SÉANCE PLÉNIÈRE

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

01.01 Walter Muls, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, alhoewel dit wetsontwerp veel minder artikelen bevat dan het vorige ontwerp, heeft het evenveel levendige debatten en hoorzittingen teweeggebracht. Er werden zeven vergaderingen aan gewijd.

In haar inleiding wijst de minister van Justitie erop dat de strijd tegen de gerechtelijke achterstand deel uitmaakt van een van de belangrijkste werven van de hervorming van Justitie.

Zij stelt dat de duur van de procedure kan worden opgesplitst in twee grote periodes: de instaatstelling van de zaak en de termijn tussen het ogenblik waarop de argumenten worden uitgewisseld en de dag die is vastgesteld voor de terechtzitting.

De gerechtelijke achterstand bestrijden betekent dat die twee periodes tot een minimum van tijd moeten worden beperkt. Tegelijk moet het kwalitatieve werk van de advocaten en de rechter worden behouden.

Meerdere types van maatregelen worden genomen, enerzijds een aanpassing van de middelen en, anderzijds een aanpassing van de regels van de burgerlijke procedure.

Over het geheel streeft het ontwerp een driedubbele doelstelling na.

Ten eerste, het versnellen van de uitwisseling van de argumenten tussen de partijen en van bij het begin een agenda bepalen die de grote etappes van de procedure herneemt.

Ten tweede wil het de partijen die nutteloos en vrijwillig de procedure rekken, sanctioneren door hen een boete op te leggen.

Ten derde wil het een betere controle uitoefenen op de termijn waarin de rechters hun vonnis vellen. Indien de achterstand niet gerechtvaardigd is, kan er een specifieke sanctie komen, die zelfs gaat tot een inhouding op de wedde.

De minister heeft erop gewezen dat er geen schoon schip wordt gemaakt met het verleden, maar dat eerdere, bestaande mechanismen om een dossier in staat te stellen, versneld worden en er een pleitdatum wordt verkregen. Dat systeem wordt gemoderniseerd en verbeterd. Er wordt trouwens verwezen naar de hervormingen die gebaseerd zijn op en rechtstreeks voortkomen uit de justitiedialogen die werden uitgevoerd door de heren Erdman en de Leval.

De minister heeft er tevens op gewezen dat er overleg werd gepleegd met de diverse terreinactoren, die we nadien ook in nog in een hoorzitting weer hebben gehoord.

Er zijn enkele gerichte en technische verbeteringen. De minister wil vooral de nadruk leggen op een aantal essentiële punten. Ten eerste is er de mogelijkheid om op elk moment een snelle beslissing van de rechter over de rechtsdag, en dat met betrekking tot het dossier, te verkrijgen. Vervolgens is er de veralgemening van het opstellen van een procedurekalender als standaardmiddel voor het in staat stellen van een zaak. Dat is eveneens een fundamenteel element van het ontwerp. Het tijdschema wordt omgekeerd. De datum van de rechtszitting wordt eerst gesteld en dan wordt er teruggeteld. Die zitting zal trouwens moeten plaatsvinden binnen de drie maanden na het uitwisselen van de laatste conclusie.

Ook aan de procedure van het beknopte debat werd er bijzondere aandacht besteed. Misbruiken van de procedure worden door een burgerlijke boete, die in voorkomend geval van ambtswege kan worden opgelegd door de rechter, gesanctioneerd.

Ten slotte wordt een specifieke bepaling gewijd aan het respecteren van de termijn van een maand voor het beraad van de rechter.

De eventuele sancties zijn tuchtsancties, die kunnen worden opgelegd in geval van herhaalde overschrijding van de termijn van een maand. Ze zullen niet minder kunnen zijn dan een hoofdstraf van eerste graad, wat een inhouding van de wedde, maximaal 20% gedurende twee maanden, betekent.

Tijdens de algemene bespreking heeft collega Casaer gesteld zich achter de krachtlijnen van het wetsontwerp te kunnen scharen. Hij verbaast zich echter over de reactie van de OBFG, die wel zeer veel kritiek had, maar geen alternatieven voorstelde.

Collega Marinower deelde eveneens mee dat zijn fractie in grote lijnen kon instemmen met het wetsontwerp. Hij vroeg niettemin of de nieuwe wet ook niet beter drempels zou opleggen voor de toegang tot het hoger beroep. Hij meent dat het probleem van de gerechtelijke achterstand pas werkelijk zal verdwijnen, indien alle actoren van justitie hun medewerking aan de bestrijding ervan zouden verlenen.

Collega Van Parys heeft uitgebreid het woord genomen. Hij was van oordeel dat het een laattijdig wetsontwerp betrof dat geen enkele oplossing aandraagt om de gerechtelijke achterstand weg te werken.

Hij heeft gewezen op een betere proceseconomie en hij erkent dat het wetsontwerp bijdraagt tot die betere proceseconomie maar is van oordeel dat de maatregelen te licht uitvallen in vergelijking met de doelstellingen die de regering bij de aanvang van de regeerperiode had vooropgesteld.

Hij heeft het eveneens gehad over voorstellen voor meer noodzakelijke maatregelen om de gerechtelijke achterstand te bestrijden. En hij heeft het uitgebreid gehad over het meten van de werklast, wat zijns inziens primordiaal is en noodzakelijk is om deugdelijk te kunnen spreken over het wegwerken van de gerechtelijke achterstand.

Vervolgens is hij uitgebreid tussenbeide gekomen over de situatie in Brussel. Hij heeft het gehad over een spoedige invulling van de vacante betrekkingen en heeft eveneens verwezen naar het colloquium van de Hoge Raad voor de Justitie in juni 2004 over de gerechtelijke achterstand.

Vervolgens heeft hij verwezen naar de Justitiedialogen en had hij vragen en opmerkingen bij het ter bespreking voorliggende wetsontwerp.

Collega Van Parys had ook een aantal vragen…

01.02 Melchior Wathelet (cdH): (…)

01.03 Walter Muls (sp.a-spirit): Hij was aanwezig, inderdaad. Hij was toch bij de discussie aanwezig. De heer Casaer is ook tussenbeide gekomen. Die was ook aanwezig tijdens de discussie.

01.04 Melchior Wathelet (cdH): In de commissie?

01.05 Walter Muls (sp.a-spirit): In de commissie, inderdaad.

Collega Van Parys had het onder meer over de sancties ten aanzien van de magistraten en eveneens over de kritieken vanwege de OBFG. Hij is geruime tijd blijven stilstaan bij de erbarmelijke kwaliteit van de Nederlandse tekst van het ontwerp, waarbij bepaalde zinsconstructies totaal onbegrijpelijk waren. De minister heeft daarop gezegd dat zij de volledige verantwoordelijkheid voor de Nederlandse tekst op zich neemt.

Collega Van Parys heeft het ook nog gehad over de positie van de griffiers en de hoofdgriffiers in het wetsontwerp. Over de rechtspleging in korte debatten bij elk tussengeschil is hij eveneens tussenbeide gekomen, alsook over het valoriseren van de inleidingzitting.

Collega Van Parys achtte verschillende ideeën van cruciaal belang en meende dat de voorstellen die hij formuleerde moesten worden opgenomen in het wetsontwerp.

De verslaggever is eveneens teruggekomen, maar zal zodadelijk in de algemene bespreking daar verder op ingaan.

Collega Schoofs is tussenbeide gekomen en heeft gesteld dat er moeilijkheden zijn als gevolg van het verschil in mentaliteit tussen het noorden en het zuiden van het land.

Collega Wathelet, die eveneens aanwezig was, heeft ter attentie van collega Van Parys, die het had over de slechte kwaliteit van de Nederlandse tekst, aangevuld dat zelfs in het Frans de teksten uiterst moeilijk te begrijpen waren. Hij heeft gesteld dat iedereen het erover eens is dat de gerechtelijke achterstand met dit wetsontwerp niet zal worden weggewerkt en dat dit trouwens ook niet de bedoeling is maar dat het wetsontwerp ertoe strekt een reeks bestaande procedureregels te optimaliseren.

Hij had het eveneens over de werklast, maar stelde vast dat er nog geen criterium is om de werklast van de zittende magistraten te meten. Hij ziet niet in wat de toegevoegde waarde is van het verplicht doorsturen aan het openbaar ministerie van gegevens met betrekking tot de laattijdige uitspraken.

Vervolgens vroeg de heer Verherstraeten om cijfermateriaal ter beschikking te stellen. Hij vroeg naar activiteitscijfers, die per regio moeten worden geanalyseerd. Hij verwees naar verschillende vragen die hij en andere leden van de commissie aan de minister stelden naar aanleiding van het arrest van het Hof van Cassatie van 28 september 2006, waarin de Belgische Staat wegens laattijdigheden werd veroordeeld. Hij stelde dat het interessant ware geweest om de maatregelen van de huidige minister en haar voorgangers te evalueren, alvorens tot het invoeren van nieuwe procedureregels over te gaan.

Hij is van oordeel dat het aantal burgerlijke dossiers de voorbije jaren stagneert. Dat gegeven en de bijkomende benoemingen van magistraten hadden, aldus de heer Verherstraeten, een gunstige invloed op de gerechtelijke achterstand.

Ten slotte stelde hij, zoals de heer Van Parys, dat het grootste probleem zich in het gerechtelijk arrondissement Brussel situeert. Een splitsing van voornoemd arrondissement is dus meer dan ooit aan de orde.

De heer Perpète gaf aan te menen dat het ontwerp een ware revolutie inhoudt voor de rechtzoekenden. Het zou hen immers in staat stellen een antwoord op hun voornaamste vraag te krijgen, namelijk de vraag wanneer hun zaak zal worden behandeld. De meer actieve rol die het ontwerp voor de rechter weglegt, vormt volgens de heer Perpète een kleine revolutie.

Na de toelichting van de heer Perpète antwoordde de minister op de verschillende vragen.

Na de replieken werd het artikelsgewijze en uiteindelijk het volledige ontwerp door de commissie voor de Justitie goedgekeurd.

De voorzitter: Collega’s, wij bedongen reeds dat wij een algemene bespreking aan het wetsontwerp en de eraan gelinkte wetsvoorstellen zouden wijden.

Na de heren Verherstraeten en Wathelet, volgen nog Mme Déom, de heer Marinower, de heer Schoofs, Mme Marghem en de heer Muls. De volgorde zullen wij nog bepalen. Ik geef in de algemene bespreking gewoonlijk als laatste het woord aan de verslaggever.

De heer Verherstraeten heeft het woord.

01.06 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, dit wetsontwerp is reeds lang aangekondigd. Wij hebben dit kunnen lezen in de beleidsnota's van 2004, 2005 en 2006. Wij hebben dit ook in de kadernota van de Ministerraad van maart 2004 kunnen lezen. Uiteindelijk hebben we een ontwerp gekregen in december 2006. Wanneer we een ontwerp krijgen dat reeds jaren is aangekondigd en dat de mooie titel draagt "wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het bestrijden van de gerechtelijke achterstand", hadden we natuurlijk verwacht dat dit ontwerp minstens de ambities van haar eigen titel zou kunnen waarmaken. Zoals dat de jongste jaren echter wel vaker is, dekt deze vlag de lading helemaal niet. Vele toehoorders en sprekers zijn het erover eens dat dit wetsontwerp de gerechtelijke achterstand, die er op het terrein zou zijn, niet zal oplossen. Het gaat onder meer ook over de actoren van Justitie, die uiteindelijk de belangrijkste spelers zijn om de evolutie op het terrein te kunnen waarnemen. Zij spelen ook een belangrijke rol bij de evolutie van bepaalde processen. Wel, eigenlijk was de lijn daar eenduidig. Ik citeer de Franstalige balies: "Il s'agit d'un projet trompeur, mal rédigé et inutile."

Mag ik even uit het verslag lezen? Ik wil de verslaggever ook danken voor zijn verslag. Ik citeer: "Het OBFG is van mening dat het gaat om een misleidend slecht gesteld wetsontwerp. Kortom, het betreft niet alleen een grotendeels nutteloos wetsontwerp gelet op de vooropgestelde doelstellingen," – men heeft het over de titel – "maar jammer genoeg al evenzeer een wetsontwerp dat op het terrein nieuwe controverses zal doen oplaaien." Ik citeer verder uit het verslag: "In tegenstelling tot hetgeen het opschrift van het wetsontwerp aankondigt, strekt dit wetsontwerp er geenszins toe de gerechtelijke achterstand te bestrijden, doch louter te proberen de voorwaarden voor de ingereedheidbrenging van de zaken te verbeteren. A priori draagt de opgelopen vertraging bij de ingereedheidbrenging van een zaak niet tot de gerechtelijke achterstand bij. Wel integendeel, de ervaring die de eerste kamer bis van het hof van beroep te Brussel heeft opgedaan, is in dat verband illustratief. Wanneer de zaken snel in gereedheid worden gebracht, loopt de gerechtelijke achterstand op omdat de rechterlijke macht niet bij machte is snel een hoger aantal in gereedheid gebrachte zaken te behandelen."

Ook de Nederlandstalige balies gaven een eensluidend verhaal met betrekking tot de gerechtelijke achterstand die met dit ontwerp zou kunnen worden opgelost. Ik citeer: "De OVB merkte in het algemeen op dat de voorstellen die werden geformuleerd in de kadernota het probleem van de gerechtelijke achterstand niet oplossen, maar eerder bijdragen tot een betere proceseconomie."

Ik citeer verder: ”In rechtbanken die thans reeds minder te kampen hebben met gerechtelijke achterstand zullen geschillen wellicht nog sneller berecht kunnen worden dan thans reeds het geval is. Rechtbanken die wel met ernstige gerechtelijke achterstand te maken hebben, zullen bij nauwkeurige toepassing van de nieuwe bepalingen beter en op een transparante wijze partijen kunnen inlichten over de opgelopen achterstand, maar daarom niet sneller recht spreken.”

Ik kom ten slotte tot de Hoge Raad voor de Justitie, die met betrekking tot de gerechtelijke achterstand eigenlijk net hetzelfde stelde. Hoewel de Hoge Raad het wetsontwerp over het algemeen als positief beoordeelt, meent hij dat het ontwerp de gerechtelijke achterstand niet zal wegwerken, terwijl iedereen het erover eens is dat in de eerste plaats oplossingen voor dat probleem moeten worden gevonden.

Collega’s, waarmee hebben wij vandaag te doen? Wij hebben vandaag met een ontwerp te doen dat de ambitie, de titulatuur en, in mijn ogen, de pretentie heeft om gerechtelijke achterstand weg te werken, terwijl alle actoren op het terrein zelf erkennen dat dit ontwerp die ambitie niet zal kunnen waarmaken. Waarom werd dit ontwerp dan ingediend? Wat is de meerwaarde van dit ontwerp? Wij hebben een jaar of anderhalf jaar geleden – de tijd is mij onbekend, mijnheer de voorzitter, maar misschien kunt u mij daarover wat preciezer informeren – in de commissie voor de herziening van de Grondwet en daarna in de plenaire vergadering een voorstel goedgekeurd, dat nu nog steeds hangende is in de Senaat, met betrekking tot wetsevaluatie.

Ook in de justitiedialogen, die toch de basis waren waarop het hele justitiebeleid van deze tweede paarse regering en uw beleid zijn geënt, mevrouw de minister, kwam tot uiting dat het maar zin heeft om wetten goedgekeurd te krijgen in de assemblees wanneer die wetten uitvoerbaar zijn op het terrein, wanneer daarvoor in de nodige middelen wordt voorzien en wanneer in de nodige sanctiemiddelen wordt voorzien om die wet ook op het terrein afdwingbaar te kunnen maken. Indien men dat niet doet, dan heeft die wet weinig of geen zin. Het brengt eigenlijk zelfs de rechtsstaat in gevaar. Het brengt vooral de geloofwaardigheid van de rechtsstaat in gevaar.

Waarmee hebben wij hier vandaag te doen? Met een ontwerp waarvan iedereen op het terrein zegt dat de titel, de vlag die de lading dekt, niet zal kunnen worden gerealiseerd. Het betreft een wet die niet voorziet in sanctiemechanismen. Wat de afdwingbaarheid betreft, zullen wij dus nergens staan. Ik vrees dan ook dat deze wet voor een stuk een maat voor niets dreigt te worden. Wij zouden, als wij wetten maken, moeten vragen: wat is het probleem? Wat is de probleemstelling? Wat is gerechtelijke achterstand? Hoe definiëren we die? Wat zijn de cijfers op het terrein?

Toen wij cijfers van het terrein vroegen in het licht van de bespreking van dit ontwerp, heerste de omerta. Wij hebben ter zake geen actuele cijfers gekregen. Wij hebben geen overzicht gekregen van maatregelen die de laatste jaren zijn uitgevaardigd en van de effecten die ze op het terrein zouden hebben gesorteerd. Wij hebben geen zicht gekregen op het driejaarlijks verslag van de voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg, omtrent de behoeften van de dienst van de kamers, van beide taalstelsels.

Mijnheer de voorzitter, op het ogenblik waarop wij dit ontwerp bespraken in de commissie, op het ogenblik waarop wij het vandaag bespreken in de Kamer en nu het kortelings in de Senaat zal worden besproken, wordt met betrekking tot de thematiek van de gerechtelijke achterstand een schrijven vanwege de minister van Justitie aan alle korpschefs gericht. Zij vraagt dringend een rapport over de gerechtelijke achterstand in hun rechtsgebied. Indien dit rapport zo dringend is, ware het aangewezen dat wij eerst het rapport zouden krijgen om vervolgens wetgevend op te treden omtrent de gerechtelijke achterstand, in functie van de bevindingen die in het rapport staan. Nee, wij stellen eerst wetten op en dan gaan wij rapporten opvragen. Die rapporten komen er trouwens op een ogenblik waarop er kortelings vergelijkende analyses van de gerechtelijke achterstand zullen moeten worden ingediend door diezelfde korpschefs. Dit initiatief van de minister staat eigenlijk haaks op wat hier wordt gepretendeerd, in dit ontwerp. De korpschefs worden dit niet alleen verzocht: “Het is essentieel dat u zich schikt naar dit verzoek. Dit verzoek zal een bijkomende werklast met zich meebrengen want het loopt enkele weken vooruit op uw activiteitenrapport van 2006. Ik hoop dat het uw activiteit niet zal verstoren”.

