport van de Commissie voor de vergrijzing, die nogmaals heeft gewezen op het feit dat de vergrijzing de komende jaren veel zwaarder budgettair zal doorwegen dan aanvankelijk gedacht. Het gegeven dat u door de komende jaren 7 miljard euro te sparen uit de begrotingsmiserie zult geraken, lijkt mij maar het topje van de ijsberg te zijn.
Mijnheer de eerste minister, ik heb maar een vraag. Wat zijn uw concrete plannen om uw dramatische begrotingstoestand aan te pakken? Wat zult u doen?
02.06 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, de excuses om toch maar niet tot een deftige begroting voor ons land te moeten komen, geraken stilaan uitgeput. Het meest recente excuus waren de regionale verkiezingen waarachter u zich verschool om niet tot een goed samenwerkingsakkoord met de verschillende Gewesten te komen.
Ondertussen heeft Europees commissaris Almunia heel duidelijk verklaard dat de Belgische meerjarenbegroting die u hebt ingediend niet alleen qua parameters nergens op lijkt maar ook op het gebied van besparingsmaatregelen heel duidelijk geen keuzes maakt.
U kiest er blijkbaar voor om een bedeltoer bij de Gewesten te maken. Indien ik het voorgaande samenbreng met de sterkste schouders waarop u wilt rusten, lijkt het mij duidelijk dat de Vlaming die op dit moment al een derde meer belastingen betaalt, ook de factuur in kwestie gepresenteerd zal krijgen. Het wordt dus alweer een Vlaamse pleister op een federale begrotingswonde.
Daarom heb ik drie duidelijke vragen.
Ten eerste, wat is vandaag uw plan?
Ten tweede, met welke boodschap zal u bij de Gewesten met de hoed rondgaan?
Ten derde, wat zijn de precieze afspraken met Europa over de begrotingstekorten voor de komende jaren?
02.07 Eerste minister Herman Van Rompuy: Mijnheer de voorzitter, waarde collega's, eerst enkele vaststellingen om misverstanden, die de afgelopen dagen zijn gerezen, uit de weg te ruimen.
Premièrement, au moment de l'introduction du programme de stabilité, nos hypothèses de travail s'inscrivaient dans le droit fil de celles des institutions internationales. Concernant le déficit budgétaire, elles étaient même plus négatives que celles de la Commission européenne, ce que l'on nous reproche aujourd'hui!
Deuxièmement, lors de l'introduction de notre programme de stabilité, nous avons consciemment évité de reprendre une répartition de l'effort des Communautés et des Régions en concertation avec les différents gouvernements communautaires et régionaux. Cette répartition a été reportée après les élections régionales du 7 juin et la Commission européenne en avait connaissance.
Ten derde, de stabiliteitsprogramma’s van de meeste andere Europese lidstaten werden vroeger dan het onze ingediend, sommige in november van 2008. Ze onderschatten natuurlijk meer dan het onze de omvang van de financieel-economische crisis. Uiteraard betekent dat ook dat in veel gevallen de uitgetekende begrotingstrajecten volledig zijn voorbijgestreefd, zeker wat betreft degene die in november zijn ingediend. Gemiddeld werd de groei in de programma’s van alle EU-landen met 4,1 procentpunt overschat en het tekort met 2,2 procentpunt van het BBP onderschat ten opzichte van de jongste ramingen van de Europese Commissie. Collega’s, men zou beter aan alle lidstaten een update van het stabiliteitsprogramma vragen.
Ten vierde, ik stel vast dat in paragraaf 9 van het rapport aan de geloofwaardigheid van het begrotingsbeleid van ons land wordt getwijfeld wegens de ervaringen uit het niet zo verre verleden. Ik ga daar niet dieper op in.
Ten vijfde, de Europese Commissie bevestigt wat ik al drie maanden zeg en zegt letterlijk het volgende:
"La position budgétaire est expansionniste à juste titre" – à juste titre! – "en 2009, conformément au plan européen pour la relance économique".
De Europese Commissie keurt de benadering van België en van alle andere Europese landen voor het begrotingsbeleid 2009 goed. Na deze vaststellingen kom ik tot de acties die wij de komende dagen, weken en maanden zullen ondernemen.
Wij zullen, zoals gevraagd, de Europese Commissie tegen 20 september een update van ons stabiliteitsprogramma bezorgen. Het is de bedoeling tegen dan de verdeling van de begrotingsinspanning te preciseren, zowel tussen de federale overheid, de sociale zekerheid en de Gewesten en Gemeenschappen, als tussen ontvangsten en uitgaven. De procedure van de buitensporige begrotingstekorten staat los hiervan. Als wij onder die procedure zouden vallen, dan nog zouden wij behoren tot het peloton van 20 tot 23 van de 27 landen die onder deze procedure vallen.
C'est le parlement qui bénéficie de la primeur des mesures concrètes. Le 13 octobre, je présenterai en ce lieu le budget pour l'année 2010 et l'année 2011.
Monsieur Brotcorne, pour répondre à votre question, un exercice budgétaire ne peut se faire que si l'on respecte les sensibilités et les priorités de chacun et que si l'on reste focalisé sur l'objectif budgétaire. Cette position est très claire.
En ce qui concerne les fonctionnaires, dès la conception du budget initial 2009, il avait été décidé d'un remplacement sélectif des fonctionnaires partant à la retraite.
Il conviendra de conclure un accord avec les Régions et les Communautés sur la répartition des efforts entre les divers niveaux de pouvoir de ce pays. Dans les prochains jours, j'établirai un contact en ce sens avec les formateurs des gouvernements communautaires et régionaux; d'ailleurs, j'ai déjà eu des contacts informels à plus d'une reprise.
Collega’s, ik ben ervan overtuigd dat de Gewesten en Gemeenschappen zoals de lokale besturen zelf voldoende redenen hebben om net als de federale overheid en de sociale zekerheid naar een evenwicht op hun begroting te streven. Dat heeft niets te maken met dictaten die worden opgelegd of opdrachten die worden uitgedeeld. Het heeft natuurlijk ook niets te maken met bedeltochten die worden ondernomen.
Het gaat hier niet om een gevecht tussen instellingen of om een gevecht tussen regeringen. Waar het om gaat, is het veiligstellen van de welvaartsstaat, nu en op lange termijn. Ik meen dat men in het eigen belang moet streven naar een evenwicht op de begroting op alle niveaus van bestuur. Er is geen plaats voor een vechtfederalisme maar wel voor een samenwerking van de verschillende regeringen met het oog op het bereiken van dezelfde doelstelling.
Daarom is het in het belang van allen om uit eigen beweging bij te dragen tot de gezondmaking van de openbare financiën als een geheel, precies om de welvaartsstaat veilig te stellen.
02.08 Mathias De Clercq (Open Vld): Mijnheer de eerste minister, bedankt voor uw antwoord. Wij kijken uit naar de gewijzigde begroting die zal worden ingediend. Wij hopen dat zij zal beantwoorden aan de bezorgdheden van onze fractie en aan de bezorgdheden van de Europese Commissie.
Mijnheer de eerste minister, u weet heel goed dat dit fundamenteel is. Het is essentieel, in het belang van de huidige generatie, maar ook – dat wil ik benadrukken – van de toekomstige generaties.
02.09 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le premier ministre, je vous remercie de votre réponse, dans un style qui vous caractérise. Mes interpellations ne portaient que sur l'avenir, pas sur le passé. Je retiendrai la volonté ferme du gouvernement de s'attaquer à ce déficit en concertation avec les Communautés et les Régions, alors qu'elles sont en train de peaufiner leurs programmes quinquennaux. Il est important de pouvoir travailler avec elles aujourd'hui et d'arriver à cet accord de coopération qui est indispensable. J'ai apprécié le mot "collaboration" pour sauvegarder les équilibres au sein de notre État fédéral.
N'en déplaise à M. Goyvaerts, le fait d'interpeller le premier ministre sur des matières aussi importantes ne signifie pas que nous ayons des inquiétudes impossibles à gérer. Au contraire, cela participe de la volonté de mon groupe, avec le secrétaire d'État au Budget, le premier ministre et l'ensemble du gouvernement, d'atteindre ces objectifs.
02.10 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le premier ministre, nous attendrons donc jusqu'au 13 octobre. Je vous dis déjà qu'il serait trop facile de se tourner uniquement vers les entités fédérées, qui sont le siège des politiques de formation et de relance économique, pour essayer de trouver cet équilibre. Qu'ont fait les gouvernements fédéraux depuis 2003 en matière de croissance? Qu'a-t-on entrepris depuis 2007 pour tendre vers cet équilibre budgétaire?
Que comptez-vous faire en matière de lutte contre la fraude fiscale? Allez-vous remettre en cause certains choix coûteux? La clé se trouve aussi au sein de gouvernement fédéral et nous attendons des réponses très précises.
02.11 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de eerste minister, u hebt hier een warm pleidooi gehouden voor zin voor verantwoordelijkheid bij alle partners die moeten bijdragen aan het rechttrekken van de scheve budgettaire situatie. Dat siert u. De vraag luidt echter hoe ver we zullen staan in september.
Zoals mijn collega net al zei, de vraag is natuurlijk hoe we de federale uitdagingen waar we voor staan, zullen oplossen. In die zin hebben wij geen enkele indicatie gekregen.
Als u me toestaat, in een nog niet zo ver verleden hebt u in uw regeerverklaring gesproken over het herstellen van het vertrouwen. Als er één ding duidelijk blijkt uit de uitspraak van de Europese Commissie, dan is het dat de Commissie u op dat vlak niet vertrouwt. Die meerjarenbegroting trok op niets.
Het wordt dus ontzettend belangrijk om eindelijk een plan uit te tekenen waarin u de fiscale fraude zult aanpakken, waarin u zegt op welke manier u bijvoorbeeld de notionele intrestaftrek zult bijsturen, of welke manier u het departement Financiën beter zult herstructureren. Dat zijn namelijk de maatregelen die u hier, in het federaal Parlement, kunt nemen, en dat soort van antwoorden wordt van u verwacht.
02.12 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de eerste minister, ik vind uw antwoord onvoldoende. Immers, u creëert nu het beeld van de veiligstelling van de welvaartsstaat. Dat is blijkbaar de nieuwe kapstok.
Vlaanderen heeft in de afgelopen jaren altijd veel meer betaald dan het heeft moeten bijdragen. Wat dat betreft, denk ik dus niet dat u te klagen had. Het zal waarschijnlijk nu wel wat veranderen. Wallonië en Brussel hebben nooit bijgedragen aan het begrotingsevenwicht of het begrotingssurplus.
Ook op het federaal niveau hebben u en uw voorganger de geblokkeerde staatshervorming gebruikt om op begrotingsbeleidsmatig vlak niets te moeten doen. Dan is de financiële crisis gekomen, maar u vond het niet opportuun om beleidsmatig in de begroting in te grijpen. Daarna was er de aanloop naar de regionale verkiezingen, waarbij een begrotingscontrole een “laissez aller”-oefening was. Nu is het resultaat er, maar moet u wachten op de regionale regeringen. Hoe lang zult u nog het hoofd in het zand steken, mijnheer de eerste minister?
Er zijn niet zo veel oplossingen meer om uw dramatisch begrotingstekort op te lossen.
Ik stel misschien één oplossing voor: dat de Europese Commissie deze dwaze Belgische staat onder curatele plaatst. Dat lijkt mij misschien nog wel een uitweg naar het onafhankelijk Vlaanderen, en dat is misschien nog wel de beste oplossing van allemaal.
02.13 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de eerste minister, u gaf een redelijk hol antwoord.
Wees van één ding overtuigd: verstoppertje spelen is ondertussen voorbij. Ik denk dat iedereen in het halfrond beseft waar het knelpunt van het begrotingsprobleem in dit land zit, namelijk in de staatsstructuur, in de staatshervorming die nodig is, en in de financieringswet.
U, met al de CD&V- en N-VA-verkozenen die hier vandaag zitten, bent op dat thema twee jaar geleden in dit Parlement gekomen om ervoor te zorgen dat die financieringswet opgelost zou worden en dat er een staatshervorming zou komen die ervoor zou kunnen zorgen dat de begroting op een deftige manier opgelost zou kunnen worden. Vandaag kan ik alleen vaststellen dat u enkele maanden geleden, samen met Leterme, ook die belofte hebt gedumpt.
De Vlaming, wees gerust, geeft geen twee keer clementie. Maak die belofte waar.
L'incident est clos.
- de heer Bart Tommelein aan de eerste minister over "de verlaging van de btw in de horeca" (nr. P1227)
- de heer Olivier Destrebecq aan de eerste minister over "de verlaging van de btw in de horeca" (nr. P1228)
- M. Bart Tommelein au premier ministre sur "la diminution de la TVA dans le secteur horeca" (n° P1227)
- M. Olivier Destrebecq au premier ministre sur "la diminution de la TVA dans le secteur horeca" (n° P1228)
03.01 Bart Tommelein (Open Vld): Mijnheer de eerste minister, een paar weken geleden heeft Europa de lidstaten officieel groen licht gegeven om de btw in de horeca te verlagen. Er was wat onduidelijkheid in de communicatie, in die zin dat niet helemaal duidelijk is wat de federale regering van plan is.
Ik had graag van u vernomen wat de timing en de maatregelen zijn om te komen tot een eventuele btw-verlaging voor de horeca. Dat is heel simpel. Er is blijkbaar een werkgroep opgericht. Ik zou willen weten wat die werkgroep als opdracht heeft, wat de doelstellingen zijn en wat de timing is.
03.02 Olivier Destrebecq (MR): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, je voudrais reprendre les points présentés par mon collègue. C'est un sujet de débat et de réflexion qui, à mon avis, a assez duré. Depuis quelques mois pour ne pas dire depuis des années, on se retranchait derrière l'Europe. Or depuis le mois de mars, l'Europe a décidé que les États membres pouvaient décider. Vous savez comme moi que la situation économique est loin d'être facile et que ce secteur souffre particulièrement. Je ne suis pas convaincu que la diminution du taux de TVA pourra à elle seule sauver ce secteur mais c'est un élément important.
Monsieur le premier ministre, comme mon collègue Tommelein, je voudrais savoir quel est l'état des discussions au sein de votre gouvernement? Y existe-t-il un avis unanime sur la question? En ce qui me concerne et pour mon groupe, cela ne pose aucun problème. Je suppose qu'avec les autres, on peut avancer vite. La France a fait vite puisqu'elle passera à la réduction de la TVA dès le 1er juillet? Y a-t-il des discussions à ce sujet? Où en sont-elles? Je vous remercie de bien vouloir nous éclairer sur ce sujet important.
03.03 Eerste minister Herman Van Rompuy: Mijnheer de voorzitter, waarde collega’s, op de vergadering van het kernkabinet van 5 juni, twee dagen vóór de verkiezingen, is het dossier van de horeca voor het eerst ter sprake gekomen. Er is toen afgesproken – daarover kan geen enkele onduidelijkheid bestaan – dat er een werkgroep komt die het hele dossier bekijkt, zowel het juridische kader, vooral Europees, als de grond van de zaak, inbegrepen de voorstellen die de sector zelf heeft of had geformuleerd. De werkgroep kan ook voorstellen doen over de aan te nemen houding in de gesprekken die precies de sector vraagt.
Ce groupe de travail s'est réuni une première fois le 17 juin. À cette occasion, il a été décidé que les différents cabinets concernés énuméreraient les points susceptibles d'être abordés lors de la concertation avec le secteur. Les conclusions de la concertation doivent encore, en tout état de cause, être connues avant d'entamer les discussions budgétaires en septembre.
03.04 Bart Tommelein (Open Vld): Mijnheer de eerste minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is belangrijk dat er werk van wordt gemaakt in het raam van de begrotingsopmaak 2010. De sector heeft nood aan economische herstelmaatregelen. Er moet een totaalplan komen voor de horeca dat de nodige zuurstof geeft. Ik ben verheugd te horen dat in de begrotingsopmaak van 2010-2011 deze zaak absoluut voorrang zal krijgen.
03.05 Olivier Destrebecq (MR): Monsieur le premier ministre, je ne puis qu'appuyer les réflexions de mon collègue Tommelein. Comme le Syndicat neutre indépendant le soulignait: "la balle est maintenant dans le camp du gouvernement".
Je suis donc ravi de voir que les décisions seront prises très rapidement.
L'incident est clos.
- de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de recente justitieblunders" (nr. P1244)
- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de recente justitieblunders" (nr. P1245)
- mevrouw Els De Rammelaere aan de minister van Justitie over "de recente justitieblunders" (nr. P1246)
- de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de recente justitieblunders" (nr. P1247)
- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de recente justitieblunders" (nr. P1236)
- M. Peter Logghe au ministre de la Justice sur "les disfonctionnements récents de la justice" (n° P1244)
- M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "les disfonctionnements récents de la justice" (n° P1245)
- Mme Els De Rammelaere au ministre de la Justice sur "les disfonctionnements récents de la justice" (n° P1246)
- M. Raf Terwingen au ministre de la Justice sur "les disfonctionnements récents de la justice" (n° P1247)
- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "les disfonctionnements récents de la justice" (n° P1236)
04.01 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het grote publiek begrijpt er helemaal niets meer van. Ik moet eerlijk zeggen, mijnheer de minister, dat ik er ook steeds minder van begrijp.
Een bakker die zijn broodje opeet achter het stuur, terwijl hij voor een rood verkeerslicht staat in Brussel, krijgt een boete van 100 euro. Twee Oekraïners die een jongeman neersteken en hem voor de rest van zijn leven opzadelen met een trauma, krijgen – "ochgottekes" – een berisping. De grootste drugsboer uit West-Vlaanderen, een man uit de streek van Ieper en goed voor 17.500 cannabisplantjes, wordt enkel en alleen wegens een procedurefout vrijgelaten. Ook zijn kinderen en de drie illegale Brazilianen komen vrij en dit ondanks een verpletterende bewijslast en ondanks bekentenissen.
Mijnheer de minister, u heeft zelf ook uw ongeloof uitgesproken over deze evolutie. Ik wil mij houden aan de scheiding van de machten, maar ik wil u toch een aantal politieke vragen stellen. In 2008 was er al een onderzoek naar diezelfde wietplantage. Dat onderzoek is doodgebloed. Naar het schijnt heeft de man vroeger al eens geschoten op derden. Ook dat onderzoek is doodgebloed. Men moet zich hier toch de vraag beginnen stellen of hier niet meer achter zit. Wordt hier iemand de hand boven het hoofd gehouden, of is het gewoon een opeenstapeling van fouten en blunders?
Klopt het, mijnheer de minister, dat heel het dossier misschien naar de prullenmand wordt verwezen? Wat zult u doen om dit te vermijden? Kunt u bevestigen dat de illegale Brazilianen, die werden opgepakt, ondertussen ook werden vrijgelaten?
Mijnheer de minister, wat zult u doen om dit in de toekomst te vermijden? Wat zult u doen om ervoor te zorgen dat procedurefouten, die de belangen van de dader absoluut niet hebben geschaad, niet langer een misdrijf kunnen omvormen in een niet-misdrijf?
04.02 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, het is weer uw weekje niet geweest. Bijna elke week moeten we u dat zeggen in de plenaire vergadering. U beseft het ook wel. Afgelopen week waren er problemen met het veiligheidspersoneel van het hof van beroep, waardoor zittingen niet konden doorgaan. U kondigt de vrijlating aan van 200 à 300 gevangenen deze zomer, want het zal te heet worden in de gevangenissen. Nu is er de recente vrijlating van de cannabiskweker. U hebt dus een probleem.
Mijnheer de minister, eigenlijk hebt u drie problemen. Ten eerste, de mensen begrijpen het niet meer. Het is een zeer groot probleem als de mensen niet begrijpen wat er gebeurt. Ten tweede, u kunt niet uitleggen wat er allemaal gebeurt. Ten derde, het is ook moeilijk uit te leggen aan de mensen. U zit dus met drie grote problemen en de vraag is hoe we die zullen oplossen. De mensen verwachten van de politiek en de minister oplossingen.
Wanneer we even teruggaan in de tijd, hoorde ik CD&V twee jaar geleden aankomen met het SOS noodplan voor de justitie. Het was het grote noodplan voor de justitie, dat alles zou oplossen. Er zouden 1.500 cellen bijkomen binnen de twee jaar. We zijn nu twee jaar verder en er is nog geen enkele cel bijgekomen. Er zou voor een miljard euro aan investeringen komen en de achterstand zou weggewerkt worden. Met andere woorden, alles zou opgelost worden als men voor CD&V zou kiezen. Wel, men heeft voor CD&V gekozen, de minister van Justitie is van CD&V en we zien dat er in twee jaar niet veel veranderd is.
Wat zien we wel? Er zijn noodoplossingen en reparatiewetten zoals de BOM-wet. Straks gaat het ook nog over het centraal strafregister. Er zijn ad-hocmaatregelen en gevangen worden vrijgelaten. Een echt, gedegen plan missen we echter nog altijd. Mijnheer de minister, we hebben eigenlijk nood aan een soort Marshallplan voor de justitie. We moeten dat heel grondig aanpakken, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen.
Daarom mijn vragen. Hoever staat u? Wilt u dat aanpakken? Wilt u de uitdaging aangaan om samen, meerderheid en oppositie, te werken aan een dergelijk Marshallplan om de problemen ten gronde aan te pakken? Voorts had ik graag een woordje uitleg gehoord over hoe het verder moet met de cannabiszaak. Dat is immers iets wat heel actueel is.
04.03 Els De Rammelaere (N-VA): Mijnheer de minister, de vorige sprekers hebben het al uitgebreid uiteengezet: de zaak is rampzalig aan het worden. De publieke ergernis blijft groeien. Er zijn zes vrijlatingen door procedurefouten. Een volledig en duur onderzoek dreigt verloren te gaan en een maat voor niets te zijn geweest. Wat is er hier gebeurd? Kloppen de berichten dat het onderzoek nu volledig in het water zou vallen? Hoelang is de justitie al bezig met het onderzoek?
Vooral, waar ligt de verantwoordelijkheid hiervoor? Is de fout gebeurd bij de politie, was het de onderzoeksrechter? Graag een woordje verduidelijking.
04.04 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij waren ook minstens verrast door de vrijlating van die bewuste cannabisboer. In het huiszoekingsbevel stond blijkbaar niet duidelijk omschreven naar wat men kwam zoeken. Dat blijkt de procedurefout te zijn.
Belangrijk is dat ook die zaak weer duidelijk maakt dat een en ander een evenwichtsoefening moet zijn in de strafvordering en het strafrecht. Er is het spanningsveld waarbij enerzijds moet worden gezocht naar middelen waarmee politiediensten goed kunnen zoeken naar misdrijven en opsporingen doen – ze moeten daarvoor dus de nodige instrumenten krijgen - en waarbij anderzijds – ook belangrijk in een rechtsstaat -, bepaalde fundamentele grondrechten worden gevrijwaard zoals het grondrecht van privacy en onschendbaarheid van de woning. Daarom net worden aan bepaalde onderzoeksmaatregelen zoals een huiszoeking strikte regels verbonden. Als die dan worden overtreden, kan dat leiden tot bepaalde nietigheden.
Dat neemt niet weg, mijnheer de minister, dat wat hier is gebeurd, maatschappelijk niet aanvaardbaar is. Ik denk dat u het ter zake met mij eens zult zijn. De vraag is: hoe zullen we dat in de toekomst kunnen vermijden.
04.05 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, ik zal niet alle blunders opsommen van de voorbije weken, want ik ben daar eigenlijk een boek over aan het schrijven. Ik wil mij concentreren op de jongste en, vooral, nieuwe fenomenen sedert uw aantreden.
U bent vertrokken, heb ik al ooit gezegd, op het moment waarop de gevangenen wegliepen. U bent teruggekomen en nu laten ze de gevangenen vrij: de zogenaamde procedurevrijlatingen. U kondigt reeds aan dat u zich verantwoordelijk zult maken voor vrijlatingen in de zomer, wat ik u ten zeerste zou afraden.
Laat ik me even concentreren op de procedurevrijlatingen. Ik wil mij niet mengen in het geleerde debat bij de rechtbanken over het al dan niet naleven van het procedurereglement. Ik denk dat de politiek er twee lessen uit moet trekken.
Enerzijds herhaal ik mijn vraag of u bereid bent, beter dan in de kwestie van het hof van assisen, om de meerderheid te mobiliseren om de nieuwe algemene regel in ons strafrecht in te voeren, zoals in het burgerlijk recht, dat de nietigheid wordt uitgesproken als er een effectieve schending is van belang. Met andere woorden, we respecteren de procedures en we handhaven uiteraard de procedureregels, maar we brengen de sanctie een beetje in evenwicht. Nu maakt een magistraat een fout en iedereen gaat naar huis: de gevangene en de magistraat ook.
Dat brengt mij bij mijn volgende punt. Zou het ook niet goed zijn om een sfeer van verantwoordelijkheid te creëren bij het gerechtelijk apparaat en ook daar de puntjes op de i te laten zetten inzake verantwoordelijkheden?
Indien iemand in zijn job een fout maakt, is de sanctie immers niet dat de klant een cadeau krijgt. Indien iemand in de winkel of het bedrijf een fout maakt, is hij zelf verantwoordelijk voor de fout.
Daarom luidt mijn tweede vraag als volgt.
Zal u, binnen het gekende, legale wetsartikel dat de minister van Justitie via zijn procureurs-generaal toezicht op de werking van de gerechten houdt, het nodige doen om paal en perk te stellen aan de nonchalante sfeer, waarbij een rechter een procedurefout vaststelt en de rechter die de fout maakt, ’s anderdaags zijn werk gewoon op dezelfde manier voortzet?
