Séance plénière

Plenumvergadering

 

du

 

jeudi 19 avril 2007

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

donderdag 19 april 2007

 

Namiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14.18 heures et présidée par M. Herman De Croo.

De vergadering wordt geopend om 14.18 uur en voorgezeten door de heer Herman De Croo.

 

Ministre du gouvernement fédéral présente lors de l'ouverture de la séance:

Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:

Laurette Onkelinx.

 

Le président: La séance est ouverte.

De vergadering is geopend.

 

Excusés

Berichten van verhindering

 

Alisson De Clercq, Greta D'hondt, pour raisons de santé / wegens ziekte;

Koen Bultinck, Claude Marinower, pour devoirs de mandat / wegens ambtsplicht;

Monica De Coninck, en mission à l'étranger / met zending buitenslands;

Stef Goris, Jean-Pol Henry, Conseil de l'Europe / Raad van Europa.

 

Questions

Vragen

 

01 Questions jointes de

- M. Tony Van Parys à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les tribunaux d'application des peines" (n° P1893)

- M. Melchior Wathelet à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les tribunaux d'application des peines" (n° P1894)

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Tony Van Parys aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de strafuitvoeringsrechtbanken" (nr. P1893)

- de heer Melchior Wathelet aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de strafuitvoeringsrechtbanken" (nr. P1894)

 

01.01  Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het Hof van Cassatie staat de jongste tijd nogal in de belangstelling. Ik vernam daarnet de uitspraak in het dossier-Erdal, maar dat kwam iets te laat om u daarover nu te ondervragen. Zij zal nu haar schuilplaats kunnen verlaten. Wij zullen dan wel zien wat er verder gebeurt, maar daarover gaan mijn vragen nu nog niet. Volgende week zullen wij elkaar daarover misschien spreken. Wij zullen de legislatuur misschien moeten verlengen om de vragen te kunnen stellen die zich opdringen. U kunt daarover misschien iets zeggen aan het einde van het debat, mevrouw de minister.

 

Mijn vragen gaan over een ander arrest van het Hof van Cassatie, waarbij de uitspraken van de strafuitvoeringsrechtbanken worden vernietigd, omdat ze niet in het openbaar zijn uitgesproken. Artikel 149 van de Grondwet bepaalt dat vonnissen in het openbaar moeten worden uitgesproken. Mijnheer de voorzitter, misschien is het toch wel de moeite waard om rekening te houden met de Grondwet en blijkbaar heeft het Hof van Cassatie dat ook zo beslist.

 

Mevrouw de minister, hoe zult u nu het arrest van het Hof van Cassatie toepassen? De strafuitvoeringsrechtbanken zetelen meestal in de gevangenissen. Als de uitspraak openbaar moet zijn, kan men moeilijk de deuren van de gevangenissen openzetten. Zelfs als ze gesloten zijn, ontsnapt hier en daar al eens iemand. Ofwel moeten wij de uitspraken in de rechtbanken laten plaatsvinden. De zitting kan in de gevangenis en de uitspraak in de rechtbank doorgaan. Dan zal in de nodige middelen moeten worden voorzien om de gedetineerden van de gevangenis naar de rechtbank over te brengen, omdat zij hoe dan ook bij de uitspraak aanwezig moeten kunnen zijn.

 

Mevrouw de minister, mijn vraag is dus hoe u uitvoering zult geven aan het arrest van het Hof van Cassatie, dat vraagt dat de uitspraak van de strafuitvoeringsrechtbanken in een openbare zitting gebeurt?

 

01.02  Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, il s'agit exactement du même sujet. En effet, il y a quelques mois, nous avons voté le texte sur les tribunaux d'application des peines – je pense d'ailleurs que c'est une avancée importante et qui était fortement demandée notamment par les personnes de terrain et les victimes. Aujourd'hui, nous nous retrouvons dans une impasse car la Cour de cassation, à plusieurs reprises, a souligné que, maintenant que ce n'était plus une commission de libération conditionnelle qui statue, c'est-à-dire une autorité administrative, mais bien un tribunal d'application des peines qui prononce des jugements, ces jugements devaient être prononcés en public.

 

Il n'y a pas lieu de remettre en question la publicité des décisions de justice, c'est un principe de droit important dans nos démocraties. Les pourvois en cassation commencent à affluer vu que l'on sait que toutes les décisions vont être cassées pour non-respect du prononcé en public.

 

Ma question est dès lors assez simple, madame la ministre: quelles sont les mesures que vous allez prendre pour assurer la publicité des décisions du tribunal d'application des peines afin que toutes ces décisions ne soient pas cassées par la Cour de cassation?

 

01.03  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, chers collègues, effectivement la Cour de cassation a décidé que les décisions des tribunaux d'application des peines devaient être prononcées en audience publique, ce qui n'était pas toujours le cas, certains tribunaux notifiant simplement leurs décisions par écrit, d'autres prononçant leurs décisions en audience publique.

 

Cette interprétation de la Cour de cassation pose-t-elle problème? Non. Nous allons procéder à une adaptation sans aucun problème. De plus, comme c'était déjà le cas hier, l'ensemble des décisions des tribunaux d'application des peines seront prononcées en audience publique.

 

Depuis le 1er février, environ 500 décisions ont été prises par les tribunaux d'application des peines, ce qui démontre qu'après une période d'écolage, ces tribunaux fonctionnent.

 

Suivant les informations qui m'ont été fournies – j'attends encore les chiffres précis –, une quinzaine de recours auraient été déposés. Six d'entre eux ont donné lieu à un arrêt concernant la nécessité d'audiences publiques.

 

Cela pose-t-il un problème pour les autres décisions qui ont été prises? Non, puisque le délai pour la cassation est de 24 heures. Dans la plupart des cas, ce délai est donc expiré.

 

Nous allons prendre, dès aujourd'hui, les dispositions nécessaires. En effet, comme M. Van Parys a eu raison de le dire, une disposition particulière doit être prise. Ainsi, les détenus auront – s'ils le souhaitent – la possibilité d'assister au prononcé. À cette fin, des transferts devront être organisés. Pour le reste, les audiences qui ont lieu dans les prisons, pourront continuer. Ce n'est pas cela qui est en cause, mais le prononcé en audience publique.

 

Monsieur le président, je sais que mes honorés collègues sont très intéressés par la question des tribunaux d'application des peines. J'en profite pour signaler que les problèmes informatiques – à propos desquels j'avais été interpellée – ont été réglés. Tous les anciens documents des commissions ont été encodés, non pas manuellement, mais par des moyens informatiques. La question des plis judiciaires est également résolue.

 

Le président: Merci, madame la ministre. Vous êtes allée un peu au-delà de votre réponse.

 

01.04  Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, u merkt hoe nuttig het is om hier vragen te stellen. Veertien dagen geleden werden de brieven nog met de hand geschreven. Dankzij onze vragen en interpellaties gebeurt dat nu op een geïnformatiseerde manier. Het is dus de moeite waard.

 

Daarom zal ik nog intenser vragen moeten stellen om de justitie beter te laten functioneren.

 

Mevrouw de minister, ook over de voorliggende kwestie zegt u dat alles wel in orde zal komen omdat de uitspraken in de rechtbank zullen plaatsvinden. Dat zal inderdaad betekenen, waarop wij absoluut willen aandringen, dat er transfers van gedetineerden van de gevangenissen naar de rechtbanken zullen moeten gebeuren. Op dat vlak moet u dan ook de middelen uittrekken om dat te doen. Het transport kan immers niet zomaar door de lokale politie gebeuren. Het gebeurt dan door het veiligheidskorps, dat echter in Brussel geconcentreerd is. De andere zones hebben geen veiligheidskorps. Op dat vlak rijst dus een majeur probleem, dat rechtstreeks of onrechtstreeks met de eis tot openbaarheid van de zittingen te maken heeft.

 

Mevrouw de minister, ik wil er u wel op wijzen dat het probleem voorzienbaar was. Artikel 149 van de Grondwet is immers niet zo nieuw. Justitie kon weten dat de uitspraken in het openbaar moesten plaatsvinden. Het is mij ook bekend dat het probleem op een voorbereidende vergadering van de strafuitvoeringsrechtbanken op uw kabinet ook ter sprake kwam. Wegens de snelheid waarmee de strafuitvoeringsrechtbanken moesten worden opgericht, werd het echter van tafel geveegd.

 

Nu zit Justitie met de gebroken potten en met de scherven die moeten worden gelijmd.

 

Mevrouw de minister, het is een goede zaak dat de huidige legislatuur op zijn einde loopt. In het andere geval zouden wij immers dag en nacht vragen moeten stellen aan onze minister van Justitie.

 

01.05  Melchior Wathelet (cdH): Madame la ministre, il est vrai qu'il est dommage que nous n'ayons pas vu cela dès le dépôt du texte. Cela aurait permis d'éviter les décisions de la Cour de cassation. Néanmoins, c'est ainsi. Il faut donc maintenant faire en sorte que cela ne se reproduise plus. Modifions directement le système.

 

Madame la ministre, j'insiste sur votre responsabilité quant à la praticabilité et la mise en œuvre de moyens suffisants pour garantir le transfert des détenus, éviter celui d'autres détenus pour d'autres audiences qui ne sont pas nécessairement celles des tribunaux d'application des peines et assurer que cela ne retarde pas le travail des tribunaux d'application des peines. Il en va de l'application et de la qualité du travail de ces tribunaux d'application des peines.

 

Étant donné que les jugements sont prononcés en public – ce dont je me réjouis – il faut faire en sorte que cela ne se fasse pas au détriment des autres audiences et du travail du tribunal d'application des peines.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Question de M. Richard Fournaux à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la sortie d'un jeune d'une institution de protection de la jeunesse" (n° P1895)

02 Vraag van de heer Richard Fournaux aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het vertrek van een jongere uit een instelling voor bijzondere jeugdzorg" (nr. P1895)

 

02.01  Richard Fournaux (MR): Monsieur le président, Mme la vice-première ministre vient déjà de me répondre en aparté qu'elle n'est pas compétente. Je le sais, nous le savons tous! En fonction des répartitions entre nos différentes institutions, madame la ministre, cela ne relève naturellement pas de vos compétences. Néanmoins, je souhaitais vous interpeller et surtout attirer l'attention de cette Chambre sur la situation kafkaïenne, d'ailleurs décrite par une partie de la presse.

 

Cette semaine, on s'est fait l'écho du fait que l'auteur de l'agression dont a été victime, voici quelques semaines, un directeur d'école de ma commune, à savoir Dinant, a quelque peu échappé à la surveillance de celles et ceux qui sont pourtant bien compétents pour assurer la garde, l'accompagnement social, etc., d'une personne ayant commis un tel délit. Ces personnes sont forcément mandatées et rémunérées pour ce faire par la Communauté française de Belgique.

 

Face à une telle situation, l'étonnement de la population est grand. Vous vous en doutez, madame la ministre. Vous avez peut-être constaté vous-même aujourd'hui dans la presse que le corps professoral, la direction et même les élèves de l'école où a eu lieu cette agression ont manifesté devant le palais de justice de Dinant. Cela prouve bien la confusion du genre en matière de responsabilités et de compétences institutionnelles qui règne dans ce pays sur de telles matières.

 

Toujours est-il que l'émoi est grand non seulement de constater que l'auteur des faits a pu partir en cavale un dimanche après-midi, comme s'il s'agissait d'une excursion. Encore bien qu'il ne se soit pas rendu à Dinant en bord de Meuse! Mais l'étonnement est encore plus grand de constater que cette personne a déjà bénéficié, depuis l'agression qui ne date que de quelques semaines, de libérations ou de congés lors desquels il a pu vaquer à quelques occupations avec les membres de sa famille.

 

Madame la ministre, j'ai été abordé par de nombreuses personnes dans ma ville et dans ma région au sujet de ce problème. Je peux vous dire que les personnes concernées par un tel fait éprouvent véritablement un certain écœurement en constatant que, entre le discours politique prononcé par certaines personnes visant à rassurer l'opinion publique sur la manière dont on peut organiser la sécurité publique et les efforts entrepris pour développer une politique d'accompagnement social en particulier pour les mineurs qui ont commis des fautes, il y a un fossé. Les tentatives relèvent uniquement du discours et ne correspondent pas exactement à la réalité.

 

Je rappelle une fois de plus que nous savons que vous n'êtes pas directement compétente en la matière puisqu'il s'agit de mineurs et que cette compétence relève de la Communauté. N'est-il pas temps, au moment où nous débattons de l'avenir institutionnel de ce pays, d'inscrire ce sujet au cœur de nos discussions, à savoir comment peut-on, tout en privilégiant une politique d'accompagnement de ces mineurs en détresse, ne pas mettre en danger la sécurité du citoyen? Ce qui s'est passé dimanche dernier, c'est un branle-bas de combat des autorités judiciaires – vos autorités, madame la ministre – et des autorités policières pour assurer la surveillance et la protection de la victime. C'est le monde à l'envers! Et cela, madame la ministre, en notre qualité de parlementaires compétents dans cette enceinte pour cette matière, nous ne pouvons l'accepter!

 

J'aurais voulu entendre votre réaction à ce propos.

 

02.02  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, je comprends l'émoi de M. Fournaux et je le partage.

 

Monsieur Fournaux, vous le dites vous-même, ce dossier n'entre pas dans mes attributions ni dans celles des instances fédérales. Pourtant, vous me demandez de réagir comme si j'exerçais une autorité politique en Communauté française. Or, ce n'est pas le cas.

 

Je dirai simplement que j'ai souvent plaidé pour une refédéralisation des politiques concernant la jeunesse délinquante. Ce n'est pas la première fois que j'en parle et je continuerai à l'affirmer. Par ailleurs, si vous voulez connaître mon sentiment personnel sur ce qui pourrait être entrepris à l'avenir, je rappelle qu'il existe des institutions spécialisées et sécurisées pour les adultes souffrant de troubles psychiatriques, dont les Communautés pourraient s'inspirer. Ces institutions ne seraient pas très éloignées des établissements de défense sociale. Bien entendu, cette initiative ne dépend pas du gouvernement fédéral, et je ne peux donc pas m'engager pour d'autres niveaux de pouvoir.

 

02.03  Richard Fournaux (MR): Madame la ministre, je ne vous étonnerai pas en vous disant que je partage votre analyse. Néanmoins, permettez-moi d'ajouter un point. Certes, il s'agit d'institutions différentes, mais vous savez aussi bien que moi que les courants idéologiques les traversent. Et je peux vous certifier, madame la ministre, que commence à naître - dans ce pays, et en particulier dans des régions comme la mienne qui ont été touchées par de tels événements - un certain ras-le-bol du terrorisme intellectuel émanant de certains milieux, qui empêche de parler de sécurité ou de sécurisation de lieux bien précis, notamment ceux où sont placés des jeunes ayant commis de lourdes fautes.

 

Quand on voit qu'on libère des gens pour qu'ils puissent assister à un match de football ou qu'on les conduit par la main pour qu'ils aillent visiter Bruxelles un après-midi, alors que ces individus ont perpétré des actes d'une gravité exceptionnelle, je crois qu'il est permis de parler d' "estompement de la norme" et de "manque de critères d'une certaine norme". Ces critères mettent sur un point d'équilibre la sécurité des gens et la protection des mineurs. Or je peux vous assurer que le balancier penche du mauvais côté et que les citoyens ne l'admettent plus.

 

Je voulais le dire et je vous remercie de votre réponse.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de M. Daniel Ducarme au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "le vote des Belges à l'étranger" (n° P1897)

03 Vraag van de heer Daniel Ducarme aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de deelname aan de verkiezingen van de Belgen in het buitenland" (nr. P1897)

 

03.01  Daniel Ducarme (MR): Monsieur le ministre, je voudrais poser une question extrêmement simple. En fonction des textes légaux existant, il ne devrait pas y avoir de problème mais j'estime qu'il est utile de la poser car elle concerne certains de nos compatriotes établis à l'étranger et qui ont scrupuleusement suivi les règles pour choisir une commune de rattachement en Belgique afin de participer aux élections législatives du 10 juin prochain.

 

Notre attention a été attirée par une réaction pour le moins particulière d'une échevine flamande à Rhode-Saint-Genèse, ayant estimé que les demandes introduites en français ne pouvaient pas être recevables. Le collège n'a donc pu, à aucun moment, retenir cette liste et c'est un conseil communal qui, il y a deux jours, a dû ratifier cette liste de plus de 300 de nos compatriotes. La législation ne devrait pas créer quelque problème que ce soit mais j'ai tout de même été surpris par le fait que cette échevine et d'autres intervenants flamands aient estimé que le gouverneur serait, lui, en mesure, sur la base d'un recours, de casser la décision du conseil communal.

 

À cet égard, je voudrais rappeler deux choses.

 

Premièrement, à la suite des accords dits de la Saint-Michel, la Cour d'arbitrage a eu à se prononcer. En ce qui concerne l'emploi des langues en matière administrative, si en principe il s'agit bien d'une compétence communautaire, il est clair que l'organisation des élections fédérales relève de la compétence fédérale. D'ailleurs, l'ensemble des circulaires adressées soit par votre département, soit par le département des Affaires étrangères ont indiqué que ces compatriotes pouvaient, très légitimement, à Rhode-Saint-Genèse, s'inscrire en employant un formulaire en français.

 

Deuxièmement – et c'est un point extrêmement important -, en 2003 notre collègue M. Maingain a interrogé le ministre de l'Intérieur de l'époque, M. Duquesne, qui a indiqué que les formulaires de demande d'inscription comme électeur, pour les Belges résidant à l'étranger, peuvent être complétés en français ou en néerlandais selon la langue de l'intéressé, en vue de l'inscription sur la liste des électeurs dans les communes à régime linguistique spécial. Un recours a été introduit et la cour d'appel a suivi la position développée par votre prédécesseur et, à ce moment-là, le Belge en cause, d'expression française, a pu voter à Rhode-Saint-Genèse. Je présume que sur base de ces éléments d'ordre juridique, il ne devrait pas y avoir de problème pour nos compatriotes de Rhode-Saint-Genèse, mais j'aimerais que vous puissiez m'indiquer dès à présent s'ils peuvent être considérés, suite à la décision du conseil communal, comme étant inscrits sur la liste électorale à Rhode-Saint-Genèse.

 

Le président: Monsieur Ducarme, vous avez été un peu long!

 

03.02  Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, cher collègue, le conseil communal de Rhode-Saint-Genèse a pris la décision d'inscrire 370 Belges de l'étranger. Ces 370 personnes ont choisi cette commune de rattachement pour exercer leur droit de vote aux élections législatives du 10 juin prochain. Ils sont par conséquent inscrits sur la liste des électeurs de la commune de Rhode-Saint-Genèse et tout éventuel recours en matière d'inscription sur la liste des électeurs des Belges résidant à l'étranger sera traité en dernier ressort par la cour d'appel compétente, conformément à l'article 180bis, §5 du Code électoral.

 

S'il y a une plainte, je le répète, elle sera traitée en dernier ressort par la cour d'appel.

 

03.03  Daniel Ducarme (MR): Monsieur le président, je remercie M. le ministre. Cela veut donc dire que ces 370 Belges sont bien inscrits à Rhode-Saint-Genèse et que la procédure qui doit être suivie par cette administration pour les informer de leur inscription et leur envoyer les différents formulaires de vote pourra se dérouler normalement. Je pense que cela clôt vraisemblablement l'incident et la volonté exacerbée de cette échevine flamande de porter préjudice à la volonté de nos compatriotes de voter depuis l'étranger.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Mme Joëlle Milquet au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "l'organisation des élections dans l'arrondissement de Bruxelles-Hal-Vilvorde" (n° P1896)

04 Vraag van mevrouw Joëlle Milquet aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de organisatie van de verkiezingen in het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde" (nr. P1896)

 

Le président: Ce n'est pas la première fois qu'une question est posée à ce sujet.

 

04.01  Joëlle Milquet (cdH): Je sais, monsieur le président, mais un élément nouveau étant survenu, je voulais m'assurer de la cohérence des démarches entreprises par le ministre.

 

Monsieur le ministre, le ministre régional flamand des Affaires intérieures, Marino Keulen, a déclaré ne pas envisager de sanction disciplinaire à l'égard des bourgmestres des 24 communes de l'arrondissement de Bruxelles qui ont décidé de ne pas constituer leurs listes électorales.

 

Je voulais m'assurer que la réponse que vous m'avez donnée à l'occasion de l'interpellation que j'ai développée, le 22 mars dernier, était toujours d'actualité. Je voudrais également savoir quelles sont les démarches que vous avez entreprises depuis lors, pour vous assurer de la bonne marche des élections dans la périphérie. Pourriez-vous me dire si le gouverneur a entrepris des démarches. Quelle est votre position par rapport à la déclaration du ministre flamand des Affaires intérieures?

 

04.02  Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, chère collègue, selon moi, il faut opérer une distinction entre deux volets.

 

Il y a d'abord le volet disciplinaire. Il appartient exclusivement au ministre flamand des Affaires intérieures de juger si des sanctions envers des bourgmestres doivent être prises. Cette matière relève de sa compétence.

 

Ensuite, en ce qui concerne l'organisation pratique des élections législatives du 10 juin, comme je vous l'ai déjà dit, le gouverneur du Brabant flamand, en qualité de commissaire du gouvernement, fera le nécessaire pour garantir le bon déroulement des élections, comme cela a été le cas en 2004.

 

Je suis régulièrement en contact avec le gouverneur du Brabant flamand afin de m'assurer que les différentes actions administratives prévues par le Code électoral soient menées correctement et dans les délais impartis.

 

04.03  Joëlle Milquet (cdH): Monsieur le président, il n'est pas toujours facile d'assumer la "schizophrénie" dont peuvent souffrir certains membres d'une même famille politique.

 

Monsieur le ministre, comme vous l'avez dit vous-même, si une loi existe, elle doit être appliquée. Vous mettez d'ailleurs tout en œuvre pour tenter qu'il en soit ainsi, ce dont je vous remercie.

 

Toutefois, il me semble que même si un problème se pose au niveau régional, toute personne qui ne respecte pas la loi doit normalement être sanctionnée et faire l'objet d'une mesure disciplinaire. Je m'étonne donc de l'absence de décision à ce niveau

 

Cela dit, je tiens à vous remercier pour les démarches que vous avez entreprises et qui – nous l'espérons – seront fructueuses au niveau fédéral.

 

04.04  Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, madame Milquet, il ne faut pas "entrer dans un jeu" consistant à juger ou à apprécier les déclarations faites par des ministres appartenant à d'autres gouvernements dans d'autres assemblées.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Greet van Gool aan de minister van Werk over "de ontslagen bij Opel" (nr. P1898)

- mevrouw Zoé Genot aan de eerste minister over "de ontslagen bij Opel" (nr. P1899)

- de heer Ludo Van Campenhout aan de minister van Werk over "de ontslagen bij Opel" (nr. P1900)

- mevrouw Danielle Van Lombeek-Jacobs aan de minister van Werk over "de ontslagen bij Opel" (nr. P1901)

- mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Werk over "de ontslagen bij Opel" (nr. P1902)

05 Questions jointes de

- Mme Greet van Gool au ministre de l'Emploi sur "les licenciements chez Opel" (n° P1898)

- Mme Zoé Genot au premier ministre sur "les licenciements chez Opel" (n° P1899)

- M. Ludo Van Campenhout au ministre de l'Emploi sur "les licenciements chez Opel" (n° P1900)

- Mme Danielle Van Lombeek-Jacobs au ministre de l'Emploi sur "les licenciements chez Opel" (n° P1901)

- Mme Nahima Lanjri au ministre de l'Emploi sur "les licenciements chez Opel" (n° P1902)

 

Le président: Madame Genot, votre question passera en même temps. Je sais que vous l'aviez adressée au premier ministre mais je ne vois pas comment nous pourrions faire autrement.