Collega’s, misschien heeft de minister geen cijfers en weet zij eigenlijk niet hoe het is gesteld met de gerechtelijke achterstand in ons land. Ik denk dan echter dat wij beter geen wetten met betrekking tot de gerechtelijke achterstand opstellen op dit ogenblik. Zij moet zich eerst beraden over de cijfers en over de toestand in het land, alvorens te legifereren. Nee, wij doen het omgekeerde. De kar wordt voor het paard gespannen en dat gebeurt eigenlijk reeds jaren. Men breidt de kaders uit, uiteraard eerst in Wallonië zoals we dat in Vlaanderen de laatste jaren gewoon zijn. Er komen er ook een pak in Brussel, waar de problematiek van de gerechtelijke achterstand inderdaad fenomenaal is. Daarvoor hebben wij misschien inderdaad geen cijfers nodig. Iedere actor bij de justitie weet dat de toestand met betrekking tot de vaststellingen in hoofde van de rechtbanken en de hoven in het arrondissement Brussel, in het ressort Brussel, dramatisch is.

De toestand is echter niet noodzakelijk dramatisch. Wat is immers de definitie van gerechtelijke achterstand, voorzitter? U kent de materie zeer goed. Als de partijen de zaak in staat hebben gesteld, maar dan maanden of jaren moeten wachten op een vaststelling, dan is dat gerechtelijke achterstand. Wanneer partijen om diverse redenen die hun eigen zijn wachten met de instaatstelling, omdat zij aan het onderhandelen zijn of omdat er bepaalde onderzoeken bezig zijn, dan kan men de justitie niet verwijten dat er geen pleitdatum komt.

Dan hoeft er op dat moment misschien ook geen pleitdatum te komen. Hier zijn een pak maatregelen, een pak kaderuitbreidingen gekomen. Als wij dan vroegen welke effecten dat op het terrein had gesorteerd, want er werden toch dure gemeenschapsmiddelen aan kaderuitbreidingen besteed, dan kregen wij geen antwoord.

Dit is waar wij reeds jaren om vragen, en wat tijdens de vorige legislatuur eigenlijk al was gelegifereerd. Wij hebben toen kaderuitbreidingen en tijdelijke kaderuitbreidingen goedgekeurd. Op vraag van de oppositie werd toen een amendement goedgekeurd dat bepaalde dat het om de laatste tijdelijke uitbreiding van de kaders ging. Een volgende uitbreiding kon pas mits een voorafgaande objectieve werklastmeting.

Welnu collega’s, dit is dode letter gebleven. Elke advocaat in dit Huis – ik lees soms dat er te veel advocaten in deze instelling zijn, mijnheer de voorzitter – die belangrijke klanten met zeer veel dossiers heeft, weet dat deze klanten hun dossiers opvolgen. Dat lijkt mij ook logisch. Zij weten perfect van ons wat onze doorstroomsnelheid is, wat onze kostprijs is, wat onze succesgraad is. Men weet perfect wat de werklast en de werklastmeting van de advocatuur is. De klanten weten dat. Wij weten dat niet van de magistratuur. Wij hebben ter zake jaren tijd verloren. Louter op basis van politieke en partijpolitieke redenen kaderuitbreidingen doen om links en rechts een brandje te blussen, vind ik geen goede middelenallocatie. Er dan snel een wetsontwerp doorjagen om de gerechtelijke achterstand op te lossen, waarover iedereen het eens is dat het de gerechtelijke achterstand niet zal oplossen, is geen goed bestuur.

Mijnheer de voorzitter, wij moeten niet blind zijn voor de evoluties op het terrein.

(…): (…)

01.07 Servais Verherstraeten (CD&V): Het antwoord daarop zal mogelijk volgende zomer worden gegeven.

Men kan niet ontkennen dat er op het terrein zeer veel gerechtelijke achterstand als sneeuw voor de zon is verdwenen. Dat is niet de verdienste van deze regering. Dat is ook niet uw verdienste, mevrouw de minister, het spijt mij. Dat heeft onder meer te maken met het feit dat na jaren, na een explosie van het aantal dossiers, maar geen toename van het aantal magistraten, de kaders belangrijk werden uitgebreid vanaf het begin van de jaren ’90. Dat is op het terrein langzamerhand gebleken.

Doordat bijvoorbeeld het verkeerscontentieux van de hoven van beroep naar de politierechtbanken werd overgebracht, en het echtscheidingscontentieux en heel veel familiecontentieux nu via onderlinge toestemming wordt behandeld, waardoor er heel wat minder beroep wordt ingesteld, is de achterstand op het niveau van de hoven van beroep, Brussel buiten beschouwing gelaten, erg gezakt.

In zeer vele perifere en kleine arrondissementen is het woord achterstand theorie maar in de realiteit niet langer aanwezig. Moet dan een hoop bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek worden gewijzigd om een achterstand op te lossen die er ter plaatse niet langer is? Ik vrees dat met dit ontwerp een hoop zinloze risico's worden genomen omtrent de professionele aansprakelijkheid van bepaalde actoren waardoor er discussies en opnieuw tijdverlies zullen ontstaan.

Als wij het Gerechtelijk Wetboek wijzigen, lijkt het mij aangewezen dit op een kwalitatieve en zorgvuldige manier uit te voeren. Wij hebben discussies gehad over de kwaliteit van het Nederlands. Ook zijn wij het gewoon dat de kwaliteit van de Nederlandstalige teksten abominabel is. Mag ik ter illustratie het nieuwe artikel 30 van voorliggend ontwerp voorlezen. "De Koning is gemachtigd om in de vigerende wetsbepalingen over te gaan tot een aanpassing van de verwijzingen naar de wetsbepalingen die bij deze wet zijn gewijzigd of die uit een wijziging van deze wet voortvloeien. De krachtens deze bepaling genomen koninklijke besluiten die niet bij wet worden bekrachtigd op de eerste dag van de achttiende maand volgend op die van een bekendmaking in het Belgisch Staatsblad houden op uitwerking te hebben".

Kortom collega's, de wet bevat wel een aantal fouten en er zal wel een hoop vergeten zijn, maar met een KB is dat snel weer opgelost. Dat is de kwaliteit van deze wetgeving! Dat is wat wij hier vandaag in deze Kamer zullen goedkeuren! Gerechtelijk Wetboek!

Collega's, ik heb totaal niets gehoord over de splitsing van het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde.

(…): (…)

01.08 Servais Verherstraeten (CD&V): Aan de Franstalige collega's wil ik zeggen dat ik begrip heb voor de politieke gevoeligheden met betrekking tot de splitsing van het administratief arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Daarnaast is er het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Als rechtsonderhorigen bij iets baat zouden hebben, is het de splitsing van dit gerechtelijk arrondissement, zeker de inwoners van Halle en Vilvoorde. Met de splitsing creëert men immers een nieuw, klein arrondissement met zijn eigenheden. Vijfentwintig jaar praktijk op het vlak van justitie hebben mij een zaak geleerd: small is beautiful.

De kleine gerechtelijke arrondissementen – vaak zijn dat ook de landelijke, en dat verklaart ook veel – werken met minder personeel. Er is zicht over iedereen, over elke actor van justitie, over het feit of hij functioneert of disfunctioneert. Er kan zeer snel worden bijgestuurd.

Zolang die splitsing er niet komt, blijft de problematiek van het gerechtelijk arrondissement Brussel, waar ik het over heb, eigenlijk voortduren.

01.09 Walter Muls (sp.a-spirit): (…)

01.10 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer Muls, ik heb dat reeds lang gezegd, op het vlak van Justitie. Ook wat andere dingen betreft, geloof ik dat small soms beautiful kan zijn.

(…): Small, niet smal. (…)

01.11 Servais Verherstraeten (CD&V): Collega’s, in elk geval, wanneer partijen een zaak in staat hebben gesteld, waar zij ook wonen, in welk arrondissement het ook is, als wij als antwoord kunnen bieden dat zij minder lang moeten wachten, dan vind ik het onze absolute opdracht en taak om dat antwoord te bieden.

Hoe dan ook, normalerwijze is iedere jurist en iedere actor van justitie die ook in het Brusselse actief is, er absoluut van overtuigd dat een splitsing van dit gerechtelijk arrondissement een stuk van de achterstand in het arrondissement zou kunnen oplossen, veel meer dan het voorliggend ontwerp.

Hoe goed de bedoelingen van dit ontwerp ook mogen zijn, ik vraag me echt af wat er het nut en de meerwaarde van zouden kunnen zijn. Ik vrees dat langeconclusietermijnen mogelijk zullen blijven. Ik vrees dat lange termijnen om na beraad een arrest te kunnen vellen, ook zouden kunnen blijven. Dat is eenvoudig te motiveren. Ik vrees dat we ook een pak bureaucratie krijgen, daar waar er in diverse arrondissementen geen achterstand is. Er was en is in zeer veel arrondissementen good practice. Ik denk dat daarvoor wijzigingen in het Gerechtelijk Wetboek niet nodig waren geweest, a fortiori wijzigingen waarvan alle actoren weten dat ze eigenlijk de ambities die ze hebben, niet kunnen waarmaken.

01.12 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, je commencerai mon intervention par deux remarques préliminaires.

D'abord, je tiens à remercier notre collègue rapporteur qui a pu témoigner de ma présence active et constructive en commission lors des travaux parlementaires. Je le remercie d'avoir souligné que MM. Van Parys et moi-même étions bel et bien présents. J'aurais bien aimé que Dylan Casaer puisse le constater, mais il était malheureusement absent.

Ensuite, monsieur Verherstraeten, lorsque vous dites: "Small is beautiful", je dois avouer être un peu vexé. Vous me permettrez de ne pas suivre vos propos à cet égard, même si je vous rejoins sur tous les autres points.

Madame la ministre, comme l'a très bien souligné le collègue Verherstraeten, ce projet ne va pas résoudre le problème de l'arriéré judiciaire. D'ailleurs, vous l'avez noté en disant: "Ce projet est une pierre à l'édifice, sans que cela règle évidemment toute la question de l'arriéré judiciaire." À ce titre, la position du Conseil supérieur de la Justice démontre à suffisance que cette réforme ne va pas résoudre le problème dans son intégralité. Je pense à la question des cadres, par exemple au parquet de Bruxelles - où 18 personnes sont présentes sur un cadre de 92. Je rappelle aussi la proposition de loi relative à l'expertise, qui est toujours en discussion. Elle pourrait servir d'outil pour résorber l'arriéré judiciaire. Enfin, votre projet de loi vise, lui aussi, à régler ce problème.

Ainsi que l'a relevé avec pertinence le représentant des barreaux francophones au cours des auditions, il faut admettre que la mise en état n'est pas suffisante pour lutter contre l'arriéré judiciaire. Le moment où l'on obtient une audience est aussi important que le processus de mise en état d'un dossier. Au demeurant, le projet de loi ne conteste pas ce constat. La meilleure preuve en est que le moment des conclusions sera fixé en fonction de la date de l'audience.

On ne va pas demander aux avocats de conclure en fonction du moment où l'ordonnance qui fixe le moment de conclure sera rendue mais bien en fonction de la date de l'audience. Imaginons qu'aujourd'hui, une ordonnance d'un président de chambre fixe les délais pour conclure. Il ne dira pas que la partie A conclut dans un mois et la partie B dans deux mois. Il va fixer son audience par exemple pour la mi-2008 et demander de conclure deux mois ou trois mois avant la date de cette audience. Ce qui déterminera la date pour conclure, ce n'est pas la vitesse d'échange des conclusions mais la date de l'audience. Tant qu'on n'aura pas fait en sorte de rapprocher les dates d'audience, de pouvoir plaider le plus tôt possible, on ne changera rien à la mise en état du dossier et à l'échange des conclusions.

Madame la ministre, on doit rappeler que l'arriéré judiciaire n'existe pas partout. C'est loin d'être généralisé. Si vous introduisez aujourd'hui une citation devant un tribunal de commerce de province, vous avez des fixations assez rapides. Je connais moins la situation particulière de Bruxelles. Devant les justices de paix, devant les tribunaux de police, c'est encore plus rapide dans beaucoup d'endroits. Par contre, dans certaines cours d'appel, on est fixé dans deux ans, deux ans et demi. La fixation de l'audience y est beaucoup plus tardive. Il faudra investir des moyens, investir dans le cadre pour que ces fixations arrivent plus vite.

Pourtant, on peut se réjouir des points positifs de ce projet. Le projet reprend des éléments que nous avions déposés sous forme de propositions de loi. Je pense notamment à la plus grande responsabilité du chef de corps dans la gestion des délibérés de ses différents magistrats. Je pense aux conclusions de synthèse. Je sais qu'elles ne plaisent pas à tout le monde, qu'elles sont parfois contestées. J'en suis partisan; je crois que cela facilite la vie du magistrat et celle de l'avocat et cela rend les choses plus lisibles pour le client. Rappelons-nous que les parties au procès doivent pouvoir lire les conclusions et que des conclusions faisant référence à des conclusions précédentes qui elles-mêmes se basent sur des conclusions préalables ne sont pas forcément très lisibles. Il est parfois plus sain de recourir à ces conclusions de synthèse: c'est préférable pour tous.

Je pense aussi à la plus grande interactivité voulue au moment de l'audience, au dépôt de dossiers antérieur à la date de l'audience pour que les magistrats puissent préparer, pour qu'on puisse se concentrer sur les éléments du dossier qui font le débat, pour que le magistrat puisse prononcer un jugement s'il ne l'a pas signé lui-même, pour recourir plus fréquemment au calendrier de procédure: il a ses vertus, utilisons-le un peu plus, même entre avocats.

Néanmoins, deux éléments de ce projet m'inquiètent énormément.

Premièrement, la nouvelle mouture de l'article 747. Fallait-il, de manière systématique et stricte, recourir à ce calendrier de procédure? N'est-on pas allé trop loin? Certes, on ne l'utilise pas assez maintenant mais de là à l'imposer à chaque fois, cela me pose un problème.

Je vais illustrer mon propos. On peut déroger au calendrier de procédure par le biais de l'article 735, par le biais des débats succincts. C'est exact, mais n'oubliez pas que vous devez invoquer ces débats dans la citation, dans l'acte introductif d'instance!

Cela signifie que si la partie demanderesse ne les a pas visés dans l'acte introductif d'instance, même si elle se rend compte lors de l'audience introductive que l'affaire pourrait être gérée par des débats succincts, le juge ne pourra faire autrement que d'accorder à la partie défenderesse le calendrier de procédure si elle le demande. Parfois, on recourait à des simples remises à un mois pour mettre en état le dossier; avec ce projet de loi, si l'une des deux parties s'y oppose, il ne sera plus possible d'y recourir si l'article 735 n'a pas été visé dans l'acte introductif d'instance.

Dès qu'une partie demandera l'application du nouvel article 747, §2, elle pourra obtenir le calendrier de procédure. Cela signifie la mise en péril de certaines libertés qui auraient permis au magistrat de recourir à un autre type de mise en état qui aurait pu être plus rapide. Rappelons-nous que dans certaines juridictions, principalement des justices de paix, un renvoi au rôle est plus rapide qu'une remise à un mois! On peut y refixer très vite des dossiers, surtout dans des justices de paix particulièrement peu encombrées.

À ce que je viens de relever, s'ajoute l'écartement d'office des conclusions. Il peut arriver à tous les avocats d'être un jour en retard, d'avoir mal géré un calendrier – cela m'est déjà arrivé. Certes, la tendance actuelle est peut-être de minimiser trop systématiquement l'importance de ce manquement, de mettre l'affaire de côté, d'aménager les délais. Mais, en l'espèce, n'est-on pas allé trop loin dans l'autre sens en écartant d'office les conclusions, sans possibilité de transiger, de négocier?

Ne perdons pas de vue que si les dernières conclusions ne sont que des conclusions additionnelles et non les conclusions de synthèse, ce seront les seules à être prises en compte par le magistrat (même si elles ne font qu'une page) et non les conclusions principales déposées au début de l'affaire.

Une nouvelle fois, le projet apparaît un peu trop comme un carcan. Mais, madame la ministre, je suppose que vous avez entendu mon avis sur les conclusions de synthèse: j'ai commencé par dire que j'y étais favorable.

Après le volet de l'enfermement, analysons le volet "lourdeur des envois d'observations".

(Intervention hors micro de la ministre)

Le président: Madame, si vous voulez que l'Histoire recueille vos propos, il faudrait vous servir du micro.

01.13 Melchior Wathelet (cdH): Bien sûr que si. Je pense que c'est tout à fait compatible.

01.14 Laurette Onkelinx, ministre: On me demandait si je voulais que l'Histoire recueille mes propos. J'ai répondu que je me contenterai de M. Wathelet.

01.15 Melchior Wathelet (cdH): Vous êtes trop aimable: je ne sais pas si cela vaut grand-chose. En tout cas, on essaie.

Madame la ministre, je veux dire que je suis effectivement favorable aux conclusions de synthèse. N'oublions pas que, dans le cadre du présent projet, les dernières conclusions déposées sont les conclusions à prendre en considération par les magistrats. Je trouve cette situation positive, je trouve que c'est bon.

N'oublions cependant pas que, dans le cadre de ce projet, si des conclusions de synthèse sont déposées trop tard, ce sont les dernières conclusions déposées qui seront à prendre en compte par les magistrats. Si elles ne sont qu'additionnelles, elles pourraient engendrer des problèmes.

