Séance plénière |
|
van donderdag 4 juni 2009 Namiddag ______ |
du jeudi 4 juin 2009 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.16 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.
La séance est ouverte à 14.16 heures et présidée par M. Patrick Dewael.
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:
Ministre du gouvernement fédéral présent lors de l'ouverture de la séance:
Herman Van Rompuy.
De voorzitter: De vergadering is geopend.
La séance est ouverte.
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Koen Bultinck,
Els De Rammelaere, Bart De Wever, Elio Di Rupo, André Flahaut, Linda
Vissers, wegens ambtsplicht / pour devoirs de mandat.
- de heer Gerolf Annemans aan de eerste minister over "de verklaringen van een vice-premier inzake de communautaire verhoudingen" (nr. P1138)
- de heer Jean Marie Dedecker aan de eerste minister over "de verklaringen van een vice-premier inzake de communautaire verhoudingen" (nr. P1139)
- M. Gerolf Annemans au premier ministre sur "les déclarations faites par un vice-premier ministre à propos des relations communautaires" (n° P1138)
- M. Jean Marie Dedecker au premier ministre sur "les déclarations faites par un vice-premier ministre à propos des relations communautaires" (n° P1139)
01.01 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de premier, normaal gesproken is dit het laatste vragenuurtje voor de verkiezingen en, wat mij betreft, uw allerlaatste vragenuurtje.
We zijn de afgelopen drie weken verplicht geweest u te ondervragen over de capriolen van uw coalitie. De eerste keer was toen de heer Reynders had verklaard dat u niets deed en dat u een regering leidde die tot niet veel diende, in vergelijking met Verhofstadt.
De week nadien had Reynders gezegd dat de leden van de PS niet "fréquentable" waren. Dan was er een vechtpartijtje met mevrouw Onkelinx, een hele week lang. Wij hebben dat dan hier in de Kamer opnieuw ter sprake gebracht.
Vorige week was er de plechtige, wederzijdse verkiezingsbelofte van de heren Reynders en Di Rupo dat zij niet meer samen in een regering zouden stappen. Ik nam aan ook niet in de uwe.
Terwijl aan Vlaamse zijde het communautaire opbod langzaam maar zeker bijna helemaal is weggevallen – zelfs de N-VA vraagt alleen nog een aanvullende kinderbijslag –, nam de verkiezingscampagne gisteren aan Franstalige zijde anti-Vlaamse, racistische vormen aan, zoals u weet. U hebt de verklaringen van de heer Reynders gehoord. Die zijn toch verontrustend voor de wijze waarop het nog mogelijk zal zijn een federale regering te blijven vormen.
U hebt dat tot nu toe allemaal afgewimpeld met uw welsprekend cynisme, door te zeggen dat het allemaal maar verkiezingspraat is en dat u, als premier van dit land, niet op politici let als ze in verkiezingstijd zijn. Dat is dan genoteerd. Ik neem aan dat het ook voor u en alle CD&V’ers geldt.
Ik heb de volgende vraag. Hoe beschouwt u de gebeurtenissen van de jongste uren, waarin de communautaire spanning aan Franstalige zijde door de heer Reynders tot bijna onaannemelijke vormen is opgestoten? Ik denk dat u nu toch wel, als CD&V’er of als premier van dit land, het moment zult aangrijpen om daarover wel eens uw licht te laten schijnen en niet alleen een of ander cynisch klein lampje.
01.02 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de eerste minister, ik zal mij aansluiten bij de woorden van mijn voorganger, want ik weet dat u zich al een tijdje naar het vragenuurtje moet voortslepen en dat u hoopt dat daarin na 7 juni verandering kan komen.
Wij zitten hier nu al twee jaar, waarin wij aan het bewijzen zijn dat de Staat zich in een soort van comateuze, communautaire toestand bevindt. Zelfs de rustige palliatieve zorg met betrekking tot de communautaire problematiek wordt nu verstoord door uw vicepremier, die er plots de stekker uittrekt. Dat is immers wat hij doet. Het is bijna een oorlogsverklaring aan de Vlamingen.
Op 7 november 2007, met uw partij als een geheel, CD&V, en u als voorzitter, stonden wij hier al achter de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Vandaag doet uw vicepremier een rechtstreekse frontale uitval: uitbreiding van het gebied, zelfs de aantasting van de pariteit.
Ik zou onze vrienden van de MR toch een klein beetje willen waarschuwen dat hun zeteltje hier 6.000 stemmen minder kost dan de zetel van de Vlaming. Dus even nadenken voor u iets zegt, voor u over pariteit praat. Wij zouden die lijn kunnen doortrekken.
Immobilisme is uw handelsmerk, mijnheer de eerste minister, maar ik zou graag eens weten waar wij vandaag staan. Op 7 november 2007 werd het voorstel over BHV goedgekeurd. De minister-president van Vlaanderen steekt zich weg achter een dialoog van gemeenschap tot gemeenschap. Ik zou willen weten wat uw reactie is op wat uw vicepremier heeft gezegd.
01.03 Eerste minister Herman Van Rompuy: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, de regionale en de Europese verkiezingscampagnes zijn een dankbaar onderwerp voor het vragenuurtje.
Men confronteert me deze keer met uitspraken over de vertegenwoordiging van de Brusselse Vlamingen in het Brussels parlement. Wanneer ik dan toch op een onderwerp moet ingaan, zal ik het bij de feiten houden.
Die vertegenwoordiging is van relatief recente datum. Ze werd op 28 juni 2001 door de Kamer goedgekeurd met een bijzondere meerderheid. De toenmalige bijzondere meerderheid werd vooral geleverd door de toenmalige meerderheid, paars-groen. De twee FDF-leden onthielden zich, terwijl de rest van de fractie waartoe zij behoorden, voor stemde. Het wetsontwerp werd destijds gedragen door vicepremier Louis Michel, die toen medeverantwoordelijk was in de regering voor de staatshervorming.
De vertegenwoordiging van de Brusselse Vlamingen maakte deel uit van een globaal politiek evenwicht. Wie een element daarvan wil wijzigen, zet natuurlijk het geheel op de helling.
Wat mij betreft steun ik de regeling die in 2001 door de toenmalige regering werd gesteund en verdedigd, hoewel ikzelf en mijn partij daar niet toe behoorden.
01.04 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, de premier is vrij duidelijk. Voor hem is dat een onderdeel van een pakketje, van een breder evenwicht. Kennelijk is dat bespreekbaar, afhankelijk van een ander evenwicht.
Mijnheer de premier, ik had gehoopt dat u ten minste die laatste kans die u hebt om voor de verkiezingen voor Vlaanderen communautaire duidelijkheid te scheppen, zou grijpen om, al was het maar heel klein of zacht, de heer Reynders niet alleen een geschiedenislesje te geven, zoals u hier hebt gedaan, maar politiek te laten weten wat de stand van zaken is als dat soort van onderwerpen ter sprake moet komen na 7 juni. U hebt beloofd dat u dan met de staatshervorming zult komen, dat u de eerste fase een beetje zult opsmukken en dies meer.
Wat u hier vandaag te beste geeft, is onaanvaardbaar. U etaleert de zwakte van CD&V ten opzichte van dat gevecht tussen Reynders en Di Rupo. Ik kan alleen maar sluiten met de woorden die gisteren door Cameron in het Lagerhuis werden uitgesproken aan het adres van Brown: “We have a dysfunctional cabinet, a dysfunctional government, led by a Prime Minister who can’t give lead”.
01.05 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de premier, ik kan begrijpen dat u zich voortsleept tot 7 juni, maar ik kan niet begrijpen dat u er zich zo goedkoop vanaf maakt door de grondwetswijziging van 2001 voor te lezen. Dat was mijn vraag niet. Ik heb gevraagd wat uw reactie was op uw vice-premier.
Morgenmiddag zit u daar toch mee aan tafel? Ik denk dat er Ministerraad is. Uw vicepremier is toch uw vertrouwensman. Wat is uw reactie op het feit dat hij een oorlogsverklaring doet als lid van uw kabinet aan de Vlamingen. Hij wil de Grondwet wijzigen. Hij vraagt een uitbreiding van Brussel. Hij wil de pariteit veranderen. Hij wil het aandeel van de Vlamingen in Brussel veranderen.
U maakt er zich vanaf door een tekst voor te lezen. Ik vraag mij af wat u zult doen aan de communautaire problematiek. Het wetsvoorstel werd op 27 november goedgekeurd en er gebeurt niets. Ik herhaal dan ook mijn vraag. Wat zult u doen?
Het incident is gesloten.
02 Question de M. Georges Gilkinet au premier ministre sur "BNP Paribas" (n° P1140)
02 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de eerste minister over "BNP Paribas" (nr. P1140)
02.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le premier ministre, depuis quelques semaines, l'État belge est actionnaire de référence du groupe BNP Paribas, lui-même propriétaire de l'ex-Fortis Banque, ce qui confère à notre État de nouvelles responsabilités. Depuis le début, dans ce dossier, notre crainte est le transfert des centres de décision à Paris, la menace sur l'emploi, le dédain des intérêts financiers et économiques de la Belgique. Différents éléments viennent corroborer ces craintes, que ce soit l'absence de consultation officielle des représentants des travailleurs quant à l'évolution de l'entreprise, dénoncée hier par le SETCA, l'absence de décision claire quant à la localisation des centres de compétences ou encore la fuite de compétences: 900 personnes auraient en effet quitté l'entreprise au cours du 1er trimestre 2009 d'après le journal "Le Soir".
Monsieur le premier ministre, il s'agit de savoir ce que l'État belge, en tant qu'actionnaire de référence de BNP Paribas, compte faire pour stopper l'hémorragie, pour préserver l'emploi et les intérêts de la Belgique en particulier. Le gouvernement doit désigner deux administrateurs au sein de BNP Paribas. Cela a-t-il été fait? Quelles sont les personnes choisies? Quelle mission leur a été confiée par rapport aux problèmes que je viens d'évoquer?
02.02 Herman Van Rompuy, premier ministre: Monsieur le président, monsieur Gilkinet, ce matin, vous avez lu "Le Soir", c'est votre source d'information. À la une de ce journal, un titre spectaculaire: "Hémorragie chez Fortis, 900 départs en trois mois". Toutefois, après une lecture rapide de l'article, je retiens surtout un passage: "Cette hémorragie de l'emploi est spectaculaire mais pas surprenante puisque depuis fin 2008, la règle chez Fortis, comme chez beaucoup dans la concurrence, est de ne plus remplacer les départs." Or, "rien qu'en Belgique (18.000 emplois sur un total de 37.000), ce sont 1.000 personnes qui quittent le navire chaque année entre rotation classique du personnel et effets du papy-boom. Mais il y a autre chose: les mois d'incertitude qui ont suivi la crise de fin décembre ont eu un effet dévastateur sur le moral des troupes, motivant comme jamais une vague de départs".
Tout cela relativise le titre. S'il y a incertitude, je ne peux donc que me réjouir du fait que, depuis le vote des actionnaires de la Fortis Holding, la situation est maintenant bien claire et que BNP Paribas a pu prendre les choses en mains. Il n'y a plus d'incertitude. BNP Paribas a mis en place une soixantaine de groupes de travail chargés de préparer l'intégration de Fortis Banque dans BNP Paribas.
Dans le cadre de l'élaboration de l'accord définitif avec BNP Paribas, j'ai personnellement rencontré divers représentants de différents syndicats. Je peux vous dire qu'ils ont exprimé leur soutien au projet BNP Paribas, ce qui a conforté mon analyse personnelle et celle du gouvernement. L'autorité belge est et reste un important actionnaire de Fortis Banque. Il va de soi que nous suivrons son évolution de très près, notamment via nos représentants au sein du conseil d'administration de Fortis Banque et de BNP Paribas.
Je tiens tout de même à vous rappeler que la gestion quotidienne de la banque est entre les mains du management de la banque, composé de plusieurs Belges. À ce jour, aucun licenciement sec n'est lié à cette reprise. D'ailleurs, permettez-moi simplement de vous rappeler encore un engagement clair de BNP Paribas dans une lettre adressée à moi-même et au vice-premier ministre et ministre des Finances à la suite de l'accord intervenu début mars entre le gouvernement belge, Fortis Holding et BNP Paribas. M. Prot, numéro un de BNP Paribas, souligne "qu'en raison du fait que BNP Paribas n'a pas à ce jour une présence significative en Belgique en tant que banque de détail, le rapprochement ne produira pas de sureffectif significatif. Si après une étude approfondie, certaines mesures s'avéraient nécessaires, qui impliqueraient une diminution des effectifs, BNP Paribas les aborderait en privilégiant les rotations naturelles et la mobilité au sein du groupe". Jusqu'à présent, on s'en tient à ce qui a été écrit par M. Prot.
02.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, je lis quotidiennement la presse, comme tous mes collègues, mais ce n'est pas ma seule source d'information! Je suis régulièrement en contact avec les représentants des travailleurs; ils me parlent surtout de la situation floue, qui crée de l'inquiétude, et du départ de compétences. Tout cela fragilise l'édifice Fortis.
La responsabilité de l'État belge en tant qu'actionnaire, avec ses deux représentants – dont vous n'avez pas cité les noms – au sein du conseil d'administration de BNP Paribas et des instances de Fortis, est de clarifier cette situation très rapidement car il ne faudrait pas fragiliser un acteur économique dont, je le rappelle, le sauvetage lui a coûté des dizaines de milliards d'euros.
L'incident est clos.
- de heer Hendrik Daems aan de eerste minister over "de terugloop van buitenlandse investeringen in België" (nr. P1141)
- de heer Peter Vanvelthoven aan de eerste minister over "de terugloop van buitenlandse investeringen in België" (nr. P1142)
- M. Hendrik Daems au premier ministre sur "le recul des investissements étrangers en Belgique" (n° P1141)
- M. Peter Vanvelthoven au premier ministre sur "le recul des investissements étrangers en Belgique" (n° P1142)
03.01 Hendrik Daems (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, premier, een studie van Ernst & Young geeft aan dat de buitenlandse investeringen in België, toch een van de motoren van de werkgelegenheid – hoewel bescheiden – het niet zo goed doen. Ik zal mij niet verdiepen in de cijfers. Als men zegt dat er vorig jaar 170 investeringen waren en dit jaar 140 terwijl we niet weten hoe groot die waren, dan is dat een beetje een statistisch gedoe.
Wat mij echter vooral opviel is dat blijkt dat op 10 bedrijven 9 geen kennis hebben van de notionele intrest die de reële belastingvoet verlaagt en 8 niet weten dat er in België een rulingcommissie is die een vast akkoord kan maken met het bedrijf om in de volgende jaren een gegarandeerd, vooraf gekende belasting te betalen. Dat geeft uiteraard een enorme stabiliteit.
Een derde gegeven dat mij opviel is dat slechts 1 op 10 investeringen naar hier is gekomen met directe of indirecte tussenkomst van een investeringsagentschap of van de overheid.
Los van die trend die niet positief is en waar ik mijn bedenkingen bij heb, is mijn vraag aan de premier de volgende. Vindt hij dat – eenmaal het stof gedaald is op 8 juni en we gaan demareren – het luik economische diplomatie dat op dit ogenblik toch vorm krijgt binnen deze regering, een absolute prioriteit moet worden? Wat mij betreft, mag dit nog voor de begroting wordt opgesteld.
Er moet vooral een krachtenbundeling komen van België en de deelstaten in plaats van een verdeling van krachten opdat we het buitenland eindelijk eens laten weten dat die notionele intrest enorme fiscale voordelen geeft, dat die rulingcommissie zorgt voor een enorme fiscale stabiliteit en dat er een aantal overheidselementen is die het naast het private gegeven echt wel interessant maakt om in ons land te investeren.
Mijn vraag is dus heel eenvoudig. Denkt u dat het een absolute prioriteit kan en moet worden dat die economische diplomatie in een hogere versnelling komt?
03.02 Peter Vanvelthoven (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik heb de heer Daems beluisterd. Volgens hem zijn de berichten niet goed en niet erg positief. Het zijn echter ronduit dramatische berichten in tijden van crisis.
Ik merk dat u glimlacht, mijnheer de eerste minister.
03.03 Eerste minister Herman Van Rompuy: (…)
03.04 Peter Vanvelthoven (sp.a): Ik gebruik niet altijd het woord “dramatisch”. U begint over “dramatisch”. Ik heb gisteren in de krant gelezen dat Guy Verhofstadt, toch een partijgenoot van Hendrik Daems, de woorden in de mond nam dat wij twee dramatische jaren achter de rug hebben. Het dramatische gebeuren is dus niet alleen iets wat de oppositie hier in het halfrond naar voren schuift, maar ook wat een van uw coalitiepartners buiten het Parlement verklaart. Het is dus niet alleen oppositietaal.
Dat de buitenlandse investeringen met 19 procent dalen, is behoorlijk dramatisch. U verschilt op dat punt blijkbaar met mij van mening. Dat de jobcreatie met 29 procent daalt, wat een stuk boven het Europese gemiddelde ligt, is dramatisch. U vindt dat blijkbaar allemaal niet zo erg.
Achthonderd internationale bedrijven zijn ter zake ondervraagd. Van de resultaten van een dergelijk onderzoek zou een regeringsleider in tijden van crisis en in tijden dat iedereen de mond vol heeft van jobcreatie wakker moeten liggen.
Mijn vraag is dus heel simpel. Ligt u wakker van de resultaten van het bedoelde onderzoek?
Mijnheer de eerste minister, wat denkt u aan deze dramatische toestand in de komende tijd te doen?
Aan de heer Daems wil ik nog het volgende meegeven. Hij stelt u de eenvoudige vraag of we niet een nieuwe ronde van de wereld moeten doen. Ik kan mij evenwel herinneren dat de voorbije twee jaar vooral een aantal liberale ministers de hele wereld hebben bereisd. Mijnheer Daems, u zegt dat zij goed hebben gewerkt. Daarnet was de conclusie echter dat veel te weinig bedrijven van hun werkzaamheden wisten.
Mijnheer de eerste minister, wat wenst u aan deze dramatische berichten te doen?
03.05 Eerste minister Herman Van Rompuy: Mijnheer de voorzitter, collega’s, buitenlandse investeringen zijn projecten die jarenlang worden voorbereid. De studie van Ernst & Young gaat over het jaar 2008. Buitenlandse investeringen en investeringen in het algemeen, zeker fysieke investeringen, vragen echter een lange voorbereidingstijd. Indien dus over één bepaald jaar wordt gesproken, wil dat eigenlijk zeggen dat wordt gerefereerd aan een ontwikkeling die zich voordien heeft voorgedaan.
Het duurt twee à drie jaar voor men tot een feitelijke investering overgaat. Als men spreekt over het jaar waarover de studie handelt, dan nodig ik u uit, mijnheer Vanvelthoven, om de hand even in eigen boezem te steken en u af te vragen of de jaren vóór 2008 wel zo’n schitterende jaren waren.
Als men kijkt naar de binnen- en buitenlandse bedrijfsinvesteringen, dan blijkt dat die in 2007 historisch hoog lagen. Het gaat over de investeringen, zowel binnenlandse als buitenlandse. Volgens de Nationale Bank stegen ze in 2007 immers met 8,5 procent. In 2008 stegen ze wat minder snel, met 6,7 procent. Dat is perfect vergelijkbaar met het stijgingspercentage van de jaren 2004-2006. Kijk niet alleen naar de buitenlandse investeringen. Het is het globale volume van bedrijfsinvesteringen dat bepalend is voor de economische ontwikkeling.
Traditioneel zijn de Verenigde Staten en onze buurlanden de grootste buitenlandse investeerders in ons land. Dat is al zo vanaf de gouden jaren ’60. Het aandeel van de groeilanden zoals India en China, in de buitenlandse investeringen is slechts 6 procent. Dat is een van de structurele handicaps. Als onze traditionele buitenlandse investeerders, de Verenigde Staten, eerder dan ons in crisis of in recessie gaan, zoals in 2008, dan is de terugval, ook in eigen land, veel sterker.
Van de bedrijven die effectief investeren in België is 74 procent tevreden tot zeer tevreden over ons land als investeringslocatie. Het is vooral bij de bedrijven die nog niet in België hebben geïnvesteerd dat wij een groot imago- en perceptieprobleem hebben. Ik ben mij daarvan heel goed bewust. Het is echter evenzeer een probleem van communicatie. De heer Daems heeft er daarnet op gewezen. Ik meen dat de cijfers die ons worden voorgeschoteld niet de weergave zijn van wat ik elders hoor, in de wereld en in België, maar de notionele intrestaftrek en de rulingcommissie zijn onvoldoende bekend, ondanks de inspanningen die daarvoor in het verleden zijn geleverd.
Wij zullen dus – ik ben het helemaal eens met wat daarstraks daarover werd gezegd – grotere inspanningen in diverse domeinen moeten doen om de troeven van België beter bekend te maken. Als het gaat over de grond van de zaak, is de effectieve aanslagvoet voor de vennootschappen, na de integratie van de notionele intrestaftrek, – wij hebben daaraan geen verdienste, de vorige regering wel, maar wij hebben het gesteund vanuit de oppositie – of de impliciete belasting voor de bedrijven perfect vergelijkbaar en zelfs beter dan in de ons omringende landen.
Het is dus in hoofdzaak een imago- en communicatieprobleem. Als men dan toch over de grond van de zaak spreekt, moet men kijken naar alle investeringen, binnen- en buitenland. Als men toch over de grond van de zaak spreekt moet men kijken wat de redenen zouden kunnen geweest zijn in 2008 om die teruggang van buitenlandse investeringen te verantwoorden.
03.06 Hendrik Daems (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ongetwijfeld tot verrassing van de oppositie ben ik het grotendeels eens met uw analyse. Het zijn de globale investeringen die ter zake tellen. Men heeft inderdaad een aantal jaren voorbereiding nodig.
Mijnheer de eerste minister, de kern van de zaak is het naar hier halen van buitenlandse investeringen. Zijn geven het surplus. Wij hebben een open economie. In de krant staat terecht dat onze economie ongeveer zo open is als deze van Singapore als men Vlaanderen als regio zou nemen. Met andere woorden, om die plus te maken, om juist dat stuk beter te doen dan de rest hangt het wel af van die buitenlandse investeringen.
Het is inderdaad toch wel bijna onbegrijpelijk dat wij die twee enorme troeven, fiscale stabiliteit op tien jaar, rulingcommissie, een effectieve vennootschapsbelastingaanslagvoet die lager ligt dan het Europese gemiddelde, niet verkocht krijgen of onvoldoende verkocht krijgen.
In die zin ben ik blij dat u positief ingaat op het feit dat wij ter zake een inspanning moeten leveren. Het moet echter een absolute prioriteit zijn. Wij leven nu eenmaal van het volgende: wij exporteren onze zaken, maar wij importeren wel onze welvaart. Dat mogen wij niet vergeten.
03.07 Peter Vanvelthoven (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, de Titanic zinkt en het orkest blijft lustig voort spelen. U hebt het over de redenen en niet over de cijfers. Aan de cijfers kan men inderdaad van alles aanhangen.
De redenen zijn echter ook onderzocht in dat rapport. Er worden twee redenen aangegeven. De eerste is het belastingtarief. U zegt terecht dat het belastingtarief in België voor de vennootschappen op het Europees gemiddelde ligt. Daarvan hebben wij dus niet te veel last.
Mijnheer de eerste minister, u gaat gemakkelijkheidhalve voorbij aan de tweede reden, de politieke instabiliteit van 2007 en 2008 waarvoor bedrijven vandaag terugdeinzen om in België te investeren. Die instabiliteit is begonnen na de verkiezingen van 2007, op het moment dat uw partij, CD&V, het land en deze regering ter hand heeft genomen. Dat is het moment dat de politieke instabiliteit is begonnen. Dat wordt door de 800 internationale bedrijven aangegeven als de voornaamste reden waarom ze niet naar België komen.
U hebt hier dus wel degelijk een probleem. Stop met te verwijzen naar het verleden en neem zelf uw verantwoordelijkheid.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Ben Weyts aan de eerste minister over "de evaluatie van de honderden adviescommissies" (nr. P1143)
04 Question de M. Ben Weyts au premier ministre sur "l'évaluation des centaines de commissions d'avis" (n° P1143)
04.01 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, daags na mijn eedaflegging heb ik vragen ingediend bij alle ministers en staatssecretarissen, omtrent het aantal commissies en adviesraden allerhande die onder hun bevoegdheid ressorteren. Het heeft zes maanden geduurd alvorens alle ministers konden rapporteren welke commissies en adviesraden onder hun bevoegdheid vallen.
Ik heb het resultaat gebundeld in opzienbarende tabellen. Daaruit blijkt dat er zeshonderd commissies en adviesraden allerhande zijn die de federale regering zouden moeten adviseren. Het gros van die commissies is vanzelfsprekend nuttig, maar van andere kan men gerust het bestaan ter discussie stellen. Sommige leiden enkel een papieren bestaan. Het belangrijkste is dat er jaarlijks nog commissies bijkomen, terwijl er geen enkele wordt opgedoekt. Vooral onder paars kwamen er heel wat adviesraden en commissies bij. Men trachtte toen elk probleem op te lossen door een commissie of een werkgroep op te richten die een paar maanden later even snel weer werd vergeten.
Ik geef een paar voorbeelden van commissies die nog bestaan, mijnheer de eerste minister.
Er is de Hogere Vergoedingscommissie Schade in Congo, die trouwens nog jaarlijks zitpenningen uitkeert, er is de Bijzondere Commissie van Beroep inzake oorlogsschade van Malmédy, in de tweede wereldoorlog, er is de Adviesraad Ontwikkelingssamenwerking, die al tien jaar niet meer samenkomt, er is ook de Overlegcommissie voor de erfgenamen van Brabant, al weet ik niet wat die doet.
Naar schatting zijn er twaalfduizend personen lid van zulke commissies. De output is dikwijls nogal onduidelijk en meestal is er geen evaluatie. Een kwart heeft geen jaarverslag en slechts 10 procent is onderworpen aan een evaluatie. De totale kostprijs bedraagt 2,5 miljoen euro.
Mijn concrete vraag is de volgende. Zou het vanuit het oogpunt van kostenbesparing, van overheidsefficiëntie en van administratieve vereenvoudiging, niet nuttig zijn dat u eens gaat samenzitten met uw ministers of hun kabinetsleden om na te gaan welke van die commissies geschrapt kunnen worden? Als de ministers zelf niet weten welke commissies en raden zij onder hun bevoegdheid hebben, kunnen zij er volgens mij wel een paar van missen.
04.02 Eerste minister Herman Van Rompuy: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Weyts, adviesverlening, adviescommissies en adviesraden behoren tot de grote traditie van onze besluitvormingscultuur. Dat is ook in andere landen zo, bijvoorbeeld in Nederland, en dat is ook zo op het Vlaams beleidsniveau; ik denk dat daar niet veel beslissingen kunnen worden genomen zonder voorafgaand overleg met sociale partners, milieuorganisaties en andere.
De toenmalige Volksunie kende die cultuur zeer goed toen ze deel uitmaakte van een federale of Vlaamse meerderheid of regering.
Veel van de adviescommissies en adviesraden zijn opgericht bij wet, hetzij direct door de wet, hetzij via een uitvoeringsbesluit. Adviesorganen zijn dus niet alleen een zaak van de regering, maar ook van het Parlement.
Ik vind het zeer nuttig dat u een inventaris van alle adviesorganen hebt gemaakt om na te gaan waar rationalisatie mogelijk is. Het lijkt mij dan ook nuttig te onderzoeken hoe die oefening, waarvan we de omvang en complexiteit niet mogen onderschatten, kan worden gedaan. Ze kan in overleg tussen de regering en het Parlement gebeuren. Ik ben zelfs vragende partij.
Wil u die belangrijke taak voortzetten, dan moet u mij ook verder laten gaan. Anders kunt u die taak niet voortzetten.
04.03 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik zal u zo dadelijk de bundel overhandigen. Dan kunt u onmiddellijk aan het werk gaan.
De meeste adviesraden zijn inderdaad opgericht bij wet, maar het spreekt voor zich dat ze vooral van de regering afhankelijk zijn. Het is vooral de regering die het werk, of de afwezigheid ervan, van de adviesraden kan beoordelen.
Wij zijn tevreden dat u onze suggestie ter harte neemt en dat u, althans hiervan, werk maakt. Ik heb nog een aantal wetsvoorstellen ingediend. U kunt die misschien ook eens bekijken.
Wanneer het gaat over efficiëntie van de overheid, administratieve vereenvoudiging en kostenbesparing allerhande, kunt u op de N-VA rekenen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Le président: Chers collègues, j'ai l'honneur de saluer la présence à la tribune d'une délégation de l'Assemblée de la Province Orientale de la République démocratique du Congo, conduite par son président M. Basango Makedjo. Soyez les bienvenus!
(Applaudissements)
05 Vraag van mevrouw Lieve Van Daele aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de herdenking van de betogingen op het Tienanmenplein" (nr. P1145)
05 Question de Mme Lieve Van Daele au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la commémoration de la manifestation sur la place Tienanmen" (n° P1145)
05.01 Lieve Van Daele (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is vandaag 4 juni en dus precies twintig jaar geleden dat Chinese legertanks een wel heel bloedig einde hebben gemaakt aan een vreedzame betoging voor meer democratie. Ik denk dat bij velen van ons die beelden werkelijk in het geheugen gegrift staan. Er vielen bijzonder veel doden onder de ongewapende burgers, voornamelijk studenten, en nog veel meer gewonden.
Het tragische is dat na twintig jaar de waarheid over dat brutale optreden van de Chinese overheid nog steeds wordt verzwegen. Om dat aan te klagen, zijn er wereldwijd – waaronder deze morgen ook in Brussel – acties gevoerd bij de Chinese ambassades om te vragen om eindelijk de waarheid openbaar te maken. Amnesty International vraagt met aandrang dat de Chinese overheid vooral een open en onafhankelijk onderzoek zou instellen naar de gebeurtenissen zodat de slachtoffers eindelijk erkenning krijgen, dat zij kunnen beginnen aan de rouw en ook compensatie kunnen krijgen. Anderzijds zouden ook de verantwoordelijken zich moeten verantwoorden voor het gerecht.
Mijnheer de minister, hebt u naar aanleiding van deze dramatische verjaardag reeds actie ondernomen om dit bij de Chinese overheid aan te kaarten of dit op het internationale forum te plaatsen? Zo neen, bent u alsnog bereid om dat te doen?
05.02 Minister Karel De Gucht: Mijnheer de voorzitter, het is inderdaad twintig jaar geleden dat deze dramatische gebeurtenissen zich hebben voorgedaan op het Tienanmenplein, het plein van de Hemelse Vrede. Wat men vandaag in China vaststelt, is dat er bijzonder weinig activiteit is op datzelfde plein van de Hemelse Vrede.
Er is een top geweest tussen de Europese Unie en China op 20 mei jongstleden. Premier Wen Jiabao was daarop aanwezig. De Europese Unie heeft dit dossier aangekaart en meer in het algemeen de mensenrechtensituatie in China.
Als men kijkt naar de problematiek van de mensenrechten in China dan geloof ik dat men daarin twee mogelijke benaderingen kan hebben. Ofwel haalt men telkens hard uit naar China inzake de mensenrechten. Soms heeft men daarvoor ook de nodige feiten.
Het enige wat men daarmee bekomt is dat China daar even hard op reageert. Op zich heb ik daar niet zo’n enorm probleem mee, maar ik stel vast dat als grote landen zich daar aan bezondigen ze bijzonder vlug terugkrabbelen. Er is bijvoorbeeld de actie geweest van Frankrijk, van president Sarkozy, in verband met de Olympische Spelen. Er kwam toen een reactie van China, onder andere tegen Franse bedrijven. Toen heeft president Sarkozy zich werkelijk in alle bochten gewrongen om zich te verontschuldigen ten opzichte van China. Dat is op zo’n manier gebeurd dat China nu van alle andere Europese landen verwacht dat ze dezelfde houding aannemen en zich op dezelfde manier onderwerpen, als ik het zo mag zeggen.
Er is een andere manier, namelijk proberen op een constructieve manier met de Chinezen samen te werken. Men kan kijken naar een systematische manier waarop mensenrechten worden geschonden. Die staan dikwijls dicht bij problemen in verband met bijvoorbeeld het gebruik van land, gedwongen verhuizingen, infrastructuur die niet voldoet waardoor mensen dan het slachtoffer worden enzovoort. Persoonlijk denk ik dat deze tweede aanpak, als die vanuit Europa wordt gestuurd, meer effect sorteert.
Ik wil wel een zeer spraakmakende politiek voeren op het vlak van de mensenrechten als de rest van de Europese Unie daarin meegaat en als de internationale gemeenschap daarin meegaat. Ik geloof echter niet dat wij dat helemaal alleen moeten doen. Volgens mij sorteert dat geen enkel positief effect voor de betrokkenen, wat toch de eerste doelstelling is. Het sorteert zeker geen positief effect voor België als dusdanig.
Ik ben daarin wat pragmatischer geworden. Ik meen dat het meer effect heeft als wij proberen op een aantal vlakken tot structurele afspraken te komen met China. Grote aantallen mensen kunnen daar wel degelijk voordeel bij hebben, veeleer dan dat alleen de publiciteit daar voordeel uit zou halen.
