Plenumvergadering

Séance plénière

 

van

 

donderdag 3 juli 2008

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

jeudi 3 juillet 2008

 

Après-midi

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.21 uur en voorgezeten door de heer Herman Van Rompuy.

La séance est ouverte à 14.21 heures et présidée par M. Herman Van Rompuy.

 

Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:

Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:

Pieter De Crem, Yves Leterme, Melchior Wathelet.

 

De voorzitter: De vergadering is geopend.

La séance est ouverte.

 

Berichten van verhindering

Excusés

 

Hilâl Yalçin, wegens ziekte / pour raisons de santé;

Véronique Salvi, zwangerschapsverlof / congé de maternité;

Yolande Avontroodt, Xavier Baeselen, Rita De Bont, Valérie De Bue, Herman De Croo, Corinne De Permentier, Wouter De Vriendt, Lieve Van Daele, Dirk Van der Maelen, Hilde Vautmans, met zending buitenslands / en mission à l'étranger;

Daniel Ducarme, met zending / en mission;

François-Xavier de Donnea, OVSE / OSCE;

Filip De Man, Guido De Padt, buitenslands / à l'étranger.

 

01 Vrijlating Ingrid Betancourt

01 Libération Ingrid Betancourt

 

De voorzitter: Met vreugde en opluchting heeft de Kamer de bevrijding vernomen van vijftien gijzelaars, onder wie Ingrid Betancourt, uit de handen van de Gewapende Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia.

 

Voor hen komt hiermee een einde aan een lange lijdensweg. Ingrid Betancourt, die symbool staat voor alle slachtoffers van het geweld in Colombia, werd zes jaar lang in onmenselijke omstandigheden vastgehouden. De Kamer betoont respect voor de waardigheid en de moed waarvan de gijzelaars blijk hebben gegeven. Gijzeling is hoe dan ook een aanslag op de menselijke waardigheid.

 

La Chambre se réjouit que les autorités colombiennes aient pu obtenir sans violence ce dénouement si longtemps attendu.

 

Elle veut voir dans cette libération un signe d'espoir pour tous ceux qui sont encore retenus en otage ainsi que pour leurs familles. Puisse cette libération n'être qu'une première étape dans la restauration de la paix, dans un pays dévasté par la guerre.

 

(Applaudissements)

(Applaus)

 

01.01  Yves Leterme, premier ministre: Monsieur le président, chers collègues, au nom du gouvernement, je veux m'associer à vos propos et exprimer notre satisfaction de la libération de Mme Betancourt et d'autres otages. J'ai d'ailleurs transmis, cette nuit, au nom du gouvernement, ce message par télégramme aux autorités colombiennes.

 

(Applaudissements)

 

Vragen

Questions

 

02 Vraag van de heer Hans Bonte aan de eerste minister over "een aantal elementen van indexering in bepaalde sectoren" (nr. P0434)

02 Question de M. Hans Bonte au premier ministre sur "des éléments d'indexation dans certains secteurs" (n° P0434)

 

02.01  Hans Bonte (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de premier, het land en zijn bevolking kreunen onder koopkrachtproblemen, inflatiestijgingen. Elke dag worden we gewaar dat er steeds meer mensen in moeilijkheden komen.

 

Een tiental dagen geleden hebben wij in de Kamer daarover een debat gevoerd. Ik herinner mij de vraag van collega Vanvelthoven. U hebt toen zeer affirmatief – volgens mij terecht – het belang van de index centraal gesteld met de indexering van de lonen en de uitkeringen als een maatregel die voor een stuk de koopkracht vrijwaart en de bevolking beschermt tegen inflatie.

 

Ik maak mij stilaan ongerust in welke mate die belofte, die verdediging van de index ook alle mensen ten goede zal komen. Ik verklaar mij nader. In het weekend las ik dat de 160.000 bouwvakkers vandaag niet de zekerheid hebben dat de indexaanpassing voor hen zal worden doorgevoerd. Dat heeft te maken met het feit dat zij een all-inakkoord hebben gesloten. In de beleidsbrief van de minister lees ik dat men die formule in de toekomst zal promoten. Tegelijkertijd lees ik – dit citaat wil ik u toch niet onthouden – in de toelichting van de begroting dat als de norm is opgebruikt, bijvoorbeeld de 5% uit de bouw, geen enkele werkelijke loonsverhoging meer wordt toegekend en dan wordt de aanpassing van de index slechts gedeeltelijk of zelfs helemaal niet toegepast. Dat staat in een regeringsdocument.

 

De vraag die ik nu heb, is hoe het nu zit met die bouwvakkers. Kunnen die 160.000 mensen al dan niet rekenen op een volledige index? Ik denk dat absolute duidelijkheid zeer snel nodig is.

 

02.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer Bonte, bedankt voor uw vraag. Uw vraag geeft mij opnieuw de gelegenheid om te zeggen dat de regering erover verheugd is dat ons systeem van loonsonderhandelingen de koppeling aan de gezondheidsindex in zich houdt, wat in ons land – in tegenstelling met andere landen – voor het overgrote deel van de gezinnen de garantie biedt dat de uitkeringen, lonen en wedden hoe dan ook gelijkmatig evolueren met het oog op hun koopkracht. Zeker bij sterke inflatie is dat belangrijk.

 

De regering is dus echt ervan overtuigd dat de koppeling aan de gezondheidsindex een essentieel element is van het inkomensbeleid, en moet blijven, ook in de toekomst, in ons land.

 

Bij vorige gelegenheid heb ik al kunnen schetsen hoe de gezondheidsindex en het feit dat het gaat over een voortschrijdende index, die trouwens is afgeplat, voor een stuk rekening houdt met opstoten in de prijsevolutie van een aantal producten.

 

Bovendien denk ik dat het voordeel van ons indexeringsysteem er onder meer in bestaat dat de zogenaamde tweederonde-effecten zich in onze economie veel minder laten voelen.

 

Daarnaast zijn er – u hebt ernaar verwezen – een aantal veiligheden ingebouwd, onder meer veiligheden in de vorm van de interprofessionele loonnorm, die wordt afgesproken en die een wettelijke basis heeft.

 

Hoe de sociale partners concreet invulling geven aan de loonnorm, is uiteraard hun bevoegdheid. Het is wel noodzakelijk dat de sociale partners met geloofwaardige en effectieve correcties op de proppen komen bij een overschrijding, of zij dat dadelijk doen via zogenaamde all-inakkoorden of, achteraf, via een vrije correctie tijdens de onderhandelingen voor een nieuw interprofessioneel akkoord. Ik denk dat dat hun rol is. Aldus – het is hun keuze – zal de regering geen standpunt innemen voor of tegen all in-akkoorden. Het gaat trouwens, zoals ik al zei, niet om een regeringsbeslissing, maar over het uiteindelijk resultaat van sociaal overleg en over akkoorden tussen werkgevers en werknemers.

 

Ik denk dat daarnaast iedereen in ons land moet beseffen dat ons systeem van automatische loonindexering maar houdbaar is op lange termijn wanneer het niet ten koste gaat van de concurrentiekracht van onze economie.

 

Ter afronding wil ik op het volgende nog wijzen. We zijn nu in de week van 1 juli. Ik wil de gelegenheid te baat nemen die de heer Bonte mij schenkt. Het is belangrijk dat de regering, naast de verdediging van datgene wat de sociale partners zijn overeengekomen in de vorm van een index, belangrijke inspanningen levert in budgettair niet zo evidente tijden. Specifiek ten opzichte van de zwakste inkomens leveren wij een bijkomende inspanning op het vlak van de koopkracht. Wij hebben deze week, vanaf 1 juli, dankzij de steun van een brede meerderheid in de Kamer – de regeringsmeerderheid met name –, kunnen beslissen om de minimumpensioenen en de minimuminvaliditeitsuitkeringen op te trekken. Bovendien is de belastingvrije som voor activiteitsinkomens opgetrokken met 250 euro, waardoor mensen vanaf deze maand effectief voelen, op hun loonfiche, wat zij overhouden wanneer zij werken. Dat is een bijzondere inspanning ten voordele van de koopkracht. Op jaarbasis gaat het om een inspanning van 580 miljoen euro, die dus komt boven op de verdediging van de gezondheidsindex en de koppeling van de evolutie van de lonen, wedden en uitkeringen daaraan.

 

02.03  Hans Bonte (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer Verherstraeten, ik weet dat u vlot applaudisseert wanneer de eerste minister spreekt, maar ik vrees dat die 160.000 werknemers uit de bouwsector niet zullen applaudisseren. Immers, wat is het antwoord van de eerste minister, in mensentaal vertaald? Hun indexaanpassing is niet gegarandeerd. Men houdt zich aan het all-inakkoord, en die 5% loonnorm, die twee jaar geleden is gemaakt, voor onze inflatie op hol sloeg, ligt lager dan de wettelijke indexstijging. Het wettelijk recht op een indexaanpassing voor die 160.000 bouwvakkers is dus gaan vliegen.

 

Mijnheer de eerste minister, eergisteren nog hadden wij in de commissie voor de Sociale Zaken een discussie over de indexering van de 87.000 lonen voor dienstenchequewerknemers. Ook die zouden normaal gezien – het gaat over groepen met lage lonen – in september of oktober een aanpassing van hun loon moeten krijgen ten gevolge van de index, ter bescherming van hun koopkracht. Welnu, het antwoord dat wij van uw minister kregen was: ik zal in de aanloop naar de begroting voor 2009 vragen aan de regering een extra budget te maken om een eventuele indexaanpassing te kunnen betalen.Het gaat wel over de koopkracht van lage-inkomensgroepen, die zou moeten worden versterkt via de indexering in oktober of november.

 

Met andere woorden, mijnheer de eerste minister, 250.000 werknemers mogen eigenlijk geen geloof hechten aan uw belofte dat hun loon zal worden geïndexeerd, conform de spelregels.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Questions jointes de

- M. Georges Gilkinet au premier ministre sur "l'étude sur le vieillissement" (n° P0435)

- M. Bruno Tobback au premier ministre sur "l'évolution des paramètres économiques et des coûts du vieillissement" (n° P0436)

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Georges Gilkinet aan de eerste minister over "de studie over de vergrijzing" (nr. P0435)

- de heer Bruno Tobback aan de eerste minister over "de evolutie van de economische parameters en de vergrijzingskosten" (nr. P0436)

 

03.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, le Comité d'étude sur le vieillissement a publié son rapport annuel hier, mercredi. J'ignore si vous avez eu l'occasion de le parcourir; dans le cas contraire, je tiens un exemplaire à votre disposition. Je sais que vous êtes très occupé.

 

Ce rapport pointe du doigt des évolutions importantes et surtout inquiétantes, comme la non-dotation du Fonds à hauteur de 5 milliards d'euros. Depuis deux exercices budgétaires à présent, nous oublions cette somme ou ne nous donnons pas les moyens de doter le Fonds du vieillissement. Une autre évolution importante est l'augmentation du nombre d'aînés vivant sous le seuil de pauvreté. Ceux-ci représentent 20% des plus de 65 ans et 27% des plus de 75 ans. Ceci place la Belgique en queue du peloton européen en termes de qualité de vie de nos aînés. Le coût futur du vieillissement, puisque le rapport a été adapté en fonction de nouveaux critères démographiques, sera augmenté de 1,5% en 2013. Ceci s'ajoute à d'autres chiffres que j'ai déjà cités ici. Un million de pensionnés doivent vivre avec moins de 1.000 euros par mois. Le coût des maisons de repos augmente au-delà de l'index, en fonction de ce qui est possible. La situation est donc inquiétante.

 

J'ai deux questions simples à vous poser, monsieur le premier ministre. Comment évaluez-vous cette situation? La qualifiez-vous de peu grave, de moyennement grave ou de très grave? Je souhaite connaître votre évaluation du degré d'urgence de la situation. En conséquence de cette évaluation, j'aimerais savoir de quelle manière vous changerez de cap et dégagerez les moyens, ou mettrez en place les dispositifs, qui nous permettront enfin de rencontrer ces besoins sociaux et d'affronter les enjeux du vieillissement. Si nous restons dans le cadre actuel, nous n'y arriverons pas.

 

03.02  Bruno Tobback (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de eerste minister, ik las deze week in de kranten dat de begrotingscontrole zich als een begrotingscontrole light aankondigt. Het zou niet zo moeilijk zijn om de begrotingsdoelstelling van een evenwicht te halen. De heer Wathelet is daar niet helemaal zeker van maar in mijn jeugdige naïviteit ben ik nog bereid om deze keer te geloven dat de heer Didier Reynders deze keer de perfecte voorspeller is van de belastinginkomsten. Dan zou het inderdaad gemakkelijk kunnen zijn.

 

Ik heb de moeite genomen om eens de rekening te maken op basis van de rapporten van de Hoge Raad voor Financiën, de studiecommissie en dergelijke meer, om na te gaan wat het eigenlijk betekent als de begrotingscontrole gemakkelijk is en u uw doelstelling haalt. Wel, als u ze haalt voor de rest van de legislatuur, dan zult u in verhouding tot wat mevrouw Cantillon bijvoorbeeld noodzakelijk vindt om de armoede onder gepensioneerden op een goede manier te bestrijden in 2011 een gat hebben achtergelaten van 4,6 miljard euro jaarlijkse noden waarvoor er geen geld is.

 

Ik kan u niet verwijten dat u niet in een keer het probleem van de vergrijzing oplost. Dat kan niemand, ik ben realistisch genoeg om dat te weten. Ik begin echter wel hoe langer hoe meer te vermoeden dat u het aan het verergeren bent, dat u de kosten aan het opdrijven bent en dat u kosten zult achterlaten die ongelooflijk zwaar zullen wegen op de werkende bevolking na 2011. Ik word daar vandaag opnieuw in gesterkt door het rapport van de studiecommissie. Dat zegt dat de cijfers niet alleen kloppen maar dat ze zelfs nog erger zijn op de korte termijn. De studiecommissie gaat uit van een lagere groei van het bbp en een hogere inflatie dan voorzien in de begroting en het stabiliteitsprogramma. Met andere woorden, er wordt een nog hogere rekening gepresenteerd aan de werkende bevolking na 2011. Ik neem aan dat de meesten hier zich daarbij zullen rekenen of hopen dat ze daar nog bij zullen zijn.

 

Mijnheer de eerste minister, als u de cijfers van de studiecommissie ziet en als u de verantwoordelijkheid wil nemen om de werkende mensen vandaag te garanderen dat ze later een degelijk pensioen zullen hebben, denkt u dan niet dat het hoog tijd is om een aantal dingen aan te passen in de begroting en er geen begrotingscontrole light van te maken maar een aantal serieuze maatregelen te nemen?

 

03.03 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer Tobback, ik wil beginnen met uw laatste woorden. Ik denk dat aanpassen effectief cruciaal is. In de komende dagen en maanden moeten we, zoals we hebben ingezet bij het begin van dit jaar en het begin van deze regeringsperiode, het beleid aanpassen. Toen wij begonnen zijn hebben wij een begrotingsresultaat gevonden dat slechter was dan vooropgesteld. Wij hebben een begrotingssituatie geërfd van de vorige regering die slechter was dan diegene die was vooropgesteld en die in het licht van de toenmalige doelstellingen van de Hoge Raad voor Financiën bereikt zou moeten zijn. Het is een afwezige maar goede collega uit uw fractie die ter zake de politieke verantwoordelijkheid nam.

 

U hebt dus effectief gelijk dat wij ons beleid moeten aanpassen en dat wij effectief moeten zorgen voor een begrotingsevenwicht en overschotten. Dat is ook de doelstelling van de regering. Het is niet alleen een doelstelling, ze wordt ook vertaald in de realiteit. Ik zeg u dat wij hier binnen 10 à 15 dagen een begrotingsaanpassing zullen indienen waarbij het begrotingsevenwicht is gegarandeerd voor dit jaar, vanuit een moeilijke uitgangssituatie, gelet op het slechte resultaat van de begrotingsuitvoering van vorig jaar.

 

Mijnheer Tobback, ik stap nog over een aantal boekhoudkundige ingrepen die zijn gebeurd met het Fonds voor Investeringen in Spoorweginfrastructuur. Die techniek alsook het verkopen en wederinhuren van gebouwen verlaten wij om ervoor te zorgen dat het patrimonium niet verarmt voor tijdelijke opstoten in de begroting.

 

Monsieur Gilkinet, l'espérance de vie s'allonge et il importe d'écarter le point de vue selon lequel le vieillissement serait facteur de problèmes. Au contraire, il faut y voir une évolution formidable des soins de santé, des services collectifs et de la sécurité sociale.

 

La meilleure garantie de rencontrer la problématique du financement du vieillissement, c'est de mener une politique budgétaire saine et de ne pas, même dans des périodes où la tentation est grande, organiser du "deficit spending". Il convient de trouver l'équilibre de façon à disposer de surplus budgétaires.

 

Samengevat, wij hebben het rapport van de Vergrijzingscommissie uiteraard gelezen, mijnheer Tobback. Ik weet nu waar u het haalt dat er een begrotingsaanpassing light zou zijn. Dat is verre van de realiteit. Ik haal mijn realiteit niet uit de kranten. Het gaat om een serieuze begrotingscontrole. Dat kan ook niet anders, gelet op de evolutie van de macro-economische parameters.

 

Het antwoord op de boodschap van de Vergrijzingscommissie is ervoor te zorgen dat we de slechte uitgangssituatie van vorig jaar omzetten in een moedig beleid dat leidt tot een begrotingsevenwicht. We moeten de komende jaren nauwgezet het traject volgen van de Hoge Raad van Financiën dat in 2011 zal leiden tot een overschot van 1 procent van het bbp. Als we zorgen voor een verdere schuldafbouw en een begrotingsoverschot, dan zullen wij effectief het maatschappelijk dividend of het positief element van de vergrijzing voor iedereen op een sociale manier kunnen omzetten in een goede levenskwaliteit en in koopkracht die iedereen toelaat een volwaardig leven te leiden.

 

03.04  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le premier ministre, l'allongement de la durée de la vie est un phénomène réjouissant, résultat de politiques sociales et d'investissements consentis également dans le passé.

 

Vous nous dites aujourd'hui que vous allez essayer de construire un équilibre budgétaire. C'est nécessaire. Il faut que l'État soit bien géré et nous ne manquerons pas de souligner les dysfonctionnements en la matière. Ce que nous refuserons, c'est un équilibre budgétaire bâti sur le dos des allocataires, par une diminution de l'intervention en matière sociale. Un million de pensionnés vivent avec moins de mille euros par mois!

 

Je vous expliquais à la fin de mon intervention qu'il fallait envisager de changer le cadre et de trouver d'autres mécanismes de solidarité. Sur ce chapitre, nous sommes à votre disposition pour y travailler; nous formulons des propositions dans le cadre des négociations institutionnelles. Rester dans le cadre actuel serait trop dangereux vu les enjeux sociaux et les problèmes de vieillissement qui s'annoncent.

 

03.05  Bruno Tobback (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de eerste minister, ik citeer u: “Eerste minister zijn betekent leiding geven. Leiding geven betekent verantwoordelijkheid nemen”. Verantwoordelijkheid nemen, mijnheer de eerste minister, is wat anders dan bij iedere kritische vraag die u wordt gesteld over uw eigen cijfers, te zeggen dat het de schuld van de anderen is. Dat werkt, mijnheer de eerste minister, op de speelplaats onder twaalfjarigen, maar dat heeft geen plaats in een parlement. Het is zeker, mijnheer de eerste minister, geen antwoord op de terechte verzuchtingen en de terechte vrees van heel wat mensen vandaag, ouderen en werkenden, dat u op een lichtzinnige manier omspringt met de toekomst van hun pensioenen. Dat is wat u aan het doen bent.

 

Lees, mijnheer de eerste minister, vermits u toch graag leest, het verslag van de Hoge Raad voor de Financiën. Lees wat mevrouw Cantillon zegt. Zet die twee naast mekaar en u laat in 2011 voor de komende generatie een gat van minstens 4,6 miljard euro achter, alleen maar voor noodzakelijke verbeteringen van het inkomen van gepensioneerden.

 

Ofwel zegt u nu dat dit vandaag niet uw prioriteit is en neemt u daar de verantwoordelijkheid voor op. Ofwel bent u zo eerlijk om te zeggen dat met wat u nu aan het doen bent, u ofwel hen geen welvaartsaanpassing van hun pensioenen kan garanderen, ofwel bij alle werkenden vanaf 2011 de 4,6 miljard uit hun zakken zult moeten halen.

 

Stop met u te verstoppen achter anderen: dit is uw begroting en uw verantwoordelijkheid. Neem ze in het belang van toekomstige en huidige gepensioneerden: dat is uw rol. Daar heeft u van heel veel mensen het vertrouwen voor gekregen. Wees het waard, mijnheer de eerste minister.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de eerste minister over "de LNG-terminal te Zeebrugge" (nr. P0438)

04 Question de Mme Tinne Van der Straeten au premier ministre sur "le terminal de GNL à Zeebruges" (n° P0438)

 

04.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik zou het graag met u hebben over de LNG-terminal in Zeebrugge. Zoals u ongetwijfeld weet, is de LNG-terminal een van de mooie economische parels in ons land. Er werd jarenlang veel in geïnvesteerd en geld in gestopt. Wij kunnen er terecht fier op zijn. Het is een van de knooppunten voor de aardgasbevoorrading in ons land. Ons land is trouwens voor 100% afhankelijk van de invoer van aardgas. Wij hebben de LNG-terminal. Vele van onze buurlanden zijn jaloers daarop. Nu blijkt – het blijkt al enkele weken – dat de LNG-terminal deel uitmaakt van de deal van de 250 miljoen. Die deal moest de heer Magnette sluiten. U zult dat nu echter zelf doen.

 

Ik heb twee concrete vragen, mijneer de eerste minister.

 

Ten eerste, klopt het dat u met de heer Mestrallet en de heer Albert Frère een deal hebt gemaakt om, in ruil voor die 250 miljoen, Suez een meerderheidsbelang te geven, met name een belang van 60% aandelen in de LNG-terminal?

 

Ten tweede, het regeerakkoord is dat op dit punt duidelijk: er moet een autonoom beheer zijn. In hoeverre zal het regeerakkoord op dit punt nog worden uitgevoerd?

 

04.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van der Straeten, het antwoord op uw eerste vraag is absoluut neen. Ik ben dus niet betrokken bij een soort handel rond de bijdrage die wordt gevraagd van de elektriciteitssector. Die 250 miljoen heeft niets te zien met de LNG-terminal. Ik vind het van essentieel belang dat het dagelijkse beheer van de terminal in handen blijft of komt van de overheid. U moet wel weten dat op dit moment, via de Fluxys-constructie en het aandeelhouderschap van Fluxys, het beheer eigenlijk in meerderheid in handen is van Suez. Ik had de indruk dat dit in uw vraag niet zo duidelijk tot uiting kwam.

 

Wat uw tweede vraag betreft, kan ik naar het regeerakkoord verwijzen, mevrouw Van der Straeten. Collega Magnette is op dit moment voorbereidingen aan het treffen voor een wetgeving die het aandeel van Suez tot onder de grens van 25% zal terugbrengen. De horizon daarvoor is 2009.

 

04.03  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de eerste minister, u ontkent dus formeel – u blijft knikken – dat de LNG-terminal voor 60% in handen zal komen van Suez. Het belang dat Suez vandaag heeft, zal niet stijgen tot 60%, maar integendeel zakken onder de 25%. Dat is wat u nu zegt. Het beheer van de LNG-terminal zal effectief autonoom zijn en het aandeel van Suez zal zakken onder de 25%. Op dat punt zult u het regeerakkoord uitvoeren. Dat verheugt mij, want als dat niet het geval is, zal de grootste uitverkoop van ons energiebeleid opnieuw plaatsvinden en zullen niet alleen de zeven kerncentrales, maar ook de LNG-terminal in handen zijn van de Fransen die dat zullen gebruiken voor hun eigen energiebeleid. Dan zal onze consument in de kou blijven staan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Mia De Schamphelaere aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "het onderzoek naar de mensenhandel" (nr. P0441)

- de heer Fouad Lahssaini aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "het onderzoek naar de mensenhandel" (nr. P0442)

05 Questions jointes de

- Mme Mia De Schamphelaere au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "l'enquête sur la traite des êtres humains" (n° P0441)

- M. Fouad Lahssaini au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "l'enquête sur la traite des êtres humains" (n° P0442)

 

05.01  Mia De Schamphelaere (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dinsdag werden door de diensten van het Brussels arbeidsauditoraat, zeventien meisjes bevrijd uit het Conradhotel, een van de sjieke plaatsen van onze hoofdstad.

 

De meisjes werden bevrijd uit een situatie van mensenhandel. Dat was althans het onmiddellijke oordeel van onze overheidsdiensten. Zij kregen onmiddellijk het statuut van slachtoffer van mensenhandel.

 

Zij werden dag en nacht opgesloten, hun identiteitspapieren werden afgenomen en zij moesten voortdurend – bijna dag en nacht – huishoudelijk werk verrichten.

 

Wat vreemd is, is dat de hoteldirectie en het personeel beweren dat zij niets hadden gemerkt van deze situatie. Wat nog vreemder is, is dat hoewel het slachtofferschap vaststaat, de familie die hiervoor verantwoordelijk is, een familie afkomstig uit de Verenigde Arabische Emiraten, niet verder wordt aangesproken in of betrokken bij het onderzoek.

 

De meisjes zijn afkomstig uit de Filippijnen, Indonesië, Irak, Egypte en Turkije en werden op ons grondgebied in slavernij gehouden. Ik vind het vreemd dat deze familie ongemoeid wordt gelaten omdat zij geen diplomatieke onschendbaarheid genieten.

 

Wordt er verder onderzoek verricht naar de daders van deze mensenhandel? Een meer algemene vraag betreft het statuut van het huispersoneel van buitenlandse families die op ons grondgebied verblijven of er zich vestigen. Dat moet toch voldoen aan de minimumvoorwaarden van het Belgisch arbeidsrecht?

 

Nog een algemene vraag is, de volgende. Wij weten dat u werkt aan een integraal plan inzake mensenhandel. Wordt er actie ondernomen tegen deze heel specifieke vorm van mensenhandel, met name huisslavernij? Bestaan hieromtrent Europese afspraken?

 

Uit het rapport Mensenhandel van het Centrum voor Gelijke Kansen blijkt dat deze groep immers werkelijk een vergeten groep is. Deze vorm van slavernij binnen private muren, lijkt voor onze overheid onzichtbaar.

 

05.02  Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, je ne vais pas répéter ce que ma collègue vient de dire. Cela ne nécessite pas davantage de commentaires.

 

Avant de poser deux petites questions, je souhaiterais saluer le travail de la police et de l'auditorat du travail qui ont mené cette enquête avec un énorme professionnalisme. Il faut pouvoir le reconnaître et les féliciter!

 

Monsieur le ministre, mes deux questions sont très claires et très simples.

 

Premièrement, quel est le statut de toutes les personnes qui sont citées dans cette affaire et quelle sera la conséquence de ce statut sur la suite de l'enquête?

 

Deuxièmement, vous-même ou d'autres membres du gouvernement, tels que la ministre du Travail, le ministre des Affaires étrangères ou éventuellement le premier ministre, auriez-vous subi des pressions de la part des autorités des Émirats concernant ce dossier?

 

Voilà, monsieur le ministre, les deux questions que j'ai à vous poser.

 

05.03 Minister Jo Vandeurzen: Mijnheer de voorzitter, geachte collega’s, in antwoord op uw vragen kan ik u volgende elementen meegeven. Het is uiteraard juist dat er een onderzoek is geopend door de arbeidsauditeur met betrekking tot mensenhandel en/of slavernij in het Conradhotel te Brussel.

 

Ik hoop dat u het zult begrijpen, maar ik kan u over de inhoud van dat onderzoek, over de draagwijdte ervan, over degenen die al dan niet zijn ondervraagd of ten aanzien van wie er onderzoeksmaatregelen zijn genomen, uiteraard niets zeggen. Dat ressorteert immers onder het geheim van het onderzoek. Het is mij niet gegeven om daaromtrent in deze fase enige informatie te bezorgen.

 

Ik kan u wel het volgende zeggen. Uiteraard zijn alle bepalingen die in ons Belgisch recht van openbare orde zijn en ook de bepalingen van het Belgische arbeidsrecht, toepasselijk op alle werknemers die in België werken, voor zover daar geen immuniteiten spelen. Dat geldt ook voor de werkgevers, dat is uiteraard dezelfde regel. Indien er daarbij sprake zou zijn in hoofde van werkgevers van immuniteiten, dan zullen misschien op een bepaald ogenblik vragen rijzen naar de afdwingbaarheid van een aantal bepalingen. Hoe dan ook, principieel zijn deze bepalingen uiteraard van toepassing en aldus te respecteren.

 

Ten tweede, het is evident, ik moet dat naar aanleiding van deze zaak nogmaals onderstrepen, dat de strijd tegen de mensenhandel een prioriteit is voor het Belgisch gerecht. Ik moet daarvoor verwijzen naar de circulaires die daarvoor gemaakt zijn in 2007, COL 1 en COL 3 in het vakjargon. Daar zijn duidelijke richtlijnen gegeven met betrekking tot het voeren van een beleid, de prioriteiten inzake de strijd tegen de mensenhandel.

 

Dat gebeurt uiteraard ook in een internationale context. Op het vlak van de geïntegreerde aanpak in de strijd tegen de mensenhandel geniet België een zekere reputatie, ook op internationaal niveau. Wij zijn daarvoor bekend omdat wij dat goed en pragmatisch aanpakken.

 

Enkele weken geleden heb ik zelf de vergadering voorgezeten van de cel die in ons land bestaat en die toch alle actoren aan de tafel brengt, met betrekking tot het opstellen van het nieuwe actieplan. Dat nieuwe actieplan zal zeer binnenkort ter goedkeuring aan de regering worden voorgelegd. Tal van actoren doen daar hun inbreng. Ik kan u ook zeggen dat ook de positie van het huispersoneel en de positie van personeel op diplomatieke posten, enzovoort, in dat plan enige aandacht krijgt.

 

Wij gaan uiteraard nagaan welke specifieke maatregelen er kunnen worden genomen. Ik kan u wel in algemene termen bevestigen dat ook deze problematiek in dat plan aan bod zal komen.

 

05.04  Mia De Schamphelaere (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord en kijk uit naar de prioriteiten in het nieuwe, integrale plan tegen de mensenhandel. Ik hoop echter dat de positie van voornoemde huisslaven niet wordt vergeten. Ik vrees immers, zoals ik daarnet al zei, dat zij op dit moment de meest onzichtbare groep slachtoffers van mensenhandel zijn.

 

05.05  Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, j'ai entendu une demi-réponse pour ma première question et aucune pour ma deuxième.

 

Je devine et complète votre demi-réponse. Cela signifie que les employeurs seront traités comme M. et Mme tout-le-monde, sans aucune faveur. J'en prends note.

 

Étant donné que je n'ai pas reçu de réponse à ma deuxième question, j'en conclus que des pressions ont été exercées sur vous-même, sur vos services ou sur les services d'autres collègues du gouvernement.

 

05.06 Minister Jo Vandeurzen: Ik wil daarover geen misverstand laten bestaan. Uiteraard werd er door wie dan ook geen enkel contact met mij opgenomen; ik zou dat bovendien niet geapprecieerd hebben.

 

05.07  Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, dans ma question, je n'ai pas évoqué le mot "contact" mais le mot "pression". C'est tout à fait différent!

 

05.08 Minister Jo Vandeurzen: Voor zover dat ook nog moet worden verduidelijkt, er werd geen enkele vorm van druk uitgeoefend.

 

05.09  Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, le dernier mot appartient au parlementaire.

 

Le président: M. Lahssaini, il ne s'agit pas d'un débat.

 

05.10  Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, vous confirmez donc qu'il n'y a eu aucune "pression".

 

05.11  Jo Vandeurzen, ministre: Oui.

 

05.12  Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, il l'a dit!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Landsverdediging over "het gebruik van militaire vliegtuigen door het koningshuis voor privédoeleinden" (nr. P0445)

06 Question de M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "l'utilisation d'avions militaires à des fins privées par la Maison royale" (n° P0445)

 

06.01  Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, u hebt de voorbije weken gezegd dat u op verschillende uitgaven voor Defensie wil besparen. Gisteren hebt u in de commissie nog gezegd dat elke euro maar een keer kan worden uitgegeven. Nu, besparen kunt u onmiddellijk doen door onnodige uitgaven te vermijden. Uw voorganger heeft het mogelijk gemaakt dat leden van het koningshuis gebruik kunnen maken van legervliegtuigen voor hun vele uitstappen.

 

Wat blijkt? Ik citeer de cijfers: op 4 jaar tijd heeft dit aan Defensie iets meer dan 2,2 miljoen euro gekost voor 157 verplaatsingen heen en terug. Koning Albert blijkt er het meeste gebruik van te hebben gemaakt, vooral voor vakantiebestemmingen. Het waren vakantiebestemmingen: naar Frankrijk, naar Italië. Het zijn niet toevallig die landen.

 

Als wij de cijfers bekijken en evalueren kunnen wij zelfs stellen dat Albert II gemiddeld 2 tot 3 keer per maand, heen en terug, op het vliegtuig stapt voor een vakantiebestemming en dat hij eigenlijk voortdurend in vakantie is. Die voortdurende vakantie wordt dan nog ondersteund door een dotatie van om en bij 10 miljoen euro per jaar waarvoor geen verantwoording moet worden afgelegd.