Je l'ai dit fréquemment en commission, ne me reprochez de ne pas l'avoir dit: la tendance est bonne, la plupart des éléments sont positifs, mais attention à l'enfermement, attention à un carcan trop rigide et trop enfermant.

Deuxième élément: les différentes observations.

Il en a été beaucoup question. Je me réjouis d'ailleurs qu'un amendement a été déposé pour s'assurer du volet plus contradictoire de l'échange des observations, dès le moment où les parties entrent dans le cadre d'une mise en état judiciaire et qu'elles ne recourent pas, dans le cadre des audiences d'introduction (article 729), à un renvoi au rôle ou à une remise. À condition qu'elles ne recourent pas à ce système, grâce à un débat intéressant en commission et à un amendement déposé par des parlementaires de la majorité – je ne sais plus si c'est à l'unanimité, mais nous pouvons demander au rapporteur –, dans ce cas, cet échange d'observations sera contradictoire.

Évidemment, le danger c'est que, dès une mise en état, il ne faut pas omettre de déposer ses observations. En tout cas, personnellement, j'agirais de cette façon. Chers confrères, apprêtons-nous donc à déposer immédiatement des observations pour éviter de se faire prendre de vitesse par l'autre partie.

Sans doute, cette procédure s'installera-t-elle progressivement et deviendra-t-elle normale et classique dans les prochains mois. Cette pratique engendrera sans doute un travail supplémentaire à assumer qui, j'espère, ne coûtera pas trop cher au client. Peut-être même que cela sera compris dans l'assurance protection juridique à 144 euros par an. Oui, 12 fois 12 font 144, je pense. C'est un maximum. Espérons que vous parviendrez à un coût moins cher. Espérons. Et, effectivement, un recours à ces observations aura systématiquement lieu.

J'ai soulevé un autre élément à de nombreuses reprises en commission, à savoir le fait que les parties ne peuvent plus aujourd'hui, individuellement, susciter une remise ou un renvoi au rôle, alors que cela aurait permis, de temps en temps, une mise en état plus rapide et un traitement plus rapide de ces dossiers.

En effet, une déclaration de postulation de comparution, une remise, un renvoi au rôle (c'est le quotidien des avocats), n'est envisageable que si deux personnes le demandent. N'aurait-il pas été plus simple de permettre au magistrat d'apprécier l'entièreté des arguments des différentes parties? Si une partie le demande, elle peut très bien rencontrer le refus du magistrat. Je peux même comprendre que le magistrat ait tendance à recourir au calendrier de procédure. Tant mieux! Encadrons-nous de délais stricts à respecter pour être certains de faire avancer la mise en état du dossier. Par ailleurs, ne nous privons pas d'autres mesures, d'autres moyens de parvenir au moment de la fixation, qui sont plus souples, voire plus opportuns.

J'en viens au dernier élément que je voulais souligner dans le cadre du nouvel article 747. En l'absence d'observations, le magistrat devra évidemment fixer à toutes les parties les délais pour conclure sur la base d'un élément: l'acte introductif d'instance. C'est le seul élément qui figurera à son dossier. À partir de ce dernier, il devra fixer des délais, des moments de plaidoirie, des délais pour échange de conclusions et fixer leur nombre. Cet élément n'est-il pas propice à enfermer la procédure dans des dispositions très difficiles à prendre par les magistrats?

En ce qui nous concerne, nous avions déposé une autre proposition de loi présentant un autre mécanisme au niveau de l'article 747 qui, selon nous, permettait de préserver un certain équilibre en recourant au volet encadrant – car il faut faire en sorte que chacun ait des délais, les respecte et fasse en sorte que la mise en état ait lieu le plus rapidement possible –, tout en permettant l'utilisation de tous les mécanismes procéduraux qui existent actuellement en vue de faire avancer le dossier le mieux possible.

En ce qui concerne le contrôle des magistrats, la ligne de conduite adoptée est bonne. Nous devons effectivement faire en sorte que les magistrats travaillent bien et beaucoup, d'autant plus que la plupart d'entre eux agissent de manière optimale. Cependant, le système choisi ici est-il le meilleur? Eu égard à plusieurs points, permettez-moi d'en douter!

J'en veux tout d'abord pour preuve le caractère systématique du délai d'un mois pour rendre un jugement. Selon d'aucuns, ce délai est trop long ou trop court, suivant les affaires à traiter.

01.16 Laurette Onkelinx, ministre: Il n'y a pas de problème.

01.17 Melchior Wathelet (cdH): J'espère que le magistrat, qui devra traiter plusieurs gros dossiers, n'aura pas de problème s'il rend un jugement dans un délai supérieur à un mois. Je pense ici à celui qui a choisi de traiter des dossiers difficiles et de le faire consciencieusement.

Je voudrais aussi émettre quelques considérations sur l'obligation de donner la sanction la plus forte en cas de retard.

Comme je l'ai déjà dit, madame la ministre, si j'estime inacceptable qu'un magistrat ne travaille pas, ne rende pas ses jugements, je trouve que vous allez trop loin lorsque vous obligez le pouvoir disciplinaire à prendre la sanction la plus forte en cas de retard. De cette façon, vous risquez de nuire à l'indépendance de ce pouvoir lors de sa prise de décision.

01.18 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Wathelet, vous faites peu de cas de l'intérêt du citoyen auquel on nie un droit lorsque le jugement n'est pas rendu dans les délais. Il s'agit, selon moi, d'un droit fondamental.

01.19 Melchior Wathelet (cdH): Madame la ministre, j'essaie d'analyser ce texte de la manière la plus proportionnée possible en essayant d'en souligner les points positifs et négatifs.

Vous allez vraiment trop loin lorsque vous me faites dire que je nie et que j'essaie de mettre de côté le droit des citoyens à obtenir un jugement le plus rapidement possible. Vous savez comme moi que j'ai déposé de nombreuses propositions de loi pour lutter contre l'arriéré judiciaire. Je cherche tous les moyens imaginables pour que soient reconnus les droits de la victime et pour que la meilleure visibilité soit assurée aux citoyens. Je plaide en faveur des conclusions de synthèse. Je tente simplement de faire en sorte que les mises en état soient les plus rapides possibles; pour ce faire, j'utilise tous les mécanismes envisageables. Or je crains que, dans certaines circonstances, le nouvel article 747 fasse pire que mieux.

Je répète que je suis en faveur de mesures visant à ce que les magistrats rendent leurs décisions dans les meilleurs délais.

01.20 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Wathelet, vous n'aimez pas la norme en la matière. Vous êtes pour les conclusions de synthèse, tout en disant que cela peut avoir des effets pervers, qu'il faut faire attention à ceci ou cela, etc. Vous êtes pour que l'on rende un jugement dans les délais. Toutefois, si l'on fixe un délai à respecter sous peine de sanction, vous émettez des restrictions!

01.21 Melchior Wathelet (cdH): Quand ai-je dit que je ne voulais pas de sanction?

01.22 Laurette Onkelinx, ministre: Vous n'aimez pas la norme. Vous dites être pour et puis, vous définissez toute une série d'effets possibles qui ont pour conséquence de nier l'utilité de la norme.

01.23 Melchior Wathelet (cdH): Absolument pas!

01.24 Laurette Onkelinx, ministre: Vous tenez ce discours depuis tout à l'heure.

01.25 Melchior Wathelet (cdH): J'ai dit que j'étais pour. La sanction ne me pose pas de problème. En revanche, j'établis une différence entre la sanction disciplinaire et la sanction proprement dite. Quand une sanction disciplinaire est prise à l'encontre d'un magistrat, il faut pouvoir la prendre sur la base d'une analyse de son travail. En l'occurrence, le problème réside dans le fait que la sanction est automatique. Il n'existe aucun pouvoir d'appréciation. Dès que l'on se trouve face à un problème de délai trop tardif de jugement, c'est la sanction disciplinaire la plus forte qui, le cas échéant, doit être prise.

01.26 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Wathelet, avant qu'il y ait une sanction disciplinaire, que dit le texte? Quelle démarche prévoit le texte vis-à-vis du chef de corps en dialogue avec le magistrat qui a du retard et qui ne l'a pas justifié? Il s'agit d'une démarche positive pour comprendre ce qui s'est passé.

01.27 Melchior Wathelet (cdH): M'avez-vous entendu critiquer cela?

Si vous voulez, on peut reprendre tous les articles…

01.28 Laurette Onkelinx, ministre: Vous êtes pour le principe, mais il ne faut rien faire! Tout ceci s'inscrit dans une logique de dialogue pour remédier aux problèmes. La sanction ne vient que si, véritablement, il y a une mauvaise volonté…

01.29 Melchior Wathelet (cdH): Et s'il y a sanction, ce sera la plus forte! C'est cela le dialogue!

01.30 Laurette Onkelinx, ministre: S'il y a une mauvaise volonté réelle vis-à-vis du citoyen et de son intérêt, alors il faut agir. Et la sanction doit être conséquente!

01.31 Melchior Wathelet (cdH): Le dialogue veut donc dire que s'il y a sanction, ce sera la plus forte!

01.32 Laurette Onkelinx, ministre: Ce que vous dites n'est pas correct!

01.33 Melchior Wathelet (cdH): Le texte ne dit-il pas que s'il y a sanction, ce sera la plus forte?

01.34 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Wathelet, le texte ne dit-il pas qu'avant qu'il y ait une sanction, et pour éviter la sanction, il y a d'abord la possibilité de se justifier, par exemple lorsqu'il s'agit d'un dossier très important?

01.35 Melchior Wathelet (cdH): Heureusement!

01.36 Laurette Onkelinx, ministre: Vous allez être pour le principe, mais il faudrait quand même ne rien faire!

01.37 Melchior Wathelet (cdH): Pourquoi dites-vous que je ne veux rien faire?

Le président: A u tribunal, c'est chacun son tour!

01.38 Laurette Onkelinx, ministre: Si la personne est surchargée, il n'y a pas de problème, il n'y aura pas de sanction. Il s'agit d'un dialogue entre le chef de corps et le magistrat pour voir comment on peut répartir les dossiers autrement. Ce n'est que si, faisant fi de tout dialogue, de toute justification, des magistrats s'assoient sur leurs dossiers au mépris des citoyens, qu'il y aura des sanctions.

(La ministre mime le fait de s'asseoir sur un dossier)

01.39 Melchior Wathelet (cdH): Peut-on indiquer la gestuelle dans le rapport?

Le président: C'était un petit dossier!

01.40 Melchior Wathelet (cdH): Les citoyens, en lisant le rapport, n'auront pas accès à l'entièreté du dialogue.

Je tiens à souligner qu'il y a eu une démonstration gestuelle particulièrement éloquente qui nous a permis de voir comment il fallait s'asseoir sur un dossier. Je sais maintenant comment on s'assied sur un dossier, ce n'est déjà pas mal!

Madame la ministre, si vous voulez, on peut reparler de toutes les mesures. J'ai essayé, dans une optique constructive, de limiter mon discours aux éléments essentiels. Je suppose que vous n'avez pas oublié que j'ai également souligné les volets positifs, volets que je soutiens dans leur totalité. C'est d'ailleurs par là que j'ai commencé!

01.41 Laurette Onkelinx, ministre: (…)

01.42 Melchior Wathelet (cdH): Si vous voulez, je peux recommencer, sur les volets positifs aussi!

Quand on s'attarde aux volets négatifs, cela vous dérange que l'on soit un peu plus long. Enfin, étant donné que l'on me reproche de ne pas être suffisamment là pour négocier un texte ou en discuter, quand je prends la parole, que j'ai la chance d'être présent et que je ne fuis pas les travaux de la commission, j'en profite pour parler et relever les points négatifs. Et je le fais d'autant plus que les prochains intervenants vont probablement moins évoquer ces thèmes.

01.43 Laurette Onkelinx, ministre: Plusieurs d'entre eux sont des professionnels et des avocats qui connaissent bien aussi le sujet.

01.44 Melchior Wathelet (cdH): J'apprécie que vous ayez dit: "qui connaissent bien aussi". Cela me fait extrêmement plaisir, et je le prends comme un compliment. Merci beaucoup.

01.45 Laurette Onkelinx, ministre: Nous sommes tous deux avocats, monsieur Wathelet.

01.46 Melchior Wathelet (cdH): Nous pouvons continuer longtemps le débat sur le volet "sanctions". J'ai souligné la nécessité d'un dialogue. Que ce soit pour le justiciable ou l'image de la justice, nous ne pouvons pas accepter qu'un magistrat ne travaille pas sur ses dossiers. Tout le monde est d'accord à ce sujet, mais ce qui importe, ce sont les dossiers intermédiaires. Et ce qui m'intéresse, c'est que le volet disciplinaire puisse rester un pouvoir indépendant disposant d'une marge d'appréciation suffisante.

Comme pour l'article 747, madame la ministre, vous essayez de faire croire que je suis opposé au principe même. Relisez nos propositions de loi et nos amendements. Ce qui me dérangeait, c'est qu'une remise et un renvoi au rôle puissent être plus rapides qu'un calendrier de procédure. Et ici, ce ne sera pas possible. J'étais également gêné par l'absence du volet contradictoire des observations. Cela a été changé en commission, et je m'en suis réjoui. Tous ces éléments m'auraient permis de reconnaître que ce texte allait dans le bon sens et s'accordait aux principes que j'ai défendus en commission et aux amendements que nous avons déposés.

Enfin, mais vous allez encore m'accuser d'être contre le projet dans son principe, je remarque un problème délicat. La rapidité que met le magistrat à rendre ses jugements va être examinée alors que nous ne disposons toujours pas de la mesure relative à la charge de travail. C'est la raison pour laquelle il me paraît opportun d'avancer en ce domaine. Et pour les chefs de corps et pour les magistrats, le travail sera nettement plus sain avec cette possibilité de quantifier la charge de travail.

Peut-être certains magistrats craignent-ils qu'on leur reproche de ne pas travailler assez, alors qu'ils ont l'impression de travailler trop ou, du moins, d'investir énormément d'énergie dans leur tâche. Ils se demandent comment il va être possible d'apprécier leur quantité de travail. Nous le savons, il est extrêmement difficile d'évaluer la charge de travail d'un magistrat: un dossier n'est pas l'autre, les pièces varient d'un cas à l'autre, de même que la complexité du dossier et les échanges de conclusions. En bref, aucun dossier n'est comparable à un autre.

Il serait positif d'évaluer la charge de travail.

Cela aiderait les magistrats et les chefs de corps dans leur travail. Madame la ministre, cela les sécuriserait car ils sauront évaluer eux-mêmes s'ils sont passibles de sanction, la manière dont ils peuvent travailler avec leurs chefs de corps, la manière dont ils peuvent justifier les raisons qui les poussent à être en avance ou en retard dans la gestion de leurs dossiers.

Le président: Monsieur Wathelet, je ne sais pas si le Code prévoit un délai dans la durée des plaidoiries mais vous l'avez atteint.

01.47 Melchior Wathelet (cdH): Je ne m'en étais pas rendu compte.

Je vais terminer rapidement sinon la fin de ma plaidoirie sera irrecevable ou écartée d'office. Néanmoins, tant que M. Casaer est là, je continue. Je sais qu'il veut profiter de mon intervention.

Madame la ministre, cette évaluation pourrait par ailleurs évacuer certaines craintes non fondées. Aujourd'hui, certains magistrats craignent peut-être de se faire sanctionner mais cela n'arrivera pas car ils ne s'assoiront pas sur leurs dossiers – vous venez de le démontrer. Cette évaluation de la charge de travail leur permettrait de savoir si leur travail est satisfaisant.

Ne vous en déplaise, je trouve ce texte globalement positif sur toute une série d'éléments. Il me reste certaines craintes, principalement sur l'article 747 et sur l'évaluation des magistrats. Sur ce dernier point, je viens de vous donner les raisons qui me font penser qu'il pourrait y avoir là un problème.

En ce qui concerne le nouveau 747, je crains qu'il ne change rien, qu'il n'aide pas à accélérer la mise en état. Certaines des personnes auditionnées pensaient comme moi. J'ai l'honnêteté de dire que d'autres ont affirmé le contraire. Ceux-là croient en cette mesure. Pour ma part, en fonction de mon expérience et des auditions entendues, je crois que ce nouvel article ne changera rien. Je pense même qu'il pourrait avoir un effet pervers dans certains dossiers. Il pourrait retarder la mise en état. D'ailleurs, certains pourraient en profiter.

Je réitère l'aspect positif de toute une série de mesures que j'ai énoncées au début et mes réticences sur le nouvel article 747 et sur le contrôle des magistrats.

Le président: Je vous remercie maître Wathelet.

Je n'oserais pas dire, comme l'a indiqué M. Verherstraeten, qu'il y a trop d'avocats mais nous sommes tout de même bien équipés.

U bent niet verplicht om een half uur te spreken, mijnheer Marinower. U mag dat doen, maar u bent niet verplicht.

01.48 Claude Marinower (VLD): Mijnheer de voorzitter, wij weten allemaal wat uw eerste beroepsliefde was. U weet dat u zeer uitdagend bent wanneer u aan iemand met een beroepsomschrijving als de mijne zegt dat hij niet verplicht is om lang te spreken. U weet dat dit gewoonlijk een pervers effect heeft. Het is alleen wel zo, collega Wathelet zal mij dit niet kwalijk nemen, dat hij een demonstratie heeft gegeven van wat een syntheseconclusie zou kunnen inhouden waarin alle argumenten vervat zijn.

Van mijn kant, collega Muls, dank ik u voor uw verslag. Ten aanzien van collega Verherstraeten wil ik zeggen dat ook ik het mij heb geoorloofd om mij, samen met collega Wathelet, aangesproken te voelen toen u het had over "small is beautiful". Ik heb dat dan ook voor mij genomen.

