Plenumvergadering |
|
du jeudi 23 novembre 2006 Soir ______ |
van donderdag 23 november 2006 Avond ______ |
La séance est ouverte à 17.55 heures et présidée par M. Herman De Croo.
De vergadering wordt geopend om 17.55 uur en voorgezeten door de heer Herman De Croo.
Ministre du gouvernement fédéral présent lors de l'ouverture de la séance:
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:
Rudy
Demotte.
Le président: La séance est ouverte.
De vergadering is geopend.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.
Camille Dieu, pour raisons de santé / wegens
ziekte;
Johan Vande Lanotte, devoirs de mandat /
ambtsplicht;
Miguel Chevalier, Philippe Collard, David
Geerts, Pierre Lano, Ingrid Meeus, Philippe Monfils, Patrick Moriau, en mission
à l'étranger / met zending buitenslands;
Geert
Lambert, UEO / WEU.
De avondvergadering zal wel een tijdje in beslag nemen. Nous avions deux questions en réserve. Wij hadden nog twee vragen van twee dames die met ongeduld op de heer Demotte hebben gewacht. Hij was echter in de Senaat weerhouden.
01 Vraag van mevrouw Maya Detiège aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het grensoverschrijdend ambulanceverkeer voor noodhulp" (nr. P1616)
01 Question de Mme Maya Detiège au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le trafic ambulancier transfrontalier dans le cadre de l'aide urgente" (n° P1616)
01.01 Maya Detiège (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw komst.
De voorzitter van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad - het Beneluxparlement - heeft de heer Tommelein - ondervoorzitter van het Beneluxparlement - en mijzelf - voorzitter van de commissie voor de Volksgezondheid van het Beneluxparlement - gevraagd om in naam van het permanent comité het ongenoegen van de drie landen te uiten over de samenwerking tussen België en Nederland bij grensoverschrijdende medische noodhulp. Ik spreek hier in naam van de heer Tommelein en van mijzelf.
Op initiatief van de Beneluxraad wordt al sinds 2000 gewerkt aan een overeenkomst tussen België en Nederland omtrent het grensoverschrijdend ambulancevervoer. Het doel van die overeenkomst is om zonder juridische of financiële problemen bijstand te kunnen verlenen in een buurland. In een eengemaakt Europa is het niet meer dan logisch dat wanneer er iets gebeurt in een grensgebied een Nederlandse ambulancier een Belg kan helpen of hulp kan worden geboden aan een Belg in een Nederlands ziekenhuis. Het zou dus geen rol mogen spelen of het gaat om een Belgische ziekenwagen of een Nederlands ziekenhuis.
Er werden al een aantal verslagen opgesteld door de regeringen over de Economische Unie. Daarin wordt telkens gesteld dat de ondertekening van een dergelijke overeenkomst een oplossing zou kunnen bieden. Tot op heden is er echter nog steeds geen akkoord tussen België en Nederland.
De heer Tommelein heeft u in het voorjaar van 2005 gevraagd hoe het precies zit. U hebt toen geantwoord dat de Nederlandse administratie werkte aan een ontwerp en dat een overeenkomst tussen de Nederlandse en Belgische overheden zou worden ondertekend in het najaar van 2005.
Het grappige is dat de Nederlandse collega's dat ook hebben gevraagd. Terwijl u zei dat dit wat langer aansleepte omdat de Nederlandse administratie op zich liet wachten, kregen de Nederlandse collega's te horen dat dit ook het geval was bij de Belgen.
De Nederlandse collega’s hebben een ander antwoord gekregen, namelijk dat het jammer was maar dat het aan de Belgen lag.
Op zich heb ik daarmee geen probleem. Om die reden houden wij echter wel in elk Parlement een interpellatie. Dat wil zeggen dat de Nederlandse parlementsleden in het Nederlandse Parlement, de Luxemburgers bij hen en ikzelf hier in het Parlement vragen wanneer er nu eindelijk een akkoord zal komen.
Ook de voorzitter van het Beneluxparlement heeft op 17 november 2006 een brief geschreven aan de voorzitter van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie. Wij hopen door dit initiatief – volgende week op 1 december 2006 vindt in het Beneluxparlement in dat verband de plenaire vergadering plaats – nu eindelijk op een positieve manier aan het akkoord te kunnen werken.
01.02 Minister Rudy Demotte: Mijnheer de voorzitter, ik wil over de kwestie heel duidelijk zijn. Van Belgische zijde zijn wij klaar.
Op 17 mei 2006 hebben de Nederlanders van onze administratie een brief gekregen waarin om hun standpunt werd gevraagd. Toen werd beloofd dat wij in het najaar een concreet antwoord zouden krijgen. Wij hebben het antwoord nog niet gekregen. Dat heeft misschien te zien met de verkiezingen in Nederland.
Inmiddels moeten wij onze collega’s vragen om aan de veel te lange gesprekken een einde te maken. Wij zullen dat doen in een nieuw schrijven aan mijn collega.
01.03 Maya Detiège (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb uit uw antwoord begrepen dat u bij de Nederlandse minister druk wilt uitoefenen op uw manier. Mijn collega zal dat dan ook doen in de plenaire vergadering volgende week.
De voorzitter: Het kan misschien de vorming van een regering in Nederland bespoedigen.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Hilde Dierickx aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het antibioticagebruik" (nr. P1617)
02 Question de Mme Hilde Dierickx au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la consommation d'antibiotiques" (n° P1617)
02.01 Hilde Dierickx (VLD): Mijnheer de voorzitter, het vragenuurtje is bijna vier uur bezig. Ik zal mijn vraag dus heel kort houden.
Mijnheer de minister, u voert al jaren strijd tegen het overmatig gebruik van antibiotica door de Belgen. U hebt natuurlijk een nobele doelstelling, namelijk ervoor zorgen dat de bacteriën minder resistent zijn tegen antibiotica, zodat, wanneer er een ernstige ziekte optreedt, er een efficiënt middel bestaat.
Nu blijkt uit onderzoek dat de huisartsen inderdaad 8% minder antibiotica voorschrijven, maar dat zij wel hun toevlucht nemen tot antibiotica waarin het actieve bestanddeel soms het dubbele is van de traditioneel gebruikelijke antibiotica. Dat is natuurlijk het gevaar wanneer de politiek de hand vasthoudt van de artsen. Er is van in het begin voor gewaarschuwd dat artsen, wanneer zij een therapie voorstellen, een beslissing moeten nemen op basis van medische kennis en niet op basis van wat de politiek hun voorschrijft. De artsen worden nu te veel beïnvloed door hun profiel. Zij kunnen gesanctioneerd worden, wanneer zij geen goed profiel hebben. Daarom nemen zij hun toevlucht tot andere dan de gebruikelijke antibiotica.
Ik kan u natuurlijk begrijpen, mijnheer de minister. U moet ervoor zorgen dat de uitgaven voor de gezondheidszorg onder controle blijven, maar u kunt toch niet om dat onderzoek heen. Ook professor Goossens van het UZ Antwerpen is het daarmee eens, hoewel hij een andere conclusie trekt. Mijnheer de minister, zult u uw beleid in verband met het voorschrijfgedrag van de artsen handhaven? Zult u niet veeleer projecten stimuleren waarbij getracht wordt testen uit te werken, zodat artsen vlug een diagnose kunnen stellen en weten of een bepaald medicament efficiënt zal zijn of niet?
02.02 Minister Rudy Demotte: Mijnheer de voorzitter, het gaat hier over een studie, over veel cijfers, zeer ingewikkelde dingen, over veel verschillende grafieken. Ik zal dan ook een document gebruiken. Mijnheer de voorzitter, u moet mij hiervoor verontschuldigen.
Ik kom dan bij de mening van professor Herman Goossens, projectleider van professor Samuel Coenen. Hij zegt dat er verwarring bestaat in de interpretatie van de gegevens. In tegenstelling met wat deze morgen op de radio werd gezegd, is er een zeer concreet resultaat dat te danken is aan ons beleid. Het voorschrijfgedrag verandert. De dagelijkse doses antibiotica verminderen. Het gebruik van antibiotica wordt nu beter afgestemd op het ziektebeeld. Er is op dat vlak een zeer grote inspanning geleverd.
Ik heb hier een brief van professor Herman Goossens waarin staat, ik citeer: "Vandaag werd er een zeer dubbelzinnige en verkeerde boodschap via het radiojournaal verspreid, op basis van een artikel van dokter Samuel Coenen. Het artikel is een analyse… maar werd werkelijk geïnterpreteerd voor de impact van de publieke campagne rond het gebruik van antibiotica in een slechte richting. De campagnes werken wel. De campagnes werken degelijk en men mag zeggen dat de verschillende statistieken dit bewijzen."
In januari zal een zesde campagne worden gevoerd. Dergelijke campagnes hebben altijd een zeker resultaat. Op bepaalde momenten dalen de cijfers echter een beetje. Dat is de reden waarom deze campagnes regelmatig moeten worden herhaald.
02.03 Hilde Dierickx (VLD): Mijnheer de minister, ik heb ook die mededeling gelezen van professor Goossens. U kunt toch niet ontkennen dat ondanks het feit dat minder antibiotica wordt gebruikt de actieve bestanddelen wel degelijk stijgen en daar is het ten slotte om te doen. Als u die grafiek bekijkt dan is er ten opzichte van 2004 een duidelijke stijging.
Ook als men vergelijkt met Nederland is er hier toch een probleem met MRSA terwijl dit in Nederland helemaal niet het geval is. Ik meen dat uit de statistieken duidelijk blijkt dat op het vlak van actieve bestanddelen een stijging is waar te nemen in 2005 ten opzichte van 2004.
02.04 Minister Rudy Demotte: Mijnheer de voorzitter, wij zullen hier dieper op ingaan in de commissie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Hiermee beëndigen wij het vragenuurtje.
Collega's, wij hebben misschien nog een lange avond voor de boeg, dat zal afhangen van de uiteenzettingen die onze collega’s nog willen voeren.
03 Projet de loi sur l'accueil des demandeurs d'asile et de certaines autres catégories d'étrangers (2565/1-7)
03 Wetsontwerp betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen (2565/1-7)
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
03.01 Nahima Lanjri, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, collega's, het voorliggend wetsontwerp is erop gericht om Europese richtlijn 2003/9/EG van de Raad van Europa, tot vaststelling van de minimumnormen voor de opvang van asielzoekers, om te zetten in Belgisch recht.
Deze richtlijn vormt een eerste fase in een proces dat een gemeenschappelijk asielstelsel en een uniform vluchtelingenstatuut in de EU tot stand moet brengen. Deze richtlijn heeft tot doel minimumnormen vast te leggen voor de opvangvoorzieningen voor asielzoekers om hen een menswaardig leven te waarborgen en vergelijkbare levensomstandigheden in alle lidstaten toe te kennen en op die manier de secundaire stromen van asielzoekers, het zogenaamde asielshoppen, tegen te gaan of alleszins te beperken.
De richtlijn moest uiterlijk op 6 februari 2005 omgezet zijn in Belgisch recht. De regering heeft echter te kennen gegeven ervoor gekozen te hebben om dit wetsontwerp te koppelen aan dat over de hervorming van de asielprocedure. Het is volgens de regering belangrijk om de nadruk te leggen op het feit dat de opvang van asielzoekers parallel ingesteld wordt met de hervorming van de asielprocedure.
Vanwege de aantrekkingskracht van het Belgisch opvangsysteem werd de toekenning van financiële steun in 2000 vervangen door de toekenning van zogenaamde materiële hulp in de eerste fase, met name de ontvankelijkheidsfase. Ter ondersteuning daarvan heeft de regering het opvangnetwerk versterkt en het aantal opvangplaatsen verhoogd tot 15.600 plaatsen.
Het ontwerp voert het principe in van materiële opvang gedurende de hele procedure, en dit in twee fases, tijdens de eerste vier maanden in een gemeenschappelijke opvangstructuur en vervolgens in een individuele opvangstructuur, beheerd door een OCMW of een andere opvangpartner. Er zijn natuurlijk ook bepaalde uitzonderingen mogelijk.
Bij de opstelling van het ontwerp werd als algemeen principe vooropgesteld dat aan asielzoekers een levensstandaard moet gewaarborgd worden overeenkomstig met artikel 1 van de OCMW-wet.
Dit wetsontwerp bevat de algemene beginselen die de grondslag vormen van de organisatie van de opvang, evenals een overzicht van de rechten en plichten van de asielzoekers enerzijds en van Fedasil dat instaat voor de opvang, anderzijds. Het verduidelijkt de opdrachten van Fedasil, meer bepaald inzake de opvang van niet-begeleide buitenlandse minderjarigen en inzake de vrijwillige terugkeer.
Voorts probeert dit wetsontwerp de bepalingen die tot nu toe verspreid waren over de organieke wet van 8 juli 1976, die dus de basis gaf voor de materiële opvang, de programmawet van 19 juli 2001, die de basis gaf voor de werking van Fedasil, en de wet van 15 december 1980 met bepalingen inzake de verplichte plaats van inschrijving, in één enkele tekst te gieten.
Het wetsvoorstel nr. 939 van collega Dirk Claes en mezelf werd ook gekoppeld aan het onderhavig ontwerp. Het voorstel beoogt een harmonieuze spreiding van de asielzoekers. Het spreidingsplan bepaalt namelijk dat de gemeenten volgens een aantal parameters asielzoekers toegewezen krijgen. In de praktijk echter kan de asielzoeker die maatregel makkelijk omzeilen en zich vestigen in andere gemeenten dan die waaraan hij is toegewezen. Wij zijn, als indieners, ervan overtuigd dat er een sanctiemechanisme nodig is voor het OCMW als het niet alles in het werk stelt om de asielzoekers te huisvesten, maar er moet ook een sanctiemechanisme bestaan voor de asielzoeker die zich niet vestigt in de hem toegewezen gemeente, hetgeen tot nu toe ontbrak in de wetgeving.
De verplichting tot vestiging moet volgens ons ook gelden voor de duur van de hele asielprocedure. Een daadwerkelijke vestiging is een voorwaarde voor de asielzoeker om steun te krijgen. Op die manier willen wij dus een instrument bieden aan de OCMW’s, zodat zij de asielzoekers op hun grondgebied gevestigd krijgen.
Uiteindelijk hebben wij beslist om ons wetsvoorstel toch van het ontwerp te ontkoppelen, aangezien wij toch eerst de evaluatie willen afwachten van de wet. Die evaluatie zal er na een jaar komen.
Tot hiertoe heb ik een schets gegeven van het wetsontwerp zelf en van het eraan gekoppeld wetsvoorstel van Dirk Claes en mezelf.
Ik kom nu tot de algemene bespreking van het wetsontwerp. Het zou mij te ver brengen om u een integraal verslag te brengen van alle discussiepunten en van alle amendementen die werden ingediend, hoe waardevol ze ook mogen zijn. Ik zal mij dus beperken tot een aantal punten waarover wel wat discussie bestond in de commissie.
Ten eerste, aangaande de medische zorg die aan de mensen in de opvang worden toegekend, voorziet het ontwerp in een uitsluiting bij koninklijk besluit van de medische zorg die manifest niet noodzakelijk blijken te zijn. Diverse sprekers in de commissie uiten hun bezorgdheid over die passage en vragen of de toediening van medische zorg reeds bij voorbaat kan worden uitgesloten via een koninklijk besluit.
Een tweede aspect waarover discussie bestond, was werk. Er is onduidelijkheid over de uitvoering van de EU-richtlijn aangaande het aspect werk. De heer Benoît Drèze en mevrouw Marie Nagy, evenals ikzelf, waren van oordeel dat de minister voort overleg moest plegen met zijn collega, de minister van Werk, om de regeling van de opvang met volledige materiële steun af te stemmen op de mogelijkheid van de asielzoeker om toegang te hebben tot de arbeidsmarkt, en om na te gaan wanneer er aanpassingen nodig zijn in de ene of de andere richting.
Een derde punt waarover discussie bestond in de commissie was de duurtijd en vorm van opvang. De heer Drèze en mevrouw De Meyer merkten op dat het aanvankelijk de bedoelding was dat de duur van het toekennen van de materiële hulp beperkt zou zijn tot één jaar. Na deze termijn zou de materiële hulp worden omgezet in financiële hulp die zou worden toegekend vanuit de OCMW’s. De asielzoeker zou toegang hebben tot de arbeidsmarkt zoals dat ook voorgesteld wordt door de richtlijn. De Ministerraad heeft er nochtans voor gekozen de duur van de opvang niet in de wet te beperken omdat men de OCMW’s niet nodeloos wou overbelasten indien de procedure meer tijd in beslag zou nemen. Dit is volgens de heer Drèze een foute keuze. Hij voegde eraan toe dat het opvangbeleid sinds enkele jaren in crisis verkeert en dat de momenteel van toepassing zijnde procedures als gevolg hebben dat een groot aantal mensen zeer lange tijd – gemiddeld vier tot vijf jaar – in opvangstructuren zit. De heer Bultinck had als fundamenteel bezwaar tegen het ontwerp dat de asielzoekers nog steeds in open structuren worden opgevangen.
Ook over de niet-begeleide minderjarigen is er wat discussie geweest. Mevrouw Nagy vond dat het wetsontwerp tekortschoot op het vlak van de regeling voor de niet-begeleide minderjarigen. Ze was van oordeel dat het niet opportuun is om een minderjarige waarover geen enkele twijfel bestaat dat hij of zij minderjarig is op te vangen in een gesloten centrum gesitueerd in het grensgebied. Zij pleitte dan ook voor een specifieke regeling voor minderjarigen.
Dat waren een aantal discussiepunten. In de commissie zijn ook heel wat amendementen ingediend. Ik zal ze niet allemaal overlopen, ik zal mij beperken tot de goedgekeurde amendementen. Eerst en vooral is er het regeringsamendement. Het amendement van de regering wil een nieuw artikel 40bis invoegen over de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Dit amendement is een oplossing voor het vraagstuk van de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Voortaan zullen die minderjarigen niet langer vastgehouden worden in een gesloten centrum maar opgevangen worden in een beveiligd centrum dat wordt gelijkgeschakeld met een welbepaalde plaats gesitueerd in het grensgebied. Men noemt het eigenlijk een observatie- en oriëntatiecentrum. Het verblijf daar mag niet langer dan 15 dagen duren. Als het terugdrijven van die minderjarige niet binnen de 15 dagen kan plaatsvinden, wordt de minderjarige tot het grondgebied toegelaten of verder opgevolgd door de voogdijdiensten.
Een tweede amendement dat werd aangenomen is het amendement ingediend door de dames Burgeon en Lambert, amendement nummer 28 op artikel 20. Dat artikel gaat over het recht op eerbiediging van het privéleven, het recht op eerbiediging van het gezinsleven en eerbiediging van zijn overtuiging. De aanvankelijke tekst was wat onduidelijk. Door een aanpassing die werd goedgekeurd is het nu duidelijk dat die eerbiediging zowel in de individuele als in de collectieve opvang geldt. Het amendement werd eenparig aangenomen.
Ten slotte, amendement nr. 30, het laatste amendement, strekt ertoe een artikel 65bis in te voegen. Het werd ingediend door mezelf en voorziet erin dat de regering 1 jaar na de inwerkingtreding van de wet een evaluatie uitvoert en hiervan verslag uitbrengt aan het Parlement. Het amendement werd eenparig goedgekeurd.
Mijnheer de voorzitter, ik wil de diensten van de Kamer danken voor het uitstekend verslag.
Le président: Le projet de loi a été scindé par la commission, en application de l'article 72.2 alinéa 2 du Règlement. J'en dirai un mot tout à l'heure quand je parcourrai les articles.
De heer Drèze heeft het woord in de algemene bespreking. Daarna volgen mevrouw Lanjri, mevrouw Nagy en de heer Bultinck.
03.02 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, je me réjouis de la transposition - bien que tardive - en droit belge de la directive européenne relative à l'harmonisation des conditions d'accueil. Si la jurisprudence répondait majoritairement aux questions essentielles concernant le droit à l'aide financière ou matérielle des demandeurs d'asile ou des autres catégories d'étrangers, comme les familles avec enfants en situation de séjour illégal, il était urgent qu'un texte de loi reprenne clairement ces principes établis. L'élaboration d'un cadre législatif et juridique cohérent garantissant une égalité de traitement entre les demandeurs d'asile demeure un objectif louable.
Avec mes collègues du cdH, je tiens à souligner les initiatives du projet qui nous semblent aller dans un sens positif.
1. La volonté du texte d'offrir aux résidents un accueil adapté à leurs besoins particuliers, notamment par le biais de l'identification de groupes vulnérables, comme les femmes isolées et les victimes de la torture.
2. La définition de critères de désignation dans les structures d'accueil ainsi qu'une politique claire de transfert.
3. La mise en place d'un système plus clair d'accompagnement médical, psychologique, social et juridique censé assurer aux bénéficiaires de l'accueil une vie conforme à la dignité humaine.
4. La mise en place de procédures de recours contre des décisions prises par les structures d'accueil ou de traitement des plaintes.
Néanmoins, monsieur le ministre, il est utile de rappeler que, si ce projet est majoritairement positif, l'accueil connaît depuis plusieurs années dans notre pays une véritable situation de crise. L'engorgement des différentes instances d'asile et plus particulièrement du Conseil d'État a eu pour conséquence de laisser vivre dans des structures d'accueil des milliers de personnes durant des périodes extrêmement longues.
On estime actuellement à environ cinq ans le délai d'examen d'un recours en annulation d'une décision du CGRA devant le Conseil d'État. De nombreux demandeurs d'asile déboutés de la procédure et en recours au Conseil d'État résident dans des centres communautaires depuis parfois quatre ans, en attente d'une réponse relative au recours et dans la crainte d'une expulsion. Ces durées de séjour anormalement longues en structure conduisent à de graves séquelles psychologiques. Le ECRE, le HCR, la Croix-Rouge, la Rode Kruis et Fedasil soutiennent que la durée maximale en structure d'accueil est de six mois. Enfin, les structures d'accueil sont saturées. Plus de 40% du réseau est actuellement occupé par des demandeurs d'asile déboutés en recours au Conseil d'État.
Au départ, la réforme de l'accueil avait comme objectif louable de limiter le séjour en aide matérielle, c'est-à-dire en structure d'accueil, à une durée d'un an. Après ce délai, l'aide matérielle se convertissait en aide financière à charge du CPAS, selon le code de répartition 207, avec accès au marché du travail comme le commande la directive européenne. Néanmoins, le Conseil des ministres a choisi de ne pas limiter l'accueil à une durée maximale car, à l'entendre, il ne souhaitait pas surcharger les CPAS en raison d'un mauvais calcul.
C'est là, selon nous, un mauvais choix, ce notamment quand on sait - cela a été prouvé - que les frais engendrés par l'accueil matériel sont de loin plus importants que les frais d'aide sociale financière à charge des CPAS.
Par conséquent, les demandeurs d'asile resteront dans les structures d'accueil pendant toute la durée de la procédure. C'est pour cette raison que je redépose un amendement visant à limiter à un an la durée de séjour en centre d'accueil communautaire.
En outre, en instaurant un filtre large au Conseil d'État et en refusant toute politique de régularisation, la réforme de l'asile risque de n'apporter aucune solution réduisant une procédure anormalement longue. En liant la procédure à l'accueil, le législateur ne prévoit pas de limite raisonnable et objective à la durée de séjour du demandeur en structure d'accueil. Je dépose également un amendement visant à éviter que les avocats pro deo soient les seuls à prendre en charge l'accompagnement juridique dans la procédure d'asile. Pour être effectif et de qualité, il est nécessaire de combiner plusieurs intervenants, notamment les associations et services sociaux visés à l'article 33 du présent texte.
Je propose également d'intégrer un nouvel article 40bis afin de garantir aux MENA un droit de séjour automatique si aucune solution durable n'a été proposée à la fin du délai de deux semaines et afin de garantir une bonne circulation des informations entre le centre d'orientation et d'observation et le tuteur. La directive en transposition contient également des dispositions relatives aux demandeurs d'asile en détention en centre fermé. Elle énumère des catégories de personnes particulièrement vulnérables qui doivent faire l'objet de mesures d'accueil spécifiques au terme d'une évaluation de leurs besoins; je pense notamment aux enfants détenus en centre fermé.
À propos de l'accompagnement social et médical, le projet du gouvernement suscite l'inquiétude de plusieurs associations dont Médecins Sans Frontières. En effet, le projet garantit au bénéficiaire de l'accueil un droit à l'accompagnement médical et social nécessaire pour mener une vie conforme à la dignité humaine. Néanmoins, il introduit aussi certaines limitations qui créent de nouvelles discriminations. D'abord, selon nous, le texte contient en germe les bases d'une médecine à deux vitesses: la première pour les personnes établies légalement sur le territoire, la seconde pour les demandeurs d'asile.
En effet, l'article 24, alinéa 2 du projet permet au gouvernement d'établir une liste de prestations dont le remboursement pourra être refusé aux demandeurs d'asile alors que ces mêmes prestations sont pourtant explicitement remboursées pour les personnes résidant régulièrement dans notre pays. Pour le cdH, c'est une question de principe: si l'État a établi une liste de prestations remboursables jugées nécessaires à notre santé, tous les êtres humains établis sur notre territoire y ont droit.
Le ministre a affirmé en commission que la liste des prestations des médicaments remboursables pour les bénéficiaires aurait été négociée avec Médecins Sans Frontières. Cette ONG nous a cependant confirmé que seule une partie de la liste a fait l'objet d'une concertation, à savoir celle qui ne suscite aucune discussion éthique: la liste des médicaments actuellement non remboursés par l'assurance maladie. L'autre partie, la plus délicate, à savoir les médicaments remboursables qui seraient dorénavant exclus du remboursement pour les demandeurs d'asile n'a pas été négociée.
Deuxième élément dans les limitations qui, à nos yeux, engendrent des discriminations. Le texte entraîne des difficultés d'accès, pour les demandeurs d'asile, à un médecin choisi librement en dehors du centre de référence. En effet, selon l'exposé des motifs, le bénéficiaire de l'aide peut choisir un médecin en dehors du centre; dans ce cas, le coût de la consultation ne sera pas remboursé. Cependant, en commission, le ministre a répondu aux questions posées sur le sujet: ce remboursement pourrait bel et bien avoir lieu.
Il existe donc une contradiction qu'il aurait été nécessaire de clarifier dans le texte de loi lui-même. Le droit au libre choix du praticien professionnel est un droit fondamental garanti par la loi sur les droits du patient. Ce droit implique que les conditions du remboursement des soins soient les mêmes pour tous ceux qui y ont droit et non seulement pour certains d'entre eux.
Troisième et dernière limitation que j'évoquerai. Nous contestons que le texte proposé ne modifie en rien la situation des demandeurs d'asile qui vivent en dehors des centres d'accueil. Sur ce point, je rejoins la critique de Médecins Sans Frontières qui constate, sur le terrain, de grandes difficultés d'accès aux soins pour ces personnes.
Le ministre a répondu en commission qu'il prépare un arrêté royal afin de résoudre ce problème. Selon nous, ce problème aurait aussi pu être réglé dans la loi elle-même.
Sur ces trois points, le cdH a introduit en commission des amendements et les redépose ici en séance plénière.
Un dernier amendement redéposé vise à préciser dans la loi que le code de déontologie applicable à tous les membres du personnel de la structure d'accueil devrait être négocié avec les catégories de personnel concernées. En effet, certaines catégories professionnelles sont déjà soumises à des codes de déontologie qui leur sont propres; je pense en particulier aux médecins et aux assistants sociaux. L'amendement en question vise à éviter les éventuelles contradictions.
Enfin, monsieur le ministre, le cdH regrette que le ministre de l'Intérieur, vous-même, ministre de l'Intégration sociale, et votre collègue ministre de l'Emploi ne se soient pas accordés pour transposer à temps et en même temps la directive européenne du 27 janvier 2003 relative à des normes minimales pour l'accueil des demandeurs d'asile. Certains textes sont adoptés, d'autres non; les dates d'entrée en vigueur ne coïncident pas. Tout cela ne sera pas sans poser un certain nombre de problèmes.
Pour terminer, nous n'acceptons pas que l'article 11 de la directive européenne reste actuellement dans les limbes. Cet article traite de l'accès au marché du travail des demandeurs d'asile; il n'est pas acceptable que le gouvernement néglige cette dimension positive de la directive alors qu'il s'est empressé, avant les vacances parlementaires, de durcir le droit d'asile et de rejeter toute avancée, fût-elle partielle, en matière de régularisation.
03.03 Koen Bultinck (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, heren ministers, collega’s, wanneer wij het ontwerp technisch van naderbij bekijken, dan merken wij dat het ontwerp twee zaken doet.
Enerzijds is het ontwerp een omzetting van een Europese richtlijn van 27 januari 2003, die ons verplicht een aantal minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten in Belgisch recht om te zetten.
Mijnheer de minister, het mag nog eens worden herhaald: ook hier zijn wij, net als in andere, gelijkaardige dossiers, er niet in geslaagd om een flinke leerling van de Europese klas te zijn. Immers, de richtlijn moest reeds tegen 6 februari 2005 zijn omgezet.
Anderzijds en in tweede orde doet het ontwerp niet veel minder dan een aantal verduidelijkingen en vervolledigingen geven aan de specifieke opdrachten met betrekking tot het Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers.
Het wetsontwerp voert het principe in dat de materiële opvang van asielzoekers tijdens de volledige duur van de procedure zal gelden, dus zowel in de administratieve als in de rechterlijke fase. Het principe hangt uiteraard samen met de vóór het parlementaire reces goedgekeurde hervorming van de asielprocedure, die toen heel uitgebreid en maandenlang in de commissie voor de Binnenlandse Zaken werd behandeld.