 

Mijnheer de minister, ik heb verschillende keren moeten aandringen om de cijfers te verkrijgen. Die cijfers zijn niet helemaal transparant. Ik weet waarom zij niet transparant zijn. Op het ogenblik dat de vergoedingen voor woonwerkverkeer voor de gewone militairen worden teruggeschroefd wordt er niets gedaan aan de vele kosten inzake de vakantiebestemmingen die door Defensie voor het koningshuis worden betaald. Ik vind dat onaanvaardbaar voor de gewone militairen, maar ook voor de hele bevolking.

 

Mijnheer de minister, ik kom tot mijn vragen. Ten eerste, zal u die regeling onmiddellijk afschaffen zodat het koningshuis zelf zijn vakantie-uitstappen moet betalen? Ten tweede, zult u de bedragen van de afgelopen 4 jaar terugvorderen? U en uw partij spreken dikwijls over goed bestuur. Als het over goed bestuur gaat, moet er worden teruggevorderd.

 

06.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, waarde collega’s, ik wil collega Stevenheydens zeggen dat hij een uitvoerig antwoord heeft gekregen op de schriftelijke vraag en dat alle gegevens hem zijn bezorgd.

 

Met betrekking tot de heel specifieke vraag, moet er in deze aangelegenheid een onderscheid worden gemaakt tussen de Koning als staatshoofd en de leden van de koninklijke familie. Wat de Koning betreft, is het duidelijk dat de Belgische Staat verantwoordelijk is voor de veiligheid van de Koning zowel wanneer het staatshoofd zich naar het binnenland als naar het buitenland begeeft. Om de beveiliging tijdens verplaatsingen per vliegtuig optimaal te verzekeren, wordt gebruik gemaakt van militaire vliegtuigen. Dat is niet alleen het geval voor officiële verplaatsingen, maar dat is ook het geval voor privéverplaatsingen omdat, zoals gezegd, de Staat, de overheid, de regering, permanent verantwoordelijk is voor de veiligheid van de Koning. Dat is trouwens niet uitzonderlijk: ook in andere landen is het de regel dat het staatshoofd voor zijn buitenlandse verplaatsingen een beroep doet op een vliegtuig van het leger.

 

Wat koningin Fabiola betreft, is er een afspraak in de regering gemaakt door vorige regeringen, dat koningin Fabiola als koningin-weduwe uit erkentelijkheid en wegens haar leeftijd een drietal keren per jaar een militair vliegtuig ter beschikking krijgt om een privéverplaatsing te maken naar haar eigendom in Motril en daartoe een bestemming naar Granada te kiezen.

 

Wat de koninklijke prinsen betreft, kunnen die een beroep doen, zoals gangbaar is, op een militair vliegtuig voor die verplaatsingen naar manifestaties waarop zij hetzij het land, hetzij het Hof, hetzij de Koning vertegenwoordigen. Sinds 2005 maken de prinsen geen gebruik meer van legertoestellen voor hun privéverplaatsingen. Ik heb u dat ook heel duidelijk in mijn schriftelijk antwoord laten bezorgen, tot daar, voorzitter, het antwoord op de vragen van collega Stevenheydens.

 

06.03  Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u krijgt weinig applaus op de banken van uw partij. Dat verwondert mij niet want parlementsleden van uw partij – een senator van uw partij, maar hetzelfde hoort men bij parlementsleden – hebben gisteravond nog op televisie gezegd dat die hele regeling dient te worden herzien en dat die vakantie-uitstappen er in ieder geval uit moeten, omdat zij onaanvaardbaar zijn. Het koningshuis beschikt reeds over een dotatie waarop alle controle ontbreekt. Iemand van uw partij zou misschien nog zeggen dat die uitstappen met de dotatie moeten worden gefinancierd. Wij gaan nog veel verder, want wij vinden ook dat die dotatie moet worden afgeschaft.

 

Er is geen verantwoording voor de dotatie, noch voor de vakantie-uitstappen van de prinsen, van koningin Fabiola en van koning Albert II. U verwijst naar het buitenland, mijnheer de minister. Het is inderdaad juist dat een staatshoofd in het buitenland, bijvoorbeeld een president, ook over een dotatie en vervoersmogelijkheden beschikt, maar daar wordt er wel gewerkt. Op basis van de cijfers toont u zelf aan, mijnheer de minister, dat de Koning gedurig in vakantie is en dat wij via de dotatie en via de vervoersregeling met de legervliegtuigen zijn vakantie sponsoren. Ik vind het onaanvaardbaar dat u dat nog langer wil doen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de M. Philippe Collard au ministre de la Défense sur "la marche européenne du Souvenir et de l'Amitié" (n° P0446)

07 Vraag van de heer Philippe Collard aan de minister van Landsverdediging over "de Europese mars van de herdenking en de vriendschap" (nr. P0446)

 

07.01  Philippe Collard (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, c'est bien sur vos intentions quant à l'avenir de la Marche Européenne du Souvenir et de l'Amitié (MESA) que je souhaite vous interroger. J'ai déjà essayé à deux reprises de vous poser cette question en commission de la Défense, mais le débat sur votre note d'orientation politique l'a reportée. Le problème reste cependant d'actualité puisque la MESA vient de se dérouler du 25 au 29 juin et que la presse s'est fait l'écho de divers commentaires sur la réduction envisagée du budget de la MESA dès l'année prochaine.

 

Je ne vous apprendrai rien en rappelant que cette marche fut créée en 1967 sur l'initiative du 3e Régiment des Chasseurs Ardennais. À l'époque, son but était de parcourir les itinéraires de combat de la ligne de défense des Chasseurs Ardennais, en mai 1940. Très vite, ce qui au départ était un exercice militaire est devenu un événement historique et populaire de grande envergure. En témoignent d'ailleurs les chiffres de fréquentation de cette organisation reprise par la 7e Brigade Mécanisée de Marche-en-Famenne: de 3.249 participants en 1994, nous sommes passés à 13.826 participants en 2007, dont 4.450 enfants. En 2008, les organisateurs ont dénombré plus de 15.000 participants: le record est donc battu.

 

Vu cette évolution remarquable, je souhaiterais vous faire part de l'inquiétude des organisateurs, mais aussi des responsables politiques locaux vu les retombées économiques et touristiques importantes pour la Région, d'où les partenariats avec les pouvoirs publics provinciaux et locaux, mais aussi parce que nous considérons que la MESA est une vitrine idéale pour la Défense ainsi qu'un élément majeur dans le cadre des relations entre l'armée et la Nation. En effet, nous avons constaté notamment que cela permettait à la jeunesse d'avoir un regard beaucoup plus positif sur la vie et sur le métier du militaire.

 

C'est pourquoi je trouverais dommage que des réductions budgétaires viennent mettre en péril une telle organisation.

 

07.02  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, monsieur Collard, je vous ai lu à ce sujet dans différents journaux et je suis content de pouvoir vous apporter une réponse aujourd'hui.

 

La MESA qui, comme vous l'indiquez, est la Marche Européenne du Souvenir et de l'Amitié, est un événement très important, peut-être l'un des plus importants supportés par la Défense. Les Quatre Jours de l'Yser font le "contrepoids"!

 

La MESA est donc l'une des deux marches organisées par la Défense. C'est l'un des événements majeurs organisés en province du Luxembourg. Pour les quatre jours, on attend cette année non pas une participation de 15.000 mais de 28.000 personnes.

 

Les moyens budgétaires prévus pour l'organisation de cet événement en 2008 se chiffrent au total à 463.640 euros répartis de la façon suivante:

- 270.000 euros d'indemnités pour le personnel organisateur;

- 166.000 euros pour les moyens de transport mis en œuvre;

- quelque 25.000 euros pour la nourriture offerte au personnel organisateur.

 

Je tiens aussi à vous faire remarquer que l'hélicoptère Agusta accidenté vendredi dernier faisait également partie du support du ministère de la Défense. J'ai d'ailleurs rendu visite aux quatre blessés à l'hôpital.

 

Pour être clair, à ma demande, le vice-chef de la Défense a entamé une étude pour rationaliser globalement les dépenses des activités de communication. La Marche Européenne du Souvenir et de l'Amitié en est un élément, étant donné qu'il s'agit d'une activité de relations publiques. Environ 15 millions d'euros de moyens par an peuvent être dépensés pour des activités de relations publiques. Personnellement, je trouve que c'est de trop! Dans le cadre de cette étude, une évaluation globale sera réalisée après l'été. Á ce moment, diverses activités dans le domaine de la communication et des relations publiques seront discutées dans le détail. Je vous tiendrai bien entendu informé.

 

07.03  Philippe Collard (MR): Monsieur le ministre, j'ai pris acte du fait que vous considérez que la MESA restait un élément important dans le cadre des relations publiques de la Défense.

 

J'espère que vous examinerez avec attention les rapports qui vous seront communiqués à partir du mois de septembre et que vous nous informerez relativement rapidement quant à vos intentions. En effet, je répète une fois de plus, que cet événement est une vitrine très importante pour la Défense et qu'il ne faudrait pas la mettre en péril en réduisant, par exemple, le nombre d'étapes et en limitant le budget consacré à cette opération qui est l'occasion pour la population d'entrer directement en relation avec le monde militaire. Il serait vraiment dommage de se passer de ce genre de promotion.

 

07.04  Pieter De Crem, ministre: Monsieur Collard, vous aurez compris que je partage votre souci, mais vous devez savoir que l'époque où le ministre de la Défense était un généreux donateur, qui déployait des moyens au détriment du fonctionnement général des forces armées belges qui se voient aujourd'hui soumises à un défi budgétaire gigantesque, est révolue.

 

Cela dit, je mettrai tout en œuvre pour que la MESA puisse continuer à avoir lieu. Mais je répète que l'époque du généreux bienfaiteur est définitivement révolue!

 

07.05  André Flahaut (PS): (…)

 

07.06  Philippe Collard (MR): Monsieur le président, ma question n'était pas adressée à l'ex-ministre de la Défense, mais bien au ministre actuel!

 

Il est vrai que nous n'avons qu'à nous louer des services rendus par le ministre de la Défense, M. Flahaut, dans le cadre des relations entre l'armée et la Nation.

 

Monsieur le ministre, en vous entendant, je n'ai pas eu le sentiment que vous souhaitiez changer fondamentalement la ligne directrice en la matière. Je vous donne donc rendez-vous au mois de septembre afin de pouvoir rassurer tous ceux qui sont passionnés par cette marche et surtout par la symbolique de cette dernière.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Bart Tommelein aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de vrijlating van een Congolese krijgsheer" (nr. P0443)

08 Question de M. Bart Tommelein au ministre des Affaires étrangères sur "la libération d'un chef de guerre congolais" (n° P0443)

 

08.01  Bart Tommelein (Open Vld): Mijnheer de minister, er bereiken ons berichten dat het Internationaal Strafhof van Den Haag de vrijlating zou vragen van de Congolese krijgsheer Thomas Lubanga. Dat gebeurt op basis van een aantal elementen, namelijk het feit dat vertrouwelijke documenten van de Verenigde Naties niet kunnen worden vrijgegeven, hoewel de beschuldigde recht heeft op verdediging. Wij kunnen uiteraard niet ontkennen dat elke beschuldigde recht heeft op verdediging. Anderzijds kan er op die manier een vorm van straffeloosheid ontstaan, terwijl duidelijk is dat de heer Lubanga zich toch wel heeft bezondigd aan oorlogsmisdaden.

 

Ik wou u volgende vragen stellen. Wat is de juridische context van de feiten? Wat zijn de eventuele precedenten voor volgende dossiers? Het was immers een eerste dossier dat werd behandeld in Den Haag. Is hiertegen nog beroep mogelijk?

 

Wat zijn de politieke gevolgen van een eventuele vrijlating van de krijgsheer? De toestand in Oost-Congo is immers zeer zorgelijk. Een eventuele vrijlating zou dan ook een indruk van straffeloosheid kunnen wekken en zou ook de psychologische gevolgen kunnen versterken van zij die werden verkracht, gemarteld of gedood. De oorzaak van de beslissing, namelijk de vertrouwelijke documenten, ligt bij de Verenigde Naties.

 

Mijnheer de minister, wat kunnen wij als lid van de Veiligheidsraad doen om daarin eventueel verandering te brengen?

 

08.02 Minister Karel De Gucht: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wil eerst en vooral de juridische context schetsen. Op 13 juni heeft de kamer van beroep van het Internationaal Strafhof beslist dat Lubanga geen eerlijk proces kon worden gegarandeerd, aangezien de procureur zijn bewijsmateriaal in belangrijke mate op vertrouwelijke basis had gekregen van de Verenigde Naties, in feite van MONUC, en die documenten, omdat zij vertrouwelijk waren, niet konden worden bezorgd aan de verdediging. Met andere woorden, de aanklager en de verdediging konden niet over dezelfde documenten beschikken. De kamer van beroep, een van de instanties van het Internationaal Strafhof, heeft daarop de zaak geschorst.

 

Een tweede instantie van het Internationaal Strafhof is de kamer van berechting. Die heeft op 2 juli twee beslissingen genomen. Ten eerste heeft men procureur Ocampo gemachtigd om beroep aan te tekenen tegen het besluit van 13 juni. Ten tweede heeft die kamer van berechting ook de vrijlating van Lubanga gelast. De kamer van berechting heeft gezegd dat zij zichzelf niet bevoegd achtte om te besluiten of het beroep dat de procureur instelt, al dan niet schorsend is. Dat is natuurlijk een vrij essentiële zaak. Als het schorsend is, dan zou Lubanga immers de gevangenis moeten blijven. Heeft het beroep geen schorsende werking, dan moet men Lubanga vrijlaten. De kamer van berechting heeft gezegd dat dat besluit eigenlijk moet worden genomen door de kamer van beroep. Zolang de kamer van beroep zich daarover niet heeft uitgesproken, zal Lubanga worden vastgehouden.

 

Als de kamer van beroep zegt dat de uitspraak geen schorsende werking heeft, rijst de vraag of Lubanga in principe moet worden vrijgelaten. Hij kan pas worden vrijgelaten indien een derde land bereid is om hem op te nemen. Dat is op zich een nogal dubieuze zaak, omdat Lubanga op basis van een resolutie van de VN-Veiligheidsraad is onderworpen aan een reisverbod. Men kan hem à la limite vrijlaten in Den Haag, maar hij kan niet naar een derde land, aangezien hij niet mag reizen.

 

Als de kamer van beroep oordeelt dat hij in principe moet worden vrijgelaten, betekent dat echter nog niet dat hij zal vrijkomen. Dat is nog een andere zaak. Tot zover het juridische aspect. U zult het met mij eens zijn dat het niet eenvoudig is te begrijpen hoe het Internationaal Strafhof werkt.

 

De mogelijke vrijlating van Lubanga is ook een politiek teken. Het zou een slag in het gezicht zijn van de slachtoffers. Lubanga is wel degelijk een oorlogsmisdadiger, die zich in Ituri samen met zijn militie aan schandalige praktijken schuldig heeft gemaakt.

 

De vraag is nu op welke manier wij ertoe kunnen bijdragen dat een dergelijke straffeloosheid zich niet zou installeren, en dat niet alleen voor Lubanga zelf. Het zou immers ook gevolgen hebben voor een aantal andere krijgsheren in het oosten van Congo.

 

Ik wil erop wijzen dat procureur Ocampo van het Internationaal Strafhof recent tijdens de tienjarige viering van het bestaan van het Statuut van Rome, dat het Internationaal Strafhof oprichtte, heeft gezegd dat hij er alle vertrouwen in heeft dat de zaak-Lubanga zal kunnen verdergaan.

 

De vraag is nu: kunnen we daar iets aan doen en wat is de juiste regeling op dit ogenblik.

 

Er is een regeling afgesproken tussen het Internationaal Strafhof en de VN betreffende het overleggen van vertrouwelijke documenten van de Verenigde Naties, in dit geval van de MONUC, de operatie van de Verenigde Naties in Congo.

 

Ik ben meestal zeer kort, mijnheer de voorzitter, maar de zaak is nogal ingewikkeld.

 

Er is de afspraak gemaakt dat de rechters de documenten kunnen inzien in de gebouwen van het Vredespaleis, zonder aantekeningen of kopieën te maken. Zo kunnen ze die documenten controleren. De verdediging zou daarvan eventueel samenvattingen kunnen krijgen.

 

We zullen die zaak ter sprake trachten te brengen in de Veiligheidsraad, zodat er een nieuw samenwerkingsakkoord zou komen tussen de Verenigde Naties en het ICC, waarbij de overlegging van documenten zou worden gefaciliteerd. Zo zou aan het bezwaar dat men niet alle documenten krijgt, dat nu wordt ingeroepen – daarom wordt het nog niet aangekleefd – kunnen worden tegemoetgekomen.

 

Mijnheer Annemans, ik begrijp dat u minder geïnteresseerd bent in dat soort zaken. U geeft daar ook op de meest uitvoerige manier uitdrukking aan.

 

08.03  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): (…)

 

08.04 Minister Karel De Gucht: Ik begrijp dat u op een andere manier naar dat soort processen kijkt.

 

08.05  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Ik vind het zeer belangrijk. Ik steun ook het feit dat u daarop zo uitgebreid hebt geantwoord en ik dank u daarvoor.

 

08.06  Bart Tommelein (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik zie dat de heer Annemans van alles theater probeert te maken.

 

Mijnheer de minister, ik denk dat u hier een aantal belangrijke zaken hebt gezegd. Er is inderdaad een probleem van bewijsvoering tegen misdadigers in dergelijke conflicten en oorlogsgebieden. Als die zaak op die manier zou doorgaan, dan is er in de toekomst nagenoeg de onmogelijkheid om mensen die dergelijke gruwelijke misdaden plegen – mijnheer Annemans –, te veroordelen. Ik denk dat het dan ook een zeer goede zaak is dat ons land het voortouw neemt om op internationaal vlak verdere stappen te zetten, zodat oorlogsmisdadigers inderdaad kunnen worden veroordeeld en er geen verdere vormen van straffeloosheid kunnen ontstaan.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Questions jointes de

- M. Georges Gilkinet à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur "l'accident de train à Huy" (n° P0447)

- M. Joseph George à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur "l'accident de train à Huy" (n° P0448)

09 Samengevoegde vragen van

- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over "het treinongeval in Hoei" (nr. P0447)

- de heer Joseph George aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over "het treinongeval in Hoei" (nr. P0448)

 

09.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, ce matin en gare de Namur, j'ai constaté avec étonnement que mon train accusait un certain retard. Plus tard, j'ai mieux compris pourquoi en écoutant les informations. En effet, un accident de train est survenu ce matin à Saint-Georges-sur-Meuse. D'emblée, mes pensées se tournent vers les victimes et les familles. Je voudrais également saluer votre présence sur place. C'était de bon aloi en votre qualité de représentante de l'actionnaire principal de la SNCB.

 

Cela dit, un tel accident n'est pas une fatalité. Si on demande à la SNCB de nous conduire en temps et en heure dans de bonnes conditions de confort, on doit exiger aussi des conditions optimales de sécurité. On ne peut que se rappeler l'accident de Pécrot en 2001, qui était encore plus dramatique, et s'interroger sur la question de savoir si les leçons de cet accident ont été prises en compte.

 

Madame la ministre, disposez-vous d'informations plus précises quant à l'accident survenu ce matin, d'un bilan plus précis de la situation? Comment se sont organisés les secours? Pouvez-vous en dresser une première évaluation? Qu'avez-vous fait depuis 2001, depuis l'accident de Pécrot, pour éviter ce type d'accident? Dans ce cas, pourquoi s'est-il produit?

 

09.02  Joseph George (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, je voudrais tout d'abord vous remercier d'avoir bien voulu prendre ma question en considération, car apparemment, un petit problème d'envoi s'est posé.

 

Un accident est survenu ce matin entre deux trains au lieu dit "La Mallieue", tout près de Hermalle-sous-Huy. Les premières informations qui ont circulé font état d'une collision entre un train de voyageurs et un train de marchandises, qui se garait. À cet endroit, il y a, effectivement, un embranchement avec une ligne privée, qui appartient à l'exploitant d'une carrière de fours à chaux.

 

Certes, des éléments doivent encore être réunis. J'en suis conscient. Mais chacun s'inquiète évidemment de la situation. Connaissant votre compétence, la diligence avec laquelle vous intervenez, je suis persuadé que vous avez déjà pris une série de mesures.

 

Je souhaiterais savoir quel est le bilan dans la situation actuelle. On parle, effectivement, d'un certain nombre de blessés transférés dans des hôpitaux voisins. J'entendais même, en venant, qu'un centre de crise aurait été ouvert à la commune de Saint-Georges. Une procédure spécifique a-t-elle été enclenchée?

 

Certains éléments permettent-ils de savoir pour quelle raison la ligne principale a été occupée par un train, apparemment de marchandises, qui n'avait rien à y faire? Le conducteur du train de marchandises est-il membre du personnel de la SNCB ou fait-il partie du personnel de l'exploitant? Quelles sont les mesures mises en place pour procéder à la sécurisation et assurer la sécurité de l'exploitation lorsque des trains de marchandises sont amenés à circuler sur les lignes de la SNCB, entraînant un événement comme celui qui a malheureusement eu lieu lorsqu'un train de marchandises a percuté un train qu'utilisaient de nombreux usagers? Dans quels délais cela sera-t-il réalisé?

 

Au fur et à mesure que la journée avançait, je constatais que les lignes étaient bloquées. Dans quel délai peut-on espérer un retour à la normale?

 

Je vous remercie pour vos réponses.

 

09.03  Inge Vervotte, ministre: Chers collègues, à 06.46 heures, une collision a eu lieu entre un train de marchandises et un train de voyageurs.

 

Les conducteurs de train font partie du personnel de la SNCB.

 

Le train de marchandises est un train de SNCB Cargo, tracté par une locomotive de type 77, entretenu dans l'atelier de Kinkempois.

 

Les secours ont été directement prévenus par Securail. Ils ont été rapidement sur place pour fournir de l'aide.

 

Tout de suite après l'accident, le bourgmestre a déclenché le plan catastrophe, sous la direction du commandant des pompiers. Un centre de coordination a été mis en place à la maison communale avec des responsables de la SNCB, sous la direction du bourgmestre. Un centre de crise a été par ailleurs mis sur pied pour donner de l'assistance et des soins aux blessés et un numéro d'appel spécial a été installé pour donner des informations directement aux parents, membres de familles et aux blessés eux-mêmes. Cela a été très vite opérationnel.

 

Au moment de la collision, il y avait environ 70 passagers à bord. Parmi ceux-ci, 42 sont blessés. Ils ont tous été conduits en ambulance vers les hôpitaux de Huy, Liège et Waremme. Deux d'entre eux sont blessés gravement. Pour l'instant, nous ne disposons pas d'informations complémentaires sur leur état.

 

Les clients qui n'ont heureusement pas subi de blessures physiques ont été emmenés ver la gare de Flémalle où ils ont pu être examinés par un médecin. Un soutien psychologique par des spécialistes a été également prévu.

 

Des trajets individuels en taxi ont été organisés.

 

Je me suis rendue personnellement sur place ce matin pour me rendre compte de la situation. J'ai eu l'occasion de parler avec le bourgmestre, le commandant des pompiers et toute l'équipe sur le terrain.

 

Je tiens à les remercier pour tous les efforts fournis. Notre priorité était d'accorder les soins aux blessés et j'ai pu constater que le nécessaire avait été fait.

 

Le service de trains pour les passagers a été interrompu entre Flémalle et Huy. Un service de bus a été mis en place. Il est conseillé aux voyageurs de Namur et Liège de voyager via Bruxelles. On travaillera toute la nuit afin d'améliorer la situation demain matin. On a procédé à des renforts de personnel pour assurer une diffusion continue d'informations à la clientèle, tant à Liège qu'à Namur et aussi au Traffic Control.

 

Les causes de l'accident ne sont pas entièrement connues actuellement. Le parquet examine le dossier; j'attends ses conclusions avant de me prononcer à ce sujet. Il est évident que nous prendrons les dispositions nécessaires dès que nous en saurons davantage.

 

La sécurité est une tâche majeure pour le groupe SNCB. Il faut y travailler quotidiennement et lui porter une attention constante. Par exemple, en ce qui concerne la sécurité de l'exploitation, tous les opérateurs ferroviaires doivent respecter le règlement général d'utilisation des infrastructures ferroviaires. Le système ETCS est en voie d'installation et tous les opérateurs doivent être titulaires d'un certificat de sécurité.

 

Nous resterons très attentifs à ce dossier et à ses suites.

 

09.04  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse précise. Sous réserve d'un inventaire plus complet, il semble que la réaction a été rapide, efficace, humaine, telle qu'on doit l'attendre dans ce genre de situations, qu'on ne souhaite plus jamais connaître.

 

Je reconnais votre prudence, habituelle, par rapport aux hypothèses sur les causes de cet accident. Il s'agit de mener l'enquête le plus rapidement possible. Il y avait un train de voyageurs de la SNCB et un train de marchandises d'un autre opérateur, conduit par un machiniste de la SNCB. Je pense qu'il faut être attentif à ces questions, surtout dans une perspective de libéralisation du rail pour laquelle la coordination sera un problème. Il faut absolument mener l'enquête jusqu'au bout. Il y a eu à peu près dix accidents en dix ans, notamment celui de Pécrot, selon un relevé Belga.

 

Je l'ai dit dans mon introduction, on est en droit d'être conduit à heure et à temps, en toute sécurité, éventuellement avec plus de trains mais on ne peut accepter qu'il y ait encore des accidents. Il faut viser le "zéro accident".

 

09.05  Joseph George (cdH): Monsieur le président, je remercie sincèrement la ministre pour sa réponse très complète et circonstanciée. Il est bien entendu légitime que les parlementaires relaient les préoccupations des citoyens en matière de sécurité. C'est votre priorité et je vous en remercie.

 

Peut-être a-t-on évité un drame plus important. En effet, d'après les échos de presse, l'importance du choc aurait pu entraîner un drame d'une envergure nettement plus grave.

 

Je suis persuadé que vous serez attentive à prendre toutes les mesures voulues pour éviter que de semblables situations se reproduisent.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Luc Goutry aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden over "de opvangcapaciteit van asielzoekers van Fedasil" (nr. P0444)

10 Question de M. Luc Goutry à la ministre de l'Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes sur "la capacité d'accueil de demandeurs d'asile de Fedasil" (n° P0444)

 

10.01  Luc Goutry (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik wil u even confronteren met een naar mijn mening en naar de mening van mijn fractie, heel ernstig humanitair probleem. Het probleem is er eigenlijk al en zal de komende weken alleen maar verergeren, indien er geen oplossing voor wordt gevonden. Het betreft namelijk het herbergen van asielzoekers in ons land.

 

Collega’s, het is algemeen bekend dat wij twee manieren hebben om betrokkenen op te vangen. Dat is, enerzijds, in de collectieve opvangcentra, die in ons land een totale capaciteit van ongeveer 7.000 plaatsen uitmaken. Bovendien moeten bedoelde personen, zoals de wet bepaalt, na vier maanden zo snel mogelijk in meer particuliere opvangvormen kunnen worden geplaatst. Meestal gebeurt zulks via de OCMW’s en de gemeenten in wat de lokale opvanginitiatieven worden genoemd.

 

Collega’s, het probleem is dat er niet alleen geen doorstroming van de centra naar de lokale initiatieven meer is, maar ook dat de deur er toe is. Ze zijn volledig bezet. De cijfers op vandaag tonen aan dat er op een totale capaciteit van ongeveer zestienduizend plaatsen – de som van de collectieve centra en de particuliere initiatieven samen – in theorie nog een vierhonderdtal plaatsen beschikbaar zijn. Dat betekent een capaciteit van 2% om mensen te herbergen. Dat betekent dat er een volledige bezetting is; 98% van alle plaatsen voor asielzoekers die in ons land materiële steun krijgen, zijn bezet.

 

Dat betekent dat men nog altijd een kleine reserve moet houden voor minderjarigen, met hun familie, die hier illegaal verblijven. Hen moeten wij namelijk ook kunnen herbergen. Men zegt mij dat alleenstaande mannen die vandaag asiel zoeken niet meer in een of andere vorm van opvang terechtkunnen. Zij moeten de natuur in of de straat op. Zij moeten met een minimale vorm van dienstverlening verder kunnen leven. De vakantie staat voor de deur. Iedereen zal zich onderdompelen in een collectief ontspanningsgevoel. Mevrouw de minister, ik meen dat het hoog tijd is om dit probleem aan u voor te leggen.

 

10.02 Minister Marie Arena: De gemiddelde bezettingsgraad van de opvangcentra bedroeg 74% in 2007. Nu bedraagt die 94%. Daarvoor zijn er verschillende redenen. Ten eerste, vroeger kregen zij financiële hulp van OCMW’s. Ten tweede, het effect van de verkorting van de asielprocedure laat zich nog niet voelen.

 

Sinds mijn aantreden heb ik verschillende maatregelen genomen.

 

Ten eerste, 270 personen waren niet geplaatst in een opvangcentrum. 32 van hen bevinden zich nu in een opvangcentrum. 81 personen verblijven op bekende privéplaatsen, maar 157 personen zijn buiten, op een niet-bekende plaats. Voor deze personen is in een opvangcentrum voorzien op het domein van Lombardsijde. Daar zijn er ongeveer 88 vrije plaatsen.

 

Ten tweede, wij onderhandelen ook met de OCMW’s voor de mensen die worden geregulariseerd, maar die in een opvangcentrum blijven. Ongeveer zevenhonderd personen zijn in dat geval. Wij moeten een oplossing vinden, samen met de OCMW’s, bijvoorbeeld door bij de eerste installatie geld te geven om dat te faciliteren.

 

10.03  Luc Goutry (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het is zeer belangrijk dat u zich ten volle van het probleem bewust bent. Ik heb het nog even nagekeken. In mei alleen al was er bij de uitstroom/instroom een overschot van 180 personen; alleen in mei dus kwamen die mensen erbij. Met een restcapaciteit van, in theorie, 400 op 16.000, betekent dit dat eind juli alles volzet zal zijn en dat die 157 personen er 257 zullen worden, en dan 357, vervolgens 457, enzovoort.

 

Mag ik begrijpen dat u zult overschakelen van materiële naar financiële bijstand, om die mensen toe te laten op de privémarkt of waar dan ook een woning te huren of een onderdak te verschaffen? De OCMW’s zullen daarvoor additief worden gesteund, zodat wij in bijkomende capaciteit voor betrokkenen kunnen voorzien.

 

10.04 Minister Marie Arena: Het antwoord is ja.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Ingrid Claes aan de staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister over "het spreidingsplan" (nr. P0453)

- de heer François Bellot aan de staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister over "het spreidingsplan" (nr. P0454)

11 Questions jointes de

- Mme Ingrid Claes au secrétaire d'État à la Mobilité, adjoint au premier ministre sur "le plan de dispersion des vols" (n° P0453)

- M. François Bellot au secrétaire d'État à la Mobilité, adjoint au premier ministre sur "le plan de dispersion des vols" (n° P0454)

 

11.01  Ingrid Claes (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, door het spreidingsplan van 2005 en de latere aanpassingen door minister Landuyt kent de westrand van Leuven een enorme lawaaioverlast door opstijgende vliegtuigen. Ik heb een vijftal vragen in verband met het routegebruik vanaf baan 07R in de richting van Leuven bij oostenwind.

 

Ten eerste, u hebt aangekondigd dat u naar oplossingen zoekt voor de omwonenden en dat u de overlast voor de omwonenden tot een minimum gaat beperken. Mijn vraag is: wat betekent dat voor de streek van Leuven?

 

Ten tweede, kan het voorstel van de werkgroep van Leuven worden aanvaard, zodat men in rechte lijn opstijgt tot voorbij Leuven en dan pas in de richting van de bestemming vliegt?

 

Ten derde, zal het baken van Huldenberg als richtpunt blijven gelden? Of wordt er rechtdoor gevlogen, richting bestemming?

 

Ten vierde, is het mogelijk door een aanpassing van de windnormen of op een andere manier opnieuw aan te sluiten bij het historisch gegroeid baangebruik?

 

Ten vijfde en ten laatste, mijnheer de staatssecretaris, als er nieuwe maatregelen komen, wanneer treden die dan in werking?

 

11.02  François Bellot (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, chers collègues, l'accord de gouvernement du 12 mars 2008 prévoyait le dépôt, devant le kern, d'un rapport pour le 30 avril 2008 et stipulait qu'un accord global serait recherché dans les 45 jours à partir du 12 mars. Le 3 mai, vous déclariez que vous espériez pouvoir trouver une solution dans les 45 jours, ce qui devait mener aux alentours du 20 mai.

 

Je rappellerai que le plan de répartition dit "Anciaux" est celui qui, bien entendu, a créé toute la difficulté. Un certain nombre de personnes, notamment les pilotes, trouvent que ce plan est une aberration sur le plan technique et sur le plan de la sécurité. Par ailleurs, pour les citoyens, des nuisances physiologiques et psychologiques importantes ont été ajoutées. Finalement, pour notre parlement et pour le gouvernement, il s'agit d'un véritable poison.

 

Aujourd'hui, quelle est la situation? Après plus ou moins un mois d'évaluation, l'Oostrand est concerné par à peu près 56% des avions, le Noordrand par 17%, Bruxelles et le Brabant wallon par 27%. Vous avez déclaré devant notre commission que les normes techniques et la sécurité devaient primer avant tout. Je vous répondrai facilement, monsieur le secrétaire d'Etat: jusqu'au plan de 2003, ces règles-là primaient. Du temps de la Sabena et de Belgocontrol, c'était uniquement ces règles qui primaient, et aucune autre considération politique.

