Plenumvergadering |
|
du jeudi 7 dÉcembre 2006 Après-midi ______ |
van donderdag 7 december 2006 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 14.14 heures et présidée par M. Herman De Croo.
De vergadering wordt geopend om 14.14 uur en voorgezeten door de heer Herman De Croo.
Ministre du gouvernement fédéral présent lors de l'ouverture de la séance:
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:
André
Flahaut.
Le président: La séance est ouverte.
De vergadering is
geopend.
Cemal Cavdarli,
Frieda Van Themsche, pour raisons de santé / wegens ziekte;
Johan Vande
Lanotte, pour devoirs de mandat / wegens ambtsplicht.
01 Toelating, onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van mevrouw Anne-Marie Baeke en van mevrouw Magda Raemaekers
01 Admission, vérification des pouvoirs et prestation de serment de Mme Anne-Marie Baeke et de Mme Magda Raemaekers
Mevrouw Hilde Claes, vertegenwoordiger voor de kieskring Limburg, is ontslagnemend met ingang van 1 december 2006.
Mme Hilde Claes, représentante de la circonscription électorale du Limbourg, est démissionnaire en date du 1er décembre 2006.
De opvolger die in aanmerking komt om haar te vervangen is mevrouw Anne-Marie Baeke.
La suppléante appelée à la remplacer est Mme Anne-Marie Baeke.
Op 14 juli 2003 werd zij toegelaten zitting te hebben in de hoedanigheid van lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers ter vervanging van de heer Peter Vanvelthoven, minister van Werk.
Le 14 juillet 2003, cette dernière avait été admise à siéger en qualité de membre de la Chambre des représentants en remplacement de M. Peter Vanvelthoven, ministre de l'Emploi.
Er dient dus niet meer te worden overgegaan tot onderzoek der geloofsbrieven van mevrouw Anne-Marie Baeke in de hoedanigheid van lid van de Kamer. Wij kunnen onmiddellijk overgaan tot haar toelating als effectief lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Il n'y a dès lors plus lieu de procéder à la vérification des pouvoirs de Mme Anne-Marie Baeke en qualité de membre de la Chambre et nous pouvons passer aussitôt à son admission comme membre effectif de la Chambre des représentants.
Ik roep mevrouw Anne-Marie Baeke tot lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers uit.
Je proclame Mme Anne-Marie Baeke membre de la Chambre des représentants.
Ik memoreer de bewoordingen van de eed: "Ik zweer de Grondwet na te leven" "Je jure d'observer la Constitution" "Ich schwöre die Verfassung zu beachten".
Je rappelle les
termes du serment: "Je jure d'observer la Constitution" "Ik
zweer de Grondwet na te leven" "Ich schwöre die Verfassung zu
beachten".
Ik verzoek mevrouw Anne-Marie Baeke de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie Mme Anne-Marie Baeke de prêter le serment constitutionnel.
Mevrouw Anne-Marie Baeke legt de grondwettelijke eed af in het Nederlands.
Mme Anne-Marie Baeke prête le serment constitutionnel en néerlandais.
(Applaus)
(Applaudissements)
Mevrouw Anne-Marie Baeke zal deel uitmaken van de Nederlandse taalgroep.
Mme Anne-Marie Baeke fera partie du groupe linguistique néerlandais.
Wij moeten overgaan tot de toelating en eedaflegging van de opvolger die in aanmerking komt om de heer Peter Vanvelthoven, minister van Werk, te vervangen overeenkomstig artikel 1bis van de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van Staat, alsmede de leden en gewezen leden van de Wetgevende Kamers.
Nous devons procéder à l'admission et à la prestation de serment du suppléant appelé à siéger en remplacement de M. Peter Vanvelthoven, ministre de l'Emploi, en application de l'article 1bis de la loi du 6 août 1931 établissant des incompatibilités et interdictions concernant les ministres, anciens ministres et ministres d'État, ainsi que les membres et anciens membres des Chambres législatives.
De opvolger die in aanmerking komt om hem te vervangen is mevrouw Magda Raemaekers, eerste opvolger voor de kieskring Limburg.
La suppléante appelée à le remplacer est Mme Magda Raemaekers, première suppléante de la circonscription électorale du Limbourg.
Haar verkiezing tot opvolger werd in de vergadering van 5 juni 2003 goedgekeurd. Daar het aanvullend onderzoek door artikel 235 van het Kieswetboek voorgeschreven, uitsluitend slaat op het behoud van de verkiesbaarheidsvereisten, gaat het om een loutere formaliteit.
L'élection de cette dernière, comme membre suppléant de la Chambre, a été validée au cours de la séance du 5 juin 2003. Comme la vérification complémentaire, prévue par l'article 235 du Code électoral, ne porte que sur la conservation des conditions d'éligibilité, il apparaît que cette vérification n'a qu'un caractère de pure formalité.
Ik stel u dan ook voor mevrouw Magda
Raemaekers onmiddellijk uit te roepen tot lid van de Kamer ter vervanging van
de heer Peter Vanvelthoven, minister van Werk, en zolang het ambt van deze
duurt, zonder dat tot verzending naar een
commissie tot onderzoek der geloofsbrieven wordt besloten.
Je vous propose donc de passer aussitôt à l'admission de Mme Magda Raemaekers comme membre de la Chambre en remplacement de M. Peter Vanvelthoven, ministre de l'Emploi, et pendant la durée des fonctions de celui-ci, sans renvoi à une commission de vérification des pouvoirs.
Geen bezwaar? (Nee)
Pas d'observation? (Non)
Ik roep mevrouw Magda Raemaekers tot lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers uit.
Je proclame Mme Magda Raemaekers membre de la Chambre des représentants.
Ik memoreer de bewoordingen van de eed: "Ik zweer de Grondwet na te leven" "Je jure d'observer la Constitution" "Ich schwöre die Verfassung zu beachten".
Je rappelle les
termes du serment: "Je jure d'observer la Constitution" "Ik
zweer de Grondwet na te leven" "Ich schwöre die Verfassung zu
beachten".
Ik verzoek mevrouw Magda Raemaekers de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie Mme Magda Raemaekers de prêter le serment constitutionnel.
Mevrouw Magda Raemaekers legt de grondwettelijke eed af in het Nederlands.
Mme Magda Raemaekers prête le serment constitutionnel en néerlandais.
(Applaus)
(Applaudissements)
Mevrouw Magda Raemaekers zal deel uitmaken van de Nederlandse taalgroep.
Mme Magda Raemaekers fera partie du groupe linguistique néerlandais.
02 Toelating, onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van mevrouw Yvette Mues
02 Admission, vérification des pouvoirs et prestation de serment de Mme Yvette Mues
Mevrouw Karin Jiroflée, vertegenwoordiger voor de kieskring Leuven, is ontslagnemend met ingang van 1 december 2006.
Mme Karin Jiroflée, représentante de la circonscription électorale de Louvain, est démissionnaire en date du 1er décembre 2006.
De heer Bruno Tobback, eerste opvolger van de lijst waarop mevrouw Karin Jiroflée werd verkozen, trekt zich bij brief van 30 november 2006 terug.
De tweede opvolger die in aanmerking komt om haar te vervangen is mevrouw Yvette Mues.
M. Bruno Tobback, premier suppléant de la liste sur laquelle figurait Mme Karine Jiroflée, se désiste par lettre du 30 novembre 2006.
La deuxième suppléante appelée à la remplacer est Mme Yvette Mues.
Haar verkiezing tot opvolger werd in de vergadering van 5 juni 2003 goedgekeurd. Daar het aanvullend onderzoek door artikel 235 van het Kieswetboek voorgeschreven, uitsluitend slaat op het behoud van de verkiesbaarheidsvereisten, gaat het om een loutere formaliteit.
L'élection de cette dernière, comme membre suppléant de la Chambre, a été validée au cours de la séance du 5 juin 2003. Comme la vérification complémentaire, prévue par l'article 235 du Code électoral, ne porte que sur la conservation des conditions d'éligibilité, il apparaît que cette vérification n'a qu'un caractère de pure formalité.
Ik stel u dan ook voor mevrouw Yvette Mues
onmiddellijk uit te roepen tot lid van de Kamer, zonder dat tot verzending naar een commissie tot onderzoek der
geloofsbrieven wordt besloten.
Je vous propose donc de passer aussitôt à l'admission de Mme Yvette Mues comme membre de la Chambre, sans renvoi à une commission de vérification des pouvoirs.
Geen bezwaar? (Nee)
Pas d'observation? (Non)
Ik roep mevrouw Yvette Mues tot lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers uit.
Je proclame Mme Yvette Mues membre de la Chambre des représentants.
Ik memoreer de bewoordingen van de eed: "Ik zweer de Grondwet na te leven" "Je jure d'observer la Constitution" "Ich schwöre die Verfassung zu beachten".
Je rappelle les
termes du serment: "Je jure d'observer la Constitution" "Ik
zweer de Grondwet na te leven" "Ich schwöre die Verfassung zu
beachten".
Ik verzoek mevrouw Yvette Mues de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie Mme Yvette Mues de prêter le serment constitutionnel.
Mevrouw Yvette Mues legt de grondwettelijke eed af in het Nederlands.
Mme Yvette Mues prête le serment constitutionnel en néerlandais.
Mevrouw Yvette Mues zal deel uitmaken van de Nederlandse taalgroep.
Mme Yvette Mues fera partie du groupe linguistique néerlandais.
(Applaus)
(Applaudissements)
03 Toelating, onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van mevrouw Monica De Coninck
03 Admission, vérification des pouvoirs et prestation de serment de Mme Monica De Coninck
Mevrouw Inga Verhaert, vertegenwoordiger voor de kieskring Antwerpen, is ontslagnemend met ingang van 1 december 2006.
Mme Inga Verhaert, représentante de la circonscription électorale d'Anvers, est démissionnaire en date du 1er décembre 2006.
De opvolger die in aanmerking komt om haar te vervangen is mevrouw Monica De Coninck.
La suppléante appelée à la remplacer est Mme Monica De Coninck.
Haar verkiezing tot opvolger werd in de vergadering van 5 juni 2003 goedgekeurd. Daar het aanvullend onderzoek door artikel 235 van het Kieswetboek voorgeschreven, uitsluitend slaat op het behoud van de verkiesbaarheidvereisten, gaat het om een loutere formaliteit.
L'élection de cette dernière, comme membre suppléant de la Chambre, a été validée au cours de la séance du 5 juin 2003. Comme la vérification complémentaire, prévue par l'article 235 du Code électoral, ne porte que sur la conservation des conditions d'éligibilité, il apparaît que cette vérification n'a qu'un caractère de pure formalité.
Ik stel u dan ook voor mevrouw Monica De
Coninck onmiddellijk uit te roepen tot lid van de Kamer, zonder dat tot
verzending naar een commissie tot onderzoek
der geloofsbrieven wordt besloten.
Je vous propose donc de passer aussitôt à l'admission de Mme Monica De Coninck comme membre de la Chambre, sans renvoi à une commission de vérification des pouvoirs.
Geen bezwaar? (Nee)
Pas d'observation? (Non)
Ik roep mevrouw Monica De Coninck tot lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers uit.
Je proclame Mme Monica De Coninck membre de la Chambre des représentants.
Ik memoreer de bewoordingen van de eed: "Ik zweer de Grondwet na te leven" "Je jure d'observer la Constitution" "Ich schwöre die Verfassung zu beachten".
Je rappelle les
termes du serment: "Je jure d'observer la Constitution" "Ik
zweer de Grondwet na te leven" "Ich schwöre die Verfassung zu
beachten".
Ik verzoek mevrouw Monica De Coninck de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie Mme Monica De Coninck de prêter le serment constitutionnel.
Mevrouw Monica De Coninck legt de grondwettelijke eed af in het Nederlands.
Mme Monica De Coninck prête le serment constitutionnel en néerlandais.
Mevrouw Monica De Coninck zal deel uitmaken van de Nederlandse taalgroep.
Mme Monica De Coninck fera partie du groupe linguistique néerlandais.
(Applaus)
(Applaudissements)
03.01 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): (…)
De voorzitter: Een ogenblik, mijnheer Annemans, ik zoek naar mijn vervanger.
Ik zal u eerst het woord geven.
03.02 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, wat is er waar van de geruchten dat de heer Verhofstadt niet bereid of in staat zou zijn om vanmiddag te komen antwoorden op vragen in verband met de onschendbaarheid van de koninklijke prins?
De voorzitter: Mijnheer Annemans, ik heb u getelefoneerd, wat ik gewoonlijk doe als ik een probleem heb met een collega uit deze Kamer. Ik heb om 12.30 uur een brief ontvangen van de premier – hij was misschien vroeger aangekomen – dat hij, net zoals ik trouwens, deze namiddag in het Rekenhof verwacht wordt. Ik had liever gehad dat het deze voormiddag was geweest. Hij vraagt zijn vragen te laten beantwoorden door andere collega's.
Er is in diezelfde orde ook een vraag gesteld door de heer De Groote, met wie ik ook telefonisch contact heb gehad. De heer De Groote had zijn vraag gesteld aan de heer Reynders. De heer De Groote heeft gezegd dat hij bereid is het antwoord van collega Reynders te ontvangen. Ik heb daarna naar u gebeld om u dat mede te delen.
03.03 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik had over die zaak een interpellatie ingediend. Ik heb die ingetrokken om daarover vandaag aan de premier een vraag te kunnen stellen. Nu die vraag hier ingediend wordt, is de premier weg voor iets dat al maanden geleden was aangekondigd en waarop hij overigens, als ik het officieel programma heb bekeken, niet eens verwacht wordt. Ik veroorloof mij om vast te stellen dat de premier blijkbaar weigert te antwoorden op de vraag die ik aan hem wilde stellen. Het is trouwens de enige vraag die aan hem zou gesteld worden, dus er kan geen andere reden zijn waarom hij hier niet is.
Het Rekenhof, een instelling van het Parlement, kan niet als excuus dienen om niet naar het Parlement zelf te komen. Ik dring erop aan dat de premier hier komt antwoorden op die vraag. Als u mij zegt dat hij niet komt, zou ik willen vragen dat u dat bevestigt. Dan zal ik mijn vraag stellen, als eerste, aan de heer Reynders, maar dan behoud ik mij nog het recht voor de premier te interpelleren. Er zijn er die vinden dat de heer Flahaut bevoegd is, er zijn er die vinden dat de heer Reynders bevoegd is en er zijn er die vinden dat mevrouw Onkelinx bevoegd is. Ik vind dat de premier eindelijk eens orde op zaken moet stellen in die zaak, namens het paarse kabinet.
De financiële antwoorden van de heer Reynders zullen mij benieuwen. Ik zal nagaan of hij ook inhoudelijk op de zaak kan ingaan. Als dat niet het geval is, zal ik de premier zelf opnieuw interpelleren.
De voorzitter: Mijnheer Annemans, in uw geval geldt blijkbaar "bis repetita non placent". Ik kan alleen maar zeggen dat ik de brief gekregen heb en ik heb deze medegedeeld.
03.04 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Ik zeg dat ik het niet kan aanvaarden. Dit is de Kamer, het Parlement. U bent de voorzitter van het Parlement en hij is de premier van de regering. Dan moet u zowel als hij, als er een vervelende vraag is, niet wegvluchten naar het Rekenhof,
De voorzitter: Ik denk dat het werkwoord wat mij betreft, niet toepasselijk is. Ik zal toch beginnen met de vragen, maar ik moet ook aanstonds weggaan. Ik heb liever dat de vragen beginnen en ik zal vragen dat collega Delizée mij vervangt tot ik kan terugkomen.
Mijnheer Reynders, u bent de eerste – ik zit nu op hete kolen – om vragen te beantwoorden van mevrouw van Gool, de heer Tastenhoye, M. Wathelet, de heer Verherstraeten, de heer Annemans, de heer De Groote en dan de heer Devlies.
03.05 Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, praktisch: de heer Devlies zal ook aanwezig zijn op het Rekenhof. Ik richt mij nu tot de minister: is het mogelijk om nadien nog in het huis aanwezig te zijn en de vraag nog te laten stellen door de heer Devlies?
De voorzitter: Ik zou ze nu laten stellen, moest de heer Devlies er zijn.
03.06 Paul Tant (CD&V): Hij is naar een begrafenis gegaan heeft men mij gezegd en gaat dan nadien naar het Rekenhof. Ik vraag alleen of het organiseerbaar is om deze vraag in de loop van de namiddag te laten stellen.
De voorzitter: Ik begrijp het. Ik probeer iedereen te helpen. Mijnheer de minister, bent u voldoende lang aanwezig? Ik heb de vraag van de heer Devlies als laatste gezet, dus over een klein halfuurtje. Ik moet zelf ook weg. Mijnheer Tant, u bent de enige aanwezige ondervoorzitter, als ik mij niet vergis. Ik vraag u mij nu te vervangen.
03.07 Paul Tant (CD&V): Ik merk dat de minister het mogelijke wil doen om hier aanwezig te zijn. Kunnen we afspreken dat als er hier ruimte ontstaat, wij u opbellen en proberen praktisch af te spreken? Waarvoor dank.
De voorzitter: (…) Delizée komt om u het zwijgen op te leggen. Dat zou trouwens onmogelijk zijn. U zult de vriendelijkheid hebben dat te willen doen.
04 Vraag van mevrouw Greet van Gool aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de fiscale weerslag van de welvaartsaanpassingen" (nr. P1650)
04 Question de Mme Greet van Gool au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'incidence fiscale des indexations" (n° P1650)
04.01 Greet van Gool (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mensen die alleen een pensioen of een vervangingsinkomen genieten, moeten geen belastingen betalen wanneer dat inkomen onder een bepaalde grens ligt.
Die grens ligt momenteel op ongeveer 12.450 euro. Wanneer die grens wordt overschreden - al is het maar met een halve euro -, is het gevolg daarvan dat zij wel belastingen moeten betalen. Zij moeten dan ongeveer 538 euro belastingen betalen.
Het risico bestaat dat door de welvaartsaanpassingen die volgend jaar zullen worden doorgevoerd, een groot aantal mensen die grens zal overschrijden waardoor zij belastingen zullen moeten betalen. Het bedrag van die belastingen zal hoger liggen dan de welvaartsaanpassing die zij krijgen.
Mijnheer de minister, ik verneem graag van u wat u daaraan zult doen.
Voorzitter: Paul Tant, ondervoorzitter.
Président:
Paul Tant, vice-président.
04.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw van Gool, ik ben op de hoogte van het probleem. Ik heb mijn administratie om een aantal voorstellen gevraagd om daarop een antwoord te bieden en om, indien mogelijk, geen bijkomende belastingen te innen in geval van een kleine verhoging van de verschillende uitkeringen.
Ik ben ook bereid om op basis van een aantal wetsvoorstellen te werken. Dat is ook mogelijk. Ik heb mijn administratie verzocht om een aantal voorstellen te formuleren om een antwoord te bieden omtrent de kleine verhoging van de verschillende uitkeringen. Nogmaals, als het mogelijk is, kunnen we in de commissie voor de Financiën ook werken op basis van wetsvoorstellen.
04.03 Greet van Gool (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Dit is immers een belangrijk probleem. Die welvaartsaanpassingen zijn een belangrijke sociale maatregel en het zou jammer zijn dat die fiscaal worden afgeroomd en de mensen er netto minder aan overhouden.
Uit de berekeningen die wij hebben gemaakt, bleek dat het zou kunnen gaan om 5% van de gepensioneerden - 75.000 gepensioneerden. Dat is toch een belangrijk aantal. Ik ben dus heel blij dat u daarvoor een oplossing wilt zoeken. Het beste zou volgens mij zijn om te werken via een proportionele vermindering van de belasting waardoor een verhoging van een euro een euro belasting zou opleveren. Op die manier behoudt men immers nog altijd een fiscaal voordeel.
Wat uw opmerking betreft om eventueel te werken via wetsvoorstellen, meen ik dat een initiatief van u wellicht het meest aangewezen is. De welvaartsaanpassing van de pensioenen gaat immers reeds in op 1 april 2007 en het is aangewezen om daaromtrent heel snel te werken.
Ik zal dit zeker en vast opvolgen.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Guido Tastenhoye aan de eerste minister over "de toetreding van Turkije tot de EU" (nr. P1651)
05 Question de M. Guido Tastenhoye au premier ministre sur "l'adhésion de la Turquie à l'UE" (n° P1651)
05.01 Guido Tastenhoye (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik wil hier toch even protesteren tegen het feit dat ik over deze materie een vraag moet stellen aan een minister die daarvoor totaal niet bevoegd is. De eerste minister vertikt het om hier aanwezig te zijn, hoewel iedereen weet dat hij dat Europese dossier naar zich heeft toegetrokken.
Mijnheer de minister, ik zal mijn vraag dan toch maar stellen.
05.02 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): (…) daarover vragen aan de heer De Gucht te stellen. Daarom stellen wij daarover een vraag aan de eerste minister, maar hij stuurt zijn kat, of iets in die aard. Nu gaat iemand die zonet nog niet eens wist dat het antwoord in zijn map zat en die het antwoord nu voor de eerste keer aan het lezen is, straks het antwoord voorlezen. Dat is wat hier van het Parlement overblijft.
De voorzitter: Mijnheer Annemans, u weet dat het de bevoegdheid van elke minister is om een vertegenwoordiger aan te duiden. Die kiest hij zelf. U kunt daar gelukkig of ongelukkig mee zijn. Ik stel vast dat u daarmee ongelukkig bent, mais c’est comme cela.
05.03 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik had minstens gehoopt dat u daarmee ook ongelukkig zou zijn, te meer daar ik weet dat u dat normaal gezien altijd bent. Het volgende stadium is dat donderdag nog slechts één minister naar hier komt om alle antwoorden voor te lezen. Het daaropvolgende stadium is een antwoord via het internet.
De voorzitter: Nu is het woord aan de heer Tastenhoye voor zijn vraag.
05.04 Guido Tastenhoye (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, volgende week op 14 en 15 december vindt de Europese wintertop plaats, met als voornaamste punt op de agenda het al dan niet voortzetten van de toetredingsonderhandelingen met Turkije, die vorig jaar in oktober zijn begonnen en waartegen wij ons, zoals u weet, altijd zwaar hebben verzet.
De Europese Commissie heeft over de onderhandelingen van vorige maand een vooruitgangsrapport gemaakt en heeft zware kritiek geuit op Turkije dat onvoldoende vorderingen maakt. Er is eerst en vooral de kwestie inzake Cyprus. Nog altijd weigert Turkije alle verbintenissen van de douane-unie na te leven en blijft Cypriotische schepen en vliegtuigen de toegang tot zijn grondgebied weigeren. Dit is in strijd met de afspraak dat de kwestie voor het einde van het jaar zou zijn geregeld.
Ook op tal van andere vlakken maakt Turkije onvoldoende vorderingen. Zo wordt er nog steeds gemarteld in politiekantoren en gevangenissen. De rechten van de etnische en religieuze minderheden worden onvoldoende erkend. De vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid worden er nog altijd beknot. De Europese Commissie heeft daarom als sanctie voorgesteld dat 8 van de 35 onderhandelingshoofdstukken, die allen te maken hebben met het vrije verkeer van goederen en diensten, zouden worden bevroren.
De kwestie verdeelt de EU grondig. Zo wil Groot-Brittannië heel toegeeflijk zijn tegenover Turkije, terwijl andere landen het voorstel van de Europese Commissie willen volgen. In Nederland heeft de Tweede Kamer vorige week in een motie nog gezegd dat de onderhandelingen volledig moeten worden stopgezet.
De regering moet in deze kwestie rekening houden met de publieke opinie, mijnheer de minister. U weet dat volgens de eurobarometer 65 tot 70% van de bevolking in dit land gekant is tegen de toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Ik zou dan ook graag van u vernemen welk standpunt de Belgische regering, die vetorecht heeft in deze kwestie en dus sterk op de zaak kan wegen, volgende week zal innemen op die Europese top.
05.05 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, ik heb een antwoord van mijn collega van Buitenlandse Zaken. Ik heb echter het woord douane gehoord waardoor ik toch een beetje bevoegd ben voor uw vraag.
De inspanningen van het Finse voorzitterschap, die wij hebben gesteund, om Turkije aan te manen tot de vervulling van zijn plichten inzake de uitbreiding van het akkoord van de douane-unie tot alle nieuwe Europese lidstaten zijn klaarblijkelijk mislukt. Turkije heeft het aanvullende protocol van het Ankara-akkoord nog steeds niet volop uitgevoerd en blijft de beperkingen op het vrije verkeer van goederen met Cyprus aanhouden.
Om die reden heeft de Commissie op 29 november een aanbeveling gedaan bij de Raad waarin zij voorstelt om de toetredingsonderhandelingen met Turkije te remmen, de opening van de onderhandelingen over 8 belangrijke hoofdstukken te weigeren en ze over geen enkel ander hoofdstuk te sluiten zolang Ankara zijn verplichtingen niet nakomt. Ze heeft daarentegen aanbevolen om de evaluatie inzake de conformiteit van de volledige Turkse wetgeving met het acquis communautaire verder uit te voeren. Ze beveelt trouwens geen nieuwe deadline gezien de maatregelen slechts zullen worden opgeheven eenmaal Turkije zijn verplichtingen is nagekomen.