Week na week kunnen wij voorgaande vraag herhalen. Daarom globaliseer ik ze even.
04.06 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, collega’s, wat de blunders bij en de vele verhalen rond justitie betreft, kan ik het volgende meedelen. Ik heb gisteren in de commissie voor de Justitie op een veertigtal vragen geantwoord, wat wekelijks het geval is. Wekelijks dien ik ook hier in de plenaire vergadering een aantal vragen te beantwoorden, zoals bijvoorbeeld over het vervolgverhaal Cassatie. Deze keer gaat het over een ander dossier.
Ik kom op het dossier in kwestie onmiddellijk terug, maar sta mij toe vooraf het volgende te vertellen. Over de vrijlatingen is er geen enkele beslissing genomen. Ik heb het recht na te gaan wat er gebeurt en wat de overbevolking betekent. Ik heb het recht en ook de plicht om ter zake met alle betrokken partijen overleg te plegen. Over de vrijlatingen is echter geen enkele beslissing genomen.
Er is ook goed nieuws. In de Senaat is het assisendossier gisteren behandeld. Ik hoop dat het, volgend op de behandeling in de Senaat, ook door de Kamer zo vlug mogelijk zal worden goedgekeurd, zodat de assisenproblematiek in beide Kamers binnen de kortst mogelijke termijnen wordt afgehandeld.
Wij gingen er vroeger al over akkoord dat voornoemde problematiek dringend is, met inbegrip van de motivering van het vonnis, die in de wet moet worden opgenomen.
Wat betreft het dossier waarvan sprake, met name Zandvoorde en de vrijlating van de verdachten waartoe is beslist, is het, ten eerste, juist dat er in 2008 al een onderzoek in toepassing van de drugwetgeving was, dat tot geen enkel gevolg heeft geleid. Sinds februari 2007 was er inderdaad een gerechtelijk onderzoek lastens de betrokken landbouwer opgestart.
Ter zake zijn twee door de onderzoeksrechter ondertekende huiszoekingsbevelen uitgereikt. Het eerste bevel verwees op een algemene manier naar de vordering van het openbaar ministerie. Er is door de onderzoeksrechter dus niet gespecificeerd waarover het ging. Hij heeft vastgesteld dat hij een vordering van het openbaar ministerie met heel precieze aanduidingen had. Hij heeft in zijn bevel de motivering van de vordering overgenomen en gesteld dat hij op basis van de bewuste motivering stappen moest zetten. Hij heeft die stappen ook gezet en heeft ten aanzien van de betrokkenen en van de vennootschap twee bevelen ondertekend.
Op het moment dat de onderzoekers ter plaatse zijn gekomen, hebben zij ter plaatse een flagrante inbreuk op de drugwetgeving vastgesteld. Zij hebben de procedure gestopt en het openbaar ministerie opnieuw geïnformeerd. Er is vervolgens een nieuw huiszoekingsbevel uitgereikt waarop specifiek de drugwetgeving is vermeld.
De geldigheid van de eerste twee werd voor de raadkamer betwist. De raadkamer in Ieper heeft gezegd dat ze geldig waren. Er werd beroep aangetekend en de KI in Gent heeft een beslissing genomen, met de melding dat: “het hof in deze omstandigheden van oordeel is dat de aanhoudingsmandaten afgeleverd als rechtstreeks resultaat en gevolg van de uitgevoerde, door dit hof als onrechtmatig bevonden, huiszoekingsbevelen in de huidige stand van zaken dienen opgeheven te worden.” De KI is dus van oordeel dat de verwijzing naar de vordering van het openbaar ministerie niet voldoende is als motivering. De onderzoeksrechter had die met andere woorden letterlijk moeten overnemen.
Ik betreur dat natuurlijk, want het is een dossier waarvan iedereen weet dat er feitelijkheden zijn vastgesteld die evident tot verdere vervolging en aanhouding moesten leiden, maar de onderzoeksrechter heeft een beslissing genomen die door de KI niet is gevolgd. De verantwoordelijkheid ligt bij die onderzoeksrechter. Ik kom daarop terug.
Wat belangrijk is, en wat voor mij de grote vraag is, is wat er met dat dossier zal gebeuren. De vrijlating is een zaak, maar zal dit dossier volledig als nietig worden beschouwd? Zullen alle elementen die vastgesteld zijn, verworpen moeten worden als elementen van een dossier dat voor de correctionele rechtbank wordt gebracht? Dat is het grote debat. Dat is ook reden – dat is belangrijk – waarom wordt verwezen naar de beslissing van de KI, waarbij als volgt wordt gesproken: “De zaak wordt uitgesteld naar de zitting van 22 september 2009, om toepassing te maken van artikel 235bis van het Wetboek van strafvordering, om mijn ambt en de in verdenking gestelden toe te laten een standpunt in te nemen omtrent de eventuele zuivering van het dossier”.
Uiteraard heb ik het openbaar ministerie gevraagd dit te bekijken en met alle mogelijke middelen de juridische onderbouw te onderzoeken en om op 22 september te pleiten en – desgevallend - alle argumenten aan te brengen om te zeggen dat het niet kan dat dit onderzoek geheel nietig zou zijn en dat, met andere woorden, de zaak ten gronde wel degelijk verder kan gaan. Daarover zal het debat gevoerd worden op 22 september. Ik denk dat wij deze zitting moeten afwachten. Ik betreur dat, maar tegelijk duidt dit op een aantal elementen.
U vraagt wat wij in de toekomst zullen doen. Ik meen dat wij een aantal basisdiscussies moeten voeren.
Ten eerste, wie neemt de verantwoordelijkheid ten aanzien van die onderzoeksrechter? Alleen de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Ieper kan de verantwoordelijkheid nemen in het kader van het disciplinaire. Ik heb daar rechtstreeks geen vat op. Dit is de onafhankelijkheid van de magistratuur, wat niet belet dat wij al beslist hebben, dat de Fortiscommissie al beslist heeft en dat ik ook al heb bevestigd dat ik de nodige stappen heb gezet om het disciplinaire recht, het tuchtrecht te herzien. Ik meen dat dit nodig is, om meer mogelijkheden te hebben. Er zijn al stappen gezet. De eerste studie is al begonnen.
Ten tweede, collega Landuyt, u hebt gelijk dat er een fundamenteel probleem is in ons Wetboek van strafvordering. Dat debat werd in de vorige legislatuur in de Senaat gevoerd. Het is niet doorgegaan, maar het moet hervat worden, want het Wetboek van strafvordering geeft ons telkens opnieuw het probleem van de nietigheden.
Wij moeten het algemene deel van ons Wetboek van strafvordering dus herzien. Wij moeten kijken hoe de juiste afweging – volgens de antigoonprincipes, zoals men ze noemt bij Cassatie – kan worden gemaakt tussen de vormgebreken en de grond van de zaak. Ik meen dat wij dat debat niet langer uit de weg kunnen gaan. Wij moeten dit voorbereiden en wij moeten in het Parlement ter zake initiatieven nemen.
Ten derde, het dossier over de gerechtelijke hervorming wordt ook hier weer scherp gesteld. Wij moeten absoluut naar meer geïntegreerde en grotere rechtbanken evolueren. Die onderzoeksrechter in het kleine arrondissement Ieper – met alle respect – is de ene dag onderzoeksrechter en moet de andere dag zetelen in de correctionele rechtbank of in de burgerlijke rechtbank. Omdat er te weinig magistraten zijn binnen het arrondissement.
Als er op de tafel van de regering een plan ligt om tot een herschikking van de gerechtelijke arrondissementen te komen, dan is dat precies om voldoende proximiteit te hebben. Het gerecht moet dicht bij de mensen staan, ook in Ieper, ook overal in België. Tegelijkertijd moeten wij grotere korpsen hebben, om meer specialisatie toe te laten en om magistraten te hebben die professioneel met hun gespecialiseerde materie bezig kunnen zijn.
Ik verwijt die magistraat wel dat hij de fout heeft gemaakt, volgens de uitspraak van de Kamer van Inbeschuldigingstelling, maar ik erken tegelijk dat hij als magistraat in een zeer moeilijke situatie zit om daarop door te gaan.
Ik concludeer het volgende. Het grote plan voor Justitie moet geen Marshallplan zijn, een plan-De Clerck kan misschien voldoende zijn.
Ik wil morgen mijn plan verdedigen. Ik leg het morgen op tafel. Ik neem initiatief. Ik neem mijn verantwoordelijkheid op, zowel inzake de strafuitvoering als inzake de hertekening van de gerechtelijke arrondissementen, zowel op het vlak van de specialisaties als van het verbeterde management en de grotere efficiëntie van Justitie. De teksten zijn er. Wel, laten wij daar het debat over voeren, zodat wij op een structurele manier onze gehele gerechtelijke wereld kunnen hervormen.
De voorzitter: Korte replieken graag. Het was een zeer omstandig antwoord.
04.07 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, u blijft natuurlijk zitten met een fundamenteel probleem, een imagoprobleem.
Er wordt al jaren gesproken over een debat inzake de fundamenten van Justitie. Ik zeg u, zolang u het probleem niet oplost dat de overtreding van een vormvoorschrift, waarmee geen enkele van de rechten van de dader wordt geschonden, leidt tot een niet-misdrijf, blijft u met een politiek probleem zitten dat u niet kunt verkopen aan het grote publiek, alle veranderingen en wijzigingen die u wil aanvoeren ten spijt.
04.08 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik noteer dat er nog geen beslissing is genomen over de al dan niet vrijlating van de tweehonderd tot driehonderd gevangenen. We zullen zien wat er deze zomer gebeurt en hoe warm het zal worden.
Eigenlijk is mijn vaststelling dat u tot op heden veel te weinig structureel werkt. Ik heb de opsomming gegeven van de maatregelen ad hoc en de wetten die bij spoed goedgekeurd moeten worden, zoals er ook vandaag een op de agenda staat.
U zegt dat we geen nood hebben aan een Marshall-plan voor Justitie, maar dat een plan-De Clerck misschien ook zal volstaan. Wel, mijnheer de minister, u hebt een viertal weken geleden uw plan bekendgemaakt aan de pers en beloofd om deze week naar het Parlement te komen. U bent niet gekomen met uw plan, deze week. Waar blijft u met uw plan-De Clerck? Ik sta open om uw plan te bekijken. U moet niet vooraf naar de pers gaan; u moet naar het Parlement komen met uw plannen, en dan kunnen we discussiëren, en dan kunnen we tot oplossingen komen.
04.09 Els De Rammelaere (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb twee punten van repliek.
Ten eerste, u stipt aan dat er dringend iets moet gebeuren om het onevenwicht weg te werken tussen de procedurefouten en eventuele nietigheid. Welnu, ik herhaal nog eens dat N-VA reeds van in het begin van deze legislatuur een wetsvoorstel in die zin heeft ingediend. Het zou dan ook aangenaam zijn, mocht uw fractie ons steunen om dat met prioriteit op de agenda te krijgen.
Ten tweede, ik denk dat er een groot verschil is tussen de structurele problemen binnen Justitie en de fouten die gemaakt worden door mensen, de blunders, zoals in het genoemd voorbeeld.
Ik vergelijk het met de balie: om advocaat te worden, moet men eerst vijf jaar universiteit volgen, vervolgens drie jaar stage lopen, en tijdens de stage een bekwaamheidsattest behalen tot het uitoefenen van het beroep van advocaat, een zogenaamd BUBA-attest. Dan moet de advocaat nog eens elk jaar 16 uur permanente vorming volgen.
Welnu, het zou aangenaam zijn, en misschien ook aangewezen, dat dit wordt doorgetrokken tot de magistratuur, zodat die mensen ook eens geëvalueerd worden, zodat wordt nagegaan of zij nog bij de tijd zijn. De magistraten worden namelijk betaald met gemeenschapsgelden. Het ligt voor de hand dat zij dan ook de gemeenschap beschermen en hun werk doen. Op dat vlak blijft u toch politiek verantwoordelijk, vind ik.
04.10 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben het eens en oneens met de medesprekers.
Ik ben het er niet mee eens dat men hier zomaar de bewuste magistraat kan aanvallen en men daarvoor straffen kan vragen. Ik denk dat die man in eer en geweten heeft gehandeld. Ik ben er zeker van dat hij niet blij zal zijn met de storm die hier is ontstaan. Ik denk dat men niet populistisch moet zijn. De man krijgt alleszins het voordeel van de twijfel.
Ik sta wel achter wat de oppositiepartijen zeggen. Wij moeten inderdaad proberen de gevolgen van bepaalde nietigheden te herdenken. Als die nietigheden het gevolg hebben dat ze in deze zaak hebben, dan gaat dat te ver. Dat wil zeggen dat de nietigheid te substantieel wordt gezien. Er moet altijd een mogelijkheid zijn om de niet-naleving van bepaalde vormvereisten bij onderzoeken, relatief nietig te zien, waardoor het hele onderzoek niet in de vuilnisbak terechtkomt.
04.11 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, heb ik het goed begrepen dat u morgen de reorganisatie van het gerecht aan de regering zult voorleggen?
(…): (…)
04.12 Renaat Landuyt (sp.a): Morgen wordt dat aldus goedgekeurd? Bent u er misschien nog niet zeker van dat zij zal worden goedgekeurd?
Wij hebben op het vlak van Justitie nood aan beslissingen die door de meerderheid zijn goedgekeurd. Wij hebben geen nood aan aankondigingen. Wat mij enorm op de zenuwen werkt, is uw manier van voortdurend aankondigingen te doen, terwijl u geen akkoord van uw vrienden hebt.
Ik steun u. Nogmaals, u moet zo ver mogelijk gaan. U moet Ieper bij Kortrijk voegen, maar u mag ook Brugge toevoegen. U moet geen scrupules hebben. Ga tot één provincie. U hebt gelijk. Wij moeten de werking van Justitie professionaliseren.
Mijn punt is dat wij voortdurend dreigen de fout in de Fortiszaak te herhalen. Ik vind het zeer goed dat u aan de procureur hebt gezegd dat er beter moet worden gewerkt met betrekking tot de zaak van de cannabisboer, maar eigenlijk zou dit onze zorg niet mogen zijn. Het is erg dat een minister van Justitie in een individuele zaak moet tussenkomen.
Mijn vraag is de volgende. Kunt u via uw vijf procureurs-generaal, de eenvoudige vraag stellen aan iedereen die binnen het gerecht werkt om een beetje voorzichtiger zijn en te doen alsof ze verantwoordelijk zijn voor hun fouten? Alleen al die wenk zouden wij een keer moeten geven, dat ze enig verantwoordelijkheidsgevoel hebben voor de fouten die elke week, weliswaar altijd door iemand anders, worden gemaakt.
Voor uw wetgevend initiatief verwijst u naar de Senaat. Ik ben al blij dat u niet verwijst naar senator Vandenberghe, maar daarmee zegt u eigenlijk hetzelfde. Weet u welke tekst zij de vorige keer hebben opgesteld? De voorzitter weet dat nog, want wij hebben dat in de regering tot onze ergernis ooit eens bekeken. Die staat vol met nieuwe nietigheden.
Ik pleit ervoor om in de Kamer een meerderheid te vinden om één basisregel in ons strafrecht in te voeren, namelijk dat procedures moeten worden nageleefd, maar dat nietigheden worden uitgesproken als er een concrete schending van belang is. Op die manier had de cannabisboer niet moeten worden vrijgelaten. Dat is een eenvoudige regel.
De voorzitter: Mijnheer Landuyt, u hebt al het dubbele van uw spreektijd gebruikt.
04.13 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik besluit met de minister te vragen om er toch eens over na te denken om een meerderheid te verzamelen om één zin in ons strafrecht in te schrijven, met name dat nietigheden enkel kunnen als er een effectieve schending is van de belangen. Wij zullen u in de toekomst veel minder storen eens die wet er is.
De voorzitter: Sommigen hebben wat meer tijd nodig om hun punt te maken.
L'incident est clos.
- de heer Ben Weyts aan de eerste minister over "het dragen van de hoofddoek bij de federale overheidsdiensten" (nr. P1231)
- de heer Francis Van den Eynde aan de eerste minister over "het dragen van de hoofddoek bij de federale overheidsdiensten" (nr. P1232)
- de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "het dragen van de hoofddoek bij de federale overheidsdiensten" (nr. P1248)
- M. Ben Weyts au premier ministre sur "le port du voile dans les services publics fédéraux" (n° P1231)
- M. Francis Van den Eynde au premier ministre sur "le port du voile dans les services publics fédéraux" (n° P1232)
- M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "le port du voile dans les services publics fédéraux" (n° P1248)
05.01 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de minister, afgelopen week dook een interne nota op van de personeelsdienst van de FOD Justitie, die minister de Clerck aanraadt het dragen van religieuze symbolen bij de FOD Justitie vrij te laten.
Nu, dat verbaast mij wel. Gevangenisbewaarders mogen volgens die nota met een groot kruis rond hun nek lopen, en rechters mogen blijkbaar met een hoofddoek de rechtbank voorzitten, en dat terwijl enkele decennia geleden naarstig alle kruisbeelden uit de rechtbanken verwijderd werden.
Een ruimer probleem is dat er blijkbaar geen algemene regels gelden voor alle federale overheidsdiensten. Bij elke FOD en elke POD krijgt men blijkbaar de neiging eigen regels uit te vaardigen voor die specifieke dienst alleen. Het gevolg is een janboel van jewelste, waarbij in de ene overheidsdienst bijvoorbeeld wel een hoofddoek gedragen mag worden, maar in de andere niet.
Zult u werk maken van concrete, algemene richtlijnen in de federale overheid, die voor de hele federale overheid gelden? Ik wil u vragen het debat dienaangaande niet uit de weg te gaan en het probleem niet te laten sudderen, omdat bepaalde extremen daar nu eenmaal garen bij spinnen. Integendeel, sla hun die argumenten uit handen en pak die thematiek aan.
Mijn concrete suggestie is: ga uit van de ambtelijke neutraliteit, ga uit van het principe dat elke ambtenaar de schijn van partijdigheid moet vermijden. Laten wij de zaken positief benaderen: spreek van een gebod in plaats van een verbod. Laat er een absoluut neutraliteitsgebod zijn voor elke ambtenaar die met het publiek in aanmerking komt.
05.02 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Inderdaad, het is merkwaardig hoe in dit zeer warme seizoen plots de islamitische hoofddoek mode wordt. Er is de rel in het onderwijs in Antwerpen. Twee dagen geleden werd, als ik mij niet vergis, in het Brussels Parlement een dame die verkozen werd op een christendemocratische lijst, beëdigd, met een hoofddoek.
Nu moeten wij vernemen dat in het departement Justitie door de personeelsdienst een nota wordt verspreid waarin gepleit wordt voor het tolereren van hoofddoeken bij het personeel van Justitie.
Het is trouwens even merkwaardig dat de vraag die aan de eerste minister gesteld was, niet door hemzelf beantwoord wordt. Ik weet niet waarom. Hij verdwijnt na een uur, terwijl hij zijn vice-eerste minister, die binnenkort ook verdwijnt, maar dan naar de Brusselse regering, hier het vuur induwt.
Mijn vragen zijn de volgende. Ten eerste, klopt het verhaal?
Ten tweede, is het de bedoeling dat te introduceren bij Justitie en misschien ook bij andere departementen? Er is immers geen reden waarom het bij Justitie zou mogen en ergens anders niet.
Indien dat waar is, wat doet u dan met het heilige principe van onze Europese cultuur: de scheiding tussen Kerk en Staat? Dat principe is zelfs veel ouder dan de Franse revolutie. U herinnert zich wel het verhaal van de Welfen en de Ghibellijnen.
Wat mij betreft, ik hou aan die scheiding tussen Kerk en Staat. Ik zal die namens mijn partij, Vlaams Belang, tot het eind blijven verdedigen, gelet op onze Europese waarden.
05.03 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, il est assez extraordinaire qu'un événement au départ assez isolé, à savoir la prestation de serment au Parlement bruxellois de la première députée voilée dans une Assemblée, nous ramène à l'avant-plan un débat plus profond qui est celui de l'immixtion du religieux dans la sphère publique.
Le ministre de la Justice à qui j'ai posé une question en commission a reçu une note interne de son administration proposant de permettre aux fonctionnaires de porter des signes distinctifs religieux. Mais, à ma connaissance, le ministre n'a pas encore pris position.
La question que je vous adresse en votre qualité de ministre de la Fonction publique est d'ordre général. Ainsi, je souhaiterais que vous me donniez des informations quant aux règles qui prévalent au sein de la fonction publique fédérale pour les fonctionnaires qu'ils soient ou non appelés à être en contact avec le public.
C'est avec intérêt que j'écouterai votre réponse et que j'interviendrai, dans le cadre des répliques, pour exprimer mon point de vue après avoir entendu votre réponse.
05.04 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, eerst wil ik wat het licht persoonlijke feit van de heer Van den Eynde betreft even zeggen dat in de politiek iedereen ooit verdwijnt. Doch, zolang men er staat, staat men er. Ik sta er ook voor de premier, om een antwoord te geven dat hopelijk aan klaarheid niets te kort zal komen.
Collega’s, wat de specifieke vraag betreft, er bestaan vandaag in onze regelgeving geen specifieke richtlijnen die specifiek betrekking hebben op het dragen van religieuze symbolen. Dat is klaar. Er bestaan voor de ambtenaren wel reglementaire bepalingen, in het statuut-Camu, een eerbiedwaardig en reeds vele decennia bestaand statuut, die relevant zijn voor deze vraag. Ze hebben zowel betrekking op ambtenaren die in contact staan met het publiek als op ambtenaren die niet in contact staan met het publiek. In artikel 8 van dat statuut staat in alle duidelijkheid “wanneer hij bij zijn ambtsuitoefening in contact komt met het publiek vermijdt de rijksambtenaar elk woord, elke houding en elk voorkomen die van die aard zouden kunnen zijn dat ze het vertrouwen van het publiek in zijn volledige neutraliteit, zijn bekwaamheid of zijn waardigheid in het gedrang zouden kunnen brengen”. Dit soort zinnen, die al van een poos geleden dateren, zijn soms heel waardevol in datgene wat zij als rijkdom hebben. Zij zondigen niet tegen het beginsel, waarvan ik aanneem dat de grote meerderheid in deze assemblee het met mij eens zal zijn, dat wij wat de ambtenaren betreft meer belang hechten aan datgene wat in hun hoofd zit dan aan wat op hun hoofd zit, dat wij meer belang hechten aan het resultaat dat zij produceren in de dienstverlenging aan het publiek dan aan datgene wat hun voorkomen betreft, maar dat wij desondanks vinden dat op het niveau van het voorkomen elke schijn – niet alleen de inhoud maar ook elke schijn – van een inbreuk op de neutraliteit, gebrek aan waardigheid of bekwaamheid moet worden vermeden. Ik vind dat eigenlijk nogal zonneklaar.
Voor ambtenaren die geen contact hebben met het publiek wil ik u ook nog wijzen op het feit dat een ambtenaar zijn collega’s, zijn hiërarchische meerderen en zijn ondergeschikten met waardigheid en hoffelijkheid moet behandelen. Daar wordt dus niet van neutraliteit gesproken, daar wordt gesproken over waardigheid en hoffelijkheid. Ook daar wordt er van de ambtenaar verwacht dat elk woord wordt vermeden, elke houding en elk voorkomen die deze waardigheid en hoffelijkheid in het gedrang zouden kunnen brengen of de goede werking van de dienst zouden kunnen schaden.
Samengevat, wat mij betreft moeten er geen nieuwe algemene richtlijnen worden opgesteld want die bestaan reeds. Ze bestaan allang. Terecht leggen die bepalingen het accent op garanties met betrekking tot het vertrouwen van het publiek en de neutraliteit, de bekwaamheid en de waardigheid. Natuurlijk onderschrijf ik die principes, het zijn principes van ambtelijke neutraliteit die belangrijk zijn om te benadrukken en die ook betrekking hebben op de schijn van partijdigheid. Het is echter ook zo dat iedere federale overheidsorganisatie moet waken over de correcte toepassing van die regels. Voor de manier waarop dit correct wordt toegepast, overheidsorganisatie per overheidsorganisatie, context per context, zijn er vandaag geen algemene richtlijnen.
Dat verklaart ook waarom in de toepassing op het terrein, afhankelijk van de plaats waar zich dat voordoet, deze beginselen moeten worden toegepast.
05.05 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dacht even dat wij duidelijkheid zouden krijgen, edoch.
U zegt eigenlijk dat u bijna verbaasd bent over het feit dat ik die vraag stel. U bent bijna verbaasd dat men het in de FOD Justitie blijkbaar ook niet weet. Vervolgens zegt u dat volgens uw interpretatie hoofddoeken kunnen worden gedragen door ambtenaren die met het publiek in contact komen. Eerst zegt u dat het zo klaar als een klontje is, vervolgens zegt u dat het afhangt van de context en u eindigt met te zeggen dat dit alvast uw interpretatie is. U heeft geen duidelijkheid gecreëerd, het spijt mij zeer.
Ik zou u daarom willen aanraden, namens velen, om gewoon uit te gaan van het neutraliteitsgebod. Laat dit debat niet sudderen. Hak die knoop gewoon door en ga daarbij uit van het neutraliteitsgebod voor alle ambtenaren die met het publiek in aanraking komen.