Het gevolg van de hervorming zal zijn dat het bestaande onderscheid tussen de ontvankelijkheidsfase en de gegrondheidfase zal vervallen. Dat zou er uiteindelijk moeten toe kunnen leiden dat wij een versnelde afhandeling van de asielaanvragen krijgen.
Wij kennen allemaal de problematiek. Tijdens de ontvankelijkheidsfase wordt materiële hulp verleend, terwijl, eenmaal het dossier ontvankelijk is verklaard, door de OCMW’s ook nog financiële steun wordt toegekend.
Op dat vlak volgt nu de volledige afschaffing van voornoemde, maatschappelijke dienstverlening in de vorm van financiële steun. Onze fractie heeft er geen probleem mee toe te geven dat het in vergelijking met de huidige gang van zaken en met de praktijk zoals die bestond, een stap voorwaarts is.
Mijnheer de minister, wij blijven echter in onze rol van attentieve oppositiepartij. Wij blijven erop drukken dat het iets te vroeg is om op alle banken te juichen.
Eerlijk gezegd, ook na de werkzaamheden in de commissie blijft grote onduidelijkheid heersen over de inwerkingtreding van het voorliggende wetsontwerp.
Mijnheer de minister, ik zeg zelfs meer. Wij hebben in de commissie voor de Volksgezondheid constant benadrukt dat wij verwachten dat de inwerkingtreding voor 1 april 2007 zal zijn. Ik heb gisteren echter ook akte kunnen nemen van een aantal antwoorden die uw collega van Binnenlandse Zaken op ongeveer gelijkaardige vragen over de inwerkingtreding gaf. Uiteindelijk zijn de twee aan elkaar gekoppeld, namelijk het voorliggende wetsontwerp aan de besprekingen over de vernieuwing en de verandering van de asielprocedure in de commissie voor de Binnenlandse Zaken. Uw collega Dewael bleef op dat vlak nogal vaag.
Er blijven dus een aantal grote vraagtekens. Wanneer komt nu de bewuste, cruciale inwerkingtreding? Het ziet er immers wel degelijk naar uit dat een aantal zaken dode letter zal blijven. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.
Veel fundamenteler - u zult daarover niet verwonderd zijn, mijnheer de minister, want u kent de standpunten van onze fractie dienaangaande - is dat wij het moeilijk hebben met de blijvende procedure, waarin opvang van asielzoekers in open structuren gebeurt. Ik meen dat dit een cruciaal gegeven is. Ik heb in de commissie ook gezegd dat wij daarvan akte nemen, maar dat het Vlaams Belang geenszins gelukkig is daarmee, en dat wij beseffen dat de Belgische wetgever op dit vlak met handen en voeten gebonden is aan de fameuze EU-richtlijn van 27 januari 2003.
Ik citeer even uit de richtlijn, collega’s: “Asielzoekers kunnen zich vrij bewegen op het grondgebied van de ontvangende lidstaat of binnen het hun daartoe door de lidstaat aangewezen gebied. Dit aangewezen gebied mag de onvervreemdbare sfeer van het privéleven niet aantasten en dient voldoende bewegingsvrijheid te bieden om ervoor te zorgen dat alle voorzieningen die deze richtlijn biedt toegankelijk zijn”. Er zijn echter wel degelijk een aantal uitzonderingsmogelijkheden, bijvoorbeeld de fameuze uitzondering van de openbare orde. Er is dus een bepaalde mogelijkheid en speelruimte voor het in vraag te stellen van het feit of de procedure alleen via open centra kan verlopen. Onze optie om te opteren voor gesloten centra zou open moeten blijven.
Wij stellen vast, en wij zijn daarmee niet gelukkig, dat ook in dezen Europa wel degelijk een flinke rem is op de mogelijkheid om een ernstig immigratie- en asielbeleid te voeren. Het is niet slecht dat hier nog even gezegd kan worden dat mijn fractie achter de stelling blijft staan dat gesloten opvangcentra de enige manier zijn om te verzekeren dat een verwijderingsbeslissing – dat is cruciaal in een aantal dossiers – geconcretiseerd kan worden.
Jammer genoeg voor u, mijnheer de minister, delen zelfs de vrienden van de multiculturele samenleving eindelijk mijn analyse. Wat zegt het Overlegcentrum voor de Integratie van Vluchtelingen? In de praktijk verdwijnt ongeveer 85% van de uitgeprocedeerde asielzoekers – ik omschrijf het eufemistisch – in de natuur, als gevolg van een bevel om het grondgebied te verlaten.
Wat doet zich voor in die gevallen, mijnheer de minister? Wij kennen allemaal de problematiek. Ze was ook uitgebreid aan de orde in de commissie voor de Volksgezondheid. Die mensen trekken naar de probleemwijken en de grote steden – Antwerpen, Brussel en Luik – waar zij ongetwijfeld ten prooi vallen aan huisjesmelkers en slechts kunnen overleven door zwartwerk, criminaliteit en prostitutie.
Ik moet u eerlijk zeggen, mijnheer de minister, dat men op de duur schrik zou krijgen in deze politiek correcte tijden, waarin de multiculturaliteit een staatsgodsdienst geworden is. Mag men het nog zeggen? Mag men het zich nog afvragen? Onze fractie durft wel degelijk vragen te stellen bij het zogenaamde ruimhartige asielbeleid, dat – als men het echt ernstig bekijkt – bijlange niet zo humaan is als het op eerste gezicht lijkt. Als wij de cijfers goed bekijken en vaststellen dat zeer velen, waaronder alle aanbidders van de multiculturele samenleving, de ogen sluiten voor de tienduizenden uitgeprocedeerde asielzoekers die na ontvangst van hun uitwijzingsbevel in de illegaliteit verdwijnen, dan lijkt mij dat, als sociaal voelende Vlaams Belanger, alles behalve sociaal verantwoord. Ik zou het beleid van het verleden, en ik vrees ook het beleid van de toekomst, inzake asiel veeleer als een non-beleid omschrijven dan als een beleid.
Laat ik het nogmaals duidelijk zeggen: de gesloten centra, waarover het Vlaams Belang inderdaad spreekt, moeten wel degelijk worden onderscheiden van de gesloten uitzettingscentra die bestaan voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Voor ons moet er inderdaad een aangepast regime bestaan. Er moet het nodige comfort zijn. De procedure moet zo kort mogelijk zijn. In onze visie gaan wij er ook vanuit dat de procedure nog veel sneller kan dan de voorliggende procedure. Tegelijk moet, als er een afwijzing van het asielverzoek komt, de afgewezen asielzoeker naar een gesloten uitzettingscentrum worden overgeplaatst. Wij vinden dan ook dat het niet kan dat de capaciteit van de opvangcentra wordt gebruikt voor het veel te langdurig verblijf van een aantal uitgeprocedeerde mensen, die nog een administratief cassatieberoep bij de Raad van State kunnen instellen.
Wij moeten ons trouwens de vraag durven te stellen of de fameuze cassatievoorziening bij de Raad van State niet overbodig is geworden. Als wij de getallen bekijken, moeten wij immers vaststellen dat het aantal gegronde beroepen niet meer dan 5% bedraagt. U hoort dat goed, collega’s. Dan kunt u toch niet boos zijn, mijnheer de minister, dat wij bij het beleid grote vraagtekens plaatsen.
Sta mij toe op twee aangelegenheden dieper in te gaan, mijnheer de minister. In titel 1 van uw ontwerp gaat het over toewijzing van een verplichte plaats van inschrijving. Het artikel 10 van het ontwerp legt inderdaad het principe vast van de aanwijzing van een verplichte plaats van inschrijving voor asielzoekers. Dat kan inderdaad gebeuren in een federaal opvangcentrum, de opvangvoorzieningen van het Rode Kruis of de fameuze opvangplaatsen van het OCMW, die instaan voor de opvang van de asielzoekers. U koestert de stille hoop, mijnheer de minister, dat de evolutie die u op gang tracht te brengen, tot een betere spreiding van de asielzoekers over het grondgebied zal leiden. U hoopt ook dat de ontvankelijk verklaarde asielzoeker niet wordt gestraft, zoals in het bestaande spreidingsplan het geval is. Dat is nu de praktijk als hij er vrijwillig voor kiest zich niet te vestigen in de gemeente waar hij aan het OCMW ervan werd toegewezen. De vernieuwing die u nu doorvoert, zou kunnen leiden tot iets minder concentratie in de grote steden.
Er is een belangrijke maar, mijnheer de minister. Het is trouwens niet het Vlaams Belang dat dit zegt. Om het u gemakkelijk te maken, zal ik binnen uw eigen socialistische familie blijven. Ik verwijs naar de uitspraken van de zeer bekende Antwerpse OCMW-voorzitster, mevrouw Monica De Coninck, die duidelijk zegt dat er in het dossier slechts een oplossing voor het probleem is, namelijk de verplichte huisvesting zolang de asielprocedure loopt.
Reeds in mei 2006 zei zij dat de nieuwe opvangwet nog altijd de vrijheid van vestiging behoudt, waar eigenlijk het fundamentele probleem ligt. Ik geef nog een citaat van Monica De Coninck: “Als de federale overheid de spreiding van asielzoekers wil handhaven, moet ze de procedure inkorten en de asielzoekers een verplichte vestigingsplaats opleggen in afwachting van het afronden van hun dossier”.
Veel crucialer - het is goed om dit hier te zeggen, collega’s, want men is dit niet altijd gewoon van socialisten - is wat mevrouw Monica De Coninck vervolgens zegt: “Ik zie niet in wat onmenselijk zou kunnen zijn aan het feit om mensen een aantal maanden te verplichten ergens te wonen”.
Mijnheer de minister, waar ligt het fundamenteel probleem? Het probleem ligt uiteraard bij uw eigen Waalse socialistische familie die niet wil raken aan de vrijheid van vestiging. Hierdoor blijft de hele problematiek buiten schot.
Ik kom terug op mevrouw De Coninck omdat zij in dit dossier een cruciale rol heeft gespeeld.
03.04 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): (…)
03.05 Koen Bultinck (Vlaams Belang): Inderdaad, mijnheer de fractieleider, zij zal ons eerstdaags komen vervoegen. Jammer dat ze hier nu nog niet aanwezig is. Anders hadden we een tegensprekelijk debat kunnen voeren en hadden we mevrouw De Coninck kunnen confronteren met de uitspraken die ze een paar maanden geleden heeft gedaan. Op die manier hadden we kunnen vaststellen of ze in ruil voor de parlementaire pluche al dan niet een inhoudelijke bocht zou hebben genomen.
Mevrouw De Coninck stelt heel duidelijk dat de nieuwe opvangwet de situatie in de grote steden niet zal verbeteren. Integendeel, mevrouw De Coninck zegt dat het afpakken van de financiële steun asielzoekers niet zal afschrikken. Ze zullen naar de steden blijven komen. Nu ze het zonder centen moeten rooien, dwingt de federale overheid hun zwartwerk uit te voeren of op een andere manier in hun levensonderhoud te voorzien. De regering moet weten wat ze wil, zo vervolgt mevrouw De Coninck. Als ze wil vasthouden aan de vrijheid van vestiging moet ze de steden voldoende middelen geven. Met de middelen die de steden thans krijgen, lukt dat helemaal niet. Tot zo ver mevrouw De Coninck.
Mijnheer de minister, ik zou evengoed naar uw eigen socialistische familie kunnen wijzen en op de uitspraak van de burgemeester van Antwerpen in volle campagneperiode. Vlak voor de gemeenteraadsverkiezingen stelde hij dat hij niet langer asielzoekers uit andere gemeenten zou willen inschrijven. Begin oktober zegt hij letterlijk, ik citeer: "Alle gesprekken met de federale regering over het probleem van asielzoekers die door andere OCMW's in Antwerpen worden geplaatst, hebben niets opgeleverd. Dus moeten we maar overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Ik wil zulke asielzoekers niet meer inschrijven".
Mijnheer de minister, ik zou het appreciëren mocht u, als collega-socialist, binnen de socialistische familie hierop reageren. Indien twee eminente socialisten dit soort zaken zeggen, wie ben ik dan als eenvoudige Vlaams Belanger om die mensen tegen te spreken.
Een tweede punt waarop ik wil terugkomen is de fameuze Titel 5 van het ontwerp die handelt over integratie van collectieve opvangstructuren in de lokale omgeving en subsidies aan de gemeenten. Artikel 51 voorziet in de mogelijkheid om door de collectieve opvangstructuren, met uitzondering van deze die georganiseerd worden door het OCMW, een aantal buurtinitiatieven te laten nemen die tot doel hebben de integratie van de collectieve opvangstructuren in de lokale omgeving te bevorderen en een positief beeld – u hoort het goed – te scheppen van het opvangbeleid voor asielzoekers in de samenleving.
Mijnheer de minister, u zult begrijpen dat het Vlaams Belang het op zijn zachtst uitgedrukt nogal moeilijk heeft dat er eens te meer subsidies worden ingezet om de multiculturele propagandamachine verder draaiende te houden. Als we een beetje ernstig willen blijven met onszelf, hebben we het hier serieus moeilijk mee. Dat zult u begrijpen.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik rond af. Het Vlaams Belang heeft er geen probleem mee te erkennen dat dit ontwerp een aantal zeer kleine positieve stapjes bevat, maar we blijven ervan overtuigd dat dit de zoveelste window dressing van de regering-Verhofstadt zal zijn. Veel beter dan wie ook weet u, mijnheer de minister – en uw politieke partij is ter zake het best geplaatst om dit te weten -, dat u er geen enkele baat bij hebt om het fundamentele dossier van asiel of vreemdelingen te hervormen. Dit zijn immers de mensen die u zowel in Brussel als in Wallonië van voldoende nieuw kiesvee – oneerbiedig gezegd – voorzien.
Vandaar dat het Vlaams Belang zeer duidelijk vreest dat zolang men niet durft te raken aan het fundamenteel probleem van de vrijheid van vestiging van asielzoekers, er geen echte oplossing in zicht is. Ik vrees dat na de evaluatie waarin binnen 1 jaar is voorzien, u hier terug zult staan met hangende pootjes om samen met ons vast te stellen dat in dit dossier fundamenteel niets ten goede is gekeerd.
Ik herhaal tot besluit nog even ons standpunt. Het Vlaams Belang heeft altijd gezegd een terugkeer naar de oorspronkelijke opzet van de Conventie van Genève, met name het alleen toelaten van Europese asielzoekers, te verkiezen.
In tweede orde moet de procedure veel korter zijn dan ze nu is en moet een lijst van veilige landen worden opgesteld. Wat ons betreft, moet die procedure veel korter zijn dan zoals bepaald in uw ontwerp. In uw ontwerp spreekt u in het beste scenario nog altijd over een procedure van een jaar.
Een derde hoofditem waarop wij altijd focussen, is dat zolang die procedure loopt, de asielzoekers in gesloten instellingen moeten verblijven waar louter materiële hulp wordt verleend.
Ten vierde, als men een streng en rechtvaardig asielbeleid wil voeren, betekent dat ook dat mensen die uitgeprocedeerd zijn daadwerkelijk moeten worden gerepatrieerd.
Mijnheer de minister, u zult begrijpen dat het voor ons na een dergelijke uiteenzetting vrij logisch is dat wij dit ontwerp niet zullen goedkeuren en vol overtuiging tegen zullen stemmen.
03.06 Marie Nagy (ECOLO): Monsieur le président, chers collègues, je voudrais tout d'abord remercier les deux rapporteurs pour l'excellent rapport réalisé sur les discussions en commission qui ont été approfondies et extrêmement intéressantes.
C'est évidemment avec un certain retard que le gouvernement entend transposer la directive 2003/9/CE portant sur l'accueil des demandeurs d'asile. La Belgique fait l'objet d'ailleurs d'une procédure devant la Cour de justice européenne en raison de ce retard.
Bien qu'il s'agisse d'une transposition, le projet pose des problèmes majeurs. La durée de l'aide matérielle prévue durant toute la procédure risque de dépasser l'année, contrairement aux déclarations ou aux bonnes intentions du ministre. Par ailleurs, il n'est pas acceptable que certains soins prévus par la nomenclature INAMI soient exclus par l'arrêté royal des soins dispensés aux bénéficiaires de l'accueil. Enfin, il n'y a aucune raison de prévoir un centre d'accueil à la frontière pour les mineurs étrangers non accompagnés au sujet desquels il n'y a pas de doute quant à leur état de minorité.
Le principe prévu par l'article 11, §1er du projet est de fournir une aide matérielle durant toute la procédure, y compris durant le recours au Conseil du contentieux des étrangers et au Conseil d'État, en prévoyant qu'une période maximale doit être fixée par le gouvernement après l'évaluation de la nouvelle procédure d'asile. Or, la durée maximale d'accueil en centre communautaire est une question primordiale, bien trop importante pour ne pas être définie dans la loi! Il revient au pouvoir législatif de la déterminer en la fixant en l'occurrence à un an et de mettre de la sorte le gouvernement face à son engagement de traiter les demandes d'asile dans un délai raisonnable.
Il doit d'ailleurs être relevé qu'aucun délai maximum n'a été fixé pour le traitement des demandes d'asile dans la réforme de la loi du 15 décembre 1980. Par conséquent, les demandeurs d'asile ne sont pas à l'abri de nouveaux dépassements d'un délai raisonnable de traitement et risquent de devoir rester en centre d'accueil durant toute la durée de la procédure d'asile. Or, il n'est pas acceptable qu'ils aient encore à pâtir des risques éventuels d'engorgement et donc de retard des instances d'asile dus à des dysfonctionnements futurs éventuels et ce, au détriment de leurs conditions d'accueil en Belgique.
La vie en structure d'accueil n'est absolument pas une formule adaptée pour des séjours trop longs. Actuellement, de nombreux demandeurs d'asile y séjournent depuis plusieurs années, ce qui a des conséquences psychologiques graves. Outre le fait qu'ils doivent attendre pendant ces années angoissantes l'issue de leur procédure, la vie en centre d'accueil ne permet pas le respect de la vie privée, le respect de l'intimité nécessaire à l'équilibre psychologique et au développement de la personnalité de tout individu. En outre, le réseau des structures d'accueil est saturé. Saturation qui ne cesse de s'amplifier.
Enfin, comme le relève, de manière très pertinente, le CIRÉ dans sa note élaborée dans le cadre de la discussion du présent projet, un séjour d'une durée indéterminée en centre d'accueil est tout à fait inadéquat et incompatible avec l'obligation prévue par la directive de donner accès au marché du travail au demandeur d'asile qui n'a pas reçu une décision définitive dans un délai d'un an.
Il n'est pas possible d'imaginer concrètement une combinaison de l'aide matérielle avec l'accès au marché du travail car l'aide matérielle comprenant entre autres le logement et la nourriture est censée prendre fin lorsque l'intéressé perçoit des revenus du travail. Or, dans les conditions actuelles du marché de l'emploi, qui connaît un grand succès des contrats de courte durée et des intérims, il est rare de décrocher un emploi à durée indéterminée. On se trouvera dès lors devant la situation selon laquelle des personnes perçoivent des revenus, mais ne pourront quitter leur centre, faute d'un minimum de stabilité de leurs revenus.
Relevons également que l'aide sociale matérielle est plus coûteuse que l'aide sociale financière accordée par les CPAS. Un délai maximal d'un an en centre d'accueil doit donc être fixé afin de respecter non seulement la vie privée et l'équilibre psychologique et psychosociologique des demandeurs d'asile, leur meilleure intégration dans la société, mais aussi la logique interne de la directive qui prescrit l'accès au marché du travail au-delà d'un délai d'un an de procédure, lorsque aucune décision définitive n'a été prise en ce qui concerne la demande d'asile.
Le projet prévoit l'adoption d'un arrêté royal qui devra déterminer les soins médicaux qui, bien que figurant dans la nomenclature INAMI, devront être considérés comme manifestement non nécessaires aux demandeurs d'asile et, à ce titre, pourront ne pas être dispensés de même que ceux qui, bien que ne figurant pas dans cette nomenclature, devront être dispensés parce que relevant de la vie quotidienne. Il est évidemment positif que les soins médicaux relevant de la vie quotidienne puissent être dispensés, même s'ils ne sont pas inscrits dans la nomenclature INAMI. Par contre, il n'est pas acceptable que certains soins prévus par cette nomenclature puissent être exclus par arrêté royal des soins dispensés aux bénéficiaires de l'accueil.
Comme le relève très justement la note adressée par une plateforme d'ONG du secteur médical, dont MSF, aux membres de la commission Santé publique, il est étrange que le projet de loi permette d'exclure par arrêté royal un groupe spécifique de patients du bénéfice des soins de santé, alors que ces soins sont pourtant repris dans la nomenclature actuelle, s'agissant de soins de santé qui ont déjà fait l'objet d'une analyse coûts/bénéfices détaillée par divers conseils et commissions avec l'intervention du ministère des Affaires sociales et qui ont été finalement jugés suffisamment nécessaires pour être remboursés par l'assurance maladie.
Le fait que des soins pourront être exclus a priori dans le cas des demandeurs d'asile ouvre la voie à une dualité des soins de santé et à des discriminations entre différents groupes de patients.
En outre, c'est en totale contradiction avec l'esprit du projet de loi qui sous-entend le principe selon lequel les bénéficiaires de l'accueil ont droit aux mêmes soins de santé. Ceux-ci doivent leur permettre, tout comme aux autres habitants du pays, de mener "une vie conforme à la dignité humaine".
Enfin, il n'y a aucune raison de prévoir un centre d'accueil à la frontière pour des mineurs étrangers non accompagnés dont on ne doute pas de leur état de minorité.
Cette disposition tend à légitimer, par le biais de l'accueil, le principe de la détention des mineurs étrangers non accompagnés et confond la question distincte de l'accueil avec celle de l'accès au territoire. La justification de l'amendement du gouvernement se base sur l'article 74/5 de la loi du 15 décembre 1980 qui régit la détention à la frontière des personnes qui tentent de pénétrer sur le territoire belge sans être porteuses de documents requis en feignant d'ignorer qu'un régime de protection spécifique doit être appliqué au mineur en raison justement de son état de minorité. Ce régime spécifique découle d'ailleurs de la loi-programme du 24 décembre 2002 qui instaure le régime de tutelle des mineurs étrangers non accompagnés et de la circulaire du 15 septembre 2005 qui prévoit la délivrance d'une déclaration d'arrivée au mineur non accompagné non-demandeur d'asile ou au MENA demandeur d'asile débouté à la demande de son tuteur.
La détention d'un étranger à la frontière n'a pas d'autre objectif que de permettre son refoulement et son rapatriement. Or, un régime spécifique a été organisé pour les MENA par le biais de la tutelle et de la circulaire du 15 septembre 2005 afin d'éviter justement que des détentions de mineurs, suivies d'expulsions, ne se reproduisent plus à l'avenir sans qu'une solution durable n'ait pu être évaluée et trouvée, ce qui ne peut se faire durant le délai "court", par définition, de la détention des mineurs.
Cette notion de "centre à la frontière" est ambiguë et fait penser aux centres fermés, également considérés comme centres à la frontière où sont détenus des étrangers qui n'ont pas accès au territoire. Même si le ministre a rappelé, à plusieurs reprises, qu'il s'agissait d'un centre ouvert et non d'un nouveau type de centre fermé, il est important que le texte légal lève l'ambiguïté sur ce point.
En outre, ce concept de "centre situé à la frontière" est une fiction juridique pouvant engendrer certains problèmes pour les jeunes concernés. Par exemple, si un jeune qui réside dans un tel centre introduit une demande de régularisation auprès du bourgmestre de la commune de résidence, lequel la transmet à l'Office des étrangers pour traitement, l'Office des étrangers risque de déclarer sa demande irrecevable au motif que le mineur ne réside pas sur le territoire belge. C'est ce qui arrive aux étrangers détenus dans les centres fermés 127 et 127bis.
Cela pourrait également poser des problèmes pour la compétence du juge de la jeunesse, celle-ci étant déterminée par rapport à la commune de résidence du mineur en Belgique.
Or, même si la période prévue pour l'accueil dans ce centre est de quinze jours, on sait très bien qu'actuellement les jeunes hébergés dans les deux centres d'observation et d'orientation de Steenokkerzeel et de Neder-over-Heembeek y restent en général plusieurs mois, en raison de la pénurie d'autres structures d'accueil pouvant les accueillir.
Il est donc regrettable que le gouvernement ne tire pas d'enseignements conséquents de la condamnation de la Belgique, il y a un peu plus d'un mois, par la Cour européenne des droits de l'homme, dans l'affaire dite Tabitha.
Au contraire, il tente de réinjecter dans l'arsenal législatif, par le biais d'un projet de loi sur l'accueil, des bases légales pour fonder la détention de mineurs étrangers non accompagnés. Il faut rappeler que l'enfermement des enfants en centre fermé devait être interdit purement et simplement.
Pour toutes ces raisons, mon groupe s'abstiendra lors du vote de ce projet.
De voorzitter: Mevrouw Lanjri, ik heb u wat later in de rij van de sprekers gezet, omdat u reeds het verslag hebt gebracht. Normaal gezien komt de oppositie als eerste aan de beurt. Dat was kennelijk geen probleem.
03.07 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, collega's, reeds bij de oprichting van het federaal agentschap Fedasil is CD&V vragende partij geweest voor een autonome wetgeving in verband met de werking van en de opvang door het agentschap. Tot op vandaag zat dat verspreid over diverse wetten en in het bijzonder over een aantal programmawetten, wat de leesbaarheid en de transparantie helemaal niet bevorderde.
Alvast wat dat betreft bevat het ontwerp een aantal positieve punten. We zien nog een aantal andere positieve punten, onder meer dat een aantal aanbevelingen uit het rapport van de commissie-Vermeersch wordt hernomen. Zo zullen voortaan de asielzoekers duidelijk geïnformeerd moeten worden over het verloop van hun asielprocedure en de mogelijkheden tot vrijwillige terugkeer bij negatieve beslissing. Ook dat rekening wordt gehouden met de bijzondere behoeften van een persoon in de opvang, is een positief element in het ontwerp. Opnieuw levert Europa een belangrijke bijdrage aan de totstandkoming van onderhavige wet. Dat was al eerder het geval met de wijziging van de vreemdelingenwet, waaraan eveneens een aantal Europese richtlijnen die moesten worden omgezet, ten grondslag lag.
Dat brengt ons bij het eerste punt van kritiek. Richtlijn 2003/9 van 27 januari stelt als verplichting de omzetting in Belgisch recht vóór 6 februari 2005. We zijn dus weer schromelijk te laat met de omzetting van de richtlijn, te meer daar de inwerkingtreding ook nog niet vaststaat. Die is immers verbonden aan de inwerkingtreding van de wijzigingen aan de vreemdelingenwet. De regering heeft hier reeds de datum van 1 april 2007 vooropgesteld, maar het is op zijn minst onduidelijk of die ook effectief wordt gehaald.
Wat zijn nog onze punten van kritiek? Ten eerste is er onduidelijkheid over het tijdstip waarop de nieuwe wet in uitvoering gaat. Tijdens de besprekingen in de commissie heb ik, net als andere collega's, aan minister Dupont gevraagd wanneer hij van plan was de nieuwe opvangwet ingang te doen vinden. Hij antwoordde steevast 1 april 2007, want dat is de datum die de regering naar voren heeft geschoven voor de inwerkingtreding van de derde en laatste fase van de wijzigingen aan de vreemdelingenwet. Ik was dan ook verbaasd toen de minister van Binnenlandse Zaken gisteren die datum niet bevestigde toen ik hem daarover ondervroeg; hij sprak over de lente 2007. De lente kan natuurlijk duren tot 21 juni en mijn vraag is dan ook of de regering van plan is de zaak gewoon uit te stellen tot na de verkiezingen. We keuren vandaag dus eigenlijk een wet goed waarvan we niet weten wanneer die in uitvoering gaat.
Ten tweede, hoe zit het met de gesloten centra? Gelden daar ook minimumnormen voor opvang? We moeten vaststellen dat niet alle elementen van de richtlijn in het ontwerp werden geregeld, wegens niet behorend tot de bevoegdheid van minister Dupont. De opvang in de gesloten centra blijft buiten de werking van de wet. We moeten erop wijzen dat er zich op dit vlak toch nog problemen voordoen.
In de Europese richtlijn is sprake van minimumnormen, maar de uitvoering laat op zich wachten. We weten ook dat er problemen zijn. Vorige week nog heeft Amnesty International dit probleem aangekaart en aan de alarmbel getrokken. Ik denk in het bijzonder aan de situatie van minderjarige kinderen in gesloten centra.
Wij zullen bij de minister van Binnenlandse Zaken blijven aandringen opdat hij de minimumregels zou opleggen aan de gesloten centra en zorgt voor een betere regeling. Wij wachten bovendien het resultaat af van het onderzoek dat hij heeft aangekondigd naar aanleiding van de klacht van Amnesty International.
Een derde punt van kritiek is dat er geen tijdslimiet staat op de duur van de opvang. Het ontwerp voorziet in de materiële opvang van de asielzoeker gedurende heel de periode van zijn asielaanvraag. Bij de bespreking van de vreemdelingenwet heeft de minister van Binnenlandse Zaken erop gewezen dat deze procedure in de toekomst binnen het jaar zou worden afgerond. Aangezien de meerderheid er toen voor gekozen heeft slechts een zwakke filterprocedure bij de Raad van State in te bouwen – in tegenstelling tot de filterprocedure die wij met de CD&V hebben voorgesteld en die ook werd geadviseerd door de Raad van State – vrezen wij dat de periode van een jaar niet gehaald zal worden.
Wij hebben trouwens een sterk vermoeden dat die vrees ook in de regering bestaat. Het voorontwerp voorzag immers in een materiële opvang van een jaar. Deze termijn is in het uiteindelijke ontwerp verdwenen. Hoe dan ook heeft deze beslissing belangrijke budgettaire consequenties. Bovendien betekent een langere opvangperiode ook dat meer mensen langer in die opvang blijven dan nu het geval. Er moet dan ook in meer opvang worden voorzien.