 

Voici quinze jours, vous déclariez que la piste 02/20 n'était pas utilisée. Pourtant, au moment de votre déclaration, je me trouvais sur place - les huissiers se trouvaient dans la tour de contrôle – et j'ai pu constater que des avions décollaient de cette piste.

 

J'en viens à mes questions.

- Quand comptez-vous déposer des conclusions et des propositions en la matière?

- Vous en tenez-vous toujours aux seules normes techniques et de sécurité dans le cadre des choix qui doivent être opérés?

 

Il est urgent d'agir. Le week-end passé, avec les grands départs en vacances, l'Oostrand a été particulièrement chargé et le choix de la piste 02/20 n'a pas toujours été fait dans le respect des normes techniques et de sécurité.

 

11.03 Staatssecretaris Etienne Schouppe: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Claes, M. Bellot, ik kan u verzekeren dat ten aanzien van dit uitermate moeilijke dossier mijn basisopstelling ongewijzigd blijft, met name dat het spreidingsplan, zoals we dat totnogtoe hebben gekend, in de toekomst grondig moet worden veranderd. Ik zoek een oplossing met als uitgangspunt de veiligheid van het luchtverkeer, de windrichting en de windsnelheid om op het vlak van de veiligheid boven elke discussie te staan en elke bevooroordeling van om het even welke regio uit te sluiten.

 

Monsieur Bellot, un nombre de 45 jours pour trouver une solution a effectivement été cité. Néanmoins, je pense que vous comprendrez aisément que ce dossier très délicat, qui a engendré toutes les réactions que vous connaissez, demande plus de temps pour obtenir une base d'accord et pour présenter une alternative. Il faut en effet essayer que tout le monde soit d'accord pour avoir une chance d'aboutir à un résultat positif et proposer une solution alternative à celle qui existait précédemment et qui était terriblement contestée.

 

Mevrouw Claes, u legt terecht de vinger op de wonde aangaande de gevolgen voor de regio rond Leuven voor alle verkeer dat in oostelijke en zuidoostelijke richting gaat.

 

M. Bellot a d'ailleurs attiré l'attention sur le fait que quelque 56% des vols vont dans cette direction.

 

Huldenberg is daarbij een concentratiepunt. In tegenstelling met andere regio’s die enorm veel klagen, kan ik zeggen dat de mensen van Huldenberg er eigenlijk nog erger aan toe zijn, want zij hebben een concentratiepunt voor alle vluchten die vanuit Zaventem vertrekken in oostelijke en zuidoostelijke richting. Die vluchten komen in Huldenberg samen omdat zij de ruimte rond het militair domein van Beauvechain moeten vermijden.

 

Monsieur Bellot, c'est le problème délicat que nous connaissons actuellement. Tout se résume à une discussion et à une négociation que nous devrons mener avec le ministère de la Défense pour savoir si les militaires acceptent que le grand espace aérien autour de Beauvechain soit utilisé pour l'aviation civile de sorte à éviter la concentration actuelle qui est un fait.

 

Wanneer wij die concentratie dus zouden kunnen vermijden door een akkoord met de militairen dat bepaalt dat die ruimte gemeenschappelijk zou kunnen worden gebruikt op basis van de principes van het flexible user space dat wij binnen Europa tot stand proberen te brengen, moeten wij erin slagen het knooppunt Huldenberg te ontlasten van de vliegtuigen die vanuit Brussel-Nationaal opstijgen in oostelijke of zuidoostelijke richting. Die vliegtuigen moeten dan niet langer geconcentreerd worden in Huldenberg. We kunnen ze dan meteen naar hun verdere bakens laten vliegen.

 

Over een akkoord met de militairen kan ik het volgende nog zeggen.

 

C'est très important non seulement pour Bruxelles mais également pour Charleroi et Bierset: si nous parvenons à un accord avec les militaires – et j'ai déjà entamé les négociations avec M. De Crem qui se montre attentif à la revendication formulée – et à un recul de quelques kilomètres au sud de l'axe Sambre-Meuse, cela faciliterait aussi le trafic aérien sur Charleroi et Bierset.

 

Mevrouw Claes, indien wij tot een akkoord kunnen komen met de militairen, kunnen wij de regio rond Leuven ontlasten, de vliegtuigen rechtstreeks naar hun bakens laten vliegen en op dat ogenblik de geluidshinder – die reëel is, ik erken dat – in elk geval spreiden. Wij hebben dan een feitelijk spreidingsplan zonder het historische spreidingsplan te moeten volgen. We moeten dus wachten tot de onderhandelingen met Landsverdediging zijn beëindigd. Als dat positief afloopt, dan kunnen wij zowel voor Zaventem als voor de regio rond Huldenberg, Charleroi en Bierset een goede oplossing uitwerken zodat wij op het vlak van de geluidshinder en de capaciteit van deze luchthavens een positieve uitweg hebben.

 

Wat de normen betreft, kan ik u zeggen dat vertrekkend van mijn redenering, namelijk dat het niet het spreidingsplan is dat moet domineren maar wel de windrichting en de windkracht, ik ervan uitga dat om alle politieke keuzes te vermijden dezelfde normen moeten gelden in elke richting om op die manier een eervolle en evenwichtige oplossing te hebben.

 

11.04  Ingrid Claes (CD&V - N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, bedankt voor het antwoord. Ik ben zeer blij te horen dat u naar oplossingen zoekt. Ik zal dan ook het resultaat van de bespreking tussen Mobiliteit en Landsverdediging afwachten. Ik zal dat ook opvolgen.

 

Ik heb nog een kleine vraag. Zullen die besprekingen veel tijd in beslag nemen?

 

11.05 Staatssecretaris Etienne Schouppe: Ik hoop voor het einde van het jaar rond te geraken.

 

11.06  Ingrid Claes (CD&V - N-VA): Dank u, mijnheer de staatsecretaris.

 

De voorzitter: Ik dank mevrouw Claes voor haar maidenspeech in deze Kamer.

 

(Applaus)

 

11.07  François Bellot (MR): Monsieur le secrétaire d'État, j'attire votre attention sur le fait que si vous voulez faire décoller les avions en appliquant les mêmes règles techniques sur les deux pistes 02/20 et 25/52, vous n'aboutirez pas au même niveau de sécurité. En effet, la piste 02 est en pente et 600 mètres moins longue que la piste 25/52.

 

Si vous appliquez les mêmes règles pour les deux pistes, vous aurez de toute façon une diminution des éléments de sécurité pour les deux pistes.

 

11.08  Etienne Schouppe, secrétaire d'État: Monsieur Bellot, je ne vous suis pas dans ce raisonnement.

 

J'ai entendu de la part d'un ministre régional qu'il veut arriver à Charleroi à un nombre de voyageurs supérieur à celui de Zaventem sur une seule piste dont la longueur est 500 mètres plus courte que la piste que vous citiez tout à l'heure!

 

11.09  François Bellot (MR): Sauf qu'elle se trouve dans le sens des vents dominants et non des vents …

 

11.10  Etienne Schouppe, secrétaire d'État: Veuillez m'excuser mais la piste à Charleroi est une piste 07/25, exactement comme à Bruxelles!

 

11.11  François Bellot (MR): Nous verrons…

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Gerolf Annemans aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "de oprichting van de Dienst voor Economische Migratie en het asiel- en migratiebeleid" (nr. P0449)

12 Question de M. Gerolf Annemans à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "la création du Service pour la migration économique et la politique de migration et d'asile" (n° P0449)

 

12.01  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, het ziet ernaar uit dat de regering-Leterme, die bij de bevolking nog geen grote sporen heeft nagelaten, in ieder geval in verband met één dossier wel sporen zal nalaten: de regering krijgt namelijk het imago dat het daadwerkelijk om een immigratieregering gaat. We hadden al vernomen dat er niets wezenlijks verandert aan de snel-Belgwet en dat de regering dus het tempo aanhoudt waarin, sinds de paarsgroene regeringen, het snel Belg worden is georganiseerd. Daaraan zal niets wezenlijks veranderen.

 

We vernamen ook dat deze regering een nieuwe immigratie zal opzetten. De woorden, interviews en meldingen van de minister, waarin zij aankondigde dat er een heuse dienst voor nieuwe immigratie zou komen – voor “economische immigratie”, in de moderne terminologie van Leterme I – waren nog niet koud, of wij vernamen dat blijkbaar om een of andere reden ook het tempo van het asielbeleid moet worden opgevoerd. De hongerstakers van de Begijnhofkerk hebben immers verkregen, weliswaar lichtjes aangemoedigd door minister Milquet, dat zij hier negen maanden verder ongestoord kunnen verblijven, in afwachting van iets dat de minister al had beslist, namelijk dat er volgens een onduidelijk zeventigpuntenplan ook een versnelling, en wat de minister zelf noemt, objectivering van het regularisatiebeleid op poten moet worden gesteld. Dat is het vierde deel van haar beleid.

 

Er is dus een vierpotig, stevig beleid uitgebouwd voor immigratieversnelling en –versterking, waarbij alle immigratietempels die door paars-groen zijn opgezet, worden bevestigd.

 

Mevrouw de minister, wij hebben in dit land leren leven met het feit dat de echte bazen aan de zuidkant van de taalgrens wonen en dat mevrouw Milquet bepaalt wat er in deze regering gebeurt. Mijn vraag is dan ook duidelijk. Bent u gezwicht voor mevrouw Milquet in het dossier van de hongerstakers van de Begijnhofkerk?

 

Wat denkt u zelf dat het imago van uw immigratiebeleid momenteel is? U bent zelf van linkse origine, maar u vertegenwoordigt een partij die toch probeert een rechts imago op dat vlak neer te zetten. Maak u niet ongerust, mijnheer Tommelein. De VLD probeert dat imago natuurlijk volledig ten onrechte te verspreiden. Het tegendeel is het geval, want als het er echt op aankomt, plaatst zij een linkse minister aan de stuurknuppels van de immigratie.

 

Beseft u, mevrouw de minister, dat uw beleid langzaam maar zeker een immigratiebeleid aan het worden is, in plaats van datgene wat door de Vlaamse bevolking is gevraagd?

 

12.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de heer Annemans neemt een heel scala van onderwerpen voor zijn rekening. Ik zal eerst antwoorden op zijn vraag over de economische migratie.

 

Wat essentieel is voor de heer Annemans, is dat men een migratiebeleid zeer emotioneel kan voeren en alle aanvragers op een hoop gooien: iemand die asiel aanvraagt omdat hij op de vlucht is voor een vervolging in zijn land, een zakenman die hier wil komen investeren, onze economie versterken en bedrijven wil komen oprichten, mensen die in een kerk een hongerstaking houden als wanhoopspoging. Men kan dat laatste als middel niet goedkeuren, maar op een bepaald ogenblik moet men toch vaststellen dat het in dit geval wel om de langste hongerstaking ooit in ons land gaat. Men kan dat allemaal op een hoopje gooien en daarmee proberen het punt te maken dat deze regering een nefast migratiebeleid voert. Het gevolg is dat de zakenman die hier wil komen investeren en onze economie wil komen versterken, op hetzelfde hoopje wordt gegooid als de asielzoeker die op de vlucht is voor een vervolging in zijn land. Welnu, ik zeg u, mijnheer Annemans, ik voel er absoluut niets voor om het debat op die manier te voeren.

 

Hoe wil ik het debat dan wel voeren? Ik wil het debat voeren op een heel rationele manier. Ik vind dat deze regering moet bepalen op welke manier, langs welke voordeur men ons land kan binnenkomen. Die voordeur moeten wij exact bepalen en aflijnen. Wij mogen ons niet meer verschuilen achter het argument dat de immigratiestop van 1974 nog steeds geldt, want dat klopt niet. Als er een migratiestop is, proberen mensen via oneigenlijke kanalen, via de achterdeur binnen te komen om zo op die manier in uw zetel te gaan zitten. Dat signaal wil ik niet geven.

 

Ik wil het debat rationeel voeren. Mijn dienst Economische Migratie, waarover u uw vraag hebt ingediend, kadert daarin. Wij hebben op dit ogenblik een wetgeving inzake economische migratie. Als men hier komt werken, krijgt men een visum. Men kan een visum krijgen als men hier komt investeren. Ik denk dat de Antwerpse haven toch ook wel uw electorale achtertuin is waarmee u altijd pocht. Ik denk dat daar heel wat mensen zitten die gebruikmaken van een visum.

 

De meeste van die visa - 75 à 80% - worden op dit ogenblik uitgereikt in de ambassades. 20 à 25% van de visa waarover twijfel bestaat, komen bij de dienst Vreemdelingenzaken tussen alle andere mogelijke visa terecht. Wij pleiten ervoor om de visa die betrekking hebben op economische migratie door een andere dienst te laten behandelen. Op die manier willen wij niet meer mensen via een achterdeur laten binnenkomen, maar willen wij wel de bonafide mensen die onze economie willen versterken en op die manier de vergrijzing van onze bevolking mee zullen helpen opvangen, ons land laten binnenkomen. Met een aparte dienst kunnen wij als land het signaal geven dat zakenlui die hier willen komen investeren, hier welkom zijn en dat zij op een snelle en betere manier zullen worden geholpen.

 

12.03  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mevrouw de minister, u mag zoveel rond de pot draaien als u wil, maar wat ziet de bevolking? De bevolking ziet een regering aantreden die voor de eerste keer in meer dan tien jaar zegt opnieuw meer immigratie te zullen toelaten. Dezelfde regering organiseert vervolgens aparte diensten om de immigratie efficiënter, beter en sneller te laten verlopen.

 

Wat ziet de bevolking echter ook? Zij ziet dat het plan van de regering niet democratisch is. Er is geen draagvlak voor het immigratiebeleid dat u nu op poten aan het zetten bent. Excuseer mij, maar ik kan u formeel bevestigen dat de Antwerpse haven niet zit te wachten op wat u bezig bent te doen. De Vlaming, de Antwerpse haven en wie dan ook weten één zaak: u beweert dat u rationeel beslist, maar niet rationeel is wat iedereen kan zien en op het netvlies staat gebrand. Dat is dat alle hongerstakers gisteren in de kerk voor u stonden te juichen en te applaudisseren, omdat zij opnieuw ongestoord negen maanden mogen blijven.

 

De bevolking heeft gezien – dat staat op het netvlies van de Vlaming gebrand – dat de huidige regering op het vlak van immigratie het omgekeerde doet van wat de Vlaamse bevolking al meer dan twintig jaar in alle stembussen vraagt en eist. U doet het omgekeerde van wat de Vlaming vraagt. Dat is geen democratie. Er is een regering aan het werk die het immigratiebeleid zal versterken en nog meer dan vroeger zal versnellen. Bovendien zal ze een dergelijk beleid ook nog eens organiseren. Dat is niet wat de kiezer heeft gevraagd. Dat is dus ook niet de regering die de kiezer heeft gevraagd, zeker niet wanneer bedoeld feit het enige is wat de regering tot nu toe heeft gedaan.

 

De voorzitter: Mijnheer Annemans, het is een repliek en geen speech.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "de toekenning van een verblijfsvergunning aan hongerstakende asielzoekers" (nr. P0450)

- de heer Jean Marie Dedecker aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "de toekenning van een verblijfsvergunning aan hongerstakende asielzoekers" (nr. P0451)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "de toekenning van een verblijfsvergunning aan hongerstakende asielzoekers" (nr. P0452)

- mevrouw Dalila Douifi aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "de toekenning van een verblijfsvergunning aan hongerstakende asielzoekers" (nr. P0456)

13 Questions jointes de

- Mme Leen Dierick à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "l'octroi d'un titre de séjour à des demandeurs d'asile en grève de la faim" (n° P0450)

- M. Jean Marie Dedecker à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "l'octroi d'un titre de séjour à des demandeurs d'asile en grève de la faim" (n° P0451)

- Mme Sarah Smeyers à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "l'octroi d'un titre de séjour à des demandeurs d'asile en grève de la faim" (n° P0452)

- Mme Dalila Douifi à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "l'octroi d'un titre de séjour à des demandeurs d'asile en grève de la faim" (n° P0456)

 

13.01  Leen Dierick (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, zondag hebben honderden mensen hier in Brussel betoogd voor de regularisatie van de sans-papiers. Gisteren eindigde de hongerstaking die 56 dagen had geduurd. Die hongerstaking is er gekomen om hun roep naar een humaan migratiebeleid en duidelijke regularisatiecriteria meer kracht bij te zetten. Velen onder hen hadden een levensbedreigend punt bereikt en dat bewijst hoe wanhopig deze mensen waren.

 

Laat ons duidelijk zijn: dergelijke drukkingsmiddelen zijn uiteraard niet goed te keuren en zijn ook wel betreurenswaardig. We leven in een rechtsstaat en de wet bepaalt wat kan en wat niet. Er moet volgens mij toch wel snel duidelijkheid komen over de criteria tot regularisatie. In mei zijn er beloftes gedaan dat er een rondzendbrief zou komen. Ik kan er alleen maar op aandringen dat er op zeer korte termijn werk wordt gemaakt van deze rondzendbrief, zodat er heldere criteria zijn waaraan men het dossier van elk individu afzonderlijk kan toetsen. Graag had ik dan ook een aantal vragen gesteld aan mevrouw de minister, enerzijds over de hongerstaking, anderzijds over die rondzendbrief.

 

Graag had ik vernomen onder welke modaliteiten de tijdelijke verblijfsvergunning aan de hongerstakers is toegekend. Vreest u ook niet dat het geven van die tijdelijke verblijfsvergunning een soort van precedent heeft gecreëerd?

 

Met betrekking tot de rondzendbrief had ik graag geweten wat momenteel de stand van zaken is. Zijn er concrete afspraken omtrent de inhoud hiervan? Hebt u enig idee hoeveel asielzoekers in aanmerking zouden kunnen komen zodra deze rondzendbrief van kracht kan worden?

 

13.02  Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, eigenlijk heb ik met u te doen. Ik vind dat u met de Begijnhofkerk eigenlijk een beetje het begijntje van de Wetstraat bent geworden. Eigenlijk heb ik met u te doen, want u wordt in feite behandeld als quantité négligeable. Op maandag komt mevrouw Milquet naar de kerk, en op dinsdag moeten we al de absolutie geven na nog nooit de biecht te hebben gehoord. Dat noem ik van uw collega’s: quantité négligeable.

 

Eigenlijk heb ik ook met u te doen, want dat duurt nu al maanden. U bent nu al maanden minister. We hebben de beleidsnota gezien. U belooft al maanden maatregelen. We hebben hier al gepraat over het bulletin en we hebben hier al gepraat over het puntenboek.

 

Mijnheer Tommelein, u komt straks ook aan het woord. Ik heb nog iets voor de VLD in petto. U moet niet verlegen zijn.

 

Wat gebeurt er? U loopt met uw twee voeten vooruit in de valstrik. Had u gewoon maar even geluisterd naar de politie die al lang weet dat die kerkbezettingen georganiseerd zijn om de zieligheid van de allochtoon op te wekken, om de illegaliteit te verrechtvaardigen en ook om de wreedheid van onze overheid te benadrukken. Doch, u trapt daar gewoon in de valstrik.

 

Ik zal u en de dames en heren van de VLD toch even het geheugen opfrissen. Dat is toch de partij waarvoor u staat. Uw voorganger, minister Dewael – in feite uw patron, ook vandaag – heeft ooit gezegd dat hij nooit heeft onderhandeld en dit ook niet wilde doen onder druk van welke acties dan ook. Zou hij dit wel doen, dan zou hij zich zeer onbillijk opstellen tegenover al diegenen die wel rekening houden met de regels van onze democratie.

 

Hoe zult u deze houding rechtvaardigen ten overstaan van al die ambtenaren die bijvoorbeeld op DVZ wel ernstig onderzoek doen? Ook minister Dewael heeft zijn woord niet gehouden, maar dat blijkt een gewoonte te zijn bij Open VLD.

 

Ik citeer de heer Dewael nog eens: "Hongerstaking is een onaanvaardbaar drukkingsmiddel in een democratische rechtstaat. Noch naar de grond van de zaak, noch naar de wijze van afhandeling mag dat enig voordeel opleveren. Wij aanvaarden de chantage van een hongerstaking niet."

 

Mevrouw de minister, dat is precies wat u hebt gedaan. U moet echt oppassen. Wie zwicht voor de straat, belandt heel vaak zelf op de straat.

 

Ik heb daarom nog een bijkomende vraag over dit beleid van willekeur en medelijden. Medelijden is het gevoel van de machteloze. De regering is blijkbaar machteloos op elk vlak. Ik wil echt weten over hoeveel personen het gaat. Hoeveel personen die in die Begijnhofkerk zaten, hebben de procedure doorlopen? Hoeveel personen hebt u negen maanden respijt gegeven? Gaat het om familieleden en over hoeveel kinderen?

 

U moet weten dat in het buitenland nooit wordt toegegeven aan deze chantage. U opent de poort voor de willekeur. Ik noem dit een voorbeeld van wanbeleid.

 

13.03  Sarah Smeyers (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de feiten zijn bekend en ik zal ze dus niet meer herhalen. De oplossing is ook bekend, met name een tijdelijke verblijfsvergunning en arbeidskaart voor de 161 hongerstakers die 56 dagen in de Begijnhofkerk hebben gezeten.

 

Alhoewel het volgens u strikt genomen niet om een collectieve regularisatie gaat, kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat deze mensen er alles aan zullen doen om binnenkort aan de voorwaarden te voldoen die u stelt om definitief in ons land te kunnen blijven. Wellicht mondt deze operatie dan echt uit in een collectieve regularisatie.

 

Mevrouw de minister, uw beleidsnota was op dit vlak nochtans heel hoopvol. U zou elk dossier individueel bekijken en er was geen mogelijkheid tot collectieve regularisatie. Mijn verbazing was gisteren dan ook heel groot toen bleek dat er van deze aanpak in de praktijk geen sprake meer was.

 

Ik heb daarom de volgende vragen. Zal dit in de praktijk leiden tot een collectieve regularisatieprocedure voor hongerstakers? Is deze, weliswaar voorlopige, collectieve regularisatie niet in tegenspraak met het beleid dat u voor ogen had bij het voorstellen van uw beleidsnota?

 

Beschouwt u een hongerstaking als een gerechtvaardigd middel om verblijfsdocumenten te verwerven? Vreest u niet dat met deze regularisatie een fout signaal wordt gegeven waardoor in de toekomst nog veel meer mensen zonder papieren op een gelijkaardige manier zullen proberen geregulariseerd te worden?

 

13.04  Dalila Douifi (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het goede om als laatste vraagsteller het woord te mogen nemen is natuurlijk dat men dan kan luisteren naar twee collega’s van de meerderheid.

 

Mevrouw Smeyers, u vraagt aan minister Turtelboom of zij niet vreest dat ze met de verblijfspapieren die zijn gegeven om een einde te stellen aan de dramatische omstandigheden van de hongerstaking in de Begijnhofkerk een verkeerd signaal geeft omdat er alles aan zal worden gedaan om papieren te krijgen.

 

Collega’s van de fractie CD&V - N-VA, ik lees vandaag dat Open VLD kritiek heeft op Joëlle Milquet die afgelopen dinsdag naar de kerk is geweest als steunbezoek aan de actievoerders. Ik lees vandaag dat de woordvoerder van de eerste minister van dit land, de heer Leterme, kritiek heeft op collega Milquet van deze regering omdat zij daar is geweest.

 

Collega’s van de CD&V - N-VA-fractie, weet u wie er ook aanwezig was in de Begijnhofkerk? Een senator van de CD&V - N-VA-fractie, namelijk Sabine de Bethune, is daar geweest! Zij is daar ook geweest.

 

Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik vind het dus een zeer pijnlijke vertoning. De verwarring wordt steeds erger en erger. U helpt de minister niet door te vragen of ze vreest dat ze verkeerde signalen geeft. U zou beter binnen deze regering ervoor zorgen dat men uitvoert wat men heeft beloofd in het regeerakkoord, namelijk duidelijke criteria opstellen om te regulariseren.

 

Collega’s van CD&V - N-VA, u hebt het allemaal beloofd. Nahima Lanjri was na de onderhandelingen verschillende keren op televisie om te zeggen dat er eindelijk een einde gaat komen aan het leed van zoveel goedgeïntegreerde families en dat het niet de bedoeling is om ze terug te sturen. Open VLD zegt dat ze de grenzen open wilt, dat ze nieuwe economische migratie wil.

 

Mevrouw de minister, het is moeilijk als beginneling. Ik begrijp dat. Misschien zijn het foutjes van een beginneling. Ik vind echter dat u zich zeer als een partijminister opstelt. Als u alleen economische migratie wilt, zeg dat dan duidelijk. Het kan echter voor ons alleszins niet de bedoeling zijn dat effectief die goedgeïntegreerde families worden uitgewezen.

 

Het is echter toch wel pijnlijk om te zien dat regeringspartijen hier het omgekeerde komen zeggen ten opzichte van mekaar terwijl Sabine de Bethune zelf ook aanwezig was in de Begijnhofkerk.

 

Mevrouw de minister, hetgeen ik over de bezetting van de Begijnhofkerk en de verblijfspapieren van de actievoerders wil vragen, gaat over hetgeen vandaag in de krant stond. Naast de actievoerders zijn er ook nog zes mensen die in een gesloten centrum waren ondergebracht die ook verblijfsdocumenten hebben gekregen. Ook een aantal vrouwen zou verblijfsdocumenten hebben gekregen. Dat betreft dus geen hongerstakers, geen actievoerders in de Begijnhofkerk. Op basis waarvan hebben zij dan papieren gehad? Wat waren de criteria daarvoor?

 

Een volgend punt moeten jullie straks maar eens onder mekaar uitruziën. Collega’s van CD&V-N-VA, ik heb het regeerakkoord wel degelijk gelezen.

 

Daar staan duidelijke criteria in inzake de lange procedure, de procedure voor de Raad van State, en de aanvraag, volgens artikel 9,3e, om humanitaire redenen. Ik meen dat er zelfs niet zoveel eensgezindheid nodig is om uit te voeren wat in het regeerakkoord staat, maar als u zelfs dat niet kunt, doet u maar één iets, met name de situatie verergeren. U geeft enerzijds hoop aan een aantal mensen die denken wel in aanmerking te kunnen komen, en anderzijds wijst u mensen uit die in aanmerking zouden moeten kunnen komen.

 

13.05 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, de hongerstaking in de Begijnhofkerk is de langste hongerstaking die wij ooit in ons land hebben gehad. Zij is tien dagen minder lang dan de hongerstaking van Bobby Sands, die in 1981 is gestorven, als een van de weinige hongerstakers die daaraan is gestorven.

 

(…): (…)

 

De voorzitter: Laat de minister uitspreken.

 

13.06 Minister Annemie Turtelboom Ik probeer altijd te zwijgen als parlementsleden spreken. Ik wil dus vragen dat u nu ook even luistert.

 

Dit was bovendien een van de grootste hongerstakingen, en bij momenten een van de meest ongeorganiseerde, wat bij momenten de gezondheid van de mensen nog veel meer in gevaar heeft gebracht. Ik zou graag voor de goede orde met de collega’s hier een aantal andere mogelijke oplossingen overlopen.

 

Stel bijvoorbeeld dat ik onmiddellijk zou toegeven. Er is een hongerstaking, die trouwens als kerkbezetting begonnen is vóór de vorming van deze regering, vóór 20 maart 2008. Stel dat ik onmiddellijk zou toegeven en hen een definitieve regularisatie zou geven. Dan zou ik eigenlijk pleiten voor een politiek van open grenzen. Dan zou men onmiddellijk zeggen: start een hongerstaking en u krijgt een definitieve regularisatie. Maar dan zou elke andere rationeel georganiseerde migratiepolitiek tot niets leiden. Ik heb dat niet gedaan.

 

Stel dat ik de hongerstakers op melodramatische wijze als minister zou gaan bezoeken. Dan zou ik eigenlijk het signaal geven: doe maar verder, ik moedig jullie aan, het is een goed instrument waarvoor jullie hebben gekozen. Ik heb dat ook niet gedaan. U zult van mij weinig verklaringen lezen, en geen verklaringen uit de voorbije weken.

 

Stel dat ik de hongerstaking zou gebruiken om politiek mijn slag thuis te halen door bijvoorbeeld, zoals sommigen hebben gedaan de voorbije dagen, de hongerstaking te koppelen aan een ander politiek dossier. Dan zou ik eigenlijk op de kap van mensen die toch in een precaire gezondheidssituatie zitten proberen een politiek dossier binnen te halen. Ik heb dat ook niet gedaan.

 

Stel dat ik gewoon niets had gedaan en dat ik zou hebben gezegd: het is uw eigen verantwoordelijkheid als u niet meer wil eten, u moet maar doen wat u denkt. Dan zou ik eigenlijk hebben gezegd: u mag sterven.

 

Ik zou het eens willen vragen aan de collega’s hier in het halfrond die mij nu verwijten dat ik mij laat chanteren. Ik zal daar straks op terugkomen om heel duidelijk te zeggen dat het niet zo is.

 

Wie van die mensen durft hier, in dit halfrond, vlakaf zeggen: “Ja, laat hen maar creperen, laat hen maar sterven”? Wie durft dat hier zeggen? Daarvoor heb ik ook niet gekozen. Dat zou trouwens een democratisch land onwaardig zijn.

 

De laatste optie was dat ik de kerk liet ontruimen. Ik ben bij deze problematiek betrokken omdat zij een verblijfsvergunning vragen. Ik ben niet bevoegd voor arbeidskaarten. Ik ben ook absoluut niet bevoegd voor een evacuatie. Daarvoor is de lokale politie verantwoordelijk en daarvoor moet men bewijzen dat de openbare orde of de openbare gezondheid wordt geschaad. Dat is niet zo gemakkelijk te bewijzen.

 

Los daarvan, toen ik die opties overliep, zag ik geen oplossing. Het was een heel moeilijke situatie. Het was een actie waarvan men fundamenteel nooit kan zeggen dat het een manier is om iets te bereiken, maar los daarvan heeft men op een bepaald ogenblik te maken met een grote groep mensen die in een precaire gezondheidssituatie verkeren. Wat heb ik niet gedaan? Ik heb mij niet laten chanteren, want ik heb geen definitieve regularisatie gegeven. Ik heb dat niet gedaan. Er is wel een tijdelijke verblijfsvergunning gegeven, maar…

 

13.07  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): (…)

 

13.08 Minister Annemie Turtelboom: Ik probeer altijd de collega’s te laten uitspreken. Ik zou graag hebben dat u dat ook doet.

 

De voorzitter: Laat de minister uitspreken, zeker als u niet in het debat betrokken bent.

 

13.09 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb geen definitieve regularisaties gegeven. Ik heb die ook niet toegezegd. Wat ik ook niet heb gedaan, is zoveel mensen laten creperen. Ik heb niet tegen zoveel mensen gezegd: ik zet u onmiddellijk op een vliegtuig, in een abominabele gezondheidstoestand. Dat heb ik ook niet gedaan.

 

Wat heb ik dan wel gedaan? Ik heb mijn verantwoordelijkheid genomen. Ik heb de wet gevolgd, meer bepaald een wet die u zelf trouwens in 2006 mee hebt goedgekeurd, mijnheer Dedecker, zoals vele andere collega’s in dit halfrond. Die wet laat toe dat men iemand wegens medische redenen tijdelijk een verblijfsvergunning geeft, zodat hij op ons grondgebied kan recupereren.

 

Nadien …

 

(…): (…)

 

13.10 Minister Annemie Turtelboom: Ik merk dat u in de strijd om rechts een beetje van gedachten aan het veranderen bent. Dat laat ik echter rustig aan de rechterflank over; daar ga ik mij niet mee bemoeien.

 

(…): (…)

 

13.11 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb mijn antwoord nog niet gegeven. Ik luister altijd met heel veel respect naar de collega’s, zeker in een moeilijk dossier zoals dit.

 

Wat hebben mij diensten gezegd? Wij geven deze mensen een medische recuperatieperiode zoals dat een democratisch land waardig is. Nadien zullen hun dossiers geval per geval worden bekeken om na te gaan of er zich nieuwe feiten voordoen. Migratie, iemand die naar hier komt of hier verblijft, is immers geen vaststaand feit.

 

Voor het beste bewijs dat dit geen definitieve regularisatie is, kan ik verwijzen naar de hongerstaking die is beëindigd in de Koningsstraat. Een kleine minderheid van die mensen heeft een arbeidskaart gekregen en op basis daarvan een verlengde verblijfsvergunning. Dat is het beste bewijs om aan te tonen dat hier geen definitieve regularisatie is toegekend maar dat wij om tijdelijke, medische redenen de mensen laten recupereren in ons land, wat een democratische land waardig is. Een verantwoord minister kan niet anders dan deze maatregel nemen.

 

Mijnheer de voorzitter, ik heb ook bepaalde conclusies uit dit verhaal getrokken. Hongerstakingen kan ik niet verbieden. Ik kan geen wet voorschrijven die verbiedt om dat te doen. Ik heb wel gemerkt dat het tijd is om eens heel goed na te denken – dat zal ik de komende weken ook doen – over welke verantwoordelijkheid er op welk moment bij welke autoriteit ligt. Het gaat niet alleen om lokale overheden, federale overheden en gewestelijke overheden die verantwoordelijk zijn voor arbeidskaarten, maar ook om de mensen die de hongerstakers omringen, bijvoorbeeld de kerkelijke overheid die haar deuren openzet. Wij moeten eens kijken hoe wij via een procedure veel beter kunnen omschrijven wat de verantwoordelijkheid is van elke actor in dit verhaal. Daarmee zal ik in de komende maanden komen.