 

Êtes-vous d'accord?

 

05.01  Zoé Genot (ECOLO): (Oui).

 

05.02  Greet van Gool (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dinsdag hebben wij allemaal het slechte nieuws vernomen dat General Motors Antwerpen niet de nieuwe Opel Astra mag bouwen vanaf 2010 en dat er in het bedrijf 1.400 banen zullen sneuvelen. Dan spreken we slechts over de banen die zullen verdwijnen bij General Motors zelf, niet over de banen die bij de toeleveranciers mogelijk op de tocht staan.

 

Het was niet allemaal slecht nieuws: we hebben ook gehoord dat General Motors niet gesloten zal worden, een toch wel belangrijke beslissing en dat ze vanaf 2010 een ander model zouden mogen bouwen. Wat dat laatste betreft, zijn er toch wel twee problemen.

 

Het eerste is dat het nog altijd niet erg duidelijk is of er effectief een ander model zal mogen worden gebouwd en of dit voldoende stabiliteit zal geven voor de toekomst van het bedrijf.

 

Een tweede probleem is dat er nu al veel werknemers in onderaanneming en outsourcing werken bij General Motors en er steeds minder vaste werknemers in dienst zijn. Bij de vakbonden vooral, maar ook bij de werknemers bestaat de vrees dat bij die 1.400 afdankingen van nu vooral vaste werknemers zullen zitten en dat later, als er toch nog ingrepen nodig zijn, dit vooral zal zijn bij de minder goede contracten met minder goede begeleidingsmaatregelen.

 

De beslissing is genomen en daar kunnen de regering en u, als minister van Werk, weinig aan doen, maar de regering en u kunnen wel alles in het werk stellen om het proces van afvloeiing zowel bij General Motors als bij de toeleveranciers zo goed mogelijk te begeleiden. Ik heb daarover een aantal vragen aan u.

 

Is er al duidelijkheid over het toekomstperspectief voor General Motors? Zo nee, hoop ik dat u dit toch blijft opvolgen met de directie in overleg met uw collega’s uit de Vlaamse regering om de toekomst veilig te stellen. Welke maatregelen zal de regering nemen om het proces van afvloeiing zo optimaal mogelijk te begeleiden, zowel voor de werknemers van General Motors als voor de werknemers van de toeleveranciers?

 

05.03  Zoé Genot (ECOLO): Monsieur le président, j'avais adressé la question à M. le premier ministre. À l'occasion du licenciement massif chez Volkswagen, le gouvernement s'était resserré pour venir commenter ce drame. Or je constate que, dans le cas présent, M. Verhofstadt n'a pas jugé utile de se déplacer. Pourtant, tant chez les travailleurs d'Opel et leurs familles que chez les sous-traitants, une énorme déception est née. En effet, cela fait des années que ces travailleurs fournissent énormément d'efforts dans des circonstances particulièrement difficiles, mais ils ne sont pas récompensés. C'est très difficile à admettre!

 

Cependant, ces gens ne sont pas les seuls à avoir fourni des efforts, puisque l'État a dû également en faire. Ce matin, la FEB se réjouissait des 6 milliards de réduction de charges investis ces dernières années dans les entreprises. Le secteur automobile a été particulièrement aidé, que ce soit au travers des réductions de charges pour le travail en équipe et le travail de nuit, de la flexibilité horaire attestée par le plan "plus minus conto".

 

À un certain moment, il importe de pouvoir évaluer les mesures prises. En l'occurrence, nous nous trouvons face à une multinationale qui considère que, bien que nous ne soyons pas plus chers que les autres, nous formons un trop petit pays et un marché trop exigu. C'est pourquoi nous devons nous demander si cet argent est bien investi. De plus, devons-nous continuer de produire toujours plus la même chose?

 

Je m'interroge ensuite sur la prise en charge des travailleurs qui restent sur le carreau à la suite de cette décision ultra-libérale. Qu'allez-vous décider? Vous avez évoqué, dans le cas de Volkswagen, le Fonds européen d'ajustement à la mondialisation, lequel peut être contacté par un gouvernement lorsque se produit un licenciement de plus de 1.000 personnes. Quel a été le suivi pour le dossier Volkswagen? Et, dans le cas présent, une telle demande sera-t-elle introduite? Si oui, quel en sera le suivi?

 

05.04  Ludo Van Campenhout (VLD): Mijnheer de minister van Werk, dinsdag was inderdaad een mokerslag voor de Antwerpse regio en de Antwerpse economie door een zeer pijnlijke beslissing van het Opelhoofdkwartier, in het bijzonder omdat we de werknemers en de directie van Opel hier absoluut niet met de vinger kunnen wijzen. Eigenlijk is Opel Antwerpen binnen de Opelgroep een modelfabriek met modelwerknemers waar op zeer efficiënte en zeer competitieve wijze gewerkt wordt. De directie en de arbeiders in het bijzonder hebben de laatste jaren enorme inspanningen gedaan om de meest competitieve fabriek uit de groep te zijn. Denk maar aan de tienurenshift en dergelijke. Daarom is het pijnlijk dat die beslissing genomen is. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat deze beslissing niet op louter economische gegevens gebaseerd is.

 

Wat gaat de federale regering samen met de Vlaamse collega’s in het werk stellen om de pijnlijke afvloeiingen te begeleiden zoals dat ook voor Volkswagen Vorst gebeurd is? Men moet er samen met de directie van Opel voor zorgen dat die afvloeiingen minimaal zijn. Wat gaat men doen om vooruit te kijken, om ervoor te zorgen dat Opel Antwerpen ook na 2010 open blijft? De inspanningen die door de federale en de Vlaamse regering gedaan worden moeten ook zekere garanties inhouden. Er is immers in het recente verleden zeer veel gebeurd voor de automobielindustrie. Ik denk aan de lastenverlaging op ploegenarbeid en de meer flexibele regeling voor ploegenarbeid. Er zijn eigenlijk zeer veel inspanningen gedaan en nu zijn er toch afvloeiingen. Wat gaat er gebeuren om Opel Antwerpen open te houden, te consolideren en te versterken en om de productie van nieuwe merken naar Antwerpen te kunnen halen? Hoe gaat men zekere garanties inbouwen? Ik denk dat Opel Antwerpen zeker nog een toekomst heeft. Het is een zeer performante fabriek, met een nieuwe pers en zeer performante arbeiders. Wat gaat er gebeuren om de afvloeiingen optimaal te begeleiden en om ervoor te zorgen dat Opel Antwerpen na 2010 een productieve fabriek blijft die voor een toekomst kan zorgen?

 

05.05  Danielle Van Lombeek-Jacobs (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, mardi dernier, General Motors Europe nous a informés que 1.400 emplois allaient être supprimés sur le site d'Opel à Anvers. Soixante entreprises gravitant autour de cette grosse usine sont concernées par le problème et même si certaines déclarations laissaient entrevoir la prise d'une telle décision, nous avons beau faire, cette actualité nous donne une impression de déjà vu. Je pense à la fermeture de Renault-Vilvorde en 1997, aux restructurations de Ford-Genk en 2003 ainsi qu'aux restructurations de VW-Forest, il y a quelques mois.

 

Bien entendu, personne ne pourra nier les efforts consentis pour améliorer la compétitivité des entreprises belges, en particulier des usines automobiles, notamment par le biais de la loi-programme passée avant Noël, qui contenait une mesure relative au "plus minus conto", permettant d'adapter le temps de travail des travailleurs à la productivité et à certains pics de productivité (croissant/décroissant) en fonction de la demande de la population.

 

Cependant, nous ne sommes pas face à un problème de nature économique mais face à une logique de productivité et de flexibilité. À chaque fois qu'un modèle arrive en fin de cycle, les usines automobiles conditionnent la production d'un nouveau modèle dans nos usines par rapport à la flexibilité, à la productivité, à la compétitivité des usines belges.

 

Eu égard à cette situation, monsieur le ministre, General Motors ne pourrait-elle revenir sur sa décision? Pouvez-vous nous faire le point de la situation à l'usine Opel-Anvers? Disposez-vous à l'heure actuelle d'engagements concrets de la part de General Motors permettant le maintien d'une productivité minimale pour assurer la survie de ce site dans le futur?

 

05.06  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, iedereen is met stomheid geslagen nu we gehoord hebben dat General Motors heeft beslist om geen nieuw model aan de Opelfabriek in Antwerpen toe te kennen. Het nieuwe model werd wel toegekend aan de vier andere kandidaten. België is de enige die uit de boot valt. Dat is bijzonder te betreuren, vooral omdat hierdoor een enorm aantal gezinnen in de kou komen te staan. 1.400 werknemers zouden op het einde van dit jaar moeten worden ontslagen. Dat treft henzelf en uiteraard ook hun gezinnen. Ook de vele toeleveringsbedrijven van Opel zullen ongetwijfeld het effect gevoelen. Het is een verschrikkelijke zaak voor de werknemers, heel de regio en zelfs voor heel Vlaanderen dat wij opnieuw met zo'n catastrofe worden geconfronteerd zoals we een paar jaar geleden al eens hebben meegemaakt. Er is door Foster gezegd dat er na 2010 hoogstwaarschijnlijk een nieuw model van Chevrolet kan worden gebouwd in de Opel-fabriek van Antwerpen.

 

Ik heb dan ook een aantal vragen aan de minister. Ten eerste, wanneer is de regering op de hoogte gebracht van de problemen en wat heeft u concreet gedaan om dit dramatische scenario te vermijden? Ten tweede, is er al enig concreet zicht op een mogelijke doorstart? Is het zeker dat men vanaf 2010 een nieuw model zal kunnen bouwen? Of gaat het enkel om een vage belofte? Kunnen we hierop rekenen zodat misschien opnieuw mensen zullen kunnen worden aangenomen vanaf dat moment? Ten derde, is er overleg geweest tussen de federale overheid, de Opeldirectie en de sociale partners, maar ook tussen de federale en de Vlaamse regering? Het is volgens mij ook belangrijk om te weten of er overleg werd gepleegd met de stad Antwerpen en vooral met het havenbedrijf. Waarom zeg ik dat? Iedereen weet dat de haven een van de grootste werkgevers is van de regio. De komende drie jaar zullen er 3.500 vacatures zijn in de haven. Volgend jaar alleen al worden er 1.500 medewerkers gezocht. Het gaat daarbij vooral over mensen met een technische scholing en ook logistieke medewerkers. Ik heb dat nagevraagd en dit blijkt uit een studie van Voka Grootindustrie en Alfaport. Mits een bijscholing van een zes- tot achttal weken door bijvoorbeeld de tewerkstellingscel zouden heel wat ontslagen werknemers van Opel kunnen worden opgevangen bij de haven als er natuurlijk op tijd wordt ingegrepen, als men er werk van maakt en als men de nodige stappen zet om dit met de haven door te nemen.

 

In welke andere maatregelen voorziet u om de mensen te begeleiden naar een job? Ik vind het noodzakelijk dat er een tewerkstellingscel wordt opgericht. Ik denk ook aan een extra loonlastenverlaging in geval van aanwerving door een nieuwe werkgever, zoals het geval is geweest bij Ford Genk. Dit is in dit geval volgens mij een absolute must. Ik wil echter uw antwoord afwachten.

 

05.07 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, collega's, vorige dinsdag werden ons door de directie van General Motors twee beslissingen meegedeeld.

 

Een eerste beslissing was dat er in de tweede helft van dit jaar 1.200 tot 1.400 jobs zullen verdwijnen. Dat is bijzonder slecht nieuws voor de getroffen gezinnen maar bovendien ook voor de gezinnen die zullen worden geconfronteerd met het verlies van hun job bij een van de toeleveranciers.

 

De tweede heel ontgoochelende beslissing die bij ons allen bijzonder hard is aangekomen, is de beslissing dat het nieuwe model van de Astra vanaf 2010 niet naar Antwerpen komt. De toekomst van de fabriek na 2010 was op dat ogenblik erg onduidelijk.

 

Mevrouw Lanjri, de regering werd dinsdagmiddag op de hoogte gebracht van de inhoud van de beslissingen. Vanaf het ogenblik dat wij de eerste berichten binnenkregen, was het duidelijk dat er geen sluitingsscenario ter tafel ligt. Er is met andere woorden geen sprake van dat de fabriek zou dichtgaan vanaf 2010.

 

Ik verheel u niet dat wij natuurlijk heel wat geruster zouden zijn wanneer onmiddellijk was meegedeeld dat er vanaf 2010 een zeer specifiek model aan de fabriek in Antwerpen zou worden toegewezen, wat niet het geval is. Het bedrijf heeft daaromtrent vandaag nog geen duidelijkheid verschaft.

 

De regering heeft samen met de Vlaamse regering, meer in het bijzonder met de Vlaamse minister van Werk en de Vlaamse minister van Economie, dinsdagnamiddag de Antwerpse bedrijfsleiding en vervolgens de vakbonden ontmoet. Er is uiteraard contact geweest met de heer Forster die in Europa de leiding in handen heeft. Er werd met hem afgesproken om binnen twee tot drie weken een ontmoeting te hebben om na te gaan wat het scenario voor de fabriek zal zijn na 2010.

 

U weet dat er gesproken wordt over de komst van een bepaald model. De Chevrolet wordt genoemd. Ik kan u zeggen dat die piste ter tafel ligt, maar dat er daarover vandaag geen beslissing genomen is.

 

De bedoeling van het contact dat wij met de heer Foster zullen hebben, is om de troeven op tafel te leggen die België absoluut heeft, ter ondersteuning van de automobielsector.

 

Die troeven zijn, denk ik, drieërlei.

 

In de eerste plaats: de arbeiders, de werknemers zelf, die een enorme productiviteit hebben bewezen. Dat blijkt ook uit het dossier. Zij waren ook bereid tot verregaande flexibiliteit om het nieuwe model naar België te halen. Zij hebben, wat dat betreft, toch wel laten zien dat ze het allerbeste willen voor de fabriek en dat ze er zelf inspanningen voor willen leveren.

 

Er zijn de inspanningen van de Vlaamse regering, uiteraard, die de voorbije jaren heel wat financiële steun aan de fabriek heeft gegeven. Ik heb collega Moerman erover horen spreken. Ik geloof dat het, vanaf 1995 tot vandaag, over 25 miljoen euro gaat. Dat is dus veel geld.

 

Ten derde zijn er uiteraard de maatregelen die de federale regering de afgelopen periode heeft genomen. Ik denk aan de maatregelen inzake ploegenarbeid, overuren, loonlastenverminderingen. Technische werkloosheid is iets wat ons systeem uniek maakt en dat het bedrijf ook kan gebruiken. Aangaande flexibiliteit is dat, in de concurrentiepositie met de andere landen, niet onbelangrijk. Tot slot, wat we recent wettelijk mogelijk hebben gemaakt, is de plusminusconto.

 

Ik denk dus dat wij heel wat troeven hebben en dat die troeven ook betekenen dat België nog altijd een toekomst heeft voor de automobielindustrie. In andere landen, bijvoorbeeld Nederland, vindt men niet veel automobielfabrieken meer. Ik denk dat Volkswagen en recent Ford Genk hebben aangetoond dat de Europese leidingen inderdaad toch nog geloven in België, niet alleen als uitvalsbasis maar ook als productiebasis, voor een aantal nieuwe modellen.

 

Dat is de piste die wij met beide regeringen willen volgen, met de vakbonden – laat mij dat toch wel onderstrepen – en ook met de plaatselijke bedrijfsleiding, om alles eraan te doen, om ervoor te vechten dat die fabriek na 2010 nog een toekomst heeft.

 

De stand van zaken is dat dinsdag de aankondiging is gebeurd in de ondernemingsraad. Dat betekent dat de procedure-Renault gestart is. Dat houdt in dat de vakbonden nu de tijd en de gelegenheid krijgen om informatie in te winnen bij de bedrijfsleiding. De vakbonden zullen daar ongetwijfeld hun tijd voor nemen. Uiteraard zullen zij proberen om het aantal afdankingen zo minimaal mogelijk te houden. In het raam van de procedure-Renault is erin voorzien dat de vakbonden alternatieve voorstellen ter tafel kunnen leggen en daarover verregaand kunnen discussiëren met de bedrijfsleiding. Pas daarna zullen de echte onderhandelingen beginnen.

 

Voor mij is er een grote moeilijkheid. Dat heb ik gisteren al gezegd bij de eerste publieke verklaringen. Voor mij is het nu essentieel dat General Motors op heel korte termijn een toekomstperspectief op tafel legt. Zolang wij niet weten wat er na 2010 zal gebeuren, zullen de vakbonden niet rond de tafel gaan zitten om het toekomstplan of om het sociaal plan van de herstructurering te bespreken. Hoe sneller er duidelijkheid komt, hoe beter, denk ik, voor iedereen.

 

Wat zal het vervolg zijn? Vanaf het moment dat men met de onderhandelingen begonnen is, zal men natuurlijk vooral moeten focussen op de sociale maatregelen: maatregelen inzake activering en hertewerkstelling van de mensen die hun job gaan verliezen. Dat signaal is ook al gegeven aan de bedrijfsleiding. Het gaat ons als ministers van Werk – de regionale minister heeft inderdaad ook adviesbevoegdheid over het sociaal plan – in de eerste plaats erom te zorgen – in het raam van het Generatiepact bestaan die mogelijkheden nu – dat iedereen die nu het slachtoffer is van de herstructurering weliswaar het bedrijf moet verlaten maar minstens een reëel uitzicht heeft op onder meer een nieuwe job en op begeleiding.

 

Kortom, die tewerkstellingscel zal er ongetwijfeld komen, voor zover er uiteraard een vraag zal zijn aan de federale minister van Werk naar vervroegd brugpensioen. Op dat moment kunnen wij opleggen dat die sociale maatregelen moeten worden getroffen.

 

Het is heel belangrijk meen ik – vandaar dat ik ook aandring op duidelijkheid op korte termijn – dat wij snel kunnen beginnen met het begeleiden van die mensen die nu slachtoffer zijn. Hoe langer we die mensen in onwetendheid en ongerustheid laten, hoe moeilijker het zal worden om hen snel aan het werk te krijgen. Het is in ieder geval mijn ambitie daar zo snel mogelijk mee te kunnen beginnen. Ter zake zijn we een stuk afhankelijk van hoe de onderhandelingen tussen de bedrijfsleiding en de vakbonden lopen. We verwachten in ieder veel van het contact met de Europese bedrijfsleiding dat plaatsvindt tussen nu en een drietal weken.

 

Ik wil nog een woordje zeggen, voorzitter, over het Globalisatiefonds, omdat dat ook in het dossier-Volkswagen naar voren is gekomen.

 

Le fonds européen d'ajustement à la globalisation vient d'être créé par l'Union européenne en date du 1er janvier 2007. Avec des moyens limités, il doit intervenir pour soutenir des politiques actives du marché du travail à la suite de licenciements d'au moins 1.000 personnes dus à des restructurations liées à des modifications majeures de la structure du commerce mondial.

 

À ce jour, aucun pays n'a introduit de dossier pour bénéficier de l'intervention du fonds.

 

Des contacts ont déjà été pris avec la Commission qui nous a clairement indiqué qu'avant toute intervention du fonds, le lien avec le commerce mondial devait être démontré à l'aide de toutes les informations crédibles par le pays qui introduit une demande d'intervention. Par ailleurs, une demande ne peut être introduite qu'au moment où les licenciements atteignent 1.000 personnes sur une période de quatre mois. Les moyens du fonds doivent être utilisés pour renforcer les mesures d'accompagnement des personnes licenciées.

 

Ce sont donc les Régions concernées qui doivent manifester l'intention d'une intervention et présenter un projet d'intervention du fonds pour des actions supplémentaires.

 

Á ce jour, la cellule de crise Volkswagen a demandé au fédéral de préparer un dossier économique pour montrer le lien entre les licenciements dus à la restructuration chez Volkswagen et la mondialisation. Des contacts seront ensuite pris avec la Commission pour adapter une demande éventuelle. Néanmoins, la décision d'introduire une demande n'a pas encore été prise.

 

De voorzitter: Dank u, mijnheer de minister. Ik zal nu de replieken laten doen, in dezelfde volgorde.

 

05.08  Nahima Lanjri (CD&V): (…)

 

De voorzitter: Ja, dat is juist. Mevrouw Lanjri heeft een vraag gesteld over de reconversie.

 

05.09 Minister Peter Vanvelthoven: Uiteraard zijn wij blij met elke mogelijkheid om mensen snel aan het werk te krijgen. Zoals ik al aangaf, zal de tewerkstellingscel maar opgericht kunnen worden nadat het sociaal plan is goedgekeurd, in eerste instantie natuurlijk door de vakbonden en de bedrijfsleiding, en vervolgens door de federale minister van Werk. Op dat ogenblik kan de tewerkstellingscel beginnen werken. In ieder geval moeten we proberen, zonder dat we de onderhandelingen zelf in het gedrang brengen, op een meer informele manier de mensen die vandaag toch al weten dat ze het bedrijf zullen moeten verlaten, veel sneller te begeleiden naar nieuwe jobmogelijkheden die zich in de regio voordoen.

 

05.10  Greet van Gool (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Zoals hij zelf zegt, is het heel jammer dat er geen duidelijkheid is over de toekomst, vanaf 2010 en vooral de toekomst op langere termijn van het bedrijf. Het ziet er een beetje naar uit dat het een restfabriek zal worden, waarin een aantal modellen, afhankelijk van de vraag op de markt, gebouwd zouden kunnen worden. Dat is op zich misschien nog niet zo slecht omdat de arbeiders – u zei het zelf al – in het verleden toch hebben bewezen dat ze erg flexibel zijn, dat ze een hoge productiviteit hebben en dat ze ook een hoge inzetbaarheid hebben. Het zal dus zeker niet aan de arbeiders liggen om die toekomst mee te verzekeren.

 

Ik zou toch wel willen vragen dat de regering er blijvend voor zorgt dat we de troeven die er nu zijn en die u zelf hebt aangehaald, ook in de toekomst nog hebben en dat we de voorsprong die we misschien hebben ten opzichte van andere landen, zeker blijven behouden.

 

Het Parlement eindigt volgende week. Dan komen we in de periode van lopende zaken. Dit dossier lijkt me toch belangrijk genoeg om er echt verder werk van te maken en het verder goed ter harte te nemen. Ik zou dan ook willen vragen om, ook al is het dan in de periode van lopende zaken, verder werk te maken van dit dossier en verder overleg te blijven plegen met de directie, de vakbonden, de Vlaamse regering en zeker ook met de stad Antwerpen om dat proces zo goed mogelijk te begeleiden.

 

05.11  Zoé Genot (ECOLO): Les travailleurs d'Opel, comme ceux de VW, avaient fourni beaucoup d'efforts quant aux rythmes imposés, au travail de nuit, au travail en équipe et, une fois de plus, ces efforts n'ont pas payé.