Ten vierde, er is en blijft onduidelijkheid over het recht op werk. De beslissing van materiële opvang heeft ongetwijfeld ook tot gevolg dat de asielzoeker in principe geen toegang heeft tot de arbeidsmarkt. Tot nu toe kon hij een arbeidsvergunning verkrijgen tijdens de gegrondheidsfase van zijn asielaanvraag. Gelet op de wijziging aan de asielprocedure vervalt die gegrondheidsfase en zal men moeten voldoen aan de Europese richtlijn die duidelijk bepaalt dat maximaal een jaar na het indienen van de aanvraag tot asiel, de lidstaten een regeling moeten uitwerken met betrekking tot de tewerkstelling van asielzoekers, al dan niet met beperkingen.
Wij hebben in de commissie verschillende keren geprobeerd om duidelijkheid te krijgen van de minister. Minister Dupont wees erop dat dit niet tot zijn bevoegdheid behoorde, maar tot die van zijn collega. Mag een asielzoeker die de procedure doorloopt, werken? Vanaf wanneer mag dat eventueel? Mag dat onbeperkt? Verliest de asielzoeker dan zijn recht op materiële opvang? Zal hij eventueel een deel van de kosten van de opvang moeten bijpassen?
Mag hij dan wel in het systeem van de materiële opvang blijven? Voor ons is het een van de twee. Ofwel mogen zij vanaf een bepaald ogenblik werken, bijvoorbeeld na zes, negen of twaalf maanden, en dan moeten ze ook bijdragen in de kosten voor hun huisvesting en voeding in het opvangcentrum. Ofwel mogen zij niet werken zolang ze tijdens de hele asielprocedure in de opvang verblijven.
Minister Dupont kon geen antwoord geven. Dus trok ik naar de minister van Werk, de heer Vanvelthoven, die evenmin opheldering heeft gebracht. Men schuift het probleem blijkbaar voor zich uit. Minister Vanvelthoven stelt duidelijk in zijn antwoord dat het probleem dan zal worden opgelost. Wij hopen in elk geval dat de knoop wordt doorgehakt vóór de inwerkingtreding van onderhavige wet. Wij vrezen er echter voor.
Een vijfde punt van kritiek is het feit dat de wet alleen voor nieuwe asielzoekers geldt. Dat kan evident lijken. De vraag is echter wat men met de asielzoekers doet die hier reeds zijn. Hoe gaat men daarmee om? Dat is blijkbaar een last die de gemeenten maar moeten dragen, terwijl het volgens mij toch de bedoeling is dat, zolang die mensen niet erkend zijn, de opvangkosten volledig moeten worden gedragen door de federale overheid.
De kosten mogen niet worden afgewenteld op de gemeenten. Dat wordt nu geregeld voor de nieuwe asielzoekers, maar wat met de vroegere asielzoekers die nog altijd in een procedure verwikkeld zijn? Men wordt nu ook geconfronteerd met een heleboel asielzoekers die op eigen initiatief naar de grootsteden trekken of door steden worden gedumpt. Wat wordt daaraan gedaan?
Ik geef het voorbeeld van de stad Antwerpen, die 7.404 asielzoekers op haar grondgebied heeft die niet werden toegewezen aan de stad. Die komen van meer dan 500 OCMW's over het hele land. Men stelt vast dat hun, nadat er een negatieve uitspraak in het asielonderzoek is geweest en nadat zij het bevel hebben gekregen om het grondgebied te verlaten, niets meer rest dan een illegaal bestaan in de grootstad, met alle gevolgen van dien: zwartwerk, uitbuiting enzovoort. Ook dat probleem is nog niet opgelost.
Ten zesde, minister Dupont creëert geen bijkomende opvangplaatsen voor de asielzoekers. Op 2 oktober 2006 waren er in ons land 15.875 plaatsen, waar 12.750 asielzoekers werden gehuisvest. Er zijn dus nog iets meer dan 2.000 vacante plaatsen. Dat is volgens mij echter te weinig om iedereen in de toekomst op te vangen. Men vangt die mensen nu immers op gedurende een beperkte periode, namelijk de periode van de ontvankelijkheid. In de toekomst zullen zij gedurende de hele periode van de asielprocedure worden opgevangen, periode die zelfs langer dan een jaar zou kunnen duren. Die garantie heeft men immers nog niet in de wet ingeschreven.
Volgens mij is er dus echt te weinig opvangcapaciteit. De regering is blijkbaar hiervan niet overtuigd en zegt dat de capaciteit wel voldoende zal zijn omdat de procedures zijn ingekort. Als u dat werkelijk meende en ervan overtuigd was dat de procedures zijn ingekort, dan had u net zo goed in de wet kunnen schrijven dat men maximaal één jaar in een opvangcentrum mag verblijven, als u dan toch zo zeker bent dat de procedures korter zouden zijn. Blijkbaar is men echter niet zeker over die termijn en voorziet men niet in bijkomende opvang.
Ik wil daar ook bij zeggen dat wij in het verleden reeds herhaaldelijk aan de minister hebben voorgesteld om meer LOI's toe te laten. Er zijn wel heel wat lokale opvanginitiatieven, ongeveer de helft van het aantal opvangplaatsen. Er is momenteel echter een moratorium. Wij denken dat daar ook een oplossing ligt. Als er onvoldoende plaatsen blijken te zijn, vinden wij dat dit moratorium moet worden opgeheven.
Ten slotte, denken wij dat deze wet niet helemaal waterdicht is. Wij hebben toch wel bedenkingen en vragen bij die wet. Zal die wet werken? Zal de dumping definitief stoppen? Deze wet is natuurlijk, dat geven wij ook grif toe, een flinke stap vooruit. Ze gaat ook helemaal in de richting van de filosofie van het wetsvoorstel dat wij hebben ingediend. Daarom willen wij het mee goedkeuren.
Men moet echter ook duidelijk weten dat nu reeds, in de huidige stand van zaken, in de huidige procedure, 10% tot 15% van de asielzoekers gewoon niet opdaagt in het centrum waaraan ze zijn toegewezen, in de LOI's en ervoor kiest om, vooral, naar een stad te trekken. Nu is dat dus reeds 10% tot 15%. Dat zijn mensen die zeggen dat ze geen opvang nodig hebben en zelfs geen financiële steun. Over die groep gaat het.
Wij denken ook dat het niet echt een afschrikmiddel is. Wij vragen ons af of, als men geen financiële steun geeft, maar alleen materiële, dat wel echt een stok achter de deur is en of iedereen daardoor in het centrum zal blijven. Zij laten zich onderhouden door familie of komen terecht in het circuit van zwartwerk of misschien zelfs in de criminaliteit.
De wet die vandaag voorligt is zeker niet waterdicht. Wie geen materiële steun wil, want het is uiteindelijk een recht, kan gewoon gaan waar hij wil. De wet legt geen verplichting op om ergens te wonen, in tegenstelling tot ons wetsvoorstel. Ons wetsvoorstel legt die verplichting wel op. De asielzoeker moet zich vestigen in de gemeente waaraan hij is toegewezen.
Minister Dupont, u vindt dat dit niet kan omdat men de vrijheid van komen en gaan moet garanderen. Dat vinden wij ook, maar de Europese richtlijn laat ook heel duidelijk toe dat men in een bepaalde periode, bijvoorbeeld de periode van het asiel, wel een beperking oplegt.
Ik sluit af met het volgende. Om na te gaan of deze wet wel zal werken, hebben wij na één jaar een evaluatie gevraagd. Wij hebben dit ook op die manier in de wet laten opnemen. Dat amendement werd ook aanvaard.
Daarom willen we vandaag de wet wel goedkeuren, ondanks de vele vragen, bedenkingen en tekortkomingen. We hopen wel dat deze kritiek beschouwd wordt als een opbouwende kritiek en dat u aan de zeven punten van kritiek die wij gegeven hebben, op korte termijn ook iets zult verhelpen. Als na de door ons gevraagde evaluatieperiode blijkt dat de wet niet werkt, dan weet u, mijnheer de minister, dat wij opnieuw klaar staan met ons wetsvoorstel en – wie weet – een wetsontwerp.
Le président: Mme Belhouari est la dernière à prendre la parole dans la discussion générale. Monsieur le ministre, vous serez bref dans votre réplique, n'est-ce pas? (Oui)
03.08 Talbia Belhouari (PS): Monsieur le président, messieurs les ministres, chers collègues, mon groupe politique ne peut que se réjouir de l'initiative prise par le ministre de l'Intégration sociale. En effet, outre le fait de respecter nos obligations européennes en transposant la directive dans notre droit, le projet va plus loin que ce qui est proposé par cette dernière, en maintenant des pratiques plus favorables que ce que nous impose la norme européenne.
Au-delà de normes minimales fixées pour les demandeurs d'asile, il a aussi été question du sort à réserver aux mineurs étrangers non accompagnés, problématique qui ne se retrouve pas dans la directive mais bel et bien dans un accord gouvernemental. Le projet a donc été amendé en ce sens.
Comme je l'avais souligné en commission, il est important que ces personnes bénéficient d'une protection spécifique étant donné leur âge, leur grande fragilité et se retrouvant seules. Une proposition de résolution socialiste avait d'ailleurs été déposée en ce sens pour que les mineurs non accompagnés ne soient pas détenus en centre fermé, ceci pour assurer le respect des droits de l'enfant; j'y reviendrai.
Nous attendons avec beaucoup d'impatience l'étude commanditée par le ministre de l'Intérieur sur la situation des enfants séjournant en centre fermé avec leurs familles.
Ce qui est évidemment formidable dans ce projet, c'est sa volonté de rassembler les dispositions déjà existantes mais qui se trouvent dans des textes différents, tout en intégrant de nouvelles dispositions européennes, ce qui est de nature à rendre le système plus cohérent.
Ce projet, qui modalise le droit à l'aide matérielle en assurant la coordination entre les centres d'accueil, vise à fournir une aide matérielle pendant toute la durée de la procédure d'examen de la demande d'asile.
Je voudrais, après ces considérations générales, souligner quelques points qui me paraissent importants.
Le projet vise à augmenter le nombre de places tout en limitant la durée de séjour des personnes et ceci dans un souci d'humanité; je m'en réjouis. Cela devrait aussi diminuer le coût élevé des frais médicaux.
Le projet devrait permettre de garantir une égalité de traitement pour tous, tout en assurant l'accompagnement individualisé, lequel respecterait à la fois la situation des personnes, comme par exemple les femmes isolées ou les mineurs non accompagnés, en leur prodiguant une aide juridique ou médicale. Une attention particulière sera accordée à l'accompagnement psychologique de ces personnes, par définition fortement précarisées.
Nous avons également pris l'initiative d'amender le projet afin de garantir au demandeur d'asile, qu'il séjourne en structure d'accueil communautaire ou individuelle, le droit au respect de sa vie privée et de ses convictions religieuses ou philosophiques.
Le projet s'entoure de garanties pour que le système fonctionne avec le plus d'efficacité possible: un code de déontologie, la formation du personnel ainsi que la délivrance d'une brochure d'information contenant les droits et obligations, un règlement d'ordre intérieur soucieux de respecter la nature de chaque structure d'accueil.
Ces nouveaux instruments devraient permettre, à terme, d'arriver à une meilleure collaboration des services.
Je souhaiterais maintenant évoquer deux sujets.
Je commencerai par les mineurs non accompagnés. Je me réjouis du fait que le gouvernement nous a proposé un amendement important relatif aux mineurs non accompagnés. Il complète le dispositif de protection de cette catégorie particulièrement vulnérable de demandeurs d'asile ou de migrants.
En plus des dispositions de la loi-programme de décembre 2002 sur la tutelle des mineurs non accompagnés, la détention des MENA sera limitée et remplacée par une mesure alternative plus respectueuse de l'avenir de ces enfants.
Je vous rappelle que, récemment, la Belgique a été condamnée par la Cour européenne des droits de l'homme dans l'affaire de la petite Tabitha, considérant la détention des mineurs comme une mesure inhumaine et attentatoire à la Convention internationale sur les droits des enfants. Selon cet acte international ratifié par notre pays, la détention des mineurs doit être une mesure d'ultime recours et aussi brève que possible.
Le projet de loi concrétise donc cette disposition en ce qui concerne les mineurs non accompagnés. Il reste donc les autres mineurs, c'est-à-dire ceux qui sont détenus avec leurs parents dans les centres fermés. Je continue à m'interroger sur la conformité des pratiques actuelles de l'Office des étrangers à cet égard avec la Convention européenne des droits de l'homme et la Convention internationale sur les droits de l'enfant.
Avec d'autres collègues, j'ai déposé une proposition de loi limitant la détention des familles en centre fermé et demandant des mesures alternatives. Le ministre de l'Intérieur nous a annoncé une étude. Il importe que le débat se poursuive rapidement. J'espère que nous pourrons continuer à humaniser le sort des demandeurs d'asile dans notre pays.
Cela m'amène au deuxième point: la transposition de la directive Accueil en centre fermé.
Comme le signale le Conseil d'Etat dans son avis préalable, cette directive doit aussi être transposée pour les personnes détenues dans les centres fermés. C'est la compétence du ministre de l'Intérieur. Nous serons particulièrement attentifs à cela, d'autant plus lorsque je prends connaissance des rapports des ONG et du Centre pour l'Égalité des chances à propos des centres fermés.
Pour conclure, notre groupe soutient le projet. À l'avenir, nous resterons attentifs à l'évaluation systématique et régulière de sa mise en pratique.
03.09 Christian Dupont, ministre: Monsieur le président, je pense pouvoir être bref puisque, en commission, nous avons répondu largement à l'ensemble des arguments que j'ai entendus ici. Comme certains éléments reviennent systématiquement, je voudrais donner l'une ou l'autre précision à leur sujet.
L'aide matérielle est octroyée durant toute la durée de la procédure d'asile. Certains auraient voulu qu'elle soit limitée à un an. Nous avons répondu que cette durée devait être évaluée après un an de fonctionnement de la nouvelle procédure d'asile. C'est donc une bonne solution de voir combien de temps dure cette procédure avant de prendre des dispositions. C'était un argument de M. Drèze, mais plusieurs d'entre vous l'ont repris.
Comme dit en commission, la loi prévoit bien que l'on puisse conclure des conventions avec des associations pour aider juridiquement les demandeurs d'asile.
Au sujet de la liste INAMI, il est vrai qu'elle doit être revue; elle le sera en collaboration avec toutes les associations partenaires.
Je pense avoir répondu globalement en commission aux questions relatives aux amendements déposés par M. Drèze. Je me suis également exprimé à propos de ceux avec lesquels je ne suis pas d'accord.
De heer Bultinck – en u ook, mevrouw Lanjri – heeft mij ondervraagd over de verplichte plaats van inschrijving. Ik geef u geen intentie. Alles wat ik kan zeggen is dat men dat reeds heeft geprobeerd in een wet, met name de wet over het wachtregister. De Raad van State heeft toen een negatief advies gegeven. Daarna heeft ook het Arbitragehof een negatief advies gegeven, over de verplichte plaats van inschrijving. Wij kunnen dat dus niet doen, tenminste niet op dit ogenblik.
Wat de materiële steun betreft en de effectieve spreiding – dat is voor u, mijnheer Bultinck – het volgende. De materiële steun zal precies zorgen voor een effectieve spreiding van de asielzoekers.
Madame Nagy, vous avez aussi parlé de la nomenclature INAMI. Vous avez beaucoup insisté sur ce que vous appelez des centres fermés et qui n'en sont pas. On a expliqué en long et en large en commission que les mineurs dits "frontières" seront accueillis dans un centre d'observation et d'orientation qui est dit "sécurisé", parce que ni vous ni moi ne voudrions que des enfants de dix ans arrivant dans un centre, venant de nulle part, puissent ressortir et repartir nulle part. Voilà pourquoi on dit "sécurisé" et "encadré". Il n'y a pas d'autre différence avec nos centres d'observation et d'orientation.
Que leur séjour dure maintenant plusieurs mois, ce n'est pas vrai. J'ai moi-même visité Neder-over-Heembeek où le "turnover" est beaucoup plus important. Ce qui rend difficile la tâche des travailleurs de Neder-over-Heembeek est justement le fait que, chaque jour, ils recommencent avec un nouveau groupe. Je ne dis pas qu'il s'agit d'un groupe différent chaque jour mais que des individus quittent ou rejoignent le groupe chaque jour. Je vous invite à visiter ce centre, à aller voir sa directrice et peut-être que certains de vos préjugés disparaîtront. Peut-être fondrez-vous devant son discours et son approche! Ce fut mon cas!
Ik dank u voor uw opbouwende kritiek, mevrouw Lanjri, en voor uw advies. Inzake de duur van de opvang heb ik reeds geantwoord.
Ik kom thans tot de toegang tot de arbeidsmarkt.
Tout le monde a parlé de l'accès au marché du travail.
Welnu, volgende week is er met mijn collega Vanvelthoven een IKW, een interkabinettenwerkgroep, over het onderwerp. Wij zullen dus samen over de kwestie discussiëren. U merkt hoe snel wij reageren. U kunt dat verifiëren. Wij zullen u ook op de hoogte brengen van wat er gebeurt en wanneer het gebeurt.
Wat betreft het te gering aantal plaatsen, dat is voor het ogenblik absoluut niet het geval. In de commissie heb ik verklaard dat ik niet naar de regering zou kunnen stappen om meer plaatsen te vragen, terwijl er nog vrije plaatsen in onze centra zijn.
Monsieur le président, je pense n'avoir éludé aucune question. En tout cas, si cela a pu être le cas dans cette enceinte, ce ne le fut certainement pas en commission. La discussion y a été très longue et très constructive. Le projet a été positivement amendé. Je tiens d'ailleurs à remercier chaleureusement les membres de la commission pour le travail qu'ils ont effectué ainsi que pour leurs interventions de ce jour.
Le président:
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Le projet de loi règle des matières visées aux articles 77 et 78 de la Constitution.
Het wetsontwerp regelt aangelegenheden als bedoeld in de artikelen 77 en 78 van de Grondwet.
Conformément à l’article 72.2, alinéa 2 du Règlement, les dispositions relevant de l’article 77 de la Constitution sont disjointes du projet de loi.
Overeenkomstig artikel 72.2, tweede lid van het Reglement, worden de bepalingen die ressorteren onder artikel 77 van de Grondwet uit het wetsontwerp gelicht.
Nous passons à la discussion des articles du
projet de loi n° 2565/5 (matière visée à l’article 78 de la
Constitution). Le texte adopté par la commission sert de base à la
discussion. (Rgt 85, 4) (2565/5)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan van het wetsontwerp nr. 2565/5 (aangelegenheden als bedoeld in
artikel 78 van de Grondwet). De door de commissie aangenomen tekst geldt
als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2565/5)
Le projet de loi compte 74 articles.
Het wetsontwerp telt 74 artikelen.
* *
* * *
Amendements déposés:
Ingediende amendementen:
Art. 2
• 25 Benoît Drèze (2565/3)
Art. 11
• 4 Benoît Drèze (2565/3)
• 13 Marie Nagy (2565/3)
Art. 24
• 33
Benoît Drèze (2565/7)
• 8
Benoît Drèze (2565/3)
• 19
Marie Nagy (2565/3)
Art. 25
• 9 Benoît Drèze (2565/3)
• 32 Benoît Drèze (2565/7)
• 10 Benoît Drèze (2565/3)
Art. 41
• 7
Benoît Drèze (2565/3)
• 22 Marie Nagy (2565/3)
• 31
Marie Nagy (2565/3)
Art. 50
• 24 Benoît Drèze (2565/3)
* *
* * *
La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et les articles réservés ainsi que sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen en artikelen en over het geheel zal later plaatsvinden.
* *
* * *
Besluit
van de artikelsgewijze bespreking:
Conclusion
de la discussion des articles:
Réservé:
le vote sur les amendements et les articles
2, 11, 24, 25, 41, 50.
Aangehouden:
de stemming over de amendementen en de artikelen 2, 11, 24, 25, 41, 50.
Artikel per artikel aangenomen: de artikelen 1, 3 - 10,
12 - 23, 26 - 40, 42 – 49, 51-74.
Adoptés
article par article: les articles 1, 3 - 10, 12 - 23, 26 - 40, 42 – 49, 51-74.
* *
* * *
Nous passons à la discussion des articles du
projet de loi n° 2565/6 (matière visée à l’article 77 de la
Constitution). Le texte adopté par la commission sert de base à la
discussion. (Rgt 85, 4) (2565/6)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan van het wetsontwerp nr. 2565/6 (aangelegenheden als bedoeld in
artikel 77 van de Grondwet). De door de commissie aangenomen tekst geldt
als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2565/6)
L'intitulé a été modifié par la commission en "projet de loi modifiant le Code judiciaire en ce qui concerne les contestations relatives à l'octroi, à la révision et au refus de l'aide matérielle".
Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in "wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de geschillen inzake de toewijzing, de herziening en de weigering van de materiële hulp".
Le projet de loi compte 2 articles.
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
04 Projet de loi modifiant la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police intégré, structuré à deux niveaux, et la loi sur la fonction de police (2555/1-2)
04 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, en van de wet op het politieambt (2555/1-2)
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
04.01 Annick Saudoyer, rapporteur: Monsieur le président, je m'en réfère à mon rapport écrit.
04.02 Katrien Schryvers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, CD&V heeft zich bij de stemming over dit ontwerp in de commissie onthouden. Dat zal u niet verbaasd hebben, want wij hadden en hebben daarvoor verschillende redenen.
Ten eerste, het ontwerp zet volgens ons een fundamenteel uitgangspunt van de wet op de geïntegreerde politie op de helling, met name de strikte scheiding tussen het operationeel kader en het administratief en logistiek kader. De wet op de geïntegreerde politie stelt duidelijk dat leden van het operationeel kader die worden onderverdeeld bij het administratief en logistiek kader indien dat niet volledig is opgevuld, hun politionele bevoegdheden, zowel OBP- als OGP-bevoegdheden, verliezen. Nu gaat men een deel van het CALog-personeel wel die politionele bevoegdheden toekennen.
Ten tweede, een ander fundamenteel principe van de wet op de geïntegreerde politie wordt volgens ons eveneens op de helling geplaatst. De wetgever heeft in het raam van de politiehervorming gesteld dat het nefast is voor de werking van de politiediensten dat binnen dezelfde dienst personeel werkzaam zou zijn dat een verschillend statuut heeft. Daarom is er toen gekozen voor een eenheidsstatuut met enerzijds, operationeel en anderzijds, administratief en logistiek personeel. Het ontwerp zet dat principe nu volgens ons opnieuw op losse schroeven, want binnen gerechtelijke labo’s zullen voortaan mensen van beide kaders dezelfde taken uitvoeren. Dat gebeurt dan door personeelsleden met een verschillend statuut.
Naast het CALog-personeel van niveau B, met beperkte OGP-bevoegdheden, zullen er eveneens hoofdinspecteurs van het operationeel kader werkzaam zijn die net daarnaast dezelfde taken uitvoeren. Die laatsten zullen natuurlijk financieel wel een veel beter statuut hebben. Wij zijn ervan overtuigd dat dit de samenwerking tussen personeelsleden niet ten goede kan komen. Wij mogen bovendien niet vergeten dat bij die diensten ook basiskaderpersoneel werkzaam zal zijn. Afhankelijk van hun voorgeschiedenis bij de politiediensten hebben die personeelsleden al of niet OGP-bevoegdheden. Voor die mensen is dat zeker ook een doorn in het oog.
Ten derde, is er de wijze waarop dat ontwerp inzake deze problematiek tot stand is gekomen en hoe men gepoogd heeft een oplossing te bieden. Want de beslissing om aan het CALog-personeel van de gerechtelijke labo’s beperkte politiebevoegdheden te geven, dateert bij ons weten al van zo’n twee jaar geleden. Sindsdien heeft men inderdaad personeelsleden aangenomen en vacatures uitgeschreven waarbij werd gesteld dat die mensen beperkte politiebevoegdheden zouden krijgen. Nu, twee jaar later, maakt men een wettelijke regeling. Wij vragen ons af op welke basis de mensen die intussen aan het werk zijn, gewerkt hebben en welk wettelijk kader daarvoor bestond.
U weet ook dat nu in de mogelijkheid wordt voorzien om processen-verbaal uit te schrijven. Dit spreekt voor zich want dat is mee de bedoeling van dit ontwerp. In welke opleidingen is dan voor die mensen voorzien?
Een vierde punt betreft de tewerkstelling van visueel gehandicapte personen bij de gerechtelijke diensten. De minister heeft er duidelijk op gewezen dat er 36 visueel gehandicapte personeelsleden aangeworven zouden worden. Volgens mijn informatie zouden het er in eerste instantie, op dit ogenblik, maar zes zijn. De rest is voor later. Ik vraag mij af voor wanneer. Tot nu toe hebt u ons daarover geen duidelijkheid gegeven, mijnheer de minister.
Hoewel wij principieel natuurlijk geen probleem hebben met het feit dat op deze manier visueel gehandicapte mensen tewerkgesteld kunnen worden, hebben wij er wel een probleem mee dat men laat blijken dat dit ontwerp specifiek voor deze mensen bedoeld zou zijn, terwijl volgens ons veeleer de andere categorie wordt geviseerd en men daarvoor maatregelen wenste in te voeren.
Principieel hebben wij dus geen probleem met het feit dat visueel gehandicapten tewerkgesteld zullen worden op deze manier, maar dat onder deze dekmantel een situatie wordt rechtgetrokken die al twee jaar bestaat, vinden wij minder netjes. Daarom zullen wij ons onthouden.
04.03 Annick Saudoyer (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, les modifications apportées à la loi sur la police intégrée et à la loi sur la fonction de police répondent assurément à deux nécessités: d'une part, celle de doter nos spécialistes civils de la police technique et scientifique de prérogatives juridiques leur permettant d'être pleinement opérationnels et, d'autre part, d'élargir les possibilités de recrutement au sein du secteur de la police, dont l'importance est de plus en plus prégnante depuis quelques années dans la résolution des crimes et délits.
Les séries télévisées du type "Les Experts" ont certainement mis en lumière le nouveau visage de la police scientifique et technique. En effet, il en est fini des rudimentaires autopsies et simples empreintes digitales. Nous en sommes maintenant à l'utilisation des techniques les plus pointues recourant à des appareillages de haute technologie.
Dans ce cadre, les qualités professionnelles des femmes et des hommes de la police technique et scientifique, qu'ils soient policiers ou civils, sont primordiales. Il en va de la qualité et de l'admissibilité juridique des preuves recueillies grâce aux nouvelles techniques policières.
Le projet de loi vise à créer une base légale permettant au personnel civil d'effectuer des constatations judiciaires sans devoir être accompagné d'un membre opérationnel revêtu de la qualité d'officier de police judiciaire. Les membres du personnel concerné seront désormais habilités à consigner eux-mêmes leurs constatations techniques et scientifiques dans un procès-verbal qui, comme tout autre procès-verbal, peut être utilisé comme preuve devant les tribunaux. Cela permettra de simplifier et d'accélérer les procédures. Cela permettra également d'ouvrir les métiers de la police aux civils, ce qui assurera une diversification et une pluralité au sein de ce service public.
Lors du débat en commission, monsieur le ministre, vous vous êtes engagé à renforcer la capacité des laboratoires de la police scientifique et technique actifs au sein des 27 arrondissements judiciaires par l'engagement de 91 membres du personnel supplémentaires (personnel civil de niveau B+). Je m'en réjouis car ce secteur de la police a un grand besoin de renforts.
Par ailleurs, ce projet de loi a un autre volet. Il s'agit de permettre le recrutement de personnes qui, en raison de leurs compétences auditives particulières, dues à leur cécité ou à leur mauvaise vue, procéderont aux écoutes téléphoniques dans les chambres d'écoute des services de police et transcriront les messages. Le projet de loi vise aussi à octroyer, dans certaines limites, la qualité d'OPJ auxiliaire du procureur du Roi, à cette catégorie particulière du cadre administratif et logistique (CALog).
L'objectif est de permettre l'intégration sociale et professionnelle de ces personnes au sein de la police. Leur contribution à la qualité de l'action policière sera certaine. Non seulement, leur cécité leur donne des capacités auditives supérieures, mais permettra également de libérer des policiers qui seront plus présents en rue et sur le terrain.
Mon groupe votera favorablement ce projet de loi. Il reste maintenant à améliorer le statut des CALog, mais c'est une autre question.
04.04 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, ik kan verwijzen naar wat ik in de commissie heb gezegd. Er is een vraag geweest van mevrouw Schryvers over de aanwerving van de personen in kwestie. Welnu, dat gebeurt zo snel mogelijk. U weet ook dat het niet van vandaag op morgen kan, inzonderheid wanneer het gaat over degenen die geconfronteerd worden met een handicap. De wens van de regering is uiteraard zo snel mogelijk tot die aanwervingen te kunnen overgaan omdat ik meen, mijnheer de voorzitter en collega's, dat we hier toch wel een win-winsituatie krijgen. Wij kunnen mensen met zo'n handicap effectief integreren in het arbeidsproces. Zij beschikken over bijzondere hoedanigheden om dat zeer goed te kunnen doen. Daardoor maken we recherchecapaciteit vrij om mensen met een politieopleiding opnieuw te kunnen inschakelen in het operationele politiewerk.
Ik verheug mij erover dat dit ontwerp in de commissie een ruime meerderheid heeft gekregen. Misschien dat ik mevrouw Schryvers vandaag nog kan overtuigen haar onthouding om te zetten in een ja-stem.
De voorzitter: Dat zullen we straks zien.
Quelqu'un demande-t-il encore
la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt
85, 4) (2555/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de
bespreking. (Rgt 85, 4) (2555/1)
Le projet de loi compte 5 articles.