 

13.12  Leen Dierick (CD&V - N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw uitgebreid antwoord. Dit is volgens mij een zeer delicaat en gevoelig dossier.

 

Over één punt zijn wij het allemaal eens, met name dat een hongerstaking als drukkingsmiddel niet aanvaardbaar is. Dat kunnen wij niet toestaan. Wij moeten dat ook kunnen durven veroordelen.

 

Daarnaast denk ik dat de beslissing die u hebt genomen, een wijze beslissing is. Er moest iets worden beslist, en, gelet op de omstandigheden, denk ik dat het beste eruit is gehaald.

 

Het is echter een tijdelijke oplossing. Wij blijven ernaar streven dat er duidelijkheid komt, met behulp van die rondzendbrief. Er moet een einde worden gemaakt aan de onzekerheid waarin veel mensen momenteel leven, en ook aan het feit dat sommigen daaruit voordeel trachten te halen. Wij leven in een rechtsstaat, waarin de wet bepaalt wat er al dan niet kan. Dat geldt ook voor de asielproblematiek.

 

Ook heel belangrijk, is een effectief humaan uitwijsbeleid. Als er een beslissing is genomen in een asieldossier, dan moet die ook effectief worden uitgevoerd. Daarbij zijn verschillende actoren betrokken. Ik hoop dat iedereen daarin zijn verantwoordelijkheid neemt.

 

13.13  Jean Marie Dedecker (LDD): Mevrouw de minister, begijntjes en kwezeltjes mogen van mij wel dansen, maar zij mogen vooral niet liegen. Ik zal u tegenspreken. Dit is wel een collectieve regularisatie. U moet namelijk consequent zijn met uzelf. U hebt hier uw beleidsplan en uw puntenboek voorgesteld. Daarin staat klaar en duidelijk – mevrouw Milquet heeft dat gedicteerd; daarover hebben wij het toen ook gehad – dat wie werk heeft mag blijven. Wie werkt, krijgt bijvoorbeeld veertig punten. Wij wachten nog op die puntenverdeling, maar ik weet dat er nogal wat faalangst is bij Open VLD om tegenwoordig iets te besluiten. Een eerste punt is dus dat u aan al die mensen die daar zitten een arbeidskaart hebt gegeven.

 

U hebt niet geantwoord op mijn vragen. Ik weet nog altijd niet over hoeveel mensen het gaat. Ik heb ook gevraagd wat u zult doen met al de ambtenaren van DVZ die wel hun werk doen. Zult u zich ten aanzien van hen verantwoorden?

 

U doet aan een collectieve regularisatie, gemeten volgens uw eigen beleid en volgens uw eigen wetgeving. U geeft een arbeidskaart, waarmee u automatisch zegt dat de betrokkenen kunnen blijven in de toekomst. Nochtans, wie honger heeft geleden, heeft geen negen maanden nodig om terug op de been te zijn, maar die discussie zal ik nu niet aangaan. Daarover kunnen andere mensen zich misschien uitspreken.

 

Ik wil nog een punt aanhalen. In hongerstaking gaat men vrijwillig. Men vangt vrijwillig aan met een hongerstaking en men beëindigt die ook vrijwillig. Wie zichzelf wil verhongeren, doet dat zichzelf aan. Ik zal echter meer zeggen. Dit gebeurt niet vrijwillig. U moet maar eens aan uw collega Dewael, die daarover indertijd grote uitspraken heeft gedaan, vragen hoe dat wordt georganiseerd. Een bende van mensenhandelaars bezet overal kerken en verplicht zelfs mensen om daarbij aanwezig te zijn, waarbij hun familie wordt gechanteerd en hun kinderen ’s nacht de straat worden opgestuurd met snoepjes.

 

U moet dat echt eens vragen.

 

Ik wil de kwestie niet minimaliseren, maar u moet het dossier kennen, vooraleer u zich als de profeet van het medelijden profileert.

 

Mevrouw de minister, ik hoop dat u de zaak onderzoekt. Ik zou bovendien heel graag een antwoord krijgen op de vraag over hoeveel mensen het gaat. Gaat het over 161 of over 572 mensen, familie en kinderen inbegrepen? Ik zou dat eens willen weten.

 

Ik zou ook een beetje intellectuele eerlijkheid willen en u dus de betrokkenen een arbeidskaart willen zien geven, wat volgens uw beleid dan zou betekenen dat zij automatisch mogen blijven. Dat betekent ook dat u hier werd gechanteerd en dat u voor uw collega Milquet bent gezwicht. U bent ook voor de hongerstakers in de kerk gezwicht. Daarmee ontpopt u zich niet alleen tot begijntje. U bent bovendien de priesteres van de valse hoop tegenover mensen die dergelijke acties in de toekomst nog zullen ondernemen.

 

De voorzitter: Het is geen debat.

 

13.14  Sarah Smeyers (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, uw antwoord was erg lang doch niet concreet genoeg voor mij.

 

U gaf geen antwoord op de vraag of wat gebeurd is een precedent is. Ik ben ervan overtuigd dat het zeker en vast een precedent is. Het gaat wel degelijk om een collectieve regularisatie. Over negen maanden zullen alle betrokkenen – 161 personen of meer – effectief in ons land blijven. Dat is een fout signaal.

 

Ik herhaal en benadruk dat uw beleidsnota heel beloftevol was. Wij moeten echter vaststellen dat van uw nota in de praktijk weinig in huis komt.

 

(Applaus van de LDD-fractie).

 

Tot slot kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat u zich door collega-ministers onder druk hebt laten zetten. Ik kan mij in dat geval enkel maar de vraag stellen of een hongerstaking een middel is om gelijk welk resultaat te boeken. Ik kan dan ook aan de heren en dames onderhandelaars over de staatshervorming en BHV slechts één advies geven: ga in hongerstaking!

 

13.15  Dalila Douifi (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik richt mij in het bijzonder tot de collega’s van de CD&V-N.VA-fractie behorende tot deze meerderheid. Wat is pas een fout signaal? Dat leden van deze meerderheid komen zeggen dat de minister behorende tot dezelfde regering, niet kan uitvoeren wat zou moet worden uitgevoerd. Het gaat om een akkoord. U bent mee verantwoordelijk voor dat signaal en voor de grote verwarring die er in dit dossier heerst.

 

Om de woorden van minister Turtelboom te hernemen: stel dat er een regering zou zijn die het eens geraakt over één dossier, bijvoorbeeld inzake uw bevoegdheid voor Asiel en Migratie. Stel dat deze regering het eens is dat er moet worden verder gebouwd op basis van de goede wet waarover enkele jaren geleden onder paars is gestemd: een strengere, maar ook efficiëntere en humanere asielwet. Wie echt bescherming nodig heeft en het statuut van vluchteling nodig heeft, krijgt papieren volgens die wetgeving. Stel dat men zou overeenkomen in deze regering en dat men op basis van die eerlijke asielwet zou onderzoeken wie, op basis van duidelijke criteria uit het verleden, recht kan hebben op een regularisatie. Stel dat men tot duidelijke criteria zou komen, zouden we een legitieme oplossing kunnen bieden aan vele mensen, vooral aan families met schoolgaande kinderen, collega’s, die inderdaad geen land van thuiskomst meer hebben en zelfs de taal niet spreken van hun land van herkomst, maar Nederlands of Frans spreken. Die gevallen zouden we moeten kunnen bekijken.

 

Stel, mevrouw de minister, dat deze regering eensgezindheid vindt in dat dossier, dan zou u inderdaad op een deftige manier aan uw andere bevoegdheden kunnen beginnen. Wij zouden daarover met alle plezier debatteren in de commissies. Dat zou dan een deftig debat over migratie zijn, waarbij men niet alles op één hoop gooit, zoals nu gebeurt. Dan zou men zelfs een goed debat over economische migratie kunnen voeren. Dan zou u tenminste doen wat u moet doen: niet de minister van één partij worden, maar een goede vakminister. Dat wens ik in dit dossier.

 

Daarvoor is het nodig dat deze regering op één lijn geraakt.

 

13.16 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik wil nog een zin zeggen. Ik weet nog altijd niet in welk woordenboek staat dat negen maanden een synoniem is van altijd.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Question de Mme Karine Lalieux au secrétaire d'État, adjoint au ministre des Finances sur "le paquet fiscal dans le cadre du Printemps de l'environnement" (n° P0455)

14 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Financiën over "de fiscale maatregelen in het kader van de Lente van het Leefmilieu" (nr. P0455)

 

14.01  Karine Lalieux (PS): Monsieur le secrétaire d'État, en charge de la fiscalité verte, vous avez pris connaissance des propositions élaborées dans le cadre du Printemps de l'environnement. Début juin, des associations, des ONG, des administrations régionales et fédérales vous ont transmis les résultats de leurs concertations ainsi que quelques pistes. D'ailleurs, le 20 juin dernier, vous avez réuni certains de ces acteurs; vous leur avez dit être favorable à une réforme de la fiscalité sur les voitures de société. Il faut savoir que le système belge est un système exceptionnel au niveau européen et beaucoup trop favorable, selon moi, générant des effets négatifs sur l'environnement, la mobilité et les émissions de CO2.

 

Vous vous êtes également prononcé positivement sur l'étalement de la TVA pour les organismes faisant office de tiers investisseurs. Cela leur permet d'avoir une plus grande trésorerie, de soutenir davantage de projets, de réaliser des travaux économiseurs d'énergie et de créer des emplois.

 

Par ailleurs, la fiscalité verte, tant régionale que fédérale, présente un réel manque de lisibilité au niveau de notre pays. À long terme, une vision beaucoup plus cohérente de cette fiscalité s'avérerait nécessaire pour examiner les bénéfices à en retirer.

 

Monsieur le ministre, quelles sont vos propositions pour limiter les effets négatifs du recours excessif aux voitures de société grâce à cette fiscalité particulière? Selon quel calendrier? Allez-vous permettre l'étalement du paiement de la TVA par rapport à ces organismes faisant office de tiers payeurs? Selon quel échéancier? Quelles mesures comptez-vous prendre pour vous inscrire dans la politique globale environnementale de ce pays? Allez-vous déposer des objectifs chiffrés sur la table ainsi que des instruments d'évaluation?

 

Les plus faibles revenus n'ont pas accès à cette fiscalité verte et à ces réductions d'impôts. Je vous rappelle, car vous vous êtes trompé dans les chiffres hier lors de votre passage à la RTBF, que ce n'est pas 8.000 euros que gagne une famille qui vit du revenu d'intégration, mais bien 930 euros. Ces bénéficiaires n'ont donc pas accès à ces réductions d'impôts puisqu'ils n'en paient pas. Que comptez-vous mettre en œuvre afin que ces personnes puissent, elles aussi, entamer des travaux réducteurs d'énergie en vue de diminuer leur facture d'énergie?

 

Que vous demandons-nous aujourd'hui, monsieur le ministre? Des délais, un échéancier et de vous inscrire dans la réflexion globale par rapport à une politique environnementale.

 

14.02  Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Monsieur le président, chère collègue, je vous remercie pour votre question qui me permet de revenir sur mon implication dans le cadre du Printemps de l'environnement qui a été lancé par mon collègue, M. Magnette, il y a quelques mois déjà. Au moment du lancement de ce processus, j'avais attiré son attention sur le fait que si l'on voulait travailler sur les mesures fiscales, il fallait que le département des Finances y soit associé.

 

Nous avions donc convenu qu'il transmettrait à mon cabinet, après la première phase de discussion avec tous les partenaires qui avaient été invités à participer à cette grande réflexion, les mesures à caractère fiscal. C'est d'ailleurs ce qu'il a fait début juin, ce qui m'a permis d'organiser la réunion du 20 juin dont vous avez parlé.

 

À cette occasion, nous avons d'abord fait le tour de toutes les mesures qui avaient suscité l'unanimité des partenaires. Ces mesures visent notamment à encourager divers investissements en vue d'économiser l'énergie que ce soit au niveau des voitures, des moteurs de bateaux, etc. Il a également été question d'avantages fiscaux pour les vélos.

 

Je me suis engagé à demander au département des Finances de se pencher sur toutes ces mesures afin de pouvoir les présenter, au gouvernement, avec leur impact budgétaire. En effet, le gouvernement doit vérifier s'il peut dégager les moyens nécessaires pour avancer dans ce sens. D'ailleurs, si nous travaillons rapidement, ce seront peut-être les premières mesures issues des travaux du Printemps de l'environnement à être soumises au gouvernement qui n'a pas encore eu à se prononcer collectivement à ce sujet.

 

Par ailleurs, la question importante des voitures de société, qui a été évoquée par beaucoup d'associations, n'a pas encore fait l'objet d'un accord unanime au sein des ateliers du Printemps de l'environnement. En outre, il a été décidé de la transmettre aux partenaires sociaux puisque cette matière est liée à la rémunération des travailleurs et qu'elle doit faire l'objet d'une concertation sociale entre patronat et syndicats. Je me suis donc engagé à préparer d'éventuelles adaptations susceptibles d'enrichir la négociation qui pourrait avoir lieu entre les partenaires sociaux au mois de septembre.

 

Nous allons également travailler sur le dossier des tiers investisseurs, une bonne idée en théorie mais qui soulève beaucoup plus de problèmes pratiques qu'on le pense. Nous examinons comment nous pouvons améliorer les choses. J'espère revenir à l'automne, quand le gouvernement reprendra ses travaux, avec des projets précis, concrets et budgétés.

 

14.03  Karine Lalieux (PS): Monsieur le secrétaire d'État, soit j'ai mal lu vos déclarations sur les voitures de société, soit vous vous déchargez de vos responsabilités par rapport à un système qui n'existe dans aucun autre pays européen. Pour les partenaires sociaux, c'est un peu léger; vous auriez dû donner une plus grande impulsion au dossier. Ce qu'on demande réellement, ce sont des objectifs budgétés, des instruments permettant de mesurer les effets d'une politique fiscale, un échéancier, des délais.

 

Tout le gouvernement doit porter ce Printemps de l'environnement, doit s'inscrire dans une politique environnementale pour notre pays; il y a urgence! Nous attendons de votre part un calendrier précis, ce que je n'ai pas vraiment entendu aujourd'hui.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

15 Question de M. Guy Coëme au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le bureau unique des douanes" (n° P0439)

15 Vraag van de heer Guy Coëme aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het enig kantoor der douane" (nr. P0439)

 

15.01  Guy Coëme (PS): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, chers collègues, de manière préliminaire à la question que j'aimerais poser à M. le secrétaire d'État, je poserai une question relative aux intérêts notionnels. Ce n'est pas un piège, et ce n'est pas nouveau. Je vous demande des éléments factuels et ne vous demanderai certainement rien au niveau du contenu. Nous vous interrogerons à ce sujet à la semaine prochaine.

 

Ma première question vise à savoir si le ministère des Finances a déposé, comme convenu, d'ailleurs, au sein du gouvernement, le rapport sur le coût des intérêts notionnels. Un deuxième rapport devait être déposé par la Banque nationale. A-t-il été déposé dans le cadre du contrôle budgétaire? Un troisième rapport devait être examiné. Il concerne le rapport de la "task force" qui résulte de la décision du gouvernement. Il s'agit d'éléments factuels; je vous demande de me répondre par oui ou par non, avant d'en venir à la problématique des douanes, qui est plus complexe.

 

Comme j'ai une dizaine de questions à vous poser, vous autoriserez, monsieur le président, que je lise ces dernières, mais également que M. le secrétaire d'État réponde en lisant les dix réponses que je suppose qu'il va me fournir.

 

Cela concerne un problème qui semble récurrent, à savoir la difficulté, pour le ministère des Finances, de ventiler les recettes qu'il encaisse en passant par le bureau unique des douanes, en matière de droits de douane, d'une part, d'accises, d'autre part, et, enfin, de TVA. Chacun peut comprendre que, si les droits de douane reviennent à l'Europe, les accises et la TVA reviennent à la Belgique. Apparemment, il existe une incapacité à ventiler de manière précise les trois catégories. C'est la raison pour laquelle je vous pose les questions suivantes.

 

1. Depuis quand ce problème se pose-t-il?

2. Comment et sur quelle base impute-t-on aux recettes de l'État les accises et la TVA versées au bureau unique de douane?

 

3. Pouvez-vous garantir que toutes les recettes en accises et en TVA reviennent bien à la Belgique et qu'elles entrent in fine en compte dans les caisses du budget de l'État?

4. Le budget de l'État en est-il affecté?

5. Pouvez-vous garantir que l'État n'est en rien pénalisé par ce qui pourrait être à nos yeux une grave approximation de l'administration des douanes?

6. S'il existe, quel est le déficit à ce stade?

7. Quelles en sont les causes?

8. Peut-on mettre en cause le programme informatique du ministère des Finances et, singulièrement, le programme qui gère la douane?

9. Que comptez-vous entreprendre pour résoudre le problème posé?

10 Ne faut-il pas revoir le fonctionnement du bureau unique des douanes?

 

15.02  Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Monsieur le président, cher collègue, je réponds bien volontiers à votre question sur les douanes et sur la mise en œuvre du PLDA (PaperLess Douanes et Accises).

 

Il faut savoir que la mise en œuvre du Bureau unique des douanes, qui date de juin 2007, et la mise en œuvre du projet PLDA, en novembre 2007, ont entraîné un bouleversement radical et fondamental dans la manière dont fonctionne le service des douanes. Faire disparaître tout transfert d'informations "papier" pour devenir enfin une administration moderne, entièrement informatisée, est un pas en avant extraordinaire. Cela a nécessité une restructuration interne énorme de l'administration, une modification des méthodes de travail et des services informatiques.

 

Comme déjà reconnu, il est vrai qu'à leur démarrage, les services informatiques ont connu quelques difficultés et blocages, progressivement résolus.

 

Quant à la répartition des bases sur lesquelles les douanes et accises ont été prélevées, il a également été reconnu un retard dans la fourniture des documentations. Pour l'année 2007, les données globales ont récemment été finalisées afin de permettre une juste perception et répartition des montants de TVA, de douanes et d'accises.

 

Pour l'année 2008, nous ne disposons, à ce stade, que de données générales et provisoires. L'administration met tout en œuvre pour rattraper son retard. Dès que possible, les rapports mensuels seront produits comme auparavant, afin de permettre un juste contrôle et une affectation plus immédiate des recettes par type de base fiscale.

 

15.03  Guy Coëme (PS): Monsieur le secrétaire d'État, je m'étonne de la brièveté de votre réponse à dix questions extrêmement précises. Je peux retenir de votre réponse qu'il y a un bouleversement radical, que depuis un an il y a des retards et que l'administration des Finances essaie de rattraper ces retards.

 

Comment peut-on dès lors établir un contrôle budgétaire dans de bonnes conditions puisqu'on ne connaît pas exactement les imputations en ce qui concerne la douane? C'est une situation assez particulière. Je pourrais comprendre, comme M. Reynders l'a dit de votre collègue Wathelet, que le noviciat puisse régner en la matière et, manifestement, ce n'est pas seulement le privilège du cdH. Je m'étonne qu'un routinier comme M. Reynders puisse laisser des retards s'accumuler en la matière, ce qui rend le contrôle budgétaire extrêmement difficile.

 

Par ailleurs, je constate que vous ne répondez pas aux trois questions factuelles pourtant simples. On attendait trois rapports; sont-ils déposés pour les intérêts notionnels? Soit vous n'en savez rien, soit vous ne voulez pas me répondre.

 

Monsieur le président, dans ma réplique, j'aimerais laisser une dernière chance à M. Clerfayt de me dire qu'il est au courant. Le dossier des intérêts notionnels n'est pas banal et il est normal que le Parlement soit éclairé. Monsieur le secrétaire d'État, savez-vous dès lors si ces trois rapports sont déposés?

 

15.04  Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Par souci de ne commettre aucune erreur, même d'un seul jour, et pour éviter que vous m'imputiez une méconnaissance absolue, je préfère ne vous donner aucune date aujourd'hui et, si vous m'interrogez la semaine prochaine, je vous donnerai les trois dates que vous souhaitez connaître.

 

15.05  Guy Coëme (PS): Cela, ce n'est plus du noviciat.

 

15.06  Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Je vous remercie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Ontwerpen en voorstellen

Projets et propositions

 

16 Wetsontwerp ter opheffing van de retributie van 0,1 euro op de emissierechten die gratis worden toegekend (1202/1-3)

16 Projet de loi portant abrogation de la rétribution de 0,1 euro sur les quotas d'émission alloués gratuitement (1202/1-3)

 

Algemene bespreking

Discussion générale

 

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

 

De voorzitter: Mevrouw Muylle is de rapporteur, maar ik zie haar niet. Ik heb haar vanmorgen ook niet gezien.

 

Mevrouw Van der Straeten heeft het woord in de algemene bespreking.

 

(…): (…)

 

De voorzitter: Men is op zoek naar minister Magnette? Dan moeten wij even wachten. Dat is een goede reden tot schorsing.

 

Ik denk dat de rapporteur niet in het land is of ziek is. Ik heb haar vanmorgen in elk geval niet gezien. Het is een virtueel mondeling verslag.

 

(Er wordt gewacht op de komst van de minister van Klimaat en Energie, Paul Magnette)

 

De minister is eindelijk aangekomen. Ik geef het woord aan mevrouw Van der Straeten.

 

16.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is een kort ontwerp dat wij in de commissie hebben behandeld. Mijn collega, mevrouw Muylle, is er niet voor het verslag. Het zou echter een kort verslag zijn geweest want in de commissie werd daar niet veel over gesproken.

 

Het ontwerp bestaat uit slecht drie artikelen. Ik denk, mijnheer de minister, dat het ontwerp waarover wij straks zullen moeten stemmen eigenlijk een beetje exemplarisch is voor het klimaatbeleid in ons land. België heeft dan wel een klimaatminister, maar op het vlak van het beleid wordt onophoudelijk muis na muis gebaard. Het enige concrete wetsontwerp inzake klimaatbeleid is het wetsontwerp inzake gratis emissierechten en de retributie die daarop wordt geheven. Dat wetsontwerp bestaat niet uit drie, maar uit vier artikelen. In totaal beslaat het document nog geen tien pagina’s. Het is een beetje zoals met het klimaatbeleid; er komt niet veel uit en als er dan toch iets uitkomt, is het weinigzeggend.

 

De reden waarom wij hierover moeten stemmen, is niet omdat dit een geniaal idee zou zijn van de bevoegde minister, maar omdat het gaat over de uitvoering van een beslissing die werd genomen in het Overlegcomité. Het Overlegcomité heeft verschillende keren vergaderd over het probleem van het nationaal allocatieplan. Er waren twee problemen. Ten eerste, de Europese Commissie heeft aan België gevraagd om een bijkomende inspanning te leveren om extra te reduceren. Ten tweede, wij werden geconfronteerd met de vraag van ArcelorMittal om extra rechten te kunnen krijgen voor twee hoogovens in Luik – om de ene op te starten en de andere open te houden.

 

Die twee aspecten vormden de inzet van een groot debat en vermoedelijk van urenlange vergaderingen. Uiteindelijk was het premier Verhofdstadt die een akkoord wist te vinden. In dat akkoord stond onder andere dat de federale retributie op de gratis emissierechten zou worden afgeschaft. Het is over dat aspect van dat akkoord dat vandaag de stemming wordt gevraagd.

 

Ik vind het dan ook wel frappant dat wij vandaag moeten stemmen over een aspect van dat akkoord, terwijl het niet de enige verplichting was voor de federale overheid in datzelfde akkoord. In datzelfde akkoord is bijvoorbeeld ook afgesproken dat aan bepaalde centrales van elektriciteitsproducenten minder rechten zouden worden toegekend. Daarin is ook afgesproken dat de centrale overheid er alles aan zou doen opdat er geen bijkomende impact zou zijn op de elektriciteitsprijzen.

 

Ik heb u daarover verscheidene keren ondervraagd. Ik heb u gevraagd hoe u dat denkt te doen of wanneer wij daarin een initiatief mochten verwachten. Men is daar altijd zeer vaag over gebleven. Ik stel vast dat het vrij snel en vrij vlot kan gaan voor het ontwerp inzake emissierechten, maar het engagement van de regering, van de minister, om het toekennen van minder rechten aan elektriciteitscentrales gepaard te laten gaan met geen bijkomende impact op de elektriciteitsprijzen, is iets waarover ik tot op vandaag nog niets heb gezien.

 

Binnenkort is het reces. Ik heb vernomen dat wij alleen nog volgende week zullen mogen stemmen. Er is niets ingediend en dat zal dus ook niet gebeuren. Daarrond zal niks gebeuren en wellicht zullen in september, oktober of november alle politieke partijen weer elkaar over de voeten moeten struikelen om te zeggen hoe schandalig het is dat de elektriciteitsprijzen stijgen, omdat er eventueel een doorrekening is van gratis emissierechten en dat de regulator moet worden versterkt. Daarover zullen wij het allemaal eens zijn, maar wij zullen moeten vaststellen dat er fundamenteel niets wordt gedaan om het allemaal te voorkomen. In dit geval voeren wij een aspectje uit van het akkoord in het Overlegcomité, terwijl er wordt gewacht voor het andere aspect waaraan federaal iets moest worden gedaan, namelijk een bijkomende impact op de elektriciteitsprijzen vermijden. Waarschijnlijk is dat wachten op Godot.

 

Ten gronde over het ontwerp. Destijds werd die heffing in het leven geroepen in een programmawet met als bedoeling het federale aankoopbeleid voor emissierechten te financieren. Er wordt ook naar verwezen in de toelichting bij de tekst. Dat geld ging naar een begrotingsfonds. Het betrof niet specifiek de aankoop zelf, maar wel het financieren van het specifieke luik inzake overheidskosten, juridische expertise en personeelskosten. Ik heb het u in de commissie gevraagd, mijnheer de minister, maar u wist het antwoord niet. Ik mocht u die vraag opnieuw stellen tijdens een vergadering met mondelinge vragen, maar daar hebben wij sindsdien nog niet de gelegenheid toe gehad. Ik heb mij eigenlijk wel altijd afgevraagd of dat zo is. Die heffing, opgenomen in een wet met vier artikelen die wij vandaag zullen afschaffen, heeft wel 6 miljoen euro gegenereerd. 6 miljoen euro gingen in het Kyotofonds en dienden voor de ondersteuning van het aankoopbeleid inzake federale emissierechten.

 

Ik vraag mij nog altijd af – misschien hebt u vandaag wel een antwoord op de vragen die ik toen heb gesteld in de commissie – of die 6 miljoen effectief is gebruikt voor de aankoop van emissierechten? Zij waren bedoeld voor de overheadkosten van het beleid ter zake. Ik vermoed, ik meen te hebben opgevangen, dat het niet gaat om 6 miljoen maar dat van die 6 miljoen slechts 1 of 1,5 miljoen effectief werd gebruikt voor het federale beleid inzake de aankoop van emissierechten.

 

Dat sterkt ons in het idee – de groenen waren ook in de vorige legislatuur tegen de programmawet – dat het helemaal geen maatregel voor het klimaatbeleid was, maar eigenlijk alleen was bedoeld om de staatskas te spijzen. Het heeft zelfs niets te maken met ecofiscaliteit maar het dient louter om het gat in de begroting te dichten. Het gaat om 1 of 1,5 miljoen, misschien. De rest wordt gewoon in het grote gat in de begroting gestopt.

 

Mijnheer Wathelet, het zal u zeker geen plezier doen dat een maatregel die bedoeld is om het gat in de begroting dicht te rijden, zonder meer verdwijnt.

 

Sinds wij hierover hebben gesproken in de commissie, mijnheer de minister, heb ik nog een andere vraag. Klopt het dat ondertussen de bedrijven ook voor het jaar 2008 geld hebben gestort? Klopt het dat zij die heffing hebben betaald voor wij ze hier vandaag afschaffen, of voor de wet uitwerking heeft? Klopt het dat het geld dat is gestort door de bedrijven, nu ergens op een rekening staat? Wat gaat met dat geld gebeuren? Mag dat worden gebruikt of mag dat niet worden gebruikt? Moet het worden teruggegeven aan de bedrijven? Klopt de informatie dat er nu ergens een bedrag van 6 miljoen euro, of misschien minder, staat te slapen, dat nog dit jaar is gestort door de bedrijven voor een heffing die wij straks waarschijnlijk zullen afschaffen?

 

Daar bestaat grote onduidelijkheid over. Als u mij vandaag niet antwoordt, zal ik die vraag herhalen als mondelinge of schriftelijke vraag. Ik kan die vraag ook stellen aan de staatssecretaris die bevoegd is voor Begroting. Die zal daar wel op kunnen antwoorden.

 

(…): (…)

 

16.02  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Wil ik het even herhalen, ter verduidelijking?

 

Het gaat er dus om, mijnheer Wathelet, dat wij de heffing op het gratis toewijzen van emissierechten, vandaag gaan afschaffen. In het jaar 2007 heeft die heffing 6 miljoen euro opgeleverd. Volgens mijn informatie hebben de bedrijven in 2008 die heffing ook betaald, terwijl die eigenlijk moest worden ingetrokken.

 

Mijn vraag is wat er met dat geld zal gebeuren? Kan dat worden gebruikt, kan dat worden uitgegeven, of moet dat op een rekening blijven staan? Wat gaat ermee gebeuren?

 

16.03  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik wil enkel duidelijk weten – ik heb de handen op tafel – of de staatssecretaris van Begroting akkoord gaat met wat minister Magnette zal antwoorden.

 

Ik vraag dat om twee redenen. In algemene zin zou dat in deze legislatuur een unieke situatie zijn, en specifiek voor deze materie is het heel belangrijk om te weten of er een antwoord van de regering is.

 

De voorzitter: Dat zullen we seffens weten.

 

16.04  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Ten tweede, ik was heel verbaasd – en ik heb u dit ook gezegd in de commissie – toen ik in de toelichting van uw ontwerp las dat het des te meer gerechtvaardigd is omdat de installaties minder rechten zullen toegewezen krijgen. Vooral de elektriciteitsproducenten zullen nog minder rechten krijgen, terwijl ze al zwaar genoeg worden getroffen.

 

Mijnheer de minister, u bent nog gewestminister geweest. Ik heb mijn collega's in het Vlaams Parlement hierover vragen laten stellen. Er is daar gebleken dat er helemaal geen tekort aan rechten is, integendeel. Wanneer we nagaan wat de geverifieerde emissies in 2005 en 2006 waren en wat de toegewezen emissies zijn in het nieuwe plan, zien we dat ze daar nog altijd ruim boven zitten.

 

Niet alleen de producenten, maar ook alle bedrijven, zijn zeer ruim bemeten wat betreft de emissierechten. Wat u in uw toelichting schrijft, is dus absolute nonsens. Het is mevrouw Crevits, waarnaar u altijd graag verwijst als zijnde bevoegd, zelf die in het Vlaams Parlement heeft bevestigd dat er inderdaad meer rechten werden toegewezen dan de geverifieerde emissies van die bedrijven voor de periode 2005-2006.

 

U hebt het handig proberen te verdoezelen door een schijnbaar inhoudelijke uitleg. Die inhoudelijke uitleg is er dus niet. Die maatregel is er gekomen om de Staatskas te stijven en die maatregel wordt vandaag afgeschaft, vooral om Electrabel te plezieren, Electrabel dat nergens nog taksen wil.

 

Vandaag beslist u tot 6 miljoen minder en daarbij verwijst u in de toelichting nog naar de elektriciteitssector, welnu, dat is – ik kan tussen de lijnen lezen –, het zoveelste cadeau aan Electrabel, om Electrabel te plezieren.

 

Ik vraag mij dus af waarvan u eigenlijk minister bent. Als het klimaatbeleid zich beperkt tot dergelijke occasionele voorstellen, dan denk ik dat het niet goed uitkomt als we de ecologische urgentie, waarover u en de eerste minister graag spreken, afrekenen op het wetgevend werk.

 

De afschaffing van die heffing komt ook niet echt op een onverdacht moment. Vorige week heeft de Ministerraad besloten emissiekredieten en hot air aan te kopen. In dit geval gaat het over de aankoop van hot air in Hongarije. Men heeft dus eigenlijk besloten om het federale aankoopbeleid niet meer te focussen op CDM-kredieten of op JI-kredieten, maar om eigenlijk te kiezen voor een onduurzame, onecologische weg door te kiezen voor de aankoop van hot air. Indertijd is overeengekomen dat hot air kon op twee voorwaarden, ten eerste als er onvoldoende CDM-kredieten en JI-kredieten waren en ten tweede als er onvoldoende geld zat in het Kyotofonds. Natuurlijk, als men het Kyotofonds eerst leegmaakt of de middelen ervan vermindert om vervolgens een excuus te hebben om hot air aan te kopen, dan is het gemakkelijk.

 

Wanneer we dat beginnen op te tellen, dan is onderhavig ontwerp, al zou het er onschuldig uitzien, zeker niet zo onschuldig.

