CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
CRIV 51 PLEN 137
CRIV 51 PLEN 137
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
S
ÉANCE PLÉNIÈRE
P
LENUMVERGADERING
mercredi
woensdag
18-05-2005
18-05-2005
Après-midi
Namiddag
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE






























cdH
centre démocrate Humaniste
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
ECOLO
Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
N-VA
Nieuw-Vlaamse Alliantie
PS
Parti socialiste
sp.a-spirit
Socialistische Partij Anders ­ Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht
Vlaams Belang
Vlaams Belang
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
DOC 51 0000/000
Parlementair stuk van de 51e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer
QRVA
Questions et Réponses écrites
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
CRIV
version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV
voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)
CRABV
Compte Rendu Analytique (couverture bleue)
CRABV
Beknopt Verslag (blauwe kaft)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (avec les annexes)
(PLEN: couverture blanche; COM: couverture saumon)
CRIV
Integraal Verslag, met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaalde beknopt verslag van de toespraken (met
de bijlagen)
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)
PLEN
séance plénière
PLEN
plenum
COM
réunion de commission
COM
commissievergadering
MOT
motions déposées en conclusion d'interpellations (papier beige) MOT
moties tot besluit van interpellaties (beigekleurig papier)
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail :
publications@laChambre.be
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
i


SOMMAIRE
INHOUD
Excusés
1
Berichten van verhindering
1
Agenda
1
Agenda
1
Renvoi à une autre commission pour avis
2
Verzending naar een andere commissie voor
advies
2
PROJETS ET PROPOSITIONS
3
ONTWERPEN EN VOORSTELLEN
3
Projet de loi visant à supprimer l'alinéa 2 de
l'article 9, § 2, de la loi du 11 mai 2003 relative à
la recherche sur les embryons in vitro (1750/1-2)
3
Wetsontwerp tot opheffing van het tweede lid van
artikel 9, § 2, van de wet van 11 mei 2003
betreffende het onderzoek op embryo's in vitro
(1750/1-2)
3
Discussion générale
3
Algemene bespreking
3
Orateurs:
Karine Jiroflée, rapporteur,
Philippe Monfils, Rudy Demotte, ministre
des Affaires sociales et de la Santé publique
Sprekers:
Karine Jiroflée, rapporteur,
Philippe Monfils, Rudy Demotte, minister
van Sociale Zaken en Volksgezondheid
Discussion des articles
6
Bespreking van de artikelen
6
Proposition de loi relative aux droits des
bénévoles (455/1-10)
7
Wetsvoorstel betreffende de rechten van
vrijwilligers (455/1-10)
7
- Proposition de loi relative aux droits des
bénévoles (499/1-3)
7
- Wetsvoorstel betreffende de rechten van de
vrijwilliger (499/1-3)
7
Discussion générale
7
Algemene bespreking
7
Discussion des articles
37
Bespreking van de artikelen
37
Orateurs:
Nahima Lanjri, rapporteur,
Annemie Turtelboom, rapporteur, Danielle
Van Lombeek-Jacobs, Annelies Storms,
Alain Courtois, Joseph Arens, Greta
D'hondt, Greet van Gool, Rudy Demotte
,
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique
Sprekers:
Nahima Lanjri, rapporteur,
Annemie Turtelboom, rapporteur, Danielle
Van Lombeek-Jacobs, Annelies Storms,
Alain Courtois, Joseph Arens, Greta
D'hondt, Greet van Gool, Rudy Demotte
,
minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Projet de loi portant modification de certains
aspects du statut des membres du personnel des
services de police et portant diverses autres
dispositions relatives aux services de police
(1680/1-5)
38
Wetsontwerp tot wijziging van bepaalde aspecten
van het statuut van de personeelsleden van de
politiediensten en houdende diverse bepalingen
met betrekking tot de politiediensten (1680/1-5)
38
Discussion générale
38
Algemene bespreking
39
Orateurs: Guido De Padt, rapporteur,
Corinne De Permentier, Katrien Schryvers,
Patrick Dewael
, vice-premier ministre et
ministre de l'Intérieur, Dirk Claes, Jean-
Claude Maene, Koen T'Sijen, Joseph Arens,
Patrick De Groote, Gerolf Annemans
,
président du groupe Vlaams Belang
Sprekers: Guido De Padt, rapporteur,
Corinne De Permentier, Katrien Schryvers,
Patrick Dewael
, vice-eerste minister en
minister van Binnenlandse Zaken, Dirk Claes,
Jean-Claude Maene, Koen T'Sijen, Joseph
Arens, Patrick De Groote, Gerolf
Annemans
, voorzitter van de Vlaams Belang-
fractie
ANNEXE
67
BIJLAGE
67
CHAMBRE
67
KAMER
67
C
OMMISSIONS
67
C
OMMISSIES
67
R
APPORTS
67
V
ERSLAGEN
67
D
EMANDES D
'
INTERPELLATION
67
I
NTERPELLATIEVERZOEKEN
67
D
EPOTS
67
I
NGEDIEND
67
SÉNAT
67
SENAAT
67
P
ROJETS TRANSMIS EN VUE DE LA SANCTION
ROYALE
67
T
ER BEKRACHTIGING OVERGEZONDEN ONTWERPEN
67
P
ROJETS EVOQUES
67
G
EËVOCEERDE ONTWERPEN
67
COUR DES COMPTES
68
REKENHOF
68
P
ROJET D
'
AJUSTEMENT DU BUDGET DE L
TAT
68
O
NTWERP VAN AANGEPASTE
R
IJKSBEGROTING
68
COUR D'ARBITRAGE
68
ARBITRAGEHOF
68
A
RRETS
68
A
RRESTEN
68
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
ii
MÉDIATEURS FÉDÉRAUX
69
FEDERALE OMBUDSMANNEN
69
B
UDGET ET COMPTES ANNUELS
69
B
EGROTING EN JAARREKENING
69
COMITE PERMANENT DE CONTRÔLE
DES SERVICES DE RENSEIGNEMENT
69
VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE
INLICHTINGENDIENSTEN
69
R
APPORT ANNUEL
69
J
AARVERSLAG
69
GOUVERNEMENT
70
REGERING
70
P
ROJETS DE LOI
70
W
ETSONTWERPEN
70
B
UDGET
2005
70
B
EGROTING
2005
70
B
UDGET
- R
EDISTRIBUTION D
'
ALLOCATIONS DE
BASE
71
B
EGROTING
- H
ERVERDELING VAN
BASISALLOCATIES
71
RAPPORTS DÉPOSÉS EN VERTU DE
DISPOSITIONS LÉGALES
71
KRACHTENS EEN WETSBEPALING
INGEDIENDE VERSLAGEN
71
C
OURS D
'
APPEL
71
H
OVEN VAN BEROEP
71
O
FFICE DE CONTROLE DES MUTUALITES ET DES
UNIONS NATIONALES DE MUTUALITES
71
C
ONTROLEDIENST VOOR DE ZIEKENFONDSEN EN DE
LANDSBONDEN VAN ZIEKENFONDSEN
71
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
1
SEANCE PLENIERE
PLENUMVERGADERING
du
MERCREDI
18
MAI
2005
Après-midi
______
van
WOENSDAG
18
MEI
2005
Namiddag
______

La séance est ouverte à 14.24 heures par M. Jean-Marc Delizée, premier vice-président.
De vergadering wordt geopend om 14.24 uur door de heer Jean-Marc Delizée, eerste ondervoorzitter.

Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:
Rudy Demotte, Patrick Dewael.

Le président: La séance est ouverte.
De vergadering is geopend.

Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles
seront reprises en annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Een reeks mededelingen en besluiten moet ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij zullen in bijlage
bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen worden.
Excusés
Berichten van verhindering

Anne-Marie Baeke, Pierrette Cahay-André, Herman De Croo, Paul Tant, pour raisons de santé / wegens
ziekte;
Alisson De Clercq, pour devoirs de mandat / wegens ambtsplicht;
Benoît Drèze, David Geerts, Nathalie Muylle, Karel Pinxten, Jean-Jacques Viseur, en mission à l'étranger /
met zending buitenlands;
Geert Versnick, UIP / IPU.

Comme vous le savez, notre président, M. De Croo, est dans l'impossibilité de se trouver parmi nous cet
après-midi: il rencontre quelques difficultés de santé. C'est la raison pour laquelle, en notre nom à tous,
nous lui avons envoyé un message de prompt rétablissement ainsi que quelques fleurs. En principe, il sera
absent aujourd'hui et demain; voilà pourquoi je suis appelé à le remplacer pour cette séance plénière.
01 Agenda
01 Agenda

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents de ce matin, je vous propose de modifier l'ordre du
jour de la séance plénière de cet après-midi comme suit:
1. Projet de loi visant à supprimer l'alinéa 2 de l'article 9, § 2, de la loi du 11 mai 2003 relative à la
recherche sur les embryons in vitro (transmis par le Sénat) (n°s 1750/1 et 2);
2. - Proposition de loi de Mmes Greet van Gool, Magda De Meyer, Annelies Storms, Anissa Temsamani,
Maggie De Block et Muriel Gerkens et MM. Alain Courtois, Jean-Marc Delizée et Jean-Jacques Viseur
relative aux droits des bénévoles (n°s 455/1 à 9);
- Proposition de loi de Mmes Simonne Creyf et Greta D'hondt relative aux droits des bénévoles (n°s 499/1 à
3);
3. Projet de loi portant modification de certains aspects du statut des membres du personnel des services
de police et portant diverses autres dispositions relatives aux services de police (n°s 1680/1 à 5);
4. Proposition de résolution de Mme Marie-Claire Lambert, M. Yvan Mayeur et Mmes Valérie Déom et
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
2
Karine Lalieux relative à l'instauration du 17 mai comme journée nationale de lutte contre l'homophobie
(n°s 1659/1 et 2).

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van deze morgen, stel ik u voor de agenda
van de plenaire vergadering van deze namiddag als volgt te wijzigen:
1. Wetsontwerp tot opheffing van het tweede lid van artikel 9, § 2, van de wet van 11 mei 2003 betreffende
het onderzoek op embryo's in vitro (overgezonden door de Senaat) (nrs 1750/1 en 2);
2. - Wetsvoorstel van de dames Greet van Gool, Magda De Meyer, Annelies Storms, Anissa Temsamani,
Maggie De Block en Muriel Gerkens en de heren Alain Courtois, Jean-Marc Delizée en Jean-Jacques
Viseur betreffende de rechten van vrijwilligers (nrs 455/1 tot 9);
- Wetsvoorstel van de dames Simonne Creyf en Greta D'hondt betreffende de rechten van de vrijwilliger
(nrs 499/1 tot 3);
3. Wetsontwerp tot wijziging van bepaalde aspecten van het statuut van de personeelsleden van de
politiediensten en houdende diverse bepalingen met betrekking tot de politiediensten (nrs 1680/1 tot 5);
4. Voorstel van resolutie van mevrouw Marie-Claire Lambert, de heer Yvan Mayeur en de dames Valérie
Déom en Karine Lalieux om 17 mei uit te roepen tot nationale dag ter bestrijding van de homofobie
(nrs 1659/1 en 2).

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents de ce matin, je vous propose également d'inscrire
à l'ordre du jour de la séance plénière de cet après-midi la proposition de loi de Mme Karine Lalieux et M.
Bart Tommelein modifiant les lois du 16 mars 2005 accordant des naturalisations (n° 1739/1).
Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van deze morgen, stel ik u eveneens voor
op de agenda van de plenaire vergadering van deze namiddag het wetsvoorstel van mevrouw Karine
Lalieux en de heer Bart Tommelein tot wijziging van de wetten van 16 maart 2005 die naturalisaties
verlenen (nr. 1739/1) in te schrijven.

Pas d'observations? (Non)
Il en sera ainsi.

Geen bezwaar? (Nee)
Aldus zal geschieden.

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents de ce matin, je vous propose de reporter la
présentation d'un assesseur francophone pour le Conseil d'Eta (n° 1764/1) à la semaine prochaine.
Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van deze morgen, stel ik u voor de
voordracht van een Franstalige assessor voor de Raad van State (nr. 1764/1) te verdagen tot volgende
week.

Pas d'observations? (Non)
Il en sera ainsi.

Geen bezwaar? (Nee)
Aldus zal geschieden.
02 Renvoi à une autre commission pour avis
02 Verzending naar een andere commissie voor advies

A la demande du président de la commission des Affaires sociales et en application de l'article 28, 4, du
Règlement, j'ai renvoyé le projet de loi portant des dispositions diverses relatives à la concertation sociale
(n° 1767/1) à la commission des Finances et du Budget, pour que celle-ci émette un avis sur les articles 23
à 27 ainsi que sur un amendement du gouvernement tendant à introduire un article 29.
Op aanvraag van de voorzitter van de commissie voor de Sociale Zaken en met toepassing van artikel 28,
4, van het Reglement, heb ik het wetsontwerp houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg
(nr. 1767/1) naar de commissie voor de Financiën en de Begroting verzonden om advies uit te brengen over
de artikelen 23 tot 27 evenals over een amendement van de regering tot invoeging van een artikel 29.

Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
3

Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten
Projets et propositions
Ontwerpen en voorstellen
03 Projet de loi visant à supprimer l'alinéa 2 de l'article 9, § 2, de la loi du 11 mai 2003 relative à la
recherche sur les embryons in vitro (1750/1-2)
03 Wetsontwerp tot opheffing van het tweede lid van artikel 9, § 2, van de wet van 11 mei 2003
betreffende het onderzoek op embryo's in vitro (1750/1-2)

(Transmis par le Sénat / Overgezonden door de Senaat)

Discussion générale
Algemene bespreking

La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
03.01 Karine Jiroflée, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, collega's,
in de commissie voor de Volksgezondheid hebben wij op 3 mei het
wetsontwerp tot opheffing van het tweede lid van artikel 9, §2, van de
wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op de embryo's in
vitro, de zogenaamde embryo-wet.

Alle aanwezige fracties hebben het woord gevoerd. Ik vat hun
uiteenzettingen samen. De sprekers wijzen onder meer op het belang
van de wet van 11 mei 2003, die toelaat het onderzoek op embryo's in
vitro te doen en toch excessen te vermijden.

De sprekers wijzen ook op het feit dat, omdat de commissie waarvan
sprake in artikel 9 niet kan worden samengesteld, de wet de facto niet
wordt toegepast.

Er wordt ook benadrukt dat moet worden vermeden dat alles wat met
ethiek te maken heeft in handen van een kleine groep wordt gegeven.
Dat zou aanleiding kunnen geven tot een vermoeden van
partijdigheid.

Door meerdere leden van de commissie werd onderstreept dat
slechts enkelen zowel in de commissie voor bio-ethiek als in de
commissie voor medisch en wetenschappelijk onderzoek op embryo's
zitting zouden mogen hebben. Uiteindelijk werd het wetsontwerp op
3 mei goedgekeurd met eenparigheid van stemmen.

Mijnheer de voorzitter, tot zover mijn korte verslag.

Ik wil er nog eens de nadruk op leggen dat de embryowet van 2003
een erg belangrijke kaderwet is. Die wet laat verregaand
wetenschappelijk onderzoek op embryo's toe, maar zorgt er
tegelijkertijd toch voor dat uitspattingen worden afgeremd. Zo laat de
wet onder andere wetenschappelijk onderzoek toe op overtallige of,
indien echt nodig, aangemaakte embryo's. De wet laat eveneens het
therapeutisch klonen en het stamcelonderzoek toe, maar sluit
anderzijds heel resoluut de deur voor elke vorm van eugenetica,
commercialisering en reproductief klonen. Elk wetenschappelijk
03.01 Karine Jiroflée,
rapporteur: Le 3 mai dernier, la
commission de la Santé publique
a examiné une modification de la
loi du 11 mai 2003 relative à la
recherche sur les embryons in
vitro. Tous les groupes présents
sont intervenus. L'importance de
la loi a été soulignée car elle
permet de réaliser des
expérimentations in vitro sur
l'embryon et évite les excès.
L'attention a été attirée sur le fait
qu'il était impossible de constituer
la commission prévue par
l'article 9, si bien que la loi restait
lettre morte. Il a été souligné qu'il
fallait éviter que tout ce qui
concerne l'éthique soit concentré
dans les mains d'un groupe
restreint de personnes car cela
pourrait faire naître une suspicion
de partialité. Seules quelques
personnes pourraient siéger en
même temps au Comité de
bioéthique et à la Commission
pour la recherche médicale et
scientifique sur les embryons. Le
projet de loi a été adopté à
l'unanimité.

Le groupe sp.a considère que la
loi de 2003 relative à la recherche
sur les embryons in vitro est une
loi-cadre très importante
puisqu'elle permet une recherche
scientifique poussée sur les
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
4
onderzoek moet volgens de wet bovendien een therapeutisch doel
hebben.

In artikel 9 voorziet de wet in de oprichting van een federale
commissie voor medisch en wetenschappelijk onderzoek op embryo's
in vitro. Die commissie moet voldoen aan een aantal voorwaarden. Zo
dient ze onder andere 14 leden te tellen en daarbij ook nog eens 14
plaatsvervangers met dezelfde kwalificaties als de titularissen. Naast
het vereiste diploma gelden er ook nog eens een strikte taalpariteit,
een gendercriterium, een evenwichtige vertegenwoordiging van de
verschillende ideologische en filosofische strekkingen and last but not
least ­ daar wringt het schoentje ­ de onverenigbaarheid met de
hoedanigheid van lid van een raadgevend comité voor bio-ethiek.

Precies die laatste voorwaarde is er te veel aan. Men is er tot op
heden nog niet in geslaagd om die federale commissie samen te
stellen. Dat maakt dat die toch wel heel belangrijke kaderwet de facto
niet in de praktijk van start gaat. Als sp.a-fractie vinden wij die
vertragingen zeer spijtig. Wij staan dan ook achter de wetswijziging
die hier voorgesteld wordt en die de onverenigbaarheid opheft. Ik
moet ook nog aanstippen dat dat een aantal precedenten heeft. Ik
denk aan de opvolgingscommissie Euthanasie, waarvoor de
onverenigbaarheid met het Raadgevend Comité voor bio-ethiek niet
geldt.

Wij zullen met overtuiging deze wetswijziging goedkeuren.
embryons tout en veillant à freiner
les excès en cette matière. C'est
ainsi qu'elle autorise notamment la
recherche sur les embryons
surnuméraires ou, si besoin est,
sur les embryons créés dans le
cadre de la procréation
médicalement assistée, le clonage
thérapeutique et la recherche
consacrée aux cellules souches.
Toutefois, la loi exclut toute forme
d'eugénisme, de
commercialisation et de clonage
reproductif.

Toute recherche scientifique doit
poursuivre un objectif
thérapeutique.

L'article 9 prévoit la création d'une
Commission fédérale pour la
recherche médicale et scientifique
sur les embryons in vitro. Cette
commission devra compter 14
membres effectifs et 14
suppléants ayant les mêmes
qualifications que les effectifs. En
outre, une parité linguistique stricte
et un critère garantissant l'égalité
entre les femmes et les hommes
seront d'application. Par ailleurs,
les tendances idéologiques et
philosophiques devront être
représentées de façon équilibrée.
Et il sera prévu ­ et c'est là que le
bât blesse ­ une incompatibilité
avec l'appartenance au Comité
consultatif de Bioéthique. Or, cette
commission fédérale n'a pas
encore été constituée de sorte
qu'en pratique, la loi-cadre est
inopérante. Le groupe sp.a
déplore les retards et adoptera la
modification légale abrogeant
l'incompatibilité. Du reste, il y a
des précédents: les membres de
la commission de suivi Euthanasie
peuvent aussi être membres du
Comité consultatif de Bioéthique.
De voorzitter: De heer Monfils heeft nu het woord in de algemene bespreking.
03.02 Philippe Monfils (MR): Monsieur le président, monsieur le
ministre, comme il est de règle, je commencerai par féliciter la
rapporteuse pour son rapport très clair qui résume les travaux menés
en commission.

Bien entendu, le groupe MR votera cette proposition. Il est bien temps
03.02 Philippe Monfils (MR): Het
werd tijd dat dit voorstel er kwam:
de wet betreffende het onderzoek
op embryo's bestaat immers al
twee jaar en kan nog steeds niet
ten uitvoer worden gelegd.
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
5
qu'elle soit présentée, car il faut se rappeler que cette loi permettant
les recherches sur embryons date exactement du 11 mai 2003; si je
ne m'abuse, cela fait exactement deux ans. Par ailleurs, cette loi a
mis un an et demi à être analysée au Sénat, dont je faisais partie à ce
moment-là. Cela représente donc quatre ans d'efforts - un an et demi
plus deux ans d'attente ­ et elle ne fonctionne pas encore.

C'est pourtant extrêmement important. J'ai le sentiment que le
fonctionnement de cette loi est autant attendu par ceux qui défendent
un caractère très progressiste des recherches, ce qui est mon cas
notamment, et ceux qui craignent un peu que ces recherches
n'entraînent quelques problèmes et difficultés. Les uns comme les
autres demandent que la commission consultative soit créée et
permette non seulement de donner des avis sur le sujet, mais aussi
d'examiner chacune des recherches et de voir dans quelle mesure
ces recherches ne sont pas contraires à des notions d'ordre public, de
morale, et que sais-je encore. C'est extrêmement important dans ce
cadre.

Cette loi ne peut pas fonctionner sans commission, dans la mesure
où l'article 9, §5, stipule clairement que "le Roi fixe les moyens
administratifs et financiers de la commission lorsqu'elle est installée".
Pas de commission, pas de loi; pas de loi, impossibilité pour les uns
comme pour les autres de suivre l'évolution extrêmement importante
des recherches sur les embryons qui, comme l'a rappelé Mme
Jiroflée, permettront d'extraordinaires progrès scientifiques pour les
êtres humains, dans les années à venir.

Le problème a été clairement indiqué dans le rapport de notre
collègue, M. Germeaux, au Sénat. Deux appels aux candidats ont été
lancés; lors du premier, il n'y avait pas suffisamment de candidats et,
lors du deuxième, les candidats qui se sont présentés pour la
commission spéciale "Recherche sur embryons" étaient les mêmes
que ceux figurant dans le comité consultatif de bioéthique et auraient
donc dû démissionner de ce comité.

Or, nous avons eu énormément de difficultés à organiser la
composition du Comité de bioéthique, qui est fondamental pour les
avis extrêmement équilibrés, balancés et divers qu'il rend sur une
série de sujets.

Mais il suffit de faire une addition très simple: 43 membres au Comité
de bioéthique, 28 de la Commission "Recherche sur embryons". Cela
signifie plus de 70 membres. Ce n'est pas facile de trouver 70
personnes en gardant un équilibre au niveau du sexe, au niveau
linguistique, au niveau des tendances idéologiques et philosophiques.
Et en plus, il faut qu'il s'agisse de personnes de très haut niveau, ce
qui est réclamé tant par le Comité de bioéthique que par la
commission dont question dans la loi sur la recherche sur les
embryons.

Par conséquent, je pense que faire sauter l'incompatibilité est un
élément de bonne gestion de ce secteur. Bien entendu, pour répondre
en séance plénière à certaines inquiétudes -notamment exprimées
par notre collègue M. Goutry -, il n'est bien sûr pas question, en
faisant sauter cette incompatibilité, d'en arriver à ce que les membres
du Comité de bioéthique et les membres de la Commission
"Recherche sur embryons" soient identiques. C'est évidemment pour
Iedereen zit op de oprichting van
die raadgevende commissie te
wachten. Die zal nagaan of het
onderzoek niet strijdig is met de
openbare orde en of er geen
ethische bezwaren zijn.

De Koning kan artikel 9 § 5 van de
wet niet ten uitvoer leggen en kan
dus niet bepalen welke
administratieve en financiële
middelen aan de commissie
worden toegekend, omdat die nog
niet is opgericht. Ondanks het
belang ervan, wordt het onderzoek
op embryo's op dit ogenblik niet
gevolgd. De toekomstige
commissie kampt met een
probleem, dat echter makkelijk
kan worden opgelost: om een eind
te maken aan het gebrek aan
kandidaten volstaat het de
onverenigbaarheid met de
hoedanigheid van lid van het
Raadgevend Comité voor de bio-
ethiek op te heffen. We kunnen de
leden van dit goed functionerende
comité toch niet verplichten
ontslag te nemen om lid te worden
van de commissie.
De samenstelling van het comité
en de commissie dient aan
verschillende criteria te voldoen,
zoals de vakbekwaamheid, het
evenwicht tussen mannen en
vrouwen en tussen de
verschillende ideologische strek-
kingen en de taalpariteit. Dat alles
ligt zo gevoelig dat volgens mij een
goed beheer bijna vereist dat de
we de eis van onverenigbaarheid
laten vallen. Uiteraard mag de
samenstelling van het comité geen
spiegelbeeld zijn van die van de
commissie! Het zou slechts om
een bijkomende mogelijkheid gaan
wanneer er geen andere kandidaat
zou worden gevonden. Zo'n een
dubbelmandaat zou geen afbreuk
doen aan de werking van het
comité dat een veel ruimere
opdracht heeft.

Het voorstel staat er ook garant
voor dat de krachtlijnen die de
onderzoekers hebben voorgesteld,
zullen worden toegepast. Dankzij
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
6
permettre dans certains cas, lorsqu'on ne trouve pas de personne,
mais qu'il existe quelqu'un qui accepte d'accomplir les deux mandats,
à cette Commission de fonctionner. Loin de nous l'idée de dire que
nous allons prendre demain le Comité de bioéthique et le transférer
dans la Commission chargée des recherches sur les embryons.
Simplement, à partir du moment où nous nous trouvons dans un
véritable cul-de-sac, dans la mesure où nous n'avons pas
suffisamment de candidats, il faudra trouver éventuellement des
volontaires.

Ces volontaires existent puisque lors du deuxième appel aux
candidats, des personnes en provenance du Comité de bioéthique se
sont proposées. Ce n'est pas grave dans la mesure où, d'un côté,
cette commission a des actions très concrètes sur les recherches
menées dans ce domaine des embryons, et que de l'autre, le Comité
de bioéthique, par sa fonction généraliste, est en charge de réflexions
fondamentales portant sur cela comme sur d'autres choses. Ainsi
rappelez-vous l'extraordinaire analyse faite du statut juridique de
l'embryon. Celle-ci a entraîné une présentation de trois ou quatre
positions différentes faites avec une très grande minutie et une très
grande intelligence dans la recherche des solutions pour les uns et
pour les autres.

Voilà la situation. On est obligé de faire ainsi parce qu'on ne peut pas
faire autrement. D'un autre côté, il est urgent que l'on commence. Les
chercheurs eux-mêmes souhaitent qu'il y ait des lignes directrices.
Ces lignes directrices sont dans cette loi. Que cette loi soit appliquée.
Que chacun puisse bien apprécier le contrôle qui sera fait des
recherches qui permettront à la science de progresser et d'éradiquer
une série de maladies génétiques. Ce sera évidemment le meilleur
pour nos concitoyens.
het toezicht op het onderzoek zal
er naar ik hoop vooruitgang
kunnen worden geboekt in de
bestrijding van genetisch bepaalde
ziekten.
03.03 Rudy Demotte, ministre: Monsieur le président, je voudrais
simplement confirmer ce que j'ai déjà dit en commission, à savoir que
l'amélioration proposée me semble tout à fait justifiée. Par
conséquent, j'apporte mon plein soutien à ce texte.
03.03 Minister Rudy Demotte:
De voorgestelde verbetering lijkt
mij gerechtvaardigd en die tekst
krijgt dan ook mijn steun.
Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.

Discussion des articles
Bespreking van de artikelen

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion.
(Rgt 85, 4) (1750/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis
voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1750/1)

Le projet de loi compte 2 articles.
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.

A l'article 1, il n'y a pas d'amendement ni d'observations et il est adopté.
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
7

A l'article 2, il y a une modification technique. Le texte, tel que corrigé, est le suivant: "L'article 9, §2, alinéa
2 de la loi du 11 mai 2003 relative à la recherche sur les embryons in vitro, est abrogé".

"Artikel 9, § 2, tweede lid van de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro, wordt
opgeheven".

Geen opmerkingen? Aangenomen.
Pas d'observations? Adopté.

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article avec correction du texte.
De artikelen 1 en 2 worden met tekstverbetering artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
04 Proposition de loi relative aux droits des bénévoles (455/1-10)
- Proposition de loi relative aux droits des bénévoles (499/1-3)
04 Wetsvoorstel betreffende de rechten van vrijwilligers (455/1-10)
- Wetsvoorstel betreffende de rechten van de vrijwilliger (499/1-3)

Je vous propose de consacrer une seule discussion à ces deux propositions de loi. (Assentiment)
Ik stel u voor een enkele bespreking aan deze twee wetsvoorstellen te wijden. (Instemming)

Discussion générale
Algemene bespreking

La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
04.01 Nahima Lanjri, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, collega's,
wij staan voor de bespreking van een belangrijk wetvoorstel. Het
betreft namelijk het wetsvoorstel dat het statuut van de vrijwilligers
regelt. Hierover werden al jarenlang voorstellen ingediend door
verschillende partijen.

Vandaag liggen hier twee wetsvoorstellen ter tafel: een wetsvoorstel
van de dames van Gool, De Meyer, Storms, Temsamani, De Block,
Gerkens en de heren Bourgeois, Courtois, Delizée en Viseur, en een
wetsvoorstel van de dames Creyf en D'hondt. De commissie is over
deze voorstellen bijeengekomen in maart vorig jaar en dit jaar op
verschillende momenten. Er werd een advies uitgebracht door de
Hoge Raad voor Vrijwilligers en door de Nationale Arbeidsraad.

Mevrouw van Gool heeft het eerste wetsvoorstel in de commissie
toegelicht. Zij benadrukte het belang van dit wetsvoorstel voor het
vrijwilligerswerk, omdat vrijwilligerswerk een belangrijke plaats
inneemt in de samenleving. De komende jaren zal het belang alleen
maar toenemen. Het is belangrijk om het werk van vrijwilligers te
erkennen, te ondersteunen en te begeleiden. Het wetsvoorstel sluit
aan bij vroegere wetgevende initiatieven en daarom werden er ook al
verschillende adviezen uitgebracht door verschillende instanties. Die
adviezen werden ook verwerkt in het voorstel. Het wetsvoorstel,
daarop kom ik zodadelijk terug, geeft eerst de definitie van een aantal
begrippen en duidt op het vrijwillig karakter. Er is ook sprake van een
organisatienota, het belang van het duidelijk vastleggen van de
aansprakelijkheid en de verzekering.
04.01 Nahima Lanjri, rapporteur:
La commission a examiné les
deux propositions de loi en mars
2004 et à plusieurs reprises en
2005. Le Conseil supérieur des
volontaires et le Conseil national
du travail ont rendu leur avis.

Mme van Gool a commenté la
première proposition de loi. Elle a
souligné l'importance croissante
des volontaires, estimant que leur
travail doit être reconnu, soutenu
et suivi. Etant donné que la
proposition s'inscrit dans le prolon-
gement d'initiatives antérieures,
les avis des diverses instances y
ont déjà été incorporés. La
proposition définit plusieurs
notions et le caractère volontaire. Il
est aussi question d'une note
d'organisation et de l'importance
d'une responsabilité et d'une
assurance clairement définies. La
proposition initiale ne mentionnait
qu'une assurance facultative. La
proposition de loi offre un statut
fiscal et social qui règle
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
8
In het oorspronkelijke voorstel van mevrouw van Gool en consorten
was er geen sprake van een verplichte verzekering, maar enkel van
een facultatieve. Het wetsvoorstel reikt een fiscaal en sociaal statuut
aan ter regeling van de kostenvergoeding die de organisatie
eventueel aan de door haar ingezette vrijwilligers toekent, namelijk
een maximumbedrag van 50 euro per dag en 1.250 euro per jaar.

Voor de vrijwilligers met recht op een sociale uitkering geldt niet
langer de verplichting om de verzekeringsinstelling toelating te vragen
om het vrijwilligerswerk te kunnen uitoefenen, op voorwaarde dat de
kostenvergoeding die zij ontvangen niet hoger ligt dan de zojuist
genoemde bedragen.

Nadien volgde er in de commissie een toelichting van het wetsvoorstel
van mevrouw Creyf en mevrouw D'hondt van CD&V. Mevrouw
D'hondt onderstreepte het belang van vrijwilligerswerk en het belang
om die activiteit duidelijk af te bakenen. Zij stelde heel duidelijk dat het
voorstel eigenlijk een overname is van een eerder ingediend voorstel
van CD&V in september 2000. Dit voorstel werd teruggetrokken nadat
er overleg was geweest om een gemeenschappelijk voorstel in te
dienen met de meerderheid. Zij gaf verbitterd toe dat dit voorstel
uiteindelijk niet behandeld werd en op niets is uitgedraaid. Daarom
wenste zij het voorstel van de meerderheid niet opnieuw mee in te
dienen, maar komt zij zelf met een eigen voorstel.

Beide wetsvoorstellen vertonen toch heel wat gemeenschappelijke
punten; de belangrijkste verschillen waren de verzekering en de
vrijwilligersovereenkomst. Het wetsvoorstel van CD&V gaat ervan uit
dat de aansprakelijkheidsverzekering voor vrijwilligers noodzakelijk is
om de rechtszekerheid te waarborgen. Er moet een verzekering
worden gesloten, ongeacht de financiële mogelijkheden van de
organisatie. Ons wetsvoorstel voorziet ook in een tegemoetkoming
door de overheid aan kleinere organisaties. Aangezien veel gezinnen
niet over een aansprakelijkheidsverzekering beschikken, is het
volgens ons niet relevant die verzekering ook voor het vrijwilligerswerk
te doen gelden. De uitbreiding van de dekking van de
aansprakelijkheidsverzekering tot het vrijwilligerswerk dreigt
bovendien de premie de hoogte in te jagen.

Het initieel ingediende wetsvoorstel van de meerderheid beoordeelde
mevrouw D'hondt als ruim onvoldoende. Zij achtte het nodig om
bepaalde amendementen in te dienen. De amendementen, die zowel
door de oppositie als de meerderheid werden ingediend, hebben ertoe
geleid dat soms letterlijk delen van het CD&V-wetsvoorstel werden
overgenomen. Ik verwijs hiervoor naar de tabel die bij het verslag
werd gevoegd met een vergelijking van beide wetsvoorstellen en de
amendementen. Ik ga daar verder niet in detail op in.

Oorspronkelijk had het CD&V-voorstel het over de
vrijwilligersovereenkomst, terwijl mevrouw van Gool sprak van een
organisatienota. De vrijwilligersovereenkomst zou normaal gezien
geen nutteloze administratieve formaliteit mogen zijn als de overheid
bijvoorbeeld typeovereenkomsten ter beschikking stelt.

Minister Demotte was ingenomen met de initiatieven die door de
kamerleden werden ondernomen, en steunde ook de initiatieven. Hij
vond het ook belangrijk om tot een gedragen voorstel te komen, over
de grenzen van meerderheid en oppositie heen. Hij heeft de aandacht
l'indemnisation éventuelle des
volontaires d'une organisation. Il
s'agit d'un montant maximum de
50 euros par jour et de 1.250
euros par an. Les ayants droit
d'une allocation sociale ne sont
plus tenus de demander à leur
organisme assureur s'ils peuvent
effectuer du travail de volontariat à
condition que l'indemnisation ne
dépasse pas le maximum
autorisé.

Mme D'hondt est également
convaincue de l'importance du
bénévolat et elle estime que ces
activités doivent être clairement
délimitées. La proposition de loi de
Mmes D'hondt et Creyf reprend,
en grande partie, le contenu d'une
proposition qu'elles avaient déjà
déposée en septembre 2000 mais
qu'elles ont retirée pour adhérer à
une proposition commune. Cette
dernière proposition n'a cependant
pas abouti au cours de la
précédente législature. C'est
pourquoi le CD&V ne s'est pas
rallié, au cours de cette législature,
à la proposition de la majorité. Ces
deux propositions, qui ont de
grandes ressemblances, diffèrent
cependant à propos de
l'assurance et du contrat de
bénévole. La proposition du CD&V
part du principe que l'assurance
en responsabilité est nécessaire
pour les bénévoles afin de
préserver la sécurité juridique,
quelles que soient les possibilités
financières de l'organisation et elle
prévoit une intervention de
l'autorité pour les organisations de
moindre importance. Il n'est en
effet pas pertinent de faire jouer
l'assurance en responsabilité pour
le bénévolat également. Bon
nombre de ménages n'ont pas ce
type d'assurance et en outre, on
risque de voir le montant des
primes grimper en flèche.

Divers amendements présentés
par l'opposition aussi bien que par
la majorité ont eu pour effet que
certains passages ont été puisés
tels quels dans la proposition de
loi CD&V. Je vous renvoie au
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
9
gevestigd op een aantal punten, die de Hoge Raad voor Vrijwilligers te
berde heeft gebracht, met name het vrijwilligerswerk verricht door
minderjarigen, asielzoekers en de zogenaamde grijze zone. Het gaat
hierbij om de zone tussen vrijwilligerswerk en bezoldigd werk, de
semi-agorale arbeid.

Daarnaast vond hij het belangrijk om rekening te houden met een
aantal vragen en aspecten, namelijk de al dan niet verplichte
verzekering ­ in de commissie is daarover heel uitgebreid
gediscussieerd ­ de vergoeding, collega Turtelboom zal daarover
straks het woord nemen, de controlemogelijkheden van de overheid,
eventuele sancties bij het combineren van een vervangingsinkomen
met vrijwilligerswerk.

De minister van Werk gaf haar steun aan beide wetsvoorstellen. Zij
ging evenwel niet akkoord met een bepaald amendement met
betrekking tot de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.

In de algemene bespreking benadrukte de heer Courtois dat hij
positief was over de ingediende voorstellen, maar hij vroeg ook
aandacht voor de vele vrijwilligers in de sport. Hij vroeg daarom een
verhoging van de maximum toegelaten belastingvrije som tot
1.500 euro. Minister Demotte daarentegen was er geen voorstander
van om die grens op te trekken, omdat hij vreesde dat dit kon leiden
tot een grotere discrepantie, aangezien de mensen ook beschikbaar
moesten blijven voor de arbeidsmarkt.

Mevrouw Creyf heeft in de algemene toelichting benadrukt dat er
sinds 1998 verscheidene initiatieven door haar fractie zijn ingediend
en benadrukte het belang van een juridisch statuut met ­ heel
belangrijk ­ de verzekeringen burgerlijke aansprakelijkheid en
juridische bijstand.

Mevrouw Turtelboom pleitte voor administratieve vereenvoudiging en
dus bijvoorbeeld ook om bepaalde documenten elektronisch te
kunnen laten bezorgen en zij wees ook op de nood tot een evaluatie
achteraf en het belang van het beschikbaar blijven voor de
arbeidsmarkt.

De heer Delizée wees op de knelpunten van de grijze zone tussen
vrijwilligerswerk en bezoldigde arbeid en hij gaf de voorkeur aan een
maandelijkse bovengrens wat de onkostenvergoeding betrof.