05.06 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik zou eerst en vooral de vice-eerste minister willen feliciteren. Hij heeft vandaag met dit antwoord een Olympisch record gebroken in het rond de pot draaien. Wij hebben gevraagd of een dergelijke nota bij Justitie bestaat en zo ja, hoe het ermee zit. Ik heb een heel lang antwoord gekregen, maar dit was allesbehalve duidelijk.
Mijnheer de vice-eerste minister, het is inderdaad merkwaardig dat de eerste minister verdwijnt als dergelijke vragen over zo een delicaat onderwerp worden gesteld en zijn vice-eerste minister, die binnenkort toch naar de Brusselse regering overstapt, de kolen uit het vuur laat halen.
U verwijst naar allerlei nota's. Ik verwijs hier naar iets dat veel heiliger is, namelijk het principe dat elke vrijheidslievende burger in dit land zou moeten huldigen: de scheiding tussen Kerk en Staat. De Staat moet neutraal zijn, de administratie moet neutraal zijn want anders hebben wij niet langer een democratie, en zeker niet een Europese democratie.
05.07 Xavier Baeselen (MR): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zeg het voor de derde keer. Als ik een minister een vraag stel in het Frans, hoop ik ook op een antwoord in het Frans. Ik zeg het nu aan u, maar ik heb het ook reeds gezegd aan andere ministers.
Cela étant dit – je le dirai chaque fois que cela se produira – je dois quand même reconnaître qu'un certain flou règne par rapport à votre réponse. J'en retiens que vous ne souhaitez pas de nouvelles réglementations. Vous considérez que les textes existants sont suffisamment clairs. Moi, je ne le pense pas! En tout cas, j'attendrai avec intérêt la réponse du ministre de la Justice en ce qui concerne le département spécifique Justice. Il est souhaitable que les règles soient les mêmes pour l'ensemble de l'administration publique fédérale.
En ce qui nous concerne, nous plaidons pour que les fonctionnaires et les contractuels, ceux qui servent l'État, c'est-à-dire tous les citoyens, observent la stricte neutralité. Qu'ils soient en contact ou non avec le public, nous estimons qu'aucun signe distinctif mettant en cause ce principe de neutralité ne peut être toléré.
Het incident is gesloten.
- Mme Juliette Boulet à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances sur "Bridgestone" (n° P1233)
- M. Éric Thiébaut à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances sur "Bridgestone" (n° P1234)
- Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances sur "Bridgestone" (n° P1235)
- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen over "Bridgestone" (nr. P1233)
- de heer Éric Thiébaut aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen over "Bridgestone" (nr. P1234)
- mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen over "Bridgestone" (nr. P1235)
06.01 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre de l'Emploi, l'entreprise Bridgestone est installée à Frameries; elle fabrique des pneus pour l'aviation et elle emploie 180 travailleurs dont 139 ouvriers. Sa situation financière est plus que positive puisqu'elle a presque doublé son bénéfice ces cinq dernières années, passant à 5,1 millions d'euros en 2008 après impôts. Cependant, le 11 juin, la direction a annoncé qu'elle allait délocaliser son magasin vers Zeebrugge, ce qui entraînerait la perte de neuf emplois sur le site de Frameries dont celui d'un délégué principal de la FGTB qui est également secrétaire au sein du comité d'entreprise. Je le précise car le licenciement d'un délégué syndical requiert une procédure particulière.
Depuis le 11 juin, il y a un piquet de grève tous les jours devant Bridgestone à Frameries. Les discussions deviennent impossibles. Vous l'avez vu vous-même hier soir: la conciliation sociale n'a abouti à rien sinon à un procès-verbal de carence, mettant en évidence aussi le fait que la direction ne veut rien entendre à propos d'une réintégration des neuf ouvriers.
Madame la ministre, malgré ses bénéfices, l'entreprise a-t-elle profité de mesures du plan anticrise de l'État fédéral? A-t-elle bénéficié du mécanisme des intérêts notionnels? À quelle hauteur? Pour le délégué principal, le processus de licenciement particulier a-t-il été mis en œuvre et suit-il son cours correctement? Enfin, d'un point de vue général, quelles mesures comptez-vous encore prendre pour rassurer les travailleurs et leurs familles et surtout pour éviter que le conflit s'enlise?
06.02 Eric Thiébaut (PS): Monsieur le président, madame la ministre, ce matin, je me suis rendu sur les lieux de la grève et j'ai rencontré ces travailleurs en grève depuis 15 jours. Comme ma collègue l'a très bien expliqué, ils s'insurgent contre le licenciement de neuf travailleurs.
Ce licenciement est effectivement assez surprenant car 'Bridgestone Frameries' est une société assez florissante qui ne semble pas vraiment touchée par la crise. En consultant ses bilans, j'ai constaté que ses bénéfices ont doublé de 2007 à 2008: 2,5 millions d'euros en 2007 contre 5,1 millions d'euros en 2008. Autant dire que cette entreprise est prospère car elle a pratiquement le monopole dans son secteur, à savoir le rechapage du pneu d'avion. Elle n'a donc certainement pas besoin de restructurer son personnel pour des raisons financières!
On peut être surpris de ces licenciements secs car il existait sans aucune doute des possibilités de reclassement dans l'entreprise. En outre, 23 départs en prépension sont annoncés dans les mois ou années à venir, ce qui pouvait largement couvrir ces neuf licenciements. La direction avance comme argument la délocalisation du magasin de pneus de Frameries vers Zeebrugge. C'est assez curieux!
Depuis 15 jours, il y a ainsi un blocage. Madame la ministre, conformément à vos compétences en tant que ministre de l'Emploi, vous avez désigné un conciliateur et je vous en félicite. Comme ma collègue vient de le dire, le résultat de la conciliation n'a pas été positif. La réunion d'hier avec les partenaires sociaux s'est soldée par un constat de carence. Nous sommes donc à nouveau dans l'impasse au niveau des négociations. Dès lors, madame la ministre, comptez-vous prendre de nouvelles initiatives pour tenter de débloquer la situation?
06.03 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, j'aimerais rectifier quelques éléments pour préciser que la fermeture du magasin a été prise le 5 juin, mais qu'entre le 27 mai et le 5 juin, dix réunions se sont tenues entre les travailleurs et les syndicats. Toutes les raisons techniques et de sécurité ont bien été expliquées à l'ensemble des travailleurs et tout le monde était d'accord.
Je ne suis donc pas d'accord de parler de licenciements secs: les travailleurs étaient informés, chacun avait marqué son accord. Pourtant, depuis le 12 juin, un piquet de grève est organisé devant l'usine, qui bloque tout et qui empêche tout travailleur de pénétrer dans les installations.
Dans le contexte actuel de crise économique, j'estime qu'il conviendrait de ramener les travailleurs à la raison. Il est vrai que des licenciements se produiront: on me parle de huit personnes et vous en évoquez neuf. La moitié d'entre eux – quatre d'après mes renseignements – a déjà retrouvé un travail grâce à l'aide de la direction qui a pris des contacts à l'extérieur; la direction agit.
Madame la ministre, vous avez envoyé un conciliateur social; je vous remercie d'avoir pris cette initiative assez rapidement. Cependant, comme cette concertation a échoué, je vous demande quelles mesures vous comptez prendre pour tenter de ramener les ouvriers à la raison.
06.04 Joëlle Milquet, ministre: Chers collègues, il s'agit effectivement d'un conflit entre partenaires sociaux, conflit dans lequel il n'appartient pas aux responsables politiques de s'immiscer. Néanmoins, notre rôle est également de faciliter la conciliation sociale et de tenter de dénouer des conflits, surtout s'ils perdurent et s'ils freinent l'activité économique dans la région.
Cette entreprise peut-elle bénéficier des nouvelles mesures anti-crise touchant essentiellement les employés? Si elle compte, avant tout, un grand nombre d'ouvriers, il est évident que toute les mesures liées au chômage temporaire sont évidemment d'application. Il s'agit des mesures que nous avons prises dans le cadre du plan de relance. Je ne me prononcerai pas sur les intérêts notionnels, cette matière ne relevant pas de mes compétences.
En ce qui concerne le processus de licenciement par rapport à la personne protégée, à savoir le délégué de la FGTB, la commission paritaire est convoquée, selon la procédure en la matière, afin de déterminer s'il s'agit de motifs économiques de licenciement. Cette réunion aura lieu le 1er juillet prochain. C'est la commission paritaire qui devra se prononcer sur ce point. Les procédures en cours semblent normales et usuelles.
Pour le reste, mon cabinet et moi-même avons d'emblée pris une mesure, étant donné l'ampleur du conflit pour tenter de ramener chacun à la raison et de trouver une solution consensuelle, qui n'est certes pas intervenue hier. C'est relativement normal dans un conflit d'une telle ampleur, puisque la grève dure depuis le 12 juin. Nous ne nous attendons pas à ce que, la première fois, les choses se décantent d'emblée. Il faut toujours laisser du temps au temps mais nous n'allons pas rester les bras ballants.
De toute évidence, je demande au conciliateur social désigné, que j'estime excessivement compétent, de prendre une initiative, à mon sens, pour le début de la semaine prochaine, sur la base de l'évolution de la situation.
Dans la convention qui avait été signée au niveau de l'entreprise en matière de protection de l'emploi, une phrase stipulait que, je cite: "Les parties examineront à ce propos les mesures qui pourraient être prises en vue de réduire les inconvénients des licenciements pour les ouvriers, par exemple prépension, partage du travail, interruption de carrière etc."
Cette piste peut, le cas échéant, être analysée, mais il appartient aux partenaires de tenter de dégager, entre eux, des solutions.
Le conciliateur social prendra de nouvelles initiatives, sans doute après avoir eu toute une série de contacts informels et individuels. L'objectif est évidemment de sortir de ce conflit et je pense qu'on y arrivera.
06.05 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
J'ai pris acte des mesures qui ont été prises. Permettez-moi cependant de regretter que cette conciliation sociale n'ait débuté qu'hier alors que le piquet de grève a commencé le 12 juin. En laissant passer autant de jours, il était inévitable que les différents points de vue se durcissent et que le dialogue soit plus difficile. En la matière, je pense qu'il faut faire preuve de proactivité au vu de l'instabilité économique actuelle.
Je voudrais également attirer votre attention sur la nécessité de garder de l'emploi dans la région de Mons-Borinage. Vous savez que le taux de chômage y est assez élevé et qu'il n'y a qu'un emploi disponible pour 33 demandeurs d'emploi. Voici plusieurs semaines, il était question de pertes d'emploi au niveau de l'Atelier central de Cuesmes. Aujourd'hui, on est confronté au problème de Bridgestone. Demain, on licenciera 60 personnes à Vesuvius. On peut donc dire que l'on va dans la mauvaise direction.
Par ailleurs, j'ai le sentiment que de plus en plus d'entreprises choisissent de licencier ou de délocaliser alors que les bénéfices financiers enregistrés sont plutôt en hausse. Il ne faudrait pas que la crise devienne un prétexte au licenciement.
Je voudrais rappeler que nous aurions voulu conditionner l'octroi de mesures fiscales à la création d'emplois. Si notre proposition avait été acceptée, nous ne serions pas confrontés à ce genre de situation.
Madame la ministre de l'Emploi, je conclus en disant que les travailleurs ont besoin que vous soyez à leurs côtés.
06.06 Eric Thiébaut (PS): Monsieur le président, je vais essayer d'être plus bref.
Madame la ministre, je suis ravi de vous entendre dire que le constat de carence, déclaré hier, n'est pas définitif et que le conciliateur que vous avez désigné va prendre une nouvelle initiative. J'espère qu'on peut être optimiste à cet égard.
Par ailleurs, je voudrais attirer l'attention sur le fait que le cas de Bridgestone est symptomatique. Il s'agit d'une entreprise qui réalise de plantureux bénéfices mais qui se permet de licencier. Si on ne réagit pas, on aura d'autres dérives dans d'autres secteurs.
Enfin, je tiens à insister sur la rentabilité des travailleurs de Bridgestone qui est exceptionnelle. Elle est en effet passée de 20.000 euros par an par travailleur à 74.000 euros par an. Ce sont des "types" très rentables. Il n'est absolument pas justifié de les licencier.
06.07 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, comme je l'ai dit en commençant, la crise n'est absolument pas un prétexte pour licencier. Il existe des raisons techniques et de sécurité. La direction souhaite encore investir à Frameries.
Madame la ministre, j'espère donc que vous insisterez avec force pour que cette conciliation aboutisse à une solution. Il est très important pour la région de sauver l'emploi mais je peux vous dire que la direction est démoralisée en raison de la violence et de l'agressivité dont il est fait preuve à son égard.
Het incident is gesloten.
07 Question de M. André Flahaut au ministre de la Défense sur "la mission belge en Afghanistan" (n° P1239)
07 Vraag van de heer André Flahaut aan de minister van Landsverdediging over "de Belgische opdracht in Afghanistan" (nr. P1239)
07.01 André Flahaut (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je me suis décidé à vous poser cette question après avoir entendu hier, sur la chaîne télévisée, la RTBF, la réponse que vous avez formulée à la sortie de la réunion de la commission de la Défense.
Monsieur le ministre, ma question concerne l'Afghanistan. Nous étions plusieurs à vous demander si les opérations de formation de militaires afghans, appelées OMLT, de même que les évaluations et les rapports étaient suspendus ou non pendant la durée des incidents. Cette décision n'avait pas été annoncée par le ministre mais, si elle avait été prise, personnellement, je l'aurais considérée comme excellente. Monsieur le ministre, comme nous n'avons obtenu aucune réponse, je souhaiterais savoir aujourd'hui si les opérations de formation de l'armée afghane sont suspendues. Dans l'affirmative, quand cette décision a-t-elle été prise et pour combien de temps?
Le gouvernement avait également prévu de mettre sur pied une deuxième équipe d'OMLT. Dans la situation actuelle, il me semble plus prudent de postposer et de ralentir la mise en œuvre d'une deuxième équipe de formateurs, en vue d'adapter ce que nous allons y faire. Monsieur le ministre, une temporisation est-elle en cours ou bien continue-t-on comme si de rien n'était?
Enfin, pouvez-vous me confirmer que la deuxième équipe de reconstruction provinciale (PRT) a bien été postposée et qu'elle n'est pas programmée? À ce propos, je tiens à rappeler que le premier ministre a souhaité, avant le dernier sommet de l'OTAN, que la décision définitive du gouvernement soit précédée d'une concertation avec la commission de Suivi des opérations militaires qui, depuis ce matin, dispose enfin d'un règlement d'ordre intérieur.
07.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, les questions que vous venez de poser ont déjà été traitées en commission de la Défense hier et lors de la réunion de la commission de Suivi des opérations militaires. Cependant, je me réjouis du fait que les commentaires déjà proposés hier vous aient plu et je vous remercie des compliments que vous avez émis à ce sujet.
Suite aux événements qui se sont produits, nous avons repris au niveau national, pendant quatre jours, le commandement de nos troupes, ceci afin d'effectuer une évaluation qui nous a permis d'optimaliser pour l'avenir la sécurité de nos militaires dans cette mission.
Durant cette période limitée de quatre jours, deux officiers supérieurs ont été dépêchés au départ de la Belgique vers Kunduz pour y effectuer l'évaluation en question. Ils ont déjà remis leurs recommandations qui ont été entre-temps mises en application. Depuis le mardi 23 juin, l'Operational Mentoring and Liaison Team (OMLT) se trouve à nouveau sous le commandement opérationnel de la FIAS.
En ce qui concerne votre deuxième question, je puis vous confirmer que la participation de la Défense à l'opération FIAS garde le soutien explicite du gouvernement dans son entièreté. C'est d'ailleurs ce même gouvernement qui a décidé en date du 3 avril 2009 de déployer un second OMLT à Kunduz; aussi cette décision sera exécutée comme prévu.
Pour ce qui est du deuxième PRT, le gouvernement n'a pas encore pris de décision jusqu'à présent.
07.03 André Flahaut (PS): Monsieur le président, en réponse à ma première question, je conclus qu'une suspension des opérations a eu lieu. Monsieur le ministre, ma question est de savoir pourquoi ne l'avoir pas dit à la commission de Suivi des opérations militaires. Peut-être avez-vous oublié, par méconnaissance du dossier, d'informer la commission à nouveau.
Il s'agit d'une erreur par omission et je ne dis pas que c'est un mensonge, tout comme vous aviez oublié de mentionner suffisamment explicitement que des militaires belges devraient accompagner en patrouille les militaires afghans, ce qui est la définition d'un OMLT. En quelque sorte, c'est donc nous qui avons pris cette décision en connaissance de cause. Vous ne l'avez pas dit.
Vous n'avez pas dit non plus qu'il y avait eu suspension. Les opérations ont donc repris aujourd'hui, sans que les adaptations recommandées par vos officiers que vous avez envoyés sur place soient nécessairement mises en œuvre. Voilà qui, à mon sens, constitue une erreur compte tenu de l'insécurité grandissante dans la région.
Ensuite, je voudrais simplement vous rappeler – cela fera l'objet d'un débat puisque j'interpellerai le premier ministre – que le deuxième OMLT ne peut être mis en vigueur qu'après avoir été présenté à la commission de Suivi des opérations militaires. Cela a été dit par le premier ministre en commissions conjointes des Affaires étrangères et de la Défense avant le sommet de l'OTAN.
Vous ne le faites pas. Vous continuez comme si rien ne se passait. Je vous le crie à nouveau: casse-cou! Vous allez nous envoyer dans un platane.
L'incident est clos.
- de heer Flor Van Noppen aan de minister van Klimaat en Energie over "de energieprijzen" (nr. P1240)
- de heer Bruno Tobback aan de minister van Klimaat en Energie over "de energieprijzen" (nr. P1241)
- M. Flor Van Noppen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les prix de l'énergie" (n° P1240)
- M. Bruno Tobback au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les prix de l'énergie" (n° P1241)
08.01 Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, we wisten het al en een recente studie van Test-Aankoop heeft het bevestigd: onze elektriciteitsprijzen zijn te duur. Ze behoren tot de duurste van Europa. Test-Aankoop vergeleek de elektriciteitsprijzen in zeven landen, waaronder onze buurlanden. Men stelde vast dat naargelang het scenario – laag verbruik, middenverbruik en hoog verbruik – men in België ongeveer tussen 6% en 43% meer betaalt dan het Europees gemiddelde. Dat vooral de sociaal-economisch zwakkeren in onze samenleving hiervan de dupe zijn – zij betalen 43% meer – is onaanvaardbaar.
De oorzaken zijn al lang bekend, namelijk bijna-monopolies, gebrekkige liberalisering en een door de Franse Staat gedomineerde energiemarkt. Al vele jaren verklaren de opeenvolgende federale regeringen hieraan iets te zullen doen, maar tot echte maatregelen om onze energiemarkt te reanimeren is het tot op heden nog niet gekomen. Vandaar dat ik voor u een aantal vragen heb.
Wat is uw reactie op deze nieuwe onderzoeksresultaten? Erkent u dat er een probleem is met onze elektriciteitsprijzen? Wat zijn volgens u de belangrijkste oorzaken van de te hoge energieprijzen? Welke maatregelen wenst de regering te nemen om deze situatie te verbeteren?
08.02 Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de voorzitter, er is een complot tegen de minister. Inderdaad, iedere week is er iemand die een rapport maakt waaruit blijkt dat er iemand in België veel te veel betaalt voor zijn of haar energie. Als het niet de OESO is die zegt dat onze bedrijven 60% meer betalen voor hun elektriciteit dan Franse vergelijkbare bedrijven, dan is het de CREG die aantoont dat met name Electrabel honderden miljoenen winst maakt op gratis ter beschikking gestelde emissierechten en deze dan nog eens aanrekent aan Belgische bedrijven, of, zoals deze week, Test-Aankoop die berekent dat ieder Belgisch gezin te veel betaalt voor energie, behalve een paar uitzonderingen die alleen op gas koken en die een beetje winst maken.
Alle gekheid op een stokje, mijnheer de minister, het ergste is dat uit het rapport van Test-Aankoop blijkt dat de armste gezinnen met het minste verbruik eigenlijk degenen zijn die verhoudingsgewijze het meest benadeeld zijn in onze huidige Belgische tariefstructuur. De laagverbruikers, de lage inkomens, betalen bijna de helft meer dan vergelijkbare gezinnen in Nederland en Frankrijk. Een gemiddeld gezin betaalt gemakkelijk 100 euro meer per jaar in België voor dezelfde energie als in de omliggende landen. Ondanks alle rapporten heeft de Belgische regering daar nog altijd geen antwoord op; zij stelt geen maatregelen voor, treft geen sancties, legt geen heffing op die bijzondere winsten op en vindt geen enkele manier om dat grondig te compenseren. Iedere week komt er een nieuw rapport, om de zes maanden neemt men een klein maatregeltje en de week nadien blijkt de energie nog altijd dubbel zo duur te zijn voor de Belgische gezinnen.
Mijnheer de minister, wanneer krijgen we een maatregel die de situatie die uit de studie van Test-Aankoop blijkt, definitief rechttrekt? Zoals we ervoor proberen te zorgen dat onze lonen niet meer kosten dan bij de buren, moeten we ervoor zorgen dat we – zowel de bedrijven als de gezinnen – ook voor onze energie niet meer betalen in België en Vlaanderen dan in al de buurlanden.
08.03 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Tobback, mijnheer Van Noppen, ik dank u voor uw vragen. Ik heb inderdaad kennisgenomen van de studie van Test-Aankoop. Helaas is er niets nieuws. Wij weten dat de elektriciteitsprijzen in België te hoog zijn. Wij weten ook dat die prijzen gelieerd zijn aan de structuur van de markt.
Ik ben ervan overtuigd dat vrijwillige akkoorden met de sectoren niet werken. Wij moeten dat erkennen. Ik heb dat al vaak gezegd. Ik denk dat wij nu dwingende maatregelen moeten nemen om concurrentie op de markt te krijgen, die een impact op de prijzen kan hebben. Ik heb mijn coalitiepartners een voorstel gedaan om de markt structureel te reorganiseren. Mijn collega, Vincent Van Quickenborne, heeft ook voorstellen gedaan. Wij zijn nu in discussie over die verschillende maatregelen. Veel meer kan ik daarover niet zeggen, om het overleg met de coalitiepartners en met de sector te laten werken, maar we zullen er in de komende weken zeker op terugkomen.
08.04 Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de minister, net als u ben ik ervan overtuigd dat een volledige liberalisering van de energiemarkt de enige oplossing is om te komen tot lagere energieprijzen. Er liggen tal van wetsvoorstellen op tafel, maar toch worden al die wetsvoorstellen verdaagd en blijven ze verdaagd worden. Ik vraag mij af waarom.
08.05 Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw spectaculaire aankondiging dat er volgens u dwingende maatregelen nodig zijn. Ik denk al een jaar dat er dwingende maatregelen nodig zijn, mijnheer de minister. Ik heb er zelfs al een paar voorgesteld. Ik heb ze zelfs in de vorm van wetsvoorstellen in de commissie ingediend, maar ze zijn weggestemd door u en uw coalitiepartners. Ik apprecieer dat u gaat overleggen, maar ik zou toch graag een einddatum kennen voor dat overleg. Wanneer zult u met de heer Van Quickenborne plotseling tot een briljant akkoord komen, dat eindelijk de energieprijzen in bedwang zal houden? Als u ertoe komt en als u een krachtige maatregel indient, dan zal ik de eerste zijn om ze goed te keuren. Dat zeg ik u hier, met de hand op het hart. Tot nader order zult u mij vergeven dat ik de grootst mogelijke twijfels heb of zo'n maatregel er ooit zal komen.
L'incident est clos.
- de heer Michel Doomst aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "de identificatie van illegalen" (nr. P1242)
- mevrouw Clotilde Nyssens aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "de identificatie van illegalen" (nr. P1243)
- M. Michel Doomst à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "l'identification des étrangers en situation illégale" (n° P1242)
- Mme Clotilde Nyssens à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "l'identification des étrangers en situation illégale" (n° P1243)
09.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u hebt het begin van de zomermaanden, dat zijn oogstmaanden, goed gebruikt om onmiddellijk een circulaire te lanceren in verband met de identificatie van illegalen.
Mijnheer de voorzitter, dat is een thema waarover wij reeds meer dan een jaar geleden hebben gepraat. Ik herinner mij het voorstel-Frattini. Wij hebben ook in de commissie hierover dikwijls gediscussieerd naar aanleiding van illegale transitmigratie.
De uitwijzing blijft inderdaad een probleem. Recente cijfers zeggen dat één op vier mislukt omdat men niet weet wie de persoon is, vanwaar hij komt en een aantal landen niet meewerkt aan de resultaten.
Mevrouw de minister, ik wil u vragen of u wat toelichting kunt geven over de concrete inhoud van de rondzendbrief.
Hoe snel zal de informatie nu geraken op de niveaus waar ze moet zijn om de toepasbaarheid te vergroten?
Zijn wij nu echt tot eenvormige informatiefiche gekomen?
Hoe zullen wij het evenwicht controle-privacy kunnen garanderen?
Ik hoor dat het reeds op verschillende academische plaatsen uiteengezet is. Ik hoop dat wij daarover toch nog in de commissie een boompje, een Turtelboompje, zullen kunnen opzetten.
09.02 Clotilde Nyssens (cdH): Madame Turtelboom, quand j'ai entendu ce matin que vous aviez préparé une circulaire, mon oreille a tinté. Il est évident qu'il ne s'agit malheureusement pas de la circulaire qu'on attend depuis un an mais d'une autre circulaire. Il est de votre droit de prendre différentes circulaires mais je viens aux nouvelles. Je voudrais savoir si la circulaire dont on vient de parler, portant sur l'identification des sans-papiers illégaux qui seraient les plus susceptibles d'être expulsés de notre pays, est terminée, est prête, si son texte en a été publié et si vous pouvez nous livrer son contenu exact. Ces mesures d'identification ont-elles été préparées avec d'autres ministres et d'autres instances ou avez-vous l'intention de passer en kern à ce sujet?