Het is nu aan de Raad om een beslissing te nemen. Het Finse voorzitterschap wou dat dit maandag zou gebeuren tijdens de Raad van Algemene Zaken maar het is niet uitgesloten dat deze kwestie eveneens zou worden besproken, indien nodig, op de Europese Raad. In een eerste fase zou dus mijn collega van Buitenlandse Zaken betrokken zijn en in een tweede fase de eerste minister.
In deze context lijken de aanbevelingen van de Commissie voor ons evenwichtig en steunen we ze volop. Ze geven een duidelijk signaal aan Turkije: haar contractuele verplichtingen en het acquis communautaire zijn niet onderhandelbaar. Zonder de onderhandelingen volledig te verbreken, zal de EU Turkije toch aanmanen om door te gaan met zijn hervormingsproces waardoor een voortzetting van de huidige onderhandelingen vanzelfsprekend is.
In verband met de opening van een haven en luchthaven aan de Turkse kant, beschikken wij op dit ogenblik over onvoldoende elementen inzake de modaliteiten en de draagwijdte van deze opening. Hierdoor is het moeilijk om zich daarover nu uit te spreken. Volgens de eerste informatie betreft het in elk geval geen volledige uitvoering van het Ankaraprotocol.
Bovendien zou het Turkse voorstel opgesteld zijn onder de voorwaarde dat Cyprus de haven van Famagusta en de luchthaven van Ercan opent. De Raad zal zich daarom zelfs in dergelijke denkbeeldige situatie uitspreken over de modaliteiten voor de voortzetting van de onderhandelingen met Turkije.
Dat zal het standpunt zijn van België op de volgende algemene raad en misschien ook op de volgende Europese Raad met de eerste ministers.
De voorzitter: Het antwoord werd verstrekt door de vice-eerste minister, loco de eerste minister.
05.06 Guido Tastenhoye (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik besluit uit uw antwoord dat België het spel niet hard wil spelen en dat het veel te toegeeflijk blijft tegenover Turkije. Wij zouden de houding moeten aannemen van de Nederlandse Tweede Kamer, om de onderhandelingen met Turkije zonder meer stop te zetten omdat Turkije niet aan zijn verplichtingen voldoet.
Voorts blijven wij als enige fractie in dit halfrond ronduit gekant tegen de toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Daarom geven wij voorrang aan ons standpunt dat zegt dat Turkije geen Europees land is en geen lid kan worden van de Europese Unie.
Het incident is gesloten.
- M. Melchior Wathelet au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la vente de bâtiments publics" (n° P1652)
- M. Servais Verherstraeten au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la vente de bâtiments publics" (n° P1653)
- de heer Melchior Wathelet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de verkoop van overheidsgebouwen" (nr. P1652)
- de heer Servais Verherstraeten aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de verkoop van overheidsgebouwen" (nr. P1653)
06.01 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, en guise d'introduction à ma question, je ne résiste pas à la tentation de vous relire le rapport de la Cour des comptes d'août 2006 et je sais que vous ne l'aimez pas beaucoup! Je cite: "Pour certaines ventes d'immeubles assorties d'une reprise en location à court terme, le rapport entre le prix de vente et le loyer est tellement déséquilibré que les ventes étaient presque dénuées de sens d'un point de vue financier." Ce n'est pas l'opposition que le dit mais bien la Cour des comptes!
Monsieur le ministre, lorsque je vous avais interrogé à ce sujet, vous m'aviez répondu que ces ventes avaient été autorisées par le passé par vos prédécesseurs et qu'aujourd'hui tout avait changé car une sicafi avait été mise au point. Pourquoi une sicafi? Parce que c'est le moyen le plus optimal de gérer les bâtiments. Vous m'aviez dit que c'était fiscalement intéressant, que vous vous étiez entouré des meilleurs experts, qu'avec eux, vous aviez trouvé la meilleure solution pour gérer les immeubles, que les contrats de location, bétonnés et bien pensés, vous permettraient de continuer à louer ces bâtiments correctement, que l'actionnariat de cette sicafi verrait celle-ci en partie cotée en bourse; vous m'aviez dit que c'était la meilleure gestion possible. Et puis, patatras! Le 13 octobre, le Conseil d'État suspend la "procédure sicafi".
Monsieur le ministre, entre le 13 octobre et aujourd'hui, donc environ un gros mois plus tard, vous changez tout ce que vous aviez décrit auparavant comme idyllique: sicafi, statut fiscal préférentiel, procédure négociée. Aujourd'hui, vous changez tout! Vous dites que la sicafi est une société dont les actions seront simplement vendues aux enchères. Les experts que l'on consulte ont également été remplacés. Il n'y aura plus d'actions en bourse. Il ne s'agit plus de 67 bâtiments mais de 62. Au niveau de la location, il ne sera plus question de contrats particuliers mais le tout sera loué aux environs de 40 millions. Aujourd'hui, vous allez m'expliquer que c'est la gestion optimale, alors qu'un tout autre type de gestion était optimal voici deux mois!
Monsieur le ministre, le seul objectif que vous poursuivez est budgétaire. Comment pourriez-vous aujourd'hui justifier que l'opération doit se terminer le 29 décembre 2006 à 11 heures du matin? Vous n'avez pas poussé le vice jusqu'à clôturer au 31 décembre; vous vous êtes dit que, pour être un minimum crédible, il fallait avancer la date de deux jours. Vous allez tenter de nous expliquer qu'il ne s'agit pas d'une manœuvre budgétaire mais que c'est la meilleure manière de gérer notre patrimoine immobilier, alors que vous avez plaidé exactement l'inverse en commission, voici deux mois. Je regrette, monsieur le ministre, j'ai du mal à vous croire et je me réjouis d'entendre ce que vous allez réussir à nous dire pour justifier cette nouvelle opération, cette nouvelle gestion immobilière.
06.02 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, de paarse kassen zijn leeg. De regering moet dus haar hele hebben en houden dat nog overblijft, te gelde maken.
Ik breng nog even de paarse palmares van 1999 tot en met eind 2005 in herinnering.
De regering heeft toen, vanaf het begin van de verkopen van eind 2000 begin 2001 voor bijna 1 miljard euro verkocht. Wat betekent dat aan extra huurlasten per jaar? Mijnheer de vice-eerste minister, voor het begrotingsjaar 2006 betekent dat een niet-geïndexeerd bedrag van meer dan 75 miljoen euro. Gecumuleerd over de duurtijd van de huurcontracten betekent dat meer dan 300 miljoen euro. Dat is uw palmares en dat leidt ertoe dat, wanneer wij de huurlasten voor 1999 vergelijken met 2005, ze van 160 miljoen euro naar 289 miljoen euro gaan.
U gaat door, niettegenstaande de striemende kritiek van het Rekenhof, waarop de heer Wathelet u wees. Mijnheer de vice-eerste minister, u bent eerlijk. Immers, wanneer het Rekenhof u op de verhoging wijst, geeft u toe dat niet kan worden ontkend dat het budgettaire aspect een rol heeft gespeeld bij het nemen van beleidsbeslissingen om een deel van het onroerend patrimonium te verkopen.
Mijnheer de vice-eerste minister, mijn vragen aan u, na de mislukte bevakoperatie, zijn de volgende.
Welke gebouwen zult u verkopen? Zijn het dezelfde gebouwen die u ook in uw bevak wou stoppen, namelijk WTC3, het recht op bouwen op WTC4, Lambermont, het Afrikamuseum, Berlaymont en alle financieel-administratieve centra van de Westhoek tot diep in Wallonië?
Op basis van welke criteria zult u de gebouwen kiezen?
Hoe zit het met de huurprijzen? Zijn ze neutraal?
Mijnheer de vice-eerste minister, mij intrigeert het volgende. Welke garanties op de continuïteit van de openbare dienst zullen er nog zijn? Immers, stel dat op het einde van het huurcontract van een justitiegebouw – neem bijvoorbeeld het justitiegebouw van Antwerpen – waarop de overheid geen optie heeft en dus met de rug tegen de muur staat, de eigenaar het gebouw wil verkopen. Op het justitiepaleis van Antwerpen hebt u dan nog een optie. Bij vele gebouwen heeft de overheid echter geen optie meer. Waar staat de overheid dan? Zij staat met de rug tegen de muur, terwijl zij bij de bevakoperatie nog bepaalde garanties had inzake recht van voorkoop en handelshuurhernieuwingen.
Welke garanties houdt u inzake de continuïteit van de openbare dienst met de operatie die u nu, in ultimo tempore, toch nog wil realiseren?
06.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer Wathelet, mijnheer Verherstraeten, eerst en vooral heb ik geen nieuwe antwoorden op oude vragen. Ik heb een aantal vragen gehoord in verband met het Rekenhof en in verband met de vastgoedbevakoperatie. Ik heb alleen dezelfde antwoorden als tijdens de vorige vergadering. Dat is toch normaal. Het is echter ook normaal dat u met een aantal oude vragen terugkomt.
Ten tweede, we hebben geprobeerd om een vastgoedbevak op te richten. Er lag een voorstel op tafel van de Ministerraad. Er werd een beslissing genomen die daarna echter werd opgeschort door de Raad van State. We moesten dus een andere oplossing vinden. Dat is nu het geval.
Je suis étonné, monsieur le président. Je sais qu'il y a plus de caméras le jeudi lors des questions que le samedi en commission. Cela dit, nous allons traiter toutes les questions samedi en commission des Finances lors de l'examen d'un texte qu'il appartiendra à votre assemblée de voter ou non. Le gouvernement a déposé un amendement au projet de loi-programme, on a convenu de débattre samedi de l'ensemble des modalités que vous évoquez. Il n'est pas convenable d'entrer dans les détails à l'occasion des questions orales, même si je comprends votre intérêt à procéder de la sorte.
Het is altijd zo. Wij moeten een grondige bespreking houden in de commissie voor de Financiën. Mevrouw Pieters, u kunt daar toch naartoe komen? Er is toch geen probleem? Het is voor iedereen mogelijk om naar de commissie voor de Financiën te komen en voor mevrouw Baeke zal dat het geval zijn, al weet ik wel dat het voor anderen moeilijker is op een zaterdag dan op een donderdag.
Je voudrais simplement vous dire que nous allons passer à la constitution d'une société immobilière qui dépendra de la société fédérale de participation. Cette société vendra ses actions ou plus précisément 90% des actions détenues aujourd'hui par l'État.
Il n'y a aucune difficulté à travailler de la sorte. Cette opération sera peut-être même plus intéressante que la sicafi. J'invite d'ailleurs M. Wathelet à venir en commission samedi. Il verra que cette proposition est encore meilleure que celle que nous avions envisagée lors de la discussion sur la sicafi.
Je souhaite mener ce débat de manière très approfondie. J'invite – je le répète – M. Wathelet, mais aussi M. Verherstraeten à assister samedi à la réunion de la commission des Finances. Le texte est déposé. Prenez-en connaissance! Nous en débattrons.
Monsieur le président, si nous commençons à débattre systématiquement, dans le cadre des questions d'actualité, des projets de loi ou des propositions d'amendements qui ont été déposés en commission parlementaire, nous ne nous en sortirons pas. Je vous propose donc de suivre la voie normale. Venez samedi. Nous débattrons de cette proposition. Des sandwiches seront probablement prévus par la Questure de la Chambre. Vous pourrez constater que cette proposition est encore meilleure que la sicafi telle qu'elle était organisée.
De voorzitter: Mijnheer de minister, ik moet u opmerkzaam maken op het volgende. U zegt dat de vragen zaterdag zullen worden gesteld. Het behoort echter aan de vraagstellers zelf om uit te maken welke vragen ze zaterdag stellen, afgezien van de mogelijkheid dat er ondertussen al bijkomende amendementen zouden worden ingediend.
06.04 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le ministre, j'ai tout d'abord envie de vous dire que vous nous avez habitués à mieux! Je pensais que vous aviez vraiment réponse à tout! Quand, cette semaine, je vous demande combien la DLU bis a rapporté, vous me répondez que la mesure a rapporté quatre fois plus qu'il y a deux mois, c'est-à-dire 16 millions, soit plus de dix fois moins que ce qu'elle était censée rapporter en juillet! Et vous parvenez encore à me dire que c'est quatre fois plus! On s'attendait à mieux de votre part, monsieur le ministre!
Ensuite, vous venez de démontrer clairement que la raison de l'amendement que vous allez déposer samedi est uniquement d'ordre budgétaire. Vous admettez avoir essayé de créer une sicafi. Mais on peut toujours la faire! Le problème, c'est qu'elle ne figurera pas au budget 2006. Désolé! Vous êtes venu à cette tribune nous dire qu'il n'y avait pas de problème, qu'il suffisait de mieux justifier le recours à la procédure négociée pour faire une sicafi! Mais le problème, c'est qu'elle ne figurera pas au budget 2006!
Tout ce qui vous intéresse, c'est vendre, vendre, vendre pour pouvoir afficher des chiffres au budget 2006. Vous êtes prêt à tout concéder pour autant que le budget 2006 en fasse état. C'est soi-disant pour équilibrer un budget 2006 qui est déjà en déficit. Tout ce qui vous intéresse, c'est vendre! Or, monsieur le ministre, sachez que plus la vente est rapide, plus elle a lieu dans la précipitation et plus la gestion est mauvaise. Dans le cas présent, vous hypothéquez le patrimoine immobilier des biens communs, des biens de l'État pour embellir un budget 2006 qui est déjà en déficit. Ce n'est pas responsable. C'est ce que la Cour des comptes disait. Il s'agit d'opérations financières dénuées de fondement à ce niveau.
06.05 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de vice-eerste minister, ik dank u voor uw antwoord. Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen. Paars doet dit nu al zes jaar na elkaar. Ze gaan dat trouwens ook volgend jaar nog eens doen want ze hebben in de begroting nog eens voor 600 miljoen euro aan verkopen ingeschreven. U gaat nu op één maand tijd voor 600 miljoen euro aan gebouwen verkocht moeten krijgen. Het geld moet er cash voor het einde van de maand liggen. U gaat dus onderhandelen met het mes op de keel en de rug tegen de muur. Wat zegt het Rekenhof? Als men onder tijdsdruk moet verkopen, verkoopt men onder slechte voorwaarden. U hebt gebouwen verkocht die u later opnieuw hebt gehuurd waarbij op drie jaar de verkoopprijs al helemaal was opgegeten. Dat is uw beleid. U gaat dat blijkbaar voortzetten, niettegenstaande de Inspectie van Financiën u waarschuwt om dat niet te doen, niettegenstaande de oppositie – daar moet u niet naar luisteren – u waarschuwt en niettegenstaande het Rekenhof dat ook doet.
Meer nog, mijnheer de vice-eerste minister, kom niet zwaaien met uw debatten van zaterdag in de commissie. Kom daar niet mee zwaaien. Wat is immers het gegeven? Verkopen van onroerende goederen moeten normaal hier in de plenaire vergadering bekrachtigd worden. Wat stelt u, niet bij ontwerp maar stoemelings bij amendement, voor? Geen bekrachtiging meer hier in het Parlement, geen pottenkijkers meer om te zien onder welke slechte voorwaarden wij verkopen.
Wat suggereert u nog? Waar u bij uw bevakoperatie terecht aan de continuïteit van de openbare dienst dacht – u zei dat als we een gebouw verkopen en het opnieuw huren, wij recht moeten hebben op huurhernieuwing en voorverkoop – is daar nu niets meer van aan. Die garanties moeten er ook uit want anders brengt dit niet genoeg op en is de begroting niet in evenwicht.
Mijnheer de vice-eerste minister, uw collega van Begroting, die mee verantwoordelijk is voor deze operaties, had ongelijk. Wij hebben geen manager nodig op Financiën, wij hebben een nieuwe minister nodig op Financiën. Dat is wat wij nodig hebben, evenals een nieuwe regering die stopt met de uitverkoop van onze activa. We hebben geen curator nodig, we hebben een bestuur nodig.
L'incident est clos.
- de heer Gerolf Annemans aan de eerste minister over "de immuniteit die een der koninklijke prinsen kennelijk kan genieten" (nr. P1649)
- de heer Patrick De Groote aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "ontvreemde eigendommen van de Belgische Staat ten gunste van prins Laurent" (nr. P1654)
- M. Gerolf Annemans au premier ministre sur "l'immunité dont jouit apparemment l'un des princes royaux" (n° P1649)
- M. Patrick De Groote au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les biens de l'État belge détournés au profit du prince Laurent" (n° P1654)
07.01 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, de eerste minister is hier niet. Ik blijf het zeggen. Om 14.45 uur was hij nog niet aangekomen bij het Rekenhof. Hij heeft zich kennelijk onttrokken aan een verschijning hier in het Parlement. Hij had gemakkelijk even vijf minuten hierheen kunnen komen. Hij heeft ervoor gekozen om dat niet te doen. Dat heeft volgens mij een politieke betekenis.
Eerst dacht men dat mevrouw Onkelinx bevoegd was, vanwege het gerechtelijk onderzoek. Dan heeft de regering een soort van petard afgeschoten en de heer Flahaut een burgerlijkepartijstelling laten indienen bij het gerecht, in de hoop dat wij ons tot Flahaut zouden richten. Nu ik mij tot Verhofstadt richt, omdat de zaak niet gaat over een gerechtelijk onderzoek, maar over veel meer, zegt de regering dat onze vriend Reynders bevoegd is. Wij zullen horen wat collega Reynders zal kunnen vertellen over die aangelegenheid.
Het spreekwoord – in van Dale in zesde orde na het woord prins – "van de prins geen kwaad weten" is nog nooit zo letterlijk aan het licht gekomen als vandaag en de voorbije dagen. Van Dale verklaart het spreekwoord als "doodonschuldig, argeloos zijn".
Het gerecht heeft in de zaak van Laurent en de verbouwing van zijn villa, waarvan hij niets afweet, laten weten dat hij niet betrokken is, want dat "nergens uit blijkt dat hij op de hoogte was", terwijl alle specialisten die iets van een gerechtelijk onderzoek kennen, zeggen dat het uitgesloten is dat hij niet op de hoogte was. Men kan moeilijk marmer en boekenkasten zien oprichten, nadat men ze eerst zelfs heeft gevraagd, zonder dat men zich afvraagt hoe ze daar komen. Voor een koninklijke prins in België is dat echter wel mogelijk. In Nederland is dat niet zo. Daar moeten ze werken voor hun kostwinning. Hier is dat niet zo.
Volgens ons is er een beschermingsmechanisme op gang gekomen, dat zeggen ook alle specialisten die de gewoonten rond het Belgische koningshuis kennen, dat zorgt dat er mensen, aannemers die zelf ook geprofiteerd hebben of zo, barbertjes hangen, terwijl aan de koninklijke familie niet mag geraakt worden.
Mijn vraag aan de regering was de volgende. U hebt de heer Flahaut vooruit gestuurd om namens de zeemacht de bedragen terug te vorderen. Mijn vraag aan Guy Verhofstadt was de volgende. Hebt u op enigerlei wijze weet van beschermingsmechanismen die opgestart zijn? Een aantal specialisten in constitutioneel recht heeft gezegd dat de eerste normaal gezien naar de tweede belt, dat de tweede belt naar de Koning. Welke mechanismes, die normaal gesproken in zo'n geval in werking zijn, zijn in werking getreden?
De belangrijkste vraag is echter de volgende. Hoe zal de regering in deze zaak transparantie creëren? Dat kan niet alleen door een burgerlijkepartijstelling, maar door aan de koninklijke familie duidelijk te maken dat het beste zou zijn om zo snel mogelijk spontaan die bedragen terug te storten.
07.02 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik zal proberen om niet in herhaling te vallen.
Gisteren – u was er zelf misschien ook – heb ik in het zelfbedieningsrestaurant van het Parlement de sint ontmoet. Hij had speculoos en clementines bij. Of u het gelooft of niet, dat deed mij onmiddellijk denken aan Villa Clémentine in Tervuren. Vermits de sint zich in de meest hoge kringen bevindt – dat wordt toch gezegd –, raakten wij aan de praat. Hij had het over de waarde van die villa, namelijk 700.000 euro, over het zakgeld dat onze prins krijgt van de papa, 2.000 euro per maand, en over een salaris van 10.000 euro via de stichting KINT. Dan had hij het over – zo noemde hij het – een hulpje. In eerste instantie meende ik dat hij het over zwarte piet had, maar neen, hij had het over een hulpje van 175.000 euro van de legertop, dat vermoedelijk via een systeem van valse facturen betaald werd door de marine, en dat ten nadele van de Staat.
Ik meen niet dat de prins het brein is van die oplichtersbende. Ik wil mij ook niet moeien in de rechtsgang van het proces. Integendeel, ik wil het Hof, de prins of zelfs de regering eigenlijk een forum geven om te stellen dat de goederen, ter waarde van 175.000 euro, die onrechtmatig zijn ontvreemd aan de Belgische Staat, zullen terugkeren naar de schatkist.
Mijnheer de vicepremier, ik wil van u dan ook het volgende weten. Zal de Staat terugvorderen of zal hij dat als een gegeven sinterklaasgeschenk voor Prins Laurent beschouwen?
07.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Annemans, mijnheer De Groote, ten eerste, er is geen immuniteit voor een koninklijke prins. In dat verband is er dus geen probleem. De immuniteit geldt alleen voor de Koning, maar niet voor de leden van de koninklijke familie.
Ten tweede, voor de rest hebben wij geen andere antwoorden. Er loopt een gerechtelijk onderzoek, waarvan we de resultaten afwachten. Daarna zal het misschien mogelijk zijn om een initiatief te nemen. Terugbetaling of niet? Het is te vroeg om daarover iets te zeggen. We moeten de resultaten van het gerechtelijk onderzoek afwachten. Daarna zullen we zien welke beslissing de regering kan nemen.
Ik bevestig wel dat er geen immuniteit is voor een koninklijke prins in België.
07.04 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, dat is het bewijs waarom ik erop aandring dat dit Parlement zou kunnen werken als een echt parlement en dat de minister die ondervraagd wordt, hier zou verschijnen om te antwoorden op die vragen.
De minister van Financiën zegt dat er een gerechtelijk onderzoek is. Welnu, er is geen gerechtelijk onderzoek! Er is een gerechtelijke procedure geagendeerd voor januari; het onderzoek is afgesloten, alle gegevens zijn bekend en men heeft moeten vaststellen dat iemand die, normaal gesproken, ten minste manifest is betrokken in de zaak en anders ten minste getuige zou kunnen zijn van de feiten en desnoods ook wel door de beklaagden als getuige zou worden opgeroepen in januari, de dans ontspringt. Normale vragen daarover moeten volgens mij op een normale manier beantwoord worden.
De eerste minister verzuimt hier niet alleen zijn parlementaire plicht; hij is gewoon gevlucht voor een verantwoordelijkheid die groot is. De vraag of er al dan niet technische immuniteit is voor de prins, dat is helemaal niet aan de orde. Wat wij vaststellen is dat er door de koninklijke familie een bepaald gedrag wordt vertoond. Een week lang wordt publiek over die zaak gedebatteerd, een week lang is die zaak aan de gang, een week lang worden er bedragen genoemd, en er is geen enkele reactie, geen enkele mededeling. Als men daarover in het Parlement pertinente vragen stelt, wordt er geen enkel antwoord gegeven, zelfs niet op de vraag of hij bereid zou zijn spontaan een getuigenis af te leggen. Die mensen, zowel de aannemers als de leden van de koninklijke familie, denken gewoon, zoals een paar specialisten de afgelopen dagen hebben gezegd, dat zij boven de wet verheven waren omdat de familie had gevraagd tussen te komen en zij tussengekomen zijn. Nu het een frauduleuze zaak blijkt te zijn, zijn zij allemaal verdwenen, inclusief de eerste minister. Dat is wat men noemt het democratisch deficit in België.
07.05 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de vicepremier, na uw antwoord gehoord te hebben, begrijp ik waarom elke minister hier op het even welke vraag een antwoord mag geven.
Ik wil niet op de discussie over het nut van het koningshuis ingaan, maar zo lang het er is, heeft het volgens mij een voorbeeldfunctie. Het gaat hier duidelijk om onrechtmatig verkregen dotaties. Ik verwacht dan ook van een prins dat hij zich vrijwillig inschrijft in de terugbetaling van de onrechtmatig verkregen gunsten.
Mijnheer de minister, misschien zou dat voor u, als minister van Financiën, nog een begrotingsmeevaller kunnen worden wanneer we die terugbetaling krijgen. Misschien kunt u daarmee nog de achterstallige facturen betalen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- Mme Camille Dieu au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "le point de contact de la police pour les écoles" (n° P1657)
- Mme Joëlle Milquet au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "le point de contact de la police pour les écoles" (n° P1656)
- mevrouw Camille Dieu aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "het aanspreekpunt voor de scholen bij de politie" (nr. P1657)
- mevrouw Joëlle Milquet aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "het aanspreekpunt voor de scholen bij de politie" (nr. P1656)
08.01 Camille Dieu (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, la presse d'aujourd'hui relate en long et en large les réactions négatives de la communauté éducative francophone au contenu de votre circulaire du 7 juillet PLP 41. Beaucoup lui reprochent d'être trop sécuritaire et, à la limite, d'inciter à la délation.
La circulaire dont j'ai pris connaissance mérite quelques éclaircissements. Par exemple, quand vous dites qu'il faut établir un point de contact pour les écoles, j'aimerais que vous m'expliquiez ce que vous entendez par là.