Mevrouw van Gool wees op de stappen die zij had gezet om tot een
gezamenlijk wetsvoorstel te komen en wees op het onderscheid dat
moet worden gemaakt in de sportwereld tussen vrijwilligers en
professionelen.

Dan zou ik nu hoofdstuk per hoofdstuk snel even willen doorlopen.

Wat de algemene bepalingen betreft wil ik wijzen op het voorstel van
de heer Delizée om het woord `bénévolat' te vervangen door het
woord `volontariat' omdat dit meer wijst op de vrijheid die een persoon
heeft om zich ten dienste te stellen van andere personen.

Er werd ook een amendement ingediend door mevrouw van Gool met
betrekking tot vrijwilligerswerk vanuit het buitenland. Uiteindelijk heeft
dit ertoe geleid dat het statuut van toepassing moet zijn op iedereen
tableau comparatif des deux
propositions de loi annexé au
rapport.

Le ministre Demotte a accueilli
chaleureusement ces initiatives et
promis que le gouvernement
apporterait son soutien incondi-
tionnel à l'élaboration d'un cadre
légal pour le bénévolat. En outre, il
s'est penché plus longuement sur
le bénévolat des mineurs d'âge et
des demandeurs d'asile, et sur la
zone grise ou le travail semi-
agoral. Il a attiré aussi l'attention
sur l'assurance obligatoire ou non,
la rémunération, les possibilités de
contrôle par l'autorité publique, les
sanctions en cas de non-respect
et la combinaison entre bénévolat
et revenu de substitution.

La ministre de l'Emploi a soutenu
les deux propositions de loi mais
elle n'approuvait pas un
amendement concernant les
travailleurs étrangers.

Au cours de la discussion
générale, M. Courtois s'est montré
favorable aux propositions de loi
mais il a demandé qu'on prête
davantage attention aux nombreux
bénévoles dans le monde du sport
pour lesquels il souhaite porter à
1.500 euros par an l'indemnité
exonérée d'impôt. Le ministre n'a
pas marqué son accord sur ce
point parce qu'il considère que les
intéressés doivent rester
disponibles sur le marché du
travail.

Mme Creyf a indiqué que son
groupe prenait en la matière des
initiatives depuis 1998 et elle a mis
l'accent sur la nécessité de prévoir
une assurance responsabilité civile
et assistance juridique.

Mme Turtelboom a plaidé en
faveur d'une simplification
administrative et souligné la
nécessité d'une évaluation et
l'importance de la disponibilité sur
le marché de l'emploi.

M. Delizée a évoqué la zone grise
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
10
die vrijwilligerswerk doet, ofwel in België, ofwel in het buitenland, maar
georganiseerd vanuit België als de organisatie in België een
standplaats heeft en als de personen die dat vrijwilligerswerk
verrichten hun hoofdverblijf in België hebben.

Ik denk niet dat ik zo uitgebreid moet ingaan op het tweede hoofdstuk,
waarin gehandeld wordt over de definities van vrijwilligerswerk,
vrijwilligersorganisaties en de organisatienota, al wil ik wel wijzen op
één punt: er is een fout geslopen in het verslag. Dat wil ik hierbij
rechtzetten. In het verslag is ten onrechte een tekst aangepast,
waarvan de oorspronkelijke tekst moest behouden blijven. Ik verwijs
naar artikel 3, 1° c); het moet zijn `die ingericht wordt door een
organisatie, anders dan een familie of privé-verband van diegenen die
de activiteit verricht'. Dat is de juiste tekst en dus niet zoals nu in de
tekst staat; `die geen verband heeft met familie of de privé-relaties'. Ik
maak deze opmerking ook op vraag van het secretariaat.

Hoofdstuk drie gaat over de organisatienota en daar is heel lang over
gediscussieerd, meer bepaald over het feit of de organisatienota met
een contract kan worden gelijkgesteld, waar rechten en plichten aan
verbonden zijn.

CD&V was veeleer voorstander van een vrijwilligersovereenkomst. De
MR was voorstander van een informatienota, omdat zij vreesden voor
teveel verplichtingen en formaliteiten, wat nefast zou zijn voor het
vrijwilligerswerk.

Door de goedkeuring van een aantal amendementen vertoont de
oorspronkelijke organisatienota een heel grote gelijkenis met de
vrijwilligersovereenkomst. In elk geval komt het er thans op neer dat
organisaties, alvorens de vrijwilliger van start kan gaan, de vrijwilliger
een nota moeten overhandigen met een minimum aan belangrijke
informatie onder meer over verzekeringscontract, risico's,
vergoedingen en geheimhouding.

In het volgende punt wil ik de aansprakelijkheid en de verzekering
bespreken. Wat de aansprakelijkheid betreft, stelt het voorstel dat de
commissie heeft goedgekeurd, dat de organisatie verantwoordelijk is
voor schade veroorzaakt door de vrijwilliger aan derden, tenzij er bij
de vrijwilliger sprake is van zware schuld, bedrog of herhaaldelijke
lichte schuld.

Over hoofdstuk 5 inzake de verzekering werd in de commissie lang
gediscussieerd. Oorspronkelijk bevatte het voorstel geen verplichting
om een verzekering te sluiten. Mevrouw Creyf wees erop dat dat
evenwel het wezen was van het statuut van de vrijwilliger, dat van bij
het begin als een belangrijk element naar voren werd geschoven. Het
CD&V-voorstel ging nog verder. Wij stelden niet alleen een verplichte
verzekering voor, maar ook een dekking voor lichamelijke en
materiële schade, schade die de vrijwilliger kan oplopen indien er een
ongeval gebeurt. De heer Drèze was eveneens voorstander van een
verplichte verzekering. Hij pleitte ervoor niet te veel onderscheid te
maken tussen VZW's en feitelijke verenigingen, omdat hij vreesde
voor oprichting van feitelijke verenigingen ten koste van VZW's. In zijn
advies sprak de NAR zich uit voor een verplichte burgerrechtelijke
aansprakelijkheidsverzekering, maar niet voor een verplichte
verzekering wat de rest betrof. Organisaties met voldoende middelen
moesten ook een verzekering tegen lichamelijke letsels en
qui existe entre bénévolat et travail
rémunéré, et exprimé sa
préférence pour un plafond
mensuel en matière de
défraiement.

Quant à Mme van Gool, elle s'est
attachée principalement à mettre
en évidence la distinction entre
bénévoles et professionnels dans
le monde sportif.

Sur proposition de M. Delizée, il a
été opté, dans le texte français,
pour le terme volontariat au lieu de
bénévolat, étant donné que ce
terme renvoie davantage à la
notion de volonté.

L'amendement van Gool relatif
aux activités de volontariat
exercées à partir de l'étranger a
été approuvé. Le statut s'applique
à toute personne exerçant une
activité de volontariat en Belgique
ou à l'étranger si celle-ci est
organisée à partir de la Belgique.

En ce qui concerne les définitions,
une erreur s'est glissée dans le
rapport. Le texte correct de l'article
3, 1°, c) doit être le suivant: qui est
organisée par une organisation
autre que le cercle familial ou privé
de celui qui exerce l'activité.

Le point relatif à la note
d'organisation a été longuement
débattu, plus particulièrement sur
la question de savoir s'il s'agissait
d'un véritable contrat impliquant
des droits et des obligations. La
conclusion qui s'en est dégagée a
été qu'une organisation était tenue
de transmettre au volontaire une
note d'organisation contenant un
minimum d'informations
importantes.

Quant à la responsabilité et à
l'assurance, il a finalement été
décidé de rendre obligatoire
l'assurance couvrant la responsa-
bilité civile, avec une possible
extension aux dommages
corporels et à la protection
juridique pour certaines catégories
de volontaires.
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
11
rechtsbijstand sluiten.

Er werd een aantal amendementen ingediend door de heer Delizée
en door mevrouwen Creyf en D'hondt. Er werd een algemeen akkoord
bereikt over het volgende. De organisatie moet verplicht een
verzekering sluiten voor de burgerlijke aansprakelijkheid van zowel de
organisatie als de vrijwilliger. Daarnaast kan bij KB voor bepaalde
categorieën van vrijwilligers de verzekering worden uitgebreid tot
lichamelijke schade van de vrijwilliger en tot rechtsbijstand.

Verschillende leden van de commissie hebben aangedrongen op een
kostenraming van de verschillende soorten polissen en ook en vooral
van financiële ondersteuning van organisaties bij het sluiten van een
verzekering. Dat kan onder meer door op het niveau van de
Gemeenschap, de provincie, de gemeente of de federatie van een
organisatie een basiscontract aan te bieden waarop de lokale
organisaties tegen een beperkte vergoeding kunnen inschrijven.

Wat de kostenraming betreft, heeft de minister de
verzekeringsmaatschappijen gecontacteerd. Zij verzekerden hem dat
thans reeds heel wat soepele formules bestaan.

Ik rond af met het punt in verband met het arbeidsrecht. Het is de
bedoeling een duidelijk onderscheid te maken tussen enerzijds
vrijwilligers en, anderzijds personen in loonverband. Daarom is het
nodig dat vrijwilligers niet vallen onder heel wat bepalingen uit het
arbeidsrecht, zowel wetten als koninklijke besluiten. Sommige
bepalingen van het arbeidsrecht moeten evenwel wel van toepassing
blijven op vrijwilligers, onder meer de bepalingen met betrekking tot
het welzijn op het werk.

Verder werd er ook nog gediscussieerd over de mogelijkheden om
asielzoekers vrijwilligerswerk te laten doen. Dit moet mogelijk zijn,
maar het mag niet leiden tot oneigenlijk gebruik, bijvoorbeeld tot
nieuwe migratiestromen of misbruik van die vrijwilligers door
economische uitbuiting.

Ik zou hiermee willen afronden en het woord geven aan mijn
medeverslaggeefster, mevrouw Turtelboom, voor de volgende
hoofdstukken.

Enfin, il a été insisté sur la
réalisation d'une évaluation des
coûts et sur un soutien financier.
La province pourrait ainsi proposer
une assurance de base, par
exemple, que les organisations
pourraient souscrire moyennant
une cotisation réduite.

Les volontaires ne peuvent pas
relever du droit du travail, mais
certaines dispositions, telle que
celle relative au bien-être sur le
lieu de travail, s'appliquent
également aux volontaires.

La discussion a abordé ensuite la
possibilité d'autoriser les
demandeurs d'asile à exercer des
activités de volontariat, sans que
cela puisse engendrer de
nouveaux flux migratoires ou une
exploitation économique.
De voorzitter: Mevrouw Lanjri, ik dank u voor uw verslag. De tweede verslaggeefster is mevrouw
Turtelboom, die ook het woord zal voeren voor haar fractie.
04.02 Annemie Turtelboom, rapporteur: Mijnheer de voorzitter,
beste collega's, cijfers tonen aan dat het aantal vrijwilligers de voorbije
jaren in België ongeveer stabiel blijft, ook al zeggen kwatongen dat
onze samenleving veel meer individualiseert. Toch is nog altijd een op
zeven Belgen vandaag vrijwilliger.

We zien anderzijds ook dat het profiel van de vrijwilliger verandert.
Vrijwilligerswerk gebeurt niet altijd meer in de georganiseerde,
eeuwenoude groepsverbanden, maar ook op een zeer individuele en
flexibele manier.

Daarom is het wetsontwerp dat wij hier vandaag bespreken, uitermate
belangrijk. Het is uiteraard van groot belang dat we alle vrijwilligers die
er op dit ogenblik in België zijn, meer dan een hart onder de riem
04.02 Annemie Turtelboom,
rapporteur: Ces dix dernières
années, le nombre de bénévoles
dans notre pays est resté
pratiquement constant. Un Belge
sur sept travaille bénévolement. Le
profil du bénévole a bien changé
et il n'est plus cantonné à un
groupe particulier de personnes.

La rémunération du travail
bénévole constituait un des
aspects les plus importants du
débat. Cette proposition fixe le
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
12
steken.

Aansluitend op het verslag van collega Lanjri wil ik ook zeggen dat
een van de belangrijkste aspecten bij de bespreking in de commissie
voor de Sociale Zaken van de afgelopen weken, de vergoeding is die
bij het vrijwilligerswerk hoort. Het onbezoldigd karakter van het
vrijwilligerswerk belet niet dat de vrijwilliger de voor de organisatie
gemaakte kosten vergoed krijgt. Het voorstel bepaalt een bovengrens
per jaar, per dag en per trimester. De grens is bepaald op een
jaarbedrag van ongeveer 991 euro per jaar, 600 euro per trimester en
ongeveer 24 euro per dag. Oorspronkelijk bedroeg de bovengrens per
jaar 1.000 euro, maar het is na advies van de Nationale Arbeidsraad
teruggebracht op het bedrag van 991 euro. Dat is maar een klein
verschil, maar toch vreesde hij voor het ontstaan van een grijs of
zwart circuit.

De CD&V-fractie heeft bij monde van onder andere collega D'hondt
een amendement ingediend om het bedrag vast te stellen op 1.250
euro per jaar. Zij maakte bovendien ook de vergelijking met het
kunstenaarsstatuut, dat ook met hogere bovengrenzen te maken
heeft.

Ook de collega's Michel en Courtois maakten principiële bezwaren bij
de hoogte van het bedrag. Volgens de MR-fractie sluit men met een
bedrag van bijna 1.000 euro per jaar veel vrijwilligers uit die actief zijn
in de sportsector.

Zowel collega van Gool als ikzelf wezen erop dat er op dit ogenblik
twee mogelijkheden zijn om vergoedingen voor vrijwilligers uit te
keren. Enerzijds kan de organisatie dat forfaitair doen en dan gelden
de maximumgrenzen per jaar, die in het wetsvoorstel staan.
Anderzijds kunnen de vrijwilligers de bewijzen van de werkelijk
gemaakte kosten bezorgen aan hun organisatie. Op basis van die
bewijzen kan de vergoeding dan meer bedragen dan 1.000 euro per
jaar. Dat kan bijvoorbeeld van belang zijn voor vrijwilligers die af en
toe buitenlandse reizen moeten maken voor hun organisatie.

Ook minister Demotte sloot zich aan bij het advies van de Nationale
Arbeidsraad. Op die manier was de meerderheid van de
commissieleden het erover eens dat het risico op de verdringing van
bezoldigd werk wordt beperkt. Bovendien wees de minister er ook op
dat men eigenlijk het statuut van de vrijwilliger niet mag vergelijken
met het kunstenaarsstatuut, omdat het toch om een verschillende
problematiek gaat.

Als de bedragen uit het artikel worden overschreden, dan wordt de
activiteit die men uitvoert niet meer als vrijwilligerswerk beschouwd.
Bovendien wordt aan de Koning, in overleg met de Ministerraad, de
mogelijkheid gegeven om de bedragen voor bepaalde specifieke
categorieën van vrijwilligers te verhogen. Zo zijn er bijvoorbeeld
specifieke categorieën voor de Rode-Kruismedewerkers en de
medewerkers van de civiele bescherming.

Ik kom op een belangrijke vraag. Mag een uitkeringsgerechtigde
werkloze ook vrijwilligerswerk doen? Ja, na een eenvoudige
voorafgaande aangifte bij het werkloosheidsbureau. De werkloze
moet dus geen toestemming meer vragen. Hij doet eigenlijk gewoon
een aanvraag. Tot nu toe moest de werkloze toestemming vragen,
plafond des indemnités de
couverture des frais par année,
jour et trimestre. A l'origine, ce
plafond se situait à 1.000 euros
mais, à la suite de l'avis rendu par
le Conseil national du travail, il a
été ramené à 991 euros. A ce
sujet, Mme D'hont a déposé un
amendement demandant de fixer
le montant à 1.250 euros. Elle se
référait à ce effet au statut de
l'artiste. MM. Michel et Courtois
ont également estimé que le
plafond proposé aurait pour effet
d'exclure de nombreux bénévoles
du secteur sportif.

Mme van Gool et moi-même
avons souligné que cette
proposition prévoit deux
possibilités : une organisation peut
allouer un montant forfaitaire
maximum de 991 euros mais le
bénévole peut également porter en
compte ses frais réels, de sorte
que l'indemnité peut être plus
élevée. Le ministre s'est
également rallié à l'avis du CNT.
La majorité s'accordait pour dire
que le risque d'évincement du
travail salarié est ainsi limité. Le
ministre a souligné que le statut
des bénévoles n'était pas
comparable à celui des artistes.
En cas de dépassement de ces
montants, l'activité exercée n'est
plus considérée comme du
bénévolat. Le Roi, en concertation
avec le Conseil des ministres peut
augmenter les montants pour
certaines catégories spécifiques.

Un chômeur indemnisé peut se
livrer à une activité bénévole après
une simple déclaration préalable
auprès du bureau de chômage. La
suppression de la demande
d'autorisation met fin à l'arbitraire.
Le directeur du bureau de
chômage peut faire appel dans les
deux semaines. Mme Lahaye-
Battheu a fait remarquer que les
activités bénévoles ne pouvaient
pas restreindre la disponibilité du
chômeur pour le marché de
l'emploi. Un amendement de Mme
van Gool donne au Roi la
possibilité de fixer les règles pour
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
13
wat eigenlijk tot een vrij grote willekeur leidde. Sommige directeurs
gaven die toestemming en andere directeurs gaven die niet. Het
voorstel dat op dit ogenblik ter tafel ligt, draait eigenlijk de gang van
zaken om. Werklozen doen een aangifte en de directeur van het
werkloosheidsbureau kan daartegen dan beroep aantekenen.

Een amendement regelt ook de voorwaarden waaronder de directeur
van het werkloosheidsbureau zich binnen de twee weken kan
verzetten tegen het vrijwilligerswerk.

Collega Lahaye-Battheu zei namens de VLD-fractie dat het heel
belangrijk is dat het vrijwilligerswerk de beschikbaarheid van
werklozen voor de arbeidsmarkt niet mag beperken.

Een amendement van collega van Gool geeft de Koning de
mogelijkheid de regels voor de aangifteprocedure en de voorwaarden
waarbinnen een afwezigheid van een aangifte toch zal leiden tot het
verlies van uitkering, te bepalen.

Artikel 14 en de volgende artikelen regelen de
cumulatiemogelijkheden tussen de vergoeding voor vrijwilligerswerk
en arbeidsongeschiktheid, brugpensioen, leefloon,
tegemoetkomingen aan personen met een handicap, het recht op een
gewaarborgd inkomen voor bejaarden en de inkomensgarantie voor
bejaarden. Ik verwijs hiervoor graag naar de gedetailleerde
bespreking in het schriftelijk verslag. Op al die artikelen zijn
amendementen ingediend door de CD&V-fractie en door collega van
Gool, de indiener van een van de twee voorstellen. Zo werd onder
meer een amendement ingediend waarbij de controlearts zou moeten
nagaan of de algemene gezondheidstoestand van de vrijwilliger
verenigbaar is met zijn activiteit als vrijwilliger.

Omdat de vergoeding voor vrijwilligerswerk geen inkomen is, kan het
bijgevolg ook geen effect hebben op de uitbetaling van de
gezinsbijslagen.

De slotbepalingen in het wetsvoorstel over de rechten van de
vrijwilliger voorzien in controlemechanismen en de mogelijkheid
bijkomende voorwaarden op te leggen. Zij zijn bedoeld om te
vermijden dat misbruik wordt gemaakt van het vrijwilligersstatuut. Dat
is belangrijk voor organisaties die zowel met vrijwilligers als met
personen die geen vrijwilliger zijn, werken.

Indien het voorstel wordt goedgekeurd, zal het zes maanden na
publicatie in het Staatsblad van kracht worden.

Het wetsvoorstel werd op de eindstemming op 3 mei 2005 unaniem
goedgekeurd in de commissie voor de Sociale Zaken. Voor de
stemming per artikel verwijs ik ook graag naar het schriftelijk verslag.
Ik kan alvast zeggen dat er voor elk artikel een ruime meerderheid
was en af en toe een tegenstem of een aantal onthoudingen.
la procédure de déclaration.

Les articles 14 et suivants règlent
les possibilités de cumul entre les
activités bénévoles et les
indemnités autres que les
allocations de chômage. Le CD&V
et Mme van Gool ont déposé des
amendements à tous les articles.

Les activités bénévoles ne
génèrent pas de revenus et n'ont
donc pas de répercussions sur le
montant des allocations du
ménage.

Les dispositions finales règlent les
mécanismes de contrôle et
l'instauration de conditions
supplémentaires éventuelles
destinées à empêcher les abus. Si
la proposition est adoptée, les
bénévoles auront leur propre statut
six mois après sa publication au
Moniteur. La proposition a été
adoptée à l'unanimité en
commission des Affaires sociales
le 3 mai 2005. Les amendements
ont été adoptés par une large
majorité.
De voorzitter: Mevrouw Turtelboom, u krijgt nu het woord voor uw uiteenzetting namens uw fractie.
04.03 Annemie Turtelboom (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, collega's, de bijdrage die vrijwilligers leveren aan de
maatschappij kan niet voldoende in de verf worden gezet. Het minste
wat wij als beleidsverantwoordelijken kunnen doen, al was het maar
04.03 Annemie Turtelboom
(VLD): J'interviens au nom de mon
groupe. Les bénévoles apportent
une large contribution à la société.
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
14
uit blijk van respect voor hun enorme verdiensten, is ervoor te zorgen
dat de betrokkenen hun vrijwilligersactiviteit op een correcte en
onbezorgde wijze kunnen voltrekken.

Het is dan ook niet echt iets om fier op te zijn dat het Parlement zes
jaar nodig heeft gehad om de regeling op de agenda van de plenaire
vergadering te kunnen plaatsen. Het is nog minder fraai dat wij eerst
werk hebben gemaakt van het oprichten van een nieuwe structuur, de
Hoge Raad voor Vrijwilligers, in plaats van voorrang te gegeven aan
de mensen die dagelijks dat vrijwilligerswerk doen.

Dat is ook de reden waarom destijds mijn collega, mevrouw De Block,
namens VLD weigerde om een voorstel van resolutie, waarin werd
aangedrongen op de oprichting van de Hoge Raad voor Vrijwilligers,
mede te ondertekenen. De weigering kwam er niet omdat we de Raad
niet zouden hebben gewenst, maar wel omdat we vinden dat de
wagen niet voor de paarden moet worden gespannen.

Echter, uiteindelijk, what's in a name? Belangrijk is dat hier vandaag
een tekst voorligt die de vrijwilligers uit hun rechtsonzekere positie
moet halen. Voor VLD is de individuele vrijwilliger steeds primordiaal
geweest. Wij hebben ons met andere woorden steeds voor ogen
gehouden dat het wetsvoorstel tegemoet zou komen aan de
problemen en verzuchtingen van zoveel mogelijk vrijwilligers.
Collega's, ik meen te mogen zeggen dat we daarin zijn geslaagd.

Ik geef toe dat we niet alle problemen hebben kunnen oplossen. Zo
blijft bijvoorbeeld een regeling voor het vrijwilligerswerk in
sportverenigingen noodzakelijk. Aangezien het echter om een
specifiek geval gaat, dring ik er namens mijn fractie op aan dat er
voor deze specifieke groep heel snel werk zou worden gemaakt van
een dergelijke regeling.

Dat de VLD bij de behandeling van het wetsvoorstel een constructieve
houding heeft aangenomen, is bekend, al was het maar om de
vrijwilligers te belonen voor hun inzet. Met die inzet bewijzen ze niet
alleen grote diensten aan het algemeen belang, sommigen krikken er
ook hun eigenwaarde mee op. Een vrijwilliger van een oncologisch
centrum vatte het ooit treffend voor mij samen door te stellen dat er
een wereld voor hem openging in het centrum, ook al omdat niets
hem tot die inzet verplichtte. Hij voelde er zich zo nuttig door.
Collega's, wij krijgen allemaal regelmatig gelijkaardige opmerkingen.

Tijdens de bespreking zijn er enkele aandachtspunten geweest
waarop VLD blijvend heeft gehamerd. Ik geef een kort overzicht
ervan.

Ten eerste, vrijwilligerswerk is geen volwaardig vervangmiddel voor
regulier werk. Via vrijwilligerswerk kan een werkzoekende bijkomende
kwalificaties verwerven, blijvend actief zijn en op die manier ook zijn of
haar kansen op een job verhogen. Voor ons is het altijd essentieel
geweest dat werkzoekenden op elk moment ook beschikbaar blijven
voor de arbeidsmarkt.

Dat was meteen ook de reden waarom VLD aandrong op een
beperkte onkostenvergoeding. Het kan immers niet de bedoeling zijn
dat de politiek een nieuwe werkloosheidsval creëert in tijden dat de
regering probeert om via vele maatregelen werklozen opnieuw aan
Nous devons dès lors veiller à ce
qu'ils puissent mener leurs
activités correctement. Je déplore
qu'il ait fallu attendre six ans avant
qu'une réglementation en la
matière soit portée à l'ordre du
jour de la séance plénière et
qu'une nouvelle structure, le
Conseil supérieur des volontaires,
ait d'abord été créée et que l'on
n'ait pas donné la priorité aux gens
actifs sur le terrain. C'est la raison
pour laquelle, au nom du VLD,
Mme De Block a refusé de signer
une proposition de résolution qui
demandait instamment la création
du Conseil supérieur des
volontaires.

La proposition de loi vise à mettre
fin à l'insécurité juridique des
bénévoles. Pour le VLD, c'est
surtout la situation du bénévole
individuel qui importe. Nous
n'avons pas pu résoudre tous les
problèmes, notamment le travail
des bénévoles au sein des
associations sportives. Au nom de
mon groupe, j'insiste pour qu'une
réglementation soit rapidement
élaborée pour cette catégorie
spécifique.

Le VLD a adopté une attitude
constructive lors de l'examen de
cette proposition, ne fût-ce que par
gratitude envers les bénévoles.
Par leur dévouement, ils servent
l'intérêt public et pour certains,
cette activité permet également
d'améliorer l'image qu'ils ont
d'eux-mêmes.

Le travail des bénévoles ne
constitue pas un substitut à part
entière au travail régulier. Le
bénévolat permet aux demandeurs
d'emploi d'acquérir des
qualifications supplémentaires, de
rester actifs et ainsi d'augmenter
leurs chances de trouver un
emploi. Les demandeurs d'emploi
doivent être disponibles à tout
moment sur le marché de l'emploi.
C'est la raison pour laquelle le
VLD a plaidé pour l`octroi d'une
indemnisation limitée afin d'éviter
l'apparition d'un nouveau piège du
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
15
het werk te helpen. Tevens was het de bedoeling om te zoeken naar
een grootste gemene deler en niet om een regeling uit te werken die
toevallig goed zou uitkomen voor een of andere organisatie die met
veel vrijwilligers werkt. Anderzijds zou het ook niet eerlijk zijn om
vrijwilligers die voor de uitoefening van hun activiteit reële, hoge
onkosten moeten maken, daarvoor te bestraffen. Daarom werd in het
voorliggende voorstel een compromis gevonden. Er is een beperking
van ongeveer 1.000 euro op jaarbasis. Wie zijn kosten kan bewijzen,
mag dat bedrag echter overschrijden.

Om tegemoet te komen aan de problematiek van vrijwilligers wier
activiteiten sterk seizoensgebonden zijn, bijvoorbeeld bij een
speelpleinwerking, heeft de VLD een amendement voorgesteld om de
maandelijkse barema's te vervangen door trimesteriële
grensbedragen, waardoor men meer piekmomenten kan opvangen en
een flexibiliteit in het vrijwilligerswerk kan houden. Het verheugt ons
dat het amendement terzake door alle democratische partijen werd
goedgekeurd. In de werkloosheidsreglementering is er immers een
analoog probleem van echtgenoten en werkloze gezinshoofden die
actief zijn in de fruitpluk.

Een heikel punt vormde de verzekeringsplicht. De regeling waarin het
wetsvoorstel voorziet, lijkt ons een correcte regeling. Hier en daar
gingen stemmen op om een algehele verzekeringsplicht in te
schrijven, maar dat leek ons te vergaand, te meer omdat op dat punt
een belangrijke opdracht is weggelegd voor ondergeschikte besturen
en idealiter zelfs voor de Gemeenschappen. Toch is het not done dat
een federale overheid een plicht inschrijft in een wet die uitgevoerd
moet worden door de Gemeenschappen, die per slot van rekening
juridisch op dezelfde hoogte staan als de federale overheid.

Beste collega's, als het wetsvoorstel morgen in de Kamer
goedgekeurd wordt, dan zit ons werk erop, maar dat wil nog niet
zeggen dat de vrijwilligers op dat ogenblik al een statuut hebben. De
wet wordt pas van kracht een half jaar na de publicatie in het
Staatsblad. Dat is noodzakelijk om organisaties een
overgangsperiode te gunnen om zich aan te passen aan de nieuwe
regels. Toch wil ik bij de regering erop aandringen om niet te dralen
met de publicatie van de wet in het Staatsblad. Bovendien wil ik de
bevoegde ministers herinneren aan hun engagement om de
uitvoeringsbesluiten klaar te hebben bij de inwerkingtreding van de
wet, zodat er niet nog meer tijd verloren zou gaan.

De goedkeuring van het nieuwe voorstel moet tevens de aanleiding
vormen voor een evaluatie van het arbeidsrecht, om probleempunten
terzake op te sporen. Als die gevonden worden, is een snelle
aanpassing aan de nieuwe situatie een must.

Beste collega's, ik besluit. De vrijwilligers hebben veel geduld moeten
oefenen, maar nu staan wij op een zucht van een nieuwe wet die hun
belangeloze inzet weet te waarderen. De VLD zal dan ook met veel
plezier de nieuwe wet goedkeuren en hoopt dat de regering zonder
dralen zal zorgen voor de uitvoering en de voortgangsbewaking ervan.
chômage. L'objectif était par
ailleurs aussi d'arrêter une
réglementation adaptée à toutes
les organisations qui fonctionnent
à l'aide de bénévoles, également
les plus petites. Il ne serait
toutefois pas équitable de
pénaliser les bénévoles qui
doivent supporter des frais réels
élevés. Un compromis a dès lors
été proposé sous la forme d'un
montant maximum d'environ 1.000
euros sur base annuelle. Les
bénévoles qui peuvent justifier
leurs frais, peuvent néanmoins
dépasser ce plafond.

Pour les bénévoles dont les
activités sont étroitement liées aux
saisons, le VLD a présenté un
amendement tendant à remplacer
les barèmes mensuels par des
montants limites trimestriels, une
solution qui offre davantage de
souplesse. Cet amendement a été
adopté par tous les partis
démocratiques.

L'assurance obligatoire constitue
un point
épineux. D'aucuns
souhaitaient prévoir une obligation
générale d'assurance mais cela
nous semblait excessif, d'autant
qu'une importante mission est
réservée à cet égard aux pouvoirs
subordonnés et aux
Communautés.

La loi n'entrera en vigueur que six
mois après sa publication au
Moniteur belge. Ce délai est
nécessaire pour laisser une
période de transition aux
organisations. Je voudrais
toutefois demander qu'on ne tarde
pas à publier le texte. De plus, je
voudrais rappeler aux ministres
compétents qu'ils se sont engagés
à ce que les arrêtés d'exécution
soient prêts à l'entrée en vigueur
de la loi. L'adoption doit aussi être
l'occasion de procéder à une
évaluation du droit du travail.

Les bénévoles ont dû faire preuve
de beaucoup de patience mais
nous sommes à présent sur le
point de nous doter d'une nouvelle
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
16
loi, qui valorise leur engagement
désintéressé. Aussi est-ce très
résolument que le VLD adoptera la
nouvelle loi, en espérant que le
gouvernement veillera sans délai à
assurer l'exécution et le suivi.
Le président: Les orateurs suivants se sont inscrits dans la discussion générale: Mme Van Lombeek, Mme
Storms, M. Courtois, Mme D'hondt, Mme van Gool et M. Arens.
04.04 Danielle Van Lombeek-Jacobs (PS): Monsieur le président,
monsieur le ministre, chers collègues, après bien des années de
discussions, d'auditions et d'avis divers, notre Assemblée est
aujourd'hui invitée à se prononcer sur une proposition de loi relative
non pas à un statut mais bien aux droits des volontaires dans notre
pays.

Pour le groupe PS, un large consensus sur un texte législatif réaliste
et nuancé était d'autant plus important, car le volontariat est non
seulement une richesse pour la démocratie mais il nous concerne
tous. En effet, qui n'a jamais consacré, ne fût-ce qu'une seule fois, du
temps pour les autres par un engagement libre et gratuit qui dépasse
la simple entraide familiale ou amicale, par exemple pour améliorer
notre cadre de vie ou encore au sein de l'école ou du club sportif de
nos enfants?

Si l'associatif ne se confond pas nécessairement avec le volontariat, il
n'existe, dans sa plus grande part, que grâce à celui-ci. Les
tendances de la vie associative peuvent, dans une très large mesure,
être transposées au volontariat. Ici, nous abordons toute la question
du sens par rapport à des valeurs partagées. Le volontariat permet le
déploiement du sens, parce qu'il est un espace où se vit la solidarité
et où s'exercent liberté et responsabilité, soit les valeurs
fondamentales de toute société démocratique. Certes, il serait
incongru d'affirmer que la solidarité disparaît de notre société. Sans
doute même n'a-t-elle jamais été aussi présente, mais qui, en utilisant
les services publics, en envoyant ses enfants à l'école ou encore en
subissant une intervention chirurgicale, se souvient encore que
l'accessibilité n'existe que grâce à la participation de tous? Nous
bénéficions d'un nombre considérable de services que nous serions
bien incapables d'obtenir seuls ou par la simple solidarité familiale. Le
volontariat permet de vivre concrètement au quotidien la solidarité. De
cette manière, par son engagement, le volontaire renoue avec le
"lien", c'est-à-dire avec l'essentiel de la solidarité. Vu sous cet angle,
le volontariat a bel et bien aussi une vocation pédagogique.

En éprouvant la solidarité, le volontariat est également un vecteur
d'intégration sociale. Diverses études ont démontré que ce sont peut-
être les personnes les mieux intégrées qui sont les plus actives dans
la "gratuité". Sur ce point, il y a toute une matière à réflexion. Sans
doute, la professionnalisation croissante du secteur, la transmission
de certaines valeurs par le milieu socio-familial mais aussi les
inégalités sociales sont-ils autant de facteurs explicatifs. Néanmoins,
le passage réussi de "bénéficiaire" à "acteur" (par exemple, dans les
mouvements de jeunesse, les restos du coeur, les groupes
d'entraide...), ainsi que la multiplication de nouveaux collectifs
militants sont des signes d'une évolution dans les publics de
volontaires, évolution sur laquelle nous devons ouvrir les yeux et que
04.04 Danielle Van Lombeek-
Jacobs (PS): De PS-fractie meent
dat een ruime consensus over een
genuanceerde tekst van het
grootste belang is, aangezien het
vrijwilligerswerk niet alleen de
democratie verrijkt, maar
daarnaast ons allen aanbelangt.

Vrijwilligerswerk leidt tot zingeving
omdat het zich situeert in een
omgeving waar solidariteit, vrijheid
en verantwoordelijkheid centraal
staan. Dankzij zijn of haar inzet
knoopt de vrijwilliger opnieuw aan
met de fundamentele waarden.

Het vrijwilligerswerk bevordert
tevens de maatschappelijke
integratie.

Het tijdperk waarin de politiek nog
het monopolie had op het
collectieve engagement, is voorbij.
Alle tekenen wijzen er op dat het
vrijwilligerswerk aan uitbreiding toe
is. Bijgevolg rijst de vraag hoe ver
vrijwilligerswerk mag reiken en
waar betaalde arbeid moet
beginnen.

De Nationale Arbeidsraad (NAR)
vraagt zich af of de voordelen van
het vrijwilligerswerk op het vlak
van de versterking van het sociale
weefsel wel te rijmen vallen met
het werkgelegenheidsbeleid.

Voor de PS-fractie is die
tegenstelling ongegrond.

Omgerekend vertegenwoordigt het
vrijwilligerswerk zo'n 200.000
voltijdse banen. Indien die arbeid
bezoldigd zou worden, zou de
overheid daarvoor extra
begrotingsmiddelen moeten
uittrekken.
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
17
nous devons encourager.

L'époque où le politique avait le monopole de l'engagement collectif
est aujourd'hui bel et bien révolue. Il est donc de notre devoir de
prendre en considération les quelque 1,5 million de personnes, 4 à
4,5% de la population active, qui, dans notre pays, donnent du temps
à des actions qui contribuent indiscutablement au bien-être de notre
société.

Tout porte à croire d'ailleurs que le volontariat ne fera que s'amplifier
dans les prochaines années. La progression des besoins sociaux, le
vieillissement de la population, l'épanouissement du temps libre, le
souci accru de participation citoyenne sont des éléments qu'il ne
convient pas de négliger, mais qui, faut-il le rappeler, ne peuvent
entraîner un désinvestissement progressif de l'Etat dans le champ
socio-économique.

Ceci nous amène à une question fondamentale, une question qui
nous a bien interpellés tout au long des travaux de la commission, à
savoir jusqu'où doit aller l'activité volontaire et où doit commencer le
travail rémunéré?

Le Conseil national du Travail s'est également interrogé sur la
nécessité de concilier l'objectif de renforcer du tissu social et de
promotion de bénévolat avec d'autres priorités, en particulier avec la
politique de l'emploi. Pour le groupe PS, l'opposition entre volontariat
et emploi n'a pas lieu d'être, pour autant que l'on n'abandonne pas
une dynamique qui, jusqu'ici, a fait ses preuves.

Certaines études ont démontré que le volontariat traduit en
équivalents emploi correspondrait à pas moins de 220.000 emplois
nouveaux à temps plein. Vu sous cet angle, cela fait évidemment
rêver. Mais il est évident que si toutes les activités bénévoles devaient
être rémunérées, les budgets consentis par les pouvoirs publics
devraient être sensiblement accrus, à moins de se profiler dans le
cadre d'une économie marchande, ce qui poserait alors
inévitablement la question de la rentabilité, donc aussi de
l'accessibilité.

Au-delà de ce constat, la production volontaire est souvent illustrée
par deux métaphores qui me semblent à tous points de vue
judicieuses. Tout d'abord, le volontariat est souvent à l'avant-garde de
ce qui sera développé formellement plus tard par la société. Le
meilleur exemple est celui de la sécurité sociale qui, faut-il le rappeler,
est née d'initiatives associatives basées sur le secours mutuel
volontaire pour devenir, au fil des années, un modèle subsidié et
obligatoire de redistribution des revenus, dont la base est la solidarité
entre les personnes. Mais on pourrait en citer bien d'autres, comme
les repas et soins à domicile, les actions préventives en santé
publique, l'aide à la jeunesse, les associations professionnelles, le
travail de proximité, l'économie sociale ou encore les titres-services.