 

Mijn grootste probleem met het ontwerp is het volgende. Door het ontwerp zo in te dienen, met vier onnozele artikelen, dat dan meerderheid tegen minderheid wordt goedgekeurd, blijkt dat u geen duurzame visie hebt op de financiering van het klimaatbeleid. U verwijst ernaar, het was initieel bedoeld om het klimaatbeleid te financieren. Ik ben er niet van overtuigd dat het geld daarvoor is gebruikt. Ik denk dat het er niet voor is gebruikt. Daarnaast heb ik van u niet gehoord wat daartegenover staat, van waar de middelen dan wel zullen komen om het klimaatbeleid te financieren. U hebt zelf gezegd dat het er totaal niets mee te maken heeft. Het valt niet binnen het bestek van de tekst. Volgens mij heeft het er wel mee te maken, want het geld voor die emissiekredieten moet wel ergens vandaan komen. U hebt dus geen visie. U bent wel aan het onderhandelen. Ik heb van de eerste minister mogen vernemen dat u het nog altijd bent die onderhandelt over de 250 miljoen. U hebt daar wel mooie ideeën over en met de woorden daarvan ben ik het absoluut eens. Ik vrees echter dat ze niet zullen worden neergeschreven in wetten. Ik stel vast dat u geen duurzame visie hebt op de financiering van het klimaatbeleid.

 

Om al die redenen, gelet op de krakkemikkige motivering, die inhoudelijk geen steek houdt, gelet op het feit dat het onduidelijk is waarvoor dat geld is gebruikt, gelet op het feit dat het onduidelijk is of er op dit moment ergens geld staat te slapen op een rekening dat niet mag worden gebruikt, gelet op het ontbreken van een duurzame visie op de financiering van het klimaatbeleid, zullen de groenen zich dan ook onthouden bij de stemming over onderhavig ontwerp.

 

De voorzitter: Vraagt nog iemand het woord in de algemene bespreking?

 

Mijnheer de minister, wenst u te antwoorden?

 

16.05  Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, j'ai déjà amplement répondu à Mme Van der Straeten, mais je peux lui confirmer que les 6 millions resteront bien dans le Fonds Kyoto et qu'ils seront bien utilisés pour la politique climatique.

 

16.06  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag ging niet zozeer over het bedrag van de inning. In 2007 werd inderdaad 6 miljoen euro geïnd. Dat bedrag was per definitie voor het Kyotofonds bestemd. U bevestigt dat het geld voor voornoemd fonds werd gebruikt.

 

Ik vraag u, ten eerste, echter hoeveel van de genoemde 6 miljoen euro effectief voor het klimaatbeleid werd gebruikt. Ten tweede, mijn bijkomende vraag was of de bedrijven in 2008 ook geld hebben gestort en over welk bedrag het dan gaat. Kan dat geld worden gebruikt of moet het aan de bedrijven worden teruggegeven? Moet het geld op de rekening blijven staan? Wat zal er met het geld gebeuren?

 

De voorzitter: De minister wenst niet nader op het thema in te gaan. Ik kan de minister niet dwingen om te antwoorden.

 

16.07  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik zou op het antwoord van de minister willen reageren. Hij geeft echter geen antwoord. Nu begrijp ik waarom staatssecretaris Wathelet klaar stond om akkoord te gaan. Er wordt immers geen antwoord gegeven, wat de sterkte van de huidige regering uitmaakt.

 

16.08  Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, je voudrais simplement préciser que ce projet de loi a une portée précise. Il ne s'agit pas d'un projet sur l'ensemble de la politique climatique. Je ne pense donc pas qu'il soit opportun d'ouvrir un débat sur l'ensemble de la politique climatique.

 

Le projet porte sur ce prélèvement et sa suppression. J'ai effectivement indiqué que tout ce qui avait été perçu restait sur le fonds qui servirait à financer la politique climatique. Pour le reste, les moyens existants du fonds organique ont été rehaussés dans le budget. On en a parlé au moment du débat budgétaire. Je ne vois donc pas l'utilité, sur la base de ce projet, d'ouvrir un débat général qu'on a d'ailleurs par ailleurs.

 

16.09  Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, j'entends le ministre dire qu'il s'agit d'un projet de loi à portée limitée et qu'il ne veut pas ouvrir de débat général sur la politique énergétique et climatique. Le problème est que lorsqu'il y a un débat en commission sur la politique énergétique et climatique, il dit aussi qu'il n'a rien à dire! Quand des résolutions sont déposées en la matière, il n'a rien à dire. C'est un problème lancinant.

 

Il y a beaucoup de communications, de conférences, de réunions, etc. Mais au moment où les parlementaires posent des questions, veulent intervenir ou ouvrir un débat, il n'y a pas moyen car le ministre affirme n'avoir rien à dire. S'il n'y a rien à dire au Parlement, un problème se pose!

 

Le président: On ne va pas le résoudre aujourd'hui.

 

16.10  Paul Magnette, ministre: Si M. Nollet venait de temps en temps en commission, il saurait que je réponds de manière systématique aux questions qui me sont posées, de manière précise et approfondie. Mme Van der Straeten sait que j'y réponds toujours avec beaucoup de plaisir et de manière aussi détaillée que possible.

 

Je pense simplement que les débats doivent avoir lieu sur l'objet du projet. On a longuement parlé du budget et du projet de loi portant des dispositions diverses. Ce projet de loi a un objet précis. Je réponds aux questions précises qui portent sur ce projet de loi précis. Je le répète, je ne vois pas de raison d'entrer dans un débat plus large aujourd'hui sur la base de ce texte.

 

16.11  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, inderdaad, het onderwerp van het voorliggend ontwerp is zeer precies. U moet wel het onderwerp van het ontwerp precies definiëren. Het gaat over de uitvoering van een akkoord, gesloten in het Overlegcomité. Ik heb u gezegd dat het akkoord in het Overlegcomité niet alleen ging over dit aspect, maar dat er in hoofde van de federale overheid nog een ander zeer belangrijk aspect was. Met name, door het minder toekennen van rechten aan elektriciteitscentrales, zou de federale overheid ervoor zorgen dat er geen bijkomende impact op de elektriciteitsprijzen is. U hebt daarover wel op vragen geantwoord, maar niet zo heel gedetailleerd. U hebt niet gezegd dat u een ontwerp zou indienen, u hebt niet gezegd hoe u dat zult aanpakken. Vandaag zie ik dat u zeer ijverig bent om die heffing af te schaffen, om Electrabel een plezier te doen, maar wanneer het gaat over de bijkomende impact op de elektriciteitsprijzen, doet u niets.

 

De voorzitter: Ik stel voor dat dit debat wordt gesloten, tenzij u echt insisteert. Ik meen dat het op een andere plaats kan worden voortgezet.

 

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

 

De algemene bespreking is gesloten.

La discussion générale est close.

 

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

 

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1202/3)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1202/3)

 

Het wetsontwerp telt 4 artikelen.

Le projet de loi compte 4 articles.

 

Er werden geen amendementen ingediend.

Aucun amendement n'a été déposé.

 

De artikelen 1 tot 4 worden artikel per artikel aangenomen.

Les articles 1 à 4 sont adoptés article par article.

 

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

 

17 Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (I) (1200/1-19)

17 Projet de loi portant des dispositions diverses (I) (1200/1-19)

 

Er is ook nog een ontwerp houdende diverse bepalingen, document 1201/1-6. Dit ontwerp gaat voornamelijk over de justitiële aspecten. Conform onze afspraken in de Conferentie van voorzitters, stel ik voor dat we alle aspecten inzake justitie – ook degenen die in het eerste ontwerp staan – bespreken naar aanleiding van de discussie over het tweede ontwerp. We delen de discussie dus op, waardoor alles in verband met justitie in het tweede gedeelte wordt besproken en al de rest in het eerste gedeelte.

 

Algemene bespreking

Discussion générale

 

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

 

Collega’s, de rapporteurs zijn talrijk: mevrouw Lecomte, de heer Van Hecke, de heer Van Biesen, M. Arens, M. Hamal, de heer De Potter, Mme De Bue en M. Jean-Jacques Flahaux. Ik neem aan dat zij verwijzen naar het schriftelijk verslag?

 

17.01  Carine Lecomte, rapporteur: Monsieur le président, chers collègues, la commission des Affaires sociales s'est réunie les 11 et 17 juin derniers pour examiner le projet de loi portant des dispositions diverses en relation avec les matières dont elle a à traiter, en l'occurrence un volet Affaires sociales et Santé publique et un volet Emploi.

 

Pour le volet Affaires sociales proprement dit, le projet de loi soumis contient deux chapitres. Un premier chapitre intitulé "Allocations familiales" concerne les articles 93 et 94. L'article 94, qui évoque les règles de perception des allocations familiales, dispose et ce, à la demande de l'ONAFTS, que lorsque l'identité de l'allocataire n'est pas clairement établie, ce soit l'attributaire, c'est-à-dire celui qui ouvre le droit aux allocations familiales pour l'enfant, qui les perçoit, l'objectif recherché étant d'éviter toute suspension du droit aux allocations familiales.

 

Cet article a suscité le même commentaire de la part de plusieurs commissaires, à savoir quelles personnes étaient visées par cette disposition. Et la ministre des Affaires sociales de répondre au travers d'exemples concrets qu'étaient visés tant les allocataires de l'Union européenne que ceux hors Union.

 

Le deuxième chapitre, intitulé "Maribel social" concerne les articles 95 et 96. La disposition vise à abroger l'ancien Fonds pour les hôpitaux et les maisons de soins psychiatriques et ce, en faveur d'un seul et unique Fonds Maribel social, compétent pour tous les employeurs du secteur public, l'objectif recherché étant de clarifier la législation.

 

Pour le volet Santé publique, le chapitre 2, qui concerne les articles 98 à 102, intitulé "Cotisations et contributions sur le chiffre d'affaires des spécialités pharmaceutiques", modifie le régime d'exonération et de réduction des cotisations pharmaceutiques dont peuvent bénéficier les firmes qui développent la recherche ou qui réduisent leurs dépenses en marketing en ce que, d'une part, il limite à six ans ces mesures de réduction et ce, au motif que la Commission européenne les considère comme des aides de l'État et, d'autre part, en ce que l'exonération promise aux sociétés qui commercialisent des dérivés stables de sang ne pourra être tenue au motif que la Commission européenne juge discriminatoire la distinction faite entre donneurs bénévoles et donneurs rémunérés.

 

Mme De Block (Open Vld), M. Bonte (sp.a+Vl.Pro) et M. Bultinck (Vlaams Belang) s'inquiètent de ces modifications et questionnent la ministre sur ce qu'il est prévu de faire au terme des six ans, puisque pour les dérivés sanguins, la ministre a d'emblée évoqué une nouvelle disposition non sélective à prendre en concertation avec la Commission européenne. La ministre souhaite élaborer un autre régime qui puisse être agréé par la Commission européenne, sachant que le régime actuel vaut jusqu'en 2011.

 

Le chapitre 8, intitulé "Modification de la loi du 6 août 1990, relative aux mutualités et aux unions nationales des mutualités", concerne les articles 151 à 153. Il s'agit de modifications techniques à la suite de l'intégration des petits risques dans l'assurance obligatoire des travailleurs indépendants.

 

Pour le surplus, c'est-à-dire pour les chapitres 9 et 10, soit les articles 154 à 162, je renvoie au rapport écrit, s'agissant de dispositions techniques.

 

Les articles dont question ont tous été adoptés par 12 voix et une abstention, sauf l'article 98 qui a été adopté par 11 voix et 2 abstentions.

 

Pour le volet Emploi, il s'agissait d'examiner les articles 83 à 92 repris dans quatre chapitres. Le premier chapitre, intitulé "Accidents de travail", consacre les articles 83 à 86. Les articles 83 à 85 concernent les employeurs en défaut d'assurance et visent à ce que, lorsqu'un employeur est non assuré, l'accord conclu entre la victime d'un accident de travail et le Fonds des accidents de travail soit imposable à l'employeur, l'objectif étant d'éviter que les contestations formulées par l'employeur en défaut d'assurance ne conduisent à une révision de l'accord d'indemnisation.

 

L'article 86 concerne la rémunération des mousses et accorde aux mineurs d'âge et aux apprentis, en cas d'accident de travail à bord d'un navire, une indemnité égale à celle obtenue s'ils avaient été, au moment des faits, majeurs ou en fin de contrat d'apprentissage.

 

Le premier article purement technique du chapitre 2, intitulé "Dispositions diverses", est l'article 87 qui concerne les conventions collectives relatives aux groupes à risque. L'obligation de l'article 190, § 2, alinéa 2 est supprimée dans un souci de simplification administrative. Cette suppression de la référence aux groupes à risque est, selon M. Bonte (sp.a+Vl.Pro), préoccupante. Il craint que la position de ceux qui, dans le cadre des négociations syndicales, plaident en faveur des efforts pour ces groupes en soit affaiblie. Pour éviter cet effet non souhaitable de l'article 87, il dépose un premier amendement visant sa suppression. Cet amendement sera rejeté.

 

Les articles 88 à 91 concernent le secteur du diamant et visent à modifier la loi du 12 avril 1960 portant création d'un fonds de compensation interne pour le secteur du diamant, en fixant un montant maximum annuel de cotisation.

 

L'article 91 prévoit, en outre, des amendes administratives applicables aux différents acteurs de l'industrie ou du commerce du diamant.

 

Par voie d'amendement, émanant de M. Prévot (cdH) et consorts, l'insertion au chapitre 2 de trois articles nouveaux 91.1, 91.2, 91.3 consacrant des avantages non récurrents liés aux résultats pour les travailleurs intérimaires suscite chez M. Gilkinet (Écolo-Groen!) mécontentement et désapprobation quant la méthode de travail adoptée qu'il qualifie d'incohérente et peu démocratique. La ministre de l'Emploi souligne que ces dispositions visent à assurer une égalité de traitement entre les travailleurs intérimaires et les travailleurs permanents.

 

M. Bonte (sp.a+Vl.Pro) dépose dans la foulée un second amendement visant à insérer les articles 91.1 et 91.2 nouveaux relatifs à l'exonération du bonus de l'emploi de l'impôt des personnes physiques et des modalités y afférentes.

 

L'article 92, qui vise à octroyer une prime de reprise de travail à tout chômeur et non plus exclusivement au chômeur âgé, repris dans le chapitre 3, a suscité de nombreuses réactions de la part des commissaires. M. Bonte (sp.a+Vl.Pro), Mme Smeyers (CD&V - N-VA) et M. Vercamer (CD&V - N-VA) qui parlent à tour de rôle de confusion, s'interrogent d'une manière générale sur la question de savoir si la prime de reprise de travail se substitue ou se superpose à la prime de mobilité.

 

Confusion encore sur le titre du chapitre lui-même erronément intitulé "Complément de mobilité de garde d'enfants"; il conviendra de lire "Complément de mobilité et de garde d'enfants". À ce sujet Mme Reuter (MR) préconise une augmentation du nombre de places d'accueil plutôt que de prévoir une prime pour les familles monoparentales. Quant à Mme De Maght (LDD), qui qualifie la mesure à l'examen d'inefficace et d'irréfléchie, elle dépose un amendement visant à supprimer l'article en projet, amendement qui sera rejeté. La ministre de l'Emploi rétorque que cette prime ouvre diverses perspectives qui seront débattues lors de la Conférence interministérielle prévue le 14 juin.

 

M. Bonte (sp.a+Vl.Pro) dépose un amendement n° 3 visant à insérer un chapitre 4 nouveau comprenant les articles 92.1, 92.2 et 92.3 intitulé "Renforcement du bonus à l'emploi", amendement qui sera rejeté.

 

Un nouveau chapitre 4, intitulé "Dispositions complétant la loi du 9 mai 2008 portant des mesures d'accompagnement en ce qui concerne l'institution d'un groupe spécial de négociation, d'un organe de représentation et de procédure relative à l'implication des travailleurs au sein de la société coopérative européenne", vise deux nouveaux articles – 92.1 et 92.2 – qui, par voie d'amendements émanant de M. Prévot (cdH) et consorts, rétablissent le texte de ce projet de loi. Celui-ci, à la suite d'une erreur technique, était incomplet.

 

M. Bonte (sp.a+ Vl.Pro) déposera un dernier amendement visant à insérer un chapitre 5 intitulé "Titres-services" qui a pour objet de permettre aux familles monoparentales de recevoir gratuitement deux titres-services supplémentaires par dix titres achetés. Cet amendement sera rejeté.

 

L'ensemble des dispositions relevant tant des Affaires sociales que de l'Emploi est adopté par 11 voix et 3 abstentions.

 

Le président: C'était la première intervention de Mme Lecomte à la Chambre.

 

(Applaudissements)

 

17.02  Jean-Jacques Flahaux, rapporteur: Monsieur le président, je m'en tiendrai au rapport écrit mais je souhaite intervenir au nom du groupe MR dans la discussion générale.

 

Je souhaiterais en effet intervenir brièvement – une fois n'est pas coutume – sur quelques éléments qu'il nous paraît important de relever à l'occasion de ce débat relatif à des amendements apportés au projet.

 

Le premier point concerne le fonds d'impulsion pour la médecine générale.

 

L'amendement vise à réécrire une base légale du fonds Impulseo pour préciser son objectif et répondre à une remarque fondamentale du Conseil d'État.

 

Partant du constat que la médecine générale doit impérativement faire l'objet d'une attention particulière, de nombreux orateurs se sont déjà exprimés en séance plénière à ce sujet.

 

Le fonds Impulseo a été créé pour stimuler les médecins généralistes à exercer ou à continuer d'exercer la médecin générale. Ainsi Impulseo I est né et a consisté en une intervention pour l'encouragement de l'installation de jeunes médecins généralistes ou une intervention pour l'installation de médecins généralistes dans des zones prioritaires ou à faible densité médicale.

 

Impulseo II est sur les rails. Il consistera en une intervention à l'attention des médecins généralistes qui sont regroupés et qui souhaitent développer ensemble un appui logistique, une aide administrative.

 

Enfin, Impulseo III pourra, avec cette nouvelle base légale, être envisagé par exemple au profit des médecins généralistes travaillant seuls.

 

Nous voulons saluer cet objectif politique global de soutien à la médecine générale qui est, à nos yeux, indispensable au maintien d'une médecine de proximité accessible et de qualité. Que ce soit dans les zones rurales, dans les quartiers difficiles mais aussi de manière plus générale, l'attractivité de la médecine générale doit rester une préoccupation constante.

 

En second lieu, je souhaiterais aborder le report de l'entrée en vigueur de la loi du 21 avril 2007 désignant les représentants des infirmières à domicile à la commission de convention infirmiers-organismes assureurs.

 

Le groupe MR est conscient des difficultés liées à la mise en œuvre de cette loi, mais est aussi conscient du fait que, pour faire appliquer cette loi, il faut une volonté politique, madame la ministre. Depuis plus de vingt ans, la problématique de la représentativité des infirmières, et des infirmières indépendantes en particulier, fait l'objet de nombreuses discussions. Si la question de la représentativité au sein de la commission de convention se pose, c'est justement, quoi qu'en disent certains, que la composition actuelle ne correspond pas suffisamment au paysage infirmier. C'est la raison pour laquelle le Mouvement réformateur plaide pour que tout soit mis en œuvre afin de respecter enfin la loi votée sous la précédente législature.

 

Pour terminer, madame la ministre, je souhaiterais attirer votre attention sur un courrier que nous avons reçu du Conseil national de l'Ordre des pharmaciens sur la disposition en projet, visant à garantir la continuité des soins pharmaceutiques et l'obligation de participation au service de garde imposé à toutes les officines pharmaceutiques. Le Conseil national de l'Ordre des pharmaciens souhaite ne pas être écarté du processus d'élaboration des règles relatives au service de garde.

 

Pouvez-vous, madame la ministre, nous confirmer que vous associerez l'Ordre des pharmaciens lors de l'élaboration de cette réglementation?

 

Le groupe MR souhaite que vous preniez un engagement ferme à cet égard. Vous le savez, comme pour d'autres matières dans le secteur, nous accordons une attention prioritaire à la concertation des acteurs de terrain.

 

Monsieur le président, mesdames et messieurs les ministres et secrétaires d'État, chers collègues, voilà les différents éléments que le groupe MR souhaitait souligner au cours de ce débat.

 

17.03  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, en ce qui concerne les infirmières et leur présence dans différents conseils, nous travaillons en relation avec les organisations représentatives mais également avec une série de personnes de référence sur le plan de l'attractivité de la profession. Nous abordons notamment leur représentativité dans différents conseils.

 

17.04  Guy D'haeseleer (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wil het hebben over het hoofdstuk werk, en meer bepaald over artikel 93, dat de wettelijke basis creëert voor de mobiliteitspremies van vice-premier Onkelinx. De voorbije maanden hebben die heel wat stof doen opwaaien, zeker in Vlaanderen.

 

Een eerste vraag die kan worden gesteld, is natuurlijk waarom dit ineens zo dringend is. Volgende week, op 14 juli, gaat normaal gezien een interregionale banenconferentie van start, waarbij de interregionale mobiliteit een belangrijk aandachtspunt zal zijn. Toch moeten wij hier vandaag al een wet goedkeuren die eigenlijk carte blanche geeft aan de minister van Werk, van wie wij allemaal weten, Vlaamse collega’s, met welke ideeën zij speelt, als zij het heeft over de bevordering van de interregionale mobiliteit. Ik verwijs hierbij naar haar concrete invulling van de door haar gesuggereerde mobiliteitspremies.

 

Ik heb het vorige week nog gezegd tijdens het vragenuurtje in de Kamer, zelfs de partijen die in de kranten hevig van leer trokken tegen deze mobiliteitspremie – ik heb het in het bijzonder over de collega’s van CD&V - N-VA – hebben in de comissie, mijnheer Vercamer, eigenlijk hun zegen aan de minister al gegeven. Met een eenvoudig KB kan zij de zaak operationeel maken, volgens haar eigen inzichten.

 

Mijnheer Vercamer, ik had graag ook uw collega van de N-VA, mevrouw Smeyers, aangesproken, maar waarschijnlijk is zij nog onder de indruk van de uitbrander die zij zopas heeft gekregen van de fractievoorzitter van CD&V, de heer Verherstraeten, in het kader van een ander dossier. Ik had mij graag rechtstreeks tot haar gericht, want vorige week hebben wij hier tijdens het vragenuurtje gesproken over het rapport van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, die een aantal aanbevelingen had gedaan in het kader van de interregionale banenconferentie van 14 juli. Daaruit bleek dat de SERV helemaal niet was gewonnen voor een federaal gestuurde politiek, met premies allerhande om de interregionale mobiliteit, waarover dezer dagen zoveel te doen is, te vergroten.

 

Ik zal de argumenten van de Sociaal-Economische Raad niet herhalen, maar het ging meer bepaald over meer taalopleidingen, een beter vervoersaanbod van en naar de bedrijventerreinen en, vooral, een beter onthaal voor de Waalse werknemers in Vlaamse bedrijven.

 

Bovendien, collega’s, is er een belangrijk sociaaleconomisch luik – zo zou het tenminste moeten zijn – in de communautaire onderhandelingen, die nu aan de gang zijn en binnen 14 dagen hun beslag zouden moeten krijgen. De arbeidsmarkt – dat is een van jullie stokpaardjes – zou daarbij worden geregionaliseerd. Dat hebben vele partijen voor de verkiezingen althans aan de Vlaamse kiezers beloofd.

 

Het voorliggende wetsontwerp houdende diverse bepalingen, met inbegrip van de wetswijziging inzake mobiliteitspremies, nu goedkeuren, is eigenlijk ook een voorafname op het debat dat nog moet worden gevoerd. Dat zou tot nadenken moeten stemmen.

 

Collega’s, het zou van goed beleid en het geloof in een goede afloop getuigen, indien wij nog ten minste veertien dagen zouden wachten. Op dat moment zal immers duidelijk zijn dat alle, voornoemde zaken waarover zoveel te doen was, inclusief de mobiliteitspremies, uiteindelijk Vlaamse bevoegdheden zouden worden.

 

De wet houdende diverse bepalingen voorspelt op dat vlak echter weinig goeds. Ze is geen voorbode van regionalisering van wat dan ook. Het is integendeel en met jullie steun een federale recuperatie van bevoegdheden. Dat is enigszins onbegrijpelijk.

 

Collega’s van de CD&V en vooral van de N-VA, ik ga er dan ook van uit dat jullie ja-stem in de commissie een vergissing was, dat jullie min of meer om de tuin werden geleid en door de minister werden misleid door de manier van werken tijdens de behandeling van de wet houdende diverse bepalingen.

 

Immers, collega’s, u zal het moeten toegeven. De N-VA oppert dat zij zich tijdens de stemming van de beleidsbrief van de minister van Werk, uitdrukkelijk omwille van de mobiliteitspremie, heeft onthouden. Trouwens, leden van de N-VA, mevrouw Smeyers verklaarde dat hier nog vorige week tijdens de plenaire vergadering. Anderzijds keurt u tezelfdertijd de wet goed die de minister de volmacht geeft om de mobiliteitspremies volgens haar eigen inzichten, die voor Vlaanderen nefast zijn, te realiseren. Daardoor rijst op zijn minst een probleem van geloofwaardigheid.

 

Collega’s, ik kijk dan ook met veel belangstelling uit naar uw stemgedrag later deze avond.

 

Ik zou trouwens graag de minister, die intussen is toegekomen, willen vragen hoe het overleg met de gewestelijke collega’s is verlopen.

 

Mevrouw de minister, tijdens de vergadering van de commissie voor de Sociale Zaken op 17 juni 2008 kondigde u immers aan dat u de week nadien gesprekken met uw regionale collega’s zou voeren. Wat was het resultaat van voornoemde gesprekken? Het resultaat zou mij bijzonder interesseren.

 

Collega’s, in ieder geval zullen wij met veel overtuiging tegenstemmen. Voor ons is het voorliggende ontwerp immers niet alleen een voorafname op de communautaire besprekingen en gesprekken die nu lopende zijn of lopende zouden moeten zijn. Wij wensen evenmin een blanco cheque te geven aan een minister die van zichzelf zegt dat zij op de ideale positie zit om een regionalisering van de arbeidsmarkt tegen te houden.

 

Collega’s, in plaats van een regionalisering van delen van het arbeidsmarktbeleid zullen wij nu een federale recuperatie goedkeuren. Dat is niet de ideale weg en strookt niet met de beloftes die wij aan de Vlaamse kiezer hebben gedaan.

 

De wet houdende diverse bepalingen die u vanavond ongetwijfeld zult goedkeuren, is een eerste stap in deze federale recuperatie van bevoegdheden. Collega’s, het zal echter niet met onze steun zijn. Collega’s van CD&V en N-VA, ik hoop dat het ook niet met de uwe zal zijn. Ik ben benieuwd naar uw stemgedrag.

 

17.05  David Lavaux (cdH): Monsieur le président, chers collègues, dans le cadre de ces lois portant des dispositions diverses, je voudrais souligner deux aspects.

 

Le premier est la mise en place d'un système d'avantages non récurrents liés aux résultats pour les entreprises publiques autonomes. Ce point mérite d'être relevé parce qu'il revêt une importance capitale: il répond à une attente légitime des travailleurs. À l'heure où l'on tente de responsabiliser les dirigeants des entreprises publiques en liant leurs rémunérations à la réalisation d'objectifs, une mesure similaire pour les travailleurs était nécessaire. Ce sont en effet les travailleurs de nos entreprises publiques qui, depuis des décennies, rendent un service important à une population tout entière. Ils sont souvent très attachés à leur métier et se sentent reconnus dans l'exercice d'une fonction au service de nos concitoyens. Ils participent aussi chaque jour à la bonne santé financière des poids lourds de notre économie que sont notamment le Groupe SNCB, La Poste ou Belgacom. Leur octroyer un avantage financier lorsque l'entreprise engrange des bénéfices, comme c'est actuellement le cas, et atteint des résultats objectifs n'est que la concrétisation du remerciement qui leur est dû pour les efforts qu'ils ont dû fournir, notamment pour améliorer les performances de toutes ces entreprises publiques.

 

En conséquence, mon groupe et moi-même ne pouvons que nous réjouir d'une telle disposition qui permettra certainement à nos entreprises publiques de rester un des éléments fondamentaux de notre économie nationale.

 

Un deuxième point qui a retenu mon attention, dans le cadre de ces lois portant des dispositions diverses, est la création du Secrétariat polaire. Dans le contexte de l'année polaire internationale 2007-2008, la Belgique a mandaté l'International Polar Foundation (IPF) pour concevoir et construire la nouvelle station de recherche antarctique belge "Princesse Elisabeth Antarctica". Vitrine technologique et projet emblématique pour la promotion d'une meilleure compréhension des changements climatiques, la station Princesse Elisabeth donnera une visibilité sans précédent à l'engagement des citoyens et des entreprises belges.

 

Faut-il rappeler qu'en 1898 et 1899, l'expédition Belgica d'Adrien de Gerlache fut la première à passer l'hiver en Antarctique?

 

Unique par sa conception et son fonctionnement, cette station Princesse Elisabeth sera la première station scientifique à zéro émission construite en Antarctique. Il s'agit d'une réalisation majeure pour la Belgique et pour la communauté scientifique internationale. Les techniques mises en œuvre comprennent le recyclage des eaux usées ainsi que l'utilisation de technologies de construction sophistiquées et le recours exclusif aux sources d'énergies renouvelables. L'objectif est d'atteindre l'efficacité énergétique et de réduire les émissions de gaz à effet de serre pour contribuer à la sauvegarde de notre environnement. Cette station permettra des expérimentations dans différents domaines de recherche comprenant la météorologie, la sismographie, la glaciologie, le magnétisme terrestre, la concentration d'aérosols.

 

Le réchauffement climatique est clairement dans l'actualité et la récente conférence de Bali a mis les pays devant leurs responsabilités, avec un calendrier pour obtenir un consensus sur les actions à mener dans l'après Kyoto.

 

La connaissance du climat, la modélisation des impacts du réchauffement global, la définition des actions correctives à mettre en place reposent en grande partie sur les résultats de la recherche et des observations dans les régions polaires.

 

La Belgique a une longue tradition polaire et elle est un des signataires fondateurs du Traité Antarctique. Nous nous trouvons, depuis le 1er mars dernier, dans la quatrième année polaire internationale.

 

Les équipes de conception et de construction de la station sont l'exemple même de l'esprit de solidarité qui anime le projet. On y retrouve de nombreux exemples de collaboration exemplaire: public, public/privé, militaire, régions belges, et autres pays. La réponse du public lors de l'inauguration de l'exposition de la station à Tour & Taxis est tout aussi significative.

 

Une grande partie des citoyens sont conscients de la situation et veulent s'impliquer dans la lutte contre le réchauffement climatique. Même certains sceptiques peu concernés par le sujet reconnaissent une valeur à cette initiative.

 

Le projet livre un message d'action et d'espoir, un message d'optimisme raisonné qui démontre qu'il est possible d'atteindre des buts ambitieux.

 

La gestion d'une station polaire est un projet ambitieux et la création d'un Secrétariat polaire, qui assurera la gestion financière et scientifique de la station, est une véritable concrétisation de la volonté belge d'aller de l'avant dans ce projet, que mon groupe politique ne peut que soutenir.

 

17.06  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, nous avons eu l'occasion d'échanger des propos au sujet des différents articles concernant la santé au sein de la commission. Je ne reviendrai pas sur ces différentes interventions, à part sur le point suivant. Vous savez que, dans les projets de loi portant des dispositions diverses, nous travaillons toujours trop vite et avec de nombreux articles situés au milieu d'autres. Parfois, il est donc nécessaire de prendre du recul pour entendre ce que nous disent les personnes issues du terrain. Par ailleurs, nous nous trouvons dans un contexte politique dans lequel les propositions et les projets de loi isolés ont peu de chance de parvenir en phase finale des travaux parlementaires. Nous le voyons depuis plusieurs mois déjà.

 

Madame la ministre, après le vote des articles en commission, nous avons été interpellés par l'Ordre des pharmaciens. Je ne suis pas particulièrement adepte du formalisme avec des organismes tels que les ordres. Néanmoins, et M. Flahaux en a dit un mot tout à l'heure également, leur argumentation est la suivante. Aujourd'hui, c'est le Conseil national de l'Ordre des pharmaciens qui gère l'organisation des gardes des officines pharmaceutiques et qui en établit les règles et les principes. De plus, le suivi pharmaceutique, c'est-à-dire les gardes, est obligatoire. Le choix n'existe pas. L'Ordre nous signale que la formulation de l'article, dans le projet de loi portant des dispositions diverses, laisse sous-entendre qu'il pourrait ne pas y avoir de gardes à certains endroits. Par ailleurs, ils se demandent pourquoi le projet dépossède entièrement le Conseil national de l'Ordre des pharmaciens, via des dispositions prises concernant l'organisation des gardes. Ne serait-il pas intéressant que l'Ordre garde au moins un rôle de proposition ou, selon moi, au minimum un rôle d'avis?

 

Il est vrai que les pharmaciens et les médecins ne s'organisent pas forcément de la même manière. Je ne sais pas si les pharmaciens ont des cercles, comme les médecins, pour organiser des gardes sur le terrain.

 

Je souhaitais donc vous interroger sur ce point pour voir si on avait bien compris les intentions du projet de loi. En fonction de votre réponse, je déposerai éventuellement un amendement. Les votes sur les projets portant des dispositions diverses ne permettent pas toujours de reporter les travaux et d'introduire des amendements mais nous savons que vous avez un autre projet de loi portant dispositions diverses en préparation. Cet échange pourrait donc permettre à ces modifications d'être reprises dans le projet suivant.

 

17.07  Laurette Onkelinx, ministre: En ce qui concerne le Conseil national de l'Ordre des pharmaciens et les gardes dont il est question dans la loi, un arrêté d'exécution doit être pris. Bien entendu, l'Ordre des pharmaciens sera consulté par l'Agence pour permettre un dialogue et une concrétisation efficace.

