Séance plénière

Plenumvergadering

 

du

 

jeudi 26 avril 2007

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

donderdag 26 april 2007

 

Namiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14.25 heures et présidée par M. Herman De Croo.

De vergadering wordt geopend om 14.25 uur en voorgezeten door de heer Herman De Croo.

 

Ministre du gouvernement fédéral présent lors de l'ouverture de la séance:

Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:

Aucun / geen.

 

Le président: La séance est ouverte.

De vergadering is geopend.

 

Excusés

Berichten van verhindering

 

Alisson De Clercq, pour raisons de santé / wegens ziekte;

Geert Versnick, UIP / IPU.

 

Collega's, blijkbaar is er een misverstand gebeurd waarvoor ik u verzoek mij te verontschuldigen. Zonder minister kan ik uiteraard niet aanvangen met het vragenuurtje.

 

(…): (…)

 

De voorzitter: Potentiële ministers zijn er altijd in overschot, maar daarom zijn er nog geen ministers in functie.

 

 Jean-Marc Nollet (ECOLO): Monsieur le président, pour qu'il n'y ait pas de second malentendu plus tard dans la séance, je voulais vérifier avec vous que la question de Mme Gerkens à M. Flahaut serait bien posée après la réunion du ministre à 16 heures pour que l'échange devant le Parlement soit pertinent. On sait qu'il n'y a pas eu de réponse en commission et que le ministre essaie de la soustraire au contrôle parlementaire. Ce serait dommage, admettez-le, que M. Flahaut arrive pour une fois à temps alors même qu'on a besoin de lui plus tard dans la journée!

 

Le président: Je voudrais rappeler à M. Nollet ce que le ministre a dit à Mme Gerkens en commission, à savoir qu'il avait un entretien à 16 heures. J'ai communiqué à l'intéressée qu'il ne servait à rien d'interroger le ministre avant 16 heures. Ce moment venu, je verrai où nous en sommes.

 

 Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik zal het heel kort houden omdat ik nog nauwelijks spreekrecht heb in dit halfrond. Ik vind dit het zoveelste bewijs van het misprijzen van deze regering voor het Parlement, ook tegenover u. Als men afspraken maakt, dan moeten die ook worden nagekomen. Ook al zullen de leden van de meerderheid dit niet uitdrukkelijk bevestigen, toch denk ik dat iedereen het daarmee eens is. Het Parlement verdient op zijn minst nog het respect dat wanneer het vragen wil stellen aan ministers dat die ministers er ook zijn. Ze zijn er niet. Ik betreur dat. Ze bewijzen zichzelf daarmee een slechte dienst maar ook u en uw eigen geloofwaardigheid, voorzitter.

 

De voorzitter: Er is blijkbaar een misverstand geweest. Er moest een minister geweest zijn.

 

 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik zou toch even gebruik willen maken van dit moment om een beroep te doen op de deontologie van het Parlement en van de Kamervoorzitter. U weet dat ik vragen gesteld heb aan alle ministers en staatssecretarissen over de bedragen van de erelonen die gedurende de laatste vier jaar uitbetaald werden aan het advocatenkantoor van de echtgenoot van mevrouw Onkelinx. De meeste ministers hebben daar openlijk een antwoord op gegeven.

 

Het is heel merkwaardig, er zijn twee ministers die tot tweemaal toe pertinent geweigerd hebben mij een antwoord te geven, de heer Dewael, vice-eerste minister, en de heer Flahaut, uiteraard de heer Flahaut. Mijnheer de voorzitter, dit is de laatste vergadering van dit Parlement. De heer Flahaut komt straks. Kan ik u vragen om op hem een beroep te doen en hem te vragen om alsnog te antwoorden? Ik wil hetzelfde vragen aan uw partijgenoot Patrick Dewael want dit gaat niet op. Alle andere ministers hebben geantwoord, twee ministers weigeren dat. Hebben zij iets te verbergen?

 

De voorzitter: Ik vermoed van niet, maar ik kan mij moeilijk inbeelden dat alle collega’s geantwoord hebben en twee niet, om ik weet niet welke reden. Mijnheer Van den Eynde, ik zal contact opnemen met de betrokken collega’s. Ik zal dat nog doen in de loop van deze namiddag.

 

 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, voor de goede gang van zaken, ik heb die vragen schriftelijk gesteld. Zij hebben niet geantwoord. Ik heb ze dan mondeling gesteld en beiden hebben gezegd dat zij weigeren te antwoorden.

 

De voorzitter: Het belangrijkste is dat uw vraag mondeling werd gesteld. Ik zal vragen waarom er geen antwoord zou zijn gekomen.

 

Collega’s, ik wil het debat niet rekken. Ik schors nu de vergadering, want dit heeft geen zin. Zodra het misverstand van de afwezigheden opgelost is, hervat ik de vergadering.

 

La séance est suspendue.

De vergadering is geschorst.

 

De vergadering wordt geschorst om 14.28 uur.

La séance est suspendue à 14.28 heures.

 

De vergadering wordt hervat om 14.30 uur.

La séance est reprise à 14.30 heures.

 

La séance est reprise.

De vergadering is hervat.

 

Le président: Monsieur le ministre, il serait souhaitable que les membres du gouvernement déterminent à l'avance l'heure à laquelle les ministres doivent être présents en séance plénière, le jeudi après-midi, pour répondre aux questions orales.

 

 Paul Tant (CD&V): En tout cas, si c'est possible!

 

De voorzitter: Mijnheer Tant, dat is natuurlijk de vermeende veronderstelling.

 

 Didier Reynders, ministre: Reconnaissez que je suis souvent là.

 

Questions

Vragen

 

01 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de controverse rond de heer Wolfowitz, voorzitter van de Wereldbank" (nr. P1909)

01 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la controverse autour de M. Wolfowitz, président de la Banque mondiale" (n° P1909)

 

01.01  Dirk Van der Maelen (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de voorzitter van de Wereldbank, de heer Wolfowitz, is in opspraak gekomen omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan nepotisme ten aanzien van een persoon die heel dicht bij hem stond.

 

De ministers van Financiën en Ontwikkelingssamenwerking hebben zich vorige zondag over de problematiek gebogen. Het resultaat van die vergadering was dat men zich zeer bezorgd verklaarde over de geloofwaardigheid van de heer Wolfowitz en over de mogelijkheid voor hem om verder te functioneren.

 

Ik heb gelezen dat vertegenwoordigers en de ministers van Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland de stelling hebben gehuldigd dat de heer Wolfowitz in hun ogen een probleem vormde en niet meer zou kunnen functioneren.

 

Mijnheer de minister, ik heb twee vragen voor u. Ten eerste, waarom heb ik niets vernomen over het standpunt dat u of uw vertegenwoordigers op de vergadering in Washington hebben ingenomen? Ten tweede, vindt u dat de heer Wolfowitz aan het hoofd van de Wereldbank kan blijven?

 

01.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, om mijn standpunt te kennen, moet u misschien de communiqués van Belga lezen. Dat is heel gemakkelijk.

 

Ik heb een klaar en duidelijk standpunt. Wat uw reactie betreft over de verklaring van mijn socialistische Duitse collega, het volgende. Mijn collega was gedurende het hele weekend in Washington afwezig. Hij was met zijn gezin op safari in Namibië. U moet dus voorzichtig zijn met uw commentaar.

 

Ik heb met mijn collega, de heer Solbes, de Spaanse minister van Financiën, een aantal vergaderingen gevraagd met eerst en vooral onze Amerikaanse collega, de heer Paulson. Wij hebben gezegd dat wij in dat verband een onderzoek moeten instellen bij de Wereldbank. Wij mogen een onderzoek laten doen door een apart comité.

 

Ik heb dus eerst en vooral een verklaring opgesteld voor de vergadering van de Wereldbank. Ik heb ook een dossier ter tafel gelegd van onze "constituentie", een groep van tien landen rond België. Ik heb gepeild naar de reacties van de verschillende deelnemers en die waren dezelfde als de mijne, dus als van België. Wij vragen een onderzoek.

 

Ik heb dezelfde redenering gevolgd met een aantal Europese collega's. Jammer genoeg was mijn Duitse collega van Financiën, voorzitter van de G8 en van de Europese Unie, op dat ogenblik afwezig. Het was onmogelijk om meer te doen.

 

Wij hebben in een communiqué van de Wereldbank dus een reactie gevraagd. U hebt dat misschien gelezen. Er vinden nu vergaderingen in Washington plaats om na te gaan of de heer Wolfowitz verder kan gaan. Er zal een onderzoek worden gestart, dus ik zal niet zeggen of dit goed of fout is. Er is een zeer groot probleem met het management van de Wereldbank. Het is ook zeer moeilijk om de elementen van good governance te bepalen in de verschillende landen van de wereld. Wij wachten de resultaten van het onderzoek en de reacties van andere landen af.

 

De EU had een zeer duidelijk standpunt. Dat is misschien nog niet het geval voor onze Amerikaanse collega's, evenals een aantal andere landen in de wereld, vooral een aantal arme landen.

 

Ik heb, net zoals een aantal andere collega's in andere landen, een zeer duidelijk standpunt ingenomen. Spijtig genoeg was de socialistische Duitse collega afwezig op de vergadering in Washington.

 

01.03  Dirk Van der Maelen (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de heer Wolfensohn is aan het hoofd van de Wereldbank gekomen en hij heeft gezegd dat de hoofdlijn van het optreden van de Wereldbank in de toekomst moest zijn dat de landen die hulp van de Wereldbank willen krijgen een goed bestuur moeten hebben en de strijd tegen corruptie moeten aangaan. Dit verwondert mij dus, na het optreden van het hoofd van de Wereldbank, de heer Wolfensohn. Ik denk niet dat het een vorm van goed bestuur is als men zijn partner een groter loon geeft dan de andere medewerkers van de Wereldbank, als men zijn partner verplaatst naar het ministerie van Buitenlandse Zaken van de VSA en een loon uitbetaalt, dat hoger is dan het loon van de minister van Buitenlandse Zaken, mevrouw Rice.

 

Ik begrijp niet waarom u blijft aarzelen. Als ik u goed heb begrepen, hebt u na uw aanwezigheid in Washinton - het siert u dat u naar de vergadering bent geweest - gezegd dat u een onderzoek wil. Ik stel alleen vast dat de Nederlandse en de Britse vertegenwoordiger en de Duitse regering hebben gezegd dat de heer Wolfensohn, die van goed bestuur en strijd tegen corruptie het strijdpunt van de Wereldbank maakt, na wat hij heeft gedaan niet langer aan het hoofd van de Wereldbank kan staan.

 

Ik vraag u dus nogmaals of u bij uw afwachtend standpunt blijft? Of vindt u dat wat bekend is, volstaat om te beslissen dat de heer Wolfensohn de goede werking van de Wereldbank in het gedrang brengt?

 

01.04 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, ik wil twee elementen aanstippen.

 

Ten eerste, mijn standpunt is het unanieme standpunt van de eurogroep, dus van alle leden van de eurogroep, en vooral ook van de voorzitter van de eurogroep, mijn Duitse, socialistische collega. Ik herhaal dat hij in Washington afwezig was.

 

Ten tweede, u hebt vele zaken gezegd over de heer Wolfensohn, die de vorige voorzitter van de Wereldbank was. Nu is het de heer Wolfowitz.

 

01.05  Dirk Van der Maelen (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, ik herhaal nogmaals. Ik zal het persoverzicht meegeven

 

De Britse regering, de Duitse regering, die zoals u zegt niet vertegenwoordigd was, en de Nederlandse minister van Ontwikkelingssamenwerking namen een klaar en duidelijk standpunt in. Zij verklaarden dat de heer Wolfowitz, gezien zijn slecht bestuur bij de Wereldbank – zijn daden kunnen immers niet als een correct personeelsbeleid worden beschouwd –, niet langer aan het hoofd van de Wereldbank kan staan.

 

Ik betreur en stel vast dat u hun mening niet deelt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Question de M. Luc Gustin au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'attestation fiscale délivrée dans le cadre de CAP 48" (n° P1910)

02 Vraag van de heer Luc Gustin aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het in het kader van CAP 48 uitgereikte fiscaal attest" (nr. P1910)

 

02.01  Melchior Wathelet (cdH): (…)

 

Le président: J'écouterai la question. Il y a des éléments dans le résumé de la question… Attendons que la question ait été posée!

 

02.02  Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, et que faites-vous de l'ordre des travaux?

 

Le président: Allons, monsieur Wathelet, s'il vous plaît!

 

02.03  Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, comme je vous l'avais signalé, j'insiste pour que la réponse apportée ici ne soit pas celle d'un président de parti, mais celle d'un vice-premier ministre et ministre des Finances interrogé en cette dernière qualité. Comme vous l'avez remarqué avec moi, la question comporte des éléments étrangers aux compétences du ministre des Finances et qui n'ont pas leur place dans ce débat.

 

Le président: Monsieur Wathelet, vous avez appris à utiliser l'ordre des travaux pour autre chose; vous devrez désapprendre à l'avenir cette habitude! Allez-y, monsieur Gustin!

 

02.04  Luc Gustin (MR): Monsieur le président, je vous remercie.

 

Monsieur le vice-premier ministre, je me permets de vous interroger à propos d'un courrier – et quand je dis courrier, c'est un faible mot, puisqu'il s'agit de 14.000 lettres qui ont été adressées par Mme Delvaux, candidate cdH au Sénat, comme tout le monde le sait, dans le cadre de l'opération Cap 48 qu'organise la RTBF. Loin de moi l'idée de critiquer l'organisation de ce genre d'opération. Nous participons tous dans nos communes respectives, qu'il s'agisse de Cap 48 ou du Télévie, à de telles opérations très positives en termes d'aide que nous pouvons apporter à des personnes moins valides ou encore à la recherche à tous les niveaux. Ces opérations sont donc vraiment très utiles.

 

Cependant, je me demande, monsieur le ministre, si ce courrier envoyé par Mme Delvaux à de nombreuses personnes n'est pas en réalité une pratique abusive obéissant à des fins purement électorales. De plus, je me permets de souligner que le président Edouard Descampe explique que le courrier tient lieu d'attestation fiscale car, jointe à la déclaration, elle permet de récupérer selon le taux de taxation entre 35 et 50% du don. C'est là, monsieur le ministre, que j'aimerais connaître votre point de vue.

 

Le président: Le ministre répondra aux questions relevant uniquement de sa compétence. Certaines questions relèvent d'autres autorités.

 

02.05  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, monsieur Gustin, je suis étonné, car j'ai reçu une question de M. Massin sur le même sujet.

 

02.06  Luc Gustin (MR): Il est à Charleroi!

 

02.07  Didier Reynders, ministre: Ah, il est à Charleroi!

 

Je ferai trois remarques. Premièrement, l'organisation Cap 48, qui fait suite à l'organisation 48.81.00, bénéficie d'une possibilité de déductibilité fiscale des dons, comme une série d'autres associations. Je vous précise d'ailleurs que nous soutenons tellement cette organisation, que nous sommes allés jusqu'à proposer l'exonération de la TVA pour un certain nombre d'opérations comme les appels gsm qui sont effectués. De ce point de vue, l'association en elle-même bénéficie d'une exonération. C'est une bonne chose en fonction de ses buts.

 

Deuxièmement, l'administration fiscale vérifie évidemment les conditions dans lesquelles les opérations se déroulent. Ce qui me surprend – mais je l'avais déjà signalé hier lorsque M. Massin m'avait posé sa question – c'est qu'on me fasse parvenir des attestations datées du 15 avril 2007, certifiées telles par le représentant de l'association, alors que, selon les commentaires faits aujourd'hui par les responsables de l'association, ces attestations devaient arriver au plus tard le 10 avril auprès des donateurs. Je vous avoue ne pas comprendre.

 

Par conséquent, j'interrogerai mon administration, car l'on ne peut pas imaginer que la certification des dons ait été postdatée. Je reçois l'information selon laquelle tout a été transmis à une banque privée qui finance l'ensemble de l'opération, la CBC Banque pour ne pas la citer. Tous les documents auraient été transmis dès le 23 mars avec obligation pour La Poste de délivrer l'ensemble des courriers pour le 6 avril, date à laquelle tout devait se terminer. Cependant, je reçois des attestations certifiées conformes au 15 avril. Cela nous pose un léger problème, car je n'ai jamais vu quelqu'un certifier une attestation de don fiscal à une date ultérieure à la signature. Du côté de mon administration, cela pose évidemment un problème.

 

Troisièmement, je ne m'exprimerai pas au-delà pour les autres questions soulevées car, monsieur le président de la Chambre, je vais vous remettre le dossier.

 

Pour ce qui concerne le respect d'un certain nombre d'autres conditions touchant plus à l'aspect des dépenses électorales, cette compétence relève des assemblées. Il me semble donc que ce n'est pas à mon département à vous donner une réponse. J'en reste là.

 

Pour ce qui me concerne, la surprise vient du fait de voir postdater, si je suis bien l'association, un certain nombre d'attestations au 15 avril alors qu'elles étaient déjà envoyées depuis pas mal de temps, dit-on, auprès des bénéficiaires.

 

Cela étant dit, je terminerai en vous disant, monsieur le président, que nous n'avons évidemment pas l'habitude de recevoir au département des Finances des attestations envoyées à la signature de personnes qui ne sont pas membres, en tant que dirigeants, de l'ASBL qui émet ces attestations. Ici, j'ai cru comprendre, en voyant les documents, qu'il y avait deux courriers différents: un premier appelant à des dons et un second reconnaissant une attestation fiscale.

 

02.08  Luc Gustin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je pense que je pourrai quand même conseiller à Mme Delvaux de répertorier ce sponsoring de la CBC dans ses dépenses électorales.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Questions jointes de

- Mme Marie Nagy au premier ministre sur "les nuisances sonores aux abords de l'aéroport de Bruxelles-National" (n° P1907)

- Mme Joëlle Milquet au premier ministre sur "les nuisances sonores aux abords de l'aéroport de Bruxelles-National" (n° P1908)

03 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Marie Nagy aan de eerste minister over "de geluidshinder in de buurt van de luchthaven Brussel-Nationaal" (nr. P1907)

- mevrouw Joëlle Milquet aan de eerste minister over "de geluidshinder in de buurt van de luchthaven Brussel-Nationaal" (nr. P1908)

 

03.01  Marie Nagy (ECOLO): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, le 10 mai prochain, l'État belge sera soumis au paiement des astreintes à la suite de la décision du tribunal des référés dans laquelle il confirme, à la demande de l'association Bruxelles Air Libre, qu'il y a dépassement des normes et que les infractions seront dès lors condamnées par des astreintes.

 

Monsieur le premier ministre, vous avez réuni le Comité de concertation et les Régions. Certaines de vos déclarations ont vraiment créé l'étonnement et la surprise; vous dites qu'il faudrait "refédéraliser" les normes de bruit. C'est étonnant! Il y a, selon moi, un problème de gestion du dossier et je pense avoir été à de nombreuses reprises à cette tribune pour le dire et demander au ministre Landuyt de mieux gérer ce dossier.

 

Au lieu d'assumer les responsabilités de l'État fédéral, vous faites une proposition de régionalisation avec toute la complexité que cela engendre. Or, ces normes de bruit sont, en réalité, une protection pour les habitants et pour l'environnement et ne sont en rien des normes inconsidérées.

 

Monsieur le premier ministre, confirmez-vous vos déclarations? Est-ce là un aveu d'impuissance de votre gouvernement par rapport à la gestion de dossier? En effet, vous tentez de trouver une solution de manière institutionnelle, alors que, pendant quatre ans, le problème a été créé par ce même gouvernement.

 

03.02  Joëlle Milquet (cdH): Monsieur le président, après quatre années d'inactivité pour régler la problématique des vols de nuit comme de jour et des plans de dispersion, après 21 décisions de justice condamnant l'État belge et environ 750.000 euros d'amende, nous sommes étonnés de la dernière réponse du gouvernement.

 

Alors qu'une ultime chance existait pour le gouvernement fédéral de prendre ses responsabilités, de se mettre en adéquation avec le contenu des différents jugements et d'adapter enfin son plan de dispersion des vols pour se mettre en conformité et surtout alléger la vie des riverains, la seule réponse donnée par le gouvernement après un nouvel échec au sein de ce comité de concertation, est qu'il faut refédéraliser les normes de bruit! Comme si les normes de bruit constituaient le problème! Le problème, c'est le plan de dispersion totalement inique, qui n'a pas été réglé et qui est de la compétence exclusive de l'État fédéral et pour lequel il n'y a absolument aucune nécessité d'avoir un accord de coopération.

 

Cette sortie m'a étonnée. Je demande donc une explication. Monsieur le premier ministre, il vous reste encore quelques semaines pour gérer cet État – j'espère que ce sera la dernière fois; en attendant que comptez-vous faire pour enfin trouver une solution que vous n'avez pas pu trouver pendant les quatre dernières années?

 

03.03  Guy Verhofstadt, premier ministre: Monsieur le président, ma réponse aux deux questions qui ont été posées est très simple.

 

On avait convenu lors du comité de concertation du 30 mars 2007 que la Région flamande et la Région bruxelloise présenteraient une proposition commune pour régler cette affaire et éviter les astreintes. On avait même convenu qu'une négociation directe entre les deux Régions mènerait à une solution, que les deux Régions proposeraient ensemble des adaptations si nécessaires des normes de bruit (compétence régionale) et du plan de dispersion (compétence fédérale).

 

Le 25 avril, lors du comité de concertation, on a dû constater que les deux gouvernements régionaux avaient leurs propres propositions mais pas de proposition commune. Aucun accord n'est donc intervenu comme il avait été convenu le 30 mars 2007 au comité de concertation. Cette impasse existe déjà depuis un certain temps, non pas en raison de problèmes au niveau du plan de dispersion mais bien en raison de l'interdépendance entre le plan de dispersion et les normes de bruit.

 

Les normes de bruit ont naturellement une influence sur le plan de dispersion et vice versa.

 

Je suis cette affaire depuis maintenant quelques années. Il me semble ridicule d'avoir des normes de bruit pour un avion qui décolle en Flandre qui, après quelques minutes, survole la Région bruxelloise où d'autres normes de bruit sont d'application, pour survoler, un peu plus tard, la Wallonie où les normes de bruit sont encore différentes. C'est pour cette raison, et après toutes les tentatives de M. Landuyt pour arriver à une solution – et j'estime qu'elles ont été suffisantes – que je suis arrivé à la conclusion que la seule solution possible est de refédéraliser les matières relatives tant au plan de dispersion qu'aux normes de bruit.

 

Madame Milquet, votre parti se prononçant toujours en faveur de la refédéralisation de toutes les compétences, je suppose que vous ne vous opposerez pas à cette solution.

 

03.04  Marie Nagy (ECOLO): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, jusqu'au dernier jour – c'est en effet, aujourd'hui la dernière fois que nous nous réunissons en séance plénière sous cette législature –, le gouvernement fédéral aura fait preuve de la même inaptitude à exercer sa compétence.

 

Monsieur le premier ministre, je vous rappelle, premièrement, que les normes des vols relèvent de la compétence fédérale.

 

Deuxièmement, c'est après que votre gouvernement ait adopté le plan de dispersion que les difficultés ont commencé. En effet, ce plan n'a pas été élaboré sur des bases objectives de densité, de respect de l'environnement, mais plutôt sur une base communautaire afin de sauvegarder une partie de l'électorat de M. Bert Anciaux.

 

Troisièmement, vous faites semblant que le seul problème est celui des normes de bruit. Vous savez pourtant très bien, monsieur le premier ministre, que le problème est beaucoup plus vaste. Seulement 6% des survols de Bruxelles sont en infraction. En réalité, ce qui pose problème, ce sont les routes qui sont dessinées, les appareils inadéquats, votre impossibilité à trouver une solution qui puisse être acceptée.

 

Monsieur le premier ministre, vous prétendez être un bon gestionnaire. Sachez que j'ai interrogé la Cour des comptes sur le coût des procédures, abstraction faite des 700.000 euros d'astreintes qui sont prévues. Le coût des procédures, pour l'État belge, depuis l'entrée en vigueur du plan Anciaux, s'élève à 1.162.579 euros, ce rien que parce que vous vous êtes entêté à ne pas vouloir apporter une solution juste à un problème technique résolu partout ailleurs en Europe.

 

03.05  Joëlle Milquet (cdH): Réponse du berger à la bergère: je m'étonne qu'un parti qui aime à "défédéraliser" soit soudainement pris sur ce point d'une envie de "refédéraliser".

 

Il était très facile de faire semblant de trouver indispensable un accord entre Régions pour régler un dossier qui ressortit à vos compétences exclusives. Or, il n'y a pas besoin de cet accord en matière de normes de bruit. Ce qu'il fallait faire, c'était trouver un accord au sein de votre gouvernement pour aménager le plan de dispersion des vols, ce que vous n'avez pas réussi à faire, au détriment de la santé des riverains. Tout le reste, c'est renvoyer, de manière totalement illégitime, la responsabilité sur d'autres qui n'avaient aucune influence sur cette décision concernant le plan de dispersion.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03.06  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, collega Devlies heeft een vraag aan minister Van den Bossche.

 

De voorzitter: Die vraag zal nog aan bod komen.

 

03.07  Pieter De Crem (CD&V): Ik vraag dat omdat ik zie dat minister Reynders blijft.

 

De voorzitter: Ik heb geen nieuws. Mevrouw Van den Bossche komt, in principe. Ik heb geen ander nieuws.

 

03.08  Pieter De Crem (CD&V): Goed, dat is het enige dat ik wilde weten.

 

03.09  Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik merk dat minister Flahaut afwezig is. Is dat zo voorzien?

 

De voorzitter: Elk op zijn beurt in de reeks van ondervragingen. Dat is de beste wijze.

 

03.10 Minister Didier Reynders: (…)

 

De voorzitter: U mag blijven; u bent welkom. Maar u bent minister Van den Bossche niet.