05.03 Lieve Van Daele (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik denk dat u gelijk hebt dat structurele acties belangrijker zijn dan mediatieke prikmomenten. Ik denk dat u ook gelijk hebt dat niet alleen België als klein land moet reageren, maar dat het binnen een ruimer kader moet gebeuren, in Europa.
Toch is het als klein land heel belangrijk om het te blijven aankaarten. U hebt trouwens zelf gezegd bij de verkiezing van België in de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties dat we op dat vlak expertise hebben en dat het belangrijk blijft om dat continu op tafel te leggen.
U zegt dat we het niet alleen moeten doen, maar ik denk dat we daarin niet alleen staan. Ik zie toch dat ook uw collega Hillary Clinton de Chinese autoriteiten heeft opgeroepen om de twintigste verjaardag aan te grijpen om op het politieke toneel heel uitdrukkelijk naar dat verleden te kijken en het op die manier ook voor de slachtoffers mogelijk te maken om eindelijk een klein stukje van de wonden te laten helen.
Het incident is gesloten.
06 Question de Mme Corinne De Permentier au ministre de l'Intérieur sur "les élections européennes" (n° P1154)
06 Vraag van mevrouw Corinne De Permentier aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de Europese verkiezingen" (nr. P1154)
06.01 Corinne De Permentier (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, lors des élections fédérales, il y a deux ans, les Belges vivant à l'étranger avaient déjà connu des problèmes avec leur convocation leur permettant de se rendre au bureau de vote. En effet, celle-ci ne leur était pas parvenue dans les délais en raison d'un problème avec la société DHL.
Aujourd'hui, à la veille du scrutin européen, il apparaît que des ressortissants belges vivant en France, notamment à Paris, n'ont pas été informés dans les délais. Pourtant, une circulaire existe dans les États membres, selon laquelle chaque État membre est obligé d'informer les ressortissants européens sur son territoire de leur droit de vote au niveau européen. Ces ressortissants établis à Paris ignoraient donc qu'ils pouvaient s'inscrire sur les listes électorales.
Monsieur le ministre, estimez-vous normal que la Belgique ne fasse rien en matière de publicité auprès de ses ressortissants à l'étranger? On pourrait, par exemple, mettre en place, via le SPF Intérieur, une procédure qui permette de mieux documenter les Belges vivant à l'étranger, et peut-être créer sur un site une boîte à suggestions, permettant aux Belges vivant à l'étranger de faire connaître les problèmes qu'ils rencontrent dans le pays où ils sont installés ou d'autres choses par rapport aux procédures de vote à l'étranger.
Le ministre de l'Intérieur a également fait éditer une brochure fort bien faite informant, soit en français soit en néerlandais, les Européens des 26 États membres vivant sur notre territoire au sujet des procédures existant pour le vote des étrangers établis en Belgique et qui sont ressortissants des États membres.
Ne pensez-vous pas, à l'instar de ce qui se pratique dans les autres États membres, que nous pourrions nous ouvrir sur le monde et sur l'Europe en diffusant cette information également en anglais ou dans d'autres langues des pays membres, comme cela se fait ailleurs?
06.02 Karel De Gucht, ministre: Monsieur le président, chère collègue, contrairement aux élections fédérales, la loi ne prévoit pas l'obligation d'inviter tous les Belges à l'étranger à s'inscrire comme électeurs; il s'agit d'une initiative personnelle. En effet, il est prévu au départ que, pour les élections européennes, chacun vote dans son pays de résidence. Pour tous les pays hors Union européenne, il n'existe aucun système de vote mis en place pour la simple raison que la loi prévoyant la possibilité pour les Belges à l'étranger de voter ne vaut que pour les élections fédérales, et ce, pour des raisons que je ne parviens toujours pas à comprendre.
Comme électeurs pour les élections européennes, 419 Belges habitant dans un autre État membre se sont inscrits auprès d'une autorité belge; c'est tout. Ces inscriptions ont été clôturées le 8 avril 2009. Le vote s'effectue par courrier; il est organisé par le ministère de l'Intérieur. Mon collègue me signale qu'il lui revient qu'un nombre important d'électeurs inscrits n'a pas retiré la lettre recommandée contenant les bulletins de vote, indispensables à une prise en compte de leur vote.
Quant à l'information destinée aux Belges résidant sur le territoire d'un autre État membre, elle est certainement évidente puisque les élections européennes sont organisées simultanément dans les 26 autres pays, ce qui permet à tous nos compatriotes d'en connaître les modalités. L'information est d'ailleurs destinée à tous les citoyens habitant de façon régulière dans lesdits pays, qu'ils soient de la nationalité du pays concerné ou de n'importe quelle nationalité européenne.
Ainsi, les Belges à l'étranger, dans les 26 autres États membres, sont parfaitement au courant. D'ailleurs, un dépliant explicatif a été publié et mis à disposition dans nos ambassades. Cependant, on remarque que peu de Belges à l'étranger au sein de l'Union européenne sont vraiment intéressés par nos élections en Belgique.
Ils sont 419, dont une majorité n'a même pas retiré de bulletin de vote. Ceci ne veut pas dire que ces Belges ne voteront pas; la plupart voteront dans leur pays de résidence, car quand on réside dans un autre pays de l'Union européenne, c'est normalement pour une longue période. Ils se considèrent donc d'abord citoyens européens avant d'être belges.
06.03 Corinne De Permentier (MR): Je vous entends bien, monsieur le ministre, et je vous remercie pour votre réponse. Je reviendrai sur cette question en commission devant le ministre compétent. Il est évident que vous n'êtes aujourd'hui pas capable de nous informer au sujet de la proposition que j'avais formulée, à savoir mettre en place un site internet efficace ou d'installer une boîte à suggestions. J'entends bien ce que vous me dites: l'information en Belgique a été organisée parfaitement, bien que je pense que nous devons élargir le panel de langues utilisées dans le cadre européen. Et j'estime que la France avait le devoir de mieux informer nos ressortissants; en effet, les Belges installés à Paris ne savaient pas qu'ils devaient s'inscrire pour ces élections. Je reviendrai cependant en commission sur cette question.
Het incident is gesloten.
- M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "le rejet de la convention collective de travail 2009-2010 par les syndicats de La Poste" (n° P1146)
- Mme Camille Dieu au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "le rejet de la convention collective de travail 2009-2010 par les syndicats de La Poste" (n° P1147)
- M. David Lavaux au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "le rejet de la convention collective de travail 2009-2010 par les syndicats de La Poste" (n° P1148)
- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de verwerping van de collectieve arbeidsovereenkomst 2009-2010 door de vakbonden van De Post" (nr. P1146)
- mevrouw Camille Dieu aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de verwerping van de collectieve arbeidsovereenkomst 2009-2010 door de vakbonden van De Post" (nr. P1147)
- de heer David Lavaux aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de verwerping van de collectieve arbeidsovereenkomst 2009-2010 door de vakbonden van De Post" (nr. P1148)
07.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, comme vous le savez, je suis attentivement le dossier postal. Chaque jour, je reçois des courriers.
(Brouhaha)
De voorzitter: Collega's, indien u besprekingen te voeren hebt, wil ik u vragen dat achteraan te doen, of het liefst nog buiten het Halfrond!
07.02 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je vous remercie. Ce sont les négociations post-électorales qui débutent précocement!
Monsieur le ministre, comme vous, je suis interpellé chaque jour par des citoyens qui s'étonnent, d'une part, du fait que La Poste réalise de tels bonis et, d'autre part, de la suppression d'autant de postes de travail, de la diminution de la présence de La Poste avec la suppression des bureaux de poste et du fait que l'on mette autant les travailleurs sous pression.
Comme je vous l'ai annoncé voici une ou deux semaines, la base des travailleurs a refusé le projet de convention collective négocié entre la direction de La Poste et les représentants syndicaux. En effet, jusqu'à présent, ils n'ont obtenu aucune réponse satisfaisante à leurs trois questions relatives au pouvoir d'achat, au statut futur du livreur de courrier et aux conditions de travail.
Depuis ce refus de début de semaine, les négociations ont repris. Monsieur le ministre, quelles nouvelles propositions ont-elles été mises sur la table par la direction de La Poste par rapport au pouvoir d'achat, au statut du livreur de courrier et aux conditions de travail? Quelle est votre implication dans ces négociations en tant que ministre en charge du dossier? Après d'aussi longues négociations, il me semble qu'il est temps que vous vous mouilliez pour trouver des solutions.
07.03 Camille Dieu (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, M. Gilkinet vient d'évoquer la situation dans laquelle se trouvent à nouveau les travailleurs de La Poste face aux propositions de la direction pour la conclusion d'une nouvelle convention collective. Bien entendu, mes questions sont similaires à celles de M. Gilkinet. Bien que les négociations aient déjà été rompues en avril, des contacts ont tout de même été maintenus. Mardi, on a claqué la porte et, hier, il semblerait qu'une fumée blanche soit le résultat des négociations.
Monsieur le ministre, je souhaiterais connaître le contenu de ce préaccord et avoir votre sentiment par rapport à l'adoption de celui-ci par la base, par les travailleurs de La Poste eux-mêmes. J'ajouterai que, chaque fois que La Poste a fait un nouveau pas pour soi-disant moderniser l'entreprise, on a en fait assisté à une rationalisation qui ne dit pas son nom, à une détérioration du service rendu à la population et à une dégradation des conditions de travail des travailleurs de La Poste.
07.04 David Lavaux (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, on l'a dit; les syndicats de La Poste ont rejeté, en commission paritaire, la proposition de convention collective. On sait que les négociations ont été houleuses. Je souhaiterais savoir si celles-ci ont repris et sur quoi elles ont débouché. Cette convention porte-t-elle aussi sur le statut du distributeur de courrier?
Monsieur le ministre, pourquoi la direction de La Poste adopte-t-elle une position si prudente par rapport aux revendications salariales justifiées des facteurs et du personnel de La Poste? On entend dire que celle-ci dispose d'un milliard d'euros en trésorerie. J'estime que le personnel de La Poste, qui a fourni des efforts considérables pour faire de cette entreprise un outil performant et qui a accepté beaucoup de choses ces dernières années pour faire progresser l'entreprise et la rendre compétitive, mériterait de recevoir une partie de ces plantureux bénéfices.
Enfin, j'aimerais connaître la part de ces bénéfices qui sera distribuée aux actionnaires.
07.05 Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, ma réponse sera extrêmement brève. Trois questions ont été posées sous l'intitulé "le rejet de la convention collective". Voilà bien la preuve que les questions d'actualité peuvent être rattrapées par l'actualité! En effet, la proposition faite le 29 avril dernier par la direction avait été qualifiée d'insuffisante par les organisations syndicales. Toutefois, de nouvelles négociations ont eu lieu ce mercredi, qui ont abouti à une nouvelle proposition de convention collective que les organisations syndicales souhaitent soumettre à leur base. Une réponse est attendue pour le 25 juin prochain.
Je suis ce dossier de très près; mes collaborateurs sont informés en permanence. Mais il me semble ressortir du simple bon sens que de donner la priorité au dialogue entre les partenaires sociaux. M. Gilkinet m'invite à me mouiller dans cette affaire. Ce n'est pas que je craigne l'eau; je suis prêt à me mouiller chaque fois que cela a du sens. Mais je ne suis pas disposé à me mêler du dialogue social, dans une entreprise comptant plus de 30.000 employés et ouvriers, sans que cela ait un objectif clair. Si je le faisais, cela signifierait que la direction et les organisations syndicales ne sont pas à même d'arriver à un accord. En tant que ministre de tutelle, je m'abstiendrai donc d'intervenir aussi longtemps que toutes les possibilités d'aboutir à un accord social n'auront pas été utilisées; ce qui n'est certainement pas le cas aujourd'hui.
Par ailleurs, je puis vous dire que la question des livreurs de courrier ne fait pas partie de la convention collective de travail. Celle-ci est négociée en parallèle et ne fait pas partie de la discussion d'aujourd'hui.
07.06 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, nous verrons donc le 25 juin si vous avez vendu la peau de l'ours avant de l'avoir tué! Je ne connais pas la réponse des organisations syndicales et des travailleurs par rapport aux nouvelles propositions. D'après mes informations, il semble qu'elles soient meilleures que les précédentes mais, comme je l'ai dit, elles ne concernent pas le statut du livreur, qui reste la question sociale importante pour l'avenir de La Poste, ni les conditions de travail.
On presse les travailleurs et on passe sous silence les bonis importants réalisés. On invoque toujours ce spectre de la libéralisation du marché postal: c'est le ciel qui va nous tomber sur la tête! Je répète que le gouvernement – donc votre parti, celui de Mme Dieu et celui de M. Lavaux – a la possibilité d'éviter cette situation en fixant des conditions plus strictes, plus dures, d'entrée sur le marché.
Nous attendons avec impatience vos propositions afin de pouvoir les amender, de sorte à maintenir l'emploi, des conditions salariales suffisantes et des conditions de travail acceptables.
07.07 Camille Dieu (PS): Monsieur le ministre, je pense que vous avez raison quand vous dites que la meilleure des choses serait d'arriver à un accord, à la fois pour l'image de l'entreprise et pour les travailleurs. Je pense également qu'il est temps d'arrêter l'hémorragie en termes de détérioration des conditions de travail des postiers. Je suis d'accord avec M. Lavaux quand il dit qu'ils ont déjà beaucoup donné et qu'il faut s'arrêter là.
J'espère que cet accord sera le dernier à contenir si peu de rendu aux travailleurs de la Poste.
07.08 David Lavaux (cdH): Monsieur le ministre, je me réjouis d'apprendre que le dialogue social prévaut dans ces négociations. C'est la base de notre système et il ne peut y être dérogé d'autorité. Nous serons très attentifs au dossier du statut des livreurs de courrier car de nombreuses choses se cachent derrière ce simple statut. C'est tout le combat que nous avons à mener contre une libéralisation trop grande, qui semble dictée actuellement par l'Europe. C'est là que nous verrons notre capacité à donner un statut valable à ces travailleurs de La Poste.
L'incident est clos.
- mevrouw Katrien Partyka aan de minister van Klimaat en Energie over "de 'windfall profits' en de doorrekening van de emissierechten" (nr. P1149)
- de heer Maxime Prévot aan de minister van Klimaat en Energie over "de 'windfall profits' en de doorrekening van de emissierechten" (nr. P1150)
- mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de 'windfall profits' en de doorrekening van de emissierechten" (nr. P1151)
- mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Klimaat en Energie over "de 'windfall profits' en de doorrekening van de emissierechten" (nr. P1152)
- de heer Bruno Tobback aan de eerste minister over "de 'windfall profits' en de doorrekening van de emissierechten" (nr. P1144)
- Mme Katrien Partyka au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les 'windfall profits' et la facturation des droits d'émission" (n° P1149)
- M. Maxime Prévot au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les 'windfall profits' et la facturation des droits d'émission" (n° P1150)
- Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les 'windfall profits' et la facturation des droits d'émission" (n° P1151)
- Mme Karine Lalieux au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les 'windfall profits' et la facturation des droits d'émission" (n° P1152)
- M. Bruno Tobback au premier ministre sur "les 'windfall profits' et la facturation des droits d'émission" (n° P1144)
08.01 Katrien Partyka (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in mei 2008 komt de CREG met een studie naar buiten waarin staat dat onze bedrijven 1,2 miljard euro hebben betaald voor CO2-emissierechten die de elektriciteitsproducenten gratis hebben gekregen.
U maakte zich toen heel sterk. Indien er geen onderhandelde oplossing zou komen, zou de regering dwingende maatregelen treffen. De voornoemde 1,2 miljard euro zou worden terugbetaald en bovendien zou een dergelijk gegoochel in de toekomst niet langer mogelijk zijn.
Vandaag blijkt echter dat in 2008 door onze bedrijven opnieuw 328 miljoen euro te veel is betaald. Er is nochtans in de verste verte geen sprake van een onderhandelde oplossing en nog minder van een terugbetaling.
Wat is het probleem, mijnheer de minister? Wil u niet of kunt u niet?
08.02 Maxime Prévot (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, la question de la surfacturation n'est pas neuve. Vous avez déjà été interpellé à ce sujet voici quelques mois déjà. Par contre, à l'occasion d'une mise à jour de l'étude réalisée en 2008 par la CREG, on apprend que la situation déjà dénoncée par celle-ci en 2005 et 2007 concernant le principe de surfacturation à l'égard des clients, des quotas d'émission de gaz à effet de serre pourtant reçus gratuitement par Electrabel et SPE, pose question.
Pour les années 2005 et 2007, on estimait qu'Electrabel et SPE avaient réalisé un profit injustifié, 'win for profits', de l'ordre de 1,2 milliard d'euros. Et pour 2008, c'est plus de 300 millions qui sont indûment facturés sur la tête des clients, les citoyens, les entreprises, les particuliers, alors que nombre d'entre eux éprouvent déjà de grandes difficultés à assumer les coûts qui ont explosé en matière d'énergie.
À l'époque, vous souhaitiez une concertation entre la CREG et ces opérateurs. Je voudrais connaître le suivi de cette concertation, pour autant qu'elle ait eu lieu. Dans l'affirmative, sur quoi a-t-elle pu déboucher? En Grande-Bretagne, en Allemagne et en Suède, pareille situation de la part des opérateurs a pu être dénoncée et ils ont été contraints par l'autorité gouvernementale de prendre des mesures. En Allemagne, par exemple, les opérateurs électriques qui abusent de cette situation doivent verser, chaque année jusqu'en 2012, 900 millions d'euros pour financer le Plan fédéral de développement durable et de lutte contre le changement climatique. Je pourrais également évoquer la situation en Suède et en Grande-Bretagne.
Au-delà des intentions et des contacts que vous évoquez, je crois savoir que vous souhaitez que la CREG fasse un monitoring jusqu'en 2012. C'est précisément ce qui m'inquiète, car c'est à partir de 2013 que l'on procédera à une vente aux enchères. Autrement dit, le gouvernement compte-t-il agir pour "tordre le cou" à ces profits injustifiés qui pénalisent les ménages et les entreprises ou, au contraire, se contenter d'un monitoring vague jusqu'en 2012?
08.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik wil collega Prévot bedanken voor zijn verontwaardiging. Ik had die verontwaardiging van cdH wel een jaar eerder verwacht, om ook in dit dossier te ageren en de meerderheid aan te zetten tot enige actie ter zake.
Het probleem is niet nieuw. De CREG heeft drie studies afgeleverd, drie keer met hetzelfde resultaat. De minister heeft vervolgens gevraagd dat er overleg zou zijn met de operatoren. Dat is gebeurd. De minister heeft ook gevraagd dat de methode door de CREG verder zou worden verfijnd. Dat is ook gebeurd. Voorts heeft de minister gevraagd dat er voor het jaar 2008 zou worden nagegaan hoe het zit voor de tweede periode, voor 2008-2010. Ook dat is gebeurd. Ik denk dat nu het overleg en de studies zijn afgerond.
Nu moeten we voor eens en voor altijd besluiten. Er moet worden geageerd tegen deze situatie, zoals door u beloofd, mijnheer de minister. U vroeg trouwens dat u een voorstel zou worden gedaan over hoe hiertegen kan worden opgetreden. Welnu, ik heb begrepen dat het voorstel ondertussen bij u ligt. Hopelijk ligt het niet in uw schuif!
Mijnheer de minister, hoeveel studies moet de CREG nog publiceren alvorens de bedrijven misschien – hopelijk! – een deel van dat geld terugkrijgen?
08.04 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, les chiffres montent à la tête quand on connaît la part du coût de l'énergie dans l'inflation dans ce pays, inflation qui a provoqué une baisse du pouvoir d'achat de nos citoyens et de la compétitivité de nos entreprises. Il s'agit de profits indus dans le chef de ces producteurs d'électricité et nous devons les récupérer.
Il faudrait tout de même rappeler que c'est grâce à une loi-programme présentée par le ministre, que nous avons votée ici – je ne sais d'ailleurs pas si vous l'avez votée –, que la CREG peut aujourd'hui analyser correctement la structure du prix et avoir accès à la comptabilité. Il faut rendre à César ce qui lui appartient!
Oui, nous devons récupérer ces sommes indues. Différents pays peuvent le faire. Je pense que des mécanismes existent. Je vous demande donc simplement si vous comptez mettre certains mécanismes en place?
Il est de bon ton de s'indigner ici en séance plénière mais j'espère que l'ensemble des partis du gouvernement vous suivront pour récupérer ces profits quand vous déposerez une proposition sur la table.
08.05 Bruno
Tobback (sp.a):
Mijnheer de voorzitter, ik weet dat ik niet behoor tot de partijen waarnaar
mevrouw Lalieux verwijst, maar mijn steun krijgt zij in elk geval als zij een
voorstel op tafel wil leggen om dit op te lossen. Ik neem aan dat zij ook de
steun van mevrouw Partyka en van de heer Prévot zal krijgen, als ik hen vandaag
hoor.
U hebt zelfs de
steun van de minister. Mijnheer de minister, op 20 mei 2008 stelde ik u
een vraag naar aanleiding van de eerste studie van de CREG, waarin sprake was
van 1,2 miljard. U was toen een beetje kwaad op mij omdat ik u twee dagen
na die studie reeds een vraag stelde en u vroeg om iets te ondernemen. U zei
dat u iedereen bij mekaar had geroepen. Ik citeer: "Je vous réponds mardi et j'aurai tout le monde autour de
la table mardi prochain. Je puis difficilement agir plus vite". Verder zei
u: "À défaut d'un accord, le gouvernement devra prendre des mesures
contraignantes".
Dat was op 20 mei 2008. Dat is een jaar en een veertiental dagen geleden. Wat blijkt er vandaag, na de programmawet die wij hebben goedgekeurd? Daarbij is trouwens alleen gebleken dat de cijfers van de CREG een jaar geleden correct waren, en uit een recente studie blijkt dat er ondertussen 320 miljoen is bijgekomen.
Waar zijn nu die “mesures contraignantes?” Wat wil deze regering nu op tafel leggen om dat anderhalf miljard terug te halen bij degenen die het als een verkapte belasting hebben opgelegd aan de Belgische bedrijven? Want dat is wat men doet. Dat is wat ik deze regering al twee jaar verwijt: dat u dit toelaat zonder erop toe te kijken. Tot mijn verwondering vinden de liberalen het niet erg. Eigenlijk hebt u een belasting geprivatiseerd. Deze regering geeft geld uit om belastingen ten opzichte van bedrijven te verlagen. In een aantal gevallen gebeurt dat met mijn volle steun en instemming. Tegelijk stel ik echter vast dat de regering aan één privébedrijf gratis de instrumenten toekent waarmee het andere bedrijven kan belasten en daartegen niet optreedt.
Waarom, mijnheer de minister, is uw regering nog altijd niet in staat deze "privébelastingcollectioneurs" iets in de weg te leggen?
08.06 Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, chers collègues, je reviens un peu en arrière. Voilà un an, nous recevions les premières estimations de la CREG; sur base de ces estimations que la CREG considérait elle-même comme hypothétiques, j'ai en effet répondu que, pour avancer dans le dossier, il fallait agir selon deux axes.
D'abord, confirmer ces estimations sur base d'une méthodologie fiable. À cette fin, nous avons confié à la CREG des pouvoirs lui permettant un accès aux comptes afin de pouvoir confirmer et affiner ses calculs. Je suis ravi que ces calculs arrivent enfin. Comme vous, je regrette que la CREG ait mis autant de temps, c'est-à-dire près d'un an, pour achever ses estimations.
Je regrette aussi que la CREG, à qui j'avais demandé par ailleurs de formuler des propositions concrètes sur la façon de récupérer ces montants, n'ait pas présenté de telles propositions.
Pour ma part, dans la suite logique de ce rapport, je demanderai au ministre des Finances d'élaborer un impôt visant à récupérer ces bénéfices indus dans le cadre de l'élaboration du prochain budget. C'est évidemment inacceptable que des entreprises ayant reçu des droits d'émission gratuitement les répercutent sur les factures aux consommateurs.
En tant que ministre de l'Énergie, je veillerai pour ma part à ce que les fonds récoltés puissent bénéficier aux consommateurs lésés, notamment pour permettre la réduction de la consommation d'énergie pour les particuliers, mais aussi pour les entreprises, monsieur Prévot, puisqu'elles ont été en grande partie lésées et que la FEB s'est engagée en leur nom à réduire leur consommation d'énergie afin que la Belgique devienne un pays modèle. C'est donc là une opportunité de financement.
Entre-temps, rien n'empêche les différentes parties de poursuivre leur concertation commencée voilà un an, mais sans encore aboutir. Le temps est venu pour le ministre des Finances de déposer une proposition d'impôt.
08.07 Katrien Partyka (CD&V): Mijnheer de minister, de CREG heeft het probleem aangehaald en aan de regering voorgelegd en de regering stuurt het terug naar de CREG. Het gaat heen en weer. Krachtdadig optreden is wat anders.
Ik vrees dat onze bedrijven, die dagelijks een groot concurrentienadeel ondervinden door de hoge energieprijzen, daar weinig boodschap aan hebben. De teller staat ondertussen op 2 miljard euro onterecht betaalde bijdragen.
U zegt nu – ook wel vrij laat – dat u aan de minister van Financiën zult vragen om een ontwerp te maken. We wachten af.
08.08 Maxime Prévot (cdH): Je remercie le ministre pour sa réponse nette et claire autant que concise. Je partage son opinion selon laquelle il conviendra de veiller à se doter d'un dispositif approprié lors des travaux budgétaires, vu les perspectives en matière de budget, pour pouvoir récupérer une partie ou la totalité de ces profits indus. Il serait inconcevable, en période de crise budgétaire pour l'État, de crise sociale pour les citoyens, de crise financière pour les entreprises que justice ne soit pas faite à cet égard.
08.09 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw Lalieux, mijnheer de minister, misschien is dit wel het moment om na te gaan of de extra bevoegdheden voor de CREG, die zijn ingeschreven in de programmawet, vruchten hebben afgeworpen en of ze voldoende waren.
Ik heb uit het schrijven van de CREG begrepen dat Electrabel het vertikte om ook maar de minste informatie voor te leggen en om na te gaan of de berekening correct was en waar de methodologie verder kon worden verbeterd. Electrabel heeft hieraan niet meegewerkt. Volgens mij zijn die bevoegdheden nog altijd onvoldoende en niet precies afgelijnd.
Mijnheer de minister, ik wil van u een engagement vragen. U zegt dat u de minister van Financiën zult vragen om iets uit te werken zodat we die 1,5 miljard kunnen recupereren. Ik ben daarmee heel blij voor de bedrijven. Mag ik u, de minister die zo overtuigend was op het spreekgestoelte, vragen om hier te blijven om die belofte waar te maken en om erop toe te zien dat de minister van Financiën effectief iets zal uitwerken in die zin? Of wordt u minister van Financiën en zult u dit zelf uitwerken?
De voorzitter: Dat is allemaal speculatief!
08.10 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, quel appel vibrant pour que notre ministre de l'Énergie et de la Protection des consommateurs reste avec nous! J'espère aussi qu'il restera parmi nous parce que le travail accompli en moins d'un an par Paul Magnette est remarquable. Madame Tinne Van der Straeten, comme celui-ci n'aura plus l'occasion de le faire, je vous remercie en son nom pour votre soutien à Paul Magnette.
Plus sérieusement: monsieur le ministre, ainsi que je le disais tout à l'heure, nous aurons besoin tant du ministre des Finances que du gouvernement dans son ensemble pour récupérer ces milliards indus. Cela devra intervenir rapidement, c'est-à-dire à la rentrée, lors de la modification budgétaire. Je répète une fois encore que c'est fondamental pour la compétitivité de l'économie belge et pour l'ensemble des citoyens. En effet, tout cet argent pourrait servir à faire des travaux économiseurs d'énergie et à réduire les factures d'énergie.
08.11 Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, indien u werkelijk meent dat u het probleem zult oplossen door aan de huidige minister van Financiën te vragen om een voorstel van belastingheffing uit te werken om Suez het vuur aan de schenen te leggen, dan bent u er zich ofwel gemakkelijk vanaf aan het maken ofwel bent u de enige persoon in het hele halfrond en in het hele land die na twee jaar in de huidige regering niets van zijn naïviteit heeft verloren.
Ik wil u, teneinde de twee voorgaande spreeksters niet te veel tegen de haren te strijken, het voordeel van de twijfel geven en in de tweede mogelijkheid geloven.
Mijnheer de minister, vandaag staat in De Tijd een stuk over het probleem in kwestie. Er is in de eerste plaats door Suez, maar ook een klein beetje door SPE, de voorbije vier jaar bij Belgische bedrijven 1,5 miljard euro te veel geïnd. Net naast voornoemd artikel staat een ander artikel – u moet het vooral eens bekijken – over een Belgisch-Nederlands bedrijf dat in alternatieve energie via Belwind wil investeren. Het probeert met handen en voeten om een lening van 300 miljoen euro, gespreid over meerdere jaren, vast te krijgen om zijn initiatieven en investering van de grond te kunnen krijgen. Wat stel ik vast uit de reactie van de huidige regering? Dat is dat zij de voornoemde anderhalf miljard euro verder door Suez laat leegzuigen. Voor de voornoemde 300 miljoen euro hoopt zij dat de Europese Commissie iets doet.
Dames en heren van de meerderheid, de vraag is waarvoor u het eigenlijk nog allemaal doet. Wat is de zin van de hele oefening nog, als dat het resultaat is?
Het incident is gesloten.
09 Question de M. Xavier Baeselen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la vente de mini-motos pour enfants dans les grandes surfaces" (n° P1153)
09 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Klimaat en Energie over "de verkoop van pocketbikes voor kinderen in de warenhuizen" (nr. P1153)
09.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, je vois que vous vous demandez pourquoi cette question. Je vous l'ai adressée en commission, vous l'aviez renvoyée à M. Van Quickenborne qui vous l'a renvoyée. Bref, hier, je n'ai pas pu poser ma question en commission et puisque ces motos sont en vente dès aujourd'hui à en croire une publicité, dans la Région de Bruxelles-Capitale si ce n'est dans toute la Belgique, je vous la pose aujourd'hui. On a déjà parlé plusieurs fois de ce sujet en commission ces dernières années, à savoir de la vente de mini-motos destinées aux enfants.
La publicité en question, la voici: c'est un dépliant publicitaire de la grande distribution qui présente le produit à la page des jouets. Cette moto peut aller jusqu'à 110 cm³ et 70 km/h et elle est non homologuée, c'est-à-dire qu'elle ne répond pas aux conditions pour la circulation sur la voie publique. Cela dit, ces motos présentées comme des mini-motos pour enfants peuvent être utilisées sur des terrains privés. Il y a déjà eu de nombreux accidents dus à des défauts techniques de ces véhicules. Votre prédécesseur, M. Landuyt, avait d'ailleurs répondu, à une question parlementaire sur le sujet, que AIB Vinçotte avait établi un rapport de sécurité sur ces véhicules selon lequel ils ne correspondent pas aux normes de sécurité moto.
Sont-ce des jouets? Des véhicules automoteurs? L'Inspection économique a-t-elle été saisie d'une plainte ou a-t-elle mené une enquête sur ce type de véhicule? Comment protéger le consommateur de ces engins qui sont, j'ose l'affirmer, des engins de mort qui ne correspondent à aucune norme technique et qu'on met entre les mains d'enfants?
09.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur Baeselen, je partage votre indignation morale quant à ce genre de produit. Ceci étant, quand la publicité fait savoir que ces produits ne sont pas homologués, j'imagine que cela veut dire qu'ils ne font pas l'objet d'un certificat de conformité, raison pour laquelle ils ne peuvent être ni assurés ni immatriculés, ce qui implique qu'on ne peut circuler avec ces véhicules sur aucune voie publique ou accessible au public, comme des parkings de grande surface, d'ailleurs.
Deuxièmement, bien entendu, l'Inspection économique contrôle ce type de produits en termes de sécurité sur la base d'un arrêté royal de 1995 qui transpose une directive européenne sur la sécurité des machines et en retire un certain nombre du marché chaque année. J'ai encore signé un arrêté récemment qui retirait un produit de ce type du marché.
Pour le reste, il y a aussi la responsabilité individuelle des familles et des consommateurs. Le fait d'acheter un produit et d'en faire un usage dangereux relève d'un comportement individuel moralement regrettable. Mais les contrôles légaux de sécurité sont réalisés et l'interdiction de ces véhicules sur la voie publique est, elle aussi, vérifiée.
09.03 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, par rapport à la question de la protection du consommateur, je regrette que cet engin soit présenté dans la page "jouets". Pourtant, il existe une réglementation européenne spécifique en ce qui concerne les jouets; on utilise donc ici une confusion des genres en la matière.
Je vous demanderais d'être particulièrement vigilant en ce qui concerne ce type de produits mis sur le marché belge afin d'éviter d'en reparler quand il y aura eu des accidents graves voire mortels.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Filip De Man aan de eerste minister over "islamitisch bankieren" (nr. P1158)
10 Question de M. Filip De Man au premier ministre sur "les services bancaires islamiques" (n° P1158)
10.01 Filip De Man (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik had mijn vraag natuurlijk ingediend ter attentie van de heer Reyders zelf, minister van Financiën, maar gezien zijn afwezigheid, zult u blijkbaar het antwoord verstrekken.