Het wetsontwerp telt 5 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Artikel 1 wordt aangenomen.
Er is wel een kleine correctie in de titel van artikel 2, meervoud in plaats van enkelvoud. Dat is een technische verbetering.
Artikel 2 wordt aldus gewijzigd aangenomen.
In artikel 3, tertio moet men lezen “om opdrachten van technische en wetenschappelijke politie uit te voeren, de leden van het administratief en logistiek kader die zijn bekleed met minstens een graad van het niveau B”. De woorden “die zijn” moeten dus toegevoegd worden. Dan heb ik nog een kleine verbetering in de voorlaatste regel van het artikel.
En français, il faut lire: "Ils sont compétents pour exercer leur mission sur l'ensemble du territoire du Royaume" plutôt que "Ils sont compétents pour exercer leur mission sur l'ensemble du territoire national."
Artikel 3 wordt aldus gewijzigd aangenomen.
Les articles 4 et 5 sont adoptés article par article.
Les articles 1 à 5 sont adoptés article par article, avec corrections de texte.
De artikelen 1 tot 5 worden artikel per artikel aangenomen, met tekstverbeteringen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
05 Projet de loi portant des dispositions diverses en vue de la création du service de médiation pour le secteur postal (2679/1-5)
- Proposition de loi portant création d'un service de médiation pour les services postaux (1985/1-2)
- Proposition de loi modifiant la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques en vue d'étendre les compétences du Service de médiation de La Poste (2581/1-2)
05 Wetsontwerp houdende diverse bepalingen met het oog op de oprichting van de ombudsdienst voor de postsector (2679/1-5)
- Wetsvoorstel tot oprichting van een ombudsdienst voor de postdiensten (1985/1-2)
- Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven met het oog op de uitbreiding van de bevoegdheden van de Ombudsdienst bij De Post (2581/1-2)
Propositions déposées par:
Voorstelllen ingediend door:
- 1985:
François Bellot, Olivier Chastel, Valérie De Bue
- 2581: Roel
Deseyn, Jef Van den Bergh, Simonne Creyf
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
De heer De Coene is verslaggever.
05.01 Dirk Van der Maelen (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, de heer De Coene verwijst naar zijn schriftelijk verslag.
De voorzitter: De minister is gevraagd. Ecce mulier. Mevrouw de minister, uw timing is uitstekend. Mevrouw De Bue is ingeschreven in de algemene bespreking. Mijnheer Deseyn?
05.02 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik had nog een vraag over het schriftelijk verslag. Het is niet zo onbelangrijk. Het is jammer dat de heer De Coene hier niet is.
De voorzitter: Hij is daar. De timing is zeer goed vanavond. De minister is op tijd binnengekomen. De heer De Coene is op tijd. Mijnheer De Coene, u hebt naar uw schriftelijk verslag laten verwijzen via uw fractieleider. De heer Deseyn heeft nu een vraag over uw verslag.
05.03 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, op pagina 7 lees ik dat amendement nr. 4 wordt ingediend door mijzelf en de heer Van den Bergh en dat het amendement wordt aangenomen. Iets verder op pagina 7 lees ik nogmaals dat amendement nr. 4 wordt ingediend en dat dit amendement dan niet ter stemming is voorgelegd. Mag ik eraan herinneren dat de minister akkoord ging met het laatste amendement dat onderaan pagina 7 wordt beschreven. Men spreekt twee keer over amendement nr. 4. Een verdere lezing van het verslag en van de conclusies voor de stemming zijn in dit opzicht problematisch. Op pagina 7 staat immers dat amendement nr. 4 wordt aangenomen. Op pagina 9 staat dan dat amendement nr. 4 niet ter stemming wordt voorgelegd.
Ik weet dat de minister haar goedkeuring aan dat amendement had gegeven. Het zou dus goed zijn dat wij daarvoor vandaag een uitweg vinden. Ik wil het ook opnieuw indienen. Zo niet, zullen wij een probleem hebben met de coördinatie van de tekst.
De voorzitter: Ik ben aan het zoeken in het verslag. U bent bezig over artikel 5bis of 5ter?
05.04 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, bovenaan pagina 7 staat artikel 4 en 4bis. Meteen daaronder staat dat amendement nr. 4 wordt ingediend. Drie paragrafen verder staat dat het artikel en het amendement eenparig worden aangenomen. Eind pagina 7 wordt echter opnieuw melding gemaakt van amendement nr. 4, vervolgens wordt de discussie beschreven en op pagina 9 staat in de eerste paragraaf dat amendement nr. 4 niet ter stemming wordt voorgelegd.
De voorzitter: Mijnheer De Coene, wat is het probleem? Werd het in het verslag verkeerd verwoord?
05.05 Philippe De Coene (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, in het slechtste geval zal het om een slechte nummering van het amendement gaan. Het kan enkel dat zijn.
05.06 Roel Deseyn (CD&V): Het heeft inderdaad ook te maken met de nummering. Er is echter meer dan dat aan de hand.
Er is ook verwarring geweest over het eigenlijke amendement nr. 4. In het verslag staat dat het amendement niet ter stemming wordt voorgelegd. Precies over dat amendement hadden wij een discussie.
Mevrouw de minister, u zult zich wel herinneren dat het over het al dan niet schriftelijk en telefonisch indienen van klachten ging. U ging akkoord. Ik stel voor dat wij bij wijze van correctie de woorden beschreven in het amendement nr. 4 invoegen. Zou de minister haar akkoord nogmaals kunnen bevestigen, net zoals zij dat toen in de commissie deed?
De voorzitter: U moet twee zaken onderscheiden.
Ik heb er geen probleem mee dat het verslag, indien dat nodig is, zou worden verbeterd. Er kan echter geen amendement bij de tekst worden gevoegd, want anders is een tweede lezing nodig.
05.07 Minister Freya Van den Bossche: Mijnheer de voorzitter, het gaat om het schrappen van het woord “niet-schriftelijk”.
Om klachten tegenstelbaar te maken – wat in dit geval vrij belangrijk is, omdat de financiering van het systeem ook afhangt van het aantal klachten dat per operator wordt ingediend –, lijkt het wenselijk om een schriftelijke weerslag van elke klacht te vragen, zelfs indien de klacht initieel telefonisch werd ingediend. De klacht hoeft dus niet meteen schriftelijk te worden ingediend. Zo moet u het niet begrijpen. U moet uit de tekst wel begrijpen dat, om de klacht te laten registreren, er een schriftelijke weergave moet zijn. De manier van financieren hangt daarvan immers af. In een laatste stadium gebeurt elke klacht dus schriftelijk.
Dat is het geval bij elke ombudsdienst. Wanneer de dienst effectief iets met de klacht doet, moet die worden neergeschreven en bevestigd. Dat in eerste instantie klagers op andere wijzen contact met een ombudsdienst kunnen nemen, spreekt voor zich. Ik zal het op die manier verduidelijken.
Ik zou het amendement niet volgen. Er wordt in dat geval immers de indruk gegeven dat de klacht niet schriftelijk hoeft te gebeuren, wat nochtans nodig is voor de tegenstelbaarheid. Mijnheer Deseyn, ik begrijp – ik wil dit met mijn woorden ook duiden – dat niemand zijn klacht onmiddellijk schriftelijk hoeft in te dienen. In een laatste stadium lijkt dat echter wel nodig.
De voorzitter: Mijnheer De Coene, mag ik van u als verslaggever weten of de tekst van het wetsontwerp van 20 november 2006 met het nieuwe opschrift de correcte weergave van de in de commissie gedane stemming is? Dat moet ik weten.
05.08 Philippe De Coene (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, neem mij niet kwalijk. Ik word hier met bepaalde zaken geconfronteerd.
Mijnheer Deseyn, wij gaan hier toch niet beginnen te improviseren. Ik zou graag lectuur krijgen van de twee versies, zijnde de door de heer Deseyn voorgestelde versie en de versie die wij hier voorhanden hebben.
Ik wijs overigens op het volgende. Wij zijn hier nu al uren bijeen. De heer Deseyn had mij in afwachting van de bespreking op zijn minst, indien het om een technische correctie gaat, van zijn intenties kunnen verwittigen, zodat wij de bepaling al voordien hadden kunnen wijzigen en de wijziging hier meteen hadden kunnen aankondigen.
Ik houd mij dus ter beschikking om de twee varianten te bekijken. Ik wil er echter wel over waken dat wij hier niet op een sluipende manier een amendement goedkeuren waarvoor geen politieke meerderheid was.
De voorzitter: Er zijn twee mogelijkheden. We kunnen dit oplossen. Indien er bewoordingen zijn in het verslag die eventueel verkeerd genoteerd zouden zijn, dan kunnen we dat rechtzetten: dat is geen probleem. Wat ik moet weten als Kamervoorzitter is of de tekst die uit de commissie komt en die ik straks in de artikelsgewijze bespreking zal voorleggen, correct is. U kunt een amendement op de tekst indienen, dat is geen probleem.
05.09 Roel Deseyn (CD&V): Als ik nu het amendement opnieuw indien, kunnen we daarover discussiëren en stemmen.
De voorzitter: Dat is goed. Dient u een nieuw amendement in, dan zal ik het behandelen bij de artikelen.
05.10 Philippe De Coene (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, deze wijze van handelen is andersluidend dan wat de heer Deseyn in zijn eerste interventie heeft gezegd. Uit zijn eerste interventie kon blijken dat wij hier alleen een technische vergissing hadden begaan. Nu zegt hij dat hij een amendement zal indienen met een tekstwijziging. Dat is iets anders dan de door hem aangekondigde technische fout in een verslag.
De voorzitter: Dat is zijn recht.
05.11 Philippe De Coene (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, ik stel voor dat we ingaan op het voorstel van de heer Deseyn dat hij zijn amendement indient. De Kamer zal dan oordelen in plenaire vergadering.
De voorzitter: Ik wilde alleen maar weten of de tekst die uit de commissie kwam, correct was.
05.12 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik herinner mij, en het is belangrijk dat de collega's dat weten, dat er in de commissie, naar aanleiding van de twee amendementen, een beetje verwarring ontstond over wat precies was goedgekeurd: welk amendement bij welk artikel? Die verwarring blijkt nu ook uit het verslag. Het amendement waarop ik net alludeerde werd eigenlijk niet ter stemming voorgelegd, maar ik herinner mij dat de minister toen zei dat hij er geen probleem mee had de woorden "of niet schriftelijk" weg te laten, omdat dat ook zo is voor andere meldingspunten die gangbaar zijn in de telecomsector. Daarom dacht ik dat als mijn interpretatie van het verloop van het debat in de commissie gedeeld kon worden, wij dat zonder meer konden invoegen. Wij hoeven inderdaad niet langer te discussiëren: ik stel voor dat ik nu het amendement indien. Ik wil er even aan herinneren dat daarover destijds wel een consensus bestond.
05.13 Valérie De Bue (MR): Monsieur le président, madame la vice-première ministre, chers collègues, comme chacun le sait, le secteur postal est en pleine évolution depuis plusieurs années. L'un des aspects les plus connus de cette évolution est la diminution progressive du poids des envois dont le traitement est réservé aux opérateurs historiques, chez nous La Poste.
Cela entraîne également certaines modifications dans les relations entre le citoyen consommateur et les différents prestataires de services – puisque La Poste n'est plus seule. Et la situation va encore évoluer dans deux ans, comme le prévoit la proposition de troisième directive postale. Il est donc temps maintenant d'adapter à la nouvelle donne les structures, les instances de recours: il n'était plus logique de maintenir un seul médiateur au sein – ou plus exactement en marge – de La Poste alors que nombre d'opérateurs sont actifs en Belgique.
En effet, si un consommateur a un litige avec un prestataire de services autre que La Poste, son seul recours consiste à s'adresser à la justice, avec toutes les conséquences que cela entraîne (formalités lourdes, coûts, délais,…) alors que les clients de La Poste disposent d'une instance de recours, que l'on pourrait qualifier d'appel.
Nous avions aussi déposé une proposition de loi qui, à l'instar de ce projet de loi, créait un service de médiation pour l'ensemble du secteur postal au sein de l'IBPT. Par conséquent, comme il l'a fait en commission, le MR soutiendra ce projet de loi qui correspond parfaitement à ses attentes. Je vous remercie pour votre attention.
05.14 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, CD&V steunt bijna volmondig de inhoud van het wetsontwerp. Enkel over het amendement moet nog worden gediscussieerd. Het wetsontwerp ligt namelijk volledig in het verlengde van een wetsvoorstel dat ik vroeger heb ingediend tot regeling van een postale ombudsdienst waarvan de verantwoordelijkheid ruimer is en zich niet alleen beperkt tot het bedrijf De Post. De ombudsdienst in de postsector is momenteel immers een ombudsdienst bij het overheidsbedrijf De Post en niet voor de totale sector.
Laat me even het verschil schetsen. De ombudsdienst voor telecommunicatie heeft zeggenschap over de hele sector van de telecom. Elke klant die ontevreden is over zijn telecomoperator kan de ombudsdienst gratis vragen om tussenbeide te komen. De ombudsdienst in de postsector kan evenwel enkel ingrijpen wanneer het probleem zich bij De Post voordoet.
Collega's, door de toenemende liberalisering in de postsector en het daaraan verbonden toegenomen aantal post- en pakjesbedrijven komt de burger, de consument steeds meer in aanraking met andere bedrijven dan De Post. Over deze concurrenten heeft de ombudsdienst bij De Post geen bevoegdheid. Vaak gebeurt het contact van de burger met het bedrijf De Post, die veelal verantwoordelijk is voor de eindaflevering, nadat de brief of het pakket al een hele weg heeft afgelegd via andere operatoren. Wanneer er vroeg in deze ketting iets misgaat, heeft de ombudsdienst bij De Post alweer geen bevoegdheid.
Om de nadelen van de liberalisering, met name de geringere mogelijkheden voor de burger om een beroep te doen op een bemiddelingsorgaan, wat te kanaliseren, was het van dringend belang om de bevoegdheid van de ombudsdienst uit te breiden naar alle ondernemingen in de post- en pakjessector. De CD&V-fractie is reeds lang vragende partij voor de uitbreiding van de bevoegdheden van de postale ombudsdienst. Bij verschillende van mijn vragen bevestigde de minister van Consumentenzaken hiervoor haar steun. Het is ook goed dat minister Verwilghen hier aanwezig is want uit VLD-hoek kwam op bepaalde momenten wel wat tegenkanting. Zo verklaarde minister Verwilghen in mei 2005 op een van onze vragen, dat de oprichting niet aan de orde was. Uiteindelijk diende onze fractie een wetsvoorstel in om de zaak te bespoedigen. Wij zijn verheugd dat de uitbreiding van de bevoegdheden nu eindelijk een feit is. Het had evenwel veel sneller kunnen en ook moeten gaan.
Tijdens de bespreking in commissie hebben we ook onze steun geuit voor het mechanisme dat de ombudsbijdrage van de verschillende operatoren deels zal doen afhangen van het aantal te behandelen klachten in verband met een bepaalde operator. We betreuren evenwel dat men hetzelfde principe niet hanteerde voor de ombudsbijdrage aan de ombudsdienst telecommunicatie zoals wij via een amendement hadden voorgesteld. Mogelijk kunnen we de evaluatie van dit berekeningssysteem een jaar of iets langer afwachten om, wanneer dit werkbaar zou blijken, er ook in te voorzien op het vlak van de ombudsbijdrage aan de ombudsdienst telecom. We hopen oprecht dat het systeem werkbaar is maar vrezen, wegens het ontbreken van een overgangsregeling, toch voor heel wat disputen.
Ik zal niet terugkomen, voorzitter, op het feit dat de verkeerde documenten - het ging om de memorie van toelichting en het voorontwerp, maar het kon evengoed om het ontwerp zelf zijn gegaan en dat konden we niet afleiden – aan het Parlement werden voorgelegd. We konden pas over de echte documenten beschikken tijdens de bespreking. CD&V heeft trouwens geanticipeerd op deze situatie via het commissiesecretariaat. Wij hebben ook het kabinet op de hoogte gebracht van deze fouten zodat dit nog op de valreep, vlak vóór de bespreking in commissie kon worden gerepareerd.
Samen met de correcties die we hebben aangebracht via amendering en technische correcties meen ik te mogen stellen dat CD&V een zeer constructieve oppositie heeft gevoerd.
Mevrouw de minister, ik heb nog een bijkomende vraag. Gisteren heeft de commissie voor de Infrastructuur een hoorzitting georganiseerd in het raam van een nieuwe Europese postrichtlijn. Daarbij kwam de ombudsbijdrage ter sprake. De vertegenwoordiging van de expresbedrijven stelde dat zij niet zouden bijdragen omdat ze geen postdiensten leveren. Tijdens de bespreking van voorliggend ontwerp stelde u evenwel dat ook de omzet in de pakjessector – dit is een belangrijk onderscheid dat men maakt tussen de gewone postale sector en de pakjessector – mee zou tellen voor de berekening van de bijdrage. Vandaar mijn vraag. Wat is de grens tussen postdiensten en transport? Het bevoegdheidsgebied van de ombudsdienst is daarmee immers verbonden.
Mevrouw de minister, kunt u meedelen of de expresbedrijven zullen moeten bijdragen? Universal Post Union zou de grens voor de postdiensten op zendingen tot 30 kilogram hebben gelegd. Zal de ombudsbijdrage worden berekend op de omzet beneden deze grens? Is dit meteen de grens voor het bevoegdheidsgebied van de ombudsdienst? Dit zijn geen onbelangrijke vragen in het licht van het berekeningsmechanisme. Ik herhaal ze kort: de grens tussen post en transport, de situatie van de expresbedrijven, de 30-kilogramgrens en het bevoegdheidsgebied van de ombudsdienst.
05.15 Minister Freya Van den Bossche: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Deseyn, de grens tussen post en pakjes ligt vast in internationale verdragen. De grens is vastgelegd op 30 kilogram. Kortom, iedereen en elk bedrijf die iets verzendt dat minder dan 30 kilogram weegt, valt hieronder en zal bijgevolg moeten bijdragen.
05.16 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik neem aan dat dit meteen ook de grens is voor het bevoegdheidsgebied van de ombudsdienst. Ik merk dat u dit bevestigt. Ik neem hiervan akte.
Wat de grens van Universal Post Union betreft, u verwijst naar internationale verdragen. In andere landen ligt de grens op 50 kilogram. In die zin was mijn vraag wel belangrijk.
In de drukte van de bespreking werd het amendement – ik maak even allusie op de discussie van zopas – niet ter stemming voorgelegd. Dit amendement werd ingediend op basis van onze vraag waarom telefonische en mondelinge klachten naar aanleiding van een bezoek aan de ombudsdienst niet geldig zijn. Volgens het voorliggend ontwerp zijn deze klachten niet ontvankelijk. Bij de ombudsdienst voor telecommunicatie worden mondelinge klachten wel in aanmerking genomen. Ik herhaal opnieuw dat u het, mijns inziens, wel eens was met mijn voorstel tot correctie. Blijkbaar is het moeilijk dit vandaag te beamen of via technische correctie te aanvaarden. Vandaar dat ik het amendement opnieuw indien.
De voorzitter: Mijnheer Deseyn, uw amendement heeft betrekking op artikel 4 niet op artikel 5. De artikelen zijn van nummer veranderd. Indien u toestemt, is dit een amendement op artikel 4. Hetgeen u zegt is correct. "Artikel 43ter, paragraaf 4, ten eerste". Het is artikel 4 geworden en niet artikel 5.
05.17 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ook tijdens de bespreking telde de memorie eveneens meer artikelen dan het uiteindelijk ontwerp.
Mevrouw de minister, ander belangrijk punt is de overgangsperiode. De berekening van de ombudsbijdrage hangt af van de behandelde klachten van het jaar voordien. Voor de alternatieve postoperatoren bestaat het voorgaande jaar evenwel niet omdat ze niet onder de bevoegdheid van de ombudsdienst vielen. Vandaar mijn laatste vraag. Hoe en op welke wijze zal u de overgangssituatie regelen?
Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2679/5)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2679/5)
L'intitulé a été modifié par la commission en "projet de loi portant des dispositions diverses en vue de la création du service de médiation pour le secteur postal et modifiant la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques".
Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in "wetsontwerp houdende diverse bepalingen met het oog op de oprichting van de ombudsdienst voor de postsector en tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie".
Le projet de loi compte 15 articles.
Het wetsontwerp telt 15 artikelen.
* *
* * *
Amendement déposé:
Ingediend amendement:
Art. 4
• 4 Roel Deseyn (2679/3)
* *
* * *
La discussion des articles est close. Le vote sur l'amendement et l'article réservés ainsi que sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendement en artikel en over het geheel zal later plaatsvinden.
* *
* * *
Besluit
van de artikelsgewijze bespreking:
Conclusion
de la discussion des articles:
Réservé:
le vote sur l'amendement et l'article
4.
Aangehouden:
de stemming over het amendement en artikel 4.
Artikel per
artikel aangenomen: de artikelen 1 - 3, 5 - 15.
Adoptés
article par article: les articles 1 - 3, 5 - 15.
* *
* * *
06 Projet de loi modifiant la loi du 6 avril 1995 relative à la prévention de la pollution de la mer par les navires concernant des matières visées à l'article 78 de la Constitution (2725/1-2)
- Projet de loi modifiant la loi du 6 avril 1995 relative à la prévention de la pollution de la mer par les navires concernant des matières visées à l'article 77 de la Constitution (2726/1-2)
06 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 6 april 1995 betreffende de voorkoming van verontreiniging van de zee door schepen met betrekking tot aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (2725/1-2)
- Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 6 april 1995 betreffende de voorkoming van verontreiniging van de zee door schepen met betrekking tot aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet (2726/1-2)
Je vous propose de consacrer une seule
discussion à ces deux projets de loi. (Assentiment)
Ik stel u voor één enkele bespreking aan deze twee wetsontwerpen te wijden. (Instemming)
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
06.01 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, het betreft een ontwerp dat in een betere regeling moet voorzien wanneer een verontreiniging door schepen wordt vastgesteld.
Minister Landuyt heeft toegelicht dat daaromtrent afspraken zijn gemaakt met de parketten van Brugge en Oostende opdat er adequater zou kunnen opgetreden worden bij een dergelijke schending of lozing. We hebben daarbij slechts vijf minuten stilgestaan in commissie en alle fracties konden met dit ontwerp leven.
Le président:
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles du
projet de loi n° 2725. Le texte adopté par la commission sert de base à la
discussion. (Rgt 85, 4) (2725/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan van het wetsontwerp nr. 2725. De door de commissie aangenomen tekst
geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2725/1)
Le projet de loi compte 23 articles.
Het wetsontwerp telt 23 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 à 23 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 tot 23 worden artikel per artikel aangenomen.
Il y a des corrections de majuscules et minuscules.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
Nous passons à la discussion des articles du
projet de loi n° 2726. Le texte adopté par la commission sert de base à la
discussion. (Rgt 85, 4) (2726/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan van het wetsontwerp nr. 2726. De door de commissie aangenomen tekst
geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2726/1)
Le projet de loi compte 2 articles.
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
07 Projet de loi relatif à un prélèvement visant à lutter contre la non-utilisation d'un site de production d'électricité par un producteur (2711/1-4)
- Projet de loi organisant une voie de recours contre l'amende administrative infligée dans le cadre de l'application de la loi du (...) établissant un prélèvement visant à lutter contre la non-utilisation d'un site de production d'électricité par un producteur (2712/1-3)
07 Wetsontwerp tot vaststelling van een heffing ter bestrijding van het niet benutten van een site voor de productie van elektriciteit door een producent (2711/1-4)
- Wetsontwerp tot inrichting van een beroep tegen de administratieve boete opgelegd in het raam van de toepassing van de wet van (...) tot vaststelling van een heffing ter bestrijding van het niet benutten van een site voor de productie van elektriciteit door een producent (2712/1-3)
Je vous propose de consacrer une seule
discussion à ces deux projets de loi. (Assentiment)
Ik stel u voor één enkele bespreking aan
deze twee wetsontwerpen te wijden. (Instemming)
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
Mme Karine Lalieux, rapporteur, renvoie à son rapport écrit.
07.01 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, met het eerste wetsontwerp wordt een nieuwe heffing ingevoerd op elektriciteitssites die niet of niet meer worden benut of onderbenut zijn.
Het gaat om een heffing van 11.000 euro per megawattuur en de opbrengst wordt geraamd op 70 miljoen euro jaarlijks. Dat zijn geen te versmaden inkomsten in deze periode van budgettaire tekorten.
Op de markt is er een dominante speler, Electrabel. Electrabel kan aan die heffing ontkomen als ze die onderbenutte of niet-benutte sites verkoopt aan andere producenten. Het verplicht ter beschikking stellen van niet-benutte of onderbenutte sites aan derden door Electrabel werd door de regering reeds eerder voorgesteld naar aanleiding van Pax Electrica I, met name de overname van Electrabel door Suez.
Electrabel heeft intussen drie sites te koop aangeboden. Beringen zou verkocht zijn aan het Duitse E.ON en Marchienne-au-Pont en Sint-Pieters-Leeuw/Drogenbos zouden ook op de markt zijn gebracht. Het Spaanse Endesa had interesse voor beide sites maar ik heb vernomen dat de onderhandelingen intussen zouden afgesprongen zijn omdat de sites niet interessant zijn omwille van de moeilijke aansluiting op het net. De minister zei deze week nog dat de onderhandelingen met Endesa nog altijd bezig waren, maar ik lees vandaag dat die afgesprongen zouden zijn.
Over het principe van het ter beschikking stellen van niet-benutte of onderbenutte elektriciteitssites zijn we het eens. Wij lezen deze wet echter samen met de elektriciteitswet waarbij de meerderheid vorig jaar akkoord ging met het feit dat alle kosten en belastingen door de elektriciteitsproducenten mogen worden doorgerekend in de elektriciteitsprijs. Onze vrees is nu dat Electrabel geen vragende partij zal zijn voor meer concurrentie en bijgevolg eerder geneigd zal zijn de belasting te betalen die ze kan doorrekenen in de prijs per kilowattuur.
Deze wet kan alleen maar werken als Electrabel bereid is meer concurrentie te aanvaarden en interessante sites ter beschikking te stellen van andere concurrenten. Bovendien moet zij bereid zijn die sites ter beschikking te stellen aan een redelijke prijs. Als de vraagprijs te hoog is, zullen andere producenten weinig interesse tonen in deze ter beschikking gestelde sites.
Mijnheer de minister, hetgeen ik hier vertel, is een herhaling van hetgeen ik in de commissie heb gezegd. Wij vrezen dat de nieuwe heffing een interessante budgettaire operatie kan zijn voor de Staatskas, maar dat zij weinig zal opleveren wat de verhoging van de concurrentie op de elektriciteitsmarkt betreft.
Omdat we akkoord gaan met het principe maar niet naïef zijn wat de uitvoering betreft, onthouden wij ons op het eerste ontwerp.
Het tweede ontwerp bevat de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen de boete en dat ontwerp zullen wij dus goedkeuren. Mijnheer de voorzitter, er zal straks dus verschillend worden gestemd. Voor het eerste ontwerp zullen wij ons onthouden en het tweede ontwerp zullen wij goedkeuren.
De voorzitter: Ik zal voor de ontwerpen twee naamstemmingen houden.
07.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de voorzitter, collega's, ik zal mij beperken tot het aangeven van het waarom van deze wetsontwerpen.
In België is er een gebrek aan capaciteit. Het is die capaciteit die nodig is om de concurrentie te kunnen installeren. Er zijn drie middelen die daarvoor tezamen worden gebruikt.
Ten eerste, de interconnectie verzorgen. Dat betekent de aansluitingen met het buitenland verzorgen zodanig dat er stroom kan uitgewisseld worden tussen verschillende landen. Dat doen wij in een vijflandenoverleg, als eerste, als voortrekkers in de Europese Unie.
Ten tweede, een stroombeurs tot stand brengen. Die is ondertussen, deze week is opgestart. Dat is de Belpex-beurs; Daar wordt de stroom verhandeld.
Ten derde, de heffing op niet-benutte sites.
Spijtig genoeg zijn er geen tovermiddelen. Wij moeten die allemaal door mekaar gebruiken.
Als wijziging in verband met de bespreking die wij hebben gehad op het ogenblik dat wij de wetsontwerpen hebben behandeld, kan ik melden dat het effectief zo is dat een van de drie sites is overgedragen, met name deze van Edingen. Voor Marchienne-au-Pont en Drogenbos zijn de onderhandelingen momenteel afgesprongen. Dat belet echter natuurlijk niet dat ook deze sites zich voegen bij de onderbenutte of niet-benutte sites en dus onder de heffing zullen vallen.
Het enige gevaar dat bestaat is dat men zegt dat Electrabel zich zal wentelen in een comfortabele situatie en misschien de heffing zal betalen om geen concurrentie toe te laten. Het gaat dan wel om een bijzonder hoog bedrag van 11.000 euro per megawatt. Dat is dus een enorm bedrag, zeker en vast als wij kijken naar de echte kostprijs van een eurowatt elektriciteit die wordt geproduceerd. Dat is echter een bijkomend gegeven. Dat is ook nieuw sedert deze week. Wij weten nu dag per dag exact de verhandeling en wat een megawatt kost en betekent. Die beurs is er. Gesteld dat Electrabel op een bepaald ogenblik zegt dat men de bluts met de buil neemt en de 11.000 euro per megawatt erbijvoegt, dan gaat zich dat onmiddellijk vertalen in de kostprijs, op een zodanig schrijnende wijze dat eenieder zal zien dat het de gewone recuperatie is.