 

04 Question de M. Mohammed Boukourna au ministre des Affaires étrangères sur "la politique de décommunisation menée par le gouvernement polonais" (n° P1912)

04 Vraag van de heer Mohammed Boukourna aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de afrekening met het communisme door de Poolse regering" (nr. P1912)

 

04.01  Mohammed Boukourna (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, depuis son entrée en vigueur en Pologne le 15 mars dernier, la nouvelle loi sur la lustration – au sens étymologique, la purification –, plus connue sous le terme de "décommunisation", frappe actuellement l'ensemble des citoyens polonais. Cette loi fait suite à une ancienne législation qui existe depuis 1997 et qui obligeait les citoyens polonais nés au 1er août 1972, à déclarer par écrit s'ils ont collaboré avec la police secrète communiste polonaise. Cette loi concerne près de 28.000 personnes.

 

Aujourd'hui cette loi est appliquée à tout le monde, notamment aux enseignants, et elle concerne des centaines de milliers de personnes.

 

Au niveau du Parlement européen, l'ancien ministre des Affaires étrangères, Bromislaw Geremek, a refusé de se soumettre à cette obligation qu'il considère comme étant une atteinte aux droits fondamentaux. L'ensemble du parlement, à l'exception des partis d'extrême droite, a manifesté son soutien à l'ancien ministre des Affaires étrangères et, vraisemblablement, saisira sa commission des questions juridiques qui estimera fort probablement que cette loi outrepasse un certain nombre de droits et qu'elle porte atteinte aux droits fondamentaux.

 

Monsieur le ministre, quelle attitude la Belgique adoptera-t-elle par rapport à cette politique de la Pologne menée d'une manière excessive? Elle est qualifiée de la sorte par de nombreux observateurs et, certainement, en Pologne.

 

Pensez-vous qu'il soit opportun pour la Belgique d'intervenir et de soutenir celles et ceux qui subissent ces lois qui portent atteinte à leurs droits fondamentaux? Pensons aux universitaires et aux enseignants qui sont touchés par la nouvelle version de cette loi.

 

Pensez-vous qu'il soit possible d'approcher les autorités polonaises pour les sensibiliser afin que l'application de cette loi ne s'assimile pas à une chasse aux sorcières?

 

Le président: D'habitude, vous êtes plus bref, monsieur Boukourna.

 

04.02  Mohammed Boukourna (PS): Monsieur le président, je ne tiens jamais compte du temps que je prends pour parler. C'est à d'autres de le faire. Je n'ai pas l'impression d'avoir été très long aujourd'hui. Si je me suis laissé emporter, veuillez m'en excuser.

 

Le président: Je pratique un langage des signes que tout le monde connaît et que vous n'ignorez point!

 

04.03  Karel De Gucht, ministre: Monsieur le président, cher collègue, vous faites allusion à la nouvelle loi relative à la lustration qui vient d'être adoptée et qui se rapporte à beaucoup plus de personnes que la loi précédente. Elle s'applique désormais à près de 700.000 personnes. En soi, demander aux gens s'ils ont été impliqués dans le régime communiste n'est pas contraire aux droits fondamentaux. On peut se demander cependant pourquoi il était nécessaire d'aller plus loin que la législation précédente. Il faudra surtout juger si l'application de cette loi risque de compromettre les droits fondamentaux. Nous allons donc suivre cette application de la loi de très près. Je comprends pour ma part la réaction de Bromislaw Geremek. Le fait que le Parlement européen ait soutenu M. Geremek dans ses protestations est un signal important.

 

04.04  Mohammed Boukourna (PS): En effet, nous suivrons l'application de la loi mais, déjà, l'ombudsman polonais, l'équivalent de notre médiateur fédéral, considère que les sanctions prévues sont disproportionnées. Il faut se méfier de ces polices de la vérité, de ces polices de la mémoire. On peut voir où cela commence mais il est difficile de deviner où cela va se terminer. Soyons attentifs!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04.05  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik vraag het woord over de regeling van de werkzaamheden.

 

De voorzitter: Mevrouw Van den Bossche komt.

 

04.06  Pieter De Crem (CD&V): Ja, maar mevrouw Van den Bossche laat haar komst uitstellen maar zij moet onmiddellijk komen.

 

De voorzitter: Mijnheer De Crem, als ik u zeg dat mevrouw Van den Bossche komt om de vraag van de heer Devlies te beantwoorden dan zal dat ook gebeuren. Zij heeft nu een probleem qua agenda, maar ze zal er zijn.

 

04.07  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, men is mij hier juist komen vragen dat mevrouw Van den Bossche als laatste aan de beurt zou kunnen komen in het vragenuurtje, maar ik dring er toch wel op aan dat zij nu onmiddellijk zou komen omdat deze vraag haar meer gesteld wordt in haar hoedanigheid van vice-eerste minister dan wel van minister van Begroting.

 

De voorzitter: Er geldt een hiërarchie onder de ministers en soms houdt men rekening met de mogelijkheden maar ze moeten wel komen. Vorige keer was de heer Flahaut er niet. U hebt toen ook zijn aanwezigheid gevraagd en hij is toen gekomen. Wij hebben toen ook de hiërarchie niet gevolgd.

 

04.08  Paul Tant (CD&V): (…).

 

De voorzitter: Neen, hij is er. Hij zit naast mij.

 

04.09  Paul Tant (CD&V): Ik heb dat gezien, voorzitter. In de Conferentie hebben wij ons moe gemaakt om een oplossing te vinden voor de heer Flahaut na 16.00 uur. Ik ben blij dat hij…

 

De voorzitter: Ja, maar ik heb nog een probleem na 16.00 uur.

 

05 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de benoeming van twee topambtenaren bij het Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden, Oudstrijders en Oorlogsslachtoffers (NIOOO) ter bestrijding van extreemrechts" (nr. P1914)

05 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "la nomination de deux hauts fonctionnaires à l'Institut National des Invalides de Guerre, Anciens Combattants et Victimes de Guerre (INIG) pour la lutte contre l'extrême droite" (n° P1914)

 

05.01  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u maakt het mij echt moeilijk. Graag had ik u nog enkele vragen gesteld, en het was moeilijk om te kiezen. Bij nadere beschouwing stak deze vraag er toch weer met kop en schouders bovenuit.

 

Het wordt stilaan een vervolgverhaal. De meeste mensen denken dat ik misschien aan overkill aan het doen ben, maar u lokt het telkenmale zelf uit. U voelt zich een beetje achtervolgd door mij.

 

Eind januari werd hier het zoveelste valse wetsvoorstel ingediend door de fanclub van de minister. De fanclub van de minister, dat is Monfils, Geerts, Belhouari en Vautmans, de klassieke club, deze keer aangevuld met de heer Van den Bergh van CD&V, die per ongeluk in de buurt was, blijkbaar. Het was een vrij neutraal wetsvoorstel dat de bedoeling had om gewoon een paar bevoegdheden toe te kennen aan het Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden, Oudstrijders en Oorlogsslachtoffers, het ondertussen wereldberoemd geworden NIOOO. Wie zou er iets tegen kunnen hebben dat dat instituut zich zou bezighouden met de bestrijding van racisme, de opkomst voor verdraagzaamheid, enzovoort? We hebben het zelfs mee goedgekeurd, in onze argeloosheid.

 

Ondertussen weet ik wat de juiste bedoeling was van dat vals wetsvoorstel – het was een wetsvoorstel, uiteraard geen ontwerp van het kabinet van de minister zelf. Mijnheer de minister, door een goede wind, zoals dat heet, ben ik in het bezit gekomen van het voorontwerp van koninklijk besluit, waarmee u dat wetsvoorstel een bestemming wilt geven. U bent echt bezorgd voor ons, want ik lees: "Gezien de noodzaak snel rekening te houden met de wil van de wetgever" – dus: wij – wilde u binnen de twee maanden een koninklijk besluit laten uitvaardigen.

 

Mijnheer Monfils, u wordt op uw wenken bediend door de heer minister. Hij heeft al een idee van wat hij ermee gaat doen.

 

Wat is namelijk de bedoeling? Uiteraard werd duidelijk omschreven wat er moet gebeuren. Het is de bedoeling van het NIOOO om "de onverdraagzaamheid te bestrijden door het bevorderen van de verdraagzaamheid". Dat lijkt mij zeer nobel, en ik heb er ook geen problemen mee.

 

Maar wie gaat dat doen? Daar komt het echte gezicht van het wetsvoorstel naar boven. De minister zou dat graag laten doen door twee ambtenaren van het niveau A4. A4 is niet zomaar wat; dat is het niveau van topambtenaren, het zijn mensen op het niveau van een generaal-majoor. De minister wil dus, dank zij onze goede vriend, de heer Monfils, twee ambtenaren A4 aanwerven ter bestrijding van – uiteraard – het Vlaams Belang.

 

Mijnheer de minister, dat u ons laat achtervolgen door mensen van dat niveau, vind ik zeer sympathiek. Daar stopt het niet bij, want zij krijgen ook nog een heel kabinet.

 

Mijnheer de minister, het zoveelste valse wetsvoorstel is gewoon bedoeld om een paar topambtenaren te benoemen. Hebt u al bepaalde namen daarvoor? Wat is precies uw bedoeling? Ik zou graag een verantwoording krijgen waarom u op deze manier dat instituut blijft misbruiken.

 

Le président: Je donne d'abord la parole au ministre; nous n'allons pas organiser de désordre!

Vous avez déposé une proposition de loi, qui a été votée; c'est fini! Il revient à l'exécutif de l'exécuter.

 

(…): (…)

 

Le président: La loi a été votée par la Chambre, et le gouvernement l'exécute, point final.

 

(…): (…)

 

De voorzitter: Uitvoering is geen executie.

 

05.02  André Flahaut, ministre: Monsieur le président, vous avez répondu à la question.

 

Le président: Oui, mais ça, c'est trop facile! Ce n'est pas à moi que la question est posée, mais à vous.

 

05.03  André Flahaut, ministre: Monsieur le président, je ne peux répéter que ce que vous avez dit. Une proposition de loi de M. Geerts, cosignée par M. Monfils, Mmes Vautmans et Belhouari, a été votée par cette assemblée. Je l'exécute et on prépare un arrêté royal. Celui-ci suivra une procédure administrative et budgétaire. Au moment où je vous parle, il n'y a pas eu de nomination. La procédure de préparation de l'arrêté royal exécutant la loi est en cours. Voilà où nous en sommes aujourd'hui.

 

05.04  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik heb het al enkele malen gezegd: als u niet zou bestaan, dan moest ik u uitvinden. Wij hebben beiden, elk op zijn eigen manier, het instituut wereldberoemd gemaakt. U deed dat door uw schandalige benoemingspolitiek. Ik kan de collega's alleen maar herinneren aan de zaak-Etienne, waar we 15 miljoen frank schadevergoeding voor hebben moeten betalen, met een mooie A6 erbij. Nu gaat u voor de zoveelste maal weer eens twee benoemingen forceren, uiteraard onder een dekmantel. Ik weet niet of de heer Monfils heeft beseft op dat moment dat het gewoon een mogelijkheid was om twee topambtenaren te benoemen.

 

Mijnheer de minister, graag zou ik willen weten aan wie u denkt. Denkt u aan generaal Buyse? Op dat niveau kunt u daar mensen "placeren".

 

Het is nogal gemakkelijk te zeggen dat u van niets weet en dat het maar om een voorontwerp gaat. Het is een schande. Het NIOOO kampt met geldgebrek, dat weet u ook. Normale benoemingen kunnen zelfs niet doorgevoerd worden. U gaat daar, ter bestrijding van het Vlaams Belang, nog eens twee topambtenaren aanwerven. Met welk geld, mijnheer de minister? Geld dat u te veel hebt op uw eigen kabinet of zo? U kunt zich in een stoïcijns stilzwijgen huldigen.

 

Mijnheer de voorzitter, de man naast u – beseft u dat? – is de grootste "beschadiger" geweest van paars, op zijn manier.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Ik moet nog iets regelen met mevrouw Gerkens en met de minister, maar mevrouw Gerkens is er niet op dit ogenblik.

 

05.05  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mag ik u herinneren aan de afspraak dat u de heer Flahaut een vraag zou stellen.

 

De voorzitter: Ja. Dat is juist. Ik heb daarstraks beloofd dat twee vragen, die zowel aan u als aan uw collega van Binnenlandse Zaken werden gesteld en waarvan de inhoud door de heer Van den Eynde is uitgelegd, tijdig zouden kunnen beantwoord worden. Ik zal het daarna nog meedelen. U mag gerust zijn.

 

Se pose encore le cas de Mme Gerkens, qui est absente pour l'instant. Je reprendrai contact avec vous au cours de l'après-midi, monsieur le ministre.

 

05.06  André Flahaut, ministre: Monsieur le président, Mme Gerkens m'a interrogé hier en commission de la Justice pour savoir quelle attitude je comptais adopter dans le conflit opposant TotalFina à des réfugiés birmans. J'ai répondu à Mme Gerkens – comme à mon habitude – que j'ai rencontré les représentants du Front peu commun et ceux de la Cour de cassation et que j'ai encore un contact cet après-midi avec le procureur fédéral.

 

Mme Gerkens considère qu'il n'est pas politiquement correct de ne pas avoir rencontré le procureur fédéral plus tôt de manière à pouvoir apporter une réponse à la question hier en commission ou aujourd'hui en séance publique.

 

En ce qui me concerne, je rencontre le procureur général quand il est disponible et quand il y a une concordance entre les agendas. J'ignore encore si je pourrai lui répondre aujourd'hui. Je le regrette.

 

En outre, monsieur le président, au niveau du Règlement, estimez-vous correct de poser la même question à la fois en commission et en séance publique?

 

De voorzitter: Mijnheer Van den Eynde, ik ben nu bezig met de vragen.

 

05.07  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik stel vast dat de minister antwoordt of meent een soort antwoord te geven op een vraag die hem niet werd gesteld.

 

De voorzitter: Daarom heb ik gezegd dat ik daarop terug zal komen.

 

05.08  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Ik heb aan de minister twee keer gevraagd hoeveel hij betaald heeft aan de heer Onkelinx, aan het advocatenkantoor van de echtgenoot van mevrouw. Hij weigert te antwoorden. Het Parlement komt na vandaag niet meer samen. Ik vraag u, als voorzitter van het Parlement, als behoeder van het recht van de parlementsleden, dat u de minister nu vraagt dat hij mij deze namiddag een antwoord geeft.

 

De voorzitter: U hebt mijn vraag gehoord. Ik zal die vraag overmaken aan de andere collega waarover u mij hebt gesproken, maar daarvoor moet ik hem zien. Ik sluit dit incident.

 

05.09  André Flahaut, ministre: Monsieur le président, quand un ministre est absent…

 

Le président: Je constate que Mme Gerkens n'est pas là!

 

05.10  André Flahaut, ministre: Alors, je m'en vais!

 

De voorzitter: Het Parlement kan altijd de ministers vragen!

 

05.11  Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, er was zelfs een precieze afspraak: na 16 uur zou mevrouw Gerkens haar vraag kunnen stellen.

 

De voorzitter: Het uur werd gewijzigd, door de ontmoeting...

 

05.12  Paul Tant (CD&V): Dat neemt niet weg dat de vraag gesteld moet kunnen worden, mijnheer de voorzitter.

 

De voorzitter: Mijnheer Tant, ik kan toch de vraag niet namens mevrouw Gerkens stellen. Als zij er geweest zou zijn, dan was het gemakkelijker geweest.

 

De zenuwachtigheid installeert zich in de Kamer.

 

Mijnheer de fractieleider, ik heb ook de heer Goutry nodig.

 

05.13  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, u weet dat ik u altijd een steuntje wil geven, als het is om u te helpen. Ik merk dat minister Reynders bijzonder bereid is om te antwoorden op de vraag hoe groot het honorarium is dat de echtgenoot van minister Onkelinx, namelijk meester Uyttendaele, heeft gekregen om zaken van Defensie te verdedigen. Hij blijft hier.

 

05.14 Minister Didier Reynders: Voor mijn departement is het bedrag nul.

 

05.15  Pieter De Crem (CD&V): Ik vind dat een belangwekkend feit.

 

De voorzitter: Als men elkaar steeds de kans geeft om te onderbreken, dan zal men niet vooruitgaan.

 

06 Questions jointes de

- Mme Véronique Salvi au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le stage des étudiants en dentisterie" (n° P1915)

- M. Luc Goutry au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le stage des étudiants en dentisterie" (n° P1919)

06 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Véronique Salvi aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de stage van de studenten tandheelkunde" (nr. P1915)

- de heer Luc Goutry aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de stage van de studenten tandheelkunde" (nr. P1919)

 

06.01  Véronique Salvi (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, la presse s'est fait l'écho ces derniers jours d'un problème auquel certains étudiants allaient être confrontés en 5ème année de dentisterie.

 

Comme vous le savez, ces étudiants terminent cette année. Or il semblerait qu'ils viennent d'apprendre qu'ils devront effectuer une 6ème année de formation pratique sur le terrain. Dans l'absolu, cela fonctionne très bien. Néanmoins, il y a deux poids deux mesures. Tous les élèves qui vont sortir cette année ne sont pas logés à la même enseigne. En effet, cette mesure touche uniquement les étudiants qui ont commencé leurs études en 2002 et qui ont donc parfaitement réussi leurs 5 années. Ils sont mis en balance avec des étudiants qui ont commencé en 2001, qui ont peut-être doublé mais qui, eux, pourront cette année commencer à travailler.

 

Je ne vous cache pas que cette question a été soulevée au Parlement de la Communauté française par Anne-Marie Corbisier qui a interrogé la ministre de l'Enseignement supérieur, Marie-Dominique Simonet, qui lui a clairement fait remarquer que ce domaine était de la compétence du fédéral. J'ai appris par ailleurs que les doyens des facultés avaient fait pression sur le gouvernement fédéral pour obtenir une dérogation et permettre que cette mesure soit postposée d'un an.

 

Dès lors, ma question est simple.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous me donner des informations sur cet éventuel arrêté que vous pourriez prendre afin de permettre à tous les étudiants d'être sur un pied d'égalité.

 

De voorzitter: Er is ook een vraag van de heer Goutry over onduidelijkheid bij de stage voor de tandartsen. De vraag dateert wel van 11 april, maar het is dezelfde materie en ze is aan dezelfde minister gericht.

 

Mijnheer Goutry, u kunt uw vraag nu direct stellen. Het is op het nippertje.

 

06.02  Luc Goutry (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, ook mijn vraag gaat over de onduidelijkheid inzake de stage voor de tandartsen.

 

Hoe dan ook zien we hier een grote gelijkenis met de onduidelijkheid die ontstond over het statuut voor stagedoende artsen. Zij zijn zelfstandig noch loontrekkend en hebben een statuut sui generis, dat nogal snel kan leiden tot schijnzelfstandigheid en waarin u mee het voortouw hebt genomen om tot een aanvaardbare oplossing te komen voor de artsen.

 

Het zou zeer goed zijn mocht er ook voor de tandartsen snel een oplossing komen. Die oplossing laat al een tijd op zich wachten: het ministerieel besluit dateert uit 2000, maar het is niet operationeel. Wie toen zijn studies aanvatte in de veronderstelling over een goed statuut te zullen beschikken, komt bedrogen uit: ook in 2007 is dit nog niet geregeld.

 

Hoe zit het nu met die stage? Kan de minister ons duidelijkheid verschaffen? Welke besluiten moeten nog gepubliceerd worden? Onder welk statuut zullen die mensen nu kunnen werken?

 

06.03  Rudy Demotte, ministre: Monsieur le président, la disposition en question part d'un arrêté ministériel qui date de 2002. Cet arrêté ministériel fixe effectivement les conditions dans les deux stages. Je l'ai rappelé tout à l'heure en néerlandais pour M. Goutry.

 

Madame Salvi, à l'heure actuelle, je peux dire qu'il résulte de ces dispositions que les étudiants que vous avez mentionnés doivent, en tout état de cause, se soumettre aux dispositions de 2002. Il y a déjà des précédents. On a parfois le sentiment d'une injustice, mais étant donné qu'il s'agit de règles établies et surtout que le monde académique, francophone comme néerlandophone, est unanime pour dire qu'il ne faut pas reporter la mise en œuvre de ces dispositions, je vais rester attaché à cela.

 

Ik beantwoord ook de verschillende vragen van de heer Goutry door mee te geven onder welke voorwaarden de stage moet worden gevolgd.

 

Wat betreft de minimale uren, gaat het over een minimum van 1.500 tot 1.800 uur.

 

Inzake het statuut herhaal ik dat de stagiairs onder het statuut van zelfstandige zullen moeten werken en niet onder het statuut van helper. Zij moeten dus hun sociale bijdrage betalen.

 

Er is in een vergoeding van 15.000 euro per jaar voorzien. Dat is een minimum dat in onze teksten werd gedefinieerd. Het werd al aangekondigd in ons ministerieel besluit van 5 april 2007.

 

Welke koninklijke besluiten moeten nog verschijnen? De bedoelde koninklijke besluiten moeten het koninklijk besluit nr. 78 wijzigen. De koninklijke besluiten zijn klaar, maar moeten nog worden gepubliceerd. Dat zal zo snel mogelijk gebeuren.

 

06.04  Véronique Salvi (cdH): Monsieur le ministre, il semble que nous ne disposions pas des mêmes informations. En effet, suivant les informations dont je dispose, les recteurs et les doyens des facultés se sont clairement prononcés en faveur du report d'un an, ce parce qu'ils veulent que tous les étudiants soient traités sur un pied d'égalité comme cela a déjà été le cas à une certaine époque au niveau des études de médecine.

 

Le gouvernement poserait, selon moi, un geste important s'il permettait à tous ces étudiants d'être traités sur un pied d'égalité. Je vous demande donc de revenir sur votre décision afin de leur permettre de travailler dans les meilleures conditions.

 

06.05  Luc Goutry (CD&V): Ik wil mij vooral op het standpunt plaatsen dat nu snel alle maatregelen moeten genomen zijn, nodig om een goed en normaal statuut te komen. Dit moet ook structureel bij alle toekomstige en huidige gezondheidsberoepen gebeuren zodat het niet telkens in schijfjes moet verlopen. Kijk naar de kinesisten. Er bestaat op dat vlak een heel onduidelijke situatie met RIZIV-nummers. Bij de artsen bestond een zekere animositeit inzake de stage en nu gaat het om de tandartsen. Het zou goed zijn, mocht dit structureel, voor alle gezondheidsberoepen, voor eens en altijd op dezelfde, goede, manier worden geregeld. Wij verwachten dan ook dat dit zal gebeuren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Guido De Padt aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de laattijdige betalingen aan de rustoorden" (nr. P1916)

07 Question de M. Guido De Padt au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "les retards de paiement aux maisons de repos" (n° P1916)

 

07.01  Guido De Padt (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in de rustoordsector zit men met de handen in het haar omdat men, door het uitblijven van inlichtingen over het dagforfait, niet in de mogelijkheid is om voorschotfacturen, die in feite nu al "naschotfacturen" zijn, in te dienen bij de mutualiteiten op grond waarvan men die voorschotten moet kunnen innen. Ondertussen moet men natuurlijk uitgaven doen – personeelsuitgaven – en RSZ-bijdragen betalen.

 

Een tweede aspect waarover onrust is, is de attractiviteitspremie van 40 euro die nog in toepassing van een akkoord van 2005 moet worden uitbetaald. Het RIZIV heeft daarover nu gezegd, zonder dat daar een analoge financiering tegenover staat, dat wanneer de openbare rustoorden die premie niet uitbetalen, ook de dagforfaits niet zullen meegedeeld worden.

 

De deadline om die gegevens mee te delen of om de voorschotfacturen in te dienen, is bepaald op 10 mei. Het is vandaag 26 april. Volgende week maandag is het verlof. Dinsdag 1 mei is het ook verlof. Gelet op het feit dat die gegevens nu nog niet zijn binnengekomen – ik heb het nog even gecheckt bij mijn eigen OCMW, dat ook beheerder is van drie rustoorden – loopt men dus gevaar om niet tijdig alle informatie te kunnen overmaken aan de mutualiteiten.

 

Daarom heb ik een aantal vragen, mijnheer de minister.

 

Op grond van welke gegevens of feitelijke omstandigheden komt het dat het RIZIV er niet in slaagt om tijdig die dagforfaits mee te delen?

 

Ten tweede, wat bent u van plan daaraan te doen? Zal er nog een verder uitstel worden verleend of kunnen er voorschotten worden toegekend in afwachting van de mededeling van die gegevens?

 

Ten derde, de rustoorden worden geconfronteerd met RSZ-schulden. Ziet u een mogelijkheid om bij het RSZ tussen te komen om daar ook een zekere toegeeflijkheid te bedingen om de betaling van die RSZ-bijdragen uit te stellen met het oog op de voorschotten die men zelf krijgt vanwege het RIZIV?

 

07.02 Minister Rudy Demotte: Mijnheer de voorzitter, er zijn drie verschillende bronnen van financiering voor de rustoorden en in de eerste plaats de forfaits.

 

Wat de forfaits betreft, was er al informatie verstrekt aan de rustoorden op 28 maart, maar er waren fouten die zeer snel moesten gecorrigeerd worden. De nieuwe forfaits werden op 24 april doorgestuurd aan de verschillende rustoorden.

 

Ten tweede, er blijft nog een klein probleem wat betreft de rustoorden verbonden aan de OCMW’s. Enkele bepalingen van het laatste sociaal akkoord zijn niet toegepast. Daar zijn nu discussies over en men zegt dat men zeer vlug een oplossing zou kunnen vinden. Daar is dus ook geen risico om de forfaits te verliezen. Er moest informatie worden verstrekt ten laatste tegen 20 april van dit jaar. Dat zal geen probleem geven. Niets zal daarmee verloren zijn.

 

Er zijn nog twee andere bronnen van financiering. Ten eerste is er een bron die de harmonisering van de lonen garandeert. Men zegt dat er daarmee geen probleem is. Het koninklijk besluit is genomen op onze laatste ministerraad vorige vrijdag. Het is nu naar de Raad van State en ten laatste tegen augustus zouden we over de laatste gegevens beschikken. Ten slotte is er de financiering van de eindeloopbaan. Men zegt dat het RIZIV ongeveer op schema zit. Men zal daarmee dus geen problemen kennen.