Il n'est pas inutile de rappeler que le taux de création d'emplois dans
le secteur non marchand est deux à trois fois supérieur à celui des
autres secteurs. Toutes ces activités, au départ bénévoles ou
circonscrites dans la seule sphère familiale, ont donc généré un
nombre important d'emplois. Par ailleurs, le rôle de surligneur du
volontariat est souvent évoqué: il secoue les bonnes consciences et le

Het vrijwilligerswerk heeft een
pioniersfunctie en kondigt vaak
maatschappelijke veranderingen
aan; neem bijvoorbeeld de sociale
zekerheid. Op zich is het bijgevolg
een bron van werkgelegenheid.
Daarnaast kan vrijwilligerswerk de
overheidsdiensten attent maken
op de tekortkomingen van de
openbare dienstverlening.

Volgens de NAR bestaat tevens
het gevaar dat de "semi-agorale"
arbeid door het vrijwilligerswerk
verdrongen wordt; ik zou eraan
willen toevoegen dat de "semi-
agorale" arbeid hetzelfde kan doen
met bezoldigde arbeid.

Omwille van het zeer specifieke
karakter van het vrijwilligerswerk,
werd het wetsvoorstel meermaals
gewijzigd.

Wat het statuut betreft, wil ik er
eerst op wijzen dat dat begrip hier
niet van toepassing is. Het gaat
om een vrije activiteit, die noch in
overeenkomsten kan worden
opgesloten noch aan dwingende
regels onderworpen. De
vrijwilligers hebben natuurlijk wel
rechten, onder meer het recht op
juridische bescherming. Het is ook
essentieel dat de vrijwilliger
terdege wordt ingelicht over zijn
activiteit en dat de aansprake-
lijkheid van de personen die
anderen aanstellen ten aanzien
van de schade die is veroorzaakt
door hun aangestelden, wordt
geregeld.

De wet bepaalt voortaan
uitdrukkelijk dat de organisatie
aansprakelijk is.

De PS is samen met de Hoge
Raad voor Vrijwilligers van mening
dat de organisatie een burgerlijke
aansprakelijkheidsverzekering
moet afsluiten. Voor andere
verzekeringsaspecten, moet het
intekenen op collectieve polissen
worden aangemoedigd.

Voor de toepassing van het
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
18
service rendu ponctuel et souvent insuffisant attire l'attention des
pouvoirs publics sur le service à rendre.

Autre problème également soulevé par le CNT: le risque d'éviction du
travail semi-agoral par le volontariat; je me permettrai d'ajouter pour
être complète, le risque d'éviction du travail rémunéré par le semi-
agoral. Nous devons relever qu'à l'heure actuelle, il n'est pas encore
possible de définir cette notion de travail semi-agoral sur le plan
juridique. On peut envisager une série de critères comme, par
exemple, l'engagement du volontaire en ce qui concerne la
disponibilité et la continuité de son implication, l'appel à des
compétences définies, la pertinence sociale reconnue comme telle
par l'Etat ou par les Communautés. Mais l'approche globale est fort
complexe et reste trop souvent appréhendée sous le seul angle des
indemnités.

Par rapport à son texte initial, la proposition de loi a été modifiée en
de très nombreux points, parfois plusieurs fois, ce qui illustre toute la
difficulté de cerner les spécificités du volontariat par rapport au travail
rémunéré.

L'ensemble du dispositif apportera ­ nous en sommes convaincus -
une plus-value incontestable aux activités volontaires dont notamment
une plus grande sécurité et davantage de souplesse quant à
l'exercice par les allocataires sociaux de telles activités.

Je commenterai quelques points qui me paraissent fondamentaux.
Premièrement, certains parlent d'un statut. Le mot est à proscrire.
Preuve en est, l'intitulé de la proposition de loi a été modifié. Le
volontariat est ce qu'il est et doit le rester. C'est une activité libre et
non rémunérée de sorte qu'il n'est pas question ici d'un ensemble de
règles contraignantes qui enfermeraient le volontariat dans une
catégorie à part à mi-chemin entre le droit civil et le droit du travail. On
parle de droit des volontaires car l'exercice d'une activité volontaire
est d'abord un droit en lui-même. Ensuite, parce qu'il est normal que
ceux qui s'engagent gratuitement au service d'autrui bénéficient d'un
minimum de reconnaissance et donc de protection juridique.

La contractualisation de l'activité non rétribuée est une piste qui a été
abandonnée avec raison. Il est pour le moins paradoxal de vouloir lier
les parties alors que - je le répète - l'activité volontaire est par
définition une activité non-contraignante qui est exercée dans un
cadre souvent informel. La contractualisation risque aussi de créer
des sous-statuts nuisibles à l'embauche et à l'occupation de
professionnels. Ceci n'exclut évidemment pas une cohérence
minimale dans l'organisation du volontariat ce qui suppose en tout cas
un respect mutuel sinon des droits et des devoirs dans le chef des
deux parties.

La transmission obligatoire et préalable d'une note d'organisation
avec un contenu minimal est de nature à rencontrer cette exigence. Il
est primordial que le volontaire soit clairement informé avant le début
de ses activités, notamment de ce pour quoi et pour qui il s'engage.
Actuellement, en cas de dommage causé par le volontaire, beaucoup
de victimes ne pensent pas au fait que l'organisation peut être tenue
responsable et nombre d'organisations nient leur fonction d'autorité
lorsque des problèmes concrets surgissent.
arbeidsrecht is het belangrijk dat
de vrijwilligers dezelfde
bescherming genieten als de
werknemers. De minister van
Werk moet dus de nodige
klaarheid scheppen in verband
met de bestaande juridische
toestanden.

Blijft nog het probleem van de
vergoedingen en hun
onderwerping aan de sociale
zekerheid en aan de fiscale
wetgeving. Het koninklijk besluit
van 19 november 2001 werd
afgestemd op de fiscale
omzendbrief van 5 maart 1999.
Het wetsvoorstel harmoniseert de
diverse bestaande fiscale stelsels.

De uitkeringstrekkers dienen vaak
een ingewikkelde administratieve
procedure te doorlopen voordat ze
vrijwilligerswerk kunnen verrichten.
Het huidige voorstel vereenvoudigt
en verduidelijkt echter de
reglementering en schept aldus
een echte rechtszekerheid.

Het wetsvoorstel lost niet alle
problemen op maar creëert een
kader dat kan en moet worden
aangevuld.
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
19
S'il n'existe pas de lien de subordination strico sensu dans le
volontariat, je rappelle que la responsabilité des commettants à
l'égard de leurs préposés, telle qu'elle est définie par le Code civil, est
généralement interprétée de manière très large par la doctrine et la
jurisprudence. Il suffit qu'il existe une autorité et une surveillance, peu
importe la nature d'un contrat ou l'absence d'un contrat et peu importe
qu'il y ait rémunération ou non. Afin de mettre fin au flou artistique qui
prévaut en la matière et d'éviter que la charge de la preuve de
l'autorité repose sur le volontaire, la règle de la responsabilité de
l'organisation est désormais prévue explicitement dans la loi. C'est
une excellente chose et ce, d'autant plus qu'en instaurant un régime
analogue à celui du droit du travail, on évite d'infliger une
responsabilité plus lourde aux organisations de volontaires.

Pour notre groupe, comme d'ailleurs aussi pour le Conseil supérieur
des volontaires, il était capital qu'une assurance en responsabilité
civile soit obligatoirement souscrite par l'organisation. C'est une
gratification minimale, le minimum minimorum que l'organisation se
doit d'accorder à ses volontaires. En outre, il ne s'agit ni plus ni moins
que du corollaire logique de la responsabilité de l'organisation, tel que
je viens de l'expliciter, et il y va autant de l'intérêt du volontaire que de
celui de l'organisation.

Si nous partageons pleinement le principe selon lequel la sécurité doit
l'emporter sur des considérations d'ordre financier, une obligation
légale couvrant à la fois la responsabilité civile, les dommages
corporels et la protection juridique, indépendamment de promesses
en matière de subventionnement, ne nous semble guère réaliste au
regard des moyens dont disposent les petites organisations et
associations de fait. Il ne faudrait pas qu'en voulant bien faire, on en
arrive à l'effet inverse, à savoir limiter de fait la liberté d'association. Il
ne serait pas correct non plus d'imposer des charges insurmontables
à de nombreuses associations, sans la garantie d'une intervention
plus importante de la part des pouvoirs publics, puisque ceux-ci tirent
un gain social important des activités volontaires réalisées dans tous
les secteurs de la société. Des solutions alternatives et crédibles
existent afin de réduire les coûts qu'engendrerait une couverture
assurantielle plus large. Dans cette optique, la souscription à des
polices d'assurance collectives doit être encouragée et il convient de
sensibiliser davantage les entités fédérées, les pouvoirs provinciaux
et locaux sur ces possibilités. Tout ceci ne signifie pas que, pour
certaines activités spécifiques, on ne puisse pas envisager l'obligation
de contracter une assurance couvrant d'autres risques, comme les
dommages corporels ou la protection juridique. La liberté est laissée
au gouvernement.

En ce qui concerne l'application au volontariat des dispositions du
droit du travail, nous pensons que la meilleure solution est une
évaluation de l'opportunité de leur application. Ici aussi, la situation
actuelle n'est guère transparente, dans la mesure où le volontariat
n'est pas un travail au sens strict du terme. Il faut néanmoins faire
preuve de réalisme. Le volontariat s'inscrit toujours dans le cadre
d'une organisation qui exerce sur la personne une certaine autorité.
Certes, avec davantage de souplesse et de latitude que dans le travail
salarié, mais avec une autorité bien réelle.

Ce qui me paraît important est le fait que les volontaires bénéficient
de protections au travail identiques à celles dont bénéficient les
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
20
salariés. Il serait inadmissible, par exemple, de tolérer la fourniture de
matériel déficient ou d'exposer les volontaires, sans aucun contrôle ni
précautions, à des substances dangereuses. Par conséquent, il
appartiendra à la ministre de l'Emploi de clarifier ou d'identifier la ou
les situations juridiques existantes et d'examiner si oui ou non
l'application des dispositions du droit du travail ne freine pas
inutilement le travail volontaire.

Un autre chapitre important concerne le problème des indemnités et
donc de leur traitement en matières fiscale et sociale. La cohérence
est, selon nous, de rigueur. En matière d'assujettissement à l'ONSS, il
faut relever que l'arrêté royal du 19 novembre 2001 s'est aligné sur
les montants établis par la circulaire fiscale du 5 mars 1999; laquelle
continue de coexister avec divers régimes fiscaux particuliers pour
certaines catégories de volontaires. Le ministre des Affaires sociales
de l'époque, Frank Vandenbroucke, avait d'ailleurs relevé que la
coexistence de régimes fiscaux distincts pouvait soulever un
problème d'égalité de traitement. Dans son avis du 19 décembre
2000, le CNT n'avait pas dit autre chose et avait souligné la confusion
que la situation risquait de générer dans le chef des administrés.
Désormais, la proposition assure l'harmonisation avec la possibilité
pour le gouvernement d'augmenter les plafonds pour les catégories
qu'il détermine.

Enfin, dernier acquis important, nous avons pu constater que les
allocataires sociaux éprouvent souvent des difficultés lorsqu'ils
souhaitent s'engager comme volontaires. Ils sont confrontés à des
réglementations spécifiques, souvent restrictives et complexes du
secteur qui les indemnise. La plupart du temps, ces personnes
doivent accomplir des formalités préalables qui, si elles ne sont pas
respectées à la lettre, peuvent être très lourdes de conséquences. Le
monde du volontariat plaide pour l'uniformité, la simplification et la
transparence. Il était donc indispensable de rationaliser et
d'harmoniser au mieux toutes ces réglementations. En particulier
dans le régime du chômage, la proposition assure une réelle sécurité
juridique, sans bureaucratie et en mettant fin aux récupérations
abusives si le bureau de chômage ne réagit pas dans un délai de
deux semaines. Une personne sans emploi ne devra plus attendre
une autorisation préalable, autorisation dont l'obtention prenait parfois
des mois; ce qui est un progrès indéniable dans la liberté d'exercer
une activité volontaire.

En conclusion, ce texte que la commission des Affaires sociales vous
demande d'approuver n'a nullement l'ambition de régler tous les
problèmes, en particulier ceux de secteurs bien spécifiques où les
activités sont appelées communément travail semi-agoral. Il s'agit
d'une loi de portée générale qui ne procède pas par catégorisation -
tel n'est pas le but -, mais qui définit avant tout un cadre qui pourra et
devra être complété. Au travers des différents éléments que j'ai mis
en évidence tout au long de cette intervention, chacun pourra
constater qu'un pas concret et tangible aura été franchi vers la pleine
reconnaissance de l'activité de volontaire dans notre pays et ceci,
grâce à un consensus entre tous les groupes politiques et
démocratiques de cette assemblée.
04.05 Annelies Storms (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik trap een open deur in wanneer ik zeg dat vrijwilligerswerk
in onze samenleving van onschatbare waarde is. Naar schatting
04.05 Annelies Storms (sp.a-
spirit): On estime à 1,5 million le
nombre de Belges qui consacrent
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
21
zetten ongeveer anderhalf miljoen mensen in België zich op een of
andere manier actief in als vrijwilliger. Zij kunnen hun engagement in
verschillende sectoren kwijt: in de welzijnssector, in de sociaal-
culturele sector, in de jeugdbeweging, in de sportsector, in de
milieubeweging, in de vredesbeweging en ga zo maar door.

In tijden van verregaande individualisering vinden wij het ook gezond
voor een samenleving dat mensen zich inzetten voor het algemeen
belang zonder dat zij daar noodzakelijkerwijze enig voordeel bij
hebben. Het is dan ook niet meer dan vanzelfsprekend dat politici de
waarde van het vrijwilligerswerk hoog inschatten en nagaan hoe het
vrijwilligerswerk optimaal ondersteund en gestimuleerd kan worden.
Een van de eerste politieke erkenningen van het vrijwilligerswerk
dateert reeds van 1972 met de stichting van de Europese Vereniging
voor Vrijwilligers in Straatsburg in de Europese Commissie. In 1976
leidde dat tot de oprichting in ons land van het Platform voor
Voluntariaat, dat kon rekenen op erkenning en subsidiëring door de
Koning Boudewijnstichting.

Het maatschappelijke middenveld en vrijwilligersorganisaties staan
sinds de jaren '90 weer volop in de belangstelling. Na jaren van kritiek
op het soms wel verzuilde karakter van tal van organisaties is een
vernieuwd bewustzijn gegroeid van de vele maatschappelijke functies
die deelname aan het verenigingsleven blijkt te vervullen. Uit studies
blijkt dat het verenigingsleven een krachtige en positieve factor van
maatschappelijke integratie is. De participatie aan het
verenigingsleven is verwoord, niet zozeer in de klassieke sociaal-
culturele verenigingen maar in minder gebonden, netoverschrijdende
organisaties.

De moderne vrijwilliger is niet meer de klassieke vrijwilliger. Hij heeft
geen eenduidig profiel meer. Hij is jong of oud, lager of hoger
opgeleid; hij combineert de inzet voor anderen met een zoektocht
naar identiteit en zelfontplooiing. Hij stelt daarbij zes eisen voorop:
actie, flexibiliteit, themagericht en professioneel werken, persoonlijke
ontplooiing, plezier en ontspanning. De moderne vrijwilliger kiest meer
voor korte sporadische activiteiten bij verschillende organisaties dan
voor langdurig engagement bij een organisatie.

Het vrijwilligerswerk mag ook steeds meer op erkenning van de
overheid en van officiële instanties rekenen. Ik denk daarbij aan het
decreet van de Vlaamse wetgever van 1994 inzake het georganiseerd
vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector.

Ook de Koning Boudewijnstichting heeft met de publicatie "Statuut
van de vrijwilliger: knelpunt en oplossingen" baanbrekend werk
verricht.

We kunnen natuurlijk ook niet vergeten dat 2001 door de Verenigde
Naties werd uitgeroepen tot het Internationaal Jaar van de Vrijwilliger,
bedoeld als een eerbetoon aan de wereldwijde inzet van vrijwilligers.
Ook in ons Parlement werden toen wetgevende initiatieven genomen
om aan de vrijwilligers een statuut te geven.

Met het voorliggende wetsvoorstel willen we tegemoetkomen aan
talrijke knelpunten waarmee de vrijwilliger wordt geconfronteerd
tijdens zijn vrijwilligerswerk. We willen de vrijwilliger beschermen en
vermijden dat hij nadeel lijdt door zijn vrijwillige inzet. Mevrouw van
une partie de leur temps libre à du
volontariat dans les secteurs les
plus divers. Dès lors, quoi de plus
normal que la politique soutienne
le bénévolat?

L'année 1972 a vu la création, à
Strasbourg, de l'Association
européenne des volontaires. En
1976, ce fut le tour de la Plate-
forme belge du volontariat,
subsidiée par la Fondation Roi
Baudouin.

Depuis les années nonante, les
organisations de volontaires sont
sous les feux des projecteurs. La
population a davantage pris
conscience que participer à la vie
associative constitue un facteur
important d'intégration sociale. La
mobilisation a moins augmenté
dans les associations socio-
culturelles classiques que dans les
organisations plus autonomes,
fonctionnant par-delà les réseaux.
Le bénévole moderne n'a pas un
profil uniforme et prévoit les
exigences suivantes: action,
flexibilité, diversité, profession-
nalisme, épanouissement
personnel et détente. Il privilégie
des activités sporadiques, de
courte durée, auprès de
différentes organisations, plutôt
qu'un engagement de longue
durée auprès d'une seule
association. Le volontariat peut
compter sur une reconnaissance
croissante de la part des pouvoirs
publics. Il y a d'abord eu le décret
flamand de 1994 relatif au
bénévolat. Une publication de la
Fondation Roi Baudouin a ensuite
apporté une contribution tout à fait
novatrice. Les Nations Unies ont
proclamé 2001 Année interna-
tionale des volontaires.

A l'époque, notre assemblée a
pris, elle aussi, des initiatives
législatives en vue d'octroyer un
statut aux volontaires.

La proposition de loi entend
apporter une solution à de
nombreux problèmes. Nous
voulons protéger les volontaires et
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
22
Gool zal straks ongetwijfeld dieper ingaan op de specifieke
regelingen, zoals ze in het wetsvoorstel werden uitgewerkt.

Mijnheer de voorzitter, door het wetsvoorstel goed te keuren, is het
werk voor een degelijk statuut voor de vrijwilliger natuurlijk niet af. Er
moeten nog tal van uitvoeringsbesluiten komen. Wij vragen dan ook
aan de bevoegde ministers en aan de regering om spoedig daarvoor
te zorgen.

Om het voor alle organisaties, ook voor de kleinste, mogelijk te
maken om te voldoen aan de ingevulde verzekeringsplicht, zal
creativiteit nodig zijn, en niet alleen van de verzekeringssector. Ook
lokale en provinciale overheden, zelfs de deelstaten, kunnen op dat
vlak hun steentje bijdragen door collectieve polissen aan te bieden.

Er dient voor ons ook een antwoord te komen op de specifieke vraag
van sportclubs naar meer vrijwilligers en een voordeliger fiscaal en
sociaal statuut voor hun vrijwilligers. Het gaat hier meer bepaald om
de trainers. Het wetsvoorstel laat alvast voldoende ruimte om voor
specifieke categorieën hogere onkostenvergoedingen toe te laten. Het
is aan de sportsector en aan de bevoegde ministers van Sport om te
bepalen welke richting zij met hun vrijwilligers willen uitgaan. De
vrijwilligers in de sportsector zijn voor ons alleszins van even grote
waarde als de vrijwilligers uit andere sectoren. De regeling in het
wetsvoorstel is van toepassing op het merendeel van de vrijwilligers,
maar bepaalde omstandigheden kunnen rechtvaardigen dat voor
bepaalde categorieën van vrijwilligers specifieke regelingen worden
uitgewerkt. Onze fractie wil daaraan zeker haar medewerking
verlenen.

Mijnheer de voorzitter, collega's, aan het wetsvoorstel werd hard
gewerkt, niet alleen door de indieners ervan maar uiteindelijk door het
grootste deel van de leden van de commissie voor de Sociale Zaken.
Wij zullen met heel veel plezier het werk van de commissie voor de
Sociale Zaken aan het wetsvoorstel goedkeuren.
empêcher qu'ils ne soient
pénalisés par leur engagement
bénévole. Mme van Gool abordera
plus en détail les réglementations
spécifiques.

Après l'adoption de cette
proposition de loi, il restera encore
du pain sur la planche pour que
les volontaires puissent disposer
d'un statut correct. Nous
demandons aux ministres compé-
tents et au gouvernement de
s'atteler rapidement aux arrêtés
d'exécution. Le secteur des
assurances ne sera pas le seul à
devoir faire preuve de créativité
pour que toutes les organisations
puissent satisfaire à l'obligation
d'assurance prévue. Ainsi, les
autorités locales et les entités
fédérées pourront offrir des
assurances collectives. Nous
devrons également apporter une
réponse à la demande spécifique
des clubs sportifs, particulièrement
en ce qui concerne les
entraîneurs. La proposition de loi
laisse une marge suffisante pour
que des catégories spécifiques
puissent bénéficier de défraie-
ments plus importants. Elle
s'applique à la plupart des
volontaires mais certaines
circonstances peuvent justifier des
règles spécifiques. Notre groupe
entend y apporter son concours.

La plupart des membres de la
commission des Affaires sociales
ont apporté une contribution
importante à la proposition. C'est
avec un grand plaisir que nous
voterons en faveur de cette
proposition.
04.06 Alain Courtois (MR): Monsieur le président, monsieur le
ministre, chers collègues, lorsque j'ai cosigné la proposition de loi, il y
a quelques temps, j'espérais modestement qu'elle allait servir de
débat, de caisse de résonance, qu'elle allait servir à écouter une
catégorie de volontaires bien particulière et d'entendre enfin ce que
ces volontaires dans le domaine du sport essayent d'exprimer depuis
des années et des années.

J'ai malheureusement dû constater que même si on avait bien une
proposition de loi qui touchait le statut des volontaires en général et
donc a fortiori le statut des sportifs volontaires, ce qui est demandé
depuis des années par ce secteur n'a pas été rencontré ici. Je sais,
04.06 Alain Courtois (MR): Ik
heb voorliggend wetsvoorstel
medeondertekend omdat ik wil dat
er een debat wordt gevoerd waarin
ook de vrijwilligers hun stem
kunnen laten horen.

Jammer genoeg werd hun stem
niet gehoord. Hoewel voorliggend
ontwerp bepalingen met
betrekking tot het statuut van de
vrijwilligers bevat, werden de
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
23
monsieur le ministre, que vous avez été un brillant ministre des
Sports, je le concède volontiers, vous étiez à l'écoute de ce secteur
bien particulier, mais ici, on aurait pu, dans le cadre de cette
proposition, enfin avoir une discussion générale sérieuse sur la
problématique des volontaires du sport. Quelle est-elle en fait? Elle
est extrêmement simple. C'est un des domaines - n'ayons pas peur
des mots - où la zone grise, pour ne pas utiliser une autre couleur,
existe tous les jours, tous les week-ends de manière persistante et
sans que personne ne puisse contredire cette vérité. Elle existe, nous
le savons. C'est la raison pour laquelle, depuis des années, nous
demandons que le plafond, qui est aujourd'hui de 1.000 euros par an
non taxables, puisse être relevé au moins à 2.000 euros par an non
taxables, soit 80.000 anciens francs belges. Cela signifie environ
8.000 anciens francs par mois. Et il ne s'agit pas seulement du
problème des entraîneurs car j'entends ici qu'on réduit le problème
des volontaires du sport aux entraîneurs; il n'y a pas qu'eux dans
cette affaire, cela touche l'ensemble des accompagnateurs,
l'ensemble de ce qu'on appelle en néerlandais "de begeleiding" de
toutes les équipes, de toutes les associations sportives.

Si on avait fait en sorte de relever ce plafond, on aurait certainement
réduit de plus de 80% la zone noire, la zone grise ­ appelez-la
comme vous voulez ­ qui est de mise dans le sport. Nous disons qu'il
vaut mieux avoir une règle contrôlée avec une espèce de contrat
entre le milieu du sport et le gouvernement en matière de sécurité
sociale et de dispositions fiscales. Voilà ce qui aurait dû figurer dans
la discussion générale de cette proposition, voilà ce qui aurait dû se
passer. Maintenant, on nous dit qu'on ne va pas faire d'exception pour
une catégorie et qu'il faut remettre cela à plus tard, en promettant de
faire en sorte que cela vienne rapidement, et en demandant aux
ministres des Sports des Communautés ou des Régions de
s'associer à la discussion. Voilà quelque chose qu'on va remettre aux
calendes grecques alors que cela aurait pu être fait directement à
l'occasion de la discussion de cette proposition.

C'est ainsi que je considère qu'on réduit toujours le sport à sa portion
congrue. Le sport n'est pas une matière importante, c'est vrai. Mais
Albert Camus disait pourtant: "De toutes les choses peu importantes,
le sport est probablement la plus importante." Mais elle n'est pas
importante, je le sais: elle ne touche pas le jeune à l'école, elle ne
touche pas le jeune dans le cadre de sa formation physique, elle ne
touche pas les personnes plus âgées qui représentent aujourd'hui la
majorité des personnes pratiquant un sport, elle ne touche peut-être
pas l'éducation, l'apprentissage de la règle. Ce n'est peut-être pas
assez important de faire apprendre par le sport aux jeunes et aux
moins jeunes, dans une société où la violence augmente, ce qu'est
l'apprentissage en groupe, l'apprentissage de la règle et le fait
qu'apprendre un métier du sport permet également d'apprendre ce
que cela veut dire d'avoir des règles, un juge et quelqu'un qui les fait
appliquer.

Voilà pourquoi, monsieur le président, chers collègues, je suis assez
déçu par cette affaire. Je suis déçu de voir refuser une chance au
monde du sport. Cela n'apportera rien, ce sera une goutte d'eau dans
l'océan de l'indifférence. Mais le sport y est habitué, à cette
indifférence. C'est comme cela que nous n'avons que trois médaillés
aux Jeux olympiques. Je m'abstiendrai donc devant cette goutte
d'indifférence.
verzoeken van de sportwereld
immers niet ingewilligd. Zo pleitten
de vrijwilligers die actief zijn in de
sportwereld voor het optrekken
van het jaarlijks niet belastbaar
grensbedrag tot 2.000 euro.

Dat bedrag is thans vastgesteld op
1.000 euro per jaar en een en
ander zal niet bijdragen tot het
wegwerken van die
"schemerzone" waarin tal van
vrijwilligers die actief zijn in de
sportwereld zich bevinden.

Om al die redenen was dit
wetsvoorstel een gemiste kans om
met de actoren uit de sportwereld
tot een oplossing te komen.

Die houding is des te
betreurenswaardiger omdat men
via de sportbeoefening de regels
die het gemeenschapsleven
bepalen, kan aanleren. In een
maatschappij die steeds
gewelddadiger wordt, is dit geen
overbodige luxe.

Eens te meer botst de sportwereld
op een muur van onverschilligheid.
Daarom zal ik me onthouden en
betreur ik deze gemiste kans.
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
24
04.07 Joseph Arens (cdH): Monsieur le président, bourgmestre
d'une commune de près de 5.000 habitants, donc d'une petite
commune, j'ai la chance de pouvoir bénéficier du travail d'une
cinquantaine d'associations composées de bénévoles. Il m'arrive
souvent de dire que ma commune vit bien sûr au rythme des saisons,
mais vit surtout au rythme du travail de tous ces bénévoles, de ces
centaines, voire de ces milliers de bénévoles qui animent cette
commune et la rendent dynamique, comme elle a la chance de l'être.

L'actuelle proposition de loi contient des avancées importantes en ce
qui concerne le bénévolat. Quelles sont les avancées de cette
proposition de loi par rapport aux dispositions actuelles? Nous en
retiendrons cinq et formulerons diverses remarques et poserons
encore certaines questions à propos de ces avancées, monsieur le
ministre.

Premièrement, la principale avancée du texte est la clarification de la
définition de la responsabilité dans le cadre de l'exercice d'une activité
volontaire. Le texte prévoit en effet que le volontaire ne peut être tenu
pour responsable d'une faute légère commise de manière
accidentelle, mais que cette responsabilité incombe à l'organisation.

Dans ce cadre, la souscription d'une assurance couvrant la
responsabilité civile est rendue obligatoire pour l'organisation faisant
appel au service de volontaires, lui permettant d'assumer cette
responsabilité. Par ailleurs, la proposition de loi précise également
que les contrats d'assurance familiale ne peuvent exclure le
volontariat.

En cette matière, la commission a effectué un compromis entre
l'obligation de contracter une assurance et l'étendue de la couverture
de celle-ci. En effet, alors que les textes prévoient qu'il est obligatoire
de contracter une assurance de responsabilité civile, il n'est pas
obligatoire pour l'organisation de contracter une assurance couvrant
les dommages corporels et la protection juridique.

L'obligation pour les organisations de souscrire une assurance
couvrant la responsabilité civile est clairement de nature à protéger
les volontaires dans l'exercice de leurs activités, donc à faciliter ce
type d'engagement. Nous sommes donc particulièrement heureux de
cette disposition. En effet, il était pour nous inacceptable que des
volontaires exercent leurs activités sans être couverts, l'organisation
se trouvant dans une situation très délicate le jour où un accident
survient.

Par ailleurs, le montant relativement faible des primes d'assurance ne
devrait pas poser de problème majeur aux organisations. Si tel était le
cas, d'autres entités ­ je pense aux provinces et aux communes,
puisque je vois le travail important qui y est réalisé à leur profit ­
pourraient prendre en charge, de manière individuelle ou collective, ce
type de contrat d'assurance. Nous appelons d'ailleurs à ce qu'elles
prennent leurs responsabilités dans ce cadre.

La seconde avancée du texte est la suivante: "Les volontaires doivent
être informés de leurs droits". C'est la raison pour laquelle
l'organisation qui fait appel aux services du volontaire devra lui
transmettre une note d'organisation précisant les statuts de
04.07 Joseph Arens (cdH):
Namens het cdH zal ik nader
ingaan op vijf verwezenlijkingen
van dit wetsvoorstel.

Eerste positief punt is dat de
aansprakelijkheid duidelijker wordt
omschreven. De wettekst bepaalt
immers dat de organisatie aan-
sprakelijk is voor de lichte en de
toevallige schuld van de vrijwilliger.
De organisatie die een beroep
doet op vrijwilligers, moet daartoe
een burgerlijke aansprakelijkheids-
verzekering afsluiten. Op te
merken valt dat de wet de
organisatie verplicht tot het
afsluiten van een burgerlijke aan-
sprakelijkheidsverzekering, maar
niet tot het afsluiten van een
verzekering lichamelijke schade
en rechtsbijstand.

De verplichting voor de
organisaties om een burgerlijke
aansprakelijkheidsverzekering af
te sluiten, beschermt de vrijwil-
ligers en vergemakkelijkt hun
indienstneming. We staan achter
die maatregel, vooral ook omdat
de lokale overheden een deel van
de verzekeringspremie voor hun
rekening zouden kunnen nemen.

Tweede verwezenlijking is dat de
organisatie de vrijwilligers over
hun rechten moet inlichten. Ook
komt er meer duidelijkheid inzake
de kostenvergoeding. Die is
vrijgesteld van belastingen en
sociale zekerheid, waarbij echter
een duidelijk onderscheid wordt
gemaakt tussen loon en
vergoeding. Die laatste mag een
bepaald maximum niet
overschrijden. Dankzij dit voorstel
weten de uitkeringsgerechtigden
zeker dat ze geen problemen
krijgen met de sociale-
zekerheidsinstellingen. De sociale
wetgeving mag het vrijwilligers-
werk immers niet ontmoedigen.

Met de definitie van
"vrijwilligerswerk" in dit voorstel
zijn we echter niet gelukkig.
Zeggen dat het om een activiteit
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
25
l'organisation et sa finalité sociale, si l'organisation a contracté une
assurance couvrant la responsabilité civile pour les volontaires et
précisant quels risques sont couverts, si des indemnités sont versées
aux volontaires et si le volontaire est tenu ou non au respect du secret
professionnel.

Cette obligation d'information est très clairement positive et permet de
conforter le volontaire dans son engagement, en pleine connaissance
du cadre dans lequel s'exerce son activité.

Troisièmement, le statut et le régime appliqués aux indemnités
perçues par les volontaires dans le cadre du remboursement de frais
encourus sont clarifiés grâce à la proposition de loi. Le but est de
permettre aux volontaires de bénéficier d'indemnités correspondant
au remboursement de frais encourus pour l'exercice de leur activité
de volontaire, sans que ces indemnités ne fassent l'objet de
tracasseries de la part du fisc ou de l'ONSS.

Toutefois, une limite supérieure relativement stricte est appliquée au
montant de ces indemnités admises de sorte qu'une distinction claire
soit maintenue entre le travail salarié et l'activité volontaire. Nous
soulignons que cette disposition avait déjà fait l'objet d'une proposition
de loi déposée par notre groupe à la Chambre sous la législature
précédente et au Sénat sous cette législature. Les deux textes ont été
à l'époque rejetés par les membres de la majorité.

Quatrièmement, la proposition de loi apporte des garanties aux
allocataires sociaux quant à leur capacité de participer à des activités
volontaires sans encourir de difficultés de la part des organismes de
sécurité sociale. En effet, étant donné les différences existant entre
chaque réglementation, cette complexité n'est pas de nature à
encourager ce type d'activité alors même que l'exercice d'une activité
bénévole est un droit fondamental. En ce qui concerne les chômeurs,
il a été établi que l'exercice d'une activité volontaire ne peut diminuer
leur disponibilité sur le marché du travail.

L'ensemble de ces dispositions vise principalement un effort de
simplification, ce dont nous nous réjouissons.

Cinquièmement, la proposition apporte une définition de ce que
constitue une activité volontaire. En ce qui concerne ce dernier point,
nous souhaiterions, monsieur le ministre, quelques clarifications. En
effet, la proposition de loi établit en son article 3, 1°, b que le
volontariat est une activité qui est exercée au profit d'autrui. Cette
disposition est-elle suffisamment précise? Quel est l'élément
permettant de déterminer de manière claire si l'activité est exercée
pour autrui ou non? Par exemple, si une personne décide de
participer à une troupe de théâtre, elle le fait d'abord pour elle-même,
de la même manière que l'on pratique un sport, mais si la troupe de
théâtre présente son travail à un public particulier, comme des
enfants handicapés, alors peut-être pourra-t-on considérer qu'il s'agit
de volontariat. Le caractère volontaire, monsieur le ministre, sera-t-il
déterminé par le type de public auquel s'adresse la troupe de théâtre?
La question ne me semble pas totalement claire.

Selon moi, une autre question mérite une clarification. L'article 3, 1°, d
précise encore qu'une activité de volontaire ne peut être exercée par
la même personne et pour la même organisation dans le cadre d'un
gaat die ten behoeve van een
andere persoon wordt verricht, is
immers erg vaag. Anderzijds mag
vrijwilligerswerk niet door dezelfde
persoon en voor dezelfde
organisatie in het kader van een
arbeidsovereenkomst worden
verricht. Men zou moeten
verduidelijken dat zulks enkel voor
hetzelfde soort activiteit geldt.

Geldt die tekst al dan niet voor de
bestuurders en mandatarissen die
hun ambt onbezoldigd uitoefenen?
Dat zou wijzigingen kunnen
meebrengen met betrekking tot
hun aansprakelijkheid ten aanzien
van de organisatie.

Wij verheugen ons dus over de
vooruitgang die dank zij
voorliggend wetsvoorstel wordt
geboekt, zowel wat de
verduidelijking betreffende de
aansprakelijkheid van de
organisaties als de vergoedings-
regeling betreft. Wij hopen dat in
de loop van deze bespreking
bepaalde onduidelijke passages
zullen worden uitgeklaard en dat
die tekst zonder bureaucratische
rompslomp zal worden toegepast,
zodanig dat de vrijwilligers hun
activiteiten op een harmonieuze
manier kunnen uitoefenen.
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
26
contrat de travail. Qu'en est-il dès lors du professeur qui participe en
temps que volontaire à l'organisation de la fancy-fair de son école? Le
commentaire de cet article dans la proposition de loi initiale précisait
que la même personne ne peut pas exercer les mêmes activités pour
la même organisation, à la fois en tant que volontaire et en tant
qu'employé, indépendant ou fonctionnaire.

Il serait peut-être utile d'apporter cette précision à l'article 3, 1°, d.

Enfin, nous soulevons un dernier point en ce qui concerne la définition
de l'activité volontaire. En effet, nous n'avons pu, à la lecture de la
proposition de loi, déterminer si les administrateurs et mandataires
exerçant leur fonction à titre gratuit sont concernés ou non par la
proposition. Si c'était le cas, cela pourrait modifier de manière
considérable la responsabilité que ces personnes encourent envers
l'organisation. Certes l'article 5, dernier alinéa précise que la
personne, qui signe en tant que volontaire la note d'organisation d'une
association de fait, est présumée de manière irréfragable ne pas être
membre de cette association. Mais cette disposition peut-elle être
interprétée comme une limite au fait que les administrateurs soient
concernés par le texte?

Peut-on également déduire de l'article 6 que toutes les ASBL et
associations de fait doivent souscrire une assurance en responsabilité
civile pour leurs administrateurs volontaires. Cela a également des
implications importantes dans la mesure où les compagnies
d'assurance établissent une différence entre le produit responsabilité
civile d'un volontaire et responsabilité civile d'un administrateur.

En conclusion, nous nous réjouissons des avancées que permet la
proposition de loi à l'examen aujourd'hui, particulièrement pour ce qui
concerne la clarification de la responsabilité à charge des
organisations faisant appel à des activités volontaires ainsi que la
confirmation de circulaires ministérielles en ce qui concerne les
indemnités perçues par ces mêmes volontaires.

Toutefois, nous espérons que le présent débat sera l'occasion
d'apporter des réponses à certaines questions susceptibles de donner
lieu à des interprétations divergentes.

Enfin, nous souhaitons que des dispositions prévues par la
proposition de loi soient mises en application sans lourdeur
bureaucratique, condition indispensable pour que les activités
volontaires se développent dans le respect de la grande liberté qui est
leur condition d'existence.
04.08 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, ik zou mijn betoog willen starten door te zeggen:
proficiat, anderhalf miljoen vrijwilligers in dit land. U hebt er lang
moeten op wachten. De leden van CD&V gunden en gunnen u een
zeer goed statuut. Daarom hebben we reeds jaren geleden als
eersten een wetsvoorstel ingediend tot regeling van het statuut van de
vrijwilliger. Wanneer wij vandaag het voorliggende statuut moeten
beoordelen, zou men kunnen spreken van het klassieke halfvolle of
halflege glas.