Het gaat over het volgende. Er heeft een ontmoeting plaatsgevonden tussen de vicepremier en vertegenwoordigers van de Association Belge des Professionnels Musulmans. Uit die ontmoeting is het voorstel van de minister van Financiën gekomen om “na te gaan welke wettelijke bepalingen gewijzigd zouden moeten worden om onze wetgeving” – nota bene, onze wetgeving! – “in overeenstemming te brengen met de mechanismen die aan de grond liggen van de islamitische financiën.” Dat is een citaat.
We gaan dus weer een stap verder in de erkenning en in het pamperen van de muzelmannen in dit land.
Mijnheer de staatssecretaris, ik zou van u willen horen wat er precies aan de hand is. Wat wil de heer Reynders bereiken met zijn voorstel tot wijziging van onze wetgeving ter zake?
10.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer de voorzitter, gisteren zijn vertegenwoordigers van de Belgische vereniging van mohammedaanse vaklui – dat zijn wel Belgen – bij de minister van Financiën gekomen om enkele verklaringen te horen over de manier waarop zij islamitische banken kunnen ontwikkelen in België.
De minister heeft gewoon gezegd dat hij verschillende deskundigen, zoals de CBFA, de Nationale Bank, ook vertegenwoordigers van de Kamer van volksvertegenwoordigers, zal vragen om na te gaan of er al dan niet iets veranderd zou moeten worden aan onze wetgeving om dat te kunnen ontwikkelen. Gewoon dat.
10.03 Filip De Man (Vlaams Belang): Mijnheer de staatssecretaris, zo “gewoon” vind ik dat natuurlijk niet. Wat zal men doen? Men zal ervoor zorgen dat wellicht – dat is wat ik vermoed – een soort van ‘halalhypotheken’ mogelijk worden die in ons land moeten kunnen concurreren tegen de normale hypotheekleningen die van fiscale vrijstellingen genieten. Dat is het probleem van de moslims: zij willen hun eigen hypotheken kunnen afsluiten, maar zij willen ook het fiscaal gunstregime genieten dat een normale ontlener hier krijgt.
Het is weer een stap in de richting van de moslims.
Het is ook een stap, neem ik aan, die precies nu wordt gezet, enkele dagen voor de verkiezingen, om nog wat extra moslimstemmen te vergaren voor de MR, voor de PRL en voor het FDF.
L'incident est clos.
- de heer Luk Van Biesen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de controles op de belastingaangiften" (nr. P1155)
- de heer Jenne De Potter aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de bijlagen bij de belastingaangifte" (nr. P1157)
- M. Luk Van Biesen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les contrôles des déclarations fiscales" (n° P1155)
- M. Jenne De Potter au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les annexes à la déclaration fiscale" (n° P1157)
11.01 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik zou willen voorstellen om de vraag van de heer Jenne De Potter hierop te laten aansluiten, omdat het onderwerp gelijklopend is. Ik heb dat met hem besproken. Mijn vraagstelling bestaat uit drie punten, waarvan een betrekking heeft op de bijlagen bij de belastingbrief.
Er is de jongste tijd verwarrende taal gesproken in de pers omtrent fiscale controles en de belastingaangifte. Eerst en vooral was er het probleem dat aan de orde werd gesteld door de heer Carlos Six van de FOD Financiën. Hij verklaarde dat hij afstapt van het oude systeem waarin elke belastingplichtige minstens om de zes jaar wordt gecontroleerd. Vanaf nu zou dat niet meer gebeuren en zou men slechts bepaalde, gerichte controles doen op basis van een risicoprofiel. De zekerheid dat elke belastingplichtige op zijn minst zou worden gecontroleerd, valt eigenlijk deze week weg.
Mijnheer de staatssecretaris, is het inderdaad de visie van de minister dat niet alle ondernemingen en personen op een gelijke manier hoeven te worden behandeld door ze op zijn minst te controleren?
Een tweede probleem is dat blijkbaar ongeveer 300.000 belastingplichtigen geen aangifte doen. Dat getal stijgt noch daalt, maar het is nog altijd een belangrijk aantal. In de antwoorden die men daarover leest, staat dat mensen op een of andere wijze niet in staat zouden zijn de belastingbrieven te begrijpen. Mij lijkt dat een zeer eigenaardig verhaal.
Hoe zal de minister ervoor te zorgen dat elke belastingplichtige zijn belastingbrief correct kan of zal invullen?
Ten slotte, er is een conflictsituatie ontstaan over het al dan niet moeten toevoegen van bijlagen bij de belastingbrief voor 30 juni. Enerzijds is er een groen formulier toegevoegd aan de belastingbrief, waarop vermeld staat dat er geen bijlagen hoeven te worden toegevoegd, maar anderzijds stellen sommige wetsbepalingen zeer uitdrukkelijk dat men zonder bijlagen geen belastingvermindering kan verkrijgen. Daarvan zijn verschillende voorbeelden terug te vinden in de toelichting bij dezelfde belastingaangifte. Wat moet men nu doen? Moet men bijlagen toevoegen of niet, zoals in het groene formulier staat?
11.02 Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik kom nog even terug op het laatste punt dat collega Van Biesen heeft aangestipt. De nieuwe belastingaangifte blijft inderdaad toch wel voor de nodige verwarring en onduidelijkheid zorgen. Eerst was er onduidelijkheid over de plaats waar de aangiften moesten worden ingediend. Nu is het voor veel mensen hoogst onduidelijk of er al dan niet bijlagen als bewijs van een bepaalde belastingvermindering bij de aangifte moeten worden gevoegd.
Die verwarring komt voort uit een duidelijke vermelding op het groene blad dat als bijlage bij de belastingaangifte zit. Dat zegt letterlijk: “Om uw aangifte rechtsgeldig te onderschrijven is het niet vereist dat de bijlagen en bewijsstukken bij uw aangifte worden gevoegd.” Op het eerste gezicht is er dus geen enkel probleem, geen enkele discussie, ware het niet dat in de toelichting op een aantal plaatsen duidelijk het omgekeerde vermeld staat.
Bijvoorbeeld, voor mensen die een zware handicap hebben en een belastingvermindering willen genieten, staat erbij: “U moet een bewijs van invaliditeit toevoegen.” Hetzelfde geldt voor de vrijstelling van de terugbetaling van het woonwerkverkeer.
Ook in de wet vindt men dergelijke bepalingen, bijvoorbeeld voor al de duizenden mensen die aan pensioensparen doen en die een belastingvrijstelling willen genieten. In de wet staat dat er een bijlage moet worden toegevoegd.
Met andere woorden, onduidelijkheid troef, zeker wanneer men weet dat sommige controleurs nu reeds zeggen dat ze zich niet gebonden voelen door de vermelding op dat groene formulier, maar dat zij wel degelijk een bijlage eisen als bewijs van de belastingvermindering.
Dat betekent natuurlijk dat een aantal belastingplichtigen, mocht dat zo zijn, geen bijlage zou toevoegen en daardoor ook een deel belastingvermindering zou verliezen.
Daarom heb ik volgende vragen aan u. Ten eerste, kunt u verduidelijken wat de fiscus van de belastingplichtigen verwacht?
Ten tweede, wat zijn de wettelijke verplichtingen met betrekking tot het toevoegen van bijlagen?
Ten derde, gaat de vermelding op het groene blad boven de wet, alhoewel dat niet in het Parlement is goedgekeurd?
Ten vierde, hoe kan men de rechtszekerheid in deze garanderen?
11.03 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer de voorzitter, er waren drie vragen.
Ten eerste, in verband met de vermindering van de belastingcontrole kan ik stellen dat in de toekomst de belastingplichtigen minder routinematig, dus niet meer om de zes jaar een grondige controle bijvoorbeeld, maar doelgerichter gecontroleerd zullen worden. Dat betekent dat de administratie zal kiezen wat de risicogevallen zijn waarop een grondige controle moet worden gedaan. Zo kunnen de controles meer efficiënt zijn.
Ten tweede, het aantal belastingplichtigen dat geen belastingbrief indient, is relatief stabiel. Ik moet benadrukken dat de inspanningen van de FOD Financiën zelf groot zijn om de loontrekkers te helpen hun belastingaangifte in te dienen. Er gaan agenten van de FOD Financiën naar gemeentebesturen en shoppingcentra of ze komen met de Fiscobus. Er werden enorme inspanningen geleverd.
Bovendien wie zijn of haar aangifte niet heeft ingediend, krijgt natuurlijk een herinneringsbrief waarin wordt gevraagd om de aangifte in te dienen. Ook laattijdig of nooit indienen van de aangifte kan voor gevolg hebben dat een aanslag van ambtswege wordt gevestigd op basis van de gegevens waarover de administratie beschikt. Voor bepaalde categorieën die geen of een laattijdige aangifte deden, kan een aanslag worden gevestigd op basis van de belastbare minima, overeenkomstig artikel 342, alinea 3 van het WIB 1992.
Wat de derde vraag betreft, de vraag over de bijlage, overeenkomstig artikel 307, §3, alinea 1 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992 vormen de bescheiden, opgaven en inlichtingen waarvan de overlegging in het aangifteformulier wordt gevraagd, een integrerend deel van de aangifte en zij moeten worden toegevoegd.
Wat de aangifte in de personenbelasting betreft, wordt geen enkel bescheid, opgave of inlichting gevraagd in het aangifteformulier zelf. Bijgevolg vormt geen enkele bijlage een integrerend deel van de aangifte. Het was voor de personenbelasting dus nooit vereist dat de bijlagen en bewijsstukken bij de aangifte worden gevoegd. Aan de belastingplichtige wordt gevraagd de bijlagen te bewaren en ze voor te leggen wanneer de administratie er hem om vraagt. Dat verhindert geenszins dat bijlagen facultatief kunnen worden toegevoegd aan de aangifte.
Er is ter zake wel een probleem inzake communicatie. De minister zal ervoor zorgen dat de communicatie in de toekomst beter en duidelijker zal verlopen.
11.04 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, wat de eerste vraag betreft, meen ik dat het een verkeerd signaal is. Ik meen dat het goed zou zijn dat elke persoon en onderneming minstens de zekerheid hebben dat zij worden gecontroleerd in een bepaald tijdsvak. Vandaag zeggen dat men zich alleen zal richten op bepaalde risicoprofielen of risicogroepen, lijkt mij geen goed signaal. Ik meen dat het nodig is dat elke belastingplichtige eens een controle ondergaat. Ik meen dat dat billijker is voor alle belastingplichtigen.
Wat de bijlagen betreft, hoop ik dan ook dat geen enkele belastingcontroleur een belastingvermindering zal weigeren, omdat er geen bijlagen zijn bijgevoegd. Ik hoop dat het signaal duidelijk overkomt, want daar zit het probleem. U zegt: het is geen geïntegreerd deel, dus hoeft er voor de personenbelasting geen enkele bijlage bijgevoegd te worden. Maar de wet bepaalt duidelijk dat een aantal bijlagen moet worden bijgevoegd.
Uw antwoord op mijn vraag is nog altijd even onduidelijk. Moeten die bijlagen nu bijgevoegd worden of niet? Uit uw antwoord kan ik concluderen dat zij niet bijgevoegd hoeven te worden. Maar u kunt ons ook niet verzekeren dat de belastingcontroleurs niet zullen eisen dat de bijlagen worden bijgevoegd bij het verzenden van de aangifte.
11.05 Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Ik blijf ook met die onduidelijkheid zitten. U zegt dat er voor de personenbelasting geen bijlagen hoeven te worden bijgevoegd en dat de betrokkene de bijlagen moet bijhouden. Ik stel vast dat men eerst van het belastingformulier een lottoformulier heeft gemaakt en dat men het nodeloos ingewikkeld heeft gemaakt. Maar nu stel ik ook vast dat het oncontroleerbaar wordt.
U zegt dat de belastingplichtigen de bewijsstukken moeten bijhouden. Zij zijn echter niet verplicht die op te sturen. Ik zie geen enkele controleur ter plaatse gaan bij de belastingplichtige om alle bewijsstukken in te kijken om te controleren of er wel degelijk een bewijs van een belastingaftrek is.
Ik heb al gezegd dat er heel wat problemen zijn inzake de belastingaangifte. U hebt mij nog niet kunnen overtuigen van het tegendeel.
Het incident is gesloten.
12 Question de M. Yvan Mayeur au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les soupçons de délits d'initié chez Fortis" (n° P1156)
12 Vraag van de heer Yvan Mayeur aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de vermoedens van verkoop met voorkennis bij Fortis" (nr. P1156)
12.01 Yvan Mayeur (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, la justice a instruit un certain nombre d'enquêtes concernant des soupçons de délits d'initié à charge du top management de Fortis mais aussi de holdings réputés tels que Bois Sauvage ou d'autres actionnaires.
Nous ne pouvons évidemment pas parler ici des enquêtes en cours. En revanche, il semblerait que la CBFA mène une enquête administrative, ce qui relève de l'exécutif et est donc du contrôle du législatif.
Dès lors, je voudrais savoir si vous confirmez le fait que ces enquêtes administratives sont en cours. Aboutiront-elles à des amendes administratives, à des sanctions éventuelles, voire à une réforme – ce que nous espérons à la suite de la commission spéciale que nous avons menée sur la crise financière – du contrôle du secteur financier, qui doit aussi prendre en compte ces dérives inacceptables au moment où les travailleurs du secteur bancaire sont victimes de la crise qui frappe ce secteur?
Je pense donc qu'il faut être attentif à ceux qui auraient profité éventuellement de la situation pour s'enrichir.
12.02 Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Monsieur Mayeur, nous parlons bien de délit d'initié et non pas d'élu d'initié comme c'était écrit dans votre texte, ce qui a quelque peu perturbé la préparation de la réponse à votre question!
Le ministre et moi-même avons pris connaissance, comme vous, ce matin dans la presse, des informations sur une enquête judiciaire qui a été ouverte. S'agissant d'une enquête de ce type, le ministre des Finances n'est pas spécialement informé et personne n'a à faire de commentaire sur une enquête couverte par le secret.
En revanche, la directive européenne a prévu – et c'est le cas en droit belge – des sanctions administratives à côté des sanctions pénales éventuelles. C'est la CBFA qui est chargée de suivre tous les incidents de marché. Chaque incident de marché fait l'objet d'une analyse, celle-ci est éventuellement suivie d'une enquête qui peut alors à son tour éventuellement donner lieu à des sanctions.
Les sanctions administratives peuvent s'élever jusqu'à 2,5 millions d'euros et éventuellement plus, en cas de récidive ou en cas d'enrichissement exceptionnel. Le ministre se réfère au communiqué du porte-parole de la CBFA qu'il n'a pas à donner d'information sur une éventuelle enquête qui suivra son cours. Par contre, si elle devait aboutir à un résultat, celui-ci serait évidemment rendu public et publié sur le site internet de la CBFA. Chaque incident de marché fait l'objet d'une analyse et éventuellement d'une enquête.
12.03 Yvan Mayeur (PS): Monsieur le secrétaire d'État, il se peut que des élus aient, à un moment donné, été initiés dans le cadre du dossier Fortis. Ne revenons pas là-dessus! Si une enquête est diligentée, c'est positif car nous pourrons en débattre dès la publication de l'information. Je pense néanmoins que le parlement devra, de toute façon, se saisir de cette situation. À nouveau, j'insiste pour que vous soyez le relais auprès du ministre des Finances et que vous souligniez la nécessité de mettre en œuvre un certain nombre de recommandations qui se trouvent dans les conclusions de notre commission spéciale mais aussi dans les rapports Lamfalussy et d'autres. Il est temps de mettre bon ordre dans le secteur financier qui en a grand besoin, me semble-t-il!
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
13 Wetsvoorstel tot wijziging van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, wat het invoeren van het alcoholslot betreft (1856/1-8)
- Wetsvoorstel tot aanvulling van de gecoördineerde wetten betreffende de politie over het wegverkeer, teneinde de installatie van alcoholsloten in bepaalde voertuigen verplicht te maken (1339/1-3)
13 Proposition de loi modifiant la loi relative à la police de la circulation routière, coordonnée le 16 mars 1968, en ce qui concerne le recours à l'alcolock (1856/1-8)
- Proposition de loi complétant les lois coordonnées relatives à la police de la circulation routière, en vue de rendre obligatoire l'installation d'alcolocks dans certains véhicules (1339/1-3)
Voorstellen ingediend door:
Propositions déposée par:
- 1856: Jef
Van den Bergh, François Bellot, Valérie De Bue, Jenne De Potter,
David Lavaux, Ludo Van Campenhout, Bruno Van Grootenbrulle, Josy Arens, Roel
Deseyn
- 1339: Josy
Arens
Ik stel u voor een enkele bespreking aan
deze twee wetsvoorstellen te wijden. (Instemming)
Je vous propose de consacrer une seule
discussion à ces deux propositions de loi. (Assentiment)
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
13.01 Roel Deseyn, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, de commissie voor de Infrastructuur heeft zich inderdaad over de problematiek van het alcoholslot gebogen tijdens twee zittingen in de maanden april en mei. Het gaat over de mogelijkheid tot strafbepaling, tot sanctie, door de rechter uitgesproken van de installatie van een alcoholslot in de wagen. Eigenlijk is dat de integratie van een stukje spitstechnologie, waarbij de bestuurder wordt onderworpen aan een test vooraleer hij het initiatief kan nemen om een wagen te besturen.
De voorzitter heeft de twee wetsvoorstellen geciteerd die hebben geleid tot de uiteindelijke tekst. Er was het voorstel van CD&V, cdH, MR, Open Vld en PS en het eerdere voorstel van de heer Arens van het cdH. Het eerste voorstel biedt de rechter de mogelijkheid om alcoholovertreders in het verkeer de installatie van een alcoholslot op te leggen als aanvullende of gedeeltelijke alternatieve straf. Het is ook op basis van het laatste wetsvoorstel dat de bespreking uiteindelijk werd gevoerd in de commissie. Belangrijk vergeleken bij het voorstel van de heer Arens is dat wij hier kunnen signaleren dat het hier gaat om bepalingen onder artikel 38 over het verval van het recht tot sturen, waar het in het andere voorstel ging over strafbepalingen ten gevolge van alcoholmisbruik.
Nog een verschil tussen beide voorstellen was het betalen van de kostprijs van het alcoholslot. In het weerhouden voorstel kan de kostprijs van de installatie worden afgetrokken van de geldboetes.
Ook een belangrijk issue waarover een amendement werd ingediend was dat men in het eerste voorstel het voertuig met het alcoholslot kon starten bij niet meer dan 0,22 milligram alcohol per liter uitgeademde lucht, in het weerhouden voorstel is dat 0,09 milligram, wat overeenkomt met 0,2 promille. Dat ligt trouwens volledig in het verlengde van de gehanteerde praktijken van alcoholsloten bij professioneel vervoer.
Het wetsvoorstel werd in de commissie zeer grondig besproken. Er was niet alleen advies van de Raad van State over de twee voorstellen, maar ook het advies en de opmerkingen en suggesties van de juridische dienst van de Kamer. Bij de uiteenzetting heeft mede-indiener Jef Van den Bergh van CD&V reeds gewezen op het uitgebreide gamma van sancties en boetes dat bestaat tot bestraffing en verval van recht van sturen. Deze bijkomende maatregel was zeker in het geval van recidive een belangrijke tool voor de rechter.
Het alcoholslot, te installeren in een voertuig, is een praktijk, een tactiek, een strategie door de rechter in de toekomst aan te wenden en wordt gesteund door de verschillende fracties.
N-VA en sp.a hebben zich daarover heel positief uitgelaten. De Vlaams Belangfractie opperde dat dit gepaard moest gaan met de verscherpte politiecontrole. Bij Open Vld was er bezorgdheid omtrent het gelijkheidsbeginsel. Mensen bij wie een dergelijk slot wordt geïnstalleerd, worden immers aan een strengere alcoholtest onderworpen dan mensen die zich op een reguliere manier in het verkeer begeven.
Vanuit PS werden vragen gesteld over de proefprojecten die reeds werden uitgevoerd door de Europese Unie en door het BIVV. Vanuit MR werden vragen gesteld over mogelijke fraude met het alcoholslot. Blijkbaar is het systeem sluitend. Er zijn tussentijdse testen tijdens het rijden. Voor het feit dat iemand anders kan blazen in plaats van de persoon die het voertuig bestuurt, blijkt de technologie een oplossing te bieden.
Vanuit de groene fracties werden er ook opmerkingen geformuleerd over de controles en de omkadering van het gebruik van het alcoholslot. Men kan immers niet zomaar overgaan tot het opleggen van een alcoholslot zonder enige duiding, vorming en omkadering.
De staatssecretaris heeft toen verwezen naar het proefproject van het BIVV. Dat werd verder ontwikkeld in een uiteenzetting van collega Jef Van den Bergh. Belangrijk is dat het voorstel de rechter de mogelijkheid toekent om de kostprijs van het alcoholslot af te trekken van de opgelegde geldboete. Dit strookt volledig met de doelstelling van het voorstel om personen aan te moedigen tot meer verantwoord rijgedrag.
Mijnheer de voorzitter, dit waren de belangrijkste punten van de inleiding. Daarna kwam de punctuele discussie rond de 0,5 of 0,2 promille. De heer Van den Bergh heeft, als repliek op de uiteenzetting van mevrouw Somers, gesteld dat de norm van 0,2 zeker verantwoord is omdat die ook in veel gevallen in het buitenland nu reeds de norm is.
Wat de inwerkingtreding betreft, werd een amendement ingediend om die iets later te plannen, met name op 1 oktober 2010. Immers, indien het wetsvoorstel vandaag wordt goedgekeurd, vergt een aantal uitvoeringsmaatregelen toch wat tijd om dit een succes te maken binnen het hele mobiliteitsverhaal.
Het wetsvoorstel, zoals gewijzigd met het amendement, werd eenparig aangenomen en bijgevolg vervalt wetsvoorstel nr. 1339.
13.02 Ine Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, rijden onder invloed van alcohol is helaas nog steeds een belangrijke oorzaak van ernstige verkeersongevallen en moet bijgevolg streng worden gecontroleerd en gesanctioneerd. In aanvulling op het reeds bestaande straffenarsenaal met geldboetes, gevangenisstraffen, verval van recht tot sturen en verkeerstherapie krijgt de rechtbank dankzij dit wetsvoorstel voortaan de mogelijkheid om een alcoholslot te laten installeren in het voertuig van bestuurders die veroordeeld zijn voor het rijden onder invloed van alcohol.
Het is voor ons duidelijk dat deze maatregel vooral de hardleerse recidiverende bestuurders viseert die zich systematisch onder invloed in het verkeer begeven. Voor ons is het duidelijk dat deze toestellen absoluut fraudebestendig moeten zijn op het ogenblik waarop ze effectief in het voertuig worden geïnstalleerd.
Voor onze fractie is de inbouw van een alcoholslot bij uitstek een preventieve maatregel die voorkomt dat bestuurders na een veroordeling opnieuw onder invloed van alcohol achter het stuur kruipen, zonder dat dit gepaard gaat met een langdurig rijverbod dat een zware hypotheek kan leggen op de uitoefening van de professionele activiteiten of de kansen op de arbeidsmarkt.
Het is juist vanuit deze preventieve optiek dat wij weinig reden zien om de huidig wettelijk toegestane alcoholdrempel van 0,5 promille te verlagen tot 0,2 promille voor bestuurders die zich verplaatsen met een voertuig dat is uitgerust met een alcoholslot. De verlaging van de huidige alcohollimiet voor specifieke doelgroepen lijkt ons vooral een stigmatiserende maatregel te zijn waarover nog geen wetenschappelijke en politieke consensus bestaat. Ook dreigt in dit geval een onnodige sanctie te ontstaan voor bijvoorbeeld familieleden die eveneens van het voertuig gebruik wensen te maken. Om deze reden werd in de commissie een amendement ingediend om de 0,2 promille op te trekken tot 0,5 promille.
De Open Vld-fractie zal dan ook om deze reden het amendement hier ter stemming voorleggen tenzij dit onderwerp opnieuw ter discussie komt in de commissie, wat denk ik voor alle fracties het beste is.
We willen ten slotte beklemtonen dat het voor ons zeker niet de bedoeling mag zijn het alcoholslot in te voeren ter vervanging van politiecontroles. Wij blijven ervan overtuigd dat het de bestuurder is die zelf zoveel mogelijk eindverantwoordelijkheid moet dragen in het verkeer. We vragen dus om voorzichtig te blijven omspringen met technologische innovaties waarbij het voertuig denkt of beslist in zijn of haar plaats.
Ik vraag hier dan ook om het voorliggende voorstel opnieuw naar de commissie te zenden.
13.03 Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, los van mijn uiteenzetting wil ik uitdrukkelijk vragen om de voorstellen niet naar de commissie terug te sturen. Het voorstel van amendement, dat de reden voor de terugzending zou zijn, is reeds in de commissie ten gronde besproken. Er werd ook reeds over gestemd. Er is dus geen enkele reden om het punt naar de commissie terug te sturen.
De voorzitter: Ik raadpleeg de Kamer. De vraag is om het voorstel naar de commissie terug te zenden. Ik raadpleeg ter zake de Kamer. De heren Deseyn en De Croo vragen het woord.
13.04 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik wil in mijn hoedanigheid van rapporteur nogmaals getuigenis geven van de rijke discussie die wij daaromtrent hebben gehad, onder meer ook over de argumentatie die is aangehaald.
Het gaat hier om een extra strafbepaling. Mensen kunnen niet zomaar aan een regime van 0,5 promille worden onderworpen, zoals dat voor iedereen in geval van een straf wegens recidive bestaat.
De discussie is volledig gevoerd geweest. Over het amendement is door de commissarissen niet alleen in eer en geweten maar ook met het volle besef van het belang ervan gestemd. Zoals ik daarnet ook tijdens mijn toelichting heb verklaard, was het amendement immers net het breekpunt. Het amendement was een belangrijk issue in de discussie.
Ik zie helemaal niet in waarom wij de discussie in kwestie zouden moeten herdoen, enkel omdat een fractie tijdens de stemming haar gelijk niet heeft gehaald.
De voorzitter: Dat is een mening.
13.05 Ine Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, het is belangrijk om even mede te delen dat in de commissie twee aspecten door ons werden aangehaald. Dat was, enerzijds, het recidiverende karakter, waarover wij ons uiteindelijk bereid hebben betoond dat min of meer zo te laten.
Wij willen niettemin de nadruk leggen op het feit dat het verlagen van de alcoholgrens van 0,5 naar 0,2 promille heel bijzonder is. Het zal in dat verband uiteindelijk aan de wetgever zijn om een verantwoording te kunnen afleggen. Het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel geldt immers voor elke bestuurder. Wij zullen er nu voor moeten zorgen dat de wetgever kan verantwoorden dat er op individuele basis een afwijking van voornoemd gelijkheidsbeginsel is.
Dat is voor mij de grootste motivatie om voorgaand punt nog even in de commissie ter discussie te brengen. Wij zullen dan wel zien wat de mening van de verschillende fracties over de kwestie is.
Het punt is echter heel essentieel. Wij gaan daarmee immers in tegen het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel, wat toch wel fundamenteel is.
De voorzitter: Mevrouw Van der Straeten, ik stel vast dat … De regering kan uiteraard op elk ogenblik het woord vragen.
13.06 Staatssecretaris Etienne Schouppe: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Somers, ik hoor u over het gelijkheidsbeginsel spreken. Dat is een prachtig beginsel.
De heer De Croo zal ongetwijfeld weten – hij zal het aan zijn fractie ongetwijfeld ook kunnen toelichten – dat de alcoholgrens voor piloten 0,0 promille en voor een bestuurder bij de spoorwegen 0,2 promille is.
Indien het gelijkheidsbeginsel dus ergens moet prevaleren, moeten wij tussen 0,0 en 0,2 promille kiezen. Wij moeten in dat geval zeker niet naar de grens van 0,5 promille terugkeren.
Ik wijs erop – mevrouw Somers heeft het klaar en duidelijk gezegd – dat het gaat over recidive en over een uitspraak van een rechter die het verplicht maakt, nadat men erop betrapt werd meermaals een voertuig te hebben bestuurd terwijl men boven zijn theewater was. Als men dan voorstelt om het toch maar op 0,5 te houden, vraag ik mij af waar de zorg voor de verkeersveiligheid blijft als mensen in dergelijke omstandigheden in het verkeer zijn.
De voorzitter: Mevrouw Somers, wij zullen hier de discussie niet voeren zoals in de commissie. Er is een voorstel voor verwijzing naar de commissie. Ik zal nog naar mevrouw Van der Straeten luisteren en dan doe ik zelf een voorstel om de werkzaamheden hier verder af te handelen.
13.07 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, het is een interessante discussie. Ik meen dat wij die ten dele hebben gevoerd in de commissie. Ik meen mij zelfs te herinneren dat ik toen aan mevrouw Somers heb gevraagd of zij nog een advies wenste van de Raad van State betreffende amendementen die waren ingediend, ook met betrekking tot dat aspect.
Mijnheer de voorzitter, vermits blijkt dat er tussen twee meerderheidspartijen toch nog een discussie bestaat, lijkt het mij het meest zinvolle om inderdaad terug te gaan naar de commissie en daar te bekijken hoe dit kan worden uitgeklaard.
De voorzitter: De heer Dedecker heeft het woord.
13.08 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, ik wil gewoon melden dat wij ook een amendement indienen in de plenaire vergadering, om het op 0,5 te brengen.
De voorzitter: Er wordt dus nog een amendement ingediend in de plenaire vergadering.
Er zijn twee mogelijkheden: ofwel vraag ik aan de Kamer om zich onmiddellijk uit te spreken, bij zitten en opstaan, tenzij acht leden een hoofdelijke stemming vragen, ofwel stel ik voor om de algemene bespreking nu uit te putten en op het einde van de werkzaamheden te stemmen over het voorstel tot verzending. Als men daarmee kan leven, dan zouden wij tenminste de algemene discussie kunnen uitputten en dan kunnen wij achteraf stemmen over het voorstel tot verzending.
De heer De Croo heeft het woord.
13.09 Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, als men nu een stemming vraagt, zal de Kamer niet in aantal zijn om geldig te stemmen. Ik suggereer dus dat u de stemming houdt op het ogenblik van de stemmingen. Dan kan iedereen beslissen of hij of zij de verzending wil of niet. Ik zie, mevrouw Somers, dat er een advies aan de Raad van State is gevraagd. Mijnheer de staatssecretaris, het amendement dat het voorzag in geval van recidive wordt niet meer ingediend. Het is alleen maar 0,5 en niet 0,2. Het gaat niet in geval van recidive. De rechter zou dit dus in die hypothese bij de eerste veroordeling als een bijkomende straf mogen uitspreken.
De voorzitter: Mijn voorstel was aan de Kamer te vragen of zij kan instemmen dat de algemene bespreking wordt uitgeput. Als mevrouw Somers haar vraag tot verzending naar de commissie echter staande houdt, dan stel ik voor dat de Kamer zich daarover op het einde uitspreekt.
De heer Verherstraeten heeft het woord.
13.10 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik zou willen vermijden dat wij het debat volledig voeren, om dan vervolgens eventueel te beslissen dat het verzonden zou worden. Laten wij onmiddellijk ons hierover uitspreken.
De voorzitter: Stemmen wij bij zitten en opstaan of dringt er iemand aan op een hoofdelijke stemming?
13.11 Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, als wij met acht leden de stemming vragen, dan moet u laten bellen, zoals u over een paar uur zou doen.
De voorzitter: U vraagt de hoofdelijke stemming, mijnheer De Croo?
13.12 Herman De Croo (Open Vld): Ik vraag samen met acht andere leden de hoofdelijke stemming. We zijn dan waarschijnlijk niet in aantal om geldig te stemmen.
De voorzitter: Ik denk dat u daarin gelijk hebt. U vraagt de hoofdelijke stemming en als wij niet in aantal zijn, moeten wij onze werkzaamheden opschorten.
Ik denk dat ik een redelijk voorstel heb gedaan door de algemene bespreking uit te putten. Als mevrouw Somers op het einde van die algemene bespreking haar voorstel tot verzending naar de commissie staande houdt dan kan de Kamer zich daarover op het einde nog altijd uitspreken.
Als de heer Verherstraeten daarmee niet kan leven dan moeten wij een hoofdelijke stemming organiseren en dan zijn wij niet in aantal. Iedereen kan dit met mij vaststellen. Wij zullen dan de werkzaamheden moeten opschorten.
13.13 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, u kunt bellen en de kamerleden de ruimte laten om naar hier te komen. Als een fractie wenst dat de werkzaamheden worden geschorst…
De voorzitter: Ik kan aannemen dat uw vraag wordt gesteund door voldoende leden.
Mijnheer Van Biesen, u zit wel niet op uw plaats.
Als men wil bellen voor de stemming.