Collega's, dit is een belangrijk ontwerp dat wij vandaag ter stemming krijgen voorgelegd. Wij zullen het er allemaal eens over zijn dat hier wel heel veel werk aan is voorafgegaan. Er zijn contacten geweest met het veld, zoals dat zo mooi heet. Er werden hoorzittingen georganiseerd. Er werd vrij lang gedebatteerd over de verschillende artikelen die dit ontwerp bevat. Wij hebben allemaal de verschillende stellingnames gehoord die, zoals collega Wathelet aan het slot van zijn tussenkomst heeft gezegd, van de ene naar de andere richting gingen.

Het was overigens opmerkelijk, en sta mij toe daarmee te beginnen, dat na de justitiedialogen bij die hoorzittingen het standpunt van bijvoorbeeld de OBFG werd verwoord, terwijl – en ik heb daarnaar verwezen tijdens de debatten – was geweten dat het standpunt van de grootste balie die deel uitmaakt van die OBFG, op sommige punten diametraal daartegenover staat. Ik heb, net zoals collega Verherstraeten trouwens, de eer om deel uit te maken van een balie van een arrondissement waar bepaalde systemen al een aantal jaren van kracht zijn en inderdaad nagenoeg goed functioneren. De protocols daarover tussen de balies enerzijds en de zetel anderzijds, werken voor het overgrote deel en het volstaat. Het is ook een arrondissement waar men op de site van het hof van beroep te allen tijde kan vaststellen wat de pleitdatum is voor de verschillende kamers. Ik heb u, mevrouw de minister, reeds veel eerder hierop gewezen, namelijk dat men aan iedere rechtsonderhorige maar ook aan iedere beroepspersoon – advocaten of andere – moet toelaten deze data na te gaan.

U zult zich herinneren dat vanuit onze fractie reeds geruime tijd geleden tijdens een algemene bespreking werd gezegd dat men zich daarop zou kunnen baseren, maar men zou de conclusietermijnen achterstevoren moeten vaststellen, vertrekkend van de pleitdatum zoals collega's Verherstraeten en Wathelet hebben gezegd.

De rechtsonderhorige is er immers niet zozeer mee gediend te weten of zijn advocaat de conclusie moet neerleggen tegen die datum en de tegenpartij tegen een andere datum. Het enige wat hem of haar interesseert, is te weten op welke datum er wordt gepleit en dat er binnen afzienbare tijd – een maand of zes weken na die pleitdatum – een uitspraak in eerste aanleg of in beroep zal zijn.

Dat systeem met betrekking tot de conclusietermijn zal nu ook in werking treden. Er waren immers in bepaalde situaties en in bepaalde arrondissementen nog onaanvaardbare toestanden. Mevrouw de minister, u weet dat. We hebben het er vaak genoeg over gehad tijdens de besprekingen. Er wordt een verzoek gericht om een zaak te behandelen, er worden conclusietermijnen bepaald van een, twee of drie maanden en op het einde komt een geijkte formule waarmee wordt gezegd dat de zaak vanaf een bepaald ogenblik wordt beschouwd als zijnde in staat gesteld en dat men wel bericht zal krijgen wanneer de zaak aan een hof kan worden onderworpen. Die protocols als model kunnen volgens mij zeker.

Het doel van het ontwerp beantwoordt volgens ons dan ook aan hetgeen in het regeerakkoord was voorzien. Een nieuwe wet op de rechtsbedeling, zowel wat de burgerlijke als de strafrechtelijke procedure betreft, zal worden ingevoerd met kortere termijnen om recht te spreken. Er zal een actievere rol zijn weggelegd voor de rechter ten aanzien van de partijen en van de andere actoren zoals experts, na evaluatie van de drempels voor de toegang tot het hoger beroep. Ik kom daarop onmiddellijk terug. De rechter zal in geval van tergend en onverantwoord rekken van de procedure of in geval van misbruik van de procedure eveneens sancties kunnen uitspreken die nieuwe bepalingen van openbare orde zullen zijn.

Ik zal niet terugkomen op het doel van het ontwerp aangezien collega Muls dat in zijn verslag op een uitstekende wijze heeft verwoord.

Mevrouw de minister, sta mij even toe een parenthese te maken met betrekking tot de drempels voor de toegang tot het hoger beroep. U zult zich herinneren dat dit ongeveer twee jaar geleden voor het eerst ter sprake is gekomen toen wij het bezoek kregen van de voorzitter van het Hof van Cassatie en van de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie. Wij hebben toen een bijzonder interessant debat gevoerd met hen over de drempels tot het hoger beroep.

Jammer genoeg zijn wij daaraan nog niet echt toe gekomen. Dat zal op een bepaald ogenblik alleszins op een structurele manier moeten worden aangepakt. Welke regels wij immers ook zullen bepalen in deze of in een andere legislatuur, in deze of in een andere meerderheid, de drempels tot het hoger beroep zullen op een bepaald ogenblik moeten worden besproken en aangepakt.

U herinnert zich ongetwijfeld dat dit een tweetal jaren geleden reeds ter sprake is gekomen tijdens het bezoek van de hoogste magistraten van dit land. Toen reeds werd in het debat gezegd dat een structurele aanpak een van de mogelijke oplossingen zou kunnen zijn.

Er is geen garantie, maar het is alleszins zo dat het voor een zeker deel een ontlasting zou betekenen van de problematiek met dewelke wij tot vandaag de dag worden geconfronteerd.

01.49 Laurette Onkelinx, ministre: (…)Il faudrait trouver un cadre structurel pour relever ce seuil. Regardez les discussions que nous avons eues encore en commission de la Justice à propos du divorce sans faute. À partir du moment où le divorce devient un droit et que rien ne peut l'empêcher, nous nous sommes demandé si l'appel avait encore un sens. Après une longue discussion, la majorité de la commission a préféré opter pour l'appel. C'est un débat compliqué. Beaucoup tiennent au double degré de juridiction, ce que je comprends, même si celui-ci n'est pas un droit fondamental. C'est d'ailleurs pour cela qu'il existe des seuils en dessous desquels il n'y a pas de double degré de juridiction. Il faudrait certainement trouver un autre point d'équilibre que l'actuel.

01.50 Claude Marinower (VLD): Mevrouw de minister, ik verheug mij erover dat u het vandaag ook bevestigt. Wij zijn het er allemaal over eens, over de partijgrenzen heen, dat het een van de grootste problemen is waarmee wij vandaag de dag worden geconfronteerd. Het zal zeer zeker geen eenvoudig debat zijn. Men moet immers rekening houden met de rechten van de partijen om hun argumenten uit te putten en met allerlei andere elementen. Het is zeker een van de problemen waaraan, in welke legislatuur dan ook, een blijvende oplossing zal moeten worden geboden.

Ten tweede is er hetgeen de debatten in de commissie voor de Justitie op een aangename wijze de afgelopen jaren heeft gekruid en zorgde voor soms zelfs vrij bitsige debatten, wat uiteraard wel mag, namelijk de werklastmeting. Ik meen dat ik - ik probeer het mij te herinneren - het begin van het debat daarover kan situeren in het najaar van 2003, met het verslag van de bekende "firma" MUNAS, dat ook werd gevolgd.

Sommige actoren die wij hebben gehoord tijdens de hoorzitting, hebben inderdaad gewezen op de moeilijkheid van de appreciatie alvorens men tot sancties overgaat of tot enige maatregel met betrekking tot de werklastmeting.

U hebt recent gezegd dat in het voorjaar minstens bepaalde conclusies eindelijk in werking zouden kunnen worden gesteld. Die gegevens zullen alleszins liefst zo snel mogelijk voorhanden moeten zijn om de juiste, de meest accurate maatregelen te kunnen nemen die per arrondissement of overal noodzakelijk zullen zijn.

Ik geef als voorbeeld debatten met betrekking tot de verlenging van de maatregel van aanvullende kamers met plaatsvervangende raadsheren, die soms kort weliswaar worden gevoerd. Dat is niet altijd evident. Enerzijds hoort men spreken over de kwaliteit van de arresten waaraan plaatsvervangende raadsheren hebben gewerkt, en wie ben ik om daarover te oordelen. Anderzijds blijven ze noodzakelijk, terwijl men tegelijkertijd op de site ziet dat de pleitdata verkorten. In feite kan men zich afvragen of ze inderdaad nog steeds noodzakelijk zijn.

Het onderzoek moet voor eens en altijd worden aangepakt. Er moeten daarin resultaten kunnen worden geboekt, opdat de nodige maatregelen ter zake zouden worden genomen.

01.51 Laurette Onkelinx, ministre: M. Verherstraeten et M. Wathelet l'ont évoqué: la mesure de la charge de travail existe pour le parquet; cela a été lancé avant mon arrivée au département. Ce travail a été facilité par le fait même que la structure hiérarchique d'un parquet est totalement différente: l'indépendance est réelle et de nature différente, ce qui a entraîné un accord avec les acteurs du parquet, accord permettant de lancer le processus. Ce n'est pas le cas pour le siège.

Il s'agit donc bien d'une difficulté supplémentaire. Nous avons essayé, nous avons discuté, nous avons remarqué des appréciations parfois différentes au Nord et au Sud du pays. En l'absence de consensus, le travail est nettement plus complexe car nous avons besoin des acteurs eux-mêmes, nous avons besoin de leur temps pour réaliser cet instrument de mesure de leur charge du travail. Nous avons donc demandé à une équipe universitaire de nous aider à concevoir un outil permettant, à l'avenir, de mesurer la charge de travail.

01.52 Claude Marinower (VLD): Ik denk dat dit één van de elementen is waarover alle partijen het eens zijn. Het moet gebeuren en ook de uitslagen daarvan moeten bekend zijn, opdat de passende maatregelen ter zake zouden worden genomen.

Het wetsontwerp voert niet de volledige, echte hervorming door van het burgerlijk procesrecht. Het opteert voor een modernisering en verbetering van bestaande teksten, op grond van de bonnes pratiques bij de beroepsbeoefenaars die aldaar worden vastgesteld. Het wetsontwerp wil zowel de procespartijen als de rechterlijke machten responsabiliseren en verschillende praktijken veralgemenen die in bepaalde arrondissementen op het terrein, naar goedvinden van eenieder, zijn ontwikkeld.

Het wetsontwerp heeft als doel het bestrijden van de gerechtelijke achterstand, al kan worden gesteld dat de achterstand die al vroeger bestond, met dit wetsontwerp niet onmiddellijk zal worden weggewerkt. Het zal wel nieuwe of grotere achterstand in de toekomst moeten vermijden. Daaraan werkt dit project.

De Hoge Raad voor de Justitie en de Adviesraad vinden het ontwerp een stap in de goede richting omdat het een aantal rechterlijke praktijken in wettelijke bepalingen omzet, maar het is geen wondermiddel. Er is nog geen enkel wondermiddel gevonden, maar de resultaten van al de hervormingen moeten zichtbaar worden. De hervorming van de procedure moet toch een groot effect hebben en dus ten langen leste een wondermiddel worden om die achterstand te voorkomen.

Collega Wathelet heeft bij de aanvang en in het slot van zijn uiteenzetting gewezen op een aantal maatregelen waarin wij ons allen kunnen vinden, denk ik. We weten allemaal – de collega's van de oppositie, van de CD&V, zullen het met mij eens zijn – dat niet weinig van de amendementen die door de meerderheid zijn ingediend, ook amendementen waren waarachter zij zich konden scharen. Die amendementen zijn voor een deel ook mee besproken en geanalyseerd door de organisaties van de diverse balies, de OVB of de OBFG.

Het ontwerp doet inderdaad de historische gerechtelijke achterstand niet verdwijnen als sneeuw voor de zon, maar het draagt er wel toe bij geen nieuwe achterstanden op te bouwen. Dit valt ook onder de noemer van het bestrijden van de gerechtelijke achterstand. Een aantal maatregelen daartoe worden trouwens onmiddellijk van kracht.

De hoorzittingen hebben op vele van die vlakken duidelijkheid verschaft. Ik heb het reeds gezegd. In het bijzonder werd rekening gehouden met de opmerkingen van de OVB. Collega Verherstraeten heeft een aantal van de inleidingen van bepaalde adviezen gelezen, maar er zijn nog andere gedeelten in die adviezen. Ik denk dat we daarmee elkaar geen vliegen moeten proberen af te vangen.

Ik zal resumeren, gezien het gevorderde uur. Ik weet dat nog een aantal collega's moeten spreken. Ik hoor een zucht van verlichting achter mij, mijnheer de voorzitter, omdat ik op het punt sta af te ronden.

Ik weet niet of u achter mij al een bepaald gebaar heeft gemaakt.

De voorzitter: (…)

01.53 Claude Marinower (VLD): Nee? Sommige collega's van mijn fractie geven aan dat u dat zou gedaan hebben.

Tot besluit, wij zullen met veel vertrouwen dit ontwerp goedkeuren, mevrouw de minister, rekening houdend met de opmerkingen die wij hebben gemaakt en het engagement dat u ter zake bent aangegaan.

De voorzitter: Het sorteert toch effect!

01.54 Valérie Déom (PS): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, on l'a suffisamment répété à cette tribune: le problème de l'arriéré judiciaire n'est pas nouveau et cette situation touche au premier point le justiciable. C'est évidemment une chose tout à fait inacceptable dans un État démocratique, dont l'une des principales fonctions est précisément d'assurer le service public de la justice. Or, des délais trop longs pour obtenir un jugement ou un arrêt, bref une décision judiciaire, finissent par créer chez le justiciable le sentiment que ce service de la justice n'est plus assuré. Le citoyen se sent véritablement privé de la possibilité de voir reconnaître ses droits.

Le projet qui nous est soumis permettra de lutter contre l'arriéré judiciaire que nous connaissons actuellement, car faire en sorte qu'il y ait moins d'arriéré judiciaire demain, c'est précisément lutter contre l'arriéré judiciaire aujourd'hui, même si, évidemment, ce projet n'est pas un remède qui va éliminer l'ensemble de l'arriéré judiciaire d'un coup de baguette magique! Le problème est beaucoup plus important.

Lutter contre l'arriéré judiciaire implique une mobilisation de tous les acteurs: les avocats, les magistrats, y compris les femmes et les hommes politiques que nous sommes. La lutte contre l'arriéré judiciaire impose des solutions innovantes et plurielles qui, parfois, peuvent faire grincer des dents ou faire douter. Depuis le début de cette législature, de nombreux chantiers ont déjà été entamés en ce sens, je ne reviendrai donc pas sur les moyens humains et matériels qui ont déjà été alloués ces dernières années ou sur les protocoles d'accords que la ministre a passés avec certaines juridictions. Il s'agit de mesures prises parmi tant d'autres pour justement lutter contre ce fléau qui mine notre justice depuis tant d'années.

Aujourd'hui, le projet dont nous débattons vise, on l'a rappelé et l'excellent rapport de notre collègue M. Muls l'a mentionné également, à adapter les règles de procédure civile afin d'assurer une mise en état aussi rapide que possible, en prévoyant un calendrier de procédure tout en préservant un travail de qualité de la part des avocats et du juge. Tel est l'objectif de ce projet.

Plutôt que de faire table rase du passé, le projet propose de moderniser et d'améliorer les mécanismes existants qui permettent d'accélérer la mise en état d'un dossier et d'obtenir une date pour plaider. Cette réforme a ainsi été réalisée sur base des textes existants et des bonnes pratiques qui ont pu être relevées par les praticiens.

Pour reprendre les propos de mon collègue André Perpète, cette réforme constitue une véritable révolution pour les justiciables. Elle permettra en effet de répondre à une question somme toute assez simple et évidente pour toute personne qui, à un moment donné, doit aller en justice: quand obtiendrons-nous une réponse à notre demande?

La fixation rapide des calendriers judiciaires répondra à cette question fondamentale et lèvera beaucoup d'incertitudes, même si cette nouvelle règle modifiera nombre d'habitudes de travail et de gestion du temps des magistrats et des avocats.

Le rôle plus actif confié par le projet au juge constitue également une petite révolution. Il n'y a pas si longtemps, nombreux étaient les magistrats et avocats – et manifestement, il y en a encore même parmi nous – qui considéraient que la matière civile était le domaine réservé des parties et que, si un procès civil durait, c'était parce que celles-ci le voulaient bien. On considérait qu'il n'appartenait pas au juge de s'en mêler, ce dernier devant attendre que le dossier soit en état et fixé avant de s'en préoccuper.

Le rôle proactif confié au juge nécessitera une meilleure connaissance des dossiers et ce, avant l'audience de plaidoirie. Les avocats ne pourront plus se contenter de se présenter à l'audience pour donner lecture des conclusions. Le magistrat, connaissant préalablement mieux le dossier pourra soulever, lors de l'audience, différents points et engager une discussion.

Si connaître la date de l'audience de plaidoirie est chose très importante, il faut évidemment que le délai de délibéré soit, ensuite, respecté. En effet, cela a peu de sens de connaître une date d'audience si le jugement peut, ensuite, être rendu dans des délais aléatoires. En ce sens, il est positif que le projet de loi fixe une exigence du respect des délais du délibéré tout en prévoyant une certaine souplesse et des possibilités de dérogation dans certains cas.

Autre point qu'il convient de mettre en exergue: la disposition consistant à sanctionner les abus de procédure par une amende civile infligée, le cas échéant, d'office par le juge. Une telle sanction aura – on peut l'espérer – un effet dissuasif. En effet, les abus de procédure dérèglent le déroulement de celle-ci et perturbent le fonctionnement du service public de la Justice en mobilisant, à tort, des ressources qui pourraient être utilisées ailleurs.

Le corollaire logique de la disposition prévoyant une sanction pour les abus de procédure par les parties est la sanction disciplinaire qui pourrait être imposée au juge qui, de manière répétée, ne respecterait pas le délai du prononcé du délibéré.

Enfin, je voudrais dire quelques mots à propos de la motivation des jugements.

