Séance plénière |
|
van donderdag 18 juni 2009 Namiddag ______ |
du jeudi 18 juin 2009 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.16 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.
La séance est ouverte à 14.16 heures et présidée par M. Patrick Dewael.
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:
Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:
Herman Van
Rompuy, Didier Reynders.
De voorzitter: De vergadering is geopend.
La séance est ouverte.
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Daniel Ducarme,
Claude Eerdekens, Carine Lecomte, wegens gezondheidsredenen / pour raisons de
santé;
Jean Cornil,
Valérie Déom, Wouter De Vriendt, Elio Di Rupo, wegens ambtsplicht / pour
devoirs de mandat;
François Bellot, met zending buitenslands / en mission à l'étranger;
Guy Coëme, André Perpète, familierouw / deuil familial;
Luc Sevenhans, Benelux;
François-Xavier de Donnea, OESO / OCDE.
01 Vraag van de heer Gerolf Annemans aan de eerste minister over "het Overlegcomité als forum voor de verdere staatshervorming" (nr. P1187)
01 Question de M. Gerolf Annemans au premier ministre sur "le Comité de concertation en tant que forum pour la poursuite de la réforme de l'État" (n° P1187)
01.01 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, u zult het mij hopelijk niet kwalijk nemen dat ik even bij u pols naar de stand van zaken. In uw regeerakkoord – het is wel een beetje aangepast, maar het is nog altijd geldig – was, in de woorden van Yves Leterme, bepaald dat de staatshervorming naar de dialoog van twee Gemeenschappen zou gaan. U had daar toen al wel ingesluisd dat voor BHV niettemin een werkgroep binnen het Overlegcomité moest worden opgericht.
Nu lezen wij, als brave Vlaamse burgers, in de nota van de heer Peeters dat de hele staatshervorming naar het Overlegcomité zal gaan. Er zal dus geen overleg meer zijn van Gemeenschap tot Gemeenschap, maar wel een overleg met alle mogelijke gewestregeringen, onder leiding van een stevige delegatie van het federale niveau.
Ik denk dat daarmee alles opnieuw naar het federale niveau wordt gesleurd en dat het niet langer gemeenschapsgebonden, maar gewestgebonden wordt georganiseerd, althans indien we mogen aannemen dat de nota van de heer Peeters door u zou zijn geïnspireerd. Dat wil ik natuurlijk vandaag nagaan.
Heeft de federale premier daarover met Kris Peeters overleg gehad? Hebt u mogelijkerwijze voor of achter de schermen overleg gehad met de Franstaligen over deze methodiek inzake staatshervorming? Zo ja, welke timing is er op dat vlak afgesproken? Weet u hiervan en wat is daarvan de bedoeling? Of weet u er niets van en wat is dan de bedoeling van de heer Peeters, volgens u?
01.02 Eerste minister Herman Van Rompuy: Mijnheer de voorzitter, waarde collega, ik heb kennis en akte genomen van het voorstel in de onderhandelingsnota van de heer Kris Peeters om, als de nieuwe Vlaamse regering is gevormd en geïnstalleerd, de staatshervorming te agenderen op het Overlegcomité met de bedoeling daar afspraken te maken over, en ik citeer: "… de methodologie, de doelstellingen en de materies voor een verdere staatshervorming". Alle opties zijn blijkbaar open. Volgens artikel 5, §4, van het huishoudelijk reglement van het Overlegcomité kunnen de leden van het comité alle punten brengen, ik citeer andermaal: "… waarvan zij de bespreking wensen".
Indien de nieuwe Vlaamse regering handelt zoals in de onderhandelingsnota wordt voorgesteld, lijkt het mij niet meer dan normaal dat het Overlegcomité dat agendapunt bespreekt.
01.03 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik neem kennis en akte van het antwoord van de eerste minister. Ik heb begrepen dat hij helemaal niet "geboulverseerd" is, helemaal niet achterovervalt van de geslepenheid waarmee Kris Peeters de bevoegdheid van de staatshervorming aan zijn dialoog van Gemeenschap tot Gemeenschap heeft onttrokken. Van Rompuy is niet achterovergevallen van het feit dat zijn dialoog van Gemeenschap tot Gemeenschap nu helemaal zinledig wordt gemaakt.
Ik vermoed en blijf vermoeden dat er toch enig overleg heeft plaatsgevonden. Ik vermoed ook dat de nota van Kris Peeters als muziek in de oren van de premier heeft geklonken. Alles werd achter de schermen van CD&V beklonken. Wegens de omvang van de problemen, en niet het minst de budgettaire situatie van de federale overheid, wordt in de nota van de heer Peeters nu al aangekondigd dat er een engagement van Vlaanderen zal komen. Het woord engagement staat al in de nota. Dit is allemaal muziek in uw oren.
Er zal niet buiten de lijntjes worden gekleurd, mijnheer Jambon. Het zal allemaal binnen het grondwettelijk en wettelijk kader gebeuren. De afspraken en de methodologie worden verwezen naar een orgaan waar ik, zolang ik in deze Kamer zit, nooit iets politiek heb zien uitkomen. Het Overlegcomité van de gewestregeringen heeft nog nooit iets politiek voortgebracht, maar ik neem aan dat dit ook de bedoeling is.
Het incident is gesloten.
02 Question de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers au premier ministre sur "les revendications des producteurs laitiers" (n° P1188)
02 Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de eerste minister over "de eisen van de melkproducenten" (nr. P1188)
02.01 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le premier ministre, vous vous rendrez tout à l'heure au Conseil européen. Vous savez que les agriculteurs sont arrivés dans toute la ville avec leur tracteur pour manifester en faveur de la survie du secteur laitier. La semaine dernière, j'avais déjà alerté mes collègues sur la crise qui frappe si durement les producteurs, puisque le prix du lait a tellement baissé que plus aucune production de lait n'est rentable aujourd'hui. Ce sont tout particulièrement les plus petites exploitations qui se retrouvent dans une situation de détresse, à telle enseigne qu'on parle de 20 à 30% d'abandon des exploitations laitières, notamment en Région wallonne.
Je voulais attirer votre attention sur la menace qui pèse sur notre modèle de production agricole. L'Europe est directement concernée, dans la mesure où la hausse des quotas et la libéralisation de la politique agricole commune ont provoqué cette crise.
Pouvez-vous me confirmer que le Conseil européen entendra les revendications des producteurs laitiers? Allez-vous plaider pour qu'ils soient écoutés et pour qu'une solution soit trouvée?
02.02 Herman Van Rompuy, premier ministre: Monsieur le président, madame Snoy, la Région wallonne demande une réduction des quotas laitiers existants afin d'augmenter les prix. Cette exigence est également défendue par le ministre régional démissionnaire, M. Lutgen. La Région flamande, par contre, estime que les quotas peuvent être davantage assouplis en conformité avec les 'health checks', les bilans de santé. La Région flamande demande davantage de soutien au niveau des revenus des producteurs de lait et non pas au niveau des prix et voit d'autres secteurs en difficulté comme le secteur porcin, par exemple.
En raison de l'absence de consensus entre les Régions, l'autorité fédérale ne peut prendre position en vertu des accords de coopération de 2003. Comme vous le savez, depuis la régionalisation du secteur de l'agriculture sous une autre coalition, il faut un consensus entre les deux Régions. S'il n'y en a pas, la Belgique en tant que telle doit s'abstenir.
La problématique des quotas laitiers sera évoquée au Conseil européen d'aujourd'hui. Je ne manquerai pas d'intervenir. Je prendrai la parole en tenant compte de la position qui est la nôtre en vertu de cet accord.
02.03 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le premier ministre, je suis ravie d'apprendre que ce point sera inscrit à l'ordre du jour. Je connais cette divergence de position entre les Régions. Néanmoins, j'attire l'attention sur le lien existant entre l'activité économique et la question environnementale. Je pense que le maintien d'une production laitière liée, en amont et en aval, à la production d'herbe et d'engrais organiques, sera mis en cause. Il importe, pour la défense tant de l'environnement que de l'emploi, de dépasser ce clivage entre nos Régions J'espère que d'autres États membres soutiendront cette demande de prise en compte des revenus des producteurs laitiers, mais surtout un retour au mécanisme de gestion de l'offre qu'il ne faut pas abandonner, sous peine de condamner le modèle européen agricole.
L'incident est clos.
- de heer Luk Van Biesen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het Lamfalussy-rapport" (nr. P1189)
- de heer Dirk Van der Maelen aan de eerste minister over "het Lamfalussy-rapport" (nr. P1190)
- mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het Lamfalussy-rapport" (nr. P1191)
- de heer Robert Van de Velde aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het Lamfalussy-rapport" (nr. P1192)
- M. Luk Van Biesen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le rapport Lamfalussy" (n° P1189)
- M. Dirk Van der Maelen au premier ministre sur "le rapport Lamfalussy" (n° P1190)
- Mme Meyrem Almaci au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le rapport Lamfalussy" (n° P1191)
- M. Robert Van de Velde au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le rapport Lamfalussy" (n° P1192)
03.01 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eerste minister en minister van Financiën, we hebben het er gisteren in de commissie voor de Financiën al over kunnen hebben, omdat we een Europese richtlijn hebben omgezet in een Belgische wettekst. Die richtlijn bevat reeds een eerste aanhef over de wijze van toezicht op het beheer van financiële organismen.
Tijdens die bespreking hebben wij het uiteraard ook even gehad over het rapport dat werd ingediend door het Comité voor Nieuwe Financiële Structuren, opgesteld door de heer Lamfalussy. Hij stelt voor om een nieuw comité op te richten, namelijk het Comité voor Systeemrisico’s. We hebben in het Parlement een gezamenlijke werkgroep gehad van Kamer en Senaat die aanbevelingen heeft geformuleerd om een financiële crisis, zoals we hebben meegemaakt; in de toekomst te voorkomen. We hebben gisteren de richtlijn omgezet. We hebben ook de expertengroep gehad en we hebben nu het rapport-Lamfalussy.
De essentiële vraag voor de werking van het Parlement is enerzijds wat de houding van de regering is ten opzichte van de werkstukken, en anderzijds, hoe we een en ander zullen implementeren, hoe we de koe bij de hoorns zullen vatten om ervoor te zorgen dat de spaarcenten van de mensen voor altijd en eeuwig gewaarborgd blijven en avonturen, zoals we hebben meegemaakt, zich niet meer kunnen herhalen. Dat is eigenlijk de essentie van ons verhaal.
Mijnheer de minister, onderschrijft u de aanbevelingen van het Comité voor de Nieuwe Financiële Structuur?
Hoe ziet u de inpassing CBFA, Nationale Bank en het nieuwe Comité voor Systeemrisico’s?
Ziet u fundamentele verschillen tussen de aanbevelingen die de gezamenlijke commissie van Kamer en Senaat heeft gedaan, en de aanbevelingen die het Comité voor een Nieuwe Financiële Structuur heeft gedaan?
Bent u van oordeel dat we, indien we alle aanbevelingen omzetten in wetteksten, wij voldoende gewapend zijn om een nieuwe financiële crisis zoals we er een hebben ervaren, te voorkomen?
03.02 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, onze fractie maakt zich ongerust over hetgeen we hebben vernomen nu het rapport-Lamfalussy ter beschikking is en ongerust omdat wij over een aantal andere zaken dan weer niets horen.
Ten eerste, wat betreft het rapport-Lamfalussy, ik was met verstomming geslagen toen ik de heer Lamfalussy hoorde toegeven dat hij wist dat er meer nodig was, maar dat hij rekening had gehouden met wat politiek haalbaar is. Dat heeft hij inderdaad gedaan. Wanneer ik zijn voorstel inzake het toezicht op de banksector vergelijk met wat we nu hebben, is het verschil bijna onbestaand. De naam van het Comité voor Financiële Stabiliteit verandert in Comité voor Systeemrisico's en er komt een onafhankelijk expert bij.
Dat is wat de heer Lamfalussy voorstelt en dat is inderdaad de politieke haalbaarheid. Degenen die verantwoordelijk zijn voor de crisis, degenen die niet hebben gezien wat er op ons afkwam, mogen rustig blijven zitten in hetzelfde controleorgaan.
Ten tweede, we zijn ongerust, omdat we een aantal belangrijke zaken niet horen. Wij horen niets over strenge regulering van de spaarproducten. Obama kondigde gisteren aan wat wij al meer dan een jaar verdedigen, met name dat er een agentschap moet komen dat het risicogehalte van de spaarproducten bepaalt.
We horen niets meer over de scheiding tussen investeringsbanken en spaarbanken en we horen ook niet meer dat gewone banken niet op de beurs zouden mogen genoteerd zijn.
Mijnheer de minister, mijn vragen zijn de volgende. Ten eerste, is de regering van plan om, vertrekkend van het rapport-Lamfalussy, een nieuwe architectuur uit te tekenen? Indien ja, dan mag u op voorhand weten dat dat voor ons ruim onvoldoende zal zijn.
Mijn tweede vraag is dezelfde als die van collega Van Biesen. Wanneer zal deze regering van stilstand eindelijk werk maken van de aanbevelingen van de bijzondere commissie belast met het onderzoek naar de financiële en bankcrisis, die hier een goed rapport heeft afgeleverd en waarover ik van de regering tot op heden niets heb gehoord.
03.03 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal niet herhalen wat al gezegd is. Ik zal het kort houden.
Er is het rapport-Lamfalussy. Er is het rapport van de bankencommissie. Er is het rapport-de Larosière. Heel wat financiële experts in ons land en daarbuiten hebben zich gebogen over de financiële crisis en wat moet worden gedaan om zoiets in de toekomst te voorkomen.
Waar het vandaag om gaat, is de reactie van zowel de voorzitter van de Nationale Bank van België als van de voorzitter van de CBFA, de heer Servais, over wat in het rapport staat.
Mijnheer de minister, bent u het eens met de aanbevelingen in het rapport-Lamfalussy met betrekking tot de oprichting van een comité voor systeemrisico's?
Wat vindt u van de uitspraak van de heer Quaden met betrekking tot het pleidooi voor het Nederlands model voor de integratie van een dergelijke CRS binnen de Nationale Bank van België?
Wat vindt u van de kritiek over de politieke benoemingen bij de CBFA?
Op welke manier – dit is ook een grote bezorgdheid –, bent u van plan de integratie van de verschillende rapporten met aanbevelingen die er momenteel zijn, te verzorgen?
03.04 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, voor wie nog twijfelt, het rapport-Lamfalussy heeft alle twijfel weggenomen. In bewoordingen die zelfs hier in het Parlement nog niet waren gehoord, onderstreept het rapport, ten eerste, dat het toezicht op de financiële sector in België waardeloos is. Ten tweede, het onderstreept ook dat net dat toezicht een financiële crisis en de gevolgen die wij daarvan hebben gedragen, had kunnen vermijden.
Ik heb twee grote zorgen. Ten eerste, ik zie een regering zonder visie. Er mocht op geen enkele manier in de bijzondere bankencommissie worden gediscussieerd over de manier waarop het financieel toezicht zou worden georganiseerd.
Nu wordt een voorstel geformuleerd in het rapport-Lamfalussy. Men ziet meteen, door het gebrek aan visie bij de regering, de verschillende partijen over straat rollen. Het machtspel is begonnen. De heer Servais neemt stelling in. De heer Quaden neemt stelling in. Zij voelen zich persoonlijk aangevallen en zij gaan voor het machtspel in de plaats van te denken aan het goede toezicht en de mogelijke vooruitgang die kan worden geboekt.
Een tweede zorg is de snelheid van uitvoering. De heer Van der Maelen verwees reeds naar Obama. Indien wij iets moeten onthouden uit de commissievergadering van gisteren, is het wel de snelheid van uitvoering en de druk die op de snelheid wordt gezet, teneinde ervoor te zorgen dat wij snel tot een oplossing komen om op die manier het vertrouwen in de markt te herstellen en te voorkomen dat er problemen zouden rijzen zoals onlangs gebeurde toen een van onze banken meteen met gigantische, niet gekende problemen naar boven kwam.
Mijn vragen zijn heel duidelijk.
Wat zal de regering doen? Welke visie zal zij aanhangen? Wordt het de geïntegreerde of de coöperatieve visie?
Wanneer mogen wij een eerste stap verwachten? Na twee maanden is er immers nog niets gebeurd.
03.05 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, ten eerste, wij hebben gisteren in de commissie voor de Financiën al een bespreking gewijd aan het verslag van het Comité-Lamfalussy.
Ik heb gisteren al op twee zaken gewezen.
Ten eerste, wij wachten op de oprichting in het Parlement van een opvolgingscommissie om de verschillende aanbevelingen van de bijzondere Kamer- en Senaatscommissie betreffende de financiële crisis op te volgen. Er zijn ter zake al verschillende besprekingen in de Conferentie van voorzitters gehouden. Wij hopen echter dat het voor de regering mogelijk zal zijn om met het Parlement in voornoemde opvolgingscommissie samen te werken.
Wij zijn dus niet te laat. Wij wachten. Er is een verschil tussen beide.
Ten tweede, ik heb ook opgemerkt dat wij binnen de regering aan het verslag een bespreking zullen wijden. Wij hopen dat het mogelijk zal zijn om vóór het einde van 2009 een aantal teksten in het Parlement in te dienen, waarover tegen voornoemd tijdstip misschien zelfs al kan worden gestemd.
Mijnheer de voorzitter, ik heb enkele punten om ons standpunt over voornoemd verslag te verduidelijken.
De oprichting van een Comité voor Systeemrisico’s past in de logica van het rapport-de Larosière. Ik kan u bevestigen dat ik de oprichting volledig onderschrijf.
Het rapport van de heer Lamfalussy formuleert een voorstel over de samenstelling van dit comité. De regering zal het voorstel aandachtig bestuderen. Echter, dat het aantal leden van het comité moet worden beperkt en dat het secretariaat van het comité moet worden versterkt, lijken mij nu al zinvolle aanbevelingen te zijn.