(Er wordt voor de stemming gebeld)
(La sonnerie d'appel au vote retentit)
Collega’s, voor de goede orde deel ik u mee dat wij bezig zijn met het wetsvoorstel van de heer Van den Bergh, Bellot en consorten, over de wijziging van de wet betreffende de politie over het wegverkeer.
Mevrouw Somers heeft in haar uiteenzetting gevraagd om het voorstel opnieuw naar de commissie te verzenden. De heer Dedecker heeft aangekondigd ter zake ook een amendement te zullen indienen, wat intussen is gebeurd.
Ik leg het voorstel tot verzending van
mevrouw Somers ter stemming voor. Er is aangedrongen op een hoofdelijke
stemming. (De oppositie verlaat de zaal)
Mijnheer Verherstraeten, u hebt aangedrongen op een hoofdelijke stemming. Doet u dat nog altijd?
13.14 Servais Verherstraeten (CD&V): (…)
De voorzitter: Hoofdelijke stemming?
13.15 Servais Verherstraeten (CD&V): Als u op die manier de werkzaamheden laat verlopen, dan doet u maar. Dan wens ik u daar nog veel plezier mee.
De voorzitter: Ik begrijp uw punt niet. Ik pas gewoon het Reglement toe.
Mevrouw Somers vraagt de verzending van het voorstel naar de commissie. U bent het daar niet mee eens.
Mijn vraag is of u aandringt op een hoofdelijke stemming. Er is namelijk een alternatief: we kunnen altijd stemmen bij zitten en opstaan. Blijft u aandringen op een hoofdelijke stemming?
13.16 Servais Verherstraeten (CD&V): Ja. (…)
De voorzitter: De heer De Croo vraagt het woord.
13.17 Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik begrijp zeer goed dat de oppositie de zaal verlaat. Dat is nog gebeurd. Dat wij op dit ogenblik niet in aantal blijken te zijn, dat is ook al gebeurd.
Het voorstel om te stemmen op het moment dat wij wel in aantal zijn, vond ik sympathieker en beter haalbaar voor de procedure.
Het is echter normaal dat als een fractieleider een hoofdelijke stemming vraagt, wij daartoe overgaan. In dat geval zal blijken dat wij niet in aantal zijn en zal de vergadering gedurende een uur moeten worden geschorst. We zijn goed bezig!
De voorzitter: Dat is de reden waarom ik daarnet voorstelde – daarmee wring ik toch niemands arm om? – om de algemene bespreking gewoon voort uit te putten en na te gaan of mevrouw Somers bleef aandringen, op het einde van die bespreking, op de verzending naar de commissie, en om ons dan daarover uit te spreken.
Als collega Verherstraeten daarmee niet kan leven, dan ga ik er nu mee akkoord dat wij hoofdelijk stemmen over het voorstel tot verzending naar de commissie. Ik kan niet anders.
13.18 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, voor de goede orde en om de historiek te schetsen, het volgende.
De hoofdelijke stemming is niet door mij
gevraagd, maar door collega De Croo. U wou die stemming onmiddellijk laten
doorgaan, wetend dat wij niet in aantal waren. U hebt daarna zeer rustig
gewacht tot de oppositie buiten was. Dat, mijnheer de voorzitter, is de
historiek van de vergadering van deze namiddag inzake deze problematiek. (Applaus)
De voorzitter: Ik meen niet dat de heer De Croo daar op heeft aangedrongen, maar ik kan mij vergissen, natuurlijk.
13.19 Herman De Croo (Open Vld): Ik wil niet dat de Kamer op zulke momenten een of andere moeilijkheid heeft.
Ik stel het volgende voor. Wij trekken de vraag van verzending naar de commissie in en het amendement wordt hier ingediend. Dan kan het hier verder worden besproken.
De voorzitter: Kan iedereen daarmee leven? Dan zetten wij de algemene bespreking voort en geef ik het woord aan collega Van den Bergh.
13.20 Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, vanmorgen nog werd aan het Parlement een nieuwe verkeersveiligheidactie voorgesteld. De nieuwe actie van Levenslijn, met de figuurtjes Zeppe en Zikki, vraagt respect voor kinderen in het verkeer. Zij vraagt respect voor jezelf en respect voor de andere verkeersdeelnemers, om niemand in gevaar te brengen.
Wanneer men onder de invloed van alcohol rijdt, is het duidelijk dat men anderen maar ook zichzelf in gevaar brengt. De slogan die Levenslijn vanmorgen heeft gepresenteerd is hier dus ook van toepassing. Rijden onder invloed van alcohol blijft een van de meest voorkomende kwalen inzake onze verkeersveiligheidproblematiek. In 2006 bleek 14 procent van de geteste bestuurders die betrokken waren bij een ongeval met gewonden, onder invloed te zijn van alcohol. Als u weet dat bij een ongeval in 50 procent van de gevallen geen alcoholcontrole gebeurt, is die 14 procent wellicht een grove onderschatting. Daardoor is het erg moeilijk een precies cijfer te kleven op het aantal alcoholgerelateerde doden en zwaargewonden in het verkeer. Volgens de studie van het BIVV zou bij een op vier ongevallen met doden of zwaargewonden alcohol in het spel zijn. Het gaat dus om ruim een kwart van de dodelijke ongevallen.
Ook het Europees Observatorium voor de Verkeersveiligheid, het ERSO, stelt dat ongeveer 25 procent van alle verkeersdoden in Europa te wijten is aan alcoholgebruik, terwijl slechts 1 procent van de voertuigkilometers wordt afgelegd onder invloed.
Het zijn indrukwekkende, veelzeggende cijfers, waarvan je natuurlijk vooral moet onthouden dat de combinatie drinken en rijden erg grote risico’s inhoudt.
De voorzitter: Collega’s, mag ik vragen dat iedereen zou luisteren naar de spreker? Degenen die geen belangstelling hebben, kunnen iets anders doen.
13.21 Jef Van den Bergh (CD&V): De negatieve effecten van alcohol op het rijgedrag zijn bekend. Zelfs met kleine hoeveelheden alcohol wordt de rijvaardigheid aangetast: men reageert trager, de concentratie vermindert, het zicht neemt af, het inschattingsvermogen verslechtert, er ontstaat een overmoedige stemming waardoor meer risico’s worden genomen en agressiever wordt gereden.
Dankzij de BOB-campagnes is er de laatste jaren gelukkig al een echte mentaliteitswijziging opgetreden: de combinatie van drinken en rijden wordt niet langer aanvaard. Dit effect blijkt bovendien het grootste te zijn bij de risicogroep van de jonge bestuurders. We moeten het toegeven: vijfendertigplussers blijken zich er iets minder van aan te trekken. Er worden jaarlijks dan ook nog heel wat chauffeurs betrapt met te veel promille alcohol in het bloed. Voldoende controles zijn in dit opzicht essentieel: gerichte controles naar doelgroepen op bepaalde locaties op bepaalde uren, maar ook aselecte controles spelen een belangrijke rol om bij de bevolking het idee te verspreiden dat een alcoholcontrole altijd en overal kan. Hoe hoger immers de objectieve en subjectieve pakkans, hoe minder mensen nog dronken achter het stuur zullen kruipen.
De aanbevelingen van de Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid 2007, overigens ondertekend door zowat alle partijen in dit halfrond, passen in deze logica. Volgens deze aanbevelingen zou een op de drie bestuurders jaarlijks aan een ademtest onderworpen moeten worden. Daar zijn we helaas nog niet, maar we zijn wel op de goede weg. Tijdens de jongste BOB-campagne werden er bijvoorbeeld 10 procent meer controles uitgevoerd dan de vorige keer, maar nog steeds bleek dat bijna 5 procent van de gecontroleerden positief blies.
Dan komen we tot de sancties. Er wordt in onze wetgeving al in heel wat sancties voorzien voor alcoholmisbruik achter het stuur. Dat gaat van geldboetes over het verval van het recht tot sturen tot gevangenisstraffen en allerlei opleidingen waar collega Somers reeds naar verwees. Ondanks heel dit gamma van zware straffen en begeleidende maatregelen en de toegenomen controles, blijft er een harde kern van probleemdrinkers drinken en rijden combineren.
Ons wetsvoorstel mikt precies op deze doelgroep. Zij worden niet afgeschrikt door controles en lopen herhaaldelijk tegen de lamp. Goede statistieken zijn hiervoor in België helaas nog niet terug te vinden, maar in Nederland werd vastgesteld dat liefst een op de drie veroordeelden binnen de drie jaar opnieuw voor de rechtbank moet verschijnen voor dezelfde feiten. Ik ben er ook van overtuigd dat dit in ons land van ongeveer dezelfde grootte-orde zal zijn.
Alcoholrecidivisten brengen door hun onverantwoord rijgedrag het leven van zichzelf en van anderen in gevaar. Bijkomende veiligheidsmaatregelen zijn dan ook op hun plaats. Sinds een aantal jaren bestaat er een middel om te voorkomen dat deze bestuurders nog langer dronken achter het stuur kruipen, met name het instrument dat hier vandaag wordt voorgesteld: het alcoholslot.
Het alcoholslot is een ademanalysetoestel waarin de bestuurder moet blazen vooraleer hij kan vertrekken. Wanneer hij of zij te veel gedronken heeft, verhindert het alcoholslot dat het voertuig nog kan starten.
In een aantal landen wordt dit alcoholslot reeds veel en reeds verschillende jaren gebruikt in wagens van alcoholovertreders. Ervaringen in de Verenigde Staten en in Canada hebben uitgewezen dat het alcoholgebruik van recidivisten zelfs met 95 procent daalt als hun wagen wordt uitgerust met een alcoholslot. Ook in Zweden, Finland en Australië heeft de introductie van dergelijke toestellen tot erg positieve resultaten geleid. In Nederland is men na een proefperiode begin dit jaar ook gestart met het alcoholslot als mogelijke sanctie om probleemdrinkers te weren uit het verkeer.
Ook in ons land liep er een aantal jaren geleden een succesvol proefproject in het raam van een Europees onderzoek. De resultaten ervan moeten ons ertoe aanzetten om deze maatregel ook in ons land een wettelijk kader te geven. Dat proefproject liep trouwens met een norm van 0,2 promille voor de goede verstaander.
Met dit wetsvoorstel creëren wij dus in België ook een wettelijk kader voor rechters om de installatie van het alcoholslot op te leggen aan alcoholovertreders in het verkeer. Dit is in eerste instantie een sanctie- en preventiemiddel voor alcoholrecidivisten. Het is echter ook een mogelijke straf, een mogelijk middel om bestuurders ingeval van eenmalige zware alcoholovertredingen, zoals bij ongevallen met zwaargewonde of dodelijke slachtoffers, te kunnen straffen en te verhinderen dat dergelijke feiten zich nog kunnen herhalen.
Voor de goede orde, de mogelijke verplichting om een alcoholslot op te leggen komt niet in de plaats van de bestaande sancties zoals de boetes, de gevangenisstraffen en dergelijke meer, het wordt aan de rechter overgelaten om in de concrete situatie te bepalen wat de meest aangewezen sanctie is of sancties zijn.
Het toestel kost vandaag 1200 à 1300 euro. Als dat wordt uitgesproken in een rechtbank, betekent dat natuurlijk een behoorlijke sanctie voor de veroordeelde. Het voorstel geeft de rechter de mogelijkheid, indien daartoe bepaalde redenen of overwegingen kunnen leiden, om de kosten van het alcoholslot en het begeleidend omkaderingsprogramma in mindering te brengen van de geldboete.
In tegenstelling tot wat velen denken is het toestel niet gevoelig voor fraude. Het is bijna onmogelijk en zinloos dat een andere persoon die niet heeft gedronken, zou blazen in de plaats van de bestuurder of om te proberen de wagen toch zonder test van de bestuurder zelf op gang te krijgen. De resultaten van alle projecten en onderzoeken in het buitenland hebben dat herhaaldelijk aangetoond. Er blijkt een frauderesistentie te bestaan tot 99 procent.
13.22 Maya Detiège (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik heb volgende vraag reeds een tijd geleden in de commissie gesteld. Hoe gaat men die fraude tegenhouden? Hoe doet men dat? Als de ene persoon heeft gedronken en iemand anders wil blazen, hoe houdt men dat dan tegen?
13.23 Jef Van den Bergh (CD&V): Dat is een vraag naar de praktische toepassing van deze instrumenten. De alcoholsloten zijn zodanig uitgerust dat men dat bijvoorbeeld niet met verzamelde lucht uit ballonnen kan doen. Allerlei verhalen duiken op. Men kan daarin dus geen lucht uit een ballon laten komen. Dat moet men met een bepaalde blaastechniek doen. Ballonnen zijn dus al uitgesloten.
Als men iemand anders wil laten blazen, betekent dat dat die persoon medeplichtig wordt. Bovendien zet het aan tot gevaarlijk rijden. Een alcoholslot kan voorts zodanig worden ingesteld dat men bijvoorbeeld om het kwartier opnieuw moet blazen, ook als men aan het rijden is. Ofwel zit er dan een nuchtere persoon naast de bestuurder die dan beter achter het stuur kan zitten. Ofwel zal men dan stilvallen op het moment dat men de wagen aan de kant zet.
13.24 Maya Detiège (sp.a): Is het niet gevaarlijk als men om het kwartier moet blazen wanneer men rijdt?
13.25 Jef Van den Bergh (CD&V): De ervaringen met het toestel in alle Europese landen, de VS, Canada, Australië en waarmee wij in ons land nog niet vertrouwd zijn, tonen aan dat dit geen gevaar creëert. Men gaat ook niet onmiddellijk stilvallen als men onderweg positief blaast. Dat zal pas gebeuren vanaf het moment dat de auto stilstaat en men terug wil starten.
Het creëert dus geen gevaar, wees gerust. Het is de bedoeling om iets te doen voor de verkeersveiligheid en geen verkeersonveiligheid te gaan creëren.
Tot daar de werking en de frauderesistentie van dit alcoholslot.
Uiteraard werkt het alcoholslot in eerste instantie preventief, zowel voor de bestuurder als voor ons allemaal, onschuldige en minder onschuldige verkeersdeelnemers. Dronken bestuurders krijgen immers niet meer de kans om zich in het verkeer te begeven. Wanneer een bestuurder 0,2 promille of meer in het bloed heeft, zal het voertuig immers niet starten.
Dit is niet alleen een preventieve maatregel. Het is ook een van de mogelijke sancties die een rechter ter beschikking krijgt om een herhaaldelijk dronken bestuurder te straffen.
De maatregel moet ook leiden tot een echte gedragswijziging van de alcoholovertreders. Mensen met een alcoholprobleem gewoon straffen en hen verder niet begeleiden, leidt meestal immers niet tot resultaten. Zodra de bestuurder terug achter het stuur mag na verval van het verbod tot sturen of na de demontage van het alcoholslot, stelt men vast dat de bestuurder vaak hervalt in zijn oude gewoonte.
Daarom is het ook zo belangrijk om bijkomende maatregelen op te leggen waardoor de persoon in kwestie ook een begeleidingsprogramma zal moeten volgen om van een eventueel alcoholprobleem af te raken. Op die manier kunnen wij ook structurele alcoholproblemen aanpakken en kunnen wij vermijden dat dergelijke mensen in de toekomst terug in het verkeer komen.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega's, in 2008 vielen er 922 verkeersdoden op onze wegen te betreuren. Het was op zich een goed cijfer, want het beste in 59 jaar. De verkeersstatistieken worden bijgehouden sinds 1950. Toen waren er 1.051 verkeersdoden. In 2008 zijn we daar voor het eerst onder gegaan. Ik wil daarbij ook opmerken dat er toen 550.000 voertuigen reden en nu 6,5 miljoen.
Op zich dus een historisch dieptepunt en een hoopvol cijfer. Het zou echter totaal ongepast zijn om daarmee tevreden te zijn. Achter elk slachtoffer in de verkeersstatistieken gaat immers diep menselijk leed schuil. Het is daarom onze plicht om alle mogelijke inspanningen te leveren om dit cijfer verder terug te dringen.
Als we de doelstellingen van de Staten-Generaal voor de Verkeersveiligheid willen realiseren – het aantal verkeersdoden tegen 2010 terugdringen tot maximum 750 en tot maximum 500 in 2015 –, moet het een van de prioriteiten zijn in de strijd tegen het rijden onder invloed van alcohol, maar ook van drugs. Daarover wordt momenteel een wetsontwerp besproken.
Het alcoholslot past perfect in deze strijd. Het is een ideaal instrument om het alcoholgebruik in het verkeer terug te dringen en op die manier een bijdrage te leveren aan het verhogen van de verkeersveiligheid, enerzijds, als strafsanctie voor bepaalde mensen, strafsanctie die meteen een preventief karakter heeft, en, anderzijds, door de installatie van een alcoholslot op vrijwillige basis, waar een aantal maanden geleden een opening is gemaakt zodat dit ook op vrijwillige basis kan worden geïnstalleerd in bedrijfswagenparken.
Ik ben vandaag dan ook ontzettend tevreden, tenminste als het doorgaat, dat dit voorstel eindelijk goedgekeurd geraakt. Ik heb dit voorstel gelanceerd in december 2005 en er bestond daarvoor destijds nog niet al te veel interesse. Het voorstel heeft in de commissie achter de idee een unanieme meerderheid gekregen.
Er bestond wel discussie over het amendement over de limiet van 0,5 en 0,2 promille, dat collega Somers hier opnieuw heeft ingediend. Ik wil daarop terugkomen. Ik vind het onzinnig om iets waarover de discussie al in de commissie werd gevoerd, terug naar de commissie te sturen. Ik kan nog aannemen dat de stemming opnieuw gebeurt in de plenaire vergadering, maar dit terugsturen naar de commissie vind ik onzinnig. Dat is echter reeds van de baan.
Er zijn enkele elementen die pleiten voor de installatie van de 0,2 promillegrens. Als we zeggen dat de doelgroep van het alcoholslot vooral chauffeurs zijn die een probleem hebben met alcoholgebruik of -misbruik, dan zou het niet verstandig zijn om hen een kleine marge te geven om toch nog enkele glazen alcohol te drinken. Als men hun dat toelaat, vervallen hun limieten en men bewijst hen daarmee geen dienst.
Het gelijkheidsbeginsel speelt hier niet. Het gaat om veroordeelden. Ik denk niet dat men veroordeelden – gestraften op basis van overtredingen van een wet – dezelfde regels moet opleggen als iemand die de wet en de regels naleeft. Dat lijkt mij een absurde redenering.
De grens van 0,2 promille wordt in alle proefprojecten gehanteerd en in de andere Europese landen. Als we stilaan willen komen tot een nivellering van limieten en grenzen tussen de verschillende Europese landen, dan moet België volgens mij niet weer een uitzondering maken ten opzichte van alle andere landen die het alcoholslot al hebben ingevoerd.
De limiet van 0,2 promille wordt ook gehanteerd bij de vrijwillige installatie van alcoholsloten. Er zijn bedrijven - taximaatschappijen, transportbedrijven – die een alcoholslot installeren op hun voertuigenpark. Zij doen dit ook aan 0,2 promille. De transportsector is trouwens vragende partij om naar 0,0 promille te gaan, maar wij menen dat een kleine foutmarge noodzakelijk is om foutieve metingen uit te sluiten.
Op zich is dit eigenlijk al een constructieve straf voor de gestraften. Dikwijls heeft men de keuze tussen een verval van het rijbewijs, van het recht op sturen of een alcoholslot. Wij denken dat wij met een alcoholslot en het begeleidende programma een veel constructievere straf geven, maar het moet wel een straf blijven. Als men dit op dezelfde limiet legt als voor alle andere burgers, die niet zijn gestraft, dan kunnen wij niet meer spreken van een straf.
13.26 Herman De Croo (Open Vld): Ik ben net zo bewogen voor de verkeersveiligheid als u. Collega Schouppe weet dat ik mij op Europees vlak daarmee inlaat.
Evenwel, als men iets goedkeurt, moet het ook praktisch kunnen worden uitgevoerd. Ik geef een voorbeeld, maar daarbij laat ik de discussie over 0,5 of 0,2 buiten beschouwing. De rechter geeft een bijkomende straf aan iemand die onder invloed stuurde. Hij legt hem, na een tijdelijke inhouding van zijn rijbewijs, een alcoholslot op in een bepaalde wagen. Als die persoon een andere wagen neemt zonder alcoholslot zal hij worden gecontroleerd. In voorkomend geval zal zijn rijbewijs de voorwaarde bevatten van het sturen van een voertuig met alcoholslot. Dit is natuurlijk de enige methode om een controle te kunnen uitvoeren. Men maakt het alcoholslot dus niet eigen aan de wagen, maar wel aan de bestuurder. Is dat juist?
13.27 Jef Van den Bergh (CD&V): In het wetsvoorstel wordt het rijbewijs beperkt tot voertuigen die zijn uitgerust met een alcoholslot. Zo wordt het geformuleerd en op die manier wordt volgens mij aan uw vraag beantwoord.
Goed dat u wijst op de organisatie waarvan u de voorzitter bent, namelijk de European Transport Safety Council. De ETSC is precies een organisatie die het invoeren van het alcoholslot erg stimuleert in alle Europese landen. Bovendien pleit de organisatie voor de 0,2 promille als limiet. Ik denk dat wij op die manier de suggesties van de organisatie waarvan de heer De Croo voorzitter is, kunnen opvolgen.
13.28 Herman De Croo (Open Vld): U moet alles zeggen. Ik verwachtte dat. De 0,2 promille geldt voor nieuwe en jonge bestuurders. Collega Schouppe weet dit zeer goed. Ik kan de reactie van de heer Schouppe destijds ook aanhalen.
De voorzitter: Ik geef nog het woord aan mevrouw Detiège en dan laat ik de heer Van den Bergh zijn betoog beëindigen.
13.29 Maya Detiège (sp.a): Bedankt voor de duidelijke toelichting. In de commissie hebben wij het voorstel gesteund, maar ik zou hier in de plenaire toch nog willen opmerken dat het heel belangrijk is om tot een globaal alcoholplan te komen. Dit is ook in de commissie gezegd en ik denk dat wij binnen een aantal weken hierover opnieuw rond de tafel zullen zitten.
U had het herhaaldelijk over het recidief gedrag van mensen die te veel hebben gedronken als zij zich in het verkeer begeven. Men kan dit aanpakken met een alcoholslot en de mensen op die manier straffen. Anderzijds lijkt het mij heel belangrijk dat iemand met een alcoholprobleem wordt begeleid. Dit was trouwens ook de opmerking van de dame van de VAD. Ik denk dat wij daaraan heel veel aandacht moeten besteden. In dat geval moet men die mensen van de drank afhelpen want als een vrachtwagenchauffeur te veel drinkt dan heeft hij een probleem.
13.30 Jef Van den Bergh (CD&V): Mevrouw Detiège, dat kan ik alleen maar bevestigen. In het wetsvoorstel is er ook in voorzien dat het niet louter om het installeren van het alcoholslot gaat, maar dat het gekoppeld is aan een verplicht omkaderingsprogramma. Dat begeleidingsprogramma moet wel nog verder worden uitgewerkt in de regering.
De datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel is 1 oktober 2010. Dat is op aangeven van de administratie bepaald, omdat zij gezegd heeft nog zoveel tijd nodig te hebben om een goed begeleidingsprogramma uit te werken. We zullen nauwgezet volgen dat er daadwerkelijk een goed begeleidingsprogramma is. Enkel het toestel installeren zonder begeleiding van probleemdrinkers heeft uiteraard geen zin.
Het voorstel is trouwens een element dat ook in het alcoholplan van minister Onkelinx werd aangehaald. In die zin hebben we hier een goed voorstel en hoop ik dat het straks unaniem zal worden gesteund, zoals in de commissie is gebeurd.
13.31 Valérie De Bue (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, l'année dernière, la route belge a tué plus de 800 personnes dans des circonstances qui, en tout cas, pourraient être évitées. Des statistiques en matière de sécurité routière rappellent le nombre élevé d'accidents aux conséquences dramatiques.
Bien entendu, les chiffres montrent aussi une amélioration très nette ces derniers temps, mais il reste encore beaucoup trop de victimes. Parmi ces blessés ou ces tués, les personnes souvent jeunes qui conduisent sous influence d'alcool sont sur-représentées. L'alcool est la première cause de décès sur nos routes. Il importe donc de poursuivre et d'accentuer nos efforts tant en matière de prévention que de répression lorsqu'elle s'avère nécessaire.
Ce projet que nous avons rebaptisé "Éthylotest antidémarrage" s'inscrit dans cette volonté européenne de diminuer encore le nombre de victimes sur la route. C'est ainsi que le MR a cosigné cette proposition et soutenu ce projet.
Je souhaiterais simplement rappeler brièvement quatre points.
- Le dispositif d'éthylotest antidémarrage, tel qu'il ressort des projets et études pilotes, est particulièrement efficace et encourageant, puisqu'il y a fort peu de récidive.
- L'alcolock est à la fois un instrument de répression, puisqu'il pourra être imposé à ceux qui ont été contrôlés positifs à un test de dépistage de la conduite sous influence d'alcool, mais c'est surtout un instrument de prévention, qui doit aider à la prise de conscience et à l'amélioration du comportement.
- La participation active et la responsabilisation des contrevenants est un élément essentiel de la réussite du dispositif. Comme dans toute mesure de prévention, l'alcolock ne sera efficace que s'il est correctement accompagné. Le choix par le juge d'opter pour cette mesure alternative à la peine et le suivi des personnes qui devront l'utiliser sera primordial.
Je souhaiterais rappeler la remarque soulevée en commission par son président, François Bellot, à savoir le problème des fraudes. Il faudra veiller à empêcher d'éventuels fraudeurs de contourner l'interdiction de consommer de l'alcool avant de conduire en faisant souffler une autre personne ou en utilisant un spray destiné à neutraliser l'appareil. De même, toute stigmatisation de l'utilisateur aura un effet contre-productif.
- N'oublions pas qu'en tant qu'alternative à la déchéance totale du droit de conduire, ce dispositif permet aux travailleurs et aux demandeurs d'emploi de conserver le permis de conduire!
Les technologies nouvelles nous permettent de mettre en place les instruments de prévention et d'autocontrôle. Il est donc de notre devoir de mettre en place les réglementations adaptées au service de la sécurité routière.
Je souhaiterais, en guise de conclusion, rappeler une phrase célèbre: "Boire ou conduire, il faut choisir!".
13.32 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, à plusieurs reprises, en tant que bourgmestre d'une commune, j'ai dû annoncer à des parents l'accident tragique de leur fils ou de leur fille après une soirée, probablement arrosée. Aujourd'hui, dans nos communes de la province de Luxembourg, je me rends compte que des marchands d'alcool s'installent à côté des lieux où se déroulent des soirées dansantes. Comme bourgmestre, j'interdis immédiatement de tels projets et, ici, c'est de la vodka, donc de l'alcool pur. Nous devons nous rendre compte à quel point l'alcool peut être dramatiquement dangereux chez les jeunes.
Monsieur le président, monsieur le ministre, notre pays s'est engagé à réduire de moitié le nombre de victimes d'accidents de la route d'ici à 2010. Même s'il est assez difficile d'évaluer avec exactitude le rôle joué par l'alcool dans les accidents survenus en Belgique, des études approfondies révèlent que l'alcool au volant figure parmi les trois principales causes d'accident. On estime qu'un quart des accidents graves auraient pu être évités si tous ces conducteurs s'étaient abstenus de boire avant de prendre le volant.
Ainsi, selon l'Institut belge de sécurité routière (IBSR), 14% des automobilistes contrôlés, impliqués dans un accident de la route, roulaient sous l'influence de l'alcool en 2005 et en 2006. Je précise bien que ce chiffre ne tient compte que des conducteurs qui ont effectivement subi des tests.
Aussi, pour atteindre l'objectif que nous nous sommes fixé, nous devons compter également sur les avancées technologiques, appelées à jouer un rôle de plus en plus important. Parmi ces innovations figurent des systèmes antidémarrage de véhicule en cas d'alcoolémie excessive, dits alcolocks. C'est ainsi que, dès mars 2008, notre groupe a déposé une proposition de loi en ce sens.
À la suite d'un projet pilote européen, le gouvernement avait suggéré en 2007 d'obliger les conducteurs récidivistes à placer un alcolock dans leur véhicule. En 2007 également, les états généraux de la sécurité routière ont recommandé la généralisation de ce mode de surveillance. L'IBSR a mené de 2004 à 2006 une expérience pilote concluante.
Signalons également que la déclaration conjointe du 17 juin 2008 des ministres qui ont la santé publique dans leurs attributions sur la politique future en matière d'alcool prévoit des mesures concrètes, notamment celle qui consiste à étudier la possibilité de recourir à l'alcolock dans le cadre de la prévention et de la répression.
Par conséquent, je me réjouis, comme l'entièreté de mon groupe, que la Belgique, à l'instar de pays comme le Canada ou la Suède, se dote d'un arsenal répressif plus étendu en donnant désormais la possibilité au juge de contraindre les conducteurs qui ont enfreint la loi à placer un éthylotest antidémarreur dans leur véhicule, ce qui permettra dorénavant d'interdire à ces personnes la conduite de leur véhicule sous l'influence de l'alcool. Il s'agit là pour nous d'une véritable avancée législative. Notre groupe soutiendra cette proposition.
13.33 Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik wil er geen lang debat van maken.
De verbodsbepaling voor wie onder invloed rijdt, is 0,5 promille. Mijnheer Schouppe, ik begrijp dat voor piloten de grens op 0,0 promille ligt. Echt logisch is de grens van 0,2 promille echter ook niet. Ofwel wordt de grens op 0,0 promille vastgelegd, ofwel wordt de grens bepaald met de algemene regel die wij nu gebruiken.
Ik ben het ermee eens dat het besturen van een wagen na alcoholgebruik moet worden vermeden, maar men moet ervoor zorgen dat de remedie die men wil toepassen haalbaar is.
Men moet systematisch tewerk gaan. Ik heb de periode gekend van de 1,5 promillenorm en ook nog van de 0,8 promillenorm. Wij staan nu op 0,5 promille. Dat houdt ook een mentaliteitsverandering in. Wij moeten dus op voormelde weg voortgaan. Ik zie echter niet in waarom wij voor de huidige etappe de grens niet op 0,5 promille kunnen leggen. Wij zullen straks zien hoe de Kamer zich over het amendement in kwestie uitspreekt.
13.34 Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, de meeste argumenten zijn al aangehaald. Ik begrijp echter niet dat voor het opleggen van een sanctie dezelfde limiet moet worden opgelegd voor wie niet is gesanctioneerd.
Er zou kunnen worden opgeworpen dat het alcoholslot op zich al een vorm van sanctie is. Dat is echter kort door de bocht.
Ten tweede, de mensen worden verplicht om niet meer te drinken, indien zij achter het stuur willen zitten. Accidenten moeten echter worden vermeden. Indien iemand bijvoorbeeld een biefstuk met Duvel- of portosaus eet, zou hij of zij niet meer de wagen kunnen starten, omdat de limiet op 0,0 promille ligt. Mijnheer De Croo, u sprak immers eerst over 0,0 promille.
Om voornoemde, kleine, minimummarge te houden, is de grens 0,2 promille in plaats van 0,0 promille. De boodschap moet echter duidelijk zijn dat iemand niet meer achter het stuur plaats mag nemen, wanneer hij of zij heeft gedronken. Indien de grens op 0,5 promille wordt vastgelegd, is dat niet langer de boodschap. Het is net die boodschap die wij de veroordeelden moeten meegeven.
13.35 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik wil twee elementen aan het debat toevoegen.
Ten eerste, ofwel is de grens van 0,5 promille een veilige grens om te rijden, ofwel is ze dat niet. Als het veilig is, dan is er geen enkele reden om voor een veroordeelde de zaak nog veiliger dan veilig te maken. Ik zie de logica daarvan niet in. Is de grens van 0,5 promille niet veilig, dan moet deze worden verlaagd. Ik pleit er dus voor om die twee zaken gelijk te trekken.
Ten tweede, het sanctioneren zit toch niet in het opleggen van het alcoholslot met een lager promille. Indien een bestuurder te snel rijdt, bijvoorbeeld 150 km per uur op een autostrade, en wordt beboet, zal de rechter daarna ook niet bepalen dat de veroordeelde op diezelfde autostrade niet langer 120 km per uur maar slechts 100 km per uur mag rijden. Er zal een geldboete worden opgelegd en voor het overige heeft de bestuurder zich aan de verkeersregels te houden.
De redenering die hier wordt ontwikkeld om de grens op 0,5 promille te houden, is een volledig logische redenering.
13.36 Ine Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik kan mij volledig aansluiten bij de vorige spreker. Het is niet correct te zeggen dat het geen straf zou betekenen als de norm van 0,5 promille wordt toegepast, want de rechter is in staat om geldboetes op te leggen en verplicht verkeerstherapie te laten volgen. Er zijn dus middelen genoeg om, aanvullend bij het alcoholslot, ervoor te zorgen dat dit aanvoelt als een echte straf. Daarom moeten wij niet naar 0,2 promille gaan.
De voorzitter:
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1856/7)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1856/7)
Het
opschrift in het Frans werd door de commissie gewijzigd in “proposition de loi
relative à la police de la circulation routière, coordonnée le
16 mars 1968, en ce qui concerne le recours à l’éthylotest
antidémarrage”.