Er is met andere woorden in elk geval reeds een drukkingsmiddel, los van de toezeggingen die gebeurd zijn aan de kant van Suez-Electrabel binnen de fusie. Zij hebben te kennen gegeven dat ze drie spelers zullen toelaten op de markt met een gelijkaardige portefeuille. Dit betekent natuurlijk dat er capaciteit zal moeten vrijgemaakt worden. Daarvoor zal ook voor een stuk de onderbenutte of niet-benutte capaciteit in aanmerking moeten komen.
Mevrouw Creyf, ik ben het met u eens in die zin dat er grote waakzaamheid geboden is. Het zal geen tovermiddel zijn; dat is duidelijk. Ik hoop dat de werkzaamheden van die aard zullen zijn dat wij effectief via het tot stand brengen van deze wet, de gewezen monopolist kunnen dwingen om het capaciteitsdeel dat het niet benut, en waarvoor toestemmingen werden verleend, ook vrijgemaakt worden voor andere spelers op de markt.
07.03 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik kan u voor een groot deel volgen. Er zijn inderdaad initiatieven genomen en stappen gezet naar een betere marktwerking en het verminderen van de dominantie van de speler. De wijze waarop de drie eerste minder of niet-benutte sites ter beschikking zijn gesteld, doet ons echter enigszins aarzelen, vooral omdat de onderhandelingen over twee van de drie sites afgesprongen zijn. Ik hoop dus dat de zware boete een incentive is voor Electrabel, maar niet doorgerekend zal worden aan de consument. Dat zou natuurlijk een kwalijke evolutie zijn voor iedereen.
07.04 Minister Marc Verwilghen: Ik zou mij niet blindstaren op de eerste verkopen van sites, want toen waren het sites die door Electrabel zelf zijn aangeduid. We herinneren ons nog allemaal de kritieken die toen bestonden bij de kandidaat-producenten die zeiden dat het niet de meest interessante waren. Zij wisten er veel interessantere liggen. Door het feit dat men nu een heffing zal opleggen op alle niet-benutte sites, zal men op een bepaald ogenblik de vrije markt moeten laten spelen op dat vlak. Ik verhoop dat op dat ogenblik ook sites die interessanter zijn dan de eerst aangebodene in aanmerking zullen komen om toegewezen te worden aan nieuwe concurrenten.
Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles du
projet de loi n° 2711. Le texte adopté par la commission sert de base à la
discussion. (Rgt 85, 4) (2711/4)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan van het wetsontwerp nr. 2711. De door de commissie aangenomen tekst
geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2711/4)
L'intitulé français a été modifié par la commission en "projet de loi établissant un prélèvement visant à lutter contre la non-utilisation d'un site de production d'électricité par un producteur".
Het
opschrift in het Frans werd door de commissie gewijzigd in "projet de loi
établissant un prélèvement visant à lutter contre la non-utilisation d'un site
de production d'électricité par un producteur".
Le projet de loi compte 18 articles.
Het wetsontwerp telt 18 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 à 18 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 tot 18 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
Nous passons à la discussion des articles du
projet de loi n° 2712. Le texte adopté par la commission sert de base à la
discussion. (Rgt 85, 4) (2712/3)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan van het wetsontwerp nr. 2712. De door de commissie aangenomen tekst
geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2712/3)
Le projet de loi compte 3 articles.
Het wetsontwerp telt 3 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
08 Proposition de résolution du Comité d'avis pour l'Émancipation sociale de la Chambre et du Comité d'avis pour l'Égalité des chances entre les hommes et les femmes du Sénat concernant la dimension parlementaire de la campagne paneuropéenne du Conseil de l'Europe pour combattre la violence à l'égard des femmes, y compris la violence domestique (2752/1)
08 Voorstel van resolutie van het Adviescomité voor de Maatschappelijke Emancipatie van de Kamer en van het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen van de Senaat betreffende de parlementaire dimensie van de pan-Europese campagne van de Raad van Europa om het geweld tegen de vrouwen te bestrijden, het huiselijk geweld inbegrepen (2752/1)
La discussion est ouverte.
De bespreking is geopend.
Mevrouw Jiroflée, u bent verslaggever. Dit dreigt uw laatste verslag te worden, want u wordt gedeputeerde. U krijgt het woord.
08.01 Karin Jiroflée, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
De voorzitter: Mevrouw Jiroflée, u voert straks nog het woord.
Een minister van mannelijke kunne zou hier goed passen, mijnheer de minister; de ingeschreven sprekers zijn immers mevrouw Lanjri, mevrouw Wiaux, mevrouw Govaerts, mevrouw Cahay-André, mevrouw Roppe, mevrouw Gerkens, mevrouw Jiroflée en mevrouw Burgeon.
08.02 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, geachte collega’s, de parlementaire vergadering van de Raad van Europa heeft 46 lidstaten opgeroepen om vandaag deel te nemen aan een symbolische vergadering met de bedoeling huiselijk geweld, vooral huiselijk geweld ten aanzien van vrouwen, aan de kaak te stellen en te bestrijden. De actie kadert binnen de beslissing die werd genomen op de top van staatshoofden en regeringsleiders te Warschau in mei van vorig jaar om in de periode van 2006 tot 2008 een pan-Europese campagne ter bestrijding van geweld tegen vrouwen, met inbegrip van huiselijk geweld, te voeren.
De CD&V-fractie onderschrijft die campagne. De CD&V-werkgroep Vrouw en Maatschappij heeft afgelopen vrijdag trouwens in verschillende stations actie gevoerd ter ondersteuning van de Wittelintjescampagne, die de strijd tegen geweld tegen vrouwen aanbindt. Ook in ons land blijken immers nog te veel vrouwen het slachtoffer te zijn van een of andere vorm van geweldpleging, een op vijf wordt gezegd. Bij vrouwelijke slachtoffers wordt ongeveer 28% van het fysieke geweld gepleegd door de partners, terwijl dat bij mannelijke slachtoffers ongeveer 2% is. Helaas klopt de gedachte dat het gezin de meest veilige plek zou zijn, niet voor iedereen.
Geweld binnen een relatie doet zich voor in alle lagen van de bevolking, ongeacht de leeftijd. Het is dus duidelijk geen privéprobleem van enkelingen, maar een niet te onderschatten maatschappelijk probleem dat bijzondere aandacht verdient, ook van de wetgever.
Deze problematiek treft ook gezinnen met kinderen. Het geweld is trouwens niet noodzakelijk enkel fysiek. Het kan ook psychisch, seksueel of economisch zijn. Bovendien is partnergeweld in vele gevallen een schending van de mensenrechten.
Een gewelddadige relatie heeft een negatieve invloed op de gezondheid, het zelfbeeld en de levenskwaliteit van het slachtoffer. Psychische, fysieke en psychosomatische klachten, isolement en functioneringsproblemen zijn enkele gevolgen waartoe partnergeweld of – breder – intrafamiliaal geweld kan leiden. De hele samenleving is hier uiteindelijk het slachtoffer van. Intrafamiliaal geweld brengt namelijk kosten voor gezondheidszorg, politie, justitie en maatschappelijke hulpverlening met zich mee.
Het VrouwenOverlegKomité (VOK) doorbrak begin jaren '70 de stilte en het taboe rond geweld binnen partnerrelaties. Inmiddels hebben wij ook een wetgeving die partnergeweld als een misdrijf beschouwt en strafbaar stelt en die de gezinswoning toewijst aan het slachtoffer van partnergeweld. Dat zijn alvast stappen vooruit, maar ondanks deze wetgeving wordt 20 procent van de vrouwen in België nog steeds het slachtoffer van huiselijk geweld.
Om het beeld van straffeloosheid het land uit te helpen, geldt sinds 3 april van dit jaar een nultolerantie waarbij elke klacht over partnergeweld moet leiden tot het opstellen van een proces-verbaal. Nieuw is ook dat eigenlijk nog maar pas sinds dit jaar een duidelijke definitie bestaat voor intrafamiliaal geweld. Bijgevolg kan men ook veel accurater registreren. Deze strengere aanpak is een stap in de goede richting, maar het valt nog af te wachten of het een afdoend antwoord zal bieden op het maatschappelijk probleem. Alleszins is er een gemeenschappelijke aanpak vereist van de federale overheid met de verschillende Gemeenschappen en Gewesten samen. Er dient hierbij voldoende aandacht uit te gaan naar hulpverlening van slachtoffers en daders van intrafamiliaal geweld. Er dient ook aandacht te gaan naar voldoende opvang, sensibilisering, preventie en vorming van iedereen die met slachtoffers in contact komt: politie, artsen en maatschappelijk assistenten. De gemeenschappelijke samenwerkingsverbanden moeten leiden tot een goede samenwerking tussen die verschillende actoren – politie, magistraten, hulpverlening en huisartsen – met een vlotte doorverwijzing tot gevolg.
Ik beschouw het als ons plicht, mijnheer de voorzitter, geachte collega's, om vandaag een duidelijk signaal te geven dat geweld niet getolereerd kan worden, niet op vrouwen, maar uiteraard ook niet op mannen, kinderen of ouderen.
Met deze plechtige verklaring, waarbij Kamer en Senaat zich aansluiten bij de campagne van de Raad van Europa, gaan alle aanwezigen hier het engagement aan om iedereen te overtuigen om huiselijk geweld tegenover vrouwen een halt toe te roepen.
08.03 Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, avant de m'exprimer sur le fond de la résolution, je voudrais dire, au nom du cdH, que je me réjouis des avancées qui ont enfin été obtenues lors la Conférence interministérielle qui s'est tenue voici deux jours. Ces avancées devraient permettre d'apporter des moyens supplémentaires aux associations de soutien aux victimes et d'accompagnement des auteurs de violence conjugale.
Cet aspect est défendu depuis des années par les femmes du cdH. Nous sommes heureux qu'il devienne une priorité politique, à l'avant-veille de la Journée internationale contre les violences dont font l'objet les femmes. Nous ferons évidemment preuve de vigilance quant au suivi de la mise en œuvre de toutes les mesures qui ont été décidées.
Je voudrais également épingler des avancées du gouvernement fédéral durant cette législature en cette matière. Je pense ici à la circulaire sur la violence conjugale et intra-familiale ou à la circulaire Tolérance zéro de la ministre de la Justice.
Malheureusement, en Belgique, la réalité est là. Aujourd'hui encore, une femme sur cinq est victime de violences conjugales. À cet égard, Amnesty International estime que, si quelques mesures ont déjà été mises en place, elles restent insuffisantes et surtout très peu coordonnées. Les principales revendications d'Amnesty international sont que la Belgique se dote d'un budget cohérent pour mener les politiques nécessaires en la matière, que ces politiques soient coordonnées et s'inscrivent dans la durée.
Pour être efficaces, de telles politiques doivent d'être encadrées par une structure forte. Le cdH a donc déposé une proposition de résolution afin qu'une structure soit créée. Je pense à un observatoire des violences conjugales qui pourrait être hébergé au Centre pour l'Égalité des chances. Les missions de cet observatoire seraient les suivantes.
- Mener des campagnes permanentes d'information et de sensibilisation du public à la problématique des violences entre partenaires ainsi que sur les conséquences physiques et psychologiques, économiques et sociales.
- Assurer l'accueil et l'information du public 24 heures sur 24.
- Garantir l'accessibilité des lignes d'appel d'urgence existantes 24 heures sur 24.
- Veiller à ce que les victimes, qui se constituent partie civile, puissent bénéficier de l'information, du soutien et de l'accompagnement nécessaire en vue de se voir octroyer une indemnisation adéquate ainsi qu'une aide sociale.
- Étudier le phénomène de la violence conjugale en rassemblant, par exemple, toute l'information disponible dans un centre de documentation accessible tant aux professionnels qu'au grand public et la diffuser.
- Collecter des statistiques auprès de médecins et des parquets et les traiter annuellement.
Il s'agirait aussi de coordonner les diverses actions de tous les acteurs compétents en cette matière et d'assurer la mise en place d'infrastructures de réflexion pouvant dégager des solutions et formuler des propositions au gouvernement et au parlement, visant à améliorer les moyens de lutte contre la violence conjugale et familiale.
J'ai voulu ici, monsieur le ministre, me faire le relais de ces priorités d'action et rappeler, entre autres, les principales demandes adressées par le secteur associatif qui constate une augmentation régulière du nombre de plaintes déposées et de cas de violence conjugale dénoncés alors que les moyens financiers et humains sont, eux, très loin de suivre.
Ainsi, par exemple, si l'hébergement d'urgence est subsidié dans une affaire de violence conjugale, ce n'est actuellement pas toujours le cas de l'accompagnement et du soutien des personnes concernées.
De plus, concernant les actions de sensibilisation, je souhaite rappeler, bien que ce soit prévu dans le plan d'action du gouvernement, qu'aucune campagne fédérale de sensibilisation n'a été menée depuis le début de la législature. Or il semble que, lorsque des actions sont menées par le monde associatif, entre autres, les pouvoirs publics éprouvent des difficultés à assumer l'augmentation des plaintes et des demandes d'asile qui suivent une telle campagne d'information et de sensibilisation. Ainsi, nous souhaitons que le gouvernement fédéral prenne ses responsabilités en cette matière qui ne cesse de prendre de l'ampleur, malheureusement, au fil des années.
Très concrètement, le gouvernement pourrait utilement s'inspirer des pistes d'action reprises dans la proposition de loi que nous avons déposée au mois de juin 2004, ainsi que de la proposition de résolution déposée en janvier 2006 au parlement fédéral.
J'en viens à présent à la résolution qui nous occupe aujourd'hui et qui nous rappelle l'importance de certains principes défendus depuis de nombreuses années par le cdH. Il s'agit notamment de la poursuite systématique des auteurs par les autorités policières et judiciaires; de la prise en charge spécifique des auteurs de violence; de la sensibilisation de l'opinion publique et de la valorisation, de manière égale, de l'image des hommes et des femmes dès les premières années; de la formation obligatoire des professionnels concernés; d'un financement suffisant des programmes d'aide et de la mise à disposition de lieux d'accueil sûrs. Il s'agit encore – c'est important – de l'étude de la violence domestique et de la parution de données statistiques.
Sur cette base, il semble essentiel que le gouvernement fédéral prenne, en coordination avec les Communautés et les Régions, diverses initiatives. Sans entrer dans le détail, je citerai celles visant à sensibiliser, via des formations, les juristes, les médecins, les travailleurs sociaux, les infirmiers et enseignants qui sont quotidiennement confrontés aux cas de violence conjugale, celles visant à informer de manière ciblée les victimes de violence, les auteurs de violence, les proches, les policiers et les intervenants sociaux et de la santé.
Il conviendrait de mener en concertation avec les Communautés des campagnes de prévention anti-violence dès l'école primaire, d'assurer un soutien structurel au milieu associatif pour renforcer notamment les effectifs sur le terrain et de lui assurer l'aide nécessaire à l'encadrement des personnes concernées par les actes de violence conjugale. Il faut développer également l'accompagnement des femmes mais aussi des enfants et des proches directement ou indirectement victimes des violences conjugales. Il faut instaurer et financer le suivi psychosocial systématique des auteurs de violence conjugale, assurer la pérennité de certaines initiatives locales et mettre en place des instances de réflexion.
Mais il serait également judicieux d'établir dans chaque hôpital des protocoles de repérage des patientes, de prise en charge et de protection, d'inciter les médecins à réaliser un dépistage systématique des violences en posant quelques questions simples. Des fiches techniques sont disponibles sur internet mais il faut encore que les médecins les utilisent – et là, il faut un certain volontarisme. Il serait aussi important d'identifier un référant dans chaque maternité. Il serait également plus que judicieux de commander une étude des coûts des violences conjugales. À cet égard, dans la presse française hier ou aujourd'hui, une étude établissait ce coût en France à un milliard de dollars par an. Il faudrait également évaluer la loi du 28 janvier 2003 visant l'attribution du logement familial au conjoint ou au cohabitant légal victime d'actes de violence physique.
Monsieur le président, chers collègues, monsieur le ministre, la violence faite aux femmes repose souvent sur le silence et le refus de voir ce qui est pourtant parfois évident. Je reste persuadée que notre engagement d'aujourd'hui de lutter contre ce phénomène ne doit pas s'arrêter à célébrer la journée du 25 novembre mais qu'il s'agit d'un engagement ferme du parlement et qu'il devra s'accompagner de mesures concrètes. Je viens de vous donner des pistes traduites en propositions de loi ou en propositions de résolution. Il conviendra d'élaborer des mesures concrètes et de prendre des engagements financiers structurels.
08.04 Marleen Govaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister en iedereen aanwezig, als vrouw, als moeder, als volksvertegenwoordiger is het mijn plicht van de gelegenheid gebruik te maken om vanop het spreekgestoelte mijn afschuw te uiten voor elke vorm van geweld en zeker het huiselijk geweld. Het is de meest vernederende vorm van geweld, omdat het plaatsvindt in de intiemste kring, waar mensen zich geliefd en geborgen moeten voelen.
Die vorm van fundamentele schending van de mensenrechten is veel te lang in de taboesfeer gebleven, waarschijnlijk omdat zowel de geweldplegers – dat zijn meestal mannen en dat mag gerust gezegd worden – als de slachtoffers – vrouwen en kinderen – beschaamd waren voor het gebeuren, waarschijnlijk ook omdat vrouwen vroeger minder invloed hadden dan nu. Het is met andere woorden een goede zaak dat zoveel vrouwen dezer dagen oproepen om hier speciaal aandacht aan te besteden.
Met de resolutie roepen wij alle verantwoordelijken en beleidsmensen op om niet alleen vandaag, maar alle dagen van het jaar meer aandacht te besteden aan die vorm van geweld. Nog steeds zijn er vrouwen en kinderen die hun leven lang getraumatiseerd zijn, omdat ze het slachtoffer zijn van de grillen van een man. Huiselijk geweld vloeit voort uit een ongelijke relatie tussen vrouwen en mannen en houdt die ongelijkheid bovendien in stand. De omvang en de hardnekkigheid van die vorm van geweld, ook in een democratie als de onze, bewijst dat het beleid gefaald heeft. De discriminatie tussen mannen en vrouwen bestaat nog steeds in onze samenleving.
Huiselijk geweld is niet gebonden aan geografische grenzen, leeftijd, etnische oorsprong of type gezin. Huiselijk geweld is van alle tijden en is niet louter tegen vrouwen gericht; ook kinderen, ouders en grootouders zijn er slachtoffer van. Wij moeten iets doen aan huiselijk geweld, want de slachtoffers ervan zijn voor het leven getekend. Daarom zullen wij de resolutie dan ook ten volle ondersteunen.
Naast de problematiek van het huiselijk geweld tegen vrouwen willen wij hier ook bepaalde onaanvaardbare uitingen van de islam aanklagen, die de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen voorhoudt en dus haaks staat op onze westerse waarde van gelijkheid tussen mannen en vrouwen. We denken aan de vrouwenbesnijdenis, die dikwijls in de meest erbarmelijke en barbaarse omstandigheden gebeurt, het dragen van een sluier, het achter de man lopen, de verplichte ophokplicht thuis, het uithuwelijken enzovoort. Ayaan Hirsi Ali beschrijft de positie van de islamvrouw als volgt: "Een moslimvrouw heeft meer status naarmate ze meer zonen heeft. Als mijn oma werd gevraagd hoeveel kinderen ze had, zei ze: een. Ze had negen dochters en een zoon.
Dat zei ze ook over ons gezin, dat wij maar één kind hadden. ‘En wij dan’ vroegen mijn zus en ik. ‘Jullie gaan voor ons zoontjes krijgen,’ antwoordde ze. Ik werd er wanhopig van. Wat moest ik met mijn leven op aarde? Zoontjes baren? Een zoontjesfabriek worden? Ik was toen 9 jaar".
Om hun toekomstige functie als zoontjesfabriek zo goed mogelijk te vervullen wordt meisjes van jongs af geleerd zich te schikken naar God, vader, broer, familie, de clan. Hoe beter een vrouw daarin slaagt, hoe deugdzamer ze gevonden wordt. Je moet altijd geduldig zijn, ook wanneer je man de meest vreselijke dingen van je verlangt en daarvoor word je beloond in het hiernamaals. Maar die beloning stelt weinig voor. Voor vrouwen zijn er in het paradijs dadels en druiven en verder niets.
Samenvattend kan ik stellen dat het positief is dat er meegewerkt wordt aan de campagne van de Raad van Europa ter bestrijding van geweld tegen vrouwen. Ondanks het feit dat hierdoor extra aandacht wordt besteed aan huiselijk geweld, ben ik van mening dat er nog vele andere vormen van discriminatie en geweld tegen vrouwen bestaan, zoals de vrouwenbesnijdenis, waar men meer aandacht aan zou moeten en durven te besteden.
08.05 Pierrette Cahay-André (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, le thème qui requiert notre attention aujourd'hui me tient particulièrement à cœur parce qu'il nous concerne tous et que la violence domestique demeure un tabou dans notre société pourtant moderne. En effet, les femmes, puisqu'il s'agit en majorité de femmes – 98% – n'osent pas encore suffisamment réagir face à la violence domestique dont elles font l'objet. Selon les derniers chiffres en Belgique, une femme sur cinq en est victime. Hier encore, dans la presse, j'ai pris connaissance de deux cas de violences. Si on lisait attentivement les journaux, on en découvrirait presque chaque jour.
Un bilan dressé récemment par le Conseil de l'Europe, qui est d'ailleurs l'initiateur de cette campagne, montre que les États membres ne fournissent pas tous des ressources suffisantes pour les victimes de violences et ne collectent pas tous des données nationales sur le nombre de cas de violences au sein de la famille ou du foyer.
Par violence domestique, il ne faut pas seulement entendre les coups et blessures mais également les injures, la torture morale, la séquestration ou la privation de revenus, par exemple. Elle peut donc être aussi bien physique, psychologique et sexuelle qu'économique. Il ne faut pas croire non plus que ce type de violence n'est répandu que dans les milieux plus défavorisés. Il n'en est rien, toutes les couches sociales de la population sont touchées. De plus, la violence conjugale peut apparaître à tout moment dans un couple, que ce soit au début de la relation ou des années plus tard. De manière générale, on peut aussi dire qu'elle s'aggrave avec le temps et devient dès lors de plus en plus dangereuse pour les victimes. Elle touche les couples mariés ou non, hétérosexuels ou homosexuels, cohabitants ou non.
Il est donc plus qu'indispensable de sensibiliser la population à la violence domestique. À ce sujet, et même si du chemin reste à parcourir, la Belgique ne peut toutefois être taxée de mauvais élève. Un grand pas a été fait en 1997 avec l'introduction de la violence conjugale dans le Code pénal. En outre, des actions ont déjà eu lieu tant au niveau national, avec l'adoption, le 8 février 2006, d'un plan d'action national en matière de lutte contre la violence entre partenaires, qu'au niveau local – je pense plus particulièrement à l'action de Mme Anne Bourguignont, alors procureur du Roi, qui a oeuvré à la mise en place d'une circulaire du parquet de Liège préconisant la tolérance zéro en matière de violence conjugale. Elle a d'ailleurs chargé un magistrat de référence de cette problématique et a aussi voulu que les auteurs soient pris en charge, en collaboration avec des associations spécialisées.
N'oublions pas que si les femmes n'osent pas porter plainte, c'est avant tout parce qu'elles pensent que leur dossier sera classé sans suite et que personne ne peut durablement leur venir en aide.
Auparavant, 90% des dossiers étaient effectivement classés sans suite. Aujourd'hui, après une première prise de conscience de la problématique de la violence conjugale, non seulement le nombre de dossiers a doublé mais seuls 30% demeurent sans suite. Ce constat démontre à suffisance que cette violence n'est pas inéluctable et que si l'on veut bien s'en donner la peine, il est tout à fait possible de l'endiguer.
Beaucoup de femmes hésitent à quitter leur mari violent à cause d'un autre problème mal estimé, celui du logement. La problématique du logement frappe cruellement les femmes battues qui, souvent, faute d'un travail et de revenus fixes, sont dans l'incapacité de trouver à se loger seule ou avec leurs enfants. Certes, il existe des foyers d'accueil mais, bien souvent, ce sont des endroits de passage où il n'est pas toujours évident de se reconstruire pour commencer une nouvelle vie. Il est donc indispensable, à mon sens, de sensibiliser les différents services afin d'aider ces femmes battues à retrouver un logement où elles puissent se sentir en sécurité.
En outre, ces violences peuvent avoir des répercussions directes ou indirectes sur la famille car elles affectent non seulement la victime mais également les autres membres de la famille parmi lesquels les enfants, que ceux-ci soient seulement témoins ou qu'ils soient utilisés comme un moyen d'atteindre l'autre, enfants qui plus tard peuvent être amenés à reproduire les comportements vécus dans leur jeunesse ou, au contraire, à être inhibés par un continuel sentiment d'insécurité.
En plus d'informations à diffuser auprès de la population, il convient de former les personnes, professionnels ou volontaires, pouvant être confrontées dans leur activité à des cas de violences domestiques. Étant fréquemment le premier contact de la victime lorsqu'elle choisit de mettre fin à son calvaire, il est indispensable que ces personnes soient à même de repérer les processus de la violence et de réagir en conséquence. De nombreuses formations ont déjà eu lieu, notamment pour les magistrats et stagiaires judiciaires, les responsables de l'accueil téléphonique des centres d'écoute ou les policiers.
Pour toutes ces raisons, le Mouvement réformateur et moi-même soutenons toute action menant à une meilleure information et à une prise en charge de la violence domestique vis-à-vis des femmes et saluons les initiatives prises en la matière à tous les niveaux de pouvoir. Nous espérons que cette lutte ira en s'intensifiant.
08.06 Annemie Roppe (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, in mijn uiteenzetting naar aanleiding van deze resolutie zou ik het, zoals mijn collega’s, even willen hebben over het geweld tegen vrouwen, waarvoor wij hier toch speciaal aandacht vragen.
Tezelfdertijd wil ik echter benadrukken dat wij ons verzetten tegen álle geweld, of het nu uitgaat van mannen, van vrouwen, van volwassenen of van jongeren.
Specifiek echter wil ik in dit kader de effecten van geweld ten overstaan van kinderen onder de aandacht brengen. Het spreekt vanzelf dat ik de toespraken van mijn collega’s grotendeels kan bijtreden en ondersteunen.
In de resolutie die nu voorligt, hebben wij ons in de eerste plaats gericht op de bestrijding van het huiselijk geweld tegen vrouwen. Die strijd is anno 2006 spijtig genoeg nog altijd nodig, ondanks alle inspanningen die reeds zijn geleverd. Dat die strijd onvermoeibaar moet voortgaan, bewijzen de cijfers. Volgens Amnesty International is huiselijk geweld in Europa de belangrijkste oorzaak van sterfte en handicaps bij vrouwen van 16 tot 44 jaar. Zowel in België als in Europa – dat werd hier al gezegd – zou één vrouw op vijf slachtoffer zijn van matig tot ernstig huiselijk geweld: slaan, schoppen of erger. Wij staan daarbij veel te weinig stil, misschien net omdat geweld via de media, internet, videospelletjes en dergelijke meer, dagelijks in onze huiskamer aanwezig is en wij er dus gewoon aan gemaakt worden.
Eén op vijf vrouwen. We zouden de tijd moeten nemen om rondom ons te kijken en daar eens bij stil te staan. Ik zeg bewust dat wij hier, in het halfrond, eens rondom ons moeten kijken, want huiselijk geweld komt voor in elk type van gezinsrelatie, in elk type sociaal milieu. Het is niet gebonden aan geografische grenzen, leeftijdsgrenzen of aan etnische oorsprong.
Ik zeg bewust dat we daar eens bij zouden moeten blijven stilstaan. Geweld is namelijk geen privéaangelegenheid, hoewel wij eerder geneigd zijn, als het voor onze ogen gebeurt, om ons om te draaien en te doen alsof we niets gezien hebben; erger nog, alsof we er niets mee te maken hebben. We zijn er dan eigenlijk medeplichtig aan, want huiselijk geweld gaat iedereen aan. Het is de verantwoordelijkheid van onze volledige samenleving.
De omvang, de hardnekkigheid en de frequentie van huiselijk geweld tonen aan dat het beleid in onze democratische samenleving op dat vlak duidelijk heeft gefaald.
De thans voorliggende resolutie wil dat uiteraard verhelpen.
De
actieplannen die hieromtrent zijn uitgewerkt doen dat evenzeer. Tegelijk is het
echter verontrustend dat het huiselijk geweld zelfs verder lijkt uit te deinen,
ook in andere vormen en met nieuwe groepen slachtoffers. Wij stellen ook vast,
dat is op zich wel geheel terecht, dat indirecte slachtoffers van huiselijk
geweld, de kinderen, meer aandacht krijgen. Dat zijn twee aspecten in het raam
van huiselijk geweld, die reeds aangeraakt worden in de resolutie, maar die ik
hier zeker nog eens wil beklemtonen. Als wij spreken over het uitdeinen van
huiselijk geweld, mogen wij immers niet de fout maken enkel te denken aan de
man als geweldpleger en de vrouw als slachtoffer.
Er is
natuurlijk heel vaak een genderaspect aan het huiselijk geweld verbonden. Het
huiselijk geweld geeft ook uiting aan het fysiek machtsoverwicht dat mannen
uitoefenen ten opzichte van vrouwen, maar partnergeweld van vrouwen tegenover
mannen is een problematiek die zich langzaam, maar zeker steeds sterker
manifesteert. In juni 2006 raakten resultaten bekend van een onderzoek van de
KU Leuven rond partnergeweld bij Vlaamse studenten. Daaruit bleek dat 1 op 3
studenten het afgelopen jaar geweld gepleegd had ten opzichte van zijn partner.
