KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 PLEN 276
CRIV 50 PLEN 276
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
P
LENUMVERGADERING
S
ÉANCE PLÉNIÈRE
woensdag
mercredi
16-10-2002
16-10-2002
10:00 uur
10:00 heures
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE

































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
PS
Parti socialiste
cdH
centre démocrate Humaniste
SP.A
Socialistische Partij Anders
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000
Parlementair document van de 50e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° de base et
du n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en rechts
het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit papier, bevat
ook de bijlagen)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu intégral
définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit des
interventions (sur papier blanc, avec les annexes)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV
Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV
Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail :
publications@laChambre.be
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Berichten van verhindering
1
Excusés
1
WETSONTWERPEN EN VOORSTELLEN
1
PROJETS DE LOI ET PROPOSITIONS
1
Wetsontwerp houdende instemming met de
Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse
Economische Unie en het Koninkrijk Saudi-
Arabië inzake de wederzijdse bevordering en
bescherming van investeringen, gedaan te
Jeddah op 22 april 2001 (overgezonden door de
Senaat) (1970/1 en 2)
1
Projet de loi portant assentiment à l'Accord entre
l'Union économique belgo-luxembourgeoise et
le Royaume d'Arabie Saoudite concernant
l'encouragement et la protection réciproques des
investissements, fait à Djeddah le 22 avril 2001
(transmis par le Sénat) (1970/1 et 2)
1
Algemene bespreking
1
Discussion générale
1
Bespreking van de artikelen
2
Discussion des articles
2
Wetsontwerp houdende instemming met de
Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse
Economische Unie en de Regering van Burkina
Faso inzake de wederzijdse bevordering en
bescherming van investeringen, ondertekend te
Brussel op 18 mei 2001 (overgezonden door de
Senaat) (1980/1 en 2)
2
Projet de loi portant assentiment à l'Accord entre
l'Union économique belgo-luxembourgeoise et
le Gouvernement du Burkina Faso concernant
l'encouragement et la protection réciproques des
investissements, signé à Bruxelles le 18 mai
2001 (transmis par le Sénat) (1980/1 et 2)
2
Algemene bespreking
2
Discussion générale
2
Bespreking van de artikelen
2
Discussion des articles
2
Wetsontwerp houdende instemming met het
Avenant, gedaan te Madrid op 22 juni 2000, tot
wijziging van de Overeenkomst tussen het
Koninkrijk België en het Koninkrijk Spanje tot het
vermijden van dubbele belasting en tot het
voorkomen van het ontgaan van belasting inzake
belastingen naar het inkomen en naar het
vermogen, en van het Protocol, ondertekend te
Brussel op 14 juni 1995 (overgezonden door de
Senaat) (zonder verslag) (1981/1)
3
Projet de loi portant assentiment à l'Avenant, fait
à Madrid le 22 juin 2000, modifiant la Convention
entre le Royaume de Belgique et le Royaume
d'Espagne tendant à éviter les doubles
impositions et à prévenir l'évasion et la fraude
fiscales en matière d'impôts sur le revenu et sur
la fortune, et le Protocole, signés à Bruxelles le
14 juin 1995 (transmis par le Sénat) (sans
rapport) (1981/1)
3
Algemene bespreking
3
Discussion générale
3
Bespreking van de artikelen
3
Discussion des articles
3
Wetsontwerp houdende instemming met de
Samenwerkingsovereenkomst in het kader van
de Ruimtevaartactiviteiten tussen de Nationale
Commissie voor Ruimteactiviteiten en de
Federale diensten voor Wetenschappelijke,
technische en culturele Aangelegenheden, ter
uitvoering van de Verklaring van belangstelling
betreffende de Samenwerking met betrekking tot
Ruimtevaart die op 1 april 1997 door de
Regeringen van het Koninkrijk België en van de
Republiek Argentinië werd ondertekend,
ondertekend te Luik op 3 oktober 1997
(overgezonden door de Senaat) (zonder verslag)
(1982/1)
3
Projet de loi portant assentiment à la Convention
de coopération relative aux Activités spatiales
entre la Commission nationale des Activités
spatiales et les services fédéraux des Affaires
scientifiques, techniques et culturelles, en
exécution de la Déclaration d'intérêt relative à la
Coopération spatiale signée le 1er avril 1997 par
les Gouvernements du Royaume de Belgique et
de la République d'Argentine, signée à Liège le
3 octobre 1997 (transmis par le Sénat) (sans
rapport) (1982/1)
4
Algemene bespreking
4
Discussion générale
4
Bespreking van de artikelen
4
Discussion des articles
4
Voorstel van resolutie van de heren Ferdy
Willems, Pieter De Crem en Jacques Lefevre,
mevrouw Mirella Minne, de heren Patrick Moriau,
Jef Valkeniers, Dirk Van der Maelen en Lode
Vanoost betreffende het cultureel erfgoed van de
Cypriotische stad Famagusta (1841/1 tot 5)
4
Proposition de résolution de MM. Ferdy Willems,
Pieter De Crem et Jacques Lefevre, Mme Mirella
Minne, MM. Patrick Moriau, Jef Valkeniers, Dirk
Van der Maelen et Lode Vanoost relative au
patrimoine culturel de la ville cypriote de
Famagouste (1841/1 à 5)
4
Bespreking
4
Discussion
4
Sprekers: Leen Laenens, rapporteur, Bert
Schoofs
Orateurs: Leen Laenens, rapporteur, Bert
Schoofs
Wetsontwerp houdende harmonisatie van de
geldende wetsbepalingen met de wet van
10 juli 1996 tot afschaffing van de doodstraf en
6
Projet de loi relatif à la mise en concordance des
dispositions légales en vigueur avec la loi du
10 juillet 1996 portant abolition de la peine de
6
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
tot wijziging van de criminele straffen (1747/1 tot
5)
mort et modifiant les peines criminelles (1747/1
à 5)
Algemene bespreking
6
Discussion générale
6
Sprekers: Tony Van Parys, rapporteur,
Laurette Onkelinx
, vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid, Paul Tant
Orateurs: Tony Van Parys, rapporteur,
Laurette Onkelinx
, vice-première ministre et
ministre de l'Emploi, Paul Tant
Bespreking van de artikelen
9
Discussion des articles
9
Wetsontwerp houdende instemming met het
samenwerkingsakkoord tussen de Federale
Staat, de Duitstalige Gemeenschap, de Franse
Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap
betreffende het gesloten centrum voor voorlopige
plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf
omschreven feit hebben gepleegd (1865/1 en 2)
9
Projet de loi portant assentiment à l'accord de
coopération entre l'Etat fédéral, la Communauté
germanophone, la Communauté française et la
Communauté flamande relatif au centre fermé
pour le placement provisoire de mineurs ayant
commis un fait qualifié infraction (1865/1 et 2)
9
Algemene bespreking
9
Discussion générale
9
Bespreking van de artikelen
20
Discussion des articles
20
Sprekers: Tony Van Parys, Fred Erdman,
Bert Schoofs, Josy Arens, Geert Bourgeois,
Marc Verwilghen
, minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Fred Erdman, Bert
Schoofs, Josy Arens, Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen
, ministre de la Justice
Wetsvoorstel van de heer Servais Verherstraeten
tot wijziging van de artikelen 30 en 34 van de wet
van 1 augustus 1985 houdende fiscale en
andere bepalingen (625/1 tot 6)
20
Proposition de loi de M. Servais Verherstraeten
modifiant les articles 30 et 34 de la loi du 1er
août 1985 portant des mesures fiscales et
autres (625/1 à 6)
20
- Wetsvoorstel
van de heer Servais
Verherstraeten tot wijziging van de wet van 1
augustus 1985 houdende fiscale en andere
bepalingen (626/1 tot 6)
20
- Proposition de loi de M. Servais Verherstraeten
modifiant la loi du 1er août 1985 portant des
mesures fiscales et autres (626/1 à 6)
20
Algemene bespreking
20
Discussion générale
20
Bespreking van de artikelen
23
Discussion des articles
23
Sprekers: Tony Van Parys, Guy Hove
Orateurs: Tony Van Parys, Guy Hove
Wetsontwerp tot toewijzing van de gezinswoning
aan de echtgenoot of aan de wettelijk
samenwonende die het slachtoffer is van
gewelddaden vanwege zijn partner en tot
aanvulling van artikel 410 van het Strafwetboek
(1693/1 tot 7)
24
Projet de loi visant à l'attribution du logement
familial au conjoint ou au cohabitant légal victime
d'actes de violence de son partenaire, et
complétant l'article 410 du Code pénal (1693/1
à 7)
24
Algemene bespreking
24
Discussion générale
24
Bespreking van de artikelen
47
Discussion des articles
47
Sprekers:, Fred Erdman, Geert Bourgeois,
Kristien Grauwels, Guy Hove, Claudine Drion,
Bert Schoofs, Josy Arens, Laurette
Onkelinx
, vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid
Orateurs:, Fred Erdman, Geert Bourgeois,
Kristien Grauwels, Guy Hove, Claudine Drion,
Bert Schoofs, Josy Arens, Laurette
Onkelinx
, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
BIJLAGE
49
ANNEXE
49
MEDEDELINGEN
49
COMMUNICATIONS
49
COMMISSIES
49
COMMISSIONS
49
V
ERSLAGEN
49
R
APPORTS
49
REGERING
49
GOUVERNEMENT
49
O
PMERKINGEN BETREFFEN DE EEN
WETSVOORSTEL
49
O
BSERVATIONS CONCERNANT UNE
PROPOSITION DE LOI
49
ARBITRAGEHOF
50
COUR D'ARBITRAGE
50
B
EROEPEN TOT VERNIETI GING
50
R
ECOURS EN ANNULATION
50
VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE
POLITIEDIENSTEN
50
COMITE PERMANENT DE CONTRÔLE DES
SERVICES DE POLICE
50
Verslag
50
Rapport
50
VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE
INLICHTINGENDIENSTEN
51
COMITE PERMANENT DE CONTRÔLE DES
SERVICES DE RENSEIGNEMENT
51
Verslag
51
Rapport
51
JAARVERSLAGEN
51
RAPPORTS ANNUELS
51
H
OGE
R
AAD VOOR DE
J
USTITIE
51
C
ONSEIL SUPERIEUR DE LA
J
USTICE
51
"B
RUXELLES
F
ORMATION
"
51
B
RUXELLES
F
ORMATION
51
ADVIEZEN
51
AVIS
51
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
iii
H
OGE
R
AAD VOOR DE
J
USTITIE
51
C
ONSEIL SUPERIEUR DE LA
J
USTICE
51
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1



PLENUMVERGADERING
SÉANCE PLÉNIÈRE
van
WOENSDAG
16
OKTOBER
2002
10:00 uur
______
du
MERCREDI
16
OCTOBRE
2002
10:00 heures
______

De vergadering wordt geopend om 10.01 uur door de heer Herman De Croo, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.01 heures par M. Herman De Croo, président.

Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:
Ministre du gouvernement fédéral présente lors de l'ouverture de la séance:
Laurette Onkelinx.

De voorzitter: De vergadering is geopend.
La séance est ouverte.

Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij zullen in bijlage
bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen worden.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles
seront reprises en annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Berichten van verhindering
Excusés

Roger Bouteca, Corinne De Permentier, wegens ziekte / pour raison de santé;
Hugo Coveliers, Danny Pieters, met zending buitenslands / en mission à l'étranger.
Wetsontwerpen en voorstellen
Projets de loi et propositions

Le président: Chers collègues, nous attendions la présence de Mme Neyts qui devait remplacer M. Michel,
mais le gouvernement est représenté en la personne de Mme la vice-première ministre, Mme Onkelinx.
01 Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse
Economische Unie en het Koninkrijk Saudi-Arabië inzake de wederzijdse bevordering en
bescherming van investeringen, gedaan te Jeddah op 22 april 2001 (overgezonden door de Senaat)
(1970/1 en 2)
01 Projet de loi portant assentiment à l'Accord entre l'Union économique belgo-luxembourgeoise et
le Royaume d'Arabie Saoudite concernant l'encouragement et la protection réciproques des
investissements, fait à Djeddah le 22 avril 2001 (transmis par le Sénat) (1970/1 et 2)

Algemene bespreking
Discussion générale

De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.

De heer Geert Versnick, rapporteur, verwijst naar het schriftelijk verslag.
M. Geert Versnick, rapporteur, se réfère au rapport écrit.

Vraagt iemand het woord? (Nee)
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.

Bespreking van de artikelen
Discussion des articles

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor
de bespreking. (Rgt 66,4) (1970/1)
Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion.
(Rgt 66,4) (1970/1)

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Le projet de loi compte 2 articles.

Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
02 Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse
Economische Unie en de Regering van Burkina Faso inzake de wederzijdse bevordering en
bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 18 mei 2001 (overgezonden door de
Senaat) (1980/1 en 2)
02 Projet de loi portant assentiment à l'Accord entre l'Union économique belgo-luxembourgeoise et
le Gouvernement du Burkina Faso concernant l'encouragement et la protection réciproques des
investissements, signé à Bruxelles le 18 mai 2001 (transmis par le Sénat) (1980/1 et 2)

Algemene bespreking
Discussion générale

De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.

De heer Geert Versnick, rapporteur, verwijst naar het schriftelijk verslag.
M. Geert Versnick, rapporteur, se réfère au rapport écrit.

Vraagt iemand het woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.

Bespreking van de artikelen
Discussion des articles

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor
de bespreking. (Rgt 66,4) (1980/1)
Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion.
(Rgt 66,4) (1980/1)

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Le projet de loi compte 2 articles.

Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
03 Wetsontwerp houdende instemming met het Avenant, gedaan te Madrid op 22 juni 2000, tot
wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Spanje tot het
vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake
belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en van het Protocol, ondertekend te Brussel
op 14 juni 1995 (overgezonden door de Senaat) (zonder verslag) (1981/1)
03 Projet de loi portant assentiment à l'Avenant, fait à Madrid le 22 juin 2000, modifiant la
Convention entre le Royaume de Belgique et le Royaume d'Espagne tendant à éviter les doubles
impositions et à prévenir l'évasion et la fraude fiscales en matière d'impôts sur le revenu et sur la
fortune, et le Protocole, signés à Bruxelles le 14 juin 1995 (transmis par le Sénat) (sans rapport)
(1981/1)

Algemene bespreking
Discussion générale

De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.

Vraagt iemand het woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.

Bespreking van de artikelen
Discussion des articles

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor
de bespreking. (Rgt 66,4) (1981/1)
Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion.
(Rgt 66,4) (1981/1)

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Le projet de loi compte 2 articles.

Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
04 Wetsontwerp houdende instemming met de Samenwerkingsovereenkomst in het kader van de
Ruimtevaartactiviteiten tussen de Nationale Commissie voor Ruimteactiviteiten en de Federale
diensten voor Wetenschappelijke, technische en culturele Aangelegenheden, ter uitvoering van de
Verklaring van belangstelling betreffende de Samenwerking met betrekking tot Ruimtevaart die op
1 april 1997 door de Regeringen van het Koninkrijk België en van de Republiek Argentinië werd
ondertekend, ondertekend te Luik op 3 oktober 1997 (overgezonden door de Senaat) (zonder
verslag) (1982/1)
04 Projet de loi portant assentiment à la Convention de coopération relative aux Activités spatiales
entre la Commission nationale des Activités spatiales et les services fédéraux des Affaires
scientifiques, techniques et culturelles, en exécution de la Déclaration d'intérêt relative à la
Coopération spatiale signée le 1
er
avril 1997 par les Gouvernements du Royaume de Belgique et de
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
la République d'Argentine, signée à Liège le 3 octobre 1997 (transmis par le Sénat) (sans rapport)
(1982/1)

Algemene bespreking
Discussion générale

De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.

Vraagt iemand het woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.

Bespreking van de artikelen
Discussion des articles

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor
de bespreking. (Rgt 66,4) (1982/1)
Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion.
(Rgt 66,4) (1982/1)

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Le projet de loi compte 2 articles.

Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
05 Voorstel van resolutie van de heren Ferdy Willems, Pieter De Crem en Jacques Lefevre,
mevrouw Mirella Minne, de heren Patrick Moriau, Jef Valkeniers, Dirk Van der Maelen en Lode
Vanoost betreffende het cultureel erfgoed van de Cypriotische stad Famagusta (1841/1 tot 5)
05 Proposition de résolution de MM. Ferdy Willems, Pieter De Crem et Jacques Lefevre, Mme
Mirella Minne, MM. Patrick Moriau, Jef Valkeniers, Dirk Van der Maelen et Lode Vanoost relative au
patrimoine culturel de la ville cypriote de Famagouste (1841/1 à 5)

Bespreking
Discussion

De bespreking is geopend.
La discussion est ouverte.
05.01 Leen Laenens, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, gelet op het
geringe aantal aanwezigen en de afwezigheid van de indieners is het,
mijns inziens, aangewezen te verwijzen naar het schriftelijk verslag.
05.01 Leen Laenens, rapporteur:
Je me réfère au rapport écrit.
De voorzitter: Mevrouw Laenens, het aantal aanwezige leden heeft geen belang voor het mondeling verslag.
Mocht dit wel het geval zijn, zou het aantal verwijzingen naar het schriftelijk verslag nog sterk moeten
toenemen.
05.02 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter,
collega's, het Vlaams Blok ­ laat daarover geen misverstand bestaan ­
waardeert ten zeerste de inspanningen van de indieners, in het
bijzonder van de heer Willems die de grootste inbreng heeft gedaan om
de resolutie inzake de bescherming van het cultureel erfgoed van
05.02 Bert Schoofs (VLAAMS
BLOK): Le Vlaams Blok apprécie
les efforts des auteurs de la
résolution. Nous avons joué un rôle
de pionnier dans cette affaire mais
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
Famagusta in te dienen en de problematiek op de politieke agenda te
plaatsen.