L’intitulé en français a été modifié par la commission en “proposition de loi relative à la police de la circulation routière, coordonnée le 16 mars 1968, en ce qui concerne le recours à l’éthylotest antidémarrage”.
Het wetsvoorstel telt 7 artikelen.
La proposition de loi compte 7 articles.
* *
* * *
Amendements déposés ou redéposés:
Ingediende of heringediende amendementen:
Art. 5
• 13 –
Ludo Van Campenhout cs (1856/5)
• 14 – Jean Marie Dedecker (1856/8)
* *
* * *
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen en artikel en over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et l'article réservé ainsi que sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
* * * * *
Besluit van de artikelsgewijze bespreking:
Conclusion de la discussion des articles:
Réservé: le
vote sur les amendements et l'article 5.
Aangehouden: de stemming over de amendementen en het artikel 5.
Artikel per artikel aangenomen: de artikelen 1 - 4, 6 - 7.
Adoptés
article par article: les articles 1 - 4, 6 - 7.
* *
* * *
14 Voorstel van resolutie betreffende de invoering van een ecoscorevignet voor voertuigen (764/1-5)
- Voorstel van resolutie ten einde het cultureel patrimonium te beschermen, de verkeersveiligheid te bevorderen en de openbare ruimte te vrijwaren (417/1-2)
- Wetsvoorstel betreffende de instelling van milieuzones in steden en gemeenten (1108/1-4)
14 Proposition de résolution relative la création d'une vignette "Écoscore" pour les véhicules (764/1-5)
- Proposition de résolution visant à protéger le patrimoine culturel, à promouvoir la sécurité routière et à préserver l'espace public (417/1-2)
- Proposition de loi concernant l'instauration de zones écologiques dans les villes et communes (1108/1-4)
Voorstellen ingediend door:
Propositions déposées par:
- 764:
Thérèse Snoy et d’Oppuers, Tine Van der Straeten, Stefaan
Van Hecke, Muriel Gerkens, Meyrem Almaci, Juliette Boulet, Wouter
De Vriendt, Georges Gilkinet, Jean-Marc Nollet
- 417: David
Geerts, Bruno Van Grootenbrulle
- 1108:
Tinne Van der Straeten, Meyrem Almaci, Juliette Boulet, Wouter
De Vriendt, Muriel Gerkens, Georges Gilkinet, Jean-Marc Nollet, Thérèse
Snoy et d’Oppuers, Stefaan Van Hecke, Fouad Lahssaini
Ik stel u voor een enkele bespreking aan de
drie voorstellen te wijden. (Instemming)
Je vous propose de consacrer une seule
discussion à ces trois propositions. (Assentiment)
De door de commissie aangenomen tekst geldt
als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (764/4)
Le texte adopté par la commission sert de base
à la discussion. (Rgt 85, 4) (764/4)
Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in "voorstel van resolutie betreffende het gebruik van de ecoscore".
L'intitulé a été modifié par la commission en "proposition de résolution relative à l'utilisation de l'Écoscore".
De bespreking is geopend.
La discussion est ouverte.
De heren De Potter en Van den Bergh zijn de verslaggevers.
14.01 Jenne De Potter, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
Présidente: Corinne De Permentier, première vice-présidente.
Voorzitter:
Corinne De Permentier, eerste ondervoorzitter.
14.02 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, ik dank de rapporteur voor zijn uitgebreid en gedetailleerd verslag.
Het is eigenlijk een beetje moeilijk om over onderhavig onderwerp het woord te nemen. Wij hebben een voorstel gelanceerd voor de invoering van milieuzones, meer concreet om een bevoegdheid te geven aan steden en gemeenten om op hun grondgebied zones in te voeren waar enkel milieuvriendelijke wagens worden toegelaten. We willen dus helemaal niet vanuit het federaal niveau iets opleggen, maar alleen de mogelijkheid inschrijven dat steden en gemeenten dat zouden kunnen doen. Wij hebben ons daarvoor eigenlijk geïnspireerd op een zeer oud voorstel van de heer Ansoms van CD&V, toen nog CVP, die dat in tempore non suspecto al had ingediend. Ik vermoed dat de heer Ansoms dat voorstel heeft uitgewerkt op basis van succesvolle voorbeelden in het buitenland, met name in Zweden, dat al een grote ervaring heeft met dergelijke systemen, en dat hij daar de mosterd heeft gehaald om te pleiten voor een structureel beleid op het vlak van luchtkwaliteit. Ik had dus eigenlijk gedacht dat dat niet mis zou kunnen gaan. Als men zijn mosterd gaat halen bij een notoire persoonlijkheid op het vlak van verkeer en verkeersveiligheid, dan zal er toch wel enige kans van slagen zijn?
Dat was dus naïef van mij, want uiteindelijk is niemand bereid gevonden om het voorstel te steunen, ondanks het feit dat het instellen van milieuzones, lage-emissiezones of hoe men het ook wenst te noemen, ook een van de maatregelen was die naar voren is gekomen op de Lente van het Leefmilieu. U herinnert zich de grote vergadering van verschillende bevoegdheidsniveaus en stakeholders inzake leefmilieu. Een van de maatregelen die daar naar voren kwam, was om op lokaal gebied, in woonwijken, de emissies te beperken. Een mogelijk instrument daarvoor zou de invoering van lage-emissiezones of milieuzones zijn. Uiteindelijk is dat voorstel beland op de reservelijst van niet-aangehouden voorstellen, omdat het de mensen van de Lente van het Leefmilieu onduidelijk was of het hier ging om een federale dan wel een gewestelijke bevoegdheid.
Inderdaad, veel van de discussies over de uitvoering van een dergelijke maatregel stranden op een bevoegdheidsdiscussie. Wie is er nu uiteindelijk bevoegd? Daarom hebben wij, toen wij ons voorstel hebben ingediend, bij de voorzitter – toen nog de heer Van Rompuy – erop aangedrongen om een advies van de Raad van State te vragen. Dat advies is er gekomen en de Raad van State heeft geoordeeld dat het wel degelijk gaat om een federale bevoegdheid. Eigenlijk hebben we de kans dus dubbel laten liggen.
Ten slotte, lieten we de kans een derde keer liggen. Twee weken geleden hadden wij een zeer interessante vergadering van de commissie voor de Volksgezondheid en het Leefmilieu, over een voorstel ingediend door de heer Cornil, die er momenteel niet is. Het ging over de publiciteit, de CO2-reclame op auto’s. De teneur van het wetsvoorstel is dat reclame voor zeer sterk milieuvervuilende wagens verboden zou moeten worden. Er is toen in de commissie een zeer interessante uiteenzetting gehouden door mevrouw Muylle, die wel aanwezig is. Zij maakte een zeer terechte opmerking, namelijk dat het ten eerste niet alleen over CO2 gaat. Een beleid dat gaat over mobiliteit en vervuiling mag zich niet alleen op CO2 richten, het moet ook alle andere emissies in aanmerking nemen, bijvoorbeeld fijn stof. Ze vroeg ook of het niet van een bepaald detailniveau was om een wetsvoorstel aan te nemen om reclame voor milieuvervuilende wagens te verbieden en of we niet een meer globaal, structureel beleid moesten bedenken inzake transport. Ze verwees onder andere naar de autofiscaliteit.
Mevrouw Muylle, als ik uw ideeën verkeerd weergeef zult u mij wel onderbreken.
Een ander voorstel, dat ook structureel is, is bijvoorbeeld het installeren van milieuzones. Waarom? Het is een structureel beleid op het vlak van luchtkwaliteit. Als we vandaag worden geconfronteerd met luchtvervuilingspieken moeten we allemaal op een bepaald moment, hic et nunc, trager gaan rijden. Dat helpt dan wel, ik hoop alleszins dat het werkt, maar het is in elk geval een beleid dat achter de vervuilingspieken aanloopt, maar geen beleid dat de vervuilingspieken voorkomt. Als het gaat over de luchtkwaliteit moeten we niet altijd een knipperlichtbeleid voeren met een drempel waarna we allemaal trager gaan rijden. We zouden iets op poten moeten zetten om de uitstoot structureel te verminderen.
Is milieuzones invoeren dan de ideale oplossing? Natuurlijk niet. De medewerkers van de staatssecretaris hebben er in de commissie ook op gewezen dat zij voorstander zijn van het gevoelig verlagen van de uitstootnormen van auto’s. Ik ben daar ook voor. We zien de Europese regelgeving echter slechts zeer stapsgewijs vorderen. Ik denk aan het gebedel dat er is geweest rond de regelgeving inzake CO2 en auto’s, met vermelding van het aantal grammen CO2 dat wordt uitgestoten. Op dat vlak hebben we nog een lange weg af te leggen.
Ik weet ook dat de meeste politieke partijen in dit halfrond voorstander zijn van een slimme kilometerheffing. De autofiscaliteit zou beter vorm krijgen met een betaling per gereden kilometer, en liefst nog voor de vervuiling die men veroorzaakt. Ook dat is een voorstel dat niet morgen of overmorgen of over twee, drie jaar ingevoerd zal zijn. Integendeel, als men ziet hoe men het in Nederland probeert uit te werken, dan zal het ten vroegste in 2012 zijn. Bovendien is de berichtgeving die vanuit Nederland komt niet erg positief. Ik vrees dat men daar ook zal gaan naar een vertraging van de invoering van de regelgeving.
Het is mooi en goed – ik ben er 100 procent voor – om te kijken naar de structurele maatregelen, zoals de slimme kilometerheffing en verstrengde uitstootnormen, maar in de tussentijd zullen wij zeker instrumenten nodig hebben die zoveel mogelijk ingrijpen. Voorbeelden in het buitenland – in Nederland, Duitsland, Zweden –, tonen aan dat het invoeren van milieuzones een van de maatregelen kan zijn. Ik denk niet dat men per se direct overal een milieuzone moet invoeren. Men kan daarmee intelligent omgaan.
Ik verwijs naar het Gewest waar ik woon, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waar er geregeld mobiliteitsingrepen gebeuren. Het hele metronet is bijvoorbeeld veranderd. De mensen die de metro gebruiken, zullen samen met mij vaststellen dat het vooral in de soep draait, maar het nieuwe metronetwerk is voor een deel opgebouwd rond het Weststation, in een buurt in Brussel waar belangrijke mobiliteitsingrepen gebeuren. Het is een typevoorbeeld van een plaats waar men tegelijkertijd een milieuzone zou kunnen invoeren. Het heeft een enorm goede impact op de lokale luchtkwaliteit in bepaalde wijken.
Als men kijkt naar de meest recente resultaten van professor Nemery, bijvoorbeeld over de gevolgen van fijn stof op de directe sterfte – vandaag verscheen er een studie over baby’s – dan kunnen wij alleen maar besluiten dat dergelijke maatregelen meer dan nodig zijn. Ik zal echter geduldig zijn. Ik hoor verschillende collega’s zeggen dat zij voor een structureel beleid zijn. Ik hoop dat het bewijsmateriaal zich verder zal opstapelen, dat wij binnen afzienbare tijd tot een compromis over dit onderwerp kunnen komen, dat wij in de toekomst dergelijke instrumenten zullen kunnen gebruiken en dat hiervoor gemakkelijker een meerderheid gevonden zal kunnen worden.
14.03 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, chers collègues, je suis heureuse de pouvoir présenter cette résolution "Écoscore" et de la voir aboutir. En effet, les débats n'ont pas été aisés en commission puisque nous avons dû regretter une certaine frilosité de la part de la majorité à cet égard.
En introduction, j'aimerais rappeler quelques chiffres. En 1970, on parcourait 29,4 milliards de kilomètres en voiture; en 2005, il s'agissait de 94 milliards de kilomètres, soit une augmentation de 220% en 35 ans. À l'heure actuelle, nous parcourons chaque jour l'équivalent de 6.400 fois le tour de la terre sur le réseau routier belge.
Le secteur des transports est à l'origine de 25% des émissions de gaz à effet de serre. Faut-il rappeler que c'est le secteur qui est le moins maîtrisé et dont les émissions sont toujours en augmentation?
Mais au-delà de la question du CO2 et de ses effets sur le réchauffement climatique, l'Écoscore a pour objectif d'attirer notre attention sur les émissions de polluants. Notre débat vient d'ailleurs bien à point, puisque "Le Soir" d'aujourd'hui aborde, dans un de ses articles, la question des polluants, notamment les particules fines. Benoît Nemery, toxicologue à la KUL, rappelle que le problème n'est pas seulement de gérer les pics de pollution, mais qu'il faut également gérer la pollution de fond, qui est bien plus grave que les pics. Il compare nos exigences très élevées en matière de sécurité alimentaire – exigences que nous avons petit à petit remplies grâce à une série de mesures – et notre tolérance quant à la qualité de l'air que nous respirons. Si chaque année, 1.000 décès sont imputables aux pics de pollution, M. Nemery estime que la pollution de fond est responsable de 10.000 à 12.000 décès par an.
Il s'agit donc bien là d'un problème auquel nous devons être attentifs. Toutes nos mesures concernant la circulation automobile doivent tenir compte non seulement des émissions de CO2 et du réchauffement climatique, mais également des polluants, sans oublier les nuisances sonores provoquées par le trafic routier.
L'Écoscore répond à ces préoccupations. Il s'agit d'un indicateur synthétique, validé par des institutions scientifiques. Il a été mis au point par le VITO, avec la collaboration de la VUB et de l'ULB.
C'est un score qui se mesure de 0 à 100 et qui inclut des aspects d'émission de CO2 pour 50%, des aspects de pollution atmosphérique pour 40% et des aspects de nuisance sonore pour 10%. Avec l'Écoscore, on peut donc comparer des véhicules dont les technologies et les carburants diffèrent.
On ne peut pas dire que le diesel est pire que l'essence car ce n'est pas le cas. Il faut comparer véhicule par véhicule en combinant différents indicateurs.
L'Écoscore est déjà disponible dans des banques de données qui proviennent de la FEBIAC et du SPF Mobilité. Il ne s'agit donc pas d'une invention farfelue.
Pourquoi proposons-nous l'Écoscore? À quoi peut-il servir?
Il sert d'abord à informer et sensibiliser le consommateur. C'est un indicateur très synthétique et très facile à comprendre. Il peut rappeler les étiquettes qui se trouvent sur nos appareils électroménagers et sur lesquelles on signale la performance avec les lettres A, B et C. C'est très facile à comprendre et cela s'échelonne du vert au rouge. Cet indicateur intègre les différents aspects et performances d'un équipement – je considère les voitures comme étant un équipement – et est souhaitable pour le consommateur afin qu'il s'y retrouve dans la jungle des différentes données, notamment la publicité qui, à l'heure actuelle, est tout sauf claire. Par exemple, on vante parfois certaines voitures pour leur vitesse ou pour leur faible émission de CO2 mais, au final, on ne sait laquelle choisir. Le consommateur doit être amené à pouvoir faire un choix en toute connaissance de cause.
En toute logique, si cet indicateur doit informer et sensibiliser le consommateur, il faut qu'il soit visible. À notre avis, il doit être repris dans les publicités, dans toute forme de promotion, dans les showrooms. Nous avons également proposé qu'il soit visible sur le véhicule mais cette disposition a été refusée.
L'Écoscore peut également être utile au niveau de la fiscalité. La Région flamande et la Région bruxelloise ont d'ailleurs fait le choix de modifier la fiscalité automobile en ne la basant plus sur la cylindrée mais bien sur les performances écologiques des véhicules, en particulier sur leur Écoscore.
Il est tout à fait envisageable que l'État fédéral puisse aussi se servir de cet indicateur pour des mesures fiscales qui sont encore de sa compétence.
La troisième utilité de cet indicateur concerne la gestion de la circulation, notamment en milieu urbain. Ma collègue vous a parlé de la proposition relative à l'instauration de zones écologiques qui, malheureusement, a été rejetée. On peut néanmoins envisager d'utiliser l'Écoscore pour agir en cas de pics de pollution ou pour protéger certaines zones particulièrement densément habitées et préserver les habitants de la pollution automobile.
Il faut que vous sachiez que quasi toutes les personnes auditionnées au sujet de l'Écoscore se sont déclarées favorables à cet indicateur, si ce n'est avec quelques nuances. Même la FEBIAC a reconnu son intérêt, tout en soulignant qu'il faudrait que cela soit établi au niveau européen. La Région flamande s'est prononcée de façon tout à fait favorable par rapport à l'Écoscore tandis que les deux autres Régions ne se sont pas prononcées. À noter que les trois organisations régionales de l'Union des villes et communes y ont également été favorables.
Monsieur le secrétaire d'État, vous avez effectivement soutenu l'Écoscore comme fondement d'une fiscalité automobile différenciée et vous avez pris l'engagement – et je vous en remercie – de lancer une concertation avec un certain nombre d'associations en ce qui concerne l'instauration de l'Écoscore.
Initialement, nous avions proposé de se référer à cet indicateur, de mettre un système d'étiquetage en place, d'imposer le placement visible d'une vignette sur le véhicule ainsi que la mention de l'Écoscore dans toute forme de publicité et de promotion.
Le placement visible d'une vignette sur le véhicule a été rejeté par nos partenaires politiques. "C'est non négociable!", m'a-t-on dit. Je ne comprends pas pourquoi tant de réticence à vouloir sensibiliser les usagers par rapport à leur véhicule. On me dit que c'est discriminatoire. Cela discriminerait surtout une classe de gens bien nantis qui circulent souvent en ville dans des véhicules tout à fait inadaptés, des véhicules polluants, entre autres les 4x4 pour ne pas les citer. Bien plus de personnes nanties subiraient effectivement cette "discrimination" qui est, selon moi, très sensée. Ne pas apposer la vignette de façon visible sur le véhicule signifie renoncer à l'utiliser comme mesure de gestion de la circulation.
J'en viens à l'obligation de mentionner l'Écoscore dans les promotions et publicités. Si l'on consulte aujourd'hui les publicités automobiles, on éprouve des difficultés à repérer les mentions sur les émissions de CO2. La Belgique est d'ailleurs en infraction car elle n'applique pas les règlements européens par rapport à cette mention des émissions de CO2.
Elle est en infraction au
point que mon collègue M. Cornil a dû déposer une proposition de loi demandant
que cette mention occupe 20% de la surface publicitaire de manière à être
conforme au règlement européen. Nous avons dénoncé ce fait plusieurs fois en
commission. Ce n'est pas tout d'informer sur les émissions de CO2:
il faut aussi informer sur les performances en matière de pollution
atmosphérique – qui a un impact sur la santé. Il est donc logique et pertinent
de demander que les Écoscores soient mentionnés dans toute forme de promotion
et de publicité. Ce dernier point a été rejeté en commission. Je trouve la
frilosité de nos partenaires politiques incompréhensible: certains partis se
sont abstenus, d'autres ont voté contre et pour finir, il n'y a pas eu de
majorité en faveur de ce point 3 qui constitue pourtant la suite logique
du point 1 que vous allez voter tout à l'heure. Je réintroduis un
amendement avec ma collègue Mme Van der Straeten pour que l'Écoscore soit
imposé dans les publicités.
M. Cornil a également déposé une proposition de loi sur
la limitation de la publicité des voitures. Lui aussi se réfère à l'indicateur
CO2. De nouveau, dans la mesure où nous allons voter aujourd'hui une
proposition de résolution qui propose de se référer à l'indicateur Écoscore, il
serait logique que toute mesure de limitation de la publicité se réfère à ce
même indicateur. Notre amendement va dans ce sens. Je viens de le déposer et il
va être distribué. Si cet amendement est rejeté, vous comprendrez certainement
que pour notre groupe, cette résolution manquera de contenu. C'est pour cela
que deux d'entre nous s'abstiendront pour manquer notre déception quant à ce
manque de contenu. On s'y référera et nous essaierons de faire appliquer cette
résolution mais, si après avoir dit oui on dit non et qu'on refuse les mesures
pratiques d'application, cela justifie notre abstention malgré un soutien de la
grande majorité de notre groupe.
14.04 David Lavaux (cdH): Madame la présidente, chers collègues, la proposition de résolution relative à l'Écoscore que nous allons voter aujourd'hui ne doit être considérée que comme un premier pas dans la mise en œuvre d'un nouvel indicateur des pollutions produites par les véhicules.
Bien que mon groupe ne soit pas a priori favorable à l'utilisation de l'Écoscore comme seul indicateur, il est souhaitable néanmoins de réfléchir à uniformiser au niveau national la catégorisation des véhicules en fonction des rejets de polluants. Je tiens à rappeler que si l'Écoscore devenait une norme légale, il conviendrait alors de prendre des mesures d'accompagnement importantes: une description exacte de la norme, la création d'un organisme de contrôle indépendant, l'introduction d'une possibilité de recours pour les constructeurs qui ne souscrivent pas l'attribution d'un certain Écoscore à un véhicule ou à un autre.
Il faut rappeler également que l'Union européenne impose déjà aujourd'hui la mention des émissions de CO2 des véhicules. D'un point de vue théorique, l'Écoscore semble être un meilleur indicateur dès lors qu'il prend en compte des éléments pertinents. Cependant, on peut s'interroger, avec ce nouveau chiffre qui apparaîtra sur les véhicules, sur la lisibilité des informations pour le consommateur. Nous aurions à la fois les émissions de CO2 et l'Écoscore. Ce n'est pas particulièrement lisible notamment sur les voitures respectueuses de l'environnement qui affichent un niveau d'émissions de CO2 très bas mais qui peuvent avoir parallèlement un Écoscore élevé. Les consommateurs risquent de rencontrer des difficultés pour comprendre ces deux mentions environnementales.
Il nous semble dès lors nécessaire d'élaborer une réglementation plus détaillée et surtout plus uniformisée que ce qui est précisé dans la résolution que nous sommes appelés à voter aujourd'hui. Il convient surtout de demander au gouvernement de plaider au niveau européen – c'est en effet à ce niveau qu'on discute avec les constructeurs – pour le remplacement de la mention des émissions de CO2 par un indicateur plus élaboré du type d'Écoscore.
Je pense que les parties autour de la table au sein de la commission ont consenti de gros efforts pour arriver à un texte commun. Je regrette qu'il ne sera pas voté par l'ensemble du groupe Ecolo-Groen!
De voorzitter: Vraagt nog iemand het
woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
De bespreking is gesloten.
La discussion est close.
* *
* * *
Ingediende
amendement:
Amendement déposé:
Point/Punt
2(n)
- 4 Thérèse Snoy et d'Oppuers cs (764/5)
* *
* * *
De stemming over het amendement wordt
aangehouden.
Le vote sur l'amendement est réservé.
De stemming over het aangehouden amendement en over het geheel van het voorstel zal later plaatsvinden.
Le vote sur l'amendement réservé et sur l’ensemble de la proposition aura lieu ultérieurement.
15 Voorstel van resolutie betreffende geneesmiddelen voor kinderen (1708/1-3)
15 Proposition de résolution relative aux médicaments destinés aux enfants (1708/1-3)
Voorstel ingediend door:
Proposition déposée par:
Yolande Avontroodt, Daniel Bacquelaine, Luc Goutry, Colette Burgeon, Véronique Salvi, Christine Van Broeckhoven, Muriel Gerkens, Katia della Faille de Leverghem, Maya Detiège
De door de commissie aangenomen tekst geldt
als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1708/1)
Le texte adopté par la commission sert de base
à la discussion. (Rgt 85, 4) (1708/1)
De bespreking is geopend.
La discussion est ouverte.
Mme Pécriaux et Mme Avontroodt se réfèrent à leur rapport écrit.
15.01 Yolande Avontroodt (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, ik had mij ingeschreven bij de voorzitter om toch enige toelichting te geven in verband met de resolutie met betrekking tot geneesmiddelen voor kinderen.
Collega’s, het is niet evident om geneesmiddelen op de markt te brengen en het is dit nog veel minder als het geneesmiddelen betreft voor kinderen, omdat, zoals u wel kunt begrijpen, uiteraard de klinische proeven en de kwaliteitsvereisten die gepaard gaan met de ontwikkeling van geneesmiddelen niet zomaar overdraagbaar zijn op kinderen.
Recent heeft de Britse pers uitgehaald en heel duidelijk stelling ingenomen. De Britse overheid heeft stelling ingenomen en ouders afgeraden om aan kinderen geneesmiddelen toe te dienen met betrekking tot verkoudheden. Dit heeft te maken met de belangrijke neveneffecten die gewone geneesmiddelen kunnen hebben, omdat de dosering noch de gebruiksaanwijzing aangepast zijn aan het gebruik voor kinderen.
In de Verenigde Staten is het onderzoek ter zake veel verregaander. Ook Europa heeft zich echter uitgesproken. Op 27 december 2006 heeft het de verordening goedgekeurd. De doelstellingen van deze verordening zijn allesomvattend. Ze willen de ontwikkeling maar vooral de beschikbaarheid van geneesmiddelen voor kinderen vergemakkelijken. Verder wil ze uiteraard aandacht voor kwalitatief hoogwaardig en vooral ethisch verantwoord onderzoek naar medicijnen voor kinderen.
Het is evident dat kinderen niet zoals volwassenen hun informant consent kunnen geven. Kinderen kunnen niet worden aangesproken om te ondertekenen. Dit moeten de ouders doen in hun plaats. Het is toch wel goed gezien, gelet op een aantal praktijken, om dit te deporteren naar landen waar de ethische normen misschien minder sterk worden gecontroleerd. Er moet hier regelgevend worden opgetreden. Tegelijkertijd moeten het onderzoek en de beschikbaarheid van die geneesmiddelen verhogen.
Het eerste element is: bij onze regering erop aandringen om dat dossier mede te bewaken met de Europese collega’s en om voldoende middelen te genereren voor het wetenschappelijk comité, het comité pediatrie dat werd opgericht in de schoot van het Europees Geneesmiddelenbureau EMEA.
Daarnaast is er een Europees project. Ik ben de leden van de commissie heel dankbaar dat zij zich daar mee achter hebben geschaard en ook dat de minister bereid is om toe te treden. Immers, ons land, ondanks het feit dat wij heel goede wetenschappers hebben die deelnemen aan het onderzoek, is gewoon niet toegetreden tot het ERA-netwerk. Het ERA-netwerk PRIOMEDCHILD is een netwerk specifiek voor priority medicines for children. Tot mijn verbazing was ons land daar geen lid van, zoals ik zeg, ondanks het feit dat verschillende hoogstaande wetenschappelijke teams daar wel aan het onderzoek deelnemen. Ons land is geen structurele partner.
In de voorliggende resolutie hebben wij gevraagd om ons land lid te maken van dat netwerk. De minister, of ten minste de vertegenwoordiger van de minister, heeft toegezegd om ook toe te treden tot het netwerk.
Tot daar gaat mijn uiteenzetting over de eerste resolutie, de resolutie met aandacht voor geneesmiddelen voor kinderen.
15.02 Maya Detiège (sp.a): Mevrouw de voorzitter, ik wil even zeggen dat sp.a heel blij is met de die resolutie omdat het uiteindelijk belangrijk is dat de gezondheidszorg ook aandacht heeft voor kinderen.
Ik kan u zeggen dat ik jaren geleden echt fulltime in de apotheek heb gestaan. Wij moesten altijd bereidingen maken die aangepast waren aan de kinderen, omdat medicatie op maat van de kinderen gewoon niet bestond. Voor bepaalde aandoeningen hadden wij echt geen doseringen, aangepast aan kinderen. Ik vond dat frappant.
Ik ben dan ook heel blij dat dit initiatief in het Parlement is genomen.
15.03 Christine Van Broeckhoven (sp.a): Mevrouw Avontroodt, ik had graag meer informatie gekregen over de toezegging van de minister om deel te nemen aan het Europese netwerk. Het Europese netwerk is volgens mij een van de twee instrumenten van de Europese Commissie om onderzoek te financieren in het Zevende Kaderprogramma. Een van die instrumenten is het integrated project. Het andere zijn integrated networks.
Beide instrumenten – hier gaat het over het integrated network – worden ingevuld door de onderzoekers zelf, op basis van een call waaraan zij deelnemen. Het is de coördinator van een dergelijk netwerk, die de partners kiest. Als een dergelijk voorstel wordt geselecteerd, vormt dat het netwerk. Als men tot het netwerk wil toetreden, moet men de toestemming van de coördinator krijgen. Dat is niet moeilijk. Meestal staat men heel open voor dergelijke toetredingen.
Natuurlijk zijn de budgetten al verdeeld op dat moment. Ik heb nog een vraag over de toezegging van de minister. Heeft de minister door te zeggen dat zij positief staat tegenover een dergelijke toetreding van Belgische onderzoekers tot het Europese netwerk, ook toegezegd dat zij voor een budget zou zorgen voor de Belgische onderzoekers om actief te participeren in dat onderzoeksnetwerk?
15.04 Yolande Avontroodt (Open Vld): Mevrouw Van Broeckhoven, ik kan u alleen verwijzen naar het verslag. Daarin staat dat de vertegenwoordiger van de minister heeft gezegd dat die contacten lopende zijn. Ik denk dat uw praktische vraag aan de minister en regering moet worden gericht.
15.05 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): (…)
15.06 Yolande Avontroodt (Open Vld): Bij ons was dat mevrouw Onkelinx. Als de regering vertegenwoordigd is, zal daarop wel een antwoord worden gegeven. Ik weet alleen dat de vertegenwoordiger in de comissie heeft gezegd dat die contacten werden gelegd en dat België ook zal toetreden. Er waren slechts twee of drie Europese landen nog niet toegetreden, die dat nu zouden doen.
Mijnheer de minister, zal België een positief antwoord geven op de vraag van mevrouw Van Broeckhoven en in de nodige budgetten voorzien?
(…): (…)
15.07 Yolande Avontroodt (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mag ik voor dat antwoord eerst nog mijn uiteenzetting met betrekking tot de kinderthuiszorg houden?
De voorzitter: U mag.
15.08 Christine Van Broeckhoven (sp.a): Ik zal heel kort reageren. Ik heb ook het verslag gelezen en
het verslag is niet bindend. De vertegenwoordiger van de minister heeft geen
uitspraak gedaan over budgetten. Misschien zou het interessant zijn om de
uitvoering van onderhavige resolutie en die vraag op te volgen in de commissie
voor de Volksgezondheid met de zeer concrete vraag aan minister Onkelinx.
15.09 Yolande Avontroodt (Open Vld): Opvolging behoort tot ons normale parlementaire werk, collega Van Broeckhoven.
Ik wilde nog antwoorden aan mevrouw Detiège ook. U was blij dat het punt op de agenda kwam. Wel, ik was blij met uw steun en die van de andere collega’s.
Ik geef nu even het standpunt van onze partij met betrekking tot het volgende punt, de resolutie van mevrouw Reuter. Zij is hier niet, maar ik kan nu reeds die uiteenzetting houden, anders moet ik aanstonds nog terugkomen.
De resolutie over de kinderthuiszorg verwoordt onzes inziens een terechte bezorgdheid, met name dat het kind in de geborgenheid van het thuismilieu zou kunnen worden behandeld.
Er werd een discussie gevoerd over het aantal liasonequipes – de palliatieve verzorging is een van de voorbeelden waar men werkt met liasonequipes – en over een emancipatorisch model, zodat de thuisverzorging de kennis en de expertise kan delen, die daardoor toeneemt. Dat is in het belang van de patiënt, en in dit geval van de zieke kinderen.
Het uitgangspunt was dat dat in veel gevallen een ziekenhuisopname overbodig maakt. Wij kunnen dat alleen maar onderschrijven.
(…): (…)
15.10 Yolande Avontroodt (Open Vld): Neen, ik ben nu in de toelichting van de volgende resolutie. Ik heb daarvoor de toelating gekregen, zodat ik niet meer hoef terug te komen.
La présidente: Soyons pratique! Il n'y a aucun problème! Mme Avontroodt désirant intervenir sur les deux propositions, je l'ai dispensée de revenir à la tribune pour intervenir sur la proposition suivante, à laquelle les intervenants viennent de s'inscrire.
15.11 Yolande Avontroodt (Open Vld): Het gaat gewoon snel en efficiënt. Oppositie vanuit onverwachte hoek.
Ik wil heel eventjes terugkomen op de gezondheidseconomische aspecten. Dit staat enigszins los van het belang van het kind, maar ook deze aspecten zijn verbonden aan een betere omkadering van de thuiszorg. Wij moeten toegeven dat de cultuur ter zake niet dezelfde is in alle regio's. De cultuur van thuiszorg wordt in Vlaanderen heel breed gedragen. Verschillende initiatieven en projecten om die thuiszorg te versterken worden dan ook gesteund.
Dat is het verhaal van de liaisonequipes en de versterking van de thuiszorg. Wij zullen dit ook volmondig steunen.
Wij hebben in de commissie een zaak aangehaald, met name de paragraaf waarin wordt verwezen naar het statuut van de mantelzorg. Dit is natuurlijk een doelstelling die wij onderschrijven en die deel uitmaakt van dit beleidsakkoord. Wij staan daar volledig achter. Als Open Vld willen wij toch wel de aandacht trekken op het feit dat er keuzes zullen moeten worden gemaakt in deze. Men moet het statuut van de mantelzorg prioritair ontwikkelen voor degenen voor wie de nood het hoogst is, namelijk de zwaarst zorgbehoevenden. Daarnaast hadden wij gevraagd om na te denken over de zelfstandige ouders die, in tegenstelling tot werknemers, in een eerste fase niet kunnen terugvallen op andere statuten.