 

07.03  Guido De Padt (VLD): Mijnheer de minister, toch pleit ik voor waakzaamheid tegenover het RIZIV omdat het niet zo kan zijn dat OCMW’s of privérustoorden in feite prefinancieringsinstellingen gaan worden voor de federale overheid. Wanneer de federale overheid een taakstelling heeft, dan moet die tijdig en correct uitgevoerd worden. Wij rekenen erop dat u daarop zult willen toezien.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Begroting en Consumentenzaken over "de niet-geordonnanceerde facturen op het einde van 2006" (nr. P1911)

08 Question de M. Carl Devlies à la vice-première ministre et ministre du Budget et de la Protection de la consommation sur "les factures non ordonnancées fin 2006" (n° P1911)

 

08.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de vice-premier, tijdens de voorbije weken heb ik uw collega's in de federale regering ondervraagd over de facturen van het jaar 2006 die niet in de begroting van 2006 werden opgenomen. Ik heb van alle ministers antwoord gekregen, behalve van minister Dewael, minister van Binnenlandse Zaken.

 

Collega's, in totaal gaat het over een merkwaardig aantal van 15.477 facturen voor een bedrag van 124,6 miljoen euro. Dit is een praktijk die past in andere maatregelen die deze regering heeft genomen op het einde van het jaar 2006 om de resultaten van de begroting 2006 op een kunstmatige manier te verbeteren. Iedereen herinnert zich de operatie met de vennootschapsbelasting voor een bedrag van 225 miljoen en de personenbelasting voor 850 miljoen. Als we de totaalsom maken, gaat het over een bedrag van 1,2 miljard euro aan transacties op het einde van het begrotingsjaar om op een kunstmatige manier het resultaat te verbeteren.

 

Mijn vraag is zeer concreet want ze gaat over deze facturen. Bevestigt de minister het aantal facturen? Bevestigt zij deze bedragen? Gelden dezelfde conclusies ook voor de collega van Binnenlandse Zaken die zijn vraag niet heeft beantwoord? Waar ligt de oorzaak? Volgens de meeste van uw collega's had dit betrekking op het ankerprincipe dat u hebt geïnstalleerd op het einde van het jaar. Een aantal van uw collega's verwijst ook naar instructies van de Thesaurie. Het is in elk geval duidelijk dat dit een opgelegd stuk is aan de collega's uit de federale regering met de bedoeling om inzake de begroting tot een eindresultaat te komen dat kunstmatig wordt verbeterd.

 

08.02 Minister Freya Van den Bossche: Vooraleer in te gaan op de cijfers misschien toch nog eens uitleggen wat het anker precies doet. Dat anker legt men al meer dan een jaar op voorhand vast en het zorgt ervoor dat het totaal aantal middelen, dat men per departement denkt te zullen besteden, eventueel wordt verlaagd. Dit wordt op voorhand gecommuniceerd. Het staat op voorhand in de begroting en dus is het niet zo dat dit op het einde wordt gebruikt om middelen te gaan wegnemen, wel integendeel.

 

Wij hebben begin december – u weet dat ordonnanceringen tot midden december kunnen gebeuren – een round-up gemaakt aangezien het departement Begroting met het huidige informaticasysteem niet kan weten welke facturen nog moeten worden geordonnanceerd. Om die reden vragen wij aan elk departement of er eventueel een probleem is met het totaal aantal toegewezen middelen om de nog openstaande, te ordonnanceren facturen te betalen.

 

Zo hebben wij begin december 4,4 miljoen euro aan de FOD Justitie en meer dan 50 miljoen euro aan de FOD Financiën bijgegeven. Dat is niet onlogisch. Dat is niet abnormaal. De laatste tien jaar is het percentage aan – en dus ook het bedrag in absolute cijfers – facturen dat niet in het jaar zelf, maar in het jaar erna wordt betaald overigens zo goed als constant gebleven. Het gaat altijd over 6 à 8% van de facturen. Dat is ook zo in de privésector. Dat is zo bij elke overheid van dit land, dus ook bij de Belgische overheid.

 

Daarvoor zijn er een aantal redenen. Wat mijn cijfers betreft – ik wil gerust eens nakijken of alle gegevens zijn verwerkt ten opzichte van de gegevens die u hebt – gaat het in totaal over 18.262 facturen, op een totaal van ongeveer 240.000 facturen, voor een bedrag van 153,6 miljoen euro, op een totaalbedrag van 2,2 miljard euro. Dat is dus ofwel 6,8% van het bedrag, ofwel 7,5% van het totale aantal te ordonnanceren facturen. Dat is jaar na jaar het geval, bij elke regering, bij elke overheid, en ook in bedrijven.

 

Dat is niet abnormaal. Het heeft te maken met drie zaken.

 

Ten eerste, de betalingsprocedure zelf. Het departement neemt natuurlijk zijn tijd – het mag niet zomaar klakkeloos of blindelings betalen – om te checken of er betaald moet worden. Het Rekenhof neemt zijn tijd om te zien of er een visum kan worden afgeleverd. Dan is er ook nog een interne controleprocedure. Ook die neemt wat tijd in beslag.

 

Ten tweede, er zijn ook gesplitste of variabele kredieten. Landsverdediging is een goed voorbeeld daarvan. Als het tempo waarin er wordt geordonnanceerd vooruitloopt op het ordonnanceringsplan, dan krijgt men hetzelfde effect.

 

Ten slotte, er zijn ook ordonnanceringen die te laat worden ontvangen om nog in het systeem in te brengen. Bij de FOD Justitie bijvoorbeeld zijn er redelijk wat facturen die laat toekomen. Midden december kunnen er geen ordonnanceringen meer gebeuren. Dat is een derde verklaring.

 

Er is dus niets abnormaals gebeurd ten opzichte van alle voorgaande jaren en alle andere overheden.

 

08.03  Carl Devlies (CD&V): Mevrouw de minister, u maakt een vergelijking met de privésector en met andere overheden. Ik meen dat u fout zit in uw redenering.

 

De vorige lichting van dit Parlement heeft trouwens in 2003 een wet goedgekeurd die dergelijke operaties, zoals u nu hebt doorgevoerd, zou verbieden. Deze regering heeft de inwerkingtreding van deze wet voortdurend uitgesteld. Indien deze wet in uitvoering gesteld zou zijn, dan was het niet meer mogelijk geweest om facturen van het lopende jaar te verschuiven naar het volgende jaar, zoals u gedaan hebt.

 

Ik blijf bij mijn conclusie. In totaliteit gaat het over een bedrag van 1,2 miljard euro verschuivingen die gebeurd zijn op het einde van het begrotingsjaar.

 

Daarbovenop komen nog de eenmalige operaties die u in 2006 hebt uitgevoerd voor een totaal bedrag van 2,4 miljard euro. De verkoop van belastingschulden voor 713 miljoen, de versnelde inning van de vennootschapsbelasting voor 700 miljoen en de verkoop van overheidsgebouwen voor 994 miljoen brachten in totaal 2,4 miljard euro op.

 

Als men de totale som maakt, gaat het over 3,6 miljard euro. De begroting van 2006 werd met 3,6 miljard euro kunstmatig verbeterd. Nu valt het doek over deze paarse regering en over het paars begrotingsbeleid. Het gevolg is dat de volgende regering en, spijtig genoeg, de volgende generaties met de facturen en met de gevolgen zullen worden opgezadeld.

 

08.04 Minister Freya Van den Bossche: Mijnheer de voorzitter, de oppositie heeft haar manier van rekenen. Er zijn in dit land ook andere instanties.

 

Eurostat publiceerde dat de begroting 2005 een structureel overschot van 0,3% had. Eurostat publiceerde maandag dat het huidige overschot van het jaar waarnaar u verwijst 680 miljoen euro is. We moesten een evenwicht hebben. We hebben een overschot van 0,2% in plaats van een evenwicht. Waarom zou een begrotingsminister voor 150 miljoen aan facturen achteruit willen schuiven als er een overschot is van 680 miljoen?

 

08.05  Carl Devlies (CD&V): Nu zit u wel erg fout. U hebt het rapport van Eurostat over het jaar 2005 toch gelezen?

 

Ik roep de voorzitter tot getuige. Hij kent dat. Wat is de conclusie van Eurostat voor het jaar 2005? Een tekort - en nog geen klein -, een tekort van 2,3% van het bruto binnenlands product of een bedrag van 7 miljard euro. Dat is de conclusie van Eurostat. Juist of niet juist, mijnheer de voorzitter? Ik stel u de vraag, u die de werking van dit Parlement bewaakt.

 

De voorzitter: Ik antwoord het volgende. Het incident is gesloten.

 

08.06  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik zie dat de minister van Financiën hier ook is. Ik daag alle collega's uit om na te gaan wat de conclusies van Eurostat zijn met betrekking tot de Belgische begroting voor het begrotingsjaar 2005.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Tony Van Parys aan de minister van Mobiliteit over "de reactie op de verklaring van de minister van Justitie over de DHKP-C-zaak" (nr. P1917)

09 Question de M. Tony Van Parys au ministre de la Mobilité sur "la réaction aux déclarations de la ministre de la Justice concernant l'affaire DHKP-C" (n° P1917)

 

(Samenspraak tussen de heer Landuyt en andere parlementsleden)

 

De voorzitter: Collega’s, ministers, wilt u proberen om geen voorbeeld van potentiële wanorde te geven? Dat geldt voor iedereen, zowel voor de regering als voor de leden.

 

09.01  Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb er lang op gehoopt om ooit Renaat Landuyt eens te kunnen ondervragen. Ik heb dat nooit kunnen doen, omdat hij geen minister van Justitie was. Vorige week waande hij zich even minister van Justitie. Ik had de indruk dat zijn optreden geen onverdeeld succes was. Hij kleurde buiten de lijnen, als ik dat zo hoffelijk mag zeggen. Wat hij vooral deed, was de echte minister van Justitie, mevrouw Onkelinx, in de gordijnen jagen.

 

Mijnheer de voorzitter, u moet zich dat voorstellen. Dat is niet alleen geen zicht, maar het is ook bijzonder. Wij maakten het gisteren in de commissie voor de Justitie van de Kamer mee, waar mevrouw Onkelinx in niet mis te verstane bewoordingen eventjes minister Landuyt op zijn plaats zette. Zij zei dat hij niet bevoegd was, het dossier niet kende, er niets van kende en dat zijn optreden onbehoorlijk was.

 

Mijnheer de minister, ik heb dat alles niet gezegd. Het is de vrouwelijke vice-eerste minister van uw regering en echte minister van Justitie die dat zei.

 

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister van Mobiliteit, vooral van belang is dat de minister van Justitie over het dossier van de DHKPC in Brugge heel formeel verklaarde dat niet het openbaar ministerie besliste over de samenstelling van de rechtbank van Brugge. Het was een beslissing van de zetel van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Gent, die, tussen haakjes, in het dossier een bijzonder grote verantwoordelijkheid voor de vernietiging van de procedure draagt. Bovendien was er geen sprake van het bedrieglijk achterhouden van documenten of van het valselijk produceren van documenten.

 

Mijnheer de voorzitter, mijn vraag aan de minister van Mobiliteit is de volgende.

 

Wat is zijn reactie op de toch wel ferme stelling die de minister van Justitie gisteren innam?

 

Bevestigt hij zijn verklaringen? Handhaaft hij ze of trekt hij ze vandaag in het Parlement in?

 

09.02 Minister Renaat Landuyt: Mijnheer de voorzitter, collega’s, in het verlengde van mijn boek “Pro Justitia. Het gerecht ontsnapt” schreef ik een opiniestuk in de krant De Morgen, waarin ik twee stellingen innam.

 

Immers, voor het cassatiearrest had ik er in mijn boek Pro Justitia, Het Gerecht Ontsnapt, al op gewezen dat de zaak-Erdal wellicht een illustratie is van een nieuw fenomeen.

 

Het gaat over het volgende nieuw fenomeen. Meer dan tien jaar geleden had men soms de perceptie van concurrentie tussen de rijkswacht en de lokale politie of de gerechtelijke politie. Wij hebben vastgesteld in de commissie-Dutroux en in de Bendecommissie, collega Van Parys, dat het goed was om de politiediensten in één structuur onder te brengen. Nu hebben wij nog steeds 196 lokale politiezones, maar ze zitten in één structuur. Het grootste fenomeen van de concurrentie tussen de grote nationale politie en de lokale politie is weg. Er is doorstroming van informatie en er is samenwerking.

 

Mijn stelling was tien jaar geleden, en nu nog steeds, dat wij nu evengoed moeten toekijken op wat er gebeurt bij het openbaar ministerie.

 

09.03  Paul Tant (CD&V): U zit reeds acht jaar in de regering.

 

09.04 Minister Renaat Landuyt: Ik niet, dat is niet correct.

 

09.05  Paul Tant (CD&V): (…)

 

09.06 Minister Renaat Landuyt: Voor de tijd die ons hier nog samen rest, laat mij even gestructureerd zeggen wat ik te zeggen heb.

 

(…): (…)

 

De voorzitter: Onderbreek de minister niet, hij is aan het antwoorden.

 

09.07 Minister Renaat Landuyt: Vroeger waren er die verschillende politiediensten. Reeds tien jaar geleden voorspelde ik dat zich op het niveau van de procureurs hetzelfde fenomeen zou voordoen. Ik denk aan de zaak-Erdal.

 

Wij hebben immers niet één nationaal parket opgericht, maar een federaal parket naast de klassieke parketten.

 

09.08  Pieter De Crem (CD&V): Wij weten dat wel.

 

De voorzitter: Laat de minister antwoorden.

 

09.09 Minister Renaat Landuyt: Het volgende heb ik vroeger reeds uitgelegd. Er is de klassieke lijn van de procureurs en er is een nieuwe nationale groep en men krijgt hetzelfde fenomeen als vroeger, met name dat er een nationale politie is, vroeger de rijkswacht, die meent alles te moeten oplossen, terwijl de lokale mensen met hun lokale voeling moeten toekijken.

 

In de zaak-Erdal is dat er eigenlijk gebeurd op het niveau van de procureurs. Mijn stelling in het opiniestuk was de volgende.

 

Ten eerste, in ons wettelijk systeem beslist de procureur mee, want hij geeft adviezen over wie er rechter zal zijn, terwijl hij nadien zogenaamd een partij is als een andere, advocaat tegen procureur. Het is wel de procureur die zegt wie er een goede rechter is voor de zitting. Dat heb ik even terloops gezegd.

 

Ten tweede heb ik het volgende gezegd. Het verhaal zoals beschreven door de minister van Justitie is volledig juist. Er was een rechter in Brugge die schrik kreeg. Doorheen het arrest van het Hof van Cassatie leest men dat de procureur-generaal van Gent, dus de plaatselijke procureur, even terloops zei dat een en ander te maken had met het feit dat men doet alsof dit een gevaarlijkere zaak is dan andere. Men heeft een zodanige sfeer gecreëerd dat de gewone rechter een beetje bang werd.

 

Dat leest men tussen de lijnen, en zelfs letterlijk, in de teksten van de procureur-generaal. Het enige wat ik gedaan heb, is even die brieven citeren om aan te tonen dat er een verschil is tussen de inschatting van het federale parket en die van het lokale parket. Mijn opinie is dat er een structurele ingreep nodig is, zoals bij de politie; er moet een structuur komen.

 

09.10  Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de minister, ik apprecieer dat u hier enige publiciteit hebt gemaakt voor uw jongste boek en voor uw stelling inzake het openbaar ministerie. Ik vrees alleen dat de gebeurtenissen van deze week illustreren dat het perspectief dat Renaat Landuyt ooit minister van Justitie zou worden, niet zo hoopvol is. Stel u voor dat op dat ogenblik de magistraten van het openbaar ministerie allemaal ambtenaren worden onder het gezag van minister van Justitie Landuyt en dat zij dan – dat wil ik toch even aanhalen uit de krant – zomaar valselijk worden beschuldigd van zaken die volledig tegen het dossier indruisen. Dat was wat minister Onkelinx gisteren heeft gezegd.

 

Ik lees in de krant deze week het volgende citaat van minister Landuyt: “Het kan absoluut niet door de beugel dat magistraten kwaadwillig procedurestukken achterhouden of documenten vervalsen.” Mevrouw Onkelinx heeft gisteren formeel ontkend dat er ook maar enigszins sprake zou zijn van het achterhouden van documenten, laat staan van het bedrieglijk achterhouden van documenten of van het vervalsen ervan.

 

Mijnheer de minister, ik moet u echt zeggen dat, indien wij niet aan het einde van deze legislatuur waren, een paar uur voor de ontbinding van het Parlement, uw ministeriële verantwoordelijkheid in het gedrang zou komen. Ik wil u erbij zeggen dat het valselijk beschuldigen van de top van het openbaar ministerie van ons land een misdrijf inhoudt en dat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid niet eindigt met de ontbinding van het Parlement. (Applaus van CD&V)

 

De voorzitter: Als u een repliek geeft, mijnheer Landuyt – wat ik wel wil toelaten – moet u het antwoord van de heer Van Parys verwachten, maar daarna is het gedaan.

 

09.11 Minister Renaat Landuyt: Mijnheer de voorzitter, de opmerkingen van de heer Van Parys klinken als een dreigement.

 

09.12  Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de minister, het is geen dreigement, het is de vaststelling van een misdrijf. Dat is het! (Applaus van CD&V)

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Guy D'haeseleer aan de minister van Werk over "de stand van zaken van het onderzoek naar onregelmatigheden bij de Fondsen voor Bestaanszekerheid" (nr. P1918)

10 Question de M. Guy D'haeseleer au ministre de l'Emploi sur "l'état de l'enquête relative aux irrégularités dans les Fonds de sécurité d'existence" (n° P1918)

 

10.01  Guy D'haeseleer (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 29 maart laatstleden ondervroeg ik u in deze plenaire vergadering over de schandalige praktijken binnen de fondsen voor bestaanszekerheid. Er wordt immers op een compleet illegale manier inhoudingen gedaan op de premies en de toelagen die door die fondsen aan de werknemers worden uitgekeerd. Die inhoudingen kunnen oplopen tot 12% van de premie. Er werd zelfs vastgesteld dat binnen bepaalde fondsen zelfs helemaal geen premie meer werd uitbetaald aan mensen die geen lid waren van een vakbond.

 

Het is duidelijk dat deze georganiseerde diefstal door de vakbonden onaanvaardbaar is. U hebt mij op 29 maart ook gezegd dat u en uw diensten dergelijke onwettige praktijken niet zouden gedogen. Ik had dan ook graag de stand van dit onderzoek door uw diensten gekend. Welke fondsen hebben de wet overtreden? Hoeveel werknemers zijn tot hiertoe de dupe geweest van deze onwettige praktijken? Werden de gestolen gelden – daar gaat het toch over – reeds teruggestort aan de betrokken werknemers?

 

Mijnheer de minister, u weet dat de voorzitters van de paritaire comités ingevolge artikel 21 van het KB van 15 januari 1999 gehouden zijn om een afschrift te bezorgen van het jaarverslag, de jaarrekening en het verslag van de revisoren en deze te bezorgen aan de minister. Hoeveel fondsen hebben deze verslagen aan u toegezonden? Op 22 maart, als ik mij niet vergis, heb ik een schrijven aan u gericht met het verzoek inzage te krijgen in de jaarverslagen van die fondsen. Het is nu meer dan een maand later en ik heb nog steeds geen antwoord gekregen op mijn brief, laat staan al een afspraak gekregen om inzage te krijgen in die documenten.

 

10.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wil vooreerst nog eens herhalen wat ik in antwoord op uw vorige vraag heb gezegd. Onwettelijke bepalingen in cao's kunnen uiteraard niet en zullen ook niet worden gedoogd.

 

U herhaalt vandaag tot mijn verwondering de diefstal door de vakbonden. Nogmaals, de inhoudingen gebeuren door de fondsen die paritair worden beheerd. Als er sprake zou zijn van diefstal, moet u zo correct zijn om daarin alle sociale partners te betrekken. Ik heb gezegd dat dit en uw nu herhaalde uitspraken duidelijk maken waar het u werkelijk om te doen is.

 

Nu over de grond van de zaak van uw vraag. Ik heb u toen gezegd dat ik de sociale partners op interprofessioneel niveau en de voorzitter van de NAR heb gevraagd om stelselmatig alle cao's te bekijken en te onderzoeken of er zich inderdaad onregelmatigheden voordoen bij de fondsen voor de bestaanszekerheid. Ik heb hen er ook op gewezen dat inhoudingen die zich beperken tot niet-gesyndiceerden onwettelijk zijn. Ik heb hen vandaag bevraagd naar aanleiding van uw vraag.

 

De Nationale Arbeidsraad is over deze problematiek samengekomen op zijn zitting van 24 april en zal opnieuw samenkomen op een specifieke zitting over deze problematiek op 9 mei. Ik verwacht dat men dan de lijst zal opgemaakt hebben met de cao’s waar zich eventueel onregelmatigheden voordoen. Meer nog, niet enkel de cao’s maar ook andere teksten die zelfs niet aan de minister worden voorgelegd en algemeen bindend zijn verklaard.

 

Wat betekent dat? Op dat ogenblik zullen nieuwe cao’s die worden afgesloten uiteraard niet meer algemeen bindend worden verklaard indien er zich een onregelmatigheid voordoet. De oude cao's die werden afgesloten en onterecht algemeen bindend werden verklaard als die bepaling daarin vervat zit, moeten worden aangepast.

 

De sociale partners hebben mij ook laten weten dat ze dat zullen doen. Wanneer dat niet zou gebeuren, zal de algemeenbindendverklaring worden ingetrokken.

 

Tot daar de stand van zaken. De NAR is hiermee bezig. Ik verwacht dus tegen 9 mei een oplijsting van die cao's, alsook van andere teksten waarin onregelmatigheden voorkomen.

 

Uw twee laatste vragen die in de brief stonden die u hebt geschreven, heb ik niet gekregen. Ik zal dat nakijken en u daarover berichten.

 

10.03  Guy D'haeseleer (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, uw antwoord is eigenlijk geen antwoord. U steekt zich weg achter het feit dat er onderzoek bezig is. Ik hoor dat de NAR op 24 april is samengekomen en dat nogmaals zal doen op 9 mei. Tegen dan zal de oplijsting zijn gemaakt, zegt u. Het verwondert mij dat wij tot 9 mei moeten wachten om te weten waar de problemen en onwettigheden zitten, precies omdat ik in het bezit ben van een interne lijst van uw eigen ministerie, waaruit blijkt dat die controles reeds zijn uitgevoerd. De resultaten zijn dus al bekend. Ik wil ze zelfs niet overlopen, want ze zijn zo hallucinant dat het niet meer ernstig is. Uit die oplijsting, die u in mei verwacht, maar die ik vandaag al in handen heb, blijkt dat tientallen fondsen voor bestaanszekerheid de werknemers momenteel bestelen. Daar is geen ander woord voor.

 

Mijnheer de minister, op mijn brief van 22 maart hebt u niet geantwoord. Ik vroeg daarin inzage in de jaarverslagen. U hebt daar in uw antwoord van vandaag niet naar verwezen. Mijnheer de voorzitter, u bent weliswaar niet te lang meer nog voorzitter van de Kamer. Ik wil erop aandringen dat u de minister leert dat er inzagerecht voor de parlementsleden bestaat. Als een brief op 22 maart wordt verstuurd, zou daarop op 26 april toch al een antwoord kunnen zijn gegeven. Mijnheer de minister, ik stel u vandaag de vraag wanneer ik die verslagen, conform mijn inzagerecht, op uw kabinet of uw ministerie kan komen inkijken? Ik wil daarvoor mijn verkiezingscampagne zelfs met een paar dagen uitstellen.

 

Het feit dat u zich in de zaak passief opstelt, spreekt mijn inziens ook boekdelen. De kern van de zaak is natuurlijk dat u het dossier zoveel mogelijk wil toedekken, onder druk van de vakbonden, waarmee u uiteraard nauwe banden heeft. Het is schandalig dat u in het dossier de kant van de stelende vakbonden en niet van de honderdduizenden werknemers kiest. Daarover gaat het hier immers: over 35 fondsen voor bestaanszekerheid, waaronder die van de bouw en het metaal en u laat honderdduizenden mensen in de kou staan. De arbeiders, voor zover zij zich nog in uw partij bevinden, moeten weten welke kant u als socialistisch minister in de zaak kiest. Het Vlaams Belang zal in elk geval de zaak niet loslaten tot elke eurocent aan de werknemers is terugbetaald.

 

Tot slot, mijnheer de minister, ik zou graag nog van u vernemen wanneer ik de jaarverslagen kan komen inkijken.

 

De voorzitter: Ik kan een minister niet verplichten om te antwoorden.

 

10.04  Guy D'haeseleer (Vlaams Belang): U kunt veel. U kunt de heer Flahaut in een half uur hier krijgen.

 

De voorzitter: Ik heb de minister gevraagd of hij nog wou antwoorden. Hij heeft neen gezegd. Ik kan toch niet meer doen dan dat?

 

10.05  Guy D'haeseleer (Vlaams Belang): U kunt toch niet voorbijgaan aan het inzagerecht van een parlementslid? U zit hier nog een of twee dagen. Het is uw taak…

 

De voorzitter: De minister wenst te antwoorden. Laat hem dan antwoord geven.

 

10.06 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, ik heb bij de vorige vragen gezegd dat alles ter inzage ligt wat ter inzage moet liggen. Die dossiers zijn ter inzage. Daar is geen enkel probleem mee. Als de heer D’haeseleer mij van tevoren had verwittigd dat zijn vraag daarover zou gaan had ik hem daarop geantwoord. Dat is allemaal geen probleem. Men maakt er nu een probleem van. Men stelt een vraag over de stand van zaken en plots moet men precies weten wanneer iemand kan langskomen en wanneer die stukken ter beschikking zijn. Die liggen trouwens niet bij mijn kabinet, die liggen bij de administratie. Ze zijn ter inzage voor elk parlementslid.