Dat is dubbel zoveel als bij gehuwde partners en het is hoger dan het
internationale gemiddelde. Op zich zijn dat erg verontrustende cijfers. Uit de
studie kwam ook naar voren dat vrouwelijke studentes vaker fysiek en
psychologisch geweld plegen op hun partner dan mannelijke studenten. Wij moeten
voorkomen dat die trend zich doorzet en de wij moeten ons afvragen vanwaar die
trend komt. Het is dan ook belangrijk dit probleem nu reeds ten volle te
onderkennen en te bestrijden.
Jongeren
plegen echter niet enkel huiselijk geweld ten aanzien van hun partner. Uit een
thesis van een psychologe van de VUB, van vorig jaar, bleek immers dat 15% van
de tieners geweld pleegt ten aanzien van zijn ouders. Jongeren stellen zich ook
vrij tolerant op ten aanzien van geweld in het algemeen. Dat blijkt uit het
onderzoek “Jongeren en geweld, anders dan gedacht”, dat de universiteit van
Antwerpen bij een 500-tal leerlingen uit het secundair onderwijs uitvoerde.
Pesten of iemand op zijn gezicht slaan, wordt door heel wat jongeren niet echt
als verkeerd bestempeld. Enerzijds kan men natuurlijk beweren dat bovenstaande
gevallen uitingen zijn van een andere problematiek en dat men geen appelen met
peren moet vergelijken. Anderzijds is het misschien niet slecht om te
onderzoeken of er connecties zijn tussen de verschillende vormen van geweld,
met andere woorden, welke dwarsverbindingen er spelen en hoe wij daarop kunnen
inspelen om geweld te verminderen.
Al deze voorbeelden tonen immers aan dat er meer aandacht nodig is voor kinderen en voor jongeren in geweldsituaties. Als wij streven naar een geweldloze maatschappij – waarvoor wij pleiten – dan moeten kinderen en jongeren voldoende de kans krijgen om te leren dat geweld nooit de juiste oplossing is bij een conflict. Het ziet er echter naar uit dat dit weinig gebeurt en dat dit bijvoorbeeld zeker een probleem is bij kinderen en jongeren die getuige zijn van huiselijk geweld. Het getuige zijn van geweld kan ruim opgevat worden. Kinderen moeten niet altijd ooggetuige zijn van het geweld om te weten dat het gebeurt en om er schade van te ondervinden. Dit wordt trouwens dikwijls onderschat. Ook kinderen die bijvoorbeeld al lang in hun bed liggen kunnen het geweld horen of worden de dag nadien geconfronteerd met de gevolgen ervan.
Sommige kinderen worden ook heel direct bij het conflict betrokken, ter bescherming van de ouder of als oorzaak van het conflict, wat in deze wel een verkeerde woordkeuze is. Het geldt in die zin dat bijvoorbeeld ook heel wat huiselijk geweld tussen ex-partners voortvloeit uit het al dan niet naleven van het omgangsrecht. Op die manier krijgt een kind onterecht het gevoel dat het verantwoordelijk is voor het geweld tussen zijn ouders.
Ook in vele andere situaties van huiselijk geweld zal een kind geheel onterecht de schuld bij zichzelf zoeken en zal dit zijn eigenwaarde en zelfvertrouwen aantasten. Het aantasten van het zelfvertrouwen en de eigenwaarde van een kind zijn echter niet de enige mogelijke schadelijke gevolgen voor de ontwikkeling van een kind dat getuige is van huiselijk geweld. Het is ook heel moeilijk om te bepalen wat de draagwijdte is van de blootstelling aan geweld op die manier, onder meer omdat kinderen heel verschillend reageren en ook omdat het natuurlijk over een erg heterogene groep van kinderen gaat.
Een heel deel van de kinderen, 30 tot 60%, die getuige zijn van geweld is immers ook rechtstreeks slachtoffer van het geweld. Huiselijk geweld tegen vrouwen is meer dan eens verbonden met kindermishandeling. Trouwens, heel wat vrouwen geven aan dat het geweld begonnen is ten tijde van de zwangerschap, met schoppen in de buik en dergelijke. Dat maakt des te meer duidelijk dat wanneer de moeders veilig zijn, de veiligheid van de kinderen evenredig vergroot.
Men zou het getuige zijn van geweld tussen de ouders ook als een vorm van psychische kindermishandeling kunnen omschrijven. Ook al moeten we daar misschien wel voorzichtig mee zijn, toch moeten we de nadruk leggen op het feit dat ouders in dergelijke situaties er niet in slagen hun kind te beschermen tegen de traumatiserende invloed van geweld. Als dusdanig wordt een van de belangrijkste behoeften en rechten van het kind geschonden. Op die manier krijgt men immers een situatie waarin de vader- of moederfiguur, die eigenlijk een bron van veiligheid voor het kind zou moeten zijn, een bron van angst wordt.
In landen als Canada, de Verenigde Staten maar ook in Nederland is er al langer expliciet aandacht voor voormelde groep kinderen, die vaak een verborgen, vergeten en onzichtbare slachtoffergroep blijft. In voornoemde landen werd uitgebreid onderzoek gedaan naar de effecten van geweldervaringen bij kinderen. Sowieso is dergelijk onderzoek uiterst moeilijk uit te voeren. Op basis van het onderzoek kunnen geen uitspraken worden gedaan inzake het causale verband tussen het getuige zijn van geweld en een bepaald gedrag.
Wel wordt vastgesteld dat, wanneer een groep kinderen met geweldervaringen in thuisverband met een groep van kinderen zonder geweldervaringen in thuisverband wordt vergeleken, de eerste groep veel meer – tussen tien en zeventien keer meer – ernstige, emotionele en gedragsproblemen vertonen vergeleken met kinderen uit niet-gewelddadige gezinnen. Ook hebben kinderen die getuige zijn van vrouwenmishandeling vaak – in 60% van de gevallen – symptomen van posttraumatisch stresssyndroom, met inbegrip van angst, onrust, geïrriteerdheid, concentratieproblemen, zich opdringende herinneringen aan mishandeling, woede-uitbarstingen en hyperactiviteit. De schoolprestaties en de sociale ontwikkeling komen vaak in de verdrukking net als de ontwikkeling van sociale intelligentie.
De mate waarin voornoemde problemen opduiken, hangt echter van een heel aantal factoren af. Het werd al gezegd dat kinderen heel verschillend op de situatie reageren. Sommige lijken er maar weinig schade van te ondervinden, terwijl andere er veel moeite mee hebben. Het is echter niet omdat zij er niet direct problemen mee hebben, dat de problemen er niet zijn. Op lange termijn wordt vastgesteld dat kinderen die getuige waren van huiselijk geweld tussen hun ouders, later zelf ook meer kans lopen dan andere om zelf dader of opnieuw slachtoffer binnen hun relatie te worden. Daarmee willen wij niet zeggen dat alle kinderen uit een gewelddadig gezin later zelf geweld zullen plegen of opnieuw ondergaan. Toch blijkt iets te kloppen van de spiraal van geweld waarover in deze context sprake is.
Geweld lijkt een transgenerationeel karakter te hebben. Het zet zich voort over de generaties heen. Dat benadrukt des te meer de nood om het huiselijk geweld tegen vrouwen en mannen nu te stoppen, niet enkel voor de huidige generatie, maar tegelijkertijd ook als deel van een preventiestrategie tegen het huiselijk geweld in de volgende generaties.
Tot slot moeten wij verder kijken en leren uit de ons omringende landen. Wij zijn hier immers samen in het kader van een pan-Europese campagne tegen geweld. Het is maar door de handen in elkaar te slaan en door samen naar effectieve instrumenten te zoeken dat wij de strijd tegen geweld kunnen winnen.
Ik heb in mijn betoog de groep van kinderen die getuige zijn van geweld als een belangrijke, maar vaak vergeten groep beschreven. Vaak wordt immers aangeklaagd dat maar weinig gegevens beschikbaar zijn en dat de registratie van bedoelde groep kinderen een blinde vlek is, terwijl net daar, vanuit het standpunt van preventie en bescherming van de kinderen, een sterk aanknopingspunt ligt.
Wij moeten dan ook werk maken van een beter systeem ter zake, een systeem waardoor kinderen die zich in een risicovolle gewelddadige situatie bevinden, in beeld worden gebracht en naar de hulpverlening geleid worden.
In dat verband onderzoeken wij nu buitenlandse projecten, zoals in Nederland het meldproject Kindspoor, die erop gericht zijn kinderen meer in de hulpverlening te betrekken.
De spiraal doorbreken is daarbij de boodschap. Ik ben ervan overtuigd dat, als wij het geweld op kinderen en rond kinderen kunnen intomen, wij onze maatschappij een nieuwe generatie kunnen aanbieden waarbij geweld veel minder aan bod zal komen. In die vaste overtuiging werken wij voort aan initiatieven die een toekomst voorbereiden waar mannen en vooral vrouwen – daarover hebben wij het toch hoofdzakelijk in onze resolutie –, alsook kinderen en gezinnen, en dus onze hele maatschappij, beter van zullen worden.
08.07 Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le président, chers collègues, comme d'autres intervenants l'ont déjà dit avant moi, malgré les législations et les mesures existant en Belgique en faveur de l'égalité et de la non-discrimination, 20% des femmes dans notre pays sont toujours victimes de la violence domestique.
Ce constat est évidemment dramatique vu les conséquences graves pour ces femmes, pour les enfants qui font partie de ces familles et ce, en termes de santé, d'équilibre psychique, de capacité à avoir des relations sociales. C'est aussi un constat dramatique du fonctionnement de notre société, qui n'est toujours pas suffisamment égalitaire entre les hommes et les femmes.
À partir du moment où des discriminations perdurent sur le plan salarial, sur le plan de la répartition du temps de travail, du temps familial, à partir du moment où un membre du couple est quasiment d'office davantage considéré comme étant celui qui sera à la maison, qui organisera les tâches ménagères, qui s'occupera des enfants et sera donc à la disposition des autres, à partir du moment où la société considère parfois la femme comme un être inférieur, cela signifie que l'on permet, que l'on autorise et rend socialement acceptable le fait que cette personne soit victime de mépris ou de non-respect.
Au vu de l'image donnée de la femme, il est stupéfiant de constater à notre époque, une recrudescence de ce stéréotype publicitaire, particulièrement à la radio. Je m'interroge encore quant à la mentalité des publicitaires chargés de vendre, et qui nous connaissent en notre qualité de consommateurs. En effet, à la radio, on entend des femmes choisir leur voiture en fonction de la couleur, le moteur et le reste leur étant totalement étrangers, à moins qu'il ne s'agisse d'une secrétaire particulièrement ridicule qui s'adresse à son patron; je pense aussi à la représentation traditionnelle de la femme sur les affiches publicitaires en tant qu'objet sexy ou sexuel.
Le fait que l'on parvienne toujours à nous séduire pour nous vendre un produit de cette manière est révélateur de ce que nous ne sommes pas encore parvenus à considérer que la femme et l'homme étaient dignes du même respect et de la même considération.
Notre gouvernement a également failli en la matière. J'en veux pour preuve les publicités pour les chèques-services, où là aussi les images et le message véhiculés étaient de la même veine. À mes yeux, il y a une démarche spontanée qui discrimine la femme et qui est encore trop ancrée dans nos pratiques et nos habitudes.
Cela n'excuse en rien la violence contre les femmes mais cela peut expliquer son existence et une certaine tolérance sociale du rappel de la femme à l'ordre, même au prix d'une petite violence. Il aura fallu des campagnes volontaristes et des injonctions politiques pour que juges et policiers acceptent d'entendre et de recevoir les plaintes des femmes victimes d'actes de violence conjugale et de considérer que ces délits pouvaient être sanctionnés de manière sévère et rapide.
Il faut constater que, là où la coordination entre les juges, les policiers et les services d'aide aux femmes victimes d'actes de violence se déroule correctement, ces femmes osent venir porter plainte, elles sont entendues, un accompagnement se met en place pour elles et leurs enfants; il y a aussi une prise en charge des agresseurs en vue d'obtenir un changement de comportement. Il est important de généraliser cette approche globale.
On s'aperçoit que cela ne suffit pas et qu'il faudra continuer à tenter de modifier les références sociales. C'est à ce titre qu'Ecolo apporte son soutien à cette campagne paneuropéenne contre la violence à l'égard des femmes. Depuis longtemps, cela fait partie de nos combats politiques, particulièrement en Belgique.
Avec mon collègue Jean-Marc Nollet, car il faut aussi impliquer nos collègues masculins, j'ai déposé une proposition de loi visant à considérer que le sexisme est un comportement en soi répréhensible, visant à dire que toute discrimination ou incitation à la haine et à la violence fondée sur le genre est une circonstance aggravante, précisant que l'appartenance à un groupe soutenant ces pratiques est également punissable, et donnant la possibilité aux associations – de femmes, notamment – de pouvoir agir en justice contre ces faits.
Quel était notre but en déposant cette proposition, à part celui de pouvoir y réfléchir avec vous tous le moment donné? L'égalité entre les hommes et les femmes remet en question un modèle de société encore basé sur un rapport hiérarchique entre les hommes et les femmes, et le sexisme en est la traduction la plus exacerbée. Alors que les théories racistes ont été très rapidement critiquées et qu'elles sont mises aujourd'hui au ban de la société, le sexisme apparaît encore généralement comme un fait normal et universel qui ne se soumet pas à la démonstration ou à la remise en question. Cette universalité lui confère une allure de loi naturelle avec des conséquences directes sur les discriminations et les maltraitances qui en découlent et sur leur acceptation sociale.
Dans le cadre de la réflexion sur l'image et la manière de changer les références, je me suis demandée, en début de législature, si je devais redéposer une proposition de loi relative aux publicités sexistes et visant à les réguler ou à les sanctionner. J'ai finalement décidé de ne pas le faire car je me suis interrogée quant à la nécessité de prendre des mesures coercitives en la matière.
Aujourd'hui, au regard de l'évolution de la publicité, je me repose la question. Selon moi, il va falloir tenter de trouver une manière de changer les messages, sans devoir pour autant recourir à la sanction et pointer du doigt un certain nombre de comportements considérés comme punissables. En tout cas, des mesures devront être prises en la matière.
Je n'ai pas l'intention de prendre position en faveur de mesures coercitives, d'interdiction d'actes ou de propos. J'ai plutôt envie de m'inscrire dans une logique positive de regroupement des forces. C'est d'ailleurs l'objectif de cette résolution. C'est la raison pour laquelle nous la soutiendrons avec force.
Toutefois, nous insistons sur la nécessité de prévoir des moyens financiers suffisants pour un accueil de qualité, pour l'accompagnement des victimes d'actes de violence, des agresseurs et des enfants. Pour ces derniers, réparation et restructuration devront être prévues.
Ces moyens devront être dégagés de manière structurelle et permettre un travail en réseau.
Ce qui s'est passé dernièrement en Région wallonne est relativement inadmissible. On ne peut accepter que des services qui travaillent dans ce secteur soient obligés de menacer d'arrêter leur travail pour dénoncer le manque de moyens dont ils disposent et se voir accorder des subsides. Remarquons que ces subsides ne sont même pas libérés de manière structurelle alors qu'un plan national contre les violences est établi, qu'une coopération existe entre les différents niveaux de pouvoir et que la politique en la matière n'est pas nouvelle. Il s'agit, en effet, du développement, d'une concrétisation de politiques menées et défendues depuis de nombreuses années.
J'espère que le vote de cette résolution permettra de convaincre les ministres régionaux de la nécessité d'assurer des fonctionnements structurels sur de longues périodes et permettra le travail en réseau entre les différents acteurs, quel que soit le niveau de pouvoir qui pourra les subsidier.
Je voudrais encore faire une dernière remarque, qui vous concerne peut-être, monsieur le président.
Pour changer les références et parvenir à plus d'égalité, il faut appliquer concrètement les mesures de "gender mainstreaming". Lorsqu'on lit les notes de politique générale déposées cette année, par exemple, on s'aperçoit que les ministres directement concernés par l'égalité et l'intégration ont bien intégré ces données. En revanche, quand on lit les notes de politique générale des autres ministres, on s'aperçoit que le chemin est encore long. Ces éléments ne figurent dans aucun paragraphe. Il n'existe aucune lecture transversale des genres.
Je pense donc que le ministre en charge de l'Égalité et de l'Émancipation a encore pas mal de travail au sein de notre gouvernement. Et au sein de notre Parlement aussi!
Monsieur le président, je vous ai déjà vu plusieurs fois à la télévision recevant des pétitions en haut de l'escalier du péristyle, apportées en nombre par des personnes venant réclamer des droits. Vous étiez accueillant pour les recevoir. Vous passez d'ailleurs très bien à l'écran. Mais voilà que, hier, les accueillantes à domicile ont voulu déposer leur pétition reprenant 8.000 signatures pour demander l'évolution de leur statut social en statut social complet: en effet, notre Parlement a adopté un statut provisoire et minimal. Et vous avez refusé de les recevoir!
Le président: Pas du tout, madame! Je mets les choses au point. D'abord, il n'est pas autorisé de déposer en personne une pétition au Parlement. Le processus est un peu jésuitique et j'explique: on fait recevoir la pétition par quelqu'un de nos services et on reçoit le pétitionnaire à un autre moment, soit un quart d'heure plus tard. C'est ainsi que j'ai procédé déjà des dizaines de fois, sans violence.
Maintenant, j'ai à vous confesser que je n'étais nullement au courant que les accueillantes souhaitaient être reçues. Sinon, cela se serait passé autrement. D'ailleurs, je résiste rarement à des accueillantes; ensuite, je résiste rarement à des dames qui désirent me voir. Je tenais à mettre les choses au point: je suis totalement innocent en cette affaire. Je regrette d'autant plus que vous y accordez de l'importance: je n'aurais pas pu résister à votre demande.
08.08 Muriel Gerkens (ECOLO): Nous allons donc essayer de croire que c'est le hasard qui a fait qu'une pétition émanant d'un ensemble de femmes, relative à un statut social, ne vous est pas parvenue et que vous n'avez donc pas pu l'estimer à sa juste valeur.
Le président: Je n'en savais rien.
08.09 Muriel Gerkens (ECOLO): Comme je ne crois pas au hasard, je me dis que c'est significatif que l'incident se soit produit pour un tel sujet et à propos de ces personnes. Je ne vous fais absolument pas un procès d'intention.
Le président: Je ne dirai pas, "coram populo", en pleine séance publique, que j'ai vu quelque chose qu'on ne m'a même pas présenté. Monsieur Delizée, vous me connaissez suffisamment.
08.10 Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le président, elles ont au moins obtenu une réponse officielle spécifiant qu'on ne pouvait pas agir de cette façon. C'est une question de procédure, mais il faut au moins expliquer aux gens qu'ils peuvent remettre la pétition et comment agir ensuite.
Le président: Je comprends mes services.
Il arrive fort souvent qu'on informe ceux et celles qui veulent déposer une pétition qu'on ne peut pas le faire à la Chambre. En général, on emploie le petit stratagème suivant: on fait déposer la pétition "aux pieds" de la Chambre; ensuite, je reçois séparément – cela s'est également fait avec mes prédécesseurs – les personnes qui ne sont plus porteurs de la pétition mais qui me l'ont déposée un quart d'heure auparavant.
Cela peut paraître étonnant mais, par définition, on ne veut pas exercer une pression sur les mandataires. Telle est la raison.
08.11 Muriel Gerkens (ECOLO): Avouez que pour les citoyens et les citoyennes qui viennent au Parlement et qui font cette demande, ce type de réponse est incompréhensible!
Le président: C'est inscrit dans la Constitution. Je ne peux faire autrement.
08.12 Muriel Gerkens (ECOLO): Puisqu'on sait ce qui s'est passé, il serait intéressant que vous envoyiez un petit courrier à la fédération des maisons d'accueil pour leur expliquer la situation.
Le président: Je vous propose autre chose. Venez me voir avec d'autres collègues et les accueillantes. Je vous recevrai avec grand plaisir.
08.13 Muriel Gerkens (ECOLO): Voilà qu'une injustice est réparée. Je vous remercie, monsieur le président.
De voorzitter: Mevrouw Jiroflée, dit wordt uw laatste officiële toespraak vermoed ik. Mijnheer de fractieleider, wij zullen drie dames verliezen uit uw omgeving. Ik denk dat het een verlies is voor de Kamer.
08.14 Karin Jiroflée (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, heel wat onderzoeken en cijfers tonen de omvang en de gevolgen aan van huiselijk geweld, en daarmee ook meteen het belang ervan voor de politieke overheden.
In België is de laatste jaren heel wat gebeurd in de strijd tegen huiselijk geweld. Stapsgewijs werd een gerichte wetgeving uitgewerkt en natuurlijk is er het nationaal actieplan. Het is een goed plan van minister Dupont dat alle actoren samenbrengt en onlangs werden ter zake nog een aantal besluiten genomen door de interministeriële conferentie.
Ook vanuit het Parlement worden regelmatig acties ondernomen en vragen gesteld naar de vooruitgang ter zake. Ik denk dat gezegd moet worden dat er in ons land zowel op het vlak van beleid als in het veld al heel wat initiatieven zijn genomen. Toch denk ik dat campagnes zoals deze van de Raad van Europa nog steeds heel nuttig en nodig zijn, ook voor België. De aandacht en inspanningen mogen immers niet verslappen want geweld blijft jammer genoeg voor heel velen een realiteit. Ondanks het goede werk worden nog lang niet altijd slachtoffers en daders naar behoren opgevangen en begeleid.
Uit een studie die de Raad van Europa liet uitvoeren, blijkt bovendien dat de meeste landen geweld wel erkennen als een ernstig probleem maar dat de gegevens en de data over de implementatie en evaluatie van wetgeving ontbreken. Een van de doelen van het nationaal actieplan in België is over cijfers te beschikken. Ik denk dat wij hier nog heel wat werk aan de winkel hebben.
De resolutie, die gedragen wordt door zowel Kamer als Senaat, is nogmaals een sterk signaal dat we geweld nooit kunnen tolereren en dat blijvende inspanningen een absolute noodzaak zijn. Het mag natuurlijk niet bij een verklaring blijven. Ook wetten alleen volstaan niet. Ze moeten worden uitgevoerd en aangevuld met preventieve maatregelen, sensibilisatieacties en vormingsinitiatieven, en dit voor alle leeftijdsgroepen en op alle niveaus.
Ik kom dan bij een eerste punt dat ik even wil aankaarten. Het belang en de noodzakelijkheid van het nationaal actieplan zijn volgens mij evident. Het is een belangrijk teken van engagement van de betrokken ministers en alle actoren. Hiermee komen we bovendien tegemoet aan de vraag van Europese en internationale overheden. Heel wat werk en overleg gingen hieraan vooraf.
Wie het actieplan erop naleest, vindt heel wat waardevolle voorstellen en projecten terug. Acties en projecten vragen ook middelen en ondersteuning. In dat verband klinkt uit het veld nog heel wat kritiek. Vooral de onzekerheid over het voortbestaan van een aantal pilootprojecten wordt als heel problematisch ervaren. Ik heb hierover de bevoegde minister reeds zelf ondervraagd. Hij verzekerde me dat er met de Gemeenschappen en Gewesten gezocht wordt naar manieren om de projecten te laten voortbestaan. Ik hoop dat de voorbije interministeriële conferentie hier wat soelaas heeft gebracht en een en ander in beweging heeft gezet.
Collega's, ik hoop dat niemand in het halfrond nog moet overtuigd worden van de noodzakelijkheid en het belang van dergelijke projecten. Repressie alleen biedt immers geen afdoende oplossing. Geweld vraagt dan wel een krachtig antwoord. Er zijn ook proefprojecten met therapeutische aanpak nodig. Evaluatie ervan geeft duidelijk aan dat die wel degelijk een positief resultaat opleveren. Ik wil de gelegenheid aangrijpen om bij alle bevoegde ministers nog eens extra te pleiten voor voldoende middelen en structurele ondersteuning.
Een goede samenwerking tussen Gemeenschappen en Gewesten en de federale actoren is daarbij van levensbelang. Momenteel wordt de verdeling van de bevoegdheden en bijgevolg ook van de subsidies over het federale en gewestelijke niveau als een hinderpaal ervaren in de aanpak van geweld binnen het gezin. Een gecoördineerde uitvoering van het nationaal actieplan partnergeweld gebaseerd op een langetermijnvisie is noodzakelijk. Versnippering en lacunes door bevoegdheidsproblemen moeten we absoluut trachten te vermijden.
Een tweede belangrijk aandachtspunt, dat ik wil aansnijden, is de blijvende noodzaak van preventie en sensibilisatie. Gezamenlijke openbare campagnes in overleg met het middenveld en het werkveld blijven essentieel, zowel ten opzichte van mensen die in hun beroep met het probleem te maken krijgen, als voor het brede publiek. Zonder een degelijke opleiding en vorming blijft het sensibiliseren van mensen vaak zonder het nodige effect.
Ik wil hier het belang onderstrepen van preventieve acties die specifiek gericht zijn naar jongeren. Een Britse studie toonde enige tijd geleden aan dat een vijfde van de meisjes tussen 13 en 19 jaar al eens klappen had gekregen van het vriendje. Ik weet dat er in het nationaal actieplan een aantal projecten zijn uitgewerkt. Graag wil ik nadrukkelijk wijzen op het belang van het verzamelen van voldoende data en indicatoren over die heel specifieke problematiek, die een hypotheek kan leggen op het leven van heel jonge mensen. Onderzoekscijfers en kennis hieromtrent zijn noodzakelijk om gerichte preventieve acties te kunnen voeren ter voorkoming van partnergeweld onder jongeren en van dader- of slachtofferschap op latere leeftijd.
Preventie en sensibilisatie, alsook het verstrekken van informatie moeten op een continue basis worden georganiseerd. Als één vrouw op vijf in ons land het slachtoffer is van partnergeweld, moet die vrouw gemakkelijk in haar buurt de nodige informatie kunnen vinden om zich hieruit te redden en moet ze toegang krijgen tot diensten die haar kunnen helpen.
Vrouwen zoeken inderdaad wel sneller hulp dan vroeger, maar ze worden meestal nog steeds herhaaldelijk mishandeld vooraleer ze naar politie of hulpverleners stappen.
Ten derde, ik wil graag de aandacht vestigen op verschillende vormen van geweld tegen vrouwen en niet alleen op het huiselijk geweld zoals wij het hier in onze Westerse wereld ervaren of percipiëren..
Partnergeweld is wereldwijd de meest voorkomende vorm van geweld. Er zijn echter ook andere vormen. Denk maar aan genitale verminking, gedwongen huwelijk, eremoorden, het gebruik van geweld bij mensenhandel en seksuele uitbuiting, huisslavernij en verkrachting binnen het huwelijk.
Helaas ontbreken onderzoek, het verzamelen van gegevens hierover, sensibilisatie en gerichte maatregelen op deze terreinen nog steeds. Ondanks de geleverde inspanningen moet er dus nog een hoop werk worden verzet.
Ook de nieuwe technologieën en communicatievormen brengen bepaalde evoluties met zich mee. In dat kader wil ik even stilstaan bij het stalken via telefoon of internet. Stalking van de ex-partner is een vorm van psychische en emotionele mishandeling die echter ook kan eindigen in het gebruik van fysiek geweld tot zelfs moord.
Ik wil nog even de cijfers aanhalen. Vorig jaar kreeg de politie meer dan 15.000 klachten over stalking. Mensen stappen de laatste tijd gelukkig sneller naar de politie omdat zij zich meer bewust zijn van het fenomeen en het wordt ook sneller geregistreerd. Dat verklaart de stijging van het cijfer gedeeltelijk, maar het blijft toch nog een heel hoog cijfer.
Ook hier een pleidooi voor de uitbreiding van de vorming van politiemensen en hulpverleners inzake stalking zodat er beter kan worden ingespeeld op de concrete leefsituatie van slachtoffers en daders. Ook de opvangmogelijkheden voor daders van stalking moeten worden uitgebreid en de expertise in verband met de behandeling van daders moet verder worden uitgebouwd.
Ten vierde - dit is een "specialletje" voor onze fractieleider -, het is essentieel dat mannen worden betrokken bij de acties en de maatregelen inzake de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Mannen kunnen een heel belangrijke bijdrage leveren op het vlak van preventie van het geweld. Zowel de minister als het Instituut hebben hieromtrent al concrete initiatieven genomen. Ik weet uit heel goede bron dat onze fractievoorzitter een van de eerste mannen was die het voorstel van de minister heeft onderschreven en wij zijn daar heel fier op.
Ten slotte vind ik het heel belangrijk dat lokale overheden nauw betrokken worden. Het betrekken van het lokaal bestuur en de lokale actoren is bij het merendeel van de projecten of initiatieven een van de voorwaarden voor het welslagen ervan. Het lokale niveau kan een belangrijk platform vormen voor bewustmaking, netwerkvorming, bescherming van slachtoffers en de scholing en opleiding van de verschillende actoren die betrokken zijn bij de slachtoffers.
Geweld, onder eender welke vorm of situatie, heeft verregaande gevolgen voor vrouwen, hun kinderen en de maatschappij in haar geheel. Geweld is een globaal complex fenomeen dat kan gaan van pesterijen en lastigvallen, verkrachting, vrouwenhandel, misbruik en klappen krijgen tot zelfs moord.
Elke vorm van geweld blijft een schending van fundamentele rechten. De strijd tegen geweld moet een prioritair punt blijven op de politieke agenda. Er is al veel gebeurd maar er valt nog heel veel te doen. Het is dus zeker nodig er samen voor te zorgen en erop toe te zien dat de huidige dynamiek in ons land niet stilvalt.
Le président: Madame Gerkens, je vais vous citer la première ligne de l'article 57 de la Constitution: "Il est interdit de présenter en personne des pétitions aux Chambres".
(…): C'était pour un fait personnel?
Le président: Non, pas du tout. La Constitution est notre Mère à tous.