Wij zouden graag zien dat de dienstencheques worden uitgebreid voor de ondersteuning van de mantelzorg van zwaar zorgbehoevende kinderen, in dit geval, en van zwaar zorgbehoevende mede-inwoners, in het andere geval. Daarnaast willen wij vooral ook aandacht vragen voor het systeem van de vliegende zelfstandige. Die zou in de plaats kunnen treden of ondersteunend kunnen zijn, indien de zelfstandige wordt getroffen door een zwaar ziek familielid. Wij hebben beide accenten aangehaald in de commissie en vragen aan de regering om dit systeem een kans te geven.
Daarnaast danken wij mevrouw Reuter voor haar vraag naar ondersteuning van de kinderthuiszorg. Wij zullen deze resolutie dan ook steunen.
De voorzitter: Vraagt nog iemand het
woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
De bespreking is gesloten.
La discussion est close.
Er werden geen amendementen ingediend of heringediend.
Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.
De stemming over het voorstel zal later plaatsvinden.
Le vote sur la proposition aura lieu ultérieurement.
16 Voorstel van resolutie over de kinderthuiszorg (1845/1-2)
16 Proposition de résolution relative aux soins pédiatriques à domicile (1845/1-2)
Voorstel ingediend door:
Proposition déposée par:
Florence Reuter, Katia della Faille de Leverghem, Maya Detiège, Camille Dieu, Muriel Gerkens, Véronique Salvi, Tinne Van der Straeten
De door de commissie aangenomen tekst geldt
als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1845/1)
Le texte adopté par la commission sert de base
à la discussion. (Rgt 85, 4) (1845/1)
De bespreking is geopend.
La discussion est ouverte.
Mme Pécriaux s'en réfère à son rapport écrit. Il en va de même pour M. Otlet qui est co-rapporteur.
16.01 Florence Reuter (MR): Madame la présidente, chers collègues, je tenais vivement à souligner l'importance du texte concernant les soins pédiatriques à domicile, qui vous est soumis aujourd'hui et qui me tient particulièrement à cœur.
Il a comme point de départ l'article 1 de la Charte EACH relative aux soins des enfants hospitalisés adoptée par le Parlement européen. L'article dit ceci: "L'admission à l'hôpital d'un enfant ne doit être réalisée que si les soins nécessités par sa maladie ne peuvent être prodigués à la maison, en consultation externe ou en hôpital de jour".
Il est aujourd'hui nécessaire qu'en Belgique les jeunes patients et leurs parents aient le choix de rentrer chez eux lorsque le traitement qui leur est dispensé à l'hôpital pourrait l'être à domicile. Des initiatives existent déjà, des solutions locales aussi, mais il n'existe pas de solutions au niveau national. C'est ce manque que la proposition de résolution vise à pallier.
Non, il ne s'agit pas d'installer l'hôpital à la maison, mais bien d'offrir une alternative à l'hospitalisation, lorsque toutes les conditions sont réunies pour le confort des enfants malades. C'est une réponse au besoin des familles, mais ce n'est pas une contrainte. Il n'est pas question d'imposer les soins à domicile si les familles ne se sentent pas de taille à affronter un tel choix. L'objectif est de donner à tous, quels que soient l'hôpital et la région du pays, la possibilité de choisir les soins à domicile.
Aujourd'hui, les inégalités existent en fonction notamment du lieu de résidence. Les enfants qui pourraient recevoir des soins à domicile sont parfois contraints de rester à l'hôpital, ce qui constitue une épreuve supplémentaire à la maladie. Un retour à domicile bien préparé peut constituer, au contraire, un soulagement. Cela permet souvent d'éviter la rupture avec le milieu familial et cela participe au processus de guérison de l'enfant. C'est la raison pour laquelle un cadre légal est aujourd'hui nécessaire pour garantir aux patients des structures de soins à domicile adéquates, pour garantir aussi la qualité et la sécurité.
Pour que cela fonctionne, il est impératif d'établir des partenariats entre le monde hospitalier et extra hospitalier. Il est impératif qu'une équipe pluridisciplinaire spécifique pour les soins pédiatriques complexes soit mise en place. Il est impératif que les projets de soins pédiatriques s'appuient sur les structures existantes.
Mais au-delà de ces arguments et de l'argument humain des bienfaits pour les jeunes patients et leur famille, l'argument financier doit être pris en compte. Les soins à domicile pourraient permettre à l'INAMI de réaliser des économies. L'économie estimée est de quasiment la moitié pour une hospitalisation et pratiquement un tiers pour une hospitalisation en hôpital de jour. Et pourtant aujourd'hui, comme aucun cadre légal n'existe, le coût d'une hospitalisation à domicile supporté par les parents est beaucoup plus important que le coût de ces mêmes soins prodigués à l'hôpital.
Il est donc important de poser les bases d'un cadre qui a pour seul objectif le bien-être de l'enfant, tout en garantissant des soins aussi performants qu'à l'hôpital.
Ce texte est le résultat d'un travail de recherche en profondeur réalisé avec tous les acteurs de terrain concernés: les médecins, les pédiatres hospitaliers et non hospitaliers, les infirmières, mais aussi les familles d'enfants malades et les associations de soins à domicile.
Voilà pourquoi, chers collègues, je vous demande d'appuyer cette proposition de résolution en sachant que c'est le point de départ d'un long travail qui incombera au gouvernement. C'est une réponse à un véritable besoin. C'est la suite logique des mesures déjà mises en place pour humaniser l'hôpital. C'est aussi le résultat d'un travail d'équipe, entre parlementaires qui ont su dépasser leurs divergences politiques pour le bien-être des enfants. Il n'est pas inutile, je crois, de le souligner.
16.02 Véronique Salvi (cdH): Madame la présidente, chers collègues, je rappelle d'abord combien, pour le cdH, le soutien aux familles ainsi que l'accès aux soins de santé et le bien-être des patients sont toujours, et depuis longtemps, des priorités.
La maladie d'un enfant arrive toujours à l'improviste et constitue toujours un moment extrêmement difficile vécu par les familles, qui doivent être soutenues. Dans ce contexte, le cdH a déposé également une proposition de loi pour améliorer le congé pour assistance médicale.
Cette proposition de résolution, nous y avons travaillé depuis le début, nous l'avons soutenue. Elle participe à l'amélioration de la situation de l'enfant malade et de ses parents, ce qui est un des objectifs de notre groupe en matière de politique fédérale et en matière de santé.
À nos yeux, cette évolution passe par trois éléments fondamentaux: l'humanisation des soins, la conciliation de la prise en charge de la maladie par les parents avec la poursuite de la vie professionnelle et, enfin, l'importance d'assurer la prise en charge des coûts de soins donnés aux enfants souffrant de maladies graves ou de maladies chroniques.
C'est pourquoi il me paraissait important cet après-midi d'attirer tout particulièrement l'attention du gouvernement sur trois demandes formulées dans la proposition de résolution: mettre et maintenir les patients au centre des dispositifs de santé tant pour la qualité des soins que pour leur bien-être; prévoir un financement approprié pour la coordination, les équipements et les soins spécifiques complexes non actuellement prévus dans la nomenclature; enfin, avancer de manière importante sur le statut social et le statut fiscal de l'aidant, élément constitutif aujourd'hui d'une partie de l'accord fédéral.
Il est important pour le cdH de pouvoir travailler sur l'amélioration de ce statut fiscal et social pour l'aidant proche.
16.03 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, je ne pouvais pas ne pas intervenir au sujet de cette proposition. Elle est le fruit d'un travail collectif de parlementaires de différentes familles politiques et d'acteurs de terrain. Si le groupe Ecolo-Groen! s'est investi dans ce travail et a soutenu cette proposition de résolution, c'est pour les raisons suivantes.
Tout d'abord, il est vrai que les soins à apporter aux enfants doivent intégrer de manière quasi générale l'obligation de limiter au minimum nécessaire leur hospitalisation car il est vital pour eux de garder une relation normale avec leur famille et leur environnement social.
Ensuite, un autre élément souligné par ce projet est la nécessité de coordonner et de développer une pratique de réseau entre les acteurs de soins de proximité et ceux des soins plus spécialisés en structure hospitalière. Le texte de la résolution a accepté et intégré le fait que cette organisation des services de soins pédiatriques à domicile devrait être réalisée au sein des structures de coordination existantes, par exemple les SISD pour ne citer que celles-là, qu'il faut valoriser car elles rassemblent tous les acteurs de la santé. Cela n'empêche pas d'étendre ces outils de coordination pour que tous les acteurs de la santé et de l'aide sociale puissent y être intégrés.
Enfin, cette pratique des soins pédiatriques complexes à domicile existe déjà et elle est le résultat de la mobilisation des infirmières, des pédiatres, des aides familiales et des généralistes. Il existe plusieurs formules actuellement: certains ont organisé ces soins à partir de pédiatres et des infirmières pédiatriques de l'hôpital, d'autres à partir du service de soins à domicile. Tous partagent des pratiques d'intervention autour de valeurs communes et d'un projet commun.
C'est cela que nous voulons souligner. Nous pensons qu'à travers cette résolution, la forme va découler concrètement de la pratique; nous insistons sur la nécessité de cette collaboration et de cette coordination entre les intervenants hospitaliers et de proximité. On le sait depuis longtemps et cela dépasse le cadre des soins pédiatriques: cela va nécessiter une révision de la nomenclature des soins et de la position des acteurs de la santé, spécialistes et généralistes – dans les structures hospitalières ou en dehors. S'intéresser à des patients attirant plus particulièrement notre attention, comme les enfants, va permettre d'ouvrir un chantier. C'est dans cette perspective que le groupe Ecolo-Groen! soutiendra cette résolution.
De voorzitter:
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
De bespreking is gesloten.
La discussion est close.
Er werden geen amendementen ingediend of heringediend.
Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.
De stemming over het voorstel zal later plaatsvinden.
Le vote sur la proposition aura lieu ultérieurement.
17 Ontwerp van programmawet (1967/1-10)
17 Projet de loi-programme (1967/1-10)
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
17.01 Maggie De Block, rapporteur: Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, de commissie voor de Sociale Zaken heeft het voorliggende ontwerp besproken tijdens de vergaderingen van 12, 13 en 19 mei. Artikel 53 werd toegelicht door de minister. Met dat artikel worden de zogenaamde sociale dienstencheques ingevoerd. Het zijn dienstencheques die door het OCMW gratis ter beschikking worden gesteld aan bepaalde categorieën van personen met een laag inkomen. Het budget dat hiervoor was uitgetrokken, bedroeg 1,7 miljoen euro. De doelgroepen die worden beoogd, zijn de eenoudergezinnen, de zwaarzorgbehoevende personen met een handicap en de ouderen die recht hebben op een inkomensgarantie. De cheque zou minder dan vier euro kosten en is uiteraard niet fiscaal aftrekbaar.
Bij de bespreking lichtte collega Bonte zijn wetsvoorstel toe om eveneens gratis dienstencheques toe te kennen aan eenoudergezinnen, namelijk twee gratis cheques per tien aangekochte dienstencheques. Hij bedankte de minister, omdat zij via artikel 53 een wat gelijkaardige maatregel invoert, maar had ook nog een aantal vragen en bedenkingen, bijvoorbeeld of de voorgestelde maatregel wel haalbaar en transparant was.
Collega Gilkinet kan zich terugvinden in de goede bedoelingen van het voorstel, zijnde een betere toegankelijkheid tot de dienstencheques voor personen die er het meeste nood aan hebben. Toch had hij ook heel wat vragen, onder meer over de concrete uitvoering van het voorstel.
Collega Prévot wijst erop dat het wetsontwerp de verdienste heeft dat het prijskaartje op voorhand bekend is. Het is volgens hem ook transparant en objectief, aangezien het Omniostatuut als criterium geldt.
Collega Jeholet steunt het wetsontwerp, omdat het een wettelijke grondslag geeft om de dienstencheques ook toegankelijk te maken voor de mensen met een laag inkomen.
Ikzelf wijs erop dat de dienstencheques een goed, maar duur instrument zijn. Het is wel goed dat de sociale dienstencheques ertoe zullen bijdragen meer laaggeschoolden aan een job te helpen.
Collega Becq verwees in haar uiteenzetting naar het rapport van het Rekenhof over de dienstencheques. Daarin wordt onder meer gesteld dat de werkelijke kosten van het systeem niet goed bepaald zijn, omdat het socialezekerheidsrechten biedt aan dienstenchequewerknemers, zonder dat men kan nagaan welke uitgaven daarmee zullen gepaard gaan. Tevens stelt zij dat men mag verwachten dat het systeem in een zekere concurrentie zal komen met de sociale diensten van het OCMW en de gekwalificeerde hulpdiensten, die onder de bevoegdheid van de Gemeenschappen vallen.
Collega Staelraeve ten slotte wilde duidelijkheid van de minister inzake de beoogde doelgroepen. De minister antwoordde dat de maatregel helemaal tot stand was gekomen in overleg met de OCMW’s.
Ook het koninklijk besluit dat thans wordt uitgewerkt, zal worden opgesteld in overleg met de verschillende actoren, namelijk de federatie van OCMW’s en de minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie. Ten slotte verklaarde de minister zich bereid de leden van de commissie te betrekken bij de bespreking van de toepassingsregels van het KB en de latere evaluatie van de maatregel.
Er waren nog talrijke opmerkingen. De meeste leden waren vooral bezorgd om de transparantie van de maatregel, de kostprijs en de mogelijke concurrentiële positie ten opzichte van vroeger genomen maatregelen.
Het artikel werd aangenomen met tien stemmen voor en één onthouding. Vier amendementen werden aangenomen met negen stemmen voor en twee onthoudingen.
Daarna kwam de minister van Sociale Zaken uitleg geven over het deel Volksgezondheid en Sociale Zaken in de programmawet. Het ging vooral om artikelen die betrekking hebben op de bevoegdheden van de administrateur-generaal van het RIZIV en op maatregelen om de Pool van de zeevarenden ter koopvaardij te integreren in de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden. De reden voor de integratie is dat beide kassen eigenlijk dezelfde opdrachten hebben, voor hetzelfde publiek. De maatregel past dus in het kader van een rationalisatie van de structuren en een optimalisering van de dienstverlening.
Voorts waren er een aantal technische amendementen met betrekking tot het mogelijk maken van meer alternatieve financiering.
Hoofdstuk 3 zorgt ervoor dat er geen onduidelijkheid meer bestaat over de bevoegdheid van de fondsen Sociale Maribel inzake de toekenning van de voltijdse equivalenten in het kader van jongerenbanenplannen, zoals opgenomen in het Generatiepact.
In hoofdstuk 4 wordt de berekeningsbasis van de solidariteitsbijdrage verduidelijkt voor de verkeersboetes begaan door werknemers en terugbetaald door de werkgever.
Op de meeste artikelen werden geen opmerkingen geformuleerd. Op 19 mei heeft de commissie kennisgenomen van een nota van de juridische dienst van de Kamer waarin een aantal opmerkingen van wetgevingtechnische aard werd geformuleerd. De voorgelegde artikelen werden verbeterd en vervolgens eenparig door de commissie voor de Sociale Zaken aangenomen.
De voorzitter: Bedankt, mevrouw De Block.
Je suppose que les autres rapporteurs se joignent au rapport de Mme De Block et je les en remercie.
17.02 Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de voorzitster, bij de bespreking van de programmawet wil de N-VA enkele kanttekeningen maken bij de alternatieve financiering van de sociale zekerheid.
Zoals u weet, wordt onze sociale zekerheid op verschillende manieren van inkomsten voorzien, waaronder bijdragen van werkgevers en werknemers. Steeds meer begint de alternatieve financiering van de sociale zekerheid een grotere rol te spelen. Zo wordt 23,5 procent van de btw-ontvangsten toegewezen aan de sociale zekerheid. Nu gevreesd wordt dat de btw-ontvangsten ontoereikend zullen zijn, wordt het bedrag voor de sociale zekerheid eventueel aangevuld met inkomsten uit de bedrijfsvoorheffing.
Bovendien wordt vanaf nu – zo staat het ook te lezen in de programmawet – jaarlijks een bedrag van 47 miljoen euro voorafgenomen uit de opbrengsten van de personenbelasting en toegewezen aan RSZ Globaal Beheer. Dat bedrag moet dan dienen om de verhoging van het gewaarborgd minimumpensioen voor werknemers te garanderen en te financieren.
De alternatieve financiering van de sociale zekerheid wordt dus opnieuw uitgebreid. Als het budget van de sociale zekerheid geen evenwicht dreigt te halen, dan worden de belastingmiddelen aangewend die ik hierboven heb geschetst. De inkomsten worden dus verhoogd, maar de uitgaven blijven ongemoeid. De alternatieve financiering wordt op die manier een soort lapmiddel om een dreigend budgettair tekort van de sociale zekerheid op te vangen. Op die manier hoeft er natuurlijk geen rem op de uitgaven gezet te worden, maar het ontbreekt wel duidelijk aan structurele maatregelen.
De inkomsten en uitgaven van de sociale zekerheid zouden volgens ons opnieuw structureel in evenwicht gebracht moeten worden, zonder het aanwenden van algemene middelen via de geschetste belastinginkomsten. Volgens een studie van Eurostat heeft België nu al een van de grootste uitgaven, van de hele Europese Unie, inzake sociale bescherming. Wij besteden 30,1 procent van het bbp, terwijl het Europese gemiddelde 26,9 procent is. Ons sociaal systeem moet dus efficiënter en goedkoper worden.
Voor de N-VA is het duidelijk dat er naast ons bekende communautaire verhaal, een splitsing van de sociale zekerheid, een andere splitsing moet komen – als het ene niet kan, dan toch het andere – namelijk een splitsing tussen de kostencompenserende en de inkomensvervangende tak van de sociale zekerheid. De kostencompenserende sociale zekerheid, zoals de kinderbijslag en de ziektekostenverzekering, heeft niets met arbeid te maken en moet uit de algemene middelen betaald worden in plaats van uit de bijdragen op arbeid.
Zo kan een transparant systeem worden opgebouwd en kan een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de kostencompenserende uitgaven en de inkomensvervangende uitgaven van de sociale zekerheid. Zo krijgen we een transparant systeem, gelijk voor alle burgers, ongeacht hun professionele situatie.
De inkomensvervangende tak van de sociale zekerheid zou een zelfbedruipend stelsel moeten zijn, waarbij de uitgaven volledig worden gedekt door de inkomsten. In plaats van, zoals nu gebeurt, een hogere alternatieve financiering door te voeren, heeft de sociale zekerheid structurele hervormingen nodig die het stelsel efficiënter en budgettair gezond maken.
Dat is de enige manier om het sociaal stelsel voor de toekomst te garanderen.
17.03 Véronique Salvi (cdH): Madame la présidente, madame la ministre, je souhaite vous entendre concernant les articles 6 et 8 de la loi-programme relatifs à la biologie clinique. Nous avons reçu tard cette nuit ou tôt ce matin des e-mails alarmistes. Des avocats de laboratoires de biologie clinique attirent notre attention sur le fait que ces articles 6 et 8 constituent un texte "de circonstance méconnaissant le principe de la séparation des pouvoirs et dont le seul but est d'influer sur l'issue des procédures judiciaires en cours."
Je poursuis: "Plusieurs dizaines de laboratoires indépendants les uns des autres ont en effet bataillé pendant des années contre l'INAMI et ont obtenu gain de cause devant les juridictions de fond de la Cour de cassation".
Ces courriers insistent encore sur le fait que: "Dans le seul but de faire échapper l'INAMI aux conséquences des condamnations prononcées à son encontre, le gouvernement s'efforce de s'intégrer dans une procédure en cours et ce, au mépris de la Convention européenne de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales".
Madame la ministre, il est vrai que j'aurais préféré en débattre avec vous en commission mais vous comprendrez que dans le contexte actuel et à la lumière des informations que j'ai évoquées, j'aurais voulu vous entendre afin que vous reprécisiez votre position par rapport à ces décisions de justice.
17.04 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, madame la ministre, ma question rejoint celle de Mme Salvi. J'étais en commission quand nous avons discuté de ces deux articles. Ces articles précisent que des dispositions ont été prises sur la base de critères clairs, à savoir que lorsque le budget est dépassé, il y a une demande de remboursement de la part de l'INAMI. Certains laboratoires ont introduit des recours afin de ne pas devoir s'acquitter du paiement.
Si le politique ne rappelle pas correctement ces règles qui précisent qu'il n'y a aucune intervention subjective dans l'appréciation des montants à rembourser par les laboratoires, puisque les critères sont clairs, c'est la jurisprudence qui fera finalement loi. Au bout du compte, la situation sera inéquitable vis-à-vis des laboratoires qui ont assumé les paiements.
Dans ce contexte, nous avons soutenu votre proposition, madame la ministre. Mais aujourd'hui, je souhaiterais que vous clarifiiez la situation suite aux éléments qui viennent d'être développés. Puisque certains laboratoires ont manifesté le désir d'être remboursés par l'INAMI, le fait d'approuver le texte proposé signifierait qu'on annule des décisions de justice qui ont tout pour être définitives.
Madame la ministre, j'aimerais obtenir un éclaircissement, une précision afin de savoir si nous devons garder une appréciation positive ou s'il faut éventuellement modifier certains éléments dans le texte.
17.05 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, à la suite de ce que viennent de souligner Mme Gerkens et Mme Salvi, je voudrais rappeler ce que j'ai dit en commission au sujet de la réponse que l'on peut donner. En l'occurrence, un cabinet d'avocats envoie des mails tous azimuts. Étant donné que des dossiers sont pendants devant la justice, il est important d'être précis.
Nous nous situons dans le cadre de l'application des articles 59 à 61 de la loi relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, qui établissent des règles claires selon lesquelles les laboratoires de biologie clinique sont redevables à l'égard du régime d'assurance soins de santé d'une ristourne et d'avances sur ristournes lorsque les dépenses de biologie clinique dépassent, pour un exercice déterminé, le budget global pour ce secteur. Voilà le principe de base. Le montant de la ristourne et celui des avances sont calculés non pas au petit bonheur la chance, mais sur la base de critères très précis développés dans la loi.
Depuis 1993, un autre système a été imaginé. Toujours dans le souci que les laboratoires de biologie clinique participent aux dépassements et dans un souci de facilité, on avait proposé à l'époque un système d'enveloppe globale et de récupération sur l'ensemble du système. Malheureusement, ce système a rapidement donné lieu à un contentieux extrêmement important – des actions judiciaires furent en effet intentées par des laboratoires – avec à la clé une jurisprudence très chaotique. Une série de jugements et d'arrêts ont annulé des factures dues par les laboratoires pour des questions de procédure, mais ont également condamné l'INAMI à rembourser les avances perçues à une série de laboratoires. Certains laboratoires ont même obtenu l'annulation de ristournes et obtenu, par voie judiciaire, le remboursement des avances payées par les laboratoires pour couvrir leur déficit, majorées d'intérêts de retard. Telle est la situation que l'on vit aujourd'hui.
La question de base qui est posée est de connaître la source des dettes et des créances des laboratoires.
Voorzitter:
Patrick Dewael, voorzitter.
Président:
Patrick Dewael, président.
Selon certaines juridictions, ce sont les factures envoyées par l'INAMI.
Si des irrégularités ont été commises soit dans l'émission des factures, soit dans la procédure de contestation de ces factures (certains laboratoires ont même pu obtenir des sommes considérables sur le simple argument que l'INAMI n'avait pas été correctement habilité à ester en justice; c'est un exemple parmi d'autres), c'est évidemment bien dans la loi INAMI que ces dettes et créances trouvent leur source et il y a dès lors lieu de le repréciser simplement dans la loi.
Le gouvernement ne change donc pas les règles du jeu; il les précise. C'est le but du projet de loi en discussion. Comme vous l'aurez constaté, ce principe n'a pas du tout été mis en cause par le Conseil d'État.
Je l'ai dit et vous l'avez rappelé: cette jurisprudence chaotique a aussi amené des situations discriminantes. En effet, des laboratoires sont condamnés dans certains jugement ou arrêts et d'autres pas. Je ne conteste pas cette jurisprudence divergente. C'est la séparation des pouvoirs. Néanmoins je constate qu'on est dans une situation difficile en raison d'une interprétation différente de la loi. Ainsi, pour des faits similaires, on constate des inégalités entre les laboratoires.
Pour régler le contentieux, qu'a fait l'INAMI? Il s'est lancé dans une politique de transaction. Certains laboratoires ont accepté les transactions et d'autres pas. On n'a donc pas pu régler par cette voie la situation discriminatoire qui existe sur le terrain.
Je vous signale que la plupart des laboratoires qui n'acceptent pas les transactions sont des laboratoires en liquidation. Cette action a pour effet de mettre en péril l'équilibre financier des soins de santé puisque le contentieux atteint plus de 100 millions d'euros. Ce n'est pas rien!
Selon moi, cette loi est par conséquent capitale. On veut consolider les règles existantes. On ne veut pas les changer! Je sais que le cabinet d'avocats qui est curateur d'un des laboratoires en faillite est en train de remuer ciel et terre. C'est son droit. Je crois qu'il faut simplement répondre que, premièrement, l'État ne change pas les règles, il assure l'égalité de traitement entre tous les laboratoires et, deuxièmement, le projet de loi interprétative ne fait que confirmer les termes de la loi INAMI, à savoir que les factures et avances et les dettes et créances qui en découlent trouvent leur source dans la loi et rien que dans la loi.
Telles étaient les précisions que je voulais communiquer sur les actions que nous connaissons et pourrions connaître relativement aux dispositions concernant les laboratoires de biologie clinique.
17.06 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, parmi les critiques émises on trouve notamment l'effet dit "rétroactif" de la mesure. Je souhaiterais obtenir des précisions à ce propos, de manière à disposer de tous les éléments. Les laboratoires qui sont en litige et qui, à la suite d'un jugement, seront remboursés par l'INAMI verront-ils leur situation changer pour chose jugée?
17.07 Laurette Onkelinx, ministre: Madame Gerkens, ce n'est pas à moi de le dire. C'est aux cours et tribunaux d'en décider!
17.08 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Le texte de loi n'implique pas automatiquement un changement.
17.09 Laurette Onkelinx, ministre: Cela fait, à chaque fois, l'objet d'une analyse des cours et tribunaux.
17.10 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, wordt het amendement van de regering in de algemene bespreking behandeld?
De voorzitter: Inderdaad. Ook mevrouw Becq had daarover het woord gevraagd.
17.11 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de voorzitter, collega’s, aangezien mevrouw Milquet er niet is ga ik het heel kort houden.
In het raam van deze programmawet wil CD&V echter nog even haar bezorgdheid onderstrepen over de sociale dienstencheque. We zijn niet tegen een sociale dienstencheque. Integendeel, we vinden het goed dat ook mensen met een laag inkomen gebruik kunnen maken van een systeem dat goed werkt maar waar ook heel veel geld naartoe gaat. Het moeten niet in hoofdzaak mensen zijn die eventueel vroeger al een poetsvrouw hadden, die zelfs duurder was dan met de maatregel van de dienstencheque, die daarvan gebruik kunnen maken. In principe gaan wij dus wel akkoord met een sociaal systeem.
Wij hebben wel wat kanttekeningen bij het principe zoals het hier wordt voorgelegd met de concrete uitwerking van het systeem van de sociale dienstencheque. Uit de toelichting en de bespreking hebben wij geleerd dat de minister zinnens is om een dienstencheque voor 4 euro te bezorgen binnen een budget van 1,7 miljoen. Het gaat om een vrij beperkt bedrag en wij willen heel erg beklemtonen dat we ervoor moeten opletten dat het binnen die 1,7 miljoen, rekeninghoudend met een tussenkomst van meer dan 15 euro, om een heel klein aantal dienstencheques zal gaan dat men zal kunnen verdelen. We mogen daar geen te zware administratieve kost voor ontwikkelen. We hebben begrepen dat dit zou gebeuren via de OCMW’s op basis van het OMNIO-statuut. Voor ons blijft echter onduidelijk hoeveel mensen er van zo’n OMNIO-statuut genieten. Op welke manier zal dit criterium verder worden gehanteerd? Gaat men niet discrimineren wanneer men bepaalde gemeenten wel en andere niet een beperkt aantal dienstencheques gaat geven of een beperkt contingent zal toewijzen? Daar stellen wij ons toch vragen over. Het gaat niet direct om de concurrentie met de diensten maar om het substitutie-effect dat zal ontwikkeld worden als men werkt via de OCMW’s. Op dit moment worden de OCMW’s ook geacht tussenbeide te komen en een lagere kostprijs voor poetshulp te voorzien wanneer het gaat om mensen met een laag inkomen. Wij vrezen dat het systeem van dienstencheques in de plaats gaat komen van de poetshulp zoals die nu voor een lage prijs wordt geboden.
Ten slotte, mevrouw de minister – ik ben er zeker van dat de heer staatssecretaris u die boodschap zal overbrengen –, vragen wij ons af of dat ook allemaal kan binnen het geheel van de bevoegdheid. Wij willen namelijk wel nog meegaan als er wordt gesteld dat de dienstencheques een tewerkstellingsmaatregel zijn. Als tewerkstellingsmaatregel, zo zegt de Raad van State, valt dat onder de federale bevoegdheid. Maar zoals het nu wordt geconcipieerd, vraag ik mij af of dat nog wel een tewerkstellingsmaatregel is. Dat is het niet. Het is een sociale maatregel. Daarom vragen wij ons af of dat wel binnen het geheel van de bevoegdheid kan gebeuren.
In die zin waren wij heel blij dat mevrouw de minister heeft gezegd – wij willen haar daaraan houden – als zij met uitvoeringsbesluiten komt, dat zij die eerst vooraf in de commissie voorlegt. Wij rekenen er dan uiteraard ook op dat het advies van de Raad van State, ook inzake bevoegdheid, ook inzake het niet te veel bezorgen van lasten aan de OCMW’s mee zal worden besproken.
Mijnheer de staatssecretaris, ik ben er zeker van dat u die boodschap mee zult overbrengen.
17.12 Staatssecretaris Carl Devlies: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik zal die boodschap zeker overbrengen aan minister Milquet.
Ik heb genoteerd dat men in principe akkoord gaat met het voorliggend wetsontwerp. Wel zijn er een aantal vragen inzake de praktische uitvoering. Die praktische uitvoering zal teruggevonden kunnen worden in het koninklijk besluit. Het is de bedoeling van de minister om dat koninklijk besluit te bespreken met de bevoegde commissie en eveneens te bespreken met de vereniging van OCMW’s, die reeds werd geraadpleegd in het raam van de voorbereiding van het ontwerp.
De voorzitter: Als ik het goed heb, heeft mevrouw Van der Straeten het woord nog gevraagd, specifiek gericht tot minister Magnette.
17.13 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijn uiteenzetting betreft meer bepaald het amendement van de regering en de ondertekenaar hiervan is inderdaad minister Magnette.
Mijnheer de minister, het betreft de forfaitaire korting van 30 euro die bij velen onder ons al op de rekening werd gestort of die in mindering werd gebracht van hun energiefactuur. Op de energiefactuur staat in een kadertje vermeld dat men die korting krijgt dankzij het relanceplan van de federale regering. Het gaat over een bepaling uit de economische herstelwet die al is uitgevoerd, maar waarvan men naderhand heeft geconstateerd, zoals wel vaker het geval in het energiebeleid, dat er onvoldoende wettelijke bepalingen waren om die bepaling te kunnen uitvoeren. Vandaar het haastwerk, vorige week, toen op onze banken een amendement verscheen van de regering, om alsnog de herstelwet via de programmawet te repareren met betrekking tot wat sommigen een technisch aspect zouden noemen.
Het is in zekere zin een technisch aspect. De minister heeft immers altijd de intentie gehad om de kosten verbonden aan het toekennen van die 30 euro terug te betalen aan de leveranciers, enerzijds, en aan de distributienetbeheerders, anderzijds.
Collega's, ik zal u niet vervelen door mijn standpunt ten gronde toe te lichten over de forfaitaire korting of over het feit dat de leveranciers hun kosten terugbetaald zouden krijgen, waarover ik ook wel mijn idee heb.
Ik zal mij beperken tot de reparatie gevraagd door de regering. Een reparatie die exemplarisch is, want we worden om de haverklap geconfronteerd met reparaties die we moeten doorvoeren. Een ander voorbeeld betrof het formulier voor de forfaitaire energiekorting; het ging om een onuitvoerbaar koninklijk besluit dat nadien moest worden aangepast.
Hier is het van hetzelfde laken een pak. Men heeft zich gerealiseerd dat er onvoldoende wettelijke bepalingen zijn, waarna men een nieuw artikel in de wet laat inschrijven. Het probleem situeert zich volgens mij in het feit dat er in de wet wordt gezegd dat zowel de leveranciers als de distributienetbeheerders hun kosten terugbetaald krijgen. Voor alle duidelijkheid, ik volg de redenering dat er bijzondere kosten verbonden zijn aan de toekenning van die korting. Ik kan dat zelf vaststellen wanneer ik het extra kadertje op mijn factuur lees. Ik betwist dus niet dat er extra kosten zijn en ik ga mee in de hypothese van de regering dat die kosten moeten worden terugbetaald.