 

De voorzitter: Dat lijkt mij positief te zijn als ik het goed begrepen heb.

 

10.07  Guy D'haeseleer (Vlaams Belang): Het is nogal straf dat de minister zegt dat ik hier plots met de vraag kom om de dossiers in te kijken. Ik heb die brief op 22 maart verstuurd, mijnheer Vanvelthoven. Ofwel hebt u een probleem op uw kabinet, ofwel is er een probleem met die fondsen voor bestaanszekerheid. Ik denk dat het tweede het geval zal zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Agenda

11 Agenda

 

De voorzitter: Collega's, we hebben nog wat werk voor de boeg.

 

Mijnheer de minister van Financiën, aan de orde van de dag is de bespreking van het wetsontwerp houdende tweede aanpassing van de Algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar 2007. Dat stond op de agenda van eergisteren, maar wij hebben het verschoven naar vandaag. Mevrouw Roppe is verslaggever, maar ik geef u eerst het woord.

 

11.01 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, wat de agenda betreft, wij hebben gisterenavond een commissie voor de Justitie gehad over het artikel 505 van het Strafwetboek. Ik denk dat we dat nu op de agenda moeten plaatsen.

 

Je demande donc que l'on puisse faire figurer à l'agenda d'aujourd'hui le projet qui a été traité en urgence, hier, par la commission de la Justice.

 

Le président: Les documents ont-ils été distribués?

 

11.02  Didier Reynders, ministre: Je le pense, monsieur le président.

 

Le président: Dans ces conditions, nous l'ajoutons à notre agenda.

 

Projets et propositions

Ontwerpen en voorstellen

 

12 Projet de loi contenant le deuxième ajustement du Budget général des dépenses de l'année budgétaire 2007 (3061/1-5)

12 Wetsontwerp houdende tweede aanpassing van de Algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar 2007 (3061/1-5)

 

Conformément à l’article 116 du Règlement, le projet de loi fait l’objet d’une discussion générale limitée.

Overeenkomstig artikel 116 van het Reglement wordt een beperkte algemene bespreking gehouden.

 

Discussion générale limitée

Beperkte algemene bespreking

 

La discussion générale limitée est ouverte.

De beperkte algemene bespreking is geopend.

 

12.01  Annemie Roppe, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ministers, collega's, graag breng ik hier verslag uit over de bespreking van de tweede aanpassing van de begroting 2007. Het uitvoerig verslag, door de diensten gewoontegetrouw schitterend opgesteld, waarvoor mijn dank, is u zopas bezorgd. Ik kan aannemen dat niet iedereen dat lijvig verslag ondertussen heeft kunnen doornemen. Daarom graag een kleine synthese. Zoals u van mij gewoon bent, zal ik kort en bondig zijn.

 

De minister is gestart met een inleiding, waarbij zij omtrent de primaire uitgaven vooreerst tendensen aangaf en vervolgens de concrete maatregelen toelichtte. Nadien toonde zij aan dat de begrotingsdoelstelling werd gerealiseerd en dat de schuldgraad met 87,5% van het bbp onder de 90% was gekomen.

 

De begroting van 2007 plaatste zij vervolgens in een macro-economische omgeving om nadien de uitgangspunten en het begrotingsbeleid als zodanig toe te lichten. Details daarover vindt u natuurlijk in het interessante verslag, waarnaar ik reeds heb verwezen.

 

In haar conclusie verwees de minister naar het dynamische begrotingsbeleid dat werd gevoerd en dat haar voorkeur wegdraagt ten opzichte van een zuivere boekhoudkundige benadering. Zij benadrukte daarbij ook dat de OESO dat gecombineerde beleid ondersteunt.

 

Na ontvangst van de commentaren en opmerkingen van het Rekenhof, werd de bespreking daarover voortgezet. De minister gaf haar reacties op de verschillende opmerkingen, waarna de oppositie, enkel bij monde van de collega's Bogaert en Devlies, zijn kritieken te kennen gaf. Andere leden van de oppositie schitterden door hun afwezigheid.

 

Volgens collega Bogaert is de federale begroting steeds meer problematisch, wat door collega Devlies werd beaamd. Voor het bij wijlen bitsig debat – de aanwezigheid van camera's was daar uiteraard niet vreemd aan – verwijs ik naar het schriftelijk verslag.

 

Duidelijke antwoorden kregen we van het Rekenhof op vragen van reeds voornoemde collega's, van de heren Tommelein en de Donnea en van mezelf.

 

Zowel de artikelen als het gehele wetsontwerp werden aangenomen met acht stemmen voor en twee stemmen tegen.

 

Dank voor uw aandacht.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale limitée est close.

De beperkte algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles du projet de loi contenant le deuxième ajustement du budget général des dépenses de l’année budgétaire 2007. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3061/1+4+5)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het wetsontwerp houdende tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar 2007. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3061/1+4+5)

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1-01-1, 1-01-2 tel qu’adopté en commission, 2.03.1, 2.04.1, 2.14.1 à 2.14.3, 2.16.1 à 2.16.4, 2.17.1, 2.18.1, 2.19.1 à 2.19.3, 2.24.1, 2.25.1 à 2.25.8, 2.32.1, 2.44.1 à 2.44.4, 4-01-1, 6-01-1, 7-01-1 sont adoptés article par article.

De artikelen 1-01-1, 1-01-2 zoals door de commissie aangenomen, 2.03.1, 2.04.1, 2.14.1 tot 2.14.3, 2.16.1 tot 2.16.4, 2.17.1, 2.18.1, 2.19.1 tot 2.19.3, 2.24.1, 2.25.1 tot 2.25.8, 2.32.1, 2.44.1 tot 2.44.4, 4-01-1, 6-01-1, 7-01-1 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

13 Proposition de résolution relative à la circulation des motocyclettes dans les bandes réservées aux bus (2897/1-5)

- Proposition de loi modifiant l'arrêté royal du 1er décembre 1975 portant règlement général sur la police de la circulation routière et de l'usage de la voie publique afin d'autoriser la circulation des motocyclettes dans les bandes réservées aux bus (2619/1-2)

13 Voorstel van resolutie betreffende het gebruik door motorfietsen van de voor de bussen bestemde rijstroken (2897/1-5)

- Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, teneinde de motorfietsen toe te staan gebruik te maken van de aan de bussen voorbehouden rijstroken (2619/1-2)

 

Propositions déposées par:

Voorstellen ingediend door:

- 2897: Corinne De Permentier, François Bellot, Olivier Chastel, Valérie De Bue, Camille Dieu, Hans Bonte, Thierry Giet

- 2619: François Bellot, Thierry Giet, Olivier Chastel, Valérie De Bue, Charles Michel, Corinne De Permentier, Camille Dieu, Hans Bonte

 

Discussion

Bespreking

 

Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85,4) (2897/5)

De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85,4) (2897/5)

 

La discussion est ouverte.

De algemene is geopend.

 

De heer Van den Bergh is verslaggever. Hij verwijst naar zijn schriftelijk verslag.

 

13.01  Corinne De Permentier (MR): Monsieur le président, chers collègues, le nombre de véhicules à deux roues motorisés ne cesse d'augmenter sur nos routes. Au 1er août 2006, le parc des motocyclettes s'élevait à 359.764 unités. Cela représente une augmentation de 3,9% par rapport à 2005. Le parc de motos est passé de 277.838 en 2000 à 359.764 unités en 2006. En d'autres termes, on constate une augmentation de 25% en six ans. Le parc de motos a, quant à lui, triplé entre 1980 et 2006.

 

L'augmentation du nombre de véhicules à deux roues motorisés montre l'importance de prendre en compte ces usagers dans la politique de la sécurité routière. Nous devons également octroyer une place centrale à ces véhicules dans une politique globale d'amélioration de la mobilité. En matière de mobilité, les véhicules à deux roues motorisés constituent une alternative au problème de saturation de nos routes et sont un atout majeur dans une perspective de mobilité durable.

 

Les motos présentent des avantages considérables en raison de leur faible encombrement et de leur grande maniabilité. De plus en plus de personnes envisagent cette solution pour les déplacements entre leur domicile et leur lieu de travail.

 

Malheureusement, les statistiques d'accidents de la route viennent ternir le tableau. En effet, les conducteurs de motos y sont sur-représentés par rapport à leur importance numérique dans le trafic. En 2004, le nombre de motocyclistes tués était de 137, le nombre de blessés graves de 724 et le nombre de blessés légers de 3.184. Les chiffres relatifs aux blessés légers ou tués sont relativement stables par rapport à 2003. Par contre, nous constatons une réelle diminution du nombre de blessés graves passant de 978 en 2003 à 724 en 2004.

 

Afin de développer l'utilisation des motos, il est nécessaire de réaliser des progrès au niveau de la sécurité de leurs conducteurs. L'aménagement des infrastructures routières est bien sûr une première étape et l'utilisation des couloirs de bus par les motos doit être sérieusement envisagée.

 

De plus en plus de villes européennes prennent des mesures afin de favoriser l'usage de ces véhicules et de renforcer la sécurité, engendrant ainsi des résultats positifs en termes d'accidents de la route.

 

Par exemple, grâce à une politique de prévention et à un aménagement adéquat des voiries tenant compte des motos, Londres a fait chuter d'un tiers en quatre ans le nombre de blessés graves et de tués parmi les usagers de la route en deux-roues; une diminution de 11% des accidents mettant en cause les deux-roues motorisés. Outre une grande campagne d'information et de sensibilisation sur le terrain, la ville de Londres a permis à titre expérimental la circulation des motos dans les couloirs de bus sur trois axes importants.

 

Dans la capitale anglaise, ces voies ne sont matérialisées que par une ligne blanche. En Belgique, des dispositifs appelés demi-lunes séparent trop souvent ces couloirs et représentent un vrai danger pour les motocyclistes. La circulation des motos sur les couloirs de bus présente de réels avantages, d'une part pour la sécurité des usagers de deux-roues motorisés qui ne sont plus contraints de remonter les files dans les embouteillages et, d'autre part, pour la fluidité du trafic.

 

À l'heure actuelle, l'arrêté du 1er décembre 1975 portant règlement général sur la police de la circulation routière et l'usage de la voie publique permet aux taxis d'emprunter les voies réservées aux bus. Par ailleurs, en décembre dernier, Pascal Smet, ministre bruxellois de la Mobilité, annonçait une modification du Code de la route permettant la circulation des cyclistes sur de nombreuses bandes bus de la Région bruxelloise. Selon M. Smet, les bandes bus constituent un moyen efficace d'en fluidifier la circulation mais aussi désormais d'accroître la sécurité des cyclistes.

 

Surprise de l'adoption d'une telle mesure pour les cyclistes et non pour les motocyclistes, j'ai interrogé le ministre de la Mobilité à cet effet au moins de janvier dernier. Nous avons déposé d'abord une proposition de loi et, après discussion en commission avec le ministre Landuyt, nous avons déposé une proposition de résolution. Notre objectif est d'étendre aux motocyclettes la possibilité d'emprunter les bandes réservées aux bus ainsi que les sites spéciaux franchissables.

 

Après de multiples mises à l'agenda et discussions en commission de l'Infrastructure, nous nous sommes enfin mis d'accord pour demander au gouvernement de modifier l'arrêté royal du 1er décembre 1975 portant règlement général sur la police de la circulation routière et l'usage de la voie publique afin de permettre aux gestionnaires de la voirie d'autoriser les motocyclettes à utiliser les bandes réservées aux bus ainsi que les sites spéciaux franchissables.

 

J'estime que ceci représente une belle avancée pour les motocyclistes, car est ainsi développée une politique cohérente de mobilité et de sécurité pour ces usagers. Dès lors, monsieur le ministre, je me réjouis de l'adoption de cette proposition et j'espère que, lors de la prochaine législature, nous aurons l'occasion de continuer à travailler en ce sens.

 

Je vous remercie pour votre attention.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion est close.

De bespreking is gesloten.

 

Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.

Er werden geen amendementen ingediend of heringediend.

 

Er zijn vijf consideransen en twee vragen.

 

Le vote sur la proposition de résolution aura lieu ultérieurement.

De stemming over het voorstel van resolutie zal later plaatsvinden.

 

14 Proposition de résolution concernant des mesures visant à améliorer la gestion du secteur sylvicole dans la République démocratique du Congo (RDC) (2997/1-3)

14 Voorstel van resolutie betreffende maatregelen voor een beter beheer van de bosbouwsector in de Democratische Republiek Congo (DRC) (2997/1-3)

 

Proposition déposée par:

Voorstel ingediend door:

Maya Detiège, Hilde Vautmans, Miguel Chevalier, David Geerts, Dalila Douifi, Hilde Dierickx, Patrick De Groote

 

Discussion

Bespreking

 

Le texte corrigé par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2997/3)

De door de commissie verbeterde tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2997/3)

 

La discussion est ouverte.

De bespreking is geopend.

 

14.01  Mohammed Boukourna, rapporteur: Monsieur le président, je renvoie à mon rapport écrit.

 

De voorzitter: De dames Vautmans, Wiaux en Detiège zijn ingeschreven in de algemene bespreking.

 

14.02  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, je remercie Mme Maya Detiège d'avoir piloté les travaux sur cette matière. Je souhaite lui dire que nous soutiendrons cette proposition de résolution.

 

14.03  Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik denk dat mevrouw Detiège met een studiedag in het Parlement de aanzet heeft gegeven voor een resolutie.

 

Open VLD wil deze resolutie graag steunen. Wij denken inderdaad dat het Congolese regenwoud van heel groot belang is, niet alleen voor de lokale bevolking, maar ook als buffer tegen een mogelijke klimaatverandering.

 

Wij zullen deze resolutie daarom straks volmondig steunen omdat wij hiermee een signaal willen geven dat wij bezorgd zijn over de ongecontroleerde houtkap in Congo.

 

14.04  Maya Detiège (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, ik ben heel blij met de uiteenzettingen van mijn collega's.

 

Het is positief dat heel het Parlement, over de partijgrenzen heen, het belang ervan inziet. Het Congobekken is het tweede grootste regenwoud van de wereld en de houtkap gaat zeer snel. Wanneer men boven Congo vliegt, ziet men duidelijk de oppervlaktes die worden weggekapt. In die zin was de resolutie heel belangrijk. Er zijn zelfs nog mensen uit Congo gekomen die lokaal daarmee bezig zijn.

 

Ik dank de parlementsleden voor hun steun en ik ben vandaag zeer blij.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion est close.

De bespreking is gesloten.

 

Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.

Er werden geen amendementen ingediend of heringediend.

 

Il y a des considérants de A à K, et 5 demandes au gouvernement. Er zijn de consideransen A tot K en 5 verzoeken gericht aan de regering.

 

Le vote sur la proposition de résolution aura lieu ultérieurement.

De stemming over het voorstel van resolutie zal later plaatsvinden.

 

15 Proposition de résolution relative aux convictions politiques et religieuses de Nawal El Saadawi et aux menaces de mort qu'elles ont entraînées (2973/1-4)

15 Voorstel van resolutie betreffende de politieke en religieuze overtuigingen van Nawal El Saadawi en de daaruit voortvloeiende doodsbedreigingen aan haar adres (2973/1-4)

 

Proposition déposée par:

Voorstel ingediend door:

Magda De Meyer, Karine Lalieux, Hilde Vautmans, Zoé Genot, Annemie Roppe, Brigitte Wiaux, Nathalie Muylle, Daniel Bacquelaine.

 

Discussion

Bespreking

 

Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2973/4)

De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2973/4)

 

La discussion est ouverte.

De bespreking is geopend.

 

Si je me souviens bien, nous avons eu l’honneur de recevoir Mme El Saadawi ici.

 

15.01  Maya Detiège, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik zal het tamelijk kort houden, want dit is dinsdag nog in de commissie besproken.

 

De resolutie gaat over de lijdensweg van mevrouw Nawal El Saadawi en de doodsbedreigingen die zij krijgt. Deze resolutie werd ingediend en in de commissie vooral gesteund door de vrouwen onder ons, maar ook door onder andere collega Cemal Cavdarli, die een hele uitleg heeft gedaan over vrouwenbesnijdenis.

 

Concreet komt het erop neer dat op 28 februari 2007 bekend werd dat een zeer gezaghebbende soennitische moslimgeestelijke, sjeik Mohammed Sayed Tantawi, een verklaring heeft afgelegd waarin hij de openbare aanklager in Cairo verzoekt Nawal El Saadawi te veroordelen. Hij beschuldigt haar op grond van de sharia van geloofsverzaking wegens een in Egypte gepubliceerd toneelstuk dat ondertussen aan de lijst met verboden lectuur werd toegevoegd.

 

Het besluit van de commissie was dat het geamendeerde voorstel eenparig werd aangenomen.

 

De voorzitter: Ik was onder de indruk van de gesprekken die ik had met deze zeer eerbiedwaardige dame. Dat zeg ik voor heel de Kamer.

 

15.02  Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de voorzitter, collega’s, de figuur van Nawal El Saadawi is eigenlijk in deze resolutie voor mij de grote aanleiding om vrouwenbesnijdenis aan te klagen. Eigenlijk moeten we spreken van genitale verminking want wat men met die vrouwen doet is natuurlijk veel gruwelijker dan een mannenbesnijdenis. Met deze resolutie willen wij het stuitend gebrek aan mensenrechten aanklagen, niet alleen in Egypte, maar overal in de wereld.

 

Collega’s, ik denk dat we nooit genoeg aandacht kunnen vragen voor de rechten van de vrouw in de wereld. Als slachtoffer van genitale verminking heeft Nawal El Saadawi dit thema echt wel op de agenda geplaatst. Ik ben heel blij dat wij in dit huis daaraan ook gevolg geven. Vrouwenbesnijdenis en genitale verminking, het is een praktijk in meer dan 20 landen over de wereld. 80 tot 135 miljoen vrouwen zijn vandaag verminkt. Let op, collega’s, misschien weten jullie het niet, maar ook in ons land lopen volgens een studie van de universiteit van Gent op dit ogenblik 800 jonge meisjes het gevaar om tijdens de grote vakantie naar hun land van herkomst te worden gestuurd om daar voor het leven gruwelijk verminkt te worden.

 

Collega’s, op 11 mei zullen wij in dit Parlement met de actiegroep Bevolking en Ontwikkeling een colloquium houden. Ik vraag u allen naar hier te komen op vrijdag 11 mei, in de voormiddag. We zullen dan een petitie tekenen tegen genitale verminking. Staatssecretaris Mandaila zal daar ook haar Belgisch actieplan komen voorstellen.

 

Ik zou heel graag hebben dat het Parlement deze resolutie volmondig goedkeurt en dat we op 11 mei, als Belgische parlementsleden, onze verantwoordelijkheid opnemen en strijden tegen deze gruwelijke praktijken. Die praktijk moet de wereld uit. Daarvoor zal ik blijven strijden en hopelijk vele collega’s samen met mij. Ik dank u alvast.

 

15.03  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, je voudrais simplement remercier Mme De Meyer de nous avoir fait travailler sur cette proposition de résolution que nous avons prise en considération le 8 mars dernier, Journée internationale de la femme. Il était important que cette proposition fasse l'objet d'une unanimité pour le sens qu'elle représente.

 

Le président: Que se passe-t-il? Le micro? Mais il faut également le placer près de la bouche!

 

15.04  Brigitte Wiaux (cdH): Le problème, monsieur le président, c'est que je ne sais pas l'éteindre!

 

Le président: Vous ne savez pas le fermer parce que vous ne l'avez pas ouvert!

 

Hier gebeuren soms mysterieuze dingen. Als ik het weet is dat al veel.

 

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion est close.

De bespreking is gesloten.

 

Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.

Er werden geen amendementen ingediend of heringediend.

 

Ik heb consideransen van A tot M en zeven vragen.

 

Ik moet de Kamer er trouwens aan herinneren dat in de beleidsbrieven van de ministers, wie het ook is, gewag moet gemaakt worden van het gevolg dat zij aan de door de Kamer goedgekeurde resolutie geven. Wij zullen later zien wie wat over wat zal zeggen.

 

Le vote sur la proposition de résolution aura lieu ultérieurement.

De stemming over het voorstel van resolutie zal later plaatsvinden.

 

16 Proposition de résolution relative aux grossesses adolescentes dans les pays en développement (2974/1-3)

16 Voorstel van resolutie betreffende tienerzwangerschappen in ontwikkelingslanden (2974/1-3)

 

Proposition déposée par:

Voorstel ingediend door:

Magda De Meyer, Karine Lalieux, Hilde Vautmans, Roel Deseyn

 

Le texte corrigé par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2974/3)

De door de commissie verbeterde tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2974/3)

 

De Kamer heeft daar ook een inspanning gedaan om dit probleem beter bekend te maken.

 

Discussion

Bespreking

 

La discussion est ouverte.

De bespreking is geopend.

 

De heer Chevalier verwijst naar zijn schriftelijk verslag.

 

Volgende sprekers schrijven zich in voor de algemene bespreking: de dames Vautmans en Detiège.

 

U komt naar het spreekgestoelte. Doet u maar!

 

16.01  Hilde Vautmans (VLD): (…).

 

De voorzitter: Ik heb daar niets op tegen. Het enige verschil is dat u nu de voorzitter in uw nek heeft.

 

16.02  Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de voorzitter, collega's, ik ben eigenlijk heel blij dat wij hier vandaag een hele reeks resoluties na mekaar behandelen. Er is wel degelijk heel veel werk aan voorafgegaan in de commissie en tussen de verschillende partijen. Zoals u ziet, zijn de meeste van die resoluties ondertekend door alle democratische partijen van dit halfrond.

 

Deze resolutie, collega's, wil eigenlijk meer aandacht vragen voor tienerzwangerschappen in ontwikkelingslanden. Het is eigenlijk een voortvloeisel uit het actieplan van onze minister van Ontwikkelingssamenwerking die zijn beleidsnota rond seksuele en reproductieve gezondheid een paar dagen geleden heeft bekendgemaakt.

 

Collega's, 10% van de kinderen die in deze wereld geboren worden, hebben eigenlijk een moeder die zelf nog een kind is. Ik heb het geluk gehad op zending te mogen gaan naar Ethiopië en daar heb ik met eigen ogen kunnen zien welke de gezondheidsrisico's zijn voor die kindmoeders. Zij gaan vaak over tot onveilige abortussen, hun kindjes sterven en de moeders worden heel vaak getroffen door fistula. Vanavond is hier in Brussel een grote bijeenkomst op het Flageyplein waarbij een actieplan zal worden voorgesteld waarvoor handtekeningen zullen worden verzameld. In dat plan wordt gevraagd die fistula uit de wereld te helpen.

 

Ik zie een aantal mensen kijken en ik vraag me dan ook af of iedereen weet waarover het gaat. Als een klein meisje moet bevallen van een kind dan gaat dit vaak heel moeilijk. Men gaat als het ware drukken op de buik om het kind ter wereld te brengen waardoor dit blijvende letsels in het lichaam van het kleine meisje veroorzaakt. Daardoor wordt dit kind levenslang geconfronteerd met incontinentie, tenzij het het geluk heeft te worden geopereerd. Dit kind dat wordt geconfronteerd met incontinentie wordt verstoten door de gemeenschap en is gedoemd om zwervend door de velden een eigen bestaan op te bouwen.

 

Collega's, ik vraag uw aandacht voor een specifiek punt van deze resolutie, namelijk punt 5. Om het fenomeen van de kindmoeders uit de wereld te helpen, moeten wij ons niet alleen richten tot de vrouwen die gebruik moeten kunnen maken van de pil, maar ook tot de mannen. Wij moeten hen in de ontwikkelingslanden ervan overtuigen een condoom te gebruiken. Ik heb dit in de commissie gezegd en ik ga het hier op de tribune ook herhalen: ik hoop dat we bespaard blijven van een aantal bisschoppen in dit land die gaan pleiten tegen het gebruik van het condoom of die beweren dat het condoom niet altijd helpt ter voorkoming van zwangerschappen of aids. Collega's, het condoom helpt daar wel degelijk tegen en ik hoop dat wij alles zullen doen opdat mensen in ontwikkelingslanden de toegang tot het condoom niet wordt ontzegd of ontraden door een aantal religieuze leiders in ons land.

 

16.03  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, nous soutiendrons cette proposition de résolution initiée par Magda De Meyer et qui est aussi le fruit du travail du "groupe parlementaire pour la population et le développement".

 

Nous partageons tout le sens de cette proposition de résolution.

 

16.04  Maya Detiège (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, ik zou kort willen zeggen dat ik heel blij ben met het genomen initiatief. Heel veel mensen geven soms commentaar op parlementairen die op missie gaan. Zij vragen wat daarvan de meerwaarde is. Wel, ik kan u verzekeren dat het zeer pijnlijk is als men oog in oog komt te staan met een meisje van twaalf jaar dat zwanger is, een kind dat zelf een kind zal baren. Wij gaan er dikwijls vanuit dat dat in de ontwikkelingslanden wel meer gebeurt, maar daar ziet men in de praktijk dat het voor die heel jonge meisjes heel zwaar om dragen is.

 

Ik ben ook blij dat er nog een andere resolutie is die een aantal dingen wil rechtzetten. We gaan ze straks bespreken. Zo is, bijvoorbeeld, het gebruik van condooms heel moeilijk door te voeren in een aantal gebieden. Dan moeten we leren uit een aantal projecten hoe we dat op een goede manier kunnen doen, hoe we de mensen er eindelijk bewust van kunnen maken dat het absoluut nodig is. Daarom ben ik blij dat we vandaag die twee resoluties goedkeuren.

 

De voorzitter: Dank u. Ik moet trouwens aan de leden van de Kamer zeggen dat die missies gewoonlijk gevolgd worden door een verslag, dat het verslag beschikbaar is op de webstek van de Kamer en dat dit ook een manier is om de Kamerleden en de buitenwereld daarover te informeren, des te meer omdat deze resoluties moeten worden besproken in de beleidsbrieven van de ministers.