08.15 Colette Burgeon (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je voudrais tout d'abord remercier les collègues qui étaient présents ce midi à la conférence de presse. Je dois souligner que, même si seules des femmes sont intervenues aujourd'hui sur le sujet, il y avait quand même deux hommes. Monsieur le président, nous sommes cinquante-trois femmes dans cette assemblée; il y a donc nonante-sept hommes. Seules huit intervenantes se sont exprimées ce soir.
Monsieur le ministre, heureusement, vous êtes là. Je vous remercie de votre soutien aux problèmes des femmes. Il faut également souligner l'action d'Amnesty International qui a édité un fascicule concernant cette problématique, ainsi que celle du Conseil de l'Europe.
En novembre 2005, l'Organisation mondiale de la Santé révélait les résultats de sa première étude menée sur la violence au foyer. Ainsi, on y apprenait en particulier que la forme la plus courante d'actes de violence dont les femmes sont victimes est celle due à leur partenaire. L'étude montrait également à quel point il était important de mettre l'accent sur la violence domestique au niveau mondial et de la traiter comme une question majeure de santé publique. C'est en partie à cette étude que le Conseil de l'Europe a souhaité répondre en organisant, du 24 novembre 2006 à 2008, une campagne pour combattre la violence à l'égard des femmes, y compris la violence domestique.
La violence domestique est une violation manifeste des droits de la personne humaine, dont la nature même prive les femmes de leur capacité de jouir des libertés fondamentales. Or, un des principaux objectifs du Conseil de l'Europe est la protection des droits de la personne humaine. Il relevait donc de la responsabilité de cette organisation de briser le silence et d'agir au nom de ces valeurs fondamentales.
L'assemblée parlementaire du Conseil de l'Europe organise la dimension parlementaire de cette campagne sous le slogan "Les parlements unis pour combattre la violence domestique contre les femmes". C'est pour répondre à cet appel que la Chambre et le Sénat ont décidé de s'associer en adoptant un seul et même texte, un texte commun aux deux assemblées, dans lequel ils rejettent sans ambiguïté toutes les formes de violence domestique et par lequel ils s'engagent à agir constamment à l'éradication de celles-ci. Ce texte est donc la version belge d'une déclaration solennelle que les 46 parlements nationaux des États membres du Conseil de l'Europe sont invités à adopter.
En tant que présidente du Comité d'avis pour l'Émancipation sociale, je suis particulièrement heureuse de vous préciser que l'ensemble des membres de ce Comité d'avis, les députés de la majorité comme ceux de l'opposition, se sont unanimement prononcés en faveur de ce texte.
Ainsi, loin des considérations partisanes, cette déclaration peut devenir, grâce à vous, un texte fort, d'une haute portée symbolique en ces temps de pré-campagne électorale, car il aura réuni l'ensemble de la classe politique dans un même combat avec les mêmes engagements et le même objectif.
C'est en raison de l'ampleur, de la constance et de la fréquence des faits de violence domestique en Belgique que nous avons considéré que l'on ne devait plus parler à ce propos de faits de violence privée, mais qu'il s'agissait d'une réalité sociale négative et d'un enjeu devant engager l'entière responsabilité du monde politique.
Pour nous, responsables politiques mais également pour nous, citoyens, le principal défi reste le caractère caché de ces violences. Mais en nous prononçant aujourd'hui publiquement et solennellement contre la violence domestique, en assurant la promotion de la prévention et de l'assistance aux victimes, en sensibilisant le grand public à cette atteinte à la dignité humaine, nous souhaitons prendre nos responsabilités tant individuellement que collectivement.
En notre qualité de parlementaires, nous sommes les premiers garants du bon fonctionnement de notre démocratie, de la participation de tous les citoyens à la vie politique, économique et sociale et d'un système dans lequel les droits de chacun sont concrètement défendus et respectés. Une société qui tolèrerait par indifférence ou passivité que 10% de sa population soit systématiquement victime de violences n'est évidemment pas véritablement démocratique.
Beaucoup de mesures politiques, législatives et judiciaires ont déjà été prises dans notre pays. Nos gouvernements se sont sincèrement attaqués aux conséquences de la violence. Le plus grand défi est maintenant d'identifier clairement et de lutter toujours au mieux contre les causes profondes de celle-ci. Les causes, nous en identifions une surtout: ce rapport de forces inégal entre femmes et hommes qui fait encore légion dans notre pays et qui aboutit ainsi à une grave discrimination entre les individus de sexe féminin tant au sein de la société que de la famille.
En effet, l'inégalité entre les individus de sexe différent sur le marché de l'emploi, pour ce qui concerne les conditions de vie notamment, justifie inconsciemment chez de nombreux auteurs de violences domestiques les actes qu'ils commettent.
L'exigence du respect de l'autre est fortement affaiblie dans une société qui ne parvient pas à traiter l'un et l'autre, l'une et l'autre de la même manière. Le défi n'est donc pas simple, mais il relève d'un changement profond de comportement, de l'évolution des mentalités.
En notre qualité de représentants du peuple, nous avons aujourd'hui la chance, au-delà de tout clivage partisan, d'appartenance communautaire, de pouvoir unanimement exprimer une volonté politique qui, peut-être, permettra de rendre la violence domestique socialement inacceptable et de faire ainsi évoluer les mentalités.
Le combat n'est pas neuf, me direz-vous! Mais tant qu'une femme sur cinq courra le risque d'être violentée par son partenaire au cours de sa vie et ce, dans notre pays dit démocratique, mes collègues et moi-même continuerons à répéter inlassablement que la violence domestique est un délit. Nous continuerons à encourager tout citoyen à la combattre. Nous continuerons à faire pression sur nos gouvernements pour qu'ils offrent les ressources nécessaires à la réalisation de progrès tangibles vers l'élimination de la violence à l'égard des femmes. Nous continuerons à faire la promotion de mesures efficaces de prévention et de lutte au moyen de notre législation et de plans d'action nationaux.
Concrètement, la déclaration qui nous est aujourd'hui présentée vise donc à inscrire l'engagement de la Belgique à la campagne du Conseil de l'Europe. C'est donc un texte-cadre qui nous permet toutefois de rappeler quelques bons principes que l'on a parfois tendance à négliger ou à banaliser lorsque le sujet devient récurrent.
Je vous invite donc, monsieur le président, mesdames et messieurs les ministres, chers collègues, à vous prononcer en faveur de ce texte. L'enjeu est d'importance car il permettra de faire de la lutte contre la violence domestique un enjeu politique pour tous les partis et pour chacun d'entre nous. Le parlement montrera ainsi clairement que cette problématique est l'affaire de tous et qu'elle dépasse finalement de loin les considérations partisanes qui, d'habitude, nous habitent et nous divisent.
Le président: La discussion est close.
De bespreking is gesloten.
Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.
Er werden geen amendenten ingediend of heringediend.
Le vote sur la proposition de résolution aura lieu ultérieurement.
De stemming over het voorstel van resolutie zal later plaatsvinden.
Il s'agit
d'un beau texte. Et à présent, ne voulant faire de violence à personne, je vais
inviter vos collègues à venir nous rejoindre pour le vote.
09 Renvoi de projets de loi à une autre commission
09 Verzending van wetsontwerpen naar een andere commissie
A la demande du ministre de la Fonction publique, de l'Intégration sociale, de la Politique des grandes villes et de l'Egalité des chances, je vous propose de renvoyer à la commission de la Justice le projet de loi tendant à lutter contre la discrimination entre les femmes et les hommes (n° 2721/1) et le projet de loi tendant à lutter contre certaines formes de discrimination (n° 2722/1).
Op aanvraag
van de minister van
Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke
Kansen, de heer Dupont, stel ik u voor het wetsontwerp
ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen (nr. 2721/1) en
het wetsontwerp ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie
(nr. 2722/1) te verwijzen naar de
commissie voor de Justitie.
Ces projets avaient été précédemment renvoyés à la commission des Affaires sociales.
Deze ontwerpen werden vroeger verzonden naar de commissie voor de Sociale Zaken.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
10 Prise en considération de propositions
10 Inoverwegingneming van voorstellen
Vous avez pris connaissance dans l'ordre du jour qui vous a été distribué de la liste des propositions dont la prise en considération est demandée.
In de laatst rondgedeelde agenda komt een lijst van voorstellen voor waarvan de inoverwegingneming is gevraagd.
S'il n'y a pas d'observations à ce sujet, je considérerai la prise en considération comme acquise et je renvoie les propositions aux commissions compétentes conformément au Règlement.
Indien er geen bezwaar is, beschouw ik ze als zijnde aangenomen; overeenkomstig het Reglement worden die voorstellen naar de bevoegde commissies verzonden.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
Je vous propose également de prendre en considération la proposition de loi de M. Philippe Monfils visant à organiser l'information en cas d'appel public à la solidarité sociale (n° 2757/1). Elle est renvoyée à la commission de la Justice.
Ik stel u ook voor in overweging te nemen het wetsvoorstel van de heer Philippe Monfils tot regeling van de voorlichting bij een openbare oproep tot sociale solidariteit (nr. 2757/1). Het wordt aanhangig gemaakt bij de commissie voor de Justitie.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
11 Moties ingediend tot besluit van de interpellatie van de heer Hagen Goyvaerts over "de laattijdige betaling van facturen" (nr. 967)
11 Motions déposées en conclusion de l'interpellation de M. Hagen Goyvaerts sur "le retard de paiement des factures" (n° 967)
Cette interpellation a été développée en réunion publique de la commission des Finances et du Budget du 14 novembre 2006.
Twee moties werden ingediend (MOT nr. 967/1):
- een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Marleen Govaerts en de heer Hagen Goyvaerts;
- een eenvoudige motie werd ingediend door de heren Luc Gustin, Bart Tommelein, Luk Van Biesen en Dirk Van der Maelen.
Deux motions ont été déposées (MOT n° 967/1):
- une motion de recommandation a été déposée par Mme Marleen Govaerts et M. Hagen Goyvaerts;
- une motion pure et simple a été déposée
par MM. Luc Gustin, Bart
Tommelein, Luk Van Biesen et Dirk Van der Maelen.
Daar de eenvoudige motie van rechtswege voorrang heeft, breng ik deze motie in stemming.
La motion pure et simple ayant la priorité de droit, je mets cette motion aux voix.
Vraagt iemand het woord voor een
stemverklaring? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 1) |
||
Ja |
69 |
Oui |
Nee |
34 |
Non |
Onthoudingen |
4 |
Abstentions |
Totaal |
107 |
Total |
De eenvoudige motie is aangenomen. Bijgevolg vervalt de motie van aanbeveling.
La motion pure et simple est adoptée. Par conséquent, la motion de recommandation est caduque.
Reden van onthouding?
Raison d'abstention?
11.01 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb een stemafspraak met de heer Bonte.
11.02 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb een stemafspraak met mevrouw De Meyer.
11.03 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik stel voor dat u schorst, want uw meerderheid is niet in aantal.
De voorzitter: U bent een heel gedreven latinist. Festina lente. Ik ga verder met de stemmingen. De heer Muls is daar ook, zie ik.
11.04 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Met de hulp van de christendemocraten zal het misschien toch nog lukken.
11.05 Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb een stemafspraak voor deze en de volgende stemming met mevrouw Vautmans.
12 Motions déposées en conclusion des interpellations de:
- M. Melchior Wathelet sur "les remarques de la Cour des comptes relatives à l'exécution du budget 2005" (n° 968)
- M. Carl Devlies sur "la comptabilité de l'Etat belge" (n° 969)
- M. Hagen Goyvaerts sur "les réserves et les critiques de la Cour des comptes concernant les comptes 2005" (n° 971)
12 Moties ingediend tot besluit van de interpellaties van:
- de heer Melchior Wathelet over "de opmerkingen van het Rekenhof in verband met de uitvoering van de begroting 2005" (nr. 968)
- de heer Carl Devlies over "de boekhouding van de Belgische Staat" (nr. 969)
- de heer Hagen Goyvaerts over "de bedenkingen en kritiek van het Rekenhof op de rekeningen 2005" (nr. 971)
Le président: Ces interpellations ont été développées en réunion publique de la commission des Finances et du Budget du 14 novembre 2006.
Deze interpellaties werden gehouden in de openbare vergadering van de commissie voor de Financiën en de Begroting van 14 november 2006.
Trois motions ont été déposées (MOT n° 968/1):
- une première motion de recommandation a été déposée par Mme Marleen Govaerts et M. Hagen Goyvaerts;
- une deuxième motion de recommandation a
été déposée par MM. Hendrik
Bogaert, Carl Devlies et Melchior Wathelet;
- une motion pure et simple a été déposée
par Mme Annemie Roppe et MM. Luk Van Biesen, Luc Gustin et Bart Tommelein.
Drie moties werden ingediend (MOT nr. 968/1):
- een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Marleen Govaerts en de heer Hagen Goyvaerts;
- een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door de heren Hendrik Bogaert, Carl Devlies en Melchior Wathelet;
- een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Annemie Roppe en de heren Luk Van Biesen, Luc Gustin en Bart Tommelein.
La motion pure et simple ayant la priorité de droit, je mets cette motion aux voix.
Daar de eenvoudige motie van rechtswege voorrang heeft, breng ik deze motie in stemming.
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een
stemverklaring? (Nee)
Début du vote /
Begin van de stemming.
Tout le monde
a-t-il voté et vérifié son vote? / Heeft iedereen gestemd en zijn stem
gecontroleerd?
Fin du vote /
Einde van de stemming.
Résultat du vote
/ Uitslag van de stemming.
(Stemming/vote 2) |
||
Ja |
76 |
Oui |
Nee |
39 |
Non |
Onthoudingen |
3 |
Abstentions |
Totaal |
118 |
Total |
La motion pure et simple est adoptée. Par conséquent, les motions de recommandation sont caduques.
De eenvoudige motie is aangenomen. Bijgevolg vervallen de moties van aanbeveling.
Mevrouw Pieters, u hebt zich onthouden.
13 Moties ingediend tot besluit van de interpellatie van de heer Dirk Claes over "de hervorming van de fiscaliteit in het Belgisch voetbal" (nr. 953)
13 Motions déposées en conclusion de l'interpellation de M. Dirk Claes sur "la réforme de la fiscalité dans le football belge" (n° 953)
Deze interpellatie werd gehouden in de openbare vergadering van de commissie voor de Financiën en de Begroting van 14 november 2006.
Cette interpellation a été développée en réunion publique de la commission des Finances et du Budget du 14 novembre 2006.
Twee moties werden ingediend (MOT nr. 953/1):
- een motie van aanbeveling werd ingediend door de heren Hendrik Bogaert, Dirk Claes, Carl Devlies en Servais Verherstraeten;
- een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Annemie Roppe en de heren Luc Gustin, Luk Van Biesen en Bart Tommelein.
Deux motions ont été déposées (MOT n° 953/1):
- une motion de recommandation a été déposée par MM. Hendrik Bogaert, Dirk Claes, Carl Devlies et Servais Verherstraeten;
- une motion pure et simple a été déposée
par Mme Annemie Roppe et MM. Luc Gustin, Luk Van Biesen et Bart Tommelein.
Daar de eenvoudige motie van rechtswege voorrang heeft, breng ik deze motie in stemming.
La motion pure et simple ayant la priorité de droit, je mets cette motion aux voix.
Vraagt iemand het woord voor een
stemverklaring?
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote?
13.01 Dirk Claes (CD&V): Mijnheer de voorzitter, geachte collega’s, ik wil toch even op de belangrijkheid van de motie wijzen, alsook op het wetsvoorstel, dat gerealiseerd is in samenwerking met de partijen van de minderheid en de partijen van de meerderheid en waarvoor ook minister Reynders zich in het bijzonder ingespannen heeft. Wij danken trouwens hem en zijn diensten daarvoor.
Het gaat erover dat er toch wel een probleem is met de jeugd in de Belgische sport, vooral in het voetbal. In het jeugdvoetbal worden de jeugdige voetballers toch wat in de weg gelopen door evenwaardige buitenlandse voetballers, die niet beter zijn, die van dezelfde kwaliteit zijn, maar die aan de clubs op dit moment veel minder kosten door de 18% bevrijdende voorheffing die zij moeten betalen.
Wij vragen dan ook dat de fracties het wetsvoorstel dat ontstaan is uit de hoorzittingen, mee zouden ondertekenen. Ik weet dat Alain Courtois van de MR het voorstel dat wij op 6 mei 2006 samen hebben ondertekend, heeft ingediend bij de diensten. Bedankt daarvoor. Maar wij vragen toch ook aan de collega’s van de sp.a en aan de collega’s van de PS dat zij dat document mee zouden ondertekenen. Dat is op vraag van de voetbalploegen uit eerste klasse, alsook van onder andere Michel Preud'homme van Standard, die ons dat expliciet gevraagd heeft.
De voorzitter: Collega’s, ik moet u iets bekennen. Ik heb zo veel vertrouwen in de heer griffier, dat ik drie keer vergeten ben te stemmen.
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 3) |
||
Ja |
77 |
Oui |
Nee |
40 |
Non |
Onthoudingen |
3 |
Abstentions |
Totaal |
120 |
Total |
De eenvoudige motie is aangenomen. Bijgevolg vervalt de motie van aanbeveling.
La motion pure et simple est adoptée. Par conséquent, la motion de recommandation est caduque.
13.02 Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, u hebt zodanig veel vertrouwen in de heer griffier dat u zich nog niet heeft kunnen vergewissen van het feit dat het vanavond mevrouw de griffier is.
De voorzitter: Ik zal mij niet vergissen.
13.03 Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, volgens mij kunnen we de stemmingen beter overdoen. Verscheidene leden van mijn fractie hebben zich laten leiden door uw stemgedrag.
De voorzitter: Het zal de eerste keer zijn dat mijn gedrag een voorbeeld is voor uw fractie!
14 Moties ingediend tot besluit van de interpellatie van de heer Servais Verherstraeten over "de verkoop van gebouwen aan de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij (FPIM)" (nr. 959)
14 Motions déposées en conclusion de l'interpellation de M. Servais Verherstraeten sur "la vente de bâtiments à la Société Fédérale de Participations et d'Investissement (SFPI)" (n° 959)
Deze interpellatie werd gehouden in de openbare vergadering van de commissie voor de Financiën en de Begroting van 14 november 2006.
Cette interpellation a été développée en réunion publique de la commission des Finances et du Budget du 14 novembre 2006.
Twee moties werden ingediend (MOT nr. 959/1):
- een motie van aanbeveling werd ingediend door de heren Carl Devlies en Servais Verherstraeten;
- een eenvoudige motie werd ingediend door de heren Luc Gustin en Bart Tommelein.
Deux motions ont été déposées (MOT n° 959/1):
- une motion de recommandation a été déposée par MM. Carl Devlies et Servais Verherstraeten;
- une motion pure et simple a été déposée par MM. Luc Gustin et Bart Tommelein.
Daar de eenvoudige motie van rechtswege voorrang heeft, breng ik deze motie in stemming.
La motion pure et simple ayant la priorité de droit, je mets cette motion aux voix.
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 4) |
||
Ja |
74 |
Oui |
Nee |
41 |
Non |
Onthoudingen |
3 |
Abstentions |
Totaal |
118 |
Total |
De eenvoudige motie is aangenomen. Bijgevolg vervalt de motie van aanbeveling.
La motion pure et simple est adoptée. Par conséquent, la motion de recommandation est caduque.
15 Amendements et articles réservés du projet de loi sur l'accueil des demandeurs d'asile et de certaines autres catégories d'étrangers (2565/1-7)
15 Aangehouden amendementen en artikelen van het wetsontwerp betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen (2565/1-7)
Vote sur l'amendement n° 25 de Benoît Drèze à
l'article 2.(2565/3)
Stemming over amendement nr. 25 van Benoît
Drèze op artikel 2.(2565/3)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 5) |
||
Ja |
24 |
Oui |
Nee |
93 |
Non |
Onthoudingen |
3 |
Abstentions |
Totaal |
120 |
Total |
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 2 est adopté.
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 2 aangenomen.
Vote sur l'amendement n° 4 de Benoît Drèze à
l'article 11.(2565/3)
Stemming over amendement nr. 4 van
Benoît Drèze op artikel 11.(2565/3)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 6) |
||
Ja |
6 |
Oui |
Nee |
112 |
Non |
Onthoudingen |
3 |
Abstentions |
Totaal |
121 |
Total |
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Bijgevolg is het amendement verworpen.
Vote sur l'amendement n° 13 de Marie Nagy à
l'article 11.(2565/3)
Stemming over amendement nr. 13 van Marie
Nagy op artikel 11.(2565/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 6)
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 11 est adopté.
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 11 aangenomen.
Stemming over amendement nr. 33 van Benoît
Drèze op artikel 24.(2565/7)
Vote sur l'amendement n° 33 de Benoît Drèze à
l'article 24.(2565/7)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 7) |
||
Ja |
8 |
Oui |
Nee |
92 |
Non |
Onthoudingen |
20 |
Abstentions |
Totaal |
120 |
Total |
Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Stemming over amendement nr. 8 van Benoît
Drèze op artikel 24.(2565/3)
Vote sur l'amendement n° 8 de Benoît Drèze à
l'article 24.(2565/3)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 8) |
||
Ja |
25 |
Oui |
Nee |
93 |
Non |
Onthoudingen |
3 |
Abstentions |
Totaal |
121 |
Total |
Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Stemming over amendement nr. 19 van
Marie Nagy op artikel 24.(2565/3)
Vote sur l'amendement n° 19 de Marie Nagy
à l'article 24.(2565/3)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
(Stemming/vote 8)
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 24 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 24 est adopté.
15.01 Jean-Jacques Viseur (cdH): Monsieur le président, l'amendement n° 9 de M. Drèze à l'article 25 est retiré.
De voorzitter:
Stemming over amendement nr. 32 van Benoît Drèze op artikel 25.(2565/7)
Vote sur l'amendement n° 32 de Benoît Drèze à
l'article 25.(2565/7)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
(Stemming/vote 8)
Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Stemming over amendement nr. 10 van
Benoît Drèze op artikel 25.(2565/3)
Vote sur l'amendement n° 10 de Benoît Drèze
à l'article 25.(2565/3)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 9) |
||
Ja |
8 |
Oui |
Nee |
90 |
Non |
Onthoudingen |
20 |
Abstentions |
Totaal |
118 |
Total |
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 25 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 25 est adopté.
Stemming over amendement nr. 22 van Marie
Nagy op artikel 41.(2565/3)
Vote sur l'amendement n° 22 de Marie Nagy
à l'article 41.(2565/3)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de stemming
/ Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 10) |
||
Ja |
8 |
Oui |
Nee |
112 |
Non |
Onthoudingen |
1 |
Abstentions |
Totaal |
121 |
Total |
Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Stemming over amendement nr. 31 van
Marie Nagy op artikel 41.(2565/3)
Vote sur l'amendement n° 31 de Marie Nagy
à l'article 41.(2565/3)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
(Stemming/vote 10)
Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Stemming over amendement nr. 7 van Benoît
Drèze op artikel 41.(2565/3)
Vote sur l'amendement n° 7 de Benoît Drèze à
l'article 41.(2565/3)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 11) |
||
Ja |
14 |
Oui |
Nee |
93 |
Non |
Onthoudingen |
14 |
Abstentions |
Totaal |
121 |
Total |
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 41 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 41 est adopté.
Stemming over amendement nr. 24 van
Benoît Drèze op artikel 50.(2565/3)
Vote sur l'amendement n° 24 de Benoît
Drèze à l'article 50.(2565/3)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 12) |
||
Ja |
21 |
Oui |
Nee |
88 |
Non |
Onthoudingen |
3 |
Abstentions |
Totaal |
112 |
Total |
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 50 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 50 est adopté.
16 Geheel van het wetsontwerp betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen (2565/5)
16 Ensemble du projet de loi sur l'accueil des demandeurs d'asile et de certaines autres catégories d'étrangers (2565/5)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 13) |
||
Ja |
97 |
Oui |
Nee |
16 |
Non |
Onthoudingen |
8 |
Abstentions |
Totaal |
121 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp
aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (2565/8)
En conséquence, la Chambre adopte le projet de
loi. Il sera transmis au Sénat. (2565/8)
17 Wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de geschillen inzake de toewijzing, de herziening en de weigering van de materiële hulp (nieuw opschrift) (2565/6)
17 Projet de loi modifiant le Code judiciaire en ce qui concerne les contestations relatives à l'octroi, à la révision et au refus de l'aide matérielle (nouvel intitulé) (2565/6)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
(Stemming/vote 13)
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp
aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (2765/1)
En conséquence, la Chambre adopte le projet de
loi. Il sera transmis au Sénat. (2765/1)
18 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, en van de wet op het politieambt (2555/1)
18 Projet de loi modifiant la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police intégré, structuré à deux niveaux, et la loi sur la fonction de police (2555/1)
Vraagt iemand het woord voor een
stemverklaring? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une explication avant le vote? (Non)
Begin van
de stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van
de stemming / Fin du vote.
Uitslag van
de stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote
14) |
||
Ja |
82 |
Oui |
Nee |
1 |
Non |
Onthoudingen |
38 |
Abstentions |
Totaal |
121 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp
aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (2555/3)
En conséquence, la Chambre adopte le projet de
loi. Il sera transmis au Sénat. (2555/3)
19 Aangehouden amendement en artikel van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen met het oog op de oprichting van de ombudsdienst voor de postsector en tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie (nieuw opschrift) (2679/1-5)
19 Amendement et article réservés du projet de loi portant des dispositions diverses en vue de la création du service de médiation pour le secteur postal et modifiant ²la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques (nouvel intitulé) (2679/1-5)
Stemming over amendement nr. 4 van Roel Deseyn
op artikel 4.(2679/3)
Vote sur l'amendement n° 4 de Roel Deseyn à
l'article 4.(2679/3)
Begin van
de stemming / Début du vote.
Heeft
iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et
vérifié son vote?
Einde van
de stemming / Fin du vote.
Uitslag van
de stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote
15) |
||
Ja |
37 |
Oui |
Nee |
77 |
Non |
Onthoudingen |
6 |
Abstentions |
Totaal |
120 |
Total |
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 4 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 4 est adopté.
20 Geheel van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen met het oog op de oprichting van de ombudsdienst voor de postsector en tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie (nieuw opschrift) (2679/5)
20 Ensemble du projet de loi portant des dispositions diverses en vue de la création du service de médiation pour le secteur postal et modifiant la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques (nouvel intitulé) (2679/5)
Vraagt iemand het woord voor een
stemverklaring? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une explication avant le vote? (Non)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote
16) |
||
Ja |
120 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
120 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp
aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (2679/6)
En conséquence, la Chambre adopte le projet de
loi. Il sera transmis au Sénat. (2679/6)
21 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 6 april 1995 betreffende de voorkoming van verontreiniging van de zee door schepen met betrekking tot aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (2725/1)
21 Projet de loi modifiant la loi du 6 avril 1995 relative à la prévention de la pollution de la mer par les navires concernant des matières visées à l'article 78 de la Constitution (2725/1)
Vraagt iemand het woord voor een
stemverklaring? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une explication avant le vote? (Non)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
(Stemming/vote
16)
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp
aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (2725/3)
En conséquence, la Chambre adopte le projet de
loi. Il sera transmis au Sénat. (2725/3)
22 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 6 april 1995 betreffende de voorkoming van verontreiniging van de zee door schepen met betrekking tot aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet (2726/1)
22 Projet de loi modifiant la loi du 6 avril 1995 relative à la prévention de la pollution de la mer par les navires concernant des matières visées à l'article 77 de la Constitution (2726/1)
Vraagt iemand het woord voor een
stemverklaring? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une explication avant le vote? (Non)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
(Stemming/vote
16)
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp
aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (2726/3)
En conséquence, la Chambre adopte le projet de
loi. Il sera transmis au Sénat. (2726/3)
23 Wetsontwerp tot vaststelling van een heffing ter bestrijding van het niet benutten van een site voor de productie van elektriciteit door een producent (2711/4)
23 Projet de loi établissant un prélèvement visant à lutter contre la non-utilisation d'un site de production d'électricité par un producteur (nouvel intitulé) (2711/4)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 17) |
||
Ja |
101 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
20 |
Abstentions |
Totaal |
121 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp
aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (2711/5)
En conséquence, la Chambre adopte le projet de
loi. Il sera transmis au Sénat. (2711/5)
24 Wetsontwerp tot inrichting van een beroep tegen de administratieve boete opgelegd in het raam van de toepassing van de wet van (...) tot vaststelling van een heffing ter bestrijding van het niet benutten van een site voor de productie van elektriciteit door een producent (2712/3)
24 Projet de loi organisant une voie de recours contre l'amende administrative infligée dans le cadre de l'application de la loi du (...) établissant un prélèvement visant à lutter contre la non-utilisation d'un site de production d'électricité par un producteur (2712/3)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de stemming
/ Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 18) |
||
Ja |
120 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
120 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp
aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (2712/4)
En conséquence, la Chambre adopte le projet de
loi. Il sera transmis au Sénat. (2712/4)
25 Proposition de résolution du
Comité d'avis pour l'Émancipation sociale de la Chambre et du Comité d'avis
pour l'Égalité des chances entre les hommes et les femmes du Sénat concernant
la dimension parlementaire de la campagne paneuropéenne du Conseil de l'Europe
pour combattre la violence à l'égard des femmes, y compris la violence
domestique (2752/1)
25 Voorstel van resolutie van het Adviescomité voor Maatschappelijke Emancipatie van de Kamer en van het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen van de Senaat betreffende de parlementaire dimensie van de pan-Europese campagne van de Raad van Europa om het geweld tegen de vrouwen te bestrijden, het huiselijk geweld inbegrepen (2752/1)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
(Stemming/vote 18)
Bijgevolg neemt de Kamer het voorstel van
resolutie aan. Het zal ter kennis van de regering worden gebracht. (2752/2)
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de résolution. Il en sera donné connaissance au gouvernement. (2752/2)
De Kamer neemt het aan met ontroering.