Ik ben voorstander van het idee van een realistische hervorming die erop gericht is snel te voldoen aan de noodzakelijke versterking van het macroprudentieel toezicht. Niet alleen de heer Lamfalussy maar ook de voorzitter van de Europese Commissie hebben dit tijdens de presentatie van het verslag beklemtoond.
Voor het overige toont de ervaring aan dat de prudentiële structuur uiteindelijk weinig impact heeft op het prestatievermogen van de instelling. Hetgeen telt is hun daadwerkelijke werkwijze.
Wij gaan de aanbevelingen van het comité Lamfalussy en van de bijzondere commissie grondig analyseren. Ik heb de indruk dat die in de grote lijnen samenvallen, althans afgezien van een aantal opmerkingen die volgens mij een enigszins politieke dimensie hebben gekregen.
De oprichting van een Comité voor Systeemrisico’s zal zeker een stap in de goede richting zijn. Ik zou durven spreken van een noodzakelijke maar waarschijnlijk onvoldoende voorwaarde, vooral gezien de grootte van ons land en de onderlinge samenhang tussen de internationale financiële markten.
Mijnheer de voorzitter, wij zullen werken op basis van de twee rapporten: het rapport van het Parlement en het rapport van het Comité Lamfalussy. Wij zullen dat doen in samenwerking met het Parlement, dat is maar normaal.
03.06 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is inderdaad belangrijk dat er klaarheid komt in verband met de oprichting van de opvolgingscommissie van de gemeenschappelijke bankencommissie Kamer en Senaat die de financiële crisis heeft onderzocht zodat het Parlement in samenwerking met de regering kan komen tot concrete aanbevelingen, concrete uitwerking van een versterkt toezicht.
De financiële crisis – iedereen die dit echt volgt als economist weet dit – kan slechts worden opgelost indien het vertrouwen wordt hersteld. Het vertrouwen kan slechts worden hersteld indien er versterkt toezicht is, indien iedereen zeker is wat er met zijn spaargeld, wat er met het geld in het financieel circuit gebeurt.
Met andere woorden, vertrouwen is het sleutelwoord. Om vertrouwen te hebben, moet er een versterkt toezicht komen.
03.07 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, wat het toezicht op banken betreft, zijn zowat heel Europa en de rest van de wereld van oordeel dat er nood is aan meer duidelijkheid inzake bevoegdheden en verantwoordelijkheden en meer integratie. Wat stellen wij vast? In België verwijdert men zich daarvan.
Ik vrees dat wij hier opnieuw een tegenactie meemaken van de financiële sector. Niet alleen in de Verenigde Staten en in Europa maar ook in België gaan er opnieuw stemmen op dat de financiële crisis achter de rug is, dat een scherpere controle en toezicht op de banken niet nodig is en dat men zo snel mogelijk terug naar business as usual moet.
Mijnheer de minister, een agentschap dat een rating geeft aan spaarproducten is de beste bescherming. Ik weet dat u hebt gezegd toen wij met dit voorstel kwamen dat de burgers zich maar moeten bijscholen wat financiële producten betreft. Dat is onze filosofie niet. De overheid moet via controle de spaarder beschermen.
Wij weten dat de financiële sector in België niet wenst dat er een scheiding komt tussen investeringsbanken en spaarbanken. Wij weten ook dat de financiële sector de gewone banken op de beurs wil houden. En dat is waar deze regering mee bezig is: zij zal niet ingrijpen tegen de financiële sector in.
03.08 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat u het voorstel tot oprichting van een comité voor de aanpak van systeemrisico’s, CRS, steunt.
U hebt iets interessants gezegd. U hebt gezegd: de samenstelling daarvan wordt bestudeerd. Als wij gaan kijken wat het Comité Lamfalussy schrijft over de CBFA, zien wij een valkuil die u niet mag negeren. Het Comité Lamfalussy is zeer hard over de huidige samenstelling van de CBFA: te veel politieke benoemingen, te weinig expertise.
De vraag is: wiens verantwoordelijkheid is dat? Mijnheer de minister, dat is uw verantwoordelijkheid! Stap alstublieft niet in die valkuil. Tot ik het met eigen ogen zie, geloof ik niet dat het zal lukken, gezien de situatie binnen de CBFA.
Er is ook de kritiek die de heer Jean-Paul Servais geeft, namelijk dat het rapport de analyse is van theoretici die geen voeling hebben met de werkvloer. Wat dat betreft, moet ik mijn collega bijtreden: het is zeer cynisch dat op elk rapport van experts de reactie volgt dat zij geen voeling hebben met de werkvloer en eigenlijk niet weten waarover zij spreken.
Ik hoop echt, mijnheer de minister, dat u de aanbevelingen ter harte zult nemen. Wij zullen ervoor zorgen dat u de woorden die u daarnet hebt gesproken waarmaakt.
03.09 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de minister, ik viel bijna achterover. Het is de eerste duidelijke stellingname in ongeveer twee jaar die u maakt in het vragenuurtje hier. Dat is een applaus waard.
In uw stellingname is er een element waarop ik duidelijk wil terugkomen. U zegt dat het comité voor systeemrisico uw voorkeur wegdraagt. Dan zijn er twee elementen.
Ten eerste, de samenstelling: onafhankelijk en gedepolitiseerd. Als ik kijk naar de samenstelling zoals ze vandaag wordt voorgesteld, dan is dat eigenlijk een voortzetting van de huidige situatie. Volgens mij zal dat weinig wijzigen.
Een tweede element gaat over de bevoegdheden. Wanneer een controlecommissie, zoals zij vandaag bestaat, enkel kan rapporteren en informeren, dan geraken we geen stap verder. Ook die nieuwe toezichthouder zal moeten kunnen ingrijpen.
Met andere woorden, in plaats van te gaan voor cosmetica, zou ik nu graag een grondig voorstel uitgewerkt willen zien.
Tot slot, nog één keer wil ik de nadruk leggen op de snelheid. Onze financiële markten zien af door een gebrek aan vertrouwen. Dat gebrek aan vertrouwen heeft niet enkel te maken met welke ingrepen er zullen gebeuren, maar ook met de snelheid waarmee zij zullen gebeuren. Als wij willen dat het vertrouwen herstelt, dan moeten wij de snelheid ook respecteren.
De voorzitter: Collega’s, dat zijn geen replieken. Het zijn elke keer vernieuwde uiteenzettingen. Maar dat is mijn appreciatie.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Roel Deseyn aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "Tax-on-web" (nr. P1193)
04 Question de M. Roel Deseyn au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "Tax-on-web" (n° P1193)
Mijnheer Deseyn, u hebt een vraag over Tax-on-web. Men zegt mij dat die problematiek gisteren in de commissie aan bod is gekomen.
04.01 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, het zal meteen blijken dat mijn vraag anders georiënteerd is dan de vragen die gisteren in de commissie voor de Financiën werden gesteld.
Mijnheer de vice-eersteminister, collega’s, dit is een periode waarin de mensen volop bezig zijn met het voorbereiden en het aangeven van hun belastinginkomsten. Het is een beetje pijnlijk om vast te stellen dat er nog problemen zijn met de elektronische belastingaangifte Tax-on-web. Dat is een belangrijke tool om de mensen bij te staan bij het invullen van de aangifte. Tax-on-web is ook belangrijk voor de geloofwaardigheid van e-government in België.
Gisteren hebt u in de commissie voor de Financiën gezegd dat het probleem dat deze week is ontstaan, namelijk dat de server en de site van Tax-on-web niet altijd bereikbaar zijn, te maken heeft met een gebroken glasvezelkabel. Ik stel mij daarbij grote vragen.
Het is niet normaal dat alle administraties en particulieren slechts één toegang hebben tot de serverschijven, via een welbepaalde connectie. Een dergelijke applicatie, met privacygevoelige gegevens, valt gewoon uit, op zo’n belangrijk moment. De ambtenaren vullen voor de burger in deze periode gemiddeld 35.000 aangiften per dag in.
Mijnheer de vice-eersteminister, hoe kan het dat er geen failoverinfrastructuur is en dat er niet in een duplicatie van de infrastructuur is voorzien? Wanneer er een technische storing is, zoals de storing die u gisteren uit de doeken hebt gedaan, zou er toch onmiddellijk een omleiding in het netwerk moeten komen?
De burgers en de administratie moeten op elk ogenblik toegang hebben tot Tax-on-web. Het gaat hier over de geloofwaardigheid van e-government. Het gaat over ambtenaren die in deze periode hun werk niet fatsoenlijk kunnen doen. Hoe is deze kritieke infrastructuur beveiligd? Hoe garandeert u dat er bij een technische storing onmiddellijk een omleiding wordt gegenereerd, zodat er toch een toegang is tot de schijven en zodat Tax-on-web voor de vele gebruikers 24 uur per dag kan blijven draaien, zoals het hoort.
De voorzitter: Mijnheer Deseyn, ik heb de vraag gelezen die gisteren in de commissie is gesteld. Het is exact dezelfde vraag. De plenaire vergadering is geen beroepsinstantie voor hetgeen in de commissie al werd verteld.
04.02 Minister Didier Reynders: Ik verwijs, mijnheer Deseyn, eerst en vooral naar mijn antwoord in de commissie. Het is exact dezelfde vraag. Ik zal u exact hetzelfde antwoord geven.
Er was een technisch probleem. Dat is nu geregeld. Ik zal u een bewijs daarvan geven, mijnheer Deseyn. Er zijn misschien problemen met informatica bij Financiën, maar tot nu toe, tot vandaag 13 uur, hebben 958.584 belastingplichtigen een elektronische aangifte naar ons departement gestuurd.
U kunt elk jaar zeggen dat er problemen zijn. Er zijn misschien problemen voor u, maar er zijn minder problemen voor de burgers. Steeds meer belastingplichtigen gebruiken Tax-on-web. Wij gaan naar een record in 2009. Wij zullen ook onze informaticacapaciteit versterken.
Ik herhaal dat Tax-on-web in 2009 een zeer groot succes is.
(Applaus)
(Applaudissements)
04.03 Roel Deseyn (CD&V): Ik begrijp niet waarom u zo enthousiast applaudisseert. Omdat de minister hier komt zeggen dat het een groot succes is? Gisteren legde de minister op een eenvoudige manier uit waarom de applicatie op een bepaald moment heeft gefaald. Ik vraag vandaag waarom er niet in een standaardbeveiliging is voorzien. Wij hebben een probleem in België met de beveiliging van en de toegang tot kritieke infrastructuur en de servers van de overheid. Ik zeg dat al jaren, hier in het Parlement.
U hebt helemaal niet op mijn vragen geantwoord! U citeert cijfers, maar wel selectief. Vorig jaar deelde u nog mee, in een persbericht vanuit uw kabinet, dat 160.000 burgers Tax-on-web gebruikten. Dat was de tussenstand.
Dit jaar zegt u dat er eind vorig jaar 80.000 burgers waren, dat is de helft van wat u vorig jaar zei. Op die manier kunt u dan nu zeggen dat u het veel beter doet dit jaar. U bent natuurlijk meester in het jaar na jaar opsmukken van de cijfers zodat u er altijd goed uitkomt, maar maak alstublieft eens werk van de basisverantwoordelijkheid om de maximale toegang te garanderen tot de servers.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Katrien Partyka aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de hospitalisatieverzekeringen" (nr. P1194)
05 Question de Mme Katrien Partyka au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'assurance hospitalisation" (n° P1194)
05.01 Katrien Partyka (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de wet op de hospitalisatieverzekeringen van uw voorganger, minister Verwilghen, bevat heel wat goede zaken, maar helaas ook heel wat gebreken. Spijtig genoeg hebben we ook twee jaar moeten wachten op uw reparatiewet, wat de verzekeringssector de kans heeft gegeven om zijn premies ongelimiteerd te laten stijgen, soms met 200 tot 300 procent.
Dat is een probleem voor een heel grote groep mensen, vooral voor de vijfenzestigplussers. U weet dat mensen onder de 65 jaar de markt kunnen laten spelen en naar hun ziekenfonds kunnen gaan. Mensen boven 65 jaar zijn de facto gegijzeld of de facto onverzekerbaar door die premiestijgingen.
Bij de bespreking en goedkeuring van de reparatiewet hebt u zich geëngageerd en hebt u gezegd dat u aan de sector zou vragen om voor de groep van vijfenzestigplussers een oplossing te zoeken. Via een gedragscode zouden zij een beroep kunnen doen op een goedkoper alternatief, op een soort basisverzekering, met weliswaar minder dekking. Dat zou mensen van 70, 75 of 80 jaar, die heel hun leven premies hebben betaald, toch de kans geven om nog verzekerd te zijn.
Mijn vraag is eenvoudig. U hebt zich daartoe geëngageerd. Het zou in werking moeten treden op 1 juli. Wat is de stand van zaken?
05.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Partyka, zoals gezegd in de commissie en in de plenaire vergadering, hebben we sinds 28 mei een gedragscode. Hij is gepubliceerd, maar ik zal er een aantal elementen uit voorlezen.
De gedragscode waartoe wij de verbintenis hebben gekregen, zonder voorwaarden, van de verzekeringsondernemingen, voorziet in twee eisen.
Ten eerste, de verzekerde een alternatieve verzekeringspolis voorstellen als de premie van diens hospitalisatieverzekering voor hem te hoog is. Deze alternatieve polis zal een premie vastleggen die overeenstemt met een minder uitgebreide verzekeringswaarborg. De verzekeraar zal noch nieuwe medische formaliteiten noch een nieuwe wachttijd vragen om deze, door de verzekerde gevraagde alternatieve polis te sluiten. Deze maatregel zal ook van toepassing zijn voor de verzekerden die hun recht uitoefenen op voortzetting van een beroepsgebonden hospitalisatieverzekeringsovereenkomst in een gelijkaardige, andere dan beroepsgebonden verzekeringsovereenkomst.
Ten tweede, een degelijk alternatief voorstellen aan de verzekerden die ouder zijn dan 65 jaar of die hun hospitalisatieverzekeringsovereenkomst tussen 1 januari 2008 en 1 juli 2009 hebben stopgezet omdat de voorgestelde premie voor hen te hoog was. In dat geval zal de verzekeraar alleen rekening houden met de medische beoordeling bij aanvang van de hospitalisatieverzekering die de verzekerde eerder stopzette. De verzekeraar zal nieuwe medische formaliteiten noch een nieuwe wachttijd vragen om de door de verzekerde gevraagde alternatieve polis te sluiten. De alternatieve polis zal enkel instaan voor de dekking van de verzekerde kosten die vanaf de inschrijving in de alternatieve polis zijn opgenomen.
De verbintenis om een aanbod te doen zoals bepaald, zal geldig moeten blijven tot en met 30 september 2009. De verzekerde zal zich natuurlijk tot de ombudsman van de verzekeringen kunnen wenden om de naleving van de code te laten onderzoeken. Iedere onderneming is gehouden tot de uitvoering en bekendmaking ervan.
Voorts heb ik ook gevraagd om de code op het portaal “consumentverzekeringen” van de website van de FOD Economie te publiceren. Dat is een gedragscode van 28 mei, denk ik, met een aantal klare en duidelijke engagementen van de verschillende bedrijven in de sector.
05.03 Katrien Partyka (CD&V): Mijnheer de minister, u zegt dat de gedragscode al is gepubliceerd. Dat lijkt me heel positief, alleen is het jammer dat niemand het weet! Hoe kunnen de consumenten op de hoogte zijn dat er een alternatief is dat de verzekeraars verplicht om de consumenten aan te schrijven?
U zegt bovendien vanaf 1 januari 2008 tot 2009, maar dat is niet voldoende. De wet-Verwilghen is in voege vanaf 2007. Het kan misschien een begin van oplossing zijn. U zegt dat u het zult publiceren. Dat is alvast positief. We zullen er alles aan doen opdat zoveel mogelijk consumenten op de hoogte zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Ik dank u, mijnheer de minister van Financiën.
Ik vraag het akkoord van de Kamer om af te wijken van de volgorde van de vragen en minister De Padt van Binnenlandse Zaken uit te nodigen om al een vraag te beantwoorden.
06 Question de M. Josy Arens au ministre de l'Intérieur sur "la surveillance des autoroutes au moyen d'hélicoptères" (n° P1220)
06 Vraag van de heer Josy Arens aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het toezicht op autosnelwegen met helikopters" (nr. P1220)
06.01 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, la presse révèle ce matin que la police fédérale pourrait bientôt surveiller nos routes et autoroutes au moyen d'hélicoptères. Concrètement, un policier se trouverait donc à bord de l'engin et préviendrait ses collègues au sol en cas de besoin.
Monsieur le ministre, cette information soulève quelques questions.
Premièrement, ce mode de surveillance est encore à l'essai. Quand entrera-t-il en vigueur?
Deuxièmement, combien d'hélicoptères seront-ils disponibles pour cette surveillance?
Troisièmement, quel sera le budget nécessaire? Ce mode de contrôle permettra-t-il d'opérer des économies au sol?
Quatrièmement, comment les équipages seront-ils composés? Des enregistrements vidéo seront-ils réalisés à partir des hélicoptères?
06.02 Guido De Padt, ministre: Monsieur le président, monsieur Arens, vous avez posé quatre questions auxquelles je m'efforcerai de vous répondre concrètement.
Effectivement, une période de test s'est déroulée durant un mois avec la police de la route assistée d'un appui aérien. Le test consistait en un vol quotidien au-dessus des autoroutes du Brabant. L'équipage était constitué d'un pilote et d'un membre de la police de la route du Brabant. Le test fut positif.
Au total, cinq hélicoptères sont disponibles pour toutes les missions d'appui aérien. Cependant, il est évident que l'aspect relevant du contrôle de la circulation ne constituera qu'une partie des missions exécutées par ces hélicoptères.