Pour le cdH, politiquement, les deux choses sont liées. Il est curieux de parler d'une circulaire alors que certains partis du gouvernement sont très sensibles à l'emploi de ce vocable. Quel est le contenu de la circulaire que vous avez préparée? Son examen sera-t-il joint à celui de la circulaire relative à la régularisation?
09.03 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chers collègues, la circulaire concernant l'identification plus rapide des étrangers en situation illégale en Belgique que mon collègue Guido De Padt et moi avons signée le 29 mai s'inscrit dans la politique de la migration européenne que nous essayons d'appliquer également en Belgique.
Deze politiek is gebaseerd op vier principes. Ons land staat open voor migratie, werkt samen met andere lidstaten van de Europese Unie op het vlak van migratie en ontwikkelt een beleid van georganiseerde en legale migratie. Daartegenover staat ook de strijd tegen illegale migratie. Deze circulaire past volledig in die strijd tegen illegale migratie.
Een beetje in tegenstelling tot wat gezegd werd, is dit vooral het stroomlijnen van de werking van de betrokken diensten. Wij gaan niet naar strengere controles maar vooral naar een efficiëntere aanpak. Dat wil zeggen dat, als men mensen controleert die illegaal in ons land verblijven, men niet alleen een paspoort kan vragen, maar ook een handtekening, een diploma of vingerafdrukken.
Er is een veelheid aan zaken die men kan vragen, waardoor de controles niet strenger, maar efficiënter worden. Collega Doomst heeft er al naar verwezen. We merken dat een op de vier repatriëringen mislukt. De knoop ligt vooral bij de identificatie. Als wij de knoop van de identificatie kunnen ontwarren, zullen wij natuurlijk ook tot een beter beleid en een betere strijd tegen de illegale migratie komen.
Wat staat er in die rondzendbrief? Ik kan u die zonder problemen bezorgen. Er staan vooral aanbevelingen, instructies en tips in om sneller en efficiënter te identificeren. Het is dus geen nieuwe politiek. Het is veeleer het stroomlijnen en efficiënter maken van de bestaande politiek. Ik zal de circulaire bezorgen aan de collega’s van de commissie voor de Binnenlandse Zaken en andere collega’s. Dat is geen enkel probleem. Als er vragen zijn, kunnen wij daarover zeker verder spreken in de commissie.
09.04 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik meen dat u hiermee inderdaad een lacune opvult. Ik hoop dat u ook uw beste studenten, namelijk die van de commissie, zult betrekken bij hetgeen u op verschillende studiedagen al hebt toegelicht. Ik hoop echt ook – mevrouw Nyssens heeft het ook al gezegd – dat het een opstap mag zijn naar oplossingen in verband met het hele dossier asiel en migratie. Ik meen dat de oplossingen daarvoor uiteindelijk ook met de c van centrum zullen moeten worden geschreven. De oplossingen moeten streng, maar rechtvaardig zijn. Ze moeten niet links of rechts zijn, maar wel geschreven worden met de c van continuïteit, coherent en correct. Ik hoop dat dit in die zin een opstap is, niet naar meer moeilijkheden, maar naar oplossingen.
09.05 Clotilde Nyssens (cdH): Madame la ministre, je voudrais savoir si cette circulaire a déjà été publiée ou envoyée aux autorités dont vous nous parlez. C'est volontiers que je prendrais connaissance de ce texte.
Par ailleurs, il est urgent de tenir un débat en commission sur cette circulaire. Je voudrais savoir s'il s'agit de la confirmation de pratiques existantes. Tous les éléments d'identification dont vous parlez me semblent en effet devoir être contrôlés par le Parlement.
J'insiste sur le fait que selon moi, il est maladroit de venir avec une circulaire sur ce sujet, sans avoir conclu le travail sur la circulaire de régularisation.
Je me pose la question de savoir si les personnes qui seront expulsées sur la base de cette circulaire pourraient, par ailleurs, bénéficier des critères de régularisation que nous attendons. Je suis extrêmement inquiète en la matière.
Het incident is gesloten.
- Mme Brigitte Wiaux au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la situation de M. Bogaert au Qatar" (n° P1229)
- M. Jan Jambon au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la situation de M. Bogaert au Qatar" (n° P1230)
- mevrouw Brigitte Wiaux aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de situatie van de heer Bogaert in Qatar" (nr. P1229)
- de heer Jan Jambon aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de situatie van de heer Bogaert in Qatar" (nr. P1230)
10.01 Brigitte Wiaux (cdH): Madame la ministre, un de nos compatriotes âgé de 27 ans, domicilié dans le Brabant wallon, plus précisément dans ma commune de Beauvechain, serait actuellement retenu au Qatar. Selon la presse, voilà plusieurs mois qu'il est retenu au Qatar à cause d'un conflit commercial avec son associé.
Les autorités du Qatar refusent de lui accorder un visa de sortie. Il aurait été condamné pour une période de trois ans et devrait être détenu en prison. Il aurait fait l'objet d'un procès, mais celui-ci n'aurait pas été équitable et le juge n'aurait pas correctement examiné son dossier. Amnesty International s'en émeut également, arguant d'un abus de pouvoir grossier.
Madame la ministre, quels sont les éléments en possession du ministre des Affaires étrangères concernant notre ressortissant belge au Qatar? Qu'en est-il du procès dont il a fait l'objet? S'est-il déroulé de façon équitable ou non? Comment se fait-il que cette situation dure depuis le mois d'octobre? J'imagine que vous avez des éléments à me fournir. D'autres ressortissants belges sont-ils également retenus au Qatar?
10.02 Jan Jambon (N-VA): Mevrouw de minister, ik hoop dat uw titulatuur van minister van Asiel en Migratie niets met het dossier in kwestie te maken heeft, maar veeleer een toevalligheid is.
Mevrouw Wiaux heeft de feiten heel goed weergegeven. Ik heb ook minister De Gucht in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen ter zake ondervraagd. Hij heeft een omstandige uitleg gegeven. De middelen voor Buitenlandse Zaken waren met name op een bepaald moment uitgeput, waardoor er in het dossier niet kon worden opgetreden.
Het nieuwe feit dat nu naar voren is gekomen, is de veroordeling van de heer Bogaert en het feit dat hij vóór 30 juni 2009 al dan niet beroep moet aantekenen.
Het probleem is dat een eventuele beroepsprocedure met gigantische kosten gepaard gaat. In het andere geval moet de betrokkene in Quatar drie jaar de gevangenis in, waar er niet de meest comfortabele omstandigheden heersen.
Mijn vraag is heel specifiek. Is Buitenlandse Zaken bereid om in het bewuste dossier tussen te komen in de gerechtskosten van een burger die al negen maanden van zijn vrijheid is beroofd?
10.03 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, collega’s, het dossier van de heer Bogaert is bij de diensten van het kabinet en het departement Buitenlandse Zaken goed bekend. Het wordt van bij het begin van heel nabij gevolgd, zowel door onze ambassade in Doha, Quatar, als door de betrokken dienst Bijstand aan de Belgen in het buitenland. Allen zijn erg begaan met het humanitaire aspect van de zaak.
Ce dossier est cependant compliqué par plusieurs affaires judiciaires qui sont actuellement en cours au Qatar, lancées par le sponsor de la société de droit qatarie 'Dialogic Qatar' contre l'entreprise belge 'Dialogic SA' et contre M. Bogaert, qui était le 'managing director' de 'Dialogic Qatar'.
Talrijke diplomatieke demarches werden reeds ondernomen, zowel door onze ambassade te Qatar als door de diensten in Brussel. Zelf heeft de minister van Buitenlandse Zaken ook zijn Qatarese ambtgenoot hierover gecontacteerd. Zijn diensten proberen ook alle betrokken partijen bij mekaar te brengen en aan te moedigen om een oplossing te vinden voor de verschillende juridische problemen in dat toch wel commercieel dispuut.
De Belgische overheid kan uiteraard niet tussenkomen in gerechtelijke procedures in een ander land.
Nous restons bien entendu attentifs au déroulement du procès en cours et donnons à M. Bogaert toute l'assistance consulaire nécessaire. À notre connaissance, aucun autre Belge n'est retenu au Qatar dans des circonstances similaires.
10.04 Brigitte Wiaux (cdH): Madame la ministre, je vous remercie pour toutes les informations que vous nous avez communiquées. J'en prends évidemment acte, bien que cela ne me rassure pas entièrement sur ce que vit actuellement notre ressortissant là-bas. Je suis néanmoins heureuse d'apprendre que la situation est vraiment suivie de près par le département des Affaires étrangères ainsi que par notre consulat sur place. Je vous en remercie et vous remercierez également le ministre des Affaires étrangères.
10.05 Jan Jambon (N-VA): Mevrouw de minister, dank u wel voor uw antwoord, maar we kenden dat al, omdat de minister dat al geantwoord had in de commissie. Dat is niets nieuw.
Het nieuwe is, dat de betrokkene nu voor een beroepsprocedure staat en dat er op het internet steunlijsten geopend zijn waarop burgers zich inschrijven om die man financieel bij te staan. Dat moet u eens bekijken.
Ik denk dat het niet minder dan correct zou zijn dat Buitenlandse Zaken mogelijk maakt dat die man in beroep gaat en financieel de kosten zou dragen.
Ik ben een beetje ontgoocheld over het antwoord, want alles wat u gezegd hebt, wisten wij al vanuit de commissie.
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden over "het rapport van de vergrijzingscommissie" (nr. P1237)
11 Question de Mme Sonja Becq à la ministre de l'Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes sur "le rapport du Comité d'étude sur le vieillissement" (n° P1237)
11.01 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u hebt net als wij gezien dat het rapport over de vergrijzing werd voorgesteld. In het rapport wordt nog eens geraamd, zij het met een prognose tegen 2060, dat het bruto binnenlands product met meer dan 8% zou stijgen om de kosten van de vergrijzing op te vangen.
Ik heb uit het rapport ook geleerd – dit bleek eveneens uit de berekening van het Planbureau – dat het essentieel zal zijn om vooral te axeren op de werkgelegenheidsgraad die in ons land bij de 55-plussers heel laag is in vergelijking met andere landen. Uiteraard zal er ook rekening moeten worden gehouden met het feit dat er nog bijkomende besparingen zullen moeten worden doorgevoerd en er nog geld opzij zal moeten worden gezet, wat in de huidige context niet evident is. De commissie voor de Vergrijzing geeft dit ook aan. Wij hebben immers ook te maken met een armoederisico bij de gepensioneerden in een verhouding van 1 op 5 en bij de bevolking in een verhouding van 1 op 25.
Ten tweede, u hebt een aantal plannen op kortere termijn. Ik denk daarbij aan de aanvullende pensioenen voor de contractuele ambtenaren waarvoor u op korte termijn een wettelijk kader plant. Daartoe hebt u zich toch geëngageerd. Ter zake zal in een financiering moeten worden voorzien, die wellicht en vermoedelijk ook van de gemeenten en de provincies zal worden gevraagd.
Er is ook het pensioen van de ambtenaren waarin eveneens het element van de kostprijs meespeelt. Ter zake zal het belangrijk zijn dat de Gemeenschappen en Gewesten bij het dossier worden betrokken, opdat ook zij een deel van de verantwoordelijkheid zouden opnemen. Zij bepalen immers mede de lonen van hun ambtenaren.
Er is, anderzijds, de discussie over de legitimiteit. U hebt het vaak over een vervangingsratio van 75%. De betrokkenen vragen zich in dat verband af waar de relatie ligt tussen hun werk, loon en pensioen en het momenteel bestaande loonplafond bij werknemers en zelfstandigen.
Kortom, mevrouw de minister, er is een heel kader, waarbij het heel belangrijk is dat u nu, tijdens de vakantie, een aantal krijtlijnen trekt, omdat de maatregelen in de begroting zullen moeten worden opgenomen.
Mijn vraag zal derhalve kort zijn.
Hoe zal u voor de verschillende pistes de zaken aanpakken?
11.02 Minister Marie Arena: Mijnheer de voorzitter, ik heb inderdaad kennis genomen van het rapport waarvan sprake.
Het klopt dat er verschillen zijn tussen de meest recente en de vorige resultaten van het rapport. De verschillen zijn te wijten aan de actuele verslechtering van de economische situatie alsook aan de herziening van de hypothese betreffende de productiviteitsgroei, die voor de eerste nummers 1,75% bedroeg, terwijl hij nu 1,5% bedraagt.
In dat verband lijkt het mij nuttig erop te wijzen dat de kosten waarover u spreekt, de totale kosten van de vergrijzing en niet alleen de kosten van de pensioenen zijn.
U weet ook dat de vergrijzing van de bevolking niet alleen gevolgen zal hebben op de pensioenen maar ook op de gezondheidszorg, ook op de tewerkstellingsgraad en ook op het begrotingsbeleid.
Dat is het werk van de Nationale Pensioenconferentie. Het is een beetje te vroeg om een conclusie van de Nationale Pensioenconferentie te hebben.
Voor de openbare sector zijn er twee andere dossiers waaraan ik werk. Het eerste dossier gaat over de contractuelen in de openbare sector. Het tweede is de financiering op lange termijn van de pensioenen van de benoemde ambtenaren van de provinciale en lokale administraties.
Er zullen verschillende besprekingen plaatsvinden tussen de federale overheid en de verschillende deelstaten. Op dit moment is het echter een beetje moeilijk om onderhandelingen te voeren met de verschillende deelstaten. Wij zullen echter gedurende de vakantie en in september nieuwe vergaderingen hebben met de verschillende deelstaten.
11.03 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik weet dat dit forum niet direct de geschikte plaats is voor een grondig debat.
Toch denk ik dat het belangrijk is dat wij een stuk zekerheid kunnen bieden op korte maar ook op lange termijn. Daarom vraagt men maatregelen. Ook jonge mensen maken zich ongerust, spreken ons aan en vragen of er voor hen nog wel een degelijk pensioen gaat zijn.
Bovendien is het nu het moment om een aantal lijnen uitzetten naar de verschillende overheden, de federale en de Gewesten en Gemeenschappen om effectief een gezamenlijke verantwoordelijkheid daarin op te nemen. Wij weten immers ook dat de situatie niet altijd even gemakkelijk zal zijn. Dat moet echter ook en vooral gebeuren om die legitimiteit van onze pensioenen, zowel voor ambtenaren als werknemers en zelfstandigen een stuk te versterken. Wij zullen daarover nog wel verder in de commissie het debat voeren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De regering vraagt het woord.
12.01 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, is het mogelijk om het wetsontwerp dat in de commissie voor de Justitie werd goedgekeurd, maar dat niet op de agenda staat, met name het wetsontwerp houdende diverse bepalingen betreffende het centraal strafregister (nr. 1997/1), waarvan de bepalingen een heel dringend karakter hebben, omdat er een hiaat dreigt te ontstaan op 30 juni als er geen wetgeving komt, toe te voegen aan de agenda?
De voorzitter: Vraagt iemand daarover het woord?
12.02 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, als ik mij niet vergis, komt het de commissie voor de Justitie toe om dat al dan niet te vragen aan de plenaire vergadering, maar blijkbaar is dat niet gebeurd.
12.03 Clotilde Nyssens (cdH): Monsieur le président, j'ai eu l'honneur de présider cette commission, hier matin. C'est en fin de matinée que nous avons voté ce texte qui avait d'ailleurs obtenu un examen en urgence de la commission de concertation. Le vote a malheureusement eu lieu après la clôture de la Conférence des présidents; c'est la raison pour laquelle la demande de son ajout à l'ordre du jour de notre séance plénière n'a pu être retenue par cette dernière.
Le projet dont question est extrêmement urgent dans la mesure où s'il n'est pas voté aujourd'hui, à partir du 30 juin, les communes ne disposeront plus de la base légale pour délivrer les extraits de casiers judiciaires. Je voudrais attirer l'attention de l'Assemblée sur le fait que, jusqu'à présent, ces extraits étaient délivrés sur la base de circulaires qui ont été annulées par le Conseil d'État. Il est donc indispensable d'ajouter quelques articles à notre Code d'instruction criminelle. En effet, je rappelle que si ce n'est pas le cas, à partir du 30 juin, il y aura un vide juridique en la matière et je ne sais ce que nos communes pourront faire.
En tout cas, hier, en commission de la Justice, la majorité aidée par l'opposition a passé en revue les articles de cette loi. Bien entendu, cela s'est fait dans l'urgence et dans des conditions difficiles, mais nous n'avions pas le choix.
C'est donc avec insistance que je vous demande de bien vouloir prendre en considération ce projet de loi aujourd'hui.
12.04 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik meen dat hier enigszins misbruik gemaakt wordt van de hoogdringendheid. Dat heb ik gisteren in de commissie ook gezegd. In de teksten zien wij dat het advies van de Raad van State bij het voorontwerp dateert van 2 maart. Men heeft gewacht tot de laatste week, de laatste commissievergadering, om het op de agenda te zetten en het erdoor te sleuren, met het mes op de keel van alle commissieleden. Nu zet men het mes op de keel van de hele plenaire vergadering om het toch nog goedgekeurd te krijgen, met het argument dat, als wij het niet goedkeuren, er vanaf 1 juli een lacune is.
Het ontwerp hangt met haken en ogen aan elkaar. De vertegenwoordiger van de minister kon niet alle vragen beantwoorden. Hij moest eerst bellen, enzovoort. Het was de meest chaotische vergadering die ik ooit heb meegemaakt. Ik zit hier natuurlijk nog niet lang, nog maar 2 jaar.
Ik meen dat het echt geen goed ontwerp is. Als het hoogdringend wordt behandeld en goedgekeurd, staan wij hier over 6 maanden terug voor reparaties. Minstens! Het is echt een slecht voorbeeld van wetgevend werk. Ik meen dat het beter nog eens grondig bekeken wordt in de commissie.
De voorzitter: Ieder op zijn beurt. Het gaat hier om een vraag om wijziging van de agenda. Iedereen kan dat vragen en iedereen kan zich ter zake uitdrukken. Dan moet de Kamer beslissen. De heer Verherstraeten heeft het woord gevraagd en ook de heer Landuyt.
12.05 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik steun de vraag tot wijziging van de agenda. Het ontwerp dat de minister van Justitie aan de agenda wil toevoegen, is er een waarvoor de regering de hoogdringendheid heeft gevraagd. Met andere woorden, de termijnen ter zake komen hoe dan ook te vervallen.
12.06 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik meen dat men de regels moet respecteren. Het is inhoudelijk een zeer gevoelige materie. Het is niet zomaar een neutraal ontwerp. Het gaat onder meer over privacy.
Men is te laat om zich aan de regels van het huis te houden, omdat men gisterenochtend niet in aantal was. De Conferentie van voorzitters heeft niet bij unanimiteit kunnen beslissen. Zij heeft niet eens de vraag gekregen. Ook die formaliteit inzake de spelregels, die belangrijk zijn, werd niet nageleefd. Er is ook geen verslag, terwijl men voor de materie eigenlijk veel beter dan de regering zou moeten kijken naar de technische uitwerking.
Ik stel voor dat wij het ontwerp volgende week in snelheid en schoonheid afwerken, en het niet nu op een drafje even tussendoor behandelen.
12.07 Olivier Hamal (MR): Monsieur le président, je voudrais appuyer les démarches de mes collègues Verherstraeten et Nyssens. Ce projet est effectivement urgent et, contrairement à ce que certains disent maintenant, nous avons pu en discuter sereinement. Des amendements ont même été déposés et discutés. Nous avons pu examiner l'ensemble du dossier et la représentante du ministre a pu donner des réponses aux différentes questions posées. Nous avons même interrompu la réunion un instant afin qu'elle puisse solliciter ces différentes réponses.
Comme mes
collègues, j'insiste sur l'urgence car, à défaut de voir le texte passer à
partir du 30 juin, donc mardi prochain, les administrations communales se
trouveront dans l'impossibilité de délivrer ces certificats. Il faut donc que
nous puissions avancer aujourd'hui. Je pense que la majorité en tout cas tient
bien à s'y tenir!
12.08 Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, de minister is voor een deel getuige geweest: de oppositie heeft zich gisteren zeer constructief opgesteld. Wij hebben er alles aan proberen te doen om het wetsontwerp op de meest dringende, maar ook de meest ernstige wijze te bespreken. De meerderheid is daar gisteren niet op ingegaan, helaas.
Ik heb de bespreking meegemaakt. Ik heb mij zeer uitvoerig uitgelaten tijdens de algemene bespreking en bij de artikelsgewijze bespreking over de amendementen die ik gisteren heb ingediend. Er hielp geen lievemoederen aan. Men wou het absoluut erdoor jagen. Uiteindelijk heb ik uit protest de zaal verlaten, omdat het geen ernstige manier van werken is. De oppositie heeft onvoldoende tijd gekregen om het te bestuderen. Ik zal niet ingaan op de zaak ten gronde. Ik denk, als het ontwerp vandaag wordt goedgekeurd, de meerderheid zich in het ongeluk stort. Er zijn een aantal zaken nog niet uitgeklaard.
Ik hoop in elk geval dat men in de meerderheid vandaag wel de diligentie aan de dag zal willen leggen die men gisteren niet had, dat men zijn gezond verstand gebruikt en dat men ervoor zorgt dat over de tekst in de best mogelijke omstandigheden volgende week kan worden gestemd. Er is geen enkele inbreuk op de fundamentele rechten en vrijheden voorgeschreven door Europa wanneer men hierin een zekere retroactiviteit zou inbouwen, helemaal niet, omdat er geen strafbepalingen zijn die met retroactiviteit worden afgekondigd. Wanneer men volgende week donderdag over de tekst zou kunnen stemmen of men zou morgen, vrijdag, samenkomen, dan is er geen enkel probleem. Door het vandaag op een drafje af te handelen, doet de meerderheid zich alleen maar oneer aan. Ik heb dat gisteren voldoende proberen uit te leggen. Ik hoop dat men de eer en de waardigheid van ons ambt van volksvertegenwoordiger gestand doet.
Wanneer de bespreking zou worden aangevat, kan ik u even een sfeerbeeld schetsen van wat gisteren in de commissie heeft plaatsgevonden en dat is geen mooi beeld, voorzitter. Ik waarschuw u daar nu al voor.
12.09 Els De Rammelaere (N-VA): Mijnheer de voorzitter, de N-VA-fractie sluit zich aan bij de vragen van de heren Landuyt en Van Hecke. Wij vragen dat de oppositie de tijd zou krijgen om de tekst grondig te bestuderen. De aanwezige afgevaardigde van de minister kon geen antwoord geven op alle vragen. Zij kon niet voldoende weerleggen waarom het advies van de Raad van State niet op alle punten wordt gevolgd. Wij vragen dan ook tijd om het ontwerp rustig te kunnen bekijken en bespreken in de commissie.
De voorzitter: Ik resumeer. Er is een vraag van de regering om het wetsontwerp betreffende diverse bepalingen met betrekking tot een centraal strafregister (nr. 1997/1) aan onze agenda toe te voegen. Wij hebben in de Conferentie van voorzitters de agenda vastgelegd. De regering laat weten dat de goedkeuring in de commissie werd gegeven nadat wij onze werkzaamheden in de Conferentie hadden afgerond. De minister kan dat vragen namens de regering krachtens ons Reglement. Wij hebben pro en contra gehoord.
Als wij geen eensgezindheid hebben, vraag ik de Kamer dat zij zich zou uitspreken bij zitten en opstaan.
Het voorstel wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
La proposition est adoptée par assis et levé.
De vraag van de regering wordt door stemming bij zitten en opstaan aanvaard. Het ontwerp wordt aan onze agenda toegevoegd. Het zal als laatste punt worden behandeld.
Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 24 juni 2009, stel ik u voor op de agenda van de plenaire vergadering van deze namiddag in te schrijven:
- het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap betreffende de onverenigbaarheden voor de leden van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap (overgezonden door de Senaat) (nr. 2018/1).
De heer Christian Brotcorne zal mondeling verslag uitbrengen;
- het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 8 juni 2006 houdende de regeling van economische en individuele activiteiten met wapens met het oog op het verbod op de financiering van de vervaardiging, het gebruik of het bezit van uraniumwapens (overgezonden door de Senaat) (nr. 1935/1).
Mevrouw Hilde Vautmans zal mondeling verslag uitbrengen;
- het onderzoek van de geldigheid van de kiesverrichtingen
betreffende de verkiezing van het Europees Parlement van 7 juni 2009.
Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 24 juin 2009, je vous propose d'inscrire à l'ordre du jour de la séance plénière de cet après-midi:
- le projet de loi modifiant la loi du 31 décembre 1983 de réformes institutionnelles pour la Communauté germanophone en ce qui concerne les incompatibilités pour les membres du Parlement de la Communauté germanophone (transmis par le Sénat) (n° 2018/1).
M. Christian Brotcorne fera rapport oral;
- le projet de loi modifiant la loi du 8 juin 2006 réglant des activités économiques et individuelles avec des armes, en vue d'interdire le financement de la fabrication, de l'utilisation ou de la détention des armes à uranium (transmis par le Sénat) (n° 1935/1).