Nous devons nous prononcer sur le projet d’ordre du jour que vous propose la Conférence des présidents.
Wij moeten ons thans uitspreken over de ontwerp agenda die de Conferentie van voorzitters u voorstelt.
Pas d’observation? (Non) La proposition est adoptée.
Geen bezwaar? (Nee) Het voorstel is aangenomen.
La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 30 novembre 2006 à 14.15 heures.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 30 november 2006 om 14.15 uur.
La séance est levée à 22.01 heures.
De vergadering wordt gesloten om 22.01 uur.
L'annexe est reprise dans une brochure
séparée, portant le numéro consécutif CRIV 51 PLEN 244 annexe. |
De bijlage is opgenomen in een aparte
brochure met volgnummer CRIV 51 PLEN 244 bijlage. |
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naamstemming
- Vote nominatif: 001
Anthuenis,
Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Bex, Borginon, Boukourna, Burgeon,
Cahay-André, Casaer, Cavdarli, Chabot, Cortois, Courtois, Daems, De Block, De
Bue, De Clercq, De Coene, Delizée, Denis, Déom, De Padt, De Permentier,
Dierickx, Douifi, Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Fournaux, Frédéric, Galant,
Ghenne, Giet, Gustin, Harmegnies, Hasquin, Hove, Jiroflée, Lahaye-Battheu,
Lalieux, Lambert Marie-Claire, Lejeune, Libert, Maene, Maingain, Malmendier,
Marghem, Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Pécriaux, Peeters, Perpète,
Roppe, Saudoyer, Swennen, Taelman, Tilmans, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom,
Van Biesen, Van der Maelen, Van Gool, Van Grootenbrulle, Van Lombeek-Jacobs,
Verhaert
Annemans,
Arens, Bogaert, Bultinck, Caslo, Claes Dirk, Cocriamont, Colen, De Crem,
Depoortere, Deseyn, Devlies, Gerkens, Govaerts, Goyvaerts, Lanjri, Lavaux,
Milquet, Mortelmans, Nollet, Pieters, Schryvers, Tant, Tastenhoye, Van den
Bergh, Van den Broeck, Van den Eynde, Van der Auwera, Van Parys, Van Rompuy,
Verhaegen, Verherstraeten, Viseur, Wiaux
Creyf,
Kelchtermans, Muylle, Vandeurzen Naamstemming
- Vote nominatif: 002
Anthuenis,
Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Bex, Borginon, Boukourna, Burgeon,
Cahay-André, Casaer, Cavdarli, Chabot, Cortois, Courtois, Daems, De Block, De
Bue, De Clercq, De Coene, Delizée, Denis, Déom, De Padt, De Permentier,
Detiège, Dierickx, Douifi, Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Fournaux, Frédéric,
Galant, Germeaux, Ghenne, Giet, Goris, Gustin, Harmegnies, Hasquin, Hove,
Jiroflée, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert Marie-Claire, Lejeune, Lenssen,
Libert, Maene, Maingain, Malmendier, Marghem, Marinower, Massin, Mathot,
Mayeur, Muls, Pécriaux, Peeters, Perpète, Roppe, Saudoyer, Storms, Swennen,
Taelman, Tilmans, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom, Van Biesen, Van Campenhout,
Van der Maelen, Van Gool, Van Grootenbrulle, Van Lombeek-Jacobs, Verhaert
Annemans,
Arens, Bogaert, Bultinck, Caslo, Claes Dirk, Cocriamont, Colen, De Crem, De
Man, Depoortere, Deseyn, Devlies, D'hondt, Genot, Gerkens, Govaerts,
Goyvaerts, Kelchtermans, Lanjri, Lavaux, Milquet, Mortelmans, Neel, Nollet,
Schoofs, Schryvers, Tant, Tastenhoye, Van den Bergh, Van den Broeck, Van den
Eynde, Van der Auwera, Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen, Verherstraeten,
Viseur, Wiaux
Creyf,
Muylle, Vandeurzen Naamstemming
- Vote nominatif: 003
Anthuenis,
Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Bex, Borginon, Boukourna, Burgeon,
Cahay-André, Casaer, Cavdarli, Chabot, Cortois, Courtois, Daems, De Block, De
Bue, De Clercq, De Coene, De Croo, Delizée, Denis, Déom, De Padt, De
Permentier, Detiège, Dierickx, Douifi, Ducarme Daniel, Ducarme Denis,
Fournaux, Frédéric, Galant, Germeaux, Ghenne, Giet, Goris, Gustin,
Harmegnies, Hasquin, Hove, Jiroflée, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert
Marie-Claire, Lejeune, Lenssen, Libert, Maene, Maingain, Malmendier, Marghem,
Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Muls, Pécriaux, Peeters, Perpète, Roppe,
Saudoyer, Storms, Swennen, Taelman, Tilmans, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom,
Van Biesen, Van Campenhout, Van der Maelen, Van Gool, Van Grootenbrulle, Van
Lombeek-Jacobs, Verhaert
Annemans,
Arens, Bogaert, Bultinck, Caslo, Claes Dirk, Cocriamont, Colen, De Crem,
Depoortere, Deseyn, Devlies, D'hondt, Genot, Gerkens, Govaerts, Goyvaerts,
Kelchtermans, Laeremans, Lanjri, Lavaux, Milquet, Mortelmans, Neel, Nollet,
Pieters, Schoofs, Schryvers, Tant, Tastenhoye, Van den Bergh, Van den Broeck,
Van den Eynde, Van der Auwera, Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen,
Verherstraeten, Viseur, Wiaux
Creyf,
Muylle, Vandeurzen Naamstemming
- Vote nominatif: 004
Avontroodt,
Bacquelaine, Baeke, Barzin, Bex, Borginon, Boukourna, Burgeon, Cahay-André,
Casaer, Cavdarli, Chabot, Cortois, Courtois, Daems, De Block, De Bue, De
Clercq, De Coene, De Croo, Delizée, Denis, Déom, De Padt, De Permentier,
Detiège, Dierickx, Douifi, Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Fournaux, Frédéric,
Galant, Germeaux, Ghenne, Giet, Goris, Gustin, Harmegnies, Hasquin, Jiroflée,
Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert Marie-Claire, Lejeune, Libert, Maene,
Maingain, Malmendier, Marghem, Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Muls,
Pécriaux, Peeters, Perpète, Roppe, Saudoyer, Storms, Swennen, Taelman,
Tilmans, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom, Van Biesen, Van Campenhout, Van der
Maelen, Van Gool, Van Grootenbrulle, Van Lombeek-Jacobs, Verhaert
Annemans,
Arens, Bogaert, Bultinck, Caslo, Claes Dirk, Cocriamont, Colen, De Crem, De
Man, Depoortere, Deseyn, Devlies, D'hondt, Genot, Gerkens, Govaerts,
Goyvaerts, Kelchtermans, Laeremans, Lanjri, Lavaux, Milquet, Mortelmans,
Neel, Nollet, Pieters, Schoofs, Schryvers, Tant, Tastenhoye, Van den Bergh,
Van den Broeck, Van den Eynde, Van der Auwera, Van Parys, Van Rompuy,
Verhaegen, Verherstraeten, Viseur, Wiaux
Creyf,
Muylle, Vandeurzen Naamstemming
- Vote nominatif: 005
Arens,
Bogaert, Claes Dirk, De Crem, Deseyn, Devlies, D'hondt, Genot, Kelchtermans,
Lanjri, Lavaux, Milquet, Nollet, Pieters, Schryvers, Tant, Van den Bergh, Van
der Auwera, Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen, Verherstraeten, Viseur, Wiaux
Annemans,
Anthuenis, Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Bex, Borginon, Boukourna,
Bultinck, Burgeon, Cahay-André, Casaer, Caslo, Cavdarli, Chabot, Cocriamont,
Colen, Cortois, Courtois, Daems, De Block, De Bue, De Clercq, De Coene, De
Croo, Delizée, De Man, Denis, Déom, De Padt, De Permentier, Depoortere,
Detiège, Dierickx, Douifi, Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Fournaux, Frédéric,
Galant, Germeaux, Ghenne, Giet, Goris, Govaerts, Goyvaerts, Gustin,
Harmegnies, Hasquin, Hove, Jiroflée, Laeremans, Lahaye-Battheu, Lalieux,
Lambert Marie-Claire, Lejeune, Lenssen, Libert, Maene, Maingain, Malmendier,
Marghem, Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Mortelmans, Muls, Neel, Pécriaux,
Peeters, Perpète, Roppe, Saudoyer, Schoofs, Storms, Swennen, Taelman, Tastenhoye,
Tilmans, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom, Van Biesen, Van Campenhout, Van den
Broeck, Van den Eynde, Van der Maelen, Van Gool, Van Grootenbrulle, Van
Lombeek-Jacobs, Verhaert
Creyf,
Muylle, Vandeurzen Naamstemming
- Vote nominatif: 006
Arens,
Gerkens, Lavaux, Milquet, Viseur, Wiaux
Annemans,
Anthuenis, Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Bex, Bogaert, Borginon,
Boukourna, Bultinck, Burgeon, Cahay-André, Casaer, Caslo, Cavdarli, Chabot,
Claes Dirk, Cocriamont, Colen, Cortois, Courtois, Daems, De Block, De Bue, De
Clercq, De Coene, De Crem, De Croo, Delizée, De Man, Denis, Déom, De Padt, De
Permentier, Depoortere, Deseyn, Detiège, Devlies, D'hondt, Dierickx, Douifi,
Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Fournaux, Frédéric, Galant, Germeaux, Ghenne,
Giet, Goris, Govaerts, Goyvaerts, Gustin, Harmegnies, Hasquin, Hove,
Jiroflée, Kelchtermans, Laeremans, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert
Marie-Claire, Lanjri, Lejeune, Lenssen, Libert, Maene, Maingain, Malmendier,
Marghem, Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Mortelmans, Muls, Muylle, Neel,
Pécriaux, Peeters, Perpète, Pieters, Roppe, Saudoyer, Schoofs, Schryvers,
Storms, Swennen, Taelman, Tant, Tastenhoye, Tilmans, Tommelein, T'Sijen,
Turtelboom, Van Biesen, Van Campenhout, Van den Bergh, Van den Broeck, Van
den Eynde, Van der Auwera, Van der Maelen, Vandeurzen, Van Gool, Van
Grootenbrulle, Van Lombeek-Jacobs, Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen,
Verhaert, Verherstraeten
Creyf,
Genot, Nollet Naamstemming
- Vote nominatif: 007
Arens,
Genot, Gerkens, Lavaux, Milquet, Nollet, Viseur, Wiaux
Annemans,
Anthuenis, Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Bex, Borginon, Boukourna,
Bultinck, Burgeon, Cahay-André, Casaer, Caslo, Cavdarli, Chabot, Cocriamont,
Colen, Cortois, Courtois, Daems, De Block, De Bue, De Clercq, De Coene,
Delizée, De Man, Denis, Déom, De Padt, De Permentier, Depoortere, Detiège,
Dierickx, Douifi, Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Fournaux, Frédéric, Galant,
Germeaux, Ghenne, Giet, Goris, Govaerts, Goyvaerts, Gustin, Harmegnies,
Hasquin, Hove, Jiroflée, Laeremans, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert
Marie-Claire, Lejeune, Lenssen, Libert, Maene, Maingain, Malmendier, Marghem,
Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Mortelmans, Muls, Neel, Pécriaux, Peeters,
Perpète, Roppe, Saudoyer, Schoofs, Storms, Swennen, Taelman, Tastenhoye,
Tilmans, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom, Van Biesen, Van Campenhout, Van den
Broeck, Van den Eynde, Van der Maelen, Van Gool, Van Grootenbrulle, Van
Lombeek-Jacobs, Verhaert
Bogaert,
Claes Dirk, Creyf, De Crem, Deseyn, Devlies, D'hondt, Kelchtermans, Lanjri,
Muylle, Pieters, Schryvers, Tant, Van den Bergh, Van der Auwera, Vandeurzen,
Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen, Verherstraeten Naamstemming
- Vote nominatif: 008
Arens,
Bogaert, Claes Dirk, De Crem, Deseyn, Devlies, D'hondt, Genot, Gerkens,
Kelchtermans, Lanjri, Lavaux, Milquet, Nollet, Pieters, Schryvers, Tant, Van
den Bergh, Van der Auwera, Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen, Verherstraeten,
Viseur, Wiaux
Annemans,
Anthuenis, Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Bex, Borginon, Boukourna,
Bultinck, Burgeon, Cahay-André, Casaer, Caslo, Cavdarli, Chabot, Cocriamont,
Colen, Cortois, Courtois, Daems, De Block, De Bue, De Clercq, De Coene, De
Croo, Delizée, De Man, Denis, Déom, De Padt, De Permentier, Depoortere, Detiège,
Dierickx, Douifi, Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Fournaux, Frédéric, Galant,
Germeaux, Ghenne, Giet, Goris, Govaerts, Goyvaerts, Gustin, Harmegnies,
Hasquin, Hove, Jiroflée, Laeremans, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert
Marie-Claire, Lejeune, Lenssen, Libert, Maene, Maingain, Malmendier, Marghem,
Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Mortelmans, Muls, Neel, Pécriaux, Peeters,
Perpète, Roppe, Saudoyer, Schoofs, Storms, Swennen, Taelman, Tastenhoye,
Tilmans, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom, Van Biesen, Van Campenhout, Van den
Broeck, Van den Eynde, Van der Maelen, Van Gool, Van Grootenbrulle, Van
Lombeek-Jacobs, Verhaert
Creyf,
Muylle, Vandeurzen Naamstemming
- Vote nominatif: 009
Arens,
Genot, Gerkens, Lavaux, Milquet, Nollet, Viseur, Wiaux
Annemans,
Anthuenis, Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Bex, Borginon, Boukourna,
Bultinck, Burgeon, Cahay-André, Caslo, Cavdarli, Chabot, Cocriamont, Colen,
Cortois, Courtois, Daems, De Block, De Bue, De Clercq, De Coene, De Man,
Denis, Déom, De Padt, De Permentier, Depoortere, Detiège, Dierickx, Douifi,
Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Fournaux, Frédéric, Galant, Germeaux, Ghenne,
Giet, Goris, Govaerts, Goyvaerts, Gustin, Harmegnies, Hasquin, Hove,
Jiroflée, Laeremans, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert Marie-Claire, Lejeune,
Lenssen, Libert, Maene, Maingain, Malmendier, Marghem, Marinower, Massin,
Mathot, Mayeur, Mortelmans, Muls, Neel, Pécriaux, Peeters, Perpète, Roppe, Saudoyer,
Schoofs, Storms, Swennen, Taelman, Tastenhoye, Tilmans, Tommelein, T'Sijen,
Turtelboom, Van Biesen, Van Campenhout, Van den Broeck, Van den Eynde, Van
der Maelen, Van Gool, Van Grootenbrulle, Van Lombeek-Jacobs, Verhaert
Bogaert,
Claes Dirk, Creyf, De Crem, Deseyn, Devlies, D'hondt, Kelchtermans, Lanjri,
Muylle, Pieters, Schryvers, Tant, Van den Bergh, Van der Auwera, Vandeurzen,
Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen, Verherstraeten Naamstemming
- Vote nominatif: 010
Arens,
Genot, Gerkens, Lavaux, Milquet, Nollet, Viseur, Wiaux
Annemans,
Anthuenis, Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Bex, Bogaert, Borginon,
Boukourna, Bultinck, Burgeon, Cahay-André, Casaer, Caslo, Cavdarli, Chabot,
Claes Dirk, Cocriamont, Colen, Cortois, Courtois, Creyf, Daems, De Block, De
Bue, De Clercq, De Coene, De Crem, De Croo, Delizée, De Man, Denis, Déom, De
Padt, De Permentier, Depoortere, Deseyn, Detiège, Devlies, D'hondt, Dierickx,
Douifi, Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Fournaux, Frédéric, Galant, Germeaux,
Ghenne, Giet, Goris, Govaerts, Goyvaerts, Gustin, Harmegnies, Hasquin, Hove,
Jiroflée, Kelchtermans, Laeremans, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert
Marie-Claire, Lanjri, Lejeune, Lenssen, Libert, Maene, Maingain, Malmendier,
Marghem, Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Mortelmans, Muls, Muylle, Neel,
Pécriaux, Peeters, Perpète, Pieters, Roppe, Saudoyer, Schoofs, Schryvers,
Storms, Swennen, Taelman, Tant, Tastenhoye, Tilmans, Tommelein, T'Sijen,
Turtelboom, Van Biesen, Van Campenhout, Van den Bergh, Van den Broeck, Van
den Eynde, Van der Auwera, Van der Maelen, Van Gool, Van Grootenbrulle, Van
Lombeek-Jacobs, Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen, Verhaert, Verherstraeten
Vandeurzen Naamstemming
- Vote nominatif: 011
Arens, De
Crem, Deseyn, D'hondt, Genot, Gerkens, Lavaux, Milquet, Nollet, Pieters,
Tant, Van Parys, Viseur, Wiaux
Annemans,
Anthuenis, Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Bex, Borginon, Boukourna,
Bultinck, Burgeon, Cahay-André, Casaer, Caslo, Cavdarli, Chabot, Cocriamont,
Colen, Cortois, Courtois, Daems, De Block, De Bue, De Clercq, De Coene, De
Croo, Delizée, De Man, Denis, Déom, De Padt, De Permentier, Depoortere,
Detiège, Dierickx, Douifi, Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Fournaux, Frédéric,
Galant, Germeaux, Ghenne, Giet, Goris, Govaerts, Goyvaerts, Gustin,
Harmegnies, Hasquin, Hove, Jiroflée, Laeremans, Lahaye-Battheu, Lalieux,
Lambert Marie-Claire, Lejeune, Lenssen, Libert, Maene, Maingain, Malmendier,
Marghem, Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Mortelmans, Muls, Neel, Pécriaux,
Peeters, Perpète, Roppe, Saudoyer, Schoofs, Storms, Swennen, Taelman,
Tastenhoye, Tilmans, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom, Van Biesen, Van
Campenhout, Van den Broeck, Van den Eynde, Van der Maelen, Van Gool, Van
Grootenbrulle, Van Lombeek-Jacobs, Verhaert
Bogaert,
Claes Dirk, Creyf, Devlies, Kelchtermans, Lanjri, Muylle, Schryvers, Van den
Bergh, Van der Auwera, Vandeurzen, Van Rompuy, Verhaegen, Verherstraeten Naamstemming
- Vote nominatif: 012
Arens,
Claes Dirk, De Crem, Deseyn, Devlies, D'hondt, Genot, Gerkens, Kelchtermans,
Lanjri, Lavaux, Milquet, Nollet, Pieters, Schryvers, Van Parys, Van Rompuy,
Verhaegen, Verherstraeten, Viseur, Wiaux
Annemans,
Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Bex, Borginon, Boukourna, Bultinck,
Burgeon, Cahay-André, Casaer, Caslo, Cavdarli, Chabot, Cocriamont, Cortois,
Courtois, Daems, De Block, De Bue, De Clercq, De Coene, De Croo, Delizée,
Denis, Déom, De Padt, De Permentier, Depoortere, Detiège, Dierickx, Douifi,
Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Fournaux, Frédéric, Galant, Germeaux, Ghenne,
Giet, Goris, Govaerts, Goyvaerts, Gustin, Harmegnies, Hasquin, Hove,
Jiroflée, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert Marie-Claire, Lejeune, Lenssen,
Libert, Maene, Maingain, Malmendier, Marghem, Marinower, Massin, Mathot,
Mayeur, Mortelmans, Neel, Pécriaux, Peeters, Perpète, Roppe, Saudoyer,
Schoofs, Storms, Swennen, Taelman, Tastenhoye, Tilmans, Tommelein, T'Sijen,
Turtelboom, Van Biesen, Van Campenhout, Van den Broeck, Van den Eynde, Van
der Maelen, Van Gool, Van Grootenbrulle, Van Lombeek-Jacobs, Verhaert
Creyf,
Muylle, Vandeurzen Naamstemming
- Vote nominatif: 013
Anthuenis,
Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Bex, Bogaert, Borginon, Boukourna,
Burgeon, Cahay-André, Casaer, Cavdarli, Chabot, Claes Dirk, Cortois,
Courtois, Creyf, Daems, De Block, De Bue, De Clercq, De Coene, De Crem, De
Croo, Delizée, Denis, Déom, De Padt, De Permentier, Deseyn, Detiège, Devlies,
D'hondt, Dierickx, Douifi, Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Fournaux, Frédéric,
Galant, Germeaux, Ghenne, Giet, Goris, Gustin, Harmegnies, Hasquin, Hove,
Jiroflée, Kelchtermans, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert Marie-Claire,
Lanjri, Lejeune, Lenssen, Libert, Maene, Maingain, Malmendier, Marghem,
Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Muls, Muylle, Pécriaux, Peeters, Perpète,
Pieters, Roppe, Saudoyer, Schryvers, Storms, Swennen, Taelman, Tant, Tilmans,
Tommelein, T'Sijen, Turtelboom, Van Biesen, Van Campenhout, Van den Bergh,
Van der Auwera, Van der Maelen, Vandeurzen, Van Gool, Van Grootenbrulle, Van
Lombeek-Jacobs, Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen, Verhaert, Verherstraeten
Annemans,
Bultinck, Caslo, Cocriamont, Colen, De Man, Depoortere, Govaerts, Goyvaerts,
Laeremans, Mortelmans, Neel, Schoofs, Tastenhoye, Van den Broeck, Van den
Eynde
Arens,
Genot, Gerkens, Lavaux, Milquet, Nollet, Viseur, Wiaux Naamstemming
- Vote nominatif: 014
Anthuenis,
Arens, Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Bex, Borginon, Boukourna,
Burgeon, Cahay-André, Casaer, Cavdarli, Chabot, Cortois, Courtois, Daems, De
Block, De Bue, De Clercq, De Coene, De Croo, Delizée, Denis, Déom, De Padt,
De Permentier, Detiège, Dierickx, Douifi, Ducarme Daniel, Ducarme Denis,
Fournaux, Frédéric, Galant, Germeaux, Ghenne, Giet, Goris, Gustin,
Harmegnies, Hasquin, Hove, Jiroflée, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert
Marie-Claire, Lavaux, Lejeune, Lenssen, Libert, Maene, Maingain, Malmendier,
Marghem, Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Milquet, Muls, Pécriaux, Peeters,
Perpète, Roppe, Saudoyer, Storms, Swennen, Taelman, Tilmans, Tommelein,
T'Sijen, Turtelboom, Van Biesen, Van Campenhout, Van der Maelen, Van Gool,
Van Grootenbrulle, Van Lombeek-Jacobs, Verhaert, Viseur, Wiaux
Colen
Annemans,
Bogaert, Bultinck, Caslo, Claes Dirk, Cocriamont, Creyf, De Crem, De Man,
Depoortere, Deseyn, Devlies, D'hondt, Genot, Gerkens, Govaerts, Goyvaerts,
Kelchtermans, Laeremans, Lanjri, Mortelmans, Muylle, Neel, Nollet, Pieters,
Schoofs, Schryvers, Tant, Tastenhoye, Van den Bergh, Van den Broeck, Van den
Eynde, Van der Auwera, Vandeurzen, Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen,
Verherstraeten Naamstemming
- Vote nominatif: 015
Annemans,
Arens, Bogaert, Bultinck, Caslo, Claes Dirk, Cocriamont, Colen, De Crem, De
Man, Depoortere, Deseyn, D'hondt, Govaerts, Goyvaerts, Kelchtermans,
Laeremans, Lanjri, Lavaux, Milquet, Mortelmans, Neel, Pieters, Schoofs,
Schryvers, Tant, Tastenhoye, Van den Bergh, Van den Broeck, Van den Eynde,
Van der Auwera, Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen, Verherstraeten, Viseur,
Wiaux
Anthuenis,
Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Bex, Borginon, Boukourna, Burgeon,
Cahay-André, Casaer, Cavdarli, Chabot, Cortois, Courtois, Daems, De Block, De
Bue, De Clercq, De Coene, De Croo, Delizée, Denis, Déom, De Padt, De
Permentier, Detiège, Dierickx, Douifi, Ducarme Daniel, Ducarme Denis,
Fournaux, Frédéric, Galant, Germeaux, Ghenne, Giet, Goris, Gustin,
Harmegnies, Hasquin, Hove, Jiroflée, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert
Marie-Claire, Lejeune, Lenssen, Libert, Maene, Maingain, Malmendier, Marghem,
Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Muls, Pécriaux, Peeters, Perpète, Roppe,
Saudoyer, Storms, Swennen, Taelman, Tilmans, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom,
Van Biesen, Van Campenhout, Van der Maelen, Van Gool, Van Grootenbrulle, Van
Lombeek-Jacobs, Verhaert
Creyf,
Genot, Gerkens, Muylle, Nollet, Vandeurzen Naamstemming
- Vote nominatif: 016
Annemans,
Anthuenis, Arens, Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Bex, Bogaert,
Borginon, Boukourna, Bultinck, Burgeon, Cahay-André, Casaer, Caslo, Chabot,
Claes Dirk, Cocriamont, Colen, Cortois, Courtois, Creyf, Daems, De Block, De
Bue, De Clercq, De Coene, De Crem, De Croo, Delizée, De Man, Denis, Déom, De
Padt, De Permentier, Depoortere, Deseyn, Detiège, Devlies, D'hondt, Dierickx,
Douifi, Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Fournaux, Frédéric, Galant, Genot,
Gerkens, Germeaux, Ghenne, Giet, Goris, Govaerts, Goyvaerts, Gustin,
Harmegnies, Hasquin, Hove, Jiroflée, Kelchtermans, Laeremans, Lahaye-Battheu,
Lalieux, Lambert Marie-Claire, Lanjri, Lavaux, Lejeune, Lenssen, Libert,
Maene, Maingain, Malmendier, Marghem, Marinower, Massin, Mathot, Mayeur,
Milquet, Mortelmans, Muls, Muylle, Neel, Nollet, Pécriaux, Peeters, Perpète,
Pieters, Roppe, Saudoyer, Schoofs, Schryvers, Storms, Swennen, Taelman, Tant,
Tastenhoye, Tilmans, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom, Van Biesen, Van
Campenhout, Van den Bergh, Van den Broeck, Van den Eynde, Van der Auwera, Van
der Maelen, Vandeurzen, Van Gool, Van Grootenbrulle, Van Lombeek-Jacobs, Van
Parys, Van Rompuy, Verhaegen, Verhaert, Verherstraeten, Viseur, Wiaux
Naamstemming
- Vote nominatif: 017
Annemans,
Anthuenis, Arens, Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Bex, Borginon,
Boukourna, Bultinck, Burgeon, Cahay-André, Casaer, Caslo, Cavdarli, Chabot,
Cocriamont, Colen, Cortois, Courtois, Daems, De Block, De Bue, De Clercq, De
Coene, De Croo, Delizée, De Man, Denis, Déom, De Padt, De Permentier,
Depoortere, Detiège, Dierickx, Douifi, Ducarme Daniel, Ducarme Denis,
Fournaux, Frédéric, Galant, Genot, Gerkens, Germeaux, Ghenne, Giet, Goris,
Govaerts, Goyvaerts, Gustin, Harmegnies, Hasquin, Hove, Jiroflée, Laeremans,
Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert Marie-Claire, Lavaux, Lejeune, Lenssen,
Libert, Maene, Maingain, Malmendier, Marghem, Marinower, Massin, Mathot,
Mayeur, Milquet, Mortelmans, Muls, Neel, Nollet, Pécriaux, Peeters, Perpète,
Roppe, Saudoyer, Schoofs, Storms, Swennen, Taelman, Tastenhoye, Tilmans,
Tommelein, T'Sijen, Turtelboom, Van Biesen, Van Campenhout, Van den Broeck,
Van den Eynde, Van der Maelen, Van Gool, Van Grootenbrulle, Van
Lombeek-Jacobs, Verhaert, Viseur, Wiaux
Bogaert,
Claes Dirk, Creyf, De Crem, Deseyn, Devlies, D'hondt, Kelchtermans, Lanjri,
Muylle, Pieters, Schryvers, Tant, Van den Bergh, Van der Auwera, Vandeurzen,
Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen, Verherstraeten Naamstemming
- Vote nominatif: 018
Annemans,
Anthuenis, Arens, Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Bex, Bogaert,
Borginon, Boukourna, Bultinck, Burgeon, Cahay-André, Casaer, Caslo, Cavdarli,
Chabot, Claes Dirk, Cocriamont, Colen, Cortois, Courtois, Creyf, Daems, De
Block, De Bue, De Clercq, De Coene, De Crem, Delizée, De Man, Denis, Déom, De
Padt, De Permentier, Depoortere, Deseyn, Detiège, Devlies, D'hondt, Dierickx,
Douifi, Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Fournaux, Frédéric, Galant, Genot,
Gerkens, Germeaux, Ghenne, Giet, Goris, Govaerts, Goyvaerts, Gustin,
Harmegnies, Hasquin, Hove, Jiroflée, Kelchtermans, Laeremans, Lahaye-Battheu,
Lalieux, Lambert Marie-Claire, Lanjri, Lavaux, Lejeune, Lenssen, Libert,
Maene, Maingain, Malmendier, Marghem, Marinower, Massin, Mathot, Mayeur,
Milquet, Mortelmans, Muls, Muylle, Neel, Nollet, Pécriaux, Peeters, Perpète,
Pieters, Roppe, Saudoyer, Schoofs, Schryvers, Storms, Swennen, Taelman, Tant,
Tastenhoye, Tilmans, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom, Van Biesen, Van
Campenhout, Van den Bergh, Van den Broeck, Van den Eynde, Van der Auwera, Van
der Maelen, Vandeurzen, Van Gool, Van Grootenbrulle, Van Lombeek-Jacobs, Van
Parys, Van Rompuy, Verhaegen, Verhaert, Verherstraeten, Viseur, Wiaux
|