 

La Région flamande a consacré 25 millions d'euros au soutien de cette industrie, le fédéral également; maintenant, l'entreprise part et licencie, tout simplement.

 

Tout ce que le gouvernement fédéral déclare, c'est: "Nous sommes touchés et nous allons payer encore pour pouvoir accompagner ces licenciements".

 

Il y a cinq mois, VW a fermé. On nous a dit: "On va faire une demande d'intervention au fonds européen d'ajustement à la mondialisation"; le gouvernement passe en affaires courantes dans 15 jours et plus rien ne sera fait! Cela signifie qu'en cinq mois, le gouvernement n'a même pas introduit cette demande auprès du fonds. Je trouve ceci scandaleux!

 

05.12  Ludo Van Campenhout (VLD): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. In het verleden werden al inspanningen geleverd. Ik reken ook op uw inspanningen in de nabije toekomst om de betrokkenen opnieuw aan het werk te krijgen. In de haven is er inderdaad veel vraag naar personeel, onder andere in de logistiek. De dienst Werk en Economie van de stad kan u daarbij ondersteunen. De voorzitter is een partijgenoot. Hij zal u graag helpen, net als het hele stadsbestuur.

 

De eerste prioriteit is die mensen opnieuw aan het werk krijgen of op een aangename wijze - als dat al mogelijk is - laten afvloeien. Ik reken echter ook op uw inspanningen om voor Opel Antwerpen een stabiele toekomst uit te bouwen. Na volgende week zullen wij u niet meer kunnen interpelleren, maar ik vertrouw erop dat uw inspanningen de volgende weken en maanden in het bijzonder naar Opel Antwerpen zullen uitgaan. Mijn fractie zal met aandrang vragen dat ook het regeerakkoord – dat is een ideale gelegenheid – een pak maatregelen zou bevatten voor Opel Antwerpen en de hele automobielindustrie.

 

05.13  Danielle Van Lombeek-Jacobs (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour l'ensemble des informations que vous nous avez apportées. Dans cette course à la productivité et à la flexibilité, nos travailleurs sont chaque fois contraints de faire des concessions. Les pouvoirs publics, d'une manière générale, suivent pour faire au moins aussi bien que dans nos pays voisins. Je me pose la question de savoir jusqu'où on peut aller dans une telle logique.

 

05.14  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik stel vast dat de regering bijzonder laat op de hoogte werd gebracht van de acute problemen omtrent de ontslagen die voor de deur stonden.

 

Dat wijst mijns inziens al op een communicatieprobleem. Naar mijn weten was er immers al continu overleg tussen de automobielsector en de Vlaamse en federale regering. Dat de regering zo laat op de hoogte wordt gebracht, is een probleem. Of het een probleem van vertrouwen of van communicatie is, kan ik niet zeggen. Het is echter heel jammer dat de communicatie zo laat gebeurde.

 

Ten tweede, ondanks de in het regeerakkoord aangekondigde en de genomen maatregelen, staan de ontslagen voor de deur. Wij zullen ze niet kunnen vermijden. Het ligt deels niet in onze handen, maar er moeten aan de top van General Motors op zijn minst keiharde garanties worden gevraagd. Er moet worden duidelijk gemaakt dat verder kan worden onderhandeld en dat wij uiteraard bereid zijn al het mogelijke te doen om de resterende jobs hier te houden en zelfs naar een uitbreiding te gaan, bijvoorbeeld indien er toch een nieuw model aan Antwerpen zou worden toegewezen. Anderzijds moet duidelijk worden gemaakt dat rechten ook plichten inhouden. Wat aan de ene kant door België wordt aangeboden, moet met keiharde garanties inzake jobzekerheid worden beantwoord. Dat is het minste wat men het personeel dat er nu nog is, kan garanderen.

 

Ten slotte, ik hoop dat u de piste die ik aangaf om ervoor te zorgen dat de ontslagen zo minimaal mogelijk zijn, zult volgen. Wij hopen dat het minder zal worden dan 1.400 genoemde ontslagen.

 

Ten tweede, ik hoop dat elke persoon die moet worden ontslagen, maximaal bij zijn zoektocht naar een job wordt begeleid. Ik heb de piste aangegeven omtrent de haven. Het havenbedrijf en alle bedrijven in de haven zijn vragende partij om betrokkenen naar een job toe te leiden. Er zullen echter ook inspanningen van de ministers van Werk nodig zijn om de betrokkenen een korte bijscholing of omscholing te geven. In principe hebben zij evenwel het potentieel.

 

Op dat punt moet volop worden gespeeld. De ontslagen werknemers mogen in mijn ogen geen dag werkloos zijn. Zij moeten hun toekomst en de toekomst van hun gezin kunnen verzekeren. Dat is de belangrijkste uitdaging waarvoor wij nu staan. Zowel de huidige regering, die nog slechts een heel korte periode voor de boeg heeft, als de volgende regering zullen hun schouders onder de zaak moeten zetten en er het maximum moeten proberen uit te halen.

 

Ik vraag echter ook dat wordt onderhandeld en keiharde garanties worden gevraagd voor de toekomst van de werkgelegenheid in de automobielsector, meer bepaald bij Opel.

 

De voorzitter: De minister wenst nog kort op het punt van de communicatie te repliceren.

 

05.15 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, ik krijg het verwijt dat er mogelijk een communicatieprobleem met de bedrijfsleiding zou zijn geweest. Ik wil dat met de meeste klem tegenspreken.

 

Uiteraard wisten wij dat bij Opel, niet alleen in België maar ook op Europees niveau, een grote herstructurering aan de gang was. Wij hebben samen met de bedrijfsleiding gepoogd om een goed dossier voor Opel Antwerpen in te dienen. Dat is één zaak. De communicatie op dat vlak verliep dus perfect.

 

Anderzijds was er natuurlijk het moment van de beslissing.

 

Ter zake zou de bedrijfsleiding tegen de wet-Renault gezondigd hebben, mocht zij ons van tevoren hebben verwittigd. De eersten die conform de wet-Renault geïnformeerd moeten worden zijn, via de ondernemingsraad, de betrokken werknemersorganisaties. Daarom hebben wij pas de beslissing vernomen onmiddellijk na de ondernemingsraad, natuurlijk.

 

05.16  Nahima Lanjri (CD&V): Er zal waarschijnlijk een communicatiefout geweest zijn tussen u en mij daarnet toen ik dat vroeg. U zei dat u het pas dinsdag wist.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- de heer Guido De Padt aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken, over "de agressie tegen treinbegeleiders en de stakingen" (nr. P1903)

- de heer Francis Van den Eynde aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken, over "de agressie tegen treinbegeleiders en de stakingen" (nr. P1904)

- de heer Jef Van den Bergh aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken, over "de agressie tegen treinbegeleiders en de stakingen" (nr. P1905)

06 Questions jointes de

- M. Guido De Padt au secrétaire d'État aux Entreprises publiques, adjoint à la ministre du Budget et de la Protection de la consommation, sur "les agressions contre les accompagnateurs de train et les grèves" (n° P1903)

- M. Francis Van den Eynde au secrétaire d'État aux Entreprises publiques, adjoint à la ministre du Budget et de la Protection de la consommation, sur "les agressions contre les accompagnateurs de train et les grèves" (n° P1904)

- M. Jef Van den Bergh au secrétaire d'État aux Entreprises publiques, adjoint à la ministre du Budget et de la Protection de la consommation, sur "les agressions contre les accompagnateurs de train et les grèves" (n° P1905)

 

De voorzitter: Ik heb een klein probleempje. Onvrijwillig is collega Van den Bergh, die gewoonlijk vlijtig is, afwezig. Ik laat hem niet graag vervangen, maar aangezien dit de laatste vragenuurtjes van deze legislatuur zijn en aangezien de heer Goutry al meer dan eens mijn sympathie heeft gestolen …

 

06.01  Pieter De Crem (CD&V): Als hij belooft zich aan de timing te houden!

 

De voorzitter: Als hij dat nu doet, en in de komende dagen, is dat een argument.

 

06.02  Tony Van Parys (CD&V): Nee, alleen nu, voorzitter.

 

De voorzitter: Mijnheer Van Parys, u laat mij niet profiteren van de omstandigheden.

 

Uitzonderlijk laat ik het toe. Ik heb het maar twee keer gedaan op acht jaar tijd, maar ik zal de heer Goutry, gelet op de absoluut onvrijwillige verhindering van de heer Van den Bergh, laten …

 

06.03  Tony Van Parys (CD&V): Hij is vandaag toch geen verslaggever van tien wetsontwerpen?

 

(…): Dat is chantage.

 

De voorzitter: Dus u wenst dat de heer Goutry het woord niet neemt?

 

06.04  Tony Van Parys (CD&V): (…)

 

De voorzitter: Oké, wij kunnen aldus overeenkomen. Dit is evenwel geen precedent, mijnheer Goutry; het is uitzonderlijk, gelet op de omstandigheden.

 

Mijnheer De Padt, u begint, als u dat wenst.

 

06.05  Guido De Padt (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, vandaag stond in de krant De Tijd een interessante opiniebijdrage over de stakingen bij zowel overheidsbedrijven als in de privésector. Ik wil daaruit toch even citeren met betrekking tot de staking bij de NMBS.

 

De schrijver van die opiniebijdrage schrijft: “Ze (de staking) is vooral een illustratie van de aparte bedrijfscultuur die nog altijd heerst in sommige overheidsbedrijven met “managers” die nauwelijks kaas gegeten hebben van een modern personeelsbeleid en vakbonden die de gebruikers van een dienst nog altijd meer als gijzelaars dan als klanten zien. Dat is erg, niet enkel voor de reizigers, maar ook voor het personeel. De treinbegeleiders hadden zeker een goede reden om actie te voeren, alleen is het onduidelijk hoe het treiteren van een paar honderdduizend reizigers kan bijdragen tot het terugdringen van de agressie op het spoor. Hier werd veel potentiële goodwill verkwanseld”.

 

Ik denk dat het daar een beetje over gaat, mijnheer de staatssecretaris. Enerzijds is er de wijze waarop een aantal bedrijven in de voorbije dagen een staking hebben georganiseerd om een aantal syndicale revindicaties op te eisen waarbij men honderdduizenden mensen in de kou laat staan en waar een minister, een collega van u, er als de kippen bij was, toen het om een privébedrijf ging, om dat privébedrijf te stigmatiseren.

 

We hebben hem evenwel niet gehoord op het ogenblik dat het om een overheidsbedrijf ging. Anderzijds zijn er de problemen waarmee de treinbegeleiders worden geconfronteerd, namelijk slechte en moeilijke werkomstandigheden, vele vormen van agressie – u kent de cijfers die u mij hebt gegeven en die vandaag in de krant stonden – waarbij we volgens mij vooral naar een oplossing moeten trachten te zoeken voor de problemen die zich bij de NMBS op het personeelsvlak stellen. Daarvoor staan we hier bij u. Vandaar mijn vragen.

 

Welke initiatieven wilt u nemen om de NMBS ertoe aan te zetten binnen hun bedrijfscultuur misschien eens anders te gaan denken over de wijze waarop men met het personeel moet omgaan?

 

Ten tweede, op welke manier wil men die feiten, die vormen van agressie aanpakken? Zal men, zoals u hebt aangekondigd te zullen doen, maar waarvoor het nu misschien te laat is, de mensen in staat stellen zich te wapenen mits het kunnen toebedelen of uitreiken van administratieve geldboetes ten aanzien van de mensen die zich misdragen? Zal er personeel bij ingezet worden op risicovolle lijnen?

 

Kortom, hoe gaat u de ganse problematiek ten aanzien van het personeel van de NMBS aanpakken om enerzijds te vermijden dat zij nog het slachtoffer worden van dergelijke feiten en, anderzijds dat de gebruiker van het openbaar vervoer het slachtoffer zou zijn van stakingen?

 

06.06  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, men kan zich inderdaad aan die staking ergeren. Ik heb daar alle begrip voor, want ik zat maandag ook in de trein. Men kan zich ergeren en zoeken naar middelen om dat te vermijden. Mijnheer de staatssecretaris, het beste middel om een staking te vermijden, is ervoor te zorgen dat er geen reden voor is. Neem mij niet kwalijk, maar daaraan schort het in dit beleid. Al jaren weten wij hoe erg het gesteld is met de veiligheid in de trein, zowel de veiligheid van het begeleidend personeel als de veiligheid van de reizigers.

 

Wekelijks heb ik u de laatste jaren vragen gesteld over die veiligheid. In het jongste bulletin van vragen en antwoorden van de Kamer staan nog vier vragen van uw dienaar over de veiligheid van de reizigers en het treinpersoneel. Het heeft allemaal niet mogen baten. Momenteel is het zo dat wie een trein begeleidt altijd en overal potentieel het slachtoffer is van mensen die zich niet meer aan regels houden en die bij de kleinste opmerking de mensen niet alleen uitschelden, maar ze ook fysiek aanvallen met heel vaak ernstige kwetsuren tot gevolg.

 

Wij horen dan allerlei maatregelen aankondigen, maar nooit een maatregel die de zaak echt aanpakt. Neem mij niet kwalijk, maar wie een personeelslid van de spoorwegen aanvalt, valt in de eerste plaats een mens aan die zijn werk doet. De spoorwegen in dit land zijn essentieel voor de economie en de mobiliteit en zelfs voor de ecologie. Wie iemand van de spoorwegen aanvalt, valt ook de gemeenschap aan. Dan wordt het tijd dat wij dit met serieuze maatregelen aanpakken. Volgens mij is er slechts één maatregel die werkt, en die moet van de hele regering komen. Van u, mijnheer de staatssecretaris, verantwoordelijk voor de spoorwegen, maar ook van de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie. Dat is nultolerantie tegenover agressie in de trein. Als wij dat kunnen invoeren, zullen de stakingen kunnen worden vermeden en zal het spoorwegpersoneel zich eindelijk terug veilig kunnen voelen.

 

De voorzitter: Het woord is aan de heer Goutry loco de heer Van den Bergh. Loco, wij hebben dat allemaal goed begrepen!

 

06.07  Luc Goutry (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ook CD&V betreurt uiteraard ten zeerste de gebeurtenissen van afgelopen maandag, die voor de zoveelste keer het gevolg waren van agressie tegenover het personeel van het openbaar vervoer, in casu de treinbegeleiders. Het is eigenlijk ongelooflijk dat mensen die als beroep de trein begeleiden, op de duur bang zouden moeten zijn om naar hun werk te gaan, omdat ze niet weten of ze ’s avonds goed en wel en heelhuids zullen thuiskomen. Op de duur wordt het begeleiden van een trein dus een risicoberoep. Stel u dat voor, in 2007 in een moderne welvaartsstaat zoals de onze.

 

Daar wordt natuurlijk op gereageerd. Dat gebeurt terecht, want er komt nooit een oplossing. Er zijn steeds opnieuw incidenten en op de duur doet men dan ook aan overacting en gaat men over tot spontane stakingen. Dan is er een tweede groot slachtoffer, namelijk de reiziger, die zoals maandag totaal onvoorbereid – de media hebben hier onvoldoende vroeg op kunnen inspelen – met zo'n situatie worden geconfronteerd.

 

Met andere woorden, collega’s, het zijn zeer ernstige problemen met hoofdzakelijk twee grote verliezers of slachtoffers, enerzijds de personeelsleden, die alsmaar banger worden om hun job te doen door het risico om slachtoffer te worden en anderzijds, de treinreizigers, die op die manier gegijzeld worden. Mijnheer de staatssecretaris, onze vraag is uiteraard wat u uiteindelijk zult ondernemen om de toestand te verbeteren.

 

De voorzitter: Mijnheer Goutry, dank u voor uw voorbeeldigheid in bondigheid.

 

06.08 Staatssecretaris Bruno Tuybens: Mijnheer de voorzitter, ten eerste wil ik mij aansluiten bij de officiële reactie van de directie van de NMBS-groep, die zich solidair verklaart met de slachtoffers, het getroffen personeel.

 

Het fenomeen agressie beperkt zich niet tot het openbaar vervoer. Het is duidelijk een breed maatschappelijk probleem. Ik vergelijk het af en toe met het voetbalhooliganisme, waarbij enkele tientallen mensen die agressie plegen, een heel grote groep voetbalsupporters gijzelen. Evenzeer gaat het nu om een paar tientallen mensen die menen agressie te moeten plegen tegen treinbegeleiders en die op die manier verschillende honderdduizenden reizigers gijzelen.

 

Anderzijds vind ik het belangrijk om toch een aantal cijfers te geven. Het aantal gevallen van agressie tegen treinbegeleiders bedroeg in 2004 597 en in 2005 562. De NMBS-groep kan mij nog geen cijfers geven voor 2006, maar ik begrijp van de spoorwegpolitie, de NMBS-directie en de vakbonden van de NMBS dat het cijfer in 2006 is gedaald en zelfs tot in maart 2007. Slechts in april, dus deze maand, zijn er bijkomende agressiegevallen, waaronder een viertal gevallen van fysieke agressie afgelopen weekend.

 

De agressie is bovendien verspreid. Ze doet zich niet lokaal, op één lijn, voor. Daardoor is het probleem natuurlijk minder gemakkelijk beheersbaar.

 

De afgelopen jaren zijn wel degelijk heel wat maatregelen genomen. De spoorwegpolitie probeert proactief op te treden. Ik meen dat de samenwerking tussen enerzijds de spoorwegpolitie en anderzijds Securail bij de NMBS-Holding, voortreffelijk is. Er is trouwens een werkgroep Communicatie actief, die de overdracht van informatie tussen de centrale meldkamer en Securail en de spoorwegpolitie onderzoekt.

 

Beide diensten, zowel Securail als de spoorwegpolitie, hebben 400 à 500 personeelsleden. Het afgelopen jaar zijn er in beide diensten een vijftigtal mensen - ongeveer 10% - bijgekomen. Wat de treinbegeleiders betreft, is men van plan dit jaar 233 bijkomende treinbegeleiders aan te werven, waarvan er tot nu toe reeds 129 zijn aangeworven.

 

Wat de straffeloosheid betreft, stelt Binnenlandse Zaken dat de parketten over heel wat mogelijkheden beschikken maar die niet altijd toepassen. Zo zou bijvoorbeeld de mogelijkheid ingeschreven kunnen worden om de agressoren een soort stationsverbod te geven, vergelijkbaar met het stadionverbod tegen het hooliganisme, waarnaar ik daarjuist verwees. In dat verband zijn er al contacten geweest met de parketten. Bovendien – u weet dat – is men het Malaga-project aan het uitrollen, met betrekking tot camerabewaking.

 

Er zijn echter nog bijkomende zaken nodig. Sinds maandag is ook een aantal recente initiatieven genomen. De NMBS-directietop heeft gisteren samen gezeten met de erkende vertegenwoordigers van het personeel. Er werden tientallen maatregelen besproken, waaronder opleiding voor het reageren op agressie, dubbele equipes, kortere treinen waar dat mogelijk is, coaching, burgerlijke partijstelling, enzovoort.

 

Ik heb zelf ook contact opgenomen met de kabinetten van Binnenlandse Zaken en Justitie. Ten aanzien van Justitie zou er, mijns inziens, wat meer gevoeligheid op het niveau van de parketten mogen zijn voor deze problematiek. Wat Binnenlandse Zaken betreft, vind ik dat de spoorwegpolitie meer op het terrein, meer in de treinen dus eigenlijk, zou moeten ageren. Ik heb in dat verband vastgesteld dat de spoorwegpolitie van Brussel een stakingsaanzegging heeft ingediend, omdat zij vindt dat zij te weinig haar kerntaken kan uitvoeren.

 

Ten slotte, de staking. Uiteraard betreur ik de acties, zoals die van maandag, waarbij de reizigers en de NMBS-groep voor een voldongen feit werden geplaatst. Ik kan wel begrip opbrengen voor de reden waarom er is gestaakt. In dit verhaal moet wederzijds begrip aanwezig zijn tussen de belanghebbenden, namelijk het personeel en de reizigers. Ik meen dat elk personeelslid voor zichzelf ook eens goed moet nadenken of de massale gevolgen van de staking wel verantwoord zijn en de afweging moet maken van andere stakingsvormen of andere vormen van het uiten van ongenoegen die toch wel degelijk kunnen bestaan.

 

Ook al was er geen stakingsaanzegging ingediend, meen ik dat zowel de vakbonden als de NMBS ervoor gezorgd hebben om vanaf zondagavond maximaal het bericht te communiceren dat er op maandag gestaakt zou worden. Ik hoop dat daardoor de gevolgen voor sommige reizigers minder groot zijn geweest.

 

06.09  Guido De Padt (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil nog even een hint geven. Ik neem aan dat u af en toe deel uitmaakt van de kabinetsraad. Deze zaak is toch reeds maanden en maanden aan het gisten. Het was beter geweest als u aan de regering zou hebben gevraagd om aan de minister van Justitie de opdracht te geven om aan het College van procureurs-generaal te vragen om een richtlijn uit te schrijven voor alle parketten om de processen-verbaal die men met betrekking tot de agressie binnenkrijgt stante pede te gaan vervolgen.

 

Ik lees in de kranten dat de vakbonden alle parketten, gerechtelijke arrondissementen gaan aflopen om aan de procureurs te vragen om die zaken alstublieft te gaan vervolgen. Er is daar ook een opdracht voor u als initiator of als iemand die dat moet stimuleren ten opzichte van de minister van Justitie om het College van procureurs-generaal de opdracht te geven om de parketten te dwingen prioriteit te geven aan deze gevallen van agressie en om op die manier die agressie meer en beter te bestraffen en te ontraden.

 

06.10  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb met aandacht naar uw antwoord geluisterd. Neem mij kwalijk, maar u overtuigt mij niet. U bent naar mijn mening ook niet op de beste wijze geïnformeerd. U zegt dat er geen specifieke regio's zijn die gevaarlijker zijn. Ik durf dit tegen te spreken. Iedereen weet dat op het vlak van veiligheid bij de spoorwegen het Mechelse een zwarte zone is. Dit geldt ook voor Eigenbrakel en voor 's Gravenbrakel. Er zijn ook bepaalde lijnen, Antwerpen-Charleroi is er een, waar veel meer gebeurt dan op andere.

 

U zegt dat een stationsverbod te vergelijken is met een stadionverbod bij het voetbal. Neem mij niet kwalijk, bij het voetbal moet men een ticket tonen als men binnengaat. Dat wil zeggen dat de toegang wordt gecontroleerd. Er zijn echter geen kaartjesknippers meer in de stations. Iedereen kan op het perron en iedereen kan op de trein. Ik heb de indruk dat deze maatregel weinig efficiënt zal zijn.

 

Hetgeen wel nodig is, is het volgende. Er moet inderdaad een gecoördineerde actie komen waarbij uw kabinet betrokken is, samen met de spoorwegen, Justitie en Binnenlandse Zaken. Naar verluidt worden vijf op zes processen-verbaal opgesteld met betrekking tot treinvandalisme enzovoort geseponeerd. De parketten moeten telkens vervolgen. Er moeten ernstige veroordelingen komen. Of de daders jong of oud zijn en van welke afkomst dan ook, zij moeten streng gestraft worden. De spoorwegen zijn te belangrijk en de mensen die ervoor werken zijn nog belangrijker om ze aan hun lot over te laten.