Het Vlaams Blok betreurt echter het typische cordon sanitaire-franje
dat aan dit voorstel van resolutie hangt. Al de zichzelf democratisch
noemende partijen hebben het voorstel ingediend, terwijl het Vlaams
Blok een van de voortrekkers is geweest om de problematiek van de
bezetting van Noord-Cyprus te agenderen. Dat is een ander onderwerp,
hoewel de beide samen in de commissie werden behandeld, met name
het erfgoed van Famagusta en de bezetting van Noord-Cyprus.

Met uitzondering van de consideransen A en B heeft het Vlaams Blok
geen problemen met dit voorstel van resolutie. Wij zien er geen graten
in. Omwille van de consideransen A en B zal mijn fractie het voorstel
echter niet goedkeuren. Considerans A vermeldt dat er een probleem is
sui generis met betrekking tot Famagusta. Dat is volgens ons een te
vage omschrijving. Noord-Cyprus wordt bezet door een regime dat
alleszins van Turkije afhangt. Daarover is considerans A te vaag. Als
gevolg hiervan is ook considerans B te vaag.

Daarin wordt gesteld dat het erfgoed van Famagusta bedreigd wordt.
Inderdaad, maar door wie wordt het bedreigd? Met name door de
Turkse bezettingsmacht! Zij heeft dus in feite weinig recht van spreken
en weinig reden tot klagen terzake. Wanneer het cultureel erfgoed
beschermd moet worden, dan moet dat in de eerste plaats gebeuren
door de bezettingsmacht. De wapens van de bezettingsmacht worden
echter wel gefinancierd, maar niet het cultureel erfgoed.

Daarom stellen wij dat die resolutie op de consideransen A en B te
zwak is en daarom zullen wij er niet vóór stemmen. Zolang er geen
terugtrekking is van de troepen uit Noord-Cyprus vanwege Turkije,
zolang Turkije zijn verontschuldigingen voor die bezetting ook niet heeft
aangeboden en zolang ­ en dat is toch het belangrijkste ­ er geen
duidelijkheid bestaat over het lot van die duizenden Grieks-Cyprioten
die vermist zijn sinds 1974, wiens leven veel waardevoller is dan het
inderdaad ontegensprekelijk ook van onschatbare waarde zijnde erfgoed
van Famagusta, zolang zal het Vlaams Blok geen resolutie goedkeuren
die niet elke keer krachtig die bezetting veroordeelt.

Mijnheer de voorzitter, om die reden zullen wij ons onthouden bij de
stemming over dat voorstel van resolutie in plaats van het goed te
keuren.
nous n'avons pu participer à
l'élaboration de la résolution en
raison du cordon sanitaire.

Nous souscrivons à cette résolution
sauf en ce qui concerne les
considérants A et B qui sont trop
vagues. Tant que la Turquie ne se
sera pas retirée du nord de Chypre,
qu'elle n'aura pas présenté des
excuses et qu'elle ne fournira pas
plus d'informations sur les
Chypriotes grecs portés disparus,
nous continuerons à rejeter cette
résolution. Les hommes sont plus
importants à nos yeux que le
patrimoine culturel.
05.03 Leen Laenens (AGALEV-ECOLO): Mijnheer de voorzitter,
gezien de uiteenzetting van collega Schoofs, wil ik uit het rapport of het
verslag van de Raad van Europa van 7 mei jongstleden alleen het
volgende aanhalen. Daarin wordt vooral gesteld dat het noordelijk deel
van Cyprus niet over de nodige financiële middelen, noch over de
vereiste knowhow beschikt om dat erfgoed goed in stand te houden.
Dat is een van de redenen waarom er internationaal opgetreden moet
worden. Vandaar die resolutie.
05.03 Leen Laenens (AGALEV-
ECOLO): Le rapport du Conseil de
l'Europe du 7 mai 2002 précise que
la partie nord de Chypre ne dispose
pas des moyens financiers
nécessaires pour maintenir ce
patrimoine en état. C'est la raison
pour laquelle nous avons rédigé
cette résolution.
05.04 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter, nog een
korte repliek. Ik heb het daarnet al gezegd, maar wil het voor alle
duidelijkheid nog even herhalen. Er is geld genoeg en er zijn financiële
middelen genoeg om die bezettingsmacht te financieren. Ik kan u
trouwens de vakantiekaartjes laten zien die vanuit Noord-Cyprus naar
Turkije worden opgestuurd. Daarop staat een tot de tanden gewapende
Turkse soldaat met op de bergen achter hem geschreven "commando".
Wel, wanneer er daarvoor centen zijn, moeten er zeker centen zijn om
05.04 Bert Schoofs (VLAAMS
BLOK): L'occupant turc dispose de
suffisamment de moyens pour
financer la force d'occupation et
donc aussi pour préserver ce
patrimoine. Nous pouvons
néanmoins offrir notre aide en
proposant notre savoir-faire.
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
dat erfgoed te beschermen.

De knowhow is wat anders. Daarbij willen wij steeds behulpzaam zijn
vanuit Europa. Maar de financiële middelen voor de wapens zijn toch
wel een duidelijke schending van de internationale rechtsregels. Dan
moet men ook maar het geld uittrekken voor het culturele erfgoed.
De voorzitter: De bespreking is gesloten.
La discussion est close.

De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 66,4) (1841/5)
Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 66,4) (1841/5)

Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in "voorstel van resolutie betreffende het cultureel erfgoed van
Famagusta".
L'intitulé a été modifié par la commission en "proposition de résolution relative au patrimoine culturel de
Famagouste".

Er werden geen amendementen ingediend of heringediend.
Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.

De stemming over het voorstel van resolutie zal later plaatsvinden.
Le vote sur la proposition de résolution aura lieu ultérieurement.
06 Wetsontwerp houdende harmonisatie van de geldende wetsbepalingen met de wet van
10 juli 1996 tot afschaffing van de doodstraf en tot wijziging van de criminele straffen (1747/1 tot 5)
06 Projet de loi relatif à la mise en concordance des dispositions légales en vigueur avec la loi du
10 juillet 1996 portant abolition de la peine de mort et modifiant les peines criminelles (1747/1 à 5)

Algemene bespreking
Discussion générale

De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
06.01 Tony Van Parys, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik verwijs
naar het schriftelijk verslag.

Mijnheer de voorzitter, kunnen wij de ontwerpen of althans dat deel van
de agenda dat betrekking heeft op Justitie in afwezigheid van de
minister van Justitie behandelen?
06.01
Tony Van Parys,
rapporteur: Je renvoie au rapport
écrit. Ne serait-il pas opportun que
le ministre de la Justice assiste à
l'examen des points de l'ordre du
jour en rapport avec ses
compétences?
De voorzitter: Ik weet dat de minister van Justitie is weerhouden, maar ik weet niet precies waar, mijnheer
Van Parys.
06.02 Laurette Onkelinx, ministre: Il assiste au Conseil des
ministres.
06.02 Minister Laurette Onkelinx:
Er is momenteel een Ministerraad.
06.03 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, dat is nu toch
niet zo belangrijk.
06.04 Laurette Onkelinx, ministre: Je le représente.
06.04
Laurette Onkelinx,
ministre: Ik vertegenwoordig de
minister van Justitie in deze
plenaire vergadering.
06.05 Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik zal daarop in de
Conferentie van voorzitters nog terugkomen.

Ik stel echter vast dat de regering er een slechte gewoonte van maakt
06.05 Paul Tant (CD&V): Le
gouvernement a pris pour mauvaise
habitude de tenir le Conseil des
ministres le mercredi, ce qui
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
om op woensdag Ministerraad te houden.
entrave le fonctionnement normal
du Parlement.
De voorzitter: Ik ben het met u eens.
06.06 Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, dat is deze week zo.
Dat zal volgende week zo zijn. Op die manier maakt men een normale
werking van het Parlement onmogelijk, zeker wat de werking van de
commissies betreft.

Mijnheer de voorzitter, u doet zelf voorstellen om die werking te
verbeteren en de regering doet net het tegenovergestelde.

Ik zou het op prijs stellen mocht u erop aandringen dit niet te laten
herhalen. U moet toch begrijpen, mijnheer de voorzitter, de klassieke
dag voor de vergaderingen van de commissie voor de Justitie is
woensdag. De Ministerraad komt op vrijdag bijeen.
06.06 Paul Tant (CD&V): Le
président doit intervenir auprès du
gouvernement pour que cela ne se
reproduise plus.
De voorzitter: Mijnheer Tant, ik deel uw mening, maar wij moeten de
commissievergaderingen ook laten vlotten. Ik weet dat een plenaire
vergadering op woensdagvoormiddag enigszins uitzonderlijk is. De
gewoonte was destijds dat men op donderdagochtend kernkabinet had
en op vrijdag Ministerraad of regeringsraad. Ik weet dat de premier deze
week weerhouden is bij Tony Blair. Hij en andere collega's hebben ook
verplichtingen in Libanon, waar in Beiroet de top van de Francofonie
doorgaat.

Il doit se rendre au sommet de la francophonie à Beyrouth et au
Royaume-Uni.

Volgende week is er de Europese top in Brussel. U hebt gelijk als het
over een gewone week zou gaan. Het Parlement werkt reeds op
maandag en heeft alleen nog dinsdag en woensdag voor de
commissievergaderingen. Als er nog ministers ontbreken is het de
vraag van de regering om de werklast in de Kamer uit de weg te ruimen.
De liefde moet echter van beide kanten komen.
Le président: Auparavant, le
cabinet restreint se réunissait le
jeudi soir et le Conseil des
ministres le vendredi. Cette
semaine, le premier ministre a des
obligations à l'étranger et, la
semaine prochaine, il est attendu
au Sommet européen à Bruxelles.
D'où, exceptionnellement, cette
réunion du Conseil des ministres
un jeudi soir.
06.07 Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, u hebt gelijk als u
wijst op de reden waarom sommige ministers verhinderd zijn. Het gaat
hier echter om de gewoonte die men dreigt te vestigen om de
Ministerraad op woensdag te houden. Het gaat om deze week en de
volgende. Ik vraag u om namens de Kamer uitdrukkelijk te laten weten
dat wij het daar niet mee eens zijn.
06.07 Paul Tant (CD&V): La
tenue du Conseil des ministres le
jeudi soir menace de devenir une
habitude.
06.08 Laurette Onkelinx, ministre: Cela se produit uniquement en
cas de circonstances exceptionnelles telles que M. le président vient
d'évoquer.
06.08 Minister Laurette Onkelinx:
De voorzitter heeft op de
uitzonderlijke omstandigheden
gewezen.
06.09 Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, het probleem van de
heer Van Parys blijft natuurlijk bestaan. Als er één materie is die ook
politiek niet onbelangrijk is, dan is het wel het samenwerkingsakkoord
dat vandaag aan de agenda staat. Als men daaromtrent beslissingen
neemt, is het wel het minste dat men kan doen om te proberen om ook
het Parlement te laten participeren.
06.09 Paul Tant (CD&V): Le
problème de M. Van Parys n'est
toujours pas résolu. Le ministre
Verwilghen ne doit-il pas assister à
la discussion des projets qui le
concernent?
De voorzitter: Mijnheer Tant, u weet dat ik tot diegenen behoor die erop staan dat de bevoegde minister
aanwezig is tenzij er verontschuldigende omstandigheden zijn. Ik weet nog heel goed dat toen ik de
commissie voor de Buitenlandse Zaken in de Senaat voorzat ik niet begon als de minister niet aanwezig was,
weliswaar na de gepaste afspraken.
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
Mijnheer Van Parys, kunt u voor dit wetsontwerp aanvaarden dat mevrouw Onkelinx de heer Verwilghen
vervangt? Het is wel een belangrijk wetsontwerp, maar toch een geformaliseerde zaak. Ik vraag het liever eerst
aangezien ik lezing moet geven van al de artikelen.
06.10 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik kan
aannemen dat het wetsontwerp houdende harmonisatie van de
geldende wetsbepalingen met de wet van 10 juli 1996 tot afschaffing van
de doodstraf en tot wijziging van de criminele straffen op een dergelijke
manier wordt afgewerkt maar dit geldt niet voor het wetsontwerp inzake
het samenwerkingsakkoord voor Everberg, noch voor het wetsvoorstel-
Verherstraeten in verband met de slachtofferzorg. De volledige agenda
is gewijd aan justitie. Ik vraag mij af wanneer de minister van Justitie
hier dan wel moet zijn.

Vorige week hebben we het begrotingsdebat gehad. We hebben het
daar in grote mate over de criminaliteit gehad. We hebben de minister
van Justitie niet gezien. De vraag is of de minister van Justitie nog wel
functioneert.
06.10 Tony Van Parys (CD&V):
Je n'insisterai pas en ce qui
concerne l'harmonisation de la loi
relative à l'abolition de la peine de
mort. Mais en ce qui concerne la
loi Everberg, j'estime vraiment que
le ministre de la Justice ne peut
être absent. S'il n'est pas présent
quand l'ordre du jour comporte de
nombreuses questions relatives à
la justice, quand le sera-t-il? La
semaine dernière, il a également
brillé par son absence lors du débat
sur la déclaration du gouvernement.
Assume-t-il toujours bien sa
fonction?
Le président: Je tire l'affaire au clair. M. Van Parys, rapporteur de ce projet, ne voit pas d'objection à ce que
je le traite. Comme ce projet contient 128 articles et que la Constitution m'oblige à lire chacun d'eux, cela
prendra un certain temps. Je vais donc traiter ce document-ci afin de permettre au ministre de la Justice, dont
la présence semble être fort souhaitée par quelques membres de cette Chambre, de nous rejoindre.
De voorzitter: Ik vermoed dat de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp over de doodstraf wel enige tijd
in beslag zal nemen. Dat geeft minister Verwilghen de kans naar deze plenaire zaal te komen.

De heer Van Parys verwijst naar zijn schriftelijk verslag.

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.

Bespreking van de artikelen
Discussion des articles

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor
de bespreking. (Rgt 66,4) (1747/5)
Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion.
(Rgt 66,4) (1747/5)

Het wetsontwerp telt 128 artikelen.
Le projet de loi compte 128 articles.

Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.

De artikelen 1 tot 128 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 128 sont adoptés article par article.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
07 Wetsontwerp houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat,
de Duitstalige Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap betreffende
het gesloten centrum voor voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven
feit hebben gepleegd (1865/1 en 2)
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
07 Projet de loi portant assentiment à l'accord de coopération entre l'Etat fédéral, la Communauté
germanophone, la Communauté française et la Communauté flamande relatif au centre fermé pour
le placement provisoire de mineurs ayant commis un fait qualifié infraction (1865/1 et 2)

Algemene bespreking
Discussion générale

De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.

Mevrouw Karine Lalieux, rapporteur, verwijst stilzwijgend naar haar schriftelijk verslag.
07.01 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw en
mijnheer de minister, collega's, ik zal kort zijn. Ik geloof dat het
belangrijk is dat wij naar aanleiding van de bespreking van het
samenwerkingsakkoord met betrekking tot Everberg, de problematiek
nog eens precies omschrijven. Het verwondert mij dat de meerderheid,
of althans de meeste fracties daarvan, zo weinig geïnteresseerd zijn in
deze discussie. Nochtans is dit een belangrijke maatschappelijke
discussie, want het samenwerkingsakkoord heeft eigenlijk betrekking
op een samenlevingsprobleem dat mensen bijzonder boeit, met name
de problematiek van de jeugdcriminaliteit en de reactie op de
jeugddelinquentie.

Om daaraan tegemoet te komen heeft deze meerderheid beslist de
instelling van Everberg op te richten. In dit verband wordt vandaag een
samenwerkingsakkoord voorgelegd tussen de federale overheid en de
verschillende Gemeenschappen om Everberg te organiseren. Ik wil hier,
op deze tribune, nog eens heel uitdrukkelijk stellen dat wij niet goed
bezig zijn met de problematiek van de jeugdcriminaliteit. Wij doen niet
wat de politiek eigenlijk zou moeten doen en wat de mensen van ons
verwachten. Ik meen dat iedereen die de materie ondertussen kent,
weet dat Everberg het probleem van de jeugddelinquentie en de
jeugdcriminaliteit niet oplost. Het bewijs werd zeer duidelijk geleverd en
de cijfers die de minister van Justitie bekend heeft gemaakt, bewijzen
dit ronduit: meer dan honderd jeugdige criminelen werden tot vandaag
vrijgelaten sinds Everberg bestaat.

Mijnheer de voorzitter, mevrouw en mijnheer de minister, collega's, u
zult zich herinneren dat wij in dit Parlement heel verontwaardigd waren
toen destijds één crimineel ten onrechte werd vrijgelaten. Nu zijn dat er
meer dan 100 en stel ik de lethargie vast van dit Parlement ten aanzien
van deze problematiek, getuige daarvan de lege banken, vooral bij de
meerderheid. Honderd jeugdige criminelen zijn vrijgelaten sinds
Everberg en dit laat ons blijkbaar koud.