En ce qui concerne le coût, je puis vous dire qu'il est difficile à estimer: il dépendra de l'envergure du projet. A priori, il n'y aura pas d'économie sur les moyens de surveillance au sol, car les constatations faites par les hélicoptères devraient conduire à des interpellations par des équipes au sol.
Enfin, en principe, l'équipage d'un hélicoptère sera composé d'un pilote et d'un accompagnateur de la police de la route. Les hélicoptères du détachement de l'appui aérien sont d'office équipés d'un système de vidéo et de transmission d'images.
06.03 Josy Arens (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse. Vous venez de dire qu'un test a été réalisé et qu'il fut positif. Pouvez-vous préciser cette réponse? Avez-vous pu constater moins d'infractions parce que l'hélicoptère était en surveillance? Comment comptabilisez-vous cet effet positif du test?
06.04 Guido De Padt, ministre: Je ne dispose pas de détails à ce sujet.
L'incident est clos.
De voorzitter: Collega’s, men deelt mij mede dat de vragen over de koppelverkoop, die waren ingediend door de dames Almaci en Partyka, de heer Logghe en mevrouw Lalieux, eigenlijk gericht waren tot de minister van Economische Zaken. Omdat hij verhinderd is, werd in gemeen overleg overeengekomen dat die vragen naar de commissie zouden worden doorverwezen.
Ik stel vast dat er op dit moment geen leden van de regering aanwezig zijn om ons debat voort te zetten. Men zegt mij dat minister Vanackere aan het antwoorden is in de Senaat en dat de andere ministers op komst zijn.
Bij gebreke aan ministers, schors ik de vergadering. Ik zeg wel dat ik het niet aanvaardbaar vind dat de regering niet in de Kamer aanwezig is om te antwoorden op vragen. (Applaus)
De vergadering is geschorst.
La séance est suspendue.
De vergadering wordt geschorst om 14.57 uur.
La séance est suspendue à 14.57 heures.
La séance est reprise à 15.07 heures.
De vergadering wordt hervat om 15.07 uur.
La séance est reprise.
De vergadering is hervat.
Mijnheer de vice-eerste minister, wij heten u welkom. Ik begrijp dat u in de Senaat was en dat u slechts op één plaats tegelijk kunt zijn, maar u weet ongetwijfeld ook dat het primaat van de politieke controle op de regering in de Kamer ligt.
07 Vraag van mevrouw Ine Somers aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de huur door de NMBS van een leegstaand gebouw" (nr. P1197)
07 Question de Mme Ine Somers au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "la location par la SNCB d'un immeuble inoccupé" (n° P1197)
07.01 Ine Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb gelezen dat de NMBS in Hasselt reeds veertien maanden een pand huurt dat momenteel nog steeds leegstaat. Zij zou het pand, dat ondertussen al veertien maanden leegstaat, telkens voor drie maanden huren. Het juiste bedrag van de huurprijs ken ik niet. Volgens het desbetreffende artikel zou de huur echter al snel enkele tienduizenden euro kunnen bedragen.
Op een moment dat de NMBS het op financieel vlak niet erg schitterend doet en er ook gewag van wordt gemaakt dat de geconsolideerde schulden zullen toenemen, meen ik daaromtrent het volgende te mogen vragen.
Is het voormelde artikel correct? Huurt de NMBS effectief reeds veertien maanden een pand dat leegstaat?
Wat is het daarbij betrokken bedrag?
Wat is de reden waarom het pand nog steeds leegstaat?
Zijn er bij de NMBS Groep nog andere, dergelijke gevallen gekend?
Welke entiteit van de NMBS huurt momenteel het pand in kwestie?
07.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Somers, ik geef u een kort antwoord.
Ik verneem van de NMBS dat zij sinds november 2006 naar een mogelijkheid zocht om, gegeven het nijpende plaatsgebrek, haar diensten beter rondom het station van Hasselt te kunnen huisvesten.
Twee voorgestelde locaties voldeden niet. De eerste locatie voldeed niet omwille van de asbestprobematiek en de tweede door de kostprijs. U moet ook weten dat het lokale aanbod schaars is.
In mei 2008 begon, a rato van 4.500 euro per maand, een huurcontract voor de huur van een verdieping in een gebouw aan het Leopoldplein te lopen.
Het is in voornoemd gebouw nodig om verschillende informatica-uitrustingen aan te brengen, alsook om de binneninrichting af te werken.
De NMBS is gehouden aan de wetgeving op de overheidsopdrachten, wat volgens de NMBS voor een bijkomende vertraging heeft gezorgd. De NMBS plant het kantoor in kwestie vanaf 2009 functioneel te kunnen betrekken.
07.03 Ine Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik begrijp heel goed dat de NMBS een autonoom overheidsbedrijf is. Niettemin moeten wij er in een periode van crisis op kunnen toezien dat een bedrijf – en alle, op een of andere manier ermee verwante tentakels – dat van de overheid belangrijke middelen krijgt, zich qua besteding van voornoemde middelen sober opstelt.
Ik kan enkel besluiten dat het een spijtige zaak is dat wij reeds veertien maanden voor een leegstaand pand geld uitgeven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mijnheer de minister, u had zich ongetwijfeld aan vragen over de vertrekprocedure voor treinen verwacht. Zeven collega’s hebben daarover een vraag ingediend. Ik neem aan dat wij het met mekaar eens kunnen zijn dat hetzelfde probleem geen zeven keer moet worden gesteld. Ik stel voor oog te hebben voor wie wat zegt en te proberen niet in herhaling te vallen.
- de heer Michel Doomst aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de vertrekprocedure voor treinen" (nr. P1198)
- de heer Patrick De Groote aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de vertrekprocedure voor treinen" (nr. P1199)
- de heer Bruno Stevenheydens aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de vertrekprocedure voor treinen" (nr. P1200)
- de heer David Geerts aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de vertrekprocedure voor treinen" (nr. P1201)
- de heer Stefaan Van Hecke aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de vertrekprocedure voor treinen" (nr. P1202)
- de heer David Lavaux aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de vertrekprocedure voor treinen" (nr. P1203)
- mevrouw Valérie De Bue aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de vertrekprocedure voor treinen" (nr. P1204)
- M. Michel Doomst au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "la procédure de départ des trains" (n° P1198)
- M. Patrick De Groote au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "la procédure de départ des trains" (n° P1199)
- M. Bruno Stevenheydens au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "la procédure de départ des trains" (n° P1200)
- M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "la procédure de départ des trains" (n° P1201)
- M. Stefaan Van Hecke au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "la procédure de départ des trains" (n° P1202)
- M. David Lavaux au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "la procédure de départ des trains" (n° P1203)
- Mme Valérie De Bue au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "la procédure de départ des trains" (n° P1204)
08.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij kunnen politiek inderdaad iets leren van de NMBS als we soms moeilijk treinen op de sporen krijgen. Blijkbaar gaat dat bij de NMBS als een fluitje van een cent, zelfs zonder fluitje als dat nodig is. Dat kunnen weinigen zeggen, dat ze dat links laten liggen om hun doel te bereiken.
Veertien dagen geleden heeft de heer Van den Bergh naar aanleiding van het incident in Dinant de vraag gesteld naar een meer sluitende vertrekprocedure. In dit geval blijkt het om een grappenmaker te gaan. Daarmee is ook bewezen dat er veel mensen zijn die te zot zijn om te blijven rondlopen en niet zot genoeg om vast te zetten. Terecht wordt hier verwezen naar de verantwoordelijkheid van de mensen.
Ik denk dat dit geen luxevragen zijn, maar primaire vragen. Starten en stoppen lijkt mij essentieel voor het rijden met treinen.
Mijnheer de minister, kunnen wij snel tot de gevraagde veilige startprocedure komen? Kunt u toelichting geven bij het incident? Dit zou immers de goesting kunnen opwekken. Op welke termijn komt hiervoor een oplossing?
08.02 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit mij aan bij de vraag van mijn collega. Met de fameuze AVG-sleutel kan men het sein Aanwijzer Verrichtingen Gedaan geven.
Men heeft het gezegd. Elke flauwe plezante kan het sein geven om een trein te laten vertrekken. Het lukt zelfs met een sleutel van Gamma of Brico. Ik weet niet of de spoorwegen worden gesponsord.
In de krant staat zelfs een handleiding. Ik haal ze even boven. Misschien zijn het tips. Men kan dat met een blikje doen, met een inbussleutel, met de pink, met een papierklem, met een pen, met een huissleutel, met een muntstuk, met een vork. Het is te veel om op te sommen. Het lukt zelfs met een vinger.
Wat gebeurt dan? De trein vertrekt met open deuren, zonder begeleider. Akke akke tuut tuut, weg zijn wij.
De NMBS laat in een persnota weten dat men daarmee niet kan lachen. Wij eigenlijk ook niet, mijnheer de minister. De NMBS heeft het in een persnota over onverantwoord gedrag van een reiziger – mijn collega heeft het ook al gezegd – en gaat een klacht indienen tegen onbekenden en doet een beroep op de verantwoordelijkheidszin van de burger, de reiziger. Men zegt duidelijk dat die man of vrouw met de veiligheid van de reizigers en het personeel speelt.
Mijnheer de minister, dit is toch de wereld op zijn kop, vind ik. Waar is de verantwoordelijkheidszin van de NMBS? Is het verantwoord dat men een trein kan laten vertrekken met zijn pink?
In Nederland heeft men de vertrekprocedure reeds een aantal jaren gewijzigd. Hier begint men eraan te denken om dat te doen.
Mijnheer de voorzitter, ik rond af. Wie draagt bij de NMBS hiervoor de verantwoordelijkheid? Komen er veiligheidsmaatregelen? De NMBS zou reeds een hele tijd denken aan een nieuwe vertrekprocedure. Waarom duurt dit zo lang?
08.03 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal niet te veel in herhaling vallen. Misschien toch even terugkomen op het volgende. De foto's van vandaag bewijzen dat men met zijn pink een trein kan laten vertrekken. Wat belangrijker is, is de vraag wat de NMBS hieraan zal doen.
U heeft drie weken geleden, op vragen van de heer Mortelmans en enkele andere collega's, geantwoord dat de NMBS bezig is met het veranderen van deze – volgens mij - wereldvreemde procedure. Er is vorig jaar in april een werkgroep opgericht. Het duurt toch allemaal wel heel lang, mijnheer de minister. In oktober vorig jaar is er beslist om een risicoanalyse van verschillende vertrekprocedure uit te werken. U hebt drie weken geleden gezegd dat de resultaten daarvan eergisteren aan de Nationale Commissie voor Preventie en Bescherming op het Werk zouden worden voorgelegd.
Mijnheer de minister, kan u toelichten wat de resultaten zijn. Wat heeft de analyse van de verschillende vertrekprocedures opgeleverd? Wat zal er veranderen? Hoe snel zal het veranderen? Kan men er onmiddellijk voor zorgen dat de gevaarlijke elementen uit de vertrekprocedure, onder andere de sleutel en het vertrekken met open deuren, heel spoedig tot het verleden zullen behoren?
08.04 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik denk dat er in dit dossier twee misvattingen en twee problemen zijn.
De eerste misvatting bij de mensen is volgens mij dat iedereen dacht dat er een speciaal ontworpen sleutel bestond. Fout. Die sleutels bestaan en men kan ze kopen. Tweede misvatting. Mensen nemen aan dat de deuren enkel met zo'n sleutel open kunnen, maar zoals werd aangetoond met foto's en beelden kan men dit ook met een muntstuk of zelfs een vinger doen. Het systeem is absoluut niet veilig.
Er zijn dan ook twee problemen. Een eerste probleem is een veiligheidsprobleem waarvoor de verantwoordelijkheid bij de NMBS ligt. Ik denk dat het absoluut onaanvaardbaar is dat er een systeem bestaat dat zo eenvoudig te manipuleren is met een vinger of een muntstuk. Ik denk dat iedereen het daarover eens is. Dit is absoluut onaanvaardbaar. De manier waarop sommige burgers daarmee omgaan, is evenzeer onaanvaardbaar en getuigt van een gebrek aan respect voor de NMBS, de treinbegeleiders en de veiligheid. Ik denk dan ook dat er sprake is van een gedeelde verantwoordelijkheid van de NMBS en het publiek.
Mijn vraag is heel concreet. Men werkt aan een veiliger vertrekprocedure. Hoe zal die vertrekprocedure er uitzien? Tegen wanneer mogen wij die verwachten?
08.05 David Lavaux (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, c'est la première fois qu'on vous interpelle pour un train qui part plus tôt que prévu. Il est parti avec les portes ouvertes cependant. Quand je vous ai adressé une question il y a quinze jours, une seule porte était restée ouverte et cela avait valu à l'accompagnateur d'être blessé. Ici, toutes les portes étaient ouvertes mais heureusement, il n'y a pas eu de blessé.
Vous m'aviez répondu à propos de l'accident que la vitesse n'était pas bonne conseillère et qu'il ne fallait pas prendre de décision immédiate. C'était il y a quinze jours. Vous avez promis également que des réunions auraient lieu et que le 16 juin, nous aurions une réponse. La question est la même qu'il y a quinze jours: quand et comment change-t-on les procédures? Je vous demanderai en outre cette fois de hâter le pas.
08.06 Valérie De Bue (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, tout ou presque a déjà été dit. Je suis également interpellée par la facilité avec laquelle on a pu manipuler le dispositif et faire ainsi partir ce train toutes portes ouvertes. Vous avez parlé d'une modification de la procédure. Des résultats en ce sens étaient attendus pour le 16 juin. Je crois avoir lu qu'il existait un désaccord avec les partenaires syndicaux qui n'étaient pas favorables à la procédure? Quelle est cette procédure? Souhaitent-ils être associés à la mise en place de cette procédure?
Si on se dirige vers la procédure "toutes portes fermées", j'imagine que des adaptations techniques seront nécessaires et que cette procédure ne pourra être modifiée du jour au lendemain mais qu'un délai sera nécessaire. Que va-t-on faire pendant ce délai pour éviter qu'un accident d'une telle gravité se produise? Cette fois, il n'y a eu aucune conséquence grave mais il aurait pu y avoir des blessés, voire des morts. Que peut-on faire pendant cette période pour éviter des accidents?
De voorzitter: Men deelt mij mee dat de heer Geerts verontschuldigd is wegens een zending. Ik weet niet of hij per trein reist.
Ik geef het woord aan minister Vanackere voor zijn antwoord.
08.07 Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, je commencerai par un clin d'œil. Que les trains soient à l'arrêt ou partent, il revient au ministre d'expliquer, dans les deux cas, pourquoi cela ne fonctionne pas comme prévu.
Vous avez parlé d'un malentendu.
U hebt gesproken over een misverstand. Het is inderdaad heel belangrijk voor de publieke opinie om te onderlijnen dat de fameuze sleutel helemaal niet van die aard is om een trein te doen vertrekken. Laten wij dat goed en accuraat melden.
Hetgeen gebeurt, is het volgende. De machinist moet wanneer hij vertrekt in een station op zeker ogenblik een signaal krijgen dat alles veilig is. Er is een tijd geweest waarin zoiets met een fluitje gebeurde, met een fluitsignaal. Daarbij kon men inderdaad niet uitsluiten dat een burger, een flauwe plezante of iemand anders hetzelfde fluitsignaal gaf, waardoor een machinist kon denken dat het veilig was om te vertrekken. De sleutel is iets dat vandaag in de plaats van het fluitje wordt gebruikt.
In dat verband vind ik de meewarige manier waarop er wordt gesproken over het gemak waarmee men zulk soort van sleutel kan gebruiken of misbruiken eigenlijk een klein beetje misplaatst. Het is inderdaad juist dat, om een machinist het sein te geven dat hij kan vertrekken, er een model bestaat dat niet alleen verplicht is voor de NMBS, maar voor alle operatoren van het spoorwegnet. Misbruik is inderdaad mogelijk.
Ik wil ook duidelijk maken dat dit soort van misbruik strafrechtelijk veroordeelbaar is en kan leiden tot een veroordeling overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 op het reglement van de politie op de spoorwegen.
Het huidig systeem dat ertoe leidt dat de begeleider pas op het ogenblik dat alle deuren op één na gesloten zijn, het signaal geeft dat de trein kan vertrekken, waarna hij zelf via de laatste openstaande deur instapt, is blijkbaar niet perfect vrij van accidenten. Een kleine maand geleden mochten wij dat trouwens reeds ondervinden.
In het kader van het veel betreurenswaardiger incident dat enkele weken geleden te betreuren viel, is er inderdaad een demarche geweest om die veiligheidsprocedure te onderzoeken. Ik verwacht na dit accident dat dit onderzoeksverslag met betrekking tot die vertrekprocedure binnen een maand bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer zal binnenkomen. Op basis van de bevindingen van dit verslag gaan wij onderzoeken welke aanpassingen aan de regelgeving nodig zijn, als er reeds überhaupt nodig zijn.
Uit respect voor het onderzoek dat loopt en het accident dat vandaag is gebeurd en dat ook gedeeltelijk een juridisch onderzoek betreft, kan ik thans geen bijkomende verklaringen afleggen, tenzij dat ik inderdaad bevestig dat de NMBS vandaag, en met een horizon van minstens een maand, de analyse van de veiligheidsprocedure zal voorleggen aan de federale overheidsdienst, waarna de passende conclusies kunnen worden getroffen.
08.08 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik denk dat we van de NMBS inderdaad geen goddelijke voorzienigheid kunnen vragen, die trouwens ook nog vatbaar is voor mankementen.
Dit is geen discussie over eerste of tweede klasse, maar over basisgegevens. Erover waken dat de trein correct start en dat de deuren sluiten wanneer de trein vertrekt, lijkt mij echt een basisgegeven. Vanuit de reacties die we nu krijgen, moeten we heel snel met concrete acties komen. Ik denk dat de elektronica en de communicatiesystemen voldoende ver staan om voor oplossingen te zorgen.