Mijnheer de minister, wij hadden vandaag een statuut voor de
vrijwilliger gewenst als een volgens de regels van de kunst getapte
04.08 Greta D'hondt (CD&V): Je
tiens à féliciter le million et demi
de bénévoles que compte notre
pays. Ils attendent depuis
longtemps ce statut à part entière
que le CD&V leur a toujours
souhaité et leur souhaite toujours.
Tout se passe comme si la
majorité avait préféré leur
proposer une bière hollandaise
insipide, servie de surcroît dans un
verre à limonade inapproprié,
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
27
Belgische pint: helemaal vol, goed berijmd omdat ze fris is, met een
stevige col getapt, maar toch niet te groot. De meerderheid heeft
ervoor geopteerd dat het vandaag toch nog blijft bij wat ik zou noemen
een Hollands biertje: in een limonadeglas en een beetje plat. Ik moet
evenwel toegeven dat bij grote dorst, bier in een limonadeglas ook
gedeeltelijk lest. Het kon en mocht eigenlijk meer geweest zijn.

Vijf jaar geleden probeerde CD&V via wetsvoorstellen te komen tot
een statuut van de vrijwilliger. Omwille van de vrijwilliger en alleen
daarom waren we in de vorige legislatuur bereid, op vraag van de
meerderheid, om afstand te doen van ons wetsvoorstel, om samen
met de meerderheid een nieuw wetsvoorstel in te dienen. Dat
gebeurde. Tot op heden hebben wij daar een zeer slecht gevoel bij.
Het bleek dat wij eigenlijk te veel vertrouwen hadden in de
meerderheid. Na het uitpakken met het gemeenschappelijk
wetsvoorstel bleef dit wetsvoorstel voor de rest van de legislatuur
onbesproken liggen. Dat was ook de reden waarom wij vorig jaar niet
bereid waren om met die meerderheid een nieuw gemeenschappelijk
wetsvoorstel in te dienen. Een ezel stoot zich geen twee keer aan
dezelfde steen, of het moet een muilezel zijn. Dat verdienden wij niet.

Er was nog een meer belangrijke reden waarom wij niet akkoord
gingen om van ons wetsvoorstel afstand te doen om te komen tot een
gemeenschappelijk wetsvoorstel. Ons wetsvoorstel was en blijft tot op
vandaag beter dan datgene waarin was voorzien in het
meerderheidswetsvoorstel. Het statuut dat wij met ons wetsvoorstel
beoogden, was vollediger.

Logisch gezien had het CD&V-voorstel, dat het meest verregaand
was inzake het vrijwilligersstatuut, de basistekst voor de bespreking in
de commissie voor de Sociale Zaken moeten zijn geweest. Dat was
natuurlijk niet mogelijk voor de meerderheid. Dat het wetsvoorstel dat
door de meerderheid werd ingediend, te zwak was, bleek algauw bij
de aanvang van de besprekingen in de commissie voor de Sociale
Zaken. We hebben toen nog voorgesteld om gemeenschappelijk een
nieuw wetsvoorstel te schrijven, maar dat kon en mocht niet.

Wat de meerderheid wel gedaan heeft, was het opkalefateren van
hun wetsvoorstel met amendementen waarvan het overgrote deel
zelfs letterlijk werd overgeschreven van het CD&V-wetsvoorstel. Wie
dat belachelijk vindt, moet de tabel maar eens bekijken die we hebben
toegevoegd. De vrijwilligers kunnen maar baat hebben met de nieuwe
tekst, maar ook de waarheid heeft haar rechten. Dankzij de
amendementen werd het wetsvoorstel iets beter. In de commissie
voor de Sociale Zaken leidde dat op bepaalde ogenblikken tot vrij
hallucinante vergadermomenten. We konden nog uren doorgaan met
zware besprekingen en de meerderheid alle hoeken van de kamer
laten zien, maar uiteindelijk ging het over de vrijwilliger. Het echte
werk in de commissie kon pas beginnen toen het ook daar voldoende
doorgedrongen was dat het statuut van de vrijwilligers er zou komen
niet ondanks, maar mede dankzij, CD&V.

Onderhavig statuut lest inderdaad de grootste dorst van de
vrijwilligers naar een statuut. Het is echter nog niet de goedgetapte
pint die wij hun gunden. Wij vroegen een uitgebreider en vollediger
statuut. Ik geef toelichting aan de hand van de belangrijkste punten
van het statuut.
plutôt qu'un demi bien de chez
nous. Il y a de quoi étancher le
plus gros de la soif mais ce n'est
pas suffisant.

Il y a cinq ans, le CD&V avait été
le premier à tenter de leur offrir un
statut mais la majorité nous a
demandé alors de renoncer à
notre proposition et d'en déposer
une nouvelle avec elle. Puis, sous
la précédente législature, il n'en a
plus été question et voilà pourquoi,
l'an dernier, nous n'avons plus
souhaité déposer une nouvelle
proposition commune. En outre,
nous considérons toujours que
notre proposition est meilleure et
plus complète que celle de la
majorité. Notre proposition, qui est
la plus audacieuse, aurait dû servir
de base à la discussion pour le
débat encommission, mais la
majorité s'y est opposée.

Le début des débats en
commission a rapidement fait
apparaître la faiblesse de la
proposition de la majorité. Notre
suggestion d'encore rédiger une
proposition commune a été
rejetée. La majorité a alors
travaillé avec des amendements
copiés en grande partie sur la
proposition du CD&V et qui ont
quelque peu amélioré la
proposition de la majorité.

Par moments, les réunions de
commission étaient hallucinantes
mais, finalement, elles ont tourné
autour de la question du bénévole.
Le travail a réellement pu débuter
lorsque l'on s'est rendu compte
que l'on parviendrait au statut de
bénévole, non malgré, mais grâce
au CD&V. Ce statut apaise, pour
une large part, les bénévoles,
mais il ne s'agit pas des monts et
merveilles qu'on leur avait
concédés.

Pour ce qui est de la position
juridique du bénévole, nous avons
préféré le contrat de bénévole à
une note d'organisation. Ce
dernier terme est inconnu de tous
et n'a pas de point de référence
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
28
Inzake de juridische positie van de vrijwilliger verkozen wij een
vrijwilligersovereenkomst boven een organisatienota. Ik zal dat blijven
verdedigen. De term "organisatienota" bleef overeind in het
voorliggende ontwerp, maar niemand kent die term. Er is geen
juridische referentiebasis voor.

Een overeenkomst is een term die iedereen verstaat, zowel de
organisaties die vrijwilligers in hun werkkring hebben, als de
vrijwilligers zelf.

Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad alvorens de commissie
tot een formulering van de aansprakelijkheid kwam . De tekst die nu
voorligt werd uiteindelijk mogelijk dankzij de deskundige hulp van de
juridische diensten van de Kamer, waarvoor onze dank. De huidige
aansprakelijkheidsregeling is quasi identiek aan die van de
werknemers en biedt dus inderdaad een goede bescherming. Zeer
belangrijk, en wat wij ook van bij het begin beoogden met onze
wetsvoorstellen, is dat de uitkeringsgerechtigden in de sociale
zekerheid en de leefloners nu weten waar zij aan toe zijn. Zij weten nu
dat zij inderdaad vrijwilligerswerk mogen doen. De toelating tot het
verrichten van vrijwilligerswerk en het in orde blijven met de sociale
zekerheidsuitkering kan op een heel eenvoudige administratieve
manier worden geregeld. Wij verheugen ons daar zeer sterk over. Wij
zijn ook tevreden dat, op onze vraag, de minister van Pensioenen
schriftelijk bevestigde dat er geen extra wettelijke bepalingen nodig
zijn om gepensioneerden het recht op vrijwilligerswerk toe te kennen.

Wat de vergoedingen betreft, zijn wij minder tevreden. In het
oorspronkelijke voorstel van de meerderheid stond, net als in ons
voorstel, een verhoging ingeschreven van de forfaitaire vergoeding
die een vrijwilliger mag krijgen, zonder onderworpen te worden aan
sociale zekerheidsbijdragen of fiscaliteit. Na het advies van de
Nationale Arbeidsraad heeft de meerderheid afbod gedaan op haar
eigen oorspronkelijk wetsvoorstel en is deze forfaitaire vergoeding, in
plaats van verhoogd, verlaagd. Wij moeten weten, mijnheer de
minister ­ en ik richt mij daarbij heel speciaal tot u ­ dat in dit ontwerp,
dat aan de Koning zal worden voorgelegd, op korte termijn wel een
verhoging zou kunnen worden ingeschreven, want de huidige
vergoedingen zijn al jaren niet meer aangepast. Ik ken natuurlijk ook ­
en ik heb het met grote aandacht gelezen ­ het advies van de
Nationale Arbeidsraad. Het is ontegensprekelijk zo dat de Nationale
Arbeidsraad gevraagd had, om de redenen die hem eigen zijn en die
in zijn advies worden uiteengezet, om de vergoedingen niet te
verhogen.

Dat de meerderheid zich in dit dossier achter het advies van de NAR
verschuilt, is te gemakkelijk. In andere dossiers, mijnheer de minister
heb ik u en uw collega van Werk aangetoond dat deze meerderheid
de adviezen van de NAR naast zich neerlegt of zelfs helemaal geen
advies vraagt.

Mijnheer de minister, mochten er in de komende maanden
programmawetten nodig zijn, hoop ik alsnog iets terug te vinden van
de verhoging van de forfaits voor de vrijwilligers, al was het maar om
soelaas te bieden aan de terechte bekommernis van de sportmilieus
en voor wie de huidige regeling niet de gewenste oplossing biedt.

Indien een verhoging van het forfait voor de vrijwilligers wordt
juridique.

La formulation de la responsabilité
n'a pas été une sinécure, mais
finalement, un texte cohérent a pu
être dégagé, assurant aux
volontaires une protection similaire
à celle des travailleurs ordinaires.
Les allocataires et les
bénéficiaires du revenu d'intégra-
tion savent également qu'ils
peuvent désormais exercer des
activités de volontariat tout en
restant en règle, à l'instar des
pensionnés. Cette mesure nous
réjouit fortement. Nous nous
réjouissons moins en revanche de
l'indemnisation octroyée aux
volontaires. En effet, notre parti
s'est efforcé d'obtenir une
augmentation de l'indemnisation
forfaitaire, alors que nous
assistons, au contraire, à une
diminution de celle-ci. Nous
savons que l'avis du Conseil
national du travail a été suivi en la
matière, mais il est trop facile de
se retrancher derrière cette
argumentation. Nous continuons
dès lors à espérer une
augmentation à court terme, pour
l'ensemble des volontaires sans
distinction.

L'assurance constituait un
troisième aspect important. Nous
nous étions imaginé une bonne
bière belge à la pression, mais
nous avons hélas dû nous
contenter d'une petite bière
hollandaise servie dans un verre
de limonade. (Sourires) Force est
de reconnaître que l'obligation
d'assurance a été instaurée sous
la pression de notre parti. Cette
assurance en responsabilité est
aujourd'hui de qualité. Nous
aurions toutefois souhaité
davantage: nous envisagions une
assurance complète pour le
bénévole, donc aussi pour les
dommages physiques et pour
l'assistance juridique. Le ministre
a démontré en commission que
cela coûterait environ 10 millions
d'euros de plus que le système
proposé, soit à peine six euros par
bénévole, que le gouvernement
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
29
goedgekeurd, pleit CD&V ongenuanceerd voor een verhoging voor
alle vrijwilligers. Of iemand een zieke hulp en ondersteuning biedt,
een vereenzaamde bejaarde in het rusthuis een warm gevoel
probeert te geven of onze jongeren begeleidt in hun vrije tijd of sport,
er mag geen onderscheid zijn in onze waardering van
vrijwilligerswerk.

Een derde kapitale zaak in dit ontwerp is de verzekering. De
commissie heeft hierover een lang en moeizaam debat gevoerd.
Hetgeen thans voorligt, heeft me naar de beeldspraak van de goed
getapte Belgische pint doen teruggrijpen in plaats van het Hollands
biertje in een limonadeglas. Ten opzichte van het oorspronkelijk
wetsvoorstel van de meerderheid is in de voorliggende tekst de
verzekeringsplicht bijgestuurd ten goede. Zonder enige schroom mag
CD&V stellen dat zij haar uiterste best heeft gedaan om deze
bijsturing ten goede inzake de verzekeringsplicht te bekomen. Door
de bijsturing is, in tegenstelling tot het oorspronkelijk voorstel van de
meerderheid, thans wel een degelijke aansprakelijkheidsverzekering
uitgewerkt. Er is echter een maar. CD&V wilde verder gaan. Ons
wetsvoorstel voorzag in een full verzekering voor de vrijwilligers; niet
alleen de aansprakelijkheidsverzekering maar ook rechtsbijstand en
schade door ongevallen aan vrijwilligers.

Wij hebben in de commissie zelfs het cijfermateriaal geleverd om aan
te tonen dat de kostprijs om van een aansprakelijkheidsverzekering
over te stappen op een fullverzekering weliswaar een respectabel
bedrag vertegenwoordigt, dat evenwel niet onoverkomelijk is. Ik vat
het heel summier samen. Het gaat over anderhalf miljoen vrijwilligers
en een fullverzekering zou in vergelijking met het huidige voorstel 10
miljoen euro meer kosten. Ik raad iedere collega die dat
onoverkomelijk vindt, echter aan om de begroting en de
begrotingsaanpassingen na te pluizen en te zoeken naar beslissingen
die veel meer behelzen dan 10 miljoen euro extra voor veel minder
mensen en met minder impact op onze samenleving. Omgerekend is
dat 6 euro per vrijwilliger. Uiteindelijk gaat het erom of we 6 euro per
vrijwilliger veil hebben om van de huidige
aansprakelijkheidsverzekering over te gaan op een fullverzekering.
Wij vonden alleszins van wel en wij blijven daarbij.

Zelfs al had de overheid maar de helft van de 6 euro per vrijwilliger
ten laste willen nemen, wat de budgettaire kostprijs tot amper 5
miljoen euro
terugbrengt, dan nog hadden wij veel
vrijwilligersorganisaties in staat kunnen stellen om de fullverzekering
te betalen. Het heeft ondanks onze pogingen niet mogen zijn. Wij
hebben inderdaad een verbetering kunnen aanbrengen aan de
aansprakelijkheidsverzekering. De fullverzekering hebben wij echter
niet kunnen afdwingen.

Mijnheer de minister, ik zou u in dat verband toch het volgende willen
vragen. De informatie die na de beslissing in de commissie voor de
Sociale Zaken via de media, gespecialiseerde websites en
tijdschriften is verspreid, is misleidend. Erger nog, ze zijn verkeerd.
Men publiceert namelijk dat de verzekering een niet-verplichtend
karakter zou hebben. Dat is niet de beslissing die in de commissie
werd genomen. Ik zou u dan ook willen vragen, mijnheer de minister,
om een informatiecampagne te starten eens het ontwerp hier is
goedgekeurd. De eerste stap was er eigenlijk een van desinformatie
en ik denk dat de goede aspecten van het voorstel best volledig en
refuse de débourser. Même trois
euros par bénévole suffiraient à
convaincre la plupart des
associations, mais il n'y aurait pas
davantage de budget à cet effet.
En outre, il serait opportun
d'organiser une campagne d'infor-
mation car trop d'informations
trompeuses ont déjà été diffusées
à propos de cette proposition.

Mon parti demandera aux entités
fédérées de réparer les erreurs
commises à l'échelon fédéral:
nous demanderons au gouverne-
ment flamand de placer ce point à
l'ordre du jour et à l'échelon local,
nous élaborerons un système
d'assurances collectives
permettant aux associations
locales de s'affilier à moindres
frais.

Un million et demi de volontaires,
ça se mérite. C'est la raison pour
laquelle nous souhaitions un statut
digne de ce nom, quelque chose
de vraiment consistant.
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
30
juist worden gecommuniceerd.

Wij hadden meer gewenst. Waarom hadden wij meer gewenst? Ik
heb dat al in de commissie gezegd en ik wil dat ook hier met grote
overtuiging herhalen. Voor ons, mijnheer de minister, collega's, zijn
vrijwilligers het teken van ­ laat het dan gezegd zijn door een "tsjeef"
­ van geloof, hoop en liefde in de samenleving. Zij zijn het teken van
het geloof dat vandaag en morgen mensen er vrijwillig en gratis willen
zijn voor elkaar. Zij zijn het teken van de hoop dat dankzij de inzet van
de vrijwilliger de ik-maatschappij het nooit zal halen van de wij-
samenleving. Zij zijn een belijdenis bijna van de liefde waarmee
gezonde mensen de dorst van zieke mensen lessen; waarmee de
jeugdleiding de kleuter, peuter en puber begeleidt door het labyrint
naar de volwassenheid en waarmee de vrijwilliger nog wat warmte
brengt in het leven van een eenzame bejaarde. Daar ging het ons om
bij het statuut van de vrijwilliger.

Omdat inderdaad het glas maar halfvol is, en opdat het Hollands
biertje het best en vlug veranderd wordt in een degelijke pint, hebben
wij, mijnheer de minister, in de commissie, ­ ik dank overigens de
voorzitter van de commissie omdat hij daartoe bereid was ­ wetende
dat wij niets anders konden doen dan een vraag stellen of een
aanbeveling doen, toch onze vragen en aanbevelingen gericht aan de
deelstaten. Wij willen vragen dat men daar nog de steken zou
oprapen die wij op federaal niveau hebben laten vallen. Ik doe van op
dit spreekgestoelte als Vlaming een oproep aan de Vlaamse regering
dat zij wat in het regeerakkoord ingeschreven stond inzake de
vrijwilliger en de verzekering, uitvoert en dat men tot systemen van
collectieve verzekering komt waardoor de vrijwilliger volwaardig
verzekerd is terwijl de kostprijs voor de organisaties van vrijwilligers
draagbaar blijft.

Ik zeg ook vanop dit spreekgestoelte dat CD&V op het lokale niveau ­
gelukkig nemen wij in heel wat gemeenten en provincies deel aan het
bestuur ­ alle middelen zal aanwenden om werk te maken van het
afsluiten van collectieve verzekeringen waarbij lokale
vrijwilligersorganisaties zich tegen een zeer betaalbare prijs kunnen
aansluiten.

Anderhalf miljoen vrijwilligers, die moet men elke dag opnieuw
verdienen. Om ze te verdienen en om hun inzet waardig te zijn,
hadden wij een nog degelijker statuut gewenst. Laten wij hopen dat al
diegenen die het Hollands biertje in een limonadeglaasje verkozen,
tijdens de zomervakantie een cursus tappen van goede Belgische
pinten zullen volgen. Ik gun het de vrijwilligers van harte!

De voorzitter: Ik dank mevrouw D'hondt en geef het woord aan mevrouw van Gool als laatste spreker.
04.09 Greet van Gool (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, collega's, voor u staat een erg gelukkige vrouw. De reden
daarvoor is dat we vandaag eindelijk beginnen met de bespreking in
plenaire vergadering van het wetsvoorstel over de vrijwilligers. Zij
krijgen nu eindelijk een statuut.

Ik wil dan ook beginnen met het danken van de
vrijwilligersorganisaties.

Al die jaren hebben zij geduldig gewacht en hebben ze hun
04.09 Greet van Gool (sp.a-
spirit): Un vrai statut pour les
bénévoles voit enfin le jour dans
notre pays. Nous ne pouvons que
rendre hommage aux nombreuses
associations de volontaires pour
leur patience et vanter les
nombreux efforts également
fournis sous la précédente
législature pour obtenir ce résultat
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
31
medewerking verleend. Maar het zijn geen verloren jaren geweest. Er
werd in die periode heel wat werk verricht en heel wat overleg
gepleegd om tot de tekst te komen die vandaag ter bespreking ligt.

In de vorige legislatuur waren er verschillende wetgevende initiatieven
en op basis daarvan is heel wat werk verricht. Er waren hoorzittingen
in de commissie voor de Sociale Zaken en verschillende adviezen
werden gevraagd: van de beheerscomités, van de betrokken
instellingen van Sociale Zekerheid, van de Raad van State en van het
Comité voor de Verzekeringen. Dat alles nam heel wat tijd in beslag
en daarom kwam het in de vorige legislatuur niet tot een stemming
van het wetsvoorstel.

Het waren geen verloren jaren; het werk was niet voor niets. Veel van
de adviezen en opmerkingen werden verwerkt in de tekst van het
wetsvoorstel, zoals we het in november 2003 hebben ingediend. Het
wetsvoorstel was door alle democratische partijen van de
meerderheid en de oppositie ondertekend, behalve door CD&V.

Verschillend is dat er in deze legislatuur uitdrukkelijk in het
regeerakkoord vermeld staat dat er een statuut moet komen voor de
vrijwilligers. De minister heeft evenwel expliciet toegezegd dat het
initiatief daartoe bij het Parlement kan blijven, waarvoor ik hem heel
erg wil danken. In het Parlement werd reeds veel werk verricht en het
voorstel dat werd ingediend, werd ruim gedragen door de
verschillende partijen en door de sector.

De minister werd gevraagd om advies in te winnen bij de Hoge Raad
voor Vrijwilligers en bij de Nationale Arbeidsraad. Het is logisch dat
ook de Hoge Raad hierin betrokken werd. Hij werd op mijn initiatief in
een andere hoedanigheid opgericht in de vorige legislatuur, net om
betrokken te worden bij alles wat te maken heeft met vrijwilligerswerk.
In de Hoge Raad zijn de verschillende sectoren vertegenwoordigd; het
veld is er dus wel degelijk bij betrokken.

De Hoge Raad leverde vrij snel advies, namelijk op 6 februari 2004.
Op het advies van de Nationale Arbeidsraad hebben we iets langer
moeten wachten: dat kwam er pas op 9 februari 2005. Beide adviezen
en het overleg dat erop volgde, gaven ons de mogelijkheid de tekst te
verfijnen en aan de realiteit van het terrein aan te passen. Het zijn dan
ook die adviezen en dat overleg die aanleiding gaven tot de
amendementen en tot onderhavige tekst.

Dat brengt mij tot de inhoud van het wetsvoorstel. Het is al gezegd
maar we kunnen het inderdaad niet genoeg benadrukken, vrijwilligers
zijn onmisbaar. Vlaanderen alleen al telt er 800.000 en in België zijn
er meer dan anderhalf miljoen vrijwilligers actief. Ze zijn actief in
verschillende sectoren: bejaardenzorg, gehandicaptenzorg, sport,
jeugd, cultuur, en dergelijke. Onze maatschappij kan niet meer zonder
die vrijwilligers. Zij moeten dan ook de erkenning en ondersteuning
krijgen die zij verdienen.

Erkenning is vooral een zaak van de Gemeenschappen en de
Gewesten, van de lokale besturen. Dat kunnen zij, bijvoorbeeld door
lokalen aan te bieden, door infrastructuur ter beschikking te stellen,
door regelingen te treffen op het vlak van verzekering en ­ zeker ook
belangrijk ­ door een aangepast subsidiebeleid.
aujourd'hui.

Nombre de ces avis et
observations ont été intégrés au
texte de la proposition de loi telle
qu'elle a été déposée en
novembre 2003 et signée par tous
les partis démocratiques de la
majorité et de l'opposition, à
l'exception du CD&V.

L'accord de gouvernement prévoit
expressément la définition d'un
statut des volontaires. Le ministre
a estimé que l'initiative à cet égard
pouvait être maintenue au
Parlement mais a demandé de
recueillir l'avis du Conseil
supérieur des volontaires, qui
représente les différents secteurs,
et du Conseil national du Travail
(CNT). Les acteurs de terrain sont
donc réellement intéressés au
projet.

Le Conseil supérieur a rendu son
avis le 6 février 2004. L'avis du
CNT n'a été présenté que le 9
février 2005. Ces deux avis et la
concertation qui s'en est suivie,
ont permis de peaufiner le texte et
d'e l'amender.

Les bénévoles sont
indispensables. Il y en a 800.000
en Flandre et plus d'un million et
demi à l'échelle de la Belgique. Ils
sont actifs dans différents secteurs
tels que les soins aux personnes
âgées et aux handicapés, le sport,
la jeunesse et la culture. Les
Communautés, les Régions et les
pouvoirs locaux doivent veiller à ce
que leurs bénévoles bénéficient de
la reconnaissance qu'ils méritent.
Ils peuvent le faire en mettant à
leur disposition des infrastructures,
en prenant des dispositions en
matière d'assurance et en menant
une politique de subventionnement
adaptée. A l'échelon fédéral, il
nous faut surtout élaborer une
réglementation légale valable.

Le champ d'application de la
présente loi est le volontariat
exercé sur le territoire belge mais
également le volontariat à
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
32
Op het federale niveau moeten wij vooral werk maken van een goede
wettelijke regeling voor de knelpunten die er zijn. Dat zijn er toch wel
wat. De belangrijkste betreffen de aansprakelijkheid, de
verzekeringen en de vergoedingen. Als een vrijwilliger vergoed wordt,
hoe zit het dan met zijn belastingen? Moet hij daarop belastingen en
sociale bijdragen betalen? Het laatste knelpunt: quid met degenen die
een sociale uitkering krijgen? Mogen zij vrijwilligerswerk uitoefenen?
Ik zal die verschillende punten dan ook behandelen.

Ik wil eerst een woordje uitleg geven over het toepassingsgebied. De
wet regelt uiteraard het vrijwilligerswerk dat verricht wordt op het
Belgische grondgebied, maar ook het vrijwilligerswerk dat daarbuiten
wordt verricht maar dat wordt georganiseerd vanuit België, op
voorwaarde dat de vrijwilliger nog steeds woont in België of er zijn
hoofdverblijfplaats heeft, en zulks onverminderd de bepalingen die
van toepassing zijn in het land waar het vrijwilligerswerk wordt
verricht. Die laatste toevoeging ­ en ik haal het maar aan als
voorbeeld ­ is er expliciet gekomen op vraag van onder meer Jint
omdat er toch wel heel wat jongeren zijn die internationaal actief zijn,
wat ook ondersteund wordt door Europese en internationale
verdragen. Ik haal het aan als voorbeeld om aan te tonen dat die
amendementen werkelijk werden opgesteld om tegemoet te komen
aan de verzuchtingen op het terrein en dat we werkelijk rekening
houden met wat er leeft op het terrein, met de opmerkingen die daar
gemaakt worden.

Het wetsvoorstel bevat ook duidelijke definities van vrijwilliger,
vrijwilligerswerk, vrijwilligersorganisatie. De afbakening, de definiëring
is zeker niet eenvoudig. Het werk was niet eenvoudig omdat we al
snel belandden in de grijze schemerzone. Er is inderdaad vaak een
dunne scheidingslijn tussen arbeid, semi-agorale arbeid en
vrijwilligerswerk. Vandaar dat in het wetsvoorstel de mogelijkheid
geboden wordt dat de Koning bepaalde categorieën van vrijwilligers
mag uitsluiten en dat er ook een aantal controlemogelijkheden
ingebouwd is. Het moet echter duidelijk zijn dat een vrijwilliger iemand
is die kosteloos iets doet; dat hij geen betaling krijgt voor de activiteit
die hij uitoefent. Dat is, mijnheer Courtois, vaak toch wel anders als
het gaat over de sportsector. Er zijn in die sportsector heel veel
mensen actief - denk maar aan ouders die in de kantine staan, ouders
die truitjes wassen, mensen die op het terrein lijnen trekken - die
kosteloos die activiteit uitoefenen.

Zij krijgen misschien een vergoeding voor hun kosten, maar voor het
overige, voor de activiteit zelf, worden zij niet betaald. Er zijn ook
anderen, zoals trainers en begeleiders, die nu betaald worden via een
onkostenvergoeding, maar eigenlijk een betaling krijgen voor de
activiteit die zij uitoefenen. Zij moeten dan ook niet onder het statuut
van de vrijwilliger vallen. Voor hen moet een andere, aparte regeling
uitgewerkt worden. Dat wordt trouwens ook gewenst en gevraagd
door de minister, door BLOSO, door de sector zelf dus, door de
bevoegde ministers van Sport van de Gemeenschappen, Claude
Eerdekens en Bert Anciaux. Wij zijn er voorstander van om voor
degenen die in de sport actief zijn, een aparte regeling uit te werken,
omdat zij niet onder het toepassingsgebied van het statuut vallen,
maar geenszins, mijnheer Courtois, omdat wij voor hen geen regeling
wensen of omdat wij een regeling op de lange baan willen schuiven.

Een van de punten bij de definities heeft betrekking op de
l'étranger, organisé depuis la
Belgique, à condition que le
volontaire habite toujours en
Belgique et sans préjudice des
dispositions en vigueur dans le
pays où le travail volontaire est
effectué.

La présente proposition de loi
comporte aussi des définitions des
termes volontaire, volontariat et
organisation bénévole. Dans
beaucoup de cas, seule une ligne
de démarcation très ténue sépare
le travail, le travail semi-agoral et
le volontariat. Aussi avons-nous
prévu que le Roi peut exclure
certaines catégories de volontaires
et avons-nous incorporé une série
de possibilités de contrôle.

Les bénévoles ne sont pas
rémunérés. Dans le secteur
sportif, par exemple, de
nombreuses personnes exercent
une activité à titre gracieux.
D'autres perçoivent une indemnité
constituant en fait une
rémunération. C'est pourquoi nous
préconisons une réglementation
distincte, comme le demandent
également l'ADEPS et les
ministres régionaux compétents.

Il a aussi été longuement débattu
de la note d'organisation. L'objectif
n'est pas d'imposer de lourdes
obligations administratives, mais
bien de conclure des accords
précis entre les bénévoles et les
organisations et d'attirer l'attention
des uns et des autres sur leurs
obligations et leurs droits. La note
d'organisation ne doit pas être
écrite, les supports électroniques
peuvent être utilisés. Dans
certains cas, comme celui des
associations de fait, il convient de
signer la note d'organisation.

Les services juridiques de la
Chambre ont rendu un avis à
propos de l'article 5. Chaque
organisation est tenue
responsable des dommages
causés par le bénévole à des tiers
dans le cadre de ses activités de
bénévole, de la même manière
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
33
organisatienota. Ook daarover werd lang gediscussieerd, vooral over
de benaming. Het is niet de bedoeling om zware administratieve
verplichtingen op te leggen of een vrijwilliger of de organisatie met
allerhande administratieve rompslomp te belasten. Het is wel de
bedoeling om de duidelijke afspraken die gemaakt worden tussen de
vrijwilligers en de organisaties vast te leggen en beide partijen te
wijzen op hun rechten en plichten. Het is geen formalisme. Wij
moeten zeker geen termen gebruiken als overeenkomst, die
verwarring zouden kunnen scheppen of verwijzen naar begrippen die
in andere sectoren gebruikt worden.

Het is ook belangrijk dat de organisatienota niet noodzakelijk op
papier moet bestaan. Daarvoor zijn bijvoorbeeld ook elektronische
dragers mogelijk. In een aantal gevallen, zoals bij feitelijke
verenigingen, is het aangewezen om de organisatienota te
ondertekenen.

Ik kom nu tot de belangrijkste zaken die het wetsvoorstel regelt,
namelijk de aansprakelijkheid en de verzekering. Het is mede op
initiatief of op voorstel van de juridische diensten van de Kamer dat de
tekst van artikel 5 opgesteld werd zoals hij nu voorligt. Elke
organisatie wordt aansprakelijk gesteld voor de schade die de
vrijwilliger aan derden veroorzaakt bij het verrichten van
vrijwilligerswerk, op de wijze waarop aanstellers aansprakelijk zijn
voor de schade die aangericht wordt door hun aangestelden. Het
wetsvoorstel legt daarmee uitdrukkelijk de aansprakelijkheid bij de
organisatie. Dat is erg belangrijk en een zeer goede en wenselijke
regeling voor de vrijwilligers. Denk maar aan het ongeval dat een hele
tijd geleden gebeurd is en waarbij een scoutsleider aansprakelijk
gesteld werd voor een ongeval dat een van de scouts overkomen is.
Voortaan zal dit niet meer mogelijk zijn. Het wetsvoorstel legt de
aansprakelijkheid uitdrukkelijk bij de organisatie. Alleen wanneer er
bedrog, zware schuld of een vaak voorkomende lichte fout is, wordt
de aansprakelijkheid bij de vrijwilliger zelf gelegd.

Daarmee geldt voor de vrijwilligers een gelijkaardige bescherming als
voor de werknemers.

Ook op het vlak van de verzekering is er heel wat discussie geweest.
Inderdaad, in het oorspronkelijk wetsvoorstel was geen
verzekeringsplicht opgelegd. Dat was op uitdrukkelijke vraag van de
sector zelf. Uit de hoorzittingen die tijdens de vorige legislatuur
werden gehouden, en uit later overleg met de sector is gebleken dat
hij dat een te zware vooral financiële verplichting vond voor vaak
kleine verenigingen van vrijwilligersorganisaties. Mensen kunnen van
mening veranderen. In zijn advies heeft de Hoge Raad uitdrukkelijk
gepleit voor een verplichte verzekering voor burgerlijke
aansprakelijkheid. De werkgeversorganisaties vertegenwoordigd in de
Nationale Arbeidsraad deden hetzelfde. Het is niet meer dan logisch
dat de wetgever rekening houdt met die adviezen en de verplichte
verzekering voor burgerlijke aansprakelijkheid via een amendement
heeft ingevoerd. We willen zoveel als mogelijk rekening houden met
de verzuchtingen op het terrein.

Verplichte verzekering is een zaak. Blijft de vraag hoever die
verplichte verzekering moet gaan. Moet men rechtsbijstand
verzekeren en lichte lichamelijke ongevallen? Op dat punt is het
belangrijk rekening te houden met het terrein. Mevrouw D'hondt heeft
que les commettants sont
responsables du dommage causé
par leurs préposés. La proposition
de loi attribue donc explicitement
la responsabilité à l'organisation.
Le bénévole pourra être tenu
responsable uniquement en cas
de dol ou de faute grave ou
lorsque sa faute légère présente
un caractère habituel. Les
bénévoles bénéficient ainsi de la
même protection que les
employés.

A la demande expresse du
secteur, aucune obligation
d'assurance n'avait été imposée
dans la proposition de loi initiale.
Dans son avis, le Conseil
supérieur a toutefois préconisé
explicitement une assurance
obligatoire en responsabilité civile.
Les organisations des employeurs,
représentées au sein du CNT, ont
fait de même. C'est la raison pour
laquelle nous avons instauré
l'assurance obligatoire en
responsabilité civile par la voie
d'un amendement.

Il ne convient pas d'imposer par la
voie légale une assurance en
matière d'assistance en justice ou
contre les accidents corporels, qui
constituerait une lourde charge
financière pour les organisations
car des différences importantes
semblent exister entre les primes
d'assurances pratiquées par les
différentes compagnies
d'assurances. L'assurance
obligatoire se limite donc à la
responsabilité civile, avec une
possibilité d'extension. Plusieurs
secteurs bénéficient déjà
actuellement de subsides de la
Communauté flamande à
condition d'être dûment assurés,
également contre les accidents
corporels. Une évaluation pourra
évidemment être faite à l'avenir.

Les Communautés et les Régions,
les pouvoirs locaux et les
provinces doivent prendre leurs
responsabilités. Ils peuvent
conclure des polices collectives.
Nous voulons cependant faire un
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
34
een aantal prijzen van verzekeringspolissen aangehaald. In de praktijk
blijkt dat ze erg verschillend zijn. Bij heel wat
verzekeringsmaatschappijen gelden merkelijk hogere bedragen. In
die omstandigheden is het niet raadzaam ook een verzekering voor
rechtsbijstand en voor lichamelijke ongevallen bij wet te verplichten.
Dat zou een te zware financiële last zijn voor de organisaties. Om die
reden is de verplichte verzekering beperkt tot burgerlijke
aansprakelijkheid, weliswaar met de mogelijkheid die uit te breiden.
Dat is trouwens reeds het geval in heel wat verenigingen. Een aantal
sectoren ontvangt subsidies van de Vlaamse Gemeenschap op
voorwaarde dat een voldoende verzekering is gesloten, ook voor
lichamelijke ongevallen. Vanzelfsprekend zal voor dat punt, zoals voor
heel de wet, een evaluatie in de toekomst mogelijk zijn.

Zoals in de commissie wil ik een pleidooi houden, opdat de
Gemeenschappen en Gewesten, de lokale besturen, de provincies
hun verantwoordelijkheden nemen. Zij kunnen collectieve polissen
sluiten. Wij willen nog een stap verdergaan. Wij vragen de gemeenten
zelf verzekeringen te sluiten waarop de vrijwilligersorganisaties
kosteloos kunnen aansluiten, zodat zij aan de verplichting die de wet
oplegt, gemakkelijk kunnen voldoen. Dat is perfect mogelijk. Er zijn
gemeenten met zulke polissen, waarop vrijwilligersorganisaties heel
snel en gemakkelijk kunnen ingaan.

Er was in de commissie ook afgesproken dat de Gemeenschappen
en Gewesten zouden worden gewezen op hun verantwoordelijkheid
op dit vlak. De voorzitter heeft mij meegedeeld dat intussen de
brieven vertrokken zijn om dit ook effectief te doen.

Ik kom dan bij de regeling van de vergoedingen. Dit was toch wel een
van de moeilijkste discussiepunten in heel de bespreking van het
wetsvoorstel, vooral gelet op de dunne scheidingslijn tussen
vrijwilligerswerk, semi-agorale arbeid en arbeid. Een vrijwilliger, ik
herhaal het, is iemand die geen betaling ontvangt voor zijn activiteit.
Hij kan wel onkosten maken. Het is dan ook logisch, als wij dat
vrijwilligerswerk willen stimuleren, dat die onkosten vergoed worden
door de organisatie. Als die onkosten worden vergoed, moet de
vrijwilliger daarop geen belastingen en geen sociale bijdragen betalen.
Er bestaan terzake twee mogelijkheden. Ofwel toont men de kosten
aan door het voorleggen van facturen of bonnetjes en dan geldt er
geen enkele beperking qua bedrag. Het nadeel is wel dat heel
gedetailleerd moet kunnen worden aangetoond dat de vergoeding van
de organisatie een terugbetaling is van de gemaakte onkosten. Een
andere mogelijkheid die in de praktijk wel meer wordt toegepast, is de
betaling van een forfaitaire vergoeding. Hoe kan iemand aantonen ­
vaak gebruikt men de eigen auto, computer en telefoon ­ wat de
eigen kosten zijn en wat de kosten zijn die men maakt voor de
organisatie? Om die reden betalen heel wat verenigingen een
forfaitair bedrag uit aan hun vrijwilligers als terugbetaling van de
gemaakte onkosten.

Dat is de reden waarom het wetsvoorstel in een regeling voorziet voor
de betaling van die forfaitaire vergoedingen. In de oorspronkelijke
tekst van het wetsvoorstel waren hogere bedragen voorgesteld. Wij
hebben uitdrukkelijk ervoor gekozen om in te gaan op de
uitdrukkelijke vraag van de Nationale Arbeidsraad om de bestaande
bedragen van 27 euro per dag en 1097 euro per jaar, te handhaven.
Wij zijn hierop ingegaan omdat dit te maken heeft met de
pas de plus. Nous demandons aux
communes de souscrire elles-
mêmes des assurances,
lesquelles sont gratuites pour les
organisations de volontaires. Un
courrier a été envoyé aux
Communautés et aux Régions
pour leur rappeler leurs
responsabilités.