Men kan de bedenking maken ­ als Everberg er toch moet zijn, als er
toch een samenwerkingsakkoord moet zijn dat in 50 bijkomende
plaatsen voorziet ­ zouden wij het dan niet zo kunnen organiseren dat
er een soepele formule bestaat waarbij die 50 plaatsen beschikbaar zijn
naar gelang van de behoeften. Ik bedoel, als op een bepaald ogenblik
de Franstalige Gemeenschap door omstandigheden 40 plaatsen nodig
heeft, zou ze daarover kunnen beschikken als er aan Nederlandstalige
zijde op dat moment maar 10 plaatsen bezet zijn, of omgekeerd, als
maar 5 plaatsen door de Franstalige Gemeenschap zijn ingenomen,
laten wij dan de overige 45 door Nederlandstalige jonge criminelen
innemen als de behoefte zich voordoet. Maar neen, er werd hier een
heel stringente strikte regeling tot stand gebracht: 24 Nederlandstalige
plaatsen, 24 Franstalige plaatsen en 2 bestemd voor jongeren uit de
Duitse Gemeenschap. Zo gaat het echter niet in de criminaliteit. Als er
bij voorbeeld in Antwerpen een golf van criminaliteit is, zoals we het
07.01 Tony Van Parys (CD&V):
La discussion sur l'accord de
coopération relatif au centre
d'Everberg ne semble guère
intéresser les membres de la
majorité, bien qu'il s'agisse là d'un
problème de société important.
Everberg constitue en effet la
réponse de la majorité au problème
de la délinquance juvénile. Et cette
réponse n'est pas satisfaisante. En
effet, Everberg ne résout rien,
comme nous avons pu le constater.
Depuis la création de l'institution,
plus d'une centaine de délinquants
juvéniles ont déjà été relâchés alors
qu'ils n'auraient pas dû l'être. La
majorité se contente d'observer;
elle reste impassible et s'abstient
d'assister aux séances de la
Chambre. Où est l'indignation?
S'il y a cinquante places à
Everberg, pourquoi ne sont-elles
pas mises à la disposition des
Communautés française et
flamande en fonction des besoins
réels? Pourquoi cette scission
artificielle en vertu de laquelle les
Communautés française et
néerlandaise disposent de 24
places chacune et la Communauté
allemande de 2? C'est une
approche de plus du problème dont
on se dit que cela ne sert à rien
mais que, comme cela fait bonne
impression, on le fait quand même.
La Communauté française utilise-t-
elle effectivement ces 24 places?
Cet accord de coopération est un
accord entre les autorités fédérales
et les Communautés, une des
conséquences du modèle de
concertation défaillant. Tous les
intéressés estiment que la
répartition des compétences ne
fonctionne pas dans la pratique.
Les discussions avec la ministre
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
reeds hebben gekend, dan zouden wij moeten kunnen beschikken over
de vrije plaatsen in Everberg, maar dat lukt blijkbaar niet.

Er wordt hier dus een samenwerkingsakkoord voorgelegd waar men een
louter kunstmatige scheiding maakt tussen Nederlandstalige en
Franstalige delinquenten, zonder enige soepelheid aan de dag te
leggen in verhouding tot de behoeften.

Everberg lost het probleem dus niet op en meer nog, het
samenwerkingsakkoord is helemaal niet geschreven naar de realiteit.
Zoals reeds zo vaak in deze legislatuur zijn wij virtueel bezig met de
problemen zoals zij zich aandienen.

Ik wil dus er dus voor pleiten ­ en ik heb met belangstelling vernomen
dat ook de collega's van de SP.A daarvoor pleiten ­ die 50 plaatsen op
een soepele manier toe te kennen. Dit zou dan misschien nog enige
zin geven aan Everberg.

Wanneer u echter de tekst van het samenwerkingsakkoord leest, en
meer bepaald artikel 4, kan dit eenvoudig niet omwille van de stringente
bepalingen die daaromtrent in het samenwerkingsakkoord staan. We
zijn het dus alweer eens over een aantal zaken maar in de wettelijke
bepalingen en in de akkoorden ­ mijnheer de voorzitter, het spijt mij, de
tekst is heel duidelijk ­ doen we volledig andere dingen dan degene die
we zeggen.

We zeggen allemaal dat Everberg niks oplost en we doen Everberg. We
zeggen dat er een jeugdsanctierecht moet komen en er komt geen
jeugdsanctierecht. We zeggen dat, als die 50 plaatsen er zijn, ze in
verhouding tot de realiteit moeten worden verdeeld en we doen dit niet.
We zeggen artificieel 24-24.

Trouwens, ik wil concreet aan de minister van Justitie vragen of de
Franstaligen nu die 24 plaatsen effectief en in de realiteit hebben
opgenomen. In de commissie hebt u gezegd dat de Franstalige
Gemeenschap dit stapsgewijze zou doen en dat het niet voor
onmiddellijk zou zijn. De vraag die ik dus aan de minister van Justitie
wil stellen is of de Franstalige gemeenschap nu effectief de 24 plaatsen
heeft opgenomen. Kunnen deze 24 plaatsen nu ingenomen worden door
de Franstalige Gemeenschap? Ik hoop, mijnheer de minister dat ik
daarop een antwoord krijg in de repliek.

Ik kom tot een tweede overweging. De meerderheid zal het
samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de
Gemeenschappen in verband met de problematiek van de
jeugdcriminaliteit goedkeuren terwijl iedereen overal zegt dat het
overlegmodel tussen de federale overheid en de Gemeenschappen faalt,
dat die bevoegdheidsopsplitsing tussen de federale overheid en de
Gemeenschappen een onbehoorlijke regeling is.

In de discussies met mevrouw Maréchal hebben wij bijzonder duidelijk
het bewijs gekregen. Daaruit bleek zo duidelijk dat de cultuur tussen
Vlaanderen en Wallonië hieromtrent totaal verschillend is, dat men een
totaal andere opvatting heeft over de aanpak van de jeugdcriminaliteit in
Wallonië ten opzichte van Vlaanderen. In Wallonië houdt men aan de
idee van de jeugdbescherming. In Vlaanderen wordt gezegd dat
wanneer er effectief criminaliteit is er inderdaad repressief moet worden
opgetreden.

Het verschil in opvatting is erg duidelijk en geeft aanleiding tot grote
tegenstrijdigheid in de manier van optreden.
Maréchal mettent en évidence les
mentalités très différentes en
Wallonie et en Flandre, protection
versus répression. La nécessité de
blocs de compétences homogènes
est évidente, mais le gouvernement
n'entreprend rien.
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
Men zou kunnen uitgaan van een overlegmodel al gaf dat in elke
concrete situatie aanleiding tot problemen. Ik moet de waslijst van
incidenten met mevrouw Maréchal wellicht niet opsommen.

Wij zijn weer bezig met het overlegmodel, hoewel wij weten dat het niet
functioneert en dat wij op die manier geen oplossingen vinden voor de
maatschappelijke problemen, in dit geval de problemen met betrekking
tot de jeugdcriminaliteit.

Mijnheer de minister, in de commissie voor de Justitie werd vorige
maandag, naar aanleiding van een vraag van mevrouw Moerman van de
VLD-fractie, nogmaals aangetoond dat wij met dit model geen
oplossing vinden en dat, zoals mevrouw Moermans zei, er behoefte
bestaat aan homogene bevoegdheidspakketten. Dat werd bevestigd en
iedereen is het erover eens, maar toch doen wij het niet. Integendeel,
wij beginnen weer met een samenwerkingsakkoord op basis van het
overlegmodel dat niet functioneert.
07.02 Fred Erdman (SP.A): Mijnheer de Van Parys, ik geef u geen
ongelijk als u zegt dat er met betrekking tot deze materie problemen
rijzen omtrent het overlegmodel.

Eenieder weet dat destijds, naar aanleiding van de
Grondwetsherziening, langs beide kanten opties werden genomen die
niet noodzakelijk positieve resultaten opleverden.

Wat wil u vandaag echter doen? Wij zijn gebonden aan de Grondwet.
Ongeacht eventuele kritieken of benaderingen ten opzichte van het
overlegmodel, moet dat overlegmodel toch worden vastgelegd.
U herinnert zich wellicht dat ik in de commissie de minister verzocht
om op basis van het samenwerkingsakkoord de
begeleidingscommissies en zij die advies moesten uitbrengen zo
spoedig mogelijk aan het werk te zetten. De minister ging hiermee
akkoord, opdat de evaluatie van de samenwerking stelselmatig kon
worden opgevolgd en aan het Parlement kon worden voorgelegd.

Dit is de laatste kans indien men daadwerkelijk binnen het kader van
dat overlegmodel ­ dat op dit ogenblik grondwettelijk is gebetonneerd ­
resultaten wil boeken.

Ik maak van de interruptie gebruik om even terug te komen op hetgeen
u zojuist hebt gezegd over het gebruikmaken van de beschikbare
plaatsen. Wij zijn als partij voorstander van een zo soepel mogelijke
regeling. Ik weet wel dat artikel 4 van het samenwerkingsakkoord
bepaalt dat er een opsplitsing is, maar er is ook in de mogelijkheid
voorzien om daarvan af te wijken. Als u de letter van die termen neemt,
zult u zeggen dat die eventuele afwijking plaats per plaats moet worden
besproken, maar ik meen dat in deze kwestie ook de
gemeenschapsministers hun verantwoordelijkheid moeten nemen.
Binnen het kader van een globale evaluatie kan ook een globaal
akkoord van afwijking worden vastgelegd die toelaat aan alle
jeugdrechters in België ­ op welk moment ook ­ gebruik te maken van
Everberg als het noodzakelijk is.
07.02 Fred Erdman (SP.A): Le
modèle de concertation pose
certes des problèmes mais il est
défini par la Constitution. Je
demande instamment et depuis
longtemps que les commissions de
suivi se mettent rapidement au
travail, ce que le ministre m'a
d'ailleurs promis. La collaboration
doit faire l'objet d'une évaluation
permanente.
Notre parti préconise une certaine
souplesse dans l'attribution des
places disponibles et demande à
cet effet qu'il soit dérogé à l'article 4
qui arrête la répartition de ces
places. Les ministres des
Communautés doivent assumer
leur responsabilité et signer un
accord général autorisant cette
dérogation, afin que tous les juges
de la jeunesse puissent occuper
les places disponibles à Everberg.
07.03 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
voorzitter van de commissie voor de Justitie, ik hoor nu al zoveel keren
het woord evaluatie vallen. Wij moeten de zaak evalueren en we zullen
dan zien wat we moeten doen. Politiek is het niet langer houdbaar dat
wij telkens opnieuw worden geconfronteerd met zaken die de mensen
niet aanvaarden, met name het vrijlaten van jonge mensen die criminele
feiten hebben gepleegd. Dit is politiek niet langer houdbaar, zeker niet
07.03 Tony Van Parys (CD&V): Il
s'agit là de beaux discours mais il
n'empêche que la Flandre ne peut
accepter que des jeunes
délinquants soient libérés sans
autre raison qu'un manque de
place. Il existe toutefois une
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
in Vlaanderen. Dit kan niet meer en wij moeten onze politieke
verantwoordelijkheid nemen.

Ik zal u zeggen wat op korte termijn mogelijk is en wat er op
middellange termijn moet gebeuren, om het woord lange termijn niet uit
te spreken.

Op korte termijn is er een oplossing voor dit probleem. Dat is het
jeugdsanctierecht. Dit lost het probleem op omdat volgens het
voorontwerp van wet inzake het jeugdsanctierecht de federale overheid
de capaciteit bepaalt.

Wij zijn dan niet meer afhankelijk van de Gemeenschappen voor de
capaciteit van deze gesloten instellingen of jeugdgevangenissen, noemt
u het zoals u het wil. Dit staat met zoveel woorden letterlijk in het
ontwerp van de minister van Justitie, waarover dus een meerderheid in
dit Parlement bestaat. We hebben dus een meerderheid, we kunnen
het op korte termijn oplossen met het jeugdsanctierecht en we doen
het niet. We gaan dus gewoon verder met dit overlegmodel dat niet
functioneert. Ik wil, als u dat wenst, nog eens de hele rij incidenten met
mevrouw Maréchal opsommen om u aan te tonen dat het niet gaat,
ofwel dat ze het niet begrijpt, ofwel dat ze het niet inziet, ofwel dat ze
een andere opvatting heeft, ofwel dat we niet kunnen overeenkomen.
solution à court terme, à savoir le
droit sanctionnel des jeunes. En
effet, les autorités fédérales
déterminent dans ce cas la
capacité. Or, ce n'est pas cette
option qui est choisie. Je suis en
mesure de citer une kyrielle
d'incidents avec Mme Maréchal.
07.04 Fred Erdman (SP.A): Dat geldt niet alleen voor mevrouw
Maréchal. Ik verwijs ook naar de evolutie die mevrouw Vogels heeft
meegemaakt. Ten eerste, ik heb geen plaatsen nodig, ik heb er
genoeg. Ten tweede, ik stel vast dat ik er te weinig heb, ik zal in
Ruislede wel enkele kamers sluiten. Ten derde, er zijn inderdaad
plaatsen in Everberg, ik neem die op. Ten vierde, hebt u plaatsen te
veel in Everberg vrij? Ik neem ze allemaal. Van consequentie
gesproken! Ook zeggen dat er in Vlaanderen geen problemen waren, is
een rechtlijnige benadering.
07.04 Fred Erdman (SP.A): Il ne
s'agit pas seulement de la ministre
Maréchal. En Flandre aussi, les
problèmes étaient nombreux, en
raison surtout de l'approche pas
toujours claire de la ministre
Vogels.
07.05 Tony Van Parys (CD&V): Ik ben het volledig met u eens,
voorzitter. Mevrouw Vogels heeft inderdaad in deze materie
waarschijnlijk alle stellingen ingenomen die men in deze materie kan
innemen, van de meest extreme tot de meest restrictieve. Dat illustreert
dus nog eens hoe belangrijk het is om, ook vanuit Vlaanderen, aan dit
probleem een einde te stellen en het jeugdsanctierecht lost het
probleem op. Ik nodig u nog eens uit ­ de meerderheid in dit Parlement,
een meerderheid in dit Parlement ­ om terzake de verantwoordelijkheid
te nemen. U vraagt wat de oplossing is. Welnu, de minister van Justitie
heeft de oplossing voorbereid. Ge kunt ermee beginnen als ge het
wenst. We zullen er touwens op terugkomen op het ogenblik dat we
een nieuw aanknopingspunt vinden in uw wetsvoorstel waarvoor de
hoogdringendheid is gevraagd en die wij, met veel enthousiasme
trouwens, mee hebben goedgekeurd. Dit wat de korte termijn betreft,
voorzitter. We kunnen dus het jeugdsanctierecht nog in deze legislatuur
goedkeuren, we hebben daarvoor een meerderheid. Er is geen enkel
probleem.

Ten tweede, ik kom tot het structurele probleem. Hoe lang gaan we nog
wachten? Elke fractie in dit Parlement, hoe lang gaan we wachten om
ons te engageren en in het kader van de vorming van een volgende
regering of een volgende meerderheid te zeggen: niemand van ons stapt
in een regering vóór die homogene bevoegdheidspakketten
genegotieerd en onderhandeld zijn? Dit kunnen wij toch wel doen als
engagement. Elke fractie kan dit voor zichzelf doen. Ik heb niet de
indruk dat men op dit ogenblik zo ver is. Iedereen die op de een of
andere manier actief tussen de mensen met politiek bezig is, wordt in
07.05 Tony Van Parys (CD&V):
Vous avez raison, il y avait des
problèmes partout dans le pays et
il faut les résoudre d'urgence par le
biais du droit sanctionnel de la
jeunesse. En Flandre, il existe pour
cela une majorité de rechange. Si
la fidélité au gouvernement arc-en-
ciel s'avère primer, c'est qu'il s'agit
une de fois de plus d'un débat
purement virtuel.

A moyen terme, quiconque qui se
préoccupe de la délinquance
juvénile doit s'engager à ne pas
entrer dans un gouvernement qui
n'aurait pas à son programme les
compétences homogènes. Notre
parti a pris cet engagement. A
terme, cela doit conduire à la
défédéralisation de la justice.

La situation actuelle apporte de
l'eau au moulin de l'extrême droite.
Cette majorité ne recherche pas
une solution à court ou à moyen
terme. Elle en supportera les
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
de grote steden dagelijks geconfronteerd met deze problematiek, dag in
dag uit. Gaan wij vandaag het engagement aan dat dit bij een volgende
regeringsvorming moet gerealiseerd en afgesproken worden en dat
zonder dat er geen regering kan totstandkomen? Dit is de uitdaging
waarmee wij politici, wij allemaal, van de eerste tot de laatste, op dit
moment geconfronteerd worden in Vlaanderen, Brussel en Wallonië.
Dan hebben we Vogels niet meer nodig, dan hebben we Maréchal niet
meer nodig, dan kunnen we het regelen op een behoorlijke manier en
zullen we eindelijk een oplossing kunnen aanreiken. Ik daag u uit om
dit standpunt in uw fractie in te nemen. Wij hebben althans, naar
aanleiding van het veiligheidsplan dat we hebben voorgesteld, dit
engagement genomen. Wij komen niet in een regering wanneer er geen
minimale regeling is totstandgekomen inzake homogene
bevoegdheidspakketten ­ in een verdere fase de defederalisering van
Justitie ­ omdat het nu zonder meer duidelijk is dat je deze problemen
anders niet oplost.