 

06.11  Luc Goutry (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik maak mij vooral ongerust over het feit dat u er zo rustig bij blijft en niet gealarmeerd bent door de problematiek. U zegt dat het wat beter gaat en dat er maar 500 gevallen per jaar meer zijn. Dat betekent wel dat er twee keer per dag agressie wordt gepleegd op het personeel en op het openbaar vervoer. U zegt dat het wat beter is geworden, dat u eraan werkt en dat we wel verder zullen zien. Ik vind dat onaanvaardbaar.

 

Wij zijn stilaan in de periode van het opmaken van balansen aanbeland. Wanneer we de balans moeten opmaken, dan is het onbegrijpelijk dat het na zoveel jaren paars, na zoveel verklaringen hierover en met u, die het ambt tenslotte al twee jaar bekleedt, die zo dicht zou moeten staan bij de mensen en die de oorzaken zou moeten zien om tot structurele oplossingen te komen, telkens opnieuw huppelen is van het ene naar het andere incident, van het ene brandje na het andere, er een klein beetje wordt geblust om dan te wachten op de volgende opflakkering. Op die manier voert men geen beleid.

 

06.12 Staatssecretaris Bruno Tuybens: Mijnheer Goutry, ik wil u toch even onderbreken. Ik minimaliseer de feiten helemaal niet. Ik heb alleen gezegd dat het op dit ogenblik een breed maatschappelijk probleem is. U hebt dat blijkbaar niet goed gehoord.

 

Tot ongeveer zes jaar geleden entte dat zich op het voetbal en was dat het slachtoffer. Nu zijn de NMBS, de NMBS-reiziger en het NMBS-personeel het slachtoffer van de bijkomende agressie. Over vijf jaar - hopelijk niet -kan zich dat toespitsen op zwembaden, turnclubs of wat dan ook. Zult u dan aan de minister verantwoordelijk voor bijvoorbeeld sport zeggen dat hij meer moet doen?

 

Wij proberen, samen met Binnenlandse Zaken en met Justitie, in ieder geval ervoor te zorgen dat waar vandaag de treinbegeleiders, het treinpersoneel, de treinreizigers en de maatschappij het slachtoffer zijn, hun rechten worden erkend en de effecten zoveel mogelijk worden weggenomen.

 

Het is en blijft echter een breed maatschappelijk probleem, waarvan de NMBS vandaag het slachtoffer is en niet de verantwoordelijke.

 

De voorzitter: In ons Huis heeft een minister niet het laatste woord. Ik geef het woord aan het parlementslid dat nog eens het woord wenst.

 

06.13  Luc Goutry (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, wat mij zorgen blijft baren, is dat u zegt dat we inspanningen zullen leveren, dat het een maatschappelijk probleem is dat zich verlegt van hier naar daar, dat we dan wel zullen zien en dat alles zijn tijd wel zal hebben.

 

U zegt dat u meer spoorwegpersoneel zult inzetten en dat u de politie beter zal laten patrouilleren. Net vandaag doet de spoorwegpolitie een stakingsaanzegging, omdat zij te veel moet patrouilleren in de shoppingcentra en niet op de treinen of de perrons. Dat is de waarheid en u komt hier vertellen dat u meer inspanningen zult leveren. Waar zijn we in godsnaam mee bezig? Ik kan op het einde van deze legislatuur alleen maar zeggen dat dat, jammer genoeg voor de bevolking en voor de samenleving, een zeer mistroostig rapport is.

 

06.14  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, een "maatschappelijk fenomeen" is natuurlijk een prachtig woord als uitvlucht. Ga dat maar eens vertellen aan de spoorwegmensen die gekwetst en uitgescholden worden. Ga dat maar eens vertellen aan de reizigers die afgeranseld worden in stations en treinen. Dat is niet de terminologie waarin een regering zich over dit probleem moet uiten. U moeten de zaken aanpakken. Niet alleen u, maar de regering. De regering had dit al lang moeten doen door een gecoördineerde actie van verschillende departementen om bij de spoorwegen de veiligheid te waarborgen door een totale en absolute nultolerantie.

 

De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer De Padt. Daarna sluit ik dit deel van de vragen af.

 

06.15  Guido De Padt (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik ben ooit nog schepen van Sport geweest. In die hoedanigheid had ik een zwembad onder mijn beheer. Wij hebben het meegemaakt dat in dat zwembad feiten van agressie werden gepleegd. Wat heb ik gedaan? Ik heb er wat meer personeel bij gezet, om te vermijden dat die feiten zich nog zouden voordoen. Ik heb niet om de haverklap om de politie geroepen. Ik heb wel een proces-verbaal laten opstellen, maar ik heb er ook zelf personeel bij gezet. Het is natuurlijk gemakkelijk om te zeggen dat Binnenlandse Zaken en Justitie hun werk moeten doen, maar ik denk in alle sereniteit dat u als voogdijminister van de NMBS een bepaalde taak hebt om ervoor te zorgen dat die feiten van agressie zich niet meer zouden kunnen voordoen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Bart Laeremans aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken, over "de meertaligheid op de treinen" (nr. P1906)

07 Question de M. Bart Laeremans au secrétaire d'État aux Entreprises publiques, adjoint à la ministre du Budget et de la Protection de la consommation, sur "le multilinguisme dans les trains" (n° P1906)

 

07.01  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, heel recent heeft u in antwoord op een vraag van collega Dieu van de Parti socialiste geantwoord dat er voor uw part meer talen mogen komen op de treinen. De instructies, de mededelingen op de treinen mogen in de toekomst meertalig zijn en niet alleen in Brussel zelf, waar het logisch is, of van en naar de luchthaven, maar blijkbaar op veel andere treinen.

 

De krant La Dernière Heure pakte er gisteren mee uit. De titel was: "Dames en heren, on arrive à Ostende". Een heel triomfalistische titel dus. De NMBS zelf blijkt ten zeerste vragende partij. Voor hen is de klant blijkbaar koning. Andere zaken spelen niet. Zij willen zich daar zeker mee verzoenen en inspanningen doen om hun personeel meertalig te maken.

 

Mijnheer de minister, dit gaat volstrekt in tegen de eentaligheid van zowel Vlaanderen als Wallonië. Dit gaat in tegen de taalwetgeving en u weet dit ook zeer goed. U misbruikt het gezag van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht om te zeggen dat er in bepaalde toeristische centra uitzonderingen bestaan. De redenering bestaat erin dit over te planten naar de treinen, zodat het personeel meertalig kan worden. U misbruikt het gezag van de VCT om de taalwetgeving uit te hollen.

 

Heel kort mijn vragen. Wat bent u precies van plan? Op welke lijnen wilt u dat doen? Wanneer wilt u daarmee starten, zodat wij u tijdig kunnen tegenhouden met deze dwaze plannen?

 

07.02 Staatssecretaris Bruno Tuybens: Mijnheer de voorzitter, de vraag welke taal of talen kunnen worden gebruikt, is afhankelijk van de vraag of de trein in kwestie een of meerdere taalgebieden bedient. De verplichtingen die door de wet op het gebruik van talen zijn opgelegd, beogen de bewoners van het bediende taalgebied in de taal van het betrokken gebied te informeren.

 

Ik meen dat het beter zou zijn om in sommige gevallen het een- of tweetalige dienstenaanbod te vervangen door een aanbod waarbij meer talen worden gebruikt bovenop de talen die wettelijke verplicht zijn, waarbij het volledig strookt met de geest van de taalwetgeving.

 

Ik sluit met andere woorden een beperkt gebruik van andere talen niet uit en ik zie ook dat in een opiniestuk vandaag in De Standaard deze stelregel wordt gevolgd. Ik voel mij in dat opzicht gesterkt door zowel de taalwetgeving als de adviezen van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht waarnaar u verwijst. De Vaste Commissie voor Taaltoezicht staat het gebruik toe van andere talen dan de bestuurstaal of –talen die zijn voorgeschreven. Belangrijkste voorwaarde daarvoor is dat het gebruik van andere talen gerechtvaardigd moet zijn voor specifieke doelstellingen, met andere woorden dat, naast de voorgeschreven talen, vreemde talen kunnen worden gebruikt. Artikel 11, §3 van de taalwet van 1996 geeft aan dat gemeentebesturen bijvoorbeeld hun toeristische informatie in minstens drie talen kunnen geven. Bovendien zegt de Vaste Commissie voor Taaltoezicht dat in het bijzonder de Airport City Express van de NMBS daaronder kan vallen zodat ook meerdere talen kunnen worden gebruikt.

 

Ik meen dat er geen wetswijziging nodig is. Laat dat duidelijk zijn: er hoeft voor mij geen enkele wet te wijzigen in dat opzicht. In elk geval zal er advies gevraagd moeten worden aan de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, waar ik uiteraard ook ten zeerste voorstander van ben.

 

07.03  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de staatssecretaris, uw antwoord bevat zeer weinig nieuws, want dat stond allemaal al in de parlementaire vraag. Ik had eigenlijk een antwoord op míjn vragen verwacht.

 

In elk geval misbruikt u het advies van de Vaste Commissie. U bent helemaal niet gesterkt door de Vaste Commissie om te stellen dat u naar meer talen over kunt gaan. Dat u dat doet op de lijn van en naar Zaventem en op een internationale TGV van de ene hoofdstad naar de andere, daar kan ik volledig inkomen. Maar als u de toeristische centra misbruikt om daaruit te concluderen dat dit moet voor elke trein die van en naar of voorbij een toeristisch centrum gaat, naar Lier, naar Brugge, naar Gent of naar waar dan ook, dan worden op de duur alle treinen bij ons meertalig. Dat is volledig tegen de geest en tegen de letter van de taalwetgeving in.

 

Ik stel vast, mijnheer de staatssecretaris, als ik naar Duitsland ga, dat de treinen Duitstalig zijn. In Nederland stel ik vast dat de treinen er Nederlandstalig zijn. Als ik naar Frankrijk ga, zijn de treinen Franstalig en in Engeland zijn ze Engelstalig.

 

U wilt, als enige uitzondering, in ons land alles meertalig maken. Dat is niet op vraag van Vlamingen die naar Wallonië gaan. Ik ken geen enkele Vlaming die op de trein naar Luik vraagt om in het Nederlands bediend te worden, geen enkele, want ze verstaan Frans. Maar blijkbaar, omdat één lid van de Parti Socialiste zegt dat in Vlaanderen de treinen niet langer eentalig mogen zijn, is er voor u een probleem en wilt u onze treinen meertalig maken.

 

U haalt de taalwetgeving van ons land onderuit. U zet de eentaligheid van Vlaanderen op de helling. Wij zullen er alles aan doen om dat tegen te houden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega’s, zoals wij vorige week bij het krieken van de dag op vrijdagochtend beslisten, heb ik een aantal ontwerpen dat nu zal worden behandeld. Deze ontwerpen en voorstellen die vorige vrijdagochtend niet werden behandeld, werden naar vandaag verplaatst.

 

08 Agenda

08 Agenda

 

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 18 avril 2007, je vous propose d'inscrire à l'ordre du jour de la séance plénière de cet après-midi:

- le projet de loi portant confirmation de l'arrêté royal du 20 décembre 2006 relatif à la contribution aux frais de fonctionnement, de personnel et d'installation de la commission des jeux de hasard due par les titulaires de licences de classe A, B, C et E pour l'année civile 2007 (n° 3027/1);

- la proposition de loi de Mmes Annemie Roppe et Anne-Marie Baeke et M. Luk Van Biesen modifiant le Code judiciaire en vue d'instituer une immunité d'exécution à l'égard des avoirs de banques centrales étrangères et d'autorités monétaires internationales (nos 2903/1 à 3);

- le projet de loi relatif à la protection des consommateurs en ce qui concerne les services consistant entièrement ou principalement en la transmission de signaux de programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle sur des réseaux de communications électroniques (nos 2978/1 à 4);

- le projet de loi relatif aux normes techniques minimales de sécurité applicables aux tunnels du réseau routier transeuropéen (n° 3063/1);

- la proposition de résolution de MM. André Frédéric et Jean-Claude Maene, Mme Annick Saudoyer et M. Bruno Van Grootenbrulle en vue de modifier l'arrêté royal du 1er décembre 1975 portant règlement général sur la police de la circulation routière et de l'usage de la voie publique afin d'accorder la qualité d'agent qualifié aux sapeurs-pompiers (n° 2145/1);

- le projet de loi instaurant une réduction d'impôt pour maisons passives (transmis par le Sénat) (n° 3024/1);

- le projet de loi modifiant la loi du 11 août 1987 relative à la garantie des ouvrages en métaux précieux (nos 3060/1 et 2);

- le projet de loi modifiant la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit, la loi du 6 avril 1995 relative au statut des entreprises d'investissement et à leur contrôle, aux intermédiaires et conseillers en placements, ainsi que la loi du 20 juillet 2004 relative à certaines formes de gestion collective de portefeuilles d'investissement (n° 3047/1);

- le projet de loi modifiant l'arrêté royal du 23 décembre 2002 fixant les modalités selon lesquelles l'État assure la gratuité des soins de santé, à l'intervention de l'Institut national des invalides de guerre, anciens combattants et victimes de guerre, à différentes catégories d'anciens combattants et de victimes de guerre (transmis par le Sénat) (n° 3023/1);

- le projet de loi relatif à la création de la fonction de gardien de la paix, à la création du service des gardiens de la paix et à la modification de l'article 119bis de la nouvelle loi communale (n° 3009/1).

 

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 18 april 2007, stel ik u voor op de agenda van de plenaire vergadering van deze namiddag in te schrijven:

- het wetsontwerp tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 20 december 2006 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen klasse A, B, C en E voor het kalenderjaar 2007 (nr. 3027/1);

- het wetsvoorstel van de dames Annemie Roppe en Anne-Marie Baeke en de heer Luk Van Biesen tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het instellen van een immuniteit van tenuitvoerlegging ten overstaan van tegoeden van buitenlandse centrale banken en internationale monetaire autoriteiten (nrs 2903/1 tot 3);

- het wetsontwerp betreffende de bescherming van de consumenten inzake diensten die geheel of hoofdzakelijk bestaan in het overbrengen van signalen van radio- of televisieomroepprogramma's via elektronische communicatienetwerken (nrs 2978/1 tot 4);

- het wetsontwerp betreffende de minimale technische veiligheidsnormen voor tunnels in het trans-Europese wegennet (nr. 3063/1);

- het voorstel van resolutie van de heren André Frédéric en Jean-Claude Maene, mevrouw Annick Saudoyer en de heer Bruno Van Grootenbrulle betreffende een wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, teneinde de brandweerlieden de hoedanigheid van bevoegd persoon te verlenen (nr. 2145/1);

- het wetsontwerp tot invoering van een belastingvermindering voor passiefhuizen (overgezonden door de Senaat) (nr. 3024/1);

- het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 11 augustus 1987 houdende waarborg van werken uit edele metalen (nrs 3060/1 en 2);

- het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, en van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles (nr. 3047/1);

- het wetsontwerp tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 december 2002 tot vaststelling van de wijze waarop de Staat door bemiddeling van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers voorziet in de kosteloze geneeskundige verzorging van verscheidene categorieën oud-strijders en oorlogsslachtoffers (overgezonden door de Senaat) (nr. 3023/1);

- het wetsontwerp tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet (nr. 3009/1).

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus zal geschieden.

 

Révision de la Constitution

Herziening van de Grondwet

 

09 Projet visant à insérer un titre Ierbis et un article 7bis en vue d’inscrire dans la Constitution le développement durable comme objectif de politique générale pour l’État fédéral, les communautés et les régions (2647/1-4)

- Proposition de révision de la Constitution en vue d'y insérer un article relatif au développement durable (2661/1-2)

09 Ontwerp tot invoeging van een titel Ibis en een artikel 7bis om duurzame ontwikkeling als algemene beleidsdoelstelling voor de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten in de Grondwet in te schrijven (2647/1-4)

- Voorstel tot herziening van de Grondwet teneinde er een artikel inzake duurzame ontwikkeling in op te nemen (2661/1-2)

 

Projet transmis par le Sénat

Ontwerp overgezonden door de Senaat

 

Proposition déposée par:

Voorstel ingediend door:

Jean-Marc Nollet, Muriel Gerkens, Marie Nagy, Zoé Genot

 

Discussion de l’article unique

Bespreking van het enig artikel

 

Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion de l’article unique. (Rgt 85, 4) (2647/1)

De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking van het enig artikel. (Rgt 85, 4) (2647/1)

 

La discussion de l’article unique est ouverte.

De bespreking van het enig artikel is geopend.

 

Les rapporteurs, MM. Michel et Lambert, renvoient à leur rapport écrit. Jusqu'à présent, les orateurs inscrits sont MM. Nollet et Wathelet.

 

09.01  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb een opmerking met betrekking tot de regeling van de werkzaamheden en deze bespreking. Wij weten dat mevrouw Van Weert geprobeerd heeft goed haar best te doen voor haar departement, ondanks het feit dat men daarvan in de regering niet altijd overtuigd was. Mevrouw Van Weert wil zodanig haar best doen, dat ze zelfs haar best wil doen op het moment dat het Parlement ontbonden is. Ik vind dat de eerste minister ongelijk heeft gehad, want ik heb op de lijst van de verontschuldigingen gezien dat mevrouw Van Weert zelfs verontschuldigd is na de ontbinding van de Kamer, namelijk op 8, 9, 10, 11 en 12 mei. Als dat geen applaus verdient, collega's.

 

De voorzitter: Soms klaagt men dat men zich onvoldoende of niet tijdig verontschuldigt en nu klaagt men dat men zich te veel verontschuldigt.

 

09.02  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik wil daarmee zeggen dat dit te maken heeft met de wijze waarop ministers en staatssecretarissen met de werking het Parlement omgaan. Dit is het beste bewijs dat het twee werelden zijn. Een zaak hebben wij onder uw voorzitterschap geleerd, mijnheer de voorzitter. Dit werkt totaal niet. Het is een van onze opties om dit, in welke formatie ook, nooit meer te laten gebeuren.

 

De voorzitter: Ik ga daarop niets zeggen, want ik zou te lang moeten spreken.

 

Les orateurs inscrits sont MM. Nollet et Wathelet. Lequel d'entre vous entamera la discussion?

 

09.03  Jean-Marc Nollet (ECOLO): Monsieur le président, la parole n'est-elle pas en premier lieu aux rapporteurs?

 

Le président: J'ai déjà dit que MM. Michel et Lambert renvoyaient à leur rapport! Il conviendrait d'écouter, monsieur Nollet!

 

09.04  Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, chers collègues, je serai relativement bref.

 

Madame la ministre, lors des travaux de la commission, j'ai déploré l'absence de débat. À mes yeux, il aurait été intéressant car de nombreuses pistes étaient déposées sur la table. Je pense ainsi à l'amendement de M. Michel qui visait à définir de manière plus précise ce que l'on entendait par cette notion de "développement durable", pour essayer de se fixer des objectifs plus clairs et plus contraignants.

 

Par ailleurs, je ne peux pas approuver la formulation du texte de M. Michel. Elle était basée sur le texte de l'amendement déposé par M. Nollet sur la notion de "pouvoirs publics" ou sur la notion de "répondre aux besoins du présent". Des débats se seraient, certes, avérés intéressants.

 

Dans le deuxième paragraphe de l'amendement de M. Michel, également repris dans le texte de M. Nollet, figurent les termes "tendre vers l'équilibre" ainsi que ceux de "période donnée". Ces notions auraient aussi pu faire l'objet de discussions, car il n'est pas toujours possible de tendre vers l'équilibre dans le mois ou dans un an. Il faut se donner des échéances. Je le répète, il est dommage de ne pas avoir eu cette discussion car, dès le départ, la porte a été fermée. On nous a dit qu'en cas de modification du texte, celui-ci devrait être renvoyé au Sénat et qu'il était donc impossible d'en parler.

 

Or, il y avait une place pour la discussion. Je ne dis pas qu'elle aurait pu déboucher sur un accord, mais était-il opportun de mentionner telles quelles dans la Constitution des notions assez vagues? Ce que je regrette, c'est l'absence de discussion permettant d'améliorer le texte.

 

Aussi, monsieur le président, voterons-nous contre l'amendement qui, je le suppose, sera redéposé par M. Nollet.

 

Je répète les quatre notions que j'ai relevées tout à l'heure: le temps, tendre vers l'équilibre, la notion de besoin et la définition de pouvoir public.

 

Je ne vais pas reprendre la discussion qui a eu lieu au Sénat sur la manière dont il conviendrait d'insérer la référence aux générations futures dans la Constitution. Ce sont des débats que nous aurions dû avoir en commission. Malheureusement, ils n'ont pas été possibles pour des raisons de procédure: sept mois avant la fin des travaux ici à la Chambre et au Sénat, il n'a pas été possible d'envisager un aller-retour avec le Sénat. C'est dommage, d'autant plus qu'une discussion sur le fond aurait pu être intéressante.

 

Il ne faut pas non plus bouder son plaisir: même si le texte avait pu être discuté et revu, il est positif que cet article soit inséré dans la Constitution. Son contenu donne un signal assez clair.

 

Lorsqu'un parlement vote un tel texte et qu'il insère une notion aussi fondamentale que le développement durable dans la Constitution, le pire serait de ne pas être conséquent avec le signal donné. Quand vous créez une attente, un espoir au sein de la population, dans un texte aussi fondamental que la Constitution, et que ce n'est pas suivi d'effets, vous feriez mieux de vous abstenir.

 

Le fait de voter cet article et de l'insérer dans la Constitution aujourd'hui nous oblige tous, en termes de responsabilité, en termes de message politique, à être conséquent avec son contenu.

 

Le président: Monsieur Wathelet, si j'ai bien compris ce que j'ai entendu à la commission de Révision de la Constitution, il y a beaucoup de chances qu'on mette comme révisable la même disposition, plus tard, après la dissolution des chambres. Il y a peut-être là encore quelque chose qui peut satisfaire votre curiosité et votre désir.

 

09.05  Jean-Marc Nollet (ECOLO): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, chers collègues, effectivement nous vivons un débat paradoxal. Je ne crois pas que le débat sera long car ce n'est malheureusement pas un sujet qui passionne les foules et nous ne sommes que deux intervenants.

 

Je peux le comprendre car le paradoxe veut qu'on discute aujourd'hui en séance plénière d'une proposition ayant déjà fait l'objet, hier en commission, d'un accord de principe par le biais d'un amendement déposé par la majorité - amendement que j'avais moi-même également déposé – visant à intégrer à nouveau cet article, qui n'est pas encore voté, dans la liste des articles révisables.

 

Cela signifie que, y compris au sein de la majorité, on conçoit déjà et on reconnaît que le texte soumis aujourd'hui à l'approbation de la Chambre est insuffisant. Dans ce sens, il s'agit d'une victoire ou d'une avancée intéressante.

 

Toutefois, comme l'a dit M. Wathelet, nous aurions pu aller plus loin en termes de débat, mais aussi en termes de décision. Or la majorité a préféré se retrancher derrière un argument facile: le manque de temps. En effet, si nous l'examinions plus longtemps à la Chambre, le Sénat n'aurait plus suffisamment de temps pour l'adopter. Comme je l'ai démontré en commission, à l'époque, nous disposions du temps nécessaire. Il est clair que ce n'est plus le cas aujourd'hui, mais – je le répète – à l'époque, au début des travaux, nous disposions du temps suffisant. Si nous l'avions voulu, nous aurions pu modifier ce texte de façon à le renforcer.