Ten slotte, u hebt gelijk wanneer u zegt dat we allemaal moeten streven naar een normaal burgerschap. Men kan niemand beletten om een idioot te zijn en blijkbaar koesteren steeds meer mensen de ambitie om dat streefdoel te bereiken.
08.09 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik hoop dat er dringende maatregelen worden genomen.
Ik heb gelezen dat de NMBS zich alleszins niet zal laten opjagen. Men mag echter niet vergeten dat de Bond van Trein-, Tram- en Busgebruikers al een hele tijd pleit voor een betere vertrekprocedure.
Ik eindig met de volgende opmerking. De NMBS heeft een klacht ingediend tegen onbekenden, maar misschien was het geen onbekende. Misschien was het een protest tegen het uitblijven van maatregelen na het ongeval in Dinant.
08.10 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, uw nuancering over de vertreksleutel neemt de ongerustheid niet weg, integendeel.
U hebt drie weken geleden gezegd dat eergisteren een analyse van het onderzoek zou worden voorgelegd aan de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk. U hebt daarnaar niet verwezen in uw antwoord. Wil dat zeggen dat er nog maar weinig resultaten zijn om de vertrekprocedure te veranderen? Dat zou echt onaanvaardbaar zijn.
08.11 Minister Steven Vanackere: Ik bevestig dat de vergadering die ik toen heb aangekondigd, wel degelijk is doorgegaan.
08.12 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Ik heb gevraagd naar de resultaten van die analyse. Die zouden eergisteren al zijn besproken. Het is heel jammer dat we daarover vandaag niets hebben vernomen.
08.13 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik ben niet echt gerustgesteld door uw antwoord.
U hebt hier vandaag niet gezegd dat het systeem met de sleutel zal worden vervangen. Het is misschien voorbarig, maar zolang dit systeem bestaat en nu iedereen weet hoe het kan worden gemanipuleerd, bestaat het potentieel risico dat grappenmakers of mensen met minder goede bedoelingen het misbruiken.
Het is daarom absoluut noodzakelijk dat er snel wordt gegaan naar een systeem dat veilig en niet manipuleerbaar is.
08.14 David Lavaux (cdH): Monsieur le ministre, il est fort heureux que cet incident n'ait provoqué aucune victime. J'espère que nous ne devrons pas attendre un troisième fait similaire relatif aux procédures de démarrage des trains pour agir. Je sais que la SNCB est une "vieille dame" qui avance parfois lentement. Je vous demande dès lors de mettre tout en œuvre pour que les procédures soient revues le plus rapidement possible. Je suis sûr que les organisations syndicales tiendront le même discours!
08.15 Valérie De Bue (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. À plusieurs reprises, vous avez souligné qu'on ne peut pas prendre de décision dans la précipitation et l'émotion. Ces arguments sont fort compréhensibles. Néanmoins, on ne peut reporter sans cesse le problème. À un moment donné, il faudra améliorer la procédure de sécurité pour éviter que ce genre d'incident ne se reproduise. Le pire a été évité mais il se pourrait qu'un jour ce soit différent.
Je propose toutefois que l'on revienne sur le sujet en commission, comme vous l'avez précisé précédemment.
Het incident is gesloten.
- M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "l'administrateur délégué de La Poste" (n° P1205)
- Mme Camille Dieu au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "l'administrateur délégué de La Poste" (n° P1206)
- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de gedelegeerd bestuurder van De Post" (nr. P1205)
- mevrouw Camille Dieu aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de gedelegeerd bestuurder van De Post" (nr. P1206)
09.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je ne vous apprendrai rien en vous disant que La Poste compte deux actionnaires: un actionnaire public, légèrement majoritaire, et un actionnaire privé, légèrement minoritaire. Leurs intérêts sont pour partie communs, mais aussi distincts: celui de l'actionnaire public étant que La Poste fonctionne dans de bonnes conditions sociales, que le courrier soit distribué tous les jours et pendant longtemps; celui de l'actionnaire privé étant de faire de l'argent – et cela n'a pas trop mal marché depuis 2005, puisque 200 millions d'euros de dividendes ont déjà été distribués. De plus, ce dernier actionnaire – CVC, pour ne pas le nommer – a un œil sur le magot de La Poste, sous la forme d'une opération de cash out dont nous avons déjà discuté.
Le rôle de l'administrateur délégué de La Poste, qui est d'une extrême neutralité, consiste à veiller à l'intérêt du service postal universel. C'est ce que nous sommes en droit d'attendre de M. Thijs. Nous ne pouvons qu'être choqués par les informations – qui ne sont toutefois pas nouvelles – relatives à la proximité de celui-ci avec CVC. Il aurait – et, selon mes informations, il a – organisé une équipe pour reprendre au nom de CVC quelques brasseries du groupe Inbev. C'est ainsi qu'il siège dans des conseils d'administration privés à la place d'anciens administrateurs de CVC. Cela pose question. Nous pourrions parler de conflit d'intérêts, en tout cas de proximité un peu malsaine.
J'attends de votre part, monsieur le ministre, une clarification de la situation. Quel est votre point de vue sur ces informations? Ces activités de M. Thijs au service de CVC en dehors de ses heures sont-elles conformes à son contrat et à l'éthique d'un patron d'entreprise publique? Avez-vous pris rendez-vous avec lui pour le questionner, voire, comme je le souhaite, pour lui signifier votre désaccord quant à ce type de pratique?
Le président: Je ne crois pas que Mme Dieu soit présente. Je donne donc immédiatement la parole au ministre.
09.02 Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, monsieur Gilkinet, il est clair que M. Thijs doit entretenir un même rapport de confiance et de transparence avec chaque actionnaire de La Poste. Dans ses contacts avec les actionnaires majoritaire et minoritaire, il s'impose une attitude strictement neutre et impartiale.
Si, par le passé, M. Thijs conseillait CVC dans des dossiers non postaux, il démissionna en 2004 de cette fonction dès que CVC eut manifesté son intérêt pour La Poste.
Son intervention dans le dossier Inbev que vous citez s'est limitée à un commentaire informel, d'ordre purement pratique et non rémunéré, selon les informations qui m'ont été transmises. Les règles légales et autres relatives à l'incompatibilité des mandats doivent être et ont été intégralement respectées.
La convention entre Johnny Thijs et La Poste portant sur le mandat actuel de M. Thijs, approuvé par le conseil d'administration sur proposition du comité de rémunération et de nomination de La Poste, prévoit explicitement une disposition autorisant les mandats déjà exercés par l'intéressé en décembre 2007. De nouveaux mandats ayant commencé après cette date devraient être soumis pour approbation au conseil d'administration de La Poste. Mais, depuis lors, il n'est plus question de nouveaux mandats d'administrateur.
En outre, et pour conclure, le conseil d'administration de La Poste, conformément aux règles de bonne gouvernance, a rédigé une charte approuvée par le conseil d'administration fixant clairement le règlement des conflits d'intérêts. Il y a lieu, bien sûr, de respecter le règlement des conflits d'intérêts évoqué dans l'article 523 du Code des sociétés.
09.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je ne pense pas que vous soyez là pour être le porte-parole de Johnny Thijs! Les informations que vous venez de donner sont celles communiquées, hier, par La Poste, à l'initiative de M. Thijs. Vous êtes le ministre de tutelle, le représentant de l'actionnaire majoritaire. Moi, j'attends des éléments différents de ceux que j'ai déjà pu apprendre par voie de presse.
Mes informations sont très différentes. M. Thijs a joué un rôle actif au nom de CVC dans le cadre d'une opération commerciale. C'est une erreur fondamentale! Les intérêts de CVC ne sont pas ceux de l'actionnaire public de La Poste, à savoir l'État belge. Je vous ai déjà interpellé à plusieurs reprises à ce sujet.
M. Thijs perçoit un salaire qui correspond à 60 fois celui du postier. Cette fonction mérite d'être exercée à temps plein. On a commis une erreur fondamentale - la responsabilité ne vous en incombe pas, car vous ne siégiez pas au sein du gouvernement - en revendant pour pas cher la moitié de La Poste à cet actionnaire privé. Mais de là à le laisser faire n'importe quoi par l'intermédiaire de M. Thijs, il y a une marge!
J'attends de votre part, monsieur le ministre, que vous mettiez les choses à plat et que M. Thijs soit clairement rappelé à l'ordre.
L'incident est clos.
- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de straffeloosheid" (nr. P1208)
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de straffeloosheid" (nr. P1209)
- mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Justitie over "de straffeloosheid" (nr. P1210)
- mevrouw Els De Rammelaere aan de minister van Justitie over "de straffeloosheid" (nr. P1211)
- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de straffeloosheid" (nr. P1212)
- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de straffeloosheid" (nr. P1213)
- M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "l'impunité" (n° P1208)
- Mme Sonja Becq au ministre de la Justice sur "l'impunité" (n° P1209)
- Mme Hilde Vautmans au ministre de la Justice sur "l'impunité" (n° P1210)
- Mme Els De Rammelaere au ministre de la Justice sur "l'impunité" (n° P1211)
- M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "l'impunité" (n° P1212)
- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "l'impunité" (n° P1213)
10.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, de minister van Justitie heeft hier enkele maanden geleden, toen hij opnieuw aantrad, gezegd: het is alsof Justitie tien jaar heeft stilgestaan. Ik meen dat hij iets te optimistisch was. De cijfers die wij recent hebben gelezen n de krant inzake veroordelingen wegens verkrachting, blijken hallucinant te zijn.
In de periode 1995-2006 is het aantal veroordelingen wegens verkrachting gedaald van 20 naar 13 procent. Wij zijn er dus op achteruitgegaan. Recent is er een onderzoek gebeurd van een 100-tal dossiers, door een specialiste, mevrouw Danièle Zucker, waaruit bleek dat het slechts in vier dossiers tot een veroordeling is gekomen. Van de vier veroordeelden was er maar 1 die een effectieve celstraf heeft uitgezeten. 1 op 100 dossiers, dat is werkelijk een schande. Dat is pure straffeloosheid.
Ik begrijp dat het niet altijd evidente dossiers zijn, maar dat percentage is hallucinant. Het is veel lager dan het Europese gemiddelde.
De specialiste heeft een aantal suggesties gedaan, bijvoorbeeld voor een beter medisch onderzoek en voor een manier van ondervragen via video. Zij wil ook een verlenging van de verjaringstermijn, en het Parlement is bezig wetsvoorstellen ter zake te bespreken. Zij wil ook een DNA-databank.
Mijn concrete vragen zijn de volgende, mijnheer de minister. Wat zijn precies de redenen voor het lage aantal veroordelingen? Welke maatregelen zal de minister van Justitie nemen om dat te verhelpen? En volgt hij de specialiste inzake de aanbevelingen die zij heeft gedaan?
De voorzitter: Mevrouw Becq is niet aanwezig. Dat is het derde geval van iemand die een vraag heeft ingediend, maar niet naar het halfrond komt om die vraag te stellen…
10.02 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, net als onze collega heb ik vragen bij die straffeloosheid.
Ik wil de collega’s in het halfrond even wakker schudden. Per dag worden er in ons land negen vrouwen verkracht. Dat zijn de aangegeven gevallen. Iedereen weet dat het aantal gevallen van verkrachting nog altijd onderschat is, omdat niet iedereen een verkrachting meldt. Per dag worden negen vrouwen in ons land verkracht! In de helft van de gevallen wordt de dader niet gevonden. Van de daders die wel worden gevonden, wordt slechts 13 procent veroordeeld. Dat percentage ligt ver onder het Europese gemiddelde.
Vandaar mijn vragen aan de minister van Justitie. Hij is er niet, maar zijn plaatsvervanger zal er wel op antwoorden.
Is er een analyse gemaakt van de reden waarom er zo weinig veroordelingen zijn? Wat zijn de maatregelen die de minister voorstelt?
Open Vld komt alvast met twee concrete voorstellen om actie te ondernemen. Ten eerste vragen wij dat de verjaringstermijn voor verkrachting wordt verlengd. Wij hebben een wetsvoorstel ingediend om de verjaringstermijn te verlengen voor verkrachting van minderjarigen van tien jaar naar dertig jaar. Maar ook voor verkrachting van meerderjarigen menen wij dat de verjaringstermijn moet worden verlengd.
Ten tweede stellen wij chemische castratie voor. Ik ben daar al drie jaar mee bezig in de commissie, mijnheer de minister. In onze buurlanden wordt dat toegepast. Seksuele delinquenten krijgen daar duidelijk chemische castratie opgelegd. Dat werpt zeer goede resultaten af en is omkeerbaar. Wij als Open Vld willen absoluut voorkomen dat vrouwen twee keer slachtoffer worden: eerst door verkrachting en nog eens doordat de dader niet wordt bestraft.
10.03 Els De Rammelaere (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het probleem is al geschetst: er is een duidelijk onevenwicht en schril contrast tussen het aantal geopende verkrachtingdossiers bij het parket – daar zit België ruim boven het Europees gemiddelde –, en het aantal effectieve veroordelingen. Slechts vier op honderd verdachten zouden ook veroordeeld worden, van wie één dan nog maar een effectieve celstraf zou hebben gekregen.
Mijn vragen zijn de volgende. Mijnheer de minister, kloppen die cijfers?
Wat zal men doen met de aanbevelingen die geformuleerd zijn, onder andere de verlenging van de verjaringstermijn en het aanleggen van DNA-databanken, niet alleen van veroordeelden, maar ook van verdachten van wie het dossier wordt geseponeerd?
10.04 Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag draagt in feite verder dan alleen het verkrachtingdossier.
Iedereen is het er hier toch gelukkig over eens dat er straffeloosheid heerst op vlak van de beteugeling van de verkrachtingen. Dat is een eerste punt.
Ik wil toch herinneren aan twee andere feiten die het nieuws hebben gehaald de afgelopen week. Ten eerste heeft een dolle schutter, die zeven jaar uit de klauwen van het gerecht is gebleven, slechts een veroordeling tot een werkstraf opgelopen. Die man heeft in een volle winkelstraat vier mensen zwaar verwond. Dat neigt ook naar straffeloosheid, of in elk geval naar laksheid. Wij hebben als Vlaams Belang er altijd voor gewaarschuwd dat de invoering van werkstraffen de zeer zware misdrijven zou contamineren en dat er een verregaande vorm van laksheid zou optreden.
Naast straffeloosheid en laksheid noem ik het gebrek aan daadkracht aan de hand van een derde geval. Een Turkse illegaal die al lang uitgewezen had moeten zijn, pleegt twee overvallen en schiet zijn ex-partner op straat neer, dood. Vervolgens carjackt hij een auto en ten slotte pleegt hij zelfmoord. Ik begrijp dat dat laatste geval op het snijpunt zit tussen de bevoegdheden van Justitie en Binnenlandse Zaken, maar ook ter zake is duidelijk gebrek aan daadkracht. Het is duidelijk een zaak van straffeloosheid, want die man had al lang uitgewezen moeten zijn, alleen al op basis van zijn illegaliteit.
Mijnheer de minister, wanneer ik die feiten samenneem, dan heb ik de volgende vraag voor u. Geeft de lethargie waarin deze regering is beland, bij gebrek aan de mogelijkheid tot besturen, misschien ook aanleiding tot een totaal gebrek aan sense of urgency? Uit die feiten blijkt toch dat Justitie in België helemaal niet naar behoren functioneert.
De voorzitter: U bent toch nog op tijd, mevrouw Becq. U hebt het woord.
10.05 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik had de bel niet gehoord die de hervatting aankondigde.
Mijnheer de minister, mijn vraag is eigenlijk gerelateerd aan wat wij in recente berichtgeving terugvonden over onbestrafte verkrachters. De cijfers in het rapport ter zake doen toch heel wat vragen rijzen.
Het gaat om een delicate materie waarbij de aangifte en de wijze van bewijsvoering niet zo evident zijn. Destijds heeft minister Miet Smet nog een hele kit “seksuele agressie” ontwikkeld om de bewijsvoering en de aangifte een stuk te vergemakkelijken en te verbeteren. Daarom verwondert het cijfermateriaal ons toch wel.
Mijnheer de minister, kunt u, ten eerste, die gegevens bevestigen?
Ten tweede, wat zijn de oorzaken? De oorzaken die worden genoemd, gaan over zowel het onderzoek door artsen als de wijze van verhoren, en dergelijke. Moet er niet worden gekeken– misschien zit er daar een raakvlak tussen politie en Justitie – op welke manier men dergelijke dossiers beter kan aanpakken?
Ten derde, in het regeerakkoord werd de verdere ontwikkeling van DNA-gegevensbanken in het vooruitzicht gesteld en werd het denkspoor bepleit om ook voor verdachten een databank in te richten, om op die manier de bewijsvoering mee te ondersteunen.
Kan dit verder worden ontwikkeld?
Een laatste vraag. Zijn er nog andere pistes waar verder aan moet worden gewerkt om dit op een serieuze en adequate, maar ook serene manier te kunnen ontwikkelen?
10.06 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, het is een beetje spijtig dat de minister van Justitie alweer niet aanwezig is. Ik heb een vraag die over zijn bevoegdheid gaat. Laat mij van de vraag een boodschap maken, omdat ik niet zeker ben dat, in het antwoord op mijn vraag, dit in de geschreven nota’s van de minister zal staan.
Ik wil de problematiek een stuk opentrekken. Ik zie met name drie fenomenen terugkeren van bijna voor de periode van de onderzoekscommissies Mensenhandel en Dutroux. Ik verklaar mij nader en nodig u uit om het recent bekendgemaakte rapport inzake mensenrechten over België even te bekijken. Wij scoren daar opnieuw slechte punten voor de behandeling van vrouwen en kinderen. We zitten opnieuw op de weg van die nonchalance inzake seksuele misdrijven.