 

17.08  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): J'en prends note. C'est une première chose acquise.

 

Par ailleurs, puisqu'on travaille via des projets de loi portant des dispositions diverses, je vous avais interrogée en commission au sujet du non-affichage et de l'absence de transparence des tarifs des médecins et des dentistes. Je vous indiquais que je ne trouvais pas d'obligations et de sanctions relatives à cet affichage dans les dispositions législatives existantes et dans les accords médico-mutuellistes. J'avais néanmoins omis d'insister sur les conventionnés et les non-conventionnés.

 

Les conventionnés sont effectivement obligés d'afficher leurs tarifs à l'inverse des non conventionnés. On sait que certains médecins sont conventionnés partiellement. Il est donc très difficile pour les patients de savoir à qui ils ont affaire et de savoir ce qu'on va leur demander comme tarif.

 

Bien entendu, on peut toujours consulter des sites de mutuelle pour savoir qui est conventionné ou pas, mais cette démarche est particulièrement compliquée.

 

À la suite de votre réponse, je me suis livrée à une révision des textes, afin de savoir si je m'étais trompée à ce point ou s'il y avait quand même quelque chose à faire. J'ai pu constater que les prestataires non conventionnés ne sont pas tenus par les obligations d'affichage de leur statut et du montant de leurs honoraires.

 

Dès lors, j'aurais voulu proposer un amendement à ce projet de loi portant des dispositions diverses; si ce n'est pas possible maintenant, je le redéposerai par la suite sous une autre forme pour que cette obligation soit inscrite dans la loi, car c'est bien des prestataires de soins non conventionnés que l'on ignore les tarifs et non l'inverse.

 

17.09  Laurette Onkelinx, ministre: Votre proposition vient évidemment un peu tard. Elle mérite cependant d'être explorée. Si vous avez une proposition de loi ou à l'occasion de l'examen de la loi Santé, nous pourrions examiner ce point. Je ne suis pas en mesure de vous répondre ni par l'affirmative ni par la négative, car cela implique des discussions avec plusieurs partenaires, mais je ne suis absolument pas fermée à cette idée.

 

17.10  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): J'en prends acte, madame la ministre! Je transformerai mon amendement en proposition de loi. Préalablement à son dépôt, je voulais vous poser la question de manière à disposer d'éléments plus concrets. Or, l'occasion ne s'est présentée que postérieurement au vote. Mais nous pourrons poursuivre sur le sujet dans les semaines à venir.

 

17.11  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, mesdames et messieurs les ministres, chers collègues, vous le savez, notre groupe a fortement critiqué le principe même de la proposition de loi portant des dispositions diverses, parce qu'elle comprend jusqu'à l'excès des pans entiers de législations qui auraient dû faire l'objet d'examens bien spécifiques. On obtient dès lors un texte qui, par définition, n'est pas très cohérent.

 

Parmi cet ensemble de mesures se trouvait un chapitre relatif aux droits d'auteur, sur lequel il est inutile que je m'exprime très longuement, puisqu'il a finalement été décidé en commission, sur proposition de la majorité, de simplement retirer intégralement ce chapitre des dispositions diverses.

 

Avant ce retrait, je m'étais insurgé en commission contre cette pratique consistant à extraire un certain nombre de mesures, de points bien précis, d'un texte beaucoup plus global – qui est actuellement soumis à concertation au Conseil de la Propriété Intellectuelle –, ce surtout en l'absence d'une urgence particulière à avancer sur ces différents points. Quelle cohérence y a-t-il en effet à soumettre un texte par morceaux pour le vote en commission, alors qu'un texte plus global est en concertation? Comment les acteurs peuvent-ils le comprendre et quelle confiance peuvent-ils avoir dans la concertation et dans leurs interlocuteurs politiques, d'autant plus que le premier ministre n'avait pas d'explications convaincantes quant au choix des mesures sélectionnées ni à leur degré d'urgence?

 

Par ailleurs, sur le fond, reporter le texte est aussi problématique. En effet, un texte prendra certainement six mois avant d'aboutir. Par contre, il y a urgence sur le point relatif à la copie privée, pour lequel rien n'était prévu dans les morceaux choisis par le ministre et soumis à l'examen de la commission. Nous avons donc déposé en commission un amendement sur la copie privée.

 

Le problème est relativement simple. Il existe une législation qui prévoit de rémunérer les auteurs par rapport au principe même de la copie privée, sur la base des ventes de supports matériels. Le problème réside dans le fait que la législation n'a pas été adaptée; l'arrêté royal n'a pas été mis à jour depuis plusieurs années, ni par le ministre Verwilghen, ni désormais par le ministre Van Quickenborne.

 

Plusieurs supports technologiques nouveaux n'ont pas été intégrés et ne sont donc pas couverts. Cela a pour conséquence que, comparativement à l'année passée, les rémunérations des auteurs ont chuté de 25 à 30% durant le premier trimestre de cette année. C'est un problème important pour ce secteur qui se voit attribuer ces droits d'auteur et droits voisins.

 

Nous avons donc proposé, via un amendement, une tarification par défaut pour les nouveaux supports technologiques qui ne sont pas encore couverts; je pense notamment aux MP3, MP4 et disques durs externes, etc.

 

Nous pensions que cet amendement serait soutenu par un certain nombre de groupes. En effet, un amendement dans ce sens a également été déposé par le PS et le MR. Toutefois, malheureusement, lors du vote de l'amendement, nous avons été forcés de constater que nous étions les seuls, avec le sp.a+Vl.Pro, à voter oui. Il a donc été rejeté.

 

En termes de principe, il me semble assez problématique qu'un amendement soit déposé en commission pour ne pas être soutenu quelques dizaines de minutes plus tard. Ce genre de pratique ne ressemble à rien, monsieur le président! Cela ne contribue pas à crédibiliser le travail des parlementaires. Cela manque de sérieux à l'égard du citoyen et en particulier à l'égard des personnes concernées par la portée de l'amendement.

 

(...): (...)

 

Le président: Il est excusé. Il figurait d'ailleurs sur la liste des absents.

 

17.12  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Effectivement, il n'avait pas déposé l'amendement.

 

Nous avons donc déposé un amendement qui n'a pas été adopté. Et quelle ne fut pas notre surprise, lorsque nous avons appris, par voie de presse, que le PS et le MR estimaient qu'il serait finalement souhaitable de prévoir une législation sur une taxation par défaut pour les nouveaux supports. C'est ainsi qu'ils ont annoncé le dépôt de nouvelles propositions de loi qui, à ce jour, n'ont pas encore été prises en considération. Elles se trouvent vraisemblablement dans les services, mais elles n'ont pas encore été soumises à notre assemblée.

 

Je me suis réjoui de ce dépôt. On revient à l'avis initial et malgré le vote, peut-être que tout espoir n'est pas perdu. Je voudrais dire à ces collègues qu'il existe une solution beaucoup plus simple qu'attendre la prise en considération de la proposition de loi et son retour à l'automne: il suffit d'amender aujourd'hui le texte des dispositions diverses en adoptant un amendement parfaitement identique à celui déposé en commission et au texte de vos propositions de loi que vous avez annoncé soumettre en urgence au vote du Parlement. Nous redéposons aujourd'hui ce même texte sous la forme d'un amendement et nous vous proposons de l'adopter pour l'ajouter simplement aux dispositions diverses, ce qui constituerait une réponse en urgence à ce secteur confronté à une perte de revenus importante.

 

Cela ne préjuge en aucune manière d'une éventuelle future révision de la tarification ou de la rédaction d'un texte à caractère global qui selon M. Van Quickenborne reviendra assez vite à l'automne. En attendant, nous aurons gagné au moins six mois en adoptant cette tarification par défaut aujourd'hui même. C'est ce que je propose de faire, monsieur le président. Nous avons déposé un amendement qui sera voté tout à l'heure et proposant cette prise en considération de la tarification par défaut.

 

17.13  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, geachte collega’s, voor de zoveelste maal in deze korte maar wankele legislatuur van de regering Leterme, wordt aan het Parlement een voorstel gedaan waar de CD&V’ers in het verleden op zijn zachtst gezegd hun neus voor ophaalden.

 

Alles komt terug, jawel, en het slechtste jammer genoeg eerst. De verkiezingsbeloften omtrent sociale maatregelen zijn verbroken. Een half jaar van non-bestuur leverde enkel een half jaar van slecht bestuur op. De begroting hanteert eenmalige maatregelen en stevent af op een tekort van 1 miljard euro.

 

Zelfs het gewraakte voluntarisme van de vorige premier is weer helemaal terug, alhoewel nu in de vorm van blind optimisme. Of wat moeten we denken van een premier, een eerste minister, die meent dat hij tegen 15 juli zowel nieuwe sociale als economische maatregelen kan afdwingen, een energiebijdrage van Suez-Electrabel zal verkrijgen, de diplomatieke verhoudingen met Congo zal herstellen en meteen ook eventjes de communautaire problemen zal oplossen? Het schouwspel dat wij eerder hebben gezien bij de vraag rond asiel binnen de meerderheid, doet alvast niet al te veel fraais vermoeden.

 

Na al die zaken – die lijst is helemaal niet exhaustief – zien we vandaag opnieuw een door de vroegere CD&V o zo gehaat relict uit het verleden terugkeren: de vuilbakwetten. De vuilbakwetten, waarover zowel de heer Verherstraeten, die hier nu zit, als de heer De Crem, die nu minister is, in het verleden zoveel ophef maakten. De heer De Crem heeft in 2002 zelfs een wetsvoorstel ingediend om de regering te verplichten geen programmawetten meer voor te schotelen aan het Parlement, omdat zij steeds meer werden vervuild door maatregelen die er niet in thuishoorden.

 

Ik weet het wel, het voorliggende wetsontwerp houdende diverse bepalingen, deel I, is stricto sensu geen programmawet, maar zij is wel een vergaarbak van de meest uiteenlopende maatregelen, gaande van matrozen tot auteursrecht.

 

Hierdoor, en ik parafraseer, belemmeren deze wetten het normaal functioneren van de Kamer en zijn zij nefast voor de kwaliteit van de wetgeving. Dit stelde de heer De Crem zes jaar geleden hier in het Parlement. Hij is er niet en ik zie dat er binnen de CD&V blijkbaar zeer veel last is van amnesie en apathie.

 

Mijnheer De Crem vond trouwens in 2004 al dat er met dit Parlement werd gelachen en hij deed alzo onze vorige week nog gelauwerde ex-voorzitter, mijnheer De Croo, destijds zelfs danig uit zijn krammen schieten. Mijnheer De Crem heeft in 2005 de Kamer zelfs nog een scherts- en marionettenparlement genoemd.

 

Geachte collega’s, mijnheer Verherstraeten en weinige collega’s van de CD&V die nog op de banken zitten, waar is die bezorgdheid om de goede functionering van het Parlement heen? Waar is de bezorgdheid om de transparantie en de kwaliteit van het parlementaire werk?

 

17.14  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): De staatssecretaris was iets aan het zeggen maar hij gebruikt nooit zijn micro en ik hoor hem niet goed.

 

17.15  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, je trouve que les applaudissements de M. Landuyt sont vraiment très étonnants, suite à ce qui vient d'être dit à la tribune. Je trouve un peu fort que M. Landuyt donne des leçons en matière de fonctionnement du Parlement.

 

17.16  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik zie niet wat het probleem is.

 

17.17  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, si M. Landuyt ne voit pas le problème, moi non plus. Je souhaite suivre l'intervention en cours, il faut laisser ce Parlement travailler. Le travail ne doit pas être perturbé par des remarques ou autres suggestions. Il est plus intéressant d'avoir un débat sur le fond.

 

Le président: Effectivement.

 

17.18  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Geachte collega’s, wat ik wilde aantonen is dat de destijds door de toenmalige CVP gebruikte redenering perfect opgaat voor de wet diverse bepalingen, eerste deel, dat hier vandaag voorligt. Ditmaal geen dringende bepalingen, maar net als bij de programmawet een amalgaam van maatregelen. Een amalgaam van maatregelen waarbij de Raad van State voor verschillende ervan een advies heeft uitgebracht, letterlijk om ze uit de vuilnisbakwet te halen. Op die manier zouden ze kunnen worden ondergebracht in een afzonderlijk wetsontwerp met een opschrift dat aansluit bij de inhoud ervan. Dat laat toe om de wetten zelf degelijk te bespreken en tegemoet te komen aan het principe van goed bestuur en respect voor de democratie, zodat een duidelijk, helder en transparant parlementair debat kan worden gevoerd.

 

De kritiek van de Raad van State betreft onder andere de bepalingen van hoofdstuk 5 over de slapende rekeningen. In de commissie vroegen wij dan ook de verwijdering van die wet uit de diverse bepalingen, zodat ze apart behandeld en kon worden besproken. Ik geef u for the record letterlijk geciteerd het advies van de Raad van State mee. U kunt dit controleren op pagina 241 van de bundel diverse bepalingen. “Afgezien van de overige moeilijkheden die rijzen wanneer er wordt gewerkt met wetten die velerlei onderwerpen hebben, biedt het feit dat in een zodanig type van wet een volledig normatief geheel wordt opgenomen, in tegenstelling tot de wijzigingsbepalingen die men daarin meestal tegenkomt, het nadeel dat het onmogelijk wordt dat onderwerp te bepalen via het opschrift van de wet waarin deze nieuwe regels vervat zullen liggen. Gelet op het bovenstaande, verdient het aanbeveling de artikelen 21 tot 50”, dus, met andere woorden, het hoofdstuk over de slapende rekeningen, “op te nemen in een op zichzelf staand wetsontwerp met een opschrift dat overeenstemt met het onderwerp ervan”.

 

Geachte collega’s, het kan niet duidelijker. Ik zal de toch wel technische omschrijving bevattelijk vertalen door te stellen dat het gebruik van dergelijke vuilnisbakwetten best moet worden vermeden. Samengevat, in deze vuilnisbakwet vindt een kat haar jongen niet terug. Kleine aanpassingen aan wetten, tot daar toe, maar nieuwe wetgeving, volledig op zichzelf staande gehelen, moet men ook als dusdanig behandelen. Versta mij echter niet verkeerd; de intenties van de wet op de slapende rekeningen zijn goed, maar wat ons betreft had gerust wat meer tijd kunnen worden genomen om deze wet degelijk te bediscussiëren, zoals de Raad van State adviseerde. Welnu, ondanks de grote protestscènes van verschillende leden van de huidige fractie van CD&V, in het verleden, gaven zij in de commissie geen krimp, zelfs niet toen ik hun expliciet daarover aansprak. De maatregel is dan ook, u raadt het al, in het pakket gebleven.

 

Bovendien hadden wij ook graag opnieuw het advies van de Raad van State en van de privacycommissie gevraagd, maar omdat er voor niet-dringende maatregelen blijkbaar geen extra tijd meer is – de omgekeerde wereld in dit Parlement – hadden wij alvast een amendement ingediend om de privacy bij de uitwisseling van gegevens te verdedigen. Ook dat amendement werd in commissie verworpen. Er is ondertussen al wat tijd overheen gegaan. Hopelijk hebt u allemaal de tijd genomen om het te lezen, zodat het straks in dit Parlement toch nog kan worden goedgekeurd.

 

In een andere commissie, geachte collega’s, werd de boodschap gelukkig wel begrepen. Het onderdeel over het eHealth-platform is uit het pakket verdwenen, en terecht. Dit platform voor de opslag van patiëntengegevens maakt immers gebruik van het Rijksregisternummer en er bleven nog heel wat vragen over de garantie op bescherming van de privacy van burgers. Bovendien werden de artsen noch de patiëntenverenigingen geconsulteerd. Wat ons betreft, is het onaanvaardbaar dat een dergelijke tekst, met zo’n impact op het leven van burgers en met dergelijke verstrekkende ethische gevolgen überhaupt in een wet houdende diverse bepalingen zit.

 

Collega’s, een regering is er om te regeren en de oppositie is er om oppositie te voeren. Dat is het basisbeginsel van een parlementaire democratie. Deze regering heeft blijkbaar besloten dat regeren niet meer van belang is. Wat moeten wij anders denken van de hele saga over de auteursrechten? Reeds jaren vraagt de sector om een verduidelijking van de regels en om een betere en meer uitgebreide reglementering, onder andere van de vergoeding voor het thuiskopiëren. De regering werkt zelfs samen met de sector om in het najaar tot een nieuwe wetgeving rond auteursrechten en beheersvennootschappen te komen. Toch schrijft zij in haar wetsontwerp houdende diverse bepalingen, deel I, een hoofdstuk over de auteursrechten in, dat niet werd besproken met de betrokkenen, dat niet door de sector wordt gedragen en dat de thuiskopie ook niet behandelt. De sector verzet zich echter wel hevig tegen dit voorstel.

 

Wij vinden het als groenen onze taak over het schaarse wetgevende werk van deze verlamde regering te waken. Wij hadden niet eens veel discussie nodig om de meerderheidspartijen in de commissie alweer tegen elkaar te zien strijden. Omdat de hoogdringende vraag naar een betere regeling voor de thuiskopie niet in het hoofdstuk stond, hebben wij zelf een amendement ingediend dat de sector uit de nood kon helpen. Maar, zoals mijn voorganger, de heer Henry, daarnet al aangaf: dat amendement werd niet aanvaard door de meerderheid.

 

Wat zien wij wel? De PS en MR namen de tekst over en dienden die daarna in als wetsvoorstel. Il faut le faire! De conclusie is: er worden maatregelen voorgesteld die niemand wil en de maatregelen die men wel wil, worden niet aanvaard. Voor ons is dat de omgekeerde wereld. Daarom dienen wij ons amendement straks opnieuw in.

 

Om af te ronden, beste collega’s, wil ik u het volgende meegeven. Onze fractie zal vandaag het eerste deel van de wetsbepalingen niet goedkeuren en ook niet afkeuren. Wij zullen ons onthouden. Wij zullen ons onthouden, niet omdat wij van mening zijn dat er geen goede dingen in staan en ook niet omdat wij van mening zijn dat er te veel slechte dingen in staan. Neen, wij zullen ons onthouden om dezelfde redenen als die welke de grootste meerderheidspartijen in het verleden zelf continu debiteerden. Wat mij vandaag zorgen baart, geachte collega’s, is dat CD&V haar kritiek op de vuilbakwetten uit het verleden stomweg is vergeten en een wet voorstelt aan het Parlement waarin verschillende bepalingen staan die beter apart zouden worden behandeld.

 

In een aantal gevallen werd daarop ingegaan in de commissie, in andere gevallen niet. Ik vind het veelzeggend dat u zelf voorlegt wat u vroeger zo bekritiseerde. Beste CD&V, waar is uw partij toch mee bezig? Wie kan nog afgaan op de oprechtheid van uw kritieken? U bent warempel kampioen geworden in het recycleren van slechte voorbeelden.

 

Geachte collega’s, het is tijd voor wat meer goede praktijken in het Parlement. Met de aanpak en de voorstelling van onderhavige wet op de diverse bepalingen heeft de regering alvast een kans laten schieten. Opnieuw en opnieuw en opnieuw! Laten wij hun vandaag een duidelijk signaal geven. Ik zie dat het u niet interesseert, en dat hebben wij ook gezien in de commissies. Ik merk hoezeer u last hebt van geheugenverlies. Maar geloof mij vrij: op 15 juli zal de kater zeer groot zijn, geachte leden van CD&V. Het verleden zal u op dat vlak echt wel achtervolgen.

 

17.19  Maxime Prévot (cdH): Monsieur le président, tout d'abord, sur le fond, je voudrais faire une remarque au sujet du volet "Emploi" des dispositions diverses. En l'occurrence, Mme Lecomte a très bien rappelé dans son rapport que j'ai souhaité introduire un amendement – je remercie mes collègues de m'avoir suivi dans cette démarche – pour répondre à une demande du Conseil central de l'économie et du Conseil national du Travail. Ils avaient souhaité qu'on puisse prendre les mesures nécessaires en concertation avec les organisations représentées au sein de la commission paritaire pour le travail intérimaire, pour assurer un traitement similaire des travailleurs intérimaires et des travailleurs "permanents" en matière d'avantages non récurrents liés aux résultats. C'était une demande aussi légitime que formulée de longue date, à laquelle il était important que cette assemblée puisse répondre. L'occasion de le faire a été trouvée dans les dispositions diverses.

 

Pour rappel, les avantages non récurrents sont liés aux résultats collectifs d'une entreprise établis sur la base de critères objectifs. Ils sont octroyés par l'employeur pour un montant maximal de 2.200 euros par an sur lesquels seule une cotisation patronale de 33% du montant est due, ce qu'il est important de souligner. Le travailleur bénéficiant de ces avantages non récurrents ne doit pas payer la moindre cotisation de sécurité sociale sur ceux-ci.

 

Dès que cette assemblée aura adopté ces dispositions proposées par amendement, les travailleurs intérimaires seront sur un pied d'égalité avec les travailleurs "permanents" de l'entreprise souhaitant faire appel à leurs services en termes d'avantages non récurrents liés aux résultats. Cette dernière informera la société d'intérim des modalités pratiques de l'octroi de ces avantages et dès qu'ils rempliront les conditions de l'octroi d'avantages équivalents, les intérimaires en bénéficieront dans la même mesure et au même titre qu'un travailleur ordinaire. C'est une amélioration sensible voulue par le secteur. C'est un signe que les contrats d'intérim sont davantage que des pis-aller comme on a parfois tendance à les présenter. Au contraire, la classe politique devrait porter plus d'attention à ce secteur et lui apporter son soutien.

 

Enfin, il reste un défi important à relever, celui de l'amélioration du travail des intérimaires.

 

En effet, un enjeu essentiel est celui de la sécurité au travail. Or, dramatiquement, les statistiques montrent toujours que les intérimaires sont plus souvent victimes d'accidents du travail que n'importe quelle autre catégorie de travailleurs. Le nombre de leurs accidents est trois fois plus élevé: 6 travailleurs sont décédés en 2007 et 939 auront un handicap à vie. Ces chiffres à eux seuls devraient mobiliser notre énergie pour travailler sérieusement à l'amélioration de la sécurité des conditions de travail de ces travailleurs intérimaires.

 

17.20  Martine De Maght (LDD): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wil dieper ingaan op de artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp dat vandaag ter stemming voorligt. Via artikel 88, voorheen artikel 92, mobiliteitstoeslag en kinderopvangtoeslag, is het vandaag blijkbaar de bedoeling van de regering om de geografische mobiliteit te bevorderen. Hiervoor wordt dan ook een enveloppe uitgetrokken van 5 miljoen euro en dit om de mobiliteit van werkzoekenden te verhogen, onder meer in het raam van activering en hervorming.

 

De twee aangehouden redenen, namelijk activering en hervorming, zijn zeer belangrijk. Vandaag blijkt immers dat het huidige systeem voor de toekenning van deze premies weinig succes kent. In praktijk werden er 28 mobiliteitstoeslagen en 273 kinderopvangtoeslagen betaald in 2007. Het voorstel dat vandaag ter tafel ligt is een omvorming van de jaarlijkse eenmalige premie naar een maandelijkse toelage.

 

Begrijpe wie begrijpen kan, want de kinderopvang is een gewestelijke materie. Komt het dan niet ook de Gewesten toe om in een premie te voorzien indien deze zo noodzakelijk is?

 

Er wordt gepleit voor de regionalisering van de arbeidsmarkt. Wat wordt het nu? Regionalisering van de arbeidsmarkt? Uit dit voorstel blijkt immers een herfederalisering.

 

De minister heeft nochtans zelf voorgesteld om op 14 juli eerstkomende met betrekking tot de problematiek in het raam van de mobiliteitspremie een overleg te organiseren met de Gewesten. Ik stel mij dan de vraag waartoe dit overleg dient als de minister er onmiddellijk in de commissie op laat volgen dat dit in feit een federale materie is, dat zij voor deze premies kan en zal beslissen door middel van een KB, dat zij dus de consultatie van de Gewesten gaat doen zonder enigerlei waarde en dat zij daarmee blijkbaar geen rekening gaat houden in uitvoering van de wet die vandaag ter stemming voorligt.

 

Voorts geeft de minister aan dat de mobiliteit van de werkloze werkzoekende zowel intraregionaal als interregionaal moet worden verbeterd. Uit de toelichting blijkt dat het voorliggend artikel niets te maken heeft met werkhervatting maar alles met het belonen van bepaalde werksituaties binnen afgebakende criteria. We kunnen dus stellen dat de voorgestelde maatregel van de regering ondoordacht en inefficiënt is en daarenboven ook nog discriminerend. De voorgestelde doelstelling in het bijzonder het bevorderen van de flexibiliteit van de werkloze werkzoekende via mobiliteit en kinderopvang moet, ons inziens, worden bereikt door het invoeren van andere maatregelen vooral op het vlak van de fiscaliteit. We gaan er dan ook van uit dat onze collega’s van de N-VA ons voorstel om dit artikel te schrappen zeker gaan volgen. Dat wat betreft de mobiliteitstoelage en de kinderopvangtoeslag.

 

Wat de kinderbijslag betreft, artikel 92, voorheen artikel 94, zet dit de deur open voor sociale fraude. Er is onvoldoende garantie dat indien vooralsnog zou blijken dat de identiteit van de bijslagtrekkende moeder niet kan worden bewezen omdat het gaat om een frauduleuze aanvraag van kinderbijslag de gestorte sommen kunnen worden teruggevorderd van de rechthebbende die ze in toepassing van de wijziging die vandaag wordt voorgesteld, zou kunnen ontvangen. Het houdt ook een risico in voor de bijslagtrekkende moeder. Het is niet ondenkbaar dat een moeder op het ogenblik waarop ze haar identiteit wel kan bewijzen omwille van familiale, sociale of culturele redenen deze aanvraag niet meer schriftelijk kan, wil of zelfs durft ondertekenen. Met andere woorden, het risico bestaat dat de financiële afhankelijkheid van een moeder-nieuwkomer – want daarvoor is het voorstel uiteindelijk bedoeld – wordt versterkt door de voorgestelde wijziging.

 

De minister stelt dus vandaag dat de administratieve diensten – dat heeft zij ook bevestigd in de commissie – aan deze problematiek niet kunnen tegemoetkomen. Vandaar dat het voorstel via deze wet houdende diverse bepalingen moet worden aangepast. Wij pleiten uiteraard voor een goede besteding van overheidsmiddelen. Collega Van de Velde heeft daar ook al dikwijls op gehamerd. Dat is zeer belangrijk, zelfs noodzakelijk. Ik denk dat het hier dan ook meer op zijn plaats zou zijn als er een reorganisatie komt van de dienst. Met alle respect voor de inspanningen die deze mensen vandaag leveren maar als de minister vandaag bevestigt dat er een probleem is om aan die zaken tegemoet te komen voor mensen die hun identiteit niet kunnen bewijzen, dan heeft het zeer weinig zin om die wet vandaag aan te passen. Het is dan in feite de administratie die een beetje moet bijsturen waar het kan om aan die problematiek tegemoet te komen. Wat ons betreft, is ook dit artikel overbodig. Wij pleiten er dan ook voor om zowel artikel 88 als artikel 92 weg te laten in het wetsontwerp dat ter stemming voorligt.

 

De voorzitter: Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

 

De algemene bespreking is gesloten.

La discussion générale est close.

 

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

 

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1200/18)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1200/18)

 

Het wetsontwerp telt 171 artikelen.

Le projet de loi compte 171 articles.

 

*  *  *  *  *

Amendements déposés:

Ingediende amendementen:

 

Art. 6/1 (n)

  • 3   Hagen Goyvaerts cs (1200/19)

Art. 26

  • 4   Meyrem Almaci (1200/19)

Art. 58/1 (n)

  • 2   Philippe Henry (1200/19)

Art. 88

  • 6   Martine De Maght (1200/19)

Art. 92

  • 5   Martine De Maght cs (1200/19)

Art. 141/1 (n)

  • 1   Renaat Landuyt (1200/19)

*  *  *  *  *

17.21  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, aangezien u een onderscheid hebt gemaakt tussen het algemene luik en het luik Justitie, vermoed ik dat ik over mijn amendementen een uiteenzetting kan houden?

 

De voorzitter: Ik heb het over het eerste luik. Hierin komt ook een stuk Justitie en u wenst het woord te nemen in het tweede deel, zelfs al hoort dat bij het eerste deel.

 

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen en artikelen en over het geheel zal later plaatsvinden.

La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et les articles réservés ainsi que sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

 

*  *  *  *  *

Besluit van de artikelsgewijze bespreking:

Conclusion de la discussion des articles:

Réservé: le vote sur les amendements et les articles 26, 88, 92.

Aangehouden: de stemming over de amendementen en de artikelen 26, 88, 92.

Artikel per artikel aangenomen: de artikelen 1 - 25, 27 - 87, 89 - 91, 93 - 171.

Adoptés article par article: les articles 1 - 25, 27 - 87, 89 - 91, 93 - 171.

*  *  *  *  *

18 Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (II) (1201/1-6)

18 Projet de loi portant des dispositions diverses (II) (1201/1-6)

 

Algemene bespreking

Discussion générale

 

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

 

18.01  Clotilde Nyssens, rapporteur: Monsieur le président, je renvoie au rapport écrit mais je souhaite intervenir dans la discussion générale.

 

Je serai extrêmement brève sur ce projet de loi.

 

Mon intervention concerne deux mesures dans le domaine de la Justice.

 

La première est le report d'une série de lois importantes, non pas pour ne pas appliquer ces lois qui sont bonnes mais parce que les conditions techniques et matérielles ne sont pas réunies pour les mettre en pratique. Il aurait été déraisonnable de faire entrer en vigueur ces lois votées sous la précédente législature sans y mettre les conditions humaines et matérielles nécessaires.

 

La deuxième porte sur les assistants paroissiaux. Le projet de loi prévoit d'augmenter de 40 unités les assistants paroissiaux, sans solution définitive quant à leur cadre.

 

À titre personnel, je regrette que ce projet de loi ne donne pas une solution définitive. Le Conseil d'État a attiré notre attention à juste titre sur le fait qu'il fallait leur donner un cadre et arrêter le cadre extinctif qui existe actuellement pour cette fonction. Le ministre a déclaré que ce serait pour le budget de l'année prochaine.

 

Telles étaient les remarques que je voulais formuler à propos de ces deux dispositions importantes.

 

18.02  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, collega’s, dit soort wetten waarmee wij vandaag worden geconfronteerd, krijgen verschillende namen. Officieel staat er mooi “wetsontwerp houdende diverse bepalingen”. Er worden ook minder mooie namen gebruikt: de vuilbakwet.

 

Als wij kijken naar wat er allemaal gebeurt in het luik Justitie dan gaat het niet over diverse bepalingen of een vuilbakwet. Dit is eigenlijk een mooi voorbeeld van een uitstelwet, de grote uitstelwet. Waarover gaat het eigenlijk? Eigenlijk konden we dit al horen in het verslag. Het woordje uitstel kwam heel vaak voor. Bijna alles wat de laatste jaren aan belangrijke wetgeving werd goedgekeurd, wordt uitgesteld.

 

Bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de elektronische procesvoering worden verschoven naar 2009. Wetgeving betreffende de jeugdbescherming wordt uitgesteld tot 2011. Wetgeving in verband met de externe rechtspositie betreffende gedetineerden met een straf van minder dan drie jaar wordt uitgesteld tot 2012. Wetgeving betreffende de strafuitvoeringsrechtbanken verschuift naar 2012. Wetgeving betreffende de internering van personen met een geestesstoornis wordt uitgesteld tot 2012. Wetgeving met betrekking tot de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbanken verschuift naar 2012. Bepalingen inzake het gerechtspersoneel worden ook uitgesteld. Nog meer wetgeving wordt uitgesteld tot 2011 of 2012. Onwaarschijnlijk.

 

Uiteindelijk worden veel van die wetten in deze legislatuur uitgesteld en dit niet met een aantal maanden of een paar jaar maar ze worden verschoven naar een volgende legislatuur. Deze regering vraagt aan dit Parlement om wetten, die zijn goedgekeurd in de vorige legislatuur, tijdens deze legislatuur niet meer uit te voeren en ze meteen naar een volgende legislatuur door te schuiven.

 

Wat zegt de meerderheid als wij dit opwerpen in de commissie? “Ja maar, je moet het goed lezen. Het is een maximumtermijn. Het zal misschien allemaal veel sneller gaan.” Als de minister van Justitie weet dat een maatregel zal kunnen worden uitgevoerd in 2010, ben ik ervan overtuigd, collega’s, dat hij niet zal schrijven dat het 2011 of 2012 zal worden.

 

Het feit dat er 2011-2012 opstaat, wil eigenlijk zeggen dat het minimum 2011-2012 zal zijn en dat wij mogen vrezen dat het veel later zal zijn. Wat zijn de redenen voor het uitstel? Een van de redenen die worden aangehaald, is dat er moet worden gewacht op de realisatie van het bouw- en renovatieprogramma dat in het masterplan wordt bepaald. Daarom moet alles wat met de detentie en de uitvoering van straffen te maken heeft dan maar worden uitgesteld tot 1 september 2012.