Nous n'ignorons évidemment pas que des problèmes de violence, de drogue et de racket se posent à l'école. Mais ce constat a incité les organisations syndicales et les pouvoirs organisateurs à déjà prendre des mesures de prévention sérieuses en faisant appel à des médiateurs et à des éducateurs spécialisés, en renforçant le rôle des centres PMS et en s'adressant aux services de l'aide à la jeunesse. Par ailleurs, la ministre Onkelinx a récemment injecté vingt-huit criminologues dans les cinq parquets "Famille/Jeunesse".
Les problèmes aigus sont minoritaires et n'existent pas partout. Heureusement, ce n'est pas une généralité.
Des contacts existent déjà entre des chefs d'établissement et la police locale, ne serait-ce qu'en matière de sécurité routière. Quand il le faut, des chefs d'établissement font appel à la police.
Monsieur le ministre, je souhaiterais que vous me précisiez vos réelles intentions en la matière.
08.02 Joëlle Milquet (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, tout comme l'oratrice précédente, je souhaite obtenir quelques explications complémentaires. Nous avons lu l'article et nous avons reçu énormément de réactions suite à la circulaire PLP 41. Je l'ai lue et elle me semble, pour certains de ses aspects, moins grave que ce que d'aucuns voudraient en dire. Il y a un aspect lié à la lutte contre la violence, l'extorsion et autres, ce qui me semble évidemment légitime, surtout sur base des évènements que nous avons connus à Pâques 2005, qu'il ne faudrait pas oublier et pour lesquels plus de 80.000 personnes, parents, enseignants et jeunes, ont manifesté.
Par ailleurs, il existe des dispositions relatives au partenariat avec les écoles. Certaines expériences pilotes sont intéressantes. Un partenariat en tant que tel, mutuellement approuvé, avec des spécificités différentes, peut évidemment s'envisager. Le tout est d'arriver à ne pas confondre les rôles. Dans votre circulaire, deux points méritent à tout le moins des clarifications ou, en tout cas, un dialogue avec le monde de l'enseignement et avec les Communautés. Il s'agit de tout ce qui touche, en termes de décrochage scolaire, à la transmission d'informations. Je ne pense pas que les écoles doivent transmettre systématiquement à la police tous les éléments liés au décrochage scolaire qui, par définition, n'est pas susceptible a priori de lien avec la délinquance. C'est parfois le cas mais ce n'est pas du tout systématique.
Je pense que l'approche commune en matière de décrochage scolaire n'est peut-être pas totalement identique. S'il s'agit de violence, cela touche la police mais s'il s'agit d'autres types de problèmes – dans la grande majorité des cas –, il faut entreprendre une démarché éducative. Sur ce point, il faudrait pouvoir préciser et clarifier les choses ainsi que sur la manière dont les écoles doivent fonctionner avec les points de contact.
Je voudrais également savoir comment vous allez travailler à l'avenir. Je crois que tout dépendra de la convention, qui doit varier en fonction des établissements et des quartiers. Je pense que les choses ne doivent pas être trop "linéaires" en la matière. Il faudra voir également quelles vont être les directives des Communautés envers leurs propres écoles.
Je crois qu'un dialogue ainsi que de la prévention sont nécessaires mais il ne faut pas confondre les rôles, tomber dans la délation ou demander aux éducateurs de prendre des sanctions.
Monsieur le ministre, qu'allez-vous mettre en œuvre pour éviter les risques de dérives que je viens d'évoquer, notamment en matière de décrochage scolaire?
08.03 Patrick Dewael, ministre: Chères collègues, je ne comprends pas vraiment votre émotion: il s'agit d'une des mesures que nous avions prises après le meurtre de Joe Van Holsbeeck, mesures prises en association par le gouvernement fédéral, les Régions et les Communautés. Mme Dieu a fait référence à une mesure de la ministre de la Justice qui fait partie de la même série de mesures prises à la suite du meurtre de Joe Van Holsbeeck.
Quelle est la demande? On a demandé de créer un point de contact dans chaque zone de police. Rien à voir avec l'interprétation erronée de la presse ce matin qui prétend que l'école doit servir de point de contact pour la police: c'est l'inverse, c'est la police avec un policier de référence qui doit servir de point de contact pour les écoles. C'est la police qui se livre à sa mission de prévention et pas de répression. Il faut être sincère, ne pas être naïf, certains comportements dans les écoles sont problématiques et peuvent devenir graves. Dans certains cas, la direction veut en informer la police. C'est la raison de ce point de contact, de ce policier de référence avec une certaine expérience en la matière. Il peut s'agir de brosser des cours mais aussi de trafic de drogue, de racket, de steaming. Ces phénomènes existent dans nos écoles: il ne faut être ni naïf ni aveugle. Il faut être informé, il faut que la police puisse accomplir alors sa mission de "community policing". Ce n'est pas la répression mais la prévention qui doit prévaloir.
Deuxièmement, j'ai informé les deux ministres de l'Enseignement de ce projet de circulaire. Pendant la réunion, nous avons formé en quelque sorte un comité de concertation ad hoc. Je n'ai pas seulement annoncé la mesure qui a été adoptée par le gouvernement fédéral mais j'ai aussi communiqué la circulaire aux ministres de l'Enseignement, M. Vandenbroucke et Mme Arena. Le ministre Vandenbroucke a d'ailleurs amendé le projet de circulaire. On est donc allé très loin dans la concertation.
Troisièmement, il a aussi été question de la convention dans la circulaire. Il ne s'agit pas d'une convention modèle imposée aux zones de police mais d'un modèle joint à la circulaire. Je constate l'existence de diverses initiatives qui fonctionnent très bien dans la pratique. Il n'est pas du tout dans notre intention de les modifier: ce qui fonctionne doit être respecté. Je fais référence à Malines, à Louvain, à Wavre, à Mons, à Ottignies–Louvain-la-Neuve où il existe depuis des années une forme de partenariat entre les services jeunesse de la police et les écoles.
En fait, "the best practices", c'est d'apprendre l'un de l'autre. C'est ainsi que j'ai joint une sorte de convention modèle, ce qui n'empêchera pas la poursuite des initiatives qui fonctionnement bien. La seule mesure qui a été prise vise à établir, dans chaque zone de police, un point de contact mis au service de la communauté scolaire.
08.04 Camille Dieu (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je préfère les explications que vous venez de donner à la lecture "sèche" de votre circulaire. En effet, à la lecture de cette dernière, il n'est pas évident de comprendre exactement ce qu'il en est, le langage qui y est utilisé étant assez particulier.
Par ailleurs, j'ai pris acte du fait que vous laisserez en place les initiatives qui existent déjà et qui fonctionnent correctement. J'ai également pris acte du fait que c'est la police qui sera le point de contact et non l'école, contrairement à ce qui a été – semble-t-il – généralement compris.
Si vous aviez eu la bonne idée de consulter les deux ministres responsables de l'Enseignement des deux Communautés du pays, mais aussi l'ensemble de la communauté éducative, cet incident aurait sans doute pu être évité. Vous auriez donc intérêt à clarifier les choses en la matière.
08.05 Joëlle Milquet (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, vos explications vont dans le sens souhaité.
Il est important que les points de contact – idée que nous partageons d'ailleurs – soient spécifiques à chaque quartier et qu'ils puissent faire constamment l'objet de négociations entre les écoles et la police selon les spécificités. Il importe également que le corps éducatif établisse les frontières qui sont nécessaires.
J'espère que, pour éviter tout amalgame en matière de ressentis au niveau local, la collaboration pourra, au-delà des collaborations ministérielles, avoir lieu sur le terrain pour apaiser les craintes qui ont été relayées.
L'incident est clos.
- mevrouw Trees Pieters aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over "de nieuwe tarieven van Maestro" (nr. P1658)
- mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over "de omstreden tarieven van Maestro" (nr. P1659)
- Mme Trees Pieters au ministre de l'Économie, de l'Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique scientifique sur "les nouveaux tarifs de Maestro" (n° P1658)
- Mme Karine Lalieux au ministre de l'Économie, de l'Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique scientifique sur "les tarifications controversées de Maestro" (n° P1659)
09.01 Trees Pieters (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u zult zich herinneren dat ik u bij het begin van dit parlementair werkjaar, in oktober, vragen heb gesteld over SEPA - single European payments area. Ik had geruchten opgevangen dat dit systeem ook in België in werking zou treden, verplicht vanuit Europa. Dit zou kostenverzwarend zijn voor onze distributiezaken.
Wat is SEPA? SEPA is een nieuw nationaal betaalkaartensysteem dat Bancontact en Mister Cash zou vervangen door Maestro dat afhangt van de Amerikaanse groep MasterCard. Dit systeem zou in de hele Europese zone moeten worden binnengehaald tegen 2010, maar er zou afgesproken zijn om dit systeem bij ons in te voeren vanaf 1 januari 2008 als overgangsperiode.
Fedis heeft de alarmbel geluid en gezegd dat dit een kostenverhoging met zich zal brengen. Ook de Europese Centrale Bank heeft duidelijk gesteld dat dit tot hogere kosten zou leiden. Die kosten vloeien voort uit de interchange fees die moeten worden betaald om de transacties van bank tot bank op te vangen. Mijn aanvoelen is dat de banken hiervoor een grote vergoeding zullen aanrekenen van 0,05% per transactie en van 0,2% van de transactiewaarde.
U hebt gisteren wellicht ook gehoord dat er berekeningen werden gemaakt voor een gemiddelde kleinhandelszaak, een kledijzaak. De meerkosten zouden 900 tot 1.000 euro per jaar kunnen bedragen. De vraag is dan ook wie dat zal betalen. Moet de winkelier dat doorrekenen aan zijn klanten in de kostprijs van het verkochte product of kan hij op het betaalsysteem een vast tarief vermelden van bijvoorbeeld 50 cent bij elektronische betaling?
Een tweede nadeel van dat systeem is dat men meer met cash geld zal betalen wat gevolgen zal hebben inzake veiligheid. Dat zal overvallen op kassa's in winkelzaken met zich brengen.
We zijn bijna zover. Mijn vraag is dan ook hoe de regering kan en zal reageren op de aangekondigde prijsverhoging van Maestro? Zult u toelaten dat dit wordt afgewenteld op de handelaars of op de consumenten?
09.02 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je ne reprendrai pas les propos de Mme Pieters. On imagine donc une augmentation de trois à neuf fois plus élevée et surtout un système qui passerait d'un système forfaitaire aujourd'hui pour les classes moyennes et les commerçants à un système par transaction, ce qui risque évidemment de faire exploser les coûts.
Vous avez déjà réagi auprès de Mme Kroes eu égard à un problème de concurrence par rapport à un acteur dominant sur le marché, car il serait plus ou moins le marché unique dans cette grande zone de paiement intégré que veut être l'Europe. Nous partageons d'ailleurs cette vision d'absence complète de concurrence dans le domaine des systèmes de paiement électronique.
Monsieur le ministre, une fois de plus, on a poussé le citoyen et les commerçants à de moins en moins utiliser l'argent liquide. Légitimement, je ne reviens pas sur cette cause. Une fois l'ensemble des citoyens et des commerçants forcés à agir de la sorte, on leur retourne un prix très élevé, ce qui nous pose problème.
Mes questions seront différentes de celles posées par Mme Pieters.
- Avez-vous porté plainte et avez-vous demandé une instruction?
- Quels sont les instruments dont dispose Mme Kroes pour infléchir les tarifs vers le bas?
- Au niveau belgo-belge, quels sont les moyens que vous pourriez utiliser pour éviter un emballement du prix de la transaction et qu'elle ne devienne un véritable luxe?
Monsieur le ministre, je sais que vous n'aimez pas cela, mais en raison du contrôle des prix, des services bancaires et des transactions bancaires devraient, à un moment donné, être soumis à un contrôle des prix. En effet, comme on n'utilise plus que ce type de paiement, il est important de réguler ce secteur.
09.03 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Pieters en mevrouw Lalieux, ik zou een antwoord willen geven in drie delen.
Ten eerste wil ik u toch even herinneren aan het doel van de SEPA, de single European payments area, als mijn Engels goed is. Die strekt er eigenlijk toe een geïntegreerde Europese markt voor elektronische betalingsmiddelen mogelijk te maken. Het hoofddoel was dat daarin concurrentie zou kunnen spelen, of met andere woorden: verschillende spelers in de betaalkaartensector. Er bestaat zelfs een voorstel van Europese richtlijn om die regeling uit te breiden tot de niet-bancaire instellingen. Dat is andermaal in het voordeel, meen ik, van de consument, van de eindgebruiker, want die wordt ingelicht over de kosten en de eventuele bijkomende kosten en hij kan op basis daarvan zijn keuze maken.
Nous avons dû constater qu'en Belgique l'utilisation de la Mastercard posait des problèmes. C'est la raison pour laquelle les autorités de concurrence belges prennent part au "European competition network". Ils suivent cette affaire, qui devra être clôturée en mai 2007. En vue de la décision à prendre, le service de la concurrence belge déterminera le point de vue belge.
Ce point de vue est clair: nous ne voulons pas d'une hausse de prix dans ce système.
Dat brengt mij tot mijn derde deel, mijnheer de voorzitter, de fameuze interchange fee. Worden die kosten al dan niet doorgerekend? Dat zijn kosten die principieel kunnen worden doorgerekend maar in een land als het onze, dat eigenlijk al vrij uitgebreid gebruik maakt van betaalkaarten, zou dat eigenlijk geen negatief effect mogen hebben. Vandaar dat ik mij eertijds heb gepermitteerd om mevrouw Pieters in die zin te antwoorden.
Gelet op wat ik gisteren heb gehoord, heb ik onmiddellijk gereageerd ten aanzien van de Europese commissaris, mevrouw Kroes. Ik wil immers dat er een onderzoek wordt gevoerd rond twee punten. Is die verhoging die men aankondigt het gevolg van de SEPA-regeling? Ik heb daarbij toch wel een aantal kanttekeningen te plaatsen indien België daarvan het slachtoffer zou moeten worden in een uitgebreide markt. Het zou eigenlijk niet mogen. Of is het het gevolg van het misbruik van een dominante positie want dan is dat onaanvaardbaar binnen de concurrentieregels die in Europa gelden?
Wat dat betreft, wacht ik het antwoord af. Het is duidelijk dat voor mij principieel noch het ene, noch het andere zou mogen kunnen.
09.04 Trees Pieters (CD&V): Mijnheer de voorzitter, sta mij toe te zeggen dat dit een antwoord is dat een antwoord waardig is. Wij hebben al andere momenten meegemaakt, mijnheer de voorzitter. Ik moet eerlijk zeggen dat dit ten minste een antwoord is op de vragen van twee leden uit zowel de oppositie als de meerderheid.
Alhoewel u nog niet precies weet wat u zult doen, mijnheer de minister, geeft u wel te kennen dat u op de hoogte bent van het probleem en dat u er iets wilt aan doen. Mijn dank daarvoor.
Ik hoop dat u doorgaat met dit onderzoek want het is zo dat de banken onderling zich aan het verrijken zijn door die interchange fee. De vraag is of dit nodig is.
Een tweede zaak is dat de banken werken met prijsafspraken. De vraag is of dat kan. Kunt u daaraan iets doen? U kunt natuurlijk naar mevrouw Kroes gaan en daar zeggen dat er sprake is van concurrentievervalsing maar er bestaat op de Belgische markt een prijsafspraak tussen de banken. Volgens mij is dit niet helemaal correct.
Ik wou er nog iets aan toevoegen maar ik ben het vergeten. Als ik het terug weet, zal ik het alsnog zeggen.
09.05 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse très claire. Nous vérifierons bien évidemment l'absence de répercussion sur les consommateurs et sur les commerçants. Des problèmes de distorsion de concurrence existent depuis un certain temps dans ce secteur et nous savons que nombre de dossiers sont arrivés au Conseil de la Concurrence.
Je voudrais encore vous dire que la solution du contrôle des prix est une bonne solution pour réguler enfin ce secteur car je crois qu'il s'agit de services d'utilité publique.
09.06 Marc Verwilghen, ministre: Dont acte!
Mevrouw Pieters, indien het gaat over prijsafspraken tussen banken, dan zeg ik dat dat niet kan. Laat dat duidelijk zijn. Er kunnen geen prijsafspraken gemaakt worden. Mocht ik vaststellen dat die ten grondslag lagen van de verhoging, dan zal ik mij daartegen verzetten met alle middelen waarover ik beschik.
09.07 Trees Pieters (CD&V): Wat ik ook nog wou zeggen, is dat de 0,02% op de transactiewaarde zogezegd dient om het risico van de banken te dekken, maar de banken lopen geen risico. Als men zijn kaart ergens inbrengt, dan volgt er een automatische controle van het saldo. Ik meen dat u dat even moet bekijken en reageren.
De voorzitter: Mevrouw Pieters, ik hoop dat u niet nog vragen te binnen vallen, want nu is het te laat.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
À l'ordre du jour figurent maintenant les questions adressées au ministre Demotte. Ce dernier n'est pas présent pour le moment mais devrait arriver incessamment. J'attends donc quelques minutes, si cela ne vous dérange pas trop.
09.08 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): (…)
De voorzitter: Ik heb een probleem, mijnheer Annemans. Dit is geen zitting, dit is het vragenuurtje.
09.09 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Dan moet u het vragenuurtje schorsen. "J’attends quelques minutes" staat niet in het Reglement.
De voorzitter: Neen.
09.10 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): U schorst dus of u schorst niet.
De voorzitter: Als de voorzitter zich moet beperken tot wat letterlijk in het Reglement staat, wat betreft de woorden die hij gebruikt, dan is dat een probleem. Laat ons pragmatisch zijn en geen discussies beginnen als dat niet hoeft.
09.11 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): (…) boswachter (…)
De voorzitter: Wat meteen het levende bewijs is van het feit dat de combinatie gelukt kan zijn. Nietwaar, mijnheer Annemans?
09.12 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, étant donné que le gouvernement n'est pas présent, j'aurais voulu connaître votre avis sur la recevabilité des amendements de ce dernier en ce qui concerne l'article 91 du Règlement de la Chambre.
De voorzitter: Mijnheer Wathelet, u gaat mij op de duur dwingen de vergadering toch nog te schorsen, maar ik zal het niet doen.
09.13 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Wat is dat nu voor een vertoning. Kijk rond, voorzitter. Als u de vergadering niet schorst, blijkt wat de regering hier met het Parlement aan het doen is. Wij zitten hier nu niets te doen. Dat kan toch niet? Schors ze toch!
De voorzitter: Of ik ze schors of niet zal aan het feit dat wij hier niets zitten te doen niets veranderen.
09.14 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Ik vraag de schorsing, mijnheer de voorzitter.
De voorzitter: Waar is de heer Demotte? Is hij in de omgeving?
09.15 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Schorsen! U kunt toch vaststellen dat de heer Demotte hier niet is? Dus moet u de vergadering schorsen, wat is dat nu? Ik vraag de schorsing, mijnheer de voorzitter.
De voorzitter: De heer Demotte is daar. Het is niet meer de moeite om te schorsen, mijnheer Annemans.
- mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "aids in België" (nr. P1660)
- mevrouw Josée Lejeune aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "aids in België" (nr. P1661)
- Mme Hilde Vautmans au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le sida en Belgique" (n° P1660)
- Mme Josée Lejeune au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le sida en Belgique" (n° P1661)
10.01 Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, vorige week vrijdag was het Wereldaidsdag, een dag waarop we extra-aandacht vragen voor mensen met HIV en aids, een dag ook waarop we onze steun betuigen met deze mensen en hun omgeving. Eigenlijk zouden we elke dag aandacht moeten besteden aan de HIV-besmettingen en de mensen met aids, want ondanks kleine lichtpuntjes heeft de aidsepidemie toch weer een heel hoge graad bereikt. Wereldwijd zijn 39,5 miljoen mensen besmet met aids. Om u toch een cijfer te geven, dagelijks – ik heb het u al gezegd, mijnheer de minister – sterven wereldwijd evenveel mensen aan aids als er op 11 september zijn omgekomen bij de aanslagen in de Twin Towers. Wanneer u dat aantal voor ogen houdt, hoop ik dat u beseft dat we de strijd om het virus uit ons leven te bannen, iets harder zullen moeten voeren.
In België zijn 18.000 mensen besmet. Jaarlijks komen er 1.000 bij. In 2005 is het aantal besmettingen zelfs opnieuw gestegen. De besmettingen gingen heel lang in dalende lijn, maar ze zijn opnieuw licht gestegen. Ik denk dat het echt tijd is om harde maatregelen te nemen.
Twee derde van de nieuwe besmettingen zijn ook niet-Belgen. Ik denk dat we zeker aandacht moeten hebben voor die doelgroep.
Ik weet wel dat men aids met de huidige medicatie eigenlijk beschouwt als een chronische ziekte, maar het taboe en het stigma daarover maakt toch dat het leven nog heel wat moeilijker is dan het leven met een chronische ziekte.
Ik zal een aantal punten aanhalen waarop ik heel kort uw aandacht wil vestigen. Ten eerste, u weet dat vroege opsporing en detectie absoluut noodzakelijk zijn. Het afnemen van anonieme testen – we hebben het debat al gevoerd over het Elisa-Centrum, dat ondertussen is overgenomen – functioneert goed, zegt men mij. Ik heb vandaag nog contact gehad met het Sint-Pietersziekenhuis. De mensen vinden langzaam hun weg daar naartoe. Hoe ver staat u met de onderhandelingen om in elke provincie een laagdrempelig centrum te maken waar mensen zich gratis en anoniem kunnen laten testen? Ga maar eens als jongere naar de dokter waar papa en mama gaan, waar opa en oma gaan. Ga daar maar eens uitleggen waarom u een aidstest moet hebben. Het is een absolute noodzaak om in ons land in elke provincie een laagdrempelig centrum te hebben.
Mijnheer de voorzitter, daarstraks heeft men ook iets langer mogen spreken. Ik zal mijn drie vragen even afwerken.
Ten tweede, ik zou heel graag een pleidooi willen houden voor meer onderzoek. Ik ben heel blij met uw boekje aan de ouders over seksuele voorlichting voor dertienjarigen, maar ik denk dat we in België nood hebben aan meer onderzoek naar het seksuele gedrag van jongeren. Wat zult u in dat verband ondernemen?
Ten derde, twee derde van de besmette personen zijn niet-Belgen. Zullen er specifieke acties komen voor die doelgroep die blijkbaar heel kwetsbaar is?
Tot slot, ik ben vandaag heel blij met de uitspraak van de arbeidsrechtbank, volgens dewelke werkgevers niet meer mogen discrimineren op basis van gezondheid. Ik hoop dat dit ook voor mensen met HIV het geval zal zijn en dat men hen dus niet meer zal discrimineren op de werkvloer.
10.02 Josée Lejeune (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je ne vais pas rappeler ce que Mme Vautmans vient d'expliquer. Toutefois, à l'occasion de la journée mondiale du sida, Onusida a sorti son rapport 2006, qui n'est guère réjouissant.
Le rapport met en exergue une progression de la maladie tant au niveau international que national. En Belgique, la plate-forme Prévention sida rappelle qu'une importante augmentation a été constatée en 2005 (1.072 nouvelles infections), 52% de plus qu'en 1997. Je voudrais rappeler qu'en Belgique, 12.000 personnes vivent avec le sida.
Vous savez aussi que le directeur de la plate-forme a rappelé que nous étions dans une phase de banalisation. Nous rencontrons donc d'importantes difficultés.
Au vu de ces chiffres alarmants, monsieur le ministre, ne pensez-vous pas qu'une véritable politique cohérente devrait être menée en collaboration avec les différentes Régions et Communautés? Quelles sont les actions que vous avez l'intention de mener d'ici 2007?
Par ailleurs, en qualité d'hommes et de femmes politiques, nous devons faire un constat d'échec quant aux politiques que nous avons menées ces dernières années.
10.03 Minister Rudy Demotte: Mijnheer de voorzitter, het gaat hier om een zeer ingewikkelde problematiek die te maken heeft met cultuur, subjectief gedrag en opsporing.
Ten eerste, er zijn verschillende studies die bewijzen – de laatste studie waarop ik mij heb gebaseerd, dateert van 2004 – dat bijna een op twee jongeren denkt dat hij of zij zich door een contraceptiemiddel beschermt tegen een soa. Dat is erg. Er is dus nog werk op het vlak van preventie. Als ik contraceptiemiddelen promoot, wijs ik er tegelijkertijd dus ook op dat het niet voldoende bescherming biedt. Dit werk moet worden voortgezet. Aan de hand van studies moeten wij concrete boodschappen en bewijzen kunnen geven, ook op het vlak van preventie. Ik heb het dan niet alleen over de primaire preventie met betrekking tot de Gemeenschap, maar ook over de secundaire preventie die gebeurt na contact met een arts.
Ten tweede, het aantal besmettingen. Dat heeft ook met een vorm van moeheid te maken. De mensen denken niet meer aan de verschillende maatregelen die moeten worden getroffen.
Ils adoptent des attitudes où
on laisse aller les choses. J'ai signalé le 1er décembre, lors
de mes contacts avec les plates-formes "SIDA", que de plus en plus de
comportements appelaient à courir le risque. Regardez, par exemple, les
annonces de salons de massage, etc., qui figurent dans certains journaux. On y
propose clairement des contacts "met of zonder". Alles mag tot het einde.