Dat vertaalt zich op drie vlakken en de laatste week is daar gewoon de actualiteit van, met name de studies over honderd vastgestelde verkrachtingen die tot één veroordeling leiden, en anderzijds het fenomeen van de zedenfeiten in de instellingen in de welzijnssector in Vlaanderen die u, minister Vanackere, zeer goed zult kennen. Opnieuw dekt men dit toe vanuit een verkeerd begrepen bezorgdheid voor de dader. Men licht ouders niet in over wat er is gebeurd, omdat men de dader wil redden. Ook die balans slaat weer terug naar de zaken toedekken en regelen.
Internationaal verwijs ik naar vorige week. Het is niet enkel in de ambassade van Rusland dat men vlot visa kan krijgen. Ook op dit vlak is de internationale faam van België van vroeger aan het terugkeren: als men visa wil inzake handel van vrouwen, doe het via de Belgische diplomatie. Als er een probleem is, doet die hetzelfde als de Vlaamse welzijnsinstellingen, door de zaken eerder onder elkaar te regelen.
Achter de vaststellingen moet een vraag volgen. Zou het niet nodig zijn dat het College van procureurs-generaal, samen met de verantwoordelijke procureur-generaal die wij ooit hebben aangesteld voor het ganse land, zich opnieuw even buigt over de problematiek van seksuele misdrijven in het kader van mensenhandel en daarbuiten, om dan de politiek een stuk te coördineren en het signaal te geven, ook aan onze procureurs, dat dergelijke materie ernstig moet worden genomen?
10.07 Minister Steven Vanackere: U zult begrip hebben voor het feit dat ik in naam van minister De Clerck antwoord. U moet in elk geval de voormalige Vlaamse minister van Welzijn niet aan het verstand brengen dat alles wat te maken heeft met geweld tegen vrouwen, intrafamiliaal en daarbuiten, van het allergrootste belang is. U hoeft mij dat niet te vertellen.
Ik wil iedereen die over de lethargie van de huidige regering wil spreken naar aanleiding van deze studie er gewoon op wijzen dat het gaat over cijfers van 2001 tot 2007. Met permissie gezegd, ik wil het probleem niet onder de mat vegen, maar ik ga ook niet in op de toch wel wat lachwekkende conclusies ten aanzien van minister De Clerck, als het gaat over cijfers die historisch te maken hebben met de situatie tussen 2001 en 2007.
Ik wil even ingaan op deze studie. Het gaat over gegevens die zijn aangehaald uit een studie die twee onderdelen bevat: een algemeen gedeelte over 33 Europese landen, dat in London is georganiseerd en, vervolgens, een gedeelte dat specifiek betrekking heeft op 11 Europese landen. De gegevens die nu het meest tot de verbeelding spreken in verband met verkrachting – in de honderd verkrachtingsdossiers die zijn onderzocht – werden in 11 verschillende Europese landen onderzocht. Danièle Zucker, de onderzoekster, en haar medewerkster stonden in voor het Belgische hoofdstuk van dat tweede gedeelte.
De minister van Justitie beschikt nog niet over de eindresultaten van het onderzoek zelf, maar het spreekt vanzelf dat hij die met de grootste aandacht ter kennis zal nemen. Vandaag beschikt hij alleen maar over de gegevens die uit de lezing voortkomen en hetgeen in de pers aan bod is gekomen.
Zoals gezegd heeft men honderd verkrachtingsdossiers uit de jaren 2001 tot 2007 onderzocht. Men kent de gedetailleerde methodologische indicaties en voorzorgsmaatregelen nog niet, omdat dit in de lezing niet aan bod komt. Het is dus moeilijk om nu algemene conclusies te trekken met betrekking tot deze studie.
Hoe dan ook – dat is misschien toch iets wat een grote politieke relevantie heeft – bevestigt men dat er in de periode 2001 tot 2007 een bijzonder sterke toename is geweest van het aantal klachten wegens verkrachting. Goed geïnformeerde mensen, die daarover een duidelijk oordeel kunnen vellen, onder andere de procureurs-generaal, wijzen erop dat in de post-Dutrouxperiode meer mensen werden aangemoedigd om naar buiten te komen met problemen die in het verleden misschien niet aan bod kwamen.
Als men de verhouding bekijkt tussen het aantal gemelde of verklaarde aanmeldingen of klachten en het aantal veroordelingen, waarvan men zegt dat het procentueel afneemt, dan moet men daaruit geen overhaaste conclusies trekken. Het is ook denkbaar dat een groter aantal mensen een klacht neerlegt. Ik bevestig in ieder geval dat de sterke toename van het aantal klachten niet is gevolgd door een sterke toename van het aantal veroordelingen.
Als men, meer specifiek, een overzicht van de veroordelingen in verkrachtingszaken neemt in de periode 2001 tot 2007, dan stelt men in 2001 in totaal 438 veroordelingen vast, ten opzichte van 457 in 2007. Dat is een bijzonder geringe toename.
Als men dit vergelijkt met de situatie die het diepst in het verleden gaat, merkt men dat er in 1993 284 veroordelingen waren. Ik neem aan dat de minister van Justitie ook het detail van een aantal van de tabellen die ik hier ter beschikking heb, ter beschikking stelt van de commissie.
Ik kom nu aan de aanbevelingen van het onderzoek met betrekking tot de door mevrouw Zucker opgesomde aanbevelingen. Ze zijn het resultaat van interviews met een aantal actoren. In dit stadium kan de minister van Justitie nog niet uitmaken of die aanbevelingen het resultaat zijn van de studie zelf of los staan van de naar voren gebrachte statistieken.
Hij zal kennisnemen van die aanbevelingen en ze analyseren aangezien hij ze in overweging neemt bij het gevolg dat hij gaat geven aan het evaluatieverslag van de voornoemde wetten van 1995 en 2000.
10.08 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, uw antwoord stelt mij absoluut niet gerust. Wij hebben geen antwoord gekregen in verband met die structurele problemen die er zijn en welke oplossingen er komen. Wij gaan nog een beetje geduld moeten uitoefenen. Wij zullen het dossier in elk geval verder opvolgen in de commissie.
Ik heb nog één punt. Wij maken ons in het Parlement ook vaak heel erg zorgen over situaties in het buitenland in conflictgebieden, hoe er daar wordt omgegaan met verkrachtingen. Met deze cijfers moeten wij ook zelf niet erg fier zijn internationaal gezien. Wij moeten dus toch enige nederigheid aan de dag leggen als wij nu nog eens willen spreken over de aanpak van verkrachtingen nationaal of internationaal.
10.09 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, toen u begon had ik een beetje de indruk dat u het probeerde te minimaliseren. Mijnheer Deseyn, door de kadering van de cijfers had ik de indruk dat het probleem werd geminimaliseerd, wat mij van u zou verwonderen, mijnheer de minister.
Daarom zou ik nogmaals willen vragen of u bereid bent met de regering te kijken naar het volgende.
Ten eerste is er de toepassing van de chemische castratie. Mevrouw Onkelinx is ondertussen binnengekomen. Zij is naar Canada geweest om daar projecten te gaan bekijken. Zij zei dat ze zal bekijken of er proefprojecten hier worden opgezet. Ik heb daarop geen antwoord gekregen.
Ten tweede, denkt u na over de verlenging van de verjaringstermijn? Vrouwen die worden verkracht en dat blijft onbestraft, daar moeten wij echt tegen optreden.
10.10 Els De Rammelaere (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de minister van Justitie vervangen, is dezer dagen geen lachertje. Het is een zeer ondankbare taak. U bent echter ook lid van de regering. Ik vind dat de regering hier een collectieve verantwoordelijkheid heeft om de straffeloosheid, die vandaag zo welig tiert, eindelijk eens grondig aan te pakken.
Het gaat immers niet alleen over de verkrachtingen. Er is ook straffeloosheid op het gebied van verkeersovertredingen. Er zijn dieven die worden vrijgesproken of niet worden vervolgd. Dit kan zo niet langer meer.
Ik heb bij minister De Clerck cijfers opgevraagd over het aantal seponeringen die in 2007 zijn toegekend. Er waren toen 280.000 nieuwe dossiers aangekomen of geopend bij het parket. Liefst 507.000 werden geseponeerd. Dat is bijna 75 procent ten opzichte van de nieuwe dossiers die worden geseponeerd. Dat is onaanvaardbaar hoog.
Ik roep u dan ook op om met de regering eindelijk daaraan iets te doen, voor er nog ergere dingen gebeuren dan deze waarmee wij vandaag reeds geconfronteerd geweest zijn.
10.11 Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij hebben de voorbije twee jaar reeds gewezen op de straffeloosheid, het gebrek aan daadkracht en de laksheid. U moet dus niet alleen verwijzen naar de studie 2001-2007. België is nog nauwelijks een rechtsstaat, wanneer we de laatste feiten bekijken. Wat justitie betreft, zijn we echt de risee van Europa. Dat is een spijtige zaak.
U hebt zelf naar het Vlaamse niveau verwezen. Ik zal u even terug naar het Vlaamse niveau verwijzen, met een uitspraak die een van uw collega’s vier jaar geleden heeft gedaan ter gelegenheid van 11 juli. Die uitspraak viert haar vierde verjaardag binnenkort. Voormalig minister Jo Vandeurzen wees er vier jaar geleden op dat er eindelijk een Vlaamse justitie zou moeten komen. U zult op Welzijn in Vlaanderen uw deel gedaan hebben op het vlak van verkrachtingen, maar het zou zeer goed zijn, mocht Vlaanderen eindelijk de justitiebevoegdheid krijgen die Jo Vandeurzen vier jaar geleden heeft willen afroepen. Dan was dat althans een homogeen bevoegdheidspakket en dan zouden we nu misschien veel verder staan dan de Belgische schande die we vandaag op justitieel vlak beleven.
10.12 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik denk dat we uit dit debat vooral moeten onthouden dat de minister van Justitie seksuele misdrijven en verkrachtingen au sérieux neemt en wil nemen. Dat moet niet alleen bij Justitie gebeuren, maar ook bij de politie. Dat moet ook gecoördineerd kunnen gebeuren.
Het moet ook in het vervolgingsbeleid en de rechtspraak op een serieuze manier worden aangepakt. Ik denk dat we dat in de commissie voor de Justitie zullen opvolgen. Desgevallend moet ook in begeleidende maatregelen worden voorzien.
10.13 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, waarde collega’s, mijnheer de minister Vanackere, als ik verwijs naar uw vroegere bevoegdheden in de Vlaamse regering, is dat omdat ik nog niet kan verwijzen naar uw bevoegdheden in de Brusselse regering, maar ook omdat u de problematiek zou moeten kennen. Ik leg een link met wat nu bekend wordt aan aanrandingen in verschillende instellingen. Ik doe dat niet om sensatieredenen, maar omdat het fenomeen van het toedekken, door het te proberen anders te regelen dan op strafrechtelijke wijze, de verkeerde methode is, die in het verleden tot een normvervaging heeft geleid waarvan anderen hebben geprofiteerd.
Ik vraag niet aan de minister van Justitie om de last van de geschiedenis op zijn schouders te nemen, maar wel de last voor de toekomst. Hij zou met name even moeten aandringen bij zijn procureurs-generaal om het opnieuw zo ernstig te doen als in de eerste post-Dutrouxjaren. Men moet het signaal geven, aan alle diensten over het ganse land, dat men het probleem ernstig moet nemen vanaf het eerste moment en dat men niet mag toelaten dat men het toedekt, al gebeurt dat soms met goede bedoelingen.
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Katia della Faille de Leverghem aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "gezichtstatoeages" (nr. P1195)
11 Question de Mme Katia della Faille de Leverghem à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "les tatouages sur le visage" (n° P1195)
11.01 Katia della Faille de Leverghem (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, deze week kon niemand ernaast kijken. Het was overal op televisie en de pers stond er vol van. Het ging met name over de soms pijnlijke, psychologische en sociale gevolgen die het aanbrengen van een tatoeage, meer bepaald in het aangezicht, met zich kan brengen.
Weliswaar beschikken wij in ons land over wetgeving, meer bepaald het koninklijk besluit van 25 november 2005, dat een paar veiligheidsvoorwaarden vastlegt.
Ten eerste, de klant moet een document ondertekenen, waarin hij onderschrijft dat hij met het aanbrengen van de tatoeage akkoord gaat en dat hij op de hoogte is van de risico’s die ermee gepaard gaan.
De tatoeëerder moet op zijn beurt kunnen inschatten of de klant niet onder invloed is van alcohol of van drugs. Hij moet ook nagaan of de persoon op wie hij de tatoeage zal aanbrengen, over de nodige maturiteit beschikt. Hij moet tevens nagaan of betrokkene voldoende erover heeft nagedacht. In de praktijk merken wij echter dat degenen die een tatoeage willen laten aanbrengen soms niet genoeg nadenken, met alle pijnlijke gevolgen van dien.
Ons voorstel bestaat erin het koninklijk besluit aan te passen en een aantal extra voorwaarden in te lassen. Een eerste elementen is bijvoorbeeld een duidelijke omschrijving van de grootte van de tatoeage, zodat er nadien geen misverstand kan zijn. Ten tweede zou in het koninklijk besluit een bedenktijd van een tweetal dagen voor de klant kunnen worden ingeschreven. Dat lijkt mij heel logisch. De klant kan dan bij derden toetsen of zijn beslissing wel de goede beslissing is en de tatoeëerder is op die manier ingedekt tegen de gevolgen voor hem, mocht de klant nadien spijt krijgen van zijn – soms domme – beslissing. De voordelen zijn dus groot.
Mevrouw de minister, bent u van plan om het koninklijk besluit in voornoemde zin aan te passen? Het gaat dus over een duidelijke omschrijving van de grootte van de tatoeage en over een bedenktijd van een of twee dagen.
11.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, ik ga akkoord met de geformuleerde voorstellen.
De voorzitter: Mevrouw delle Faille, u wordt op uw wenken bediend. U hebt één vraag en u krijgt een bevestigend antwoord.
11.03 Katia della Faille de Leverghem (Open Vld): Waarvoor dank, mevrouw de minister.
Het incident is gesloten.
12 Question de M. Daniel Bacquelaine à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'évaluation de la profession de médecin généraliste" (n° P1196)
12 Vraag van de heer Daniel Bacquelaine aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de evaluatie van het beroep van huisarts" (nr. P1196)
12.01 Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, madame la vice-première ministre, je profite de cette enquête nationale de MediPlanet sur la situation et le ressenti des médecins généralistes pour revenir sur une question qui a déjà occupé les travaux de la commission de la Santé. C'est une problématique que vous connaissez bien. Il s'agit de l'attractivité de la profession de médecin généraliste.
Les médecins généralistes qui livrent leur sentiment dans le cadre de cette enquête parlent de burn-out, d'un malaise concernant toute une série de problèmes qui émaillent la profession. Je pense notamment au système des gardes, au surmenage, au numerus clausus qui y est étroitement lié. Je pense aussi à la complexité administrative du métier, à la surcharge administrative qui ont pour conséquence que ces médecins affirment de plus en plus qu'ils déconseilleraient fortement à leurs candidats successeurs la filière de médecin généraliste. Ce constat est inquiétant.
Il est dès lors peut-être temps d'établir un véritable plan de revalorisation. Il ne s'agit plus de revendications en termes de revalorisation financière; cela a été fait. Les revendications sont maintenant d'ordre organisationnel.
J'aurais voulu connaître votre avis sur cette question. Envisagez-vous de mettre sur pied un véritable plan de revalorisation de la profession pour augmenter son attractivité?
12.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Bacquelaine, je voudrais d'abord vous dire avec un clin d'œil que lorsque j'étais étudiante, mon père me disait de choisir n'importe quelle filière mais surtout pas la politique, arguant de la difficulté de ce métier, des gardes, des discussions tardives, etc. Je n'ai pas obéi, comme vous avez pu le constater.
Plus sérieusement, pour en revenir à la profession de médecin généraliste, cette enquête est intéressante et confirme les propos que j'entends fréquemment dans les discussions avec les représentants de cette profession.
Ils émettent beaucoup de revendications pour ce qui concerne l'attractivité de la profession mais pas uniquement sur un plan strictement financier. Il y a eu de fait une revalorisation importante de la profession ces cinq dernières années, aux alentours de 40%. Peut-être devrait-on encore aller plus loin mais cette revalorisation a eu lieu.
Aujourd'hui, il s'agit de tout autre chose. C'est d'abord le regard porté sur la complexité administrative. Il faut aller beaucoup plus loin qu'actuellement. En cette matière, vous savez que nous avons eu Impulseo 1, puis 2 et que nous allons bientôt avoir Impulseo 3 pour agir au niveau du soutien du travail administratif.
Par ailleurs, on a commencé également à simplifier les procédures et je prendrai l'exemple du plan Maladies chroniques et des prescriptions de médicaments renouvelables.
Je travaille également à une simplification et à une intensification de l'information. Nous avons déjà pas mal travaillé, par exemple en termes de e-health, mais il faudra aller plus loin, notamment en ce qui concerne la prescription électronique.
J'entends très souvent parler de la difficulté relative aux gardes. Les médecins généralistes sont confrontés au problème des gardes et ils n'ont plus envie de les assumer, contrairement à ce que faisaient leurs collègues auparavant. La situation est extrêmement préoccupante, mais pas partout de la même manière. Dans certains quartiers, c'est moins pesant mais dans les zones dépeuplées, c'est parfois dramatique.
Comment travaillons-nous? Dans un premier temps, nous avons doublé les budgets de soutien aux postes de garde avancés. Ensuite, nous avons lancé deux projets pilotes, dans le Hainaut et à Bruges, autour de ce qu'on appelle le 1733, c'est-à-dire le fait de réunir les gardes 100 et l'appel au médecin afin de réduire autant que faire se peut la sortie du médecin pour se rendre au domicile du patient qui appelle.