Contrairement à l'avis de certains, nous ne plaidons pas pour une motivation positive des jugements. Si une telle mesure peut avoir des effets sur l'arriéré judiciaire, elle touche également à la notion fondamentale des droits de la défense et au contenu même de l'obligation constitutionnelle de motivation des jugements. À cet égard, il ne faudrait pas que les droits des justiciables soient amoindris sous prétexte de lutter contre l'arriéré judiciaire. Il ne suffit pas pour le justiciable de connaître le résultat d'un jugement. Tout justiciable a le droit de connaître le pourquoi en fait et en droit de ce jugement.

Je ne suis pas avocate, mais je suis juriste. Dès lors, j'ai tendance à me mettre à la place du justiciable lorsque l'on examine ce type de projet en commission de la Justice.

Je pense que le projet n'a pas pour ambition de résoudre l'entièreté de l'arriéré judiciaire et tant mieux si, comme je l'ai entendu, certains arrondissements ou tribunaux ne connaissent pas l'arriéré judiciaire. Par contre, donner la possibilité au citoyen de connaître le délai dans lequel son affaire sera traitée est, me semble-t-il, la moindre des choses à faire pour respecter ce citoyen et avoir une justice respectueuse de ce dernier. En effet, la justice est quand même à destination du citoyen.

Et lorsque j'entends à cette tribune des intervenants parler de tactique pour exploiter les défauts de la procédure que le projet met en place, pour essayer d'utiliser la faiblesse pour allonger le délai de mise en état, je m'interroge quant à l'état d'esprit qui préside à nos travaux. Le rôle de l'avocat est de défendre le justiciable et non pas de trouver les failles du système en vue d'allonger les procédures.

01.55 Laurette Onkelinx, ministre: (…)

01.56 Valérie Déom (PS): Ce n'est absolument pas un sentiment d'avocat! Je ne fais que reprendre les propos qui ont été tenus à cette tribune.

Le président: M. Wathelet ne s'est pas entièrement exprimé. Il a la parole.

01.57 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, je voulais dire à Mme Déom que ce n'était pas une tare non plus d'être avocat! Ce n'est pas parce qu'on est avocat qu'on connaît mieux les procédures des autres, que l'on connaît mieux la vie d'un justiciable que tout justiciable. Mais ce n'est pas non plus parce qu'on est avocat qu'on est nettement moins bon, qu'on connaît moins bien la vie d'un justiciable et la manière avec laquelle il est confronté aux jugements et aux procédures.

La lecture d'articles de procédure débouche tout naturellement sur une analyse, pour en déceler les failles et faire en sorte qu'ils soient rédigés le mieux possible, en vue de leur meilleure application possible. C'était l'objectif de Mme la ministre en rédigeant l'article qu'elle propose aujourd'hui, l'article 747 nouveau §2. Il est du devoir de tout parlementaire de le parcourir afin de l'améliorer.

Madame Déom, malgré nos propositions et toutes les failles relevées dans le cadre des discussions, vous avez parfois été convaincue par nos arguments! Rappelez-vous l'échange que nous avons eu sur le volet contradictoire ou non des observations! Effectivement, certaines personnes ont souligné qu'il n'allait pas forcément être contradictoire. On l'avait tellement bien souligné qu'on l'a modifié!

01.58 Valérie Déom (PS): Que nous l'avons modifié!

Vous constaterez que nous ne sommes pas sourds non plus!

01.59 Melchior Wathelet (cdH): Aussi, vous comprendrez que le fait de chercher la petite bête n'a d'autre but que d'améliorer le texte et de rendre les travaux aussi constructifs que possible!

01.60 Valérie Déom (PS): Monsieur Wathelet, je suis intimement persuadée que la perfection n'est pas de ce monde et que nous essayons seulement d'y tendre. C'est l'objectif de ce projet.

En conclusion, vous aurez compris que c'est avec conviction et parce que nous considérons ce projet comme une véritable avancée pour le citoyen justiciable, que mon groupe votera en faveur du texte qui nous est soumis.

01.61 Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik kan volstaan met een drietal eigenaardigheden met betrekking tot het wetsontwerp op te sommen.

Het is, ten eerste, een niet onverdienstelijke poging om iets aan de gerechtelijke achterstand te doen. Wanneer wij dé gerechtelijke achterstand zeggen, moeten wij uiteraard meteen specificeren. Immers, de eerste eigenaardigheid bestaat erin dat niet de bestaande, gerechtelijke achterstand wordt aangepakt. Neen, het is een regeling voor de toekomst om bijkomende, gerechtelijke achterstand te vermijden. Ze geldt dus niet voor de inmiddels opgelopen achterstand.

Een tweede eigenaardigheid die ik in de commissie kon vaststellen, is de ditmaal vernietigende kritiek van de Ordre des barreaux francophones et germanophones de Belgique, de OBFG. De kritiek komt dus ditmaal niet van de Orde van Vlaamse Balies, die wat genuanceerder tegen het wetsontwerp aankijkt. Al bij al moeten wij andermaal een significant mentaliteitsverschil en een juridische cultuurkloof tussen het Vlaamse en Franstalige landsgedeelte vaststellen.

In de methode van het wetsontwerp kan ik mij wel vinden. Het betreft het aanpassen van een aantal artikelen uit het Gerechtelijk Wetboek, waarbij de rechter een actievere rol krijgt toebedeeld en er ook meer rechtszekerheid is voor de partijen, wat positief is. Dat is zeker een feit. Op zichzelf hebben wij daarmee uiteraard geen problemen.

Er is, ten slotte, nog een derde eigenaardigheid. Ik meen dat het de verdienste van de heer Van Parys was, die het punt in de commissie aanhaalde. Het gaat om het feit dat er geen echte, gestroomlijnde procedure van wetgevend werk of geen echte, globale visie op de aanpak van het burgerlijk procesrecht in het algemeen werd ontwikkeld. Dat is eigenaardig. Op dat punt doen de Nederlanders het blijkbaar beter. Er is heel moeilijk een lijn te leggen in het geheel van opeenvolgende maatregelen die door paars werden genomen tot hervorming van het gerecht. Wij kunnen van een gehaktestrostijl spreken.

Bovendien komt het wetsontwerp nogal laat. Immers, al van bij het begin van de legislatuur werd erover gesproken. Verhofstadt nam het bovendien in zijn tien werven op. Uiteindelijk moet gezegd dat het ontwerp nogal laat komt.

Bijvoorbeeld, wij wezen tijdens de commissievergaderingen al op het feit dat de regering met de plaatsvervangende magistraten met lapmiddelen heeft gewerkt. Het is geen echt decente regeling. Vacatures blijven oningevuld, wat het eerste is wat de regering had moeten aanpakken. De regeling voor de deskundigen werd aan het Parlement overgelaten. Uiteindelijk zijn wij blij dat de procedure met betrekking tot de deskundigen door onze Vergadering mag worden geregeld.

U merkt dat het niet echt een geheel van logische, op elkaar afgestemde maatregelen is.

Ook op een regeling voor de vertalers en tolken wachten wij nog. Misschien kan ze tijdens de huidige legislatuur nog tot een goede einde worden gebracht.

Mijnheer de voorzitter, gelet op het late uur ga ik niet op al de technische details in.

Al bij al moest dit ontwerp er komen. Zoals ik daarstraks een ander oppositielid reeds hoorde zeggen, moet bij paars alles nog op het laatste moment gebeuren. Er moet nog een hele hoop projecten worden doorgejaagd waarvoor men de voorbije vier jaar zoveel tijd heeft gehad. Later zullen we de mankementen ontdekken omdat men op het allerlaatste moment, veel te snel veel zaken heeft willen realiseren. Dit geeft lapmiddelen en oplapwerk en weinig consistente wetgeving.

Om al deze redenen is het Vlaams Belang niet al te enthousiast over deze wetgeving en zal mijn fractie zich bij de stemming onthouden.

01.62 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, la lutte contre l'arriéré judiciaire existant et la mise au point de moyens permettant d'éviter l'accentuation de cet arriéré sont depuis toujours des priorités pour ce gouvernement et pour le Mouvement réformateur en particulier. Nous avons toujours défendu une vision holistique des solutions à mettre en œuvre.

Les mesures destinées à lutter contre l'arriéré judiciaire doivent s'articuler dans un plan cohérent, selon nous, agissant à plusieurs niveaux et sur l'ensemble des causes, sous peine de voir se créer des goulots d'étranglement et de simplement déplacer les problèmes.

Nous estimons également qu'un effort particulier doit être réalisé pour l'arrondissement judiciaire de Bruxelles et pas seulement en raison des particularités linguistiques dudit arrondissement. Selon nous, un véritable plan d'urgence devait être élaboré et s'articuler notamment autour des éléments suivants. Si je parle d'un plan qui "devait" être élaboré, c'est que cette cohérence de plan n'est toujours pas actualisée et n'existe toujours pas dans le projet actuel.

Quel était ce plan, selon nous?

Premièrement, établir une définition et une analyse correcte de la situation en matière d'arriéré judiciaire et de charges de travail. En ce domaine, les statistiques ne nous aident pas complètement.

Deuxièmement, respecter l'exigence minimale de remplir les cadres des magistrats. Nous savons que notamment Bruxelles connaît des problèmes.

Troisièmement, mener une véritable politique des ressources humaines dans ce secteur, ce qui implique mobilité, spécialisation et formation.

Quatrièmement, octroyer un réel soutien logistique aux chefs de corps et assurer une informatisation cohérente du pouvoir judiciaire. Nous parlons là du fameux projet Phenix.

Cinquièmement, moderniser l'organisation et le management des audiences en favorisant un rôle actif du juge et en réfléchissant à l'amélioration de la mise en état des causes. C'est ce que nous examinerons dans le projet.

Sixièmement, envisager des réformes de la procédure judiciaire tout en veillant à un équilibre entre les intérêts des divers acteurs – parties, avocats, magistrats – du monde judiciaire. C'est une partie de l'objectif de ce projet ambitieux.

Et ce projet qui est aujourd'hui soumis à notre examen a pour mérite d'aborder certaines thématiques essentielles que je viens d'épingler: la mise en état des causes, plus particulièrement le retard et les délais parfois très longs dans lesquels lesdites causes sont fixées, mais aussi - en dernier lieu et plus accessoirement - les abus et manœuvres dilatoires des parties aux fins de faire traîner la procédure.

La réponse qu'apporte le texte se déploie en plusieurs volets. Je qualifierais le premier de "volet de petites simplifications procédurales" en référence à "petits crimes entre amis", et je m'en expliquerai plus tard. Le deuxième concerne la mise en état proprement dite des causes. Le troisième est consacré à la responsabilité des différents acteurs: parties, avocats, magistrats.

Nous saluons donc les petites simplifications procédurales telles que la possibilité de demander une mesure avant dire droit à tout stade de la procédure sur simple demande écrite, ou encore l'effectivité quant à la prescription de l'action des actes de procédure nuls parce qu'introduits dans une forme inadéquate - c'est-à-dire une requête au lieu d'une citation. Mentionnons aussi l'instauration du principe de conclusion de synthèse, qui existait déjà et que les plaideurs utilisent quotidiennement, mais qui est maintenant inscrit dans un texte de loi; ainsi que la possibilité généralisée pour le juge de recourir aux débats interactifs. Il s'agit d'accorder un rôle plus actif au magistrat, qui pourra se concentrer sur certaines questions qu'il estime pertinentes et ainsi organiser un débat orienté. Je voudrais dire, madame la ministre, que, dans certains cas, des magistrats proactifs recourent naturellement à ce type de débat et interrogent les parties tout en les faisant interagir dans un véritable dialogue.

Pour la mise en état des affaires proprement dites, le projet désire substituer au système facultatif de demande de fixation d'un calendrier de plaidoiries par les parties un mécanisme de fixation automatique et contraignant, décidé par le magistrat dès l'introduction de la demande. Il s'agit de permettre aux parties de se voir fixer à l'avance les différentes échéances de la procédure. Il convient de noter, dans ce contexte, que les parties peuvent toujours se mettre d'accord pour renvoyer l'affaire au rôle ou demander une remise à date fixe, ce qui peut être dans l'intérêt des deux plaideurs et dans celui de la cause qui peut nécessiter ce type de décision. Toutefois, en l'absence de démarche positive de la part des plaideurs ou en cas d'oubli de leur part, le calendrier des conclusions et plaidoiries sera établi à rebours. Il s'agira donc d'un rétro-calendrier, dont le point de référence sera la première date d'audience libre pour plaidoiries. Cela variera selon les juridictions, mais n'aura de véritable impact sur la résorption de l'arriéré judiciaire que si la juridiction n'est pas trop encombrée. Si je prends l'exemple bruxellois, il est certain que sa juridiction est très encombrée. L'échange des conclusions y est fixé de manière consensuelle. Après cet échange, les parties sont prévenues qu'une date de plaidoiries leur sera communiquée trois mois avant qu'il y ait une audience libre pour plaider.

Cette situation est inacceptable à Bruxelles!

En effet, le calendrier qui est étendu à la date utile et non la date utile qui est fixée en fonction du temps réellement nécessaire pour que les parties mettent l'affaire en état constitue un problème.

Vous reconnaissez d'ailleurs que cette solution ne va pas régler l'arriéré existant mais est plutôt destinée à éviter la création d'un nouvel arriéré donc, en quelque sorte, à couper l'hémorragie. À ce stade et même si le texte apporte une réponse à certaines incertitudes existant dans la pratique, en établissant notamment l'écartement obligatoire des conclusions et pièces tardives ainsi que la possibilité de plaider après écartement desdites conclusions, j'ai envie de dire que le projet est bien mais "peut mieux faire".

Je reste en effet sur ma faim – F.A.I.M. –, certaines réponses n'étant pas apportées aux interrogations qui sont les nôtres. Comme je l'ai dit, le Mouvement réformateur a toujours estimé que la résorption de l'arriéré judiciaire passe avant tout par un réseau de mesures agissant tant sur les structures judiciaires que sur la procédure civile. Mais une réponse spécifique doit également être apportée à la situation des juridictions bruxelloises – je l'ai dit tout à l'heure – qui est d'ailleurs à l'origine d'un arrêt historique et capital – sans jeu de mots – de la Cour de cassation, concluant à la responsabilité du pouvoir législatif qui n'a pas mis les juridictions en mesure de rendre une décision dans le respect du délai raisonnable.

Nous déplorons donc que nous n'ayons pas pu, à l'occasion de ce débat qui avait pour ambition la lutte contre l'arriéré judiciaire, explorer d'autres mesures qui auraient pu également apporter une pierre à l'édifice.

Nous suggérions notamment de réformer la procédure de recouvrement des créances incontestables en permettant l'obtention d'un titre exécutoire sans débat contradictoire a priori. Le débat aurait été organisé uniquement s'il y avait contestation du débiteur. Cette solution avait le mérite de désengorger les tribunaux des affaires qui n'appellent que des débats succincts et qui n'appellent aucune contestation en l'espèce. Vous avez estimé que la discussion ne pouvait être menée que dans le cadre d'un projet actuellement à l'étude. Nous avons été d'accord, je vous le rends bien.

Nous pensions pourtant que les deux textes poursuivaient le même objectif, c'est-à-dire lutter contre l'arriéré judiciaire.

En ce qui concerne la responsabilisation des acteurs judiciaires dans le procès, on peut également déplorer que l'accent soit mis sur la sanction – la sanction des magistrats qui accusent un retard anormal dans le rendu de leur jugement – plutôt que sur la prévention. En effet, nous trouvons qu'il n'est pas opportun de calquer un mécanisme général sur la base du comportement abusif qu'auraient quelques-uns dans le monde judiciaire. C'est faire peu de cas de la majorité des autres juges qui remplissent correctement leur fonction.

S'ils tardent à rendre un jugement, c'est par souci de prendre la décision la plus adéquate et la plus appropriée à la difficulté de la cause et non par mauvaise volonté ou par paresse.

Le contrôle qui accompagne le mécanisme de sanctions que vous mettez en place va constituer, me semble-t-il, une contrainte supplémentaire qui va alourdir la tâche du magistrat et donc entraîner un retard supplémentaire.

De plus, le lien instauré entre ce contrôle et une éventuelle procédure disciplinaire nous semble porter atteinte aux droits de la défense de celui qui ferait l'objet d'une telle procédure. En effet, il n'est pas concevable que des éléments récoltés dans le cadre informel du caucus singulier entre le magistrat qui paraît traîner à rendre ses jugements et son chef de corps, puissent servir un jour dans le cadre d'un dossier disciplinaire.

En outre, je ne vois pas la plus-value que peut apporter le fait d'ajouter un système d'amendes civiles à la possibilité d'obtenir des dommages et intérêts, comme c'est déjà possible actuellement, pour procédure téméraire et vexatoire.

En conclusion, monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, même si le projet ne constitue pas un plan global de lutte contre l'arriéré judiciaire - ce qui aurait été notre souhait -, il a néanmoins le mérite d'avancer des solutions sur certaines problématiques. C'est la raison pour laquelle nous le soutiendrons. Cependant, nous verrons et nous serons très vigilants, si l'efficacité pratique des dernières mesures mises en place sera démontrée en termes de réelle résorption de l'arriéré judiciaire.

01.63 Walter Muls (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, toen ik de eerste sprekers daarstraks hoorde, die stelden dat dit wetsontwerp de gerechtelijke achterstand niet zal oplossen, dacht ik dat ik verkeerd had gelezen. Ik heb eens op de twee grote plasmaschermen gekeken, waarop de titel verschijnt. Welnu, nergens heb ik gelezen dat dit wetsontwerp de pretentie zou hebben om de gerechtelijke achterstand op te lossen, wel om de gerechtelijke achterstand te bestrijden. Stel dat de minister van Justitie de oplossing zou hebben gevonden om de gerechtelijke achterstand op te lossen, dan kunnen wij ons afvragen waarom wij die oplossing niet vroeger hebben gevonden of waarom alle voorgangers van de minister van Justitie of al onze voorgangers in het Parlement die oplossing niet eerder hadden gevonden. Het gaat dus niet om de oplossing, maar het wetsontwerp heeft minstens de pretentie de gerechtelijke achterstand te bestrijden.