 

16.05  Maya Detiège (sp.a-spirit): Ik wilde precies het belang benadrukken om het op het veld te kunnen zien. Als men oog in oog staat met die mensen, is men nog meer gemotiveerd om ook in België dingen voor hen te doen. Ik vind dat goed.

 

De voorzitter: Dank u. Het is verheugend om dat allemaal te mogen vaststellen.

 

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion est close.

De bespreking is gesloten.

 

Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.

Er werden geen amendenten ingediend of heringediend.

 

La résolution, qui a été adoptée avec d'autres en commission en date du 24 avril dernier, comporte une série de considérants, de A à R, ainsi que sept demandes adressées au gouvernement.

 

Le vote sur la proposition de résolution aura lieu ultérieurement.

De stemming over het voorstel van resolutie zal later plaatsvinden.

 

17 Proposition de résolution relative aux enseignements à tirer des évaluations de projets de développement (3071/1-3)

17 Voorstel van resolutie betreffende het leren uit evaluaties van ontwikkelingsprojecten (3071/1-3)

 

Proposition déposée par:

Voorstel ingediend door:

Hilde Vautmans, Roel Deseyn, Maya Detiège, Muriel Gerkens, Josée Lejeune, Sophie Pécriaux

 

Le texte corrigé par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3071/3)

De door de commissie verbeterde tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3071/3)

 

Discussion

Bespreking

 

La discussion est ouverte.

De bespreking is geopend.

 

17.01  Hervé Hasquin, rapporteur: Monsieur le président, je renvoie au rapport écrit.

 

Le président: Il s'agit à nouveau d'une résolution inspirée du terrain. Het is nog een vaststelling van collega's die hier terreinwerk zijn gaan doen.

 

Mevrouw Vautmans heeft het woord. Daarna komen de dames Detiège en Wiaux.

 

17.02  Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijnheer de minister, dit voorstel vloeit eigenlijk voort uit een evaluatie die het Rekenhof heeft gemaakt van het kennismanagement binnen het Belgisch Overlevingfonds.

 

Zoals zo vaak, mijnheer de voorzitter, krijgen wij dan een mooi rapport op onze banken, of thuis toegezonden, waaraan het Rekenhof gedurende een jaar, met twee of drie mensen, heel hard gewerkt heeft. Ik vond het schrijnend te moeten vaststellen dat er weinig mee gebeurt in dit huis. Een van mijn voorstellen tot verbetering van het Reglement van het huis, in de volgende legislatuur, als ik kan terugkeren natuurlijk, zal dan ook zijn: de verslagen van het Rekenhof systematisch agenderen in de bevoegde commissies. Ik meen dat het Rekenhof, een instantie die werkt in opdracht van ons, mijnheer de voorzitter, zeer goed werk levert, maar dat er vaak veel te weinig aandacht aan besteed wordt. Daarom heb ik aan de voorzitter van de werkgroep van het Belgisch Overlevingsfonds gevraagd om de werkgroep samen te brengen en om het verslag van het Rekenhof te bespreken in de werkgroep van het Belgisch Overlevingsfonds.

 

Wij hebben dat eind maart gedaan, met de mensen van het Rekenhof, met de ngo's en met onze internationale partners. Er zijn zelfs mensen van New York naar hier gevlogen. Wij hebben een hele vrijdag keihard gewerkt en wij hebben een aantal pijnpunten vastgesteld.

 

Wat stelde het Rekenhof vast in zijn audit?

 

De eerste vaststelling was dat het Belgisch Overlevingsfonds de meeste van zijn projecten wel degelijk evalueert. Dat is natuurlijk een heel goede zaak. Wat was dan het pijnpunt, collega’s? Dat men met die evaluaties nadien heel weinig deed.

 

Ten eerste, de relevantie van een project werd eigenlijk bijna nooit in vraag gesteld. Men kijkt heel vaak wel inhoudelijk naar het project maar men meet zelden. Men bekijkt zelden de kwantiteit. Men geeft het voorbeeld van de bouw van een beperkt aantal waterputten dat relevant wordt geacht. Nadien beschikt slechts 25% van de bevolking over water. Daar kan men dus wel degelijk een pijnpunt vaststellen.

 

Ten tweede, de evaluatierapporten hebben eigenlijk te weinig aandacht voor de effectiviteit en de impact van de projecten. Wat is het probleem? Men evalueert vaak maar men heeft zelden een nulmeting. Zelden is er een meting bij het begin. Daardoor is het natuurlijk heel moeilijk om te zien wat er op het terrein veranderd is.

 

Ten derde, men heeft heel weinig inzicht in de duurzaamheid van de projecten. Men start een project op en men evalueert het maar hoe ziet het er twee of drie jaar later uit? Ik heb bijvoorbeeld in Niger een waterput bezocht. In het begin functioneert alles zeer goed. Na verloop van tijd ziet men dat de bevolkingsstromen binnenwegen moeten zoeken en dat de zonnepanelen niet vervangen worden. Zij hebben het geld niet om de zonnepanelen van de moderne waterput te vervangen. Eigenlijk was men dus nog beter af met de waterput waaruit de ezels het water naar boven haalden.

 

Ook de vraag – dat is voor het Belgisch Overlevingfonds heel belangrijk – of de allerarmsten worden bereikt, want daarvoor is het Belgisch Overlevingfonds door dit huis opgericht, collega’s, wordt bijna nooit gesteld.

 

Vervolgens stellen we ook vast dat men punt per punt en project per project evalueert maar dat men nadien geen conclusies van het ene project projecteert op het andere project. Men zegt wel degelijk wat goed en slecht is aan project X en wat er zou moeten veranderen. Bij het opzetten van een gelijkaardig project in een ander land neemt men die evaluaties evenwel niet mee. Projectoverschrijdend leren is er eigenlijk heel weinig. Daarom heeft het Rekenhof een aantal concrete aanbevelingen gedaan, die uiteraard niet alleen betrekking hebben op het Belgisch Overlevingsfonds, maar eigenlijk extrapoleerbaar zijn naar heel de sector van de ontwikkelingssamenwerking.

 

Vandaar dat wij met de mensen die zetelen in de werkgroep van het Belgisch Overlevingsfonds hebben beslist de aanbevelingen van het Rekenhof om te zetten in een resolutie en de regering te vragen om wel degelijk rekening te houden met de goede aanbevelingen van het Rekenhof voor de werking van onze ontwikkelingssamenwerking. Ik ben ervan overtuigd dat heel veel mensen heel veel geld willen geven aan het bereiken van de allerarmsten, maar dat zij wel zekerheid willen hebben dat het geld goed wordt besteed en wel degelijk ter plaatse aankomt.

 

(Onderlinge gesprekken)

 

Mijnheer de voorzitter, dat gaat hier zo niet, dat is hier soms echt un vrai bordel.

 

De voorzitter: Mijnheer Courtois, ne distrayez pas le gouvernement!

 

17.03  Hilde Vautmans (VLD): Collega’s, sorry, maar dit is de laatste zitting en ik vind de resolutie die wij hier bespreken echt heel belangrijk. Ik hoop dat de regering de vragen van deze resolutie zal meenemen en dat men wel degelijk projectoverschrijdend gaat leren binnen de ontwikkelingssamenwerking, niet alleen voor het Belgisch Overlevingsfonds, maar voor alle projecten van onze ontwikkelingssamenwerking.

 

17.04  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, je tiens tout d'abord à remercier la Cour des comptes de nous avoir éclairés sur ce problème. Ensuite, je voudrais aussi remercier Mme Vautmans qui a piloté les travaux. Nous soutiendrons cette proposition de résolution qui permettra, je l'espère, de retirer les meilleures solutions possible pour mettre en œuvre des projets de développement.

 

17.05  Maya Detiège (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, ik was heel blij met het enthousiasme van mevrouw Vautmans en haar kordate houding in de plenaire vergadering. Wij zijn bijna twee jaar geleden samen in Niger geweest met het Belgisch Overlevingsfonds. Ik was heel blij dat de conclusies die het Rekenhof heeft geformuleerd, overeenstemden met wat wij op het terrein hadden gezien.

 

Wij plaatsten vraagtekens bij een aantal zaken. Ik geef een paar voorbeelden. Daarnet ging het over aidspreventie en tienerzwangerschappen. Waarom is er nog altijd onvoldoende informatie? Dat komt omdat het vaak over geschreven teksten gaat en de informatie vaak niet visueel is. Wij hebben daar ook vastgesteld dat er heel weinig condooms ter beschikking waren. Wij hebben ook gezien dat de meisjes vaak snel uit de school verdwijnen of onvoldoende meekonden met de jongens. Meer samenwerking met de buurlanden voor bijvoorbeeld inentingen zou ook een goede zaak zijn. Daarover bestaat immers vaak een groot wantrouwen. Aan de grens met Niger hebben wij dat conflict ook meegemaakt.

 

Een goede conclusie van het Rekenhof vond ik ook dat meer rekening moest worden gehouden met bevolkingsgroepen die nu worden uitgesloten in bepaalde analyses wegens leeftijd, de sekse, een handicap, de etnische afkomst.

 

Een ander punt was de toegang tot de basisdiensten. Wij hebben gezien dat goede systemen zoals Dierenartsen Zonder Grenzen wel de boeren konden bereiken. Op het vlak van gezondheidszorg kon men de vrouwen echter heel moeilijk bereiken. Voor een bevalling geraken zij bijvoorbeeld heel moeilijk in de gezondheidscentra.

 

Een laatste vaststelling is dat in heel wat landen een aantal machtstructuren naast elkaar functioneert. Men heeft de traditionele chefs, de niet-verkozen staatsstructuren, de recent verkozen gemeenten en de civiele maatschappij. Als men een goed beleid in die landen wil voeren, is het belangrijk dat men een strategie ontwikkelt om de vier structuren te verzoenen.

 

Daarom ben ik heel blij met de resolutie en het werk dat in de commissies werd geleverd.

 

De voorzitter: Ik herinner eraan dat ik in 1996 of 1997 met staatssecretaris Moreels op evaluatiemissie naar Oeganda ben geweest. Ik heb daar veel uit geleerd, net zoals uit de ongeveer 30 reizen die ik heb gemaakt naar Zaïre, nu Congo.

 

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion est close.

De bespreking is gesloten.

 

Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.

Er werden geen amendenten ingediend of heringediend.

 

Le texte comporte des considérants de A à F et 5 demandes au gouvernement.

 

Le vote sur la proposition de résolution aura lieu ultérieurement.

De stemming over het voorstel van resolutie zal later plaatsvinden.

 

18 Proposition de résolution sur la paix et la sécurité en Extrême-Orient (2921/1-4)

18 Voorstel van resolutie betreffende de vrede en veiligheid in het Verre Oosten (2921/1-4)

 

Proposition déposée par:

Voorstel ingediend door:

Nathalie Muylle, Herman Van Rompuy, Pieter De Crem

 

Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2921/4)

De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2921/4)

 

Discussion

Bespreking

 

La discussion est ouverte.

De bespreking is geopend.

 

18.01  Miguel Chevalier, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, een zeer beknopte toelichting gebeurde in de commissie door de heer Van Rompuy. Ik denk niet dat er een schriftelijk verslag is, dus ik zal kort de inhoud van de resolutie samenvatten.

 

In deze resolutie vragen de collega's Muylle, Van Rompuy en De Crem dat de regering er bij de EU en de VN op zou aandringen om de nucleaire tests van Noord-Korea te doen stopzetten.

 

Zij vragen ook dat de regering via diplomatieke weg bij China aandringt om de raketten, gericht op Taiwan, terug te trekken en dat standpunt ook te verdedigen binnen de Raad van de EU en de VN-Veiligheidsraad.

 

Zij vragen ook aan de EU en de VN om erop aan te dringen bij China en Taiwan om een politieke en constructieve dialoog aan te knopen.

 

Ten slotte vragen zij ook om het debat over veiligheidskwesties in het Verre Oosten te institutionaliseren.

 

Zij hadden nog een vijfde wens uitgedrukt tegenover de regering, namelijk om het behoud van het wapenexportembargo naar China te blijven verdedigen bij de EU. Collega Daems heeft echter ter zake een amendement ingediend om dat punt 5 van de resolutie, met name het verdedigen van het behoud van het wapenembargo van de EU ten aanzien van China, te schrappen. Dat voorstel, dat geformuleerd was in de resolutie, ligt eigenlijk zelfs niet eens ter bespreking in de Europese Raad. Door het ingediend amendement van de heer Daems werd dat vijfde punt unaniem geschrapt.

 

De resolutie werd in de commissie unaniem goedgekeurd.

 

De voorzitter: Mijnheer Chevalier, het amendement van de heer Daems werd dus aanvaard?

 

18.02  Miguel Chevalier (VLD): Ja, mijnheer de voorzitter, het amendement werd aanvaard; punt 5 werd geschrapt.

 

De voorzitter: De heer Daems kennende, had ik de indruk dat het zo wel geweest zou kunnen zijn.

 

Mijnheer Chevalier, er is wel degelijk een schriftelijk verslag. De drukproef is binnengekomen. Het is een bondig verslag. Het gaat om document 2921/3. Ik vermoed dat het zonet werd uitgedeeld op de banken.

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion est close.

De bespreking is gesloten.

 

Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.

Er werden geen amendenten ingediend of heringediend.

 

Les considérants de la Chambre s'articulent de A à J en de vragen 1 tot 4, na het amendement van collega Daems om het vijfde punt te schrappen.

 

Le vote sur la proposition de résolution aura lieu ultérieurement.

De stemming over het voorstel van resolutie zal later plaatsvinden.

 

19 Proposition de résolution relative au statut de Taïwan dans l'Organisation mondiale de la santé (2375/1-4)

19 Voorstel van resolutie betreffende het statuut van Taiwan in de Wereldgezondheidsorganisatie (2375/1-4)

 

Proposition déposée par:

Voorstel ingediend door:

Willy Cortois, Yolande Avontroodt

 

Discussion

Bespreking

 

Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2375/4)

De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2375/4)

 

La discussion est ouverte.

De bespreking is geopend.

 

Er is een afscheidsdrink voor collega Tant. Daarom heeft mevrouw Muylle mij gevraagd haar te verontschuldigen en te wijzen op het feit dat zij verwijst naar haar schriftelijk verslag. Dat betekent dat men van tijd tot tijd verwijst naar zijn schriftelijk verslag.

 

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

 

La discussion est close.

De bespreking is gesloten.

 

Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.

Er werden geen amendementen ingediend of heringediend.

 

De beschouwingen van de Kamer articuleren zich van A tot J en de vragen van 1 tot 3. Ik zie dat er een amendement geweest is op het punt 3 van deze resolutie.

Al deze resoluties zijn natuurlijk aanhangig gemaakt in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen, waarvan ik de achtbare voorzitter groet. Dank u, mijnheer Daems. Het verliep allemaal van een leien dakje.

 

Le vote sur la proposition de résolution aura lieu ultérieurement.

De stemming over het voorstel van resolutie zal later plaatsvinden.

 

20 Projet de loi modifiant la législation relative à l'obligation de déposer une liste de mandats, fonctions et professions et une déclaration de patrimoine, en ce qui concerne les mandataires communaux et provinciaux (2953/3-4)

20 Wetsontwerp tot wijziging van de wetgeving inzake de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen, wat betreft de gemeentelijke en provinciale mandatarissen (2953/3-4)

 

Amendé par le Sénat

Geamendeerd door de Senaat

 

Sans rapport

Zonder verslag

 

Conformément à l'article 87 du Règlement, les projets de loi renvoyés à la Chambre par le Sénat ne font plus l'objet d'une discussion générale en séance plénière, sauf si la Conférence des présidents en décide autrement.

Overeenkomstig artikel 87 van het Reglement wordt geen algemene bespreking in plenaire vergadering gewijd aan een wetsontwerp dat door de Senaat naar de Kamer is teruggestuurd, tenzij de Conferentie van voorzitters anders beslist.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte corrigé par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2953/4)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie verbeterde tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2953/4)

 

Le projet de loi compte 3 articles.

Het wetsontwerp telt 3 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

21 Projet de loi spéciale modifiant la législation relative à l'obligation de déposer une liste de mandats, fonctions et professions et une déclaration de patrimoine, en ce qui concerne les mandataires des pouvoirs subordonnés (2954/5-6)

21 Ontwerp van bijzondere wet tot wijziging van de wetgeving inzake de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen, wat betreft de mandatarissen van de ondergeschikte besturen (2954/5-6)

 

Amendé par le Sénat

Geamendeerd door de Senaat

 

Sans rapport

Zonder verslag

 

Het is opnieuw een ontwerp in dezelfde geest, dus om te vermijden dat er zich ter zake complicaties voordoen.

 

Conformément à l'article 87 du Règlement, les projets de loi renvoyés à la Chambre par le Sénat ne font plus l'objet d'une discussion générale en séance plénière, sauf si la Conférence des présidents en décide autrement.

Overeenkomstig artikel 87 van het Reglement wordt geen algemene bespreking in plenaire vergadering gewijd aan een wetsontwerp dat door de Senaat naar de Kamer is teruggestuurd, tenzij de Conferentie van voorzitters anders beslist.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte corrigé par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2954/6)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie verbeterde tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2954/6)

 

Le projet de loi compte 4 articles.

Het wetsontwerp telt 4 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Il y a une petite correction de texte à l’article 2,7e: "Le secrétaire communal, pour le bourgmestre, les échevins et le président du centre public d’action sociale." Ce n’est plus "d’aide sociale." Une loi de 2002 a modifié la dénomination en français.

 

In het Nederlands blijft het: OCMW’s, openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Dat gebeurt natuurlijk niet via een amendement; dat werd reeds opgenomen in de tekst die van de commissie komt en dat kan dus zo blijven.

 

Les articles 1 à 4 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 4 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

22 Proposition de loi portant modification de la loi du 15 avril 1994 relative à la protection de la population et de l'environnement contre les dangers résultant des rayonnements ionisants et relative à l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire en ce qui concerne le financement de l'Agence (3072/1-4)

22 Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle voor wat betreft de financiering van het Agentschap (3072/1-4)

 

Proposition déposée par:

Voorstel ingediend door:

Willy Cortois

 

Ik stel de vraag of deze bespreking apart moet worden gehouden. De heer De Coene heeft gevraagd of ik de twee voorstellen samenvoeg. Ik zal het ene voorstel na het andere behandelen. De Kamer handelt soeverein.

 

22.01  Willy Cortois (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik denk dat we de bespreking nu kunnen houden en de stemming daarna doen. Wat zouden we ertussen doen? We kunnen nu gewoon verder doen.

 

De voorzitter: Inderdaad, ik heb nog reserve. We zullen niet stilvallen.

 

22.02  Willy Cortois (VLD): Mijnheer de voorzitter, de agenda is de agenda.

 

De voorzitter: Er is een punt aan de agenda toegevoegd dat gisterenavond laat in de commissie werd goedgekeurd. Ik heb daarna nog de stemmingen over de naturalisaties. Als het te vlug gaat, is de Kamer ook niet tevreden.

 

Mijn vraag is of ik uw wetsvoorstel voeg bij de bespreking van het voorstel van resolutie tot verbetering van de werking van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle.

 

22.03  Willy Cortois (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik zie het verband niet. Tussen de datum waarop het ene werd ingediend en het andere werd behandeld, is er een hemelsbreed verschil. Ik zie niet in waarom u de twee aan mekaar wil linken.

 

De voorzitter: Gelet op het hemelsbreed verschil zal ik de agenda behouden.

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

22.04  Jacques Chabot, rapporteur: Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, chers collègues, mon rapport sera bref, mais il me semble nécessaire de le présenter, vu le contexte du nucléaire.

 

Dans son exposé introductif, M. Willy Cortois précise que la proposition de loi à l'examen trouve son origine dans l'arrêt du 8 novembre 2006, par lequel la section d'administration du Conseil d'État a décidé que l'Agence ne pouvait pas être financée par le biais de redevances. Cette proposition de loi vise donc à instaurer un mode de financement qui garantisse mieux la sécurité juridique.

 

Dans la discussion générale, Mme Creyf estime que les dispositions du projet visent à instaurer un impôt avec effet rétroactif. M. Cortois affirme qu'il n'a aucunement l'intention d'instaurer un impôt. Il s'agit en l'espèce d'une taxe.

 

Dans la discussion des articles, à l'article 3, M. Willy Cortois présente un amendement n° 2 qui tend à fixer également pour l'année 2008 le montant des taxes perçues au profit de l'Agence et à charge des détenteurs des autorisations et agréments. Cet amendement est adopté, comme l'article 3, par dix voix contre une.

 

À l'article 5, Mme Creyf présente un amendement n° 1, qui tend à supprimer l'article en projet. Elle souhaite ainsi résoudre les problèmes de financement de l'Agence à la suite de l'arrêt du Conseil d'État du 8 novembre 2006.

 

M. Philippe De Coene considère cependant que l'amendement n° 2 de M. Cortois est plus à même d'atteindre cet objectif. La commission vote par dix voix contre une le maintien de l'article rendant sans objet l'amendement n° 1 de Mme Creyf.

 

M. Willy Cortois présente un amendement n° 3 tendant à supprimer la disposition qui prévoit un financement de l'Agence par des crédits inscrits au budget général des dépenses. Cet amendement n° 3 de M. Cortois est adopté par dix voix contre une.

 

À l'article 6, M. Willy Cortois présente un amendement n° 4, qui reporte au 1er janvier 2009 la date à laquelle les articles 3 et 4 cesseront de produire leurs effets. Il indique que cet amendement est la conséquence logique de l'amendement n° 2 à l'article 3. Cet amendement n° 4 de M. Cortois ainsi que l'article sont adoptés par dix voix contre une.

 

Au vote global, la commission décide à l'unanimité de déroger à l'article 82 du Règlement de la Chambre et de voter immédiatement sur l'ensemble du projet de loi. Le projet de loi tel qu'il a été amendé et corrigé est adopté par dix voix contre une.

 

22.05  Philippe De Coene (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, ik had inderdaad gesuggereerd om de twee voorstellen samen te bespreken om een zeer voor de hand liggende reden, met name dat het voorstel waarover we straks gaan stemmen eigenlijk de realisatie is van punt 13 van de resolutie. Zeggen dat het ene niets met het andere te maken heeft, is dus doen alsof er twee aparte werelden zijn. Dit gezegd zijnde, het is mij gelijk. Het is wel de uitvoering van punt 13 van de resolutie. Ik ben een beetje verrast door de commentaar van de heer Cortois.

 

De voorzitter: Ik heb uw suggestie gesuggereerd, maar als daarover geen consensus bestaat – zonder bijbedoelingen – moet ik werken volgens de agenda. U neemt dus liever het woord over de resolutie.

 

22.06  Hilde Dierickx (VLD): Mijnheer de voorzitter, bij het amendement nummer 2 van de heer Cortois werd beslist dat de retributies voor de klasse 3-inrichtingen, de radiologische apparatuur, gehalveerd worden. Dat is een terechte beslissing van de minister van Binnenlandse Zaken. Er was immers geen terugvloei van die bijdragen naar de sector. De medische radiologische toestellen worden gecontroleerd door privéfirma’s en daar wordt apart voor betaald. Er is dus geen terugvloei vanuit het FANC.

 

De voorzitter: Geen andere sprekers zijn ingeschreven. Ook u niet, mijnheer Cortois?

 

22.07  Willy Cortois (VLD): Ik verheug mij over de unanimiteit.

 

De voorzitter: Houd uw vreugde nog een beetje in tot de stemming voorbij is. Dan zult u het zien.

 

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3072/4)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3072/4)

 

La proposition de loi compte 6 articles.

Het wetsvoorstel telt 6 artikelen.

 

Artikel 3 bestaat uit een complexe tabel met jaren en bedragen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 6 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 6 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

23 Proposition de résolution visant à améliorer le fonctionnement de l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire (3089/1-2)

23 Voorstel van resolutie met het oog op de verbetering van de werking van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (3089/1-2)

 

Discussion

Bespreking

 

Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3089/2)

De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3089/2)

 

La discussion est ouverte.

De bespreking is geopend.

 

23.01  Simonne Creyf, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt heeft op 15 februari 2006 unaniem beslist om een werkgroep de opdracht te geven een voorstel van resolutie op te stellen met het oog op de verbetering van de werking van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. Die opdracht is het gevolg van een aantal incidenten die werden gesignaleerd en waarover ook vragen en interpellaties werden gehouden in het Parlement.

 

Voor de samenstelling van de werkgroep verwijs ik naar het schriftelijk verslag. De werkgroep zelf heeft 22 keer vergaderd. Ik kan u verzekeren dat het lange werkvergaderingen waren. 9 keer heeft de werkgroep een werkvergadering gehad. 13 bijeenkomsten waren gewijd aan hoorzittingen. Voor de namen van wie wij gehoord hebben, verwijs ik ook naar het schriftelijk verslag.

 

De hoorzittingen hebben plaatsgevonden met gesloten deuren. Van die hoorzittingen werd een globaal syntheseverslag gemaakt, geconcentreerd in een aantal relevante thema’s. Het syntheseverslag is te vinden in de bijlage bij het verslag. Ik kan u wel melden dat de hoorzittingen bijzonder kritisch verlopen zijn en dat we echt via de hoorzittingen een mooi beeld hebben gekregen van wat zich heeft afgespeeld in de periode die de werking van het FANC voorafging. De hoorzittingen hebben ons de problemen doen ontdekken en de diverse politieke fracties hebben vervolgens hun eigen aanbevelingen geformuleerd.

 

Op basis van de hoorzittingen en op basis van de aanbevelingen van de diverse politieke fracties is de werkgroep overgegaan tot de formulering van zijn aanbevelingen. De commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt heeft vervolgens op haar vergadering van 18 april 2007 het verslag besproken, net als de werkzaamheden van de werkgroep Nucleaire Veiligheid, waardoor het voorstel van resolutie na goedkeuring nu uiteindelijk een voorstel van de resolutie van de Kamer is geworden.