 

Pourquoi fallait-il modifier ce texte? Permettez-moi de reprendre un passage du discours de M. Cornil lors de la discussion au Sénat: "L'objectif est d'éveiller les consciences". Depuis lors – reconnaissons-le, chers collègues – les consciences ont été largement éveillées. Pas tellement grâce au travaux réalisés au Sénat, mais surtout grâce au film d'Al Gore, aux débuts de la campagne présidentielle en France et, surtout, aux travaux du GIEC.

 

Plus que jamais les consciences sont éveillées. Les gens attendent des politiques, tous partis confondus, des concrétisations, des avancées.

 

Or que vise le projet en discussion aujourd'hui? Simplement à constater que le développement durable n'est pas repris dans la Constitution et qu'il serait souhaitable d'y ajouter une référence. Sans plus! Il n'est même pas question de s'aligner sur les définitions qui sont pourtant internationalement reconnues ou sur la définition – nous avons discuté de ce point en commission – que nous avions adoptée en 1997 et qui figure dans le texte de la loi.

 

Comme je le démontrerai dans quelques instants, le texte constitutionnel permet une marche arrière par rapport au contenu de la loi de 1997. C'est d'ailleurs la raison pour laquelle les écologistes ont proposé une alternative en déposant un texte plus fort, plus contraignant répondant aux véritables défis du développement durable et qui ne se satisfait pas d'une démarche purement symbolique.

 

Je vous le dis et le redis: il est heureux que tout le monde ait pris conscience de l'aspect minimaliste du travail qui a été réalisé. Et c'est la raison pour laquelle vous-même avez déposé un amendement pour réintroduire cette version plus contraignante.

 

Donc, monsieur le président, j'ai l'impression que mon intervention – qui développera simplement une rapide comparaison entre le texte qui nous est soumis et celui que nous avons déposé et que nous redéposons sous la forme d'un amendement – ne constituera pas une tâche inutile, puisqu'elle servira à préparer ce qui devra être accompli sous la prochaine législature.

 

La philosophie du texte qui est aujourd'hui soumis à nos votes consiste à rendre le développement durable complémentaire des autres politiques. En revanche, celle du texte que les écologistes ont déposé vise à ancrer le développement durable au cœur même de la conception de toute politique. C'est la raison pour laquelle nous avons utilisé les termes "par l'exercice de leurs compétences, les pouvoirs publics mènent une politique fondée sur le développement durable". Dans le texte qui nous vient du Sénat et qui a été adopté en commission, seuls sont repris les termes "dans l'exercice". De même qu'il est écrit "poursuivre les objectifs", tandis que nous précisons que toutes les politiques doivent être fondées sur le développement durable.

 

Comme je l'ai déjà dit, l'objectif du texte présenté initialement au Sénat est d'éveiller les consciences. Le nôtre est bien plus d'ordre juridique, puisqu'il est destiné à introduire des obligations pour l'ensemble des pouvoirs publics, et non seulement à éveiller les consciences.

 

La définition du texte adopté en commission – "tenir compte de la solidarité entre générations" – se situe en deçà de la définition livrée dans le rapport Bruntland, reconnue internationalement, qui stipule: "sans compromettre la capacité des générations futures". D'ailleurs, le Conseil fédéral du Développement durable regrette, dans son avis 2005/A06, que cette explicitation n'ait pas été retenue par le texte adopté au Sénat. Le Conseil écrit en effet: "Il existe autour de la formulation Bruntland" – celle que nous avons donc reprise dans notre propre texte – "un consensus international. Et la formulation précise facilite la vérification du droit". Or ce n'est plus le cas avec le texte que vous avez adopté en commission. En outre, ce dernier ne vise que l'État fédéral, les Communautés et les Régions, alors que le nôtre implique également les communes, les provinces, les intercommunales; bref, tous les pouvoirs publics. Monsieur Wathelet, nous n'avons peut-être pas eu une discussion complète, mais cet élément figure, en tout cas, dans notre texte.

 

Je remarque aussi que le texte tel qu'adopté en commission – réintroduit dans la nouvelle liste des articles sujets à révision, et c'est une bonne initiative – ne répond pas à l'ampleur des défis.

 

Il n'engage à rien. Il est, au mieux, une simple déclaration d'intention et, au pire, un alibi de façade.

 

Le texte que nous avons déposé est, lui, en phase avec l'ampleur du défi. Il ouvre des droits, avec la formulation, sans compromettre la capacité. Il impose un standstill que j'ai défini en commission. Je veux le redire ici parce que la définition du standstill peut être double. Il s'agit ici d'un cliquet mis à chaque moment. Ce n'est pas un cliquet mis par rapport à une situation à la date à laquelle nous adopterions le texte, c'est un cliquet qui est évolutif et qui ne permet aucune marche arrière par rapport aux avancées déjà engrangées en cours d'évolution. Il n'y aura donc pas de retour en arrière possible par rapport à ce qui aura, un jour, été adopté; c'est juridiquement contraignant.

 

Il indique aussi la direction à suivre. Nous voulons tendre vers l'équilibre. J'admets tout à fait que nous aurions pu avoir une discussion sur la manière de le libeller mais nous ne l'avons pas eue. Monsieur Wathelet, admettez que cette dimension-là est importante. Elle est fondamentale car, autrement, on en reste à une déclaration de principe.

 

Enfin, dernier paragraphe de la proposition, il inclut la mise en place de dispositifs à chaque niveau de pouvoir: "mettre en place des dispositifs pour contrôler l'effectivité de cette nouvelle disposition". Quelque part, il ouvre là la voie à la création d'une inspection du développement durable qui serait au développement durable ce que l'inspection des Finances est au budget: un gendarme dont le rôle est d'empêcher un accroissement de notre dette environnementale.

 

Le texte qui a été adopté en commission et qui est aujourd'hui soumis à notre vote n'apporte rien de neuf par rapport aux engagements juridiques actuels: la déclaration de Rio en 1992, la déclaration de Johannesburg en 2002 et même le Traité de l'Union européenne qui, dans son préambule, vise à promouvoir le progrès économique et social compte tenu du principe du développement durable. Là aussi, nous avons adopté ce Traité et l'article 2 dit que "l'Union se donne pour objectif de parvenir à un développement équilibré et durable".

 

Pour ce qui nous concerne, notre texte renoue avec l'audace des constituants de 1831 en créant des droits qui sont, je l'ai dit, en phase avec les défis d'aujourd'hui. Le génie belge est d'avoir, justement, en 1831, produit des compromis créateurs qui nous ont permis de progresser collectivement et de servir ultérieurement de modèle à d'autres pays. Je pense qu'on aurait pu mobiliser la même intelligence du compromis autour de cet enjeu écologique fondamental. Malheureusement, cela n'a pas été le cas.

 

Et qu'on ne vienne pas dire que la Belgique sera un pays précurseur. J'ai cité, et je vais le refaire ici pour quelques exemples, d'autres pays qui sont déjà bien plus avancés, en ce compris dans leurs textes constitutionnels. C'est le cas de l'Argentine, avec son article 41, clause 1, qui prévoit une obligation de réparation en cas de dommage. C'est le cas du Portugal, avec l'article 66, qui insiste sur la fiscalité qui doit rendre le développement compatible avec l'environnement.

 

C'est le cas de la Slovaquie avec l'article 44 et la notion de balance écologique, qui est très proche de ce que nous voulons introduire, avec un équilibre entre la consommation des ressources et leur propre renouvellement. C'est le cas de l'Afrique du Sud avec l'article 24 qui prévoit la subordination de l'usage des ressources naturelles à la sécurité écologique. C'est le cas de la Suisse surtout avec l'article 73 et l'obligation de garantir la capacité de renouvellement.

 

Le texte que nous avons déposé est à la hauteur de ce qui se développe ailleurs. Le texte que vous déposez est largement en deçà de ce qui a déjà été adopté ailleurs.

 

Le premier ministre nous a parlé d'un Kyoto Plus il y a quelques mois. On en voit aujourd'hui la traduction. Elle est minimaliste!

 

D'ailleurs, Jean Cornil, l'un des auteurs du texte initial, ne disait-il pas au Sénat que son texte était un repère, un phare isolé dans l'océan de la consommation exponentielle des ressources naturelles? Notre texte est, quant à lui, un gps. Il guide à chaque instant et indique la bonne direction, celle qui tend à respecter la capacité d'absorption de la terre. Si tout le monde devait aujourd'hui, vivre, consommer, s'habiller ou se déplacer comme le font les Belges, il nous faudrait trois planètes. Or, madame la secrétaire d'État, chers collègues, vous savez que nous n'en avons qu'une!

 

Il est donc fondamental qu'on en trouve une traduction juridiquement contraignante dans notre Constitution. Ce n'est pas le cas dans votre texte, mais bien dans le nôtre. Malheureusement, je dois constater que le texte déposé par les membres d'ECOLO est une vérité qui dérange. Elle continuera sans doute à le faire mais, heureusement, nous aurons l'occasion d'y revenir sous la prochaine législature puisque cet article sera plus que probablement ouvert à révision.

 

09.06 Staatssecretaris Els Van Weert: Mijnheer de voorzitter, ik wil heel duidelijk zeggen dat dit een initiatief is van de Senaat. Het is een parlementair initiatief, waarmee wij uiteraard zeer gelukkig zijn, omdat op die manier een duidelijk signaal gegeven wordt door de opname, de inschrijving in de Grondwet als een algemene beleidsdoelstelling, van het principe van duurzame ontwikkeling. Dat is een heel duidelijk signaal, maar, zoals de heer Wathelet terecht zei, mag het daarbij niet blijven.

 

Wanneer een element in de Grondwet wordt opgenomen heeft het duidelijk een hoge morele waard. Daar kan men niet naast kijken en het zal hoe dan ook gevolgen hebben. Ik sluit mij zeker aan bij degenen die zeggen dat dit meer moet betekenen dan louter een symbolische inschrijving in de Grondwet.

 

Over de definitie zelf en de keuze van de definitie, werd in de Senaat erg lang gediscussieerd, zowel door specialisten, meer vanuit de invalshoek van duurzame ontwikkeling, milieu en dergelijke, als door gerenommeerde grondwetspecialisten die mee de pen hebben vastgehouden, precies omdat het zeer belangrijk is dat er goed wordt over nagedacht waartoe onze Grondwet dient en op welke manier bepaalde elementen erin worden ingeschreven. Vanuit die optiek werd er gekozen voor een korte en beperkte, maar niettemin duidelijke definitie, waarin alle elementen van de Brundlandtdefinitie zijn opgenomen.

 

De heer Nollet heeft er zelf al naar verwezen dat de Brundlandtdefinitie dateert van 1997. Ondertussen is er ook op het internationale forum een hele beweging geweest die voortgezet werd en waardoor een aantal andere principes die niet in de definitie van Brundlandt waren vervat, internationaal verworven zijn. Die elementen, samen met de principes die in de Brundlandtdefinitie zitten, zijn heel uitdrukkelijk opgenomen door de Senaat, in de memorie van toelichting, waaruit heel duidelijk blijkt dat het niet de bedoeling is, zoals de heer Nollet zegt, om op sluikse manier een stap achteruit te zetten aangaande of in verhouding tot de internationaal reeds verworven of afgesproken elementen die deel uitmaken van de definitie duurzame ontwikkeling. Het is geen statisch gegeven, gelukkig maar.

 

Dit debat werd sterk gevoerd in de commissie van de Kamer. Ook omdat wij thans aan het einde van de huidige legislatuur zijn, meen ik dat het goed is om die beslissing nu te nemen. Meteen ook is het de bedoeling om dat artikel opnieuw voor herziening vatbaar te verklaren, niet omdat wij vinden dat het onvolkomen is, maar wel omdat wij ervan overtuigd zijn dat het een dynamisch gegeven is waarvoor het maatschappelijk draagvlak gelukkig ook sterk aan het groeien is. Omwille van dat dynamisch gegeven moet de mogelijkheid gecreëerd worden om, op basis van een grondig debat, nog nieuwe, bijkomende elementen eventueel toe te voegen in de Grondwet.

 

Ik veronderstel en hoop, voorzitter - ik zal daarmee besluiten -, dat ook een komend parlement het debat voort zal kunnen en willen voeren. Op die manier kunnen op basis van of mede gestimuleerd door de algemene beleidsdoelstelling, die in de Grondwet is ingeschreven, nog tal van andere initiatieven worden genomen. Ik denk dan aan nieuwe wetgevende en andere initiatieven die duurzame ontwikkeling concreet zullen moeten invullen in de komende jaren.

 

De voorzitter: Dat was zowat de teneur van de discussie in onze commissie.

 

Monsieur Nollet, lors de la commission d'hier, on a laissé la possibilité de revoir éventuellement cette même disposition et de l'approfondir lors du prochain gouvernement. Je ne fais que rappeler ce qui a été dit.

 

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion de l’article unique est close.

De bespreking van het enig artikel is gesloten.

 

*  *  *  *  *

Amendements redéposés:

Heringediende amendementen:

 

Article unique / Enig artikel

  • 2   Jean-Marc Nollet (2647/3)

  • 3   Jean-Marc Nollet (2647/3)

*  *  *  *  *

Monsieur Nollet, vos deux amendements proposent de réécrire l'article unique.

 

09.07  Jean-Marc Nollet (ECOLO): Monsieur le président, il s'agit des mêmes amendements que ceux déposés en commission. Je n'ai évidemment pas rédéposé tous les amendements que j'avais introduits en commission.

 

L'amendement n° 3 est en fait un "copier/coller" de l'amendement que Charles Michel avait déposé et auquel M. Wathelet a fait référence tout à l'heure.

 

Le président: C'est donc pour cela que vous avez déposé ces amendements.

 

09.08  Jean-Marc Nollet (ECOLO): Beaucoup de raisons m'ont poussé à déposer des amendements. En voilà une parmi d'autres.

 

Le président: Vous avez utilisé une vieille technique bien éprouvée. Vous la maîtrisez bien, monsieur Nollet.

 

Je réserve donc le vote sur les deux amendements et sur l'article unique. Il s'agira des derniers votes.

 

Le vote sur les amendements et le projet de révision est réservé.

De stemming over de amendementen en het ontwerp tot herziening wordt aangehouden.

 

*  *  *  *  *

Besluit van de bespreking van het enig artikel:

Conclusion de la discussion de l'article unique:

Réservé: le vote sur les amendements et l'article unique

Aangehouden: de stemming over de amendementen en het enig artikel

*  *  *  *  *

Projets et propositions

Ontwerpen en voorstellen

 

10 Projet de loi relatif à la constitution d'une société commerciale immobilière par l'État (2995/1-2)

10 Wetsontwerp betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat (2995/1-2)

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

Mevrouw Roppe, u wou een verslag uitbrengen. Ik weet dat reeds een paar leden ingeschreven zijn, de heer Verherstraeten en de heer Goyvaerts. Ik zal straks zien wie zich nog inschrijft in de algemene bespreking.

 

Mevrouw Roppe, ik geef u het woord voor uw verslag.

 

10.01  Annemie Roppe, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, collega’s, het is mij een waar genoegen vandaag verslag te mogen uitbrengen over de besprekingen van het wetsontwerp betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat. Hopelijk ben ik erin geslaagd voldoende zin voor synthese aan de dag te leggen en dit misschien in tegenstelling tot sommige van mijn collega’s vorige week, zodat we niet verplicht zullen zijn op een zinloze wijze met de collega’s samen te blijven achttien uur aan een stuk…

 

De voorzitter: Mevrouw Roppe, die achttien uur waren niet de fout van de collega die u nu aanduidt.

 

10.02  Annemie Roppe (sp.a-spirit): … zodat het personeel van deze Kamer, waarvoor ik erg veel bewondering en respect heb, niet gedurende vierentwintig uur aan een stuk zal worden gegijzeld.

 

Dit gezegd zijnde kan ik de collega’s meedelen dat staatssecretaris Jamar op 28 maart van dit jaar in de commissie voor de Financiën op duidelijke wijze de drie doelstellingen toelichtte die dit wetsontwerp nastreeft en waarvan de voornaamste is de Staat in staat te stellen privaatrechtelijke handelsvennootschappen op te richten en goederen van het openbaar domein buiten gebruik te stellen.

 

Tijdens de algemene bespreking had vooral collega Devlies vragen en bemerkingen. Zijn stelling was dat deze operatie enkel zou opgezet zijn in antwoord op een niet-sluitende begroting. Bovendien betreurde hij het ontbreken van een lijst van gebouwen die zouden geviseerd zijn. Uiteraard werd deze stelling door de staatssecretaris tegengesproken. Bovendien verwees hij naar de lijst die reeds vroeger in de commissie voor de Financiën was meegedeeld en thans door specialisten werd onderzocht.

 

Ook bij de artikelsgewijze bespreking kwamen dezelfde of gelijkaardige bemerkingen terug, zij het in andere bewoordingen, waarbij telkens de techniek van verkoop en wederinhuren in vraag werd gesteld. Het geheel werd tenslotte aangenomen met acht stemmen voor bij twee stemmen tegen. Ik dank u hierbij voor uw aandacht.

 

De voorzitter: De heren Verherstraeten, Wathelet en Goyvaerts zijn ingeschreven in de algemene bespreking.

 

10.03  Pieter De Crem (CD&V): Heeft de aanval in verband met de gijzelneming die hier werd gelanceerd, te maken met het feit dat mevrouw Burgeon van de meerderheid vorige week zo lang verslag heeft uitgebracht?

 

De voorzitter: Mevrouw Burgeon was ook geen voorbeeld van overdreven bondigheid.

 

10.04  Pieter De Crem (CD&V): Als het zo zou zijn, dan vind ik dat heel erg voor mevrouw Burgeon. Als zij vanmiddag nog in de zaal komt, dan zal ik haar vragen of zij op de hoogte is van de aanval die op haar persoon werd gelanceerd.

 

10.05  Annemie Roppe (sp.a-spirit): Uiteraard werd hier geen rechtstreekse aanval op mevrouw Burgeon gelanceerd. Integendeel, ik herinner mij heel goed mijn uiteenzetting, om 1 uur ’s nachts, net voor haar verslag. In vergelijking met de verslagen die wij tot dan toe gehoord hadden, was haar verslag uitermate kort.

 

10.06  Pieter De Crem (CD&V): (...) moest slapen, hier een hele nacht niet aanwezig was en dan een beetje zurig doet in de kranten, namens uw fractie.

 

De voorzitter: Ik zie dat de heer De Crem een bijeenkomst gemist heeft.

 

Mijnheer Verherstraeten, u hebt het woord in de algemene bespreking.

 

10.07  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, alvorens mijn uiteenzetting met betrekking tot dit ontwerp aan te vatten, zou ik graag nog even iets zeggen over onze collega, die van haar hoedanigheid van verslaggeefster heeft gebruikgemaakt – ik gebruik dit woord alhoewel ik een ander bedoel – om hier collega's van de oppositie te kapittelen omdat zij hier ter zake het woord hebben genomen. Collega, ik beveel u ten zeerste de lectuur aan van de Vrije Tribune van collega Tant waar met zeer veel argumenten ten gronde reeds geantwoord werd.

 

Mijnheer de voorzitter, het gaat vandaag toch te ver. De meerderheid organiseert zich en zet tientallen ontwerpen op één agenda in een zeer kort tijdsbestek, nadat ze jaren tijd heeft verloren. Dan kapittelt men de oppositie als die zich nog maar durft te roeren en het woord durft te nemen.

 

Wij weten dat dit Parlement niets te zeggen heeft. Wij weten dat de meerderheid alles slikt wat de regering haar voorschotelt. Dan is het toch niets te veel gevraagd om ten minste de oppositie de kans te geven om ter zake een standpunt te vertolken.

 

De voorzitter: Mijnheer Verherstraeten, ik heb geen enkele bemerking gemaakt aan de heer Goutry. U mag ook niet zeggen dat het Parlement niets te zeggen heeft, u bent een eminent lid van dat Parlement.

 

10.08  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, wij mogen het ten minste zeggen en zij niet. Dat is het verschil.

 

10.09  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega's, dit ontwerp gaat over Fedimmo II. Wij moeten daar niet fier op zijn. Fedimmo I was een improvisatie van jewelste. Deze paarse regering - onder paars I is het eigenlijk reeds begonnen en paars II heeft het alleen veel intenser voortgezet - is begonnen aan de uitverkoop van haar kroonjuwelen.

 

De rekeningen kloppen niet. De rekeningen van paars kloppen niet. De kassen van paars zijn leeg. Dan moet al het have en goed dat men nog heeft verkocht worden, gewoon om facturen te kunnen betalen, facturen die men dan zelfs nog laattijdig, maanden later betaalt.

 

De opzet van deze regering in 2006 was om een bevak op te richten waarin men een belangrijke minderheidsaandeelhouder zou worden, tussen 25% en 49%. Men zou blokkeringsminderheden hebben in die vennootschap waar onroerend patrimonium zou worden ingebracht.

 

De Raad van State heeft daar een stokje voorgestoken in oktober. Dan is men halsoverkop naar een traditionele verkoop gegaan met eerst een inbreng in een vastgoedvennootschap waarvan men dan 90% nog snel, in de kerstperiode, heeft verkocht.

 

Men gaat dit verhaal nu eigenlijk nog eens dunnetjes overdoen om in het raam van de begroting voor 2007 een bedrag tussen 500 en 600 miljoen euro aan opbrengsten te realiseren. Het gaat om eenmalige opbrengsten om de begroting voor 2007, als het kan, in evenwicht te houden. Vervolgens gaat men de huurlasten als het ware doorschuiven naar de komende jaren en de komende generaties.

 

Wat is de bedoeling van dit ontwerp? Eigenlijk is dit ontwerp een volmachtwet. De liberalen hebben hier jaren terug, toen ze in de oppositie zaten, zo tegen gefulmineerd omdat volmachten niet konden. Wel, dit is alweer een voorbeeld van een volmachtwet. De beperkte controle die wij reeds hebben op verkoopoperaties van onroerend goed, mijnheer de staatssecretaris, via de domaniale wet, gaan wij nu immers zonder meer afschaffen. Nadat een verkoop is gerealiseerd moet het Parlement dit goedkeuren. Het Parlement heeft aldus controle a posteriori. Daarbij kunnen wij in detail nagaan wat de opbrengst is geweest van de verkoop van een onroerend goed en wat de lasten zijn die dit voor de komende generaties teweegbrengt. Welnu, die controle mag niet meer.

 

Wat zullen wij nu moeten doen? Wij moeten nu aan de regering, aan de staatssecretaris, maar vooral aan de minister van Financiën, de bevoegdheid of de volmacht geven om te verkopen, zonder dat wij ons er later nog mee bemoeien. Wat wordt er echter verkocht? Mijnheer de staatssecretaris, ik vraag het u, wat gaat u verkopen? Wat gaat u inbrengen?

 

De stilte van de staatssecretaris is veelbetekenend. Eigenlijk weet deze regering nog niet wat ze gaat verkopen.