 

Het bouw- en renovatieprogramma is echter totaal onrealistisch. Wat plant men allemaal? Wij zijn in de commissie grondig daarop ingegaan. Men plant twee instellingen voor geïnterneerden. Daarin is men al iets gevorderd. Er is al grond gevonden. Dat is al iets. Ook voor één jeugdinstelling hebben wij al een plaats, in Achêne. De gevangenis in Dendermonde is een dossier dat al jaren aansleept en dan zijn er nog drie gevangenissen in de drie Gewesten, die moeten worden gebouwd via PPS-constructies, die nog moeten worden uitgetekend. Van die drie laatste gevangenissen, elk in een Gewest, weten wij nog niets. Wij kennen nog niet eens de locatie. Er is nog geen grond aangekocht en toch zegt de minister dat zijn masterplan zal zijn uitgevoerd tegen 1 september 2012 en dat dan alle bepalingen die nu worden uitgesteld uitwerking kunnen hebben. Welnu, ik geloof dat niet.

 

Ik geloof niet dat dit kan worden gerealiseerd tegen 2012. Ik denk dat niemand in deze zaal gelooft dat het hele masterplan zal zijn uitgevoerd tegen 2012. Het uitstel met drie of vier jaar zal dus niet beperkt zijn tot die drie of vier jaar. Als die reden wordt aangehouden en als men inderdaad wil wachten op de realisatie van het masterplan, dan zal men mogen wachten tot 2013, 2014, 2015, 2016 of 2017.

 

De bouw van de gevangenis van Brugge heeft meer dan tien jaar geduurd. Welke garantie is er dat dit masterplan zal kunnen worden uitgevoerd binnen vier jaar? Het is onaanvaardbaar, omdat uiteindelijk een belangrijk deel van de goedgekeurde wetgeving wordt uitgesteld en naar de Griekse kalender wordt verwezen. Het gaat onder meer over de rechten van de gedetineerden. Ik verwijs naar de wet op de strafuitvoeringsrechtbanken. Men zal nu een maatregel voor kortgestraften, minder dan drie jaar, uitstellen met vier jaar. Dat wil zeggen dat een gedetineerde die vandaag een celstraf van drie jaar krijgt, nooit de toepassing van die wet zal kunnen genieten.

 

Hij zal al lang de gevangenis hebben verlaten, zelfs al blijft hij de volledige duur van zijn termijn in de gevangenis.

 

Dat is het beleid van de huidige regering. Dat is waar de voorliggende uitstelwet eigenlijk over gaat.

 

Wat bepaalt de regering nog? Voor de strafuitvoeringsrechtbank beweert de regering op een evaluatie te moeten wachten. Zij moet wachten op een evaluatie van de eerste fase, waarin de strafuitvoeringsrechtbanken voor de langgestraften al aan het werk waren. Hoe lang moet op de evaluatie worden gewacht? Er moet blijkbaar vier jaar worden gewacht. Vier jaar heeft de regering nodig om een evaluatie te maken van een wet die nog geen jaar in werking is. Dat wil zeggen dat de evaluatie vier keer langer duurt dan de te evalueren periode.

 

Als de regering in alle, belangrijke dossiers met een dergelijke termijn gaat evalueren, wens ik haar heel veel succes.

 

Wat zegt de regering nog? Ze heeft wat tijd nodig om de rechtbanken te equiperen. Dat was nog een reden. De regering heeft wat tijd nodig om te equiperen. Ik weet dat er enige problemen zijn met het betalen van facturen. Het kan gebeuren dat sommige leveranciers niet happig zijn om snel te leveren. Als er echter bijkomende computers, stoelen, zetels, mappen, papier of printers nodig zijn, hoeft het toch geen vier jaar te duren om de rechtbanken met het nodige materiaal te equiperen. Het hoeft evenmin vier jaar te duren, vooraleer het nodige personeel is aangeworven om de strafuitvoeringsrechtbanken te laten functioneren.

 

De voorgaande redenen zijn werkelijk drogredenen, die in de commissie worden aangehaald om toch maar te kunnen motiveren waarom alle, voornoemde, belangrijke wetten vier jaar moeten worden uitgesteld.

 

Collega’s, de echte reden zal wel een andere reden zijn. Ik vermoed dat het vooral om financiële redenen gaat. De huidige regering heeft onvoldoende budgetten om tijdens de huidige legislatuur bedoelde, belangrijke wetgeving uit te voeren. Wees dan zo eerlijk dat ook toe te geven. Zeg dan dat er geen budgetten zijn, maar kom niet aanlopen met drogredenen, zoals eerst te moeten evalueren en equiperen.

 

Mijn laatste punt betreft de terbeschikkingstelling, waarover vroeger de regering besliste en waarover nu de strafuitvoeringsrechtbanken beslissen. Het is een belangrijke maatregel, die bepaalt dat niet langer de minister bevoegd is om over de terbeschikkingstelling uitspraak te doen. De strafuitvoeringsrechtbanken zullen dat nu doen.

 

Mijnheer de minister, dat ook bedoelde maatregel zoveel jaar wordt uitgesteld, is echt onlogisch. Ten eerste, het gaat – dat werd ook toegegeven – om bijzonder weinig mensen. Ten tweede, het is ook onlogisch. Het zijn bijna allemaal langgestraften, die vandaag al voor de strafuitvoeringsrechtbanken moeten verschijnen. Bedoelde rechtbanken zijn immers al bevoegd voor de langgestraften.

 

Op het einde van de termijn zal een gedetineerde die bijvoorbeeld een gevangenisstraf van zeven, acht of tien jaar heeft gekregen en ze volledig uitzit, elk jaar opnieuw voor de strafuitvoeringsrechtbank verschijnen. Na tien jaar zal diezelfde rechtbank hem melden dat zij voor zijn terbeschikkingstelling niet meer bevoegd is. Voor de terbeschikkingstelling wordt hij terug naar de minister verwezen, terwijl het hele dossier al door de strafuitvoeringsrechtbank werd behandeld.

 

Dat gebeurt dan terwijl heel het dossier daar reeds is behandeld. Dit is niet logisch.

 

Collega’s, er is slechts één conclusie. Het deel Justitie toont aan in welke malaise het strafuitvoeringsbeleid zich bevindt. Het toont aan welke malaise er is in de regering om wetten tot uitvoering te kunnen brengen. Het toont aan dat er geen financiële middelen zijn. Kortom, dit is een mooi toonbeeld van heel slecht bestuur.

 

18.03  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le ministre, chers collègues, il est inévitable, en parlant de ce projet, de parler aussi d'un certain nombre de dispositions reportées. Monsieur le ministre, il faut que les choses soient claires: le MR est opposé au principe du report. La conséquence d'un report est qu'une législation n'entre pas en vigueur immédiatement. Je pense que tout le monde, majorité comme opposition, est d'accord à ce sujet.

 

Dès lors, pourquoi pouvons-nous, à certains moments, comme dans le cas de ce projet-ci, marquer notre accord sur cette demande de report? Pour deux raisons: l'une est une réponse à une exigence du Conseil d'État, l'autre un engagement du ministre.

 

Je vous ai bien entendu, monsieur Van Hecke. C'est la théorie de l'opposition, quasiment le procès d'intention: "Nous savons que cela sera reporté en 2012, voire en 2013, et peut-être même à jamais". C'est ce que l'opposition dira. Monsieur Van Hecke, avec un peu de bon sens, je pense que nous pouvons faire confiance à l'engagement du ministre. Je regarde le ministre dans le blanc des yeux: il a été dit en commission qu'une évaluation aurait lieu chaque année.

 

18.04  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer Crucke, u mag het cynisme niet te ver drijven. U zegt dat de MR uit principe tegen uitstel is. Wanneer u de analyse maakt en nagaat wat de minister in de commissie heeft geantwoord, dan is het budget een van zijn problemen.

 

Ik begrijp niet dat u, enerzijds, via uw minister van Financiën de minister niet helpt en, anderzijds, hier in het plenum de minister de karwats oplegt en zegt dat hij zich moet haasten.

 

Zijn probleem is het feit dat het budget niet goed is toebedeeld. Hij kan er niet voor zorgen dat de strafuitvoeringsrechtbanken kunnen werken, omdat hij geen budget heeft. Zijn probleem is dat hij moet voortwerken met het systeem van collectieve vrijlatingen, omdat hij geen budget heeft.

 

Wie heeft hem zijn budget grotendeels ontnomen? De minister van Financiën. Kijk naar het budget van de Regie der Gebouwen. Ik vind het niet sympathiek dat de MR hier even komt zeggen dat ze principieel tegen uitstel is. Ik wens dat u de minister van Justitie veel beter dan vandaag steunt.

 

18.05  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur Landuyt, je trouve encore moins sympathique de ne pas comprendre qu'à toute règle, il y a des exceptions! Ne pas le comprendre, c'est être absolutiste. C'est être celui qui dit avoir d'office raison et qui sait tout à l'avance. On n'a pas encore voté le budget de l'année qu'il le connaît déjà! Pour ma part, je ne suis pas omniscient! Lorsque le ministre me dit qu'un rendez-vous sera prévu l'an prochain …

 

Monsieur Landuyt, je veux bien discuter avec vous, vous le savez! Nous pouvons d'ailleurs le faire assez souvent tout au long de l'année!

 

18.06  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Er is een lijn te trekken. Eerst hebt u ervoor gezorgd dat de minister van Justitie wordt gepluimd. Kijk naar zijn budget of naar dat van de Regie der Gebouwen. Men heeft geld weggenomen dat vroeger was bestemd voor de uitbreiding van de gevangenissen. We hebben dat nodig om het beleid en de wetgeving te kunnen uitvoeren.

 

Een tweede stap was dat men de minister van Justitie de illusie heeft gegeven dat hij 600 bijkomende cipiers mag aanwerven. Eigenlijk – De Crem was te vlug en te transparant – ging het echter over een doorschuifoperatie tussen het budget voor Defensie en het budget voor Justitie.

 

Men heeft in deze regering niets gegund aan Justitie om een beter beleid te voeren. Ik vind het dan ook niet correct om vanuit de meerderheid kritiek te geven op die arme minister van Justitie. Ziet hem daar zitten.

 

De voorzitter: De minister van Justitie heeft het woord voor een persoonlijk feit.

 

18.07 Minister Jo Vandeurzen: Mijnheer de voorzitter, als men mij behartigenswaardig noemt, voel ik mij aangesproken.

 

Ik zal het debat over de begroting natuurlijk niet overdoen. Het budget voor Justitie stijgt in 2008 met 4,7 procent. De aanwervingen gebeuren, zowel van justitieassistenten als van penitentiaire beambten. Ook onze penitentiaire instellingen worden versterkt. Het is absoluut niet juist dat de reden waarom een aantal zaken in de tijd gespreid uitwerking moet hebben, een budgettaire reden zou zijn. De redenen zijn van velerlei aard. Zo moet er voor een aantal van deze zaken ook gevangeniscapaciteit zijn. Die moeten we kunnen realiseren. Het is ondertussen een bekend verhaal dat er geen budget zou zijn voor 2008, maar dat is absoluut niet juist, zelfs niet voor de Regie der Gebouwen. Ik heb mij voorgenomen niet telkens op dat soort van beweringen te antwoorden.

 

18.08  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik neem er akte van dat de reden voor het uitstel van de uitvoering van de wetten niet budgettair is. Het heeft dus niets te maken met het budget dat men voortgaat met het systeem van collectieve vrijlatingen, waarbij men systematisch mensen vrijlaat die een straf van minder dan drie jaar hebben gekregen. Men heeft dat systeem zo sterk aangevochten de vorige jaren en het zou absoluut moeten veranderen, terwijl men nu beslist, hoewel er geen budgettair probleem is, om het systeem voort uit te voeren. De kritiek die men vroeger heeft gegeven op de collectieve vrijlatingen, slikt men nu in en men gaat ermee door. Dat is erg, omdat het juist nodig is om een ander strafuitvoeringsbeleid te voeren. Nogmaals, ik dacht dat het een budgettaire reden had, maar zelfs dat is niet eens het geval. Er is dus onwil om een beter beleid te voeren.

 

De voorzitter: Mijnheer Crucke, de heer Schoofs heeft nog het woord gevraagd.

 

18.09  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik wil even repliceren op hetgeen de minister zei. Het budget voor volgend begrotingsjaar is inderdaad verhoogd.

 

De kritiek van de inspecteur van Financiën heeft echter betrekking op het meerjarenplan inzake het gevangeniswezen en precies dat meerjarenplan, dat er komt, vormt het kernpunt van het beleid van de minister. Welnu, het doet niets meer dan uitstellen. Het beleid is geënt op het meerjarenplan omdat er meerdere jaren nodig zijn om alles uit te voeren. De inspecteur van Financiën heeft heel zware bedenkingen bij dat meerjarenplan.

 

We mogen dus niet alleen dit begrotingsjaar in aanmerking nemen, maar alle jaren, en precies op dat vlak is de inspecteur van Financiën vernietigend.

 

18.10  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur Landuyt, il n'y a de pire sourd que celui qui ne veut entendre! C'est votre droit, tout comme c'est votre droit d'émettre un certain nombre d'objections. Vous le ferez tout à l'heure, vous en aurez largement le temps!

 

En ce qui concerne le budget, nous en reparlerons sans doute l'année prochaine également et nous pourrons constater si les Cassandre ont eu raison ou si ce sont ceux qui ont fait confiance au ministre ayant demandé le report.

 

Cette logique du report, nous sommes prêts à la suivre et ce pour deux raisons: le Conseil d'État le demande et il y a promesse de débat. C'est l'essentiel! Et c'est même très correct. Je préfère un ministre qui me dit du haut de la tribune ne pas pouvoir appliquer cette mesure directement cette fois et qui me demande d'accepter l'élaboration d'un report, plutôt qu'un ministre qui ne dit rien, qui attend d'être critiqué pour son inaction. Tout ne se fait pas en un jour. Si tous les chemins mènent à Rome, certains sont plus longs à parcourir. Nous pouvons donc lui faire confiance lorsqu'il nous demande ce report. De plus, nous conditionnons notre accord à une promesse d'évaluation.

 

En ce qui concerne la procédure accélérée, le MR considère que la modification qui intervient est opportune. En effet, elle mettra fin à une procédure qui, en réalité, ne trouvait dans la pratique plus aucun sens. Elle n'était plus appliquée parce que le ministère public, les parquets, sachant que le procès-verbal risquait d'être considéré comme nul et non avenu en l'absence de l'intervention d'un jugement endéans les deux mois, préféraient ne pas prendre le risque de mettre en route la procédure accélérée. Peut-on reprocher au parquet ce genre de position, alors que finalement, on reproche au ministère public une décision prise à la suite d'une mesure qui ne relève pas de sa compétence? Il n'y a rien de pire que d'œuvrer pour finalement voir son travail considéré comme nul et non avenu?

 

18.11  Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): (…)

 

18.12  Jean-Luc Crucke (MR): Aussi, je pense, monsieur Nollet, que la disposition prise fait en sorte que ce procès-verbal n'est plus considéré comme nul – c'est bien la difficulté – et qu'il faut conserver ce délai raisonnable de deux mois dans le cadre d'une procédure accélérée. Mais ces deux mois constituent soit un effet couperet et, dans ce cas, toute la procédure est à recommencer, soit c'est un délai qu'il faut tenter de respecter. Mais vous savez comme moi comment cela se passe: un juge peut reconvoquer un témoin, tout comme il peut reporter son audition d'une semaine. Pour ces raisons, ne s'agira-t-il plus d'une procédure accélérée? Nous ne le pensons pas!

 

Nous pensons que cette disposition a un sens très pratique et voit la justice d'un point de vue réaliste. Selon nous, elle sera – l'avenir nous le dira – plus souvent utilisée qu'aujourd'hui.

 

Le ministre peut confirmer qu'aujourd'hui, c'est plutôt la bérézina en la matière.

 

18.13  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer Crucke, u zegt dat het openbaar ministerie geen vat heeft op de termijn. De procedure snelrecht bevat een zeker evenwicht. Het evenwicht is dat men snel voor de rechtbank komt en dat men zich sneller zal moeten verdedigen. Indien dat niet zo is, vervalt de procedure en wordt het de klassieke procedure.

 

Nu zegt men dat men geen snelrecht toepast, opdat het snel zou gaan. Als men zeker is dat het traag mag, zal men snelrecht toepassen. Dat is nu de versie van het openbaar ministerie, wiens woordvoerder de minister van Justitie is geworden.

 

Men zegt dat men geen vat heeft op de termijn. Dat is niet helemaal correct. De wakers over het juist werken van de rechters zijn toevallig ook de procureurs. Als de rechters binnen de twee maanden hun uitspraken niet doen, is het de taak van de procureur om daartegen op te treden.

 

18.14  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur Landuyt, ce que nous disons, c'est que l'équilibre est respecté et que faire une fixation sur ces deux mois, c'est empêcher que cet équilibre puisse exister puisque les procédures ne sont pas d'application. Pour l'instant, le "snelrecht" n'existe pas. On ne donne pas les moyens de le respecter. En effet, vu le délai qui est prévu, la difficulté de devoir le respecter à la lettre dissuade ceux qui pourraient réellement utiliser ce "snelrecht" de le faire car ils considèrent qu'ils prennent un risque important au niveau de la procédure.

 

Aujourd'hui, il s'agit de faire savoir, à tous ceux qui veulent utiliser le "snelrecht", que cela leur est possible tout en préservant l'équilibre et un délai raisonnable. La pratique nous dira si c'était une bonne solution. Pour notre part, nous sommes confiants et nous tenons à féliciter le ministre de permettre sa mise en pratique le plus rapidement possible.

 

Par ailleurs, nous avons eu un débat assez fourni en commission sur les "fameux" assistants paroissiaux. Il est clair que ce n'est pas le MR qui jouera à l'arbitre entre les uns et les autres et qui prendra position pour privilégier l'une ou l'autre philosophie ou confession religieuse. Le problème ne se situe pas là. Il est ici question d'une mesure très pratique qui n'a pas de conséquence d'un point de vue budgétaire. En effet, malheureusement ou heureusement – chacun en pense ce qu'il veut –, le nombre de ministres du culte est en plus grande diminution que celui des assistants paroissiaux. L'équilibre budgétaire est respecté.

 

Nous avons entendu avec bonheur le ministre nous confirmer qu'un groupe de travail serait mis sur pied en 2009 pour coordonner l'ensemble de la matière. C'est aussi utile qu'intéressant. Nous pourrons reprendre ce débat en 2009. En effet, ce rapport est attendu. Il doit permettre de mettre en place un certain nombre d'équilibres qui font actuellement parfois défaut dans la législation

 

18.15  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, collega’s, normalerwijs zou – daar werd daarnet even op gealludeerd – veel van deze kritiek inderdaad in de begrotingsbesprekingen hebben thuisgehoord. De eerste begroting van de regering-Leterme I was evenwel van zoveel virtualiteit doordrongen dat ernstig oppositiewerk op dat ogenblik, onmogelijk was, en ook nu nog. Bij uitstek wat Justitie betreft, is het vandaag, nu de diverse bepalingen aan de orde zijn, het moment om onze kritiek scherp te stellen.

 

Vandaag is het voor de oppositie, meer nog dan bij de begrotingsbesprekingen, het moment om de rekening te maken, en de afrekening te presenteren, als leden van de oppositie, ten aanzien van de meerderheid.

 

Waarom, zult u vragen? De vaststelling is zeer eenvoudig, collega’s, het beleid van deze minister bestaat erin de uitvoering, of toch zeker de voltooiing, van de implementatie van het wetgevend werk van zijn voorgangster – horresco referens – uit te stellen tot het moment dat zijn opvolger al zal zijn aangetreden, met name in 2012.

 

Ik weet niet of het al ooit is voorgekomen. Ik vermoed dat het nooit is gezien. Het is als een voetbaltrainer, collega’s, die bij zijn aantreden onmiddellijk alle spelers op de bank zet, zegt dat er vanaf nu enkele jaren keihard zal worden getraind en belooft dat zijn opvolger kampioen zal spelen. Een kritische supporter laat zich daaraan echter niet vangen, mijnheer de minister; hij ziet dat de trainer de uitdaging niet aandurft en dat hij niet in competitieverband wil spelen – hoogstens vriendschappelijke wedstrijden – en dat hij niet zeker is van zijn stuk.

 

Ik ga het rijtje af van al uw wel zeer lang lopende projecten.

 

Eerst en vooral is er de elektronische procesvoering. Daar is uitstel tot 1 januari 2011. Wij hadden daar misschien nog mee kunnen leven, maar dat had dan het enige uitstel moeten zijn. Hoe dan ook, anderhalf jaar respijt voor wat de minister zelf het invullen van technische randvoorwaarden noemt, is toch behoorlijk lang. Mocht men ons niet geloven, kan men altijd de Raad van State even raadplegen, die in zijn advies zegt dat het verontrustend is dat tussen de datum waarop deze tekst is aangenomen – normalerwijs kort daarop gevolgd door de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en de inwerkingtreding ervan – “een buitensporige tijdsspanne” ligt.

 

De feitelijke omstandigheden of zelfs de opvattingen die heersten toen een tekst werd aangenomen, kunnen immers veranderen tussen deze twee tijdstippen, in die mate dat de wijziging ervan zelfs voor de inwerkingtreding ervan noodzakelijk kan blijken, wat uiteindelijk ertoe kan leiden dat teksten worden uitgewerkt die nooit in werking treden”. Dat zegt de Raad van State.

 

Dan moeten we weten, collega’s, dat dit het kortste uitstel van allemaal betreft: de elektronische procesvoering samen met het uitstel in verband met de uithandengeving in de wet op de jeugdbescherming. Wat de elektronische procesvoering betreft: Feniks is afgevoerd, Cheops staat inderdaad in de steigers. Dat is de Egyptische kalender, maar dan komen we bij de Griekse kalender, mag ik wel zeggen.

 

Dan is er het uitstel inzake de strafuitvoeringsrechtbanken, uitstel nummer 2. Voor de kortgestraften, mijnheer de minister, degenen die een straf onder de drie jaar hebben toegemeten gekregen, geldt een uitstel wat de strafuitvoeringsrechtbanken betreft tot 1 september 2012. Ik heb u tijdens de begrotingsbesprekingen gewezen op het probleem van de draaideurcriminelen. Dat zijn per definitie kortgestraften. In feite institutionaliseert u nu het gegeven, terwijl u het zou moeten bestrijden. Draaideurcriminelen zullen alsmaar meer misdrijven kunnen plegen en alsmaar minder worden gestraft, zo lang ze maar onder drie jaar gestraft blijven. Het was mijn collega Laeremans, ere wie ere toekomt, die stelde dat het enige positieve gevolg aan de wet externe rechtspositie gedetineerden het controlemiddel was dat de strafuitvoeringsrechtbanken ter beschikking kregen.

 

Wat is nu al het resultaat op het terrein, collega’s? Wat zien we? Rechters leggen nu al straffen op van 3 jaar en 1 dag, van 37 maanden of van 3 jaar en 1 maand om toch maar boven de drempel te komen waardoor toezicht door de strafuitvoeringsrechtbank geen dode letter zou blijven. U kunt dan schermen met het eventuele lapmiddel van het elektronisch toezicht, wat in feite een gunstmaatregel is, om daarin kortgestraften op te vangen, mijnheer de minister, maar dat zal niet gaan: we weten allemaal dat dit eveneens problematisch is op dit ogenblik.

 

Nog een uitstel en u hoefde het niet in de wet diverse bepalingen in te schrijven, maar ik kom er hier vandaag graag op terug, want het moet worden vermeld als het zogenaamde paradepaardje van het zogenaamde justitiebeleid van deze zogenaamde regering: het gevangeniswezen. Dat is in feite het strafste uitstel van allemaal, collega’s. Het wordt niet in de wet diverse bepalingen ingeschreven, ik zei het al, maar in feite voorziet de minister naar eigen zeggen in een aanzienlijke verhoging van de opvangcapaciteit pas tegen 2012. Er is dus geen opvoering van de gevangeniscapaciteit op korte termijn. Ook hier geldt uitstel, uitstel, uitstel, door middel van een masterplan dat een meerjarenplan is, dat in feite een lang uitstelplan is.

 

Er komt niets in huis van het programma van CD&V, om over twee jaar vijftienhonderd cellen bij te creëren.

 

Er komt niets in huis van het beginsel dat er meer gedetineerden in één cel kunnen in de gevangenissen waar er basiscomfort is. Integendeel, het principe blijft: één man, één cel.

 

Er is niets in huis gekomen van de bajesboten, die te duur zouden zijn en waarover Europa opmerkingen zou hebben gemaakt. Nederland bood ze aan, maar België weigerde ze te aanvaarden. Gevangenisruimte in Nederland wilde men huren, uit pure armoede, maar daar was Nederland dan weer tegen. Het past niet dat men de eigen gevangenen in feite exporteert, zeker niet wanneer er een gevangenistekort is. Er is bijkomende capaciteit voorzien op bepaalde gevangenisterreinen, maar dat is slechts een doekje voor het bloeden.

 

Ik formuleer een eerste tussenbesluit, mijnheer de minister. Wat betreft de wet interne rechtspositie gedetineerden, handelt u alleen maar naar de geest ervan, die stelt dat de gevangene een bepaald – zeer ruim – comfort moet hebben, en ook in uw visie, net zoals in die van uw voorgangster, ligt de nadruk niet op een correcte strafuitvoering, maar wel op een strafbeperking en een strafverzachting. De 626 extra personeelsleden, waarvan slechts 79 penitentiaire beambten, die u zult inzetten, worden niet aangewend voor de verhoging van de celcapaciteit. De nieuwe personeelsleden zullen dus niet in nieuwe gevangenissen worden tewerkgesteld en evenmin meer gedetineerden moeten kunnen opvangen, of niet voorzien in meer beveiliging in instellingen waar er meer gedetineerden op één cel kunnen. Nee, dat is allemaal niet aan de orde.

 

Ik zei daarstraks al in mijn repliek op uw antwoord naar aanleiding van enkele opmerkingen van collega’s, dat volgens de Inspectie van Financiën uw meerjarenplan op losse schroeven staat. Budgettair gezien kunnen wij dus oordelen dat het plaatje lang niet naar behoren is ingevuld.

 

Het gevolg van het uitstel is straffeloosheid alom. Na de vorige minister van Justitie, mevrouw Onkelinx, is uw antwoord, mijnheer de minister, uitstel van de maatregelen van mevrouw Onkelinx, die misschien wel wat zouden hebben opgebracht wanneer men ze eindelijk was beginnen implementeren, want aan het einde van de vorige legislatuur heeft zij misschien wel enigszins het licht gezien na alles wat er gebeurde – ontsnappingen en dergelijke –, maar u reageert gewoon met uitstel. Onkelinx en Vandeurzen: de Ginger Rogers en de Fred Astaire van de straffeloosheid. Zij huppelen de dans der straffeloosheid in de regen van criminele feiten die ongestraft in pijpenstelen neervalt op het hoofd van de eerbare burgers, als ik mij enig proza mag veroorloven.

 

Nog even, ter illustratie, twee zaken.

 

Over de langgestraften gaat het in feite niet in deze wet houdende diverse bepalingen. Toch wil ik het even aanhalen, om heel het strafbeleid van u eens even onder de loep te nemen. Van de langgestraften kunnen wij er alleen zeker van zijn dat de superzware criminelen hun straftijd tweederde zullen uitzitten. Dat treft dus alleen degenen die een misdaad hebben gepleegd en mensen die terroristische activiteiten aan de dag hebben gelegd, die kinderen hebben vermoord en dergelijke. Zij zullen met tweederde van een straf worden gestraft. Over al de andere gestraften rijst er twijfel.

 

Ten slotte, over de invordering van de penale boeten. Dat is weer een pijnpunt. Het is het einde van het staartje van de keten van het handhavingsbeleid. Ook daar schort er een en ander. Deze week is dat nog in de commissievergadering aan bod gekomen.

 

Mijnheer Verherstraeten, het is uit pure armoede dat u voorstelde om als algemene, autonome strafmaatregel de intrekking van het rijbewijs in te voeren. Dat is misschien nog de enige maatregel wat de regering tijdens de huidige legislatuur zou kunnen nemen, namelijk het intrekken van het rijbewijs als een straf voor iedereen, welk feit hij of zij ook zou hebben gepleegd.

 

Voor een misdrijf als de niet-betaling van alimentatie kan het rijbewijs worden ingetrokken. Dat is een idee uit het Verenigd Koninkrijk. Ik heb de minister in dat verband al vaker ondervraagd en hem de suggestie aan de hand gedaan. Ook het intrekken van het paspoort is een gelijkaardig idee.

 

Met het intrekken van het rijbewijs als louter op zich staande sanctie zou echter wel eens kunnen worden gelachen, vooral wanneer bijvoorbeeld in Molenbeek of Anderlecht tegen jongeren wordt gedreigd dat hun rijbewijs zal worden ingetrokken, indien zij nog eens een paar agenten in elkaar slaan.

 

Wij vragen ons af wat de volgende, draconische CD&V-sanctie zou kunnen zijn. Misschien is het wel het intrekken van het verzekeringsbewijs van een voertuig. Ik weet het niet, maar ik vrees dat de maatregel vooral in Anderlecht en Molenbeek op hoongelach zal worden onthaald.

 

In elk geval moeten wij vaststellen dat de huidige minister van Justitie een ontstellend gebrek aan daadkracht aan de dag legt. Hij neemt zijn toevlucht tot uitstel.

 

"Gouverner, c‘est prévoir", luidt de spreuk. In dit geval is het echter: "Gouverner, c’est reporter".

 

Collega’s, het voorgaande is slecht bestuur en een gebrek aan respect voor wat de kiezer aan de huidige coalitie, zeker aan CD&V - N-VA, heeft opgedragen.

 

Een bijkomende, cynische vaststelling, die ik u niet wil onthouden, zou kunnen zijn dat het nationaal veiligheidsplan, dat inmiddels in de steigers werd gezet, van 2008 tot 2011 loopt. U, mijnheer de minister, stelt de meeste maatregelen in het plan tot na 2011 uit. Het zou dus tot 2011 in feite het nationaal onveiligheidsplan moeten worden genoemd. Immers, ook onder de huidige minister zal de rechterlijke macht en zullen rechters straffen opleggen waarvan ze afvragen of ze wel zin hebben en ooit effectief zullen worden uitgevoerd. De wetgevende macht, met name de parlementsleden hier, zitten er voor spek en bonen bij. Elke, mondelinge vraag kan door de huidige minister worden gecounterd door het antwoord: “We zijn ermee bezig. Geduld alstublieft.” Het beeld van de minister die verantwoording moet afleggen, is in feite een testbeeld gedurende de komende jaren.

 

De regering tracht de oppositie te sussen, enerzijds, door het feit dat de data van uitstel uiterste vervaldata zouden zijn. De vraag is wat wij daarmee zijn. Kunnen wij dat geloven? Wie gelooft dat nog? Anderzijds is er de belofte van tussentijdse rapporten, die in een Powerpointpresentatie aan de commissie voor de Justitie zullen worden voorgelegd.

 

Excuseer mij, collega’s, maar de commissie voor de Justitie krijgt daardoor het karakter van wat in Nederland een “klootjesdrogerij” of seminarie wordt genoemd. Wij kunnen luisteren naar wat de minister aan tussentijdse rapporten voorschotelt. Uiteindelijk moet hij echter in 2011 op zijn beleid worden afgerekend. Hij stelt de meeste maatregelen tot 2012 uit. Afgerekend worden kan op die manier dus niet, noch door de kiezer noch door de oppositie.

 

Wij vragen van de minister dus geen voorafgaande verontschuldigingen. Wij vragen hem integendeel af te zien van zijn nefaste uitstelpolitiek en dus ook minstens werk te maken van een aantal kortetermijnmaatregelen, zeker op het vlak van de strafuitvoering. De Vlaamse auteur Walter Van den Broeck zou zeggen: “Schat, kan je niet sneller walsen, want ze spelen een tango.”

 

Ik wil nog één uitstel vermelden, mijnheer de minister, met name de interneringen, precies omdat in die kwestie het communautair aspect nog meer speelt. We zijn daarop ingegaan toen over de wet werd gestemd en ook tijdens de begrotingsbesprekingen. Er wordt geen rekening gehouden met de expertise in Vlaanderen op het terrein.

 

Mijnheer de minister, u zou minstens van deze periode van uitstel die u zichzelf gunt, gebruik kunnen maken om die wet enigszins aan te passen aan het beleid van Vlaanderen, waar men de expertise heeft en men er met zeer beperkte middelen in geslaagd is een netwerk op poten te zetten dat de geïnterneerde vaak naar de juiste plaats alloceert. U, mijnheer de minister, stelt alleen maar uit, ook in deze materie.

 

Uw uitstel hoefde niet zo saai te zijn. U zegt nu dat de wet uitwerking krijgt op de eerste dag van de 54ste maand na de inwerkingtreding. We weten zelfs niet hoelang dat uitstel zal duren, maar het uitstel hoefde niet zo saai geformuleerd te zijn, mijnheer de minister. U had er ook van kunnen maken: “het tijdstip van de volgende zonsverduistering” of de “de eerstvolgende passage van de komeet van Halley”.

 

Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik eindig met een doodgewone, mondelinge vraag aan de minister van Justitie.

 

Mijnheer de minister, we zijn bijna 11 juli. De Vlaamse feestdag wenkt. Drie jaar geleden, in 2005, pleitte u in een interview in de krant die ons allebei na aan het hart ligt, het Belang van Limburg, voor een Vlaamse minister van Justitie. Handig gezien uiteraard, want de federale verkiezingen kwamen eraan. Nu kunt u zeggen dat u niet in de Vlaamse, maar in de federale regering zit en dat u in die zin helaas niet voor een Vlaamse minister van Justitie kunt zorgen. Uiteraard, les excuses sont faites pour s’en servir, maar dan is de vraag welke signalen u inmiddels hebt gegeven – in de relatief korte tijdspanne dat u minister bent – om te instigeren dat die Vlaamse minister van Justitie er eindelijk zou komen. Er zijn onderhandelingen bezig. Ik vraag mij af wanneer we dankzij CD&V - N-VA concrete signalen zullen ontvangen die een Vlaams ministerie van Justitie zinvol maken. U weet dat u daaraan zeker een steentje kunt bijdragen, mijnheer de minister. U krijgt elke week in de commissie de mogelijkheid om op vragen te antwoorden. Voor wanneer is het? Voor 15 juli of wordt ook dit uitgesteld tot 2012?