 

Ik wil even wijzen op de structuur van het verslag. Het verslag bevat de besprekingen van de ontwerpresolutie in de commissie voor de Binnenlandse Zaken. Vanaf bladzijde 17 beginnen de bijlagen. In hoofdstuk 1 vindt u de hele ontstaansgeschiedenis van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. Hoofdstuk 2 bevat het statuut, het bestuur en de taken van het agentschap, wat een beschrijving is van de huidige situatie. Hoofdstuk 3 brengt de financiering van het agentschap. Hoofdstuk 4 brengt de samenvatting van de hoorzittingen, waarvan ik de lectuur ten zeerste aanbeveel aan al wie begaan is met de nucleaire veiligheid. Hoofdstuk 5 zijn de aanbevelingen die we allen samen hebben geformuleerd. Hoofdstuk 6 zijn de aanbevelingen die werden geformuleerd door de diverse politieke partijen, die op een aantal punten na van elkaar verschillen, maar dat kan uiteraard niet anders.

 

Inzake de aanbevelingen die door de werkgroep Nucleaire Veiligheid werden geformuleerd en door de commissie voor de Binnenlandse Zaken met 10 stemmen voor bij 1 onthouding werden aangenomen, hou ik er toch aan om een paar van de bedoelde krachtlijnen uiteen te zetten. Ik zal er niet exhaustief op ingaan. Voor alle, andere hoofdstukken verwijs ik naar het verslag. Ik wil enkel uit het verslag een paar punten naar voren halen waarvan ik denk dat zij voor de toekomst van het Agentschap belangrijk zijn.

 

Het statuut van het FANC is een discussiepunt. De Kamer constateert echter dat de problemen waarmee het Agentschap te kampen had, niet te wijten zijn aan het statuut van instelling van openbaar nut van categorie C. De Kamer acht het derhalve niet nodig vandaag het statuut van het FANC te wijzigen. Wel belangrijk is dat er garanties moeten zijn voor een betere controle op de werking van het Agentschap door de voogdijinstanties en door het Parlement.

 

Inzake de externe controle op het FANC is er enerzijds de externe controle door het Parlement en, anderzijds, de controle door externe actoren.

 

Inzake de parlementaire controle beveelt de werkgroep de bevoegde Kamercommissie aan om de bespreking van het jaarverslag, dat het Agentschap overeenkomstig artikel 26 van de wet van 15 april 1994 moet uitwerken, systematisch te agenderen. De bespreking van het jaarverslag moet in aanwezigheid van de voogdijminister evenals van vertegenwoordigers van het Agentschap plaatsvinden. De systematische bespreking van het jaarverslag doet uiteraard geen afbreuk aan mogelijke, bijkomende initiatieven die de Kamer van volksvertegenwoordigers ter zake in de toekomst zou nemen of zou kunnen nemen.

 

Inzake de controle door externe actoren pleit de Kamer ervoor dat het FANC zowel als de erkende instellingen en de relatie tussen beide aan een periodieke, externe doorlichting op basis van Europese en internationale normen worden onderworpen.

 

Inzake de raad van bestuur versus de directie acht de Kamer het essentieel dat de samenstelling van de raad van bestuur door de kwaliteit en de onafhankelijkheid van zijn leden wordt gekenmerkt. De raad van bestuur moet bestaan uit leden die over een wetenschappelijke deskundigheid beschikken, wat in het verleden ook het geval was, maar bijkomend nu ook uit leden die op basis van hun managementervaring worden gekozen.

 

De Kamer acht het ook onontbeerlijk dat de directeur-generaal van het FANC na een selectie wordt gekozen onder de laureaten die de beste resultaten hebben bekomen, en dat ongeacht hun taalrol.

 

De Kamer wenst ook een betere relatie tussen de directie en de raad van bestuur. Wie het verslag van de hoorzitting nakijkt, zal kunnen vaststellen dat daar in het verleden problemen mee waren. De kwaliteit van die relatie veronderstelt dat de verantwoordelijkheid van iedereen duidelijk afgebakend wordt en dat degenen die met die verantwoordelijkheid worden belast ook bereid zijn die verantwoordelijkheid op zich te nemen.

 

Onverminderd de door de minister van Binnenlandse Zaken uitgeoefende voogdij, beveelt de Kamer de benoeming aan van een tweede regeringscommissaris, teneinde ook een controle op de financiële en budgettaire aspecten van de werking van het FANC te waarborgen.

 

De Kamer wenst dat de raad van bestuur functioneert met inachtneming van de corporate governanceregels. Dat moet ook het geval zijn wat de betrekkingen tussen de raad en het directiecomité betreft

 

Wat dat betreft, moeten wij erop wijzen dat de corporate governanceregels werden gecodificeerd en dat het dus aangewezen is die regels op het FANC toe te passen, in die gevallen uiteraard waarin zij toepasbaar zijn, evenwel ook voor zover zij verenigbaar zijn met de wettelijke bepalingen waaraan het FANC is onderworpen.

 

De Kamer vindt het ook onontbeerlijk de respectieve rol van de raad van bestuur en het directiecomité duidelijk te omschrijven, alsook de ruimte te scheppen voor een transparante samenwerking tussen beide instanties. Daartoe is het aangewezen een methode uit te werken voor gestructureerd overleg tussen de leden van de raad van bestuur, de directie en de regeringscommissarissen.

 

Wat de relatie met de erkende instellingen betreft, het volgende. Ik meen, mijnheer de voorzitter, collega’s, dat dit een van de belangrijkste kwesties is waar het FANC in de toekomst voor staat.

 

De Kamer is van oordeel dat er werk moet worden gemaakt van een filialisering van de erkende instellingen, in de vorm van een vennootschap van publiek recht onder controle van het Agentschap, naar het voorbeeld van de relatie tussen NIRAS en Belgoprocess. Die dochteronderneming, waarvan het kapitaal door het Agentschap zal worden verschaft, zal worden belast met het uitvoeren van de door de wet opgelegde controles die vandaag aan de erkende instellingen toevertrouwd worden. Uiteraard, terwijl men de relatie tussen de erkende instellingen en het FANC hertekent voor de toekomst, moet het Agentschap volledig operationeel worden en moeten de werkingsproblemen uit het verleden van de baan zijn. Intussen moet het FANC zijn controle op de erkende instellingen versterken.

 

De financiering, de inning van retributies en de aanwerving van reserves vallen onder punt 13 van de resolutie. De Kamer is de mening toegedaan dat de huidige financieringsregels verbeterd moeten worden. Het financieringstelsel dat uitsluitend stoelt op de storting van retributies verbonden met welbepaalde prestaties, belet de aanwerving van de gevormde reserves

 

Daarom pleit de werkgroep voor een diversificatie van de financiële middelen die ter beschikking van het Agentschap worden gesteld. De meerderheid van de leden pleit voor het invoeren van een gemengd systeem van retributies en bijzondere heffingen. Die heffingen, eveneens afkomstig van producenten, gebruikers en houders van radioactieve stoffen, zullen worden aangewend voor de financiering van de opdrachten die niet verbonden zijn met prestaties waarvoor een retributie wordt geïnd.

 

De werkgroep vraagt ook dat de aan het Agentschap verschuldigde retributies door het Agentschap op een correcte en doeltreffende wijze worden geïnd. De Kamer vraagt het Agentschap zich met dat doel spoedig uit te rusten met een exhaustieve gegevensbank die het mogelijk maakt alle retributieplichtige dienstverleners te inventariseren en de passende overeenkomsten te sluiten met het RIZIV en het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.

 

De Kamer beklemtoont dat de raad van bestuur spoedig een beslissing moet nemen over de besteding van de meer dan substantiële huidige reserves en, in voorkomend geval, van de bijzondere heffingen tijdens de opmaak van het volgende strategisch plan.

 

De Kamer is van mening dat deze bedragen prioritair moeten worden gebruikt voor de permanente opleiding, het uitvoeren van langetermijnonderzoek en specifieke opdrachten zoals de verbetering van het Telerad-systeem en van de fysieke bescherming. Deze reserves moeten het Agentschap ook in staat stellen hooggekwalificeerd personeel aan te trekken.

 

Wat boekhouding en kwaliteitscontrole betreft, bepleit de Kamer de onmiddellijke invoering van een analytische boekhouding en een enterprise resource planning die specifiek aangepast zouden zijn aan de aard en de activiteiten van het Agentschap.

 

De Kamer is van oordeel dat het Agentschap zo snel mogelijk werk moet maken van een systeem van integrale kwaliteitszorg. Bovendien moet het Agentschap er alles aan doen om de nodige kwaliteitslabels te behalen.

 

De Kamer wijst erop dat de totstandbrenging van de voormelde systemen gepaard moet gaan met de uitwerking van een geïntegreerde gegevensbank met daarin alle relevante informatie betreffende de vergunningen, de inspecties, de aard van de vergunningen, de controleresultaten, het rapport van de erkende instellingen en ook de verslagen als die positief zijn, zodat een volledige follow-up mogelijk is en een volledig automatische opvolging van de exploitanten mogelijk zou worden, wat op dit ogenblik niet het geval is.

 

Om de dienstverlening te verbeteren, stelt de Kamer voor dat het directiecomité van het Agentschap, in overleg met het personeel, service level agreements vastlegt met daarin onder meer termijnen voor de aflevering van vergunningen, termijnen voor het schriftelijk beantwoorden van adviesaanvragen, termijnen voor de afhandeling van klachten en onderzoek van incidenten en het beschikbaarheidsniveau van Telerad.

 

Wat de reglementering en de vergunningen betreft, het volgende. De Kamer verzoekt de voogdijminister om in de instrumenten te voorzien of de bestaande instrumenten te versterken die de interacties tussen de administratie en het agentschap zouden kunnen verbeteren wat de inachtneming betreft van de voorstellen inzake reglementering, wat in het verleden duidelijk op zich liet wachten. De Kamer pleit ook voor verduidelijking, vereenvoudiging en eenmaking van de vergunningsprocedures, in het bijzonder wat de instelling van klasse 3 betreft. De Kamer staat ook positief tegenover een hervorming van de classificatie van de inrichtingen, die beter rekening moet houden met de risico's en de controlebehoeften. Het is daartoe allicht ook noodzakelijk sommige activiteiten van klasse 2 toe te voegen aan klasse 1.

 

De interne organisatie van het FANC: ook al is dit belangrijk toch verwijs ik daarvoor naar het verslag.

 

Wat het personeelsbeleid betreft, kan ik mijn opmerkingen in een zin samenvatten. Het is dringend nodig dat de directie van het agentschap werk maakt van een modern personeelsbeleid met alle mogelijke implicaties daaraan verbonden. Ik verwijs voorts eveneens naar het verslag.

 

Inzake communicatie en dialoog liep het in het verleden ook duidelijk verkeerd. Ik kan ook hier mijn opmerkingen samenvatten in een aanbeveling, namelijk aanbeveling 34 die bepaalt dat het absoluut noodzakelijk is dat het agentschap een intern en extern communicatieplan opstelt dat de nodige transparantie garandeert.

 

Ik kom tot de internationale rol. Belangrijk hier is dat de internationale rol van het agentschap op een gestructureerde manier wordt ontwikkeld en opgevolgd en dat daarin de respectieve verantwoordelijkheden, van de toezichthoudende overheid enerzijds en van het agentschap zelf anderzijds, worden gepreciseerd en opgevolgd.

 

Er is ook een specifieke opdracht inzake de opvolging van stralings- en fysieke bescherming. Dit is belangrijk voor de bevolking want er zijn een aantal zaken waarmee mensen dagelijks kunnen worden geconfronteerd. Ik zal er een paar opnoemen. Ik vermeld enkel de meest belangrijke.

 

Het Teleradsysteem is het systeem dat de straling van eventuele buitenlandse incidenten moet meten op het Belgisch grondgebied. De Kamer onderstreept dat de uitvoering en de opvolging van de door Siemens uitgevoerde audit absolute voorrang moet krijgen. Allicht zal daarvoor de aanwerving nodig zijn van personeel.

 

Actieve dosimetrie moet zorgen voor de nodige medische begeleiding van de aan ioniserende straling blootgestelde werknemers. Er is ook nood aan transparantie van de procedure die moet worden gevolgd bij incidenten of ongevallen waarbij ioniserende stralingen afgevend materiaal betrokken is.

 

Er moet een actieplan worden uitgewerkt, met een dwingend tijdpad, voor de radioactieve bliksemafleiders.

 

Mijnheer de voorzitter, collega's, voor de andere aanbevelingen verwijs ik naar het verslag. De allerlaatste aanbeveling wil ik toch nog even aanhalen. Wij willen dat de Kamer vraagt dat voor de uitvoering van deze aanbevelingen meteen de nodige wettelijke initiatieven worden genomen en dat het Parlement op regelmatige basis wordt geïnformeerd over de vooruitgang van dit dossier.

 

Dit was het verslag, mijnheer de voorzitter. Als u het goed vindt, zou ik later nog een persoonlijke opinie willen geven.

 

De voorzitter: Ik zal u als laatste op de sprekerslijst zetten, als u daarmee akkoord gaat, mevrouw Creyf. Ik dank u voor uw uitvoerig verslag en de inspanning die u hebt gedaan aan het hoofd van deze belangrijke subcommissie.

 

Momenteel staan op de sprekerslijst de heren Chabot en De Coene, mevrouw Gerkens, de heer Cortois, de heer Henry en mevrouw Creyf.

 

Après cette discussion, je clôturerai la séance de l'après-midi. Après une brève suspension, nous commencerons par le projet n° 1603.

 

23.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, ne pourrait-on aborder le projet n° 1603 avant la suspension?

 

Le président: Vous voulez que nous traitions le 505 avant la suspension? Je vais voir où j'en suis. Finissons d'abord ce dont nous sommes en train de discuter! Cela ne pose pas de problème, monsieur le vice-premier ministre; il faut quand même un ministre après.

 

23.03  Jean-Marc Nollet (ECOLO): Monsieur le président, M. Flahaut est censé revenir.

 

Le président: Il n'a pas encore vu qui de droit.

 

Monsieur Chabot, excusez-moi de vous avoir fait attendre pour la discussion générale.

 

23.04  Jacques Chabot (PS): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, la commission de l'Intérieur a institué un groupe de travail chargé de lui présenter des recommandations destinées à assurer le fonctionnement de l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire et ainsi d'optimaliser la sûreté nucléaire dans notre pays. Le contrat est pleinement respecté.

 

Je remercie Mme Creyf pour son excellent rapport des travaux de ce groupe de travail et surtout de sa présentation des 44 recommandations adoptées à une large majorité de la commission de l'Intérieur.

 

Le groupe a travaillé plusieurs mois sur le sujet, a procédé à de nombreuses auditions, a longuement discuté du rapport et a abouti à 44 recommandations portant sur 13 points d'amélioration de la sécurité nucléaire en Belgique. Nous sommes pleinement satisfaits de la qualité et du sérieux de la tâche entreprise en toute transparence et sans tabou. Je souhaiterais féliciter le président du groupe de travail pour la qualité de son travail et la bonne humeur qu'il a pu insuffler tout au long de nos réunions.

 

Monsieur le vice-premier ministre – j'allais dire: monsieur le prochain ministre de l'Intérieur –, dès que la proposition de résolution sera votée, j'espère à une très large majorité, il s'agira des recommandations des représentants de la Nation, et non pas d'un simple texte que l'on pourra oublier demain lors de négociations ou de l'adoption de tel ou tel arrêté royal.

 

Que retenir d'important de tout ce travail et de nos recommandations? Tout d'abord, des constats positifs. Malgré des difficultés de fonctionnement vécues dans le passé par l'Agence, la sécurité nucléaire n'a jamais été mise en cause en Belgique. Nous devons nous réjouir du sérieux du travail de l'ensemble du personnel affecté à cette mission. Nous avons appris des auditions que la Belgique est un pays de référence dans les domaines de la sécurité, de la sûreté et de la radio-protection, mais aussi que la culture de sécurité nucléaire impose de toujours améliorer les dispositifs; d'où nos 44 recommandations.

 

Il y a eu unanimité pour conclure que le statut actuel, un parastatal de type C, c'est-à-dire indépendant des autorités politiques, ainsi que toutes les missions actuelles de l'Agence, devaient être conservés. La volonté de tous les groupes politiques est de renforcer l'indépendance, la qualité du travail et la transparence de l'agence publique de sécurité nucléaire, et ce en conformité avec les recommandations internationales.

 

Il est important de le rappeler afin d'éviter d'alimenter des fantasmes engendrant des peurs injustifiées et souvent incontrôlées.

 

Le point le plus important concerne évidemment les recommandations.

 

Mme Creyf nous a présenté les recommandations adoptées, tout d'abord, par le groupe de travail et, ensuite, par la commission de l'Intérieur. Je ne les détaillerai plus. Je tiens toutefois à souligner quelques éléments que nous estimons importants.

 

1. Au-delà des recommandations au sujet de l'amélioration du fonctionnement interne de l'Agence et de ses organes de décision, il est important pour nous de continuer à insister sur les améliorations pour l'environnement et la santé de nos concitoyens, notamment en s'engageant plus activement dans la dosimétrie des travailleurs et en continuant à améliorer la radioprotection, y compris le fonctionnement de Telerad.

 

2. La transparence du secteur nucléaire est un impératif à la fois pour concrétiser les droits des citoyens à un environnement sain, mais aussi une condition de bon fonctionnement des autorités chargées de la sécurité nucléaire.

 

3. Il s'agit de clarifier les modes de fonctionnement et les procédures en vue d'assurer la bonne communication entre toutes les autorités, c'est-à-dire le parlement, qui doit être un élément pivot, le ministre de tutelle, l'Agence, bien sûr et, au sein de celle-ci, ses différents organes.

 

4. Nous souhaiterions également insister sur l'importance du travail du Conseil scientifique de l'Agence, Conseil qui doit devenir le pôle d'excellence de l'expertise du contrôle nucléaire en Belgique.

 

5. À l'unanimité, nous avons décidé - c'est l'élément central du dossier - que nous devions sortir de la longue période transitoire au sujet du contrôle physique des installations nucléaires. Je parle bien sûr ici des organismes agréés. Il s'agit de poursuivre un double objectif: d'une part, renforcer l'indépendance du contrôle des installations nucléaires; d'autre part, maintenir, en Belgique, une expertise de qualité.

 

Je me réjouis de la recommandation visant à instituer, dans le respect de la réglementation européenne, un organisme public, filiale de l'Agence de contrôle nucléaire, chargé de procéder au contrôle physique des installations nucléaires.

 

C'est là une avancée remarquable. L'option retenue par la commission de l'Intérieur, à l'unanimité des groupes démocratiques, va dans le sens de ce qui existe dans les autres pays. C'est la seule solution souhaitable et possible.

 

Cette recommandation clôt le débat sur l'avenir du contrôle des installations nucléaires dans notre pays.

 

Reste maintenant à préparer les choses, ce qui devrait prendre le moins de temps possible.

 

En conclusion, monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, nous avons franchi une étape importante: la réflexion et l'élaboration d'un plan d'action concrétisé par des recommandations.

 

Désormais, l'important est l'implémentation de celles-ci, c'est-à-dire la concrétisation des réformes afin d'améliorer encore la sécurité nucléaire dans notre pays.

 

Je suis confiant. Je constate une réelle volonté des dirigeants et du personnel de l'Agence d'avancer sereinement et sûrement, dans le sens voulu par notre parlement.

 

Pour conclure, je voudrais insister sur notre dernière recommandation: "la Chambre souhaite que les initiatives législatives nécessaires à l'exécution de ces recommandations soient immédiatement prises." Voilà l'engagement que nous demandons aux prochains parlementaires et au prochain gouvernement.

 

23.05  Philippe De Coene (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-premier, geachte collega’s, in de eerste plaats wil ik mevrouw Creyf, onze rapporteur zowel in de werkgroep als in de commissie, danken voor twee zaken. Ik wil u in de eerste plaats danken voor uw werk als rapporteur. U hebt trouwens bijzonder goed verslag uitgebracht over de inhoud van onze resolutie en de aard van onze werkzaamheden. Ik wil u ook voor iets anders danken. Wij zijn er immers in geslaagd, eerst in onze werkgroep en vervolgens in de commissie voor de Binnenlandse Zaken en hopelijk ook straks bij de stemmingen, om front te vormen rond een gemeenschappelijke opdracht. We hebben hier niet het klassieke spel gehad van oppositie en minderheid, we zijn er integendeel na een lang debat en na zeer genuanceerd overleg over de verschillende uitgangspunten in geslaagd de rangen te sluiten rond een tekst. Ik ben daar bijzonder blij mee. Ik heb in de commissie begrepen dat CD&V de tekst steunt. Ik hoop dat dit ook in de plenaire vergadering het geval zal zijn. Dat is goed want wat we hier vandaag goedkeuren is geen eindpunt, ook al lijkt dat zo na veertien maanden werk van deze werkgroep dat afgerond wordt tijdens de laatste zitting van de Kamer. Dit is geen eindpunt, het is een beginpunt.

 

Ik ben een beetje verrast dat de voogdijminister hier niet is. Ik weet dat zijn vertegenwoordiger van het kabinet er is. Ze zit in de tribune. Ik zou echt willen vragen dat men rekening zou houden met deze resolutie. De heer Chabot heeft het bijzonder kernachtig uitgedrukt: wat we hier goedkeuren, met een bijzonder brede meerderheid, is geen vodje papier. Als er morgen en in de komende dagen koninklijke besluiten zullen genomen worden, moeten dat koninklijke besluiten zijn die rekening houden met die tekst. Elk misprijzen voor het Parlement en voor die tekst is bijzonder misplaatst, mevrouw de vertegenwoordiger van de minister die de voogdij uitoefent.

 

Wij hebben veertien maanden geleden een mandaat gekregen van de Conferentie van voorzitters om naar de plenaire te komen met een resolutie. Er is wat rond te doen geweest want een resolutie moet een tekst zijn die niet schimmig maar bijzonder pertinent is. In het kader van de nucleaire controle hebben we er alle belang bij om een aantal zaken scherp te stellen, om bijzonder pertinent te zijn en vooral om uit de flou nucleaire te komen die we vandaag kennen. Waarom zijn we veertien maanden geleden gestart? We hadden voorafgaandelijk, met een aantal collega’s in het Parlement, vreselijke dingen vastgesteld.

 

Samenvattend kan men zeggen dat de nucleaire controle en de instelling die de nucleaire controle moet waarnemen in dit land een doodzieke man was, en dat hieraan moest worden geremedieerd. Wat hebben wij toen vernomen, onder meer naar aanleiding van een uitspraak van een erkende instelling? Herinner u het goed, collega’s. Drie jaar geleden zei de erkende instelling die zich bezighoudt met de nucleaire controle op de grote sites dat er een erosie was van de veiligheidscultuur in België.

 

Wij waren daardoor natuurlijk verrast. Wij vroegen daarover in de commissie meer uitleg aan de voogdijminister. Die uitleg kwam er niet, want men had hier met bedrijfseconomische belangen te maken. Het Parlement kon daardoor niet over de tekst worden ingelicht.

 

Wij hebben dan het Federaal Agentschap voor de Nucleaire Controle zelf naar de commissie uitgenodigd voor twee hoorzittingen, nadat wij een aantal parlementaire vragen hadden gesteld, waarna wij met nog meer vragen achterbleven dan wij antwoorden hadden gekregen. Het was een hallucinante vertoning. Er kwam een gezelschap dat zich boven alles en iedereen verheven voelde en dat ons bijna belachelijk maakte toen wij onder meer vragen stelden over de grote nucleaire revisieprogramma's van de sites in Doel en Tihange, over het al dan niet functioneren van het agentschap en het meetnet Telerad, een detectienetwerk met 212 punten in ons land, waarvan werd gezegd dat het niet of zeer onvoldoende functioneerde.

 

Dat was allemaal niet waar, tot een aantal klokkenluiders opstond. Zo gaat dat in een slechte bedrijfscultuur. Mensen worden aan de deur gezet en hebben soms een rekening te vereffenen. Die klokkenluiders gaven ons tekst en uitleg bij zaken die absoluut niet goed functioneerden. Bij die klokkenluiders zat ook een aantal ex-werknemers die de eer aan zichzelf hebben gehouden en het agentschap hebben verlaten, omdat ze het niet langer konden aanzien en die een zeer sterke reputatie hebben, want ze zijn vandaag heel actief op hoog niveau in de nucleaire sector. Daarbij zat ook een aantal mensen van de raad van bestuur van het federaal agentschap zelf. Zij konden het evenmin nog aanzien. Volgens hen kon het zo niet langer dat er geen enkele controle op het agentschap of op de sector zelf was.

 

Zoals mevrouw Creyf heeft gezegd, hebben wij dan een werkgroep gestart. Ik ben blij dat die nu door iedereen wordt ondersteund. Ik meen mij echter te herinneren dat dat niet zonder slag of stoot is gebeurd. Wij hebben ons daarvoor echt schrap moeten zetten, maar de werkgroep is er dan toch gekomen. Wij hebben toen de tijd genomen om bijzonder veel mensen te horen, om het kaf van het koren te scheiden. U weet immers ongetwijfeld dat sommige klokkenluiders niet echt een objectieve agenda hebben. Wij hebben vooral geprobeerd om bijzonder veel meningen uit de sector aan bod te laten komen. Als ik mij niet vergis, mevrouw Creyf, hebben wij meer dan twintig mensen gehoord. Wij hebben dat trouwens ook heel objectief in kaart gebracht. Wij hebben dat ook met gesloten deuren gedaan, omdat wij niet het statuut van een onderzoekscommissie hadden, alleen van een werkgroep. Op die manier konden wij de mensen de vrijheid geven voluit te gaan en ons te zeggen waar het schoentje precies knelt.

 

Mevrouw Creyf heeft het disfunctioneren van het Agentschap in haar verslag goed in kaart gebracht. Ik wil dat niet herhalen.