Il est évident qu'il y a aujourd'hui une incitation de type thanatos (le goût de la mort) qui devient presque un enjeu. J'estime qu'il faut l'intégrer dans nos stratégies de communication.
Est-ce un échec de constater l'augmentation du nombre de cas? Dans la mesure où il y a un relâchement, c'est la preuve que nous devons continuer à nous battre sur ce terrain. Il n'y a de victoire possible dans ce combat qu'à la condition d'être vigilant.
Pour terminer, je parlerai des infections et de la qualification des populations d'origine. Ce ne sont pas les contaminations qui sont prises en compte notamment pour les populations d'origine étrangère, parfois les gens arrivent contaminés. C'est donc dans la prévention secondaire qu'il faut consentir des efforts. C'est le message que je transmets pour l'instant.
10.04 Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de minister, uw uiteenzetting was zeer boeiend, maar ik heb geen antwoord gekregen op mijn belangrijkste vraag. Hoever staat het met de onderhandelingen met de Gemeenschappen om in elke provincie gratis en anoniem testen zo laagdrempelig mogelijk te maken? Dat blijft het echte strijdpunt. Ik vind het heel belangrijk dat mensen bewust gemaakt worden om die test te laten doen op een plaats die ze gemakkelijk kunnen betreden.
10.05 Minister Rudy Demotte: Ons engagement was duidelijk. Toen de opsporingscentra bedreigd waren, een jaar geleden, hebben we gezegd dat we een specifieke overeenkomst zouden definiëren waardoor zij subsidiëring zouden krijgen. Dat gebeurde in Brussel en in Antwerpen. Er is nog in een centrum voorzien in Wallonië maar tot nu toe is dat nog niet verwezenlijkt.
Ten tweede, in het kader van de interministeriële conferentie Volksgezondheid staat dit op de agenda. Tot nu toe heeft men daarover echter nog geen concrete beslissing genomen. Waarom niet? Omdat het over bevoegdheden gaat van zowel de federale Staat als de Gemeenschappen.
10.06 Hilde Vautmans (VLD): Als ik het goed begrijp, zult u daar verder aan werken. Ik kom daar dus zeker op terug.
Ik had nog een laatste punt. U had het over de kennis van de jongeren en het feit dat zij denken dat zij zich met anticonceptie ook beschermen. Ik ben ooit in klassen gaan bespreken dat men zich beter moest beschermen. Ik gaf daar altijd het voorbeeld dat men zich met een pil beschermt tegen het leven en met een condoom tegen de dood. Ik denk dat men dat veel meer moet prediken.
10.07 Josée Lejeune (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Toutefois, je n'ai rien entendu en ce qui concerne des actions concrètes. Vous avez simplement indiqué que vous alliez continuer à lutter contre la problématique du sida.
Je vous rappelle que le groupe MR a déposé plusieurs propositions de loi. Celles-ci n'ont pas encore été examinées en commission. Si la volonté de la part du gouvernement existe réellement de lutter contre le sida, il faudrait peut-être commencer par prendre en considération les différentes propositions qui ont été déposées.
Par ailleurs, votre département devrait faire accélérer les choses au niveau des Communautés et Régions. J'estime que vous avez un rôle à jouer.
10.08 Rudy Demotte, ministre: Ne doutez pas de ma volonté de pousser les Communautés. Elles trouvent même que j'en fais parfois un peu de trop.
Mme Vautmans l'a rappelé: j'ai pris des mesures notamment en matière de prévention de la grossesse. Je continue à agir de la sorte.
J'ai également annoncé qu'il me semblait important de continuer à procéder notamment à des mesures d'investigation pour savoir quelles sont les réponses précises à apporter pour modifier les comportements.
Het incident is gesloten.
11 Question de M. Daniel Bacquelaine au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la manifestation des médecins généralistes" (n° P1662)
11 Vraag van de heer Daniel Bacquelaine aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de betoging van de huisartsen" (nr. P1662)
11.01 Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, vous le savez, la manifestation et la grève des médecins généralistes de mardi dernier traduit pour le moins un malaise dans la profession, malaise dont il faut évidemment tenir compte.
Le gouvernement et le Parlement ont réussi à rencontrer le problème fondamental de la sous-valorisation des prestations intellectuelles. Nous sommes parvenus à revaloriser, en quelques années, de manière très appréciable, l'activité intellectuelle des prestataires de soins et plus particulièrement des médecins généralistes. Il s'agit-là, selon moi, d'un résultat non négligeable.
En revanche, la deuxième raison du ras-le-bol des médecins généralistes est liée au problème de la surcharge administrative de leur travail, des tracasseries administratives qui ne rencontrent pas toujours une véritable nécessité sur le plan budgétaire, mais qui ont trait à une espèce d'emballement en matière de réglementations qui deviennent parfois totalement absurdes.
Monsieur le ministre, quelles sont les réponses que vous comptez apporter à ce ras-le-bol? Quels enseignements le gouvernement va-t-il tirer de cette grève et de cette manifestation de mardi dernier? Selon moi, une série de mesures sont à prendre.
Par ailleurs, je voudrais vous dire que le journal "Le Soir" nous donne une information qui, si elle s'avère vraie, est tout à fait inacceptable. Ainsi, le cabinet ne se sentirait pas visé par la colère des généralistes. Je lis: " Les médecins manifestent contre eux-mêmes. Le ministre est tenu de s'aligner sur les délibérations de la CRM quand elle recueille au moins les deux tiers des suffrages exprimés par les vingt-quatre experts qui sont tous médecins.". Soit! Mais il ne s'agit pas de médecins de la base; il s'agit souvent de médecins spécialistes pharmacologues et autres de nos universités qui n'y connaissent rien du tout. Sans doute connaissent-ils énormément de choses en matière de pharmacologie, mais ils ne connaissent rien du tout – je le répète – en ce qui concerne l'exercice de la médecine générale sur le terrain.
Dire que les médecins manifestent contre eux-mêmes me semble tenir davantage de la pyromanie que de la psychologie. Je crois donc vraiment qu'il conviendrait de rappeler à l'ordre ceux qui osent proférer de telles accusations. En effet, elles n'arrangeront pas les choses, bien au contraire!
Pour conclure, monsieur le ministre, je voudrais savoir quelles sont les mesures pratiques que vous comptez prendre pour rencontrer le malaise présent chez les médecins généralistes?
11.02 Rudy Demotte, ministre: Monsieur le président, monsieur Bacquelaine, je suis assez indigné par la façon dont la problématique est présentée ici. En effet, il y a des limites qui ne peuvent être dépassées. Pourquoi? Parce qu'en matière de prescription des médicaments, mon premier souci est que le médicament soit bien prescrit en termes de santé publique et qu'il soit prescrit de façon à avoir une logique d'économie de la santé.
Jusqu'à présent, ce Parlement a, à juste titre, constitué un certain nombre d'organes d'avis dans des conditions dont j'ai d'ailleurs hérité. Je signale que je suis obligé de suivre les avis des deux tiers de ces organes; on pense notamment à la CRM. Dès lors que je suis les avis de la CRM, j'entends des médecins dire: "qu'est-ce que le ministre nous invente comme règles en matière de santé publique et de prescription du médicament?" Je suis désolé, j'applique la loi telle qu'elle est aujourd'hui même si, parfois, elle comporte un certain nombre de travers.
Le deuxième élément. Bien entendu, je prends des mesures pour la simplification. C'est un de mes soucis car je veux que les médecins de terrain bénéficient d'une action concrète, de manière à ce qu'ils ne soient pas handicapés par de la paperasserie. J'ai bien compris leur message et je souhaite éviter qu'ils passent davantage de temps à de la paperasserie qu'à autre chose. Cela m'indigne autant que le premier sujet de préoccupation.
Pour ce qui est de la responsabilisation, j'ai fait en sorte que, dans la loi Santé, un certain nombre de procédures soient allégées et que l'on donne davantage de droits. C'était également votre demande; je pense que nous sommes d'accord sur ce point.
J'ai aussi fait en sorte que l'on inscrive un seuil de variabilité de 20% pour le chapitre 2. Il me paraissait important de montrer que d'autres éléments que les prescrits purement scientifiques peuvent entrer en compte. Ce sont tous des éléments que je souhaite intégrer.
Pour l'avenir, je pense que nous avons intérêt à jouer toujours cette balance: d'un côté, avoir une médecine praticable dans les faits et, de l'autre, répondre aux impératifs scientifiques qui ne sont pas toujours faciles à suivre; il suffit de regarder les modes de prescription aujourd'hui.
J'en viens à un autre débat, trop long mais que nous aurons en commission. Dans la loi, certaines choses nous mettent en difficultés, notamment en matière d'enregistrement des médicaments. Il arrive qu'un médicament soit inscrit pour une indication alors que le générique de ce médicament a des indications parfois plus larges. En outre, des médicaments sont reconnus pour tel conditionnement ou tel autre conditionnement. Tout cela intervient dans la procédure d'enregistrement. Aujourd'hui, ce n'est même plus le fait de la Belgique, étant donné qu'on peut enregistrer des médicaments sur le plan européen. Cela ne facilite pas non plus la tâche du ministre que je suis!
11.03 Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le ministre, j'ai proposé récemment, par le biais d'une proposition de loi, de revoir le fonctionnement de la CRM et de lui adjoindre un comité ad hoc constitué notamment de médecins de terrain afin de donner un éclairage plus adéquat par rapport à la réalité des choses. Selon moi, nous n'en sortirons pas sans cela! Il faut modifier le fonctionnement de la CRM. La CRM, telle qu'elle fonctionne actuellement, ne rencontre pas les objectifs.
On atteint parfois des limites inacceptables. Je pense, par exemple, au Rotarix pour lequel il faut passer devant un médecin-contrôle de la mutuelle pour certifier que l'enfant a moins de 6 mois. C'est absurde et c'est une insulte au travail des médecins! Un certain nombre de réglementations sont inacceptables. Je suis pourtant le premier à revendiquer la nécessité de règles en matière de bonne pratique. C'est effectivement nécessaire! Par contre, si ces règles en matière de bonne pratique deviennent de véritables feuilletons de 60 ou 70 pages, cela devient complètement irréaliste. Il faut vraiment arrêter de provoquer.
Je trouve également inacceptable que certains membres de votre entourage ou de votre cabinet laissent filtrer des projets ou des avant-projets de directive en matière de prescription de médicaments et qu'ensuite, on fait marche-arrière en disant que l'on ne prendra pas ce type de mesure mais que les choses seront simplifiées.
Mais de grâce, que l'on cesse de provoquer!
11.04 Rudy Demotte, ministre: Monsieur le président, je voudrais réagir car, en réalité, c'est moi qui ai personnellement bloqué les arrêtés royaux, notamment celui qui concernait les BCPO ainsi que les médicaments pour l'asthme.
Par ailleurs, j'ai omis de vous signaler que j'ai effectivement donné mission à un groupe mixte CRM et Médicomut pour me faire des propositions. J'attends donc ces propositions!
11.05 Daniel Bacquelaine (MR): Certes, mais on devrait se dispenser de lancer des avant-projets dans le public, médical notamment, alors que l'on sait pertinemment bien que la portée sera tout à fait différente en bout de course. Je pense qu'un système de provocation est en cours, qui irrite considérablement tant la gent médicale que les citoyens et dont on pourrait se passer pour le bien de tous.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Jacques Germeaux aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de gebruikelijke procedure van verwittiging na het vaststellen van een legionellabacterie" (nr. P1663)
12 Question de M. Jacques Germeaux au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la procédure habituelle d'alerte après la détection d'une bactérie de legionella" (n° P1663)
12.01 Jacques Germeaux (VLD): Mijnheer de minister, dinsdag laatstleden werd ik door enkele patiënten gebeld – ik ben ook huisarts in het Genkse – die blijkbaar via een krant hadden vernomen dat er een salmonella-infectie was op een van de campussen van het ZOL, het Ziekenhuis Oost Limburg. Enkele uren later werd ik opnieuw verwittigd door enkele andere patiënten dat het in feite om een legionella-infectie zou gaan. Dat hadden zij ook weer via de krant vernomen. Legionella bleek het uiteindelijk te zijn, de oorzaak van de legionairsziekte. Het is spijtig, mijnheer de voorzitter, dat uw partijvoorzitter, de heer Vandeurzen, hier niet is, die overigens ook voorzitter is van het ZOL …
(…): (…)
12.02 Jacques Germeaux (VLD): …of voorzitter was van het ZOL, en van wie ik de communicatie van deze feiten heb gemist, de jongste dagen.
Waar gaat het nu uiteindelijk om en wat stoort mij vooral? In feite is legionella een banale aandoening die in bepaalde omstandigheden echter minder banaal zou kunnen zijn. Mij stoort de manier waarop de communicatie is verlopen, waarbij de patiënten en de bevolking dat moesten vernemen via kranten, terwijl het ten eerste, om onjuiste informatie ging – salmonella is heel wat anders dan legionella, de behandeling is ook anders – en terwijl ten tweede, ook wij van het artsenkorps in het Genkse, in Limburg – het ZOL bedient toch heel wat mensen uit Oost-Limburg en uit de rest van Limburg – niet op de hoogte waren tot vandaag.
Nog steeds zijn wij niet op de hoogte van, ten eerste, wat er gebeurd is, ten tweede, om welke kiem het gaat, ten derde, hoe de patiënten op de hoogte gebracht moeten worden van de mogelijke gevolgen of hoe zoiets moet aangepakt worden in de toekomst. Wij moeten zelfs via de televisie vernemen dat vandaag al de onderzoeken hernomen kunnen worden, dat er opnieuw ingegrepen kan worden. Dat veronderstelt dus dat de problematiek niet van dinsdag of maandag is, maar in feite al enkele weken oud.
De voorzitter: (…)
12.03 Jacques Germeaux (VLD): Mijnheer de voorzitter, de heer Verherstraeten heeft zijn betoog volledige mogen houden en ik zou graag het mijne ook afmaken.
De voorzitter: (…)
12.04 Jacques Germeaux (VLD): Vandaar, mijnheer de minister, dat ik u de volgende vragen zou willen stellen.
Is het, ten eerste, niet mogelijk bij dat soort infecties en ook bij meer banale infectie; te voorkomen dat zij tot een paniekreactie zouden kunnen leiden bij de bevolking? Ten tweede, vindt u het verantwoord dat tegenwoordig veeleer banale infecties of aandoeningen inzake de volksgezondheid plots voorpaginanieuws worden zonder dat men zo correct was om de informatie en de juistheid ervan, te checken, vooral als men weet welke gevolgen zoiets voor de bevolking heeft, zeker voor oudere mensen die in het ziekenhuis verblijven?
Ten slotte, welke maatregelen kunt u nemen opdat zoiets in de toekomst niet meer gebeurt?
12.05 Minister Rudy Demotte: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Germeaux, u weet dat preventie tot de bevoegdheden van de Gemeenschappen behoort. Daarom zal ik mij daarover niet uitspreken.
U moet enkel weten dat een legionella-case rechtstreeks bij de Gemeenschappen gemeld moet worden en niet bij de federale minister van Volksgezondheid. Toch stelt u zeer precieze vragen over de verschillende preventiemaatregelen binnen de ziekenhuizen en de instellingen, om een besmetting te voorkomen.
Ten eerste, in het kader van de globale aanpak van de hygiëne in de ziekenhuizen heb ik een aantal voorstellen gedaan. Die voorstellen moeten worden herhaald. Het gaat over globale hygiëne in de instellingen.
Ten tweede, wat de verschillende berichten in de pers betreft, ik meen dat men daarmee zeer voorzichtig moet omgaan. Het zou beter zijn indien men de verschillende officiële adviezen afwacht, vóór men in de pers valse informatie verspreidt.
12.06 Jacques Germeaux (VLD): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw opmerking. Ik hoop dat men in de toekomst zal opletten, alvorens paniek te zaaien.
L'incident est clos.
13 Vraag van mevrouw Maggie De Block aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het opstarten van de kiwiprocedures" (nr. P1664)
13 Question de Mme Maggie De Block au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le lancement des procédures dans le cadre du modèle kiwi" (n° P1664)
13.01 Maggie De Block (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het verheugt me geenszins dat ik op deze problematiek moet terugkomen. Een maand geleden heb ik u tijdens de plenaire vergadering een vraag gesteld omdat er juridische en technische problemen zijn met de opstart van de eerste soft kiwiprocedure, na de kiwi en de mini kiwi nu de soft kiwiprocedure voor de amlodipine en de simvastatine.
Tegen 18 december moeten de firma's – de tijd tikt – hun offertes indienen bij het RIZIV. De firma's stellen vragen aan het RIZIV maar het instituut kan niet antwoorden omdat ze niet over uw uitvoeringsbesluiten beschikt. Na contact met het kabinet krijgt men te horen dat er nog geen uitvoeringsbesluiten zijn. Het is een publiek geheim dat de mensen op het kabinet er niet aanuit kunnen. Een aantal mensen heeft het kabinet reeds verlaten.
Het is een juridisch kluwen. Er dreigt evenwel ook een technisch kluwen. De firma's moeten de productie verhogen met de helft van het verschil met hun marktaandeel. Als een firma een marktaandeel van 6% heeft moet er nog eens de helft van de resterende 94% bijkomen. De productie moet worden opgedreven maar als de firma niet geselecteerd wordt, blijft zij met alle pillen zitten. Indien de firma het wel haalt, zullen er door de lage prijs parallelle exportproblemen komen. We zullen hierop wellicht door Europa worden teruggefloten. Kortom, het is één kluwen.
Voor de patiënten is het evenmin evident. Gelukkig zijn zij nog niet onmiddellijk betrokken partij. Wij, de huisartsen schrijven generieken voor. We schrijven meer generieken voor dan de specialisten. In het ziekenhuis krijgen die patiënten opnieuw het oorspronkelijk geneesmiddel toegediend. Eenmaal thuis, moet de huisarts snel langsgaan want de patiënten weten niet meer welke medicatie ze moeten innemen.
Ook bij stockproblemen, zal de patiënt de dupe zijn. Apothekers mogen niet substitueren. De patiënt moet naar onze wachtzaal terugkeren en een huisbezoek betalen om hetzelfde geneesmiddel te laten voorschrijven. Deze gang van zaken zal ontegensprekelijk een budgettaire weerslag hebben. Waar zijn we mee bezig, mijnheer de minister?
Ik kom tot de vragen.
Ten eerste, zijn de uitvoeringsbesluiten klaar?
Ten tweede, u hebt me 9 bladzijden uitleg beloofd. U stelde voor een interpellatie in te dienen zodat u mij het antwoord kon bezorgen. Ik stel braafjes een interpellatie op – ik zeg u dat dit de laatste keer is geweest dat ik luister – maar de heer Mayeur, voorzitter van de commissie voor de Volksgezondheid en lid van uw partij, zet ze op de zevenendertigste plaats! Een zevenendertigste plaats in een commissie die om 14 uur start. Onnodig te zeggen dat mijn interpellatie niet aan bod kan komen. Dan is er de begroting of het ontwerp houdende diverse bepalingen. Ik ben het beu! Ik wil een antwoord!
13.02 Minister Rudy Demotte: Mijnheer de voorzitter, ik ben het ook beu.
Ten eerste, de verschillende procedures zullen niet worden geschorst.
Ten tweede, de twee aanvragen zullen in het kader van het KB van mei 2006 worden uitgevoerd.
13.03 Maggie De Block (VLD): Mijnheer de minister, ten eerste, u weet heel goed dat het KB bij de Raad van State wordt aangevochten.
Ten tweede, u beroept zich op een wet die u een volmacht gaf om binnen de budgettaire beperkingen te blijven. Die wet hoeft echter niet meer, want u bent binnen uw budget gebleven. Dat siert u. Dat is een verdienste van u. Wat geen verdienste is, is dat u uw gelijk wil halen met de kiwi. Na de soft kiwi, de minikiwi, zal geen kiwi het beste zijn. Dat hebben diverse mensen al gezegd. Het systeem is hier niet implementeerbaar. Het is geen voorbeeld van behoorlijk bestuur.
Het incident is gesloten.
14 Question de Mme Muriel Gerkens au ministre de l'Environnement et ministre des Pensions sur "le plan national d'allocation de crédits CO2" (n° P1665)
14 Vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen over "het nationaal toewijzingsplan voor CO2-emissierechten" (nr. P1665)
Le président: Madame Gerkens, vous souhaitiez interroger M. le ministre Tobback. Il vient de s'excuser et demande à son collègue, M. Demotte, de répondre à votre question.
14.01 Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le président, j'accepte que le ministre Demotte me réponde.
Le 28 novembre dernier, la Commission européenne a adressé une lettre à la Belgique, dans laquelle elle critique le plan national d'allocation de crédits CO2 pour la période 2008-2012.
Je n'ignore pas qu'il s'agit de compétences partagées entre le fédéral et les Régions, mais le ministre fédéral de l'Environnement se doit de jouer le rôle de chef d'orchestre, car c'est un plan national que l'on transmet à la Commission européenne.
La Commission dit que les quotas d'émission de CO2 accordés aux entreprises des secteurs les plus polluants sont trop élevés, qu'il y a un manque de politique volontariste et cohérente.
Par conséquent, j'aimerais connaître les intentions du ministre de l'Environnement. Va-t-il laisser les Régions justifier leurs quotas trop élevés, simplement en leur laissant trouver des arguments? Au contraire, compte-t-il insuffler une politique volontariste via les politiques fédérales de réduction de CO2, tout en essayant évidemment de tirer les Régions vers le haut dans ce domaine?
14.02 Minister Rudy Demotte: Mijnheer de voorzitter, ik lees het antwoord van mijn collega, de heer Tobback, voor.
Momenteel wordt er een gecoördineerd antwoord voorbereid op de vragen van de Europese Commissie bij twee nationale toewijzingsplannen.
Le 12 décembre, autrement dit la semaine prochaine, cette proposition sera soumise à la Commission nationale du climat via la représentation permanente de la Belgique. Elle sera ensuite envoyée à la Commission européenne.
Toutes les questions seront transmises par les Régions à l'autorité fédérale afin que cette dernière puisse répondre.
Pour ce qui a trait aux questions relatives à l'autorité fédérale, la Commission européenne souhaite recevoir davantage d'explications sur la politique qui sera menée quant à la capacité d'acquisition des droits d'émission. En effet, l'objectif a été fixé à 12,3 millions de tonnes équivalent CO2 pour la période 2008-2012. Dans ce contexte, le point sur la question devra être fait. Il faudra tendre vers un investissement de 50 millions d'euros notamment dans toute la problématique des produits qui sont à l'origine des émissions de CO2.
L'autorité fédérale dispose d'un budget de quelque 25 millions d'euros. Ce dernier doit servir à l'acquisition de ces droits d'émission.
Mon collègue poursuit en disant que, pour ce qui concerne la période 2008-2012, la Commission européenne attend effectivement une position harmonisée de la plus stricte manière pour que les différentes pièces du puzzle puissent s'assembler.
Pour éviter la sur-allocation, qui constitue un des problèmes, les prix des droits d'émission pourraient augmenter. De ce fait, il pourrait y avoir une plus grande stimulation afin de réduire l'émission de CO2.
"Tous les États membres doivent être traités aussi de la même manière", dit mon collègue. À la question de savoir si oui ou non, on va accorder davantage de droits d'émission aux entreprises, il dit ne pas encore être à même d'y répondre. "La Commission européenne aura à ce sujet le dernier mot".
Le président: Je ne dirai pas que la traduction était parfaite mais c'était bien formulé, monsieur le ministre.
14.03 Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le ministre, effectivement, je vous remercie pour la traduction instantanée de la réponse du ministre Tobback.
Cette réponse, même si elle est complète, confirme qu'en Belgique, nous avons un problème d'ambition et de cohérence dans les mesures que nous prenons pour diminuer les émissions de CO2. Même si vous n'êtes pas le ministre Tobback, je voudrais quand même vous faire part du fait que les Régions ont la possibilité d'accorder des quotas d'émissions aux secteurs les plus polluants et qu'on constate que ces quotas sont supérieurs à ce que les entreprises ont émis, par exemple en 2005. Ce surplus de quotas d'émissions permet aux entreprises de les revendre. On n'encourage donc pas les entreprises à diminuer leurs émissions de CO2 mais on leur permet de gagner de l'argent en les autorisant à en émettre plus que nécessaire. Il n'y a donc pas là de position politique qui permette d'atteindre les objectifs de Kyoto.
Du ministre Tobback, j'attends qu'il mène une politique nettement plus intuitive. Il faut qu'il soit réellement un chef d'orchestre, qu'il précise les objectifs, qu'il prenne des mesures au niveau national avant d'en prendre à l'étranger, si bonnes soient-elles. Nous devons atteindre plus de 50% en Belgique mais ce n'est pas le cas.
Des Régions, nous exigeons que les mesures à prendre sur le territoire belge soient respectées.
J'ai vraiment le sentiment que, pour l'instant, nous manquons de chefs d'orchestre et que, de ce fait, nous essuyons les critiques de la Commission européennes et nous allons à la rencontre de difficultés.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Président:
Jean-Marc Delizée, premier vice-président.
Voorzitter:
Jean-Marc Delizée, eerste ondervoorzitter.