Au-delà de cela se pose la question du numerus clausus. Je dis clairement que je suis en faveur d'une planification. Sans planification, on pourrait avoir un nombre important de médecins mais également des pénuries pour certaines spécialités; je pense aux pédiatres et aux médecins urgentistes. Les quotas ont été allégés. Je suis favorable à une modification fondamentale qui permettra véritablement de desserrer la ceinture et d'éviter le risque de pénurie qui pèse sur les médecins généralistes, ce qui rend leur profession difficile, notamment en matière de gardes.
Suite au cadastre, la commission de planification fera des propositions au gouvernement. J'espère que nous aurons de bonnes nouvelles prochainement!
12.03 Daniel Bacquelaine (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je pense, pour ma part, qu'il faudrait peut-être aller plus loin et plus rapidement dans trois domaines.
Premièrement, la complexité en matière de prescription. Il faut revoir la classification pour aller vers une révolution à cet égard. Sanctionner ceux qui prescrivent tout à fait en dehors des normes pourrait se faire sans maintenir le système actuel de classification.
Deuxièmement, les gardes. Il faut se poser la question du concept de la nuit blanche, de minuit à 06.00 heures du matin, pendant laquelle les gardes, telles qu'elles fonctionnent actuellement, ne sont plus vraiment nécessaires et devraient regagner les services 100.
Troisièmement, en matière de numerus clausus, on peut franchir un pas supplémentaire. Il faut instaurer un examen d'entrée. Je sais que ce n'est pas du ressort du fédéral mais la Communauté française devrait peut-être inciter nos collègues à mettre en place un examen d'entrée, comme cela existe en Flandre.
À partir de là, on pourrait supprimer les quotas à la sortie des études. Il y a moyen d'aller plus vite et plus fort dans plusieurs domaines pour augmenter l'attrait de la profession.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: In overleg tussen de heer Vercamer en mevrouw Milquet wordt de vraag van de heer Vercamer, over de aangroei van de werkloosheid in 2010, verwezen naar de commissie.
- de heer Hendrik Daems aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden over "de pensioenfondsen" (nr. P1214)
- mevrouw Sarah Smeyers aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden over "de pensioenfondsen" (nr. P1215)
- M. Hendrik Daems à la ministre de l'Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes sur "les fonds de pension" (n° P1214)
- Mme Sarah Smeyers à la ministre de l'Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes sur "les fonds de pension" (n° P1215)
13.01 Hendrik Daems (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, wij ontvingen een aantal berichten omtrent de bedrijfs- en sectorpensioenfondsen, die hierop neerkomen dat er vorig jaar werd afgesloten met een verlies, zowel op korte als op lange termijn. Voor een goed begrip, het Pensioenfonds van de tweede pijler houdt in dat men geld stort om een aanvullend pensioen te ontvangen zodra men gepensioneerd is.
Een tekort betekent in wezen dat er niet genoeg centen zijn om die pensioenen te betalen. Een pensioenfonds kan op zo'n moment maar twee dingen doen: ofwel extra centen ophalen – de wet bepaalt dat een tekort bij een bedrijfspensioenfonds, maar ook bij een sectoraal pensioenfonds, door de werkgevers moet worden bijgestort –, ofwel het bestaande kapitaal "opeten" om daarmee de pensioenen betalen. Ik vind dat een zeer belangrijke problematiek omdat het tekort op korte termijn volgens de CBFA 530 miljoen euro bedraagt. Dat is 20 miljard Belgische frank. Dat is een enorm bedrag. Op middellange termijn zou het gaan over meer dan 1,39 miljard euro.
Wat betekent dit nu concreet voor mij? Dit betekent dat de illusie die wij gisteren hadden over de banken, hopelijk niet de illusie is die wij vandaag nog hebben over de pensioenfondsen van morgen.
Ik heb een aantal heel concrete vragen. Ten eerste, de CBFA heeft herstelplannen gevraagd aan 107 pensioenfondsen. Deze fondsen hebben niet allemaal geantwoord en niet alle herstelplannen werden goedgekeurd. Zult u, in uw hoedanigheid van minister een initiatief nemen op korte termijn om dit eens te bekijken?
Ten tweede, ik houd mij voor om, desgevallend in overleg met u, de Belgische Vereniging van Pensioeninstellingen volgende week naar hier te laten komen. Het moet niet al te moeilijk zijn om de voorzitter en de toezichthouders naar hier te laten komen om ons uit te leggen hoe de situatie is. Wat wij natuurlijk niet kunnen hebben, is dat in deze economische crisis steeds meer bedrijven over kop gaan waardoor de garantie van werkgevers die bijstorten verdwijnt, waardoor mensen die hebben gespaard via een pensioenfonds, niet het pensioen zullen krijgen waarop zij recht hebben.
Ten derde, mijn stelling is heel eenvoudig. Als de overheid garanties geeft aan de spaarders in de banken; quid dan met het spaargeld dat in pensioenfondsen zit, van mensen die daarvan een pensioen moeten krijgen, zij het aanvullend?
Dit zijn drie heel concrete vragen waarop ik vandaag graag een begin van antwoord had gekregen.
13.02 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de situatie is al geschetst door de heer Daems. In de pers wordt gemeld dat bijna de helft van de pensioenfondsen met tekorten kampt. De CBFA ziet voorlopig geen probleem omdat zij vroeger al aan de pensioenfondsen heeft gevraagd om een herstelplan op te maken. Dit zou ook gebeurd zijn, maar onder andere de verzekeringsfederatie Assuralia ziet volgens mij terecht problemen en vreest dat de pensioengerechtigden zelf in de kou zullen komen te staan. Als de pensioenfondsen tekorten vertonen, dan moeten de pensioengerechtigden immers terugvallen op de werkgevers. Gelet op de financiële en economische crisis zijn er steeds meer faillissementen en zou het zelfs kunnen dat de werkgevers ook zullen tekortschieten waardoor de pensioengerechtigden helemaal in de kou zullen komen te staan.
Ik heb een aantal vragen voor u. Hoe schat u de situatie in? Bent u van plan om op korte termijn iets te doen? Zo ja, wat? Ik wou ook eens vragen naar uw aangekondigde pensioenconferentie. Enkele maanden geleden hebt u dit aangekondigd en u maakt er ook gewag van in uw beleidsnota. Daarin staat letterlijk dat u de toegankelijkheid, het beheer en de ontwikkeling van de pensioenstelsels, meer bepaald van de tweede pijler, nader onder de loupe zult nemen.
Zijn er al conclusies of concrete maatregelen in verband met de pensioenconferentie uit de bus gekomen? Wij spreken nu over de tweede pijler, de aanvullende pensioenpijler, maar wat met uw eerste pensioenpijler? U zult het met mij eens zijn dat dit de belangrijkste pensioenpijler is, die voor iedereen de meeste waarborgen moet geven. Ook die pijler blijkt aan het wankelen. Hebt u daarover ook een korte- en een langetermijnvisie?
13.03 Minister Marie Arena: Mijnheer de voorzitter, de financiële crisis van 2008 vereist uiteraard onze aandacht. Nochtans kunnen de aangeslotenen hun prestatie niet uitgekeerd krijgen voor de leeftijd van 60 jaar. Het is dus een langetermijnsysteem. Zelfs de huidige onderfinanciering van de provisies op korte termijn betekent niet noodzakelijk dat er een gebrek aan liquiditeit is voor de lange termijn.
De pensioenfondsen hebben een of meerdere bijdragende ondernemingen, dat is de werkgever, die de vastgestelde onderfinanciering moeten aanzuiveren. Het is dus van belang dat de werkgever in staat is om zijn verplichting na te komen.
Momenteel hebben wij geen kennis van gevallen waarbij een werknemer de prestatie van zijn pensioenverbintenis niet zou hebben ontvangen.
In het kader van de nationale pensioenconferentie heb ik eveneens aan de CBFA gevraagd om toelichting te geven bij de prudentiële regels die van toepassing zijn op IBP's. Uit de informatie die daar wordt gegeven, zullen conclusies worden getrokken om in de toekomst het risico op onderfinanciering te minimaliseren. Wij werken op de nationale conferentie aan de minimalisering van de risico's in de tweede pijler.
De financiële crisis toont ons dat de eerste pijler de zekere pijler voor de pensioenen is. Dat wil niet zeggen dat wij de tweede pijler moeten afschaffen. Wij denken echter dat de eerste pijler zeer belangrijk is voor de zekerheid van de pensioenen.
13.04 Hendrik Daems (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, er is een groot verschil tussen eerste en tweede pijler. In ons systeem is de eerste pijler herverdeling, de tweede een kapitalisatiesysteem. Met andere woorden, mensen hebben geld op tafel gelegd, het ligt daar, het moet goed worden beheerd en nadien worden gebruikt om dat pensioen uit te keren.
Ik wil een randbemerking maken, mevrouw de minister. Er zijn vandaag geen liquiditeitsproblemen: waar hebben we dat nog gehoord? Ik wil gewoon, zonder dat te breed open te trekken, toch aangeven dat we best op korte termijn vanuit de regering minstens een paar informatieve initiatieven zien. Ik heb de suggestie gedaan om de voorzitter van de Belgische vereniging van pensioeninstellingen naar hier te halen.
Ik denk dat het systeem as such moet worden bekeken en desgevallend voor een stuk gemodificeerd, om te garanderen dat spaargeld dat in een pensioenfonds zit, morgen als pensioen kan worden uitgekeerd. Dat is gewoon een parallel trekken met de bedenking die we allemaal hadden over mensen die centen op een bank hebben staan en waar we tot op een bepaald niveau een zekere garantie aan geven. Dat is mijn bedenking.
Nogmaals, waar hebben we het nog eens gehoord: er zijn geen liquiditeitsproblemen? Het is maar te hopen dat het zo blijft.
13.05 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik hoor enerzijds zeggen dat er geen tekorten of problemen zijn, maar anderzijds zegt u dat uw pensioenconferentie nadenkt over het mogelijk oplossen van de tekorten. Ik zie daar niet echt een lijn in. U zegt dus eigenlijk wel dat die tweede pijler niet voldoende liquiditeiten zal hebben op lange termijn.
U zegt terecht dat de eerste pijler belangrijk is, maar ik vroeg naar uw visie daarover. Die eerste pijler zal ook niet houdbaar blijven, die wankelt nu ook. Er zijn gewoon niet genoeg middelen om op lange termijn iedereen van een volwaardig gegarandeerd pensioen te voorzien.
Ik hoop dat u niet wacht tot u zelf met pensioen gaat, alvorens werk te maken van dit groot probleem.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Zo komen we aan het einde van het vragenuurtje.
14 Voorstel van resolutie betreffende een actieplan voor het kind in het ziekenhuis (482/1-4)
14 Proposition de résolution relative à un plan d'action en faveur de l'enfant hospitalisé (482/1-4)
Voorstel ingediend door:
Proposition déposée par:
Yolande
Avontroodt, Maggie De Block, Katia della Faille de Leverghem, Geert Versnick
De door de commissie aangenomen tekst geldt
als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (482/4)
Le texte adopté par la commission sert de base
à la discussion. (Rgt 85, 4) (482/4)
De bespreking is geopend.
La discussion est ouverte.
14.01 Katia della Faille de Leverghem, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, de commissie voor de Volksgezondheid heeft onderhavig voorstel van collega Avontroodt besproken tijdens haar vergaderingen van 3 en 31 maart, 5 en 26 mei en ten slotte op 2 juni.
Collega Avontroodt licht haar voorstel toe. Zij wijst erop dat de problematiek van kinderen in ziekenhuizen tijdens de vorige legislatuur extra in de belangstelling kwam door de publicatie van het rapport-Cannoodt-Casaer.
Reeds in 1986 keurde het Europees Parlement een resolutie goed waarin aan de lidstaten werd gevraagd het handvest uit te voeren dat voorzag in specifieke normen voor de zorg van kinderen in het ziekenhuis.
Wat ons land betreft, trekken de Belgische kinderartsen aan de alarmbel: er zijn te weinig pediaters in ons land. Ook Unicef vraagt bijzondere aandacht voor de zorg van kinderen in ziekenhuizen. Zo wijst de organisatie erop dat kinderen naast aangepaste zorg, behoefte hebben aan een afdoende sociale en educatieve begeleiding.
Tijdens de algemene bespreking vraagt collega Otlet of het budget van de gezondheidszorg wel de kosten van de voorstellen in de resolutie kan dragen. Collega Lambert wenst te vernemen welke inspanningen de regering ter zake reeds heeft ondernomen. Collega Schiltz vraagt hoever het staat met de uitvoering van het koninklijk besluit van 13 juni 2006 inzake het zorgprogramma voor kinderen.
De vertegenwoordiger van de minister van Sociale Zaken stelt dat de problematiek van kinderen in ziekenhuizen een van de prioritaire aandachtspunten van de minister is. Hij somt een reeks maatregelen op die reeds zijn genomen.
Na die interventies worden er vijf amendementen ingediend. De amendementen hebben vooral tot doel het voorstel van resolutie te updaten en raken geenszins aan de essentie van de tekst.
Collega Gerkens steunt het voorstel en wijst er tevens op dat de rechten van een kind in een ziekenhuis nog steeds bijzondere aandacht verdienen.
De minister wijst op het onderzoek dat de FOD Volksgezondheid tijdens de vorige legislatuur heeft besteld bij de ULB en het Universitair Ziekenhuis Gent. Het onderzoek gaat over ziekenhuispediatrie en geeft gevolg aan de publicatie van de erkenningscriteria van het zorgprogramma voor kinderen. Het rapport reikt tal van mogelijke oplossingen aan voor de problemen waarmee ziekenhuispediaters worden geconfronteerd. De voorgestelde mogelijkheden zullen worden onderzocht.
Tot slot geeft de minister ook een opsomming van de maatregelen die de regering reeds heeft genomen om het tekort aan ziekenhuispediaters aan te pakken.
Tijdens de vergadering van 26 mei wordt het rapport voorgesteld door professor Alain De Wever. Volgende aspecten komen tijdens zijn uiteenzetting aan bod: de financiële weerslag van de maatregelen, een vergelijking van de ziekenhuispediaters ten opzichte van de andere ziekenhuisspecialisaties, de demografische situatie met betrekking tot de kinderartsen, de subspecialismen en de aanbevelingen en conclusies.
Daarna volgt een gedachtewisseling met de leden.
Collega Flahaux wijst op de vervrouwelijking van het beroep. Collega Avontroodt wenst een update van het onderzoek Cannoodt-Casaer. Een dergelijke update zou ons immers in staat kunnen stellen om de normen en de criteria voor de erkenning van pediatrische diensten beter te kunnen evalueren.
Zij wijst er ook op dat het onderzoek er vooral kwam op vraag van de pediaters en dat de behoeften van het kind niet centraal staan in het onderzoek. Collega Avontroodt had liever gehad dat deze behoeften wel deel hadden uitgemaakt van het onderzoek. Collega Otlet sluit zich aan bij deze laatste bemerking. Collega Gerkens stelt dat het haar opvalt hoezeer de kinderartsen evolueren naar artsen met algemene competenties.
Aansluitend hierop is collega Avontroodt van oordeel dat huisartsen een betere opleiding in de pediatrie zouden moeten krijgen. Zij vraagt zich daarom ook af of er geen nood is aan een specifieke RIZIV-nomenclatuur voor de pediatrische verzorging die door huisartsen wordt verleend.
Professor De Wever stipt aan dat inderdaad heel wat vrouwelijke pediaters kiezen voor een beperktere activiteit die zich voornamelijk toespitst op de ambulante verzorging. Kinderartsen nemen inderdaad ook een deel van het cliënteel van de huisarts over.
Veel internationale wetenschappelijke studies tonen aan dat vrouwelijke artsen meer tijd besteden aan de patiënten, en vooral aan kinderen. Die tijd wordt gebruikt om psychosociale problemen op te lossen.
De spreker is dan ook van oordeel dat een update van het rapport nuttig kan zijn. Hij wijst er verder nog op dat het inkomen van de kinderartsen in België te laag is. Op de vraag van collega Avontroodt of er een vergelijking voorhanden is met de lonen in andere landen, antwoordt hij ontkennend.
Collega Goutry stelt dat de normen voorgesteld in het rapport niet zijn aangepast aan een gebied zoals West-Vlaanderen. In dit dichtbevolkt gebied is het immers mogelijk dat de afdeling kindergeneeskunde niet voldoet aan die normen. Nochtans vindt de spreker dat kindergeneeskunde een basisdienst is van een ziekenhuis.
Samen met collega Otlet, vraagt hij dan ook een raming van het bruto jaarinkomen dat de kinderartsen behoorlijk zouden vinden. Volgens professor De Wever is dat een bruto jaarinkomen van 200.000 euro.
Vervolgens worden verschillende amendementen besproken en met eenparigheid van stemmen aangenomen. Het gehele, geamendeerde voorstel van resolutie wordt aldus door de commissie eenparig aangenomen.
De voorzitter: Mevrouw de verslaggeefster, ik dank u voor uw verslag. Ik geef het woord aan M. Otlet in de algemene bespreking.
14.02 Jacques Otlet (MR): Monsieur le président, chers collègues, le projet de résolution qui nous est soumis aujourd'hui et qui demande un plan d'action en faveur de l'enfant hospitalisé se veut complémentaire au texte présenté, il y a deux semaines, par notre collègue Florence Reuter sur les soins pédiatriques à domicile.
Les deux textes trouvent d'ailleurs leur origine dans la Charte de l'enfant hospitalisé. Sans reprendre ici l'ensemble des points contenus dans cette charte, il me paraît essentiel d'en souligner quelques-uns:
- les enfants ont le droit d'avoir leurs parents auprès d'eux;
- les enfants et leurs parents ont le droit d'être informés;
- les enfants ont le droit d'être soignés avec des enfants du même groupe d'âge;
- les enfants ont le droit d'avoir la possibilité de jouer, de s'amuser et de bénéficier d'un enseignement normal;
- les enfants ont le droit d'être soignés par du personnel spécialement formé pour cela.