 

De voorzitter: Ik heb nog twee sprekers ingeschreven in de algemene bespreking, mevrouw De Schamphelaere en, last but not least, de heer Landuyt.

 

18.16  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik heb een praktisch vraagje over de werkzaamheden. Als er nog een commissievergadering moet plaatsvinden, moet ik korter zijn om tijd te winnen. Als er na de plenaire vergadering geen commissievergadering meer is, kunnen we meer à l’aise discussiëren. Ik had graag geweten hoe de situatie nu is.

 

De voorzitter: De voorzitter van de commissie kan daar het beste op antwoorden.

 

18.17  Mia De Schamphelaere (CD&V - N-VA): Mijnheer Landuyt, u hebt altijd alle tijd.

 

18.18  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Ik kan u bevestigen dat zij bij momenten goed is. Ik had echter graag een antwoord gekregen op mijn vraag. Ze is zodanig fijnbesnaard in haar antwoorden dat ik nooit weet wat zij heeft geantwoord.

 

18.19  Mia De Schamphelaere (CD&V - N-VA): Ik weet dat de laatste trein naar Brugge vertrekt om 22.00 uur. Wij zullen dus morgenvoormiddag commissievergadering houden.

 

De voorzitter: Ik zal straks uw betoog chronometreren.

 

18.20  Mia De Schamphelaere (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister van Justitie, wij kennen u eigenlijk al een hele tijd van in andere gremia. Wij hebben daar een bijzonder aspect van uw talent leren waarderen, namelijk uw organisatorisch talent, uw pragmatisch inzicht en uw werk ten gronde.

 

Dat komt van pas, want goed bestuur heeft natuurlijk niet alleen te maken met het goed debatteren in het Parlement en de beste ideeën naar voren te brengen. Goed bestuur heeft zelfs niet alleen te maken met het maken en goedkeuren van goede wetten. Goed bestuur heeft vooral te maken met uitvoeringskracht.

 

18.21  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Bent u nu aan het zeggen dat de huidige minister niet goed is in debatteren en wetten maken, maar mogelijks goed is in het uitvoeren van de wetten? Is het dat wat u nu zegt?

 

18.22  Mia De Schamphelaere (CD&V - N-VA): Dat geldt voor ons allemaal. Wij maken allemaal samen de wetten. Er is een wetgevende macht, dat zijn wij, en er is een uitvoerende macht. De minister is daarvan een onderdeel. De wetten die hier zijn goedgekeurd, moeten ook werkbaar zijn als ze in werking treden, en impact hebben op het werkveld.

 

Politieke daadkracht moet samengaan met maatschappelijke draagkracht. Het is bijvoorbeeld belangrijk om heel de keten van het strafuitvoeringsbeleid te doen ronddraaien. Geen enkel tandwieltje mag haperen. Op voorhand moet dan ook worden ingeschat wat daarvoor nodig is: wat daarvoor aan personeel moet worden aangeworven, welke voorzieningen moeten worden uitgebouwd, welke vorming moet worden aangeboden en welke handhaving moet worden opgebouwd.

 

Al deze uitvoerende maatregelen vragen vaak veel meer energie dan gewoon over de wetten stemmen. Wij denken dat wij pas daarmee goed bestuur opbouwen. Uitvoeren is moeizaam werk, vraagt een juiste inschatting van de realiteit. Het is heel terecht van deze minister van Justitie dat een wet pas in werking kan treden als de werking ervank is verzekerd. Dat is een logisch principe. Op deze weg, met dit motto moeten wij een beleid uitbouwen dat op lange termijn ook effectief maatschappelijk effect zal hebben. Pas op die manier kunnen wij rechtzekerheid en vertrouwen opbouwen in onze rechtstaat.

 

Ik wil het dan nog kort hebben over de erkende erediensten. Wij kennen een regime, een Grondwet waarin godsdienstvrijheid gepaard gaat met een steunregime voor erkende erediensten. Wij hebben belangrijke punten beslist in de commissie, een eerste aanzet naar een erkenning van het boeddhisme.

 

Er is de vraag gesteld wat de criteria zijn in ons staatsbestel om erkend te geraken als levensbeschouwing of godsdienst. Die criteria zijn opgebouwd uit een soort van grondwettelijke gewoonte. Het is belangrijk dat er eerst voldoende representativiteit blijkt, dat er een maatschappelijk belang naar voren kan worden geschoven, dat de godsdienst of de levensbeschouwing reeds een tijd in ons land gevestigd is en voldoende volgelingen heeft en dat er geen enkele activiteit wordt ontwikkeld tegen de maatschappelijke orde.

 

Wij staan achter de eerste steun die wordt gegeven aan het boeddhisme, maar voor de erkenningwaardigheid moet natuurlijk nog een heel aantal criteria verder worden afgetoetst.

 

Dan is er ook een debat geweest over de belangrijke uitspraak van de Raad van State naar aanleiding van de …

 

De voorzitter: Mevrouw De Schamphelaere, de heer Van de Velde wil u onderbreken.

 

18.23  Robert Van de Velde (LDD): Ik hoor u graag uitweiden over de erediensten. Het is volgens u fantastisch dat wij er nu meer geld aan geven. Ik zou vooral aan uw fractie iets willen vragen. Als er in de Grondwet staat dat er godsdienstvrijheid is, dan betekent dat ook dat geen godsdienst ook een vrijheid is. Door de manier waarop wij op dit ogenblik de godsdiensten financieren, is er geen vrijheid, maar draagt iedereen bij aan de godsdienstbeleving van enkelen.

 

Ik meen dat op termijn het debat moet kunnen worden gevoerd om het idee van de Kirchensteuer in Duitsland stilaan ook naar hier te brengen. Ik denk dat echte katholieken en echte gelovigen in de maatschappelijke ontwikkeling die wij nu meemaken, waarbij wij worden overspoeld door de islam, veel meer gebaat zouden zijn met een actief, een realistisch en een gewild beleid, dan wanneer wij het op deze manier laten verwateren en door de overheid verder laten bepalen.

 

Ik wil vragen dat daarover in een volgende discussie wordt nagedacht, zeker in uw fractie, en dat wij kijken naar een echte godsdienstvrijheid en niet, zoals nu, naar een opgelegde.

 

De voorzitter: Dat is wel een ander debat.

 

Mevrouw De Schamphelaere heeft het woord.

 

18.24  Mia De Schamphelaere (CD&V - N-VA): Dat is een zeer fundamenteel debat maar die poging is een achttal jaren geleden al eens ondernomen, rond het jaar 2000. Er was een groot aantal bezwaren, ook omwille van de privacy. Men moest zich kenbaar maken en zich als aanhanger van een bepaalde godsdienst bekend maken bij bijvoorbeeld de fiscale diensten. Eigenlijk doen burgers dat niet graag. Alles is in evolutie. Ook in een mensenleven kunnen verschillende levensbeschouwingen of opvattingen in evolutie zijn. Daarom is de gedwongen keuze waar u dan voor staat in die tijd geen haalbare kaart gebleken. Wij zaten toen weliswaar in de oppositie.

 

Dan de parochieassistenten en de toch wel fundamentele bemerking van de Raad van State in verband met het uitdovend karakter van het aantal parochieassistenten. Er zijn er nu 310 erkend. Wij voorzien er 40 meer in deze wet houdende diverse bepalingen. Dit blijft echter een uitdovend karakter houden en dat is niet echt praktisch voor het parochiaal leven in ons land. Wij weten dat heel veel taken, pastorale en sociale, door deze mensen worden opgenomen. Dit is echter een zeer moeilijke taak om te organiseren. Meer fundamenteel ging de Raad van State er echter van uit dat het de subsidiërende overheid niet toekomt om te bepalen wie de bepaalde posten mag opnemen. Eigenlijk doen we dat nu wel, specifiek ten aanzien van de katholieke kerk. Wij zeggen dat gewone leken niet in functie kunnen treden, functies die nochtans vacant zijn op dit ogenblik binnen ons wettelijk kader voor de katholieke kerk. Wij beletten dus een normale evolutie aan de basis van de verschillende parochies.

 

Ik denk dat we ook moeten bekijken of dit absoluut geen budgettaire meerkosten zou betekenen. Virtueel wordt op dit moment 80% van het budget voor de eredienst opgenomen door de katholieke kerk maar er is slechts 48% van het kader ingevuld. De vraag om ook leken die functies te kunnen laten opnemen betekent dus absoluut geen budgettaire meerkosten. Integendeel, het gaat misschien om een stabilisatie van een bepaalde neergang waarvan we dan wel de oorzaken kennen.

 

Wij hopen dat tegen de begroting voor 2009 het uitdovend karakter van dit kader voor parochieassistenten kan worden weggewerkt, dat er een opname is van de titel parochieassistent in de nomenclatuur voor de katholieke eredienst en dat ze dus een eigen kader met een zekere stabiliteit kunnen uitbouwen.

 

Aan de minister vragen we of de werkgroep in dit verband al kan worden opgestart of minstens al is samengesteld.

 

18.25  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, gezien er vanavond geen commissie meer is, kan ik hier de tijd nemen om kort mijn visie weer te geven.

 

Ik wil niet in herhaling vallen, mijnheer de minister van Justitie. Ik zal kort zijn. Ik wil benadrukken op welke positie ik mij plaats in het kader van het justitiebeleid. Ik word langzaamaan een beetje wantrouwig en triest. Bij het lezen van het SOS-justitieplan destijds, wat mij betreft het sosjustitieplan destijds, was er enige hoop dat er een nieuw elan zou zijn inzake justitiebeleid in België. U hebt zich blijkbaar al zeer goed aangepast aan de juridische wereld en zich de juridische term “uitstel” eigen gemaakt. Dit baart mij juist zorgen, omdat wij politiek een stukje afstand zouden moeten kunnen nemen van deze sfeer.

 

In ieder geval zit er een zekere vorm van logica in uw beleid tot op heden. Het is effectief de logica van uitstel met een enorm groot risico. U koppelt in dezen nu alles aan uw masterplan, wat een zeer onzeker gegeven is. Eigenlijk is de term “plan” misschien een beetje overdreven. Laten we het bij “master” houden en in ieder geval bij de cruciale term 2012. U plaatst nu alles richting 2012, maar mijn zorg en wellicht de zorg van de meeste mensen is: wat met 2008, 2009, 2010 en 2011?

 

Ik meen dus dat u een klein beetje wordt beetgenomen. Ik blijf daarbij, collega Crucke, ik meen dat minister Vandeurzen een beetje wordt beetgenomen door zijn collega Reynders, die ik een klein beetje ken uit het verleden. Zoals mevrouw De Schamphelaere het geordend karakter van de minister van Justitie kent, meen ik de minister van Financiën ook een klein beetje te kennen.

 

18.26  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je connaissais les compétences du collègue Landuyt, mais j'ignorais qu'il était visionnaire. Un peu comme Mme Soleil, il sait à l'avance ce qui se passera!

 

18.27  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Je vais expliquer.

 

18.28  Jean-Luc Crucke (MR): Vous dites que nous sommes leurrés. En particulier, vous me visez. C'est incroyable. Nous entendons les mêmes choses. Je vous dis faire confiance en quelqu'un qui nous promet une évaluation dans un an. Vous, vous dites déjà qu'on est leurré. C'est du Mme Soleil au carré!

 

18.29  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Je reconnais que c'est un peu dû à l'âge et à tout ce que j'ai vécu; surtout à tout ce que j'ai vécu avec un collègue comme Didier Reynders. Je vais expliquer.

 

Ik hoop dat ik mij vergis. Hoe dan ook, ik zal u een paar signalen geven. Alles begint bij het budget. Ik zal niet in herhaling vallen: 4,9% stijging, tot men goed kijkt en merkt dat 70% ervan te maken heeft met personeel en dat vooral het aantal wordt genoemd van 600 bijkomende penitentiaire beambten. Spijtig genoeg kon collega De Crem zich dan weer niet inhouden en is hij veel te vlug en niet zeer wijs begonnen over 500 militairen die niet het land moesten bewaken, maar misschien de criminelen zouden kunnen bewaken. Dat was een beetje de strategie. Men ziet daar een beetje een soort verschuiving van budgetten en stelt twee nieuwe ministers gerust. Ik zie het de collega van Financiën uitleggen aan de regeringstafel. Ze waren beiden aan het winnen, tot de werkelijkheid naar boven komt.

 

Dan is er de tweede stap. Terwijl men zegt dat het budget voor Justitie aan het stijgen is, is men iets aan het veranderen in het eigen budget. Kijk naar het budget van de Regie der Gebouwen. U merkt twee bewegingen. De eerste beweging bestaat erin dat men eventjes het meerjarenplan aanpast en het bedrag inzake investeringen in gevangenissen halveert. Daarnaast is er de tweede beweging, die betrekking heeft op het masterplan en in het bijzonder de circulerende nota van de inspectie van Financiën van de Regie der Gebouwen. In die nota staat letterlijk dat men alles mag beslissen wat men wil, maar dat men een probleem heeft, omdat de Regie der Gebouwen ook rekening moet houden met de prioriteiten van andere overheden – er zijn ook nog andere overheidsgebouwen – en dat niet zeker is dat alles wat werd voorspeld, zal lukken.

 

Kortom, wij stellen in ieder geval een verschuiving in de budgetten vast van wat de normale begroting vastlegt naar het zo geroemde PPS-systeem, een zeer onzeker systeem. Men schrapt een project inzake gevangenissen en men spreekt over drie nieuwe projecten, maar men weet niet waar die zullen komen, alleen dat ze er in ieder geval in 2012 zullen zijn.

 

Dat is drijfzand. Dat is heel onzeker. Het jaar 2012 in het masterplan is een heel onzeker getal.

 

In dit wetsontwerp houdende diverse bepalingen staat inderdaad enorm veel. Er wordt op het vlak van Justitie enorm veel geregeld. Eigenlijk wordt de logica van het doorschuiven doorgetrokken. Er wordt gezegd dat er onvoldoende middelen zijn om de strafuitvoeringsrechtbanken te laten doen wat ze zouden moeten doen. Hier wordt het wel bijzonder pijnlijk, als men zich de zware kritiek op de vorige minister van Justitie herinnert. Op de CD&V-banken waren er geen woorden genoeg om het lakse gevangenisbeleid aan te klagen, om aan te klagen dat de straffen van minder dan drie jaar niet werden uitgevoerd en er systematische vrijlatingen waren. Dat had kunnen stoppen met de uitvoering van de wetten die wij nu aan het uitstellen zijn. Het was de bedoeling dat de strafuitvoeringsrechtbanken individuele beslissingen in deze zaken zouden nemen. Het was dus gedaan met het systeem van collectieve regels inzake vrijlating. Alles wat men destijds heeft bekritiseerd, zal men ongegeneerd voortzetten.

 

18.30  Servais Verherstraeten (CD&V - N-VA): Collega Landuyt, ik zou u onder meer een werk van iemand die u zeer goed kent, collega Erdman, nog eens kunnen laten citeren. Hij heeft tijdens de hoorzittingen onder meer gesproken over de thema’s die nu worden uitgesteld. Ook in de verslagen en adviezen die in de vorige legislatuur zijn binnengekomen naar aanleiding van de commissiebesprekingen, is daarop gewezen. Wij hebben uiteraard geen kritiek gehad op de principes, maar het was onmogelijk te realiseren. U zou het regelen, maar dat waren allemaal loze beloftes, die op die termijnen totaal niet realiseerbaar waren. Dat is niet alleen door ons voorspeld in die besprekingen, in tempore non suspecto, maar ook door zeer veel mensen op het terrein. Dat werd gewoon genegeerd, omdat men aan window dressing wou doen.

 

18.31  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer Verherstraeten, u moet het SOS-plan Justitie eens lezen. Het zou allemaal zijn geregeld in een of in twee jaar. Wij zouden zelfs een regeringscommissaris hebben die zich daarmee voor 100% ging bezighouden. Nu hebben wij een vice-eerste minister die probeert andere dingen te splitsen en die zich uiteraard ook terloops even bezighoudt met Justitie. Al die mooie woorden over hoeveel beter u het zou doen… Er zou een stopzetting zijn van de situatie inzake de vrijlatingen. Er wordt niets stopgezet, integendeel. Men schuift dat op de lange baan.

 

18.32  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, de interventie van collega Verherstraeten verbaast mij een beetje. Ik herinner mij dat hij precies in het dossier van de strafuitvoering voor kortgestraften zwaar tussenbeide is gekomen om aan te klagen bij de vorige minister dat er in veel te weinig volk was voorzien voor de strafuitvoeringsrechtbanken en dat de wet daardoor in de praktijk niets zou kunnen betekenen.

 

Ik heb collega Verherstraeten nooit horen zeggen dat die wet niet in werking zou mogen treden vanaf 2009 voor de kortgestraften, en zeker niet dat alles moest worden uitgesteld tot 2012. Het zijn deze minister en deze regering die ineens zeggen dat zij niets kunnen doen en dat alles moet worden uitgesteld tot in 2012. Dat is zeer irrationeel, want het gaat maar om een 700-tal gevangenen.

 

Ik zou graag eens vernemen – want u was niet in de commissie tijdens de bespreking hiervan, collega Verherstraeten, en als fractieleider neem ik u dat ook niet kwalijk – of u het normaal vindt dat het enige positieve uit die wet – namelijk dat kortgestraften ook voor een strafuitvoeringsrechtbank komen en niet automatisch worden vrijgelaten – tot 2012 wordt uitgesteld. Dat had ik graag van u vernomen.

 

18.33  Servais Verherstraeten (CD&V - N-VA): Collega Laeremans, u mag mij zeker niet foutief citeren. Ik nodig u uit de verslagen van die besprekingen erop na te slaan. Wij hebben destijds trouwens een wetsvoorstel ingediend inzake de strafuitvoeringsrechtbanken. Ik nodig u ook uit dat te lezen.

 

Wij hebben in illo tempore en zelfs vanuit de oppositie gesuggereerd om te beginnen met louter de gestraften voor meer dan drie jaar. Als men iets doet, vind ik dat men het ook goed moet doen. Als men iets doet, moet men daarvoor de nodige middelen hebben, zodat men die wet ook kan implementeren. Dat is wat wij toen ook hebben gezegd.

 

Ik herinner mij het volgende nog uit de commissie, waarvan wij het verslag hebben gekregen, waarvan u en ikzelf gretig gebruik hebben gemaakt voor onze interventies. Er was daar één punt duidelijk, met name dat het op dit ogenblik en op korte termijn, in het licht van de voorziene middelen en de voorziene aan te werven personeelskrachten, niet houdbaar en niet invulbaar is.

 

Uiteraard moet dit binnen de termijnen en uiteraard moet dit zo kort mogelijk. Ik denk echter dat de termijnen die de huidige minister van Justitie vooropstelt realistische en invulbare termijnen zijn.

 

18.34  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Ze zijn in ieder geval realistisch omdat ze voldoende ruim zijn. Als het nu nog niet zou lukken, binnen die ruime periode, dan is het wel heel erg. Wat echter bijzonder erg is, is dat men zegt dat er geen middelen zijn nadat men budgettaire discussies heeft gevoerd en prioriteiten heeft gesteld. De prioriteit voor Justitie van uw groep is helemaal verdwenen. Dat is het pijnlijke. De minister heeft in de commissie mooi uitgelegd dat hij weigert uit te voeren bij gebrek aan middelen en dat er serieuze middelen moeten zijn om te kunnen uitvoeren. Dat zegt dezelfde minister die de begroting heeft goedgekeurd, die de budgetten heeft goedgekeurd en die andere prioriteiten heeft goedgekeurd.

 

Er zijn ook elementen die niets te maken hebben met de budgettaire middelen en die men ook niet uitvoert. Men blokkeert het feit dat geïnterneerden op een veel evenwichtiger en veel eerlijker wijze zouden kunnen worden geïnterneerd. Dat is geen taak voor de strafuitvoering, dat behoort tot de rechten en plichten van de gewone onderzoeksgerechten die de verwijzing doen. Ook dit element wordt hier uitgesteld omdat het gemakkelijker is om alles uit te stellen.

 

Voor de allerzwaarst gestraften bestaat er een systeem van terbeschikkingstelling van de regering. Het gaat over de allerzwaarste gevallen. Ook deze mensen passeren niet langs de strafuitvoeringsrechtbanken. De minister en zijn administratie blijven over de zwaarste gevallen in ons land beslissen. Wat de strafuitvoeringsrechtbank niet kan bij gebrek aan middelen, dat kan die ene minister wel, met name systematisch mensen vrijlaten, met als effect een spiraal van strafverhoging. Het is meer dan een publiek geheim dat door de rechtbanken meer dan drie jaar wordt gegeven als een rechter een jaar of een paar maanden wil geven omdat men weet dat minder niet wordt uitgevoerd. Ik weet dat dit werd aangeklaagd door uw groep. U doet nu echter gewoon hetzelfde in deze materie als wat u ooit hebt aangeklaagd.

 

Daarom ben ik ontgoocheld in de huidige minister van Justitie. Na de wittebroodsmaanden zullen er bittere tijden komen. De vaststelling, de profetie die ik heb gedaan dat u zich hebt laten beetnemen vanaf uw masterplan, zal wellicht uitkomen. Ik zal er alles aan doen opdat het niet waar zou zijn. Het feit dat ik dit hier benadruk is omdat u zou weten dat het gebeurt. U kunt mij niet verwijten dat ik u in de val laat lopen.

 

Er is nog een ander punt van modernisering dat mij verleidt, namelijk het feit dat men op een veel praktischere wijze met informatica wil omgaan bij de rechtbanken. Ik steun hier ten volle uw nieuwe werkwijze, mijnheer de minister. Ik begrijp echter niet waarom u niet toelaat dat men, behalve met een fax, ook met een email kan converseren met de rechtbank. Daarvoor hebt u geen Fenikssysteem meer nodig en evenmin een ingewikkelde wetgeving. U hebt slechts één woord nodig om dat te realiseren.

 

In elk geval, ik vrees dat, naast het punt van de parochieassistenten, dat is geregeld, er nog iets is geregeld. Het snelrecht is op het niveau van het gerechtelijk systeem gekomen. Het is traagrecht geworden. Ik vrees dat wij hier staan voor het begin van een non-beleid inzake justitie. Ik zeg dat met tegenzin.

 

De voorzitter: Vraagt nog iemand het woord?

 

18.35 Minister Jo Vandeurzen: Mijnheer de voorzitter, ik zou graag een korte repliek geven.

 

Wanneer de strafuitvoering een prioriteit is – en dat is ze voor mij en voor de regering – en men wil daar werkelijk aan werken, dan heeft men natuurlijk twee keuzes. Ofwel denkt men dat wetten in werking kunnen treden zonder dat daarvoor op het terrein, bij alle mensen die ze moeten uitvoeren, de nodige voorziening en capaciteit beschikbaar is. Dan zullen we snel met ons hoofd tegen de muur botsen en op het terrein voor onmogelijke situaties zorgen. Wanneer ik op Justitie ben aangetreden, werd verondersteld dat er op 1 januari in Florennes een jeugddetentiecentrum zou staan en dat er in Marchienne een gevangenis voor 300 gevangenen zou kunnen worden gebouwd. Er waren een heleboel hypotheses. Ik heb natuurlijk moeten kiezen. Ofwel deed ik de ogen dicht en liet ik het terrein zonder ondersteuning, zodat iedereen de grootste chaos ingaat. Ofwel konden we met zijn allen proberen de geloofwaardige strafuitvoering tot prioriteit te maken en dan ook alles in de juiste volgorde doen. De juiste volgorde is dat we eerst de rails leggen en dan de trein laten rijden. Ja, er worden 600 mensen aangeworden. Ja, er worden dit jaar justitieassistenten aangeworven. Ja, ik heb ondertussen tot de aanbesteding voor 1.000 nieuwe enkelbanden beslist. We proberen inderdaad met een meerjarenplan voor de bouw van gevangenissen te zien op welke manier we zo snel mogelijk een aantal zaken operationeel kunnen maken.

 

Ik heb in de commissie aangeboden – ik zal dat ook doen – om heel precies het Parlement te informeren over de wijze waarop wij, stap voor stap, in een stappenplan een einde zullen maken aan een aantal situaties die inderdaad onaanvaardbaar is . Dat zal zo gebeuren voor de vraag wanneer we de terbeschikkingstellingen onder het toepassingsgebied van de strafuitvoeringsrechtbanken zullen brengen. Dat zal zo ook gebeuren voor de vraag over de interneringen. Aan de heer Landuyt kan ik overigens zeggen dat ik zijn suggesties dienaangaande, geformuleerd in de commissie, zeer ernstig neem.

 

We zullen dus ook bekijken – daarmee zijn we al bezig – waneer we de zaken uit die wet operationeel kunnen maken – ook de dingen die geen betrekking hebben op de procedures voor de strafuitvoeringsrechtbanken als dusdanig – op een juiste manier, op een juist moment en met goede informatie aan alle betrokkenen, goed ingebed in de randvoorwaarden van communicatie en ondersteuning die daarbij nodig zijn.

 

U mag verwachten dat wij met dat soort van schema’s zullen werken. We zullen nagaan hoe we, voor de straffen minder dan drie jaar, gradueel die wet in werking zullen laten treden; hoe we het aantal mensen onder elektronische toezicht zullen uitbreiden; hoe we zullen proberen om voor de geïnterneerden kwaliteitsvol de wet in werking te stellen, hetgeen ook capaciteit veronderstelt, zowel extern, intramuraal als ambulant. Mijn keuze is die keuze geweest: bekijken hoe we met grote geloofwaardigheid, dus met inzet van middelen, stelselmatig, stap voor stap, een trendbreuk kunnen realiseren.

 

Als ik goed heb geluisterd naar de mensen op het terrein, denk ik dat dat de meest aangewezen weg is. Het is ook de meest duidelijke weg. Het is de weg die ons zal brengen bij een goede, geloofwaardige justitie.

 

Het is nooit leuk als de toepassing van een wet moet worden uitgesteld. Iedereen die er sereen naar kijkt, weet echter dat we niet anders kunnen dan proberen die wetten geleidelijk aan te implementeren. Dat is de enige manier om eindelijk geloofwaardigheid in het strafuitvoeringsbeleid te brengen. Ik denk dus dat we met een gerust geweten kunnen zeggen dat dit moet gebeuren. 2011-2012 is niet de vervaldatum waarop alles in werking moet treden. Het is wel de laatste datum, de datum waarop de laatste stukken van die wetgeving moeten worden uitgevoerd. In de loop van de jaren zullen we de wet al stelselmatig uitvoeren.

 

Dat is ook het geval voor de informatisering van Justitie. Ook op dat vlak moet ik het verhaal van het verleden niet maken. Iedereen weet zeer goed dat het ter zake een kwestie is van goede implementatie, aan de basis beginnen, stap voor stap stabiele systemen. Het project zoals het was opgezet met het Feniks-project, heeft aangetoond dat zo’n benadering niet leidt tot een succesvolle implementatie van de informatisering in onze justitie.

 

Wij hebben voor een andere benadering gekozen. Ik moet u eerlijk bekennen dat ik op het terrein enkel goede echo’s over het project hoor. Wij zullen dus proberen om de ambitieuze doelstelling van een geïntegreerde, geïnformatiseerde justitie, die wij moeten halen, waar te maken. Wij zullen er alles aan doen om dat op een planmatige manier te realiseren. Dat is ook de reden waarom in de voorliggende wet een aantal faseringen voor het project werden ingebouwd.

 

18.36  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minster, indien ik het goed heb begrepen, zou eerst de wetgeving inzake de rechten van potentieel geïnterneerden en daarna het aspect van de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbanken in werking kunnen worden gesteld. Is dat ongeveer de timing?

 

18.37 Minister Jo Vandeurzen: Nogmaals, zoals ik ook in de commissie al zei, we zullen de bedoelde wetgevingen stap voor stap invoeren. Dat wil zeggen dat er een stappenplan wordt uitgewerkt dat vastlegt wat kan, wat wordt vereist en welke randvoorwaarden nodig zijn. Delen van de wet vragen duidelijk naar een grotere capaciteit binnen de strafuitvoeringsrechtbanken zelf. Er zijn fases waarin wij naar de alleenzetelende strafuitvoeringsrechter moeten overstappen. Wij zullen goed bekijken – wij zijn daar ook mee bezig – hoe een en ander kan gebeuren.

 

Ik zei in de commissie al – dat is naar ik aanneem dus vandaag ook geen nieuwigheid voor u – dat het evident is dat het systeem van de terbeschikkingstellingen waarschijnlijk het eerste is dat onder het toepassingsgebied kan vallen, op het moment dat wij overtuigd zijn dat de randvoorwaarden daartoe ook vervuld zijn. Ook dat vraagt immers mensen die de maatregelen kunnen opvolgen, controles die kunnen gebeuren en goede afspraken over de het overbrengen van dossiers van de een naar de andere.

 

Ik kan u verzekeren dat uit de evaluatie van een jaar werking van de strafuitvoeringsrechtbanken, die trouwens in de Kamer tijdens een symposium werd gemaakt, duidelijk bleek dat voor een aantal van genoemde zaken absoluut dringend eerst overlegstructuren tot stand moeten komen, die op het terrein moeten worden waargemaakt.

 

Het project wordt dus inderdaad gefaseerd doorgevoerd. Wellicht zal het TBS-systeem het eerste zijn dat wij onder het toepassingsgebied van de strafuitvoeringsrechtbanken zullen brengen.

 

De voorzitter: Mag ik het debat als afgerond beschouwen? (Instemming.)

 

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

 

De algemene bespreking is gesloten.

La discussion générale est close.

 

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

 

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1201/5)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1201/5)

 

Het wetsontwerp telt 12 artikelen.

Le projet de loi compte 12 articles.

 

*  *  *  *  *

Amendements déposés:

Ingediende amendementen:

 

Art. 2

  • 1   Renaat Landuyt (1201/6)

Art. 2/1 (n)

  • 2   Renaat Landuyt (1201/6)

Art. 2/2 (n)

  • 3   Renaat Landuyt (1201/6)

Art. 2/3 (n)

  • 4   Renaat Landuyt (1201/6)

Art. 4

  • 6   Renaat Landuyt (1201/6)

Art. 5

  • 7   Renaat Landuyt (1201/6)

Art. 6

  • 5   Renaat Landuyt (1201/6)

*  *  *  *  *

 

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen en artikelen en over het geheel zal later plaatsvinden.

La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et les articles réservés ainsi que sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

 

*  *  *  *  *

Besluit van de artikelsgewijze bespreking:

Conclusion de la discussion des articles:

Réservé: le vote sur les amendements et les articles 2, 4, 5, 6.

Aangehouden: de stemming over de amendementen en de artikelen 2, 4, 5, 6.

Artikel per artikel aangenomen: de artikelen 1, 3, 7 - 12.

Adoptés article par article: les articles 1, 3, 7 - 12.

*  *  *  *  *

19 Overleg BHV

19 Concertation BHV

 

Op woensdag 18 juni jongstleden pleegden afvaardigingen van de Kamer en van de vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie overleg over het belangenconflict over de wetsvoorstellen tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (nrs. 37 en 39/1).

Le mercredi 18 juin dernier une concertation a eu lieu entre une délégation de la Chambre et l'Assemblée de la Commission communautaire française sur le conflit d'intérêts sur les propositions de loi modifiant les lois électorales en vue de scinder la circonscription électorale de Bruxelles-Hal-Vilvorde (n°s 37 et 39/1).

 

Vastgesteld wordt dat het overleg tussen de delegatie van de vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie en de delegatie van de Kamer van volksvertegenwoordigers niet tot een oplossing heeft geleid.

Il est constaté que la concertation entre la délégation de l'Assemblée de la Commission communautaire française et la délégation de la Chambre des représentants n'a pas abouti à une solution.

 

Ik herinner u eraan dat artikel 32, § 1 quater, eerste lid, van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen het volgende bepaalt: indien het overleg binnen de termijn van 60 dagen tot geen oplossing leidt, wordt het geschil aanhangig gemaakt bij de Senaat die binnen 30 dagen een gemotiveerd advies uitbrengt aan het Overlegcomité dat binnen 30 dagen volgens de procedure van de consensus beslist.

Je vous rappelle que l'article 32, § 1er quater, alinéa 1, de la loi ordinaire du 9 août 1980 de réformes institutionnelles dispose que si la concertation n'a pas abouti dans le délai de soixante jours, le Sénat est saisi du litige et rend, dans les trente jours, un avis motivé au Comité de Concertation qui rend une décision selon la procédure du consensus dans les trente jours.

 

Collega’s, ik stel voor dat we onze werkzaamheden even onderbreken en daarna overgaan tot de stemmingen.

 

De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 3 juli 2008 om 19.45 uur.

La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 3 juillet 2008 à 19.45 heures.

 

De vergadering wordt gesloten om 19.36 uur.

La séance est levée à 19.36 heures.

 

 

Dit verslag heeft geen bijlage.

 

Ce compte rendu n'a pas d'annexe.