Le président: Chers collègues, je voudrais remercier M. Tant pour sa gestion efficace et conviviale de l'heure des questions orales et d'actualité. Je tenterai de poursuivre dans la même voie en attendant le retour imminent de notre président, M. De Croo.
Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 6 décembre 2006, je vous propose d'inscrire à l'ordre du jour de la séance plénière de cet après-midi, le projet de loi modifiant les articles 1er et 2 de la loi du 8 avril 1965 instituant le dépôt légal à la Bibliothèque royale de Belgique en vue d'étendre le champ d'application aux microfilms et aux supports numériques (transmis par le Sénat) (n° 2467/1).
Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 6 december 2006, stel ik u voor op de agenda van de plenaire vergadering van deze namiddag het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 1 en 2 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van het wettelijk depot bij de Koninklijke Bibliotheek van België, teneinde de toepassingssfeer uit te breiden tot microfilms en numerieke dragers (overgezonden door de Senaat) (nr. 2467/1) in te schrijven.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus zal geschieden.
16 Projet de loi modifiant les articles 80, 259quater, 259quinquies, 259nonies, 259decies, 259undecies, 323bis, 340, 341, 346 et 359 du Code judiciaire et insérant dans celui-ci un article 324 et modifiant les articles 43 et 43quater de la loi du 15 juin 1935 concernant l'emploi des langues en matière judiciaire (2646/1-4)
16 Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 80, 259quater, 259quinquies, 259nonies, 259decies, 259undecies, 323bis, 340, 341, 346 en 359 van het Gerechtelijk Wetboek en tot invoeging in dit Wetboek van een artikel 324 en tot wijziging van de artikelen 43 en 43quater van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken (2646/1-4)
Transmis par le Sénat
Overgezonden door de Senaat
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
16.01 Alain Courtois, rapporteur: Monsieur le président, je vais d'abord vous faire le rapport succinct de la discussion en commission avant de passer à une intervention en mon nom et celui du groupe MR.
La commission de la Justice a examiné, lors de ses réunions des 11 et 16 octobre et des 8 et 21 novembre 2006, le projet de loi auquel vous venez de faire référence. Il s'agit d'un projet de loi qui nous est transmis par le Sénat. Lors de la discussion générale, la ministre a renvoyé à son exposé introductif devant cette chambre.
M. Van Parys a soulevé des remarques émises notamment par le Conseil d'État, le Conseil supérieur de la Justice et l'intervention des hauts magistrats de la Cour de cassation. Sur ce point, je renvoie au rapport écrit.
Il dénonce tout d'abord le fait que le projet revienne sur l'accord Octopus. Il remet en cause le compromis dans ses dispositions fondamentales en fixant la durée du mandat à cinq ans, en prévoyant qu'il est renouvelable à dix ans, qu'il est soumis à évaluation et qu'il s'applique aux chefs de corps du siège, le tout par l'intermédiaire d'une modification de la loi adoptée à la majorité simple alors que la modification du compromis ancré dans la Constitution requiert une majorité des deux tiers. Il se réfère à l'avis du Conseil d'État qui souligne que la réglementation proposée est contraire à la lettre et à l'esprit de l'article 151 de la Constitution. Cet avis est partagé par le professeur de Corte et par la conférence permanente des chefs de corps.
En ce qui concerne le collège d'évaluation, il sera composé de six membres dont deux externes. Cette composition signifie que le pouvoir exécutif influencera l'évaluation. Une évaluation implique en effet par essence qu'une personne est jugée. Il reste d'avis que le CSJ et en particulier la commission d'avis et d'enquête, étant donné sa composition et ses missions, est la seule instance légitime pour procéder à ces évaluations.
Le premier président de la Cour de cassation et le procureur général près la Cour de cassation sont évalués à la fin de leur mandat de cinq ans alors que ce mandat n'est pas renouvelable. Quelle est la raison d'être de cette évaluation? De plus, la composition des collèges d'évaluation a pour conséquence que les magistrats de la Cour de cassation seront évalués par des magistrats de rang inférieur. Aucun recours n'est possible contre la décision du collège d'évaluation, ce qui est également dénoncé par M. Verougstraete, président de la Cour de cassation, dans la note qu'il a transmise à la commission de la Justice. Ce dernier préconise qu'un recours en annulation devrait être possible devant la Cour de cassation.
Il rappelle que le Conseil supérieur de la Justice a mis en doute l'opportunité de l'évaluation et sa finalité. Pour eux, il s'agit d'une évaluation négative qui ne peut donner lieu qu'à sanction. L'intervenant a considéré que l'évaluation devrait plutôt s'apparenter à un entretien de fonctionnement axé sur l'encouragement plutôt que sur la sanction. Pourquoi alors ne pas créer dans la foulée un système de stimulants, un système de récompenses? La procédure prévue par le projet de loi est irréalisable dans la pratique: elle entraînera des lourdeurs administratives. Là encore, il est fait écho aux propos de M. Verougstraete.
M. Wathelet s'est associé à ces remarques et a estimé en outre que le système actuel du mandat non renouvelable de sept ans n'est pas idéal. De nombreux chefs de corps s'acquittent convenablement de leur tâche. Il serait donc particulièrement dommage de perdre leur expertise de chefs de corps. Cependant, le projet de loi limite à dix ans la durée du mandat. À terme, on obtient la même situation qu'à l'heure actuelle, à savoir la perte de l'expertise acquise. Si on passe outre l'argument d'inconstitutionnalité, il estime que l'évaluation peut être justifiée; elle s'inscrirait dans une approche moderne de la magistrature. Cependant, ce type d'évaluation doit tenir compte de la mesure de la charge de travail. Pour lui, une modification de la Constitution reste néanmoins nécessaire.
Passons au problème du régime transitoire proposé par le gouvernement qui pénalise les mandataires nommés par la réforme Octopus de 1998. Le projet prévoit qu'ils conservent leur mandat de sept ans alors que le principe de la loi est de cinq ans renouvelables une fois, soit maximum dix ans. De plus, ils sont soumis au nouveau régime des évaluations périodiques. Il souhaite donc que leur mandat de sept ans soit renouvelé pour un terme de trois ans si l'évaluation est bonne. Il reprend en fait la suggestion du Collège des premiers présidents des cours du degré d'appel.
M. Casaer et moi-même avons souligné le caractère de plus en plus managérial de la fonction de chef de corps et le fait que cela impliquait une réévaluation des compétences requises pour mener à bien cette fonction.
La ministre a répondu aux critiques de la façon suivante.
1. Le projet de loi à l'examen ne porte nullement atteinte au principe de l'indépendance de la magistrature. L'indépendance ne peut toutefois pas servir de prétexte pour se soustraire à une évaluation. L'article 151 de la Constitution n'interdit pas d'évaluer les chefs de corps. La portée de l'article 151 §6 de la Constitution n'est pas d'empêcher l'évaluation de telle ou telle catégorie de mandataires mais d'obliger à mettre en place une évaluation pour certains mandats.
Pour les autres catégories de mandataires, elle laisse au législateur la liberté de prévoir ou non une évaluation.
2. Au fait que l'on estime l'évaluation inutile dans le cas de mandats ne pouvant être renouvelés. Il s'agit en l'occurrence d'une interprétation stricte des objectifs de l'évaluation. L'évaluation doit être considérée comme un dialogue offrant au magistrat concerné la possibilité d'attirer l'attention sur des problèmes spécifiques de gestion. Cela permettra de recueillir des informations intéressantes propices à améliorer le fonctionnement de l'appareil judiciaire.
3. Sur la présence de membres externes à l'ordre judiciaire dans les collèges d'évaluation: dès lors que les chefs de corps sont également responsables de la gestion des finances et du personnel, il va de soi d'associer à l'évaluation, en raison de leur expertise spécifique, des spécialistes en la matière, c'est-à-dire un manager en ressources humaines et un magistrat de la Cour des comptes.
4. Sur l'absence de recours contre une évaluation négative: il en est actuellement déjà ainsi. Il est au demeurant inutile de prévoir une possibilité de recours lorsque l'évaluation se conçoit comme un dialogue, ce qui est le but recherché.
5. L'évaluation peut être utile, si le mandat n'est pas renouvelable, dans la perspective de la nomination à un mandat adjoint. En outre, psychologiquement, une évaluation préalablement annoncée aura presque automatiquement pour effet d'améliorer la gestion.
6. Sur l'évaluation effectuée par des magistrats d'un rang inférieur: il ne s'agit pas non plus d'une nouveauté. Il est fréquent que les magistrats de la Commission de nomination et de désignation du Conseil supérieur de la Justice soient, eux aussi, d'un rang inférieur à celui des magistrats qu'ils doivent présenter. Il importe essentiellement que les membres du collège d'évaluation soient suffisamment spécialisés dans la mission qui leur est confiée.
Des amendements ont été déposés par MM. Van Parys et Wathelet reprenant la position que j'ai exposée plus avant et, après des corrections linguistiques et légistiques, le texte transmis par le Sénat a été adopté par 9 voix contre 3.
Monsieur le président, si vous m'y autorisez, je vais maintenant exposer la position de mon groupe.
Le président: Je vous en prie, monsieur Courtois. On vous applaudit pour votre rapport.
16.02 Alain Courtois (MR): Monsieur le président, je voudrais faire part de quelques remarques.
La société évolue, se modernise et il faut bien avouer que la fonction de magistrat et, a fortiori, de magistrat chef de corps évolue. À côté des aspects purement juridictionnels de la fonction, requérant indépendance et impartialité, certains magistrats aujourd'hui endossent d'autres responsabilités, notamment des responsabilités de gestion. Fini le temps où, pour être chef de corps, il fallait avoir écrit uniquement dans les revues spécialisées ou être candidat à la Cour de cassation.
Les chefs de corps sont devenus de véritables managers. Ils veillent à la répartition correcte du travail dans leurs services, qu'ils soient magistrats du siège ou du parquet. Cette fonction est également très importante pour le justiciable car elle participe à l'ensemble des mesures mises en place pour résorber l'arriéré judiciaire. Avec la mise en place du plan Themis, les fonctions managériales des chefs de corps vont encore s'étoffer beaucoup plus.
On le voit, la fonction de chef de corps est en constante évolution et revêt de multiples facettes, qui ne sollicitent pas seulement les qualités de juriste des magistrats qui en sont investis, mais aussi d'autres qualités, humaines, psychologiques, managériales.
Le MR a toujours plaidé pour la responsabilisation de tous, du simple citoyen au plus haut magistrat. La responsabilisation implique la remise en question de l'effort constant vers l'amélioration. L'évaluation des fonctions de gestion des chefs de corps est un outil indispensable, non seulement pour aider ces professionnels du droit à progresser dans un domaine qui ne leur est pas forcément familier, mais également pour insuffler un élan moderne et ô combien nécessaire dans l'appareil judiciaire.
Quant aux moyens choisis pour concrétiser ce principe d'évaluation, fallait-il le faire via la Constitution ou une loi simple suffisait-elle? J'avoue que je ne suis pas assez spécialisé, monsieur Wathelet, pour me prononcer sur cette question. Mais je prends note de l'interprétation soutenue par la ministre de la Justice, selon laquelle l'article 151 de la Constitution contient une injonction positive d'évaluer et non une interdiction de sortir de son champ d'application et permet donc d'instaurer, par un simple projet de loi, l'évaluation des chefs de corps de la magistrature assise.
Quoi qu'il en soit, je partage la vision de la ministre lorsqu'elle estime que l'évaluation doit avant tout être constructive, doit constituer un véritable dialogue entre l'évalué et les évaluateurs, doit mettre l'accent sur le renforcement des points forts et l'amélioration des points faibles de chaque chef de corps.
Comme je l'ai dit en commission, chacun est évalué dans ce pays horizontalement et transversalement. On ne voit pas pourquoi les chefs de corps ne le seraient pas.
C'est un instrument qui permettra de motiver encore plus ces derniers et de les tirer toujours plus vers le haut et l'amélioration. Une évaluation négative faite uniquement de critiques non constructives est en effet inutile et contre-productive.
Néanmoins, l'évaluation ne doit pas constituer le seul instrument de modernisation de l'ordre judiciaire. Une évaluation qui ne tient pas compte des réalités du terrain rate son objectif. C'est la raison pour laquelle j'estime également qu'elle doit se fonder sur une évaluation correcte de la charge de travail.
Gérer un tribunal à Bruxelles s'avère différent que de gérer un tribunal dans une ville à moins forte densité de population. Gérer des ressorts où la criminalité est essentiellement du grand banditisme ne correspond pas à la gestion de ressorts où les méfaits les plus importants sont du vandalisme.
En d'autres termes, une bonne évaluation est celle qui tient compte des circonstances concrètes de chaque situation. Pour ce faire, nous avons besoin d'un outil efficace pour mesurer la charge de travail des juridictions. Cette modernisation doit également se concrétiser par l'investissement constant de moyens à la Justice. Je tiens à saluer ici les efforts déjà consentis en la matière par Mme Onkelinx, mais j'estime qu'il faut continuer sur cette voie.
La modernisation de la Justice s'accomplira enfin grâce à des outils modernes mis à la disposition des acteurs: du matériel informatique performant et qui ne tombe pas en panne, comme aujourd'hui, sur Bruxelles; des systèmes de centralisation des données; un projet Phenix efficace dont, enfin peut-être, les opérations pilotes deviendront efficaces.
Le groupe MR estime louable le but recherché par le texte et, tout en restant attentif à ce que ces mesures ne soient pas dévoyées de leur finalité et soient accompagnées des autres instruments nécessaires à la modernisation de la Justice, nous voterons ce texte tel qu'il nous est soumis.
16.03 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de vicepremier, collega’s, ik zal zeer kort zijn en mij beperken tot het essentiële.
Hier staan wij voor een wetsontwerp dat toch wel bijzondere vragen oproept. Waarover gaat het? – Ik wil eerst en vooral de verslaggever, de heer Courtois, feliciteren met het uitstekende rapport. Daaruit hebben we geleerd dat het over het volgende gaat.
Destijds hebben wij hier kamerbreed het Octopusakkoord goedgekeurd in wetten en in de Grondwet omgezet. In het Octopusakkoord was een van de belangrijke bepalingen dat voor de korpschefs van de zetel van de magistratuur – dus de voorzitters van de rechtbanken, bijvoorbeeld de eerste voorzitters van het hof van beroep – een mandatensysteem werd ingevoerd, waarbij de korpschefs van de zetel een mandaat kregen van zeven jaar. Daarbij werd bepaald dat dat mandaat voor de korpschefs van de zetel niet hernieuwbaar was en dat er dan ook geen evaluatie was.
De basisvisie van degenen die het Octopus onderschreven – het werd hier trouwens kamerbreed bekrachtigd, nog niet zo lang geleden –, was de volgende. Ten aanzien van de korpschefs van de zetel werd geopteerd voor een niet-hernieuwbaar mandaat, omdat men per se de evaluatie wou vermijden. De evaluatie, althans volgens de kamerbrede meerderheid in het Parlement, was namelijk een inmenging van de uitvoerende macht in de rechterlijke macht. Daarom werd op dat ogenblik voor die principiële opties gekozen, in de verhoudingen tussen de uitvoerende en de rechterlijke macht. Omdat dat zo belangrijk was, werd dat verankerd in de Grondwet, in artikel 151 welbepaald.
Vandaag, via het ontwerp dat de vice-eerste minister en minister van Justitie aan de Kamer voorlegt, wordt die regel fundamenteel gewijzigd. Essentieel gaat het over het volgende. Het mandaat wordt beperkt tot vijf jaar, in plaats van zeven jaar. Het mandaat wordt wél hernieuwbaar, waarbij dientengevolge eveneens voor de korpschefs van de zetel wordt voorzien in een evaluatie. Dat is de nieuwe regeling, die is uitgewerkt in het wetsontwerp dat voorligt.
Onze fractie heeft een aantal fundamentele bezwaren ten aanzien van dit wetsontwerp. Ik zal mij beperken tot de absolute essentie. Een eerste bezwaar is dat men de fundamentele regeling, die het voorwerp was van een kamerbrede consensus in dit Parlement, wijzigt in die zin dat de impact van de uitvoerende macht op de rechterlijke macht aanzienlijk toeneemt, terwijl wij in het Octopusakkoord een behoorlijk evenwicht hadden gevonden tussen de rechterlijke macht en de uitvoerende macht. Dat was naar ons aanvoelen heel belangrijk in de organisatie van een goede rechtsbedeling.
Wat belangrijker is, is ons tweede bezwaar. De regeling die in het wetsontwerp werd uitgewerkt, druist in tegen de Grondwet en is dus ongrondwettelijk. Ik heb de heer Cortois horen zeggen dat hij geen specialist in de materie is - hij is veel te bescheiden in deze - en dat hij van de twee thesissen kiest voor de thesis die door de minister van Justitie in de Kamer naar voren werd gebracht.
Mijnheer Cortois, wij moeten in eerste instantie kijken naar hetgeen de Raad van State hieromtrent heeft gezegd. De Raad van State neemt in deze volgens mij ongetwijfeld een heel neutrale en objectieve positie in. Ik wil deze passage van het advies van de Raad van State nog even onder uw aandacht brengen omdat de Raad van State zo expliciet en zo scherp is ten aanzien van de regeling die in het wetsontwerp werd uitgewerkt.
De Raad van State zegt het volgende, en ik citeer: "De onmogelijkheid om de mandaten van korpschefs in de zittende magistratuur te evalueren, is dus vervat in artikel 151 van de Grondwet. Aangezien naar de houders van een mandaat van korpschefs in de zittende magistratuur vermeld in artikel 151, 5° van de Grondwet niet wordt verwezen in artikel 151, 6° kunnen zij immers niet worden onderworpen aan de evaluatie. A fortiori kunnen ze niet onderworpen worden aan een evaluatie die gepaard gaat met aanbevelingen wat hun onafhankelijkheid nog meer zou aantasten."
De Raad van State vervolgt: "Bovendien wordt de Koning er bij geen enkele grondwetsbepaling toe gemachtigd een einde te maken aan de uitoefening van een mandaat van korpschefs in de zittende magistratuur op welke wijze dan ook en dus evenmin vervroegd." De Raad van State concludeert: "Daaruit volgt dat voor zover het voorontwerp van wet ertoe strekt de korpschefs van de zittende magistratuur aan de evaluatie te onderwerpen en aan de Koning de mogelijkheid te bieden om aan de uitoefening van een mandaat een eind te maken, het niet bestaanbaar is met de letter noch met de geest van artikel 151 van de Grondwet."
De Raad van State is heel expliciet: de regeling is niet bestaanbaar, zoals men dat uitdrukt, met de letter, noch met de geest van artikel 151 van de Grondwet. Artikel 151 van de Grondwet laat het niet toe. Artikel 151 van de Grondwet laat het enkel toe voor een heel beperkend opgesomde categorie, maar niet voor de korpschefs van de zetel van de magistratuur. Dat was trouwens perfect de overeenkomst die we bereikt hadden in het Octopusakkoord, en niet alleen naar de letter, maar ook naar de geest van de Grondwet, die de vertaling was van het Octopusakkoord, zoals wij dat hier in de Kamer kamerbreed hebben goedgekeurd.
Hier staan we hoe dan ook voor een fundamenteel probleem, met name dat de regeling niet conform artikel 151 van de Grondwet is. Niet alleen de Raad van State heeft dat gezegd, maar ook de Hoge Raad voor de Justitie heeft dat naar aanleiding van de hoorzitting in de Senaat heel expliciet bevestigd, net zoals degenen die gespecialiseerd zijn in grondwettelijk recht en geconsulteerd werden. Ik citeer professor De Corte: "De minister geeft een uitleg van artikel 151, die in de tekst van de Grondwet geen enkele weerspiegeling vindt". Professor De Corte kan toch niet worden verondersteld hierin een partijpolitiek standpunt in te nemen.
Dus, collega's, als de meerderheid van oordeel is dat er een evaluatie moet komen, dan vereist dat dat artikel 151 van de Grondwet wordt gewijzigd. Er is geen enkele andere mogelijkheid. Daarom wil ik hier op het spreekgestoelte nog eens heel duidelijk stellen dat al wie we daarover hebben geconsulteerd, de Raad van State, de Hoge Raad, de betrokken professoren, heel expliciet hebben gezegd dat die regeling zowel tegen de geest als tegen de letter van de Grondwet is. De Kamer kan zich niet veroorloven een bepaling goed te keuren die indruist tegen de Grondwet. Dat is elementair in de opdracht van het Parlement. Het eerste probleem is dus dat de regeling ongrondwettelijk is.
Tweede probleem is dat de regeling niet wordt gedragen door de betrokkenen. Wij hebben tijdens de hoorzitting het advies gehoord van de vaste vergadering van de korpschefs. Wij hebben vastgesteld dat de werkgroep onder leiding van de rechterhand van mevrouw de minister, de heer Janssens, die zich daarover heeft gebogen, tot een heel andere conclusie is gekomen. Ook wat dat betreft zitten we met een probleem: men is van plan een regeling van evaluatie van magistraten en korpschefs te organiseren die niet wordt gedragen door degenen die zelf het voorwerp zullen zijn van de evaluatie.
Als men dan ten slotte toch uitgaat van het feit dat het noodzakelijk is tot een evaluatie te komen, dan meen ik dat men er minstens voor moet zorgen dat de evaluatie constructief en motiverend is. In de regeling die is uitgewerkt in het wetsontwerp, is niets minder waar dan dat.
Ik wil even verwijzen naar wat de voorzitter van het Hof van Cassatie, de heer Verougstraete, in de hoorzitting in de commissie voor de Justitie van de Kamer van volksvertegenwoordigers heeft gezegd. De heer Verougstraete zegt over de evaluatie zoals ze is uitgelegd het volgende, en ik citeer: "De zeer gedetailleerde wijze waarop de evaluatie zou moeten worden gedaan is erg tijdverslindend. De regeling is vermoedelijk niet houdbaar en zal leiden tot een formele en inhoudsloze activiteit als magistraten voorrang willen blijven geven aan hun hoofdtaak, met name het recht spreken”. De Hoge Raad voor Justitie had in zijn opmerkingen ten aanzien van het ontwerp al laten gelden dat die gedetailleerde evaluatie volkomen overbodig is. In de mate waarin men dus nog zou zeggen dat er nog een evaluatie moet komen en in de mate waarin men de Grondwet naast zich neerlegt, met name artikel 151, gaat men hier een systeem van evaluatie uitbouwen waarvan de voorzitter van het Hof van Cassatie, van wie hoe dan ook niet kan verondersteld worden dat hij in deze een partijpolitiek standpunt inneemt en die een man is van grote loyauteit, zegt dat het een erg tijdverslindende, formele en inhoudloze activiteit is die volkomen overbodig is.
Het is om deze redenen, mijnheer de voorzitter, mevrouw de vice-eerste minister, collega’s, dat ik degenen in dit huis die belangstelling hebben voor een goede verhouding tussen de staatsmachten met aandrang zou willen vragen om niet in te stemmen met de evaluatie van de mandaten van de korpschefs van de zetel, omdat alle instanties die we daarover hebben geconsulteerd, alle instanties die men kan terugvinden in het verslag van collega Courtois, uitdrukkelijk hebben gezegd dat deze regeling ongrondwettelijk is en niet overeenstemt met de geest en de letter van de Grondwet. Wanneer u dat toch zou wensen, collega’s van de meerderheid, dan hebt u maar een mogelijkheid, te weten artikel 151 van de Grondwet wijzigen. Het is daarbij onmogelijk dat men met het oog op een behoorlijke verhouding tussen de staatsmachten een evaluatie kan invoeren waarvan degenen die het kunnen weten en die ermee moeten leven, zeggen dat ze louter formeel is, inhoudsloos, tijdverslindend en volkomen overbodig.
Ik denk dat het werkelijk een volledig foute beleidskeuze zou zijn om de magistraten met een dergelijke evaluatie op te zadelen. Wij moeten de magistraten ruimte en tijd geven om recht te spreken, dit ten behoeve van een goede rechtsbedeling en van een goede dienstverlening aan de rechtzoekende. U bent dus gewaarschuwd, collega’s. Wanneer u dit wetsontwerp goedkeurt, zult u ten eerste een ongrondwettelijke bepaling goedkeuren en ten tweede een evaluatie goedkeuren die inhoudsloos is, tijdverslindend en volkomen overbodig. Het behoeft geen betoog dat dit goedkeuren uiteraard zinloos zou zijn.
16.04 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, je ne serai pas très long moi non plus, le rapport de M. Courtois traduisant parfaitement les discussions en commission. Comme M. Courtois, je n'ai aucune prétention en droit constitutionnel, je ne prétends pas le maîtriser mieux que d'autres, je n'ai pas non plus l'expérience de M. Van Parys et ne maîtrise pas le passé de ces accords Octopus.
En outre, je dois vous avouer qu'intuitivement, je trouve que le fait d'évaluer des magistrats, qu'ils soient chefs de corps ou non, qu'ils soient du siège ou non, est plutôt une bonne chose. Je l'avais déjà dit en commission. Personne ne doit être à l'abri: il est sain de pouvoir évaluer le travail de tous les magistrats et de les responsabiliser, quels qu'ils soient et quelle que soit leur position. Mais j'obéis également à d'autres principes, des principes de droit qui me semblent fondamentaux lorsqu'il s'agit de la Constitution.