Au cours de nos travaux et de nos auditions, il est clairement apparu que la Charte de l'enfant hospitalisé n'est pas appliquée de la même manière partout dans nos hôpitaux et que les moyens mis à disposition pour y arriver sont encore clairement insuffisants. Une évaluation précise de l'application de cette Charte dans les hôpitaux belges est donc nécessaire et devra être réalisée avec la collaboration des entités fédérées.
Par ailleurs, l'étude réalisée par le professeur De Wever et son équipe sur la spécialité en pédiatrie et son avenir a clairement démontré que les médecins pédiatres étaient les praticiens spécialisés dont les revenus étaient les plus bas et qu'il fallait impérativement revaloriser leurs prestations, tant à l'hôpital, via les honoraires de surveillance, qu'aux consultations et en particulier en hôpital de jour et en salle d'urgence.
Faute d'une telle prise en considération de cette spécialité médicale, nous continuerons à connaître de grandes difficultés de recrutement de pédiatres dans nos hôpitaux.
Si elle est riche en enseignements relatifs à la vision du corps médical et des pédiatres en particulier, cette étude n'avait pas pour objet d'analyser parallèlement les besoins en soins hospitaliers pédiatriques. Aussi, afin de compléter objectivement notre observation sur cette discipline médicale, nous demandons au gouvernement de faire actualiser l'étude Cannoodt-Casaer, réalisée à la KUL en 2002 sur l'appréhension de la pédiatrie du point de vue des patients et de leur famille, l'adaptation éventuelle des normes d'agrément, les critères de programmation des lits hospitaliers et de pédiatrie ainsi que sur les règles de financement adaptées à cette discipline médicale.
14.03 Yolande Avontroodt (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik wil, eerst en vooral, onze verslaggever bedanken.
Vervolgens, om de heer Annemans een plezier te doen, leggen wij alweer een resolutie voor aan de Kamer. Ik herinner mij goed uw woorden, mijnheer Annemans. U zei dat dat allemaal zaken zijn waar men niet tegen kan zijn. Daarom heb ik daarnet aan uw collega gevraagd of u misschien, voor de verandering, zou vóór stemmen en hij heeft mij dat bevestigd.
Collega’s, hoe universeel de rechten van het kind ook zijn – ze zijn sedert een tiental jaar erkend –, in de praktijk zijn ze nog altijd niet helemaal ingevuld. Het gebeurt stap voor stap. Ik vraag uw aandacht voor de resolutie, maar ik zal niet alles herhalen wat de collega’s Otlet en della Faille reeds hebben gezegd. De rechten van het kind zijn niet zo eenvoudig in te vullen. Er is het EACH Charter. Dat is een charter dat Europees werd goedgekeurd en waarin de rechten van kinderen in het ziekenhuis duidelijk worden uitgetekend.
In de resolutie vragen wij een evaluatie. Ik meen dat het rapport nog heel veel hiaten zal aantonen, als de administratie een evaluatie moet maken van de rechten van het kind in de ziekenhuizen. Dat is ook in ons land het geval. Wij hebben nochtans een traditie ter zake en wij zijn gezegend met een goede gezondheidszorg. Wij vragen dus een evaluatie. Het is aan ons, aan het Parlement, indien de tekst wordt goedgekeurd, om het dossier uiteraard ook op te volgen. Het is aan de regering en aan de minister om hiervoor in de nodige middelen te voorzien.
Er zijn al veel stappen gedaan. Sedert 2006 is er het zorgprogramma pediatrie, waarin een aantal kwaliteitsvereisten werd opgenomen. Het was duidelijk, zowel tijdens de bespreking als tijdens de hoorzitting, dat een aantal van die elementen helemaal niet is ingevuld of niet invulbaar is. Zo vraagt men onder meer in het zorgprogramma pediatrie aandacht voor de pediatrisch verpleegkundigen. Wie het terrein kent, weet dat de pediatrisch verpleegkundigen vandaag nog altijd niet de volle erkenning krijgen en zeker nog niet voldoende in aantal zijn. De psychologische ondersteuning en de educatieve mogelijkheden zijn elementen die niet alleen theoretisch mogen ingevuld worden, maar effectief ook in de praktijk.
Het tekort aan pediaters is zowel door collega della Faille als door collega Otlet reeds uitvoerig toegelicht, maar het zal nog schrijnender zijn indien de normen die zijn vooropgesteld tot op vandaag… Ik weet dat enkele collega’s in ons Parlement ook betrokken zijn en ook zoeken naar oplossingen, enerzijds om aan de kwaliteitsnormen te kunnen beantwoorden, maar anderzijds om toch hun afdeling leefbaar te houden en om voldoende mensen te kunnen inzetten. Vandaar dat het tekort aan ziekenhuispediaters absoluut in de resolutie is blijven staan, hoewel aanvankelijk werd gedacht dat dit niet nodig zou zijn omdat er meer pediaters zijn. Echter, dat groter aantal pediaters werkt minder, want verschillende pediaters hebben minder dan duizend patiëntencontacten per jaar.
De oplijsting binnen het kadaster voor de geneesheren-specialisten is dan ook absoluut nodig.
Professor Alain De Wever heeft heel duidelijk het relatieve inkomstenverlies aangetoond door minder hospitalisaties. Maar, collega’s, als u zou weten hoeveel het toezichthonorarium bedraagt voor een pediater voor een ziek kind na de vierde dag… Welnu, dat is schrijnend. Het is nog geen 10 euro voor een toezicht op een ziek kind.
Ik denk dat eenieder wel kan inzien dat een toezicht op een ziek kind niet op twee minuten gebeurt, of zelfs niet op tien minuten. Dat is niet in tijd te meten. Er moet voldoende kwaliteit gegenereerd kunnen worden.
De compensatie van de verminderde vergoedingen voor toezicht, zou uiteindelijk enkel en alleen – en ook in het belang van het kind – kunnen komen door de officiële invoering van de daghospitalisatie voor kinderen en de voorlopige hospitalisatie met bijkomende toezichthonoraria.
Mijnheer de voorzitter, ik eindig met wat mevrouw della Faille heeft gezegd. Hoe uitgebreid de ondervraging en de bevraging van de Belgische pediaters ook is geweest, het is schrijnend dat er nul komma nul interesse of nul komma nul vraag is geweest naar een toename of naar een ondersteuning van de ziekenhuispediatrie.
Er ligt een resolutie voor die wij binnenkort ook uitvoerig zullen kunnen bespreken in onze commissie. Die resolutie duidt de knelpunten in de kinderpsychiatrie heel duidelijk aan.
Ik ben al veertien jaar parlementair actief. Het is exact veertien jaar geleden dat ik, destijds nog in het Vlaams Parlement, aandacht vroeg voor de kinderpsychiatrie. Ik vroeg toen om een bredere ondersteuning evenals om een betere omlijning van en afstemming op de bijzondere jeugdzorg, toen een bevoegdheid van de Gemeenschappen.
Schrijnend genoeg worden wij nu bijna dagelijks geconfronteerd met nieuwe noden en met nog langere wachtlijsten voor kinderen en jongeren die niet kunnen worden opgenomen. Er is steeds meer nood aan het begrijpen van geweld. Er zijn ook internationale netwerken. Echter, niemand heeft daarvoor al de nodige middelen uitgetrokken.
Het College voor Pediatrie is nog niet daadwerkelijk opgestart, hoewel wij meenden dat het al werkzaam was. Dat is niet het geval. Na het advies van de Belgische Academie voor Kindergeneeskunde over de samenstelling ervan is het absoluut noodzakelijk dat er ook een college voor kinder- en jeugdpsychiatrie komt.
Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik dank u voor uw aandacht. Op de agenda van de plenaire vergadering staat vandaag slechts één actiepunt. Eenieder die ooit zijn kind of kleinkind in een ziekenhuis moet laten opnemen en verzorgen, zal echter wel terugdenken aan de positieve steun die daaraan werd gegeven.
14.04 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, chers collègues, ce doit être la deuxième ou la troisième fois que nous intervenons en séance plénière à propos de la thématique 'santé au bénéfice des enfants'. Il devrait encore y avoir avant les congés, normalement, une dernière séance.
En effet, la commission de la Santé a pris conscience du paradoxe auquel nous confrontent les soins pédiatriques, à la fois en milieu intra et extrahospitalier. En effet, d'un côté, il y a la volonté de bien s'occuper des enfants, de leur consacrer beaucoup de moyens, de leur fournir les personnes et les services les plus adaptés et compétents mais, d'un autre côté, nous devons être conscients de nos limites lorsqu'il s'agit de concrétiser ces objectifs vu les nécessités en infrastructures, personnel et structures à mettre en place en interne par les hôpitaux pour organiser les services et répondre aux préoccupations de ceux qui veulent défendre la santé et les droits de ces enfants.
Le travail que nous avons entamé aura logiquement des conséquences lourdes à assumer, mais pas impossibles, nécessitant une volonté politique exprimée régulièrement par la commission. La commission tient à affirmer l'importance de s'accorder les moyens pour rencontrer nos obligations en termes de droits découlant de la ratification des conventions visant au respect des droits des patients, donc aussi des enfants. Nous aurons donc à adapter les budgets, mais également les pratiques, quitte à fonctionner peut-être autrement.
Un autre élément mis en évidence au cours de nos travaux est la nécessité de repenser le travail en hôpital en lien avec ce qu'il est possible de réaliser à domicile, en soins de proximité; il conviendra sans doute de répartir autrement les moyens à la fois financiers, de compétences et de prestataires de soins.
En ce qui concerne cette résolution relative aux soins hospitaliers à destination des enfants, je tenais à intervenir spécifiquement aujourd'hui pour faire part, comme Mme Avontroodt, de mon étonnement d'avoir entendu le professeur De Wever s'exprimer à propos de l'étude sur les pédiatres, commandée par les pédiatres: bien qu'elle ait été réalisée dans ce contexte, elle n'a pas posé la question de savoir si les pédiatres ont une place reconnue utile complémentaire dans l'ensemble des prestataires de soins de manière à présenter une offre médicale capable de rencontrer au mieux les besoins.
Nous avions déjà connaissance de la pénurie de médecins choisissant la spécialisation de pédiatres. Elle est surtout visible au sein des hôpitaux et résulte du manque de valorisation des prestations des pédiatres, et notamment de leur obligation de remplir une fonction de garde dans les hôpitaux au bénéfice des enfants. Ce problème est identifié depuis longtemps, et nous savons qu'il convient d'y remédier. Mais il est aussi lié au développement de prestations de certains cabinets extérieurs aux hôpitaux, dans lesquels le pédiatre s'imagine de plus en plus comme étant un médecin généraliste au service des enfants.
Comment envisage-t-on le rôle des spécialistes en pédiatrie? Doivent-ils intervenir pour soigner des pathologies qui sont particulièrement difficiles et dont certains enfants sont porteurs? Ou bien considère-t-on qu'un patient enfant doit automatiquement recourir aux services d'un pédiatre?
L'étude en question montre aussi que ces pédiatres s'imaginent dans le rôle du généraliste pour enfants, mais refusent d'en assumer les aspects désagréables, c'est-à-dire assurer des gardes, donc travailler après 18.00 heures et durant le week-end.
Nous nous trouvons devant une tâche d'une plus grande ampleur qui devrait aussi débuter au sein de la commission et qui consistera à réexaminer l'offre médicale. Il s'agira de voir quel rôle pourrait remplir le politique dans la mise en place d'outils de régulation de l'offre médicale qui seraient plus performants et qui tiendraient compte des besoins des patients, de l'évolution des pathologies et d'une combinaison indispensable entre les milieux intra et extrahospitaliers, de manière à ce que ces acteurs de santé soient complémentaires et non pas concurrents.
Enfin, je me permettrai d'insister sur une dimension de cette résolution que nous approfondirons bientôt en commission et qui a trait aux services et soins de pédopsychiatrie. Nous savons qu'il est nécessaire d'améliorer les services et l'infrastructure, les compétences du personnel à destination des enfants, l'intra et l'extrahospitalier, le respect des droit des patients, des enfants et des parents – qui sont parfois contradictoires dans les faits. À cette fin, nous devrons revoir la régulation de l'offre et l'organisation des soins au bénéfice des enfants.
Madame Avontroodt, je tenais à vous remercier pour votre résolution que nous allons soutenir en sachant qu'elle s'intègre dans un ensemble de résolutions que nous adressons au gouvernement et qui vont demander des moyens et de la volonté politique.
De voorzitter: Vraagt nog iemand het
woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
De bespreking is gesloten.
La discussion est close.
Er werden geen amendementen ingediend of heringediend.
Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.
De stemming over het voorstel zal later plaatsvinden.
Le vote sur la proposition aura lieu ultérieurement.
15
Europees Parlement – Onverenigbaarheden
15 Parlement européen – Incompatibilités
Met toepassing van artikel 42 van de wet van 23 maart 1989 doet de Kamer, vóór de installatie van het Europees Parlement – 14 juli 2009 –, uitspraak over de onverenigbaarheden, voor de Belgische verkozenen in het Europees Parlement, en deelt die beslissingen vóór de openingszitting mee aan het Europees Parlement.
Conformément à l’article 42 de la loi du 23 mars 1989, la Chambre se prononce sur les incompatibilités qui s’appliquent aux élus belges au Parlement européen avant l’installation du Parlement européen – le 14 juillet 2009 – et communique ces décisions au Parlement européen avant sa séance de rentrée.
Ingevolge constante beslissingen van het Bureau van de Kamer worden Kamerleden die op de dag van de openingszitting van het Europees Parlement geïnstalleerd werden zonder vooraf hun ontslag als lid van de Kamer gegeven te hebben, of zonder meteen na hun installatie in het Europees Parlement te laten weten dat ze ontslag uit de Kamer nemen, ambtshalve als demissionair beschouwd.
À la suite de différentes décisions du Bureau de la Chambre, les membres qui ont été installés le jour de la séance d’ouverture du Parlement européen sans avoir préalablement démissionné de leur fonction de membre de la Chambre ou sans avoir fait part, immédiatement après leur installation au Parlement européen, qu’ils renonçaient à leur mandat à la Chambre, sont réputés démissionnaires d’office.
Luidens de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, is de hoedanigheid van lid van het Europees Parlement onverenigbaar met die van lid van een “nationaal parlement”.
L’Acte du 20 septembre 1976 portant élection des membres du Parlement européen au suffrage universel direct prévoit que la qualité de membre du Parlement européen est incompatible avec celle de membre d’un Parlement national.
Op de vraag vanaf welk ogenblik de onverenigbaarheid vaststaat moet een ondubbelzinnig antwoord worden gegeven. Bij gebrek aan een eenduidig antwoord van het Europees Parlement, moet men zich aan de voorheen gangbare praktijk houden. Dit betekent concreet dat de federale parlementsleden die in het Europees Parlement zijn verkozen, geacht worden uiterlijk vóór 14 juli 2009 hun zetel ter beschikking te stellen, zoniet worden zij als van rechtswege ontslagnemend uit hun federaal parlementsmandaat verklaard.
La question de savoir à partir de quel moment l’incompatibilité est établie appelle une réponse dénuée de toute ambiguïté. En l’absence de réponse univoque de la part du Parlement européen, il y a lieu de s’en tenir à la pratique antérieure. Cela signifie concrètement que les membres de la Chambre élus au Parlement européen sont censés céder leur siège avant le 14 juillet 2009 au plus tard, sinon ils seront considérés comme démissionnaires de plein droit de leur mandat de parlementaire fédéral.
Ik stel voor dat de voorzitter van de Kamer ermee belast wordt na te gaan of nog altijd aan de verkiesbaarheidvoorwaarden voor de opvolgers is voldaan, wanneer Europarlementsleden na 14 juli 2009 en vóór september/oktober 2009 ontslag nemen zodat hun kandidatuur in het Europees Parlement kan worden ingediend.
Je propose que le président de la Chambre soit chargé de vérifier si les conditions d’éligibilité des suppléants sont encore remplies lorsque des démissions de parlementaires européens interviennent au-delà du 14 juillet 2009 et avant septembre/octobre 2009 afin de pouvoir présenter leur candidature au Parlement européen.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus zal geschieden.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
16 Klachten ingediend tegen de kiesverrichtingen van 7 juni 2009 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement.
16 Réclamations contre les opérations électorales du 7 juin 2009 concernant l'élection du Parlement européen
Er werden 77 bezwaarschriften ingediend tegen de kiesverrichtingen van 7 juni 2009 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement.
77 réclamations ont été introduites contre les opérations électorales du 7 juin 2009 concernant l'élection du Parlement européen.
Deze bezwaarschriften werden naar de bijzondere commissie, belast met het onderzoek van de geldigheid van de kiesverrichtingen en de klachten betreffende de Europese verkiezingen van 7 juni 2009, verzonden.
Ces réclamations ont été renvoyées à la commission spéciale chargée de vérifier la validité des opérations électorales et les réclamations relatives aux élections européennes du 7 juin 2009.
17 Inoverwegingneming van voorstellen
17
Prise en considération de propositions
In de laatst rondgedeelde agenda komt een lijst van voorstellen voor waarvan de inoverwegingneming is gevraagd.
Vous avez pris connaissance dans l'ordre du jour qui vous a été distribué de la liste des propositions dont la prise en considération est demandée.
Indien er geen bezwaar is, beschouw ik deze als aangenomen; overeenkomstig het reglement worden die voorstellen naar de bevoegde commissies verzonden.
S'il n'y a pas d'observations à ce sujet, je considérerai la prise en considération comme acquise et je renvoie les propositions aux commissions compétentes conformément au règlement.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Ik stel u ook voor in overweging te nemen:
- het voorstel van resolutie van de dames Muriel Gerkens, Colette Burgeon, Tinne Van der Straeten en Florence Reuter betreffende de erkenning van het fibromyalgiesyndroom en een betere alomvattende behandeling van de fibromyalgiepatiënten (nr. 2046/1).