Uiteraard hebben de leveranciers kosten. De distributienetbeheerders hebben echter ook extra kosten omdat zij moeten instaan voor de sociale klanten, de gedropte klanten. Zij treden in deze op als leverancier en hebben dus kosten omdat zij die korting toekennen aan de sociale klanten.
Ik laat nu even de opmerking achterwege dat die korting, wat mij betreft, vooral aan de meest zwakken moest toekomen, en niet zozeer aan mij, aan de minister of aan ons allen.
Daarmee heb ik het dan toch nog eens gezegd, totaal naast de kwestie.
Mijnheer de minister, de distributienetbeheerders worden sowieso voor hun kosten vergoed. Zij werken namelijk met een systeem van kost-plus-gereguleerde tarieven. Zij krijgen een terugbetaling van hun kosten en daarop nadien een billijke winstmarge. Dat is een systeem waarop toezicht door de CREG wordt uitgeoefend. Die tarieven moeten overigens ook door de CREG worden goedgekeurd. In die zin is het absoluut redundant dat vandaag in de wet een reparatie wordt ingevoerd om de distributienetbeheerders voor hun kosten terug te betalen. Zij worden immers sowieso voor hun kosten terugbetaald.
Men zou kunnen opwerpen dat het over een exceptionele kost gaat die misschien nog niet was goedgekeurd in de tarieven omdat deze pas onlangs – of toch al enkele maanden geleden –, via de programmawet werden gerealiseerd. De distributienetbeheerders kunnen hun kosten echter ook ex post laten goedkeuren. Hier bestaat met andere woorden het gevaar voor een dubbele vergoeding. Dat is allemaal niet zo duidelijk in de wet. In de wet en in het KB wordt zonder meer bepaald dat men kosten kan laten terugbetalen tot een gedefinieerde maximumenveloppe. Ik neem aan dat de distributienetbeheerders dan een brief moeten sturen naar de Algemene Directie Energie en naar u met een bewijs van hun kosten, waarna die kosten zouden worden terugbetaald.
Ik vind het zeer verwarrend dat men hier werkt met twee instanties die de kosten van de distributienetbeheerders gaan beoordelen, enerzijds de CREG in het kader van de tarieven waarvoor zij ex post een goedkeuring kunnen krijgen en anderzijds de Algemene Directie Energie, specifiek verbonden met dit aspect. Dit impliceert dat de controle ook zeer moeilijk wordt. Het volstaat om te kijken naar verslagen van distributietarieven die elk jaar door de CREG worden gemaakt. Zij geven een analyse van hoe de tarieven tot stand zijn gekomen, wat er precies in de tarieven vervat zit en hoe ze geëvolueerd zijn. Welnu, zowel in 2007 als in 2008 heeft de CREG erop gewezen dat het zeer moeilijk is om een aantal kosten te controleren omdat de distributienetbeheerders weinig verduidelijking geven. De CREG wijst daarop in 2007 en in 2008 wordt dat herhaald en maakt men zelfs een algemeen voorbehoud bij de tarieven. Men zegt ook dat de dossiers van de verschillende distributienetbeheerders nog andere leemten vertonen, met name omtrent de verantwoording van de werkingskosten, wat de CREG niet toelaat om een volledige verantwoording van de voorgestelde tarieven te krijgen.
Omdat de CREG vandaag al wijst op een bestaande moeilijkheid om al die kosten te evalueren, lijkt het mij zeker niet goed om dan ook nog eens via een aparte regeling aan de distributienetbeheerders toe te laten om opnieuw te worden vergoed.
Immers, voor een aantal van die kosten gaat het, zoals u in de commissie hebt toegelicht, mijnheer de minister, over informaticakosten. Zij worden voor die informaticakosten in het algemeen vergoed. Die vergoeding zit al in de tarieven.
Wat zal nu het argument van de distributienetbeheerders zijn bij de Algemene Directie Energie ter verantwoording van hun kosten voor het geven van de forfaitaire korting? Op welke manier gaat de Algemene Directie Energie die kosten controleren? Volgens mij heeft zij daar geen middelen voor, daar het vooral de CREG is die zich daarmee bezighoudt. Ik acht het niet onmogelijk dat er dossiers worden ingediend met kosten die aan de hoge kant zijn, waarin dan een stukje in zit dat specifiek de informaticakosten betreft. Het kan daarbij echter evengoed om call centers of om klantenondersteuning gaan, waarvoor al in een vergoeding voorzien is in de distributietarieven.
Op die manier bestaat er volgens mij een reëel gevaar van dubbele vergoedingen. Ik wil dat nogmaals benadrukken.
Laat er geen misverstand over bestaan, mijnheer de minister, ik vind niet dat distributienetbeheerders daarvoor niet mogen worden vergoed. Ik pleit er wel voor dat het integraal aan de CREG wordt overgelaten in te staan voor die vergoedingen, via de tarieven.
Dat er voor de leveranciers à la limite een andere regeling bestaat, daar ga ik mij niet over uitspreken. Ik wens echter niet tot een situatie te komen waar er de facto verwarring optreedt. Het is nu soms al zo moeilijk, omdat er in onze regelgeving soms regeltjes worden gezet waardoor achteraf niemand door de bomen nog het bos ziet.
Ik geef een heel frappant en extreem voorbeeld: de Eliaheffing. Dit voorbeeld zal wel niet in de buurt komen.
Voor de Eliaheffing speelden er verschillende bevoegdheidsniveaus, dus in die zin is het voorbeeld misschien niet helemaal gepast. Aan de Eliaheffing heeft men achteraf geknutseld en geprutst, en uiteindelijk kon niemand er nog aan uit.
In dit geval gebeurt hetzelfde. Ik pleit er dus voor, mijnheer de minister, dat de distributienetbeheerders zich voor de vergoeding van hun kosten – zoals nu sowieso het geval is – gewoon wenden tot de CREG, zodat er absoluut geen betwisting over kan bestaan en zodat er geen dubbele vergoeding kan ontstaan voor de kosten die zij maken om een forfaitaire korting te geven aan hun sociale klanten.
17.14 Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, madame Van der Straeten, nous avons eu le débat sur le fond au moment du vote de la loi. Nous avons eu à nouveau le débat en commission sur ce qui est effectivement un amendement technique, puisque nous introduisons cet amendement dans la loi à la suite d'une observation du Conseil d'État. Celui-ci fait remarquer que l'arrêté royal qui organise le remboursement des frais aux fournisseurs ne comprend pas de base légale. Nous créons cette base légale à travers cet amendement.
Je comprends votre souci d'assurer qu'il n'y ait pas de double remboursement ni de redondance dans le traitement administratif. Comme je vous l'ai répondu en commission, lorsque la CREG examine les propositions de tarifs de distribution formulées par les distributeurs, elle procède à un examen extrêmement rigoureux, détaillé et scrupuleux de l'ensemble des coûts qui lui sont présentés. Dans l'exercice normal de ses pouvoirs, elle pourra tout à fait s'assurer que ces frais n'ont pas été comptabilisés, puisqu'ils auront par ailleurs été remboursés.
Pour le reste, il n'y a pas, du point de vue de l'architecture administrative, de double emploi ou de redondance. De fait, la CREG établira, d'une part, le nombre de clients par fournisseur, en ce compris les GRD quand il s'agit de tarifs sociaux. D'autre part, lorsque cela viendra à l'agenda, le SPF exécutera les paiements sur la base des données fournies par la CREG, celle-ci faisant par ailleurs son travail normal de contrôle des coûts. Il me semble que cela ne présente aucune difficulté.
De voorzitter:
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissies aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking.
(Rgt 85, 4) (1967/10)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par les commissions sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1967/10)
Het ontwerp van programmawet telt 69 artikelen.
Le projet de loi-programme compte 69 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
De artikelen 1 tot 69 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 69 sont adoptés article par article.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
18 Voorstel tot wijziging van het Reglement wat de vervolging, de berechtiging en de aanhouding van ministers betreft (1978/1-5)
18 Proposition modifiant le Règlement en ce qui concerne la poursuite, le jugement et l'arrestation de ministres (1978/1-5)
Voorstel ingediend door:
Proposition déposée par:
Patrick Dewael,
Daniel Bacquelaine, Christian Brotcorne, Thierry Giet, Bart Tommelein, Servais
Verherstraeten
De door de commissie aangenomen tekst geldt
als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1978/5)
Le texte adopté par la commission sert de base
à la discussion. (Rgt 85,
4) (1978/5)
De bespreking is geopend.
La discussion est ouverte
18.01 Jef Van den Bergh, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik zal een kort verslag uitbrengen van de besprekingen die in de commissie zijn gevoerd.
Het stelsel van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers werd in 1998 hervormd. Artikel 103 van de Grondwet werd gewijzigd en de Kamer van volksvertegenwoordigers nam de wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers aan. Het Kamerreglement werd daar echter niet aan aangepast.
Recentelijk werd de Kamer geconfronteerd met een dossier waarin het grondwettelijk verlof werd gevraagd voor de regeling van de rechtspleging lastens een minister van onze federale regering. Het Reglement voorziet niet in een specifieke procedure en de Kamer verwees het verzoek uiteindelijk naar de commissie voor de Vervolgingen. Die deed onder meer de aanbeveling om het Reglement te actualiseren en een regeling uit te werken met betrekking tot de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers. Het voorliggende voorstel komt hieraan tegemoet.
Er werden twee amendementen aangenomen die ertoe strekken om naast het begrip “aanhouding” de woorden “voorlopige hechtenis” toe te voegen in de voorgestelde regeling, omdat de wet van 25 juni 1998 niet alleen betrekking heeft op de aanhouding, maar ook op de voorlopige hechtenis. Daarmee werd het artikel in het Reglement in overeenstemming gebracht met de wet.
Daarnaast waren er ook nog amendementen van de collega’s Landuyt, Mortelmans en Genot, die voorstelden dat de Kamer de mogelijkheid zou hebben om het volledige strafdossier op te vragen in geval van verzoeken tot aanhouding, terwijl de voorgestelde tekst dat uitsluit. Hierover heeft zich een discussie ontwikkeld die, volgens mijn meer ervaren collega’s tenminste, veel gelijkenis vertoonde met de bespreking van de wet van 25 juni 1998. Ook toen spitste de discussie zich blijkbaar toe op de vraag of de Kamer al dan niet over de mogelijkheid moet beschikken om in geval van aanhouding het volledige strafdossier op te vragen. Na een lange discussie werd in de wet bepaald dat de Kamer beslist op basis van het verslag van de raadsheer-onderzoeker. De volgende redenering werd toen door een ruime meerderheid gesteund: enerzijds het beperken van de rol van de Kamer tot het verlenen van verlof in geval van regeling van de rechtspleging, rechtstreekse dagvaarding en aanhouding, anderzijds vermijden dat aan de grond van de zaak een debat wordt gewijd.
De Kamer moet zich zo weinig mogelijk met dergelijke zaken inlaten en doet dus slechts een marginale toetsing. Men beschouwde het niet als een opdracht van de Kamer om in dezen als een soort rechtbank op te treden, overigens naar analogie van de regeling inzake de parlementaire onschendbaarheid.
Een meerderheid in de commissie heeft die filosofie aangehouden en heeft, om die reden, de amendementen die voorzien in de mogelijkheid om een strafdossier op te vragen, verworpen op basis van de overweging dat het niet aangewezen is dat het Reglement verder gaat dan de mogelijkheid die de wet van 1998 ter zake creëert.
Tot zover het verslag.
18.02 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik dank de collega’s die mijn amendement hebben verdedigd op een moment dat ik niet in de commissie aanwezig kon zijn wegens verplichtingen in de commissie voor de Justitie.
Een punt wens ik toch nog onder de aandacht te brengen. Ik heb meegewerkt aan de wetgeving van 1998. De grote verandering was toen dat wij de politici niet helpen door hier, in de Kamer, een volledig proces te voeren. Vandaar dat wij toen in de volgende regeling hadden voorzien: als een minister wordt verwezen naar onderzoek of naar een rechtzitting, laat men het dossier niet automatisch komen naar de Kamer, maar is er wel de mogelijkheid om het strafdossier te controleren, als er enig wantrouwen is inzake politiek, uiteraard.
Het geval dat men nu wenst te regelen, situeert zich in de fase van de al dan niet aanhouding van een minister. In die fase zegt de tekst nu dat er louter op verslag van de procureur gewerkt zal worden en dat de Kamer voor zichzelf de mogelijkheid ontneemt om het dossier te bekijken.
Mijn amendement was er dus eigenlijk op gericht om, net zoals bij een gewone verwijzing, in de mogelijkheid te voorzien om het strafdossier op te vragen, wat uiteraard pas wordt gedaan als er een meerderheid is in de vervolgingscommissie die dat nuttig acht.
Het strafdossier kan nu wel worden opgevraagd bij een verwijzing, maar niet bij iets wat volgens mij iets erger is, namelijk bij een aanhouding, indien de tekst, zoals hij nu voorligt, wordt goedgekeurd.
Collega’s, vandaar mijn laatste vraag om daar toch nog even over na te denken.
In ieder geval zal sp.a zich onthouden bij de stemming over die tekst. Wij zullen de tekst niet tegenhouden, maar ik vind het verkeerd dat de Kamer zichzelf de mogelijkheid ontneemt om enige controle uit te oefenen. Ik begrijp dat er geredeneerd wordt vanuit de hypothese van het wantrouwen ten opzichte van een andere macht, maar dat is nu net de hypothese die geregeld wordt in dergelijke wetgeving.
18.03 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik sluit mij daarbij aan. We hebben hier de seance meegemaakt waarin de meerderheid de Kamer het recht heeft ontnomen om het dossier-De Gucht in te zien, omdat de meerderheid van oordeel was dat de zaak-De Gucht moest kunnen afgehandeld worden, wat mij betreft voor het eerst in de geschiedenis van het Parlement, zonder dat het dossier naar de Kamer kwam. Als de meerderheid haar ministers op een dergelijke manier kan afschermen, dan is de uitbreiding vandaag van die denkwijze, die trant, die mentaliteit, van de strategie-De Gucht voor ons even onaanvaardbaar als wat men toen heeft gedaan. We zullen ons op dezelfde manier distantiëren van wat hier vandaag gebeurt als de heer Landuyt zonet heeft gezegd.
18.04 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, voor de duidelijkheid voor de collega’s, wat mij betreft zit onze reden tot onthouding niet in de sfeer zoals geschetst door de heer Annemans. Mijn punt is dat op het moment waarop men moet beslissen om een collega al dan niet te laten aanhouden, als de meerderheid wil controleren of dat wel terecht is, men controle moet kunnen uitvoeren tot in het dossier en niet louter op grond van het verslag van iemand die eigenlijk wil aanhouden, per definitie of ambtshalve. Met andere woorden, ik pleit ervoor dat men als Kamer de mogelijkheid niet zou ontnemen om te controleren. Dat verandert niets aan de praktijk. Als men vertrouwen heeft in de procureur die een aanhouding vraagt en men vindt het op het eerste gezicht evident, dan hoeft men het dossier niet op te vragen. Het is geen verplichting. Nu sluit men de mogelijkheid echter uit. Men weet nooit in welke tijden we zullen verkeren na 7 juni. Ik zou die mogelijkheid echt niet willen uitsluiten. Ik pleit er enkel voor dat men de mogelijkheid van volledige controle niet zou uitsluiten.
18.05 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik heb niet beweerd dat het dezelfde context is. Nu blijkt dat het ook zo kan zijn dat men een dossier naar hier moet halen om te vermijden dat een minister zou worden aangehouden. Dat is best mogelijk. De vergelijking die ik wou treffen, is dat men naar ons oordeel altijd het dossier niet alleen naar hier kan, maar moet halen. Men moet dat niet aan een meerderheid overlaten of aan een wetsartikel dat we nu invoeren waardoor het dossier zelfs helemaal niet meer naar hier zou komen. Het is dezelfde mentaliteit, het Parlement geeft het inzien van het dossier steeds meer uit handen. Dat is een nieuwe trend die sinds de zaak-De Gucht is ingezet. Daar heb ik op willen wijzen.
De voorzitter: Ik heb het voorstel zelf mee ingediend. Ik wil toch even de Kamer attent maken op het feit dat voor ministers de rol van het Parlement beperkt is tot een marginale toetsing. Het kan dus zeker niet de bedoeling zijn om zich in de plaats te gaan stellen van een onderzoeksrechter.
Ik vestig de aandacht van de Kamer erop dat de wet van 25 juni 1998 de Kamer de mogelijkheid geeft om het dossier op te vragen ingeval van regeling van rechtspleging, dat is de eerste hypothese, ingeval van rechtstreekse dagvaarding, dat is de tweede hypothese, maar niet ingeval van aanhouding.
Als het toch de bedoeling zou zijn om het dossier op te vragen ingeval van aanhouding, moeten wij de wet aanpassen. In de commissie is herhaaldelijk gezegd dat wij in een reglementsaanpassing niet verder moesten gaan dan hetgeen de wet aan mogelijkheden biedt.
Ikzelf ben overigens ook geen voorstander van zo’n wetswijziging. Ik wil even preciseren wat ik in de commissie heb gezegd: “De Kamer moet een onderzoeksmagistraat die gedurende dagen, weken, maanden een dossier heeft onderzocht en op grond daarvan een diepe overtuiging heeft om iets te doen of niet te doen niet gaan overrulen in een tijdspanne van minder dan vijf dagen.” Ik heb in de commissie gezegd dat dit leidt tot een soort van pseudojustitie binnen de muren van het Parlement zonder de waarborgen die een behandeling van de zaak door de rechterlijke macht biedt.
Maar, deze reglementaanpassing gaat dus zover als mogelijk binnen de huidige wettelijke contouren. Als nu de Kamer van mening zou zijn dat men verder wil gaan, stel ik voor dat er wetsvoorstellen worden ingediend om de wet eerst aan te passen. Dan kan een reglementsaanpassing hieruit desgevallend resulteren.
Daarom denk ik persoonlijk, dat is mijn intieme overtuiging, dat de reglementsaanpassing in de huidige stand van de wetgeving een goede zaak is.
18.06 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, als ik het mij mag permitteren om twee kleine opmerkingen te maken, minstens voor het verslag.
Het is juist dat een reglement nooit verder mag gaan dan de wet. De huidige tekst van het Reglement gaat verder dan de wet. We hebben het hier over rechten en vrijheden van personen. In het behandelen van de rechten en vrijheden van de persoon van de minister stelt het Reglement thans dat we het dossier niet mogen inkijken. Dit staat niet in de wet. Wij gaan dus in dit Reglement eigenlijk verder dan de wet. Uw argument werkt dus ook tegen de huidige tekst.
Ten tweede. In de praktijk begint een onderzoeksmagistraat zijn grondig onderzoek maar na de aanhouding. Onderschat dus niet de courante praktijk waarbij de aanhouding het begin is van het onderzoek en eigenlijk in de eerste uren van de verrassing van het onderzoek gebeurt. Wat mij betreft is ook dit argument, met alle respect, geen krachtig argument.
De voorzitter: Die discussie hebben we in de commissie gevoerd. Ik geef het woord nog aan de heer Verherstraeten.
18.07 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik sluit mij aan bij wat u hebt gesteld. Collega Landuyt stelt dat de aanhouding gebeurt door de onderzoeksmagistraat op een zeer korte termijn en dat pas vervolgens het onderzoek begint. Dat is toch wel iets te kort door de bocht. Meestal hebben voorafgaandelijk reeds een aantal onderzoeksdaden plaatsgegrepen.
De voorzitter: Vraagt nog iemand het
woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
De bespreking is gesloten.
La discussion est close.
* * * * *
Amendement déposé:
Ingediend
amendement:
Art. 2
• 3 –
Jan Mortelmans (1978/3)
* *
* * *
Het amendement werd toegelicht door de heer Annemans.
De stemming over het amendement en
artikel 2 wordt aangehouden.
Le vote sur l'amendement et l'article 2 est
réservé.
De stemming over het aangehouden amendement en artikel en over het geheel van het voorstel tot wijziging van het Reglement zal later plaatsvinden.
Le vote sur l'amendement et l'article réservés et sur l’ensemble de la proposition de modification du Règlement aura lieu ultérieurement.
19 Inoverwegingneming van voorstellen
19
Prise en considération de propositions
In de laatst rondgedeelde agenda komt een lijst van voorstellen voor waarvan de inoverwegingneming is gevraagd.
Vous avez pris connaissance dans l'ordre du jour qui vous a été distribué de la liste des propositions dont la prise en considération est demandée.
Indien er geen bezwaar is, beschouw ik deze als aangenomen; overeenkomstig het reglement worden die voorstellen naar de bevoegde commissies verzonden.
S'il n'y a pas d'observations à ce sujet, je considérerai la prise en considération comme acquise et je renvoie les propositions aux commissions compétentes conformément au règlement.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Ik stel u ook voor in overweging te nemen
- het wetsvoorstel van de dames Thérèse Snoy et d'Oppuers en Tinne Van der Straeten over de sociaaleconomische evaluatie van genetisch gemodificeerde organismen (nr.2025/1).
Verzonden
naar de commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de
Maatschappelijke Hernieuwing;
- het wetsvoorstel van de
dames Hilâl Yalçin en Mia De Schamphelaere en de heren Raf Terwingen en Servais
Verherstraeten tot wijziging van de wet van 7 mei 1999 op de
kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers (nr. 2032/1).
Verzonden
naar de commissie voor de Justitie.
Je vous propose également de prendre en considération
- la proposition de loi de Mmes Thérèse Snoy et d'Oppuers et Tinne Van der Straeten sur l'évaluation socio-économique des OGM (n° 2025/1).
Renvoi à la commission de la Santé publique,
de l'Environnement et du Renouveau de la Société;
- la
proposition de loi de Mmes Hilâl Yalçin et Mia De Schamphelaere et MM. Raf
Terwingen et Servais Verherstraeten modifiant la loi du 7 mai 1999
sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection
des joueurs (n° 2032/1).
Renvoi à
la commission de la Justice.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
20 Urgentieverzoek van de regering
20 Demande d'urgence du gouvernement
De regering heeft de spoedbehandeling gevraagd met toepassing van artikel 51 van het Reglement, bij de indiening van het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, van het Wetboek van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, van de wet van 26 juni 1963 betreffende de aanmoediging van de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven en het toezicht op de ondernemingen die wedstrijden van weddenschappen op sportuitslagen inrichten, van de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij (nr. 1992/1).
Le gouvernement a demandé l'urgence conformément à l'article 51 du Règlement lors du dépôt du projet de loi portant modification de la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, du Code des taxes assimilées aux impôts sur les revenus, de la loi du 26 juin 1963 relative à l'encouragement de l'éducation physique, de la pratique des sports et de la vie en plein air ainsi qu'au contrôle des entreprises qui organisent des concours de paris sur les résultats d'épreuves sportives et de la loi du 19 avril 2002 relative à la rationalisation du fonctionnement et de la gestion de la Loterie Nationale (n° 1992/1).
Ik stel u voor om ons over deze vraag uit te spreken.
Je vous propose de nous prononcer sur cette demande.
De urgentie wordt aangenomen bij zitten en opstaan.
L'urgence est adoptée par assis et levé.
21 Motie ingediend tot besluit van de interpellaties van:
- mevrouw Katrien Partyka over "de overname van controletaken door het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle" (nr. 326)
- de heer Éric Thiébaut over "de betrekkingen tussen het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en de erkende instellingen" (nr. 329)
- mevrouw Tinne Van der Straeten over "de overname van de controletaken door het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle" (nr. 330)
21 Motion déposée en conclusion des interpellations de:
- Mme Katrien Partyka sur "la reprise de missions de contrôle par l'Agence Fédérale de Contrôle nucléaire" (n° 326)
- M. Éric Thiébaut sur "les relations entre l'Agence fédérale de contrôle nucléaire et les organismes agréés" (n° 329)
- Mme Tinne Van der Straeten sur "la reprise des missions de contrôle par l'Agence Fédérale de Contrôle nucléaire" (n° 330)
Deze interpellaties werden gehouden in de openbare vergadering van de commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt van 27 mei 2009.
Ces interpellations ont été développées en réunion publique de la commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique du 27 mai 2009.
Een motie van aanbeveling (MOT n° 326/1) werd ingediend door de dames Katrien Partyka, Tinne Van der Straeten, Clotilde Nyssens en de heer Éric Thiébaut.
Une motion de recommandation (MOT nr. 326/1)a été déposée par Mmes Katrien Partyka, Tinne Van der Straeten, Clotilde Nyssens et M. Éric Thiébaut.
Vraagt iemand het woord voor een
stemverklaring? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 1) |
||
Ja |
89 |
Oui |
Nee |
30 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
139 |
Total |
Bijgevolg is de motie van aanbeveling aangenomen.
Par conséquent, la motion de recommandation est adoptée.
22 Aangehouden amendementen en artikel van het wetsvoorstel tot wijziging van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, wat het invoeren van het alcoholslot betreft (1856/1-8)
22 Amendements et article réservés de la proposition de loi modifiant la loi relative à la police de la circulation routière, coordonnée le 16 mars 1968, en ce qui concerne le recours à l'éthylotest antidémarrage (nouvel intitulé) (1856/1-8)
Stemming over amendement nr. 13 van Ludo Van
Campenhout cs op artikel 5.(1856/5)
Vote sur l'amendement n° 13 de Ludo Van
Campenhout cs à l'article 5.(1856/5)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 2) |
||
Ja |
39 |
Oui |
Nee |
85 |
Non |
Onthoudingen |
3 |
Abstentions |
Totaal |
127 |
Total |
Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Stemming over amendement nr. 14 van Jean
Marie Dedecker op artikel 5. (1856/8)
Vote sur l'amendement n° 14 de Jean Marie
Dedecker à l'article 5. (1856/8)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 3) |
||
Ja |
38 |
Oui |
Nee |
86 |
Non |
Onthoudingen |
6 |
Abstentions |
Totaal |
130 |
Total |
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 5 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 5 est adopté.
23 Geheel van het wetsvoorstel tot wijziging van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, wat het invoeren van het alcoholslot betreft (1856/7)
23 Ensemble de la proposition de loi modifiant la loi relative à la police de la circulation routière, coordonnée le 16 mars 1968, en ce qui concerne le recours à l'éthylotest antidémarrage (nouvel intitulé) (1856/7)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 4) |
||
Ja |
125 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
5 |
Abstentions |
Totaal |
130 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsvoorstel
aan. Het zal als ontwerp aan de Senaat worden overgezonden. (1856/9)
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de loi. Elle sera transmise en tant que projet au Sénat. (1856/9)
24 Aangehouden amendement op het voorstel van resolutie betreffende het gebruik van de ecoscore (nieuw opschrift) (764/1-5)
24 Amendement réservé à la proposition de résolution relative à l'utilisation de l'Écoscore (nouvel intitulé) (764/1-5)
Stemming over amendement nr. 4 van Thérèse
Snoy et d'Oppuers tot invoeging van een punt 2 (n).(764/5)
Vote sur l'amendement n° 4 de Thérèse Snoy et
d'Oppuers tendant à insérer un point 2 (n).(764/5)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 5) |
||
Ja |
25 |
Oui |
Nee |
105 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
130 |
Total |
Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.
25 Geheel van het voorstel van resolutie betreffende het gebruik van de ecoscore (nieuw opschrift) (764/4)
25 Ensemble de la proposition de résolution relative à l'utilisation de l'Écoscore (nouvel intitulé) (764/4)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 6) |
||
Ja |
126 |
Oui |
Nee |
1 |
Non |
Onthoudingen |
3 |
Abstentions |
Totaal |
130 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het voorstel van
resolutie aan. Het zal ter kennis van de regering worden gebracht. (764/6)
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de résolution. Il en sera donné connaissance au gouvernement. (764/6)
Reden van onthouding?
Raison d'abstention?
25.01 Linda Musin (PS): Monsieur le président, je voudrais justifier mon abstention.
Le groupe PS en est persuadé, l'Écoscore est le meilleur indicateur qui soit pour mesurer la qualité environnementale d'un véhicule. À la fois simple à comprendre et très précis, il deviendra rapidement une aide des plus précieuses à la décision pour le consommateur.
Si j'ai décidé de m'abstenir, ce n'est pas tant sur la présente proposition de résolution, mais sur l'utilisation que veut en faire Ecolo. Mme Snoy et d'Oppuers n'a pu que répéter que l'Écoscore doit absolument être un outil au service des politiques de gestion de la mobilité.
Bien que partant d'une logique environnementale que je ne remets absolument pas en cause, je veux insister sur les effets pervers qui toucheraient à coup sûr les plus démunis. En effet, l'utilisation de l'Écoscore n'aura pas uniquement pour effet de s'en prendre aux grosses cylindrées. L'Écoscore s'en prendra aussi et surtout aux voitures d'occasion. En effet, ce sont les moins nantis qui ont les voitures les plus polluantes, car en plus mauvais état, avec une durée de vie de huit ans en moyenne contre quatre pour l'ensemble de la population.
À côté de cela, on sait que la voiture leur est indispensable. C'est même une contrainte, puisqu'il faut en posséder une pour un entretien d'embauche ou pour exercer certaines professions. Aussi, je dis "oui", trois fois "oui" à la mobilité durable, mais pas à n'importe quel prix! Pensons à ceux qui n'ont pas vraiment le choix en la matière!
25.02 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je ne comprends pas bien l'intervention de Mme Musin. Nous avons eu une discussion récente en commission sur la proposition de loi de M. Cornil dans laquelle nous avons mis en évidence l'intérêt de discuter sur l'Écoscore par rapport à d'autres indicateurs moins complets. Nous restons parfaitement cohérents dans notre explication. Ce que vous venez d'expliquer ne tient pas la route à partir du moment où l'amendement que nous avons redéposé aujourd'hui porte sur la publicité. Ces derniers mois, nous avons régulièrement mis en avant le fait que les publicités pour les voitures recelaient un réel problème: les modèles mis en avant étaient précisément les plus polluants, les plus attirants du point de vue de la classe et du type.
Ce qui est demandé ici, c'est d'agir sur la publicité. Notre objectif n'est certainement pas de viser les propriétaires de vieilles voitures mais plutôt que, dans les nouveaux modèles, il soit tenu compte d'un indicateur global.
Le président: Monsieur Henry, pas question de refaire le débat: il s'agit pour vous d'une simple motivation de l'abstention!
25.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik wil mijn onthouding motiveren. Ik ben het voorstel absoluut niet ongenegen, maar het draagt weinig bij tot een structureel duurzaam mobiliteitsbeleid.
Mevrouw Musin, mag ik u erop wijzen dat het de armste mensen zijn, mensen die geen wagen bezitten, die het grootste slachtoffer zijn van het feit dat wij vandaag stikken in fijn stof?
26 Voorstel van resolutie betreffende geneesmiddelen voor kinderen (1708/1)
26 Proposition de résolution relative aux médicaments destinés aux enfants (1708/1)
De voorzitter: Vraagt iemand het woord
voor een stemverklaring? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 7) |
||
Ja |
129 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
129 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het voorstel van
resolutie aan. Het zal ter kennis van de regering worden gebracht. (1708/4)
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de résolution. Il en sera donné connaissance au gouvernement. (1708/4)
(Mevrouw Kitir heeft zoals haar fractie
gestemd)
27 Voorstel van resolutie over de kinderthuiszorg (1845/1)
27 Proposition de résolution relative aux soins pédiatriques à domicile (1845/1)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 8) |
||
Ja |
128 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
2 |
Abstentions |
Totaal |
130 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het voorstel van
resolutie aan. Het zal ter kennis van de regering worden gebracht. (1845/3)
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de résolution. Il en sera donné connaissance au gouvernement. (1845/3)
28 Ontwerp van programmawet (1967/10)
28 Projet de loi-programme (1967/10)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote?
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring?
28.01 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, wij gaan die programmawet uiteraard niet goedkeuren.
Ik wil de Kamer laten opmerken dat wij hier nu al wekenlang alleen in het vragenuurtje de eerste minister kunnen oproepen. Voor de rest zien we hem niet, tenzij in Afghanistan. Voor het overige keuren we allemaal resoluties goed waar niemand tegen kan zijn, die kamerbreed worden gesteund. Als we dan toch eens een programmawet krijgen, staat er eigenlijk niets in. We zijn er erg aan toe. Ik hoop dat de kiezer dat volgende zondag ook zal weten.
De voorzitter: Mijns inziens, gaan de verkiezingen niet over het federale niveau, mijnheer Annemans.