Mme Hilde Vautmans fera rapport oral;
- l'examen de la validité des opérations électorales relatives à
l'élection du Parlement européen du 7 juin 2009.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus zal geschieden.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Op vraag van de regering, die bij zitten en opstaan werd aangenomen, schrijf ik eveneens in op de agenda van de plenaire vergadering van deze namiddag:
- het wetsontwerp betreffende diverse bepalingen met betrekking tot het centraal strafregister (nrs. 1997/1 tot 4);
- het wetsvoorstel van de heer Daniel Bacquelaine en mevrouw Corinne De Permentier betreffende de getuigschriften van goed zedelijk gedrag (nrs. 81/1 tot 4);
- het wetsvoorstel van de heren Thierry Giet en André Perpète en mevrouw Valérie Déom betreffende de afgifte van uittreksels uit het strafregister aan particulieren (nr. 1172/1).
A la demande du gouvernement, adoptée par assis et levé, j'inscris également à l'ordre du jour de la séance plénière de cet après-midi:
- le projet de loi portant diverses dispositions concernant le casier judiciaire central (n°s 1997/1 à 4);
- la proposition de loi de M. Daniel Bacquelaine et Mme Corinne De Permentier relative aux certificats de bonnes conduite, vie et mœurs (n°s 81/1-4);
- la proposition de loi de MM. Thierry Giet et André Perpète et Mme Valérie Déom relative aux extraits de casier judiciaire délivrés aux particuliers (n° 1172/1).
13 Constitutie van het Waals Parlement
13 Constitution du Parlement wallon
Bij brief van 23 juni 2009 brengt het Waals Parlement ons ter kennis dat het ter vergadering van die dag voor wettig en voltallig verklaard is.
Par message du 23 juin 2009, le Parlement wallon fait connaître qu'il s'est constitué en sa séance de ce jour.
14 Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Chili inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door bepaalde gezinsleden van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Brussel op 6 december 2007 (1990/1-2)
14 Projet de loi portant assentiment à l'Accord entre le Royaume de Belgique et la République du Chili sur l'exercice d'activités à but lucratif par certains membres de la famille du personnel de missions diplomatiques et de postes consulaires, fait à Bruxelles le 6 décembre 2007 (1990/1-2)
Overgezonden door de Senaat
Transmis par le Sénat
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
Voorzitter: Dirk Van der Maelen, ondervoorzitter.
Président: Dirk Van
der Maelen, vice-président.
14.01 Roel Deseyn, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, heren ministers, collega’s, ik stel voor dat ik meteen de bespreking doe voor punt 6 van de agenda, het wetsontwerp over Peru, aangezien het om een gelijkaardig bilateraal verdrag gaat. De regering heeft met deze wetsontwerpen de bedoeling gehad een beter statuut te creëren voor de echtgenotes of echtgenoten van het diplomatiek korps. Tot nu toe was hun specifiek statuut onverenigbaar met een tewerkstelling in de publieke of private sector.
Tijdens de bespreking van deze twee ontwerpen, de bilaterale verdragen met Peru en Chili, werden opmerkingen gemaakt door mezelf en de heer De Croo. Het is natuurlijk een belangrijke zaak dat ook echtgenotes kunnen worden ingeschakeld in het arbeidscircuit, maar wij hadden beiden de grote vraag wat er gebeurt als zij hun rechten niet meer kunnen putten uit het feit dat zij via het huwelijk of via een bepaald partnerschap zijn gebonden aan deze of gene diplomaat. Dan kan de trieste situatie ontstaan dat iemand in het gastland verweesd achterblijft en niet meer het recht heeft om daar op de arbeidsmarkt actief te zijn. Wij hebben ook vragen gesteld over specifieke allianties, als het gaat over een huwelijk van personen van hetzelfde geslacht. We vroegen ons ook af hoe we, in het kader van de reciprociteit, moeten omgaan met het in bepaalde culturen bekende gegeven van de polygame partnerschappen.
Er zijn antwoorden gekomen. Er is verwezen naar een specifieke nota van de FOD Buitenlandse Zaken wat wordt verstaan onder het begrip “echtgeno(o)t()e”. Er wordt ook verklaard dat in de bepaling van de definities van het begrip “echtgeno(o)t(e)” iedere vorm van polygamie wordt uitgesloten. De heer De Croo en ikzelf hebben toen beiden een oproep gedaan om zeer gevoelig te zijn voor de problematiek van de echtscheidingen, opdat partners die de inspanning doen om hun man of vrouw te volgen in het buitenland, niet riskeren de dupe te worden van een welbepaald engagement, met name de verplaatsing, het verblijf en de integratie in het buitenland.
De voorzitter:
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1990/1)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1990/1)
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Le projet de loi compte 2 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
15 Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en de financiering van het terrorisme, gedaan te Warschau op 16 mei 2005 (2015/1)
15 Projet de loi portant assentiment à la Convention du Conseil de l'Europe relative au blanchiment, au dépistage, à la saisie et à la confiscation des produits du crime et au financement du terrorisme, faite à Varsovie le 16 mai 2005 (2015/1)
Overgezonden door de Senaat
Transmis par le Sénat
Zonder verslag
Sans rapport
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
Vraagt iemand het woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2015/1)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2015/1)
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Le projet de loi compte 2 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
16 Wetsontwerp houdende instemming met het Internationaal Verdrag betreffende de bestrijding van daden van nucleair terrorisme, gedaan te New York op 14 september 2005 (2016/1)
16 Projet de loi portant assentiment à la Convention internationale pour la répression des actes de terrorisme nucléaire, faite à New York le 14 septembre 2005 (2016/1)
Overgezonden door de Senaat
Transmis par le Sénat
Zonder verslag
Sans rapport
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
Vraagt iemand het woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2016/1)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2016/1)
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Le projet de loi compte 2 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
17 Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Peru inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door bepaalde gezinsleden van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Brussel op 24 juni 2008 (2017/1-2)
17 Projet de loi portant assentiment à l'Accord entre le Royaume de Belgique et la République du Pérou sur l'exercice d'activités à but lucratif par certains membres de la famille du personnel de missions diplomatiques et de postes consulaires, fait à Bruxelles le 24 juin 2008 (2017/1-2)
Overgezonden door de Senaat
Transmis par le Sénat
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
17.01 Roel Deseyn, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, zoals daarnet aangekondigd verwijs ik voor dit wetsontwerp naar het mondeling verslag deze keer net door mijzelf gebracht over het wetsontwerp ter bekrachtiging van het bilateraal verdrag met Chili.
17.02 Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, eerst en vooral dank ik de verslaggever.
Voorts wil ik laten acteren dat het niet
alleen geldt voor de buitenlandse vertegenwoordigers die in België werk zoeken
maar ook omgekeerd, voor de Belgische vertegenwoordigers in het land waarmee we
die bilaterale akkoorden sluiten. Laten wij zeggen: “La générosité bien comprise commence par
soi-même".
De voorzitter: Vraagt nog iemand het
woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2017/1)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2017/1)
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Le projet de loi compte 2 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
18 Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de plaats van het huwelijk betreft (1239/7)
18 Projet de loi modifiant le Code civil en ce qui concerne le lieu du mariage (1239/7)
Geamendeerd door de Senaat
Amendé par le Sénat
Zonder verslag
Sans rapport
Overeenkomstig artikel 87 van het Reglement wordt geen algemene bespreking in plenaire vergadering gewijd aan een wetsontwerp dat door de Senaat naar de Kamer is teruggestuurd, tenzij de Conferentie van voorzitters anders beslist.
Conformément à l'article 87 du Règlement, les projets de loi renvoyés à la Chambre par le Sénat ne font plus l'objet d'une discussion générale en séance plénière, sauf si la Conférence des présidents en décide autrement.
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1239/7)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1239/7)
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Le projet de loi compte 2 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
19 Wetsontwerp tot invoering van speekseltesten op drugs in het verkeer (1985/1-6)
- Wetsvoorstel tot wijziging van de op 16 maart 1968 gecoördineerde wet betreffende de politie over het wegverkeer met het oog op de invoering van een eenvoudige drugstest in het verkeer (963/1-2)
19 Projet de loi relatif à l'introduction des tests salivaires en matière de drogues dans la circulation (1985/1-6)
- Proposition de loi modifiant la loi relative à la police de la circulation routière, coordonnée le 16 mars 1968, en vue d'instaurer un test drogue plus simple à effectuer (963/1-2)
Voorstel ingediend door:
Proposition déposée par:
Jef Van
den Bergh, Jenne De Potter, Roel Deseyn, Raf Terwingen
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
19.01 Roel Deseyn, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, de commissie voor de Infrastructuur heeft zich tijdens drie commissievergaderingen in mei en juni gebogen over de speekseltest. Wij hebben het wetsontwerp samen met het wetsvoorstel ter zake besproken.
Het gaat om de speekseltest die tot doel heeft andere stoffen dan alcohol beter te kunnen controleren in het verkeer. De technologische vooruitgang heeft het mogelijk gemaakt om dat op een efficiënte en betrouwbare manier te doen.
De wet van 1999 inzake het strafbaar karakter van het gebruik van andere stoffen die de rijvaardigheid beïnvloeden biedt wel een wettelijk raam, maar de procedure was niet altijd efficiënt en zeker ook niet kosteneffectief. De procedure bestond uit drie stappen, zoals de staatssecretaris had uiteengezet: gestandaardiseerde tests, de urinetest en de bloedtest. Dat is natuurlijk een complexe procedure die ook heel wat kosten genereerde. Die procedure werd dan ook niet zo frequent op het terrein uitgevoerd. Nochtans was er daarvoor absoluut een draagvlak bij de bevolking. Een enquête van het BIVV, door de staatssecretaris verduidelijkt, toonde aan dat 67% van de bevolking van oordeel is dat de regels voor drugs in het verkeer strenger moeten zijn.
De procedure die in het wetsontwerp staat, is de volgende.
Eerst kunnen de agenten een checklist overlopen. Dat betekent dat de agenten speuren naar uitwendige tekenen bij bestuurders. Zo zullen de psychomotorische tests niet meer moeten plaatsvinden in de toekomst, welke tests redelijk omslachtig waren. Die checklist zal niet worden opgelegd bij een ongeval; dan zal onmiddellijk kunnen worden overgegaan tot een speekseltest.
Indien de speekseltest aangeeft dat er middelen zijn gebruikt die de rijvaardigheid beïnvloeden, is het voor de betrokkene gedurende 12 uur vanaf de vaststelling verboden om een voertuig te besturen of een bestuurder te begeleiden met het oog op scholing. Het gaat dus over een beveiligingsmaatregel.
Alleen in de gevallen waarbij onvoldoende speeksel werd afgenomen of waarbij een persoon weigert een speekseltest te ondergaan, wordt een bloedproef uitgevoerd. Het is dus duidelijk dat het gaat over een vereenvoudiging van de procedure.
Collega Jef Van den Bergh van de CD&V-fractie geeft aan dat zijn wetsvoorstel gebaseerd is op de in 2005 gepubliceerde ROPS-studie, die handelt over rijden onder invloed van psychoactieve stoffen en werd uitgevoerd in het raam van het federaal wetenschapsbeleid. Dat onderzoek toonde aan dat ongeveer 4% van de bestuurders onder invloed van cannabis rijdt, wat toch niet min is. Het komt neer op 1 op 25 bestuurders. Op grond van het feit dat 5% van de bestuurders onder invloed van alcohol rijdt, kan worden besloten dat drugs een reëel probleem vormen, nog steeds volgens de indiener van het wetsvoorstel.
Ook belangrijk is, voor de verdere discussie, dat toen werd gesteld dat 2,5% van de bestuurders rijdt onder invloed van kalmeerpillen en 0,8% onder invloed van opiaten, zoals heroïne.
De spreker vermoedt dat een aantal parketten met de huidige wetgeving aarzelt om maatregelen op te leggen, wegens de vele onterecht positieve resultaten. Die houding heeft ook geleid tot een zeer lage pakkans.
Bovendien, zo stelt de indiener van het wetsvoorstel, er is ook een probleem met de opleiding langs politiezijde. Slechts 18% van de politieagenten heeft een opleiding gevolgd over hoe correct een drugtest kan worden afgenomen in het verkeer. Dat komt de operationaliteit op het terrein natuurlijk niet ten goede.
Tijdens de algemene bespreking heeft mevrouw Snoy et d'Oppuers gecheckt naar de onderdelen van die checklist. Daar waren vragen rond. Wat doet men bijvoorbeeld met medicijnen als morfine, een illegale drug die echter ook als medicijn wordt aangewend. Vanuit de MR-fractie heeft de heer Bellot de bezorgdheden rond de types van tests, de kosten en de systematiek van de speekseltest geopperd. Collega Musin heeft voor de PS ook gewezen op het dure karakter en de complexe procedure die nu wordt gehanteerd met de sanitaire wagen. Zij vroeg zich af of de speekseltesten goedkoper zullen zijn dan het huidige systeem. Collega Van den Bergh heeft gesteld dat het jammer was dat er zoveel tijd was verloren want hij had reeds enkele jaren een wetsvoorstel klaar. Had men het wetgevend kader kunnen implementeren, stond men op het terrein al iets verder met de voorbereiding. Dan zou het efficiëntere systeem operationeel zijn, wat zeker de verkeersveiligheid ten goede zou zijn gekomen. Mevrouw Somers van Open Vld vroeg zich af of de bestuurders voor wie de test negatief is maar die toch onder invloed lijken ook een rijverbod van 12 uur kan worden opgelegd. Er waren enkele vragen rond de beoordelingsvrijheid van de agent. De heer Lavaux van cdH had ook vragen over de budgettaire impact.
De belangrijkste
antwoorden van de staatssecretaris waren dat de speekseltest ongeveer
15 euro zal kosten. Anders dan bij de ademtest zullen de resultaten van de
speekseltest niet onmiddellijk voorhanden zijn. Wanneer er echter aanwijzingen
zijn dat er drugs zijn gebruikt zal de politieagent uit veiligheidsoverwegingen
een rijverbod van 12 uur opleggen aan de bestuurder. Indien achteraf
blijkt dat de hoeveelheid ingenomen drugs de grenswaarde niet overstijgt volgt
er geen strafrechtelijke vervolging. Dat is eigenlijk de essentie van het
systeem. Momenteel zijn er reeds 10 verschillende speekseltesten op de
markt beschikbaar. Als men vraagt of dat systeem betrouwbaar is, is het belangrijk
de cijfers te kennen. De betrouwbaarheid van een negatieve speekseltest ligt
tussen 70 en 100%, afhankelijk van het product dat werd ingenomen. Dat betekent
dus enkel dat sommige gebruikers van drugs niet zullen kunnen worden betrapt.
Een positieve test geeft echter wel degelijk zekerheid over het gebruik van
drugs door de betrokkene, wat zeer belangrijk is.
De vragen over
illegale drugs en geneesmiddelen liggen natuurlijk volledig buiten de context
van de verkeersveiligheid. Wat ook de reden is voor inname of gebruik, deze
stoffen hebben een invloed op het rijgedrag. Er is een reëel risico voor andere
weggebruikers. Bestuurders die dergelijke stoffen ingenomen hebben, weze het
via kanaal van de geneesmiddelen, weze het via toediening van illegale drugs,
moeten uit het verkeer geweerd worden. Het vervolgen van de gebruikers van
illegale drugs valt buiten de bevoegdheid van de staatssecretaris. Een dubbele
veroordeling na een positieve speekseltest behoort niet tot de mogelijkheden.
Wat de inwerkingtreding betreft, zijn er uiteraard wat praktische consequenties aan het wetsontwerp en het wetsvoorstel verbonden. De datum die gefixeerd is, is 1 oktober 2010. Een vroegere inwerkingtreding is vermoedelijk niet haalbaar.
Er werden ook enkele amendementen ingediend, waarvan u lezing kan vinden in het verslag dat werd opgemaakt naar aanleiding van de bespreking in deze drie commissiezittingen.
19.02 Ine Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, collega's, ook de Open Vld-fractie wijst op de grote risico's die gepaard gaan met het rijden onder invloed van drugs en medicijnen. We willen er bij de lokale en federale politie op aandringen om hiervan een prioriteit te maken in het kader van de verkeershandhaving.
De huidige urinetesten zijn echter vrij omslachtig en tijdrovend, waardoor ze in de praktijk nog te weinig worden uitgevoerd. Er is dus inderdaad behoefte aan een eenvoudigere testmethode om de vooropgestelde controledoelstellingen, die werden geformuleerd in de tweede Staten-Generaal voor Verkeersveiligheid, daadwerkelijk te kunnen realiseren.
Momenteel worden de speekseltesten voor de opsporing van drugsgebruik in het verkeer al met succes toegepast in verschillende landen. Het wetsontwerp dat nu ter stemming voorligt, heeft als doel om ook in België een wettelijke basis te creëren voor de invoering van de speekseltest.
Open Vld steunt het wetsontwerp, maar vraagt aandacht voor twee belangrijke punten. Ten eerste, wij dringen er bij de regering op aan om te blijven streven naar een verdere verbetering van de wetenschappelijke betrouwbaarheid van de tests die nu op de markt zijn. Volgens de toelichting bij het wetsvoorstel zou de betrouwbaarheid van de opsporing van bijvoorbeeld TAC, de belangrijkste psychoactieve component van cannabis, variëren tussen 69 en 78%, afhankelijk van de gebruikte test.
Hoewel er de laatste jaren inderdaad een grote vooruitgang werd geboekt, wees ook het Steunpunt Verkeersveiligheid in 2007 in zijn publicatie Drugs en medicijnen in het verkeer, nog op de gevaren inzake de betrouwbaarheid van de tests.
Ook de staatssecretaris heeft bij de bespreking van het wetsontwerp toegegeven dat de tests die nu wordt uitgevoerd wellicht nog voor verbetering vatbaar zijn. Daarom vragen wij aan de regering om de verschillende fabrikanten van de speekseltests zorgvuldig te selecteren en eisen te stellen voor een verdere verbetering van de betrouwbaarheid van de producten die ze op de markt brengen.
Ten tweede, volgens onze fractie moet verder werk worden gemaakt van een betere afstemming tussen het opsporings- en vervolgingsbeleid inzake drugs in het verkeer. Dit betekent niet alleen dat de FOD Justitie voldoende middelen zal moeten vrijmaken om de kostprijs van de duurderde speekseltests te financieren en dat de kosten in het geval van een strafrechtelijke veroordeling daadwerkelijk van de overtreder zullen worden teruggevorderd. Het is evenzeer belangrijk dat na het opstellen van een proces-verbaal voor het rijden onder invloed van drugs, telkens een effectieve vervolging door de politierechtbanken komt. Er mag immers worden verondersteld dat er na de invoering van de speekseltest meer controles zullen gebeuren en dus meer overtredingen zullen worden vastgesteld, waardoor ook de werkdruk bij de politieparketten substantieel zal toenemen.
Daarom roepen wij de staatssecretaris op om naar aanleiding van de invoering van de speekseltest afspraken te maken met de minister van Justitie omtrent de vervolging van drugs in het verkeer.
19.03 Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, het bevorderen van de verkeersveiligheid moet uiteraard hoog op de politieke agenda blijven staan. Ook al is het aantal verkeersdoden op onze wegen nog nooit zo laag geweest, in 2008 vielen er nog altijd 922 verkeersdoden te betreuren. Wij zaten daarmee wel op een historisch dieptepunt, sinds 1950, maar er blijven 922 dodelijke slachtoffers te veel. Ik zwijg dan nog over de ruim 50.000 gewonden in het verkeer.
In vergelijking met de andere Europese, en vooral West-Europese, landen hebben wij nog altijd een enorme achterstand. Wij moeten hieraan zeker blijven werken, maar dat gebeurt ook. Enkele weken geleden hebben wij in de Kamer het wetsvoorstel voor de alcoholslots goedgekeurd. Vandaag ligt het wetsontwerp voor de speekseltest ter stemming.
Rijden onder invloed is nog altijd een van de belangrijkste ongevalsoorzaken. Superadequate statistieken ontbreken helaas, maar wetenschappelijke studies spreken over een rol van alcohol in 25 tot 40% van de ongevallen en sporen van drugs bij een op de vijf ongevallen. Bij liefst 20% van de verkeersongevallen is er dus sprake van drugsgebruik door de bestuurder die bij het ongeval betrokken is. Dit blijkt helaas niet uit de resultaten van de handhavingsacties. Op een jaar tijd worden nauwelijks meer dan 2.000 chauffeurs veroordeeld voor het rijden onder invloed van drugs, terwijl men bij alcoholcontroles dit aantal, bij wijze van spreken, op een weekend kan halen. Er is vandaag dus nog iets grondig mis met het handhaven van het verbod om onder invloed van drugs een voertuig te besturen.
Sinds 1999 maakt de toevoeging van het artikel 37bis aan de verkeerswet het mogelijk voor politie en gerecht om controles uit te voeren en het gebruik van drugs in vervolging te stellen. Het gaat nog om een wetswijziging die hier destijds werd voorgesteld door mijn eminente voorganger Jos Ansoms. Dat was toen een zeer noodzakelijke maatregel, want uit resultaten van experimenteel onderzoek bleek dat het gebruik van bijvoorbeeld cannabis, heroïne en cocaïne, om de bekendste te noemen, het risico op een ongeval sterk doet toenemen.
De kans op een verkeersongeval verdubbelt na cannabisgebruik en is ruim drie keer groter bij het gebruik van opiaten. Deze risico’s worden nog groter wanneer dit gecombineerd wordt met alcoholgebruik. In 2005 – in het verslag van collega Deseyn werd er al naar verwezen – werd in het kader van het federale wetenschapsbeleid de zogenaamde ROPS-studie – "Rijden onder invloed van psychoactieve stoffen" - gepubliceerd.
Daaruit bleek dat ongeveer 4% van de bestuurders onder invloed van cannabis zou rijden en 0,8% onder invloed van opiaten zoals heroïne. Dat zijn toch belangrijke cijfers om maatregelen te rechtvaardigen.
Sinds 1999 is het, zoals gezegd, mogelijk om hierop te controleren. De procedure die wij vandaag kennen bestaat echter uit drie stappen die samen algauw een uur tot anderhalf uur in beslag kunnen nemen. Eerst is er een testbatterij om de toestand van de weggebruiker te taxeren op uiterlijke tekenen die eventueel kunnen wijzen op drugsgebruik. Daarna is er de urinetest en eventueel een bloedtest. Voor een urinetest moeten dan nog de nodige sanitaire faciliteiten voorhanden zijn. Voor een bloedtest is de interventie van een arts nodig, als zo’n arts tenminste gevonden kan worden en opgevorderd kan worden.
Bovendien kampt de politie met een gebrek aan opleiding om deze tests uit te voeren. In 2004 bleek dat slechts 18% van de operationele politieambtenaren de vereiste opleiding had gekregen. Het zal dan ook niet verbazen dat deze arbeidsintensieve procedure en het gebrek aan opleiding tot gevolg hebben dat er vandaag de dag eigenlijk nauwelijks gecontroleerd wordt.
In 2007 besteedde de wegpolitie ongeveer 4.300 manuren aan controles op het rijden onder invloed van drugs. Dat leidde tot nauwelijks 2.200 overtredingen. De objectieve pakkans is dus bijzonder laag, de subjectieve zo mogelijk nog lager, waardoor het idee bestaat dat men straffeloos gedrogeerd achter het stuur kan kruipen. Dat gaat uiteraard ten koste van de verkeersveiligheid op onze wegen.
Dit alles gebeurt terwijl er heel wat signalen zijn dat het drugsgebruik toeneemt in onze samenleving. Ik verwijs bijvoorbeeld naar het jongste tweejaarlijks uitgaansonderzoek van de Vereniging voor Alcohol- en Andere Drugproblemen, de VAD, uit 2007. Daaruit bleek dat drugs bij jongeren helemaal uit de taboesfeer aan het geraken zijn, dat er meer wordt geblowd dan ooit en dat 12% van de jongeren zelfs elke dag cannabis gebruikt. Als zij achter het stuur kruipen, betekent dit duidelijk een gevaar, een risico voor de verkeersveiligheid op onze wegen.
Deze week nog publiceerde het Vlaams Steunpunt Mobiliteit hoopgevende cijfers over de sterke terugval van het aantal verkeersdoden bij weekendongevallen, een halvering ten opzichte van 2001. De groep jonge chauffeurs komt ook steevast vrij positief uit de alcoholcontroles, de BOB-campagnes.
Toch is het aantal weekendongevallen, toch voor een groot stuk gelinkt aan uitgaan, nog steeds onevenredig hoog. Ook de jonge chauffeurs zijn nog steeds een erg kwetsbare groep in het verkeer. Zou het misschien kunnen dat het groeiende drugsgebruik hiermee iets te maken heeft? Het zou wel eens kunnen dat wij voor deze groep chauffeurs met een efficiënte handhaving van het drugsgebruik in het verkeer op de juiste nagel kloppen, eerder dan met aparte alcohollimieten.
In de daarnet vermelde ROPS-studie van 2005 werd reeds gewezen op de complexiteit en de gebruiksonvriendelijkheid van de bestaande drugstest. Toen al werd naar de veel gemakkelijkere en gebruiksvriendelijkere speekseltest verwezen, hoewel voornoemde test in 2005 nog niet helemaal op punt stond. Er waren bijvoorbeeld te veel twijfels over de betrouwbaarheid van de test. Niettemin hebben wij toen al het initiatief genomen om een wetsvoorstel ter zake in te dienen.
De vorige regering heeft zich evenwel altijd achter de bestaande onbetrouwbaarheid verscholen om het wettelijke kader nog niet aan te passen. Onze redering daarentegen was dat wij de wetgeving voor drugtests in het verkeer klaar moesten maken voor het moment dat de speekseltests gebruiksklaar en voldoende betrouwbaar zouden zijn.