Les discussions sur les indemnités
ont été longues et sérieuses,
surtout en raison de la ligne ténue
qui sépare le travail bénévole, le
travail semi-agoral et le travail. Un
bénévole est une personne qui ne
reçoit pas de salaire mais qui peut
encourir des frais. Si ces frais font
l'objet d'une indemnisation, celle-ci
n'est ni taxée ni soumise à des
cotisations sociales supplémen-
taires. Si le bénévole apporte les
preuves de ces frais, il n'est prévu
aucune limitation. L'inconvénient
est que les frais doivent être très
détaillés.

L'autre possibilité est le paiement
d'une indemnité forfaitaire. La
proposition de loi prévoit un
dispositif à cet effet. A la demande
du CNT, on a opté pour le
maintien des montants actuels de
27 euros par jour et 1.097 euros
par an. Une limite trimestrielle de
600 euros est toutefois instaurée,
les indemnités peuvent être
augmentées pour certains
secteurs et les montants font
l'objet d'une évaluation
bisannuelle.

Pour les allocataires, il fallait
trouver une réglementation
facilitant l'accès au travail
bénévole, sans pour autant
influencer le montant de
l'allocation. C'est pourquoi on a
supprimé l'autorisation préalable
pour les chômeurs et les
prépensionnés. Il leur suffit
dorénavant de mettre l'ONEM au
courant de leurs activités
bénévoles. En l'absence de
réaction dans les quinze jours,
l'activité est autorisée.
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
35
scheidingslijn en de afbakening van vrijwilligers ten opzichte van
andere sectoren. Bovendien worden vanuit de sector geen
opmerkingen gemaakt over die bedragen. Om die reden zijn wij
teruggevallen op de huidige bedragen, met dien verstande dat wij ook
een kwartaalgrens van 600 euro hebben ingevoerd.

Het wetsvoorstel biedt ook uitdrukkelijk de mogelijkheid om die
bedragen te verhogen voor bepaalde categorieën van vrijwilligers en
om de bedragen te evalueren na twee jaar zoals de Nationale
Arbeidsraad zelf heeft voorgesteld. Bij die evaluatie moet worden
nagegaan of een eventuele verhoging mogelijk is. We moeten kijken
wat er op het terrein leeft en welke de noden zijn.

Het laatste punt heeft betrekking op de uitkeringtrekkers, zij die een
sociale vergoeding krijgen, een werkloosheidsvergoeding, een
uitkering van de sociale zekerheid of een uitkering van de sociale
bijstand. Daarover bestond heel wat onzekerheid, evenals zware
administratieve verplichtingen. Daarom vormen de rechtszekerheid en
de administratieve eenvoud de basis van de regeling die wordt
voorgesteld. Dat houdt in dat, mensen die een sociale uitkering
krijgen gemakkelijk en zonder veel administratieve rompslomp
vrijwilligerswerk moeten kunnen uitvoeren, enerzijds, en dat de
vergoedingen die men krijgt niet of geen invloed zouden mogen
hebben op die sociale uitkeringen, anderzijds.

Er is een belangrijke vereenvoudiging gekomen voor de werklozen en
de bruggepensioneerden. Zij moesten tot nu toe drie formulieren
invullen en een voorafgaande toestemming vragen, wat nu wegvalt.
Voortaan moeten zij geen voorafgaande toestemming meer vragen,
maar alleen aangifte doen van de uitoefening van het vrijwilligerswerk.
De RVA heeft dan twee weken om te reageren. Gebeurt dat niet, dan
wordt het vrijwilligerswerk geacht te mogen worden uitgeoefend.
Vanzelfsprekend blijven ook daar de gewone regels van toepassing.
Mocht nadien blijken dat de activiteit die betrokkene uitoefent geen
vrijwilligerswerk is, maar wel een activiteit als zelfstandige of als
werknemer, dan blijven de gewone regels van toepassing. Het gaat
hier dus om een belangrijke vereenvoudiging, in die zin dat de
voorafgaande toestemming niet meer vereist is, maar de aangifte wel.

Voor arbeidsongeschikten is de regeling wat anders, omdat daar niet
alleen de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt van tel is, maar ook
­ zeer belangrijk - de gezondheidstoestand van de betrokkene.
Daarom blijft een advies van de geneesheer noodzakelijk en moet de
betrokkene de toestemming bekomen alvorens hij vrijwilligerswerk
mag uitoefenen, waarbij rekening zal worden gehouden met zijn
algemene gezondheidstoestand.

Voor de gepensioneerden is er geen regeling opgenomen in het
wetsvoorstel. Bij brief van de minister van Pensioenen werd
uitdrukkelijk bevestigd dat daar geen wettelijke regeling nodig is. In de
pensioenwetgeving is er slechts sprake van beroepsbezigheden voor
gepensioneerden als er een activiteit wordt uitgeoefend die inkomsten
kan opleveren, zoals bedoeld in het Wetboek van de
Inkomstenbelastingen. Wanneer de vergoedingen die worden betaald
niet belastbaar zijn, is er geen sprake van een activiteit in de zin van
het Wetboek van de Inkomstenbelastingen en dus is er ook geen
sprak van een activiteit in de zin van de pensioenwetgeving en is daar
geen regeling voor nodig.
Les personnes en incapacité de
travail qui souhaitent travailler sur
une base bénévole
doivent
toutefois en demander l'autori-
sation préalable au médecin-
conseil. Une réglementation
adaptée aux pensionnés n'était
pas nécessaire étant donné que la
législation relative aux pensions ne
prévoit pas d' `activité' sans
indemnité imposable.

Le travail ne s'arrête pas à cette
proposition de loi. Les arrêtés
d'exécution sont indispensables.
Je rappelle que la ministre s'est
engagée à prendre ces arrêtés
avec célérité de manière à ce que
la loi puisse entrer en vigueur sans
délai. Une concertation doit
également être organisée avec les
différentes parties concernées de
sorte que la loi ne reste pas lettre
morte sur le terrain. Je m'engage
par ailleurs aujourd'hui à élaborer
à court terme une réglementation
pour les bénévoles du secteur
sportif également.

Je remercie enfin tous ceux qui
ont oeuvré à l'élaboration de cette
proposition de loi.
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
36

Voor de uitkeringen van de sociale bijstand, leefloon,
tegemoetkomingen aan personen met een handicap, gewaarborgd
inkomen voor bejaarden, inkomstengaranties voor ouderen en ook
voor gezinsbijslag, werd uitdrukkelijk bepaald dat als men
vergoedingen krijgt, deze niet als een inkomen gelden.

Dit zijn enkele van de belangrijkste punten van het wetsvoorstel en zij
geven de vrijwilliger eindelijk de bescherming en de rechtszekerheid
waarop hij recht heeft en die hij meer dan verdient.

Ons werk is evenwel nog niet af. De wet is er wel, of morgen althans,
maar zij moet nog worden uitgevoerd. Er moeten nog een aantal
koninklijke besluiten worden genomen, maar de betrokken ministers
hebben zich ertoe geëngageerd daar spoed achter te zetten. Zij zullen
ervoor zorgen dat de nodige uitvoeringsbesluiten zullen worden
genomen en gepubliceerd tijdens de periode die de inwerkingtreding
van de wet voorafgaat.

Ik wil u aan uw engagement op dat vlak herinneren.

Er zal ook overleg moeten komen met de sectoren - met
verzekeringsmaatschappijen, verenigingen en organisaties - om
ervoor te zorgen dat de bepalingen van de wet geen dode letter
blijven, maar daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd.

Er zal ook moeten worden gewerkt aan een aparte, goede regeling
voor mensen die actief zijn in de sport. Ik wil mij engageren om
daarvan op korte termijn werk te maken.

Ik wil graag eindigen met een woord van dank aan de vrijwilligers en
de organisaties voor het geduld dat zij al die jaren hebben
opgebracht, voor de bereidwilligheid waarmee zij adviezen hebben
verstrekt, voor de manier waarop zij hebben samengewerkt om te
komen tot de wettelijke regeling zoals die vandaag wordt voorgesteld.
Ik spreek ook een woord van dank uit voor de leden van de Nationale
Arbeidsraad en van de Hoge Raad voor Vrijwilligers, omdat zij ook de
tijd hebben genomen goed onderbouwde adviezen uit te werken, die
zij ons hebben meegedeeld.

Ik wil graag de ministers Demotte, Van den Bossche, Dupont en
Tobback en hun medewerkers danken voor de vele inspanningen die
zij hebben geleverd en omdat zij dat belangrijke wetgevend werk bij
het Parlement laten.

Ik heb ook een belangrijk dankwoord voor de diensten van de Kamer,
omdat zij ons goed hebben geholpen. Het was vaak niet gemakkelijk;
het ging vaak om nogal moeilijke juridische punten, maar hun
adviezen en hun steun hebben zeker geholpen.

Ten slotte wil ik mijn collega's danken, zowel van de meerderheid als
van de oppositie. Het is niet altijd een gemakkelijke discussie
geweest, maar we hebben uiteindelijk over de partijgrenzen heen een
goede regeling uitgewerkt.
04.10 Rudy Demotte, ministre: Monsieur le président, je rappelle
qu'il s'agit d'une proposition de loi ou plutôt de plusieurs textes qui ont
finalement abouti à la rédaction de cette proposition dont nous
04.10 Minister Rudy Demotte:
De regering spreekt haar
tevredenheid uit over dit
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
37
débattons aujourd'hui.

Le gouvernement a un regard à la fois distant et satisfait sur le travail
effectué. Il est vrai que cette matière méritait davantage d'attention.
Mme D'hondt l'a rappelé il y a quelques minutes, ainsi que tous les
autres orateurs. Mme van Gool l'a encore brillamment illustré dans
son exposé.

Concernant les questions posées, l'exhaustivité de l'intervention de
Mme van Gool me dispense de revenir sur beaucoup d'aspects et je
l'en remercie. Elle a été très complète et parfaitement correcte, selon
moi, dans la relation des éléments restant en suspens. Elle a répondu
notamment à la question de M. Arens sur la responsabilité.

Monsieur Arens, il reste un aspect qui n'a pas fait l'objet d'une
réponse. Peut-on clairement dédicacer le système des bénévoles aux
mandataires et administrateurs? La réponse est affirmative, à la
condition que ce soit dans les mêmes références en termes de
montants. En outre, cela ne les exonère pas de leur responsabilité de
mandataires, cela va sans dire.

Il restait un aspect plus polémique soulevé par l'excellent collègue ­
qui a dû s'absenter entre-temps ­, M. Courtois. Il indique que l'on
aurait pu profiter de l'occasion pour régler le problème du sport. En
tant qu'ancien ministre des Sports, j'ai été tenté de le faire mais
certains parlementaires et le secteur du sport lui-même ont insisté
pour qu'il y ait un règlement spécifique. Le COIB a été rencontré à
mon cabinet pour en discuter une première fois; les fédérations
flamandes et francophones vont également donner quelques
indications. Je ne désespère pas ­ c'est un euphémisme ­ de prendre
une initiative dès que les informations seront transmises.

Une autre question a été posée par notre collègue, Mme D'hondt, sur
l'augmentation du plafond des bénévoles. Il est vrai qu'une possibilité
a été accordée au Roi de revoir, en les augmentant, un certain
nombre de catégories de bénévoles ­ il s'agit de l'article 12 de la
disposition ­ alors que le CNT voulait s'en tenir aux chiffres donnés.

Madame D'hondt, pour éviter toute ambiguïté à ce sujet et bien que la
réponse ait déjà été donnée par Mme van Gool, je confirme qu'il y a
un caractère obligatoire à ce mécanisme assurantiel. Ceux qui
auraient voulu faire croire le contraire se trompent.
wetsvoorstel. Deze materie
verdiende inderdaad meer
aandacht.

Op de vraag van de heer Arens of
men het stelsel van de vrijwilligers
ook op de mandatarissen en de
bestuurders kan toepassen,
antwoord ik bevestigend.

Wat het meer omstreden punt van
de sportbeoefening betreft dat
door de heer Courtois werd
aangehaald, kan ik stellen dat het
BOIC en de Vlaamse en
Franstalige federaties interessante
aanzetten hebben gegeven. Ik
hoop een initiatief te kunnen
nemen zodra ik over alle
informatie beschik.

Wat de verhoging van het
grensbedrag voor de vrijwilligers
betreft, werd aan de Koning de
mogelijkheid gelaten om een
aantal categorieën te herzien.
Aan mevrouw D'hondt kan ik
antwoorden dat het
verzekeringsmechanisme verplicht
wordt.
Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.

Discussion des articles
Bespreking van de artikelen

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion.
(Rgt 85, 4) (455/9)
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis
voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (455/9)

L'intitulé français a été modifié par la commission en "proposition de loi relative aux droits des volontaires".
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
38
Het Franse opschrift werd door de commissie gewijzigd in "proposition de loi relative aux droits des
volontaires".

La proposition de loi compte 24 articles.
Het wetsvoorstel telt 24 artikelen.

Amendements déposés:
Ingediende amendementen:

Art. 10
- 65: Alain Courtois, Charles Michel (455/10)


Article 1. Il n'y a pas d'amendements.

Y-a-t-il des observations? (Non)
- Adopté.

Article 2. Il n'y a pas d'amendements.

Y-a-t-il des observations? (Non)
- Adopté.

A l'article 3, il y a une correction technique au point c. Je vous le lis: "Toute activité qui est organisée par
une organisation autre que le cadre familial ou privé de celui qui exerce l'activité."
In artikel 3 is er een technische verbetering bij punt c. Ik lees de tekst in het Nederlands: "Elke activiteit die
ingericht wordt door een organisatie, anders dan het familie- of privé-verband van degene die de activiteit
verricht".

Moyennant cette petite modification, pas d'observation? (Non)
Je considère donc que l'article 3 ainsi modifié est adopté.
Rekening houdend met die verbetering, is artikel 3 aangenomen.
- Les articles 4 à 9 sont adoptés article par article.
- De artikelen 4 tot 9 worden artikel per artikel aangenomen.

A l'article 10, il y a un amendement de MM. Courtois et Michel. Il n'est plus ici pour le présenter mais il l'a
fait dans le cadre de son intervention dans la discussion générale. Le vote sur l'amendement et sur l'article
10 est réservé.

- Les articles 11 à 24 sont adoptés article par article.
- De artikelen 11 tot 24 worden artikel per artikel aangenomen.

Les articles 1 à 9, 11 à 24 sont adoptés article par article avec correction de texte.
De artikelen 1 tot 9, 11 tot 24 worden met tekstverbetering artikel per artikel aangenomen.

Le vote sur l'amendement et l'article 10 est réservé.
De stemming over het amendement en artikel 10 wordt aangehouden.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'amendement et l'article réservés ainsi que sur l'ensemble
aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het aangehouden amendement, het
aangehouden artikel en over het geheel zal later plaatsvinden.
05 Projet de loi portant modification de certains aspects du statut des membres du personnel des
services de police et portant diverses autres dispositions relatives aux services de police (1680/1-5)
05 Wetsontwerp tot wijziging van bepaalde aspecten van het statuut van de personeelsleden van de
politiediensten en houdende diverse bepalingen met betrekking tot de politiediensten (1680/1-5)

Discussion générale
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
39
Algemene bespreking

La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
05.01 Guido De Padt, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, heren
ministers, collega's, het voorliggend wetsontwerp werd behandeld
door de commissie voor de Binnenlandse Zaken op 13 en 20 april
2005.

In zijn inleidende uiteenzetting verwijst de minister van Binnenlandse
Zaken naar het arrest van het Arbitragehof van 22 juli 2003. Dat arrest
vernietigt in totaal elf artikelen en noopte de minister tot een
aanpassing van deel XII van het koninklijk besluit van 30 maart 2001,
later bekrachtigd door een wet.

De minister geeft tijdens zijn uiteenzetting een overzicht van de wijze
waarop de discriminaties worden weggewerkt. De
onderluchthavenmeesters kunnen via Mobiliteit worden benoemd in
een hoger kader. Zij behouden de hoedanigheid van officier van
gerechtelijke politie en officier van bestuurlijke politie en worden
ingeschaald in het middenkader.

De ex-middenkaders van de voormalige gerechtelijke politie krijgen
een bijzondere graad, met name hoofdinspecteur met bijzondere
specialisatie.

Aan de ex-afdelingscommissarissen 1C wordt een nieuwe graad
toegekend, met name commissaris eerste klasse.

Voor de ex-afdelingscommissarissen 2C wordt bepaald dat zij in de
rode loper kunnen worden opgenomen en kunnen solliciteren voor
een functie van commissaris.

De functionele titel rechercheur wordt verleend aan alle inspecteurs
uit de federale gerechtelijke pijler. Die regeling wordt ook uitgebreid
naar de inspecteurs bij de lokale recherchediensten. Daarvoor is wel
een beslissing noodzakelijk van de politie- of gemeenteraad.

De vroeger behaalde brevetten worden beter gevaloriseerd door die
brevetten in aanmerking te laten komen voor een verregaande
vrijstelling van de opleidingsvoorwaarden, de kaderproef of om een
gereserveerde toegang te verschaffen tot het officierenkader na het
slagen in het vergelijkend rekruteringsexamen.

CD&V en cdH betwijfelen of de voorgestelde aanpassingen een
adequaat antwoord zijn op het arrest van het Arbitragehof.

CD&V merkt op dat het statuut van bij het begin al omstreden was.
Het statuut moet bovendien financieel haalbaar zijn en mag de
operationele slagvaardigheid niet beperken.

CD&V is echter van mening dat bepaalde personeelscategorieën iets
krijgen zonder dat het arrest van het Arbitragehof daarvoor aandacht
had.

CD&V heeft tevens vragen bij de wachttoelage voor de leden van de
ex-gerechtelijke politie.
05.01 Guido De Padt,
rapporteur: Les 13 et 20 avril
dernier, le présent projet de loi a
été examiné en commission de
l'Intérieur. Après l'arrêt de la cour
d'arbitrage du 22 juillet 2003, onze
articles de l'arrêté royal du 30
mars 2001 ont été annulés et le
ministre a dû adapter la partie XII.

En commission, le ministre a
passé en revue les discriminations
qui seront supprimées. Quelques
exemples: les sous-chefs
d'aérodrome pourront être
nommés, par mesure de mobilité,
dans un cadre supérieur tout en
conservant leur qualité d'officier de
la police judiciaire ou de la police
administrative, les anciens cadres
moyens de la police judiciaire
deviendront inspecteurs en chef
avec une spécialisation particulière
et le titre d'enquêteur sera accordé
à tous les inspecteurs de la police
judiciaire fédérale.

Le CD&V et le CDH doute
toutefois que ces aménagement
constitueront une réponse
adéquate à l'arrêt de la cour
d'arbitrage; c'est pourquoi ils ont
présenté des amendements. Ils
craignent en effet que certains
groupes se sentent à nouveau
lésés et retournent devant la Cour
d'arbitrage.

Selon le ministre de l'Intérieur, le
texte soumis tient compte de
l'exactitude juridique, de la
faisabilité budgétaire et des
équilibres existants entre les
corps. L'arrêt annule un certain
nombre d'articles mais ne dit pas
ce que le gouvernement doit faire
pour réhabiliter les droits violés.
Les partis de la majorité
s'accordent avec le ministre pour
dire que toute adaptation doit être
budgétairement neutre et ne doit
pas réduire la disponibilité des
forces de police. Ils espèrent que
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
40

CD&V betreurt ook dat de personeelsleden van de gemeentepolitie
die houder zijn van een brevet van officier van gerechtelijke politie dat
brevet niet automatisch gevaloriseerd zien.

Zowel CD&V als cdH dienen dan ook verschillende amendementen
in. Beide partijen uiten de vrees dat de nieuwe wet niet zal kunnen
vermijden dat bepaalde groepen zich benadeeld zullen voelen en
opnieuw naar het Arbitragehof zullen stappen.

De minister van Binnenlandse Zaken repliceert dat de voorliggende
tekst rekening houdt met de vraag of wat wordt voorgesteld juridisch
in orde is, of de aanpassingen budgettair haalbaar zijn en of de
bestaande evenwichten tussen de verschillende korpsen niet worden
verstoord.

De minister stipt ook aan dat het arrest een aantal artikelen vernietigt,
maar niet zegt wat de regering moet doen om de geschonden rechten
te herstellen.

De verschillende meerderheidspartijen scharen zich achter het
standpunt van de minister. Zij vertolken het belang van het feit dat
elke aanpassing budgettair neutraal moet zijn en dat de operationele
inzetbaarheid van de politie niet mag verminderen. Ze hopen ook dat
de wijzigingen niet opnieuw aanleiding zullen geven tot talloze
procedures voor het Arbitragehof.

Geen enkele van de ingediende amendementen werd aangenomen.

Het wetsontwerp werd uiteindelijk goedgekeurd met negen stemmen
voor en vijf onthoudingen.
les modifications apportées ne
donneront pas lieu à de nouvelles
procédures devant la Cour
d'arbitrage.
Aucun amendement n'a été
adopté. Le projet a été adopté par
neuf voix et cinq abstentions.
Le président: Les intervenants suivants se sont inscrits dans la discussion: Mme De Permentier, MM.
Maene, De Groote, Arens, T'Sijen.
05.02 Corinne De Permentier (MR): Monsieur le président,
monsieur le ministre, mes chers collègues, l'objet essentiel de ce
projet de loi est de remédier aux discriminations soulevées par l'arrêt
de la Cour d'arbitrage n° 102/2003 du 22 juillet 2003. Cet arrêt annule
11 dispositions de la partie 12 de l'arrêté royal du 30 mars 2001,
portant position juridique du personnel des services de police,
confirmé par l'article 131 de la loi-programme du 30 décembre 2001.
Les dispositions critiquées concernent toutes le droit transitoire. De
manière schématique, une série de discriminations ont été relevées
dans quatre domaines.

En ce qui concerne notamment la police aéronautique, quelques
membres de l'ancienne police aéronautique ont soulevé la
problématique des membres du personnel qui avaient la qualité
d'officier de police judiciaire et/ou d'officier de police administrative
avant la réforme des polices, mais plus après.

Quant à l'allocation de garde, la Cour a constaté que certains
membres du personnel insérés dans le grade de commissaire
pouvaient valoriser une allocation de garde dans leur insertion
pécuniaire alors que ce n'était pas permis pour d'autres. Cet aspect a
été soumis à la Cour par des officiers de l'ancienne police judiciaire.
05.02 Corinne De Permentier
(MR): Het voorliggende
wetsontwerp strekt ertoe een
einde te stellen aan de
discriminaties waarop het
Arbitragehof in zijn arrest nummer
102 van 22 juli 2003 heeft
gewezen. Dit arrest heeft elf
bepalingen van het koninklijk
besluit van 30 maart 2001 tot
regeling van de rechtspositie van
het personeel van de
politiediensten geschrapt. Deel XII
van dit besluit werd door artikel
131 van de programmawet van 30
december 2001 bekrachtigd.

In vier domeinen werden
discriminaties vastgesteld: de
luchtvaartpolitie, de wachttoelage,
de valorisering van een aantal in
het verleden behaalde brevetten
en de federale gerechtelijke zuil
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
41
Pour la valorisation de certains brevets acquis par le passé, la Cour
saisie par les détenteurs du brevet de police communale a estimé, à
cet égard, que ce brevet a été moins bien valorisé que celui d'officier
de police judiciaire.

En ce qui concerne le pilier judiciaire de la police intégrée, plus
particulièrement celui de la police fédérale, la Cour conteste
l'impossibilité de commissionner au grade d'inspecteur principal les
membres de l'ancienne police communale, qui rejoignent la police
judiciaire fédérale, exerçant des fonctions de recherche équivalentes
à celles assumées par les membres du cadre de base de la
gendarmerie pour lesquels le commissionnement est possible.

La Cour épingle également des discriminations au niveau des
insertions: l'insertion dans le niveau 2+, l'insertion des officiers 1C, les
possibilités de mobilité pour les cadres moyens 2C, les possibilités de
carrière barémique pour les lauréats 2D, la problématique du tapis
rouge relative au 2C et le refus d'une allocation complémentaire aux
membres du cadre moyen issus de l'ancienne police judiciaire.

Le projet de loi à l'examen vise à contrer les discriminations
soulevées par la Haute Cour. Le texte qui nous est proposé est le
résultat d'un travail très conséquent qui aura nécessité des mois de
réflexion et qui contient des avancées sur certains points.

Une question fondamentale qui a été soulevée dans le cadre des
discussions en commission est celle des implications budgétaires du
projet de loi qui nous est soumis. L'implication budgétaire doit
effectivement être estimée tant au niveau de la police fédérale qu'au
niveau des polices locales. Le ministre a procédé à cet exercice et a
remis une note aux membres de la commission. Le statut policier est
une matière extrêmement complexe. Le groupe MR a conscience que
si l'on touche à un élément de la pyramide, on risque de ruiner les
équilibres recherchés.

Nous espérons toutefois que le texte qui sera voté aujourd'hui répond
en tous points à la Cour d'arbitrage, au risque sinon de voir à nouveau
une série de recours introduits avec succès auprès de la Cour
d'arbitrage. L'avenir nous le dira.

Pour ma part, je limiterai mon intervention à l'intégration des membres
de l'ex-police aéronautique dans la nouvelle police intégrée. Dans le
cadre de l'exécution de l'accord Octopus, les membres de la police
aéronautique ont été transférés tout d'abord à la gendarmerie, ensuite
à la police intégrée, structurée sur deux niveaux.

De manière schématique, lors de la première intégration, que l'on
appelle également la petite intégration, les membres de l'ex-police
aéronautique avaient le choix: soit intégrer le corps opérationnel de la
gendarmerie, soit maintenir leur statut d'origine et entrer, par
conséquent, dans ce qu'on appelle la catégorie de personnel de
police spéciale de la gendarmerie.

Ceux qui ont fait le choix d'intégrer pleinement le corps opérationnel
de la gendarmerie et qui avaient la qualité d'officier de police judiciaire
auxiliaire du procureur du Roi et d'officier de police administratif, ont
été insérés dans les grades de maréchal des logis et premier
maréchal des logis.
van de geïntegreerde politie in het
algemeen en van de federale
politie in het bijzonder.

Wat de geïntegreerde politie
betreft, hebben sommige leden
van de voormalige luchtvaartpolitie
erover geklaagd dat ze na de
politiehervorming hun hoedanig-
heden van officier van
gerechtelijke politie en van
bestuurlijke politie verloren waren.

Wat de wachttoelage betreft, geeft
het Hof een discriminatie aan
tussen sommige als commissaris
ingeschaalde personeelsleden die
wel een wachttoelage en andere
commissarissen die geen
wachttoelage konden betrekken in
hun pecuniaire inschaling.

Wat de valorisering van bepaalde
oude brevetten betreft, heeft het
Hof vastgesteld dat terzake het
brevet van officier van de
gemeentelijke politie minder
gevaloriseerd werd dan dat van
officier van de gerechtelijke politie.

Wat de gerechtelijke zuil betreft,
betwist het Hof dat de graad van
hoofdinspecteur niet kan worden
toegekend aan de leden van de
voormalige gemeentepolitie die
dezelfde functies uitoefenen als de
leden van het basiskader van de
rijkswacht die wel tot die graad
kunnen worden toegelaten.
Bovendien betwist het Hof diverse
discriminaties op het vlak van de
inschalingen, onder meer wat de
inschaling in niveau 2+ en de
mobiliteitsmogelijkheden van de
middenkaders 2C betreft.

Het kostenplaatje van voorliggend
ontwerp stond centraal tijdens de
besprekingen in de commissie.
Hoewel de MR-fractie zich bewust
is van het ingewikkeld karakter
van het politiestatuut, hopen wij
dat het ontwerp tegemoet komt
aan de diverse punten die door het
Arbitragehof werden aangestipt.
Als dat niet het geval is, dan zullen
opnieuw beroepen bij het
Arbitragehof worden ingesteld.
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
42

Dans la mesure où ils estimaient que leur échelle barémique, leurs
responsabilités, leur formation, leurs diplômes correspondaient au
grade d'adjudant commandant de brigade, certains membres de la
police aéronautique ont introduit un recours en annulation au Conseil
d'Etat. Estimant que les qualités d'officier de police judiciaire et
d'officier de police administrative correspondaient au minimum dans
l'ex-gendarmerie à la fonction d'adjudant commandant de brigade, le
Conseil d'Etat annula ces nominations.

Le ministère de l'Intérieur n'ayant pas réagi à cet arrêt d'annulation,
certains membres de la police aéronautique ont introduit un nouveau
recours qui a abouti à une condamnation au paiement d'une astreinte
de 2.000 euros par jour, tant que l'Etat belge n'aura pas correctement
intégré la partie requérante dans l'ex-gendarmerie. Le montant de ces
astreintes s'élevait, au mois de juin 2004, à plus de 8 millions d'euros.
Aujourd'hui, le montant peut être estimé à plus de 10 millions d'euros.

A la suite de cet arrêt, les membres de la police aéronautique ayant la
qualité d'OPJ et d'OPA ont été à nouveau nommés dans le même
grade que celui qui avait été annulé, c'est-à-dire maréchal des logis
ou premier maréchal des logis. Bien entendu, les personnes
concernées ont introduit un recours et obtenu un nouvel arrêt
d'annulation du Conseil d'Etat, arrêt qui a également annulé les
nominations dans le grade d'inspecteur de la nouvelle police intégrée,
intervenues entre-temps.

Le motif de l'annulation était à nouveau très clair: nomination dans un
grade qui ne tient pas compte des qualités d'OPJ et d'OPA des
membres de la police aéronautique. La Cour d'arbitrage a suivi la
jurisprudence du Conseil d'Etat, en indiquant dans un arrêt que les
membres de l'ex-police aéronautique revêtus des qualités d'OPJ et
d'OPA devaient être intégrés dans un cadre supérieur de la nouvelle
police intégrée. En effet, la Cour a estimé que la nomination de sous-
chefs d'aérodrome, revêtus de la qualité d'OPJ et d'OPA au grade
d'inspecteur de la nouvelle police intégrée, était irrégulière dans la
mesure où aucun agent du cadre de base ni du cadre moyen n'est
revêtu de ces deux qualités. Dans la problématique de l'ex-police
aéronautique qui a intégré le corps opérationnel de la gendarmerie,
c'est avant tout, l'insertion de l'ex-gendarmerie qui a posé problème.
Cette première insertion a également entraîné le même problème à
l'occasion de l'insertion des membres de cette police dans la nouvelle
police intégrée.

Dans le cadre de la discussion des articles en commission, le ministre
a été interrogé sur le champ d'application des articles 2 et 10 du projet
de loi. Nous lui avons demandé si toutes les catégories de l'ex-police
aéronautique étaient visées par ces deux articles qui prévoient le
maintien de la qualité OPJ-OPA et l'insertion dans le cadre moyen.

L'expert présent en commission a assuré qu'effectivement, les trois
catégories des membres de l'ex-police aéronautique étaient visées
par ces deux projets de loi. Après vérification, il apparaît qu'il n'en est
rien.

Comme je l'ai signalé plus tôt dans mon intervention, la problématique
de l'ex-police aéronautique doit être scindée en deux volets. Le
premier volet concerne les membres de l'ex-police aéronautique qui

Ik zal het meer bepaald hebben
over de integratie van de leden
van de voormalige luchtvaartpolitie
in de nieuwe geïntegreerde politie.

Het Octopusakkoord voorzag in de
overheveling van de leden van de
luchtvaartpolitie, eerst naar de
rijkswacht en nadien naar de
geïntegreerde politie. Bij de eerste
integratie moesten de leden van
de voormalige luchtvaartpolitie
kiezen tussen de integratie in het
operationeel korps van de
rijkswacht, enerzijds, en het
behoud van hun oorspronkelijk
statuut, anderzijds.

De leden die voor de eerste
mogelijkheid kozen en die de
hoedanigheid van officier van
gerechtelijke politie, hulpofficier
van de procureur des Konings en
officier van bestuurlijke politie
hadden, werden ingeschaald in de
graden van wachtmeester en
eerste wachtmeester.

De Raad van State, die van
oordeel was dat de hoedanig-
heden van officier van
gerechtelijke politie en officier van
bestuurlijke politie overeen-
stemden met de functie van
adjudant brigadecommandant van
de voormalige rijkswacht, heeft die
benoemingen vernietigd. Omdat er
geen reactie kwam van de minister
van Binnenlandse Zaken, werd
een nieuw beroep ingesteld, wat
geleid heeft tot een veroordeling
tot betaling van een dwangsom
van 2000 euro per dag. Tot op
heden wordt het bedrag van die
dwangsommen op om en bij de
tien miljoen euro geraamd.

Later werden leden van de
luchtvaartpolitie met de
hoedanigheid van officier van
gerechtelijke politie en officier van
bestuurlijke politie benoemd in
dezelfde graad als die welke werd
vernietigd. Die benoemingen
hebben aanleiding gegeven tot
nieuwe beroepen bij de Raad van
State en tot een nieuw
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
43
ont fait le choix de maintenir leur statut d'origine. Ce sont précisément
eux qui sont visés par le tableau B, 3
ème
colonne point 3-5, point 3-8,
point 3-9 de l'annexe 11 du PJPol. Ces points insèrent les sous-chefs
d'aérodrome de gendarmerie, les premiers sous-chefs d'aérodrome
de gendarmerie et les sous-chefs d'aérodrome principaux de
gendarmerie dans le cadre de base. Ce sont précisément les
membres de l'ex-police aéronautique que l'arrêt de la Cour d'arbitrage
vise.

L'article 12, 2-15 confirmé par l'arrêté royal du 30 mars 2001 a pour
conséquence que ceux des anciens sous-chefs d'aérodrome et
premiers sous-chefs d'aérodrome qui ont choisi le maintien de leur
statut d'origine ne conservent pas la qualité d'officier de police
judiciaire auxiliaire du procureur du Roi et d'officier de police
administrative. Le moyen est fondé. Or, la formulation de l'article 2 en
projet vise uniquement, dans le libellé actuel, les fonctionnaires de
police des services de police spéciale qui passent au corps
opérationnel de la gendarmerie, sans viser ceux qui appartiennent à
la catégorie du personnel de police spéciale à la gendarmerie, à
savoir ceux qui ont donc fait le choix, à l'occasion de l'intégration de la
police spéciale vers l'ex-gendarmerie, de conserver leur ancien statut.

La référence à la catégorie de personnel de la police spéciale de la
gendarmerie aurait mérité d'être apportée pour exprimer de manière
plus explicite que tous les membres de l'ex-police aéronautique,
revêtus de la double qualité d'officier de police judiciaire et d'officier
de police administrative conservent dans l'ex-gendarmerie cette
double qualité.

En retenant la formulation actuelle, il n'est fait état que du régime
applicable à une partie de l'ex-police aéronautique revêtue de la
double qualité précitée, à savoir ceux qui ont opté pour leur
intégration dans le corps opérationnel de l'ex-gendarmerie. Or, l'arrêt
de la Cour d'arbitrage visait explicitement les membres du personnel
de l'ex-police aéronautique qui avaient le choix de maintenir leur
statut d'origine. Nous espérons que l'intervention en commission de
l'expert du ministre suffira à interpréter l'article en projet comme visant
également la catégorie du personnel de police spéciale de la
gendarmerie.

Le deuxième volet concerne les membres de l'ex-police aéronautique
qui ont choisi d'intégrer le corps opérationnel de la gendarmerie. La loi
du 17 novembre 1998 portant sur l'intégration des polices maritime,
aéronautique et des chemins de fer dans la gendarmerie a confié au
Roi le soin de déterminer les modalités de transfert des membres de
l'ex-police aéronautique qui ont fait le choix d'intégrer le corps
opérationnel de la gendarmerie, ainsi que l'équivalence de certains
grades.

C'est sur cette base que l'arrêté royal du 29 avril 1999, établissant
l'équivalence des grades de certains membres du personnel de la
catégorie de la police spéciale - service de police aéronautique de la
gendarmerie - à ceux du personnel du corps opérationnel de la
gendarmerie, a inséré une partie des membres de l'ex-police
aéronautique dans les grades de gendarmerie suivants: maréchal des
logis et premier maréchal des logis. C'est à partir de ces grades qu'ils
ont été intégrés dans le cadre de base de la nouvelle police intégrée.
vernietigingsarrest. Het Arbitrage-
hof heeft zich aan de rechtspraak
van de Raad van State gehouden
en heeft geoordeeld dat de
benoeming van de onderlucht-
havenmeesters met de hoedanig-
heid van officier van gerechtelijke
politie en officier van bestuurlijke
politie in de graad van inspecteur
van de nieuwe geïntegreerde
politie strijdig is met de
regelgeving.

Hoewel de deskundige die
aanwezig was in de commissie
verzekerd heeft dat de drie
categorieën van leden van de
voormalige luchtvaartpolitie wel
degelijk beoogd worden door de
artikelen 2 en 10 van het
wetsontwerp, die voorzien in het
behoud van de hoedanigheden
van officier van gerechtelijke
politie en officier van bestuurlijke
politie, alsook in hun inschaling in
het middenkader, is dat helemaal
niet het geval.

De problematiek van de gewezen
luchtvaartpolitie moet in twee
delen worden gesplitst.

Het eerste deel heeft betrekking
op de leden die er de voorkeur aan
gaven hun oorspronkelijk statuut
te behouden.

Momenteel heeft artikel 2 van het
ontwerp enkel betrekking op de
"ambtenaren van de bijzondere
politiediensten die overstappen
naar het operationeel korps van de
rijkswacht". Wij hopen echter dat
artikel 2 van toepassing zal zijn op
de leden die geopteerd hebben
voor het behoud van hun
oorspronkelijk statuut.
Het tweede punt betreft de leden
van de voormalige luchtvaartpolitie
die ervoor kozen zich bij het
operationeel korps van de
rijkswacht aan te sluiten.

Overeenkomstig de wet van 17
november 1998 houdende
integratie van de zeevaartpolitie,
de luchtvaartpolitie en de
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
44
Le projet de loi ne résout donc pas tous les problèmes d'insertion
soulevés par le Conseil d'Etat. L'astreinte continue donc à courir. Afin
de résoudre définitivement cette question et de répondre aux arrêts
du Conseil d'Etat, nous aurions pu profiter, monsieur le ministre, du
présent projet pour insérer une disposition qui aurait rétroagi à la date
de l'intégration des polices spéciales dans l'ancienne gendarmerie, à
savoir le 1
er
mars 1999.

Il s'en serait suivi que:
- le grade de sous-chef d'aérodrome équivaudrait à celui de maréchal
des logis chef;
- le grade de premier sous-chef d'aérodrome à celui de premier
maréchal des logis chef;
- le grade de sous-chef d'aérodrome principal à celui de premier
maréchal des logis chef;
- le grade de sous-chef d'aérodrome de première classe à celui
d'adjudant;
- le grade de sous-chef d'aérodrome de première classe principal à
celui d'adjudant-chef.