Comme M. Courtois, n'étant pas constitutionnaliste moi-même, j'ai essayé de me renseigner, de lire, de voir les auditions et d'alimenter ma réflexion par l'avis de certains spécialistes. On a parlé des professeurs mais j'ai lu aussi l'avis du Conseil supérieur de la Justice et celui du Conseil d'État: tous vont dans la même direction. Cela ne fait que confirmer mon instinct et ma position. À la lecture du texte de la Constitution et de ce paragraphe 6 qui parle de l'évaluation et qui dit clairement pour qui l'évaluation est permise, je me dis que si c'était une injonction positive, qu'on avait voulu dire pour qui elle était nécessaire, si on n'avait pas besoin de l'inscrire dans la Constitution et qu'il n'y avait qu'à l'organiser, le fait de le placer dans la Constitution et le fait de dire exactement à qui cela s'applique démontre que pour les chefs de corps et les chefs de corps assis, il ne peut ni ne doit y avoir d'évaluation. La Constitution est on ne peut plus claire à ce sujet.
On peut essayer de l'interpréter dans le sens voulu, on peut essayer de lui faire dire n'importe quoi mais en donner une interprétation contraire à tous les avis convergents…
16.05 Laurette Onkelinx, ministre: Essayez de trouver l'extrait de l'avis du Conseil supérieur de la Justice en la matière.
16.06 Melchior Wathelet (cdH): Madame la ministre, on l'a relu en commission. Je peux aller le rechercher si vous le souhaitez!
16.07 Laurette Onkelinx, ministre: Allez-y!
16.08 Melchior Wathelet (cdH): On l'a repris des auditions du Sénat, madame la ministre. On a relu le passage en commission.
16.09 Laurette Onkelinx, ministre: C'était à titre individuel… Un membre a dit que peut-être bien que… Le Conseil supérieur de la Justice ne s'est jamais prononcé sur le sujet. D'accord.
16.10 Melchior Wathelet (cdH): On a relu le passage.
16.11 Laurette Onkelinx, ministre: Je dis cela simplement pour la vérité historique!
16.12 Melchior Wathelet (cdH): Pour la vérité historique, je dis que l'on a eu cette discussion en commission, que l'on a relu le texte des auditions qui ont eu lieu au Sénat.
16.13 Laurette Onkelinx, ministre: Mais non, vous n'avez pas relu le texte du Conseil supérieur de la Justice. Il ne s'est pas prononcé sur le sujet. Vous avez relu l'extrait d'une audition d'une personne du CSJ.
16.14 Melchior Wathelet (cdH): Sur le Conseil d'État, vous êtes d'accord?
16.15 Laurette Onkelinx, ministre: Bien entendu!
16.16 Melchior Wathelet (cdH): J'avais peur que, même à ce sujet, vous ne soyez pas d'accord!
16.17 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Wathelet, je n'aime pas que vous le preniez de cette façon!
Que vous citiez la Conférence permanente des chefs de corps ne me pose aucun problème. Je suis d'accord aussi en ce qui concerne le Conseil d'État. Mais dans un souci de vérité, je ne veux pas que l'on cite un avis du Conseil supérieur de la Justice alors qu'il n'existe pas. C'est un membre du Conseil supérieur de la Justice qui a été auditionné à titre individuel qui a dit que, peut-être, un problème se poserait. C'est très différent d'un avis officiel du Conseil supérieur de la Justice! C'est tout ce que je veux dire.
Pour le reste, vous avez raison: il y a une polémique en la matière.
16.18 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik denk dat het voor de minister natuurlijk niet comfortabel is dat iedereen die op een of andere wijze werd geconsulteerd, bevestigd heeft dat de bepaling ongrondwettelijk is. Ik verwijs nog eens naar wat de Raad van State heeft gezegd. Bovendien heeft de vertegenwoordiger van de Hoge Raad voor de Justitie tijdens de hoorzittingen in de Senaat – ik verwijs naar het verslag van de Senaat – expliciet de stelling van de Raad van State bevestigd. Ik wil er ook op wijzen dat tijdens de bijzonder druk bijgewoonde hoorzitting in de commissie voor de Justitie van de Kamer, de heer De Riemaecker uitdrukkelijk de problemen die de Raad van State heeft opgeworpen, heeft bevestigd.
Mevrouw de minister, ik verwijs u tevens naar het verslag van de Senaat, waar dat uitdrukkelijk werd aangehaald. Wat dat betreft, mevrouw de minister, u hebt die keuze gemaakt en u moet daarvoor de verantwoordelijkheid nemen en ze niet afschuiven op anderen. Iedereen die werd geconsulteerd, en ook alle grondwetspecialisten hebben uitdrukkelijk gezegd dat het niet conform artikel 151 is zowel naar de letter als naar de geest van de wet.
Bovendien wil ik hier nogmaals bevestigen dat naar aanleiding van het Octopusakkoord het heel duidelijk was welke keuzes er werden gemaakt. Het was de heer Landuyt zelf die heeft geëist dat dat in de Grondwet zou worden verankerd, met name in artikel 151. Er is geen enkele grondwettelijke bepaling in de andere lidstaten van de Europese Unie waar men het heeft over de evaluatie van magistraten. Zo precies, zo duidelijk en zo klaar moest het in de Grondwet worden ingeschreven. Men mag dat niet negeren.
Men zit natuurlijk met een ambetant probleem, namelijk dat men hier als minister van Justitie een wetsbepaling voorstelt die ongrondwettelijk is. Men probeert daar natuurlijk onderuit te komen, maar men draagt de verantwoordelijkheid voor de dingen die men doet, en men mag ze niet op iemand anders afschuiven. De Hoge Raad én de Raad van State én de professoren én de actoren én de vaste vergadering van de korpschefs hebben allemaal gezegd dat het ongrondwettelijk was, allemaal.
16.19 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, ce que vient de dire le collaborateur de M. Wathelet est très intéressant. Je dis et je répète …
16.20 Melchior Wathelet (cdH): (..)
16.21 Laurette Onkelinx, ministre: Vous étiez en train de parler. Il a voulu vous soutenir, c'est en quelque sorte votre collaborateur à cet égard. Il s'était déjà exprimé à la tribune.
Je dis simplement que ce qui est dit n'est pas exact. Il y a une polémique sur la constitutionalité. Il n'y a aucun problème à le reconnaître! Que la volonté de certains est de se cacher derrière une certaine interprétation de la Constitution pour ne pas évaluer les chefs de corps, c'est évident! On a entendu M. Van Parys en commission; cela revenait à dire: "surtout laissons-les tranquilles, surtout ne les évaluons pas, surtout ne rien faire et ne pas moderniser!" Cela figure dans les mots, oui, mais dans les faits, on ne touche à rien! Ce système fonctionne, ne le modernisons pas. Surtout n'évaluons pas et ne bousculons pas les chefs de corps!
Ce n'est pas de cette manière que je vois la nécessité de faire mieux fonctionner notre appareil judiciaire.
16.22 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Als de minister begint te roepen, dan is er een probleem.
De minister zegt dat de vertegenwoordiger van de Hoge Raad voor de Justitie uit persoonlijke naam sprak, maar de minister kent duidelijk haar dossier niet. Ik verwijs naar het stuk 1707/4 van de Senaat, waarin het advies van de Hoge Raad is opgenomen. Ik citeer daaruit: “Hij – de Raad – is nog steeds van oordeel dat een evaluatie niet wenselijk is en wijst erop dat de Raad van State, hierin gesteund door een bepaalde rechtsleer, meent dat de invoering bij wet van een evaluatie voor de korpschefs ongrondwettelijk is, in elk geval wat betreft de korpschefs van de zetel.” Wat verder staat er: “De tussenkomst van de uitvoerende macht, zowel bij de samenstelling van het evaluatiecollege als bij de adviezen waarop de evaluatie wordt gebaseerd, houdt een ernstig risico in voor de onafhankelijkheid van de korpschefs.”
Dat is een advies namens de volledige Hoge Raad voor de Justitie. Wanneer de minister zegt dat het maar om één persoon van de Hoge Raad, dan kent zij haar eigen dossier niet.
16.23 Melchior Wathelet (cdH): Madame la ministre, vous me reprochez ma façon d'approcher le débat. Je n'ai rien fait d'autre que de vous donner mon point de vue. À titre personnel, je pense qu'une évaluation est positive et que chacun doit faire l'objet d'une évaluation. J'essaye simplement d'analyser ce texte le plus objectivement possible, en fonction des éléments en ma possession, à savoir votre position…
16.24 Laurette Onkelinx, ministre: (…)
16.25 Melchior Wathelet (cdH): La Constitution en elle-même ne traduit nullement votre position, mais quand je dis votre position, c'est bien entendu celle qui est liée au projet que vous déposez et tous les autres éléments, à savoir l'avis du Conseil d'État, les propos recueillis dans le cadre des auditions qui ont eu lieu au Conseil supérieur de la Justice, l'avis de certains professeurs et le texte de la Constitution. Il n'y a rien à faire, lorsque je me rends en commission - nous allons précisément le parcourir ensemble- lorsque je me rends…
16.26 Laurette Onkelinx, ministre: (…)
16.27 Melchior Wathelet (cdH): Puis-je poursuivre mon raisonnement! Lorsque je me rends en commission, qu'est-ce que je fais? Je prends connaissance du texte de la Constitution, comme tout membre est censé le faire. Et lorsque je lis que "Selon le mode déterminé par la loi, les juges et les titulaires des fonctions visées au §5, alinéa 4, et les officiers du ministère public sont soumis à une évaluation", il fait littéralement et expressément référence au §5 à l'alinéa 4, alors qu'à l'alinéa 3, il est question des chefs de corps. L'assemblée constituante aurait voulu exclure d'une évaluation les chefs de corps qu'ils n'auraient pu mieux l'écrire! Quand j'ai pris connaissance de ce texte pour la première fois et lorsque je le relis, je suis conforté dans mon point de vue, d'autant plus, que je ne suis manifestement pas le seul à le penser, indépendamment de la thèse d'opposition, qui serait un argument facile. On ne reproche pas à une personne de la majorité de penser comme la majorité pense. Par contre, on reproche à une personne de l'opposition de penser comme l'opposition pense!
16.28 Laurette Onkelinx, ministre: (…)
16.29 Melchior Wathelet (cdH): Vous m'avez quand même reproché d'aborder ce dossier de cette manière, alors que je tente d'être le plus constructif possible et d'analyser ces textes de la façon la plus objective. Il m'est d'autant plus facile de le dire que je suis plutôt favorable à une évaluation. Ce n'est pas parce que l'on est favorable à une évaluation que l'on peut, grâce à une loi, préciser autre chose que ce qui est stipulé dans la Constitution. Cela, vous ne me le ferez jamais dire! Il y a une Constitution et il suffit de la modifier! On peut le faire! Je n'éprouve aucun problème à cet égard! Je voterais naturellement en faveur d'une éventuelle modification de la Constitution. Mais il y a un minimum de règles. Je sais, ce n'est pas ce qui vous obsède le plus: les règles, le respect des procédures, de l'avis du Conseil d'État, de la Cour des comptes, de la Constitution. Personnellement, j'attache encore un minimum d'importance à ces règles de droit qui me paraissent fondamentales.
J'en arrive au deuxième élément que je voulais évoquer. À partir du moment où on décide de procéder à une évaluation de manière constitutionnelle – je mets de côté le principe fondamental selon lequel on ne peut aller à l'encontre du texte de la Constitution –, j'aurais voulu qu'on aille jusqu'au bout de la logique. Si on évalue; si quelqu'un se trouve à un bon poste, qu'il remplit sa fonction de manière optimale, qu'il travaille bien, qu'il est compétent, qu'il a une bonne évaluation, laissons-le à son poste. C'est ce que l'on a fait pour les chefs de corps au niveau des polices. Quand un individu est bon, qu'il fait l'objet d'une évaluation positive, qu'il est la personne idéale pour remplir le poste de chef de corps, laissons-le à sa place. Pourquoi se priver de toutes ces personnes qui travaillent bien, qui ont eu des évaluations positives, qui ont été les meilleures? Pourquoi ne les laisse-t-on pas à leur poste? J'avoue que j'ai un petit problème à l'idée de laisser quelqu'un à un poste sans avoir procédé à son évaluation, sans savoir s'il convient, s'il travaille bien, que ce soit en matière juridique, de gestion des ressources humaines ou de gestion financière. Mais – je le répète – si après évaluation, on en arrive à la conclusion que les personnes concernées travaillent bien, laissons-les à leur poste. Il me semblerait plus indiqué d'aller jusqu'au bout de la logique.
Madame la ministre, je ne reviendrai pas sur le volet de l'évaluation en tant que telle. Le Conseil supérieur a rendu son avis. Il est vrai que la présence de l'exécutif au sein de cette cellule d'évaluation posait un certain nombre de questions. On en a débattu en commission.
Toutefois, je voudrais revenir sur un argument qui a fait l'objet de nombreux débats en commission. Je veux parler de la situation intermédiaire des personnes qui ont été nommées entre avril 2000 et la nouvelle loi. Il me semble que ces personnes font l'objet d'un traitement réellement discriminatoire. Je m'explique: en avril 2000, on change fondamentalement le système. Il est question de mandats. Pour les chefs de corps, ce sont des mandats sans évaluation à la fin du terme. Ils ne peuvent donc pas être renommés. À partir d'avril 2000, les chefs de corps ont été traités de manière différente. Cela pouvait se justifier. Pourquoi? Parce qu'on avait décidé de ne pas les évaluer, ce faisant, il fallait qu'ils aient un mandat à terme fixe de 7 ans. Il y a là une logique. Le problème, c'est qu'ici le système est à nouveau modifié. En effet, l'argument, qui avait été donné aux chefs de corps selon lequel leur mandat de sept ans ne serait pas renouvelable car ils ne pouvaient être évalués, tombe. En effet, aujourd'hui, plutôt que d'avoir un mandat fixe de sept ans, le mandat porte sur deux fois cinq ans ou, en tant cas, sur cinq ans avec la possibilité de le renouveler pour cinq ans.
L'argument qui avait été utilisé en 2000 pour empêcher ces personnes d'être reconduites dans leur fonction tombe aujourd'hui. La justification du traitement différencié à partir d'avril 2000 tombe aujourd'hui aussi!
C'est la raison pour laquelle, madame la ministre, la situation de toutes ces personnes qui ont été nommées à partir d'avril 2000 est vraiment discriminatoire. La justification qui était correcte en avril 2000 ne l'est plus aujourd'hui. Pourquoi? Parce que ces personnes vont faire sept ans de mandat et ce mandat ne pourra plus être renouvelé. Et on pousse le vice jusqu'au bout parce qu'on va évaluer ceux qui termineront leur mandat après le 31 août 2008, sans pour autant pouvoir renouveler leur mandat. Donc, la justification qui leur était donnée pour ne pas renouveler leur mandat à partir d'avril 2000 revient à partir du 31 août 2008. Mais, malgré cela, les mandats ne pourront être renouvelés. Je pense que la situation est vraiment discriminatoire et que la Cour d'arbitrage pourrait s'en saisir, ainsi que le Conseil d'État. J'ose à peine le mentionner mais le Conseil d'État le dit aussi.
C'est la raison pour laquelle j'avais déposé un amendement qui me semblait tout à fait proportionné qui aurait permis aux personnes qu'on va évaluer après ces sept années, et pour qui on va changer le système, d'être reconduites dans leur fonction. L'amendement proposait aussi de nous aligner sur les dix ans actuels (sept plus trois). Cette proposition me semblait vraiment raisonnable, correcte et permettait à ces personnes qui sont dans une situation transitoire entre avril 2000 et la date d'entrée en vigueur de la loi de ne pas subir de discrimination. En fait, il faut qu'on puisse effectivement justifier la différence de traitement qui est imposée à ces personnes.
Madame la ministre, premièrement, j'ai un vrai problème au niveau de la Constitution. Je pense que ce projet va à l'encontre de l'esprit, du texte et de l'interprétation de la Constitution.
Deuxièmement, je regrette, étant donné que vous n'avez pas respecté la Constitution, que vous ne soyez pas allée au bout de votre logique et qu'on ne puisse laisser les personnes qui reçoivent une bonne évaluation, à leur place.
Troisièmement, je pense qu'il y a, au sein de ce projet de loi, une discrimination envers les personnes qui ont été nommées ou qui auront été nommées entre avril 2000 et la date d'entrée en vigueur de la nouvelle loi.
Pour toutes ces raisons, madame la ministre, nous ne pourrons pas voter ce texte.
16.30 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, het heeft geen zin dat ik herhaal wat hier zonet door de vorige sprekers werd uiteengezet. Ik kan hun analyse helemaal bijtreden.
De evaluatie van de korpschefs door een nieuw orgaan, waarin ook de uitvoerende macht is vertegenwoordigd, is inderdaad volkomen ongrondwettelijk.
De evaluatie van gewone magistraten werd enkele jaren geleden als een novum, maar tegelijkertijd ook als een beperkte uitzondering, in de Grondwet toegelaten. Dat de evaluatie in de Grondwet niet werd opgenomen, noch voor de gewone korpsoversten noch voor de magistraten van het Hof van Cassatie, was geen nalatigheid of vergetelheid, maar wel een bewuste keuze van de grondwetgever, precies om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te kunnen blijven verzekeren.
Dat de evaluatie vandaag wél wordt ingevoerd, volkomen tegen de Grondwet in, druist regelrecht in tegen het principe van de scheiding der machten. Vanaf nu zullen de hoogste magistraten van ons land moeten leven met een Big Brother bij het ministerie van Justitie, die hun doen en laten nagaat en een beslissende stem kan hebben in hun verdere functioneren.
Het wetsontwerp getuigt van een fundamenteel wantrouwen, uitgerekend van de minister van Justitie, in de hoogste rechters. Vandaag legt zij haar greep op de top van de magistratuur. Meer dan ooit zal de minister van Justitie in de toekomst de magistraten tot in het hoogste rechtscollege naar haar pijpen kunnen laten dansen.
Het dossier toont nog maar eens aan hoe almachtig de huidige minister van Justitie wel is. Haar ontwerp druist in tegen de Grondwet en tegen de basisbeginselen van onze democratie. Haar ontwerp krijgt van de Raad van State een vernietigende kritiek. De korpsoversten wijzen het ontwerp met klem af. De voorzitter van het Hof van Cassatie en de procureur-generaal bij het Hof kraken – in het Parlement – het ontwerp tot op de grond af. Het ontwerp wordt door de Hoge Raad van Justitie afgeschoten en de rechtsgeleerden doen hetzelfde.
Ik citeer professor De Corte, die op het einde van zijn memorabele stuk in De Juristenkrant van 24 mei 2006 het volgende schrijft: “Een dergelijk voorstel tart elke verbeelding en doet ernstige vragen rijzen of wie verantwoordelijk is wel op de juiste plaats zit. De grondwetgever heeft de wijsheid gehad elke zeggenschap over magistraten te onttrekken aan de uitvoerende macht. Hij heeft deze grondwettelijke bescherming grotendeels toevertrouwd aan de wetgever. Men kan zich afvragen of de weg die gekozen is in dit wetsontwerp, niet de ultieme revanche van de uitvoerende macht is.”
Dergelijk citaat kan tellen.
Kortom, collega’s, iedereen die over het ontwerp adviesbevoegdheid heeft uitgeoefend, bevestigt dat het ontwerp ongrondwettelijk is en een gevaarlijk overdreven macht geeft aan de uitvoerende macht.
De minister zelf kan wel hard roepen, maar zij heeft tot op heden geen enkel citaat, zelfs maar een citaat van een hoogleraar, kunnen aanbrengen dat het tegenovergestelde beweert, zelfs geen citaat van professor Uyttendaele.
Toch slaagt deze minister van Justitie erin om haar ontwerp ne varietur door het Parlement te sleuren. Toch vindt deze minister de nodige discipelen die haar in haar extremisme willen volgen. Wij moeten ons op de duur afvragen naar wie Onkelinx dan wel luistert. Welk kruid is er dan wel gewassen tegen het fanatisme van Onkelinx? Hoe komt het toch dat iedereen zwicht voor die gevaarlijke vrouw, voor die femme dangereuse, of moeten we femme fatale zeggen?
Andermaal moeten wij vaststellen dat er bij de meerderheidspartijen nauwelijks nog kritische geesten rondlopen. We zien alleen nog dociele volgzaamheid, gisteren in de commissie voor de Justitie, waar op enkele uren tijd meer dan honderd artikelen in recordtempo door de commissie werden gejaagd en vandaag met het wetsontwerp dat de onafhankelijkheid van de magistratuur, met name van de top van de magistratuur, helemaal op de helling zet.
Wij kunnen alleen maar hopen dat de kiezer over afzienbare tijd een einde maakt aan die lamentabele politieke kruiperigheid. We hopen in het bijzonder dat er magistraten zullen opstaan die de moed opbrengen om de ongrondwettelijke wet aan te vechten bij het Arbitragehof. Wij wensen hun in elk geval alle succes toe.
16.31 Dylan Casaer (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de vice-eerste minister, collega’s, ik zal proberen het niet te lang te maken daar er veel gezegd is, maar ik zou toch tot de essentie van het debat willen terugkomen.
Voor mij is de centrale vraag in dit dossier of wij kiezen voor een justitie van de 21ste eeuw of voor een justitie van de 20ste eeuw, zoniet een justitie van de 19de eeuw. Uiteraard is het de taak van de oppositie om oppositie te voeren. Het is een plicht, ongetwijfeld. Los van hun argumenten als de adviezen van de Raad van State en dergelijke, zou ik ook graag van de oppositieleden weten wat zij willen, waar zij naartoe willen met Justitie. Want voor mij gaat deze discussie eigenlijk om veel meer dan zomaar één artikeltje als dusdanig.
Het gaat om een fundamentele discussie die wij ook in het Themisproject terugzien. Welk justitiebeleid wenst men? Wenst men een beleid waarbij de minister van Justitie, de regering en het Parlement, de notaris zijn van wat de Hoge Raad voor de Justitie, de Ordes en de magistratuur ons voorschrijven? En wij moeten dat dan acteren en er liefst nog een blanco cheque naast leggen. Of kiezen wij voor een andere koers, waarbij de rechtzoekende onze belangrijkste focus is? Die rechtzoekende wil een justitieapparaat dat functioneert, dat liefst op korte termijn tot conclusies komt, dat tot een rechtvaardig oordeel komt, en dat op een menselijke, toegankelijke manier en verstaanbare manier met hem in contact treedt.
In alle bedrijven, in alle overheidsinstellingen, in alle gemeentebesturen worden alle ambtenaren, alle personeelsleden van de hoogste tot de laagste rang, geëvalueerd en men ziet dat als een uiting van goed bestuur, goed personeelsmanagement. Waarom zou dan binnen de magistratuur een bepaalde groep – ik zou zelfs van een bepaalde kaste durven gewagen – ontsnappen aan een evaluatieproces? Waarom mogen die mensen blijkbaar niet ter verantwoording worden geroepen? Men gaat er te gemakkelijk vanuit dat een evaluatie een negatief instrument zou zijn om mensen te sanctioneren. Nee, een evaluatie kan ook een positief instrument zijn om mensen bij te sturen in hun functie, in hun functioneren, om hen aan te zetten het beter te doen en dit kan een positieve invloed hebben, zowel voor de geëvalueerde als voor de evaluerende.
De heer Courtois heeft het daarjuist ook gezegd: korpschefs hebben buiten hun gerechtelijke taak ook belangrijke bevoegdheden inzake personeelsbeleid, financieel beheer en capaciteitsbeheer. Blijkbaar hebben veel magistraten het er nog bijzonder moeilijk mee dat zij bij de afhandeling van dossiers prioriteiten moeten stellen en ook moeten nagaan hoe zij hun steeds beperkte middelen kunnen inzetten om op een goede manier de rechtzoekende te dienen.
Ik merk dat men er problemen mee heeft dat de hogere magistraten worden geëvalueerd. Het doet mij een beetje terugdenken aan mijn studentenperiode. Hugo Vandenberghe, die de heer Van Parys ongetwijfeld goed kent, zal zich dat herinneren. In de periode dat ik student was, liepen experimenten waarbij studenten professoren mee evalueerden. Op dat ogenblik waren de professoren daar absoluut tegen. Stel u voor, een onnozele student die een professor zou evalueren! Men zou waarschijnlijk enkel de professoren die veel punten gaven en weinig werk oplegden positief evalueren. De praktijk heeft uitgewezen dat het heel anders is.
In de praktijk bleek dat andere mensen, ook lager geschikten, best in staat zijn om op een goede en verstandige manier te evalueren. Als ik hier het argument hoor dat de magistraten enkel door hogeren in rang geëvalueerd zouden mogen worden, in welke samenleving leven wij dan? Wie zou dan de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie of de procureur-generaal van het Hof van Cassatie moeten evalueren? Afhankelijk of zij gelovig, dan wel vrijzinnig zijn: God of niemand? Ik weet het niet. Dit is in ieder geval een praktijk waarbij ik bepaalde vragen heb.
Ik hoor ook dat een evaluatie geen enkel nut zou hebben, omdat de termijn van deze mensen niet verlengd kan worden. Ik meen dat dit niet correct is. Die mensen kunnen na dat mandaat ook een andere mandaat ambiëren of zij kunnen bijzondere opdrachten krijgen van de minister van Justitie. Ik meen derhalve dat evaluatie, ook “on the job”, bijzonder belangrijk is.