Dat is geen fetisj. Het is de enige mogelijkheid om deze
maatschappelijke problemen op te lossen. Binnen de huidige
grondwettelijke context kan het jeugdsanctierecht een oplossing zijn
maar de meerderheid wil het niet en blokkeert zichzelf. Dat is de
realiteit. Homogene bevoegdheidspakketten is de andere oplossing.
Hoelang is de meerderheid nog bereid week na week met zware
criminele feiten geconfronteerd te worden waarop geen reactie mogelijk
is en een protestreactie van de burgers uitlokt. Dat is de realiteit! En
dan maar klagen over de verrechtsing van de politiek in Vlaanderen! Dat
is de ongelooflijke situatie waarmee de meerderheid ons confronteert.
Uw wenst het jeugdsanctierecht niet en wenst geen oplossing ten
gronde. Ten aanzien van dit maatschappelijk probleem is dit is een
onverantwoordelijke houding.

Ik kom terug op het jeugdsanctierecht. Mijnheer de minister, u beschikt
over een meerderheid in de Kamer. U laat de kans onbenut om van
deze wisselmeerderheid gebruik te maken. In de commissie hebt u
uitdrukkelijk verklaard dat u de loyauteit ten opzichte van de
meerderheid verkiest boven de oplossing via een wisselmeerderheid die
in het Parlement voor het jeugdsanctierecht bestaat. Uw loyauteit
betekent dat u kiest voor de situatie waarbij de zaak niet wordt opgelost
met de mogelijkheid die u zelf hebt gecreëerd om het probleem op te
lossen. Het resultaat is een virtueel debat, buiten en boven de realiteit.
We hebben een debat gevoerd dat het probleem niet oplost, ondanks
de bereidheid bij velen om wel tot een oplossing te komen. De huidige
meerderheid wil dit niet, noch op korte, noch op lange termijn. U zult
hiervan de gevolgen dragen. Over deze materie zijn grote uitspraken
gedaan. "Als het jeugdsanctierecht er niet komt, weet ik niet wat de
VLD nog in de regering zit te doen" zijn de woorden van de minister van
Justitie. De CD&V vraagt zich inderdaad af wat de VLD in de regering
zit te doen. Geen enkel essentieel punt van de grote projecten inzake
de veiligheidsproblematiek bij het aantreden van deze regering is
gerealiseerd. Bij gebrek aan enig resultaat heeft de eerste minister
beslist de veiligheidsproblematiek van de politieke agenda af te voeren.
Dit zal de balans zijn die aan de bevolking zal worden voorgelegd. Ze
zal bijzonder pover zijn. Deze meerderheid maar vooral de VLD zal
afgerekend worden op veiligheid. De afrekening zal vernietigend zijn!
conséquences électorales. Que fait
encore le VLD dans un
gouvernement qui ne réalise rien
dans le domaine de la sécurité? Le
premier ministre souhaite même
définitivement enterrer ce sujet. Le
bilan de la politique mise en oeuvre
est très pauvre et le résultat final
sera évidemment accablant.
07.06 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter, ...
De voorzitter: Mijnheer Schoofs, na u zal ik de heer Arens op de sprekerslijst zetten, vervolgens de heer
Bourgeois, en mevrouw Herzet op het einde laten spreken. Zo kan ik de talen wat alterneren.

Mijnheer Schoofs, u hebt het woord. Verontschuldig mij voor de onderbreking.
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
07.07 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter,
collega's, ik zal nog korter zijn dan collega Van Parys. Voor het
Vlaams Blok kan het voorstel van samenwerkingsakkoord gerust
verworpen worden, want wij vragen ons af waarover er zal worden
samengewerkt. Zoals collega Van Parys al zei, is het
jeugdsanctierecht niet voor morgen. Er is geen wil bij de meerderheid
om dat probleem dringend op te lossen.

De oprichting van een jeugdgevangenis ­ zogezegd ­ in Everberg, is
een schaamlapje gebleken. Dat is tot op heden alleen maar symbool
geweest van een falend beleid. Jongeren die er thuishoren blijven vrij
rondlopen en jongeren die erin terechtkomen, lopen weg.

Totdat er een degelijk jeugdsanctierecht op poten gezet wordt en totdat
er voldoende inrichtingen ingericht zijn, kan er geen sprake zijn van een
samenwerkingsakkoord. Integendeel, wij denken dat Justitie beter
gesplitst zou worden, anders blijven wij virtueel werken en blijven wij
luchtfietsen, want dat is wat er met dat samenwerkingsakkoord in feite
is bedoeld. Op zichzelf is luchtfietsen saai op het federale niveau. Dat
ondervindt de minister van Justitie wel degelijk, omdat men aan
Franstalige kant niet wil meewerken. Met twee zou het misschien iets
gezelliger zijn, namelijk aan Vlaamse kant, waar de politieke wil wel
bestaat, en samen met het federale niveau. Dan is het al fijn, met twee
luchtfietsen. Met z'n drieën luchtfietsen zou inderdaad zeer plezant
zijn: op het Vlaamse niveau, het Franstalige niveau en het federale
niveau, maar wij zien dat het niet werkt. Luchtfietsen is een sport
waarmee politici zich niet hoeven bezig te houden.

De Vlaamse Gemeenschap heeft blijkbaar ook al geen vertrouwen meer
in de federale Justitie.

Mijnheer de minister, er komt geen jeugdsanctierecht. Voor ons is de
boodschap dus zeer duidelijk, kort en krachtig: splits, in godsnaam,
Justitie zo vlug mogelijk.
07.07 Bert Schoofs (VLAAMS
BLOK): Il est évident qu'il vaut
mieux résilier l'accord de
coopération. Le droit sanctionnel
applicable aux mineurs ne sera pas
pour demain, vu le manque de
détermination au sein de la majorité
et la résistance francophone.
Everberg tend à devenir le symbole
d'une politique défaillante. Notre
message est clair: scindez la
Justice au plus vite, sinon on en
restera pour toujours au stade des
rêves.
07.08 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, madame la ministre,
monsieur le ministre, chers collègues, comment évoquer l'accord de
coopération sans mentionner la loi du 1
er
mars 2002 qui a permis la
création du centre fermé d'Everberg?

Outre le fait qu'elle ait été votée dans la précipitation, cette loi du 1
er
mars 2002 cultive l'ambiguïté. Elle est intrinsèquement dépourvue de
vision éducative en dénaturant la philosophie de la loi de 1965 sur la
protection de la jeunesse et bouleverse la répartition traditionnelle des
compétences entre l'Etat fédéral et les composantes fédérées.

La loi du 1
er
mars 2002 souffre d'ambiguïté inévitablement quant au
statut de l'institution qu'elle autorise et à la nature exacte des mesures
qu'elle prévoit. S'agit-il d'une nouvelle mesure rendue possible à l'égard
des mineurs ayant commis un fait qualifié d'infraction? Ou sommes-
nous en présence de mesures de sécurité publique qui créent un
régime d'exception temporaire pour des mineurs ayant commis des
infractions graves?

Le Conseil d'Etat rappelle, je cite "qu'il appartient au législateur d'opérer
un choix clair quant à la nature exacte de la mesure". Selon le ministre
de la Justice, le critère de la finalité des mesures envisagées détermine
tantôt la compétence de l'Etat fédéral quand il s'agit de la protection de
l'ordre public et de la sécurité, tantôt les communautés quand il s'agit
de mettre en oeuvre la dimension éducative de la protection de la
07.08 Joseph Arens (cdH): De
wet van 1 maart 2002 houdt de
dubbelzinnigheid in stand, zowel
inzake het statuut van de instelling
als inzake de maatregelen waarin
ze voorziet, en zij vertekent de
filosofie van de wet van 1965 op de
jeugdbescherming. Gaat het om
maatregelen van openbare
veiligheid?

De Raad van State herinnert eraan
dat het de wetgever toekomt een
duidelijke keuze te maken over de
precieze aard van de maatregel.
Volgens de minister van Justitie is
de federale Staat bevoegd wanneer
het om de openbare orde gaat en
zijn de Gemeenschappen bevoegd
wanneer het om het opvoedend
aspect van de jeugdbescherming
gaat. Dat onderscheid is in dit geval
echter niet duidelijk. Hoe kan het
opsluiten van jongeren zonder enig
opvoedend perspectief een
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
jeunesse. Dans la foulée, on ne voit pas clairement quelle mesure a
une portée éducative et quelle autre s'oriente plutôt vers l'impératif de
sécurité publique.

En quoi enfermer des jeunes pour une durée limitée sans projet
pédagogique véritable constitue-t-il une compétence partagée?

Le ministre de la Justice tente de nous démontrer que l'ouverture du
centre fédéral fermé reste dans le cadre de la protection de la jeunesse
et que l'autorité fédérale est restreinte par l'action des communautés
dans le domaine de l'apport pédagogique. Il faut bien reconnaître qu'il
ne s'agit que d'un leurre.

L'enfermement de jeunes délinquants, quelle que soit la gravité des
infractions commises par ceux-ci, relève bien d'une mesure d'exception
par rapport au droit commun de la protection de la jeunesse. Le
véritable débat est ainsi posé: Y a-t-il une dimension éducative à
l'enfermement des mineurs? Peut-on, si ce n'est modifier l'âge de la
majorité pénale, soustraire les mineurs à un droit adapté à leur âge?
Comment un tel droit se concilie-t-il avec la déclaration des droits de
l'enfant et les autres conventions internationales applicables en la
matière?

Or, n'a-t-on pas voté la suppression de l'article 53 de la loi du 8 avril
1965 qui permettait l'enfermement des mineurs au sein d'institutions
non spécialisées à la suite, précisément, de la condamnation de la
Belgique par la Cour européenne des droits de l'homme?

Notre groupe ne se laisse pourtant pas tenter par l'angélisme politique,
comme c'est le cas pour d'autres groupes politiques. La délinquance
juvénile n'est pas une problématique dualiste: d'un côté, les défenseurs
de la sécurité publique et de l'ordre; de l'autre côté, les partisans d'un
système de protection de la jeunesse qui n'a cure d'un débat sur la
sécurité. Au contraire, protéger la société ne peut se faire que si l'on
accepte d'éduquer ou rééduquer une certaine jeunesse qui commet des
délits qualifiés d'infractions. Faire le choix d'un enfermement des jeunes
sans projet éducatif réel n'est qu'une manière d'éviter le problème. Pour
notre groupe, le maintien du projet éducatif doit rester la priorité
première.

Par ailleurs, la loi du 1
er
mars 2002 a ouvert une brèche dangereuse
dans la cohérence du système protectionnel de la jeunesse. Faire
dépendre l'étendue des compétences des communautés de l'évolution
du concept extensible de la protection de la jeunesse peut avoir des
conséquences regrettables en termes de répartition de compétences.
Sur le plan strict de la répartition des compétences, une loi ordinaire a-
t-elle vocation de vider de sa substance la compétence attribuée à des
entités fédérées?

Si l'objectif du gouvernement était de permettre l'instauration d'un
régime d'enfermement particulier des mineurs, il aurait dû recourir à une
législation ordinaire particulière.

Plus grave encore est la remise en cause de la dynamique de
déjudiciarisation de la protection de la jeunesse entreprise dès 1980.
En instaurant de nouvelles formes de prise en charge de mineurs sans
vision éducative certaine, ne s'agit-il pas de permettre au pouvoir
judiciaire de reprendre sous son contrôle la problématique des
délinquants mineurs?

Enfin, la problématique de la délinquance juvénile appelle une
mobilisation de moyens suffisants: garantir un suivi plus individualisé
gedeelde bevoegdheid zijn?

De minister probeert aan te tonen
dat de federale bevoegdheid wordt
beperkt door het optreden van de
Gemeenschappen wat het
opvoedend aspect betreft. Dat is
maar schijn. De opsluiting van
minderjarigen is immers een
uitzonderingsmaatregel op het
gemeen recht inzake
jeugdbescherming. Hoe valt dat te
rijmen met de internationale
overeenkomsten in dit verband?
Onze fractie gelooft niet in
sprookjes, zoals sommige andere
partijen. Het debat wordt niet
gepolariseerd tussen voorstanders
van veiligheid enerzijds en
voorstanders van jeugdbescherming
die niets om veiligheid zouden
geven anderzijds. De maatschappij
kan enkel worden beschermd als
men bereid is bepaalde delinquente
jongeren op te voeden of herop te
voeden.

Luidens de wet van 1 maart 2002 is
de omvang van de bevoegdheden
van de Gemeenschappen
afhankelijk van de rekbare notie van
jeugdbescherming, met
betreurenswaardige gevolgen voor
de verdeling van de bevoegdheden.
De wil om de jeugdbescherming uit
de gerechtelijke sfeer te halen, wat
vanaf 1980 duidelijk werd, wordt nu
opnieuw ter discussie gesteld. De
problematiek van de
jeugdcriminaliteit vereist voldoende
follow-up. Het
samenwerkingsakkoord is maar
een omweg die sommigen
gebruiken om een geleidelijke
omvorming van ons systeem van
jeugdbescherming aan te vatten.
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
des mineurs délinquants en assurant une réelle augmentation des
cadres et des effectifs des tribunaux de la jeunesse, organiser une
meilleure gestion des places en IPPJ par les communautés, renforcer
les services de l'aide à la jeunesse et les services de la protection
judiciaire.

Lorsque l'on a ainsi fait le constat de la loi du 1
er
mars 2002, il ne faut
pas s'étonner que l'accord de coopération ainsi conclu fasse figure de
coquille vide.

Qu'on se le dise, l'accord de coopération qui nous est soumis n'est ni
plus ni moins qu'un alibi pour certains d'amorcer par des voies
détournées une lente, mais certaine transformation de notre système
de protection de la jeunesse et ce, en accord parfait avec le pôle de
gauche qui se constitue actuellement.

Aujourd'hui, on ne voit pas ce que constitue l'apport pédagogique des
communautés en l'absence d'un réel débat sur le contenu d'un tel
apport. On ne voit pas non plus l'imbrication réelle du dispositif
d'Everberg au sein du système de protection de la jeunesse.
07.09 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, het valt op dat dit debat heel weinig gaat over het
eigenlijke samenwerkingsakkoord. Ik meen dat dit inderdaad terecht is.
Het echte debat is natuurlijk een ander debat. Het echte debat is er een
over het jeugdsanctierecht. Wat opvalt, is dat deze meerderheid blind
verder vliegt, deze meerderheid gaat verder op automatische piloot. Ze
doet alsof er geen problemen zijn.

In het licht daarvan, collega's, is de discussie die het begrotingsdebat
gedomineerd heeft ­ althans in de perceptie van de pers ­ eigenlijk
hallucinant. Het gaat hier over het debat dat aangezwengeld werd of
liever geprovoceerd werd door de premier. Mijnheer de minister, dames
en heren van de meerderheid, denk maar niet dat de bevolking enig
geloof hecht aan de boodschap dat de criminaliteit gedaald zou zijn. De
bevolking heeft de perceptie van draaideurcriminelen, van jeugdige
criminelen die telkens opnieuw overvallen plegen, telkens opnieuw
opgepakt worden en telkens opnieuw vrijgelaten worden. Dit is wat
bijblijft bij de bevolking: gevaarlijke jeugdbendes die tot 60 gewapende
overvallen plegen, die opgepakt worden en onmiddellijk weer vrijgelaten
worden. De verontrustende evolutie op dat vlak dringt niet door tot deze
meerderheid en dat vind ik bijzonder erg.

Men gaat voort met het jeugdbeschermingsrecht uit de jaren zestig
waarvan iedereen die op een ernstige wijze met de problematiek bezig
is, zegt dat het achterhaald is. Het is niet meer aangepast. Het is niet
zo dat de jeugd in een aantal omstandigheden niet beschermd moet
worden, maar er is nu eenmaal een maatschappelijke evolutie. Deze
meerderheid biedt hier geen antwoord op. Zo ontstaat er een enorme
kloof tussen wat deze politieke meerderheid doet ­ de meerderheid
zegt soms iets anders, want ik hoor op het terrein soms heel andere
woorden en de daden zijn echter enorm ver verwijderd van de woorden ­
en de Vlaamse opinie.

Het valt bijzonder goed op als je deelneemt aan debatten, als je
voordrachten houdt, als je bij mensen op het terrein komt, dat de
mensen heel goed weten dat het debat dat gevoerd werd niet het echte
debat is. Het gaat hier over de pogingen om de verantwoordelijkheden
door te schuiven naar mevrouw Maréchal, die haar verplichtingen niet
nakwam, die niet zorgde voor een voldoende aantal plaatsen in
Everberg. Het echte debat is er natuurlijk één over een ontbreken van
07.09 Geert Bourgeois (VU&ID):
Etonnamment, ce débat ne traite
guère de l'accord de coopération
proprement dit. A juste titre
d'ailleurs car il s'agit en fait du droit
sanctionnel des jeunes, une
matière dans laquelle la majorité
navigue en pilote automatique.