01.64 Servais Verherstraeten (CD&V): (…)

01.65 Minister Laurette Onkelinx: (…)

01.66 Walter Muls (sp.a-spirit): Collega Verherstraeten, de discussie over de gerechtelijke achterstand is inderdaad geen recente discussie. Ik heb tijdens de commissiebespreking al verwezen naar een mercuriale van het einde van de 19^de eeuw, waarin toen al de vrees werd geuit voor de gerechtelijke achterstand en werd gevraagd hoe die kon worden opgelost. Dat probleem is dus niet van de jongste vijftien of acht jaar, hoe graag u dat ook zou hebben. Dit is al een oud gegeven.

Het is niet omdat het een oud gegeven is, dat wij de gerechtelijke achterstand moeten beschouwen als een normaal gegeven, zomaar als iets dat er altijd al is geweest en dat wij dan maar moeten aanvaarden.

Ik ben altijd actief geweest in Brussel. Ik heb, net zoals de sprekers tijdens de hoorzittingen zeiden, het altijd zeer bijzonder gevonden dat het hof van beroep conclusietermijnen oplegt, maar aangeeft dat de pleitdatum later zal worden meegedeeld en dat men niet bang moet zijn want dat men hem wel zal krijgen. Dat gebeurt niet alleen in het hof van beroep, want de rechtbank van eerste aanleg doet dat nu ook al. Wie een pleitdatum vraagt, krijgt als antwoord dat men staat ingeschreven op de rol. Wanneer de pleitdatum in de buurt komt, krijgt men een bericht. De politierechtbank in Brussel doet het zelfs nog beter: men vraagt er een pleitdatum aan en men stuurt rappels, maar ontvangt niets, tenzij twee jaar later een bericht dat meldt dat men binnen zes maanden mag komen pleiten. Dat is inderdaad geen normaal gegeven. Ten aanzien van de rechtsonderhorige is dat alles behalve respectvol. Het geeft de rechtsonderhorige bovendien weinig vertrouwen in justitie.

Collega Verherstraeten zei het al: “small is beautiful”; bedankt, ik ben ook slechts 1,69 m groot. De gegevens over Brussel zijn gegevens die wij ook in andere ressorten terugzien.

Het is misschien niet dezelfde manier van werken maar in andere ressorten, waar ik soms ook kom, is er ook een gerechtelijke achterstand. Ik heb in de commissie een voorbeeld aangehaald. Er is nog een verlengstuk aan dat verhaal gekomen. Het gaat om een gerechtelijk arrondissement waar men op korte termijn mag pleiten en waar de magistraat een zaak in beraad neemt en net geen zes maanden wacht om een vonnis uit te spreken. Hij spreekt dan een tussenvonnis uit waarin hij oordeelt dat er een elementje in de stukken ontbreekt, waarna hij een heropening van de debatten uitspreekt en beslist dat men vier maanden later mag terugkomen. Dan is men al tien maanden verder. Als men daar dan naartoe gaat en nog eens vier maanden moet wachten op een vonnis, dan duurt het al veertien maanden. Men heeft dan echter wel heel vlug een pleitdatum gekregen. Is die situatie beter dan een waarbij de partijen lang op een pleitdatum moeten wachten, maar binnen de drie of vier weken daarop het vonnis of het arrest krijgen? Ik denk dat beide situaties onaanvaardbaar zijn en dat ze beide, hopelijk, door het wetsontwerp kunnen worden verholpen. Er komt dan inderdaad een inperking van de gerechtelijke achterstand.

De discussie tijdens de hoorzitting gaf mij een indruk van déjà vu. Op 3 augustus 1992 – de sprekers zijn u wel bekend – kwam er in het Parlement een wet waarbij het fameuze artikel 751, op dat ogenblik de enige boeman voor advocaten, werd hervormd. Er kwam toen een artikel 747, een artikel dat de stiel voor de advocaten onmogelijk ging maken. Stel u voor, er werden toen verschillende termijnen opgelegd die men moest onthouden en die men niet mocht vergeten in te schrijven. Als men die termijn vergat, kon men het vergeten. Men kreeg dan een proces voor beroepsaansprakelijkheid. Wie zou nog in zo’n stiel willen werken, uitgezonderd dan degenen die het systeem van de Raad van State gewoon waren waar termijnen al lang vastlagen en waar eens de termijn verstreken, het kalf verdronken was en nog steeds is? Er werd toen een colloquium georganiseerd aan de KUB in Brussel. Daar kwam procureur-generaal Krings, die de vader was van die hervorming, uitleggen hoe dat in elkaar zat. Hij was zeer fier dat er een kalender werd ingevoerd waaraan men zich moest houden en waardoor de rechtsonderhorige eindelijk kon zien binnen welke termijn er een uitspraak zou komen in zijn zaak. Anderzijds kwam er daar een collega-hoogleraar van professor Krings als advocaat zeggen dat de nieuwe regeling nooit zou werken, dat ze onmogelijk kon werken, dat ze slecht geschreven was, dat er een discussie zou ontstaan over de neerlegging, de indiening en de toezending en dat men zijn besluiten aangetekend zou moeten versturen. De stiel zou dus onhoudbaar worden.

Wat toen het probleem vormde, was de koudwatervrees. We waren gesetteld in het systeem dat we kenden, we hadden schrik voor verandering want we wisten niet wat die verandering zou teweegbrengen, we waren onzeker en uiteindelijk hebben we vastgesteld dat het systeem heeft gewerkt.

Ik heb een beetje de indruk dat we die koudwatervrees nu krijgen bij de magistraten. Wij hebben in de commissie toch wel een geanimeerde discussie gehad tussen enerzijds een vertegenwoordiger van de Hoge Raad voor de Justitie en anderzijds een vertegenwoordiger van de Adviesraad voor de Magistratuur. De ene was van oordeel dat de korpsoversten instrumenten hebben om te remediëren en op te treden ten aanzien van magistraten die niet vlug werken en niet tijdig een vonnis uitspreken. De tegenreactie was dat er maar in weinig gevallen door de korpsoverste wordt opgetreden. In welke gevallen mag men effectief verwachten dat een korpsoverste in een klein korps – small is beautiful – zal optreden ten aanzien van collega's waarmee hij dagelijks het leven moet delen.

In die zin vergemakkelijkt dit ontwerp het werk van een korpsoverste om op te treden tegen magistraten die niet deugdelijk werken. Zijn die er? Er zijn er verhoudingsgewijs evenveel als er advocaten zijn die niet goed werken. Ik geef toe dat het met de natte vinger is maar ik ga ervan uit dat 95% of zelfs 99% goed werkt. Het is uiteraard jammer dat wij voor die 1 of voor die 5%, die niet correct werken, sancties moeten inschrijven en in maatregelen moeten voorzien. In de hoorzitting zei de vertegenwoordiger van de Hoge Raad voor de Justitie dat binnen 15 jaar hopelijk zal blijken dat deze maatregelen niet meer nodig zijn. Zolang er echter geen mentaliteitswijziging wordt afgedwongen, gaan we met dit probleem blijven zitten.

Collega's, los van al deze discussies over dit wetsontwerp, dat hopelijk de gerechtelijke achterstand effectief zal bestrijden, wil ik tot slot nog een kleine opmerking maken. Er is het gegeven van de instaatstelling die op dit ogenblik veel tijd in beslag kan nemen. Wij hebben het nog niet gehad over de tussengeschillen. Met spirit vragen wij aan dit Parlement om toch nog eens na te denken over de discussies over de vraag inzake de bevoegdheid van een rechtbank. Is deze rechtbank wel bevoegd? Is een zaak voor deze rechtbank wel terecht of moet die niet worden doorverwezen naar een andere rechtbank? Collega's, wij vragen u om in de toekomst ook eens te willen nadenken over een eenheidsrechtbank waar alle geschillen zouden terechtkomen en waarbij op korte termijn zowel het bevoegdheidsgeschil als de zaak ten gronde worden beslecht.

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

02 Projet de loi désignant les représentants des infirmiers à domicile à la commission de conventions infirmiers-organismes assureurs (2194/1-6)

La projet de loi règle des matières visées aux articles 77 et 78 de la Constitution.

Het wetsontwerp regelt aangelegenheden als bedoeld in de artikelen 77 en 78 van de Grondwet.

Conformément à l’article 72, 2, alinéa 2, du Règlement, les dispositions relevant de l’article 77 ou 78 de la Constitution sont disjointes du projet de loi.

Overeenkomstig artikel 72, 2, lid 2, van het Reglement worden de bepalingen die ressorteren onder artikel 77 of 78 uit het wetsontwerp gelicht.

Nous passons à la discussion des articles du projet de loi n° 2811/6 (matière visée à l’article 78 de la Constitution). Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2811/6)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het wetsontwerp nr. 2811/6 (aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet). De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2811/6)

Le projet de loi compte 31 articles.

Het wetsontwerp telt 31 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 à 31 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 31 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

Nous passons à la discussion des articles du projet de loi n° 2811/7 (matière visée à l’article 77 de la Constitution). Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2811/7)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het wetsontwerp nr. 2811/7 (aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet). De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2811/7)

L’intitulé a été modifié par la commission en "projet de loi modifiant l’article 340, §3, du Code judiciaire".

Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in "wetsontwerp tot wijziging van artikel 340, §3, van het Gerechtelijk Wetboek”.

Le projet de loi compte 2 articles.

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

- Proposition de loi désignant les représentants des infirmiers à domicile à la commission de conventions infirmiers-organismes assureurs (1678/1-2)

02 Wetsontwerp tot aanwijzing van de vertegenwoordigers van de thuisverpleegkundigen in de overeenkomstencommissie verpleegkundigen-verzekeringsinstellingen (2194/1-6)

- Wetsvoorstel tot aanwijziging van de vertegenwoordigers van de thuisverpleegkundigen in de overeenkomstencommissie verpleegkundigen-verzekeringsinstellingen (1678/1-2)

Projet de loi transmis par le Sénat

Wetsontwerp overgezonden door de Senaat

Proposition déposée par:

Voorstel ingediend door:

Yolande Avontroodt, Hilde Dierickx

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

02.01 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, je sais que l'heure est tardive mais c'est un dossier délicat qui a fait couler beaucoup d'encre. Ne serait-il pas utile que le ministre Demotte soit présent?

Le président: M. Demotte m'a dit tout à l'heure, lorsqu'il est venu pour les questions, que je pouvais l'appeler à son cabinet. Je ne m'attendais pas à ce que l'heure soit si tardive mais si vous insistez, je peux essayer de le joindre.

02.02 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, mes collègues ne sont pas chauds. Je ne vais donc pas insister.

Le président: M. Drèze, je vous soupçonne d'une grande habileté. Je vous remercie.

02.03 Josée Lejeune, rapporteur: Monsieur le président, madame la ministre, la commission de la Santé publique a examiné le projet de loi au cours de ses réunions des 28 mars 2006, 23 janvier et 13 février 2007.

En ce qui concerne la procédure, la commission a organisé des auditions au cours de sa réunion du 28 mars 2006. Le contenu de ces auditions est annexé au rapport écrit. L'examen du projet de loi et des propositions s'est déroulé au cours de la réunion du 23 janvier 2007. La proposition de loi 1327 instituant un conseil infirmier consultatif était initialement jointe à la discussion mais elle a été disjointe au cours de la réunion du 23 janvier 2007.

Au niveau de la discussion, le ministre a souligné que la problématique abordée par le projet de loi est liée au fait que les soins à domicile sont organisés de deux manières différentes, à savoir sur une base salariée ou sur une base indépendante.

Les infirmiers qui sont actifs dans le secteur des soins à domicile sont représentés par différentes organisations professionnelles.

Certaines de ces organisations représentent tant les infirmiers indépendants que les infirmiers salariés. Il s'agit essentiellement d'organisations professionnelles qui sont membres de l'Union générale des infirmiers de Belgique (UGIB). En dehors de l'UGIB, il existe cependant aussi des organisations qui défendent exclusivement les intérêts des infirmiers indépendants. Enfin, il existe des organisations qui représentent spécifiquement les infirmiers salariés.

À l'heure actuelle, les infirmiers à domicile sont représentés au sein de la commission de conventions et ce, conformément à l'arrêté royal du 16 décembre 1963 fixant la composition des commissions chargées de négocier et de conclure les conventions nationales dans le cadre de l'assurance soins de santé.

Depuis plus de 40 ans, l'UGIB, pour des raisons historiques, détient l'ensemble des mandats des prestataires de soins. Le ministre a tenu à souligner que l'importante évolution observée dans ce secteur a entraîné l'apparition de nouvelles organisations tant pour les salariés que pour les indépendants. Il a précisé qu'il estimait par conséquent important que la représentation des infirmiers au sein de la commission de conventions soit modifiée en fonction de la situation réelle sur le terrain.

Depuis de nombreuses années, la question de la représentation au sein de la commission de conventions est source de tensions parmi les infirmiers et infirmières. Depuis le début de la législature, le ministre a tenté de stimuler la concertation avec les organisations membres de l'UGIB ainsi qu'avec les autres organisations qui ne sont pas représentées au sein de la commission de conventions. Malheureusement, sans succès.

Une modification de la législation en vigueur permettra de réduire les tensions existantes et de mieux défendre les intérêts des indépendants comme des salariés.

Le ministre a rappelé combien il était difficile d'organiser des élections et a cité les raisons suivantes. Il faudrait en premier lieu créer, au sein de l'INAMI, un cadastre des infirmiers en vue d'opérer une distinction entre infirmiers indépendants et salariés. La constitution de cette banque de données fera perdre un temps précieux. Au demeurant, l'INAMI estime déjà qu'il s'agit d'une tâche administrative très, très lourde.

Le système d'enregistrement proposé par le projet offre des garanties pour la représentativité des infirmières indépendantes par l'intermédiaire des conditions qu'elles doivent remplir.

Ces conditions prévoient notamment que les associations doivent être reconnues, qu'elles ne peuvent faire appel qu'à des infirmiers indépendants, que leurs membres doivent payer une contribution et que le respect de ces conditions soit contrôlé.

La représentation des salariés reflète la réalité du terrain, dans la mesure où les salariés sont représentés par des fédérations spécifiques. Étant donné que la représentation des salariés ne pose guère de problème, il convient de préserver cet équilibre et de ne pas modifier le projet sur ce point.

Mme Avontroodt a souligné qu'elle avait déjà déposé une proposition de loi désignant les représentants des infirmiers à domicile à la commission de conventions infirmiers-organismes assureurs, le 17 mars 2005.

Les infirmiers indépendants qui prennent à leur compte plus de 60% des soins de santé à domicile peuvent désormais aussi être représentés dans les différents organes où sont prises des décisions portant sur la politique des soins à domicile.

Mme Avontroodt s'est réjouie qu'après 20 ans, les infirmiers indépendants soient enfin représentés à la commission de conventions.

Quant à M. Verhaegen (CD&V), par contre, il a estimé que le projet part d'une fausse hypothèse, à savoir que les infirmiers indépendants ne sont pas représentés à la commission de conventions infirmiers-organismes assureurs. Toutefois, cette hypothèse ne correspond pas à la situation sur le terrain et peut dès lors facilement être réfutée.

Il estime que les services de soins à domicile et les infirmiers indépendants sont représentés paritairement.

La proposition de loi ne résout aucun problème, dixit M. Verhaegen; au contraire, il ne fera qu'engendrer d'autres problèmes. C'est pourquoi le CD&V a décidé de voter contre ce projet.

L'intervenant est d'avis que le projet de loi est dicté par un certain nombre d'infirmiers indépendants qui souhaitent prendre leurs distances par rapport aux organisations faîtières, qui représentent à l'heure actuelle les autres groupes d'infirmiers à domicile, et être directement représentés à la commission de conventions.

M. Verhaegen rappelle également que ces quatre associations professionnelles représentatives ont d'ores et déjà attribué paritairement les huit mandats, chaque fois à un représentant des services de soins à domicile et à un représentant des infirmières indépendantes.

Si l'on devait quand même, pour une raison quelconque, procéder à des recensements ou à des élections, ceux-ci ne pourraient intervenir que dans la désignation de représentants des services de soins à domicile.

M. Verhaegen estime par ailleurs qu'au sein de l'INAMI, les représentants des infirmières salariées ne sont pas non plus élus ni recensés. S'il fallait désigner des représentants pour les infirmières indépendantes, il faudrait le faire par le biais des associations professionnelles représentatives actuelles et non par le biais des associations professionnelles qui représentent exclusivement les infirmières indépendantes.

Conformément à l'arrêté royal n°78 relatif à l'exercice des professions de soins de santé, il n'existe dans aucun organe consultatif officiel des associations professionnelles représentatives pour les infirmières indépendantes. Pour d'autres catégories professionnelles également, telles que les médecins, les kinés, les associations professionnelles sont mixtes. Il est donc faux de penser que les intérêts des infirmières indépendantes devraient être défendus par des associations professionnelles qui représentent uniquement des infirmières indépendantes. C'est pourquoi il est plus opportun et plus démocratique d'organiser des élections plutôt que des recensements.

Pour ma part, j'ai également marqué mon soutien au projet de loi au nom du groupe MR en insistant sur l'avancée importante du texte à l'examen. Cela représente un pas, une grande avancée, qui a déjà été demandée depuis plus de vingt ans.

En ce qui concerne la réunion du 13 février, elle a examiné l'amendement déposé par M. Yvan Mayeur. Cet amendement prévoyait uniquement de modifier la date d'entrée en vigueur de la loi qui était fixée au 1^er janvier 2006. En fait, l'objectif n'était pas de faire en sorte que la loi entre en vigueur avec effet rétroactif. Par ailleurs, un certain nombre d'arrêtés d'exécution doivent encore être pris de sorte que l'entrée en vigueur de la loi doit être prévue à une date qui suit sa publication.

Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, pour conclure, je souligne que l'ensemble du projet de loi a été adopté par 10 voix contre 2.