Wij hebben tijdens de besprekingen ook gehoord dat men zich blijkbaar stoort aan de aanwezigheid van een specialist in human-resourcesbeleid, omdat dit tegengesteld zou zijn aan de scheiding der machten. Het zou de onafhankelijkheid van de magistratuur in het gedrang brengen. Ik heb de indruk dat de onafhankelijkheid van de magistratuur de voorbije tien jaar een passe-partout geworden is om vele zaken tegen te houden. Het doet mij een beetje denken aan de geroemde therapeutische vrijheid bij de artsen. Iedere keer dat men in de gezondheidszorg bepaalde maatregelen, ook budgettaire, wilde nemen om het gezondheidszorgbeleid te moderniseren, kwam men steeds met de therapeutische vrijheid aandragen om de maatregelen af te wijzen.
Een specialist in human-resourcesbeleid wordt blijkbaar aanzien als een gezant of een vazal van de minister van Justitie. Dat getuigt van een intentieproces waarin ik mij niet kan vinden. Het getuigt ook van weinig zelfvertrouwen bij sommigen in de oppositie, want zij gaan er blijkbaar van uit dat de volgende jaren deze minister van Justitie en deze meerderheid dezelfde blijven.
Ik ben in elk geval benieuwd naar hetgeen zij daarover in de toekomst eventueel zullen zeggen.
Voor mij gaat het derhalve om een fundamentele discussie, namelijk over welke justitie wij willen. Waar willen wij heen gaan met het justitiebeleid? Voor wie voeren wij een justitiebeleid? Voeren wij een justitiebeleid voor de actoren van justitie of voeren wij een justitiebeleid voor de rechtszoekende? Voor mij is de rechtszoekende wel degelijk het belangrijkste.
Collega's, ik zou u willen vragen om een beetje af te stappen van een enge, toch wat conservatieve visie op justitie. De samenleving staat niet stil. Justitie staat niet stil, ook niet sinds 1998.
Mijnheer Laeremans, ik heb mij misschien nog het meeste aan uw rede gestoord. Dat is duidelijk. Ik merk dat u in de commissie voor de Justitie de voorbije maanden steeds meer op de schaduw van de heer Van Parys begint te gelijken. Ik weet niet wie zich daaraan het meest moet storen. Ik merk dat op.
Ik las een artikel uit De Standaard van 16 november 2004. Ik las daarin een uitspraak van de heer Annemans op een congres van het Vlaams Belang: "De namen van alle juridische hoofdrolspelers uit dat proces staan voorgoed in het geheugen van deze jurist gegrift. Ze zijn gewaarschuwd. Dat zullen wij nooit vergeten, tot aan het eind van onze dagen." Ik vind het dus merkwaardig dat dezelfde juristen blijkbaar nu door u in een innige omhelzing worden versmacht, bien étonnés de se retrouver ensemble.
Collega's, ik zal hier besluiten. Voor mij is in het dossier de centrale vraag of wij een moderne justitie van de 21ste eeuw willen dan wel of we met justitie willen blijven hangen in het verleden.
Le président: M. Borginon est le dernier orateur inscrit. Nous pourrons passer ensuite aux réponses de Mme la ministre.
16.32 Alfons Borginon (VLD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, ik wilde eerst vanop mijn bank nog een en ander zeggen, maar vermits mijn elektronica net doorgebrand is, durf ik dat niet aan en kom ik toch op het spreekgestoelte.
Ik wil toch nog twee elementen naar voren brengen.
Het eerste heb ik in de commissie al gezegd, maar ik wil mijn standpunt toch nog eens herhalen, vooral met betrekking tot het argument van de heer Wathelet over de ongeoorloofde discriminatie die er zou ontstaan tussen verschillende personen, naargelang het tijdstip waarop zij benoemd zijn. Oppervlakkig bekeken zou gesteld kunnen worden dat er een zekere ongelijke behandeling ontstaat. Maar ik denk, als we de redenering van de heer Wathelet doortrekken, dat hij dan onvermijdelijk zegt dat het Parlement nooit nog een wet kan veranderen, want iedere keer als het Parlement een wet verandert en om die reden bestaande situaties een beetje anders moet regelen, het Parlement een ongelijke behandeling creëert die discriminatoir is. Ik stoor mij dus een beetje aan de uiteenzetting van de heer Wathelet. Ik denk, als we die redenering doortrekken, dat we dan een aantal grondpijlers van de democratie onderuithalen. Het Parlement, de wetgever, heeft wel degelijk het recht om de wet te veranderen. Als dat betekent dat voor sommigen de situatie verandert, dan is dat niet noodzakelijk een discriminatie, ook al ontstaat er hier en daar een andere behandeling dan in het verleden of in vergelijking met sommige mensen die al veel langer in een bepaalde functie zitten.
Voorzitter:
Herman De Croo, voorzitter.
Président:
Herman De Croo, président.
16.33 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur Borginon, je n'ai pas dit que le Parlement ne pouvait pas décider de traiter différemment des personnes. En avril 2000, lorsque le Parlement a décidé de traiter différemment les chefs de corps en leur donnant un mandat avec un terme fixe, il l'a justifié. En effet, en invoquant le passage au système des mandats et l'impossibilité d'évaluer les chefs de corps, il fallait un mandat fixe.
Aujourd'hui, je suis gêné car cette évaluation leur est imposée et, en même temps, ils ne peuvent être renouvelés dans leur fonction. Et ce système s'applique uniquement à ceux qui ont été nommés entre avril 2000 et l'entrée en vigueur de la nouvelle loi. Ma proposition n'est donc pas très éloignée de ce qui existe aujourd'hui! Je propose que ceux qui ont été nommés entre avril 2000 et fin 2006 puissent avoir un mandat de sept ans, subir une évaluation et être renouvelés au moins pour trois ans. Cela se rapproche du nouveau système, à savoir cinq ans plus cinq ans.
J'estime que le changement de traitement de ceux qui se trouvent dans cette situation particulière n'est pas proportionné. En effet, on leur impose maintenant une évaluation mais on ne leur permet pas d'en recueillir les bénéfices et d'être renouvelés comme on le permet à ceux qui font cinq ans plus cinq ans. J'estime que ce traitement différencié n'est pas justifié.
16.34 Alfons Borginon (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik denk dat de vrijheid van de wetgever om zaken te veranderen groter is dan dat. Als men een nieuw systeem invoert dat een aantal consequenties impliceert, kan men perfect – zoals in de huidige teksten staat – het onderscheid maken. We verschillen hierin van mening. Zo veel is duidelijk. Ik wil alleen beklemtonen dat indien men uw redenering doortrekt, men heel snel in een systeem belandt waarin de ruimte voor de wetgever om op bestaande rechten in te grijpen en zaken in de samenleving te veranderen heel klein wordt.
Een tweede element waarop ik wens terug te komen, is het hele debat over het al dan niet ongrondwettelijk karakter van de tekst die thans voorligt. Inderdaad, een oppervlakkige lectuur van artikel 151 kan de vraag doen rijzen waarom de korpschefs niet zijn opgenomen in de lijst van mandaten waarvoor een evaluatie wordt toegestaan. Is dit een reden om te stellen dat daarom deze wet niet door de beugel kan? De historiek van artikel 151 toont, mijns inziens, het tegendeel aan. De tekst die destijds werd ingediend als voorstel tot herziening van artikel 151 stelt zeer duidelijk dat hij samen gelezen moet worden met het wetsvoorstel dat de rest van de zaken zou regelen.
Wat is er gebeurd? Men heeft politieke onderhandelingen gevoerd over de inhoud van het nieuwe systeem. Men is tot de conclusie gekomen dat op een bepaald ogenblik een evaluatie mogelijk moet zijn. Er was een zekere druk, zeker vanuit de magistratuur. Zij vond dat een evaluatie totaal onmogelijk was en evaluaties zouden sowieso in strijd zijn met de scheiding der machten. Om te beletten dat men in allerlei procedureslagen zou terechtkomen is de grondwetgever destijds zo verstandig geweest om in de Grondwet duidelijk naar voren te brengen dat evaluatie wel degelijk kan in de gevallen die waren opgenomen in het gewone wetsvoorstel waarvoor in een evaluatie was voorzien. Indien de wetgever destijds de korpschefs in de evaluatie had betrokken, had artikel 151 van de Grondwet reeds lang bepaald dat evaluatie voor deze mensen mogelijk zou zijn. Staat in de Grondwet dat evaluatie verboden is voor al degenen die niet nominatim in de tekst zijn opgesomd? Ik denk het niet. Dat is niet de historiek van de tekst zoals hij tot stand is gekomen.
Als men thans tot de conclusie komt dat er voor korpschefs, in bepaalde omstandigheden en met het oog op een verlenging – hetgeen in het verleden niet mogelijk was – tot een evaluatie kan worden overgegaan – weliswaar met een hele reeks waarborgen om ervoor te zorgen dat het een fatsoenlijke evaluatie wordt –, dan is dit niet in strijd met de Grondwet. Iets anders is of we op een, bepaald ogenblik voor de goede lectuur van de tekst ook niet het artikel van de Grondwet zullen moeten aanpasen om ieder misverstand hierover onmogelijk te maken.
16.35 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Borginon, il faut bien se rappeler la "ratio legis" de l'imposition de l'évaluation pour certains. À partir du moment où le mandat était renouvelable, il était logique que l'on impose une évaluation pour justement protéger l'indépendance de pouvoir de l'exécutif. On n'interdit évidemment pas de faire l'évaluation pour les autres mais, si vous faites des mandats renouvelables, il est évidemment nécessaire pour protéger l'indépendance, que la décision sur le caractère renouvelable dépende d'une évaluation. À partir du moment où les chefs de corps ont des mandats renouvelables, il est logique que nous puissions utiliser cet instrument qu'est l'évaluation. Ni plus, ni moins! Il faut aussi tenir compte de l'esprit dans lequel cela a été écrit dans la Constitution.
16.36 Alfons Borginon (VLD): Ik sluit af door nog even te verwijzen naar de tekst van het voorstel zoals het destijds werd ingediend en de verklarende nota die daarin werd geformuleerd. Daarin schrijft men niet dat men de evaluatie wenst te beperken tot deze twee categorieën en daarom schrijft men het in de Grondwet in. Neen, men schrijft eenvoudig dat men een evaluatiesysteem wil invoeren en dan gaat men eigenlijk vrij sec voort op het feit dat er een evaluatiesysteem wordt ingevoerd. Er staat helemaal niet in dat men door deze tekst wil beletten dat het voor andere categorieën, die men vandaag niet vermeldt, onmogelijk zou worden om een evaluatie door te voeren. Dit staat helemaal niet in de tekst zoals hij destijds werd ingediend.
16.37 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Collega Borginon, u spreekt zichzelf tegen. Eerst zegt u dat er heel veel verzet was tegen de mogelijke idee van een evaluatie. Er was daarover een hele discussie aan de gang en uiteindelijk is er een grondwetsartikel ingevoerd waarin het heel duidelijk wordt beperkt tot die categorieën. In de rest is niet voorzien. U draait de zaken om.
16.38 Alfons Borginon (VLD): (…) contradictie. Er was toen kritiek op het principe zelf, namelijk dat er überhaupt voor magistraten een vorm van evaluatie mogelijk zou worden. Dat debat werd beslecht door artikel 151 van de Grondwet. Dat is de reden waarom artikel 151 van de Grondwet überhaupt melding maakt van de evaluaties. In die zin is dat principe verworven. De grondwetgever had op dat ogenblik geen enkele reden om aan te nemen dat er iets moest worden geregeld om de eenvoudige reden dat in de teksten, die tegelijkertijd werden behandeld, helemaal geen sprake was over de evaluatie van korpschefs. Had de grondwetgever dat toen geweten, had hij de tekst zeker en vast anders aangepast.
Samengevat denk ik eerlijk gezegd dat het wel degelijk een evenwichtige tekst is die constitutioneel in orde is. Het is misschien niet onverstandig om in de loop van de komende jaren de tekst aan te passen om iedere twijfel daaromtrent bij oppervlakkige lectuur onmogelijk te maken.
16.39 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Een vodje papier.
16.40 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, je voudrais terminer l'intervention de tout à l'heure en citant le texte sur lequel je me fonde pour dire que le Conseil supérieur est d'accord avec ce que dit le Conseil d'État. Il s'agit de l'avis du 5 juillet 2006: "(Le Conseil supérieur) reste d'avis qu'une évaluation n'est pas souhaitable et signale que le Conseil d'État est d'avis, soutenu par une certaine doctrine, que l'instauration par la loi d'une évaluation pour les chefs de corps est anticonstitutionnelle, en tout cas pour les chefs de corps du siège." Très clairement, le Conseil supérieur fait siens les arguments avancés par le Conseil d'État et par l'ensemble de la doctrine.
16.41 Laurette Onkelinx, ministre: (…)
16.42 Melchior Wathelet (cdH): Le Conseil supérieur de la Justice (…).
De voorzitter: Ten gronde is het debat "uitgeput", maar u hebt mij het woord gevraagd, mijnheer Annemans, voor een persoonlijk feit.
16.43 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijn naam is genoemd door collega Casaer. Hij heeft mij voor de zoveelste keer zogenaamd "geciteerd" als iemand die magistraten ooit zou hebben bedreigd. Daarmee heb ik nu de kans dat nog eens in publiek te preciseren. Ik herhaal nog eens dat ik nog altijd achter dat citaat sta. Er is daarover toen in het Parlement gedebatteerd. Ik heb nooit magistraten of rechters bedreigd. Ik heb gezegd dat de juridische hoofdrolspelers in het proces tegen het Vlaams Blok, nadien Vlaams Belang, voor eeuwig in mijn geheugen staan gegrift. Dat is nog altijd zo.
Trouwens, een daarvan is ondertussen al hoofd van de Veiligheid van de Staat geworden, dus ik ben gewaarschuwd. Ik heb alle reden om dat soort mensen in mijn geheugen te griffen. Het ging over dat proces. Ik heb nooit magistraten bedreigd of rechters op enigerlei wijzen willen beoordelen. Ik heb wel – daarom doe ik het hier nog eens – een onderscheid gemaakt tussen degenen die dat proces hebben gevoerd. Ik heb dat gedaan, omdat wij vinden dat magistraten zo onafhankelijk mogelijk moeten zijn en blijven.
Ik sta dus volledig achter de hele strijd die collega Laeremans en zijn andere collega's hier hebben gevoerd, om precies de onafhankelijkheid van de magistraten te onderstrepen. Dat proces heeft getoond dat het noodzakelijk is om onafhankelijk te blijven. Wat hier vandaag voorligt, is trouwens een verdere verknechting van de magistratuur aan de politiek, een grotere bevoegdheid voor de machthebbers om magistraten te beïnvloeden. Daarom staan wij in deze zaak achter en naast de magistraten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Le président: Madame la ministre, êtes-vous satisfaite?
16.44 Laurette Onkelinx, ministre: Satisfaite de quoi?
Le président: De ne plus devoir intervenir dans le débat. Je me conduis de manière galante et je me fais remarquer!
16.45 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, oui je suis une femme satisfaite et, sur ce projet-ci, je suis satisfaite professionnellement.
Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte corrigé par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2646/4)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie verbeterde tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2646/4)
L'intitulé a été modifié par la commission en "projet de loi modifiant les articles 80, 259quater, 259quinquies, 259nonies, 259decies, 259undecies, 323bis, 340, 341, 346 et 359 du Code judiciaire, rétablissant dans celui-ci l'article 324 et modifiant les articles 43 et 43quater de la loi du 15 juin 1935 concernant l'emploi des langues en matière judiciaire".
Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in "wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 80, 259quater, 259quinquies, 259nonies, 259decies, 259undecies, 323bis, 340, 341, 346 en 359 van het Gerechtelijk Wetboek, tot herstel in dit Wetboek van artikel 324 en tot wijziging van de artikelen 43 en 43quater van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken".
Le projet de loi compte 21 articles.
Het wetsontwerp telt 21 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 à 21 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 tot 21 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
17 Projet de loi concernant la création du Centre Fédéral de connaissances pour la Sécurité Civile (2691/1-2)
17 Wetsontwerp tot oprichting van het Federaal Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid (2691/1-2)
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
Mme Jacqueline Galant, rapporteur, renvoie à son rapport écrit.
Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)
Vraagt iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2691/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de
bespreking. (Rgt 85, 4) (2691/1)
Le projet de loi compte 2 articles.
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
18 Projet de loi modifiant la loi du 15 juin 2006 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services (2715/1-2)
- Projet de loi modifiant la loi du 16 juin 2006 relative à l'attribution, à l'information aux candidats et soumissionnaires et au délai d'attente concernant les marchés publics et certains marchés de travaux, de fournitures et de services (2716/1-2)
18 Wetsontwerp tot wijziging van de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006 (2715/1-2)
- Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 16 juni 2006 betreffende de gunning, informatie aan kandidaten en inschrijvers en wachttermijn inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten (2716/1-2)
Je vous propose de consacrer une seule
discussion à ces deux projets de loi. (Assentiment)
Ik stel u voor één enkele bespreking aan
deze twee wetsontwerpen te wijden. (Instemming)
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
Mme Marie-Christine Marghem, rapporteur, renvoie à son rapport écrit.
Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)
Vraagt iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles du
projet de loi n° 2715. Le texte adopté par la commission sert de base à la
discussion. (Rgt 85, 4) (2715/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan van het wetsontwerp nr. 2715. De door de commissie aangenomen tekst
geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2715/1)
Le projet de loi compte 3 articles.
Het wetsontwerp telt 3 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
L'article 1
est adopté.
À l'article
2, il y a une correction de texte dans le texte en français. Je lis: "Le
Roi peut coordonner les dispositions de la loi du 15 juin 2006 …". Il
convenait d'ajouter l'année "2006" qui figurait bien dans le texte
néerlandais.
L'article 2
tel que corrigé est adopté.
L'article 3
est adopté.
Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article, avec correction de texte à l'article 2.
De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen, met tekstverbetering op artikel 2.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
Nous passons à la discussion des articles du
projet de loi n° 2716. Le texte adopté par la commission sert de base à la
discussion. (Rgt 85, 4) (2716/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan van het wetsontwerp nr. 2716. De door de commissie aangenomen tekst
geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2716/1)
Le projet de loi compte 3 articles.
Het wetsontwerp telt 3 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
19 Projet de loi modifiant la loi du 23 décembre 2005 relative au pacte de solidarité entre générations (1) en vue d'introduire un nouveau système de financement de l'assurance maladie (2597/1-2)
19 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact (1) met het oog op de invoering van een nieuw financieringssysteem voor de ziekteverzekering (2597/1-2)
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
19.01 Annemie Turtelboom, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik verwijs in deze technische discussie graag naar het schriftelijk verslag.
Le président: Quelqu'un demande-t-il
encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2597/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2597/1)
Le projet de loi compte 2 articles.
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Il y a un titre 1er. Il y a lieu d'apporter une légère correction dès lors qu'il n'est fait mention que d'un titre I, au lieu de titre 1er.
In het Nederlands "Titel I", dat is geen enkel probleem.
Artikel 1. Geen amendement. Aangenomen.
Puis vient
le "Titre II".
In artikel 2 zijn er enkele kleine tekstcorrecties.
Vous verrez, dans l'avant-dernier paragraphe de la page 26, en deuxième ligne, il y a lieu d'insérer un "et" entre "alinéa 4" et "à l'article 1er, §5 de la loi …" Ce sont des modifications purement techniques, des fautes d'impression. Cela ne pose pas de problème.
In fine van §1ter, op blz. 29, moet “chapitre 1er” worden geschreven in plaats van “chapitre I”.
En in het
midden van de paragraaf moet staan: “Cette clé de répartition sera pour chaque
gestion globale ...”
19.02 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, nu we toch over “premier” beginnen, hebt u hem al gezien?
De voorzitter: Ja, hij was daar.
19.03 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): (…).
De voorzitter: Hij is even naar mij toegekomen. Ik was echter te vroeg. Ik heb hem niet zien weggaan. Ik ben ook vroeger weggegaan.
19.04 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Dat was dan rond 14.45 uur of 15 uur?
De voorzitter: Ik heb al veel moeite met mijn eigen agenda. Laat mij dus met rust over de agenda van andere.
19.05 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Hij had toch vijf minuten naar de Kamer kunnen komen.
De voorzitter: Ik heb mij tot hem gericht. Dus weet ik dat hij daar was. Ik heb echter niet naar mijn horloge gekeken.
19.06 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Ik zei het alleen maar, omdat u zelf over de premier begon.
De voorzitter: Ik pointeer nog niet. Misschien is dat in uw partij wel het geval.
Mijnheer Tant, mag ik eerst de verbeteringen opsommen?
Er zijn verbeteringen op de paragraaf die net voor §1quater komt. Het gaat om technische verbeteringen. Het is beter “1er” in plaats van “I” te schrijven.
19.07 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik neem het u niet kwalijk, integendeel. Ik dank u daarvoor.
De voorzitter: Ik heb u de kans gegeven om te reageren.
Ik heb nog een paar lichte tekstverbeteringen.
Mijnheer Tant, ik heb bijna gedaan. Ik probeer echter de artikelen in kwestie terug te vinden. Zij zijn zo lang dat ik ze niet terugvind.
Article 2. Pas d'observation. Pas d'amendement. L'article 2, ainsi modifié, est adopté
Je dois également faire approuver séparément les articles 91bis, 91ter, 91quater, 91quinquies et 91sexies.
Mijnheer Tant, sta mij toe eerst terug te komen op de algemene bespreking om mevrouw Cahay-André toe te laten het ontwerp toe te lichten. Ik zal u het woord geven, nadat het ontwerp werd beëindigd, tenzij u over het ontwerp zelf wil spreken.
19.08 Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, wanneer het ging over de aanwezigheid van de premier, wij krijgen wekelijks lijsten met de aanwezigheid van de ministers. De heer Verhofstadt was niet verontschuldigd.
De voorzitter: U was er toen misschien nog niet. Ik heb melding gemaakt van een brief die ik vanmiddag heb gezien. Ik heb dat doorgegeven aan de heer Annemans.
19.09 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Dus een minister is verontschuldigd wanneer hij zich ofwel verontschuldigt en in de tabel terechtkomt, of een briefje schrijft naar Herman De Croo.
De voorzitter:
Ik heb u gezegd wat ik gekregen heb. Punt. La plus jolie fille du monde ne peut donner que ce qu'elle a.
19.10 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): De Kamervoorzitter kan de minister zeggen: u moet hier zijn, het is donderdag twee uur. Dat is de kwestie. Ofwel laat u heel dat gedoe met die tabelletjes in de Conferentie van voorzitters achterwege, waarmee u ons sart, want iedere keer als er iemand in de tabel staat, kan hij bovendien achter de coulissen met Herman De Croo ook nog iets regelen.
De voorzitter: U hebt gelijk. De verontschuldiging is duidelijk laattijdig gekomen.
19.11 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, je voudrais ajouter qu'en Conférence des présidents, hier, la question vous a été directement posée.
On a analysé le tableau. Je vous ai posé la question pour M. Flahaut et pour le premier ministre. Le représentant du gouvernement nous a affirmé qu'il n'y avait aucun problème, qu'ils viendraient fin de matinée.
Le président: Hier, selon les informations en ma possession, je croyais qu'ils reviendraient fin de matinée de Kinshasa.
19.12 Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, is de praktische afspraak die u hebt met de eerste minister niet dat hij zijn aangifte van aanwezigheid of afwezigheid laat afhangen van de vragen die op de lijst komen te staan? Dat is de echte uitleg, nietwaar?
De voorzitter: De regel die we hebben afgesproken, is dat men mij ten laatste woensdagnamiddag om en rond 16.00 uur meedeelt wie donderdag geldig afwezig is. Dat hebben we afgesproken. Ik had gisteren om 16.00 uur geen melding van afwezigheid.
19.13 Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, de datum en het uur van de viering van het Rekenhof ligt nochtans al weken vast.
De voorzitter: Dat weet ik ook wel. Daarom ben ik ook weggeweest. Hij was wel op het Rekenhof.
19.14 Paul Tant (CD&V): Ik begin daaraan te twijfelen, mijnheer de voorzitter. Volgens mij was het een dubbelganger, met alleen zijn hoofd, zijn voeten…
De voorzitter: Zoals ik de premier ken, zijn er niet veel mogelijkheden tot “dubbelgangerij”.
19.15 Pierrette Cahay-André (MR): Monsieur le président, messieurs les ministres, chers collègues, le présent projet de loi permet de clarifier le financement des soins de santé par rapport à la gestion globale. Il ne s'agit en aucun cas de limiter le budget de la Sécu et encore moins le budget des soins de santé, mais il y avait matière à clarifier les différents modes de financement et leur mode opératoire.
Le principe à la base du mécanisme de financement en projet repose donc sur deux points.
1. Il consiste à limiter l'intervention financière globale tant à l'égard des travailleurs salariés qu'à l'égard des travailleurs indépendants en fonction de leur intervention de l'année précédente, augmentée du taux de croissance des recettes et cotisations sociales.
Ce mécanisme est de nature à soulager les gestions globales qui verront ainsi leur intervention respective limitée. Le poids des soins de santé dans leurs dépenses sera constant, puisqu'il variera selon leurs recettes principales, c'est-à-dire leurs cotisations sociales.