La population ne croit pas le
premier ministre lorsqu'il déclare
que la criminalité baisse et que la
sécurité n'est plus un thème
prioritaire. Le système de la "porte
tambour", grâce auquel les
délinquants juvéniles recouvrent
toujours la liberté, est maintenu.
Mais la majorité ne s'en rend pas
compte. Elle s'en tient au
paradigme de la protection des
années soixante et ne propose
aucune réponse à l'évolution
sociale.
Le véritable débat porte sur
l'absence d'un droit sanctionnel de
la jeunesse ­ ou d'un droit de la
jeunesse ­ équilibré et de moyens
suffisants. Cette situation a été
mise en évidence lors de la
tumultueuse "semaine Everberg",
lorsque le premier ministre s'est
approprié le dossier.

Il est en outre inquiétant que le
premier ministre s'immisce de plus
en plus souvent dans les dossiers
qui sont de la compétence du
ministre de la Justice. Il ne revient
en effet pas au premier ministre ­
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
een evenwichtig jeugdsanctierecht en het ontbreken van voldoende
middelen. Ik denk dat de VLD dat ook zeer goed beseft tijdens die
incidentrijke week in verband met Everberg.

Ik kan het toch niet nalaten, mijnheer de minister, te zeggen dat de
veiligheidsadviseur van de premier meer en meer op het terrein van de
minister van Justitie komt. Ik hoor niet zo graag dat de
veiligheidsadviseur van de premier zegt dat zij de opdracht hebben
gegeven om die jonge criminelen opnieuw te vatten. Ik hoor niet graag
dat de veiligheidsadviseur van de eerste minister zegt dat zij de
opdracht hebben gegeven aan de parketten om een prioritair
vervolgingsbeleid te gaan voeren rond familieverlating. Ik denk dat het
tijd wordt dat de puntjes op de i gezet worden en dat de premier moet
terugtreden uit een terrein dat niet het zijne is en dat u toekomt.

In ons rechtstatelijk geheel is het niet zo dat dit aan de premier
toekomt, laat staan dat het aan zijn veiligheidsadviseur toekomt. Het
viel op dat de hele VLD voor de camera's kwam om het tij te doen
keren. We zagen de premier en zijn veiligheidsadviseur, de fractieleider
van de VLD in de Kamer en de voorzitter van de VLD verschijnen
waarna tot slot de minister van Justitie zijn zeg kwam doen. Men weet
heel goed dat dit de mensen beroert en dat het leeft bij het publiek. Alle
veiligheidsplannen en cijfers over criminaliteit ­ ik hoop met u dat ze
dalen ­ zullen niet wegnemen wat leeft bij de bevolking, namelijk dat er
op dit terrein geen aangepaste wetgeving is en dat er niet in voldoende
middelen is voorzien. Dat is de grote kloof tussen wat deze
meerderheid doet en wat het publiek ervaart en denkt. Collega's, als ik
deelneem aan debatten moet ik constateren dat er ook een kloof is
tussen wat de Vlaamse meerderheidspartijen hier doen en wat zij
zeggen als zij aan debatten deelnemen.

Mevrouw Talhaoui, ik merk dat zelfs bij Agalev. Mevrouw Vogels pleit
voor een aangepast jeugdsanctierecht terwijl Agalev op federaal vlak net
het omgekeerde doet en zelfs met enig genoegen zegt dat het
voorontwerp-Maes vervallen is. Ik zie minister Vogels op Vlaams vlak nu
ook een bocht van 180 graden maken en pleiten voor zo'n recht. Ik hoor
dat de VLD, Agalev en de SP.A in debatten met het publiek stellen dat
het tijd wordt dat er een evenwichtig nieuw jeugdrecht of
jeugdsanctierecht komt op basis van de tekst-Maes. Hier maken zij dit
echter niet hard. Collega's, er rest dus slechts één conclusie. Ofwel
drukt deze meerderheid ­ en aan Vlaamse kant is er hier een overgrote
meerderheid ­ haar wil door, ofwel moeten wij hieruit de conclusie
trekken. Dat is niet de conclusie van de heer Coveliers die zegt dat we
moeten herfederaliseren. Het sanctierecht is trouwens een federale
bevoegdheid. Het doet mij genoegen dat ook voormalige ministers van
Justitie tot dezelfde conclusie komen als ik, namelijk dat de enige
oplossing erin bestaat de Gemeenschappen de volheid van bevoegdheid
te geven. Wij moeten deze problematiek toekennen aan de
Gemeenschappen en dus defederaliseren zodat er tenminste in
Vlaanderen een evenwichtig, afdoend, humaan en efficiënt
jeugdsanctierecht kan totstandkomen. Men moet dan natuurlijk
tegelijkertijd ook investeren in de nodige middelen.
en effet pas au premier ministre ­
et en aucun cas à son conseiller de
sécurité ­ d'ordonner l'arrestation
de mineurs ou de définir les
priorités des parquets.
Lors des débats, quand ils ont été
confrontés à l'opinion publique,
Agalev, le VLD et le SP.A se sont
déclarés en faveur d'un droit
sanctionnel de la jeunesse
équilibré, fondé sur l'avant-projet
Maes. Ces prises de position
devront être suivies d'effet ou nous
serons contraints de tirer nos
conclusions et de défédéraliser
cette matière, de sorte que la
Flandre puisse au moins disposer
d'un droit sanctionnel de la
jeunesse équilibré et humain et de
moyens suffisants.
Le président: Chers collègues, comme je l'avais craint, Mme Herzet n'est pas encore arrivée. Je l'ai fait
appeler mais les choses sont ce qu'elles sont... Oui, monsieur le ministre, vous avez la parole. Vous savez
que la Constitution vous en donne l'immense droit, à n'importe quel moment.
07.10 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de voorzitter, het werd bij
herhaling gezegd dat op de agenda van vandaag het
samenwerkingsakkoord met betrekking tot de voorlopige plaatsing van
minderjarigen staat. Het staat ook in grote letters vermeld op de
07.10
Marc Verwilghen,
ministre: L'accord de coopération a
été confirmé par les Communautés
française et flamande par la voie
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
schermen.

Mijnheer de voorzitter, dit samenwerkingsakkoord, dat ondertussen via
decreten is bevestigd in zowel de Franstalige als in de Vlaamse
Gemeenschap, moet ook hier worden geconcretiseerd. Ik wil aannemen
dat men van de gelegenheid gebruikmaakt om een aantal feiten met
betrekking tot het jeugdrecht in het algemeen ter sprake te brengen. Dit
is eenieders recht. Ik zal daarop niet ingaan. Ik heb terzake voldoende
stelling ingenomen en ik blijf ook bij de stelling die ik in de commissie
voor de Justitie heb ontwikkeld.

Ik zal wel antwoorden op de vraag of de Franse Gemeenschap de 24
plaatsen die haar zijn toebedeeld, al dan niet zal opnemen. Het
antwoord hierop is ja. Er wordt terzake weliswaar een zekere timing
gehanteerd maar dit heeft mij niet belet aan de Franse Gemeenschap
en meer bepaald aan de directie en de jeugdrechters te laten weten dat
de plaatsen waarvoor nog geen voorzieningen ­ begeleidend personeel
­ zijn getroffen reeds kunnen worden ingenomen. In elk geval zijn alle
aspecten van beveiliging, waarvoor de federale overheid verantwoordelijk
is, aanwezig.
07.11 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb goed
geluisterd naar wat de minister heeft gezegd en daaruit blijkt nogmaals
dat de Franse Gemeenschap tot op vandaag nog steeds niet de nodige
initiatieven heeft genomen om die 24 plaatsen op te nemen.
07.11 Tony Van Parys (CD&V):
La Communauté française n'a donc
pas encore pris d'initiative en ce qui
concerne ces 20 places. Le
personnel a-t-il été recruté?
07.12 Minister Marc Verwilghen: Toch wel, die 24 plaatsen zijn
opgenomen en daarover werd formele briefwisseling gevoerd.
07.12
Marc Verwilghen,
ministre: La Communauté française
occupera les 24 places.
07.13 Tony Van Parys (CD&V): Is het personeel aanwezig om de
jongeren te begeleiden?
07.13 Tony Van Parys (CD&V):
Le personnel est-il déjà présent?
07.14 Minister Marc Verwilghen: Het personeel is nog niet aanwezig
voor alle 24 plaatsen. Er is momenteel personeel aanwezig voor 20
plaatsen. Men heeft de procedures opgestart voor het aanstellen van
het personeel voor de 4 overige plaatsen. Niettegenstaande dat kunnen
die plaatsen nu reeds worden ingevuld door jeugdrechters indien zij
menen dat minderjarigen naar Everberg moeten worden gestuurd.

Voorzitter: Joos Wauters, ondervoorzitter.
07.14
Marc Verwilghen,
ministre: Pour 20 des 24 places,
oui. La procédure a été entamée
pour les quatre autres. Les places
pourront être occupées lorsqu'un
juge de la jeunesse le souhaitera.
Président: Joos Wauters, vice-président.
07.15 Tony Van Parys (CD&V): Dit betekent dat mevrouw Maréchal
het nog altijd niet heeft begrepen. Er zijn nog altijd 4 plaatsen die zij in
de praktijk niet kan laten invullen omdat zij het personeel niet ter
beschikking heeft gesteld. Ik begrijp dat u hebt gedaan wat u binnen uw
bevoegdheden kunt en moet doen maar zij heeft het blijkbaar nog altijd
niet begrepen. Dit alles om nogmaals te verduidelijken wat precies het
probleem is.
07.15 Tony Van Parys (CD&V):
Manifestement, la ministre
Maréchal ne l'a toujours pas
compris.
De voorzitter: Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.

Bespreking van de artikelen
Discussion des articles
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor
de bespreking. (Rgt 66,4) (1865/1)
Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion.
(Rgt 66,4) (1865/1)

Het wetsontwerp telt 3 artikelen.
Le projet de loi compte 3 articles.

Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.

De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
08 Wetsvoorstel van de heer Servais Verherstraeten tot wijziging van de artikelen 30 en 34 van de
wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen (625/1 tot 6)
- Wetsvoorstel van de heer Servais Verherstraeten tot wijziging van de wet van 1 augustus 1985
houdende fiscale en andere bepalingen (626/1 tot 6)
08 Proposition de loi de M. Servais Verherstraeten modifiant les articles 30 et 34 de la loi du 1
er
août 1985 portant des mesures fiscales et autres (625/1 à 6)
- Proposition de loi de M. Servais Verherstraeten modifiant la loi du 1
er
août 1985 portant des
mesures fiscales et autres (626/1 à 6)

Ik stel u voor een enkele bespreking aan deze twee wetsvoorstellen te wijden. (Instemming)
Je vous propose de consacrer une seule discussion à ces deux propositions de loi. (Assentiment)
08.01 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik wil de heer
Verherstraeten verontschuldigen. Hij werd weerhouden in de
onderzoekscommissie Sabena. De bespreking kan natuurlijk verlopen
zoals u hebt aangekondigd.
08.01 Tony Van Parys (CD&V):
M. Verherstraeten se fait excuser,
il assiste en ce moment à une
réunion de commission.
Algemene bespreking
Discussion générale

De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
08.02 Guy Hove (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer en mevrouw
de minister, collega's, de aandacht voor het slachtoffer in het licht van
het strafrecht is de laatste decennia constant blijven toenemen. Dit is
logisch en kan worden aanzien als een positieve evolutie, aangezien
het slachtoffer meestal vrij of zelfs zeer getraumatiseerd is na een of
andere criminele daad. Het moet dan ook niet meer worden gezegd dat
een dergelijke daad vrij zwaar ingrijpt in het dagdagelijks leven van
iemand.

Zo zijn er zowel financiële, materiële, lichamelijke, psychologische,
sociale en juridische gevolgen te onderkennen, die allemaal
terechtkomen op de schouders van het desbetreffende slachtoffer.
Dikwijls is men nog maar net aan het bekomen van de schok en is men
begonnen met het moreel zware verwerkingsproces, of er treden al
nieuwe moeilijkheden op als het zich onbegrepen en verweesd voelen
door de verschillende actoren die actief zijn binnen het strafrecht, geen
gehoor te vinden en dergelijke meer. Op die manier zal de betrokkene
voor de tweede maal het slachtoffer worden. Deze fase is bij sommigen
beter bekend onder de noemer secundaire victimisatie. Bij het zoeken
naar enige genoegdoening poogt men onder meer om recuperatie te
verkrijgen van de soms aanzienlijke financiële schade die geleden werd,
08.02 Guy Hove (VLD): L'attention
réservée à la victime d'un délit s'est
heureusement accrue au cours des
années. Après le délit, la victime
doit encore endurer bien des
souffrances. Malheureusement, il
arrive souvent qu'avant même d'être
remise du traumatisme, elle doive
constater que nul n'est là pour
l'écouter. On parle dans ce cas de
"victimisation secondaire".

Il y a longtemps déjà que le
législateur tente de soulager la
souffrance de la victime en lui
permettant d'obtenir réparation pour
les dommages encourus, ce qui
constitue souvent un long calvaire.
Les tentatives en ce domaine ont
toutefois toujours échoué en
raisons de dissolutions du
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
zoals de materiële, maar ook de gemaakte medische kosten. Ook dit
kan zonder twijfel een lange lijdensweg zijn, want de dader kan
onbekend blijven. Indien hij wel bekend is, kan hij, al dan niet bewust,
insolvabel zijn en dus niet in staat om ook maar het minste bedrag dat
als schadevergoeding moet dienen, uit te betalen.

Verschillende jaren heeft de wetgever dan ook terecht gezocht naar de
een of andere oplossing om deze onrechtvaardige situatie te verhelpen
en dit om toch enige tussenkomst van de staat mogelijk te maken bij
de financiële genoegdoening van slachtoffers, zodat deze niet volledig in
de kou blijven staan. Zo merken we dat de eerste pogingen die hiertoe
reeds een aanzet gaven in het Parlement, dateren uit de jaren 1966-
1967 en dat er de daaropvolgende jaren nog twee maal moeite werd
gedaan om tot een aanvaardbare oplossing te komen. Steeds zijn deze
pogingen gestrand op de ontbinding van het Parlement. Ook de
rechterlijke macht heeft aan de problematiek van financiële
genoegdoening door de Staat aan het slachtoffer van bepaalde
inbreuken aandacht besteed. Zo is er onder meer de mercuriale van
toenmalig procureur-generaal Van Honsté uit 1973, die nog eens de
schijnwerpers richtte op deze problematiek.

Terwijl andere landen reeds ergens in de loop van de jaren `70 dergelijke
schadefondsen zagen ontstaan en effectief functioneren, werd er bij ons
pas werk van gemaakt in 1985. Er werd toen voor gekozen om in één
pakketwet enkele artikelen te besteden aan het uitwerken van een
financiële regeling ten voordele van slachtoffers van opzettelijke
gewelddaden. Het uitgangspunt hier betrof met name de billijkheid en
men vertrok hiervoor vanuit de idee van de collectieve solidariteit van de
leden van eenzelfde gemeenschap.

Dames en heren, de wetgever had een waardevol instrument
gelanceerd. Hieraan en aan de goede bedoelingen van de wetgever
twijfelde niemand. Niettemin kwam er vrij vlug kritiek op het geheel en
werd ook pijnlijk duidelijk dat de werking van het systeem en het
slachtofferfonds niet optimaal te noemen was en dat de oorspronkelijke
doelstellingen van de wetgever niet of te weinig werden bereikt.

Men bleef dus onder de verwachtingen. De verschillende
wetswijzigingen als gevolg hiervan hebben ook niet meteen het nodige
soelaas gebracht. Deze evolutie was voor het slachtoffer allesbehalve
zaligmakend aangezien de situatie van de betrokkenen nog
dramatischer werd, juist omdat er bijkomende verwachtingen werden
gecreëerd die andermaal niet of onvolledig werden ingelost.

De kritieken die de afgelopen jaren te horen waren, zijn van allerlei aard
en tonen duidelijk aan dat de disfuncties niet beperkt zijn tot een
deelaspect, maar dat er veeleer wat schortte aan het concept zelf van
de toenmalige wetgeving.

Een eerste beperking was dat het slachtofferfonds niet voldoende
bekendheid genoot. Hoewel het aantal aanvragen elk jaar steeg, kon
moeilijk worden volgehouden dat het algemeen bekend was. Dit euvel
werd reeds in de loop der jaren en zeker recentelijk enigszins verholpen
door een uitgebreide infocampagne, maar voor de meeste slachtoffers
en zelfs voor de meeste advocaten is het gezegde "Onbekend is
onbemind" nog steeds van toepassing.

De moeilijke toegankelijkheid van het slachtofferfonds vormt een tweede
obstakel. Eenmaal de aanvraag ontvankelijk blijkt te zijn, duurt de
procedure om het zacht uit te drukken ontzettend lang. Uit onderzoek
blijkt vooral het veeleisende en restrictieve verzoekschrift een van de
grote boosdoeners te zijn. Twee jaar, met uitschieters van drie of vier
Parlement.

Le pouvoir judiciaire s'est
également penché sur la question.