Vandaag moeten wij helaas vaststellen dat verschillende landen de speekseltest reeds met succes gebruiken. Ik noem Frankrijk, Finland, Spanje en Portugal. Ook zijn er al proefprojecten in Duitsland en Nederland. In België daarentegen zal wellicht pas na de zomer van 2010 de eerste speekseltest kunnen worden afgenomen.
Vanaf voornoemd moment, ten laatste vanaf 1 oktober 2010, zal er in de bestrijding van drugs in het verkeer een kwantitatieve en kwalitatieve sprong voorwaarts kunnen worden gemaakt.
Belangrijk is dat alle betrokkenen tegen voormeld tijdstip op één lijn zitten, dat er voldoende agenten worden opgeleid en dat justitie klaar is om de overtreders gepast te bestraffen.
De speekseltest is een eenvoudig en betrouwbaar alternatief voor de huidige, complexe en tijdrovende drugstest. Zo is de aanwezigheid van sanitaire faciliteiten en de opvordering van een arts niet langer noodzakelijk. De hele test op het terrein zou slechts twaalf minuten in beslag nemen. Qua betrouwbaarheid scoren de speekseltests bijzonder goed. Het aantal vals positieve resultaten, wat toch het belangrijkste is, is bij de speekseltest, in tegenstelling tot de bestaande urinetest, quasi nihil. Tot slot is, wanneer alles in rekening wordt genomen, ook de kostprijs van de speekseltest een stuk lager dan de huidige test. Een speekseltest kost 15 euro per stuk, terwijl er bij de huidige test kosten zijn voor het voorzien van een sanitaire wagen. Ook het opvorderen van artsen heeft uiteraard een kostprijs.
De meer eenvoudige procedure en het toevoegen van de uitvoering van de speekseltest aan de basisopleiding van de politieagenten moeten ervoor zorgen dat er in de toekomst meer wordt gecontroleerd. Hoe meer er wordt gecontroleerd, hoe hoger de pakkans zal worden ingeschat en hoe sterker het afschrikwekkende en ontradende effect zal zijn. De speekseltest zal op die manier een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het terugdringen van het aantal drugsgerelateerde verkeersslachtoffers in ons land. Nederland spreekt ter zake van 80 dodelijke verkeersslachtoffers per jaar.
Aldus wordt de speekseltest een nieuw, bijkomend instrument om de doelstellingen van de staten-generaal voor de Verkeersveiligheid te behalen, met name een afname van het aantal verkeersdoden tot maximum 750 in 2010 en tot maximum 500 tegen 2015.
Wij zijn op de goede weg om de genoemde doelstellingen te realiseren. Met het voorliggende wetsontwerp steken wij opnieuw een tandje bij. Het is belangrijk dat wij de huidige koers voortzetten, dat de gedane inspanningen blijvend worden gemonitord en dat wij werk maken van nieuwe maatregelen. Op die manier zijn wij goed bezig om onze samenleving veel verkeersleed te besparen, wat onze ambitie moet blijven.
19.04 François Bellot (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, chers collègues, alors que chacun sait ou devrait savoir que la consommation de substances psychotropes accroît de manière importante les dangers lors de la conduite d'un véhicule, une enquête de l'IBSR effectuée en 2006 montre que 70% des personnes interrogées considèrent le risque d'être soumis à un contrôle drogue comme limité ou très limité et 25% considèrent que le risque de sanctions en cas de détection positive est limité voire très limité. Cette situation est entre autres due au nombre limité de contrôles drogue effectués par les forces de police. Une des raisons en est la complexité du seul test autorisé jusqu'à présent, le test urinaire qui nécessite la présence d'un camion sanitaire, en nombre très limité sur notre territoire, et à confirmer ensuite par un test sanguin qui nécessite la présence d'un médecin.
Il est temps que les choses changent parce que la présence de drogue dans les accidents est très importante. Une étude couvrant plus d'une dizaine de pays européens montre que plus de 20% des personnes décédées dans des accidents de la circulation avaient consommé de la drogue ou de l'alcool. Ce chiffre monte à plus de 40% lorsqu'on prend en compte les blessés.
De plus, une étude appelée "SAMP", a révélé qu'en France, 230 décès par an sont imputables à la conduite sous l'influence de cannabis. Cela laisse supposer qu'en Belgique, ce nombre devrait être de l'ordre de 50.
Suite à la complexité de la procédure actuelle, seulement un peu plus de 300 tests urinaires de dépistage de drogue dans la circulation ont été réalisés en 2007, soit moins d'un par jour pour l'entièreté du territoire. Le nouveau système permettra d'effectuer bien plus de tests de dépistage des trois drogues illicites les plus connues mais également de médicaments tels qu'on peut en prendre communément dans la population. On considère souvent la drogue comme un produit illicite mais des médicaments comme le Valium, le Xanax, le Temesta, qui sont des médicaments communément utilisés par des personnes souffrant d'insomnie, sont aussi concernés par ce test salivaire.
Le coût serait, selon les estimations, de l'ordre de 10 à 15 euros pièce.
Ce test sera systématique en cas d'accident avec lésion corporelle pour tous les conducteurs impliqués. Ce test permettra de gagner en efficacité dans la recherche des causes des accidents ce que le test aura gagné en simplicité.
Nous espérons que les moyens financiers suffisants seront prévus pour permettre à chaque zone de police de disposer d'un nombre suffisant de kits de détection de drogue pour pouvoir mener une vraie politique de dépistage et, de cette manière, contribuer à l'amélioration de la sécurité sur nos routes.
Rappelons que la situation s'améliore, mais que l'objectif reste de réduire de 500 le nombre de victimes de la route d'ici à 2015 et de 750 d'ici à 2010; il reste donc pas mal de progrès à réaliser. Ce nouvel outil, s'il est bien utilisé, devrait être d'une aide précieuse en vue d'une réduction encore plus accentuée.
C'est pourquoi le groupe MR soutiendra le projet de loi du gouvernement présenté par M. le secrétaire d'État.
19.05 David Lavaux (cdH): Monsieur le président, la drogue est en soi un fléau qui touche beaucoup de nos jeunes et dont la consommation tend malheureusement à se banaliser parce que notamment notre législation en matière de drogues douces est pour le moins ambiguë. D'ailleurs 12% des jeunes en consomment chaque jour sans s'inquiéter d'éventuelles représailles.
Le cdH, pour des raisons de protection de notre jeunesse, protection de sa santé physique et de sa santé mentale, réaffirme la nécessité de ne pas libéraliser, donc de maintenir l'interdiction formelle de consommation de drogues douces dans notre pays.
Sur nos routes, les effets négatifs de la consommation de drogues sont malheureusement plus flagrants encore. Les pages des journaux du lundi matin nous le rappellent chaque semaine. Nous connaissons tous des parents que des policiers sont venus réveiller en pleine nuit ou au petit matin.
Les statistiques sont éparses, nombreuses, difficiles à interpréter, car les contrôles sont peu fréquents. Les tests qui ont été faits, par contre, sont plus éclairants. On sait qu'un accident mortel, sous l'influence de cannabis combiné à l'alcool est, selon une étude, 14 fois plus important ou plus probable que lors d'une conduite à jeun. Le cannabis multiplie ce risque d'accident par 1,8, tandis que l'alcool le multiplie par 8,5. Mais que dire des mélanges à base de cocaïne, d'amphétamine, d'ecstasy et d'héroïne?
Dans notre pays, les contrôles restent trop faibles. En 2007, seules 2.289 infractions pour conduite sous influence de drogue ont été constatées. Le risque objectif de se faire attraper reste faible. Très peu de jeunes, très peu de consommateurs de drogues imaginent d'ailleurs pouvoir être un jour contrôlés. Nos forces de police sont actuellement particulièrement réticentes à mettre en œuvre des contrôles de plus grande ampleur, compte tenu de l'importance de l'infrastructure à mettre en œuvre: utilisation d'un camion spécial avec des toilettes, manipulation d'urine, présence obligatoire d'un médecin; compte tenu aussi du faible nombre de policiers capables de mettre en œuvre ces contrôles. Ils ne sont que 18% à avoir suivi la formation.
Aujourd'hui, les progrès technologiques nous permettent de mettre en œuvre des appareils de test salivaire, plus fiables, plus rapides. C'est une occasion que nous devons absolument saisir. Ce projet de loi doit être voté rapidement pour mener cette politique efficace de lutte contre la conduite sous influence, pour qu'elle se mette en place et qu'elle continue à faire diminuer le nombre de victimes sur nos routes. Nous avons diminué ce nombre de victimes en intervenant, en effectuant beaucoup plus de contrôles de vitesse, en installant des radars. Les résultats sont là! On le fait aussi avec l'alcool et là aussi, on a pu compter sur des résultats probants.
La troisième chose sur laquelle nous devons travailler maintenant, ce sont les drogues. Le gouvernement, le secrétaire d'État, le ministre s'y sont engagés. C'est vraiment un beau projet que nous devons lancer, même si nous n'échapperons pas, par la suite, à une évaluation de celui-ci, puisque subsiste toujours le problème de l'utilisation des médicaments - nous avons d'ailleurs déposé une proposition de loi sur une meilleure signalétique de la boîte de médicaments, mettant bien en évidence le danger de la conduite sous influence médicamenteuse.
Reste aussi - je parle en ma qualité de bourgmestre et de président d'une zone de police - le coût financier. Le secrétaire d'État a bien précisé qu'il serait à charge du budget de la Justice.
Président: Patrick Dewael,
président.
Voorzitter: Patrick Dewael, voorzitter.
Il est important pour les zones de police, et notamment les plus petites, que les décisions prises dans cet hémicycle soient supportées aussi par le fédéral et non par les communes. J'y serai, ainsi que mes collègues bourgmestres ici présents, particulièrement attentif.
19.06 David Geerts (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, collega’s, onze fractie zal onderhavig wetsontwerp natuurlijk goedkeuren. Wij zijn van mening dat een daling van het aantal verkeersslachtoffers hoog op de politieke agenda moet blijven staan. Collega Van den Bergh heeft het huidige aantal, 924, al naar voren geschoven. Het klopt, dat is een sterke daling. Maar eigenlijk zijn het er 924 te veel.
Ik meen dat wij tot 750 moeten kunnen gaan, of zoals in Zweden de nuldoelstelling realiseren. Dan zijn alle maatregelen om tot dat doel te komen, natuurlijk goed.
Wij menen dat ook een actieve strijd tegen drugs waarschijnlijk zal bijdragen tot het dalen van het aantal verkeersslachtoffers en vooral het aantal weekenddoden. Daarom is het goed dat de procedure vereenvoudigd wordt en dat de pakkans verhoogd wordt. Collega’s, ik meen dat dit meest essentiële is, wanneer wij de tekst hebben goedgekeurd, dat door vereenvoudigde procedures de pakkans effectief verhoogd wordt. Zo niet zal het een lege doos blijven.
Wij steunen het ontwerp dan ook, met de hoop dat er meer controles uitgevoerd worden. Dat zullen wij wel aan de andere collega’s in de regering vragen.
19.07 Jan Mortelmans (Vlaams Belang): Mijnheer de staatssecretaris, collega’s, onze fractie is absoluut voorstander van de invoering van speekseltesten voor drugs in het verkeer. Het is een goede maatregel, die deel moet uitmaken van een reeks maatregelen voor de verkeersveiligheid, en die ook een impact zal hebben op het vlak van het drugbeleid.
Het mag geen alleenstaande maatregel zijn, maar moet passen binnen een beleid met meer gerichte en efficiënte controles, een sterk ontradingsbeleid ook, met een hardere aanpak van de drugproductie en de drughandel, met een betere ondersteuning van de slachtoffers, alsook met een prioritaire behandeling door de parketten.
Ik ga hier vandaag niet verder in op het falende justitiële beleid. Dat is hier en ook in de publieke opinie reeds uitvoerig aan bod gekomen.
Mijnheer de staatssecretaris, de invoering van de speekseltest kan, als die gepaard gaat met voldoende personeel en financiële middelen bij een efficiënt werkende politie een ernstige bijdrage leveren op het vlak van de verkeersveiligheid. Wij zullen dus met veel overtuiging voor stemmen, niet het minst omdat het de realisatie is van een van onze programmapunten.
De voorzitter: Vraagt nog iemand het
woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1985/6)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1985/6)
Het wetsontwerp telt 11 artikelen.
Le projet de loi compte 11 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
De artikelen 1 tot 11 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 11 sont adoptés article par article.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
20 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen (2022/1-4)
- Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen wat de participatie van marktspelers in netwerkbeheerders betreft (1600/1-2)
- Wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving betreffende de gas- en elektriciteitsmarkt wat de ontbundeling van de netbeheerders en de marktspelers betreft (1537/1-2)
- Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen en betreffende het ondernemingsbestuur voor de beheerders van de aardgassector (1886/1-2)
20 Projet de loi portant modification de la loi du 12 avril 1965 relative au transport de produits gazeux et autres par canalisations (2022/1-4)
- Proposition de loi modifiant la loi du 12 avril 1965 relative au transport de produits gazeux et autres par canalisations en ce qui concerne la participation d'acteurs de marché dans les gestionnaires de réseau (1600/1-2)
- Proposition de loi modifiant la législation relative au marché du gaz et de l'électricité en ce qui concerne le dégroupage des gestionnaires de réseau et des acteurs du marché (1537/1-2)
- Proposition de loi modifiant la loi du 12 avril 1965 relative au transport de produits gazeux et autres par canalisations et relative à la gouvernance d'entreprise pour les gestionnaires du secteur du gaz naturel (1886/1-2)
Propositions déposées par:
Voorstellen ingediend door:
- 1600:
Bruno Tobback, Tinne Van der Straeten
- 1537: Flor
Van Noppen
- 1886:
Tinne Van der Straeten, Philippe Henry, Bruno Tobback, Zoé Genot,
Fouad Lahssaini, Thérèse Snoy et d’Oppuers, Stefaan Van Hecke
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
20.01 Willem-Frederik Schiltz, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, het wetsontwerp dat wij vandaag bespreken en waarover wij zullen stemmen, past in de strategie van de unbundling, het ontbundelen of uit elkaar rafelen van de diverse spelers op de energiemarkt. Meer bepaald gaat het over de beperking van het aandeel van elektriciteitsproducenten in de structuur van leveranciers, om op die manier de concurrentie te versterken.
We hebben enige tijd moeten wachten op onderhavig ontwerp. Dientengevolge is de bespreking van de wetsvoorstellen van de heer Tobback en de heer Van Noppen uitgesteld tot de behandeling van het ontwerp. Ondertussen heeft de heer Van Noppen zijn wetsvoorstel opnieuw losgekoppeld van het ontwerp, omdat het niet helemaal dezelfde materie behandelt.
De kritieken die op het ontwerp zijn geuit, komen voornamelijk uit de oppositie. Dat zal u niet verbazen. De heer Tobback heeft herhaaldelijk verwezen naar de problemen met betrekking tot de LNG-terminal. Hij vraag zich af wat voor nut het heeft om het hele aardgasnet vrij te maken als de kraan – waar het gas het land binnenkomt – nog steeds in handen blijft van monopolistische structuren. Daarop heeft de minister geantwoord dat dat niet helemaal het geval is, aangezien Publigas nog altijd een deel van de aandelen bezit en daarop een zeer sterke invloed kan uitoefenen. De korte discussie die zich dan heeft ontwikkeld, is u op onze banken al meermaals voor de voeten geworpen. Het betreft de vraag of de gemeenten al dan niet genoodzaakt zijn om de belangen van het Rijk in die sector te behartigen. Dat is een andere discussie. Ik ben er zeker van dat de minister u over die kwestie in de komende maanden nog zal spreken.
Een andere bemerking vanuit de oppositie was de vraag waarom de participatie in de leverancier wordt beperkt tot 24,99 procent. Waarom is niet ineens gekozen voor nul procent, als de minister wil dat de producenten geen invloed kunnen uitoefenen op de leveranciers? De minister antwoordde dat het niet nodig is. Als men onder de 25 procent blijft, is er geen blokkeringsminderheid en dus ook geen gevaar voor strategische beslissingen. Bovendien gaat men op die manier stapsgewijs te werk, aldus de regering, en vermijdt men dat ineens een vracht aandelen op de markt komt, die mogelijk niet meteen een koper vinden.
Een ander aspect van het ontwerp is de implicatie in verband met corporate governance. De minister heeft het nodig geacht om in de betreffende sector een versterkte vorm van goed bestuur in te lassen. De kritieken die daarop zijn geformuleerd, waren – denk ik – veeleer marginaal. Excuseer mij, mevrouw Van der Straeten, u zult die misschien wat meer in de verf zetten. Ze hadden als strekking niet alleen de raad van bestuur daaraan te onderwerpen, maar ook alle nevenorganisaties, zoals het comité van toezicht. U zult daarover meer inlichtingen krijgen van de oppositie.
Voorts denk ik dat de N-VA vooral bezorgd was om eveneens die 0% in te lassen en meteen de gehele markt te hervormen door een maximaal marktaandeel voor elektriciteitsproducenten in te stellen. Mijnheer Van Noppen, ik kan u geruststellen, want dat thema zal later nog worden behandeld.
Voorts denk ik dat de discussies bondig zijn samengevat. Ik heb zelf uiteraard ook korte commentaren gegeven. Wij hebben er lang op moeten wachten. De regering wijt dat aan het feit dat het ontwerp flirt met de bevoegdheidsproblematiek, want de regio's zouden bevoegd zijn voor een deel van de problematiek. Men diende om die reden naar het Overlegcomité te gaan en daar is lang op gewacht. Hetzelfde geldt voor het advies van de Raad van State.
Persoonlijk was ik een beetje verbaasd dat in al die tijd slechts de beperking van de participatie van de producenten in de leveranciersmarkt aan bod kwam. Ik had verwacht dat de regering, waarvan wij ook deel uitmaken, met een breder project naar voren zou zijn gekomen. Als zij toch moest wachten, had ik verwacht dat zij met een totaalpakket naar de regio's zou zijn gestapt of op zijn minst al zou hebben onderhandeld om te bekijken op welke manier de elektriciteits- en gasmarkt verder, grondiger en consequenter kan worden hervormd. Dat is niet het geval.
Mijnheer de
minister, ik ben dan ook voor de zoveelste keer en meer en meer in volle
verwachting, met de goede hoop dat u daaraan iets zult doen. Voor alle
duidelijkheid, ik apprecieer onderhavig wetsontwerp persoonlijk als een stap in
de goede richting, maar nog ruimschoots onvoldoende.
20.02 Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de voorzitter, om te beginnen dank ik de verslaggever voor zijn objectief, helder en volledig verslag van een bespreking die inderdaad niet zonder belang is geweest.
Vervolgens maak ik van de gelegenheid dat ik op deze tribune sta, gebruik om de regering en de meerderheidspartijen te feliciteren. Dit is immers een punt dat in het regeerakkoord van deze coalitie stond. We zijn nog maar twee jaar verder en het wetsontwerp van drie artikels werd goedgekeurd in de commissie en zal vandaag worden goedgekeurd in de Kamer. In dit tempo – wij zijn inderdaad goed bezig, mijnheer Verherstraeten – en in de veronderstelling dat de fractie van de heer Schiltz verder haar manieren houdt, zult u tegen het einde van deze legislatuur twee punten uit het regeerakkoord hebben uitgevoerd. Herman Van Rompuy kan hier vervolgens wekelijks komen zeggen hoe daadkrachtig er wordt geregeerd door zijn regering.
Collega’s, in alle ernst, dit is een ontwerp dat inderdaad enig belang heeft. Het heeft zijn onvolkomenheden, maar het principe dat in het regeerakkoord stond, is een belangrijk principe. De erfenis die we in België hebben op onze energiemarkt, op de eerste plaats van gas, van een leverancier van aardgas, een gebruiker van aardgas, een producent van elektriciteit met datzelfde aardgas die ook nog eens eigenaar of mede-eigenaar is van en zeggenschap heeft over het netwerk waarlangs dat aardgas terechtkomt bij de consumenten, zowel huisgezinnen als andere concurrerende producenten van elektriciteit, is een situatie die eigenlijk alleen maar in de oude Sovjetunie had kunnen bestaan en die in België langer heeft voortgeduurd, collega De Croo, dan ze in de Sovjetunie ooit heeft bestaan.
Het was dus hoog tijd dat dit gebeurde. We zaten stilaan in een situatie waarbij het was alsof de autostrades eigendom waren van Peugeot en alle anderen moesten betalen om er met hun auto te mogen op rijden.
Die unbundling is er overigens niet gekomen omdat deze regering dat zo fantastisch graag wilde, maar omdat de Europese Commissie en de richtlijn dat eisten. Die unbundling is een goede zaak en mijn fractie steunt die dan ook ten volle.
Zullen we daarom het wetsontwerp goedkeuren zoals het vandaag voorligt? Nee. Dit wetsontwerp gaat niet ver genoeg, collega’s. Mijnheer Schiltz, u weet het zeer goed, want u heeft het zelf al aangekondigd. Ik dank u voor het samenvatten van mijn woorden, maar ik zal het toch nog eens zelf zeggen. Het is uiteraard absurd dat dit wetsontwerp ertoe strekt over te gaan tot unbundling en ertoe strekt de eigendomsstructuur transparanter, objectiever en opener voor concurrentie te maken, maar tegelijk de belangrijke toegangspoorten tot het netwerk in een situatie laat waarin het perfect mogelijk is om ze alsnog onder controle te houden van een enkele aardgasleverancier in België.
Dat is namelijk wat er gebeurt, collega Schiltz. Op basis van het voorliggend wetsontwerp, in tegenstelling tot het wetsvoorstel dat ikzelf samen met mevrouw Van der Straeten heb ingediend, is het perfect mogelijk dat men morgen de LNG-terminal in Zeebrugge uit Fluxys haalt en onderbrengt in een dochtermaatschappij waarin de gasleverancier nog altijd de meerderheid en de zeggenschap heeft, en dus, met andere woorden, nog altijd controleert wat er door de Belgische aardgasleidingen zal stromen.
Om die reden zal mijn fractie zich onthouden bij de stemming over het ontwerp.
Mijnheer de minister, u heeft met dat ontwerp een stap gezet. Het is een stap die ik toejuich, maar het is tot mijn spijt maar een eerste stap. De huidige situatie is daarmee deels opgelost, maar de risico’s voor de toekomst laat u bestaan. Ik had meer verwacht van deze regering. Wij zullen ons dus onthouden bij de stemming over het ontwerp.
20.03 Joseph George (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, je voudrais confirmer notre soutien à ce nouveau dispositif. Nous devons aller de l'avant. Certains diront que ce n'est qu'un pas mais c'est un pas dans la bonne direction et c'est cela qui importe.
J'entends M. Tobback avec intérêt, comme chaque fois, mais il ne devrait pas se plaindre quand un pas est fait!
Nous le verrons dans d'autres discussions: il faut parfois renforcer les dispositifs. Nous pouvons nous attendre à voir les marchés répondre et à ce moment-là, il faudra accélérer le mouvement. Je souhaitais dire que ceci constitue un pas dans la bonne direction et que je soutenais donc ce dispositif.
20.04 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wil eerst de rapporteur bedanken voor zijn tendentieus verslag. Wij moeten de zaken niet altijd te veel verbloemen. Het is inderdaad een belangrijk ontwerp in het raam van de discussie die al lang bezig is op Europees niveau over unbundling, of ontvlechting, om het met een mooi Nederlands woord te zeggen. Het wil niet meer of minder zeggen dan dat er onderscheiden taken zijn voor de verschillende spelers op onze energiemarkt. Degene die elektriciteit maken en degene die elektriciteit leveren, mogen niet dezelfde zijn als degene die de netten in hun bezit hebben.
Als dat allemaal dezelfde mensen zijn, zou er een probleem kunnen ontstaan van bevoordeling, ongelijke toegang tot de netten, enzovoort. Die discussie is voor een deel beslecht – voor mijn fractie niet op voldoende wijze – in het derde energiepakket op Europees niveau, dat ondertussen formeel aangenomen is en binnenkort ook in het Publicatieblad gepubliceerd zal worden.
Vandaag, collega’s, heeft de Europese Commissie ook een persbericht verspreid waarin zij nogmaals aankondigt dat er een schriftelijke aanmaning zal komen ten aanzien van 25 lidstaten, ook ten aanzien van België, betreffende het niet correct omzetten van de elektriciteits- en gasrichtlijnen. Meer specifiek worden ons zaken aangewreven die al geweten waren. De Commissie is er bijvoorbeeld nog altijd niet van overtuigd dat er een voldoende of een juist orgaan is voor de geschillenbeslechting, ondanks het feit dat onze wetgeving toch al in die zin is aangepast. Meer in het raam van dit ontwerp zegt de Commissie dat het bijzonder belangrijk is dat iedereen die dat wil een gelijke toegang heeft tot de netten, dat het daarvoor essentieel is dat er voldoende betrouwbare en transparante informatie is over de capaciteit van het netwerk en dat de TSO, de transmissienetbeheerder, zowel voor gas als voor elektriciteit op dit vlak in gebreke blijft.
Hoe blij ik ook ben met dit wetsontwerp, collega’s, en hoe belangrijk het ook is dat de producenten en leveranciers in aandeel zullen zakken, dit is maar een begin. Het is zeker geen sluitstuk van een energiebeleid. Het is eigenlijk maar het begin van een beleid. De TSO en de overheid krijgen hier, met andere woorden, een zeer belangrijke verantwoordelijkheid, die zij ook ter harte zullen moeten nemen.