A l'issue de cette étape, en application du statut, le sort de ces agents
aurait bien évidemment été lié dans la nouvelle police intégrée à celui
des ex-gendarmes revêtus du grade équivalent, à savoir que:
- un membre de l'ex-police aéronautique devenu maréchal des logis
chef deviendrait inspecteur principal inséré dans l'échelle M3;
- un membre de l'ex-police aéronautique devenu premier maréchal
des logis chef deviendrait inspecteur principal inséré dans l'échelle
M4;
- un membre de l'ex-police aéronautique devenu adjudant deviendrait
inspecteur principal inséré dans l'échelle M7;
- enfin, un membre de l'ex-police aéronautique devenu adjudant-chef
deviendrait inspecteur principal dans l'échelle M7.

Le législateur aurait pu récupérer la délégation au Roi qui avait été
faite le 17 novembre 1998. Maintenant, si on veut résoudre
définitivement cette problématique, il reviendra au Roi de revoir, dans
un arrêté complémentaire, l'équivalence des grades lors de la
première intégration dans la gendarmerie. Il s'agit ici d'une occasion
manquée qui, à mon sens, est génératrice d'une nouvelle
discrimination.

De plus, les membres de l'ex-police aéronautique qui ont fait le choix
de maintenir leur statut d'origine lors de la petite intégration sont, en
vertu du présent projet, insérés dans le cadre moyen de la nouvelle
police intégrée. Quant aux membres de l'ex-police aéronautique qui
ont fait le choix d'être intégrés dans le corps opérationnel de la
gendarmerie lors de la petite intégration, ils restent intégrés dans le
cadre de base de la nouvelle police intégrée.

Je ne vois pas ce qui justifie un traitement différencié par rapport à
ces différentes catégories de personnel qui proviennent du même
corps à l'origine. Il reviendrait donc au ministre d'élaborer d'urgence
un arrêté intégrant les membres de l'ex-police aéronautique qui ont
fait le choix d'être intégrés dans le corps opérationnel de la
gendarmerie, dans les conditions équivalentes à celles des membres
de l'ex-police aéronautique qui ont fait le choix de maintenir leur statut
d'origine lors de la petite intégration.
spoorwegpolitie in de rijkswacht,
bepaalt de Koning de nadere
regels van de overplaatsing van de
leden van de voormalige lucht-
vaartpolitie naar het operationeel
korps van de rijkswacht alsook de
gelijkwaardigheid van bepaalde
graden.

Overeenkomstig het koninklijk
besluit van 29 april 1999 tot
vaststelling van de gelijkwaardig-
heid van de graden werd een deel
van de leden van de voormalige
luchtvaartpolitie in de graden van
wachtmeester en eerste
wachtmeester ingeschaald.

Dit ontwerp draagt geen oplossing
aan voor de problemen op het stuk
van de inschaling die door de
Raad van State werden
opgeworpen en intussen blijft de
dwangsom lopen.

Dit wetsontwerp bood de kans om
het probleem voorgoed uit de
wereld te helpen en aan de
arresten van de Raad van State
tegemoet te komen, door een
bepaling op te nemen met
terugwerkende kracht tot de datum
waarop de bijzondere
politiediensten in de voormalige
rijkswacht werden ingeschaald.

Anderzijds had de wetgever de
machtiging die de wet van 17
november 1998 aan de Koning
verleende, kunnen intrekken.
Aangezien dat niet gebeurde, zal
een bijkomend koninklijk besluit tot
herziening van de
gelijkwaardigheid van de graden
noodzakelijk zijn.

Om al die redenen, is dit ontwerp
voor ons een gemiste kans.

De minister zal ten slotte een
besluit moeten uitvaardigen
waardoor de leden van de
voormalige luchtvaartpolitie die
naar het operationeel korps van de
rijkswacht werden overgeplaatst
bij de overgang naar de
geïntegreerde politie op dezelfde
manier worden behandeld als de
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
45
leden van de luchtvaartpolitie die
ervoor kozen hun statuut te
behouden.
05.03 Katrien Schryvers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, collega's, het voorliggende wetsontwerp heeft een lange
voorgeschiedenis. De samenvoeging van de verschillende
politiediensten in een geïntegreerde politie georganiseerd op twee
niveaus, was, is en blijft een moeilijke evenwichtsoefening.

Is zo'n operatie al aartsmoeilijk bij de samenvoeging van twee
bedrijven, bij de politie geldt dat a fortiori. Er spelen dan immers ook
andere motieven en gevoeligheden mee. Dat weten wij wel. Wij
zeggen dat niet zomaar. Voor elke politicus in dit land staat het
uitgangspunt dat de politiediensten in de eerste plaats de veiligheid
van al onze burgers moeten garanderen, als een paal boven water.
Om dat waar te maken is het belangrijk dat alle betrokkenen aan
hetzelfde zeel trekken. Waartoe rivaliteit, concurrentie en naast
mekaar werken kunnen leiden, hebben wij in het verleden reeds
allemaal moeten meemaken. Het was de directe aanleiding tot een
grondige hervorming van het politielandschap.

Daarbij drong zich vanzelfsprekend ook een eengemaakt statuut op
voor de leden van de nieuwe politie, zeg maar: hetzelfde statuut voor
hetzelfde werk. Dat die doelstelling niet overal werd bereikt en dat de
rivaliteit en het onderscheid tussen de vroegere politie en de
rijkswacht nog niet verdwenen zijn, stellen wij op het terrein spijtig
genoeg nog heel vaak vast. Wie hier kreeg niet de voorbije dagen en
weken tientallen mails, brieven, telefoons over het voorliggende
Vesalius-ontwerp? Wie werd er niet van overtuigd welke verschillen er
vroeger in de diverse korpsen waren en wat de gevolgen van de
eenmaking nu voor iedereen betekenen? Wie hier kreeg geen brieven
van organisaties waarbij hij moet vaststellen dat ze nog steeds de
naam van de oude korpsen vermelden?

Het kan ons alleen maar doen besluiten dat de nieuwe geïntegreerde
politie op papier wel bestaat en in de praktijk ook wel moet werken. In
de hoofden en de harten van de 40.000 politieagenten bestaat echter
blijkbaar nog steeds de gemeentepolitie, de gerechtelijke politie of de
rijkswacht. Dat is gewoon jammer, maar wellicht viel het wel te
voorspellen.

Bij de politiehervorming werd herhaaldelijk in de verf gezet dat er
nood was aan een nieuwe bedrijfscultuur. Die stond totaal haaks op
de cultuur in de verschillende vroegere korpsen. Heel wat
bedrijfspsychologen waarschuwden toen dat dat bijna onhaalbaar
was, een utopie. Vandaag moeten wij ze spijtig genoeg gedeeltelijk
gelijk geven. De echte integratie realiseren kost wellicht tijd. Dat is
waar. Intussen de diverse categorieën geven waarop ze recht
hebben, kan zeker een positieve impuls geven in het proces. En daar
wringt nu nog steeds het schoentje.

De politiehervorming staat of valt met het feit dat er rond het statuut
een consensus moet bestaan waarin de verschillende groepen zich
gewaardeerd en correct behandeld voelen. De regering legt na heel
wat twijfelen en sleutelen, niet het minst bij de eigen meerderheid, een
ontwerp ter stemming.
05.03 Katrien Schryvers
(CD&V): La genèse de ce projet
de loi est longue. La création d'une
police intégrée à deux niveaux
reste un exercice d'équilibre
difficile. Pour tout responsable
politique, les services de police ont
pour principale mission de garantir
la sécurité de l'ensemble des
citoyens. A cet effet, tous les
intéressés au dossier doivent agir
de concert. Il n'en a pas toujours
été ainsi par le passé et cette
situation a entraîné la réforme. Un
statut de police unique s'est
également imposé à cet égard.
Différents signaux sur le terrain
nous indiquent que la rivalité entre
les anciens services existe
toujours. La nouvelle police existe
sur papier et doit fonctionner dans
la pratique, mais dans la tête et le
coeur des 40.000 agents
concernés, les distinctions du
passé subsistent malheureuse-
ment. Dans le cadre de la réforme
des polices, la nécessité d'une
culture d'entreprise entièrement
neuve a été soulignée à plusieurs
reprises. Les psychologues
d'entreprise qui estimaient qu'il
s'agissait d'une utopie ont
aujourd'hui raison.

Une véritable intégration demande
du temps mais le fait de donner
aux différentes catégories ce à
quoi elles ont droit peut constituer
une impulsion positive. Le statut
doit faire l'objet d'un consensus;
toutes les catégories doivent se
sentir traitées équitablement. Des
discriminations subsistent toutefois
dans ce projet présenté par le
gouvernement après moult doutes
et tergiversations. Alors que de
nouvelles procédures s'accu-
mulent devant la Cour d'arbitrage,
les partis de la majorité ont quand
même adopté le projet. A l'instar
de son prédécesseur, M. Dewael
refile la patate chaude au ministre
suivant. Pendant ce temps, le
citoyen est en droit d'attendre une
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
46
U weet, mijnheer de minister, dat dit niet het eindpunt zal zijn. Er
blijven immers, ondanks dit ontwerp, discriminaties bestaan. Zo krijgt
het ongenoegen een nieuwe voedingsbodem. Wij weten het immers
allemaal, wij moeten het niet ontkennen. Vandaag al staan nieuwe
procedures voor het Arbitragehof in de startblokken. Dit wetende hebt
u toch dit wetsontwerp ter stemming gebracht in de commissie. Het
werd zonder blikken of blozen geslikt door de meerderheidspartijen.
Niemand nam het woord, terwijl u allemaal heel goed weet dat het
ontwerp geen oplossing biedt, maar dat er zich nieuwe problemen
zullen aandienen. Die zijn dan waarschijnlijk opnieuw voor de
volgende minister. Zoals de vorige minister de hete aardappel heeft
doorgeschoven, zo doet ook de huidige minister dit. De problemen op
het terrein en de financiële gevolgen nadien zijn allemaal voor later.

Intussen verwacht de burger van de politie een grote beschikbaarheid
en een goede dienstverlening. Terecht, wij vinden dat ook prioritair. In
de praktijk zien wij tot nu toe echter weinig of niets van het meer
blauw op straat. Wijkagenten zijn voor vele mensen nog altijd
onbekenden. Wat zien wij op het terrein? De term Mexicaans leger
dreigt met de Belgische politie wel een heel nieuwe invulling te krijgen.
De hele operatie van de rode loper zal hieraan geen goed doen. Het
zal erop aankomen dat u, als minister, het principe "de functie
primeert op de graad" ook in de dagelijkse werking zult doordrukken.
Indien dit niet gebeurt, dan dreigt de "CALogisering" een slag in het
water te worden.

Bij dit ontwerp heeft de regering zich laten leiden door enkele
uitgangspunten, zoals de aandacht voor het bereikte evenwicht
binnen het Mammoetbesluit. Ook CD&V vindt dit een belangrijk
aandachtspunt, maar is het niet precies een overbezorgdheid voor het
evenwicht die aan de basis ligt voor heel wat problemen betreffende
het statuut? Ik geef een voorbeeld. Destijds werden heel wat mensen
van de vroegere rijkswacht in het kader van de proportionaliteit
aangesteld in een bepaalde graad. Zij hadden nu eenmaal niet de
vereiste diploma's of brevetten voor deze functie, maar tot vandaag
oefenen zij de functies wel uit, zonder zicht op enige verdere
benoeming. Deze situatie lijkt op termijn onhoudbaar. Ik geef een
tweede voorbeeld. Om het evenwicht te bewaren, werden personen
van de vroegere gerechtelijke politie ingeschaald in eenzelfde graad
als de personen van de vroegere rijkswacht, niettegenstaande de ex-
gerechtelijke politie wel degelijk tot een hogere graad behoorde.

Dit is de problematiek van de zogenaamde 2C's. Opnieuw beroept
men zich nu op de evenwichten om deze discriminatie in stand te
houden. Waarom creëert men binnen de operationele diensten van
de geïntegreerde politie geen specifieke graad die gelijkstaat met
niveau 2+ zoals die trouwens ook bestaat binnen het administratieve
en logistieke kader? De problematiek spitst zich nu toe op de
vroegere GPP en BOB, maar ook binnen de gemeentepolitie bestond
het niveau 2+. We vragen ons hier dan ook luidop af of dit geen
betere oplossing zou geweest zijn.

Tweede uitgangspunt van de regering was dat er rekening gehouden
moest worden met de budgettaire gevolgen van het voorliggend
ontwerp. Ook dit is begrijpelijk en des te meer relevant binnen de
context van de politiehervorming. Het is immers geen geheim dat de
hervorming een financiële kater heeft achtergelaten en die is mee
veroorzaakt door dit statuut. De budgettaire beperkingen mogen voor
grande disponibilité et un service
de qualité de la part de la police.
Celle-ci n'est toutefois pas
davantage présente dans les rues.
La police belge menace de devenir
une espèce d'armée mexicaine.
L'opération `Tapis Rouge'
n'améliorera pas la situation. Si le
principe qui veut que la fonction
prime le grade n'est pas appliqué
dans le fonctionnement journalier
de la police, la "calogisation"
risque d'être un coup d'épée dans
l'eau.

Le projet tient compte de l'équilibre
atteint dans le cadre de l'arrêté
"mammouth". Il s'agit d'un aspect
important, mais qui n'en constitue
pas moins la source de nombreux
problèmes. De nombreux anciens
gendarmes nommés dans un
grade déterminé dans le cadre de
la proportionnalité sans disposer
des diplômes requis exercent
toujours ces fonctions, mais ne
peuvent espérer une nomination
ultérieure. Cette situation est
intenable. Des membres du
personnel de l'ancienne police
judiciaire ont été insérés dans le
même grade que d'anciens
gendarmes, alors qu'ils
appartenaient à un grade
supérieur. Pour maintenir la
discrimination des 2 C, on
continue à invoquer l'équilibre.
Pourquoi n'instaure-t-on pas au
sein des services de police
opérationnels un grade spécifique
équivalant au niveau 2+? Ce
niveau existait également au sein
de la police communale.

Il est compréhensible que le
gouvernement ait dû tenir compte
de l'incidence budgétaire de ce
projet. La réforme est une débâcle
financière, notamment en raison
du statut.
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
47
ons echter geen...
05.04 Minister Patrick Dewael: Ik heb verwezen naar het risico dat
de uitvoering van het arrest van het Arbitragehof en de aanpassingen
die we zouden moeten aanbrengen of de remediëring in het statuut
zou kunnen leiden tot wat men noemt een Mexicaans leger. U zegt
dat het ontwerp ons misschien zet in de richting van wat u noemt een
Mexicaans leger. Twee minuten nadien pleit u er eigenlijk voor om die
categorie ex-afdelingsinspecteurs 2C mee op te nemen in de rode-
loper-regeling. U bent zich er toch van bewust dat als we gewoon het
arrest zouden volgen op een blinde wijze, zonder rekening te houden
met andere overwegingen, er in een tweetal jaar tijd bij de federale
recherche vierhonderd nieuwe officieren bijkomen? Hoe kunt u nu
aan de ene kant zeggen dat u zich zorgen maakt over het feit dat de
politie zou kunnen evolueren naar wat men een Mexicaans leger
noemt en aan de andere kant zeggen dat die categorie 2C moet
krijgen waar ze recht op heeft? Dat impliceert, als men dat strak
toepast zoals u dat ziet, dat men vierhonderd nieuwe officieren er
bovenop krijgt. Wat wil u eigenlijk?
05.04 Patrick Dewael, ministre:
Mme Schryvers craint d'une part
que le projet mène à la création
d'une armée mexicaine mais
demande d'autre part d'appliquer
le mécanisme du tapis rouge à la
catégorie 2C. Mais si nous suivons
l'arrêt aveuglément, la recherche
fédérale comptera 400 officiers de
plus en l'espace de deux ans.
Alors, que veut-on?
05.05 Katrien Schryvers (CD&V): Mijnheer de minister, wij willen
enerzijds dat het arrest wordt uitgevoerd maar anderzijds ook dat de
discriminaties worden weggewerkt. Het initiële probleem ligt natuurlijk
in het initiële statuut. Daar kom ik ook zo dadelijk toe. Dat hebt u
inderdaad geërfd maar het is aan ons allen om daar op een correcte
manier aan te remediëren. Dat denken wij en wij zullen daar ook
amendementen voor indienen. Die zullen straks voorgesteld worden
door collega Claes. Ik kom bij het tweede uitgangspunt.
05.05 Katrien Schryvers
(CD&V): Il faut exécuter l'arrêt
mais il faut aussi supprimer les
discriminations. Le ministre a
effectivement hérité du statut initial
mais nous devons nous mettre
tous ensemble à la recherche de
solutions. Nous déposerons en
tout cas plusieurs amendements.
05.06 Minister Patrick Dewael: Als ik nog even mag, ik neem aan dat
ik u niet overtuig.
05.07 Katrien Schryvers (CD&V): Neen, inderdaad niet.
05.08 Minister Patrick Dewael: Zoals u terecht komt vast te stellen
heb ik natuurlijk een statuut geërfd en ik ga ook niet schieten op de
voorgangers want drie korpsen integreren in een en hetzelfde statuut
is voorwaar geen gemakkelijke opgave.
05.08 Patrick Dewael, ministre:
J'ai effectivement hérité d'un statut
mais je ne compte pas jeter la
pierre à mes prédécesseurs.
Intégrer trois corps en un seul
n'est pas une sinécure.
05.09 Katrien Schryvers (CD&V): Neen, dat is inderdaad zo.
05.10 Minister Patrick Dewael: Men liep het risico dat getoetst aan
een en ander het Arbitragehof mogelijkerwijze wel zou ingrijpen. Ik zal
niet zeggen dat dit in de sterren geschreven stond maar het risico was
reëel.

Uiteindelijk sneuvelen een elftal artikelen en zoeken we naar een
evenwichtige oplossing die beantwoordt aan het principe van de
proportionaliteit. Ik heb gisteren ook in een krant gelezen dat uw
fractie het principe van de proportionaliteit verwerpt. Men moet wel
weten wat men wil. Ofwel trekt men zich dat allemaal niet aan en drijft
men de gelijkheid ten top maar dan rolt men de loper uit voor het
bijmaken van officieren "à volonté" Dat is waarvoor u eigenlijk pleit,
want een van uw amendementen sloeg op de categorie 2C. Ik zeg u
dat dit neerkomt op 400 bijkomende officieren. Aan de andere kant
05.10 Patrick Dewael, ministre:
Le risque d'une intervention de la
Cour d'arbitrage était réel.
Finalement, onze articles
passeront à la trappe. Nous
cherchons une solution qui
respecte la proportionnalité. Le
CD&V rejette ce principe mais
plaide en même temps pour que
nous ne laissions pas les choses
s'envenimer. Mais si le parti
maintient son amendement sur les
2C, il plaide en fait pour la
nomination de 400 officiers
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
48
zegt u dat we ervoor moeten opletten dat de zaken niet ontsporen. Als
u uw amendement in verband met 2C aanhoudt, staat CD&V eigenlijk
voor het creëren van 400 bijkomende officieren. Dat is wat u wil. Mij
verwijten dat ik een Mexicaans leger maak door op een meer
genuanceerde manier uitvoering te geven aan het Arbitragehof, dat
vind ik intellectueel en politiek niet correct. Voor het overige zal ik de
polemiek ook niet ten top drijven.
supplémentaires. Je ne trouve
d'ailleurs pas correct le reproche
formulé à propos de l'armée
mexicaine.
05.11 Dirk Claes (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, wij vinden het toch belangrijker dat er een correcte wettelijke
regeling komt. Dat is onze grote bezorgdheid als uitgangspunt
nummer 1. Daar kunnen we niet buiten. Wij vinden dat de regeling die
nu voorzien is voor de 1C's leidt tot nieuwe discriminaties en opnieuw
zal worden aangevochten bij het Grondwettelijk Hof. Ik moet u
daarvan niet overtuigen. U zult zelf ook wel aannemen dat dit het
geval zal zijn. Wij willen de wetgever ervoor behoeden terug in die val
te trappen. Wij willen ervoor zorgen dat er een goede wetgeving is.
Dat die correcte wetgeving en het opheffen van die discriminatie soms
tot andere problemen leidt op andere vlakken zoals u zelf zegt, daar
kunnen wij ook niet aan doen. Eerst en vooral moet het echter
wettelijk correct geregeld zijn. Dat is de prioriteit.
05.11 Dirk Claes (CD&V): Ce
que nous appelons de nos voeux
en tout premier lieu, c'est un
règlement légal correct. Or le
règlement prévu pour les 1C
aboutira à de nouvelles
discriminations et sera donc de
nouveau attaqué. Si la
suppression des discriminations
fait naître d'autres difficultés, nous
n'y pouvons rien.
05.12 Katrien Schryvers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, wat het derde uitgangspunt waarvan de regering uitgaat
betreft, de aanpassingen die u voorstelt moeten een oplossing bieden
voor de door het Grondwettelijk Hof gestelde problemen en de
vastgestelde discriminaties wegwerken. Dat is voor ons het
allerbelangrijkste.

Wij menen dat het voorliggend wetsontwerp wat dat betreft
tekortschiet. Kan men vanuit de bekommernis van het behoud van
een aantal evenwichten en de beperking van de budgettaire gevolgen
het arrest van het Grondwettelijk Hof en de vrijwaring van
grondwettelijke rechten terzijde schuiven? We menen van niet.

Wij willen u hier terdege waarschuwen. Dit ontwerp biedt grondstof
voor nieuwe procedures. Zoals de regering zelf verwoordt in de
memorie van toelichting, is de overheid erin geslaagd een oplossing
aan te reiken die het midden houdt tussen al die servitudes en die
bovendien tot resultaat heeft dat de betrokken personeelsleden vrijwel
niets wordt ontnomen, enkele punctuele herschikkingen niet te na
gesproken.

Laten we ook niet vergeten dat het statuut van de leden van de
geïntegreerde politie een wettelijk verankerd karakter heeft. Door nu
maatregelen in te schrijven die bovendien bepaalde leden reeds
statutair verworven rechten na de normaal geziene termijn van
inwerkingtreding ontnemen, stelt zij het principe van de rechtstaat ter
discussie. Dit is wat er volgens ons gebeurt met de zogenaamde rode
loper. Dit is een statutair verworven recht dat normaal gezien in
werking trad op 1 april 2005 en werd gespreid over twee jaar. Op die
manier konden een aantal leden van het middenkader, op eigen
verzoek, worden benoemd in het officierenkader. De regering wijzigt
deze regeling met het voorliggend ontwerp, met één pennentrek.

Ze spreidt de inwerkingtreding over zeven jaar en voert tegelijkertijd
een nieuw principe van proportionaliteit in in het kader van de
evenwichten. Dit druist niet alleen in tegen het principe van de wet op
05.12 Katrien Schryvers
(CD&V): Les adaptations étaient
évidemment censées apporter
également une solution aux
discriminations et aux problèmes
constatés et invoqués par la Cour
d'arbitrage. C'est là que le bât
blesse. En effet, le projet donnera
lieu à de nouvelles procédures.

Le gouvernement avait promis de
trouver une solution tendant à ne
retirer quasi aucun droit aux
membres du personnel, hormis
quelques adaptations ponctuelles.
En vertu du mécanisme du tapis
rouge, certains membres du
personnel se voient malgré tout
retirer des droits statutaires
acquis. Ces droits s'appliquaient
normalement à partir du 1
er
avril
2005 et étaient étalés sur deux
ans. D'un trait de plume, le
gouvernement en étend
l'application sur sept ans et
introduit un nouveau principe de
proportionnalité. Ces dispositions
s'opposent à la loi sur la police
intégrée et privent certains
membres du personnel de la
possibilité de bénéficier du tapis
rouge. Le gouvernement
abandonne tous les principes de
l'Etat de droit pour mieux se
glisser dans le carcan budgétaire
bien trop étroit.
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
49
de geïntegreerde politie, met name dat er enkel een proportionaliteit
kon worden ingevoerd bij de instelling van het nieuwe korps. Tevens
wordt enkele personeelsleden van de vroegere gerechtelijke politie,
gezien hun leeftijd, de kans ontnomen van deze rode loper te
genieten. Behoort dit tot de punten die in de memorie vrijwel niet
worden omschreven of tot de punctuele herschikkingen? Wij zijn de
mening toegedaan dat hiermee een aantal principes van een
rechtstaat wordt overboord gegooid enkel en alleen om de budgettair
knellende schoentjes wat beter te doen passen.

Dat het Mammoetbesluit een draak is, weten we allemaal. Het is veel
te detaillistisch en werkt veel te stroef zodat een soepele
inzetbaarheid van het personeel onmogelijk is. Het is overladen met
tal van premies waardoor de politiediensten peperduur zijn geworden.
We kunnen het lijstje aflopen en iedereen hier zal het volgens mij
onderschrijven.

Het Vesalius-ontwerp moet een antwoord bieden op het arrest van het
Grondwettelijk Hof. Het zijn volgens ons lapmiddelen voor een wagen
met vierkante wielen. Als u nu van vierkante wielen driehoeken
maakt, zult u zelfs met hard trekken en duwen nooit vlot kunnen
rijden. Wij geven toe dat de oorzaak eigenlijk ligt in de vorige
legislatuur. Gedane zaken nemen echter geen keer. Dit ontwerp zal
echter ook geen antwoord bieden en daarom vinden wij het jammer
dat hier zoveel tijd wordt verloren. Mijnheer de minister, u weet
immers heel goed dat er nog een volgende episode zal komen.

L'arrêté mammouth est totalement
indigeste. Le projet Vésale était
censé apporter des solutions, mais
sans résultat. Il est regrettable de
constater une fois de plus
qu'autant de temps a été perdu et
que nous pouvons déjà nous
attendre à l'épisode suivant.
De voorzitter: Mevrouw Schryvers, ik feliciteer u van harte met uw
maidenspeech. (Applaus)
Le président: Ceci était le
maidenspeech de Mme Schryvers.
(applaudissements)
05.13 Jean-Claude Maene (PS): Monsieur le président, monsieur le
ministre, chers collègues, le présent projet de loi, comme déjà répété
abondamment aujourd'hui, a pour objectif principal d'exécuter l'arrêt
102 du 22 juillet 2003 de la Cour d'arbitrage.

Cet arrêt, complété par l'ordonnance du 14 juillet 2004, a annulé un
certain nombre de dispositions relatives au statut de la police et
contenues dans l'arrêté royal du 30 mars 2001, le fameux arrêté
Mammouth dont on se rappellera le gigantisme, vu qu'il comprenait
plus de 2.000 articles, si mon souvenir est exact. Donc, s'engager à
toucher à cet arrêté Mammouth, c'est prendre le risque de toucher à
divers éléments ayant nécessité énormément de travail depuis
plusieurs années. Toutefois, une modification de cet arrêté
apparaissait indispensable.

Les dispositions annulées par la Cour d'arbitrage relevaient toutes du
droit transitoire; je fais ici référence à la partie 12 de l'arrêté
Mammouth. Cette annulation n'a pas eu pour effet de créer
immédiatement un vide juridique. Les dispositions querellées ont donc
continué à produire leurs effets. Une correction s'avérait nécessaire et
urgente afin de mettre fin aux discriminations contenues dans ce texte
et relevées par la Haute Cour.

La plupart des articles annulés portaient sur la structure des grades.
Mme De Permentier nous a fait un exposé extraordinaire; il faudrait
l'avoir plus souvent en commission, monsieur le ministre, car je pense
qu'on comprendrait plus facilement la technicité de certaines réformes
05.13 Jean-Claude Maene (PS):
Dit wetsontwerp strekt ertoe
rekening te houden met arrest 102
van het Arbitragehof. De
bepalingen betreffende het
politiestatuut die nietig zijn
verklaard, behoren tot het
overgangsrecht.

Dit ontwerp komt tamelijk laat
omdat men de hervormingen in
een sereen klimaat wilde
doorvoeren. Het ontwerp moet een
afdoend antwoord bieden op de
discriminaties waar het
Arbitragehof op heeft gewezen,
het evenwicht behouden dat in
2001 werd bereikt en tot een
financieel aanvaardbare oplossing
leiden.

Alle problemen zijn nog niet
opgelost. De politiehervorming is
nog niet volledig afgerond en ik
denk dan ook dat men deze tekst
moet situeren in een kader van
voortdurende hervormingen.
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
50
que vous souhaitez, dont on sait combien le texte est compliqué.

S'il est vrai que l'on peut regretter que ce projet de loi arrive aussi
tard, il faut aussi rappeler que l'on a tenu compte du fait que cette
réforme doit se réaliser dans un climat serein et que le projet
envisagé respecte, dans le cadre de son élaboration, certains
principes importants quant à sa mise en oeuvre.

En effet, il faut rappeler que le présent projet de loi se devait de
prendre en considération les principes suivants:
- offrir une réponse suffisante aux discriminations relevées par la
Cour d'arbitrage. Ces discriminations sont réelles et jamais vous ne
les avez d'ailleurs jamais contestées.
- Maintenir ou rétablir des équilibres qui avaient été atteints en 2001,
sachant que l'arrêt de la Cour d'arbitrage entraînait une rupture de
certains de ces équilibres, mais sachant également que l'équilibre
global contribue à l'acceptation de la nouvelle structure et de la
position occupée au sein de celle-ci.
- Enfin, il fallait également rechercher une solution budgétairement
acceptable, sauvegarder un fonctionnement et une organisation
corrects des services de police ­ j'y reviendrai -, tenir compte de la
complexité, de la technicité du sujet, sachant que le statut complet du
personnel de la police, comme je l'ai déjà dit, s'inscrit dans presque
2.000 articles.

Si, effectivement, le présent projet vient rectifier des erreurs
contenues dans l'arrêté Mammouth, il faut aussi se rappeler que
certaines parties des négociations de cet arrêté de très grande
envergure et aux équilibres difficiles se sont déroulées à de très
mauvais moments: la Coupe européenne de football et la présidence
européenne. Ainsi, certains semblent avoir oublié que le ministre était
à l'époque quasiment dos au mur quand il a dû négocier cet arrêté
Mammouth. Il faut en tenir compte. Malgré cela, on a pu constater
que les dispositions contenues dans cet arrêté étaient bonnes
puisque les dispositions annulées ou incriminées par la Cour
d'arbitrage sont tout à fait limitées.

Une question demeure. Peut-on avoir la prétention d'affirmer que le
présent projet résout tous les problèmes rencontrés en la matière?
Certainement pas et je pense, monsieur le ministre, que vous n'en
avez pas la prétention.

La réforme des polices n'est pas encore complètement réalisée et je
pense qu'il faut inscrire le présent texte dans le cadre d'une réforme
qui continue à évoluer. Il suffit, à cet égard, de s'en référer aux textes
diffusés par les syndicats, et tous les partis présents au sein de ce
parlement en ont reçu de multiples. Tous ces textes annonçaient de
nouveaux recours potentiels devant la Cour d'arbitrage. L'oratrice qui
m'a précédé l'a signalé. On peut toujours faire des effets d'annonce
mais on sait aussi que le travail réalisé était particulièrement difficile.

Je souhaiterais enfin insister - tel est l'objet de mon intervention - sur
la priorité à donner au fonctionnement harmonieux des services de
police, afin d'éviter toute insécurité dans un secteur aussi pointu. On
peut dire aujourd'hui que cette réforme est une réussite. On peut
entendre les uns et les autres se plaindre, parler d'armée mexicaine,
mais quand on va sur le terrain, que l'on voit le nombre d'affaires
réussies, la sérénité dans laquelle travaillent les hommes de terrain,

De harmonieuze werking van de
politiediensten moet voorrang
krijgen. De hervorming is een
succes. Dat blijkt uit de praktijk.

Tot slot denk ik dat een evaluatie
van de onderhavige tekst
onontbeerlijk is en nog moet
gebeuren voor de
tenuitvoerlegging ervan. Verder is
het van essentieel belang de
resterende problemen aan te
pakken, eventueel via een
parlementair initiatief. De minister
heeft ons gerustgesteld en
aangegeven dat hij een dergelijk
initiatief zou steunen.

Wij moeten er op toezien dat de
veiligheid van de burger
gewaarborgd wordt. Precies daar
ligt de sleutel tot de overwinning in
de strijd tegen extreemrechts.
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
51
je pense qu'il faut se féliciter de ce travail gigantesque. L'arrêté
Mammouth porte bien son nom, il y avait là quelque chose de
particulièrement pointu à réaliser. On sait que cela se passe
actuellement dans de bonnes conditions. Dire aujourd'hui que tout est
parfait, ce serait faux, ce serait abusif mais il faut pouvoir rester les
pieds sur terre, reconnaître les choses, peut-être se déplacer un peu
plus sur le terrain et pas seulement tenir des discours derrière les
micros à cette tribune. Il faut effectivement se dire que sur le terrain, il
y a un certain nombre de réalisations concrètes.

Enfin, même si l'on doit voir une avancée au travers du texte que vous
nous proposez, il me paraît indispensable de garder à l'esprit la
nécessité d'évaluer pleinement la portée et les conséquences
éventuelles de la mise en oeuvre du présent texte. Toute lenteur en la
matière s'avérerait en effet désastreuse. Monsieur le ministre, je
souhaiterais vraiment insister: moins de lenteur dans l'appréciation et
dans le bilan que dans la mise en oeuvre ou dans la sortie de ce texte!

Par ailleurs, nous souhaitons insister tout particulièrement sur la
nécessité - cela a été évoqué - de régler les derniers problèmes qui
subsistent. Ces problèmes pourraient être réglés au travers d'une
initiative parlementaire. Monsieur le ministre, vous nous avez
rassurés quant au fait que vous seriez tout disposé à soutenir cette
initiative.

Cette réforme a déjà fait couler beaucoup d'encre, beaucoup de
paroles. Tout le monde en parle à son gré en critiquant. Cela a
effectivement coûté beaucoup d'argent mais au niveau des équilibres
budgétaires, les efforts nécessaires ont été entrepris. Là où on nous
annonçait les pires catastrophes, rien ne s'est passé. Comme je le
disais précédemment, cette réforme est toujours en cours, il y aura
encore des modifications à apporter mais l'essentiel à retenir
aujourd'hui est que vous allez vous atteler à corriger ce qui devait
l'être en termes de discrimination entre les membres du personnel. Il
faudra effectivement rester attentif de manière permanente, afin que
la sécurité de nos citoyens soit assurée aujourd'hui comme elle le
sera demain. C'est là que nous pourrons gagner certains combats sur
l'extrême droite.
05.14 Koen T'Sijen (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, geachte collega's, wij weten inderdaad hoezeer het op
eieren lopen is om tot die goede politiehervorming te komen. Men kan
een discussie rond de Vesalius-wet niet los zien van de geschiedenis
van de politiehervorming.

Met het Octopusakkoord werden destijds de drie voormalige
politiediensten in een nieuwe geïntegreerde politiestructuur ingepast.
De drie politiediensten hadden verschillende gradenstelsels en
loonschalen die op elkaar moesten worden afgesteld. Met het Goede
Vrijdagakkoord werd een akkoord bereikt over de verschillende
statuten en weddes. Volgens dit akkoord kwamen er in de
geïntegreerde politie vier personeelskaders, namelijk een hulp-, basis-
, midden- en officierenkader en binnen een kader bestaat nog slechts
een graad. Alle verschillende oude lonen en statuten moesten in deze
structuur worden ingepast, wat een delicate evenwichtsoefening is.
Bijkomende moeilijkheid is ongetwijfeld een geschiedenis van
onderlinge rivaliteit en een andere invulling van functie-inhoud.
Niemand wilde iets van zijn opgebouwde voordelen verliezen, maar
05.14 Koen T'Sijen (sp.a-spirit):
Le débat sur le projet Vésale ne
peut pas être dissocié de l'histoire
de la réforme des polices. Grâce
aux accords Octopartites, trois
services de police distincts et
rivaux ont pu être rassemblés en
une structure unique et intégrée.
Avec l'accord du Vendredi saint,
l'on est parvenu à un accord sur
les différents statuts et salaires.
Ce point a été repris dans la loi
mammouth, ensuite adaptée à
plusieurs reprises par le biais de
lois-programme et d'arrêtés
royaux. Finalement, la Cour
d'arbitrage a néanmoins abrogé
un certain nombre d'articles pour
discrimination. Le gouvernement
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
52
iedereen wilde wel de voordelen van de anderen hebben. Algemeen is
het mijn visie dat men er kan van uitgaan dat niemand iets verloren
heeft, maar dat er misschien wel een verschil is in de extra's die
iedereen kreeg.

Alles werd vastgelegd in de Mammoetwet. Van deze wet zijn er
nadien nog talrijke aanpassingen geweest in programmawetten,
koninklijke besluiten, enzovoort. Verschillende artikels uit deze
aanpassingen werden uiteindelijk door het Arbitragehof vernietigd
wegens discriminatie tussen al die statuten. De regering probeert
hiermee rekening te houden in de nieuwe wet, de Vesalius-wet. Ik
verheel niet dat alle wetgeving rond de politiehervorming en het op
elkaar afstemmen van de statuten, verschrikkelijk ingewikkeld is.

Ik wil twee zaken graag aanstippen. Bij de politiehervorming werden
de laureaten van het bevorderingsexamen voor gerechtelijk
commissaris van de toenmalige gerechtelijke politie bij de parketten
ingeschaald als commissaris van politie. Met zijn arrest van 22 juli
2003 heeft het Arbitragehof een aantal discriminaties aangestipt,
onder andere van vroegere leden van de lokale politie die vonden dat
hun brevet onvoldoende gewaardeerd werd in het nieuwe
politiestatuut. Ergens viel de suggestie om die discriminatie weg te
werken door de vierenvijftig commissarissen van politie te
degraderen. De inschaling van commissaris van politie werd echter
niet vernietigd door het Arbitragehof en is als dusdanig niet
onregelmatig. Ik apprecieer ten zeerste, mijnheer de minister, dat in
het uiteindelijk neergelegde wetsontwerp de commissarissen van
politie niet werden gedegradeerd.

U weet, mijnheer de minister, dat onze fractie zijdelings nog een
aantal opmerkingen had, onder andere inzake de waardering van de
aangestelde hoofdinspecteurs en commissarissen, in het kader van
de proportionele verdeling van de gezagsambten binnen de lokale
politie. Een aangestelde hoofdinspecteur oefent nu al ruim drie jaar en
enkele maanden een gezagsfunctie uit en wordt ervoor soms niet ten
volle gewaardeerd in functie van de extra verantwoordelijkheden en
bijhorende opdrachten die hij of zij uitoefent. Ik mag hopen en
vertrouwen, mijnheer de minister, dat u hiervoor nog de nodige
aandacht zult opbrengen.

Het Vesalius-ontwerp is belangrijk voor het goed functioneren van de
verschillende politiediensten. Het is bijzonder moeilijk om het
evenwicht te vinden, maar ik ben ervan overtuigd dat u als minister
van Binnenlandse Zaken de dialoog met de politiemensen openhoudt,
opdat deze mensen zich ten volle gerespecteerd voelen in het
uitoefenen van hun soms moeilijk en ondankbaar beroep.
tente ainsi de tenir compte du
projet Vésale.