 

We moeten nu bij het volgende stilstaan. We willen van een slecht functionerend Agentschap een goed functionerend Agentschap maken. We willen van een krakkemikkige controle op de nucleaire sector een goed controleerbare controle maken. Om dat te kunnen realiseren, hebben we 44 aanbevelingen geschreven, de ene al van meer belang dan de andere. Dat geef ik toe, maar een aantal zijn van bijzonder belang. Ik wil verwijzen naar de punten 12 en 13, de financiering en de relatie met de erkende instellingen.

 

Er is een KB, een overgangs-KB, dat de relatie tussen het Agentschap en de erkende instellingen voor de komende tijd moet regelen. We vinden wel dat in de teksten van dat KB ook moet staan dat de aanbevelingen van het Parlement worden uitgevoerd. Onze partij zal hierop bijzonder waakzaam toezien. Het zal niet "eventueel" of "misschien" zijn. Het zal zo zijn en niet anders. Ik hoop dat de vertegenwoordiger van de minister dat meedeelt aan haar baas. Wij hebben geen veertien maanden gewerkt om hier de clown uit te hangen. Wij hebben hier gewerkt omdat er zaken op orde moeten gesteld worden.

 

Wij hebben vastgesteld dat directeurs niet met elkaar spraken. Er is een studie geweest van Korn/Ferry. De lectuur daarvan is hallucinant. Ik ga één zin citeren: "Het FANC heeft geen enkele toegevoegde waarde in het domein van de nucleaire controle." Op basis van de studie van Korn/Ferry heeft een aantal mensen het bedrijf moeten verlaten en zijn er een aantal belangrijke herschikkingen gebeurd.

 

Ik wil nog een lans breken voor iets anders. Een aantal mensen heeft de euvele moed gehad om het disfunctioneren publiek te maken en ze zijn daarvoor gestraft. Zij hebben hun job verloren. Op de meest brutale manier heeft men die mensen aan de deur gezet, hoewel zij het beste voorhadden, zowel met de nucleaire controle als met het Agentschap. Ik vind – dat is een persoonlijke mening – dat die mensen hun kans opnieuw moeten krijgen. Ik vrees overigens dat nogal wat expertise is verloren gegaan door die mensen van de ene op de andere dag buiten te zetten. Die mensen waren bezig met boekhouding of met Telerad. Geef hun met het nieuwe management een kans en onderzoek of eventueel nuttige expertise opnieuw geïncorporeerd kan worden in het Agentschap.

 

Ik hoop dat we in de komende jaren uitvoering zullen geven, via tal van initiatieven. Ik denk dat we ons moeten voornemen om dat met het Parlement bijzonder waakzaam op te volgen. Ook dat hebben we in onze aanbevelingen geschreven; het Parlement moet zich op de geëigende wijze organiseren om dat proces van vooruitgang na te gaan en te controleren.

 

Ten slotte heeft een nieuw dossier over het nucleaire thema de actualiteit gehaald, met name het dossier over de factuur voor de ontmanteling van de kerncentrales. Ook daaraan zal een volgend Parlement een verschrikkelijke kluif hebben. Ik roep de parlementsleden van de volgende legislatuur op om ook daar hun tanden in te zetten.

 

De voorzitter: Collega's, ik heb reeds M. Chabot en collega De Coene in de algemene bespreking gehad. Mme Gerkens?

 

23.06  Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le président, nous vivons effectivement un moment important mais ce n'est qu'une étape dans le processus du contrôle parlementaire concernant la sécurité et la sûreté nucléaire en Belgique, notamment via le contrôle du fonctionnement de l'Agence fédérale du Contrôle nucléaire.

 

Si nous devons nous prononcer aujourd'hui sur une proposition de résolution, c'est dû au fait qu'en 2004, il est apparu que l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire permettait des relations peu saines entre des organismes agréés et des responsables de centrales nucléaires.

 

Des auditions de l'Agence ont été demandées au sein de la commission de l'Intérieur mais celles-ci se sont révélées tout simplement catastrophiques: les responsables de l'Agence de l'époque nous donnaient des réponses insatisfaisantes, étaient incapables d'entrer dans les détails et, surtout, considéraient qu'il n'était pas nécessaire de nous fournir les informations que nous demandions. Tous, d'ailleurs, étaient convaincus de la difficulté et de la mauvaise qualité des réponses données, vu que la commission a accepté la mise en place d'un groupe de travail ayant pour mission de faire des recommandations pour un meilleur fonctionnement de l'Agence.

 

En outre, lorsque le gouvernement a dû à nouveau désigner les responsables de l'Agence, il y a d'abord eu contrat pour que ceux-ci soient évalués. Cette évaluation faite par Korn/Ferry a abouti à la mise en évidence de l'incompétence des responsables de l'Agence, en tout cas en termes de gestion et de bonne gouvernance. Il ne s'agissait donc pas d'interprétations de parlementaires antinucléaires mais bien un constat généralisé, y compris par des regards extérieurs.

 

Que nous ont appris ces auditions ainsi que les discussions qui ont abouti au dépôt de cette résolution? Plusieurs choses que j'ai envie de mettre en évidence ici, même si je ne vais évidemment pas reprendre tous les points de cette résolution. Il est notamment apparu que, parmi les critères pris en compte pour la composition du conseil d'administration ou pour la composition des premières équipes de l'Agence, l'argument "appartenance à un parti politique faisant partie d'une majorité gouvernementale" était parfois plus important que les compétences mêmes des personnes. Ce n'est pas suffisamment souligné dans notre résolution.

 

Notre résolution prévoit que, pour désigner des personnes, il s'agit d'évaluer leurs compétences et de choisir parmi les meilleures. Néanmoins, on voit aussi que dans la composition du conseil d'administration, la préoccupation de voir siéger des représentants politiques reste prédominante.

 

Autre fait inquiétant dans le fonctionnement de l'Agence et dans sa relation avec le gouvernement pendant toutes ces années: il y avait déjà un commissaire du gouvernement qui était censé faire le lien entre l'Agence et le ministre de tutelle. On se rend compte, en ayant rencontré les intervenants, que si ce commissaire faisait passer certaines informations, son audition et celles d'autres administrateurs mettaient en évidence le fait qu'il y avait une sorte d'obligation morale et politique à ne pas dénoncer les dysfonctionnements, comme s'il fallait prouver que tout allait bien et comme si cette position d'intermédiaire entre agents de contrôle, dont on attend des résultats et relais politique, dont on attend aussi des résultats, était incompatible avec une attitude neutre et critique.

 

C'est un des aspects pour lesquels je pense qu'il va falloir prendre des dispositions et faire preuve d'une vigilance permanente.

 

Il apparaît aussi de manière assez évidente que le milieu des personnes compétentes en matière nucléaire est assez réduit et relativement fermé en Belgique. Finalement, ces personnes travaillent à l'Agence, auprès des organismes agréés ou dans les lieux contrôlés où se trouve du matériel nucléaire. À travers le temps, ces personnes passent parfois d'un endroit à l'autre. Il est donc important, lorsqu'on veut vérifier le fonctionnement des missions d'un organe tel que l'Agence fédérale de contrôle nucléaire, que soient désignées des personnes qui ne viennent pas du milieu nucléaire mais qui sont compétentes dans l'organisation du travail, dans la gestion d'équipes de professionnels, dans la gestion du travail d'organes parallèles qui exercent le contrôle sur le terrain.

 

Notre résolution prend effectivement cela en compte, en disant qu'il est impératif d'élargir la composition du conseil d'administration à des personnes qui ne proviennent pas du milieu nucléaire.

 

Toutes ces auditions nous ont montré que l'Agence, depuis 2001, ne fonctionne pas selon les règles normales et minimales d'une organisation, quelle qu'elle soit, indépendamment de l'importance de ses missions. Dans notre résolution, on aurait pu ajouter une phrase: "Nous demandons au gouvernement de faire en sorte que les règles de bonne gouvernance soient respectées au sein de l'Agence". Tout le reste devait en découler, c'est-à-dire une composition de conseil d'administration appropriée, des organes au sein de l'Agence dont on définit les rôles et les modalités d'interaction entre eux, un contrôle du travail, indépendamment de la classe et de la dangerosité du matériel nucléaire ou radioactif qui s'y trouve.

 

Il faut alors un relevé des lieux où se trouve ce matériel, des exigences de sûreté et de sécurité, la mise en place de méthodes de contrôle, de méthodes de transmission d'informations de manière à pouvoir réagir et réparer si un dysfonctionnement est constaté.

 

Tous ces éléments me semblent basiques mais n'étaient pas concrétisés au sein de l'Agence. C'est la raison pour laquelle on retrouve dans la résolution des demandes normales – si je puis m'exprimer ainsi – telles que bonne gouvernance, la transmission d'informations, la transparence, une comptabilité analytique, des méthodes de contrôle et de vérification des contrôleurs, la fixation de barèmes avec une exigence de prestations y afférentes, la détermination de compétences au niveau du contrôle.

 

Lors des discussions, nous avons également été interpellés par – cet élément est à reprendre avec beaucoup d'énergie à la rentrée parlementaire – la gestion et la maîtrise du système Telerad. Ce système était intéressant puisqu'il visait à répartir des balises sur notre territoire et à pouvoir détecter les dépassements de radioactivité et permettre ainsi de réagir et de protéger la population. Je ne vais pas entrer dans tous les détails mais il apparaît que, pendant tout un temps, l'Agence n'a pas eu la maîtrise de son outil.

 

Par ailleurs, la manière dont on effectue les relevés des données et dont on réagit est lacunaire, tout comme l'organisation de l'Agence. Notre proposition indique qu'il faut appliquer les mesures d'un dernier audit qui avait été réalisé à ce sujet.

 

J'aurais par ailleurs aimé qu'on ajoute une disposition plus précise demandant que l'Agence maîtrise les outils et les logiciels servant à gérer le système Telerad, de manière à assumer sa responsabilité de contrôle.

 

Hélas, je n'ai pas été suivie dans l'intégration de ce point-là.

 

J'en arrive à la santé des travailleurs. Eu égard à ce volet, les auditions ont également mis en évidence l'insuffisance générale de nos outils et de nos manières d'évaluer l'exposition à la radioactivité des travailleurs, dans les différentes installations où se trouve ce matériel radioactif; en effet, ils enregistrent de manière passive les doses de radioactivité. Il est demandé dans la résolution qu'une attention soit portée au développement de méthodes plus proactives et de mesures de protection des travailleurs.

 

Enfin, j'en viens au contrôle parlementaire. Pendant trop longtemps, nous, parlementaires, avons observé de trop loin le fonctionnement de l'Agence dans l'exercice de ses missions de contrôle. Il importe que notre Parlement puisse évaluer et interpeller de manière régulière. Dans la résolution, on demande qu'un rapport annuel soit rendu oralement tant en présence des membres de la commission que de ceux de l'Agence, de manière à susciter une interaction à partir de ce rapport.

 

Au nom du parti ECOLO, j'avais sollicité l'installation d'un Comité N, comme nucléaire, à l'instar des Comités  P et R, afin de créer une instance qui, sous la tutelle du Parlement, examine de manière régulière le bon fonctionnement de l'Agence nucléaire. Cela permettait au Parlement, à l'Agence et au gouvernement d'assumer leurs responsabilités en la matière.

 

Cette demande a également été rejetée par le groupe de travail, et je le regrette fortement. J'entends mes collègues de la majorité espérer que cette résolution sera prise en compte et ne sera pas bafouée par des arrêtés qui sont en train de se prendre. Cependant, si le gouvernement – qui sait que nous avons déposé cette résolution – prend des mesures allant à l'encontre de ce que nous demandons, il considère de la sorte que le parlement ne compte pas et empêche ce dernier d'assumer ses responsabilités. Un Comité N nous permettrait, dans de tels cas, de défendre beaucoup mieux et avec plus de force nos exigences en termes de sécurité nucléaire.

 

Voilà, monsieur le président, je pense que ce travail était intéressant mais ne représente qu'une étape. Il nous faudra reprendre à la rentrée le travail de manière plus précise. Je pense à l'organisation et à la compréhension du système Telerad, qui est destiné à protéger la population sur l'ensemble du territoire. J'espère que nous pourrons nous y consacrer de la même manière que la tâche qui a été accomplie dans ce groupe de travail. Il est vrai que ce dernier voulait aboutir à des propositions constructives. L'enjeu était de taille, puisque l'Agence ne fonctionnait pas. Et il fallait qu'elle fonctionne!

 

Le président: Madame Gerkens, je vous remercie beaucoup. Peut-être fut-ce votre dernier discours en séance plénière de la Chambre. Je vous souhaite bonne chance et bon vent!

 

23.07  Willy Cortois (VLD): Mijnheer de voorzitter, collega's, ik sluit mij graag aan bij de woorden van dank en felicitaties aan het adres van onze verslaggever, mevrouw Simonne Creyf. Mevrouw Creyf, ik heb gisteren de gelegenheid gehad om u te bedanken vermits u, zeker de laatste dagen, onder grote tijdsdruk hebt moeten werken. Collega's, er zijn misschien een aantal dingen in de resolutie die niet helemaal beantwoorden aan hetgeen wij waren overeengekomen. Dit zijn echter details waarop ik nu niet zal ingaan. Mevrouw Creyf, in elk geval, u hebt uitstekend werk geleverd, zoals onze voorzitter, de heer De Coene, ook reeds heeft onderstreept.

 

Collega's, ook in naam van mijn VLD-collega Hilde Dierickx wens ik drie algemene bedenkingen te maken.

 

Ten eerste, dit gaat een beetje in tegen hetgeen de voorzitter van onze commissie heeft gezegd. Zowel in de loop als aan het einde van de werkzaamheden heb ik niet het beeld gehad van een nucleaire sector die zich in een catastrofale situatie bevindt. Ik had niet die indruk, de meeste mensen in onze commissie hadden die indruk ook niet. Er waren ongetwijfeld een aantal problemen. Ik kan het echter houden bij de nuchtere vaststelling dat de vertrouwenscrisis, die einde 2004 ongetwijfeld bij het FANC heerste, zeker niet haar oorzaak vond in het risico op of gevaar van een nucleair accident.

 

Mevrouw Creyf, u zei dat hetgeen op dat moment bij het FANC gebeurde niet te wijten is aan het statuut. Dat is waarschijnlijk voor een heel stuk waar, maar het is toch duidelijk dat wij binnen het FANC te maken hadden met klassieke tegenstellingen tussen enerzijds de directie en anderzijds de raad van bestuur of groepen van de raad van bestuur. Ik ben de mening toegedaan dat waarschijnlijk langs beide zijden men dikwijls de weg van de pers heeft gekozen en dat is de instelling en het vertrouwen in de instelling zeker niet ten goede gekomen.

 

Ten slotte heb ik toch nuchter moeten vaststellen na de audit dat er toch wel tekortkomingen waren, onder andere inzake het meetnetwerk Telerad, dat er een betere en meer open communicatie mogelijk is, net zoals een sneller en beter inzicht in de gegevens en een beter toezicht van het FANC. Ik kan mij echter moeilijk aansluiten bij het beeld dat het net enkele jaren in een catastrofale toestand zou hebben verkeerd, die onze veiligheid bedreigde. Tot zover mijn inleiding die het verloop van onze werkzaamheden en de indruk van mevrouw Dierickx en ikzelf bij het einde ervan kregen, behandelt.

 

Ik kom tot de aanbevelingen zelf. Mevrouw Creyf, het is uw fout niet, maar ik betreur in verband met de opmaak van het voorstel van resolutie nog altijd het volgende. We hadden in de werkgroep een tekst opgesteld, die we conform de reglementen naar de commissie moesten brengen. Welnu, eerlijk gezegd vond ik de tekst ervan toch wel zeer goed. Hij gaf niet alleen het standpunt van de meerderheid weer, maar duidde ook het standpunt van de minderheid aan. Parlementair kan men daarover denken wat men wil en opwerpen dat men keuzes moet maken, maar wie het beleid moeten maken, kon in het verslag zien waar er een duidelijke meerderheid was. Het kan echter nooit kwaad als men ook de minderheid beschouwt.

 

Wij vinden in verband met aanbeveling 1 het vasthouden aan de parastatale C geen noodzaak. Het komt erop aan dat het FANC op een deftige manier kan functioneren. De aanbevelingen 6 tot 11 handelen over de directie en de raad van bestuur en wij zijn allen voorstander van corporate governance, maar het is uiteraard zeer moeilijk om dat toe te passen in een overheidsbedrijf, waaraan wettelijk andere verplichtingen en andere werkwijzen werden opgelegd.

 

Wat hebben wij geleerd uit de hearings? Dat is nog een boodschap die ik wil meegeven. Wij hebben geleerd dat, tijdens de periode waarin het FANC zich in een soort van vertrouwenscrisis bevond, veel mensen in het FANC, zowel in het directiecomité, als in het bestuur, zich meer bezighielden met hun eigen positie, dan met de werking van de instelling. Dat is een vaststelling die wij toch mogen maken.

 

Voor ons is het heikele punt aanbeveling 12: de relaties met de erkende instellingen. Daaromtrent is toch heel wat te doen geweest. Ook in deze aanbeveling werd ons minderheidsstandpunt geschrapt uit de finale tekst. Wij blijven erbij dat de veiligheid veel beter gediend wordt door een strikte scheiding tussen de regelgevende en de controlerende bevoegde instanties. De filialisering, zoals ze wordt voorgesteld, van de erkende instellingen schermt hun activiteiten af, zodat zij beveiligd zijn tegen mogelijke buitenlandse concurrentie. In feite is de VLD de mening toegedaan dat de filialisering een verkapte vorm is om de jarenlange monopoliepositie van de erkende instellingen verder te beveiligen.

 

Wij willen dan ook nog eens duidelijk zeggen – hoewel wij het geheel van de aanbevelingen zullen goedkeuren – dat wij zeer ongelukkig zijn met de formulering van aanbeveling 12, betreffende de relaties tussen de erkende instellingen en het FANC.

 

Collega’s, ik besluit met op mijn beurt te bevestigen dat wij de indruk hebben dat de werkgroep inderdaad goed werk heeft geleverd en dat de geïnteresseerden en de beleidsinstanties, het Parlement en de regeringen, als zij dit ter hand nemen, toch wel een vrij goed en vrij objectief beeld zullen krijgen van de werking van het FANC en van zijn bestuurs- en beheersorganen.

 

Ondanks een aantal twijfels zullen wij dus het geheel van de aanbevelingen goedkeuren, omdat ze toch vrij evenwichtig zijn. Tezelfdertijd steken wij echter ook een constructieve, maar waarschuwende hand uit naar het FANC en al degenen die aldaar met het beleid en het bestuur te maken hebben. Wij zijn er nog altijd van overtuigd dat het FANC, misschien niet in de huidige vorm, als een sterke regulator een waarborg is voor de bescherming van de bevolking tegen de gevaren voortspruitend uit de ioniserende stralingen. De overheid moet op dat vlak haar aandacht volledig handhaven.

 

Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik zou het daarbij willen houden. (Applaus.)

 

De voorzitter: Vriend Cortois, het applaus zegt veel meer dan wat ik zou kunnen zeggen.

 

Monsieur Henry, je vous donne la parole pour intervenir dans le cadre de la discussion générale sur la résolution visant à améliorer le fonctionnement de l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire.

 

23.08  Jean-Pol Henry (PS): Monsieur le président, je ne vous surprendrai pas…

 

Le président: Vous ne me surprenez jamais!

 

23.09  Jean-Pol Henry (PS): Je vais peut-être surprendre ou décevoir certains membres de cette assemblée. En effet, je ne vais absolument pas parler du fonctionnement de l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire.

 

Je vous avais prévenu que je voulais, à l'occasion de la dernière réunion de la Chambre à laquelle je participe, prendre congé de vous, monsieur le président, mais aussi de mes collègues parlementaires.

 

J'ai siégé quasiment un quart de siècle dans cette assemblée, ce qui est déjà un record, battu d'ailleurs par la personne qui se trouve derrière moi et qui, à mon avis, a encore des chances d'y revenir!

 

Aujourd'hui, je veux tourner la page. C'est un choix tout à fait personnel. Je pense en effet qu'il y a une autre vie après la politique. Je n'ai pas non plus voulu courir le risque "d'être poussé dehors" par des électeurs – c'est un risque dans la vie politique – ou par des militants ou des autorités politiques. Lorsque c'est le cas, on risque de souffrir d'une déprime un peu plus longue, d'avoir une certaine amertume et certaines rancœurs dont il est difficile de guérir. Mais soyez rassurés, ce ne sera pas mon cas!

 

Certaines réformes que nous avons votées dans le cadre de législatures antérieures comme celles relatives à la parité – mesdames, ne soyez pas choquées – ou aux grandes circonscriptions, et aussi peut-être une médiatisation outrancière non point du débat politique mais des personnalités politiques, m'ont poussé à prendre cette décision.

 

Monsieur le président, comme vous, j'ai toujours souhaité rester dans cette Chambre car je crois que c'est ici que bat le cœur politique de la Nation, c'est ici que toutes les opinions politiques, philosophiques et communautaires se trouvent et se rencontrent.

 

Un bref bilan de la situation s'avère positif. Sur 20 ans, on a pu réformer et restructurer ce pays de manière tout à fait pacifique. On a pu le redresser économiquement et financièrement, parfois de manière brutale. Les années 1981 et 1983 recouvraient l'époque des pouvoirs spéciaux. Je crois, monsieur le président, avoir scandé votre nom à l'époque dans les rues de Charleroi.

 

Mais nous avons également réussi à maintenir et à renforcer une politique sociale de qualité. Au cours des deux dernières législatures, nous avons réussi à mener une politique éthique et progressiste. J'espère qu'elle ne sera pas remise en question. En la matière, la Belgique est, selon moi, à la pointe sur le plan européen.

 

Monsieur le président, j'ai débuté mes activités parlementaires en siégeant au sein de trois assemblées: la Région wallonne, la Communauté française et la Chambre. Les suppléants n'existaient pas. C'était un rallye continu et passionnant. Les nuits étaient d'ailleurs coutumières de notre travail pendant la période des pouvoirs spéciaux.

 

J'ai cru naïvement qu'après transfert de toutes les compétences vers les Régions et les Communautés, nous allions retrouver un rythme de travail beaucoup plus normal, rythme que vous avez certainement connu: on travaillait le mardi, le mercredi et, le jeudi à 17.00 heures, sonnait l'heure des votes.

 

Cela n'a pas été le cas, car à présent, on travaille du lundi au vendredi. Notre travail est-il pour autant plus efficace? Notre activité parlementaire est jugée au nombre des questions orales, écrites et des propositions de loi que nous signons.

 

Mais permettez-moi de souligner, en ma qualité de président de la commission de la Défense, que je n'ai jamais assisté à une répétition aussi intensive de questions concernant, par exemple, la base de Coxyde ou l'hôpital militaire.

 

Monsieur le président, permettez-moi de vous dire que vous avez très bien défendu notre institution. Cela n'a pas toujours été le cas dans le passé, où un président d'assemblée, qui devait habiter dans la province de Luxembourg, n'a pas défendu avec la même ardeur et la même compétence le statut des parlementaires.

 

Après autant d'années, je me permets de dire à cette tribune que je n'ai pas l'impression que le statut du parlementaire ait progressé, ni sur le plan financier, ni sur le plan fiscal ni sur le plan social.

 

Je pense qu'aujourd'hui, c'est prendre un grand risque que d'entamer une carrière parlementaire, d'autant plus, mes chers collègues, que vous risquez d'être remplacés très vite par des journalistes, des vedettes du monde sportif ou par d'autres personnalités de la société civile. Comme si, nous, parlementaires, nous n'étions pas des représentants de la société civile!

 

Monsieur le président, j'ai exercé à peu près toutes les fonctions, sauf la vôtre. J'ai été chef de groupe à la Région wallonne, secrétaire, président de commission d'enquête, vice-président et, ensuite premier vice-président de cette Assemblée, ce qui – croyez-moi! – est une véritable sinécure.

 

Monsieur De Croo, je vous avouerai qu'il a été très difficile de vous remplacer à la présidence lors des quelques interruptions techniques et de vos problèmes cervicaux. En effet, vous avez mené cette Assemblée avec compétence et vous avez toujours été un homme assidu et présent parmi nous.

 

Finalement, mes amis, je suis devenu questeur. On m'avait dit: "la Questure, c'est le véritable pouvoir!" C'est d'ailleurs l'institution préférée de notre greffier. Vous pouvez lui demander combien il porte la Questure dans son cœur. J'ai eu droit à un magnifique bureau. Monsieur le président, vous ne l'avez jamais visité car pour s'y rendre, il faut emprunter la passerelle, descendre au -2, traverser tout le parking – en espérant que vous avez votre badge sur vous pour ouvrir la porte –, prendre l'ascenseur jusqu'au -3, traverser le tunnel et remonter jusqu'au 5ème étage. C'est la troisième porte à droite. D'ailleurs, quand vous sonnez pour les votes, il faut quasiment un quart d'heure pour arriver, si l'on entend la sonnerie!

 

Je reconnais que nous avons obtenu des résultats. Grâce à votre action, nous avons pu acheter du café Max Havelaar et nous avons choisi de nouveaux uniformes pour notre personnel. Néanmoins, je dois déplorer deux échecs qui me restent en travers de la gorge.

 

D'une part, malgré les efforts financiers importants, nous n'avons pas pu améliorer la qualité acoustique de cette assemblée. J'ai toujours l'impression qu'il y a vingt ou vingt-cinq ans d'ici, nous nous entendions mieux sans micro si bien que nous pouvions nous parler les uns aux autres. D'autre part, monsieur le président, je regrette que la qualité du restaurant n'ait pu être améliorée. Nous avons encore eu droit à un buffet hier soir. Monsieur le président, je vous comprends, et je comprends également le président de la Questure, qui n'y vient jamais, mais je reste interloqué! J'ai plaidé pour qu'en fin de législature, nous puissions disposer d'un buffet de qualité, attirant, où l'on pourrait s'attabler de manière conviviale. Or le résultat est que l'on nous a supprimé les desserts et que les rations de fromage ont diminué de manière impressionnante!