Mijnheer de minister, u hebt in de commissie verschillende keren gezegd dat wij Fluxys eigenlijk voor een stuk zullen nationaliseren en dat u, zodra het ontwerp straks goedgekeurd wordt, aan de TSO, ook al is hij nog maar voorlopig aangesteld, Fluxys in dit geval, zult laten weten dat hij zo snel mogelijk tegemoet moet komen aan wat er in de gasrichtlijn staat en effectief voldoende informatie – de juiste en noodzakelijke transparante informatie, zoals gevraagd door de Europese Commissie – moet publiceren.
Zoals door de vorige spreker aangehaald, is dit de uitvoering van een regeerakkoord. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat de verschillende fracties in het Parlement geen eenduidige interpretatie hebben van wat onder dat regeerakkoord moet verstaan worden. In de plenaire vergadering heeft de vorige eerste minister, Yves Leterme, heel duidelijk gezegd dat die 25% van toepassing zou zijn op alle entiteiten die vallen onder het netbeheer van aardgas, dus ook op eventuele dochterondernemingen, lees Fluxys International. Ik denk toch dat dit wetsontwerp nog altijd toelaat – in de feiten is er een aandeelhoudersovereenkomst die anders is – dat de controle over Fluxys International en dus over de terminal ons zal ontsnappen. Ik denk niet dat dit wenselijk is.
Collega Schiltz heeft mij uitgedaagd over de corporate governance. Ik ben heel blij dat het wetsontwerp tegelijkertijd corporate governance versterkt. Zoals bleek uit het verslag – wat de verslaggever nagelaten heeft voldoende toe te lichten – zijn wij van mening dat dit eigenlijk onvoldoende gebeurt. Ook in de diverse organen moet men waken over voldoende onafhankelijkheid en voldoende transparantie. Ik meen dus dat dit een gemiste kans is. De feiten zullen uitwijzen of dit werkelijk zo is.
Ik wil eindigen met een filosofische beschouwing die ik ook in de commissie heb gemaakt. Voor mij is er geen sprake van nationalisering van Fluxys, wel van een communalisering. Als we zeggen dat Fluxys in handen is van de overheid, moeten we kijken in handen van welke overheid dit is. Dat zijn de facto de gemeenten van dit land. Ik vind dit niet het gewenste niveau. De gemeenten op zich hebben niet de taak om te waken over de aardgasbevoorrading. Als vandaag op Europees niveau de richtlijnen veranderd en geamendeerd worden, als de lidstaten gevraagd wordt om suggesties om de richtlijn inzake de zekerheid van aardgasbevoorrading te veranderen is het ook de TSO, in dit geval Fluxys, waarnaar gekeken wordt om input te leveren en dat een relevante bijdrage kan leveren.
Ik denk niet dat de gemeenten de bevoegdheid hebben om daarover te waken. Ik ben er absoluut van overtuigd dat de federale overheid daar beter voor geplaatst zou zijn. Volgens mij stelt er zich ook een probleem van democratische controle. Ik poog in de gemeenteraad weleens om daar een vraag over te stellen. Dan word ik door de burgemeester naar huis gestuurd. Mijnheer de minister, ik heb u daar in het Parlement ook al vragen over gesteld. U zegt dan dat dit voor de gemeenten is en dat ik het u niet moet vragen. Daar valt wat mij betreft een enorme democratische lacune, een enorm gebrek aan democratische controle, door dit in handen te laten van de gemeenten.
20.05 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw Van der Straeten, wat mij intrigeert, is het volgende. U zegt dat de gemeenten die bevoegd zouden moeten zijn maar de federale overheid. Waarom niet de Gewesten? Die hebben tot eigenlijk de energiebevoegdheid, meer dan het federale niveau? Waarom specifiek de federale overheid?
20.06 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Omdat op dit moment het netbeheer nog altijd een federale bevoegdheid is. Zeker waar het gaat om de transmissienetbeheerder. Dat is een bevoegdheid die op dit moment nog niet geregionaliseerd is maar die in handen is van de federale overheid. Daarom lijkt mij het federale niveau het meest aangewezen niveau.
Bovendien lijkt het mij niet wenselijk dat er ter zake drie verschillende ideeën zouden bestaan. Wanneer het gaat om aardgasbevoorrading – om die te noemen – herinner ik u bijvoorbeeld aan de gascrisis van december en januari, toen een land besliste de kranen toe te draaien. Toen hebben wij in ons land met onze bestaande netwerkcapaciteit en met de transitleidingen die wij hebben en die wij in de twee richtingen kunnen laten stromen, een oplossing geboden voor een reëel probleem dat rees op de Europese markt.
Het lijkt mij zeer logisch en duidelijk dat er één aanspreekpunt is. Op dit moment staat het buiten kijf dat dit de federale overheid is.
Ik weet, mijnheer de voorzitter en mijnheer De Croo, dat ik hier spreek over een zaak die historisch gegroeid is. De gemeenten hebben in deze een belangrijke historische verantwoordelijkheid. Het is natuurlijk moeilijk bepaalde zaken te veranderen. Maar ik hoop dat wanneer ik even lang in het Parlement gezeten zal hebben als de heer De Croo, dit een van de zaken is die gewijzigd kunnen worden en dat wij naar meer coherentie kunnen gaan wat ons energiebeleid betreft.
20.07 Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik vind het voorstel een stap in de goede richting. Maar ik begrijp niet waarom men niet overgaat tot een volledige unbundling.
De Europese Commissie is grote voorstander van een volledige ontvlechting. Die zal er toch komen. Nu kan België eindelijk het goede voorbeeld geven. België heeft de hoogste energieprijzen van Europa. Dat kan enkel veranderen door de volledige liberalisering van de energiemarkt.
Dat de spelers op de energiemarkt nog steeds belangen hebben in het distributienet weerhoudt andere spelers ervan op ons net te komen. Daarom heb ik opnieuw mijn amendement ingediend voor een volledige unbundling. Ik meen dat wie er tegen stemt, tegen lagere energieprijzen is.
De voorzitter:
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie verbeterde tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2022/4)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte corrigé par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2022/4)
Het wetsontwerp telt 4 artikelen.
Le projet de loi compte 4 articles.
Ingediende
amendementen:
Amendements déposés:
Art. 3
• 1 – Flor Van
Noppen (2022/2)
• 2 - Tinne Van der Straeten cs (2022/2)
De stemming over de amendementen en artikel 3 wordt aangehouden.
Le vote sur
les amendements et l'article 3 est réservé.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen en artikel en over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et l'article réservés ainsi que sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
Besluit van de artikelsgewijze bespreking:
Conclusion de la discussion des articles:
Réservé: le vote sur les amendements et
l'article 3.
Aangehouden:
de stemming over de amendementen en artikel 3.
Artikel per
artikel aangenomen: de artikelen 1 - 2, 4.
Adoptés article par article: les articles
1 - 2, 4.
21 Wetsontwerp houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen (2037/1-5)
21 Projet de loi relatif à l'obligation d'incorporation de biocarburant dans les carburants fossiles mis à la consommation (2037/1-5)
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
21.01 Colette Burgeon, rapporteur: Monsieur le président, messieurs les ministres, chers collègues, votre commission a examiné le projet de loi au cours des réunions des 16, 23 et 24 juin 2009.
Dans son exposé introductif, le ministre a expliqué que, dans le cadre de la loi du 10 juin 2006, il était prévu un incitant fiscal pour l'essence et le diesel complétés respectivement de 7% de bioéthanol, pur ou sous forme de bio-ETBE, et de 5% d'EMAG.
Aujourd'hui, force est de constater que les sociétés pétrolières incorporent peu de biocarburants et que les quotas défiscalisés prévus dans la loi sont loin d'être atteints.
À l'issue de discussions avec le secteur des biocarburants et le secteur pétrolier, le gouvernement a pris conscience du problème de rentabilité de l'industrie des biocarburants ainsi que de la perte menaçante des investissements dans le secteur. Il est question de plus de 500 millions d'euros en matière d'emploi et de centaines d'emplois directs et indirects qui vont de pair avec cet état de fait.
En collaboration avec les services du premier ministre et des ministres compétents (Finances, Économie, Agriculture et Mobilité), une solution équilibrée en vue de promouvoir l'usage de biocarburants et de réaliser les objectifs européens en la matière a été recherchée.
Le projet de loi prévoit une obligation d'incorporation au cours d'une année civile de 4% de biocarburants durables lors de la mise à la consommation des carburants (essence et diesel), conformément aux normes de produits existantes.
Ce projet de loi est un mélange d'obligations et d'incitants fiscaux. Il y a une obligation légale visant à mettre sur le marché des carburants pour moteurs contenant au moins 4% d'EMAG pour le diesel routier ou au moins 4% de bioéthanol ou de bio-ETBE pour les essences.
En vertu de la loi du 10 juin 2006 sur les biocarburants, les biocomposants acquis devant être mélangés pourront, en outre, bénéficier d'une exonération d'accises prévue dans le cas dune acquisition auprès des unités de production agréées.
Avec ce mélange d'obligations légales et d'incitants fiscaux, on veut aboutir à diverses réalisations. Ainsi, les chiffres-cibles européens en matière de mise sur le marché de biocarburants seront enfin atteints. Pour 2010, cet objectif de référence s'élève à 5,75%. Les produits seront mis en production de manière durable. Ceci est garanti par le fait que les critères de durabilité sont les mêmes que ceux imposés en 2006, notamment pour l'attribution des quotas pour les biocarburants.
Les matières premières doivent provenir de l'agriculture. Elles doivent être cultivées en faisant usage du moins d'engrais et de pesticides possible. Elles ne peuvent provenir de surfaces agricoles situées à l'extérieur de la Communauté européenne ayant fait récemment l'objet d'une déforestation.
Les biocarburants produits doivent mettre en œuvre une réduction substantielle des émissions de CO2. La production de biocarburants doit satisfaire aux spécifications techniques imposées par l'Union européenne en vue de l'observation des réglementations sociales et environnementales. Ainsi, en ces temps de crise économique, les investissements des bioproducteurs agréés seront sauvegardés, tout comme l'emploi. Les consommateurs pourront enfin faire le plein d'un biocarburant qui bénéficie d'un tarif d'accises réduit, et non pas du tarif d'accises majoré d'application sur le carburant pour moteurs insuffisamment mélangé ou non mélangé.
En outre, les services compétents veilleront à la qualité technique du biocarburant. Le contrat-programme fixant les produits maximaux pour les produits pétroliers sera adapté à cette situation. La Direction générale Énergie s'occupera en collaboration avec le SPF Finances et la Direction générale Environnement du contrôle de la loi et de ses arrêtés d'exécution. La Direction générale Énergie s'occupera également de la perception des amendes administratives.
L'application de la loi est limitée dans le temps: 24 mois à partir du 1er juillet 2009 avec une prolongation éventuelle de 24 mois.
Dans la discussion générale, M. Clarinval a souhaité savoir pourquoi le chiffre de 5,75% n'avait pas été retenu alors qu'il s'agissait de l'objectif à atteindre pour 2010. Comment concrètement les sociétés pourront-elles fournir la preuve de la durabilité des biocarburants? Y a-t-il un label à cet effet? Par rapport aux stocks APETRA, il souligne que notre pays ne remplit pas les obligations de stockage dans ce domaine. Le projet ne va-t-il pas handicaper davantage APETRA? L'intervenant souhaite connaître les conditions dans lesquelles la prolongation de 24 mois prévue à l'article 13 peut être décidée. Enfin, M. Clarinval a souhaité savoir à quelles conclusions en était arrivé le groupe de travail rassemblant les représentants des Régions et du fédéral.
En faisant référence au Conseil d'État, M. Logghe a estimé que cette matière ne devait pas être discutée au fédéral mais bien à la Région. M. Dallemagne a estimé que le projet de loi allait dans la bonne direction mais qu'il a fallu néanmoins avoir recours à la contrainte car les incitants fiscaux n'avaient pas suffi. Il a noté que les matières premières définies à l'article 2 devaient provenir de l'agriculture et a demandé si on devait en conclure que des matières premières issues du recyclage ou autres étaient de ce fait exclues. M. Dallemagne a souligné que des pans entiers de forêt primaire ont été convertis récemment à la monoculture, notamment celle du palmier à huile. Il a suggéré que soit exclue de l'approvisionnement en biocarburants toute forêt transformée récemment ou pas pour la production de biocarburants.
M. Dallemagne a également souhaité que les termes "matières premières" soient précisés. À ce sujet, il a demandé si on pouvait estimer la production belge et la part de l'importation, quelle est la surface agricole requise par cette production et en quoi consiste cette production. Il ne faut pas pour lui que celle-ci se fasse aux dépens des forêts primaires ou de la sécurité alimentaire.
Quel sera l'impact de la mesure sur le prix à la pompe?
Comment s'assurer que les producteurs mettent en œuvre la mesure alors que précédemment, ils ne souhaitaient pas le faire pour des raisons économiques? Comment cette question a-t-elle été tranchée?
Mme Van der Straeten a constaté que les biocarburants ont fait l'objet de beaucoup de discussions et de controverses, notamment en ce qui concerne l'objectif des 10% dans le "paquet climat" de l'Union européenne. Le projet de loi est devenu plus ou moins indispensable parce que toute une série de promesses ont été faites dans le passé.
De nombreuses questions ont été posées à l'occasion de l'audition du rapporteur spécial de l'ONU, Olivier De Schutter, en commission spéciale Climat et Développement durable. On a notamment annoncé, dans le cadre du Printemps de l'environnement, la création d'un observatoire de la biomasse mais rien n'a encore été fait. Il n'y a pas en Belgique de politique générale en matière de biocarburants et de biomasse.
Le projet de loi, qui vise à lever une insécurité juridique en ce qui concerne les critères de durabilité, crée une nouvelle insécurité juridique. La loi du 10 juin 2006 contient en fait déjà une liste relativement vague de critères de durabilité tandis que le projet de loi à l'examen produit un régime dérogatoire, avec pour conséquence qu'on relève d'un régime différent selon qu'il s'agit d'entreprises agréées ou non. Par ailleurs, ni les critères de la loi du 10 juin 2006 ni ceux du projet à l'examen ne correspondent à ceux de la directive 2009/28/CE du Parlement européen et du Conseil du 23 avril 2009 relative à la promotion de l'utilisation d'énergies produites à partir de sources renouvelables et modifiant puis abrogeant les deux directives publiées au Journal Officiel du 5 juin 2009.
Bien que l'amendement n° 1 de la majorité comporte déjà des avancées en ce qui concerne les critères de durabilité, l'intervenante a plaidé en faveur du texte de son amendement n° 3 qui reproduisait littéralement les critères applicables de la directive précitée. Son amendement prévoyait ainsi explicitement que la réduction de l'émission des gaz à effet de serre découlant de l'utilisation des biocarburants devait atteindre au moins 35% plutôt que les termes imprécis du projet de loi.
Mme Van der Straeten a relevé une autre incohérence dans ce projet de loi: l'article 3 renvoie aux dernières versions des normes de produit fixées par le Comité européen de normalisation alors que les travaux de ce Comité sont bloqués car seuls quelques États membres souhaitent réaliser de réels progrès en la matière.
S'il s'agit logiquement d'une mesure temporaire, la prolongation du délai de validité prévu à l'article 13 n'est pas souhaitable car les développements ne mentionnent aucun critère à cet égard. Le Roi se voit accorder une délégation beaucoup trop large. Du reste, quand le délai de 24 mois prévu à l'article 13 commence-t-il à courir: le 30 juin 2011 ou à la date de l'arrêté royal en question? La confusion qui entoure cette question est en effet source d'insécurité juridique pour les entreprises concernées.
M. Henry a constaté que les biocarburants ne constituaient qu'une solution limitée et ce pour autant que des conditions strictes en matière de durabilité soient imposées aux filières et que la filière alimentaire ne soit pas remise en cause.
Il faut maintenant passer à une étape contrainte. M. Henry a souligné l'importance de disposer de critères de durabilité mesurables et de prévoir des interdictions de provenance ou de zones à protéger. Des amendements dans ce sens ont été déposés. M. Henry déplore l'exemption automatique de charge de la preuve en matière de critères de durabilité pour les sociétés basées dans le pays. Pour les sociétés pétrolières, la charge de la preuve qui leur incombe n'est pas explicitée en termes de méthode et de calcul, ce qui pose question.
Mme Van der Auwera a constaté que de nombreux arrêtés royaux seront nécessaires pour exécuter la loi en projet mais que celle-ci doit néanmoins entrer en vigueur le 1er juillet 2009. Quel est l'état d'avancement des projets d'arrêtés royaux, notamment quant à l'obligation d'information? L'impact financier du projet de loi à l'examen sera plus important que celui de la réduction des accises en 2007. Elle a demandé une estimation de l'impact budgétaire du projet de loi, en particulier en matière d'accises, ainsi que des recettes qui pourraient provenir des amendes administratives prévues à l'article 10 du projet.
Aux termes des articles 7 et 8, le contrôle relatif aux obligations résultant de la loi et de ses arrêtés d'exécution sera-t-il une charge supplémentaire pour le personnel des services concernés? Dans l'affirmative, de quel ordre sera-t-elle? Combien d'agents supplémentaires recrutera-t-on, le cas échéant, à cet effet? Le ministre peut-il, en outre, préciser le régime des produits de base concernant déjà les biocarburants mélangés?
En ce qui concerne les contacts avec le secteur, les producteurs ont-ils été préparés aux implications de cette législation et informés à ce propos? Quelles ont été leurs réactions le cas échéant? Quelle a été l'attitude de l'Union pétrolière belge?
Le président, quant à lui, a qualifié l'article comme étant une législation très vague et quasi symbolique. Les critères de durabilité énumérés à l'article 2.8 étant très vagues, il s'interroge sur la signification des mots "en faisant usage du moins d'engrais et de pesticides possibles". Comment cela sera-t-il contrôlé? Pour le 2ème tiret où il est question d'une aire agricole à l'extérieur de la Communauté européenne ayant récemment fait l'objet d'une déforestation, que signifie ici le mot "récemment" et "la réduction substantielle de l'émission de CO2" visée au 3ème tiret?
Le ministre a répondu et a précisé que le projet de loi ne visait à modifier que la méthode et non pas l'objectif ou la philosophie générale de la loi. La méthode reposait sur des incitants fiscaux et sur une base volontaire. Cette méthode ne fonctionnant pas, il a fallu envisager une autre approche qui comporte toujours des incitants fiscaux auxquels s'ajoutent dorénavant des obligations légales permettant d'atteindre les objectifs fixés.
Le groupe de réflexion a bien été mis en place et s'est réuni les 4 et 22 juin 2009. Il a soutenu les orientations du projet de loi qui seront validées en comité de concertation le 1er juillet prochain. S'agissant de la définition des critères de durabilité, le ministre a souligné qu'il s'agissait effectivement d'un arrangement provisoire d'une durée de 24 mois reconductibles éventuellement pour 24 mois.
Il s'agit de lancer une nouvelle filière industrielle qui requiert, pendant la période de lancement, à la fois des incitants fiscaux et des éléments de contrainte. La difficulté que présentent les dispositions transitoires est qu'il faut tenir compte de différents niveaux de pouvoir. La loi du 10 juin 2006 énonçait des critères de durabilité sur base desquels des quotas ont été attribués aux différents producteurs. La directive européenne a, quant à elle, été publiée le 5 juin 2009 et n'est pas encore transposée. Le ministre souligne qu'elle sera transposée en droit belge dans les meilleurs délais. Il ne faut néanmoins pas procéder à une transposition immédiate via le projet de loi en discussion. En effet, si les producteurs étrangers se voyaient imposer des critères plus stricts reposant sur la directive européenne alors que les producteurs belges se sont vu imposer des quotas sur base de la loi du 10 juin 2006, la Commission européenne pourrait considérer que la Belgique joue sur le calendrier de transposition pour discriminer et entraver les échanges.
Par rapport à la question des compétences, le ministre a rappelé que le Conseil d'État a noté que les dispositions du projet se situent dans le domaine des normes de produits existants et que, dès lors, il s'agit d'une compétence fédérale.
Les objectifs en termes de durabilité et les mécanismes de contrôle constituent le cœur du débat politique sur ce projet. Les critères de durabilité sont vagues parce qu'ils font allusion à d'autres textes. L'amendement que la majorité a rédigé permettra de clarifier certains critères tels que l'usage des pesticides. D'autres critères pourront donc être définis dans l'arrêté royal.
Le renvoi vers l'arrêté royal offre toute sécurité juridique. L'arrêté royal qui sera soumis au Conseil des ministres le 26 juin 2009 reprend à titre d'exemple le critère de 35% de réduction des émissions de CO2.
Par rapport à la norme du Comité européen de normalisation, ces impératifs d'une prompte adaptation aux normes européennes sont pris en compte. Les contrôles en matière de critères de durabilité existent bien puisque les producteurs doivent faire une déclaration à l'administration sur le type de matières premières utilisées. Ces déclarations doivent être faites à la fois à la DG Environnement du SPF Santé publique et à la DG Énergie du SPF Économie. Il existe aussi un mécanisme de sanctions par des amendes pour les pétroliers qui ne procéderaient pas au mélange. L'engagement de trois agents est d'ailleurs prévu pour cette mission de contrôle et de perception d'amendes, lequel engagement représente un budget de 85.000 euros qui sera inscrit au budget 2010.
Le ministre souligne que l'impact en termes de coût sur les consommateurs peut potentiellement être généré dans le cadre des règles du contrat-programme mais l'activation d'accises réduites peut neutraliser cet impact.
S'agissant du taux de 4% retenu, le ministre souligne que le taux de 5,75% est une moyenne. Sachant qu'à ce stade, on ne peut incorporer plus de 5% pour le diesel et plus de 7% pour l'essence, une moyenne à 4% a été établie pour éviter un surdosage pour le diesel. Il ajoute que le programme n'aura pas d'impact sur APETRA et les conditions de stockage.
Après les différentes répliques des membres, le ministre a précisé qu'il était prévu une clause d'exonération pour les produits de stockage APETRA qui seront fournis à des sociétés ne disposant pas de numéro d'accises, à savoir celles qui n'entrent pas dans le commerce normal. Il n'y a donc pas d'impact sur la question du stockage.
L'estimation finale du coût ne pourra être faite que lorsque les négociations seront terminées avec la fédération pétrolière et que l'impact sur le contrat-programme sera connu. L'estimation faite à ce jour permet de dire que la réduction d'accises génère une marge telle qu'il ne devrait pas y avoir d'impact sur le consommateur.
Le ministre a souligné que, lors du Printemps de l'environnement, il a été convenu de procéder à une évaluation de ces biocarburants de première génération. Le rapport devrait être remis en principe au ministre le 25 juin 2009. Les conclusions provisoires indiquent qu'il y aurait intérêt à glisser vers la deuxième génération, même si les problèmes subsisteront. La question du traitement de peupliers génétiquement modifiés pourra être traitée à ce moment, lorsque les produits issus de l'agriculture non alimentaire seront pris en compte.
En ce qui concerne les quantités, elles seront substantielles. Cela représente 400 millions de litres. Cela ne pose pas de problème en termes de quotas, mais cela constitue un défi en termes pratiques pour l'industrie. Le dispositif prévoit une évaluation peu avant le terme de deux ans, tant sur le plan technique, financier qu'industriel. À ce moment-là et en fonction de cette évaluation, une éventuelle décision de prolongation sera prise.
En ce qui concerne la discussion des articles, à l'article 1er, le ministre a signalé qu'un erratum avait été déposé pour retirer la référence à l'article 108 de la Constitution.
À l'article 2, l'amendement n° 1 a été déposé par Mme Lalieux et consorts pour préciser les critères de durabilité qui correspondent mieux avec le règlement. Mme Van der Straeten a fait remarquer que l'amendement n° 1 faisait référence à un règlement qui est directement d'application sans transposition; elle trouve dès lors dénué de sens qu'on ne puisse pas reprendre des éléments d'une directive.
L'amendement n° 3 vise à remplacer le point n° 8: les critères de durabilité énoncés sont insuffisants et doivent au minimum rencontrer les exigences de la directive 2009/28/CE du Parlement européen et du Conseil du 23 avril 2009 relatif à la promotion et à l'utilisation de l'énergie produite à partir de sources renouvelables.
Le ministre estime que l'amendement n° 3 constitue une sorte de transposition à la hussarde. Des éléments du type de ceux repris aux points 1 et 2 de l'amendement n° 3 seront eux repris dans l'arrêté royal définissant les critères de durabilité. Le ministre a précisé qu'il faudra par ailleurs voir si la transposition peut se faire par arrêté royal ou doit se faire par voie légale. Mme Van der Straeten a demandé ce que voulait dire le mot "récemment" et ce que voulaient dire les mots "réduction substantielle". Le ministre a ajouté que la réduction substantielle concerne bien les 35%; la notion de "récemment" sera précisée dans l'arrêté royal. Les autres critères trouvent une réponse dans l'amendement n° 1 qui fait référence précisément au règlement européen qui traite de ces critères.
L'arrêté royal sera soumis au Conseil des ministres de ce 26 juin 2009. L'urgence sera demandée au Conseil d'État pour être dans les meilleurs délais.
Mme Van der Straeten fait référence au point 10. Combien d'unités de production ont-elles été reconnues? Le ministre précise que sept unités ont été reconnues: quatre en biodiesel et trois bioéthanol. Les contrôles annuels sont effectués par la commission des biocarburants, commission administrative mixte qui regroupe les administrations relevant des ministres compétents, à savoir les ministres de l'Énergie, de la Santé publique et des Finances.