Alors que les autres pays ont
institué un fonds d'indemnisation
dès les années 70, il a fallu
attendre 1985 chez nous pour
qu'un règlement financier au profit
des victimes d'actes intentionnels
de violence soit adopté dans le
cadre d'une loi-programme. Ce
règlement reposait sur les principes
de l'équité et de la solidarité
collective. Si l'intention était
louable, il s'est rapidement avéré
que cette formule ne répondait pas
à l'attente. La loi fut modifiée à
plusieurs reprises mais en vain.
Entre-temps, ces mesures avaient
suscité des attentes chez les
victimes.

Ces dernières années, la critique
n'a pas porté uniquement sur les
dysfonctionnements du système
mais aussi sur le principe qui le
sous-tend. Le fonds des victimes
est resté relativement méconnu. Il
était en outre difficile d'y accéder et
la procédure est très longue. A
l'évidence, un délai de deux ans,
voire de trois ou quatre ans, ne
peut plus être qualifié de
raisonnable. De même, le principe
de l'équité s'est avéré trop imprécis
pour être vraiment effectif.

Les modifications apportées au
système au cours des dernières
années n'ont pas donné les
résultats escomptés. Ce constat
résulte en partie du caractère
sporadique de ces modifications.

Une réforme doit reposer sur une
certaine logique et faire primer la
simplification et l'accélération de la
procédure.
La nouvelle proposition amorce
cette réforme et, grâce aux
amendements radicaux présentés
par le gouvernement, le problème
sera également abordé en détail.
Une procédure d'assistance simple
et rapide est en vue. Il s'agit d'une
loi à part entière et non de
quelques articles dans une loi
fourre-tout. Le nouveau texte définit
les critères requis et prévient toute
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
jaar wachten, kan met de beste wil van de wereld nog worden aanzien
als een redelijke periode van afhandeling. Op die manier is men
compleet voorbijgegaan aan de oorspronkelijke bedoeling van dit
wetgevend initiatief uit 1985.

Een derde probleem bestaat erin dat de voorwaarden tot het bekomen
van hulp op basis van billijkheid dienen te worden genomen. De
toevlucht tot de billijkheid diende te worden genomen aangezien men
geen foutbevestiging zocht uit hoofde van de overheid. Alhoewel dit
principe enige soepelheid vereist; valt men zo wel terug op een veeleer
vaag begrip, met alle gevolgen van dien.

Zoals eerder gezegd, werd de afgelopen jaren al een aantal wijzigingen
aangebracht aan het hele systeem van slachtofferhulp voor slachtoffers
van opzettelijke gewelddaden. Deze hebben echter niet de verhoopte
resultaten opgeleverd, waardoor wij ongeveer zes jaar na de
totstandkoming van de wet nog steeds worden geconfronteerd met een
manklopend geheel.

Deze mislukking is in elk geval gedeeltelijk te wijten aan het feit dat wij
totnogtoe enkel sporadische wijzigingen hebben aangebracht, zonder
evenwel verder na te denken hoe we tot een meer systematische
aanpassing konden komen. Bij het in overweging nemen van eventuele
veranderingen zou men moeten vertrekken van een zekere logica,
waarbij vereenvoudiging en versnelling van de procedure als een rode
draad doorheen het geheel moet lopen.

De huidige wetsvoorstellen van de oorspronkelijke indiener geven dan
ook een grondige voorzet tot het aanreiken van een oplossing van het
probleem. Het is echter mede dankzij de amendementen van de
regering, die deze wetsvoorstellen volledig herschrijven, dat de voorzet
recht in het doel kan worden getrapt.

Verschillende wijzigingen kunnen als zeer positief worden ervaren. Zo
zal er een versnelling van de toekenning van hulp kunnen plaatsgrijpen
via een aanvraag aan de voorzitter van de commissie die op dat
moment alleenzetelend zal beslissen. Zo zal de materie van hulp aan
slachtoffers van opzettelijke gewelddaden nu worden geregeld door een
afzonderlijke wet, die niet is opgenomen in het pakket, dus zonder de
nadelen daarvan. De verwarring zal zoveel mogelijk worden uitgesloten
door het beter omschrijven van de criteria en door ze beter te ordenen.
Het toepassingsgebied ratione materiae zal worden uitgebreid, zodat
minder slachtoffers, die het echt nodig hebben, uit de boot vallen en dit
alles zonder de bevoegde commissie te overbelasten.

De wetswijziging die wij hier vandaag bespreken, is bedoeld om de
werking van de Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke
gewelddaden te optimaliseren en de toegang open te trekken, zonder
dat het evenwicht in gevaar wordt gebracht en een overvloed aan
aanvragen wordt veroorzaakt. Dit alles heeft tot doel de verwachtingen
die zo'n zeven jaar geleden hooggespannen waren maar niet volledig
werden ingelost, toch nog te kunnen bereiken.
confusion. Le champ d'application
de la loi est élargi. Tout cela se fait
sans surcharger la commission
compétente.

Cet aménagement de la loi doit
permettre d'optimiser le
fonctionnement de la commission
pour l'aide aux victimes et de
répondre ainsi aux attentes des
victimes.
De voorzitter: Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.

Bespreking van de artikelen
Discussion des articles
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het wetsvoorstel nr. 625. De door de commissie
aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 66,4) (625/6)
Nous passons à la discussion des articles de la proposition de loi n° 625. Le texte adopté par la commission
sert de base à la discussion. (Rgt 66,4) (625/6)

Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in "wetsvoorstel houdende de samenstelling en werking van
de commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden".
L'intitulé a été modifié par la commission en "proposition de loi portant composition et fonctionnement de la
commission pour l'aide financière aux victimes d'actes intentionnels de violence".

Het wetsvoorstel telt 14 artikelen.
La proposition de loi compte 14 articles.

Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.

De artikelen 1 tot 14 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 14 sont adoptés article par article.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het wetsvoorstel nr. 626. De door de commissie
aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 66,4) (626/6)
Nous passons à la discussion des articles de la proposition de loi n° 626. Le texte adopté par la commission
sert de base à la discussion. (Rgt 66,4) (626/6)

Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in "wetsvoorstel houdende de voorwaarden waaronder de
commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden een hulp kan toekennen".
L'intitulé a été modifié par la commission en "proposition de loi portant les conditions auxquelles la
commission pour l'aide financière aux victimes d'actes intentionnels de violence peut octroyer une aide".

Het wetsvoorstel telt 15 artikelen.
La proposition de loi compte 15 articles.

Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.

De artikelen 1 tot 15 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 15 sont adoptés article par article.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
09 Wetsontwerp tot toewijzing van de gezinswoning aan de echtgenoot of aan de wettelijk
samenwonende die het slachtoffer is van gewelddaden vanwege zijn partner en tot aanvulling van
artikel 410 van het Strafwetboek (1693/1 tot 7)
09 Projet de loi visant à l'attribution du logement familial au conjoint ou au cohabitant légal
victime d'actes de violence de son partenaire, et complétant l'article 410 du Code pénal (1693/1 à 7)

Algemene bespreking
Discussion générale

De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
09.01 Martine Dardenne, rapporteur: Monsieur le président, madame
la vice-première ministre, chers collègues, vous me permettrez d'attirer
l'attention, en tant que rapporteur, sur les exposés introductifs de la
vice-première ministre Onkelinx, ministre de l'Emploi mais aussi de
l'Egalité des chances, domaine qui nous préoccupe plus
09.01
Martine Dardenne,
rapporteur: Ik zal me vooral
toespitsen op de twee memories
van toelichting, die van mevrouw
Onkelinx als minister van Gelijke
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
particulièrement aujourd'hui, et du ministre de la Justice.

Je souhaite m'attarder sur ces deux exposés car ils situent les enjeux
de ce projet de loi. C'est important car c'est une pierre de plus sur le
long chemin qui nous amènera à un changement culturel permettant à
notre société de ne plus être partagée en deux moitiés inégales dont la
plus faible est évidemment celle des femmes, tout en sachant que ces
deux moitiés sont pourtant numériquement égales.

Je voudrais tout d'abord aborder l'exposé introductif de Mme Onkelinx.

Le gouvernement a fait de la lutte contre la violence à l'égard des
femmes une de ses priorités. Il faut dire que cette lutte s'inscrit,
notamment, dans un large contexte international. L'assemblée générale
du Conseil de l'ONU a, en effet, mis en évidence la nécessité d'agir
parallèlement sur les causes de l'inégalité et de développer des
instruments spécifiques pour lutter contre la violence en tant que
phénomène sexué. C'est pour cette raison que le gouvernement fédéral
a adopté un plan national d'action contre la violence à l'égard des
femmes avec, comme domaines d'actions prioritaires, la violence au
sein du couple, la traite des êtres humains aux fins d'exploitation
sexuelle et le harcèlement au travail.

Un des objectifs du plan est de mettre en évidence que la violence
contre les femmes n'est malheureusement pas un phénomène isolé et
ponctuel. Il s'agit d'un problème dont les racines structurelles sont
profondes et dont la solution définitive exigera un effort constant de la
part de la société dans son ensemble.

La violence à l'égard des femmes est, en fait, l'expression d'un ordre
social fondé sur l'inégalité qui est une conséquence de l'attribution de
rôles différents aux hommes et aux femmes, et sur la reconnaissance
de la supériorité masculine. C'est pour cette raison que je parlais de
deux moitiés inégales en commençant mon intervention.

C'est donc à la violence en tant que manifestation de l'inégalité entre
les faits que recourent beaucoup d'hommes pour dominer les femmes,
avec des conséquences terribles pour celles qui subissent la violence.
Il est inadmissible de penser qu'une démocratie n'aurait pas la capacité
d'agir sur ce phénomène parce qu''il touche à la fois à des relations
interpersonnelles ­ et nous verrons, par la suite, que cela intervient
notamment dans la façon dont la justice et la police interprètent les
faits ­ et à une organisation sociale encore trop fortement marquée par
les inégalités entre les hommes et les femmes.

Ces dernières années, plusieurs législations ont été élaborées pour
punir les auteurs de violences à l'égard des femmes. On citera
notamment la loi dite loi Lizin du 24 novembre 1997, qui introduit dans
le Code pénal la notion de crime et délit commis contre un conjoint ou
un ex-conjoint comme circonstance aggravante aux délits visés aux
articles 398 à 405.

Par ailleurs, on a aussi constaté que, dans la majorité des cas de
situation de violence au sein du couple, c'était à la victime de quitter le
domicile conjugal ou commun. C'est donc sur la base de ces constats
qu'il a été décidé de déposer un projet de loi relatif à l'attribution du
domicile familial au conjoint ou au cohabitant légal victime d'actes de
violence de la part de son partenaire. Voilà pour le premier aspect de
ce projet.

Le projet se complète par un deuxième aspect: modification de l'article
410 du Code pénal.
Kansen en die van minister van
Justitie Verwilghen, want daarin
wordt verduidelijkt waar het in dit
wetsontwerp om gaat en die
teksten wijzen ook op de nodige
mentaliteitswijziging om de
gelijkheid tussen mannen en
vrouwen tot stand te brengen.

De regering heeft van de strijd
tegen het geweld op vrouwen een
prioriteit gemaakt, dit in
overeenstemming met de
internationale tendens. De
Algemene Vergadering van de UNO
heeft immers beslist dat men de
hindernissen die gelijkheid in de
weg staan moet aanpakken en dat
men de gerichte acties tegen
geweld moet opvoeren.

Het nationaal actieplan tegen
geweld tegenover vrouwen heeft
vooral duidelijk gemaakt dat geweld
niet op zich staat, maar dat het
diep geworteld is in een
maatschappelijke orde gebaseerd
op ongelijkheid en op mannelijk
overwicht.

Het is onaanvaardbaar dat een
democratie niet kan optreden tegen
dat verschijnsel mannelijke
overheersing.

Tijdens de laatste zittingsperiodes
kwam er heel wat wetgeving tot
stand, onder meer de wet-Lizin van
24 november 1997, die slagen en
verwondingen tussen (ex-)
echtgenoten als misdrijven en
wanbedrijven beschouwt.

Vanuit de vaststelling dat het
slachtoffer van geweld de
gemeenschappelijke woonst moest
verlaten, voorziet dit ontwerp in de
toewijzing van de woning aan het
slachtoffer indien het daarom
vraagt. Artikel 410 van het
Strafwetboek wordt aangevuld door
de aanhouding mogelijk te maken.

De strafmaat voor de daders wordt
opgetrokken tot een jaar, zodat de
wet op de voorlopige hechtenis kan
worden toegepast.

Minister Verwilghen heeft sterk de
nadruk gelegd op het feit dat de
rechter zijn beslissing voortaan kan
baseren op ernstige aanwijzingen in
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24

Première dimension du projet de loi, il prévoit, pour les cas de mesures
urgentes et provisoires ordonnées par le juge de paix, une disposition
introduisant la possibilité d'accorder par priorité la jouissance du
domicile conjugal au conjoint victime de violences conjugales qui en fait
la demande.

Une modification similaire est introduite pour les cohabitants légaux.

Par ailleurs, comme je l'ai déjà dit, la loi du 24 novembre 1997 a
introduit dans le Code pénal la notion de crime et de délit contre un
conjoint comme circonstance aggravante pour les cas de coups et
blessures volontaires. Pour résoudre le problème du mandat d'arrêt, le
projet vise à doubler le maximum de la peine en le portant de 6 mois à
1 an, et pas à 12 mois, ce qui permettra d'appliquer la loi sur la
détention préventive.

Le ministre de la Justice, M. Verwilghen, a également défendu ce projet
de loi en précisant que ce dernier a vu le jour parce qu'il a été constaté
que les victimes de violences conjugales doivent souvent quitter le
logement familial. Il a insisté sur le fait que le juge ne doit plus attendre
une condamnation pénale pour coups et blessures; il peut fonder sa
décision sur des indices sérieux, ce qui me paraît être une avancée
importante du projet. Comme je viens de l'évoquer, le ministre a
également présenté un amendement tendant à augmenter le maximum
de la peine.

La discussion générale a permis à chacun de se positionner par rapport
à cette problématique de la violence. Tous les parlementaires ont
souscrit à l'esprit général du projet de loi. Toute une série de questions
et de problèmes ont été soulevés; je vais essayer d'en reprendre l'un ou
l'autre.

Mme Moerman a estimé qu'il faudrait surtout veiller à assurer une
information suffisante concernant la nouvelle possibilité offerte. Il est
vrai que le juge ne peut attribuer le logement qu'à la demande du
partenaire concerné. Cela rassurera certaines associations de femmes
qui craignaient que les femmes ne soient obligées d'assumer
éventuellement des locations trop lourdes pour elles; ce n'est pas le
cas puisque la mesure vaut uniquement si une demande émane de la
personne concernée.

Mme Grauwels s'est félicitée que la violence intrafamiliale ne soit plus
traitée comme un problème privé. Personnellement, je considère que le
fait de dépasser ce problème relationnel est un des aspects importants
du projet

M. Bourgeois partage également cet avis. Il estime que la lutte contre
la violence familiale doit être une priorité pour la police et en matière de
poursuites judiciaires. Il est vrai, fait remarquer M. Bourgeois, que la
police n'intervient pas facilement à la suite d'une plainte déposée pour
violence familiale. Il arrive aussi que l'on refuse de dresser un procès-
verbal. Il ressort des informations relatives au classement des dossiers
dans les parquets que les problèmes relationnels constituent la
majeure partie des décisions de classement. Là aussi, je pense que le
projet de loi va pouvoir changer quelque chose.

Quant à moi, j'ai fait remarquer que les agents de quartier devraient être
mieux formés pour identifier ce type de délit et prendre des mesures
appropriées. J'ai aussi souligné que la loi dite "Lizin" accordait aux
associations qui assurent la défense des victimes de ces actes de
violence la faculté d'ester en justice, ce qui est également un élément
plaats van op bewijzen.

Tijdens de algemene bespreking
stemden alle parlementsleden in
met de strekking van het
wetsontwerp. Meerdere leden
hebben aangekaart dat de
slachtoffers moeten worden
ingelicht over de aanvraag tot
toewijzing van de woning die ze
moeten indienen. De woning zal
worden toegewezen aan het
slachtoffer, behalve in uitzonderlijke
omstandigheden, een vaag begrip
dat volgens sommigen moet
worden verduidelijkt.

Verscheidene leden spraken ook
over de politieagenten. Zij moeten
eventueel een opleiding krijgen
zodat ze beter op deze vormen van
geweld zijn voorbereid.

Inzake vervolgingen kan een
echtscheiding worden uitgesproken
op grond van geweldplegingen
terwijl een strafrechtelijke
procedure voor dezelfde feiten op
vrijspraak zou uitlopen. De heer
Erdman, voorzitter van onze
commissie, is van oordeel dat de
gezinswoning niet definitief kan
worden toegewezen zolang de
vrederechter geen uitspraak heeft
gedaan.

Er werden opmerkingen gemaakt
over het toepassingsgebied van het
wetsontwerp, dat tot de wettelijke
huwelijksstelsels is beperkt.
Waarom breiden we het niet uit tot
andere stelsels?

Ten slotte heeft mevrouw Herzet
een amendement ingediend om
goed duidelijk te maken dat dit
ontwerp niet van toepassing is op
gevallen van psychologisch, maar
alleen van fysiek geweld.

Antwoorden werden verschaft door
de vertegenwoordiger van de
minister van Justitie. In 86 diensten
op 180 politiezones werd een
inspanning geleverd inzake
opleidingen en begeleiding van de
slachtoffers. Wordt er een
allesomvattend strafrechtelijk beleid
gevoerd als men weet dat in de
meeste gevallen van huiselijk
geweld het slachtoffer zijn klacht
uiteindelijk intrekt? Statistieken zijn
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
important permettant de dépasser la crainte de ces personnes à porter
plainte.