 

10.10  Hervé Jamar, secrétaire d'État: Il y a trois interventions.

 

De voorzitter: Hij zal antwoorden als iedereen gesproken heeft, wat normaal is voor de staatssecretaris. U blijft toch, dus dat is geen probleem.

 

10.11  Servais Verherstraeten (CD&V): Wat zult u verkopen? Hoeveel zal het moeten opbrengen, mijnheer de staatssecretaris?

 

(…): (…)

 

10.12  Servais Verherstraeten (CD&V): De vorige verkopen hebben geleerd hoeveel dat opbrengt, collega Lano, u die gelukkig nog een van de mensen bent die financiële zaken zeer goed kan beoordelen. U hebt ongetwijfeld de kwaliteiten en de kennis om zeer snel financiële rapporten ter zake te kunnen lezen. U zult ongetwijfeld de rapporten van het Rekenhof hebben gelezen. U zult ongetwijfeld de kritiek van de inspectie van Financiën met betrekking tot verkoopoperaties hebben gelezen. En u zult ook ongetwijfeld, eerbiedwaardige collega, gelezen hebben wat een van de kopers daarover zegt. Het gaat om Cofinimmo, een van de grote vastgoedmaatschappijen in ons land, waar Fortis achter steekt. De vroegere afgevaardigd bestuurder en oprichter van Cofinimmo, die ondertussen met pensioen is en niet meer in die vennootschap actief is, gaf zeer recentelijk nog een interview waarin hij zei dat de verkoopoperaties slecht zijn voor de Belgische overheid. Er was niet alleen in de overheid kritiek, van onafhankelijke instellingen, maar zelfs van mensen die aan de andere kant van de medaille zitten, die eigenlijk aan de kant van de private vennootschappen, de opkopers en de vastgoedmaatschappijen hebben gezeten. Zij hebben zeer veel kritiek gegeven op de verkoopoperaties.

 

Welnu, wij zullen een volmacht geven. Wat we gaan verkopen, weten we niet. Hoeveel dat moet opbrengen, weten we niet. Wat zijn de gebouwen die we inbrengen, waard? Hoeveel hebt u ze geraamd en voor hoeveel zullen ze verkocht worden? Daarna zullen we ze inhuren. We verkopen en huren in. Wat zullen de huurprijzen zijn of zullen we die achteraf bepalen? Of zullen we misschien de huurprijzen vastleggen, opdat de vastgoedmaatschappijen vervolgens een verkoopprijs op basis daarvan kunnen berekenen, om zo misschien inderdaad tot 600 miljoen te komen? Als ik van de Staat een gebouw mag kopen en ik weet dat ik er drie keer meer de huurwaarde voor krijg dan ze eigenlijk in realiteit waard is, kan ik natuurlijk een beetje meer. Wees nu eens serieus. Zegt u dat ook tegen het Rekenhof, collega? Zult u dat ook zeggen, bijvoorbeeld met betrekking tot het Justitiepaleis van Antwerpen? Een nettorendement van 17 procent! Daaraan hebben jullie verkocht. Zeventien procent!

 

De voorzitter: U hebt daarstraks de heer Lano begroet. Hij wenst ook een woord te zeggen.

 

10.13  Pierre Lano (VLD): Mijnheer Verherstraeten, alleen kalmte kan ons redden.

 

10.14  Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, er hoeft daarover geen enkele discussie te bestaan als de staatssecretaris met de gegevens op de proppen komt.

 

De voorzitter: Hij zal dat doen op het einde van de bespreking.

 

10.15  Paul Tant (CD&V): Ik heb daar de grootste twijfels over. We zullen zien.

 

De voorzitter: De regering neemt toch gewoonlijk het woord nadat zij de beleefdheid heeft gehad naar de sprekers te hebben geluisterd.

 

10.16  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik hoop dat collega Tant ongelijk zal hebben en we eindelijk zullen vernemen wat men zal verkopen, voor welke prijs, of die prijs in overeenstemming is met de ramingen en of er objectieve huurwaardes tegenoverstaan die men uiteraard vooraf zal hebben ingeschat.

 

Dat zou interessant zijn. In het ontwerp staat daarover echter niets. Toch geeft u volmacht, zegt u dat er geen controle nodig is en dat men zijn plan maar moet trekken.

 

Een tweede vraag die we ons stellen, is de volgende. Als we eigenaar zijn van een gebouw, kunnen we gerust zijn dat we daar kunnen blijven zolang we willen. Straks worden we huurder. Dan is de vraag hoelang we er kunnen blijven. Tot het verstrijken van het huurcontract, en daarna? U weet dat de Inspectie van Financiën hierover vragen heeft gesteld en twijfels heeft geuit of de continuïteit van de openbare dienst wel kan worden gevrijwaard.

 

Wat is er specifiek aan de Fedimmo II-operatie en de Fedimmo I-operatie? Aanvankelijk zei men via bevaks te willen werken met tussen 25 en 49% aandelen. Zo zouden we belangrijke minderheidsaandeelhouder zijn, over blokkeringsminderheden beschikken en bij het verstrijken van huurcontracten nog druk kunnen uitoefenen op de vastgoedmaatschappij – Fedimmo I, morgen Fedimmo II - zodat zij ons niet zomaar op straat zouden kunnen zetten. Fedimmo zou niet zomaar een bureau waar duizenden ambtenaren dagelijks komen werken van vandaag op morgen op straat kunnen zetten met een opzegtermijn van een paar maanden. Men zou dan iets te zeggen hebben.

 

Dat was aanvankelijk de bedoeling. Die bevak is er niet gekomen. Toen zei men voor andere middelen te moeten zorgen om de continuïteit van de openbare dienst te garanderen en om ervoor te zorgen niet op straat te worden gezet. Hoe zou men dat doen? In de huurcontracten worden bepalingen opgenomen van de handelshuurwetgeving. Op die manier krijgt de Belgische overheid die huurt via een vorm van huurhernieuwing de kans om langer te kunnen blijven.

 

Dan kan de Belgische overheid, een jaar voor het verstrijken van het contract, de huurtermijn verlengen om zo de continuïteit van de openbare dienst te garanderen. Daarin was voorzien.

 

Een tweede element waarin was voorzien; is het volgende. Wanneer Fedimmo I of Fedimmo II de intentie heeft om een gebouw te verkopen en de nieuwe opkoper de Belgische Staat eruit wil, moet een voorkooprecht aan de Belgische Staat worden gegeven om dat gebouw opnieuw te kunnen inkopen. Dat voorkooprecht bestaat trouwens ook in de pachtwetgeving. Wat is daarmee gebeurd? Zullen die zaken in de huurcontracten staan? Bij Fedimmo I in elk geval niet. Ze zijn geschrapt. Ze stonden in de programmawet van de zomer van 2006 maar we hebben ze in december 2006 geschrapt. Welke zekerheden heeft de Belgische Staat dan nog? De Inspectie van Financiën heeft daarop ook gewezen, maar de meerderheid kijkt daar niet naar. Nu is er geen enkele bescherming van de Belgische Staat als huurder.

 

Daarvoor geven wij vandaag een totale volmacht, een volmacht voor iets waar we weinig bescherming krijgen en met korte opzegtermijnen. We geven een volmacht maar weten niet wat we gaan verkopen, we weten niet wat het gaat opbrengen en we weten niet welke huurlasten dit met zich zal meebrengen. Een zaak is echter zeker!

 

Vandaag wordt eenmalig geïnd en de komende generaties zullen de facturen via huurlasten mogen betalen. Dat is een betreurenswaardige aangelegenheid.

 

10.17  Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, chers collègues, je tiens à remercier Mme le rapporteur pour son rapport. En tant que parlementaire, le rapport nous permet de prendre connaissance d'un certain nombre de thèmes, de mieux plonger dans les dossiers et de voter en connaissance de cause. La semaine dernière, nous avons d'ailleurs eu droit aux rapports fouillés et tout à fait intéressants de certains de nos collègues. Je pense notamment à celui de M. Goutry sur la responsabilité médicale qui m'a permis de mieux comprendre cette matière. Madame Roppe, je suppose que c'est dans cet esprit que vous nous avez communiqué votre rapport et je vous en remercie.

 

Monsieur le ministre, je souhaite revenir sur la gestion du patrimoine immobilier de l'État. Cela fait quelques mois, voire quelques années, que l'on dénonce cette gestion immobilière, à court terme, du patrimoine de l'État, qui va grever les finances publiques dans les prochaines années.

 

L'avantage, c'est que, depuis quelques mois, nous sommes relayés par d'autres que les membres de l'opposition. En effet, l'Inspection des Finances a souligné la politique à court terme de la gestion immobilière de l'État. Monsieur le ministre, je ne vais pas vous faire l'injure de vous rappeler le rapport de la Cour des comptes qui disait, je cite: "la gestion immobilière de l'État est dénuée de fondement d'un point de vue financier". Les mots sont assez durs!

 

Malgré cela et malgré le fait que, le 29 décembre 2006 – comme par hasard quelques jours avant la fin de l'année – on ait vendu pour environ 600 millions de bâtiments de l'État, on recommence! Pire encore, on se donne les pleins pouvoirs dès le départ pour pouvoir vendre! S'il faut vendre, autant qu'on puisse le faire le plus facilement possible et dans les meilleures circonstances en évitant de préférence le contrôle et les questions du parlement. Il ne faudrait pas que le parlement soit informé de quels bâtiments il s'agit et de la manière dont ils sont vendus. Cela n'a absolument aucun intérêt et cela ne ferait que susciter des questions de la part des parlementaires et un peu d'interrogation quant aux finances publiques.

 

C'est le mécanisme que le collègue Verherstraeten vient d'expliquer. On ne veut certainement pas en parler. Il n'y a plus de contrôle a priori ni de devoir d'explication quant aux bâtiments qui ont été vendus. Tout cela est mis de côté. L'important est cette rentrée d'argent pour l'État, peu importent les conséquences.

 

Pourtant, des conséquences, il y en aura, monsieur le ministre! J'en veux pour preuve deux éléments.

 

Premier élément, la moyenne des contrats de location fixée à 17 ans. Sur base de quels critères et de quels taux de rentabilité est-on parvenu à cette moyenne? À-t-on pris en considération l'obligation de maintenir les services publics, la rentabilité des contrats de location ainsi que la balance budgétaire de toutes ces opérations? Cela me paraît indispensable!

 

Deuxième élément, auparavant, les bâtiments de l'État ne faisaient pas l'objet d'aliénation. Ils n'étaient pas saisissables. Ils ne faisaient pas l'objet de prescription. Aujourd'hui, oui! Si tous ces bâtiments sont logés dans cette nouvelle société, ils pourront être vendus, saisis; ils pourraient faire l'objet de prescriptions extinctives ou acquisitives, or rien n'est prévu à ce sujet.

 

Ce projet est uniquement guidé par des questions budgétaires. Vous l'aviez également démontré l'année dernière en fin d'année. En effet, étant donné que la précédente procédure de vente avait été annulée, vous avez dû en recommencer une nouvelle. Peu importaient les conséquences pour demain tant qu'on pouvait vendre suffisamment en 2006! Aujourd'hui, vous vous donnez à nouveau les pleins pouvoirs pour encore agir de la sorte. Vous faites fi de la balance budgétaire, du coût de location pour les prochaines années, des questions relatives aux possibles saisies ou aliénations et des conditions selon lesquelles ces bâtiments devront être reloués!

 

Vous démontrez à nouveau très clairement que l'unique but que vous poursuivez est un but budgétaire à court terme.

 

Je ne peux malheureusement que souligner que les propos tenus par la Cour des comptes, il n'y a pas si longtemps, sont toujours vrais aujourd'hui. La Cour des comptes affirmait que la gestion financière de notre patrimoine immobilier est dénuée de fondement d'un point de vue financier. Il est très grave d'avoir laissé les choses aller de cette manière mais c'est encore plus grave, malgré le rapport de la Cour des comptes, de ne pas avoir pris les mesures nécessaires pour faire en sorte que cela change.

 

10.18  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, het is hoogstwaarschijnlijk niet de laatste keer dat wij vandaag – en ook in de komende dagen, neem ik aan – zullen moeten wijzen op het feit dat een dergelijk, belangrijk ontwerp, dat handelt over de manier waarop de federale overheid in de toekomst haar patrimonium wenst te beheren, zo kort voor de ontbinding van het Parlement door de Kamer wordt gejaagd.

 

Dat is op zich al een daad van onbehoorlijk bestuur. Anderzijds, tijdens vier jaar paars hebben wij hier allerhande zaken meegemaakt. Daarom mag ook het voorgaande ons niet verbazen.

 

Terwijl het Parlement tot op heden via de domaniale wetten nog een zekere controle over de verkoop van patrimonium had, valt de controle na de goedkeuring van voorliggend ontwerp weg.

 

Collega’s, in feite is de werkelijkheid nog dramatischer. De paarse regering vraagt met het ontwerp immers eenvoudigweg aan het Parlement een volmacht tot verdere uitverkoop, zonder dat aan voorliggend wetsontwerp een lijst, laat staan een opsomming werd toegevoegd van de gebouwen die voor verkoop in aanmerking komen en dus op korte termijn aan het openbaar domein zullen worden onttrokken.

 

Wij moeten ook vaststellen dat nergens sprake is van een bedrag, laat staan dat cijfers naar voren worden geschoven.

 

De memorie van toelichting bij het wetsontwerp is in alle geval duidelijk over de motieven die de huidige regering in het kader van het ontwerp naar voren schuift. Ik citeer: “Dit ontwerp tot oprichting, gevolgd door een verkoop van effecten, implementeert het regeringsbeleid ter optimalisering van het beheer van haar onroerend erfgoed, waarbij het beleid ter handhaving van een budgettair evenwicht, dat vele jaren geleden begonnen werd, wordt gewaarborgd.”

 

Collega’s, de regering verklaart dus zelf dat de basis van voorliggend wetsontwerp dient om haar begrotingsbeleid in de komende jaren te sturen. Wat een nuchtere huisvader met zijn woning niet zou doen, doet de huidige regering wel. De paarse regering legt nog snel een wettelijk kader vast om in de toekomst, en bijgevolg op een continue manier, overheidsgebouwen te blijven verkopen om de toekomstige begrotingen te blijven opsmukken.

 

Iedereen weet ondertussen wel dat het hele verhaal over het begrotingsevenwicht een trukendoos is geworden. Iedere begrotingsrekening staat bol van eenmalige maatregelen. Zelfs de Nationale Bank van België schrijft ieder jaar in haar jaarverslag – en staat bij wijze van spreken steeds aan de klaagmuur – over het gegeven dat de begrotingsrekeningen onder paars jaar na jaar een structureel tekort vertonen.

 

De eenmalige maatregel om overheidsgebouwen te verkopen, wordt met voorliggend ontwerp gebetonneerd. Bovendien getuigt voornoemde motivering niet echt van een langetermijnvisie, als u het mij vraagt. Het enige wat paars doet, is de budgettaire lasten naar de toekomst doorschuiven.

 

Dat tonen ook de cijfers aan, collega Van Biesen. U zat daarjuist nogal zenuwachtig op uw stoel te schuiven. Ik heb eens een top tien gemaakt van een aantal verkopen uit de afgelopen jaren. Ik zal er een kleine bloemlezing uit geven.

 

De eerste verkoop die nogal onder de aandacht kwam, was de verkoop van de Financietoren in Brussel. Dat gebouw werd verkocht in het jaar 2000. De verkoopprijs bedroeg 276.525.227 euro. De huurlast per jaar bedraagt 25.907.229 euro. De totale duurtijd van het huurcontract bedraagt 32 jaar. Dat wil dus zeggen dat na 32 jaar de totale huurlast 829.031.328 euro bedraagt. Bijgevolg is het verschil met de initiële aankoopprijs 552.506.101 euro.

 

Een tweede gebouw dat men verkocht heeft is het gebouw van Financiën, Italiëlei 4 in Antwerpen. Dat gebouw werd verkocht in 2002 voor een totale prijs van 62.242.633 euro. Men betaalt daarvoor nu een jaarlijkse huurlast van 5.948.260 euro. Het huurcontract is gesloten voor een periode van 18 jaar. De totale huurlast na 18 jaar zal 107.068.680 euro bedragen. Het verschil met de verkoopprijs bedraagt 44.826.047 euro.

 

De derde verkoop, het gebouw aan de Pachecolaan 19 in Brussel. Die verkoop dateert van 2001. De verkoopprijs bedroeg 27.100.000 euro. Men betaalt daarvoor nu een jaarlijkse huurlast van 10.264.351 euro. De totale duurtijd van het huurcontract bedraagt 6 jaar. Na 6 jaar – wat weliswaar zeer kort is – zal de totale huurlast zijn opgelopen tot 61.586.106 euro, wat een verschil met de verkoopprijs geeft van 34.486.106 euro.

 

De vierde verkoop ging om het gebouw aan de Paleizenstraat 48 in Brussel. Men heeft dit gebouw in 2000 verkocht voor 8.676.273 euro. De jaarlijkse huurlast is 1.247.425 euro. De totale looptijd van het huurcontract bedraagt 25 jaar, wat uiteindelijk een totale huurlast geeft van 31.185.625 euro. Dat geeft een verschil met de oorspronkelijke verkoopprijs van 22.509.352 euro.

 

Als vijfde in mijn bloemlezing is er het gebouw van Sofima in de rue des Bourgeois te Namen. Daar bedroeg de verkoopprijs in 2003 36.067.000 euro. De totale huurlast bedraagt 53.930.934 euro na een looptijd van 18 jaar, wat een verschil oplevert van 17.863.934 euro.

 

In mijn bloemlezing van de top tien zit ik nu aan gebouw nummer 6. Het gaat om het gebouw aan de Sint-Lievenslaan 23 te Gent. De verkoopprijs in 2002 bedroeg 23.872.146 euro. Men heeft daar een jaarlijkse huurlast van 2.298.887 euro voor een looptijd van 18 jaar, wat de totale huurlast brengt op 41.379.966 euro of een verschil met de aanvankelijke verkoopprijs van 17.507.820 euro.

 

De zevende verkoop is de verkoop van het gebouw Place Albert 1 te Charleroi. Dat is een gebouw dat men in 2002 heeft verkocht voor een verkoopprijs van 11.525.147 euro. De jaarlijkse huurlast bedraagt 1.240.167 euro voor een looptijd van 25 jaar, wat de totale huurlast brengt op 31.004.175 euro.

 

Het verschil met de verkoopprijs bedraagt zomaar eventjes 19.479.028 euro. Dan zijn er nog de gebouwen Egmont I en Egmont II in Brussel. Die heeft men in 2004 verkocht voor een totaalprijs van 154.400.000 euro. De totale huurlast per jaar bedraagt 9.456.795 euro, voor een looptijd van 18 jaar. De totale huurlast bedraagt dus, na 18 jaar, 170.222.310 euro, wat in vergelijking met de aanvankelijke verkoopprijs een verschil is van 15.822.310 euro.

 

Als negende in de top tien is er nog het gebouw in de Vyncke Dujardinlaan in Brugge, dat in 2003 verkocht werd voor 12.910.000 euro. Het verschil tussen de huurlast en de verkoopprijs bedraagt 10.264.676 euro. Tot slot heeft men in 2003 het gebouw in de Peter Benoitlaan in Veurne verkocht voor 10.580.000 euro. Men heeft daar een huurcontract lopen van 18 jaar. Het verschil met de verkoopprijs zal dan 8.858.146 euro bedragen.

 

Collega’s, ik vat samen. Met die top tien heeft men dus voor 620 miljoen euro aan gebouwen verkocht. De totale huurlast voor de komende jaren, afhankelijk van de looptijd van de huurcontracten, bedraagt zomaar eventjes 1,367 miljard euro, of een factor 2,2, ten opzichte van de oorspronkelijke verkoopprijs. Wie durft te beweren dat de verkopen goed zijn voor de begroting en geen bezwaring zijn van de begroting voor de komende jaren, is eraan voor de moeite.

 

Er is natuurlijk nog een gebouw buiten categorie: het justitiepaleis in Antwerpen. Dat heeft iets meer dan 250 miljoen euro gekost, zowat 175 miljoen euro meer dan aanvankelijk begroot. Dat is de prijs van het Antwerpse vlinderpaleis op de Bolivarplaats. Eind 2005, zeer recentelijk, werd het opgeleverd. De financier was Justinvest, een consortium met onder andere Interbuild, KBC en Artesia. Oorspronkelijk zou de regering het gebouw voor 27 jaar in huurkoop nemen van Justinvest. Op het einde van de rit zou de Belgische Staat eigenaar worden. Dat was natuurlijk buiten Europa gerekend, dat in het najaar van 2005 een stokje stak voor dat boekhoudkundige manoeuvre. De totale kostprijs van het vlinderpaleis moest in een keer in de begroting worden opgenomen. Dat uitvoeren stond zowat gelijk met een begroting die volledig in het rood ging. Dus begon de regering, eind 2005, vlak vóór het einde van het jaar, nog aan een zoektocht naar een koper voor het justitiepaleis.

 

Wat was het resultaat, collega's? Het vastgoedbedrijf Cofinimmo kocht de grond waarvoor de Staat eerder 3,8 miljoen euro had betaald, voor 112.000 euro, een prikje zou ik zeggen. Cofinimmo kocht ook de structurele eigendomsrechten over, verhuurt het gebouw nu voor 36 jaar aan de overheid die na die periode van 36 jaar zelfs geen eigenaar meer zal zijn. Dit alles om maar te zeggen, collega's, op welke manier deze paarse federale regering de afgelopen jaren gesjoemeld en gesjacherd heeft met haar patrimonium.

 

Het voorliggende ontwerp, collega's, heeft als doel dat de Staat en de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij gemachtigd worden een privaatrechtelijk naamloze vennootschap op te richten die zich voortaan zal bezighouden met dergelijke verkopen van onroerend goed. Zowel de Staat als de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij zijn de oprichters van die nieuwe vennootschap. Waarschijnlijk brengt de Staat de diverse onroerende goederen in die zij in eigendom heeft. Wat de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij betreft, is de toestand minder duidelijk. Waarschijnlijk zal het gaan om kapitaal, maar blijkbaar weet niemand wat de grootte van deze inbreng zal zijn.

 

De vraag die we ons moeten stellen, collega's, is waarom deze regering het instrument van een privaatrechtelijke vennootschap nodig heeft. Ik meen dat de verklaring daarvoor zeer eenvoudig is. Men wil een vervolg kunnen geven aan haar eerste operatie van massale uitverkoop van overheidsgebouwen, gekend als zijnde Fedimmo I.

 

U herinnert zich nog de lijst van 62 gebouwen die vlak vóór het jaareinde van 2006 nog hals over kop moesten worden verkocht om de staatsrekening uit het rood te houden. Over de procedure was toen heel wat te doen, al was het maar omdat de hele verkoop op één week moest worden geregeld, terwijl voor dergelijke opdrachten normaal een minimumtermijn van een maand wordt gehanteerd. De opbrengst bedroeg toen zo'n slordige 576 miljoen euro. Daarop wordt nu dus in een vervolg voorzien en dat vervolgverhaal kennen wij. Het gaat om het verhaal van Fedimmo II. Het gaat naar verluidt om 52 gebouwen – er circuleert een lijst met 52 gebouwen – waarvan de opbrengst verschilt al naargelang van de cijfers. Volgens de ene zou het 200 tot 250 miljoen euro moeten opbrengen, volgens andere gegevens zou het 500 tot 600 miljoen euro moeten opbrengen. Alsof dat nog niet voldoende is, reiken de plannen zelfs nog verder. Fedimmo III en IV staan ook al in de steigers om de verkoop van gerechtsgebouwen, kazernes, gevangenissen en enkele ambassades en consulaten in het buitenland in de komende tijd te regelen.