Le président: Je vous remercie, madame le rapporteur.

02.04 Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, madame la vice-première ministre, chers collègues, la modification apportée est importante pour toutes les infirmières et, en particulier, pour toutes les infirmières indépendantes de ce pays.

C'est depuis 1963 que la commission de conventions est établie de manière un peu arbitraire et discriminatoire. Depuis plus de 40 ans, les infirmières indépendantes ne se sentent pas réellement représentées au sein de la commission infirmières-mutuelles. Or nous savons que le système de soins de santé, en Belgique, est régi par un ensemble de conventions. Nous sommes donc dans un système conventionnel. Ces conventions permettent notamment de fixer la nomenclature, de décider du mode d'exercice de la profession. Malgré cela, les infirmières indépendantes y ont toujours été sous-représentées ou, en tout cas, elles n'ont jamais senti qu'elles y étaient réellement représentées.

Bien entendu, il existe des associations professionnelles dans la commission de conventions mais elles regroupent indistinctement des infirmières salariées, des infirmières indépendantes, des infirmières intra-muros et extra-muros. Il n'y avait donc pas de représentativité réelle des infirmières indépendantes en tant que telles.

C'est la raison pour laquelle, depuis 20 ans, cette problématique de la représentativité fait l'objet de très nombreuses discussions. Si la question de la représentativité au sein de la commission de conventions se pose, c'est justement parce que la composition actuelle ne correspond plus du tout au paysage infirmier d'aujourd'hui.

Une représentation reposant sur une base légale pourra enfin mettre fin à un système discriminatoire utilisé depuis des années et qui visait systématiquement à traiter les infirmières indépendantes, les infirmières à domicile comme une discipline de second plan par rapport aux associations de soins à domicile qui fonctionnent avec des infirmières salariées ou que j'appellerai "fausses indépendantes".

Par ailleurs, l'audit réalisé, en juin 2005, par l'INAMI, et qui est intitulé "Analyse sur les soins infirmiers à domicile", a clairement démontré que les infirmières indépendantes représentent 60% des soins infirmiers à domicile. Donc, contrairement à une idée reçue, les services salariés de soins à domicile sont minoritaires dans l'ensemble des services qui sont prodigués par des infirmières à domicile. Dans notre pays, les infirmières indépendantes représentent – je le répète – 60% du volume total des prestations.

C'est évidemment une raison de plus pour que celles-ci soient davantage représentées dans la commission de conventions.

Ceci dit, cela fait des années que nous essayons de régler cette question. Il n'était pas aisé de trouver une formule eu égard aux multiples facettes et aux diverses formes de pratiques que revêt la profession d'infirmière. Mais nous avons toujours plaidé pour un système électif, qui existe déjà pour les médecins depuis plusieurs années et pour les kinésithérapeutes. C'est l'élection qui nous semble être le meilleur système de représentation. Malheureusement – et le ministre nous a confortés dans cette idée, de même que l'INAMI –, dans l'état actuel des choses, une telle élection est pratiquement impossible à organiser, vu la diversité du paysage infirmier. De plus, il est très difficile pour l'INAMI d'établir un cadastre d'infirmiers.

Nous considérons donc que le projet de loi, s'il n'est pas parfait et n'est sans doute pas la version définitive de la représentativité adéquate des infirmières indépendantes, permet néanmoins de franchir un pas important dans cette direction. De la sorte, ces personnes pourront estimer qu'elles sont effectivement représentées dans la commission de conventions. C'est d'ailleurs ce que ces infirmières nous ont dit lors des auditions. Ce texte leur est apparu comme une avancée réellement significative, et c'est la raison pour laquelle nous soutiendrons ce projet qui a déjà reçu une large adhésion au Sénat. Cependant, cela ne veut évidemment pas dire que nous abandonnons notre combat pour une véritable élection des infirmières, système qui ne pourra que s'améliorer à l'avenir.

02.05 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik dank de verslaggever en de heer Bacquelaine, wiens uiteenzetting bijna een blauwdruk is van wat wij vandaag willen brengen. Het gaat hier om een stukje geschiedenis en het feit dat de noden en behoeften op het terrein voor de zelfstandige verpleegkundigen net enigszins verschillend zijn van de belangen, noden en vragen van de diensten voor verpleegkunde. Zoals de heer Bacquelaine al zei, is deze discussie al jaren aan de gang en heeft ze al haar beslag in een aantal wetsontwerpen en voorstellen gekregen.

Het eerste voorstel dat onze partij ter zake heeft ingediend, was nog van minister Van Mechelen in 1994, waarbij de piste van de ledentelling voor de representativiteit naar voren werd geschoven. Sinds 1998 proberen wij een haalbaar compromis voor de representativiteit van de zelfstandige verpleegkundigen te bekomen.

1998 is ook het jaar dat voor de artsenverkiezingen een nieuw tijdperk is gestart. Sinds 1998 wordt om de vier jaar de representativiteit van de artsen getoetst aan wat leeft op het werkveld. Dat is mijn inziens de beste piste voor de vertegenwoordiging in de overeenkomstencommissies. Het lijkt allemaal heel technisch, maar uiteindelijk wordt daar wel beslist welke waarden men aan welke prestaties en welke vergoeding men aan de mensen in de zorgsector wil toekennen. Dat lijkt een technische discussie, maar wie op het terrein met de daadwerkelijke prestaties, de werklast, de belasting, de beste zorg aan de beste prijs wordt geconfronteerd, weet dat deze discussie nog niet is beëindigd nadat er een representatieve vertegenwoordiging is.

De heer Bacquelaine heeft er ook op gewezen dat de piste die nu als haalbaar compromis naar voren wordt geschoven, niet overeenkomt met de realiteit op het terrein. De realiteit op het terrein is immers dat meer dan 60% van de verpleegkundige zorg door zelfstandige verpleegkundigen wordt verricht. De nu voorliggende piste om naar een paritaire verdeling tussen enerzijds de diensten en anderzijds de vertegenwoordigers van de zelfstandige verpleegkundigen te gaan, is uiteraard geen exacte weergave van de realiteit op het terrein, maar het is alleszins een enorme stap vooruit in de transparantie van wie wie vertegenwoordigt.

Nadat we eerst gekozen hadden voor ledentelling met het voorstel van minister Van Mechelen, hadden we ook liever verkiezingen zien tot stand komen voor die vertegenwoordiging. Dit is ons niet gelukt omdat zelfs de minister heeft toegegeven dat er tot op heden geen kadaster van verpleegkundigen bestaat. Vandaar dat het voorliggend ontwerp een compromis is maar haalbaar en ruim getoetst op het terrein zowel bij de diensten als bij de vertegenwoordigers van de zelfstandige verpleegkundigen.

We weten dat niet iedereen onze mening ter zake deelt. Ik verwijs naar de uiteenzetting van mevrouw De Meyer in de commissie. Zij stelt dat de organisaties die een koepel zijn en zowel diensten als zelfstandige verpleegkundigen groeperen niet op de banken van de zelfstandige verpleegkundigen terechtkunnen. Volgens mij kan ook hiervoor een oplossing worden gevonden. Dat zal de transparantie alleen maar ten goede komen.

Mijnheer de voorzitter, ik besluit met de diensten, de collega's en de aanwezigen op de hoorzittingen voor hun inbreng te danken. De vertegenwoordiging van de diensten is klaar en duidelijk: enerzijds de Vlaamse Federatie van Diensten voor Thuisverpleging en de Confédération des centres de coördination de soins et de services à domicile en, anderzijds de zuivere representativiteit van de zelfstandige verpleegkundigen.

Uiteraard is een evaluatie op het terrein noodzakelijk. We zullen wellicht kunnen en moeten bijsturen zodra een kadaster van de zelfstandige verpleegkundigen beschikbaar is. Alleszins is dit een grote stap vooruit zowel inzake transparantie als het gegeven dat de overheid, de verzekeringsinstellingen en de beroepsorganisaties over een duidelijke gesprekspartner zullen beschikken, toch het belangrijkste punt.

Le président: Je donne la parole maintenant à Mme Gerkens.

Nous avons encore 14 traités internationaux et deux ou trois projets.

02.06 Hervé Hasquin (MR): (…)

Le président: Monsieur Hasquin, c'est le prix de la démocratie.

02.07 Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le président, je serai brève.

Le président: Je ne vous visais pas.

02.08 Muriel Gerkens (ECOLO): Je vois bien que mes collègues ont envie que cela se termine.

Le président: C'est une envie que je partage.

02.09 Muriel Gerkens (ECOLO): Étant donné que je ne suis pas d'accord avec les intervenants précédents, je me suis dit que cela valait la peine de prendre deux ou trois minutes pour le signifier.

Après les auditions que nous avons réalisées, il y a quasiment un an, il me semblait évident que les dispositions que nous allons adopter ne répondaient pas à un besoin des infirmières, si ce n'est de quelques représentants de petites associations d'infirmiers indépendants.

En revanche, lors de mes différentes entrevues avec des infirmiers et infirmières, j'ai ressenti chez eux le besoin de maintenir la mixité en insistant sur la dimension des soins à domicile, sur le respect de la différence de statut et sur la reconnaissance des difficultés rencontrées par les acteurs de soins à domicile indépendants ou salariés.

J'ai le sentiment que le projet en discussion propose aux infirmiers salariés de ne plus être représentés en tant que tels. Ils le seront par le biais de représentants de fédérations, de services, de coordinations de soins à domicile, de mutuelles. Ce sont donc d'importantes associations qui viendront défendre des intérêts qui sont parfois très éloignés de ceux des infirmiers sur le terrain. Pour les indépendants, ils seront représentés par des indépendants néanmoins en position conflictuelle avec les salariés.

J'appréciais beaucoup le système de mixité. J'estime qu'on aurait pu intégrer – c'est déjà le cas maintenant – la nécessité d'une parité entre indépendants et salariés.

Vous affirmez que les élections sont impossibles.

On vient d'adopter un amendement stipulant que le projet entrera en vigueur un an après sa publication au Moniteur. Cela signifie qu'on a un an pour réagir.

À partir du moment où l'on dispose du profil de tous les infirmiers puisqu'il y a remboursement de soins, à partir du moment où les déclarations ONSS sont rentrées pour tous les salariés, comment peut-on affirmer qu'il est impossible de réaliser un cadastre permettant des élections? J'estime que la volonté manque pour ce faire!

Ce manque de volonté est palpable au sein de certaines associations d'infirmiers indépendants mais peut-être aussi parmi les fédérations et services représentant les infirmiers à domicile qui préfèrent les représenter plutôt que de les laisser se représenter eux-mêmes.

Vu l'absence de demande, en tout cas chez les infirmiers que je rencontre, vu l'hypocrisie consistant à dire qu'on ne peut pas organiser de cadastre ou d'élections, vu la rivalité que cela va provoquer entre salariés et indépendants, nous ne pouvons que voter contre ce projet.

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

03 Proposition de loi modifiant la loi du 8 août 1981 portant création de l'Institut national des invalides de guerre, anciens combattants et victimes de guerre ainsi que du Conseil supérieur des invalides de guerre, anciens combattants et victimes de guerre (2859/1-3)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2194/5)

Wij vatten de bespreking van de artikelen. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2194/5)

Le projet de loi compte 6 articles.

Het wetsontwerp telt 6 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 à 6 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 6 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

03 Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 8 augustus 1981 tot oprichting van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en van de Hoge Raad voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers (2859/1-3)

Proposition déposée par:

Voorstel ingediend door:

David Geerts, Talbia Belhouari, Hilde Vautmans, Brigitte Wiaux, Magda De Meyer, Philippe Monfils, Jef Van den Bergh.

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

Mevrouw Detiège, wij luisteren naar uw verslag. Als het zo vlug gaat als de snelheid waarmee u naar het spreekgestoelte komt, zal het vlug gaan.

03.01 Maya Detiège, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, de hoofdindiener van dit wetsvoorstel is mijn collega David Geerts, die ik bedank voor het initiatief, en is mede-ondertekend door een aantal collega’s van mij.

Het wetsvoorstel strekt tot wijziging van een artikel van de wet van 1981 inzake de oprichting van het NIOOO. Het is de bedoeling het takenpakket van het NIOOO te verruimen tot het nemen van initiatieven om de publieke opinie bewust te maken van de gevolgen van onverdraagzaamheid, antisemitisme, racisme en xenofobie. Het NIOOO moet daarom onderricht over de holocaust stimuleren door instellingen te steunen die de herinnering eraan levendig houden.

De acties zullen in overleg met de Gemeenschappen gebeuren om de jongeren bewuster te maken van de gevaren van totalitaire en racistische ideologieën. In het instituut zal daarom een aparte cel worden opgericht die beoogt de verdraagzaamheid, het burgerschap, de democratie en het respect tussen alle mensen te bevorderen. Het gehele wetsvoorstel werd aangenomen met 13 stemmen voor bij 1 onthouding.

Ik laat verder het woord aan de heer Geerts.

De voorzitter: Dank u wel. Eerst mevrouw Vautmans en dan de heer Geerts. Ik heb enkel die twee collega’s ingeschreven.

Personne d’autre? Mme Wiaux? Je commence avec Mme Vautmans si ça ne vous dérange pas. Puis vous, Mme Wiaux, et puis M. Geerts. J’alterne un peu les langues.

03.02 Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de voorzitter, collega's, ik dank mevrouw Detiège hartelijk voor haar kort en bondig verslag. Collega Geerts heeft inderdaad een heel belangrijk initiatief genomen met het wetsvoorstel om aan het NIOOO een bijkomende taak te verlenen.

Ik ben ook heel blij dat alle vertegenwoordigers van de democratische partijen het wetsvoorstel mee hebben ingediend. De indieners willen het Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden, Oud-strijders en …

03.03 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): (…)

03.04 Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer Annemans, dan zult u uw partijprogramma moeten wijzigen.

Mijnheer Annemans, hetgeen wij willen, is het Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden, Oud-strijders en Oorlogslachtoffers gelasten met initiatieven ter herdenking van de holocaust en ter bestrijding van antisemitisme, racisme, xenofobie en onverdraagzaamheid.

Collega's, racisme bestaat. Denken wij maar aan Sint-Niklaas, waar mensen op de dag dat ze mekaar de eeuwige liefde en trouw beloven, weigeren om dat te doen voor een bepaalde schepen, omdat die toevallig een zwarte huidskleur heeft. Ik vraag mij dan af welke liefde, welke waarden die gezinnen aan hun kinderen zullen meegeven.

Racisme hoort niet thuis in een open samenleving. In een open samenleving heeft niemand het recht om een ander uit te sluiten op basis van ras, geslacht, godsdienst of etnische afkomst. Voor racisme bestaat voor open VLD geen enkel excuus, geen enkel. Het racistische geweld waarvan wij het voorbije jaar helaas getuige werden, denken wij maar aan Antwerpen en aan Brussel, verdient een adequaat antwoord.

Bovendien tikt de biologische klok voor alle overlevenden van de Holocaust. 62 jaar na de feiten neemt het aantal overlevenden die de gruwelen van de oorlog bewust hebben meegemaakt, gestaag af.

Collega's, bovendien wijst recent onderzoek uit dat het niet zo best gesteld is met de historische kennis van onze scholieren. Naast een gebrek aan feitenkennis werd ook een schrijnend gebrek aan inzicht in historische verbanden blootgelegd.

Collega's, als wij onze eigen geschiedenis niet meer kennen, kunnen wij ook onvoldoende lessen uit het verleden trekken en is de kans om dezelfde fouten in de toekomst te maken, des te groter.

Het leed van de vele miljoenen mensen die omkwamen vanwege hun geloof, levensbeschouwelijke afkomst en overtuiging, toont aan waartoe extremistische partijen in staat zijn. Wij moeten ervoor zorgen dat die mensen niet voor niets het leven lieten. Daarom is het van het grootste belang dat onze maatschappij over middelen en mogelijkheden beschikt die ingaan tegen het vergeten.

Verschillende maatregelen werden reeds genomen. Denken wij maar aan het onderwijs, aan de initiatieven die Defensie onderneemt. Denken wij maar aan het bezoek van scholen aan concentratiekampen. Denken wij maar aan het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, dat heel veel goede initiatieven heeft genomen.

Het werk is echter niet af. Bijkomende inspanningen zijn nodig in de strijd tegen onverdraagzaamheid, xenofobie en racisme. Het zijn de indieners van de democratische partijen die dergelijke initiatieven willen aanmoedigen.

Collega’s, wij moeten onze democratie weerbaarder maken tegen alle mogelijke vormen van sociale uitsluiting of racisme. Wij, als Open VLD’ers, staan voor een open en verdraagzame samenleving, die de vrees voor het vreemde tracht weg te nemen. Ik zie de heer Annemans glimlachen. Wij zullen het initiatief met Open VLD dan ook ten volle ondersteunen.

03.05 Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, je remercie David Geerts d'avoir pris l'initiative de cette proposition de loi et d'en avoir piloté les travaux; elle vise à promouvoir la tolérance, la citoyenneté, la démocratie et le respect entre les personnes.

03.06 Philippe Monfils (MR): Monsieur le président, je voudrais simplement, en ma qualité de signataire de la proposition, me réjouir de ce texte qui, en fait, se place dans un ensemble de propositions votées dans le cadre de la Défense et qui concernent, en effet, la mémoire du passé.

Vous vous rappellerez le vote intervenu récemment sur le pôle historique de la mémoire, c'est-à-dire la possibilité de restaurer toute une série d'éléments du patrimoine ancien, qui est la mémoire de ce que la Belgique a connu au moment des deux guerres.

Après les "briques", voici "l'esprit"! Nous avons soutenu et soutiendrons, bien entendu, la proposition de M. Geerts concernant la mémoire du passé en ce qui concerne la lutte contre l'intolérance et le racisme. Je ne tiendrai pas un discours sur le racisme, d'autant plus que – j'insiste – le travail de l'INIG ne fera pas double emploi avec le Centre contre le racisme et les autres organisations qui ont leur place. Il travaillera dans le cadre qui est le sien, c'est-à-dire au niveau de la mémoire, des actions, des combats menés à l'époque.