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 9) |
||
Ja |
83 |
Oui |
Nee |
17 |
Non |
Onthoudingen |
30 |
Abstentions |
Totaal |
130 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp
aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (1967/11)
En conséquence, la Chambre adopte le projet de
loi. Il sera transmis au Sénat. (1967/11)
29 Aangehouden amendement en artikel van het voorstel tot wijziging van het Reglement wat de vervolging, de berechtiging en de aanhouding van ministers betreft (1978/1-5)
29 Amendement et article réservés de la proposition modifiant le Règlement en ce qui concerne la poursuite, le jugement et l'arrestation de ministres (1978/1-5)
Stemming over amendement nr. 3 van Jan
Mortelmans op artikel 2.(1978/3)
Vote sur l'amendement n° 3 de Jan Mortelmans à
l'article 2.(1978/3)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 10) |
||
Ja |
22 |
Oui |
Nee |
108 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
130 |
Total |
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 2 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l’article 2 est adopté.
30 Geheel van het voorstel tot wijziging van het Reglement wat de vervolging, de berechtiging en de aanhouding van ministers betreft (1978/5)
30 Ensemble de la proposition modifiant le Règlement en ce qui concerne la poursuite, le jugement et l'arrestation de ministres (1978/5)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 11) |
||
Ja |
83 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
47 |
Abstentions |
Totaal |
130 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het voorstel tot
wijziging van het Reglement aan. (1978/6)
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition modifiant le Règlement. (1978/6)
Wij moeten ons thans uitspreken over de ontwerp agenda die de Conferentie van voorzitters u voorstelt.
Nous devons nous prononcer sur le projet d’ordre du jour que vous propose la Conférence des présidents.
Geen bezwaar? (Nee) Het voorstel is aangenomen.
Pas d’observation? (Non) La proposition est adoptée.
La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 11 juin 2009 à 14.15 heures.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 11 juni 2009 om 14.15 uur.
La séance est levée à 18.52 heures.
De vergadering wordt gesloten om 18.52 uur.
De bijlage is opgenomen in een aparte
brochure met nummer CRIV 52 PLEN 101 bijlage. |
L'annexe est reprise dans une brochure séparée,
portant le numéro CRIV 52 PLEN 101 annexe. |
Detail
van de naamstemmingen |
|
|
|
Naamstemming - Vote nominatif: 001
Ja
|
089 |
Oui |
Almaci Meyrem, Arens Josy, Avontroodt Yolande,
Bacquelaine Daniel, Baeselen Xavier, Becq Sonja, Bellot François, Bogaert
Hendrik, Boulet Juliette, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Claes Ingrid,
Clarinval David, Coëme Guy, Cornil Jean, Crucke Jean-Luc, Daems Hendrik,
Dallemagne Georges, De Block Maggie, De Bue Valérie, De Croo Herman, de Donnea
François-Xavier, della Faille de Leverghem Katia, De Permentier Corinne, De
Potter Jenne, De Schamphelaere Mia, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, De Vriendt
Wouter, Dewael Patrick, Dierick Leen, Dieu Camille, Doomst Michel, Ducarme
Denis, Flahaux Jean-Jacques, Frédéric André, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens
Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Hamal Olivier, Henry Philippe, Jadin
Kattrin, Kindermans Gerald, Lahaye-Battheu Sabien, Lahssaini Fouad, Lalieux
Karine, Lambert Marie-Claire, Lavaux David, Lejeune Josée, Maingain Olivier,
Mathot Alain, Mayeur Yvan, Musin Linda, Muylle Nathalie, Nollet Jean-Marc,
Nyssens Clotilde, Otlet Jacques, Partyka Katrien, Pécriaux Sophie, Perpète
André, Reuter Florence, Salvi Véronique, Schiltz Willem-Frederik, Schyns
Marie-Martine, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Ine, Staelraeve Sofie,
Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Uyttersprot Ilse, Van Biesen Luk, Van Cauter
Carina, Van Daele Lieve, Van den Bergh Jef, Van der Auwera Liesbeth, Van der
Straeten Tinne, Vandeurzen Jo, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan,
Vautmans Hilde, Vercamer Stefaan, Verhaegen Mark, Verherstraeten Servais,
Versnick Geert, Vervotte Inge, Wiaux Brigitte, Yalçin Hilâl
Nee
|
030 |
Non |
Annemans Gerolf, Colen Alexandra, De Bont Rita,
Dedecker Jean Marie, De Groote Patrick, Detiège Maya, D'haeseleer Guy, Douifi
Dalila, Goyvaerts Hagen, Jambon Jan, Kitir Meryame, Landuyt Renaat, Logghe
Peter, Mortelmans Jan, Pas Barbara, Peeters Jan, Sevenhans Luc, Smeyers Sarah,
Stevenheydens Bruno, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Valkeniers Bruno, Van
Broeckhoven Christine, Van den Bossche Freya, Vandenhove Ludwig, Van der Maelen
Dirk, Van de Velde Robert, Van Noppen Flor, Vanvelthoven Peter, Weyts Ben
Onthoudingen |
000 |
Abstentions |
Naamstemming - Vote nominatif: 002
Ja
|
039 |
Oui |
Annemans Gerolf, Avontroodt Yolande, Cocriamont
Patrick, Colen Alexandra, Daems Hendrik, De Block Maggie, De Bont Rita, De
Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker Jean Marie, della Faille de Leverghem
Katia, De Maght Martine, De Man Filip, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy, Goyvaerts
Hagen, Jambon Jan, Lahaye-Battheu Sabien, Logghe Peter, Maingain Olivier,
Mortelmans Jan, Pas Barbara, Schiltz Willem-Frederik, Smeyers Sarah, Somers
Ine, Staelraeve Sofie, Stevenheydens Bruno, Tommelein Bart, Valkeniers Bruno,
Van Biesen Luk, Van Campenhout Ludo, Van Cauter Carina, Van den Eynde Francis,
Van de Velde Robert, Van Noppen Flor, Vautmans Hilde, Versnick Geert, Vijnck
Dirk, Weyts Ben
Nee
|
085 |
Non |
Almaci Meyrem, Arens Josy, Baeselen Xavier,
Becq Sonja, Bellot François, Bogaert Hendrik, Boulet Juliette, Brotcorne
Christian, Burgeon Colette, Claes Ingrid, Clarinval David, Coëme Guy, Collard
Philippe, Cornil Jean, Crucke Jean-Luc, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, de
Donnea François-Xavier, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, De
Schamphelaere Mia, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, De Vriendt
Wouter, Dierick Leen, Dieu Camille, Doomst Michel, Flahaux Jean-Jacques,
Frédéric André, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry,
Gilkinet Georges, Hamal Olivier, Henry Philippe, Jadin Kattrin, Kindermans
Gerald, Kitir Meryame, Lahssaini Fouad, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire,
Landuyt Renaat, Lavaux David, Lejeune Josée, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Musin
Linda, Muylle Nathalie, Nollet Jean-Marc, Nyssens Clotilde, Otlet Jacques,
Partyka Katrien, Pécriaux Sophie, Peeters Jan, Perpète André, Reuter Florence,
Salvi Véronique, Schyns Marie-Martine, Sevenhans Luc, Snoy et d'Oppuers
Thérèse, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Uyttersprot
Ilse, Van Broeckhoven Christine, Van Daele Lieve, Van den Bergh Jef, Van den
Bossche Freya, Vandenhove Ludwig, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk,
Van der Straeten Tinne, Vandeurzen Jo, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke
Stefaan, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Verhaegen Mark, Verherstraeten
Servais, Vervotte Inge, Wiaux Brigitte, Yalçin Hilâl
Onthoudingen |
003 |
Abstentions |
Bacquelaine Daniel, De Groote Patrick, Ducarme
Denis
Naamstemming - Vote nominatif: 003
Ja
|
038 |
Oui |
Annemans Gerolf, Avontroodt Yolande, Cocriamont
Patrick, Colen Alexandra, Daems Hendrik, De Block Maggie, De Bont Rita, De
Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker Jean Marie, della Faille de Leverghem
Katia, De Maght Martine, De Man Filip, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy,
Goyvaerts Hagen, Jambon Jan, Lahaye-Battheu Sabien, Logghe Peter, Mortelmans
Jan, Pas Barbara, Schiltz Willem-Frederik, Smeyers Sarah, Somers Ine,
Staelraeve Sofie, Stevenheydens Bruno, Tommelein Bart, Valkeniers Bruno, Van
Biesen Luk, Van Campenhout Ludo, Van Cauter Carina, Van den Eynde Francis, Van
de Velde Robert, Van Noppen Flor, Vautmans Hilde, Versnick Geert, Vijnck Dirk,
Weyts Ben
Nee
|
086 |
Non |
Almaci Meyrem, Arens Josy, Becq Sonja, Bellot
François, Bogaert Hendrik, Boulet Juliette, Brotcorne Christian, Burgeon
Colette, Claes Ingrid, Clarinval David, Coëme Guy, Collard Philippe, Cornil
Jean, Crucke Jean-Luc, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, de Donnea
François-Xavier, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, De Schamphelaere Mia,
Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, De Vriendt Wouter, Dierick Leen,
Dieu Camille, Doomst Michel, Douifi Dalila, Eerdekens Claude, Flahaux
Jean-Jacques, Frédéric André, Geerts David, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens
Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Hamal Olivier, Henry Philippe, Jadin
Kattrin, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lahssaini Fouad, Lalieux Karine,
Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat, Lavaux David, Maingain Olivier, Mathot
Alain, Mayeur Yvan, Musin Linda, Muylle Nathalie, Nollet Jean-Marc, Nyssens
Clotilde, Otlet Jacques, Partyka Katrien, Pécriaux Sophie, Peeters Jan, Perpète
André, Reuter Florence, Salvi Véronique, Schyns Marie-Martine, Snoy et
d'Oppuers Thérèse, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tuybens Bruno,
Uyttersprot Ilse, Van Broeckhoven Christine, Van Daele Lieve, Van den Bergh
Jef, Van den Bossche Freya, Vandenhove Ludwig, Van der Auwera Liesbeth, Van der
Maelen Dirk, Van der Straeten Tinne, Vandeurzen Jo, Van Grootenbrulle Bruno,
Van Hecke Stefaan, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Verhaegen Mark,
Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Wiaux Brigitte, Yalçin Hilâl
Onthoudingen |
006 |
Abstentions |
Bacquelaine Daniel, Baeselen Xavier, De Groote Patrick, Ducarme Denis,
Lejeune Josée, Sevenhans Luc
Naamstemming - Vote nominatif: 004
Ja
|
125 |
Oui |
Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Arens Josy,
Avontroodt Yolande, Bacquelaine Daniel, Baeselen Xavier, Becq Sonja, Bellot
François, Bogaert Hendrik, Boulet Juliette, Brotcorne Christian, Burgeon Colette,
Claes Ingrid, Clarinval David, Cocriamont Patrick, Coëme Guy, Colen Alexandra,
Collard Philippe, Cornil Jean, Crucke Jean-Luc, Daems Hendrik, Dallemagne
Georges, De Block Maggie, De Bont Rita, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De
Croo Herman, de Donnea François-Xavier, De Groote Patrick, della Faille de
Leverghem Katia, De Man Filip, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, De
Schamphelaere Mia, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, De Vriendt
Wouter, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Dieu Camille, Doomst
Michel, Douifi Dalila, Ducarme Denis, Eerdekens Claude, Flahaux Jean-Jacques,
Frédéric André, Geerts David, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet
Thierry, Gilkinet Georges, Goyvaerts Hagen, Hamal Olivier, Henry Philippe,
Jadin Kattrin, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lahaye-Battheu
Sabien, Lahssaini Fouad, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat,
Lavaux David, Lejeune Josée, Logghe Peter, Maingain Olivier, Mathot Alain,
Mayeur Yvan, Mortelmans Jan, Musin Linda, Muylle Nathalie, Nollet Jean-Marc,
Nyssens Clotilde, Otlet Jacques, Partyka Katrien, Pas Barbara, Pécriaux Sophie,
Peeters Jan, Perpète André, Reuter Florence, Salvi Véronique, Schiltz
Willem-Frederik, Schyns Marie-Martine, Sevenhans Luc, Smeyers Sarah, Snoy et
d'Oppuers Thérèse, Staelraeve Sofie, Stevenheydens Bruno, Terwingen Raf,
Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tommelein Bart, Tuybens Bruno, Uyttersprot Ilse,
Valkeniers Bruno, Van Biesen Luk, Van Broeckhoven Christine, Van Campenhout Ludo,
Van Cauter Carina, Van Daele Lieve, Van den Bergh Jef, Van den Bossche Freya,
Van den Eynde Francis, Vandenhove Ludwig, Van der Auwera Liesbeth, Van der
Maelen Dirk, Van der Straeten Tinne, Vandeurzen Jo, Van Grootenbrulle Bruno,
Van Hecke Stefaan, Van Noppen Flor, Vanvelthoven Peter, Vautmans Hilde,
Vercamer Stefaan, Verhaegen Mark, Verherstraeten Servais, Versnick Geert,
Vervotte Inge, Weyts Ben, Wiaux Brigitte, Yalçin Hilâl
Nee
|
000 |
Non |
Onthoudingen |
005 |
Abstentions |
Dedecker Jean Marie, De Maght Martine, Somers
Ine, Van de Velde Robert, Vijnck Dirk
Naamstemming - Vote nominatif: 005
Ja
|
025 |
Oui |
Almaci Meyrem, Boulet Juliette, Detiège Maya,
De Vriendt Wouter, Douifi Dalila, Geerts David, Genot Zoé, Gerkens Muriel,
Gilkinet Georges, Henry Philippe, Kitir Meryame, Lahssaini Fouad, Landuyt
Renaat, Nollet Jean-Marc, Peeters Jan, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Tobback
Bruno, Tuybens Bruno, Van Broeckhoven Christine, Van den Bossche Freya,
Vandenhove Ludwig, Van der Maelen Dirk, Van der Straeten Tinne, Van Hecke
Stefaan, Vanvelthoven Peter
Nee
|
105 |
Non |
Annemans Gerolf, Arens Josy, Avontroodt
Yolande, Bacquelaine Daniel, Baeselen Xavier, Becq Sonja, Bellot François,
Bogaert Hendrik, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Claes Ingrid, Clarinval
David, Cocriamont Patrick, Coëme Guy, Colen Alexandra, Collard Philippe, Cornil
Jean, Crucke Jean-Luc, Daems Hendrik, Dallemagne Georges, De Block Maggie, De
Bont Rita, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker Jean Marie,
de Donnea François-Xavier, De Groote Patrick, della Faille de Leverghem Katia,
De Maght Martine, De Man Filip, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, De
Schamphelaere Mia, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Dewael Patrick, D'haeseleer
Guy, Dierick Leen, Dieu Camille, Doomst Michel, Ducarme Denis, Eerdekens
Claude, Flahaux Jean-Jacques, Frédéric André, George Joseph, Giet Thierry,
Goyvaerts Hagen, Hamal Olivier, Jadin Kattrin, Jambon Jan, Kindermans Gerald,
Lahaye-Battheu Sabien, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Lavaux David,
Lejeune Josée, Logghe Peter, Maingain Olivier, Mathot Alain, Mayeur Yvan,
Mortelmans Jan, Musin Linda, Muylle Nathalie, Nyssens Clotilde, Otlet Jacques,
Partyka Katrien, Pas Barbara, Pécriaux Sophie, Perpète André, Reuter Florence,
Salvi Véronique, Schiltz Willem-Frederik, Schyns Marie-Martine, Sevenhans Luc,
Smeyers Sarah, Somers Ine, Staelraeve Sofie, Stevenheydens Bruno, Terwingen
Raf, Thiébaut Eric, Tommelein Bart, Uyttersprot Ilse, Valkeniers Bruno, Van
Biesen Luk, Van Campenhout Ludo, Van Cauter Carina, Van Daele Lieve, Van den
Bergh Jef, Van den Eynde Francis, Van der Auwera Liesbeth, Vandeurzen Jo, Van
de Velde Robert, Van Grootenbrulle Bruno, Van Noppen Flor, Vautmans Hilde,
Vercamer Stefaan, Verhaegen Mark, Verherstraeten Servais, Versnick Geert,
Vervotte Inge, Vijnck Dirk, Weyts Ben, Wiaux Brigitte, Yalçin Hilâl
Onthoudingen |
000 |
Abstentions |
Naamstemming - Vote nominatif: 006
Ja
|
126 |
Oui |
Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Arens Josy,
Avontroodt Yolande, Bacquelaine Daniel, Baeselen Xavier, Becq Sonja, Bellot
François, Bogaert Hendrik, Boulet Juliette, Brotcorne Christian, Burgeon
Colette, Claes Ingrid, Clarinval David, Cocriamont Patrick, Coëme Guy, Colen
Alexandra, Collard Philippe, Cornil Jean, Crucke Jean-Luc, Daems Hendrik,
Dallemagne Georges, De Block Maggie, De Bont Rita, De Bue Valérie, De Clercq
Mathias, De Croo Herman, Dedecker Jean Marie, de Donnea François-Xavier, De
Groote Patrick, della Faille de Leverghem Katia, De Maght Martine, De Man Filip,
De Permentier Corinne, De Potter Jenne, De Schamphelaere Mia, Deseyn Roel,
Destrebecq Olivier, Detiège Maya, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick,
D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Dieu Camille, Doomst Michel, Douifi Dalila,
Ducarme Denis, Eerdekens Claude, Flahaux Jean-Jacques, Frédéric André, Geerts
David, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet
Georges, Goyvaerts Hagen, Hamal Olivier, Jadin Kattrin, Jambon Jan, Kindermans
Gerald, Kitir Meryame, Lahaye-Battheu Sabien, Lahssaini Fouad, Lalieux Karine,
Lambert Marie-Claire, Lavaux David, Lejeune Josée, Logghe Peter, Maingain
Olivier, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Mortelmans Jan, Muylle Nathalie, Nollet
Jean-Marc, Nyssens Clotilde, Otlet Jacques, Partyka Katrien, Pas Barbara,
Pécriaux Sophie, Peeters Jan, Perpète André, Reuter Florence, Salvi Véronique,
Schiltz Willem-Frederik, Schyns Marie-Martine, Sevenhans Luc, Smeyers Sarah,
Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Ine, Staelraeve Sofie, Stevenheydens Bruno,
Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tommelein Bart, Tuybens Bruno,
Uyttersprot Ilse, Valkeniers Bruno, Van Biesen Luk, Van Broeckhoven Christine,
Van Campenhout Ludo, Van Cauter Carina, Van Daele Lieve, Van den Bergh Jef, Van
den Bossche Freya, Van den Eynde Francis, Vandenhove Ludwig, Van der Auwera
Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Vandeurzen Jo, Van de Velde Robert, Van
Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Van Noppen Flor, Vanvelthoven Peter,
Vautmans Hilde, Vercamer Stefaan, Verhaegen Mark, Verherstraeten Servais,
Versnick Geert, Vervotte Inge, Vijnck Dirk, Weyts Ben, Wiaux Brigitte, Yalçin
Hilâl
Nee
|
001 |
Non |
Landuyt Renaat
Onthoudingen |
003 |
Abstentions |
Henry Philippe, Musin Linda, Van der Straeten
Tinne
Naamstemming - Vote nominatif: 007
Ja
|
129 |
Oui |
Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Arens Josy,
Avontroodt Yolande, Bacquelaine Daniel, Baeselen Xavier, Becq Sonja, Bellot
François, Bogaert Hendrik, Boulet Juliette, Brotcorne Christian, Burgeon
Colette, Claes Ingrid, Clarinval David, Cocriamont Patrick, Coëme Guy, Colen
Alexandra, Collard Philippe, Cornil Jean, Crucke Jean-Luc, Daems Hendrik,
Dallemagne Georges, De Block Maggie, De Bont Rita, De Bue Valérie, De Clercq
Mathias, De Croo Herman, Dedecker Jean Marie, de Donnea François-Xavier, De
Groote Patrick, della Faille de Leverghem Katia, De Maght Martine, De Man
Filip, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, De Schamphelaere Mia, Deseyn
Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick,
D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Dieu Camille, Doomst Michel, Douifi Dalila,
Ducarme Denis, Eerdekens Claude, Flahaux Jean-Jacques, Frédéric André, Geerts
David, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet
Georges, Goyvaerts Hagen, Hamal Olivier, Henry Philippe, Jadin Kattrin, Jambon Jan,
Kindermans Gerald, Lahaye-Battheu Sabien, Lahssaini Fouad, Lalieux Karine,
Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat, Lavaux David, Lejeune Josée, Logghe
Peter, Maingain Olivier, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Mortelmans Jan, Musin
Linda, Muylle Nathalie, Nollet Jean-Marc, Nyssens Clotilde, Otlet Jacques,
Partyka Katrien, Pas Barbara, Pécriaux Sophie, Peeters Jan, Perpète André,
Reuter Florence, Salvi Véronique, Schiltz Willem-Frederik, Schyns
Marie-Martine, Sevenhans Luc, Smeyers Sarah, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers
Ine, Staelraeve Sofie, Stevenheydens Bruno, Terwingen Raf, Thiébaut Eric,
Tobback Bruno, Tommelein Bart, Tuybens Bruno, Uyttersprot Ilse, Valkeniers
Bruno, Van Biesen Luk, Van Broeckhoven Christine, Van Campenhout Ludo, Van
Cauter Carina, Van Daele Lieve, Van den Bergh Jef, Van den Bossche Freya, Van
den Eynde Francis, Vandenhove Ludwig, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen
Dirk, Van der Straeten Tinne, Vandeurzen Jo, Van de Velde Robert, Van
Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Van Noppen Flor, Vanvelthoven Peter,
Vautmans Hilde, Vercamer Stefaan, Verhaegen Mark, Verherstraeten Servais,
Versnick Geert, Vervotte Inge, Vijnck Dirk, Weyts Ben, Wiaux Brigitte, Yalçin
Hilâl
Nee
|
000 |
Non |
Onthoudingen |
000 |
Abstentions |
Naamstemming - Vote nominatif: 008
Ja
|
128 |
Oui |
Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Arens Josy,
Avontroodt Yolande, Bacquelaine Daniel, Baeselen Xavier, Becq Sonja, Bellot
François, Bogaert Hendrik, Boulet Juliette, Brotcorne Christian, Burgeon
Colette, Claes Ingrid, Clarinval David, Cocriamont Patrick, Coëme Guy, Colen
Alexandra, Collard Philippe, Cornil Jean, Crucke Jean-Luc, Daems Hendrik,
Dallemagne Georges, De Block Maggie, De Bont Rita, De Bue Valérie, De Clercq
Mathias, De Croo Herman, Dedecker Jean Marie, de Donnea François-Xavier, della
Faille de Leverghem Katia, De Maght Martine, De Man Filip, De Permentier
Corinne, De Potter Jenne, De Schamphelaere Mia, Deseyn Roel, Destrebecq
Olivier, Detiège Maya, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy,
Dierick Leen, Dieu Camille, Doomst Michel, Douifi Dalila, Ducarme Denis,
Eerdekens Claude, Flahaux Jean-Jacques, Frédéric André, Geerts David, Genot
Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goyvaerts
Hagen, Hamal Olivier, Henry Philippe, Jadin Kattrin, Jambon Jan, Kindermans
Gerald, Kitir Meryame, Lahaye-Battheu Sabien, Lahssaini Fouad, Lalieux Karine,
Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat, Lavaux David, Lejeune Josée, Logghe
Peter, Maingain Olivier, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Mortelmans Jan, Musin
Linda, Muylle Nathalie, Nollet Jean-Marc, Nyssens Clotilde, Otlet Jacques,
Partyka Katrien, Pas Barbara, Pécriaux Sophie, Peeters Jan, Perpète André,
Reuter Florence, Salvi Véronique, Schiltz Willem-Frederik, Schyns
Marie-Martine, Sevenhans Luc, Smeyers Sarah, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers
Ine, Staelraeve Sofie, Stevenheydens Bruno, Terwingen Raf, Thiébaut Eric,
Tobback Bruno, Tommelein Bart, Tuybens Bruno, Uyttersprot Ilse, Valkeniers
Bruno, Van Biesen Luk, Van Broeckhoven Christine, Van Campenhout Ludo, Van
Cauter Carina, Van Daele Lieve, Van den Bergh Jef, Van den Bossche Freya, Van
den Eynde Francis, Vandenhove Ludwig, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen
Dirk, Van der Straeten Tinne, Vandeurzen Jo, Van de Velde Robert, Van Grootenbrulle
Bruno, Van Hecke Stefaan, Van Noppen Flor, Vanvelthoven Peter, Vautmans Hilde,
Vercamer Stefaan, Verhaegen Mark, Verherstraeten Servais, Versnick Geert,
Vervotte Inge, Vijnck Dirk, Wiaux Brigitte, Yalçin Hilâl
Nee
|
000 |
Non |
Onthoudingen |
002 |
Abstentions |
De Groote Patrick, Weyts Ben
Naamstemming - Vote nominatif: 009
Ja
|
083 |
Oui |
Arens Josy, Avontroodt Yolande, Bacquelaine
Daniel, Baeselen Xavier, Becq Sonja, Bellot François, Bogaert Hendrik,
Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Claes Ingrid, Clarinval David, Coëme Guy,
Collard Philippe, Cornil Jean, Crucke Jean-Luc, Daems Hendrik, Dallemagne
Georges, De Block Maggie, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, de
Donnea François-Xavier, della Faille de Leverghem Katia, De Permentier Corinne,
De Potter Jenne, De Schamphelaere Mia, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Dewael
Patrick, Dierick Leen, Dieu Camille, Doomst Michel, Ducarme Denis, Eerdekens
Claude, Flahaux Jean-Jacques, Frédéric André, George Joseph, Giet Thierry,
Hamal Olivier, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Lahaye-Battheu Sabien, Lalieux
Karine, Lambert Marie-Claire, Lavaux David, Lejeune Josée, Maingain Olivier,
Mathot Alain, Mayeur Yvan, Musin Linda, Muylle Nathalie, Nyssens Clotilde,
Otlet Jacques, Partyka Katrien, Pécriaux Sophie, Perpète André, Reuter
Florence, Salvi Véronique, Schiltz Willem-Frederik, Schyns Marie-Martine,
Sevenhans Luc, Somers Ine, Staelraeve Sofie, Terwingen Raf, Thiébaut Eric,
Tommelein Bart, Uyttersprot Ilse, Van Biesen Luk, Van Campenhout Ludo, Van
Cauter Carina, Van Daele Lieve, Van den Bergh Jef, Van der Auwera Liesbeth,
Vandeurzen Jo, Van Grootenbrulle Bruno, Vautmans Hilde, Vercamer Stefaan,
Verhaegen Mark, Verherstraeten Servais, Versnick Geert, Vervotte Inge, Wiaux
Brigitte, Yalçin Hilâl
Nee
|
017 |
Non |
Annemans Gerolf, Cocriamont Patrick, Colen
Alexandra, De Bont Rita, Dedecker Jean Marie, De Maght Martine, De Man Filip,
D'haeseleer Guy, Goyvaerts Hagen, Logghe Peter, Mortelmans Jan, Pas Barbara,
Stevenheydens Bruno, Valkeniers Bruno, Van den Eynde Francis, Van de Velde
Robert, Vijnck Dirk
Onthoudingen |
030 |
Abstentions |
Almaci Meyrem, Boulet Juliette, De Groote
Patrick, Detiège Maya, De Vriendt Wouter, Douifi Dalila, Geerts David, Genot
Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Henry Philippe, Jambon Jan, Kitir
Meryame, Lahssaini Fouad, Landuyt Renaat, Nollet Jean-Marc, Peeters Jan,
Smeyers Sarah, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Van
Broeckhoven Christine, Van den Bossche Freya, Vandenhove Ludwig, Van der Maelen
Dirk, Van der Straeten Tinne, Van Hecke Stefaan, Van Noppen Flor, Vanvelthoven
Peter, Weyts Ben
Naamstemming - Vote nominatif: 010
Ja
|
022 |
Oui |
Annemans Gerolf, Cocriamont Patrick, Colen
Alexandra, De Bont Rita, Dedecker Jean Marie, De Groote Patrick, De Maght
Martine, De Man Filip, D'haeseleer Guy, Goyvaerts Hagen, Jambon Jan, Logghe
Peter, Mortelmans Jan, Pas Barbara, Smeyers Sarah, Stevenheydens Bruno,
Valkeniers Bruno, Van den Eynde Francis, Van de Velde Robert, Van Noppen Flor,
Vijnck Dirk, Weyts Ben
Nee
|
108 |
Non |
Almaci Meyrem, Arens Josy, Avontroodt Yolande,
Bacquelaine Daniel, Baeselen Xavier, Becq Sonja, Bellot François, Bogaert
Hendrik, Boulet Juliette, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Claes Ingrid,
Clarinval David, Coëme Guy, Collard Philippe, Cornil Jean, Crucke Jean-Luc,
Daems Hendrik, Dallemagne Georges, De Block Maggie, De Bue Valérie, De Clercq
Mathias, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, della Faille de Leverghem
Katia, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, De Schamphelaere Mia, Deseyn
Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick,
Dierick Leen, Dieu Camille, Doomst Michel, Douifi Dalila, Ducarme Denis,
Eerdekens Claude, Flahaux Jean-Jacques, Frédéric André, Geerts David, Genot
Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Hamal
Olivier, Henry Philippe, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Kitir Meryame,
Lahaye-Battheu Sabien, Lahssaini Fouad, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire,
Landuyt Renaat, Lavaux David, Lejeune Josée, Maingain Olivier, Mathot Alain,
Mayeur Yvan, Musin Linda, Muylle Nathalie, Nollet Jean-Marc, Nyssens Clotilde,
Otlet Jacques, Partyka Katrien, Pécriaux Sophie, Peeters Jan, Perpète André,
Reuter Florence, Salvi Véronique, Schiltz Willem-Frederik, Schyns
Marie-Martine, Sevenhans Luc, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Ine, Staelraeve
Sofie, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tommelein Bart, Tuybens
Bruno, Uyttersprot Ilse, Van Biesen Luk, Van Broeckhoven Christine, Van
Campenhout Ludo, Van Cauter Carina, Van Daele Lieve, Van den Bergh Jef, Van den
Bossche Freya, Vandenhove Ludwig, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk,
Van der Straeten Tinne, Vandeurzen Jo, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke
Stefaan, Vanvelthoven Peter, Vautmans Hilde, Vercamer Stefaan, Verhaegen Mark,
Verherstraeten Servais, Versnick Geert, Vervotte Inge, Wiaux Brigitte, Yalçin
Hilâl
Onthoudingen |
000 |
Abstentions |
Naamstemming - Vote nominatif: 011
Ja
|
083 |
Oui |
Arens Josy, Avontroodt Yolande, Bacquelaine
Daniel, Baeselen Xavier, Becq Sonja, Bellot François, Bogaert Hendrik,
Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Claes Ingrid, Clarinval David, Coëme Guy,
Collard Philippe, Cornil Jean, Crucke Jean-Luc, Daems Hendrik, Dallemagne Georges,
De Block Maggie, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, de Donnea
François-Xavier, della Faille de Leverghem Katia, De Permentier Corinne, De
Potter Jenne, De Schamphelaere Mia, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Dewael
Patrick, Dierick Leen, Dieu Camille, Doomst Michel, Ducarme Denis, Eerdekens
Claude, Flahaux Jean-Jacques, Frédéric André, George Joseph, Giet Thierry,
Hamal Olivier, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Lahaye-Battheu Sabien, Lalieux
Karine, Lambert Marie-Claire, Lavaux David, Lejeune Josée, Maingain Olivier,
Mathot Alain, Mayeur Yvan, Musin Linda, Muylle Nathalie, Nyssens Clotilde,
Otlet Jacques, Partyka Katrien, Pécriaux Sophie, Perpète André, Reuter
Florence, Salvi Véronique, Schiltz Willem-Frederik, Schyns Marie-Martine, Sevenhans
Luc, Somers Ine, Staelraeve Sofie, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tommelein
Bart, Uyttersprot Ilse, Van Biesen Luk, Van Campenhout Ludo, Van Cauter Carina,
Van Daele Lieve, Van den Bergh Jef, Van der Auwera Liesbeth, Vandeurzen Jo, Van
Grootenbrulle Bruno, Vautmans Hilde, Vercamer Stefaan, Verhaegen Mark,
Verherstraeten Servais, Versnick Geert, Vervotte Inge, Wiaux Brigitte, Yalçin
Hilâl
Nee
|
000 |
Non |
Onthoudingen |
047 |
Abstentions |
Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Boulet
Juliette, Cocriamont Patrick, Colen Alexandra, De Bont Rita, Dedecker Jean
Marie, De Groote Patrick, De Maght Martine, De Man Filip, Detiège Maya, De
Vriendt Wouter, D'haeseleer Guy, Douifi Dalila, Geerts David, Genot Zoé,
Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Goyvaerts Hagen, Henry Philippe, Jambon Jan,
Kitir Meryame, Lahssaini Fouad, Landuyt Renaat, Logghe Peter, Mortelmans Jan,
Nollet Jean-Marc, Pas Barbara, Peeters Jan, Smeyers Sarah, Snoy et d'Oppuers
Thérèse, Stevenheydens Bruno, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Valkeniers Bruno,
Van Broeckhoven Christine, Van den Bossche Freya, Van den Eynde Francis,
Vandenhove Ludwig, Van der Maelen Dirk, Van der Straeten Tinne, Van de Velde
Robert, Van Hecke Stefaan, Van Noppen Flor, Vanvelthoven Peter, Vijnck Dirk,
Weyts Ben