Lors de la réforme des polices,
des commissaires de la PJP
d'alors ont été juridiquement
classés comme commissaires de
police. L'arrêt de la Cour
d'arbitrage du 22 juillet 2003 a cité
un certain nombre de discrimi-
nations. Ainsi, d'anciens membres
de la police locale estimaient que
leur brevet avait été sous-estimé
dans le statut de la nouvelle
police. J'apprécie fortement le fait
que, dans le projet de loi final, les
commissaires de police n'aient
pas été dégradés.

Notre groupe a encore quelques
observations à faire, notamment
au sujet de l'évaluation des
inspecteurs principaux de police et
des commissaires engagés dans
le cadre de la répartition
proportionnelle des fonctions
d'autorité au sein de la police
locale. J'espère que le ministre y
consacrera encore l'attention
nécessaire.

Le projet Vésale est important
pour le bon fonctionnement des
différents services de police. Il est
particulièrement difficile de trouver
l'équilibre, mais je suis persuadé
que le ministre va poursuivre le
dialogue avec le personnel de
police.
05.15 Joseph Arens (cdH): Il est vrai qu'en écoutant les différents
orateurs de la majorité, je dois reconnaître que je suis d'accord avec
vous. Vous dites bien que ce projet ne résout pas tous les problèmes:
nous ne disons pas autre chose. Mais alors, puisque nous sommes
en pleine discussion d'un projet de loi important, pourquoi n'allons-
nous pas un peu plus loin, messieurs les ministres, pour régler la
plupart de ces problèmes? C'est tout ce que nous, l'opposition, nous
vous demandions en commission, au travers des amendements
déposés. C'est tout ce que demandent les policiers qui sont venus
nous rencontrer. Pratiquement tous, quel que soit le parti auquel nous
appartenons, nous nous rendons compte que tous et toutes tiennent
05.15 Joseph Arens (cdH): Als ik
de sprekers van de meerderheid
bezig hoor, stel ik vast dat ik het
met hen eens ben. U zegt toch dat
de tekst niet alle problemen oplost.
En dat is ook zo. Maar waarom
gaan we dan niet een stukje
verder om de meeste problemen
te regelen? Maar ik veronderstel
dat u als lid van de meerderheid
tot niet meer in staat is.
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
53
le même discours et nous n'arrivons pas à aller plus loin. Bien sûr, je
suppose que la majorité est tenue par son accord de gouvernement
et qu'elle ne peut aller au-delà. C'est là le problème.

Comme bourgmestre, le ministre le sait très bien car ce n'est pas la
première fois que je le dis, je suis très satisfait du fonctionnement de
ma police locale. Ce n'est pas seulement ce matin, en lisant le
journal, que j'ai appris qu'on roule de manière plus sûre à la
campagne et que j'ai vu que la commune dans laquelle la sécurité
routière est probablement la plus efficace, vu qu'elle est la commune
de Belgique qui compte le moins d'accidents, est une petite commune
du Sud-Luxembourg. J'en suis très fier, je l'ai dit.

(...): C'est Attert? Ah, voilà!
05.16 Patrick Dewael, ministre: Il faut reconnaître que c'est grâce à
la réforme de la police.
Le président: Et grâce à un bon bourgmestre, il faut tout de même le reconnaître. N'est-ce pas, monsieur
Arens?
05.17 Joseph Arens (cdH): C'est clair, c'est évident.
Le président: Félicitations, monsieur Arens.
05.18 Joseph Arens (cdH): Monsieur le président, vous êtes mieux
que le président en fonction! J'espère que vous allez plus souvent
présider la séance! Il est vrai que la police participe à la sécurisation,
que ce soit au niveau de la sécurité routière ou à d'autres niveaux
dans chacune de nos communes. Mais il est vrai aussi ­ et je le dis
très ouvertement ­ que si nous pouvons être fiers en tant que
bourgmestre ou en tant que ministre de ce qui se passe sur le terrain,
c'est parce que des femmes et des hommes font leur travail
correctement, en dépit des problèmes de statut qu'ils connaissent et
que nous n'avons pas la capacité de résoudre au Parlement. Voilà la
réalité du terrain. Et ce matin, c'est vrai, en regardant cette carte dont
je suis fier, mon regard a été attiré vers la gauche de la page 6 du
"Soir". Titre du journal "Le Soir" d'aujourd'hui, monsieur le ministre:
"Tribunaux paralysés faute de policiers".

Il ne s'agit plus de sécurité routière, c'est clair et net: "les tribunaux
paralysés faute de policiers". En commission, j'avais déjà demandé la
présence de votre collègue, Mme Onkelinx, puisque ce pilier-là
dépend d'elle. Je n'ignore pas ses difficultés à recruter des agents
pour le corps de sécurité mais à Arlon, quand on parle aujourd'hui du
corps de sécurité, on dit en luxembourgeois: (citation en
luxembourgeois)
. En wat is dat?

Nous attendons neuf hommes. Après deux ans d'application de la loi,
nous avons péniblement vu arriver un deuxième agent, ce qui, en
d'autres termes, monsieur le ministre, veut clairement dire que ce
sont vos policiers qui s'occupent du transfert des détenus, nos
policiers communaux! C'est la preuve d'un dysfonctionnement
phénoménal que nous ne pouvons accepter.

S'il y a effectivement des avancées dans le projet de loi que vous
nous proposez, nous ne comprenons pas pourquoi nous n'allons pas
plus loin, pourquoi nous n'achevons pas cette réforme. En aucun cas,
05.18 Joseph Arens (cdH): De
waarheid is dat in de praktijk de
politie de veiligheid verzekert, en
dit ondanks de problemen in
verband met de rechtspositie en
de vierkant draaiende organisatie.

We zullen dat ontwerp morgen niet
goedkeuren. Wij zullen u blijven
steunen in uw strijd om van uw
collega's de nodige middelen te
krijgen om deze hervorming tot
een goed einde te brengen.
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
54
nous ne pouvons accepter certains "dirigeants" de la police actuelle
qui sont en train de saboter cette réforme pour arriver à la police
unique. Là aussi, nous disons clairement "non"!

Demain, nous ne voterons pas ce projet de loi. Nous allons continuer
à nous battre pour vous aider, monsieur le ministre, à obtenir de vos
collègues du gouvernement les moyens budgétaires nécessaires pour
achever cette réforme à laquelle nous avons participé, il y a quelques
années, quand nous étions aussi au gouvernement fédéral.
05.19 Dirk Claes (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, zonet heeft mevrouw Schryvers al een algemene toelichting
gegeven namens CD&V. Ik zal nog een korte algemene toelichting
geven, maar ik zal mij vooral concentreren op de toelichting van de
amendementen die wij zullen indienen.

Het Vesalius-ontwerp is natuurlijk een erg theoretisch wetsontwerp
over de aanpassingen van het statuut van de politieagenten aan de
kritiek van het Grondwettelijk Hof, voorheen het Arbitragehof. Ik denk
niet dat er veel parlementsleden zijn die zich de moeite hebben
getroost om hierover met enige kennis van zaken te spreken. Het is
ook niet eenvoudig. De heer Deseyn heeft het daarnet ook nog
gezegd. Het is een bijzonder complexe materie die eigenlijk teruggaat
tot de vroegere statuten van de rijkswacht, van de politie, van de
gerechtelijke politie, enzovoort.

Het doet me genoegen dat daaraan in De Standaard van gisteren
toch even aandacht werd besteed, ook al hebben wij geen perstekst
rondgestuurd, mijnheer de minister.
05.19 Dirk Claes (CD&V): Le
projet Vésale est un projet de loi
extrêmement théorique et
complexe sur les adaptations du
statut des agents de police aux
critiques de la Cour d'arbitrage. Je
me félicite que "De Standaard" y
ait tout de même consacré un peu
d'attention hier.
05.20 Minister Patrick Dewael: (...)
05.21 Dirk Claes (CD&V): Wij moeten toch nog ergens bondgenoten
hebben. Als De Standaard dat wil doen, zullen wij ze niet
tegenhouden.

Het is natuurlijk pas na een grondige studie dat men kan vaststellen
dat dit wetsontwerp eigenlijk zijn doel voorbijschiet. Wij kunnen voor
200% zeker zijn dat er nieuwe procedures bij het Grondwettelijk Hof
zullen worden ingediend en gevoerd. Als er geen amendementen
worden goedgekeurd, mag men daarvan 200% zeker zijn. Heel wat
discriminaties die door het Hof worden aangeklaagd worden niet of
onvoldoende of foutief opgelost, en dit vooral wegens twee redenen.

In eerste instantie zijn er de financiële beperkingen. Daarvoor kan ik
nog enigszins begrip opbrengen. Er zijn inderdaad een aantal
maatregelen die wel wat geld kosten. Wij hebben daarmee in onze
amendementen rekening gehouden in die zin dat wij hebben gekeken
naar de financiële weerslag. Wij hebben bepaalde amendementen
zelfs weggelaten omdat ze financieel te zwaar zouden doorwegen.
Anderzijds kan ik er ook geen begrip voor opbrengen omdat het nu
eenmaal de toepassing is van een arrest van het Grondwettelijk Hof,
dat een aantal vernietigingen heeft doen plaatsvinden en die moeten
worden gerepareerd. Dat dit geld zal kosten, is te wijten aan de
huidige bepalingen van het statuut.

Een ander argument waardoor nog altijd discriminaties blijven
bestaan is het behoud van de evenwichten tussen de vroegere
05.21 Dirk Claes (CD&V): Une
étude approfondie a permis de
constater que ce projet manque
son objectif. De nouvelles procé-
dures seront certainement
introduites devant la Cour d'arbi-
trage. En outre, de nombreuses
discriminations dénoncées par la
Cour d'arbitrage ont été
supprimées insuffisamment ou
fautivement.

Il s'agit, d'une part, des limites
financières, ce que je puis encore
comprendre quelque peu. Nous en
avons tenu compte dans nos
amendements. D'autre part, nous
avons à faire à l'application d'un
arrêt de la Cour d'arbitrage. Le
statut dans sa forme actuelle est à
l'origine des dépenses supplé-
mentaires. Un autre argument est
le maintien de l'équilibre entre les
anciens corps, mais on en abuse
pour instaurer de nouvelles
mesures qui entraîneront de
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
55
korpsen. Dat wordt vooral te onpas als argument aangewend en soms
zelfs om er nieuwe zaken in te stoppen die nieuwe discriminaties met
zich brengen.

Binnen de meerderheid was er rond dit wetsontwerp heel wat
getouwtrek. Ik kan me voorstellen dat er bij minister Onkelinx en bij
andere parlementsleden van de meerderheid ook belangengroepen
zijn gaan aankloppen.

Wat nieuw is ­ ik heb het niet gezegd in de commissie ­ is dat voor
de financiële meeruitgaven in verband met dit wetsontwerp ­ en dat is
toch wel belangrijk ­ volgens het verslag van het Rekenhof van 13
mei onvoldoende kredieten voorzien zijn. Ik heb het verslag vandaag
ontvangen en op pagina 24 staat duidelijk dat er minstens 2,4 miljoen
zou moeten voorzien zijn om tegemoet te komen aan dit wetsontwerp.
We stellen echter vast dat er slechts 1 miljoen euro is voorzien.

Er zou bovendien 1,9 miljoen extra moeten worden begroot bij de
aanpassing van de begroting 2005 voor de bijkomende aanwervingen
van aspirant-inspecteurs. Daarvoor werd geen enkel krediet voorzien.

Ik druk er ook op dat de meerkosten van het statuut door de
politiehervorming volledig zullen gedragen worden door de federale
overheid, dus ook alle aanpassingen die we hier via amendementen
goedkeuren of die al in het ontwerp staan. Mijns inziens moeten, zoals
afgesproken is bij de initiële politiehervorming, de meerkosten van het
statuut volledig gedragen worden door de federale overheid en mogen
ze niet doorgeschoven worden naar de lokale overheid. Dat was van
in den beginne de afspraak bij de politiehervorming.

Ik zal nu dieper ingaan op de amendementen. Zoals reeds eerder
gezegd vernietigde het Arbitragehof 11 artikelen van het
Mammoetbesluit. Die artikelen zijn te herleiden tot 4 hoofdpunten.

Een eerste punt betreft de problematiek van een aantal mensen die
voor de hervorming de hoedanigheid hadden van officier van
gerechtelijke politie en/of bestuurlijke politie. Door een inschaling in de
nieuwe politie verloren zij deze dubbele hoedanigheid. Het
voorliggend ontwerp regelt deze aangelegenheid voor de leden van
de vroegere luchtvaartpolitie. Tijdens de behandeling hebben wij
erover gediscussieerd of ook de leden van de vroegere
spoorwegpolitie zich in hetzelfde geval zouden bevinden. We
begrijpen echter niet waarom zij er niet in werden opgenomen. Ze
maakten deel uit van dezelfde operatie waarbij de vroegere
spoorweg- en luchtvaartpolitie in de federale politie werden
opgenomen.

Klopt het dat het hier over een andere categorie gaat die door de
bepalingen in de Vesalius opnieuw de dubbele hoedanigheid van
officier gerechtelijke en bestuurlijke politie niet krijgen? Waarom werd
dat niet rechtgezet voor de leden van de vroegere spoorwegpolitie?
We hebben er reeds over gediscussieerd in commissie en kennen er
reeds het antwoord op.

Een tweede punt betreft de wachttoelagen die door de leden van de
ex-GPP ten onrechte niet in rekening konden worden gebracht bij de
wedde-inschaling. Het Arbitragehof oordeelde dat dat strijdig was met
het gelijkheidsbeginsel. Het ontwerp reageert hier nu op door de
nouvelles discriminations.

Plus grave encore, selon le rapport
de la Cour des comptes du 13 mai
2005, les crédits inscrits au budget
sont insuffisants pour couvrir les
dépenses financières
supplémentaires que ce projet
requiert. Comme convenu, les
autorités fédérales devront
prendre en charge la totalité des
dépenses supplémentaires.

Je vais aborder à présent dans le
détail les amendements. La Cour
d'arbitrage a annulé onze articles
de l'arrêté mammouth. Ceux-ci
peuvent être résumés en quatre
points principaux.

Le premier point concerne un
certain nombre de personnes qui
étaient officiers de police judiciaire
et/ou administrative avant la
réforme. Ces personnes ont perdu
cette double qualité du fait de leur
nouvelle insertion barémique. Le
projet définit une réglementation
pour les membres de l'ancienne
police aéronautique. Nous ne
comprenons pas pourquoi les
membres de la police des chemins
de fer n'ont pas été mentionnés
puisqu'ils étaient concernés par la
même opération.

Un deuxième point porte sur les
allocations de garde qui, de
manière injuste, n'ont pas pu être
prises en compte dans le cadre de
l'insertion barémique pour les
membres de l'ex-PJP. La Cour
d'arbitrage a estimé qu'il s'agit en
l'occurrence d'une violation du
principe d'égalité. Le projet résout
le problème en prenant en compte
les allocations de garde pour les
membres de l'ex-PJP et de l'ex-
gendarmerie qui étaient insérés
dans le grade de commissaire au
1
er
avril 2001 et qui ont été privés
de ce choix. Ceci donnera de
nouveau lieu à de prétendues
discriminations.

Troisièmement, la Cour d'arbitrage
a constaté que la valorisation du
brevet d'officier de police
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
56
wachttoelage in rekening te laten brengen voor de leden van de ex-
GPP en van de ex-rijkswacht die op 1 april 2001 werden ingeschaald
in de graad van commissaris en die van deze keuze verstoken waren.
Wij hebben onze opmerkingen reeds gemaakt tijdens de bespreking
in commissie en de voorgestelde oplossingen zullen alleszins
aanleiding geven tot nieuwe vermeende discriminaties.

Een derde punt betreft de valorisatie van het brevet van officier van
gemeentepolitie. Ook hier heeft het Arbitragehof een schending van
het gelijkheidsbeginsel vastgesteld. Het ontwerp biedt voor hen wel
een oplossing. Die oplossing zal evenwel afhangen van de mate
waarin er vacatures zullen ontstaan binnen de totale structuur van de
geïntegreerde politie. In die zin zal de valorisatie van het bedoelde
brevet geen automatisme zijn en riskeert de overheid een vernietiging
van de ingevoerde regeling door het Arbitragehof.

De oplossing die de regering voorstelt voor de vastgestelde
discriminatie beperkt zich ertoe de valorisatie van het brevet van
gemeentepolitie mogelijk te maken en dit alleen indien er een
betrekking van commissaris in het kader van de mobiliteit vrijkomt.
Bovendien moet erop gewezen worden dat de kans daartoe
bijkomend bemoeilijkt wordt door het bestaan van het principe van de
rode loper. Het kader van de officiers zal in de komende jaren immers
volledig volzet zijn. Een mogelijke opening in het officierenkader die
nodig is voor de valorisatie van het brevet lijkt bijzonder moeilijk.

CD&V zal de nodige amendering voorstellen zodat de houders van
een brevet van officier van gemeentepolitie die op de leeftijd ­ pas op
de leeftijd ­ van 55 jaar niet de kans hebben gekregen hun brevet te
valoriseren via de mobiliteit alsnog op eigen verzoek tot commissaris
kunnen benoemd worden. De inschatting van de kostprijs van deze
maatregel is zeer moeilijk omdat we niet kunnen zeggen hoeveel
houders van een brevet niet via mobiliteit hun brevet zullen kunnen
valoriseren of hoeveel houders uiteindelijk zullen kiezen voor een
benoeming tot commissaris. We leggen de keuze bij het betrokken
personeelslid zelf. Indien het betrokken personeelslid op de leeftijd
van 55 jaar kiest eventueel naar commissaris over te stappen, moet
hij minstens vijf jaar in dienst blijven en kan hij slechts op 60 jaar met
pensioen gaan. Ik neem aan dat een aantal personeelsleden liever op
58 jaar met pensioen gaat en niet kiest voor het statuut van
commissaris. De sleutel wordt bij het personeel gelegd. Wat CD&V
wel doet is tegen een minimale kostprijs een automatisme creëren om
de discriminatie op te lossen. Dit is, mijns inziens, een creatieve en
een goede oplossing, iets waar we te weinig van zien in heel het
voorliggend ontwerp. Ik ontken niet dat het ontwerp goede
oplossingen bevat. Het ontwerp bevat evenwel te weinig van dit soort
creatieve oplossingen.

Een vierde domein van het Vesalius-ontwerp slaat op het grootste
deel van de artikelen die door het Arbitragehof werden vernietigd. Het
betreft de inschaling van diverse graden van de voormalige
gerechtelijke politie in de nieuwe structuur van de geïntegreerde
politie. Ik heb een paar voorbeelden.

Een eerste deelproblematiek waarover we het reeds gehad hebben
betreft de zogenaamde 2 C's van de vroegere gerechtelijke politie.
Binnen de vroegere gerechtelijke politie bestonden de kaders
uitsluitend uit personeelsleden die een niveau 2+ bekleden.
communale violait le principe
d'égalité. Puisque, dans le projet,
cette valorisation est tributaire de
vacances d'emploi dans la
structure globale, elle n'est pas
automatique. La solution
préconisée par le gouvernement
consiste à prévoir que ce brevet
ne pourra être valorisé que si un
poste de commissaire se libère
dans le cadre de la mobilité.

Comme le cadre des officiers sera
complet au cours des prochaines
années, le CD&V propose de
permettre aux officiers, dont le
brevet n'aura pas encore été
valorisé lorsqu'ils auront atteint
l'âge de 55 ans, de faire valoriser
leur brevet et d'être nommé
commissaire de police à leur
demande et à condition de rester
actifs pendant encore au moins
cinq années.

Le quatrième problème porte sur
l'intégration des différents grades
de l'ancienne police judiciaire dans
la nouvelle structure policière. Le
niveau 2+ au sein de la PJP, qui
n'existait pas au sein de la
gendarmerie, n'a ainsi pas été pris
en considération. Les inspecteurs
divisionnaires `2C' ont simplement
été insérés dans le niveau 2 plutôt
que dans le niveau 2+. Les
arguments avancés à l'époque par
le gouvernement - à savoir que le
traitement correspondant est bien
celui du niveau 2+, que la priorité
est donnée à la hiérarchie
fonctionnelle, que la création d'un
deuxième grade dans le cadre
moyen est contraire à la loi du 7
décembre 1998 ­ ont été rejetés
par la Cour d'arbitrage, alors qu'ils
sont à nouveau invoqués
aujourd'hui à l'appui du projet
actuel.

La seule solution possible à ce
problème est dès lors la création
d'un nouveau grade d'inspecteur
divisionnaire de police
correspondant à un grade
hiérarchique supérieur `2+' dans le
cadre moyen.
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
57

Dat was het gevolg ­ Melchior, nu moet u even luisteren ­ van het
koninklijk besluit van 25 november 1991, het fameuze KB-Wathelet.
Toen heeft men het niveau 2+ ingevoerd. Bij de gerechtelijke politie
heeft men toen vooral personeel aangeworven en gerekruteerd op dat
niveau. Bij de diensten van de rijkswacht bestond geen kader met het
niveau 2+ en was het middenkader van het opleidingsniveau 2.
Daarnaast bestond bij de rijkswacht wel een heel uitgebreid
basiskader van niveaus 3 en 4.

Bij de inschaling heeft men met dat gegeven echter geen rekening
gehouden en heeft men de leden van de ex-GPP, met name de
afdelingsinspecteurs, de 2C's, ingeschaald in dezelfde graad als de
leden van de ex-rijkswacht, dus op niveau 2 in plaats van 2+, wat
evident is.

Het beschikkend gedeelte van het arrest van het Arbitragehof stelt
dan ook zeer duidelijk: "De integratie in het middenkader van de
geïntegreerde politie zal tevens tot gevolg hebben dat door de
commandofuncties die zij uitoefende voor de hervorming buiten
beschouwing te laten, ondergeschikte agenten van de voormalige
gemeentepolitie of van de voormalige rijkswacht op voet van
gelijkheid worden geplaatst krachtens hun hoedanigheid van officier
van gerechtelijke politie".

Ter verdediging bij het Hof heeft de minister destijds diverse
argumenten aangehaald om toch zijn gelijk te bepleiten. Hij zei: "De
loonschaal waarin de inspecteurs en de afdelingsinspecteurs van de
voormalige GPP werden ingeschaald, is wel degelijk die van het
niveau 2+". Er werd ook verwezen naar artikel 120 van de wet op de
geïntegreerde politie, dat bepaalt dat voorrang wordt gegeven aan het
gezag dat wordt uitgeoefend op grond van een functionele hiërarchie,
op een hiërarchie die op graden berust en dat een tweede graad
creëren in het middenkader zou indruisen tegen de geest en de letter
van de wet van 1998. Ik herinner eraan dat dit precies dezelfde
argumenten zijn die de regering nu hanteert ter verdediging van het
voorliggende wetsontwerp.

Het Arbitragehof heeft in het beschikkend gedeelte over die 2C's
uitdrukkelijk bepaald: "De argumenten die de minister van
Binnenlandse Zaken heeft aangevoerd tijdens de Parlementaire
besprekingen die zijn voorafgegaan aan de aanneming van de wet
van 2002", ­ dat zijn punten 2 en 3 die ik daarnet vernoemde ­ "noch
de inschaling in een loonschaal die overeenstemt met niveau 2+
maken het mogelijk het feit te verantwoorden of te compenseren dat
de bekritiseerde maatregel op onevenredige wijze afbreuk doet aan
de rechten van de verzoekers betreffende de mobiliteit bij de overheid
die ze wegens hun diploma konden genieten".

Met andere woorden, de voorgestelde wijzigingen aan de RPPol
komen evenmin aan de opmerkingen van het Hof tegemoet en men
blijft geconfronteerd met een schending van het gelijkheidsbeginsel.
Naar de geest van de wet op de geïntegreerde politie van 1998, wordt
het aantal graden tot een minimum beperkt, met name een graad per
kader. Slechts voor het officierenkader wordt in twee graden voorzien.

Men dient dus alleen een hiërarchieherstel in te voeren ten aanzien
van de hoofdinspecteurs van niveau 2. De enige technische oplossing
Je souhaite évoquer la
discrimination dont sont l'objet les
commissaires divisionnaires 1C. A
l'époque de la police judiciaire, ils
faisaient partie des officiers
supérieurs alors que dans la police
intégrée actuelle, ils appartiennent
au cadre des officiers subalternes.
Le présent projet de loi prévoit
donc de créer un grade de
commissaire de première classe
qui se trouve toutefois toujours en
retrait par rapport au grade initial.
Nous proposons dès lors de
supprimer le grade de
commissaire de première classe
et d'intégrer les commissaires
divisionnaires au cadre des
officiers supérieurs.

Nous avons enfin déposé
plusieurs amendements à propos
des affectations. Il s'agit
essentiellement de membres de
l'ancienne gendarmerie qui ont été
intégrés dans le cadre de base ou
dans le cadre moyen mais qui ont
été affectés au cadre supérieur.
Comme ils ont bénéficié d'une
"affectation" au lieu d'une
"nomination", leur rémunération
n'est pas à la hauteur de leur
fonction. C'est la raison pour
laquelle nous proposons de les
nommer dans le grade supérieur
après cinq années de service et
une évaluation positive.

Si, à l'époque, nos neuf
amendements avaient été
adoptés, nous aurions évité
l'annulation de onze articles par la
Cour d'arbitrage. Adopter
aujourd'hui nos amendements
nous mettra à l'abri d'une nouvelle
annulation.
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
58
is dan ook hier een bijkomende graad te creëren, met name de graad
van afdelingsinspecteur van politie.

Ook de graad van aangestelde aspirant-afdelingsinspecteur is even
nodig, vermits de uitvoering van het arrest dient te gebeuren met
retroactiviteit vanaf 1 april 2001. Op dat ogenblik waren er bij de
gerechtelijke politie nog gerechtelijke inspecteurs in opleiding.
Ondertussen hebben de meeste inspecteurs hun opleiding achter de
rug, zodat de graad in de praktijk uitdovend is.

We willen er ook op wijzen dat de wetgever voor het operationeel
kader niet heeft voorzien in een kaderniveau 2+. Wel werd voorzien in
een rechtstreekse rekrutering op datzelfde niveau 2+, waarbij evenwel
dezelfde graad van hoofdinspecteur wordt toegekend, zoals bij de
niveaus 2, evenwel met een titel van "met bijzondere specialisatie
politieassistent" of "met specialiteit politieassistent". Wat ons betreft, is
er geen enkel bezwaar om het kaderniveau 2+ te creëren, er de
hogere graad van afdelingsinspecteur van politie in onder te brengen
en derhalve de voornoemde titels te laten vervallen op niveau 2,
middenkader-hoofdinspecteur.

Ten tweede, een ander punt met betrekking tot de vroegere
gerechtelijke politie betreft de problematiek van de
afdelingscommissarissen 1C.

De in het arrest vastgestelde discriminatie kon worden geïllustreerd
door een vergelijking te maken tussen, enerzijds, de weddeschalen
van de majoors van de Rijkswacht, geïntegreerd in de graad van
hoofdcommissaris via de weddeschaal O5, en de weddeschalen van
de afdelingscommissarissen 1C, geïntegreerd in de graad van
commissaris via de weddeschaal O4. Inderdaad, de vroegere
weddeschaal is quasi identiek. De nieuwe weddeschaal van de
afdelingscommissarissen 1C is quasi dezelfde gebleven, maar de
weddeschaal van de majoors van de Rijkswacht werd verhoogd met
ongeveer 175.000 Belgische frank. Dat is toch een serieuze
discriminatie.

Zoals gezegd werden de afdelingscommissarissen 1C echter
ingeschaald in het kader van de lagere officieren, terwijl de majoors
van de vroegere Rijkswacht bij de hogere officieren werden
ingeschaald. Het Arbitragehof stelt in het beschikkend gedeelte van
zijn arrest dan ook duidelijk: "Doordat de afdelingscommissarissen
1C, die hogere officieren waren binnen de voormalige gerechtelijke
politie, in de graad van commissaris worden geïntegreerd in het kader
van de lagere officieren, ondergaan zij een terugzetting in graad." Dat
is duidelijke taal. Het Arbitragehof zegt zelf dat het een terugzetting in
graad is.

Het creëren van een graad van commissaris eerste klasse, de
tussenoplossing waarin het ontwerp nu voorziet, zet de betrokkenen
geenszins terug in de graad van waaruit ze werden teruggezet,
namelijk de graad van hoofdcommissaris. Het enige verschil is dat zij
nu worden teruggezet naar de graad van commissaris eerste klasse,
die inderdaad hoger is dan de graad van commissaris, waarnaar zij
initieel werden teruggezet. Het blijft echter hoe dan ook een
terugzetting.

In de verantwoording bij het amendement werd uitgelegd dat de
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
59
functionering wordt georganiseerd op basis van aanwijzingen in
gezagsfuncties, waarbij de graad een ondergeschikte rol speelt en de
octopusproportionaliteit werd gerespecteerd. Welnu, de functie
waarvoor momenteel de afdelingscommissarissen 1C zijn
aangewezen, blijft onveranderd, om het even of de
afdelingscommissarissen 1C de graad van commissaris, commissaris
eerste klasse of hoofdcommissaris bekleden.

Ons voorstel is duidelijk. Het voorziet in de inschaling van de vroegere
afdelingscommissarissen in het hogere officierenkader en in de
schrapping van de tussengraad van commissaris eerste klas die door
het Vesalius-ontwerp wordt gecreëerd. Op die manier blijft ook het
principe van het Octopusakkoord gerespecteerd, waarbij slechts een
graad per kader bestaat, behalve voor het officierenkader waar er in
twee graden is voorzien. In het voorstel van de regering wijkt men van
dit principe af en men creëert zelfs een derde graad. Wij willen er
bovendien op wijzen dat deze derde graad in geen geval een graad
en régime mag worden en alleen een overgangsgraad mag zijn.

Ik kom dan bij het laatste amendement dat ik wil toelichten. Een
laatste groep amendementen betreft de problematiek van de
aanstellingen. Er zijn in de politie op dit moment heel wat mensen die
in een functie aangesteld zijn zonder benoemd te zijn. In de praktijk
oefenen zij de functie al jaren uit. Er zijn er zo meer dan we op het
eerste gezicht zouden denken. De minister erkende bij de
behandeling in de commissie ­ wij hebben het daarover uitvoerig
gehad, mijnheer de minister ­ dat dit een probleem is dat een
oplossing vereist.

Laat een ding duidelijk zijn: ook de praktijk van aanstellingen is een
van de uitwassen van het Mammoetbesluit, die zijn ontstaan door het
principe van de proportionaliteit. Ik wil even duidelijk maken dat het
hier in hoofdzaak mensen betreft van de vroegere rijkswacht, die
werden ingeschakeld in het basis- of middenkader maar werden
aangesteld in een graad van een hoger kader. De aanstelling, in
plaats van benoeming, betekent uiteraard niet dat zij het loon
ontvangen dat verbonden is aan de functie die zij uitoefenen. Tevens
worden hen ook de carrièremogelijkheden ontzegd. Zij kunnen dus
niet meedoen aan examens van een hogere graad omdat zij die
lagere graad niet hebben. Men kan als overheid echter niet volhouden
dat deze mensen wel geschikt zijn om deze job te blijven uitvoeren
zonder de financiële vertaling hiervan te geven. Onze stelling is dat wij
mogen aannemen dat personen, die vijf jaar na hun aanstelling
zonder een negatieve evaluatie in een functie hebben gewerkt, ook
recht hebben op een benoeming in deze graad. Dit is trouwens een
principe dat ook in de wet werd ingeschreven voor de
commissarissen-korpschef die, na drie jaar het mandaat te hebben
uitgevoerd, ook hun benoeming tot hoofdcommissaris kunnen
bekomen.

Ik besluit, collega's. Het Arbitragehof heeft van het vorige
wetsontwerp elf artikelen vernietigd. Bij de toenmalige besprekingen ­
ik was er zelf niet bij maar onze fractieleider, Pieter De Crem, zal er
zeker bij zijn geweest - werden door ons negen amendementen
ingediend waardoor zou zijn tegemoetgekomen aan negen van de elf
vernietigingen. Laat dit een teken aan de wand zijn. Beste collega's, ik
vraag dan ook om over onze amendementen nog eens goed na te
denken en ze goed te keuren daar we anders met zekerheid weten
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
60
dat het voorliggende wetsontwerp weer grotendeels zal worden
vernietigd door het Grondwettelijk Hof.
05.22 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, tijdens de
commissievergadering van woensdag 20 april sprak de minister zich
uit om de tekst te beperken tot de elementen die louter en alleen
betrekking hadden op de 11 schorsingen van het Arbitragehof. Daarbij
stelde hij dat er in de regering nog gesprekken liepen over de
verschillen tussen de vroegere BOB en de vroegere gerechtelijke
politie, met toevoeging van een uitnodiging aan de parlementsleden
die wensten zelf initiatieven te nemen.

Om alle misverstanden uit de wereld te helpen, citeer ik uit bladzijde
23 van het verslag. "Het is weliswaar duidelijk dat men een oplossing
moet vinden om de voormalige leden van de BOB ten opzichte van de
GPP geldelijk te valoriseren." Een beetje verder lees ik: "De regering
denkt na over een oplossing, wat niet belet dat het Parlement een
initiatief kan nemen, voor zover het probleem politiek niet wordt
gekoppeld aan dit wetsontwerp."
Waarschijnlijk werd om die reden tijdens de bespreking van het
Vesalius-ontwerp ook niet ingegaan op amendementen nrs. 22 en 23
van collega's Dirk Claes en Katrien Schryvers, die een beetje
tegemoetkwamen aan een facet van de verzuchtingen van de
vroegere BOB.

Ik citeer uit het antwoord van de minister op bladzijde 45: "Dit
vraagstuk hoort weliswaar niet thuis in de bespreking van voorliggend
wetsontwerp, maar toch was de minister bereid om in een later
stadium daarover van gedachten te wisselen."

Ik had natuurlijk pech. Een week later ging ik in op dat verzoek om
van gedachten te wisselen en stelde zeven mondelinge vragen in de
commissie, waarvan vier vragen zeer specifiek gingen over de
discriminatie van de vroegere BOB ten opzichte van de vroegere
GPP. Mijnheer de minister, u zei, of beter: u riep, dat die niet vervat
zaten in het Vesalius-ontwerp. Wij hebben daarover uren
gediscussieerd in het kader van het ontwerp-Vesalius. Dat dat
behandeld is geweest tijdens de bespreking van het Vesalius-ontwerp
breekt mijn klomp. Dat is immers niet terug te vinden in het verslag. Ik
vind dat deontologisch dus niet correct.

Als men opkomt voor de rechten van een groep, dan wordt men soms
versleten als verdediger van syndicaten. In het geval van de BOB is
dat verwijt bijzonder cynisch. De BOB was bij de politiehervorming
immers niet als dusdanig vertegenwoordigd door een syndicaat. Men
had het syndicaat van het politie- en veiligheidspersoneel. Men had
het VSOA, dat het personeel bij de rijkswacht vertegenwoordigde.
Binnen de voormalige rijkswacht vertegenwoordigde de BOB echter
slechts een heel kleine, een minieme fractie. De BOB was eigenlijk
totaal geïsoleerd in die grote groep.

De goede voorwaarden die sommigen bij de rijkswacht bij de
politiehervorming kregen, heeft de BOB moeten bekopen met een
zeer slecht statuut. Overigens, als deze vakbonden voor de andere
37.000 politiemensen optraden, wat is dan het belang van een
vakbond van een categorie van mensen die slechts een 1.400tal
mensen vertegenwoordigt? Dat is de enige tragiek in het hele verhaal
van de politiediensten. Zij die syndicaal slecht konden doorwegen,
05.22 Patrick De Groote (N-VA):
Le ministre a déclaré le 20 avril
2005 qu'il entendait se limiter aux
onze articles annulés. Le
gouvernement a encore examiné
les différences entre l'ancienne
BSR et la police judiciaire mais
cela ne devait pas empêcher les
députés de prendre également
des initiatives.

C'est sans doute la raison pour
laquelle les amendements n
os
22
et 23 de M. Claes et de Mme
Schryvers n'ont pas été traités lors
de l'examen du projet Vésale. Le
ministre était toutefois disposé à
en discuter à un stade ultérieur.
Une semaine plus tard, j'ai posé
sept questions orales, dont quatre
sur la discrimination dont sont
victimes les anciens membres de
la BSR. Le ministre a affirmé que
ce problème a été débattu des
heures durant au cours de
l'examen du projet Vésale, ce dont
le rapport ne comporte aucune
trace. La BSR n'était pas
représentée dans le cadre de la
réforme des polices. Elle ne
représentait qu'une petite partie de
la gendarmerie et en a subi les
conséquences sous la forme d'un
mauvais statut. Ceux qui étaient
mal représentés syndicalement
lors de la réforme des polices ont
eu à payer la note.

Le ministre m'a reproché de
défendre les intérêts des syndicats
mais aucun syndicat n'a défendu
les intérêts de la BSR. Le ministre
n'a reçu que les deux principales
organisations syndicales la
semaine dernière. Aucun syndicat
n'a d'ailleurs approuvé le projet
Vésale. Les syndicats et le
gouvernement ont ignoré un millier
de personnes et le Parlement en
fera probablement de même
bientôt, lorsque la majorité suivra
docilement le gouvernement. Le
personnel de la police judiciaire
(PJ) subit une discrimination
salariale. A travail égal et
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
61
hebben het gelag betaald. U verweet mij, mijnheer de minister, dat ik
de belangen van het syndicaat verdedigde. Welk syndicaat heeft de
ex-BOB verdedigd?

Ik heb vernomen dat u vorige week het NSPV en de liberale vakbond
VSOA op uw kabinet hebt ontvangen om van gedachten te wisselen,
wat op zich uiteraard niet verkeerd is. Ik heb in de wandelgangen ook
horen vertellen dat de andere vakbonden niet uitgenodigd waren. Ik
wil toch opmerken dat men zegt dat politieke kleur hier geen rol
speelt, maar dat men enkel geopteerd heeft voor de twee grootste
vakbonden. Waarom zou u eigenlijk rekening houden met die 1.000
ex-BOB'ers? Wanneer men uitgenodigd wordt op het kabinet maakt
dat eigenlijk niets uit, want ik meen dat ik mag stellen dat geen enkele
vakbond zijn goedkeuring heeft gegeven aan het Vesalius-ontwerp.
Eigenlijk is er niemand tevreden en dat is jammer voor de verdere
motivering van onze politiemensen.