Par conséquent, je me réjouis de la proposition de loi initiée par M. Geerts et comme tous les autres collègues des partis démocratiques du moins, nous soutiendrons évidemment cette proposition de loi.

Je remercie au passage Mme De Meyer pour son excellent rapport.

03.07 David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, ik dank eveneens de rapporteur voor haar kort en bondig verslag.

Mijnheer de voorzitter, collega’s, mevrouw de minister, met veel tevredenheid zal ik het wetsvoorstel kort toelichten.

Ik ben tevreden, omdat het wetsvoorstel de steun van alle, democratische meerderheids- en oppositiepartijen wegdraagt. Ik ben ook tevreden, omdat wij met het voorstel, dat in omvang vrij beperkt is, het Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden, Oud-strijders en Oorlogsslachtoffers een wettelijke basis geven om initiatieven te nemen ter herdenking van de holocaust en ter bestrijding van antisemitisme, racisme, xenofobie en onverdraagzaamheid. Bovenop zijn andere taken kan het Instituut hier dus een uitbreiding maken.

Immers, collega’s, ook in de huidige, moderne tijd viert de onverdraagzaamheid nog hoogtij. Er zijn zelfs partijen die aankondigen dat zij een nog veel sterker antivreemdelingenstandpunt zullen innemen. Zij doen dat met een grijns die mij aan het verleden doet terugdenken. Wij kennen allen de uitwassen daarvan. Immers, wie haat zaait, zal geweld oogsten.

De bedoeling van het wetsvoorstel is net het omgekeerde. Door mensen en voornamelijk jongeren te tonen welke de gruweldaden in Auschwitz, Mauthausen of, dichter bij huis, Breendonk waren en wat daartoe leidde, hopen wij, de initiatiefnemers, te voorkomen dat ze opnieuw gebeuren.

Wij willen dat het NIOOO samen met andere partners, met name het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, de Gemeenschappen en de scholen, initiatieven neemt om onder andere de educatie te stimuleren en te tonen tot wat onverdraagzaamheid leidt. Let op, het mag geen concurrentie tussen de instellingen zijn. Het betreft hier wel degelijk een samenwerking.

Door naar het verleden te kijken, hopen wij op een actuele manier tot verdraagzaamheid en respect bij te dragen. Immers, als men de andere niet verstaat, hoe kan hij dan een vriend worden? Ik kan het misschien nog anders uitdrukken door naar een uitspraak van Gandhi te refereren: “You can’t shake hands with a clenched fist.”*

Collega’s, ik besluit.

Wij geven het Nationaal Instituut door het oprichten van een aparte cel nu de wettelijke mogelijkheid om initiatieven te nemen in het kader van de strijd tegen onverdraagzaamheid. Ik reken erop dat de voogdijminister de nodige maatregelen ter uitvoering van het wetsvoorstel treft.

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

04 Projet de loi spéciale complétant l'article 31 de la loi ordinaire du 9 août 1980 de réformes institutionnelles, prévoyant la présence du Président du Gouvernement de la Communauté germanophone au sein du Comité de concertation, et abrogeant l'article 67 de la loi du 31 décembre 1983 de réformes institutionnelles pour la Communauté germanophone (2608/1-2)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2859/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2859/1)

La proposition de loi compte 2 articles.

Het wetsvoorstel telt 2 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

- Projet de loi modifiant les articles 78 et 79 de la loi du 31 décembre 1983 de réformes institutionnelles pour la Communauté germanophone (2609/1-2)

- Projet de loi adaptant la loi du 31 décembre 1983 de réformes institutionnelles pour la Communauté germanophone à la nouvelle numérotation des articles de la Constitution (2610/1-2)

- Projet de loi modifiant l'article 14 de la loi du 31 décembre 1983 de réformes institutionnelles pour la Communauté germanophone (2611/1-2)

04 Ontwerp van bijzondere wet tot aanvulling van artikel 31 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, om de Voorzitter van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap zitting te laten hebben in het Overlegcomité, en tot opheffing van artikel 67 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap (2608/1-2)

- Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 78 en 79 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap (2609/1-2)

- Wetsontwerp tot aanpassing van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap aan de nieuwe nummering van de artikelen van de Grondwet (2610/1-2)

- Wetsontwerp tot wijziging van artikel 14 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap (2611/1-2)

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

Je vous propose de consacrer une seule discussion à ces projets de loi. (Assentiment)

Ik stel u voor een enkele bespreking aan deze wetsontwerpen te wijden. (Instemming)

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

04.01 Hervé Hasquin, rapporteur: Monsieur le président, je crois qu'il est temps de s'en remettre exclusivement au rapport.

Le président: Monsieur Hasquin, vous faites preuve d'une expérience politique avancée.

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

05 Projet de loi réglant la publication en langue allemande des lois et arrêtés royaux et ministériels d'origine fédérale et modifiant la loi du 31 mai 1961 relative à l'emploi des langues en matière législative, à la présentation, à la publication et à l'entrée en vigueur des textes légaux et réglementaires, les lois sur l'emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, ainsi que la loi du 31 décembre 1983 de réformes institutionnelles pour la Communauté germanophone (2612/1-5)

Nous passons à la discussion des articles du projet de loi spéciale. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2608/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het ontwerp van bijzondere wet. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2608/1)

Le projet de loi compte 3 articles.

Het wetsontwerp telt 3 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

Nous passons à la discussion des articles du projet de loi n° 2609. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2609/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het wetsontwerp nr. 2609. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2609/1)

Le projet de loi compte 3 articles.

Het wetsontwerp telt 3 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

Nous passons à la discussion des articles du projet de loi n° 2610. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2610/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het wetsontwerp nr. 2610. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2610/1)

Le projet de loi compte 7 articles.

Het wetsontwerp telt 7 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Il s'agit d'articles purement techniques. Dans le temps, on avait prévu que le Sénat fasse la toilette de la Constitution et que la Chambre fasse les modifications fondamentales.

Les articles 1 à 7 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 7 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

Nous passons à la discussion des articles du projet de loi n° 2611. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2611/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het wetsontwerp nr. 2611. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2611/1)

Le projet de loi compte 2 articles.

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

04.02 Hervé Hasquin (MR): Monsieur le président, pour avoir été présent avec M. Wathelet, je peux confirmer que tout a été adopté à l'unanimité et que chacun s'est étonné que de pareilles mesures n'aient pas été adoptées plus tôt!

- Projet de loi modifiant l'article 40 des lois sur l'emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966 (2613/1-5)

05 Wetsontwerp tot regeling van de bekendmaking in het Duits van de wetten en de koninklijke en ministeriële besluiten afkomstig van de federale overheid en tot wijziging van de wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, alsook van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap (2612/1-5)

- Wetsontwerp tot wijziging van artikel 40 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 (2613/1-5)

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

De voorzitter: Je vous propose de consacrer une seule discussion à ces deux projets de loi. (Assentiment)

Ik stel u voor een enkele bespreking aan deze twee wetsontwerpen te wijden. (Instemming)

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

05.01 Melchior Wathelet, rapporteur: Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

06 Projet de loi portant assentiment à l'Accord entre l'Union économique belgo-luxembourgeoise, d'une part, et la République de l'Ouganda, d'autre part, concernant l'encouragement et la protection réciproques des investissements, signé à Kampala le 1^er février 2005 (2904/1)

Nous passons à la discussion des articles du projet de loi n° 2612. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2612/5)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het wetsontwerp nr. 2612. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2612/5)

Le projet de loi compte 7 articles.

Het wetsontwerp telt 7 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 à 7 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 7 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

Nous passons à la discussion des articles du projet de loi n° 2613. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2613/5)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het wetsontwerp nr. 2613. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2613/5)

Le projet de loi compte 2 articles.

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

06 Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Republiek Uganda, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Kampala op 1 februari 2005 (2904/1)

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

Sans rapport

Zonder verslag

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

07 Projet de loi portant assentiment aux Actes internationaux suivants: 1° Instrument d'amendement à la Constitution de l'Union internationale des télécommunications (Genève, 1992); 2° Instrument d'amendement à la Convention de l'Union internationale des télécommunications (Genève, 1992), faits à Marrakech le 18 octobre 2002 (2905/1)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2904/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2904/1)

Le projet de loi compte 2 articles.

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

07 Wetsontwerp houdende instemming met de volgende Internationale Akten: 1° Amendementsoorkonde bij de Stichtingsakte van de Internationale Telecommunicatie Unie (Genève, 1992); 2° Amendementsoorkonde bij de Overeenkomst van de Internationale Telecommunicatie Unie (Genève, 1992), gedaan te Marrakech op 18 oktober 2002 (2905/1)

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

Sans rapport

Zonder verslag

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

08 Projet de loi portant assentiment à l'Accord, conclu par échange de lettres datées du 23 mai 2005, entre le Gouvernement du Royaume de Belgique avec la Région wallonne, la Communauté française et la Communauté germanophone, le Gouvernement de la République fédérale d'Allemagne, le Gouvernement de la République française et le Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg relatif à la coopération dans les régions frontalières (2906/1)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2905/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2905/1)

Le projet de loi compte 3 articles.

Het wetsontwerp telt 3 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

08 Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord, gesloten bij uitwisseling van brieven op 23 mei 2005, tussen de Regering van het Koninkrijk België met het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap, de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland, de Regering van de Republiek Frankrijk en de Regering van het Groothertogdom Luxemburg inzake de samenwerking in de grensgebieden (2906/1)

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

Sans rapport

Zonder verslag

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

09 Projet de loi portant assentiment à l'Acte portant révision de la Convention sur la délivrance de brevets européens (Convention sur le brevet européen) du 5 octobre 1973, révisée en dernier lieu le 17 décembre 1991, fait à Munich le 29 novembre 2000 (2907/1)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2906/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2906/1)

Le projet de loi compte 2 articles.

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

09 Wetsontwerp houdende instemming met de Akte van herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Verdrag inzake het Europees octrooi) van 5 oktober 1973, laatst gewijzigd op 17 december 1991, gedaan te München op 29 november 2000 (2907/1)

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

Sans rapport

Zonder verslag

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

10 Projet de loi portant assentiment à l'Accord d'assistance administrative mutuelle en matière douanière entre le Gouvernement du Royaume de Belgique et le Gouvernement de la République de Turquie, signé à Ankara le 3 novembre 2003 (2908/1)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2907/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2907/1)

Le projet de loi compte 2 articles.

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

10 Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord betreffende wederzijdse administratieve bijstand inzake douane tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Turkije, ondertekend te Ankara op 3 november 2003 (2908/1)

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

Sans rapport

Zonder verslag

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

11 Projet de loi portant assentiment à la Convention d'assistance mutuelle administrative entre le Royaume de Belgique et le Royaume du Maroc en vue de prévenir, de rechercher et de réprimer les infractions douanières, et à l'Annexe, signées à Bruxelles le 4 octobre 2002 (2909/1)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2908/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2908/1)

Le projet de loi compte 2 articles.

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

11 Wetsontwerp houdende instemming met de Bilaterale Overeenkomst inzake wederzijdse administratieve bijstand tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko met het oog op het voorkomen, opsporen en bestraffen van inbreuken op de douanewetten, en met de Bijlage, ondertekend te Brussel op 4 oktober 2002 (2909/1)

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

Sans rapport

Zonder verslag

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

12 Projet de loi portant assentiment à l'Accord bilatéral d'assistance administrative mutuelle en matière douanière entre le Gouvernement du Royaume de Belgique et le Gouvernement de la République d'Azerbaïdjan, signé à Bruxelles le 18 mai 2004 (2910/1)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2909/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2909/1)

Le projet de loi compte 2 articles.

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

12 Wetsontwerp houdende instemming met het Bilateraal Akkoord over wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van de douane tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Azerbeidzjan, ondertekend te Brussel op 18 mei 2004 (2910/1)

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

Sans rapport

Zonder verslag

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

13 Projet de loi portant assentiment à l'Accord bilatéral d'assistance administrative mutuelle en matière douanière entre le Gouvernement du Royaume de Belgique et le Cabinet des Ministres de l'Ukraine, signé à Bruxelles le 1^er juillet 2002 (2911/1)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2910/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2910/1)

Le projet de loi compte 2 articles.

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

13 Wetsontwerp houdende instemming met het Bilateraal Akkoord over wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van de douane tussen de Regering van het Koninkrijk België en het Kabinet van Ministers van Oekraïne, ondertekend te Brussel op 1 juli 2002 (2911/1)

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

Sans rapport

Zonder verslag

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

14 Projet de loi portant assentiment à la Convention générale de coopération au développement entre le Royaume de Belgique et la République du Rwanda, signée à Kigali le 18 mai 2004 (2912/1)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2911/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2911/1)

Le projet de loi compte 2 articles.

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

14 Wetsontwerp houdende instemming met de Algemene Ontwikkelingssamenwerkingsovereenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Rwanda, ondertekend te Kigali op 18 mei 2004 (2912/1)

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

Sans rapport

Zonder verslag

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

15 Projet de loi portant assentiment à la Convention générale de coopération bilatérale directe entre le Royaume de Belgique et la République de l'Ouganda, signée à Kampala le 1^er février 2005 (2913/1)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2912/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2912/1)

Le projet de loi compte 3 articles.

Het wetsontwerp telt 3 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

15 Wetsontwerp houdende instemming met de Algemene Overeenkomst inzake directe bilaterale samenwerking tussen het Koninkrijk België en de Republiek Oeganda, ondertekend te Kampala op 1 februari 2005 (2913/1)

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

Sans rapport

Zonder verslag

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

16 Projet de loi portant assentiment à l'Accord d'assistance administrative mutuelle en matière douanière entre le Royaume de Belgique et le Burkina Faso, signé à Bruxelles le 24 novembre 2003 (2914/1)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2913/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2913/1)

Le projet de loi compte 3 articles.

Het wetsontwerp telt 3 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

16 Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord over wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken tussen het Koninkrijk België en Burkina Faso, ondertekend te Brussel op 24 november 2003 (2914/1)

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

Sans rapport

Zonder verslag

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

17 Projet de loi portant assentiment à la Convention entre le Gouvernement du Royaume de Belgique et le Gouvernement de la République d'Albanie relative à la coopération policière, signée à Bruxelles le 22 mars 2005 (2915/1)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2914/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2914/1)

Le projet de loi compte 2 articles.

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

17 Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Albanië inzake politiesamenwerking, ondertekend te Brussel op 22 maart 2005 (2915/1)

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

Sans rapport

Zonder verslag

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

18 Projet de loi interdisant le financement de la fabrication, de l'utilisation ou de la détention de mines antipersonnel et de sous-munitions (2833/1)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2915/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2915/1)

Le projet de loi compte 2 articles.

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

18 Wetsontwerp inzake het verbod op de financiering van de productie, gebruik en bezit van antipersoonsmijnen en submunitie (2833/1)

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

Sans rapport

Zonder verslag

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

18.01 Dirk Van der Maelen (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, ik wil even de aandacht van de Kamer vestigen op het feit dat wij hiermee eigenlijk een cyclus afsluiten. In de jaren ’80 heeft de Kamer een wet goedgekeurd inzake het verbod op landmijnen. Vorig jaar hebben wij een wet goedgekeurd inzake het verbod op clusterbommen. Voor het ogenblik pogen wij met de minister van Buitenlandse Zaken te komen tot een internationaal verbod.

Ik meen dat wij vandaag voor het sluitstuk van de besluitvorming in deze kunnen zorgen door een verbod goed te keuren op de financiering. In dit wetsontwerp wordt gesteld dat alle banken gevestigd in België, Belgische en buitenlandse banken, niet langer zouden mogen meewerken aan de productie van landmijnen en clusterbommen. Er is in een vrij ruime delegatie aan de Koning voorzien. Er moet een lijst worden opgesteld die de Belgische banken duidelijkheid verschaft over welke activiteiten verboden zijn. Ik denk dat het goed is dat de Kamer aandachtig volgt wat de regering met deze ruime delegatie gaat doen.

18.02 Philippe Monfils (MR): Monsieur le président, je n'ai aucune objection à voter pour l'interdiction du financement de la fabrication des mines antipersonnel: elles sont interdites. Je n'ai pas d'objection non plus en ce qui concerne les sous-munitions.

Je rappellerai simplement qu'il convient de tenir compte de la loi du 18 mai 2006 que nous avons votée et qui estime que "ne sont pas des sous-munitions, les dispositifs à dispersion qui contiennent uniquement du matériel fumigène ou du matériel éclairant, ni les dispositifs contenant plusieurs munitions destinées uniquement à percer et détruire des ouvrages blindés, qui ne sont utilisables qu'à cette fin, sans possibilité de saturation des zones de combat par un système de contrôle obligatoire".

Je simplifie: ce que je viens de citer n'est pas considéré comme sous-munitions et, naturellement, l'interdiction du financement des sous-munitions ne s'y applique pas. Je tenais à le rappeler puisque nous avons voté une loi qui modifie une loi dans laquelle se trouve enchâssée cette disposition particulière.

Moyennant cette remarque, il est clair que je vote l'ensemble de ce projet de loi.

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

19 Projet de loi relatif à la contribution de la Belgique à l'Initiative PPTE ("Pays pauvres très endettés") dans le cadre de la quatorzième reconstitution des ressources de l'Association internationale de Développement (AID) (2876/1)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2833/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2833/1)

Le projet de loi compte 5 articles.

Het wetsontwerp telt 5 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 à 5 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 5 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

19 Wetsontwerp betreffende de bijdrage van België aan het HIPC Initiatief ("Heavily Indebted Poor Countries' Initiative") in het kader van de veertiende wedersamenstelling van de werkmiddelen van de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IOA) (2876/1)

Sans rapport

Zonder verslag

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.