M. Verherstraeten, quant à lui, a souligné que le projet de loi avait une
grande valeur symbolique mais il s'est demandé s'il apporterait aussi la
plus-value escomptée dans la pratique. Il pose une question qui sera
reprise d'ailleurs par d'autres: pourquoi ces dispositions se limitent-
elles au régime légal? Ne pourrait-on pas les étendre aussi à d'autres
régimes?

M. Maingain a aussi souligné que les victimes de violences n'osent
généralement rien entreprendre, de peur de devoir quitter l'habitation.
Désormais, elles se sentiront soutenues par la possibilité qu'offre le
projet à l'examen. Il a toutefois soulevé un certain nombre de questions
au sujet de ce projet de loi, notamment le problème qui pourrait se
poser si une affaire pénale n'aboutissait pas à une condamnation ou le
problème qui pourrait résulter d'un acquittement. L'attribution provisoire
du logement pourrait-elle être rediscutée? Il pose également le
problème du partage définitif des biens.

Enfin, M. Maingain a souligné le fait que les avantages du projet de loi
n'étaient attribués qu'aux victimes sous régime légal. Il s'est, lui aussi,
interrogé sur l'extension des dispositions de la loi en projet à d'autres
régimes matrimoniaux.

Le président de la commission, M. Erdman, a fait une série de
constatations et formulé diverses réponses. Il a dit notamment que si la
victime d'actes de violence doit être informée, elle doit elle-même
prendre l'initiative en ce qui concerne l'attribution du logement car,
comme il l'a souligné, cette attribution pourrait ne pas lui convenir. Il
estime également que la modification proposée de l'article 410 du Code
pénal, qui permet l'arrestation, aura pour conséquence que la violence
intrafamiliale recevra un degré de priorité plus élevé dans la politique
des poursuites, ce qui est un des buts recherchés, mais, poursuit-il,
cela n'exclut pas que l'auteur des actes de violence se voie en fin de
compte infliger non pas une peine d'emprisonnement mais une mesure
alternative, ce que d'aucuns avaient aussi évoqué dans la discussion.

M. Erdman a également signalé qu'un problème se poserait si le
divorce était prononcé sur la base d'actes de violence, alors qu'une
procédure pénale engagée pour les mêmes faits débouchait sur un
acquittement. Il a estimé que l'attribution définitive du logement familial
ne peut en aucun cas intervenir tant que le juge n'a pas statué.

M. Van Parys a, lui aussi, exprimé son accord avec la philosophie du
projet de loi. Il a attiré l'attention sur une série de problèmes
particuliers, notamment la crainte des victimes à porter plainte et leur
ignorance de l'existence de mesures favorables. Il a également souligné
qu'il fallait élaborer des approches préventives, notamment en ce qui
concerne l'accueil des victimes. Il a souligné la problématique de la
violence psychique ou psychologique, qui n'est évidemment pas
abordée dans ce projet.

Mme Herzet reprendra aussi cette dimension et elle introduira d'ailleurs
un amendement ­ qui sera accepté ­ visant à modifier le titre du projet
de loi, en introduisant la précision qu'il s'agit bien d'actes de violence
physique.

M. Van Parys fera aussi remarquer qu'outre l'attribution d'un logement,
il serait sans doute utile d'écarter la victime de son agresseur. Enfin, il
a évoqué le problème du régime légal et des autres régimes
matrimoniaux.
moeilijk te bekomen omdat de
nomenclatuur niet aangepast is en
omdat slechts een klein aantal
feiten tot een optreden van de
politie leidt. In Montreal werd een
interessant experiment uitgevoerd.
Daar worden de slachtoffers van
gewelddaden systematisch
opgevangen door diensten die de
rechtbanken bijstaan, en dit
alvorens wordt beslist of er al dan
niet tot vervolging wordt besloten.
Een daling van het aantal feiten
werd vastgesteld maar komt die
echt met de werkelijkheid overeen?
De meerwaarde van de wetgeving
ligt in het oplossen van het
probleem van de bewijslast dat in
dergelijke gevallen netelig is.
Dankzij de wet en al komt de
bewijslast nog altijd aan het
slachtoffer toe, zal de rechter
rekening moeten houden met
aanwijzingen en, als deze ernstig
zijn, de woonst aan het slachtoffer
moeten toewijzen, behalve in
uitzonderlijke omstandigheden. De
preventie van geweld behoort tot de
Gemeenschappen.

De vertegenwoordiger van de
minister van Werkgelegenheid en
van Gelijke Kansen heeft volgende
verduidelijkingen gegeven: de
rechter in kort geding en de
vrederechter krijgen dezelfde
bevoegdheid, uit de besluiten van
de studies die de KUL en de ULB
samen hebben gevoerd blijkt dat
het noodzakelijk is de dossiers
'geweld binnen het gezin' een
specifiek referentienummer toe te
kennen, dat het belangrijk is de
toestand in al zijn aspecten in te
schatten, te zorgen voor een
doorstroming tussen politie en
parket en wetswijzigingen aan te
brengen. Ik ben van oordeel dat dit
ontwerp, dat het geweld tussen
partners aanpakt, het mogelijk zal
maken vooruitgang te boeken op de
weg naar de gelijkheid tussen
mannen en vrouwen. De wet zal
een ontradend effect hebben en het
lot van heel wat vrouwen verbeteren.
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26

Il a également été souligné qu'il était souhaitable d'entreprendre des
formations de la police. La priorité devrait être donnée à la rapidité de
son intervention. Beaucoup d'intervenants ont également demandé que
la notion de circonstances exceptionnelles soit précisée. En effet, le
projet de loi prévoit que, sauf circonstances exceptionnelles, le
logement peut être attribué à la victime si elle le demande.

Mme Herzet a souligné que la cause première des violences est
souvent l'alcool. Elle a relevé le problème des violences
psychologiques.

Elle aussi a demandé que soient précisées les circonstances
exceptionnelles.

Mme Moerman estime qu'il faut donner la priorité à des politiques de
prévention mais que l'adoption de ce projet de loi pouvait aller
parfaitement de pair avec des politiques de sensibilisation et de
prévention, par ailleurs, auprès des différents services concernés.

A toute cette série de questions, le représentant du ministre de la
Justice a tenté d'apporter des réponses. J'en reprendrai quelques-unes.

Concernant la formation et l'accompagnement des victimes, un effort
important a été accompli, puisqu'une formation spécifique est donnée
aux forces de l'ordre pour pouvoir mieux répondre à cette
problématique, et que le nombre de services d'aide aux victimes a
fortement augmenté. En fait, 86 services sur 80 zones de police, c'est
encore insuffisant, mais un effort a été consenti. Je ne sais pas de
quels chiffres on partait, mais je suppose qu'il y a un effort puisqu'on le
dit.

Si une politique criminelle globale est menée en la matière, le ministre
a souligné que la rédaction d'une circulaire en ce sens était plutôt
difficile parce que, dans la majorité des cas, les violences se terminent
par une réconciliation et par une lettre de désistement de plainte avant
même que le procès-verbal soit transmis au parquet. Pour cette raison,
les magistrats de parquet, préalablement à d'autres mesures
répressives éventuelles, essaient de transmettre ce genre de dossiers
au service de médiation pénale.

Des questions ont également été posées au sujet des statistiques.
Celles-ci sont difficiles à obtenir en raison de deux éléments, d'une
part, la nomenclature actuelle des infractions, puisque les coups et
blessures entre époux ne sont pas distingués des autres coups et
blessures. Je pense qu'il faudrait faire quelque chose en cette matière;
d'autre part, seul un petit nombre de faits suscitent l'intervention de la
police et la rédaction d'un procès-verbal. On en revient à la remarque
émise par M. Bourgeois.

De nombreuses tentatives judiciaires ont été essayées dans le monde
pour apporter une réponse satisfaisante au problème. Le ministre de la
Justice a évoqué une expérience à Montréal qui a donné certains
résultats. On y a constaté que les assistants des services d'aide aux
tribunaux reçoivent systématiquement les victimes des violences avant
qu'une décision de poursuite ne soit prise. Le rapport d'entretien est
transmis aux autorités judiciaires et joint au dossier. A la suite de
l'introduction de cette mesure, on a constaté une baisse des faits de
violence intra-conjugale. On n'est cependant pas sûr que cette baisse
traduise une baisse réelle de ce type de violence. En effet, on se
demande si la mesure n'a pas encouragé les victimes à ne pas porter
plainte, ce qui serait assez paradoxal.
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
27

La plus-value de la législation, selon le ministre de la Justice, réside
notamment dans la résolution du problème de la preuve, ce qui est très
difficile dans ce genre de cas puisque la charge de la preuve est
allégée: il suffit d'avoir des indices sérieux pour que le juge de paix
puisse se conformer au prescrit du projet de loi.

A propos des indices sérieux et des circonstances exceptionnelles, ce
n'est pas précisé dans le projet de loi, car le juge doit apprécier et tenir
compte de l'extrême diversité des situations pouvant se présenter. La
loi permettra aussi, poursuit le ministre, que les violences qui
constituent une faute de l'un des époux soient prioritairement prises en
considération, alors qu'aujourd'hui, la culpabilité de l'un des conjoints
n'est qu'un des critères parmi d'autres.

En ce qui concerne la prévention des violences, le ministre de la
Justice rappelle que celle-ci relève essentiellement de la compétence
des Communautés.

De son côté, Mme Onkelinx a précisé que les règles d'attribution
préférentielle lors du partage étaient uniquement prévues dans le Code
civil pour les conjoints mariés sous le régime légal. La loi ne pouvait
que se limiter à régler ces cas. Il faudra donc peut-être régler la
question autrement. Elle a aussi rappelé que l'esprit du projet est de
donner exactement le même pouvoir au juge des référés qu'au juge de
paix. Il a été fait état d'une étude menée conjointement par la
Katholieke Universiteit Leuven et l'Université Libre de Bruxelles, qui met
en évidence une série d'éléments. Il est notamment nécessaire d'établir
un numéro de notice spécifique pour les dossiers de violence au sein
du couple lors du dépôt de plainte au parquet. Faute de moyens et
faute d'un changement de mentalité de la part des autorités judiciaires,
les magistrats ne font pas figurer la violence au sein du couple parmi
les priorités en termes de politique criminelle. Il conviendrait de
désigner des magistrats spécialisés et les PV de police doivent être
améliorés.

Parmi d'autres conclusions, soulignons encore qu'il convient d'étudier la
possibilité de joindre les dossiers concernant une même famille et
permettre ainsi une appréciation de la situation dans son ensemble. Il
faudrait aussi envisager de créer un relais entre la police et le parquet
pour la violence au sein du couple. La médiation pénale est un
instrument à exploiter. Enfin, des modifications législatives devraient
intervenir pour mieux prendre en compte la réalité de la violence au sein
du couple. Il s'agit évidemment d'autres modifications législatives que
celles dont nous sommes saisis aujourd'hui.

Voilà pour ce qui est de la relation de la discussion générale et de
l'exposé des motifs.

En ce qui concerne les amendements, je vous ferai grâce de
commentaires sur une série d'amendements très techniques. Je vais
simplement souligner que le gouvernement en a accepté plusieurs,
portant notamment sur l'allongement de la peine. On rencontre une des
objections formulées: compte tenu du fait que l'attribution préférentielle
du logement familial après le prononcé du divorce présente, à la
différence des autres hypothèses, un caractère définitif, il paraît
préférable de réserver cette attribution préférentielle aux cas dans
lesquels l'époux auteur des violences conjugales a fait l'objet d'une
condamnation coulée en force de chose jugée du chef de celles-ci, ou
aux cas dans lesquels le jugement qui prononce le divorce se fonde au
moins pour partie sur ces faits de violence conjugale. Voilà donc qui
répond à la question de l'attribution définitive. L'extension du projet de
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
28
loi à d'autres formes de régime matrimonial n'étant pas possible, cette
question devra être abordée à l'occasion d'une autre initiative législative.
Enfin, l'amendement de Mme Herzet concernant la violence physique a
été adopté.

Je pense ainsi avoir fait le tour de la question et n'avoir oublié aucune
des remarques importantes qui avaient été faites à propos de cette
importante question.

Pour ma part, je trouve que cette législation constitue un pas important
dans la lutte, toujours d'actualité, pour l'égalité entre les sexes. Les
politiques criminelles devront de facto prendre plus en considération la
question de la violence au sein du couple. La police devra, elle aussi,
faire un effort. Nous espérons également générer un effet dissuasif sur
les auteurs des faits car ils risqueraient non seulement de perdre une
partie de leurs biens, auxquels ils sont toujours très attachés, mais
également de subir une condamnation, de faire l'objet d'un mandat
d'arrêt et de se retrouver en prison. Ces mesures devraient donc, selon
moi, améliorer le sort de nombre de femmes victimes de violence
conjugale. Je sais que nous, parlementaires, ne sommes pas
particulièrement concernées par ce genre de chose, quoique l'on
pourrait parfois être surpris de ce qui se passe dans certains milieux
dits "sans risque".
09.02 Fred Erdman (SP.A): Madame Dardenne, je vous félicite pour
votre rapport. Je sais qu'à plusieurs reprises vous apportez le bon sens
dans les discussions juridiques. Ici, vous avez fait preuve de beaucoup
d'analyse.

Il y a seulement une petite rectification à faire au sujet d'une
inadvertance de ma part. Dans votre rapport écrit, à la page 9, vous me
citez, là où il est dit que "l'attribution ne pourrait se faire que s'il y a un
jugement définitif", c'est le troisième alinéa.
09.02 Fred Erdman (SP.A): Er is
een vergissing in het verslag
geslopen. Op pagina 9, zesde en
zevende regel vanaf onderaan, moet
het woord "strafrechter" door
"vrederechter" worden vervangen.
09.03 Martine Dardenne (ECOLO-AGALEV): L'attribution définitive.
09.04 Fred Erdman (SP.A): C'est ça, l'attribution définitive. C'est
d'ailleurs repris dans un amendement.

J'ai constaté en vous entendant que j'ai bien dit en néerlandais "avant
que le 'strafrechter' ait décidé" et que cela a été traduit par "le juge de
paix". J'ai quand même tiqué quand je vous ai entendu attribuer au juge
de paix des compétences en matière pénale. Je sais bien qu'il y a de
plus en plus une tendance à lui attribuer tout ce qui pourrait être jugé
mais là, on exagère un peu. C'est une inadvertance de ma part, je
n'aurais pas dû laisser passer le rapport sur ce plan-là. Mais je voulais
quand même rectifier car vous l'avez repris dans votre rapport oral.
09.05 Martine Dardenne (ECOLO-AGALEV): Je vous avoue qu'en le
lisant, je me le suis dit aussi. J'ai trouvé cela bizarre. Normalement,
cela ne doit pas être le juge de paix, mais vous savez que je ne suis
pas juriste, je n'en ai pas la compétence. Je dirais que je l'avais senti
intuitivement.
09.06 Fred Erdman (SP.A): Il faudrait rectifier au rapport écrit et on
rectifiera par votre rapport oral.
09.07 Martine Dardenne (ECOLO-AGALEV): Ceci dit, si on charge
les juges de paix, on ne leur assure pas nécessairement le paiement
correspondant.
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
29
09.08 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
vice-premier, collega's, ik sluit mij aan bij de woorden van dank van
onze wijze voorzitter Erdman aan mevrouw Dardenne voor haar uiterst
volledig rapport over deze aangelegenheid.

Mevrouw de vice-premier, collega's, ik heb van meet af gezegd dat de
N-VA uw bezorgdheid en uw bedoelingen in deze zaak volkomen
onderschrijft. U schept aandacht voor een zeer ernstig maatschappelijk
probleem, dat veelal zwaar wordt onderschat. Ik meen in alle
bescheidenheid dat ik goed ben geplaatst om dit te zeggen, omdat ik
kan terugblikken op een aantal interpellaties dienaangaande. Ik heb de
minister van Justitie daarbij gewezen op de problematiek en ik heb hem
gevraagd om hieraan in het vervolgingsbeleid absolute voorrang te geven
en in elk geval de politie en de parketten erop te wijzen dat men veel
meer aandacht moet schenken aan de klachten van de slachtoffers.

De vraag is natuurlijk, mevrouw de minister, of deze wet een afdoende
antwoord biedt op de problematiek. U zult tijdens de besprekingen in de
commissie hebben gemerkt dat ik terzake nogal wat twijfels heb.
Hoezeer ik uw bedoelingen onderschrijf, toch meen ik dat er wellicht
andere, betere en efficiëntere middelen zijn om een oplossing te vinden.

In de eerste plaats denk ik ­ en het universitair onderzoek waartoe u de
opdracht hebt gegeven, wijst in die richting ­ dat er bij de politie een
mentaliteitsverandering moet komen. Ik heb nog heel veel contacten op
het terrein en ik constateer nog altijd dat de politie in heel veel gevallen
weigert om zelfs maar te gaan schrijven, laat staan om tussenbeide te
komen. Men stuurt mensen wandelen en de dooddoener is telkens
opnieuw dat het om een burgerlijke zaak gaat. Het is geen strafzaak,
dus het is niets voor hen. Telkens horen we dat. Ik weet dat er een
kentering is en dat een aantal mensen daaraan wel meer aandacht
schenkt, maar in grote lijnen wordt deze problematiek niet ernstig
genoeg genomen. Af en toe leidt dat tot schrijnende feiten. Ik verwijs,
bijvoorbeeld, naar de nieuwjaarsmoord in Antwerpen, toen het uren
duurde voordat de politie op een klacht over familiaal geweld reageerde
en het slachtoffer uiteindelijk is gestorven. Daarover loopt nu een
tuchtrechtelijk en strafrechtelijk onderzoek.