Ce principe a le mérite d'être clair. D'aucuns ne pourront plus prétendre que le secteur des soins de santé, avec ses besoins toujours plus importants, lèse les autres secteurs de la Sécu et empêche les revalorisations des prestations - thèse des syndicats - ou encore la diminution des cotisations - thèse du patronat.
2. Il s'agira en la matière d'un choix politique. Si le gouvernement estime que le taux de croissance des dépenses de santé doit être supérieur au taux de croissance normal des recettes de la sécurité sociale, il lui appartiendra de dégager des moyens supplémentaires par le biais du financement alternatif.
Par ce nouveau système, on ne fait donc plus reposer le financement des soins de santé sur le seul facteur "travail", le champ de couverture de l'assurance maladie ne justifiant plus que son financement porte quasi exclusivement sur les employeurs, les travailleurs salariés et indépendants.
Enfin, soulignons que ce mécanisme n'enlève bien évidemment rien à la responsabilité des différents acteurs, prestataires, patients, organismes assureurs, etc. Il reste clair qu'en cas de non-respect de l'objectif budgétaire "soins de santé", les différentes mesures de responsabilisation seront activées. Il était important de le souligner également.
Voilà, monsieur le président, messieurs les ministres, chers collègues, les différentes remarques que nous souhaitions apporter au cours de ce débat.
Le président: Je termine donc la discussion des articles de ce projet de loi.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article, avec corrections de texte à l'article 2.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen, met tekstverbeteringen op artikel 2.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
20 Projet de loi modifiant la loi du 5 juin 1972 sur la sécurité des navires et la loi du 30 juillet 1926 instituant un conseil d'enquête maritime (2746/1-2)
20 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid der schepen en van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scheepvaart (2746/1-2)
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Ludo Van Campenhout is rapporteur. Hij verwijst naar zijn schriftelijk verslag.
20.01 Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, hij heeft mij daarstraks het omgekeerde gezegd. Hij zei dat hij het woord wilde voeren.
De voorzitter: Ik zie de heer Van Campenhout niet zitten en het is slechts een klein verslag.
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2746/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2746/1)
Le projet de loi compte 37 articles.
Het wetsontwerp telt 37 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Artikelen 1 tot 5
worden artikel per artikel aangenomen.
In artikel 6, 4° moet volgende verbetering komen: "De pleziervaartuigen. De Koning bepaalt bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad …" Dat is een technische verbetering.
Artikel 6. Geen opmerkingen?. Geen bezwaar?
Artikel 6 wordt aldus gewijzigd aangenomen.
Artikelen 7 tot 18 worden artikel per artikel aangenomen.
In de laatste paragraaf van artikel 19 moet dezelfde verbetering komen: "De Koning bepaalt bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad …"
C'est la traduction néerlandaise correcte du mot "arrêté délibéré au Conseil des ministres".
Artikel 19. Geen opmerkingen? Geen bezwaar?
Artikel 19 wordt aldus gewijzigd aangenomen.
Artikelen 20 tot
30 worden artikel per artikel aangenomen.
In artikel 31 moet een kleine tekstverbetering komen:"… met een geldboete van 1 tot 25 euro …"
Artikel 31. Geen opmerkingen? Geen bezwaar?
Artikel wordt aldus gewijzigd aangenomen.
Artikelen 32 tot 37 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 37 sont adoptés article par article, avec les corrections de texte.
De artikelen 1 tot 37 worden artikel per artikel aangenomen, met de tekstverbeteringen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
21 Projet de loi relatif à la sûreté maritime (2755/1)
21 Wetsontwerp betreffende de maritieme beveiliging (2755/1)
Sans rapport
Zonder verslag
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)
Vraagt iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2755/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2755/1)
Le projet de loi compte 30 articles.
Het wetsontwerp telt 30 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles
1 à 4 sont adoptés article par article.
À l'article
5, 8o il convient de lire: ""zone de sûreté
portuaire": toute zone dans un port essentielle pour une sûreté maritime
spécifique sur la base d'une évaluation de sûreté".
Bij
artikel 5, 9° over de havenbeheerder, luidt de laatste zin: "Een
havenbeheerder kan meerdere afzonderlijke entiteiten omvatten of
verantwoordelijk zijn voor meer dan een haven." Het zijn betere
vertalingen van de Franse teksten.
Artikel 5
zoals gewijzigd wordt aangenomen.
In
artikel 6, paragraaf 3, 1° moet men lezen: "Het uitwerken van een algemeen
beleid" - niet “het voorstellen.”
À l'article 6,
paragraphe 3, 1o, en français, il est écrit "élaborer", ce
n'est pas "présenter". In het Nederlands betekent dat: het uitwerken. Dan zijn er nog een paar
kleine tekstverbeteringen, zonder probleem.
Artikel 6
zoals gewijzigd wordt aangenomen.
Artikel
7. "De Koning bepaalt de samenstelling en de werking van de nationale
autoriteit voor maritieme beveiliging."
À l'article 7,
il faut lire "le Roi détermine" au lieu de "sont déterminés par
le Roi".
Het is
mooier Frans en ook mooier Nederlands.
Artikel 7
zoals gewijzigd wordt aangenomen.
Artikel 8 wordt aangenomen.
In
artikel 9 staat in de Nederlandse tekst in paragraaf 3, 1°: "Het
controleren van de juistheid van de door de veiligheidsbeambte..."
Juistheid, in plaats van "echtheid." Onder 3, 4°: "de
voortdurende opvolging." Het zijn nieuwe vertalingen en kleine
tekstverbeteringen.
Artikel 9
zoals gewijzigd wordt aangenomen.
Artikel
10 wordt aangenomen.
Artikel
11 is toch een beetje beter geschreven in het Nederlands wanneer men zegt: “De
Koning wijst voor elke haven een maritieme beveiligingfunctionaris aan. Daar
waar de maritieme beveiligingfunctionaris niet dezelfde is als die van de
havenfaciliteit, krachtens verordening (EG) nr.725/2004, werken zij nauw
samen.”
À l'article 11,
en français, il faut lire: "Lorsque l'agent de sûreté maritime n'est pas
le même que celui des installations portuaires, en vertu du règlement (CE) n°
725/2004, ils travaillent en étroite collaboration".
Dat verbetert de tekst, maar dat
verandert niets aan de grond van de zaak.
Artikel 11 zoals gewijzigd wordt
aangenomen.
De artikelen 12 tot 18 worden artikel
per artikel aangenomen.
In artikel 19 staat een woordje te
veel. Ik lees artikel 19 zoals het moet zijn: “De nationale autoriteit voor
maritieme beveiliging verleent een bewijs van goedkeuring bedoeld in artikel
18.” Daar stond een woord te veel, dat geschrapt moet worden, omdat het niet
nodig is voor het artikel.
Artikel 19 zoals gewijzigd wordt
aangenomen.
De artikelen 20 tot 22 worden artikel
per artikel aangenomen.
Er is een tekstverbetering voor artikel 23, in het Nederlands. In paragraaf 2, laatste zin, wordt het woord "opstellen" vervangen door het woord "uitwerken".
Artikel 23 zoals gewijzigd wordt aangenomen.
Dans le dernier paragraphe de l'article 24, en français, il faut lire "intentionnelle" au lieu du mot "volontaire". C'est le terme juridique; il est mieux adapté.
L'article
24 tel que corrigé est adopté.
Er is een
tekstverbetering voor artikel 25, in het Nederlands. In paragraaf 4, 1° wordt
het woord "verwittiging" vervangen door het woord
"waarschuwing".
Artikel 25 zoals
gewijzigd wordt aangenomen.
De artikelen 26 en 27 worden artikel per artikel aangenomen.
À l'article 28, il faut écrire en lettres ce qui est écrit en chiffres.
L'article 28 tel que corrigé est adopté.
De artikelen 29 en
30 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 30 sont
adoptés, article par article, avec les corrections de texte.
De artikelen 1 tot 30
worden artikel per artikel aangenomen, met de tekstverbeteringen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
de bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
22 Proposition de résolution relative à la réduction de la mortalité infantile dans les pays où la coopération belge au développement est active (2672/1)
22 Voorstel van resolutie betreffende het terugdringen van de kindersterfte in de landen waar de Belgische ontwikkelingssamenwerking actief is (2672/1)
Proposition déposée par:
Voorstel ingediend door:
Miguel
Chevalier, Hilde Vautmans
Sans rapport
Zonder verslag
Le texte adopté par la commission sert de base
à la discussion. (Rgt
85, 4) (2672/1)
De door de commissie aangenomen tekst geldt
als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2672/1)
La discussion est ouverte.
De bespreking is geopend.
U neemt beiden het woord? Een voorstel van resolutie zonder verslag met twee sprekers.
22.01 Miguel Chevalier (VLD): …
De voorzitter: U bent niet in de gelegenheid geweest om een verslag op te stellen?
22.02 Miguel Chevalier (VLD): Neen, het moet allemaal heel snel gaan.
De voorzitter: De tekst van het voorstel dateert van 4 september.
22.03 Miguel Chevalier (VLD): Het Parlement werkt soms snel.
De voorzitter: Snel en efficiënt heb ik destijds horen zeggen.
22.04 Miguel Chevalier (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik heb die woorden nooit in de mond genomen.
22.05 Paul Tant (CD&V):
(…)
22.06 Miguel Chevalier (VLD): Mijnheer Tant, ik herinner mij nog uit de periode dat ik daarboven zat, dat u toen voor mij een heel nuttige stoorzender was. U was iemand die mij in de late vergaderingen van dit Parlement nog alert en vief kon houden om de boodschap van de premier aan de pers over te brengen. Ik dank u dus van op deze tribune voor uw bijdrage aan paars I.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren, collega's, ik weet dat we in de plenaire vergadering nog de programmawet moeten doorworstelen en dat we in verschillende commissies de diverse bepalingen moeten aanpakken, maar toch hebben we de laatste twee weken al een voorproefje gekregen van een pril kerstverhaal, met name het verhaal van de baby in de kartonnen doos in Essen.
We konden vaststellen dat er voor deze ene baby een zeer grote solidariteit ontstond. Ik geloof dat er een site werd ontworpen, dat er zich vijftig adoptiegezinnen hebben aangemeld en dat in de periode van Sinterklaas honderden geschenken werden gestuurd, en dat allemaal voor één baby. Dat is een illustratie geweest van het feit dat we in ons land een zeer solidaire samenleving hebben.
Dames en heren, in dezelfde periode, moeten we echter vaststellen dat er op dit eigenste moment wereldwijd ongeveer 30.000 kinderen een strijd op leven en dood voeren. Jaarlijks sterven ongeveer 4 miljoen kinderen voor hun eerste verjaardag en 10,5 miljoen onder de vijf jaar. Die sterftes doen zich voornamelijk voor in de ontwikkelingslanden. Collega Vautmans zal wat meer cijfers geven over de situatie.
Een belangrijkste vaststelling in vergelijking met Essen is dat de vaders en moeders in de ontwikkelingslanden dat niet hebben gewild. Ze willen voor hun kinderen zorgen en voor hen instaan, maar beschikken niet over de financiële middelen of de medicijnen om hun kinderen te helpen.
Het terugdringen van de kindersterfte is een van de millenniumdoelstellingen. Tegen 2015 moet het sterftecijfer bij kinderen jonger dan vijf jaar met twee derden dalen ten opzichte van het niveau van 1990.
In de analyses die wij en de leden van de commissie voor de Buitenlandse Zaken maken, heeft men het vaak over de millenniumdoelstellingen. Als we de stand van zaken vandaag evalueren, zien we dat de zaak op heel wat terreinen niet rooskleurig of hoopgevend is. Wat de kindersterfte betreft, stellen we vast dat dit zestien jaar later amper met 15% is gedaald. We hebben nog negen jaar te gaan en op die negen jaar moeten we 66% goedmaken.
Zesenzestig procent inhalen betekent nog steeds dat we moeten toegeven dat we op 33% zullen falen, dat we één kind op drie aan zijn lot zullen moeten overlaten terwijl we die twee anderen ook nog niet hebben kunnen helpen.
Daarom moeten die doelstellingen gerealiseerd worden. Het is frappant dat de minister van Ontwikkelingssamenwerking tijdens een hoorzitting in de Kamer heeft gezegd dat we de millenniumdoelstellingen onmogelijk kunnen halen en indien we dat toch willen, we er nog minstens een eeuw moeten aan toevoegen om erin te slagen.
Dames en heren, daarmee heb ik niet gezegd dat de federale regering geen inspanningen levert en niet via multilaterale en bilaterale hulp en het contract met de 18 partners geen inspanningen doet. Het voornemen van de federale regering om het groeipad van 0,7% wordt gevolgd, maar nog niet voldoende.
Daarom vinden wij, de indieners van deze resolutie, dat het de hoogtijd is om bijkomende inspanningen te leveren.
Onderzoek en de sterftecijfers wijzen uit dat de eerste levensjaren bijzonder kritiek zijn. Collega's die, zoals ik, of zoals sommige leden van de sp.a, kinderen hebben die nog in de pampers zitten of die er net uit zijn, weten zeer goed dat het soms heel kleine infecties zijn zoals verkoudheden, mazelen of diaree die ervoor zorgen dat we 's nachts moeten opstaan, naar een dokter gaan, medicijnen moeten toedienen. Eigenlijk stellen we vast dat die medicijnen en de eerstelijnszorg een zeer grote hulp zijn om onze kinderen weer gezond en fit te krijgen. Het zijn preciest die kleine infecties die sluipende moordenaars zijn in de ontwikkelingslanden. Het zijn niet de projecten waarbij grote en moderne kraamklinieken worden opgericht of andere grote prestigeprojecten die het tij zullen keren. Het is eveneens een vaststelling dat een ontwikkelingsland niet kan groeien als de kinderen sterven of verzwakt zijn. Kwetsbare, zieke of zwakke kinderen kunnen hun land nooit uit de miserie tillen.
Met deze resolutie verzoeken wij de regering om, in het licht van deze strijd tegen kindersterfte in de partnerlanden waar de Belgische ontwikkelingssamenwerking actief is, bijzondere projecten op te starten om de kindersterfte betekenisvol en met doeltreffende middelen te doen dalen.
Ik betreur het dat de minister van Ontwikkelingssamenwerking niet aanwezig is. Hij had dat min of meer beloofd. Ik vermoed dat hij aan het uitrusten is van zijn reis naar Congo. We werken aan het groeipad van 0,7%. We komen uit op ongeveer 0,53 à 0,56%. Ik wil de minister vragen om al het geld dat er de komende jaren zal bijkomen prioritair te besteden aan de strijd tegen de kindersterfte.
Deze resolutie werd eenparig goedgekeurd door de aanwezigen in de commissie voor de Buitenlandse Zaken. Ik dank de collega's die op die commissievergadering aanwezig waren.
De gebeurtenissen van de voorbije weken in Essen hebben ons geleerd dat er een grote maatschappelijke warmte heerst voor kinderen in nood. Ik hoop dat dit eveneens geldt voor kinderen elders in de wereld.
22.07 Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, het is misschien merkwaardig dat twee leden een uiteenzetting geven over een thema dat voor sommigen misschien heel ver weg ligt.
Jaarlijks sterven 10,6 miljoen kinderen jonger dan vijf jaar. Ik weet niet of u kunt vatten hoeveel dat is. Daarom zou ik u willen vragen om gedurende 6 seconden uw adem in te houden.
Mijnheer de voorzitter, ik had gevraagd om gedurende 6 seconden uw adem in te houden.
De voorzitter: Ik dacht dat u mij vroeg om 6 seconden te zwijgen, wat veel moeilijker was.
22.08 Hilde Vautmans (VLD): Collega’s, tijdens deze 6 seconden zijn ergens in de wereld twee kinderen jonger dan vijf jaar gestorven. Ik hoop dat jullie zich realiseren wat dat betekent.
Er sterven 30.000 kinderen jonger dan vijf jaar per dag. Het aantal kinderen jonger dan vijf jaar dat jaarlijks over de hele wereld sterft, is gelijk aan het totale aantal kinderen jonger dan vijf jaar dat in Frankrijk, Duitsland, Griekenland en Italië samen woont.
Ik ben heel blij dat wij vandaag de voorliggende resolutie behandelen. De millenniumdoelstellingen moeten worden bereikt tegen 2015 en deze millenniumdoelstelling, het terugdringen van kindersterfte, is absoluut noodzakelijk. Er werden al heel wat stappen gezet, maar sedert de jaren negentig vertraagde het terugdringen van de kindersterfte in plaats van te versnellen.
Het gros van de kindersterfte is te wijten aan heel eenvoudige ziekten, zoals diarree, longontsteking en malaria, die door heel eenvoudige middelen op te lossen zijn. Wanneer ieder van ons op de wereld ongeveer 1 dollar per jaar zou geven, zou 70% van de kindersterfte kunnen worden teruggedrongen. Heel eenvoudige maatregelen zouden 70% van de kindersterfte kunnen voorkomen.
Collega’s, het is soms te gek om op te noemen. Ik heb het in Niger en in Ethiopië gezien. Gewoon een warm mutsje bij de geboorte of een steriel mes om de navelstreng door te knippen, zijn eenvoudige ingrepen die heel wat kinderlevens zouden kunnen redden.
Daarom vragen wij aan de regering om van het terugdringen van de kindersterfte in de ontwikkelingslanden een prioriteit te maken. Ik hoop dat u straks, wanneer u op de stemknop drukt, nog eens aan het inhouden van uw adem denkt en daarna met volle overtuiging op de groene knop drukt.
Le président:
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion est close.
De bespreking is gesloten.
Comme d'habitude, cette proposition de résolution comporte une série de développements.
Het voorstel heeft consideranten van A tot H en vervolgens zijn er twee oproepen tot de federale regering.
Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé
Er werden geen amendementen ingediend of
heringediend.
Le vote sur la proposition de résolution aura lieu ultérieurement.
De stemming over het voorstel van resolutie zal later plaatsvinden.
Mijnheer de vicepremier, ik begin nu met de bespreking van de verdragen. De reden waarom ik die uitgesteld heb, was een vraag van collega Van der Maelen, in verband met een verdrag met China.
23 Projet de loi portant assentiment à l'Accord entre l'Union économique belgo-luxembourgeoise et le Gouvernement de la République populaire de Chine concernant l'encouragement et la protection réciproques des investissements, signé à Beijing le 6 juin 2005 (2736/1)
23 Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Volksrepubliek China inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Beijing op 6 juni 2005 (2736/1)
Transmis par le Sénat
Overgezonden door de Senaat
Sans rapport
Zonder verslag
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
Quelqu'un demande-t-il la parole?
Vraagt iemand het woord?
23.01 Dirk Van der Maelen (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, ik vat mijn vraag nog eens kort samen.
Bij het ondertekenen van het verdrag tussen de BLEU en China werd een memorandum of understanding toegevoegd waarin de drie partijen zich ertoe verbinden om bij de investeringen oog te hebben voor normen inzake milieu en arbeidsbescherming of, breder gezegd, het sociale aspect. Dat is een engagement van de politieke wereld. Op hetzelfde ogenblik, toen ik samen met de voorzitter in China was, vernam ik dat China zijn arbeidswetgeving lichtjes aan het aanscherpen is. Het gaat over een fractie van wat wij hebben aan, bijvoorbeeld, reglementering bij collectief ontslag. Het gaat over een fractie van onze regelgeving inzake het proefbeding bij de aanwerving.
Wat stel ik vast? Op het ogenblik dat de Chinese regering daarmee bezig is, is de Europese Kamer van Koophandel, waarvan de voorzitter een Belg is, voluit aan het lobbyen tegen die nieuwe wetgeving. Ik meen dus een tegenstelling te zien tussen, enerzijds, wat de Belgische, onder meer politieke, overheid wenst, namelijk dat het milieu en het sociale klimaat in China langzaam zouden evolueren naar wat men het Europese sociale model zou kunnen noemen en, anderzijds, het lobbywerk van Belgische bedrijven die in de Kamer van Koophandel zitting hebben en regelrecht daartegen ingaan.
Mijn vraag aan de regering is de volgende. Zou de regering eens contact willen nemen met de Belgische vertegenwoordigers in de Kamer van Koophandel, hen op die tegenstelling wijzen en hun vragen dat zij zich zouden gedragen naar wat in het memorandum of understanding staat?
23.02 Minister Patrick Dewael: Ik doe dat graag.
Le président:
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2736/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2736/1)
Le projet de loi compte 2 articles.
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
24 Projet de loi portant assentiment à l'Accord entre l'Union économique belgo-luxembourgeoise, d'une part, et le Gouvernement de la République du Pérou, d'autre part, concernant l'encouragement et la protection réciproques des investissements, signé à Bruxelles le 12 octobre 2005 (2737/1)
24 Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Regering van de Republiek Peru, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 12 oktober 2005 (2737/1)
Transmis par le Sénat
Overgezonden door de Senaat
Sans rapport
Zonder verslag
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)
Vraagt iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2737/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2737/1)
Le projet de loi compte 2 articles.
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
25 Projet de loi portant assentiment à l'Accord, conclu par échange de lettres à La Haye le 9 juin 2005, entre les Gouvernements des États du Benelux (le Royaume de Belgique, le Grand-duché de Luxembourg, le Royaume des Pays-Bas) et le Gouvernement de la République d'Albanie relatif à la suppression de l'obligation du visa concernant les passeports diplomatiques (2738/1)
25 Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst, gesloten door uitwisseling van brieven te Den Haag op 9 juni 2005, tussen de Regeringen van de Benelux-Staten (het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden) en de Regering van de Republiek Albanië inzake de afschaffing van de visumplicht met betrekking tot diplomatieke paspoorten (2738/1)
Transmis par le Sénat
Overgezonden door de Senaat
Sans rapport
Zonder verslag
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)
Vraagt iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2738/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2738/1)
Le projet de loi compte 2 articles.
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
26 Projet de loi portant assentiment à l'Accord bilatéral d'assistance administrative mutuelle en matière douanière entre le Gouvernement du Royaume de Belgique et le Gouvernement de la République d'Ouzbékistan, signé à Tashkent le 1er novembre 2002 (2739/1)
26 Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Oezbekistan over wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken, ondertekend te Tashkent op 1 november 2002 (2739/1)
Transmis par le Sénat
Overgezonden door de Senaat
Sans rapport
Zonder verslag
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)
Vraagt iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2739/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2739/1)
Le projet de loi compte 2 articles.
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
27 Projet de loi portant assentiment à l'Accord entre la Communauté européenne et ses États membres, d'une part, et le Gouvernement de la République populaire de Chine, d'autre part, relatif aux transports maritimes, fait à Bruxelles le 6 décembre 2002 (2740/1)
27 Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst inzake zeevervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten, enerzijds, en de Regering van de Volksrepubliek China, anderzijds, gedaan te Brussel op 6 december 2002 (2740/1)
Overgezonden door de
Senaat
Sans rapport
Zonder verslag
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)
Vraagt iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2740/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de
bespreking. (Rgt 85, 4) (2740/1)
Le projet de loi compte 2 articles.
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
28 Projet de loi portant assentiment à l'Accord entre l'Union économique belgo-luxembourgeoise, d'une part, et la République de Madagascar, d'autre part, concernant l'encouragement et la protection réciproques des investissements, signé à Antananarivo le 29 septembre 2005 (2741/1)
28 Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Republiek Madagaskar, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Antananarivo op 29 september 2005 (2741/1)
Transmis par le Sénat
Overgezonden door de Senaat
Sans rapport
Zonder verslag
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)
Vraagt iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2741/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de
bespreking. (Rgt 85, 4) (2741/1)
Le projet de loi compte 2 articles.
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
29 Projet de loi portant assentiment au Protocole complémentaire entre le Royaume de Belgique et l'Agence européenne de défense, signé à Bruxelles le 22 juin 2005 (2742/1)
29 Wetsontwerp houdende instemming met het Aanvullend Protocol tussen het Koninkrijk België en het Europees Defensieagentschap, ondertekend te Brussel op 22 juni 2005 (2742/1)
Transmis par le Sénat
Overgezonden door de Senaat
Sans rapport
Zonder verslag
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)
Vraagt iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2742/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de
bespreking. (Rgt 85, 4) (2742/1)
Le projet de loi compte 3 articles.
Het wetsontwerp telt 3 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
30 Projet de loi modifiant les articles 1er et 2 de la loi du 8 avril 1965 instituant le dépôt légal à la Bibliothèque royale de Belgique en vue d'étendre le champ d'application aux microfilms et aux supports numériques (2467/1)
30 Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 1 en 2 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van het wettelijk depot bij de Koninklijke Bibliotheek van België, teneinde de toepassingssfeer uit te breiden tot microfilms en numerieke dragers (2467/1)
Transmis par le Sénat
Overgezonden door de Senaat
Sans rapport
Zonder verslag
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)
Vraagt iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2467/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de
bespreking. (Rgt 85, 4) (2467/1)
Le projet de loi compte 3 articles.
Het wetsontwerp telt 3 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 7 décembre 2006 à 18.15 heures.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 7 december 2006 om 18.15 uur.
La séance est levée à 18.03 heures.
De vergadering wordt gesloten om 18.03 uur.
Ce compte rendu n'a pas d'annexe. |
Dit verslag heeft geen bijlage. |