 

Au-delà de la plaisanterie, je dois dire que le personnel de cette assemblée se distingue par sa très grande qualité, mais peut-être souffrons-nous, par ailleurs, de structures lourdes et cloisonnées. En tout cas, en certaines matières, nous sommes liés au Sénat, lequel a fait preuve moins de réflexion que d'inertie et de frilosité.

 

Ik wil graag afscheid nemen van mijn Vlaamse vrienden en collega’s. Ik heb in de Kamer altijd iedereen correct willen behandelen, zelfs degene wiens ideeën ik altijd het felst heb bestreden.

 

Ik heb een kans gehad. Ik had twee leraren in de normaalschool. Het waren twee Limburgers, die mij altijd verplichtten in de klas en buiten de school Nederlands of Vlaams te spreken. Op die manier maakte ik kennis met de Vlaamse geschiedenis, met de Vlaamse beweging en met de Vlaamse literatuur: van zuster Hadewych – kent u dat, mijnheer de voorzitter? – en Jacob Van Maerlant, over de grote, Vlaamse schrijvers zoals Stijn Streuvels, Hendrik Conscience, Felix Timmermans en Guido Gezelle – Gij bad op eenen berg alleen. En … Jesu, ik en vind er geen. Waar ‘k hoog genoeg kan klimmen. – tot en met Jef Geeraerts – Gangreen I en II en de grote, moderne schrijver, Hugo Claus.

 

Ik had dus altijd veel begrip voor de strijd die mijn Vlaamse collega’s en het Vlaamse volk hebben moeten leveren om als volk, als cultuur en als Staat in de Belgische Staat te worden erkend.

 

Collega’s, u weet dat niet, maar ik begon mijn politieke carrière in een klein dorp vlakbij Charleroi, waarvan de helft van de bevolking van Vlaanderen afkomstig was. Zij kwam van Scherpenheuvel en kwam naar daar om in de mijnen te werken. Andere kwamen van Kanegem. Mijnheer de voorzitter, kent u Kanegem? Zij kwamen op de boerderijen werken en kwamen de boerderijen bij ons kopen.

 

23.10  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer Henry, de vader van de heer Van Parys is van Kanegem.

 

De voorzitter: Ook de aartsbisschop is van Kanegem.

 

23.11  Jean-Pol Henry (PS): Twintig jaar geleden werd de mis er nog in het Vlaams opgedragen. Er was een Vlaamse theaterkring. Wij hadden een schepen, afkomstig uit Kanegem. Zijn naam is Basilius Van Petegem. Zijn dochter is nog medewerkster van de heer Nothomb geweest. Alles liep altijd heel goed af.

 

Waartoe wil ik komen?

 

Ten eerste, wie een karikatuur van Wallonië en van de Walen maakt, wat naar mijn mening te dikwijls wordt gedaan, mag niet vergeten dat vele duizenden Vlaamse families bij ons zijn komen werken, leven en wonen.

 

Ten tweede – daarmee rond ik af –, het is een plicht, collega’s, om zijn taal en cultuur te doen stralen. Dat mag echter nooit gebeuren ten koste van andere talen, van andere culturen en van individuele rechten en vrijheden.

 

Je termine, monsieur le président. La liberté a été tout ce qui a motivé mon action politique et individuelle. Je sais qu'on l'approuve sur les bancs libéraux. Pour ma part, j'ai toujours refusé les dogmes, les vérités assénées, les autorités incontestables et j'ai toujours recherché la liberté individuelle: liberté de pensée, liberté d'entreprendre, liberté de conscience et de choix individuels dans la vie. Je pense y avoir réussi sur le plan individuel, comme beaucoup dans cette assemblée.

 

Cependant, mes chers amis, peut-on se satisfaire individuellement d'un tel succès quand des milliards d'hommes et de femmes sont dans la détresse et privés de liberté? Notre objectif majeur politique et philosophique n'est-il pas de libérer l'homme? Pour cela, il faut investir prioritairement dans l'enseignement, à l'abri de tout dogme, dans la culture. Il faut que nos concitoyens aient une rémunération correcte, une pension correcte, accès à des soins de santé corrects, qu'ils puissent aussi avoir accès à des logements convenables. Contrairement aux experts de l'OCDE et au risque de choquer certains d'entre vous, je reste donc convaincu que l'État doit jouer un rôle important en ce sens et qu'il faut une meilleure répartition des richesses.

 

C'est pourquoi je pense que ce type de discours philosophique et politique, monsieur le vice-premier ministre, est porté par des partis de gauche et donc par le Parti socialiste. En quittant cette tribune, au-delà des amitiés que j'ai pu nouer avec des membres de cette Assemblée auxquels je souhaite d'ailleurs beaucoup de succès sur le plan individuel, sur le plan de leur carrière, sur le plan de leurs sentiments et même sur le plan politique, je souhaiterai donc d'abord et avant tout un grand succès et bonne chance à mes amis du groupe socialiste. (Applaudissements)

 

Le président: Il y a des moments où le président oublie le Règlement. Jean-Pol, merci! Pour ceux qui adorent la langue française, monsieur Giet, je dirais qu'il s'agissait là d'un discours peu idoine mais il venait du cœur et cela fait plaisir. On me pardonnera donc d'avoir oublié le Règlement pendant quelques minutes. Ce n'est pas le parlementaire qui parle au parlementaire, mais l'ami qui remercie l'autre ami.

 

Mevrouw Creyf, u bent de volgende spreekster.

 

Mevrouw Creyf, mag ik u vragen uw betoog te starten? Ik hoef u daarvoor niet te forceren, u kent het onderwerp te goed. Maar dezelfde emotie als daarnet zal ons treffen wanneer u het spreekgestoelte zult hebben verlaten. U hebt het woord.

 

23.12  Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik bevind mij zowat in dezelfde situatie als collega Jean-Pol Henry, maar met uw goedvinden zal ik het eerst hebben over het Federaal Agentschap voor Nucleaire Veiligheid.

 

De voorzitter: U zult nooit veranderen, mevrouw Creyf.

 

23.13  Simonne Creyf (CD&V): Misschien op het einde…

 

Le président: Vous ne changerez plus. Jean-Pol Henry non plus d’ailleurs.

 

23.14  Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de voorzitter van de commissie, collega De Coene, collega’s van de werkgroep Nucleaire Controle, ik meen dat wij goed werk hebben geleverd en dat wij hard hebben gewerkt. Ik meen dat wij gelukkig mogen zijn dat er uiteindelijk een goed voorstel van resolutie voorligt.

 

Ik dank ook de mensen van de administratie en de diensten. Als u de hoeveelheid papier ziet, zult u beseffen dat er serieus wat werk geleverd is door de diensten.

 

Wat het betoog van CD&V betreft, in de vorm van onze persoonlijke politieke aanbevelingen, verwijs ik uiteraard naar onze resolutie die bij het verslag is gevoegd. Maar ik zou toch graag een drietal punten expliciet onder de aandacht willen brengen.

 

Het eerste punt is de politieke verantwoordelijkheid. Uit verschillende interventies in het Parlement de afgelopen jaren bleek dat er iets misliep in het FANC. Dat alleen al had voor de voogdijminister een teken aan de wand moeten zijn om veel sneller en veel adequater op te treden. Het is ongetwijfeld de verdienste geweest van de werkgroep dat wij meer zicht kregen op de mankementen. In elk geval, meen ik, gaat dat gepaard met een belangrijke, ook politieke verantwoordelijkheid.

 

Het is onze overtuiging dat er in het verleden onvoldoende aandacht is geweest van de opeenvolgende bevoegde ministers voor de nucleaire veiligheid en voor de uitbouw van het FANC. De disfuncties bij het FANC waren bekend bij de voorzitter en de leden van de raad van bestuur, ook bij de regeringscommissaris. De regeringscommissaris heeft echter nooit zijn veto gebruikt.

 

Ook de bevoegde ministers waren ongetwijfeld op de hoogte van de disfuncties bij het FANC en toch werd door de bevoegde ministers nooit iets ondernomen. Wij durven ook te spreken over politisering en over politieke steun aan de leden van het bestaande directiecomité. Dat personen benoemd werden die niet het geschikte profiel hadden om de hun toevertrouwde taak uit te voeren, is een politieke verantwoordelijkheid, en niet alleen de verantwoordelijkheid van de ambtenaren die intussen na een audit opzij zijn gezet.

 

Wij betreuren dat naast de audit van Korn/Ferry de bevoegde minister geen opdracht heeft gegeven aan het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie voor een audit of een peer review van het FANC. In het rapport van Korn/Ferry werden vier personen doorgelicht, niet de werking van het agentschap. Een audit door het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie had zinvolle aanbevelingen kunnen opleveren voor de werking van het FANC, en niet zozeer inzake het functioneren van bepaalde personen, die daar uiteindelijk door de politiek zijn geplaatst.

 

Er is ook geen consequente invulling gegeven van de wetgeving. De nieuwe organieke wet vroeg opvolging en een actief optreden van de overheid. De consequenties van het nieuwe wetgevende kader werden echter niet genomen. De regelgeving werd niet tijdig uitgevaardigd en het duurde veel te lang vooraleer de nodige koninklijke besluiten werden genomen.

 

Het tweede punt dat ik naar voren wil brengen, is de relatie tussen het FANC en de erkende instellingen. De oorspronkelijke filosofie van de wet ging ervan uit dat er een totale opslorping zou komen van de taken van de erkende instellingen. Dat kunnen wij in geen geval ondersteunen. De redenen hiervoor zijn uitvoerig aan bod gekomen tijdens de hoorzittingen en de besprekingen van de werkgroep tijdens de totstandkoming van de aanbevelingen. Een volledige loskoppeling van de erkende instellingen vinden wij evenmin een goede zaak. Ons voorstel tot oprichting van een dochteronderneming in de vorm van een nv onder publiek recht werd door de werkgroep aanvaard, wat ons bijzonder tevredenstelde.

 

Een derde punt is de organisatie van de nucleaire controle met een specifieke afdeling voor de regulering van de nucleaire veiligheid van klasse 1 – de nucleaire installaties –, naast een andere afdeling voor de organisatie van de stralingsbescherming in industriële en medische toepassingen. Dat zijn twee categorieën van instellingen, die in de toekomst moeten worden ondergebracht met een heel specifieke regulering. Klasse 1 zijn de nucleaire centrales, die uiteraard bijzonder belangrijk zijn. Klasse 3 mogen we ook niet onderschatten, want mensen kunnen bijna dagelijks in aanraking komen met straling, bijvoorbeeld op het ogenblik dat zij naar het ziekenhuis gaan of bij de tandarts.

 

Heel belangrijk vonden wij ook de koppeling aan databanken, wat nu totaal ontbreekt. Een behoorlijke nucleaire controle moet kunnen beschikken over de nodige databanken, waarbij alle verslaggeving over de controles wordt samengebracht, zodat een controleur die een instelling bezoekt, onmiddellijk beschikt over de regelgeving, de voorbije controles en de opdrachten die hem te wachten staan.

 

Ik denk, voorzitter, collega's, dat ik hiermee de drie punten die voor ons bijzonder belangrijk zijn nog eens in evidentie heb geplaatst. Ik hoop nu maar dat het Parlement werk zal maken van de opvolging van de resolutie. Ik zal het, voorzitter, helaas zelf niet meer meemaken. Ik zal hiervoor moeten rekenen op mijn goede collega's uit de fractie.

 

Ik hoop dat ik geen misbruik maak van het spreekgestoelte wanneer ik ook nog even een laatste dank wil uitspreken ten opzichte van het Parlement. Het is mijn laatste redevoering in het Parlement, na 18 jaar parlementair mandaat. Ik heb beslist om mij niet meer kandidaat te stellen voor de verkiezingen van 10 juni.

 

Ik vertrek met fierheid en met dankbaarheid uit dit Parlement. Net zoals collega Jean-Pol Henry daarnet heeft gezegd, vind ook ik het een eer te mogen hebben deel uitmaken van dit kloppende hart van de politiek.

 

Ik wil in mijn dank ook alle diensten van het Parlement betrekken, gaande van de tolken die altijd zo lang en intens met ons bezig waren, de diensten van het verslag, de bodes van het Parlement en alle mensen die meer op de achtergrond blijven, die we niet altijd zien - er zijn waarschijnlijk gezichten die ik nog niet eens heb gezien -. Zij zorgen allemaal voor de logistieke ondersteuning van het Parlement waarvan we allen hebben mogen genieten bij ons parlementair werk.

 

Mijnheer de voorzitter, collega's, ik dank u allen en ik wens iedereen het beste voor de toekomst. (Applaus)

 

De voorzitter: Mevrouw Creyf, u hebt uw laatste uiteenzetting gehouden zoals u bent: met inhoud, stijl, kennis en allure. Ik wist echter niet dat onder dit alles een enorme prachtige golf van emotie zit. Het ga u goed.

 

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion est close.

De bespreking is gesloten.

 

Collega’s, wij gaan nu over tot de paragraafsgewijze bespreking van deze wat bijzondere resolutie. Als men ze bekijkt, is het geen gewone resolutie, niet alleen omdat ze 44 paragrafen telt maar ook omdat ze naar de inhoud gestructureerd is en de vrucht is van een heel lange, werkzame activiteit van de groep die zich ermee heeft ingelaten.

 

Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.

Er werden geen amendenten ingediend of heringediend.

 

Le vote sur la proposition de résolution aura lieu ultérieurement.

De stemming over het voorstel van resolutie zal later plaatsvinden.

 

24 Projet de loi portant assentiment à l'accord de coopération entre l'Autorité fédérale, la Région wallonne, la Région flamande et la Région de Bruxelles-Capitale relatif à la mise en oeuvre de certaines dispositions du protocole de Kyoto, conclu à Bruxelles, le 19 février 2007 (3086/1-2)

24 Wetsontwerp houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Waalse Gewest, het Vlaamse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest inzake de uitvoering van sommige bepalingen van het protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel, op 19 februari 2007 (3086/1-2)

 

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

24.01  Yvan Mayeur, rapporteur: Monsieur le président, messieurs les ministres, chers collègues, nous avons examiné hier en commission de la Santé publique et de l'Environnement le projet de loi portant assentiment à l'accord de coopération entre l'autorité fédérale et les Régions concernant les dispositions de l'accord de Kyoto.

 

Il s'agit d'un accord de coopération conclu en février dernier qui vise à transposer en droit belge la directive dite "de liaison" ainsi que les dispositions du Protocole de Kyoto et des Accords de Marrakech concernant les mécanismes de flexibilité. L'accord permet de fixer la procédure d'approbation et les critères relatifs aux activités de projets de mise en œuvre conjointe ou du mécanisme de développement propre conformément aux Accords de Marrakech et à la législation européenne.

 

Le texte désigne par ailleurs la commission nationale Climat comme point de contact et autorité nationale responsable de l'approbation des activités de projets précités.

 

L'accord de coopération contient aussi une procédure détaillée pour le cas où une Région aurait un déficit ou un surplus d'unités Kyoto pendant la première période d'engagement. L'autorité fédérale et les Régions examineront ensemble, dans le cadre du comité de concertation, s'il existe une possibilité de transférer d'abord mutuellement des unités Kyoto, de se les vendre mutuellement ou de les transférer en tout ou en partie à la période d'engagement suivante.

 

Les articles ont été adoptés à l'unanimité de la commission qui, exceptionnellement, était présidée par notre collègue Pierrette Cahay-André pour la première – et dernière fois. Je me suis prêté à cette occasion au rôle de rapporteur. Je me permets ainsi de saluer notre collègue qui, pendant de nombreuses années, a travaillé sur les bancs de notre assemblée et dans notre commission. Je la remercie pour tout le travail qu'elle a accompli avec nous.

 

Merci, madame Pierrette Cahay-André, merci à vous chers collègues.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte corrigé par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3086/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie verbeterde tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3086/1)

 

Le projet de loi compte 3 articles.

Het wetsontwerp telt 3 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article ainsi que les annexes.

De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen alsmede de bijlagen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

25 Projet de loi portant diverses mesures en matière de recèlement et de saisie (1603/5-6)

25 Wetsontwerp houdende diverse maatregelen inzake de heling en de inbeslagneming (1603/5-6)

 

Amendé par le Sénat

Geamendeerd door de Senaat

 

Conformément à l'article 87 du Règlement, les projets de loi renvoyés à la Chambre par le Sénat ne font plus l'objet d'une discussion générale en séance plénière, sauf si la Conférence des présidents en décide autrement.

Overeenkomstig artikel 87 van het Reglement wordt geen algemene bespreking in plenaire vergadering gewijd aan een wetsontwerp dat door de Senaat naar de Kamer is teruggestuurd, tenzij de Conferentie van voorzitters anders beslist.

 

25.01  Jean-Pierre Malmendier, rapporteur: Monsieur le président, étant donné la diligence des services, le rapport a été déposé sur nos bancs. Je renvoie donc à ce rapport écrit qui est relativement court, étant donné que la proposition a été votée à l'unanimité des membres présents en commission de la Justice, hier soir.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Le président: Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1603/5)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1603/5)

 

Le projet de loi compte 4 articles.

Het wetsontwerp telt 4 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 4 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 4 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

Règlement de la Chambre

Reglement van de Kamer

 

26 Proposition de modification du Règlement en ce qui concerne le suivi du processus décisionnel européen (2337/1-3)

- Proposition de modification du Règlement afin de mettre en oeuvre un contrôle systématique du respect des principes de subsidiarité et de proportionnalité des textes européens sélectionnés par la Chambre des représentants (2930/1-2)

26 Voorstel tot wijziging van het Reglement wat betreft de opvolging van de Europese besluitvorming (2337/1-3)

- Voorstel tot wijziging van het Reglement, om te voorzien in een systematisch toezicht op de inachtneming van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel in verband met de door de Kamer van volksvertegenwoordigers geselecteerde Europese teksten (2930/1-2)

 

Propositions déposées par:

Voorstellen ingediend door:

- 2337: Annemie Turtelboom, Miguel Chevalier, Hilde Vautmans, Hilde Dierickx

- 2930: Camille Dieu, Thierry Giet, Jean-Claude Maene

 

Discussion

Bespreking

 

Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2337/3)

De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2337/3)

 

La discussion est ouverte.

De bespreking is geopend.

 

Mevrouw Roppe, zoals wij u kennen hoop ik dat u ditmaal ook bondig zult zijn, alsook degenen die nog het woord willen voeren na uw verslag.

 

26.01  Annemie Roppe, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, collega's, graag breng ik verslag uit over de werkzaamheden in de Commissie voor het Reglement over twee voorstellen tot wijziging van het Reglement. Een eerste voorstel tot wijziging van het Reglement inzake de opvolging van de Europese besluitvorming en een tweede voorstel tot wijziging van het Reglement om te voorzien in een systematisch toezicht op de inachtneming van het susbsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel in verband met de door de Kamer van volksvertegenwoordigers geselecteerde Europese teksten.

 

Beide voorstellen hadden dezelfde bedoeling, namelijk om Europa in de werkzaamheden van de Kamer van volksvertegenwoordigers meer en beter op de kaart te zetten. De commissie is hiervoor drie keer samengekomen. Op verzoek van de voorzitter werd ook een tekst besproken die hetzelfde onderwerp had en die op verzoek van de Conferentie van voorzitters door de diensten is opgesteld.

 

Het lange verhaal van de besprekingen bespaar ik u. Daarom is er een uitstekend verslag verspreid.

 

Wel belangrijk te melden, is dat vanuit verschillende invalshoeken werd getracht een betere invulling te geven aan het voorbereidend werk in verband met de Europese wetgeving. Het werken met europromotoren in de verschillende commissies blijkt immers niet het gewenste resultaat te hebben gegeven. Iedereen was het erover eens dat de betrokkenheid van de Kamer bij het besluitvormingsproces nog kon worden verbeterd. Over de manier waarop dit best kon gebeuren waren de meningen echter verdeeld. Na verschillende besprekingen werd door de diensten van de Kamer een sneuveltekst uitgewerkt, die ik hier graag expliciet vermeld omdat hij de toekomstige werking van de Kamer in een Europese context zeker zal beïnvloeden.

 

"Ten eerste, de diensten van de Kamer onderzoeken de wetgevende voorstellen van de Europese Commissie en andere teksten van de Europese instellingen. Zij stellen op eigen initiatief, op verzoek van de voorzitter of van een derde van de leden van een vaste commissie, of op verzoek van de voorzitter van de Kamer, een nota op die onder meer betrekking heeft op de inachtneming van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. Die nota's worden overgezonden aan de leden van de bevoegde vaste commissie en aan de leden van het Adviescomité voor de Europese Aangelegenheden. Ieder lid kan vragen de bespreking van die nota's op de agenda van zijn commissie te plaatsen. Op verzoek van ten minste een derde van haar leden, belast de bevoegde vaste commissie de europromotor ermee binnen de door haar bepaalde termijn een ontwerpadvies op te stellen dat onder meer betrekking heeft op de inachtneming van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.

 

De commissie keurt een advies goed dat als parlementair document wordt gedrukt en rondgedeeld. Tenzij een derde van de commissieleden vraagt dat het advies op de agenda van de plenaire vergadering wordt geplaatst, wordt dit advies onmiddellijk overgezonden aan de bevoegde Europese instanties en aan de federale regering.

 

Indien de plaatsing op de agenda van de plenaire vergadering niet wordt gevraagd, wordt het advies geacht dat van de Kamer te zijn.”

 

Deze tekst werd in de commissie eenparig aangenomen.

 

Ik maak van de gelegenheid gebruik de collega's te danken voor de aandacht en voor de samenhorigheid en samenwerking die ik met meerderen hieromtrent heb mogen ondervinden.

 

Uiteraard hoop ik dat de kiezer, in dit geval de Limburgse kiezer, mij een nieuw mandaat wil toevertrouwen. Alleszins zal ik dan ook een volgende periode door mijn inzet trachten dat vertrouwen niet te beschamen.

 

De voorzitter: Dank u wel, mevrouw Roppe.

 

Als mevrouw Vautmans het ook bondig wil houden in de algemene bespreking, dan kan ik wellicht aanhouden wat ik daarstraks had aangekondigd.

 

26.02  Hilde Vautmans (VLD): (…)

 

De voorzitter: Ja, maar het is omdat ik u niet wil zien afwijken van die goede regel.

 

26.03  Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de voorzitter, collega's, ik wil mevrouw Roppe uiteraard bedanken, want ook haar geschreven verslag is uitstekend.

 

Wij hebben lang gedebatteerd. Dit is dan ook een heel belangrijk moment. Ik weet niet of jullie het weten, maar 50% van onze nationale wetgeving stamt af van Europese richtlijnen. Toch zien we dat de aandacht in dit Huis voor wat er in Europa gebeurt, eigenlijk zeer miniem is.

 

We hebben natuurlijk de klassieke instrumenten om daarop controle uit te oefenen. We kunnen dat doen via mondelinge vragen, of bij de bespreking van de wetsontwerpen die een omzetting zijn van een richtlijn, of via resoluties – denk maar aan de liberalisering van De Post. Wij stellen echter vast dat slechts 5% van de mondelinge vragen handelt over Europese materie.

 

Een paragraaf in ons Reglement stelt dat, een keer per maand, de commissie gewijd moet worden aan de bespreking van Europese richtlijnen en Europese bewegingen. Ook dat – mijnheer de voorzitter, dat moet ik toch wel zeggen – werd deze legislatuur zelden toegepast.

 

We hebben de Europromotoren. We hebben het federaal adviescomité voor Europese zaken. Dat comité buigt zich echter vooral over de ontwikkelingen in de Europese Raad en gaat niet over de fundamentele keuzes die Europa maakt en die invloed hebben op ons bestel, op onze levenswijze.

 

Mevrouw Roppe heeft de tekst voorgelezen. Wij, met Open VLD, hebben die tekst goedgekeurd. Maar, mijnheer de voorzitter, u weet ook dat ik eigenlijk graag verder was gegaan. Eigenlijk had ik heel graag in dit Huis, zoals in de ons omringende landen, een echte commissie voor de Europese Zaken geïnstalleerd. Ik vind sowieso dat de Europese ontwikkelingen commissie per commissie gevolgd moeten worden. Het gaat natuurlijk niet op om de ontwikkelingen van bijvoorbeeld defensie in de commissie voor de Europese Zaken te bekijken; dat moet wel degelijk gebeuren in de commissie voor de Landsverdediging. Doch, ik hoop dat we van een volwaardige commissie voor de Europese Zaken, zoals in de ons omringende landen, bij het begin van de volgende legislatuur echt werk kunnen maken. Ik vind dat Europa dat verdient. Dat is gewoon essentieel.

 

Los daarvan denk ik dat we met de wijziging van het Reglement die we straks zullen goedkeuren, een hele stap vooruitzetten. Ik hoop dan alleen maar dat de voorzitters van de onderscheiden commissies en de secretarissen er ook voor zorgen dat het artikel van het Reglement ook wordt uitgevoerd.

 

De voorzitter: Mevrouw Vautmans, ik moet zeggen dat u veel investeert in deze benadering.

 

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion est close.

De bespreking is gesloten.

 

Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.

Er werden geen amendementen ingediend of heringediend.

 

Le vote sur la proposition de modification du Règlement aura lieu ultérieurement.

De stemming over het voorstel tot wijziging van het Reglement zal later plaatsvinden.

 

Ik ga nu de namiddagzitting sluiten en zal de zitting met de stemming beginnen rond 19.00 uur.

Ik heb de eer de Kamer een receptie aan te bieden, vermoedelijk iets voor 20 uur in de residentie van de Kamervoorzitter.

 

De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 26 april 2007 om 19.00 uur.

La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 26 avril 2007 à 19.00 heures.

 

De vergadering wordt gesloten om 18.46 uur.

La séance est levée à 18.46 heures.

 

 

Ce compte rendu n'a pas d'annexe.

 

Dit verslag heeft geen bijlage.