Verzonden naar de commissie voor de
Volksgezondheid, het Leefmilieu en de Maatschappelijke Hernieuwing;
- het wetsvoorstel van mevrouw Freya Van den Bossche en de heer Renaat Landuyt) tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten (nr. 2055/1);
- het wetsvoorstel van de heer Willem-Frederik Schiltz, mevrouw Sofie Staelraeve en de heer Herman De Croo tot invoering van een vermijdbare heffing met het oog op het afzwakken van dominante marktposities en ter bevordering van een concurrentiële elektriciteitsmarkt (nr. 2057/1).
Verzonden naar de commissie voor het
Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale
wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw:
- het wetsvoorstel van de heer Renaat Landuyt tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de jury en de motivering (nr. 2056/1).
Verzonden naar de commissie voor de Justitie;
- het wetsvoorstel van de heren Patrick Moriau en Roel Deseyn, de dames Hilde Vautmans, Muriel Gerkens en Kattrin Jadin, de heren David Geerts, Georges Dallemagne en Robert Van de Velde tot opheffing van de wet van 9 februari 1999 tot oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds en tot oprichting van een Belgisch Fonds voor de voedselzekerheid (nr. 2054/1).
Verzonden naar de commissie voor de
Buitenlandse Betrekkingen;
- het wetsvoorstel van mevrouw Florence Reuter tot wijziging van het Wetboek van koophandel, in verband met de beroepsactiviteit van zelfstandig gastouder (nr. 2058/1).
Verzonden naar de commissie belast met de
problemen inzake Handels- en Economisch Recht.
Je vous propose également de prendre en considération:
- la proposition de résolution de Mmes Muriel Gerkens, Colette Burgeon, Tinne Van der Straeten et Florence Reuter visant à reconnaître le syndrome de la fibromyalgie et à améliorer la prise en charge globale des patients qui en sont atteints (n° 2046/1).
Renvoi à la commission de la Santé publique,
de l'Environnement et du Renouveau de la Société;
- la proposition de loi de Mme Freya Van den Bossche et M. Renaat Landuyt modifiant la loi du 30 juin 1994 relative au droit d'auteur et aux droits voisins (n° 2055/1);
- la proposition de loi de M. Willem-Frederik Schiltz, Mme Sofie Staelraeve et M. Herman De Croo instaurant une taxe évitable en vue d'affaiblir les positions dominantes sur le marché et de promouvoir un marché concurrentiel de l'électricité (n° 2057/1).
Renvoi à la commission de l'Économie, de la
Politique scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et
culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture;
- la proposition de loi de M. Renaat Landuyt modifiant le Code d'instruction criminelle en ce qui concerne le jury et la motivation (n° 2056/1).
Renvoi à la commission de la Justice;
- la proposition de loi de MM. Patrick Moriau et Roel Deseyn, Mmes Hilde Vautmans, Muriel Gerkens et Kattrin Jadin, MM. David Geerts, Georges Dallemagne et Robert Van de Velde abrogeant la loi du 9 février 1999 portant création du Fonds belge de survie et créant un Fonds belge pour la Sécurité alimentaire (n° 2054/1).
Renvoi à la commission des Relations
extérieures;
- la proposition de loi de Mme Florence Reuter modifiant le Code de commerce, relative à l'activité professionnelle d'accueillant autonome d'enfants (n° 2058/1).
Renvoi à la commission chargée des problèmes de Droit commercial et économique.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
17.01 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik ga ervan uit dat de wetsvoorstellen die op de banken liggen ook mee in overweging worden genomen. Ik heb een specifieke vraag over wetsvoorstel nr. 2056 in verband met de wijziging van het Wetboek van strafvordering met betrekking tot de jury en de motivering. Ik zou willen vragen om dit voorstel met hoogdringendheid te kunnen behandelen.
De voorzitter: U vraagt de urgentie?
17.02 Renaat Landuyt (sp.a): Ja, ik zou dat graag motiveren.
De voorzitter: U krijgt het woord om de urgentie te motiveren van uw wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van strafvordering met betrekking tot de jury. Spreekt u vanaf het spreekgestoelte, dan gaat u meer aandacht krijgen, alleszins de aandacht die u verdient.
17.03 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik weet niet hoe ik die laatste opmerking moet inschatten.
De voorzitter: Bij mij is dat steeds goedbedoeld.
17.04 Renaat Landuyt (sp.a): Dat geldt ook voor mijn opmerkingen, zoals u weet.
De voorzitter: Er zijn libertairen, liberalen en conservatieven als het op klederdracht aankomt.
17.05 Renaat Landuyt (sp.a): Over de haardracht ga ik het woord niet voeren, want ik voel mij niet goedgeplaatst. Mijnheer De Croo, geen paniek dus, ik ga geen opmerking maken over uw haartooi.
De voorzitter: Mijnheer Landuyt, u hebt het woord voor een verzoek tot hoogdringendheid. Blijf bij het onderwerp.
17.06 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, waarde collega’s, even ernstig, het probleem waarvan ik voorstel om het op een vlotte manier te regelen, is het volgende. Er zijn vandaag reeds twee assisenprocessen vernietigd. De minister van Justitie heeft verteld dat er wellicht nog zeven zullen worden vernietigd.
Anders uitgedrukt, de minister van Justitie heeft gezegd dat er nog zeven arresten van de hoven van assisen zullen worden vernietigd en dat er enige hoop is dat de rest van de arresten van assisen die nog zullen volgen, niet zullen worden vernietigd, in de mate dat alle hoven van beroep of alle hoven van assisen nu de juiste werkwijze volgen zoals door hem gesuggereerd, namelijk dat zij na de uitspraak van de jury, zoals door het Internationaal Strafhof gevraagd, ervoor zorgen dat er ook een fase komt van motivering.
Een aantal voorzitters van de hoven van assisen weigert een motivering te geven zolang die verplichting tot motivering niet in de wet staat. Daarom is mijn voorstel om dat – ik zou bijna zeggen op de in Vlaanderen gebruikelijke werkwijze – ook te verwoorden in de wettekst en om ervoor te zorgen door één zinnetje dat alle assisenprocessen van het komende gerechtelijke jaar effectief op een geldige wijze kunnen gebeuren.
Wij kunnen dit doen door de tekst die ik samen met collega Van Hecke neerleg snel te bespreken. Het gaat over één zinnetje. Dat kan niet moeilijk zijn.
Daarmee besparen wij niet alleen veel financieel leed voor de overheid, maar ook veel leed voor burgerlijke partijen die het nu moeten meemaken dat zware feiten worden behandeld in de wetenschap dat zij een paar maanden later wellicht opnieuw zullen moeten worden behandeld.
Vandaar mijn voorstel en mijn vraag aan iedereen die in de komende weken zal willen protesteren omdat opnieuw een arrest van het hof van assisen wordt vernietigd, het argument te geven dat men minstens een poging heeft gedaan om er iets aan te doen. Iedereen die nu niet akkoord gaat om dit hoogdringend te regelen, vraag ik dan ook om daarop in de toekomst niet terug te komen.
Men moet consequent zijn. Ofwel vindt men iets verkeerd en doet men er iets aan. Ofwel zwijgt men en laat men de zaken verkeerd gebeuren.
Mevrouw Van Cauter was de eerste om een wetsvoorstel in te dienen om de motivering voor het hof van assisen wettelijk te kaderen. Ik help haar nu door via mijn wetsvoorstel de hoogdringendheid te vragen zodat wij ook het voorstel van mevrouw Van Cauter onmiddellijk kunnen bekijken. Misschien is haar tekst beter dan de mijne. Dan kunnen wij tenminste vlot werken.
Er zijn collega's, zoals de minister van Justitie, die zeggen dat dit in de Senaat zal worden geregeld. In de Senaat is men bezig met alles te regelen. Daar wil men een volledige hervorming van het hof van assisen. Dat betekent dus dat, als de Senaat klaar is, wij hier het debat zullen voeren over de hele problematiek van het al dan niet afschaffen van het hof van assisen en het al dan niet bijsturen van tal van procedurefases voor het hof van assisen. In de praktijk zullen echter nog altijd processen worden gevoerd waarvan wij niet zeker zijn dat ze niet zullen worden vernietigd, zoals nu aan de lopende band door het Hof van Cassatie gebeurt.
Onder voorbehoud van alle mogelijke discussies ten gronde, vraag ik aan iedereen die bezorgd is om een goede rechtspleging in het land, nu akkoord te gaan om dringend dit ene punt te regelen.
Nogmaals, als een persoon die er niet mee akkoord gaat om dat vlot te regelen, in de toekomst nog zal klagen over het feit dat er weer een vernietiging is uitgesproken, dan ontneemt die zich zijn argumenten door nu niet mee te werken.
De voorzitter: Wilt u stilaan afronden?
17.07 Renaat Landuyt (sp.a): Ik herhaal, collega’s, dat ik ermee akkoord ga om te werken met de tekst van mevrouw Van Cauter, als er maar iets gebeurt. Dus vraag ik nu, op vraag van de voorzitter, formeel om allen op te staan om de hoogdringendheid goed te keuren.
De voorzitter: U hebt de vraag van de heer Landuyt begrepen. Ik bedoel de vraag tot urgentie. In dat verband heeft mevrouw De Schamphelaere ook het woord gevraagd.
17.08 Mia De Schamphelaere (CD&V): Mijnheer de voorzitter, het is natuurlijk een interessant voorstel van collega Landuyt, zoals al zijn voorstellen interessant zijn. Het is maar een klein onderdeel van het hele debat dat werd gevoerd in de Senaat, samen met hoorzittingen op basis van voorstellen van verscheidene fracties. Ik heb mij nog deze namiddag geïnformeerd. Volgende week komt de eindstemming in de commissie in de Senaat en daarna in de plenaire vergadering. Als wij in de commissie voor de Justitie aan een normaal ritme voortwerken, kunnen wij de hervorming van het hele assisenproces goedkeuren in onze commissie en is de nieuwe wet daar voor de aanvang van het gerechtelijk jaar.
De voorzitter: Dat is een stelling contra de urgentie.
Aangezien er geen eenparigheid is over het voorstel van de heer Landuyt, stel ik voor dat de Kamer zich uitspreekt bij zitten en opstaan.
Er wordt gestemd bij zitten en opstaan.
Il est procédé au vote par assis et levé.
De uitslag is onduidelijk, dus ik stel voor dat we elektronisch stemmen.
Er wordt overgegaan tot de elektronische stemming.
Il est procédé au vote électronique.
50 leden steunen het verzoek tot urgentie, 72 leden zijn tegen.
Het verzoek tot urgentie is verworpen.
La demande d'urgence est rejetée.
18 Proposition de résolution relative à un plan d'action en faveur de l'enfant hospitalisé (482/4)
18 Voorstel van resolutie betreffende een actieplan voor het kind in het ziekenhuis (482/4)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Oui)
Vraagt iemand het woord voor een
stemverklaring? (Ja)
18.01 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, wij zullen als oppositie mee vóór stemmen, omdat het voor mevrouw della Faille is.
De voorzitter: Waarvan akte.
Begin van de stemming
/ Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 2) |
||
Ja |
123 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
123 |
Total |
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de résolution. Il en sera donné connaissance au gouvernement. (482/5)
Bijgevolg neemt de Kamer het voorstel van
resolutie aan. Het zal ter kennis van de regering worden gebracht. (482/5)
Wij moeten ons thans uitspreken over de ontwerp agenda die de Conferentie van voorzitters u voorstelt.
Nous devons nous prononcer sur le projet d’ordre du jour que vous propose la Conférence des présidents.
Geen bezwaar? (Nee) Het voorstel is aangenomen.
Pas d’observation? (Non) La proposition est adoptée.
La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 25 juin 2009 à 14.15 heures.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 25 juni 2009 om 14.15 uur.
La séance est levée à 16.55 heures.
De vergadering wordt gesloten om 16.55 uur.
De bijlage is opgenomen in een aparte
brochure met nummer CRIV 52 PLEN 103 bijlage. |
L'annexe est reprise dans une brochure séparée,
portant le numéro CRIV 52 PLEN 103 annexe. |
|
|
|
|
Naamstemming - Vote nominatif: 001
Ja
|
050 |
Oui |
Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Bonte Hans,
Bultinck Koen, Cocriamont Patrick, Colen Alexandra, De Bont Rita, Dedecker Jean
Marie, De Groote Patrick, De Maght Martine, De Man Filip, De Rammelaere Els, De
Wever Bart, D'haeseleer Guy, Douifi Dalila, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet
Georges, Goyvaerts Hagen, Jambon Jan, Kitir Meryame, Laeremans Bart, Lahssaini
Fouad, Landuyt Renaat, Logghe Peter, Mortelmans Jan, Pas Barbara, Peeters Jan,
Schoofs Bert, Smeyers Sarah, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Stevenheydens Bruno,
Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Valkeniers Bruno, Van Broeckhoven Christine, Van
den Bossche Freya, Van den Eynde Francis, Vandenhove Ludwig, Van der Maelen
Dirk, Van der Straeten Tinne, Van de Velde Robert, Van Hecke Stefaan, Van
Noppen Flor, Vanvelthoven Peter, Vervotte Inge, Vijnck Dirk, Vissers Linda,
Werbrouck Ulla, Weyts Ben
Nee |
072 |
Non |
Arens Josy, Bacquelaine Daniel, Baeselen
Xavier, Becq Sonja, Bogaert Hendrik, Brotcorne Christian, Burgeon Colette,
Claes Ingrid, Collard Philippe, Crucke Jean-Luc, Daems Hendrik, Dallemagne
Georges, De Block Maggie, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman,
della Faille de Leverghem Katia, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, De
Schamphelaere Mia, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Dewael Patrick, Dierick
Leen, Dieu Camille, Doomst Michel, Ducarme Denis, Flahaut André, Flahaux Jean-Jacques,
Galant Jacqueline, George Joseph, Giet Thierry, Goutry Luc, Hamal Olivier,
Jadin Kattrin, Jeholet Pierre-Yves, Kindermans Gerald, Lahaye-Battheu Sabien,
Lalieux Karine, Lavaux David, Lejeune Josée, Maingain Olivier, Marghem
Marie-Christine, Mayeur Yvan, Muylle Nathalie, Nyssens Clotilde, Otlet Jacques,
Partyka Katrien, Pécriaux Sophie, Prévot Maxime, Reuter Florence, Salvi
Véronique, Schyns Marie-Martine, Somers Bart, Somers Ine, Staelraeve Sofie,
Terwingen Raf, Tommelein Bart, Uyttersprot Ilse, Van Biesen Luk, Van Campenhout
Ludo, Van Cauter Carina, Van Daele Lieve, Van den Bergh Jef, Van Grootenbrulle
Bruno, Vautmans Hilde, Vercamer Stefaan, Verhaegen Mark, Verherstraeten
Servais, Versnick Geert, Wiaux Brigitte, Yalçin Hilâl
Onthoudingen |
000 |
Abstentions |
Naamstemming - Vote nominatif: 002
Ja
|
123 |
Oui |
Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Arens Josy,
Avontroodt Yolande, Bacquelaine Daniel, Baeselen Xavier, Becq Sonja, Bogaert
Hendrik, Bonte Hans, Brotcorne Christian, Bultinck Koen, Burgeon Colette, Claes
Ingrid, Cocriamont Patrick, Colen Alexandra, Collard Philippe, Crucke Jean-Luc,
Daems Hendrik, Dallemagne Georges, De Block Maggie, De Bont Rita, De Bue
Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker Jean Marie, De Groote Patrick,
della Faille de Leverghem Katia, De Maght Martine, De Man Filip, De Permentier
Corinne, De Potter Jenne, De Rammelaere Els, De Schamphelaere Mia, Deseyn Roel,
Destrebecq Olivier, Dewael Patrick, De Wever Bart, D'haeseleer Guy, Dierick
Leen, Dieu Camille, Doomst Michel, Douifi Dalila, Ducarme Denis, Flahaut André,
Flahaux Jean-Jacques, Galant Jacqueline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens
Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goutry Luc, Goyvaerts Hagen, Hamal
Olivier, Jadin Kattrin, Jambon Jan, Jeholet Pierre-Yves, Kindermans Gerald,
Kitir Meryame, Laeremans Bart, Lahaye-Battheu Sabien, Lahssaini Fouad, Lalieux
Karine, Landuyt Renaat, Lavaux David, Lejeune Josée, Logghe Peter, Maingain
Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Mortelmans Jan, Muylle Nathalie,
Nyssens Clotilde, Otlet Jacques, Partyka Katrien, Pas Barbara, Pécriaux Sophie,
Peeters Jan, Prévot Maxime, Reuter Florence, Salvi Véronique, Schoofs Bert,
Schyns Marie-Martine, Smeyers Sarah, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart,
Somers Ine, Staelraeve Sofie, Stevenheydens Bruno, Terwingen Raf, Tobback
Bruno, Tommelein Bart, Tuybens Bruno, Uyttersprot Ilse, Valkeniers Bruno, Van
Biesen Luk, Van Broeckhoven Christine, Van Campenhout Ludo, Van Cauter Carina,
Van Daele Lieve, Van den Bergh Jef, Van den Bossche Freya, Van den Eynde
Francis, Vandenhove Ludwig, Van der Maelen Dirk, Van der Straeten Tinne, Van de
Velde Robert, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Van Noppen Flor,
Vanvelthoven Peter, Vautmans Hilde, Vercamer Stefaan, Verhaegen Mark,
Verherstraeten Servais, Versnick Geert, Vervotte Inge, Vijnck Dirk, Vissers
Linda, Werbrouck Ulla, Weyts Ben, Wiaux Brigitte, Yalçin Hilâl
Nee
|
000 |
Non |
Onthoudingen |
000 |
Abstentions |