Een duizendtal mensen werden doorheen de hele hervorming
vergeten door de vakbonden, door de regering en misschien straks
door het Parlement. Ik vind dat het de taak is van de parlementsleden
om daarop te wijzen. Alles goedkeuren wat de regering voorstelt,
zoals de meeste regeringspartijen doen, dat is pas slaafs. Ik meen dat
u mij die opmerking niet kwalijk kunt nemen. Als ik even de gemaakte
discriminaties ten opzichte van de ex-BOB bekijk, dan zie ik allereerst
een loondiscriminatie van de mensen uit de gerechtelijke politie. Men
zou ervan kunnen uitgaan dat tegenover gelijk werk en een gelijke
verantwoordelijkheid een gelijke wedde staat. Bij de eengemaakte
politie is dit blijkbaar niet zo. Zij worden in twee groepen
geclassificeerd. Dat leidt tot situaties waarbij bijvoorbeeld in de
gemengde, gespecialiseerde diensten in de diverse GDA's een
onderzoeksleider of een commissaris die een ex-BOB'er is minder
betaald wordt dan zijn ondergeschikte hoofdinspecteurs, omdat zij ex-
GPP's zijn. Een ex-BOB'er heeft hier dus alle verantwoordelijkheid, en
is blijkbaar wel bekwaam, want anders werd hij niet aangesteld in een
hogere functie, maar desondanks verdient hij toch minder.

Dat komt door een dubbele achterstelling. Ten eerste wordt de BOB
ingeschaald in het basiskader en de GPP automatisch in het hoger
middenkader. Ten tweede krijgt de GPP nog een diplomatoeslag.

Men heeft een gedeeltelijk compenserende maatregel genomen ten
opzichte van de ex-BOB door een compenserende premie in te
voeren, die niet bij de wedde werd gevoegd. Waarom niet? Op die
compenserende premie werd zelfs een tijdelijke indexblokkering
uitgevoerd.
responsabilité égale, il n'y a pas au
sein de la police unifiée de salaire
égal. Dans les services spécialisés
mixtes, le chef est ainsi parfois
moins bien payé que ses
inspecteurs en chef subordonnés.
La BSR a été inscrite dans le
cadre de base et la PJ dans le
cadre moyen supérieur. En outre,
il y a à la PJ un supplément pour
le diplôme.

Une prime compensatoire a été
instaurée mais elle n'a toutefois
pas été ajoutée à la rémunération.
05.23 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): (...)
05.24 Patrick De Groote (N-VA): Dat zou kunnen, mijnheer
Annemans.

Een ex-BOB'er die langer dan dertig dagen ziek is, verliest bovendien
die premie. Dat zijn allemaal kleine discriminaties, die uiteindelijk toch
grote gevolgen hebben.

Een tweede discriminatie is dat het brevet van BOB niet erkend noch
gevaloriseerd is. Om aan dat brevet te geraken, diende men nochtans
een hele procedure te doorlopen. Men moest eerst een aantal jaar bij
05.24 Patrick De Groote (N-VA):
Il existe encore d'autres formes de
discrimination. Le brevet BSR
n'est ni reconnu ni valorisé
quoique les candidats aient dû
accomplir toute une procédure
pour l'obtenir. Dans le décret
mammouth, ce brevet n'a aucune
valeur. Les ex-PJP ont été
nommés immédiatement alors
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
62
de territoriale rijkswacht meedraaien in de gerechtelijke dienst. Men
moest ook een gunstige evaluatie verkrijgen. Dan mocht men
deelnemen aan het examen van kandidaat-BOB. Om een idee te
geven, voor dertig plaatsen waren er van tweehonderd tot vijfhonderd
kandidaten. Wie dan een batige beoordeling kreeg op het examen,
mocht een cursus BOB volgen. Dan volgde nog een examen. Wie
slaagde, kon stage lopen. Na verschillende evaluaties en een
eindevaluatie kon men uiteindelijk benoemd worden. Welnu, dat
brevet-BOB is in het Mammoetdecreet van nul en generlei waarde.
BOB en de rijkswachters zonder BOB-brevet zijn gelijk ingeschaald,
ondanks al die voorafgaande inspanningen en eisen.

De ex-GPP's werden direct benoemd. De ex-BOB'ers zijn na vier jaar
nog altijd aangesteld, maar niet benoemd. Dat geeft nadelen voor
promotiekansen. Leden van de ex-GPP konden doorgroeien, maar de
ex-BOB zit vast in zijn huidig statuut en dat ­ dat is heel erg ­ zonder
toekomstvooruitzichten.

Ten vierde, de ex-BOB-leden die aangesteld zijn in een hogere graad,
verliezen die graad wanneer zij postuleren voor een andere dienst.
Waarom is dat enkel bij de ex-BOB het geval en niet bij de ex-GPP?

Een dienst die men totaal vergeten is in het Mammoetbesluit, is de
dienst Disaster Victim Identification, die grotendeels bestaat uit ex-
BOB'ers die de taak combineren met ander werk, maar die voor die
taak eigenlijk niet gevaloriseerd worden.

Voorts ­ dat is duidelijk gebleken toen zij bijstand dienden te verlenen
naar aanleiding van de tsunamicatastrofe ­ blijken zij niet voldoende
uitgerust en wordt hun bijzondere kennis, die in het buitenland ten
zeerste wordt geapprecieerd, niet gevaloriseerd in ons eigen land.

Als laatste, maar niet het minst, zijn er de interne spanningen tussen
bepaalde ex-GPP-leden versus ex-BOB-leden, waaraan toch gewerkt
zou moeten worden.

Sommigen voelen zich geroepen om hun hoger niveau nog eens
duidelijk aan te kaarten bij de aangestelden, waarbij men laat
verstaan dat men wel getolereerd is in dezelfde groep voor de
uitvoering van de taken, doch dat men niet als volwaardig wordt
aanzien. Als illustratie citeer ik de uitspraken van de chef recherche
Paul Van Thielen in het Nederlandse "Recherche Magazine" van
februari 2005. Hij stelt daarin: "De cultuur bij de rijkswacht was
wezenlijk anders dan die bij de gerechtelijke politie. Men praatte
verschillend, men stelde processen-verbaal anders op. Aan de andere
kant was er bij de gerechtelijke politie op individueel niveau veel meer
kwaliteit. Ze waren op een hoger niveau gerekruteerd. Op een aantal
domeinen zijn het echte experts. De rijkswachter zal vaak minder
flexibel zijn omdat die gewend is dat zijn chef hem vertelt wat hij moet
doen. Een gerechtelijk politieman nam sneller initiatief en was
creatiever omdat die gewoon was zijn eigen gang te gaan".

Los van het feit dat die persoon zich voor deze uitspraken openlijk en
terecht heeft geëxcuseerd en geprobeerd heeft om dit recht te zetten
typeren deze uitspraken toch wel wat er op het ogenblik op het terrein
leeft. Ze zijn eigenlijk een weerspiegeling van de splitsing van de
eengemaakte politie, als ik het zo mag zeggen. De minister heeft in
de commissie de opmerking gemaakt wanneer men al deze grieven
qu'après quatre ans, les ex-BSR
ont certes été désignés mais n'ont
pas encore été nommés, ce qui
limite beaucoup leurs possibilités
de promotion. Les ex-BSR sont
captifs d'un statut sans avenir. Les
ex-BSR qui ont été désignés dans
un grade supérieur le perdent dès
qu'ils postulent un emploi dans un
autre service. Dans le décret
mammouth, le service "Disaster
Victims Identification" (DVI) a été
oublié complètement et il se
compose principalement d'ex-BSR
qui ne sont pas valorisés pour
cette tâche et, lorsqu'ils doivent
assister certains de leurs
collègues, ils s'avèrent disposer
d'un équipement insuffisant.

Il faudrait remédier aux tensions
internes qui sont perceptibles
actuellement. Sur le terrain, on
observe une scission de la police
unifiée. Le ministre a déclaré en
commission que l'on ne pouvait
manger à tous les râteliers.
Toutefois, il s'agit en l'occurrence
de discriminations sur toute la
ligne. Le ministre doit en prendre
conscience et y remédier.

Lors de la discussion de Vésale,
l'on s'est référé à trois principes:
répondre aux arrêts de la Cour
d'arbitrage, conserver les
équilibres existants et maîtriser le
budget.

La manière dont ce dossier a été
abordé par le ministre précédent a
immédiatement conduit à des
résistances. Un recours a été
introduit auprès du Conseil d'Etat.
Le gouvernement a inscrit dans la
loi programme du 30 décembre
2001 les articles de l'arrêté
mammouth qui risquaient de poser
le plus de problèmes. Ne restait
plus alors que la procédure devant
la Cour d'arbitrage. Il s'agissait
d'une astuce politique. L'appro-
bation de cette proposition de loi
conduira à de nouvelles
procédures. Je me demande quels
équilibres l'on souhaite conserver
quand je vois les discriminations.
Les différences entre les ex-BSR
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
63
aanhoort dat men niet van alle walletjes kan eten. Sorry, maar de
discriminatie die ik hier net heb opgenoemd ten opzichte van de BOB
is over de gehele maar dan ook over de gehele lijn. Daar is geen
enkel walletje. Ik denk dat de minister dat wel heel goed beseft. Ik
hoop alleen dat hij bereid is om daar nog iets aan te doen.

De kritiek van een Mexicaans leger ten opzichte van voorstellen ten
voordelen van de ex-BOB komt dus zeer slecht aan. Men heeft geen
basiskader uitgestippeld voor de ex-GPP dus deze kritiek is eigenlijk
terecht maar daarom de ex-BOB benadelen is wel onbegrijpelijk.
Nochtans zijn in de ex-GPP ook niet-universitairen aanwezig die door
anciënniteit zijn opgeklommen, door weliswaar de besluiten van de
heer Wathelet van '92. Waarom kan dit dan niet voor de ex-BOB?

Tijdens de bespreking van Vesalius werden drie algemene principes
gehanteerd. Het eerste was dat men moet tegemoetkomen aan
arresten van het Grondwettelijk Hof. De bestaande evenwichten
moeten bewaard worden en het moest ook budgettair in handen
gehouden worden. Allereerst, collega's, is er het tegemoetkomen aan
het Grondwettelijk Hof, en de manier waarop de vorige minister­ of
zeg ik de vorige regering ­ het dossier heeft gehanteerd. Er waren al
onmiddellijk tegenkantingen van allerlei politiediensten en men is
onmiddellijk naar de Raad van State getrokken. De regering was zich
dus wel degelijk zeer bewust van die moeilijkheden, van de
discriminaties en men heeft toen de artikelen van het Mammoetbesluit
die de meeste problemen konden opleveren wettelijk verankerd door
ze in te schrijven in de programmawet van 30 december 2001.

Daardoor werden de procedures die liepen bij de Raad van State
zonder voorwerp en had men enkel nog de procedure bij het
Arbitragehof. Dat zijn natuurlijk politieke foortrucs, zoals men zegt.
Bovendien zal de goedkeuring van het wetsvoorstel alweer nieuwe
procedures veroorzaken. Dus, hier eindigt het niet!

Het tweede principe is dat van het bewaren van het evenwicht. Ik
vraag mij af: welk evenwicht? Ik heb daarnet al de discriminaties
inzake ex-BOB'ers opgesomd, dus ik weet eigenlijk niet over welk
evenwicht men het heeft. Bovendien is een aantal gevolgen niet van
in het begin aan de oppervlakte gekomen. Wie kon bijvoorbeeld van
in het begin vermoeden dat de compenserende premie gedurende
een bepaalde tijd niet geïndexeerd zou worden? Wie kon vermoeden
dat na vier jaar de "aangestelde" BOB'ers nog steeds niet benoemd
zouden zijn? Wat is het evenwicht als men tijdens het parcours voor
de ene ex-dienst de zaken doet vooruitgaan en ze voor de andere
bevriest in de situatie van 2001?

Indien men al van een evenwicht in 2001 kon spreken, groeien nu de
twee partijen, namelijk ex-BOB en ex-GPP uit elkaar. Dat kan men
onmogelijk volhouden wil men, zoals de minister nastreeft, het
evenwicht behouden.

Ook met het Vesalius-ontwerp verwerven de mensen van de ex-GPP
een aantal voordelen, in die zin dat door niet direct te koppelen het
bestaande onevenwicht nog verder wegzakt.

Een derde punt gaat over het budgettaire aspect. Eigenlijk hebben wij
weinig begrip voor de budgettaire beperkingen, en wel om drie
redenen.
et les ex-PJP sont de plus en plus
importantes.

L'ancien ministre avait dû faire
face à la menace d'une grève lors
de l'Euro 2000. C'est alors que
tout est arrivé. La réforme des
polices a organisé un transfert
vers la Wallonie par le biais du
fonds de solidarité. La police de la
route a servi de percepteur des
impôts.

On oublie un groupe de personnes
frustrées, qui se réduit de plus en
plus. Des 723 inspecteurs
principaux désignés en 2003, le
dernier partira à la retraite en
2034, alors que des 231
commissaires, le dernier partira à
la retraite en 2026. Le 26 avril, le
ministre s'est référé au rapport
relatif à la discussion de la loi
Vésale. J'ai lu dans ce rapport que
l'amendement présenté par M.
Claes et Mme Schryvers relatif à la
nomination d'anciens membres de
la BSR après cinq ans, n'a pas été
accepté par le ministre. Il estime
qu'il faut d'abord vérifier combien
de personnes sont concernées et
quelle est l'incidence budgétaire
de la mesure. La N-VA aurait été
entièrement d'accord si le ministre
n'avait pas pu répondre à ces
questions à l'époque.

L'accord Octopus partait
notamment du principe que les
communes ne pouvaient supporter
de surcoût démesuré. La VU avait
donné son accord sur ce point en
échange d'une école de la
magistrature organisée par les
Communautés. L'intégration des
différents services de police, une
bonne transmission des
informations et une présence
accrue de la police dans la rue
constituaient également des
principes importants.

Entre-temps, il s'avère que la
réforme des polices a pesé très
lourd sur les finances
communales. Le PS a bloqué
pendant des années l'organisation
de l'école de magistrats et en a fait
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
64

Ten eerste, men heeft alle goede voorwaarden vergooid omdat de
vorige minister ­ ik verwijt u dat niet, mijnheer de minister ­ in een
moeilijke positie zat, te weten ­ herinnert u het zich nog ­ de
stakingsdreiging op de vooravond van Euro 2000. Vervolgens
vergooide men alle goede voorwaarden die naar voren werden
geschoven.

Ten tweede, men heeft bij de politiehervorming een transfer
georganiseerd ten voordele van Wallonië. De Waalse gemeenten die
jarenlang ­ ik meen dat toch te mogen zeggen ­ de gemeentepolitie
verwaarloosd hebben en die jarenlang een beroep hebben gedaan op
de federaal gefinancierde rijkswacht, hebben door het zogenaamde
solidariteitsmechanisme eigenlijk nog grotere tegemoetkomingen
verkregen.

Ten derde, is er het gebruik van de wegpolitie als belastinginner.
Mochten niet ook daar massale transfers geweest zijn, had men
kunnen zeggen dat de politie de inkomsten voor de gemeenten fors
had opgetrokken.

Nu blijft er toch een zwaar benadeelde groep ten opzichte van de
andere, bevoordeelde, groep. Die groep blijvend achteruitstellen
omdat bevoordelen te veel kost, vind ik eigenlijk een perverse
redenering. Men frustreert duidelijk een groep mensen.

Bovendien wordt die vergeten groep steeds kleiner. Het gaat
momenteel nog om 1000 personen. In 2003 waren er 723
aangestelde hoofdinspecteurs van wie de laatste in 2034 met
pensioen zal gaan. In 2003 ging het eveneens om 231 aangestelde
commissarissen van wie de laatste in 2026 met pensioen zal gaan.

Toen ik op 26 april mijn vragen wou stellen, verwees de minister naar
het verslag van de bespreking van het Vesalius-wet. Ik heb dit erop
nagelezen en heb een klein element gevonden. Inzake een
amendement van de heer Claes en mevrouw Schryvers voor een
benoeming van een ex-BOB-er na vijf jaar, iets dat de ex-GPP
onmiddellijk hadden verworven, staat in het rapport, ik citeer: "
Volgens de minister gaat deze maatregel te ver. Voor men tot een
dergelijke regularisatie overgaat moet eerst worden nagegaan om
hoeveel personeelsleden het gaat. Vervolgens moet de impact van
die maatregel op de begroting worden onderzocht". N-VA gaat
hiermee volledig akkoord mocht u op dat ogenblik nog niet geweten
hebben hoeveel het zou kosten en hoeveel personeelsleden zich in dit
concrete geval bevinden, mijnheer de minister.

Tijdens de bespreking van het voorliggend ontwerp hebt u een aantal
algemene principes vooropgesteld. Ik zal op mijn beurt een aantal
principes opsommen, die vervat zaten in het Octopusakkoord. Het
bedoelde akkoord had een aantal uitgangspunten, zoals geen
buitensporige meerkosten voor de gemeenten. De toenmalige VU
heeft hieraan zijn goedkeuring gegeven in ruil voor de
magistratenschool georganiseerd door de Gemeenschappen. U weet
evengoed als ik hoever we daarmee staan. Andere principes waren
de integratie van de verschillende politiediensten, rijkswacht en GPP,
een maximale en gestructureerde doorstroming van de informatie en
­ een niet onbelangrijk punt ­ meer blauw op straat.
une affaire unitaire. L'intégration
de la police et de la gendarmerie a
échoué. La précédente guerre
ouverte des polices est vécue
actuellement en interne, mais
grâce à l'esprit civique des anciens
BSR, ce conflit n'a pas encore été
dévoilé. L'accord octopartite a été
enfreint sur toute la ligne.

Concernant la transmission des
informations, ce gouvernement
brandit sans cesse, à l'instar du
précédent, des chiffres faisant état
d'une diminution de la criminalité,
mais aucun chiffre fiable n'existe
en la matière, ni en ce qui
concerne la circulation d'ailleurs.
Augmenter la présence policière
dans les rues? J'ai appris dans les
couloirs qu'en raison du
financement insuffisant, le service
judiciaire de l'arrondissement de
Bruxelles est à peine capable
d'assurer des gardes de nuit et de
week-end.

Des policiers ne manqueront pas
de saisir la Cour d'arbitrage. Je
compte sur le ministre, qui a
promis d'élaborer encore un
règlement en la matière.
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
65
Ik stel een aantal zaken vast. Ten eerste, de politiehervorming heeft
toch nog zwaar doorgewogen op de gemeentefinanciën,
niettegenstaande de federale tussenkomst. Ten tweede, de PS heeft
jarenlang de magistratenschool, georganiseerd volgens de
Gemeenschappen, geblokkeerd om er uiteindelijk een unitair verhaal
van te maken. Ten derde, de integratie van de politie en de rijkswacht
is een grote mislukking geworden. Er zijn een aantal goede
elementen. Ik stel evenwel vast dat de politieoorlog, zoals die vroeger
bestond, niet langer een openlijke oorlog is tussen rijkswacht en GPP,
maar intern wordt beleefd op de werkvloer. Dat dit nog niet naar
buiten is gekomen, is te danken aan de professionaliteit en de
burgerzin van de mensen van de ex-BOB.

Mijnheer de minister, dit is een negatief saldo. Het Octopusakkoord is
over de hele lijn geschonden. Het is een mislukking.

Mijn vierde punt gaat over de informatiedoorstroming. Deze, en de
vorige regering, zwaait te pas en te onpas met cijfers over de daling
van de criminaliteit. Als het Parlement hier cijfers opvraagt, stellen wij
vast dat daar geen betrouwbare cijfers over zijn, niet over criminaliteit
en ook niet over verkeersstatistiek.

Dat ging over de maximale en gestructureerde doorstroming.

Voor het laatste punt, meer blauw op straat, ga ik u een heel
eenvoudig voorbeeld geven van wat ik opgevangen heb in de
wandelgangen. Wegens een gebrek aan financiering zijn er in de
federale gerechtelijke zuil, de gerechtelijke dienst van het
arrondissement Brussel, bijna geen weekenddiensten, bijna geen
nachtdiensten en zelfs in sommige secties geen nacht- en/of
permanentiediensten. Sinds wanneer gaat men ervan uit dat de
criminaliteit alleen tijdens de kantooruren gebeurt?

Mijnheer de minister, straks stappen een aantal politiemensen naar
het Arbitragehof omdat ze ontevreden zijn met dit wetsontwerp. U
heeft beloofd dat u alsnog een regeling zal uitwerken. Ik zou durven
stellen dat wij op u rekenen.

Le président: Chers collègues, nous allons clôturer la séance de cet après-midi pendant quelques minutes
pour des raisons techniques. Nous reprendrons ensuite la séance du soir. Nous entendrons le ministre, vos
réponses et vos commentaires et nous examinerons les amendements. Nous poursuivrons ensuite notre
ordre du jour.

De vergadering is gesloten.
La séance est levée.

De vergadering wordt gesloten om 18.20 uur. Volgende vergadering woensdag 18 mei 2005 om 18.25 uur.
La séance est levée à 18.20 heures. Prochaine séance le mercredi 18 mai 2005 à 18.25 heures.


18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
66
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
67
ANNEXE
BIJLAGE
SÉANCE PLÉNIÈRE
PLENUMVERGADERING
MERCREDI 18 MAI 2005
WOENSDAG 18 MEI 2005
CHAMBRE
KAMER
C
OMMISSIONS
C
OMMISSIES
Rapports
Verslagen
Le rapport suivant a été déposé:
Volgend verslag werd ingediend :
au nom de la commission des Relations
extérieures,
namens de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen,
- par Mme Nathalie Muylle, sur le projet de loi
portant assentiment au Traité établissant une
constitution pour l'Europe, et à l'Acte final, faits à
Rome le 29 octobre 2004 (transmis par le Sénat)
(n° 1744/2).
- door mevrouw Nathalie Muylle, over het
wetsontwerp houdende instemming met het
Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor
Europa, en met de Slotakte, gedaan te Rome op
29 oktober 2004 (overgezonden door de Senaat)
(nr. 1744/2).
D
EMANDES D
'
INTERPELLATION
I
NTERPELLATIEVERZOEKEN
Dépôts
Ingediend
1. M. Pieter De Crem au ministre de la Défense sur
"l'usage du néerlandais au sein de l'Eurocorps".
1. de heer Pieter De Crem tot de minister van
Landsverdediging over "het gebruik van het
Nederlands binnen het Eurocorps".
(n° 601 ­ renvoi à la commission de la Défense
nationale)
(nr. 601 ­ verzonden naar de commissie voor de
Landsverdediging)
2. M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et
ministre des Finances sur "le nombre croissant de
problèmes au SPF Finances".
2. de heer Hagen Goyvaerts tot de vice-eerste
minister en minister van Financiën over "het
toenemend aantal problemen bij de FOD
Financiën".
(n° 602 ­ renvoi à la commission des Finances et
du Budget)
(nr. 602 ­ verzonden naar de commissie voor de
Financiën en de Begroting)
SÉNAT
SENAAT
Projets transmis en vue de la sanction royale
Ter bekrachtiging overgezonden ontwerpen
Par messages du 10 mai 2005, le Sénat transmet,
en vue de la sanction royale, les projets de loi
suivants, le Sénat ne les ayant pas évoqué:
Bij brieven van 10 mei 2005 zendt de Senaat over,
met het oog op de koninklijke bekrachtiging, de
volgende niet geëvoceerde wetsontwerpen:
- projet de loi relatif aux communications
électroniques (n° 1425/21);
- wetsontwerp betreffende de elektronische
communicatie (nr. 1425/21);
- projet de loi modifiant l'article 488bis du Code civil
et l'article 1727 du Code judiciaire (n° 1452/8).
- wetsontwerp tot wijziging van artikel 488bis van
het Burgerlijk Wetboek en van artikel 1727 van het
Gerechtelijk Wetboek (nr. 1452/8).
Pour information
Ter kennisgeving
Projets évoqués
Geëvoceerde ontwerpen
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
68
Par message du 11 mai 2005, le Sénat informe qu'il
a évoqué, en application de l'article 78 de la
Constitution, le 11 mai 2005, le projet de loi
introduisant des dispositions relatives à la médiation
dans le Titre préliminaire du Code de Procédure
pénale et dans le Code d'instruction criminelle
(n° 1562/5).
Bij brief van 11 mei 2005 deelt de Senaat mede dat
hij op 11 mei 2005, met toepassing van artikel 78
van de Grondwet, het wetsontwerp tot invoering van
bepalingen inzake de bemiddeling in de
Voorafgaande Titel van het Wetboek van
Strafvordering en in het Wetboek van Strafvordering
(nr. 1562/5), heeft geëvoceerd.
Pour information
Ter kennisgeving
COUR DES COMPTES
REKENHOF
Projet d'ajustement du budget de l'État
Ontwerp van aangepaste Rijksbegroting
Par lettre du 13 mai 2005, le premier président de la
Cour des comptes transmet, conformément aux
dispositions de l'article 16 des lois coordonnées sur
la comptabilité de l'Etat, le rapport reprenant les
commentaires et observations de la Cour des
comptes sur le projet de budget ajusté de l'Etat pour
l'année 2005.
Bij brief van 13 mei 2005 zendt de eerste voorzitter
van het Rekenhof, krachtens de bepalingen van
artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de
rijkscomptabiliteit, het verslag met de commentaar
en opmerkingen van het Rekenhof betreffende het
wetsontwerp houdende de aangepaste
Staatsbegroting voor het begrotingsjaar 2005.
Ce rapport a été adopté en assemblée générale de
la Cour des comptes du 13 mai 2005.
Dit verslag is door het Rekenhof goedgekeurd in de
algemene vergadering van 13 mei 2005.
Renvoi à la commission des Finances et du Budget
Verzonden naar de commissie voor de Financiën en
de Begroting
COUR D'ARBITRAGE
ARBITRAGEHOF
Arrêts
Arresten
En application de l'article 113 de la loi spéciale du
6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de
la Cour d'arbitrage notifie:
Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de
griffier van het Arbitragehof kennis van:
- l'arrêt n° 88/2005 rendu le 11 mai 2005
concernant:
- het arrest nr. 88/2005 uitgesproken op
11 mei 2005 betreffende:
. la question préjudicielle relative à la loi du
24 juillet 1987 sur le travail temporaire, le travail
intérimaire et la mise de travailleurs à la disposition
d'utilisateurs, posée par la cour d'appel de Mons par
arrêt du 28 octobre 2003, en cause de V. Stassin et
la SA Statri en liquidation contre M. Hrunanski et
autres;
. de prejudiciële vraag over de wet van 24 juli 1987
betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en
het ter beschikking stellen van werknemers ten
behoeve van gebruikers, gesteld door het hof van
beroep te Bergen bij arrest van 28 oktober 2003,
inzake V. Stassin en de NV Statri in vereffening
tegen M. Hrunanski en anderen;
. les questions préjudicielles relatives aux
articles 46, § 1
er
, et 47 de la loi du 10 avril 1971 sur
les accidents du travail, posées par la cour d'appel
d'Anvers par arrêt du 6 mai 2004, en cause de l'Etat
belge et autres contre P. Debie et autres et par la
cour d'appel de Mons par arrêt du 9 juin 2004, en
cause du ministère public et de F. Baumans et la
SA Axa Royale Belge contre H. Grenson et autres;
. de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 46,
§ 1, en 47 van de arbeidsongevallenwet van
10 april 1971, gesteld door het hof van beroep te
Antwerpen bij arrest van 6 mei 2004, inzake de
Belgische Staat en anderen tegen P. Debie en
anderen en door het hof van beroep te Bergen bij
arrest van 9 juni 2004, inzake het openbaar
ministerie en F. Baumans en de NV "Axa Royale
Belge" tegen H. Grenson en anderen;
(n
os
du rôle: 2822, 2996 et 3017)
(rolnummers: 2822, 2996 en 3017)
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
69
- l'arrêt n° 89/2005 rendu le 11 mai 2005 concernant
le recours en annulation totale ou partielle de
l'article 10bis de la loi du 11 janvier 1993 relative à
la prévention de l'utilisation du système financier
aux fins du blanchiment de capitaux, tel qu'il a été
remplacé par la loi du 12 janvier 2004, introduit par
E. Beguin et J.-F. Taymans;
- het arrest nr. 89/2005 uitgesproken op
11 mei 2005 betreffende het beroep tot gehele of
gedeeltelijke vernietiging van artikel 10bis van de
wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het
gebruik van het financiële stelsel voor het
witwassen van geld, zoals vervangen bij de wet van
12 januari 2004, ingesteld door E. Beguin en J.-F.
Taymans.
(n° du rôle: 3024)
(rolnummer: 3024)
- l'arrêt n° 90/2005 rendu le 11 mai 2005 concernant
la question préjudicielle relative aux articles 20, 39,
1°, et 40, § 4, de la loi du 7 décembre 1988 portant
réforme de l'impôt sur les revenus et modification
des taxes assimilées au timbre, posée par la cour
d'appel de Gand par arrêt du 22 juin 2004, en cause
de la SA "Drukkerij Moderna" contre l'Etat belge;
- het arrest nr. 90/2005 uitgesproken op
11 mei 2005 over de prejudiciële vraag betreffende
de artikelen 20, 39, 1°, en 40, § 4, van de wet van
7 december 1988 houdende hervorming van de
inkomstenbelasting en wijziging van de met het
zegel gelijkgestelde taksen, gesteld door het hof
van beroep te Gent bij arrest van 22 juni 2004,
inzake de NV Drukkerij Moderna tegen de
Belgische Staat;
(n° du rôle: 3045)
(rolnummer: 3045)
- l'arrêt n° 91/2005 rendu le 11 mai 2005 concernant
les questions préjudicielles relatives à l'article 82 de
la loi du 8 août 1997 sur les faillites, tel qu'il a été
remplacé par l'article 29 de la loi du
4 septembre 2002, posées par le juge de paix du
septième canton d'Anvers par jugement du
22 juillet 2004, en cause de la SA Axa Bank
Belgium contre M. Heyvaert.
- het arrest nr. 91/2005 uitgesproken op
11 mei 2005 over de prejudiciële vragen betreffende
artikel 82 van de faillissementswet van
8 augustus 1997, zoals vervangen bij artikel 29 van
de wet van 4 september 2002, gesteld door de
vrederechter van het zevende kanton Antwerpen bij
vonnis van 22 juli 2004, inzake de NV Axa Bank
Belgium tegen M. Heyvaert.
(n° du rôle: 3066)
(rolnummer: 3066)
Pour information
Ter kennisgeving
MÉDIATEURS FÉDÉRAUX
FEDERALE OMBUDSMANNEN
Budget et comptes annuels
Begroting en jaarrekening
Par lettre du 10 mai 2005, les médiateurs fédéraux
transmettent le projet de budget ajusté du Collège
des médiateurs fédéraux pour l'année
budgétaire 2005 avec commentaire.
Bij brief van 10 mei 2005 zenden de federale
ombudsmannen de aangepaste
begrotingsvoorstellen met begeleidend commentaar
van het College van de federale ombudsmannen
voor het begrotingsjaar 2005.
Renvoi à la commission de la Comptabilité
Verzonden naar de commissie voor de
Comptabiliteit
COMITE PERMANENT DE CONTRÔLE DES
SERVICES DE RENSEIGNEMENT
VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE
INLICHTINGENDIENSTEN
Rapport annuel
Jaarverslag
Par lettre du 29 avril 2005, le président du Comité
permanent de contrôle des services de
renseignements transmet, conformément à
l'article 35 de la loi organique du 18 juillet 1991 du
contrôle des services de police
et de
renseignements, le rapport général d'activités 2004
du Comité R.
Bij brief van 29 april 2005 zendt de voorzitter van
het Vast Comité van toezicht op de
inlichtingendiensten, overeenkomstig artikel 35 van
de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht
op politie- en inlichtingendiensten, het algemeen
activiteitenverslag 2004 van het Comité I.
Dépôt au greffe et renvoi aux commissions
spéciales chargées de l'accompagnement
parlementaire des Comités P et R
Ingediend ter griffie en verzonden naar de
bijzondere commissies belast met de parlementaire
begeleiding van de Vaste Comités P en I
18/05/2005
CRIV 51
PLEN 137
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
70
GOUVERNEMENT
REGERING
Projets de loi
Wetsontwerpen
Le gouvernement a déposé les projets de loi
suivants:
De regering heeft volgende wetsontwerpen
ingediend:
- projet de loi portant des dispositions diverses
relatives à la concertation sociale
(n° 1767/1)(matière visée à l'article 78 de la
Constitution) pour lequel l'urgence a été demandée
par le Gouvvernement conformément à l'article 80 de
la Constitution;
- wetsontwerp houdende diverse bepalingen
betreffende het sociaal overleg
(nr. 1767/1) (aangelegenheid als
bedoeld in artikel 78 van de Grondwet) waarvoor de
spoedbehandeling door de Regering werd gevraagd
bij toepassing van artikel 80 van de Grondwet;
Renvoi à la commission des Affaires sociales
Verzonden naar de commissie voor de Sociale
Zaken
- projet de loi simplifiant la loi du 10 avril 1990
réglementant la sécurité privée et particulière
(n° 1775/1) (matière visée à l'article 78 de la
Constitution) pour lequel l'urgence a été demandée
par le Gouvernement conformément à l'article 80 de
la Constitution;
- wetsontwerp houdende vereenvoudiging van de
wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en
bijzondere veiligheid (nr. 1775/1) (aangelegenheid
als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet) waarvoor
de spoedbehandeling door de Regering werd
gevraagd bij toepassing van artikel 80 van de
Grondwet;
Renvoi à la commission de l'Intérieur, des Affaires
générales et de la Fonction publique
Verzonden naar de commissie
voor de
Binnenlandse Zaken, de algemene Zaken en het
openbaar Ambt
- projet de loi visant à transposer certaines
dispositions de la directive services financiers à
distance et de la directive vie privée et
communications électroniques (n° 1776/1) (matière
visée à l'article 78 de la Constitution) pour lequel
l'urgence a été demandée par le Gouvernement
conformément à l'article 80 de la Constitution;
- wetsontwerp tot omzetting van verschillende
bepalingen van de richtlijn financiële diensten op
afstand en van de richtlijn privacy en elektronische
communicatie (nr. 1776/1) (aangelegenheid als
bedoeld in artikel 78 van de Grondwet) waarvoor de
spoedbehandeling door de Regering werd gevraagd
bij toepassing van artikel 80 van de Grondwet;
Renvoi à la commission de l'Economie, de la
Politique scientifique, de l'Education, des Institutions
scientifiques et culturelles nationales, des Classes
moyennes et de l'Agriculture
Verzonden naar de commissie voor
het
Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het
Onderwijs, de nationale wetenschappelijke en
culturele Instellingen, de Middenstand en de
Landbouw
- projet de loi instaurant une déduction fiscale pour
capital à risque (n° 1778/1) (matière visée à
l'article 78 de la Constitution) pour lequel l'urgence a
été demandée par le Gouvernement conformément à
l'article 80 de la Constitution;
- wetsontwerp tot invoering van een belastingaftrek
voor risicokapitaal (nr. 1778/1) (aangelegenheid als
bedoeld in artikel 78 van de Grondwet) waarvoor de
spoedbehandeling door de Regering werd gevraagd
bij toepassing van artikel 80 van de Grondwet;
Renvoi à la commission des Finances et du Budget
Verzonden naar de commissie voor de Financiën en
de Begroting
- projet de loi domaniale (n° 1787/1) (matière visée à
l'article 74 de la Constitution).
- ontwerp van domaniale wet (nr. 1787/1)
(aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de
Grondwet).
Renvoi à la commission des Finances et du Budget
Verzonden naar de commissie voor de Financiën en
de Begroting
Budget 2005
Begroting 2005
CRIV 51
PLEN 137
18/05/2005
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
71
Par lettre du 4 mai 2005, le ministre de la Défense
transmet, conformément aux dispositions de
l'article 1-01-7 de la loi du 27 décembre 2004
contenant le budget général des dépenses pour
l'année budgétaire 2005, la liste des crédits
(supplémentaires) pour l'apurement de créances
d'années antérieures.
Bij brief van 4 mei 2005 zendt de minister van
Landsverdediging, conform de bepalingen van
artikel 1-01-7 van de wet van 27 december 2004
houdende de algemene uitgavenbegroting voor het
begrotingsjaar 2005, het overzicht van de genomen
(bij)kredieten ter aanzuivering van de achterstallige
schuldvorderingen.
Renvoi à la commission des Finances et du Budget
et à la commission de la Défense nationale
Verzonden naar de commissie voor de Financiën en
de Begroting en naar de commissie voor de
Landsverdediging
Budget - Redistribution d'allocations de base
Begroting - Herverdeling van basisallocaties
En exécution de l'article 15, 2
ème
alinéa, des lois
coordonnées sur la comptabilité de l'Etat, le vice-
premier ministre et ministre du Budget et des
Entreprises publiques transmet:
In uitvoering van artikel 15, tweede lid, van de
gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit
zendt de vice-eerste minister en minister van
Begroting en Overheidsbedrijven:
- par lettre du 11 mai 2005, un bulletin de
redistributions d'allocations de base concernant le
SPF Chancellerie du premier ministre pour l'année
budgétaire 2005.
- bij brief van 11 mei 2005 een lijst met
herverdelingen van basisallocaties voor het
begrotingsjaar 2005 betreffende de FOD Kanselarij
van de eerste minister.
Renvoi à la commission des Finances et du Budget
Verzonden naar de commissie voor de Financiën en
de Begroting
RAPPORTS DÉPOSÉS EN VERTU DE
DISPOSITIONS LÉGALES
KRACHTENS EEN WETSBEPALING
INGEDIENDE VERSLAGEN
Cours d'appel
Hoven van beroep
Par lettre du 4 mai 2005, le premier président de la
cour d'appel de Gand transmet, conformément à
l'article 340, § 3, dernier alinéa du Code judiciaire,
le rapport de fonctionnement pour l'année 2004
ainsi que le procès-verbal de l'assemblée générale
de la cour d'appel de Gand qui s'est tenue le
28 avril 2005.
Bij brief van 4 mei 2005 zendt de eerste voorzitter
van het hof van beroep te Gent, overeenkomstig
artikel 340, § 3, laatste lid van het Gerechtelijk
Wetboek, het werkingsverslag voor het jaar 2004
samen met het proces-verbaal van de algemene
vergadering van het hof van beroep te Gent, welke
doorging op 28 april 2005.
Dépôt au greffe et renvoi à la commission de la
Justice
Ingediend ter griffie en verzonden naar de
commissie voor de Justitie
Office de contrôle des mutualités et des unions
nationales de mutualités
Controledienst voor de ziekenfondsen en de
landsbonden van ziekenfondsen
Par lettre du 17 mai 2005, le ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique transmet,
conformément à l'article 52, 9°, de la loi du
6 août 1990 relative aux mutualités et aux unions
nationales de mutualités, le rapport annuel 2004 de
l'Office de contrôle des mutualités et des unions
nationales de mutualités.
Bij brief van 17 mei 2005 zendt de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid,
overeenkomstig artikel 52, 9°, van de wet van
6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en
de landsbonden van ziekenfondsen, het
jaarverslag 2004 van de Controledienst voor de
ziekenfondsen en de landsbonden van
ziekenfondsen.
Dépôt au greffe et à la bibliothèque
Ingediend ter griffie en in de bibliotheek