 

Ter verduidelijking, collega's. Vlaams Belang is niet gekant tegen het feit dat een overheid op een actieve manier haar openbaar patrimonium beheert. Dat is niet het punt van discussie. Maar, gebouwen die men niet meer gebruikt of die men niet meer nodig heeft, moet men volgens ons niet tot elke prijs in bezit houden en kan men perfect op de markt brengen.

 

Dat geldt evenwel niet voor gebouwen die de Staat nog in gebruik heeft – en dat is het overgrote deel – en die hij verkoopt om de huidige tekorten op de begroting te dichten en de toekomstige huurlasten als een budgettaire belasting naar de toekomst door te schuiven.

 

Met een dergelijk mechanisme kunnen wij niet akkoord gaan, nog los van het feit dat er na de stemming van het ontwerp vanuit de Kamer geen controle meer mogelijk is.

 

Mijnheer de voorzitter, ik rond af. Als straks het ontwerp via uw diensten de Kamer verlaat, wil ik u een voorstel doen. Doe er een briefje bij met het volgende opschrift: “Sire, straks zijn er geen staatsgebouwen meer.”

 

Mijn fractie zal dan ook tegenstemmen.

 

10.19  Hervé Jamar, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame la vice-première ministre, chers collègues, j'ai entendu trois interventions dont le contenu était connu puisque longuement débattu en commission tant cette année que l'année dernière. Les mêmes propos reviennent. J'ai quand même cru percevoir que M. Verherstraeten reconnaît enfin, pour la première fois, que le budget est en équilibre puisqu'il a dit: "Pour atteindre l'équilibre budgétaire, vous faites une opération…". Il y a quand même un pas positif qui est fait par le CD&V pour reconnaître que le budget est en équilibre! Je suis heureux que la vice-première ministre soit présente pour entendre ce constat du CD&V.

 

En ce qui concerne l'opération technique en tant que telle, il y a effectivement création d'une société immobilière entre l'État et la société de participations et d'investissement. L'État garde 10% d'actions – personne ne l'a dit – et donc de pouvoir au sein de cette société. C'est le premier élément.

 

Le second stade du raisonnement concerne la rédaction des listes, la sélection des immeubles, la fixation des prix, etc. Par définition, lorsqu'on respecte la loi et que l'on met en concurrence un immeuble afin de le vendre, lorsqu'on procède à une mise en concurrence des potentiels amateurs desdites actions, il est impossible de connaître à l'avance le prix de vente – ou alors on truque des marchés ou des choses ont été préparées au préalable. J'ai entendu des chiffres qui allaient de 250 à 500 millions pour l'opération II; je les entends mais je suis dans l'impossibilité de vous dire quel sera le chiffre. Les amateurs se présenteront, se concurrenceront, feront une offre et le gouvernement avalisera l'offre qui légalement devra être retenue.

 

J'ai entendu des choses avec lesquelles je ne peux pas être d'accord d'un point de vue technique. Pour négocier ce genre d'opérations, il faut voir la pré-liste des immeubles, passée au Conseil des ministres du 19 janvier dernier, dont vous avez connaissance et qui a été publiée dans la presse. Cette pré-liste est soumise à un comité d'experts techniques, financiers et immobiliers pour déterminer si nous allons demander une période X ou un préavis assez long ou pas, une préemption ou pas, si nous allons exiger de la rénovation totale ou partielle ou pas, si nous allons demander de l'entretien pendant une telle durée ou pas, etc., selon le type d'immeuble, et en faisant en sorte aussi que le "package" de ces immeubles avec chaque cahier des charges puisse être acceptable pour n'importe quel acquéreur, rentable pour l'État et gérable à moyen et long terme.

 

On a évoqué une durée de vie locative "moyenne" pour l'opération I, de 17 à 18 ans. Je ne suis pas en mesure de vous dire, aujourd'hui, ce que ce comité d'experts proposera au prochain gouvernement. Sera-t-il question de 20 ans, 25 ans, 30 ans? En la matière, nous nous devons de faire confiance aux spécialistes. Personne ici, me semble-t-il, n'est compétent pour dire comment procéder avec tel ou tel bâtiment.

 

Reconnaissons au moins – j'ai entendu des chiffres allant dans tous les sens – que, dans ce qui a été dit, il est fait totalement abstraction du coût d'entretien de ces immeubles, du coût de leur rénovation, de la maintenance. On prend les chiffres de vente, on fait l'estimation du prix d'une location pendant une durée déterminée et on calcule la différence en mettant en avant la perte de l'État. Mais on ne parle pas du coût, par exemple, des matériaux et du coût relatif à l'emploi d'ouvriers de la Régie des Bâtiments. On ne parle pas du coût d'une rénovation. On parle de certains palais de justice ou autres bâtiments publics. Les médias télévisuels ou autres font écho de plaintes – à juste titre - de fonctionnaires quant à l'état des bâtiments où ils travaillent. Ce sont là des situations qu'il faut reconnaître. C'est un héritage du passé, monsieur Tant, et vous le savez très bien. Nous devons donc avoir une vision globale et moderne des choses.

 

Nous savons que les Belges ont une brique dans le ventre. Mais je répète que l'État doit avoir une vision globale, moderne et évolutive des choses.

 

En fonction du coût des rénovations nécessaires, le comité fera rapport au gouvernement en établissant une pré-liste de bâtiments, et nous en retiendrons un certain nombre. Il proposera un cahier des charges sur cette base. Il y aura une mise en concurrence et la vente se fera légalement, à un prix que personne ne connaît aujourd'hui, et qui sera rendu public.

 

Voilà comment se déroule exactement l'opération. Personnellement, je ne comprends pas les raisons pour lesquelles on crie "au fou", à la vente de "biens de sire", etc. À une époque, on a vendu de l'or. Sans doute, vous en souvenez-vous, monsieur Tant.

 

On a connu des lois de pouvoirs spéciaux générales. Il ne s'agissait donc pas de demander une habilitation spécifique, comme c'est le cas aujourd'hui. Je remercie d'ailleurs M. Verherstraeten qui a rappelé une époque où les libéraux, qui se trouvaient dans l'opposition, s'étonnaient d'une loi de pouvoirs spéciaux générale. Tel n'est pas le cas, aujourd'hui, il est seulement question d'une habilitation – de manière spécifique et ponctuelle – pour la vente de tel et tel bâtiment par le biais d'une constitution de société immobilière.

 

Un critère que chacun oublie ici est la sécurité juridique. Imaginons que le gouvernement soit contraint de revenir devant le parlement. Je vous le dis franchement, monsieur Wathelet, car je ne sais pas si vous avez déjà dû gérer un dossier en le faisant individuellement, pour chaque type d'immeuble, avec un prix précis, etc. Lorsque l'on doit gérer une offre globale de vente de bâtiments, comportant des spécifications propres à chaque bien immobilier, et tenant compte du fait que le gouvernement n'aura plus à sa charge la rénovation et l'entretien pendant plusieurs années, et qu'il peut mettre légalement en concurrence tout cela pour ensuite attribuer un marché, j'estime que la sécurité juridique commande que l'exécutif maîtrise les données du problème. De la sorte, il pourra mener à bien ces opérations qui sont tout sauf simples.

 

J'en arrive à la continuité du service public, dont font grand cas certaines institutions et certains intervenants. Comme je l'ai déjà dit en commission, que l'on ne vienne pas me faire croire que, dans 15, 18 ou 25 ans, il n'y aurait plus aucun immeuble à louer pour l'État si bien que tel ou tel service public ne trouverait plus d'endroit où se loger. Alors, ce serait à désespérer de tout, puisque cela signifierait que la Belgique comme État serait bien loin, au mauvais sens du terme, dans son évolution propre. Or nous savons pertinemment bien que la continuité du service public n'est pas à remettre en cause. Nos institutions et nos administrations pourront toujours être hébergées. Je connais personnellement le cas d'un petit bâtiment dépendant du ministère des Finances et qui abrite des fonctionnaires. Si nous suivons la procédure que la Belgique connaît depuis toujours - Régie des Bâtiments, offres, cahiers des charges, etc. -, il est alors possible que ces personnes travaillent toujours dans cinq ans dans ces conditions. En revanche, si nous optons pour une conception légale, proactive, moderne, évolutive de ces questions, nous pouvons aboutir plus rapidement. Et je vous invite à aller interroger les 35 fonctionnaires qui travaillent là-bas: vous constaterez qu'ils sont très heureux de l'évolution du dossier.

 

La vérité n'est ni blanche ni noire: certains immeubles peuvent être cédés, tandis que d'autres non. J'ai entendu certains intervenants, notamment le dernier, prétendre qu'ils voulaient bien adopter une vision moderniste et évolutive des choses - je l'ai entendu et ne l'ai pas inventé. Croyez bien qu'une société de droit privé ne développe pas une vision hyper-conservatrice qui se présenterait comme suit: "Depuis que nous existons, nous sommes propriétaires de tel ou tel bâtiment. Quoi qu'il arrive, nous devons le rester, sans nous remettre en question".

 

C'est ce que nous faisons aujourd'hui aussi et, une fois de plus, je suis heureux de constater que le CD&V admet que l'équilibre budgétaire a été atteint.

 

10.20  Servais Verherstraeten (CD&V): Ik dank de staatssecretaris voor het feit dat hij hier vandaag erkend heeft dat dit ontwerp in casu een volmachtwet betreft, een speciale en geen algemene. Er waren algemene volmachtwetten die noodzakelijk waren om de staatshuishoudkunde op orde te stellen en de Maastrichtnorm te halen en om tewerkstelling te genereren in de privésector. Hier heeft men nu een speciale volmachtwet nodig om financieel zeer slechte zaken te doen voor de Belgische overheid.

 

We spreken over evenwicht. Ik heb gesteld dat de verkoopoperaties noodzakelijk waren om de rekeningen te doen kloppen en om een begroting in evenwicht te hebben, zij het dat dit evenwicht een louter boekhoudkundig evenwicht is van jullie boekhouding. Het is goed dat de vice-eerste minister en minister van Begroting hierbij aanwezig is. Mijnheer de staatssecretaris, we zullen zien wat Eurostat zal zeggen. U zal heel wat lobbywerk moeten doen om Eurostat er straks van te overtuigen dat onder meer de Fedimmo I-operatie eserneutraal was.

 

Dat de concurrentie ten volle speelt? Er kan geen concurrentie ten volle spelen als u gaat verkopen zoals u bij Fedimmo I hebt verkocht. De zaken komen in het Bulletin op 6 of 7 december en er moest verkocht zijn op 22 december. Dat is een verkoop binnen drie weken waarbij u met kandidaat-kopers met de bus van het ene gebouw naar het andere bent gereden en waarbij uiteraard internationale immobiliën- en vastgoedmaatschappijen niet de tijd hadden om hier rustig onderzoek te doen om te kopen. Dan was het aantal kandidaten misschien hoger geweest en waren er misschien hogere prijzen gekomen.

 

Mijnheer de staatssecretaris, u spreekt van de preliste of voorlijst. We hebben die inderdaad gezien. De vraag is alleen of die lijst intussen definitief is en of die gebouwen het zijn die zullen worden verkocht.

 

10.21  Hervé Jamar, secrétaire d'État: Je pense avoir répondu à cette question, tant en commission qu'ici. Pour l'instant, ce rapport est finalisé par un comité d'experts indépendants qui remet ses conclusions au gouvernement. Le gouvernement prendra ses responsabilités en fonction de ces conclusions.

 

Je me souviens – et je vous ai cité cet exemple deux fois en commission – que nous avions notamment visé l'immeuble qui abritait l'Institut de météorologie et à propos duquel j'ai été opportunément interrogé par M. Delizée, du groupe socialiste. À partir de cette question, j'ai rédigé une note au gouvernement pour attirer son attention sur les éléments que M. Delizée nous avait communiqués.

 

Vous – ou M. Devlies – m'avez interrogé sur un immeuble de Leuven. En bon gestionnaire du dossier, j'ai communiqué cela au gouvernement et au comité d'experts. Ce comité d'experts va, sur une base totalement indépendante, remettre au gouvernement la liste définitive et les cahiers des charges afférents aux bâtiments à vendre.

 

Il n'y a pas de volonté de vendre à tout prix un immeuble plutôt qu'un autre. Il y a une volonté de travailler en toute objectivité sur la base de cette pré-liste publiée dans les journaux, dont nous avons connaissance et dans laquelle je suis personnellement incapable de vous dire combien d'immeubles ont été retenus aujourd'hui et avec quels cahiers des charges. Cette liste sera arrêtée par le gouvernement lorsque ce dernier sera complètement informé des propositions.

 

10.22  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, uit uw antwoord blijkt dat de lijst nog niet definitief is. U hebt inderdaad mensen opdracht gegeven om daarover ramingen te maken. U weet ook wat onder meer het Rekenhof met betrekking tot vorige verkoopoperaties aan kritiek heeft gegeven op veel ramingen, die er veel te snel waren of waarvan sommige al verouderd waren. We kunnen daarover vragen stellen. Uit uw antwoord kan ik evenwel één ding afleiden: op dit ogenblik weet u nog niet wat u gaat verkopen. U zegt dat de regering haar verantwoordelijkheid zal nemen. Dat hebben wij bij vorige verkoopoperaties jammer genoeg moeten vaststellen.

 

Wat u blijkbaar wel weet, is wat het moet opbrengen, tussen de 200 en de 250 miljoen. Dat hebt u hier vandaag, op de banken van de Kamer, gezegd. We weten dus al wel wat het moet opbrengen, maar we weten nog niet wat er allemaal zal inzitten.

 

U zegt dat u geen onderhoudskosten meer hebt dankzij die verkoop. Bevestigt u, mijnheer de staatssecretaris, dat u geen onderhoudskosten meer hebt? Durft u hier te herhalen dat er geen onderhoudskosten meer zijn voor de gebouwen die verkocht zijn?

 

10.23  Hervé Jamar, secrétaire d'État: Monsieur Verherstraeten, je vais le répéter une troisième fois.

 

Nous avons chargé quatre personnes spécialisées (un expert immobilier, un juriste, un financier et une quatrième personne dont la mission spécifique m'échappe) de nous apporter toutes les indications utiles pour que cette opération soit non seulement acceptable mais aussi rentable – je l'espère – pour l'État, le fonds de participation et cette société immobilière et ce, dans les meilleures conditions pour l'État belge.

 

Si vous vous trouvez devant un immeuble X qui est impeccable, il sera difficile de demander de le rénover. Si vous vous trouvez devant un immeuble à l'état de ruine et que vous souhaitez le mettre en vente, vous pouvez proposer que toute la rénovation soit envisagée pour une remise à l'État, ensuite, de cet immeuble pour ses fonctionnaires ou vous pouvez ne rien demander de spécifique et dire que le vendeur en fait ce qu'il veut.

 

Visiblement, ce que je n'arrive pas à vous faire comprendre, c'est que pour chaque immeuble, il y a une approche individualisée.

 

Nous allons, dans la mesure du possible, essayer d'avoir un contrat le plus long possible puisque, comme vous l'avez dit, il faut assurer la continuité du service public. Nous allons également demander un préavis plus important, envisager la faculté de préemption dans l'un ou l'autre cas. Tout cela est faisable. Néanmoins, je parle au conditionnel puisque les conclusions ne nous sont pas encore arrivées et n'ont pas été avalisées par le gouvernement.

 

Que voulez-vous que je vous dise de plus? Nous sommes au mois d'avril. Cette constitution de société immobilière vaut jusqu'au 31 décembre 2007. Le gouvernement attribuera quand il estimera devoir attribuer et ce, en pleine connaissance de cause.

 

Je crois avoir été particulièrement complet.

 

10.24  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik meen toch dat de staatssecretaris in zijn antwoord weinig volledig is geweest. Het probleem is niet zozeer dat de overheid zou proberen om haar gebouwen op een behoorlijke manier te beheren, wat vandaag trouwens niet het geval is. Er is sprake van slecht beheer, leegstand enzovoort. Het beheer kan inderdaad worden geprivatiseerd. Wat hier echter gebeurt, is dat gebouwen worden verkocht en nadien weer in huur genomen, wat betekent dat de lasten naar de toekomst worden verschoven. Dat is het grote probleem dat wij met het dossier hebben.

 

Hetzelfde probleem rijst bij de verkoop van pensioenfondsen, waarvoor later pensioenen moeten worden betaald. Dat is ook een verschuiving van lasten naar de toekomst. Er is ook de verkoop van belastingschulden waardoor achteraf minder ontvangsten van belastingen zullen worden geboekt. Dat is opnieuw een verschuiving van de lasten naar de toekomst. Het is voornamelijk een begrotingsoperatie die lasten voor de toekomst creëert.

 

Gisteren was er een vergadering van de commissie voor de Begroting. Wij hebben kennisgenomen van de moeilijke financiële situatie en de slechte prognoses voor de toekomst. Wij hebben ook gesproken over het rapport van de Hoge Raad van Financiën en de eisen die daarin worden gesteld. De toekomst blijkt zich als moeilijk aan te kondigen. Met alle lasten die de regering naar de toekomst heeft verschoven, legt men bijkomende hypotheken op de begroting van de toekomst. Dat is de essentie van het probleem.

 

De staatssecretaris heeft het ook even gehad over de problemen van de verkoop van gebouwen in Leuven. Het gaat over Luxemburgcollege en het Carnoy-instituut. Ik wil er nog even op wijzen dat het Carnoy-instituut een schenking is van de KULeuven aan de Staat. De nood van de Belgische Staat moet wel bijzonder groot zijn nu hij geschonken goederen te koop stelt.

 

10.25  Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, je tiens à revenir brièvement sur les quelques remarques formulées par le ministre.

 

En ce qui concerne la Régie des Bâtiments, il nous dit qu'il faut prendre en considération le renouvellement, l'entretien, etc. Cela signifie que toute une série de services deviendront externes à la Régie des Bâtiments, étant donné qu'il semble plus intéressant de confier l'ensemble de ces services à d'autres partenaires. On diminue donc les tâches de la Régie des Bâtiments. D'un autre côté, on augmente le nombre de directeurs de la Régie des Bâtiments.

 

En outre, je voulais prouver à quel point nous nous trouvons dans un flou total. Le droit de préemption est extrêmement important si, à un moment donné, ces bâtiments qui étaient inaliénables le deviennent par le biais de cette société, dans laquelle l'État ne possède que 10% des parts. Dès lors, lorsque j'entends le secrétaire d'État dire qu'on peut "envisager la faculté éventuelle d'insérer un droit de préemption", je me dis qu'on est loin dans la négociation et que le degré de certitude n'est quand même pas très élevé!

 

Enfin, je remercie le secrétaire d'État d'avoir été aussi clair lorsqu'il a dit et je cite: "Venir ensuite avec la liste devant le parlement, vous imaginez! Au risque de la sécurité juridique…". Il craint donc de venir devant le parlement et de devoir répondre aux questions des parlementaires qui remettent en cause des ventes.

 

Monsieur le président, c'est plutôt vous que j'interpelle. En l'occurrence, on se prive, au nom de la sécurité juridique, d'un contrôle du parlement qui pourrait s'avérer tout à fait opportun et intéressant. Le parlement pourrait en effet poser les bonnes questions, ce qui permettrait à l'État de mieux gérer son patrimoine immobilier.

 

10.26  Le président: Nous voilà bien informés! Ce fut un bon débat!

 

Je vois que M. Verherstraeten souhaite encore intervenir. Vous avez la parole.

 

10.27  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik had graag aan de staatssecretaris gevraagd of hij inderdaad bevestigt dat de onderhoudskosten na de verkoopoperaties gunstig zijn voor de federale Staat en de federale Staat niet langer instaat voor het onderhoud van de gebouwen.

 

10.28  Hervé Jamar, secrétaire d'État: Monsieur Verherstraeten, en ce qui concerne l'entretien global des bâtiments – je ne vous parle pas de la femme de ménage, car il convient de mesurer soigneusement ses propos avec vous, mais bien du gros entretien des immeubles – effectivement, je vous le confirme!

 

De voorzitter: U begrijpt het onderscheid tussen het poetsen van de gang en het groot onderhoud van het gebouw, uiteraard.

 

10.29  Paul Tant (CD&V): (…) deze terminologie te gebruiken?

 

10.30  Luk Van Biesen (VLD): Dat snapt toch het kleinste kind.

 

10.31  Servais Verherstraeten (CD&V): (…)

 

De voorzitter: Collega’s, u weet dat het Rekenhof ook te uwer beschikking staat. Dat wordt regelmatig geraadpleegd. Ik vind het heel correct dat deze zaken zo worden behandeld.

 

10.32  Paul Tant (CD&V): Zolang u nog over een lokaal beschikt, voorzitter, want dat is natuurlijk ook de vraag op korte termijn.

 

De voorzitter: Ik heb de indruk dat dat een beetje moeilijker zal zijn.

 

10.33  Paul Tant (CD&V): Ja, wie weet…

 

De voorzitter: In elk geval, aan dit Huis zal men niet raken, dat kan ik u zeggen.

 

10.34  Paul Tant (CD&V): Het is toch opmerkelijk dat de staatssecretaris daarover beginnen te spreken is.

 

10.35  Servais Verherstraeten (CD&V): Hij heeft toch de achtertuin verkocht…

 

10.36  Paul Tant (CD&V): Maar, voorzitter, ik wil dat in overneming nemen…

 

De voorzitter: Nee, wij hebben het gebouw van de Spoorwegen gekocht.

 

10.37  Paul Tant (CD&V): …maar als men het gebouw verkoopt, moet men de voorzitter mee verkopen! Dan willen wij daar eens over nadenken.

 

De voorzitter: Dat zal de prijs wel fors doen stijgen!

 

10.38  Servais Verherstraeten (CD&V): Moeten wij hem dan weer inhuren? Of staan wij dan ook in voor het onderhoud?

 

De voorzitter: Het groot onderhoud!

 

Bon, je clos la discussion générale.

 

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2995/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2995/1)

 

Le projet de loi compte 5 articles.

Het wetsontwerp telt 5 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 5 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 5 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

11 Projet de loi concernant certains services bancaires (2988/1-4)

11 Wetsontwerp betreffende bepaalde bankdiensten (2988/1-4)

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

11.01  Magda De Meyer, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, de commissie heeft op 21 en 28 maart vergaderd over dit ontwerp. De minister hield een inleidende uiteenzetting om te benadrukken dat de mogelijkheid om van bank te veranderen een belangrijke factor is in de onderlinge concurrentie tussen de banken en dat de administratieve rompslomp of afsluitingskosten absoluut moeten worden gedrukt.

 

Er was al een eerste stap gezet via het gentlemen's agreement met de banken om de administratieve rompslomp te verminderen. Met dit ontwerp wordt nu ook de hindernis van de afsluitingskosten genomen.