À l'article 7, à la demande de Mme Van der Straeten, le ministre a confirmé que tous les arrêtés royaux exécutant le projet de loi seront soumis au Conseil des ministres ce vendredi 26 juin 2009.
À l'article 8, l'amendement n° 5 de Mme Van der Straeten et consorts vise à supprimer le paragraphe 2. L'auteur renvoie à la discussion générale et à l'insécurité juridique résultant des deux régimes différents, d'une part, sur la base de la loi du 10 juin 2006 et, d'autre part, sur la base du projet de loi.
Le ministre renvoie également à la discussion générale. On se trouve dans un régime transitoire après la loi du 10 juin 2006. Du moment que la directive 2009/28/CE est transposée en droit interne, les mêmes critères seront d'application pour toutes les unités de production.
Mme Van der Straeten souhaite savoir si la DG Énergie dispose de suffisamment de moyens et de personnel pour effectuer les contrôles prévus au paragraphe 4; le ministre a répondu que les contrôles prévus à l'article 8 peuvent être effectués avec l'effectif existant. Par contre, pour la perception des amendes administratives prévues à l'article 10, la DG Énergie pourra engager trois membres du personnel supplémentaires.
À l'article
9, l'amendement n° 2 a été déposé par Mme Van der Straeten
et consorts. Il vise à ajouter à l'article 9 la phrase suivante: "Le
rapport de ces évaluations est transmis au Parlement fédéral", phrase
cohérente à la lumière des obligations semblables reprises dans les lois sur
l'électricité et le gaz. Le ministre reconnaît que le contrôle parlementaire
est important. Cependant, les membres du Parlement disposent déjà aujourd'hui,
sur simple demande, d'un droit de regard pour tous les rapports administratifs.
À l'article
16, la présidente, Mme Jadin, a signalé qu'il y avait une correction d'ordre
légistique à apporter au texte de cet article.
L'amendement
n° 4 de Mme Van der Straeten et consorts supprime les mots "sauf
prolongation de 24 mois par un arrêté royal délibéré en Conseil des
ministres"; le membre a également souhaité savoir si la prolongation
maximale pouvait dépasser la date du 30 juin 2013.
Le ministre
a désapprouvé l'amendement. Il a souhaité que l'on maintienne dans le
dispositif la possibilité de renouveler, par un arrêté royal délibéré en
Conseil des ministres, des engagements pour deux ans. Le gouvernement tiendra
évidemment compte des évaluations et des autres rapports disponibles. Il est
clair que cet arrêté royal devra intervenir avant le 30 juin 2011.
Il confirme, par conséquent, que la loi cessera d'être en vigueur au plus tard le 30 juin 2013.
À l'article 14, la présidente, Mme Jadin, a fait observer que cet article est superflu puisque l'article 108 de la Constitution stipule que le Roi prend les règlements et arrêtés nécessaires pour l'exécution des lois.
En ce qui concerne les votes, les articles auxquels aucun amendement n'a été déposé ainsi que l'amendement déposé par la majorité ont été votés à l'unanimité. Les amendements déposés par l'opposition ont été rejetés et les articles auxquels l'opposition avait déposé des amendements ont été votés par la majorité, l'opposition s'étant abstenue.
L'article 14 a été évidemment rejeté à l'unanimité puisqu'il n'avait plus de raison d'être.
L'ensemble du projet de loi tel qu'amendé moyennant les corrections légistiques a été adopté par 10 voix et 3 abstentions.
Monsieur le président, je voudrais remercier les services qui, disposant de seulement 24 heures, ont tout mis en œuvre pour que le rapport dans les deux langues puisse se trouver aujourd'hui sur vos bancs.
Lors de la discussion, le ministre a utilisé les termes "à la hussarde". C'est bien ainsi que les services ont travaillé et je les en félicite.
Le président: Madame Burgeon, je vous remercie pour votre rapport complet.
21.02 David Clarinval (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, permettez-moi de remercier Mme Burgeon pour son rapport très complet.
La directive européenne 2003/30 du Parlement européen vise à promouvoir l'utilisation de biocarburants au sein des États membres. Les chiffres indicatifs belges en cette matière sont fixés par arrêté royal à 5,75% de biocarburants. Afin d'atteindre cet objectif, le Parlement a adopté, le 10 juin 2006, une loi incitant fiscalement l'incorporation de biocarburants au sein du diesel et de l'essence routiers.
Malheureusement, – et nous en avions fait le constat à cette tribune, il y a plusieurs semaines, monsieur le ministre – cette politique incitative n'a pas été suffisante car les sociétés pétrolières incorporent peu de biocarburants et les quotas défiscalisés sont loin d'être atteints.
Sur base de ce constat, le présent projet prévoit une obligation d'incorporation de biocarburants à hauteur de 4% durant une première période de 24 mois. La Direction générale Énergie s'occupera avec le SPF Finances du contrôle de la loi et de ses arrêtés.
Cela étant dit, il convient d'apporter certaines précisions. Le groupe MR soutiendra bien évidemment la présente loi car elle est équilibrée à quatre égards. Premièrement, elle est équilibrée en matière d'impact de l'obligation nouvelle sur les prix à la consommation.
En effet, selon nos informations, l'incorporation de biocarburants engendre un surcoût pour le consommateur final mais celui-ci est grandement compensé par la défiscalisation apportée. M. le ministre nous a communiqué des chiffres en commission selon lesquels on pourrait même constater une diminution du coût final car le surcoût de 10 euros par 1.000 litres est effacé par un taux d'accises réduit de 16 euros par 1.000 litres.
Le deuxième équilibre porte sur le critère de durabilité envisagé. En effet, faute d'avoir pu disposer à temps de la directive européenne en préparation à cet égard, même si Mme Van der Straeten nous l'a remise en séance, le projet intègre tout de même des critères sévères en matière de pesticides, en matière de non-concurrence avec les produits alimentaires et en matière de protection des forêts primaires. En outre, ces critères seront encore renforcés par le biais des arrêtés royaux en préparation.
Le troisième équilibre réside dans l'appoint indispensable que cette obligation d'incorporation engendrera dans les usines belges qui transforment ces produits mais aussi et surtout chez les agriculteurs de ce pays qui sont dans une détresse économique incroyable, comme on l'a encore constaté récemment. Certes, les biocarburants ne peuvent pas et ne doivent pas être la seule solution pour le monde agricole mais ils contribueront en tout cas à cette solution.
Le quatrième équilibre se trouve dans les délais de mise en œuvre et d'évaluation qu'il est prévu d'avoir. Le ministre a bien insisté: la loi sera évaluée et les arrêtés royaux tiendront compte des modifications intervenues au niveau européen.
Monsieur le président, monsieur le ministre, voilà les quatre grands équilibres et les quatre raisons principales du soutien total du groupe MR à ce projet.
21.03 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, chers collègues, vous vous doutez certainement de l'intérêt du groupe Ecolo-Groen! pour les biocarburants, que nous préférons d'ailleurs appeler agrocarburants. Je changerai donc en premier lieu de vocabulaire.
Les agrocarburants ont constitué une sorte de mirage. Ils nous ont permis, plutôt que de réduire notre consommation de kilomètres, d'imaginer qu'il nous serait possible de rouler avec l'énergie de la biomasse.
Ce faisant, nous avons oublié de remettre en question notre consommation de carburant automobile. Nous avons aussi supposé que les terres agricoles étaient extensibles et que nous pouvions les utiliser massivement pour la production d'énergie, alors même que se profilait déjà la crise alimentaire. Ce mirage a eu des conséquences dramatiques. Assez rapidement, nous avons pu constater que l'annonce des objectifs européens d'abord de 5% et ensuite de 10% a suscité l'attente et les espoirs d'achat par l'Union européenne de carburants issus de la biomasse. Cela a donné lieu à de la spéculation dans de nombreux pays émergents. Au lieu de cultiver pour l'alimentation, beaucoup se sont engagés dans des cultures de palmiers à huile ou de cannes à sucre. Il a également été spéculé sur le colza, le soja, etc. Tout pouvait servir aux agrocarburants et être exporté vers l'Europe. Malheureusement, ce mouvement est en route dans de nombreux pays. Les grandes sociétés se sont appropriées les terres. Les paysans ont été expulsés et les droits de l'homme bafoués. Certains environnements ont été détruits par la déforestation. Des lieux précieux de biodiversité ont disparu par l'effet indirect de l'augmentation des mises en culture des agrocarburants.
Je souhaite ici rappeler l'avis du Conseil fédéral du développement durable (CFDD) car il me semble intéressant, en ce sens qu'il exprime un consensus au niveau des partenaires sociaux en Belgique. Je cite: "savoir si les biocarburants peuvent contribuer à la réduction des émissions de gaz à effet de serre dépend surtout du type de biomasse, de l'utilisation des sols et de la prise en compte ou non des émissions indirectes. Une demande accrue du secteur des transports annule souvent la réduction des émissions de gaz à effet de serre." Le CFDD répète donc qu'il faut, avant toute chose, promouvoir une politique générale de mobilité axée sur la gestion de la demande, un juste prix pour tous les modes de transport, le développement des alternatives aux transports routier et aérien, les innovations technologiques, l'aménagement du territoire, une meilleure organisation du travail et une meilleure gestion des taux d'occupation. Il dit encore: "l'objectif de 10% des biocarburants ne peut être atteint actuellement que si l'Union européenne introduit des biocarburants à grande échelle." Le Conseil estime donc qu'il faut revoir cet objectif de 10% dans le cadre d'une approche de développement durable.
Je voulais aussi rappeler qu'il faut utiliser 11% de la surface agricole utile pour produire, par exemple en Belgique, 5,75% de nos carburants par la biomasse. Si on veut atteindre 10%, on doit utiliser entre 15 à 20% de la surface agricole. Est-on prêt à sacrifier cette surface agricole? Nous savons que ce n'est pas réaliste et que nous devrons inévitablement recourir à des importations pour atteindre ces objectifs. On touchera alors aux effets induits qui peuvent être dramatiques sur les plans social et environnemental.
Le groupe des Verts au Parlement européen a donc effectivement remis en cause cet objectif. Nous avons fait de même au sein des différentes enceintes parlementaires. Nous avons demandé un moratoire. Nous demandons que les biocarburants atteignent une diminution effective d'au moins 60%. Cela nous semble inutile d'utiliser tant d'énergie pour produire de la biomasse qui n'économise pas tellement de CO2 et de gaz à effet de serre. Nous voulons également associer à cette mesure une politique de réduction de la consommation des voitures.
Au niveau fédéral, nous serions pour une défiscalisation plus fine, en fonction des émissions de CO2 produites. Cela pourrait faire l'objet d'une réflexion ultérieure. C'est en tout cas une mesure que nous avons défendue.
Que s'est-il passé entre-temps? La directive sur les énergies renouvelables a été votée au Parlement européen et elle est parue au début de ce mois au Journal officiel.
Les critères établis sont une réduction des gaz à effet de serre de 35% – c'est un minimum. D'autres critères sont intéressants – même si pour nous ils ne sont pas suffisants – dans la mesure où ils indiquent que les biocarburants ne peuvent pas être produits à partir de matières premières provenant de terres de grande valeur en termes de diversité biologique. On cite les forêts primaires, les tourbières et toute une série de zones reprises dans la Convention internationale sur la biodiversité.
Ce texte a été travaillé avec précision et nous reconnaissons ses qualités. Nous pensons qu'il doit maintenant nous servir de référence.
C'est là notre déception par rapport au projet de loi qui nous est aujourd'hui proposé. Monsieur le ministre, vous saviez que ces critères, parus au Journal Officiel, étaient dans la directive européenne parue au mois de mars. Vous pouviez les utiliser dans ce projet de loi. Nous ne comprenons pas pourquoi vous ne l'avez pas fait. C'est l'objet de notre amendement principal, que nous réintroduisons aujourd'hui en espérant vous convaincre.
Nous sommes favorables à l'amendement de la majorité qui a modifié le texte initial disant qu'on pouvait appeler durable un biocarburant issu de pratiques agricoles qui utilisaient le moins possible de pesticides. Cela se trouvait dans le premier texte, assez vague. Ici, vous avez repris l'éco-conditionnalité. Si vous pouviez reprendre le texte de l'éco-conditionnalité, je ne vois pas pourquoi vous ne pouviez pas reprendre le texte de la directive qui est à votre disposition et qui peut être transposé dans cette loi.
J'en viens à votre objection sur le fait que les unités de production belges seraient soumises à moins de contraintes que les importateurs d'agrocarburants. Pourquoi ne pas modifier la loi de 2006 et les critères d'agrément des ces unités de production que nous voulons soutenir?
Nous maintenons un amendement qui porte principalement sur la nature des critères de durabilité et un amendement sur la question de la traçabilité et du contrôle. Nous ne sommes pas opposés à l'incorporation obligatoire des biocarburants produits par ces unités agréées en Belgique et qui font l'objet de défiscalisation mais nous voulons des critères plus sérieux. C'est la raison pour laquelle nous nous abstiendrons, sauf si nos amendements sont acceptés.
21.04 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, collega's, ondanks het zeer uitgebreide rapport van mevrouw Burgeon, waarin mijn argumenten voldoende duidelijk naar voren werden gebracht, wil ik toch gebruikmaken van dit forum. Toen de commissie gisteren uit mekaar ging, leek er toch een klein misverstand te bestaan. Collega Lalieux, die hier vandaag niet is, zei tussen neus en lippen: zie je nu wel, de Groenen zijn tegen biobrandstoffen!
Ik zou hier klaar en duidelijk willen zeggen dat de Groenen inderdaad tegen biobrandstoffen zijn en tegen het inzetten van biomassa als het erover gaat om biobrandstoffen in auto's te kappen. Het is immers absoluut geen duurzame maatregel. Ik ben er niet van overtuigd op het vlak van de CO² en het is zeker geen oplossing voor het mobiliteitsvraagstuk in zijn geheel, dat uiteindelijk gaat over het zich op een andere manier verplaatsen.
Ik sta zelfs niet alleen met die vaststelling. Ik luister altijd met zeer veel plezier naar een andere PS-collega, de heer Cornil, die niet nalaat om op diverse fora, zoals in de Bijzondere commissie voor het Klimaat, als de heer De Schutter is komen spreken, te wijzen op de schadelijke effecten van een ondoordacht gebruik van biomassa in de vorm van biobrandstoffen voor wagens. Mevrouw Lalieux heeft het goed begrepen. Ik denk dat zij eens goed moet luisteren naar haar partijgenoot, de heer Cornil, want er zijn echt wel andere, betere toepassingen voor biomassa dan er brandstof van te maken.
Het standpunt van mijn partij is duidelijk. Wij zijn voor streng gecertificeerde biomassa voor de productie van warmte en elektriciteit, wat veel efficiënter is dan er biobrandstoffen van te maken. Ik heb in de commissie en ook hier in de plenaire vergadering al verschillende keren gezegd dat wij vandaag in ons land het slachtoffer zijn van een schizofreen beleid waarbij verschillende ministers een aantal jaren geleden op verschillende bevoegdheidsniveaus meenden het licht te hebben gezien en biobrandstoffen zwaar hebben aangemoedigd. Alle bussen zouden moeten rijden op biobrandstoffen. Er is een bepaalde industrie ontstaan die zich daarop is gaan toeleggen. In die zin heb ik er ook wel begrip voor dat het wetsontwerp vandaag wordt behandeld. Het is tenslotte een tijdelijke overgangsmaatregel, omdat het niet de bedoeling kan zijn om bepaalde bedrijven over kop te laten gaan.
Het is toch een beetje een gemiste kans. Voor die criteria is er immers de Europese richtlijn en die is duidelijk. De criteria worden evenwel niet op dezelfde exhaustieve manier in het wetsontwerp opgenomen, enerzijds, en er bestaan verschillende teksten naast mekaar waarin verschillende criteria worden gehanteerd, anderzijds.
Het is voor mij en voor mijn fractie een doorn in het oog dat er een vrijstelling wordt verleend van bewijs als het gaat over de bestaande bedrijven, de erkende productie-instellingen. Zij moeten geen bewijs van duurzaamheid meer leveren, omdat zij reeds aan bepaalde criteria moesten voldoen om hun erkenning te krijgen. Het is niet gewenst om een bepaalde vorm van discriminatie te laten ontstaan. Op dit vlak had zelfs een tijdelijke maatregel toch iets consistenter kunnen zijn.
Ik kan er beperkt vrede mee nemen, omdat het een tijdelijke maatregel is, maximaal twee plus twee jaar, dus maximaal vier jaar. Het zou aflopen, dat hebt u duidelijk gezegd, mijnheer de minister, in 2013. Wij zijn bereid om hieraan mee te werken, met al onze expertise en alle mogelijke input. Het moment is aangebroken om een consistente visie en een consistent beleid in verband met biomassa te ontwikkelen. Op dat vlak verwacht ik veel van het Observatorium voor Biomassa. In de Lente van het Leefmilieu werd er beloofd dat er zal worden gewerkt aan de transparantie van de keten. Ik weet dat de Gewesten dat vervelend vinden en zich afvragen waarom dit op federaal niveau moet gebeuren. Ik hoop dat het federaal en het gewestelijk niveau de krachten zullen bundelen om, vanuit de Lente van het Leefmilieu, een consistente visie te ontwikkelen.
Op die manier zullen wij niet meer te maken hebben met reparatiewetgeving, zoals vandaag. Dit kan de start zijn naar een structureel beleid waarbij biomassa op de meest efficiënte wijze wordt gebruikt ingezet. Met de huidige kennis zal dat veeleer zijn voor elektriciteit en voor warmte dan voor mobiliteitstoepassingen onder de vorm van brandstof.
De import van biomassa zullen wij moeten vermijden. De voorbeelden die wij vandaag hebben houden immers een zeer grote concurrentie in met voedsel, maar ook met biodiversiteit en andere zaken.
Ik wil er mijn ogen voor sluiten, gezien het verleden, maar ik hoop dat dit geen excuus is om in de toekomst de zaken blauwblauw te laten, zoals vandaag het geval is. Ik hoop dat in de toekomst de koe bij de horens wordt gevat en er een beter en consistenter beleid wordt uitgewerkt, waar alle entiteiten in dit land achter staan en waar ook alle stakeholders, tot en met het bedrijfsleven en de energieproducenten, zich achter scharen. Duurzaamheid moet exhaustief en bovenaan op de agenda staan, maar mag geen vervelend aanhangsel zijn.
21.05 Joseph George (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, en effet, en ce dossier, l'Europe nous a imposé un cadre juridique en 2003: "Les États membres doivent veiller à ce qu'une part minimale de biocarburants et de carburants renouvelables soit faite sur le marché".
En 2005, un arrêté royal fixe les chiffres indicatifs. Il est bon de les rappeler: en 2005, 2%, plus une base de croissance annuelle de 0,75%. En 2006, on a choisi, pour s'inscrire dans cette logique, la voie des incitants fiscaux; c'est une loi de 2006 qui a permis des tarifs réduits en matière d'accises pour les biocarburants.
Nous sommes en 2008. Le ministre nous l'a rappelé en commission, mais nous l'avions constaté: les résultats n'ont pas suivi. Le pourcentage des biocarburants n'aurait été que 1,15% en 2007 et sera même de moins de 1% en 2008. Il appartenait dès lors, comme cela a été précisé en commission, de changer de méthode: au lieu d'une méthode purement incitative, où on laisserait faire le marché, il s'agirait de choisir une méthode plus dirigiste et plus contraignante.
C'est apparemment la seule qui s'avérerait efficace puisque, faut-il croire, des entreprises pétrolières rechignent à incorporer des biocarburants soit parce que les incitants fiscaux seraient insuffisants, ce qui nous apparaît évidemment peu crédible, soit parce qu'il y aurait des difficultés techniques, ce qui nous apparaît aussi résoluble, soit parce qu'elles n'entendent pas ouvrir la porte à d'éventuels concurrents, ce qui pourrait être plus crédible.
Le dispositif mis en place, après changement de méthode, vise à imposer au moins 4% par année à partir du 1er juillet prochain.
L'élément essentiel dans le dispositif à mettre en place est évidemment celui des critères de durabilité. Nous sommes tous d'accord et l'amendement déposé vise à insister sur cet aspect des choses: il ne peut être envisagé dans ce cadre que les matières premières viennent d'aires agricoles à l'extérieur de l'espace européen. Il ne peut être accepté d'utiliser des produits d'autres pays de la planète pour satisfaire à ce besoin.
Pour compléter les dires d'autres intervenants, je rappelle qu'en 2003, l'Europe connaissait auparavant le système des jachères; on l'oublie peut-être, mais ce système imposait à nos agriculteurs de ne pas exploiter une partie de leurs terres agricoles, ce qui est un non-sens relativement à la simple réalité économique.
Monsieur le ministre, nous serons attentifs à l'arrêté royal qui sera pris. Il pourrait effectivement être encore plus précis quant aux critères de durabilité. Il importera d'être très clair à cet égard. Si on s'inscrit dans cette logique, il conviendra peut-être de revoir plus clairement l'ensemble des dispositifs à bref délai. Mais en tout cas, le dispositif prévu par la loi s'inscrit dans une logique qu'il faut poursuivre.
21.06 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, tijdens de bespreking in de commissie heeft onze fractie zich onthouden bij de stemming over het geheel van het wetsontwerp en hebben we de meeste amendementen van de oppositie gesteund.
Onze fractie zal het wetsontwerp in globo in de plenaire vergadering goedkeuren, omdat wij vinden, in tegenstelling tot wat mevrouw Van der Straeten zegt, dat benzine en diesel op een meer verplichte manier met biobrandstoffen zouden moeten worden vermengd. Ik voeg daar onmiddellijk aan toe dat er inderdaad een fundamenteel debat zou mogen plaatsvinden over biobrandstoffen, mevrouw Van der Straeten. De hype, die een paar jaar geleden over biobrandstoffen ontstond, is inderdaad over. Wij zouden dus best een fundamenteel debat voeren over het nut of de nutteloosheid van biobrandstoffen.
Ik zal mij in de plenaire vergadering bij de stemming onthouden, in tegenstelling tot de rest van mijn fractie, omdat ik mijn bezorgdheid wil uiten over een drietal punten in het wetsontwerp.
Ten eerste, leefmilieu is eigenlijk een bevoegdheid van de Gewesten. Onderhavig wetsontwerp begeeft zich misschien gedeeltelijk op het terrein van de bevoegdheden van de Gewesten.
Ik verwijs naar het advies van de Raad van State, waar toch gerede twijfel blijft bestaan of een en ander wel helemaal tot de bevoegdheid van de federale overheid behoort. Op pagina 20 in het advies lezen wij bijvoorbeeld: "Uit de toelichting blijkt dat de stellers van het ontwerp met de ontworpen regeling blijkbaar geen productnormen of technische voorschriften beogen vast te stellen" Daarom zou het volgens de Raad van State niet tot de bevoegdheid van de federale overheid behoren.
Iets verder staat: "De Raad van State kan zich evenwel niet van de indruk ontdoen dat met de ontworpen regeling toch het terrein van de productnormen" – lees federale bevoegdheid – "wordt betreden". Daar zit toch een contradictio in, waarover wij onze bezorgdheid willen uiten.
Ten tweede, een algemeen beleid betreffende biobrandstoffen – ter zake treed ik een aantal collega’s bij – bestaat in België niet. Onderhavig wetsontwerp maakt daar ook geen einde aan. Wij blijven toch in de kou staan.
Mijnheer de minister, wij hebben ook bedenkingen bij een aantal onduidelijkheden en vaagheden in het wetsontwerp. Ik verwijs naar pagina 28, artikel 2, 8° “duurzame biobrandstoffen”. Het gaat over gebruikmaking van “zo weinig mogelijk meststoffen”. Dat is weinig precies. Ik citeer: “De grondstoffen mogen niet afkomstig zijn van landbouwareaal buiten de EG die onlangs voorwerp is geweest van ontbossing.” Ook “onlangs” is zo’n vage term. Wij vinden het dus niet zo’n goede wetgeving.
Ten gronde gaan wij wel met de meerderheid akkoord om meer vermenging met biobrandstoffen op te leggen.
21.07 Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, onze fractie heeft nog enkele bemerkingen. De meeste biobrandstoffen zullen uit voedingsgewassen worden geproduceerd. Ik citeer ex-premier Leterme: “Het is onethisch om voedsel om te zetten in brandstof op een moment dat één miljard mensen honger lijden.”
Ten tweede zijn we ook niet volledig gerustgesteld over de duurzaamheidscriteria. Daarom zullen wij ons onthouden.
De voorzitter:
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2037/5)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2037/5)
Het wetsontwerp telt 13 artikelen.
Le projet de loi compte 13 articles.
* *
* * *
Amendements déposés:
Ingediende
amendementen:
Art. 2
• 3 - Tinne Van der Straeten cs (2037/3)
Art. 8
• 5 - Tinne Van der Straeten cs (2037/3)
* *
* * *
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen en artikelen en over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et les articles réservés ainsi que sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
* * * * *
Besluit van de artikelsgewijze bespreking:
Conclusion de
la discussion des articles:
Réservé: le
vote sur les amendements et les articles 2, 8.
Aangehouden: de stemming over de amendementen en artikelen 2, 8.
Artikel per artikel aangenomen: de artikelen 1,3-7, 9-13 .
Adoptés
article par article: les articles 1, 3-7, 9-13.
* *
* * *
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 25 juni 2009 om 18.50 uur.
La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 25 juin 2009 à 18.50 heures.
De vergadering wordt gesloten om 18.32 uur.
La séance est levée à 18.32 heures.
Dit verslag heeft geen bijlage. |
Ce
compte rendu n'a pas d'annexe. |