 

Tijdens de algemene bespreking verwees mevrouw Ghenne van de PS naar een wetsvoorstel in de Senaat waarin ervoor werd gepleit om zichtrekeningen bij kredietinstellingen kosteloos te kunnen sluiten. Zij kon zich echter helemaal scharen achter het voorgesteld ontwerp dat een ruimer toepassingsgebied heeft ten opzichte van het in de Senaat ingediende wetsvoorstel.

 

Mevrouw Creyf verwees naar de Europese ontwerprichtlijn die zich in het eindstadium bevindt en constateerde dat het ontwerp van de minister verder ging dan wat in de richtlijn staat. In de richtlijn wordt gestipuleerd dat er nog bepaalde zogenaamde redelijke kosten kunnen worden aangerekend. Zij vroeg zich af waarom België verder wou gaan.

 

Een ander punt in de richtlijn was dat een opzegtermijn van maximum een maand zou kunnen worden gerespecteerd bij het sluiten van een spaarrekening. Ook daar vroeg mevrouw Creyf zich af waarom België verder gaat dan de Europese richtlijn.

 

Het voorliggend ontwerp is volgens mij een mooi vervolg op het herenakkoord en door verder te gaan dan de Europese richtlijn bevestigen wij onze goede reputatie op het vlak van consumentenbescherming.

 

De minister antwoordde dat de Europese richtlijn inderdaad een norm vastlegt, maar dat het elke lidstaat toekomt om eventueel verder te gaan. Sommige banken rekenen bij het sluiten van een rekening nog altijd bepaalde kosten aan die tot twintig euro kunnen oplopen. Het is erg belangrijk dit helemaal kosteloos te maken om de mobiliteit tussen de banken te verhogen.

 

Wat de opzegtermijn betreft, als een consument snel opzegt, heeft hij daarvoor wellicht gegronde redenen. Volgens de minister was het perfect logisch dat indien een klant heeft vooruitbetaald voor het gebruik van een zicht- of spaarrekening, hij of zij het teveel betaalde bedrag kan terugvorderen bij opzegging.

 

Uiteindelijk werd in de commissie gestemd. Het ontwerp werd aangenomen met acht stemmen voor en drie onthoudingen.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte corrigé par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2988/4)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie verbeterde tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2988/4)

 

Le projet de loi compte 6 articles.

Het wetsontwerp telt 6 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 6 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 6 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

12 Projet de loi instaurant une réduction d'impôt pour maisons passives (3024/1)

12 Wetsontwerp tot invoering van een belastingvermindering voor passiefhuizen (3024/1)

 

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

 

Sans rapport

Zonder verslag

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3024/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3024/1)

 

Le projet de loi compte 4 articles.

Het wetsontwerp telt 4 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 4 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 4 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

13 Projet de loi modifiant la loi du 11 août 1987 relative à la garantie des ouvrages en métaux précieux (3060/1-4)

13 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 11 augustus 1987 houdende waarborg van werken uit edele metalen (3060/1-4)

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

Mme Marie-Christine Marghem, rapporteur, s'en réfère à son rapport écrit.

 

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3060/4)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3060/4)

 

Le projet de loi compte 10 articles.

Het wetsontwerp telt 10 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 10 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 10 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

14 Projet de loi modifiant la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit, la loi du 6 avril 1995 relative au statut des entreprises d'investissement et à leur contrôle, aux intermédiaires et conseillers en placements, ainsi que la loi du 20 juillet 2004 relative à certaines formes de gestion collective de portefeuilles d'investissement (3047/1-2)

14 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, en van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles (3047/1-2)

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

De heer Jacques Chabot, rapporteur, verwijst naar zijn schriftelijk verslag.

 

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3047/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3047/1)

 

Le projet de loi compte 75 articles.

Het wetsontwerp telt 75 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 75 sont adoptés article par article, ainsi que l'annexe.

De artikelen 1 tot 75 worden artikel per artikel aangenomen, alsmede de bijlage.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

Collega's, mijnheer Devlies, ik kan nu twee dingen doen. Ofwel laat ik de minister van Buitenlandse Zaken komen – hij is beschikbaar – voor de zogenaamde kleine ontwerpen. Het zijn interessante verdragen allerhande. Als u vindt dat ik dat moet doen, dan moet ik hem laten roepen.

 

Monsieur Jamar, je sais que vous êtes attendu au Sénat. Mais il y a du travail ici, parce que je dois citer tous ces projets et tous ces articles.

 

Les jeux de hasard relèvent de la compétence de Mme Van den Bossche, n'est-ce pas?

 

(…): (…)

 

De voorzitter: U bent tevreden? Dan ga ik verder doen.

 

Cela vous convient-il?

 

Het zijn verdragen. Ik denk niet dat we daarmee veel problemen zullen hebben. (Instemming)

 

15 Projet de loi portant assentiment à la Convention entre le Royaume de Belgique et la République de Saint-Marin tendant à éviter la double imposition et à prévenir la fraude fiscale en matière d'impôts sur le revenu, signée à Saint-Marin le 21 décembre 2005 (3021/1)

15 Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek San Marino tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontduiken van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te San Marino op 21 december 2005 (3021/1)

 

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

 

Sans rapport

Zonder verslag

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

Monsieur le secrétaire d'État, êtes-vous compétent en la matière dans les deux sens du terme? La langue française est merveilleusement nuancée. On peut être doublement compétent en français!

 

In het Nederlands is het bevoegd. Men kan ook onbevoegd zijn. Incompetent is onbevoegd.

 

15.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, mijnheer de staatssecretaris, onze fractie is wat verwonderd dat dit wetsontwerp zonder enige kritische bemerking door de meerderheidspartijen in de commissie voor de Buitenlandse Zaken werd goedgekeurd. Het lijkt ons nochtans strijdig te zijn met de inhoud van de resolutie van de belastingparadijzen die in de Kamer werd ingediend op 22 november 2006 door de heren Dirk Van der Maelen, Koen T'Sijen en de dames Camille Dieu en Karine Lalieux. De resolutie werd goedgekeurd op 1 februari 2007.

 

In de toelichting bij de resolutie wordt een omschrijving gegeven van het begrip belastingparadijs en er wordt verwezen naar de visie van de OESO ter zake. Ik citeer nu uit de toelichting die door de indieners werd gegeven: "Volgens de OESO zijn er in totaal 38 belastingparadijzen waarvan er 33 als meewerkend worden beschouwd. Meewerkend wil zeggen dat zij hebben toegezegd om te werken aan meer transparantie en informatie-uitwisseling."

 

Welnu, San Marino is een van de 38 landen die voorkomen op deze lijst. In de tekst die plenair werd goedgekeurd op 1 februari 2007 wordt de regering in de punten B.6 en B.7 opgeroepen om de Belgische belastingbasis beter te beschermen door geen dubbelbelastingverdragen te sluiten met landen die door de OESO worden aangemerkt als belastingparadijzen, maar wel om te opteren voor informatie- en uitwisselingsverdragen. Er wordt dus geen totaal verbod op contact aangeraden maar wel een beperking en een concrete suggestie. Deze resolutie werd door een meerderheid in deze Kamer goedgekeurd.

 

Met dit wetsontwerp nr. 3021 wordt het nieuwe dubbelbelastingverdrag tussen België en San Marino bekrachtigd. Als wij de redenering van de indieners van de resolutie betreffende de belastingparadijzen volgen, ligt hier vandaag een dubbelbelastingverdrag met een belastingparadijs ter stemming. Ik denk dat dit logisch is.

 

De heer Willy Cortois, die spijtig genoeg niet aanwezig is, die expert is ter zake, maar die geen indiener was van de resolutie, had een afwijkende visie in de commissie. Hij stelde dat alleen landen als Andorra, Liberia, Liechtenstein, de Marshalleilanden en Monaco aangemerkt konden worden als belastingparadijs.

 

Deze visie van de heer Willy Cortois strookte echter niet met de visie van de indieners van de resolutie. Ik verwijs onder meer naar het antwoord van mevrouw Lalieux aan de heer Cortois. Men kan dat vinden op pagina 33 van het verslag.

 

De heer Cortois heeft vandaag geen probleem. Hij kan dit punt goedkeuren. Dat ligt binnen zijn lijn. Voor de andere leden van de commissie stelt zich echter wel een probleem. Volgens de filosofie van de indieners mogen er slechts dubbelbelastingverdragen worden gesloten met landen waar een redelijk niveau van belastingdruk aanwezig is. Ik verwijs naar de verklaring van de heer Van der Maelen. Hij zal zich zijn eigen verklaring nog wel herinneren. Ze staat op pagina 31 van het verslag.

 

Het is een gelukkig toeval dat staatssecretaris Jamar hier vandaag aanwezig is zodat hij zijn eigen verklaringen kan bevestigen. Ook de leden van de MR moeten nu bijzonder aandachtig zijn, want zij moeten straks ook hun stem uitbrengen. Voor deze fractie lijkt mij nog wat onduidelijk te zijn. Voor de VLD is er een oplossing. Voor de MR is er nog enige twijfel.

 

Volgens staatssecretaris Jamar hebben de 38 OESO-landen, meewerkend of niet-meewerkend, een veel te gunstig belastingregime in vergelijking met andere. Dat staat op pagina 64. Dus niet alleen volgens de filosofie van de indieners, maar ook van staatssecretaris Jamar, mag er geen belastingverdrag worden gesloten met San Marino, als ik mij baseer op de teksten.

 

Op 1 februari van dit jaar werd bij gelegenheid van de stemming over de resolutie hier in de Kamer door de heer Van der Maelen, fractieleider van sp.a-spirit, het volgende verklaard, en ik citeer: "Met genoegen stel ik vast dat wij in de Kamer een meerderheid voor een begin van beleid hebben gevonden. Wij zullen er na de verkiezingen werk van maken, maar ik hoop dat wij voor de verkiezingen al een aantal stappen zullen kunnen zetten".

 

De periode wordt wel erg kort, we hebben nog één zitting na deze.

 

De voorzitter: Nog drie.

 

15.02  Carl Devlies (CD&V): Drie zittingen gedurende één week. We hebben met andere woorden nog één week zittingen, ik zal het zo zeggen. Onze voorzitter wijst op de bijzonder hoge activiteitsgraad van deze Kamer. Wij zijn bereid te vernemen welke stappen in deze richting zullen gezet worden.

 

Ter gelegenheid van de bespreking van de resolutie hebben wij als fractie reeds gewezen op het vrijblijvende karakter van de discussies en de besprekingen. Dat is ook de reden waarom wij ons hebben onthouden. Vandaag krijgen de indieners van de resolutie de kans om te bewijzen dat hetgeen zij voorstonden en goedgekeurd hebben, niet vrijblijvend was. Wij zijn zeer benieuwd en kijken uit naar het stemgedrag dat hier vanavond zal worden aangenomen vooral door de fracties van sp.a, spirit en PS. Ik kan u zeggen dat onze fractie zich alvast op dit ontwerp zal onthouden.

 

De voorzitter: Zonder mij te mengen in allegorische benaderingen: het is gewoonlijk in de laatste rechte lijn dat het snelst wordt gereden.

 

15.03  Hervé Jamar, secrétaire d'État: Monsieur le président, j'ai écouté M. Devlies avec beaucoup d'intérêt.

 

Premièrement, je ne sais pas si M. Devlies a lu l'intitulé du projet mais il s'agit d'un traité visant à éviter la double imposition et à prévenir la fraude fiscale. Or, ce qui est embêtant dans le chef du CD&V, c'est qu'ils viennent de distribuer des points en parlant de cette fameuse résolution initiée par M. Van der Maelen et d'autres collègues, mais lorsque nous avons eu trois ou quatre séances de commission spéciale "mondialisation", le CD&V n'était pas présent.

 

Le CD&V peut dire que le secrétaire d'État a dit ceci ou que M. Van der Maelen a dit cela à propos de tel aspect de la fraude internationale, mais moi, je ne sais pas ce que le CD&V a dit puisque, pendant les trois séances, il n'était pas présent, et je prends M. Van der Maelen à témoin. C'est particulièrement choquant d'entendre quelqu'un distribuer des bulletins alors qu'il n'était pas présent pour voir comment les dossiers ont été défendus!

 

Deuxièmement, puisque M. Devlies n'était pas présent, je vais lui dire ce qui est sorti de l'analyse de cette résolution en regard des traités de double imposition et de prévention de la fraude.

 

(…): (…)

 

15.04  Hervé Jamar, secrétaire d'État: Il est facile de lire un document en disant n'importe quoi!

 

Nous avons convenu, M. Van der Maelen peut en attester, d'avoir une résolution équilibrée et nous avons travaillé ensemble pour y arriver.

 

À propos des pays qui sont des paradis fiscaux, que nous condamnons, la meilleure attitude est-elle de les laisser isolés et de ne plus leur parler ou d'éviter la double imposition tout en exigeant d'eux de lutter contre la fraude en contrepartie?

 

Je vous pose la question. Je ne sais pas si le CD&V va pouvoir enfin apporter une réponse au lieu de distribuer des points! Je ne sais pas si le CD&V a bien compris la nuance à ce niveau!

 

En tout cas, tant M. Van der Maelen, moi-même et l'ensemble de la majorité, nous nous sommes très bien compris pour avoir une résolution équilibrée.

 

En ce qui concerne les pays coopératifs ou non coopératifs au sein de l'OCDE et du GAFI, avec les trois classements de ces pays – je peux vous parler pendant une heure de votre intervention, monsieur Devlies –, nous avons justement une attitude différenciée. Vous pouvez relire tous les travaux de la commission. La résolution met spécifiquement l'accent sur cet élément. M. Van der Maelen pourrait en parler encore plus longuement que moi puisque c'est un dossier qu'il connaît particulièrement bien.

 

15.05  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, de staatssecretaris heeft mij verkeerd begrepen.

 

Ik val de resolutie niet aan. Het probleem was echter dat de discussies in de commissie heel vrijblijvend waren. Wij stelden ons de vraag of, op het moment dat een test zich zou voordoen, de resolutie inderdaad zou worden nageleefd.

 

Er zijn ondertussen al een aantal voorbeelden geweest. Nu is er een nieuw voorbeeld, met name het dubbelbelastingverdrag met San Marino, dat duidelijk niet aan de inhoud van de resolutie beantwoordt. Nu stel ik mij vragen bij het stemgedrag van de indieners van de resolutie.

 

De voorzitter: Mijnheer Van der Maelen, u kunt er niet aan weerstaan.

 

15.06  Dirk Van der Maelen (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, ik zal het nog eens proberen uit te leggen. Ik begrijp dat het moeilijk is om het van de eerste keer te begrijpen. De staatssecretaris heeft het al gedaan.

 

Voor iemand die de werkzaamheden in de commissie niet heeft meegemaakt, is het natuurlijk moeilijk om te weten wat de leden die de resolutie in elkaar staken, eigenlijk bedoelden.

 

Mijnheer Devlies, ik zal niet in detail treden, maar San Marino behoort tot een categorie van landen waarvan wij oordeelden dat er een dubbelbelastingverdrag mee kon worden gesloten, op voorwaarde dat de medewerking van het betrokken land er is om tegen de fiscale fraude te strijden.

 

Als u de moeite niet heeft genomen om het verdrag te lezen noch om de werkzaamheden van de commissie Mondialisering te volgen, dan had het misschien volstaan om de titel van het verdrag te lezen en het punt 3 van onze agenda te bekijken. Mijnheer Devlies, vroeger stond het voorkomen van fraude en het meehelpen om de fraude te bestrijden, er niet bij. Dat is juist een gevolg van onze werkzaamheden in de commissie.

 

Wees gerust, ik zal er zelf over waken dat de resolutie wordt gerespecteerd. Er is helemaal geen probleem.

 

15.07  Carl Devlies (CD&V): Dit is typisch.

 

Het verdrag dateert van 2005. Ik kan mij moeilijk inbeelden dat discussies van eind 2006 en begin 2007 een invloed op de teksten van 2005 zouden hebben gehad.

 

Hoe dan ook blijkt uit de teksten dat u met de desbetreffende landen geen dubbelbelastingverdragen zou aangaan. Wel zou u verdragen sluiten die op het uitwisselen van informatie betrekking hebben. U zou echter geen dubbelbelastingverdragen sluiten.

 

Ik heb de bladzijden van de teksten geciteerd. U kunt ze onderzoeken; u kunt uw eigen verklaringen en de verklaringen van uw collega’s nagaan.

 

15.08  Dirk Van der Maelen (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, ik wil de heer Devlies geruststellen. Er zijn heel wat onderhandelingen bezig. Er zijn zelfs al wat verdragen gesloten. Er zal geen verdrag mijn goedkeuring in het Parlement krijgen, dat niet aan deze resolutie voldoet. Dit punt 3 voldoet wel aan de voorwaarden die in de resolutie zijn bepaald en ik zal het goedkeuren.

 

Mijnheer Devlies, straks zullen wij het akkoord met de Verenigde Staten bespreken. Dit akkoord is baanbrekend. Immers, voor de eerste keer is er een akkoord gesloten waarin is bepaald dat door België het bankgeheim niet kan worden ingeroepen om informatie achter te houden die door de andere partij wordt gevraagd. U ziet dat wij vooruitgaan.

 

15.09  Carl Devlies (CD&V): Het dubbelbelastingverdrag met de Verenigde Staten zal door ons worden goedgekeurd. U kunt dat ook in het verslag lezen. De rapporteur is aanwezig. Ik veronderstel dat hij straks wel verslag zal uitbrengen. Onze fractie heeft dat reeds tijdens de bespreking in de commissie voor de Buitenlandse Zaken gezegd. Dit dubbelbelastingverdrag beantwoordt niet aan de voorwaarden van de resolutie van de belastingparadijzen, zoals hier werd goedgekeurd.

 

De voorzitter: Dit wordt een dovemansgesprek. Ik beschouw de Kamer als voldoende geïnformeerd over de twee thesissen om zich straks te kunnen uitspreken.

 

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3021/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3021/1)

 

Le projet de loi compte 2 articles.

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

Je vais poursuivre avec les traités, sauf si je constate que les discussions s'étendent sur le traité ayant rapport aux États-Unis. On verra à ce moment-là si je suspends pour la séance du soir, qui suivra.

 

16 Projet de loi portant assentiment à la Convention relative à l'adhésion de la République tchèque, de la République d'Estonie, de la République de Chypre, de la République de Lettonie, de la République de Lituanie, de la République de Hongrie, de la République de Malte, de la République de Pologne, de la République de Slovénie et de la République slovaque à la Convention sur la loi applicable aux obligations contractuelles, ouverte à la signature à Rome le 19 juin 1980, ainsi qu'aux Premier et Deuxième Protocoles concernant son interprétation par la Cour de Justice des Communautés européennes, faite à Luxembourg le 14 avril 2005 (3048/1)

16 Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag inzake de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, ter ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980, en tot het Eerste en het Tweede Protocol betreffende de uitlegging ervan door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, gedaan te Luxemburg op 14 april 2005 (3048/1)

 

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

 

Sans rapport

Zonder verslag

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3048/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3048/1)

 

Le projet de loi compte 2 articles.

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

17 Projet de loi portant assentiment à la Convention n° 161 sur les services de santé au travail, adoptée à Genève le 26 juin 1985 par la Conférence générale de l'Organisation internationale du travail (3049/1)

17 Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag nr. 161 betreffende de bedrijfsgezondheidsdiensten, aangenomen te Genève op 26 juni 1985 door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie (3049/1)

 

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

 

Sans rapport

Zonder verslag

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3049/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3049/1)

 

Le projet de loi compte 2 articles.

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

18 Projet de loi portant assentiment à la Convention n° 155 sur la sécurité et la santé des travailleurs, adoptée à Genève le 22 juin 1981 par la Conférence générale de l'Organisation internationale du travail (3050/1)

18 Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag nr. 155 betreffende arbeidsveiligheid, gezondheid en het arbeidsmilieu, aangenomen te Genève op 22 juni 1981 door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie (3050/1)

 

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

 

Sans rapport

Zonder verslag

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3050/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3050/1)

 

Le projet de loi compte 2 articles.

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

19 Projet de loi portant assentiment à la Convention du Conseil de l'Europe sur la lutte contre la traite des êtres humains, faite à Varsovie le 16 mai 2005 (3051/1)

19 Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005 (3051/1)

 

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

 

Sans rapport

Zonder verslag

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3051/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3051/1)

 

Le projet de loi compte 2 articles.

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

20 Projet de loi portant assentiment à la Résolution 997, adoptée par le Conseil de l'OIM dans sa 421e séance du 24 novembre 1998, apportant des amendements à la Constitution de l'Organisation internationale pour la migration (OIM) (3052/1)

20 Wetsontwerp houdende instemming met Resolutie 997, aangenomen door de Raad van de IOM tijdens zijn 421e vergadering op 24 november 1998, tot wijziging van het Statuut van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) (3052/1)

 

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

 

Sans rapport

Zonder verslag

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3052/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3052/1)

 

Le projet de loi compte 2 articles.

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

21 Projet de loi portant assentiment à la Convention entre le Gouvernement du Royaume de Belgique et le Gouvernement des États-Unis d'Amérique tendant à éviter la double imposition et à prévenir l'évasion fiscale en matière d'impôts sur le revenu, signée à Bruxelles le 27 novembre 2006, et adaptant la législation fiscale belge à certaines dispositions de ladite Convention (3054/1-2)

21 Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika tot het vermijden van dubbele belasting en van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Brussel op 27 november 2006, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van de genoemde Overeenkomst (3054/1-2)

 

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

21.01  Miguel Chevalier, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik verwijs in essentie naar het schriftelijk verslag dat een zeer omstandige samenvatting bevat van de uiteenzetting van de heer Carl Devlies die een groot aantal gerichte vragen heeft gesteld aan de minister. Ik heb vastgesteld dat de antwoorden van de minister vervat zijn in het verslag dat nadien werd opgestuurd.

 

Ondanks de vele vragen van de heer Devlies, die van een bijzonder hoge techniciteit waren en misschien niet altijd even vatbaar waren voor de leden van de commissie voor de Buitenlandse Zaken, werd dit voorstel unaniem goedgekeurd.

 

De heer Devlies merkte op dat er in de toekomst misschien beter een samenwerking zou zijn tussen de verschillende commissies wanneer het bilaterale samenwerkingsakkoorden of verdragen inzake het fiscale statuut betreft. Ik vind dat, gezien de techniciteit van dit soort dossiers, dit in de toekomst inderdaad wenselijk zou zijn.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? Ik kijk naar links, ik kijk naar rechts, ik kijk voor mij. Er is niemand in de algemene bespreking ingeschreven.

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3054/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3054/1)

 

Le projet de loi compte 8 articles.

Het wetsontwerp telt 8 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 8 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 8 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

Collega's, ik zal nu de namiddagvergadering sluiten. De avondvergadering, die niet zo lang zal duren, tenzij Kamerleden zich geroepen voelen om uitbundig en uitvoerig het woord te voeren, zal ik openen rond kwart over zes.

 

Nous pourrions peut-être voter, en tenant compte du scrutin, avant 19.00 heures. Que les chefs de groupe s'en préoccupent, le cas échéant.

 

De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 19 april 2007 om 18.15 uur.

La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 19 avril 2007 à 18.15 heures.

 

De vergadering wordt gesloten om 18.00 uur.

La séance est levée à 18.00 heures.

 

 

Ce compte rendu n'a pas d'annexe.

 

Dit verslag heeft geen bijlage.