Ten tweede, de parketten vervolgen deze zaken veel te weinig en gaan
veel te veel tot seponering over met de bekende code REL of
relationeel.

Ik beweer niet dat er telkens opnieuw moet worden vervolgd en
veroordeeld in de vorm van een gevangenisstraf. Uit uw studie blijkt wel
dat er een heel gamma aan middelen moet worden ingeschakeld,
gaande van een gespecialiseerde politie die kan bemiddelen en niet
noodzakelijk repressief moet optreden tot een andere mentaliteit bij de
parketten. Ik denk echter vooral aan bemiddeling in strafzaken, eens de
zaken bij de parketten zijn voorgelegd. Ik heb tijdens de bespreking in
de commissie verwezen naar de problem solving courts in Amerika,
waarbij men het probleem in eerste instantie probeert op te lossen.
Veelal helpt het niet om een dader te veroordelen of hem ­ uitzonderlijk
haar ­ in de gevangenis op te sluiten, zonder dat het probleem ten
gronde wordt aangepakt. Ik meen dat het niet zozeer om de strafmaat
te doen is. De strafmaat wordt verhoogd, maar dat is een beetje zoals
met het verkeer. Ik vind niet dat men de verkeersboetes moet
optrekken. Men moet in eerste instantie handhaven wat nu bestaat. Er
moet een goed handhavingsbeleid zijn. Als men het intrafamiliaal
geweld, dat nu reeds strafbaar is, ernstig aanpakt, hoeft voor mij de
strafmaat niet te worden verhoogd. Ik ben er trouwens voorstander van
dat in deze aangelegenheid ­ als er wordt gestraft ­ zoveel mogelijk tot
09.08 Geert Bourgeois (VU&ID):
Le N-VA partage la préoccupation
du ministre. Il s'agit d'un problème
social dont on sous-estime
beaucoup la gravité. J'ai déjà
interpellé le ministre à son sujet.
Cela dit, je doute que la présente
loi règle définitivement ce problème.
Il faut un changement de mentalité
à la police. Quand un problème se
pose, il est souvent évacué parce
qu'on le considère comme une
affaire civile. Alors on décide tout
bonnement de ne pas le traiter. Et
cela aboutit de temps à autre à un
drame. Les parquets poursuivent
trop peu et classent sans suite,
considérant qu'il s'agit d'une
question "relationnelle". Une
condamnation n'est pas toujours
nécessaire mais il est impératif de
prendre d'autres mesures telles
que la médiation pénale. Il n'est
pas indispensable d'augmenter le
taux de la peine.
Je suis un partisan inconditionnel
de peines sous la forme de travaux
d'intérêt public. Les juges ne
requerront de toute façon que très
rarement l'emprisonnement, et c'est
très bien ainsi. Il faut s'atteler à la
prévention et à la formation des
policiers. La médiation doit se faire
au niveau de la police comme des
parquets. Des Problem Solving
Courts
, comme il en existe aux
Etats-Unis, permettraient de
résoudre de nombreux problèmes
dans les 24 heures.

Une première disposition du projet
règle l'attribution du domicile à la
victime de violence intrafamiliale en
cas de faits, de tentatives ou
d'indices graves, excepté dans des
circonstances exceptionnelles. Il
s'agit d'une disposition difficile qui
se révèlera impossible à mettre en
oeuvre. Elle ralentira la procédure.
Par ailleurs, l'auteur doit toujours
pouvoir comparaître devant la
juridiction pénale en bénéficiant de
la présomption d'innocence. Le
juge jouira à nouveau d'une
compétence d'appréciation et il
pourra tenir compte de l'intérêt des
enfants, de l'exercice d'une activité
professionnelle dans le domicile,
etc. Les sanctions civiles peuvent
s'avérer très utiles mais je
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
30
taakstraffen wordt overgegaan in plaats van een gevangenisstraf.
Trouwens, zelfs met een verhoogde strafmaat zal het nog altijd zeer
uitzonderlijk zijn dat rechters iemand opsluiten, tenzij het gaat over heel
erge feiten. Voor de rest meen ik dat de zogenaamde alternatieve
straffen veel meer zijn aangewezen in deze zaken dan effectieve
gevangenisstraffen.

Ik denk dat er een heel gamma moet komen en dat het uw taak is als
vice-premier om op dit punt, met name preventie, opleiding en
mentaliteitswijziging van de politie, initiatieven te nemen. Onze minister
van Binnenlandse Zaken ­ die al te veel geld gestopt heeft in statuut,
kader en remuneratie ­ moet tijd besteden aan en investeringen doen in
opleiding en vorming van de politie, en veeleer aan de kwaliteit gaan
denken dan aan de kwantiteit van de remuneratie. Naast politie moet
bemiddeling een leidmotief zijn, zowel bij politie als bij parketten. Ik
denk dat dit ideaal is voor strafbemiddeling. Ten slotte moet er bij de
rechtbanken kunnen worden gedacht aan het idee, zoals het in
Amerika leeft, waar binnen 24 uur problem solving courts optreden,
waarbij men probeert onmiddellijk te reageren.

Als ik de bepalingen overloop, zijn er in essentie twee grote bepalingen.
Ten eerste, het toekennen van het genot van de echtelijke woonst of
van de woonst van de samenwoners aan de partner die het slachtoffer
is van intrafamiliaal geweld en die erom verzoekt de woning toegewezen
te krijgen in geval van het plegen van dergelijke misdrijven, of in geval
van een poging of als er ernstige aanwijzingen zijn dat er dergelijke
gedragingen bestaan, maar dat alles behalve in uitzonderlijke
omstandigheden. Dit is een zeer moeilijke bepaling, die vrij onwerkbaar
is en aanleiding zal geven tot vertraging van de procesgang. Let wel, ik
ben het met u eens. Een van de conclusies van het onderzoek dat u
hebt laten doen, is trouwens dat er aanleiding is om burgerrechtelijke
sancties in te voeren in deze aangelegenheid. Ik denk dat u inderdaad
daarmee gelijk hebt.

De vraag is alleen maar of dat moet met een aparte wetsbepaling. Na
discussie in de commissie ­ en gelukkig is die wetsbepaling
bijgewerkt, gefatsoeneerd, gecorrigeerd ­ voert men drie criteria in: er
zijn feiten gepleegd, of er zijn pogingen tot feiten, ofwel zijn er ernstige
aanwijzingen, maar dan ook weer behoudens uitzonderlijke
omstandigheden. Voorzitter Erdman heeft er terecht op gewezen dat
ernstige aanwijzingen, op grond waarvan een vrederechter of een kort
gedingrechter een uitspraak doet, nog altijd het vermoeden van
onschuld in strafzaken niet mogen aantasten. Je moet nog altijd voor
de strafrechter kunnen komen met het vermoeden van onschuld. Maar
afgezien van het rechtsgangvertragende aspect en afgezien van de
correlatie met de strafprocedure, denk ik dat er zoveel tegenindicaties
kunnen zijn, mevrouw de minister, om niet de echtelijke woning toe te
wijzen aan het slachtoffer ­ uw vertegenwoordiger heeft dat al
bevestigd ­ dat je onvermijdelijk weer terechtkomt bij een ruime
appreciatiebevoegdheid van de rechter. Het kan zijn dat het niet
wenselijk is om het slachtoffer van familiaal geweld de echtelijke
woonst of de woonst van de samenwoning toe te wijzen, precies omdat
er bijvoorbeeld andere belangen spelen. Ik denk aan het belang van de
kinderen en het inkomen van het gezin als het beroep uitgeoefend wordt
in die echtelijk woning: een vrij beroep, een zelfstandig beroep. Ik geef
maar twee voorbeelden maar er kunnen zo in de praktijk ontelbare
gevallen zijn. Vandaar dat mijn conclusie is dat burgerrechtelijke
sancties heel nuttig kunnen zijn in deze. Een vrederechter of een kort
gedingrechter kan zeggen: u bent pleger van familiaal geweld dus
ontzeg ik u de echtelijke woonst. Ik vind dit nuttig maar ik stel me
vragen bij de efficiëntie van de wettelijke bepaling om de redenen die ik
daarstraks aangehaald heb.
m'interroge toutefois sur leur
efficacité.
Une deuxième disposition
importante prévoit l'attribution du
logement familial à la victime après
le divorce. La mise en oeuvre de
cette mesure requiert une décision
coulée en force de chose jugée ou
qu'un divorce pour cause de
violence intrafamiliale soit
prononcé. Mais une exception est
à nouveau possible. En cas de
divorce, une demande
reconventionnelle est parfois
acceptée sur la base de faits
graves qui ont été commis mais qui
ne se rapportent pas à de la
violence intrafamiliale, ce qui peut
également retarder la procédure.

Ce projet de loi a le mérite de
s'intéresser au problème et peut
contribuer à faire évoluer les
mentalités. Mais concrètement, il
ne permettra pas véritablement de
résoudre les problèmes. Si cette loi
fait un jour l'objet d'une évaluation,
les critiques formulées pourraient
être virulentes. Nous nous
abstiendrons lors du vote.
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
31

De tweede grote bepaling gaat over het toewijzen van de echtelijke
woonst na echtscheiding, bij ontbinding van het wettelijke stelsel,
opnieuw aan het slachtoffer van familiaal geweld. Het is ongeveer een
gelijkaardige bepaling. Alleen moet er hier al een veroordeling zijn, in
kracht van gewijsde getreden, ofwel moet er een echtscheiding zijn die
geheel of gedeeltelijk op die grond uitgesproken is. Maar ook hier, en
terecht zegt u behoudens uitzonderlijke omstandigheden, zal deze
discussie opnieuw gevoerd worden. Ik wijs erop dat er bij
echtscheidingen in heel veel gevallen ook een tegeneis toegekend
wordt, soms op grond van heel erge, grove, soms afschuwelijke feiten
die niets te maken hebben met familiaal geweld. Uitgaan van het feit
dat men de echtelijke woonst toekent aan degene die de echtscheiding
geheel of gedeeltelijk verkregen heeft op grond van familiaal geweld, is
een stelling die kan ingaan tegen andere afschuwelijke feiten die aan de
basis liggen van de tegeneis van de echtscheiding.

Vandaar dat u, zij het in de vorm van een wetsbepaling, hetzij in
uitzonderlijke omstandigheden, ruimte voor appreciatie moet laten. Ik
vrees dat dit rechtsgangvertragend kan werken. Gelukkig hebt u beslist
de ernstige aanwijzingen hier niet in te voeren. Dit gebeurt alleen bij de
beslissing van de vrederechter en de kort gedingrechter. Ik heb grote
juridische twijfels bij de ingevoerde bepalingen.

Dit betekent geenszins dat wij uw bezorgdheid niet onderschrijven. Dit
ontwerp heeft de verdienste de aandacht te vestigen op de problematiek
en kan bijdragen tot een mentaliteitswijziging bij politie, parketten en
rechters. De efficiëntie van de wet is echter zeer betwistbaar naar mijn
aanvoelen. Deze wet zal, mijns inziens, niet veel bijdragen, integendeel.
Mochten de plannen van paars-groen inzake wetsevaluatie ­ punt uit
"De Brug naar de 21
ste
eeuw" ­ gerealiseerd zijn, dan zal men van deze
wet na verloop van jaren misschien kunnen zeggen dat zij tot veel
discussies en interpretaties aanleiding geeft.

Mijn fractie zal zich bij de stemming over het ontwerp onthouden. We
onderschrijven uw bezorgdheid, maar zijn ­ jammer genoeg ­ niet
overtuigd van de efficiëntie van deze wetgeving. Meer nog, we vrezen
voor de contraproductiviteit ervan.
09.09 Kristien Grauwels (AGALEV-ECOLO): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, met dit wetsontwerp wordt opnieuw een
stap gezet in de aanpak van intrafamiliaal geweld. Deze wet past
perfect in de doelstellingen van het federaal plan waarbij de minister ook
andere leden van de regering ervan overtuigde om stappen te zetten in
de strijd tegen het geweld op vrouwen.

Huiselijk geweld werd en wordt ten onrechte nog steeds beschouwd als
een privé-zaak. Geweld binnen gezinsrelaties is ontoelaatbaar en moet
streng worden veroordeeld. Het is ons aller maatschappelijke
verantwoordelijkheid. Ook op politiek vlak moet die verantwoordelijkheid
worden opgenomen.

Te veel kinderen maken al die pesterijen, bedreigingen en
geweldplegingen mee. Als een kind dat gedurende lange tijd van kortbij
meemaakt, heeft dat onbetwistbaar invloed op de persoonlijkheid, het
gevoelsleven en op de sociale relaties. Kinderen die heel hun leven
intrafamiliaal geweld meemaakten, zullen zelf problemen ondervinden in
de manier waarop ze omgaan met conflicten, frustraties en problemen.
Politiek dragen we terzake een grote verantwoordelijkheid.

De aanpak van deze problematiek is echter niet eenvoudig. In wezen
09.09
Kristien Grauwels
(AGALEV-ECOLO): Ce projet de loi
est une étape supplémentaire dans
la lutte contre la violence
intrafamiliale principalement dirigée
contre les femmes. Trop
longtemps, la violence domestique
a été indûment considérée comme
un problème d'ordre privé. La
violence familiale exerce également
une grande influence sur les
enfants.

Le monde politique endosse une
grande responsabilité mais le
problème est complexe. En
l'occurrence, les rapports de force
sont inégaux, une personne
souhaitant totalement contrôler
l'autre. Cela s'accompagne de
violences physiques et mentales.
L'auteur n'a pas toujours
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
32
gaat het over ongelijke machtsverhoudingen waarbij meestal de man
zijn machtsoverwicht op de andere partner uitbouwt en de ander volledig
wil controleren. Dat manifesteert zich door fysiek geweld en gaat van
stompen, duwen, tot rake klappen en moordpogingen. Het gaat dikwijls
gepaard met psychisch geweld zoals beledigingen, vernederingen,
intimidatie, opsluiting, vernielen van dierbare spullen of zelfs het doden
van geliefde huisdieren. De dader is zich niet steeds bewust van zijn
schuld en verwijt de ander dikwijls het geweld te hebben uitgelokt.
Soms schrikt de dader achteraf van de gevolgen en belooft alles weer
goed te maken.

Een moeilijkheid in de aanpak van het probleem is dat het slachtoffer
voor de buitenwereld er soms een zeer vreemde psychologie op
nahoudt. Het slachtoffer en meestal niet de dader spreekt niet over het
geweld, omdat men beschaamd is over hetgeen gebeurt.

Dikwijls denkt het slachtoffer trouwens zelf de aanleiding ervan te zijn
geweest en inderdaad niet te voldoen aan bepaalde verwachtingen,
tekort te schieten. Het slachtoffer wringt zich soms in de meest
vreemde bochten om te vermijden dat de gewelddadige partner
agressief zou worden, meestal zonder succes trouwens. Het zelfbeeld
en de eigenwaarde van het slachtoffer wordt geleidelijk, maar zeer
grondig en totaal ondermijnd.

Vooraleer er echt serieuze problemen zijn die uitmonden in een clash
van geweld, is er meestal ook een jarenlang proces aan voorafgegaan.
Gedurende verschillende jaren zijn er duizend en één signalen geweest
dat er wat gaande was. Ze worden weinig door de buitenwereld als
dusdanig opgemerkt. De verschillende signalen worden door mensen uit
diverse disciplines soms opgevangen, maar dan ook niet altijd
samengebracht. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat de huisarts of de
gynaecoloog snel opspoort dat er sporen van geweld zijn. Dikwijls doen
de eerste tekenen zich trouwens voor bij de eerste zwangerschap of bij
de geboorte van een eerste kind. Op school wordt bijvoorbeeld
opgemerkt dat kinderen lijden onder de gezinssituatie, maar zij hebben
duidelijk de opdracht gekregen er niet over te spreken. Gebeurt dat dan
wel, dan worden de problemen dikwijls ontkend door de ouders. Buren
merken dikwijls ook dat er wat gaande is, maar durven of willen zich
niet te moeien.

Meestal zijn het trouwens buitenstaanders, en niet het slachtoffer zelf,
die klacht indienen of de politie alarmeren. De politiemensen weten
dikwijls ook niet goed hoe op te treden in die situaties. Het is al eerder
gezegd: politiemensen, zelfs als zij er echt wel affiniteit mee hebben,
weten niet goed hoe op te treden in zo'n situatie. Vaak ondervinden zij
trouwens dat de partners zich ondertussen hebben verzoend en zich
zelfs tegen de politie keren, evenals tegen degenen die gewaarschuwd
hebben voor geweld.

Als er dan toch een klacht wordt ingediend, wordt die ook al dikwijls
teruggetrokken. Meestal zijn de slachtoffers echter te bang om klacht
in te dienen en gebeurt er niets, tot een volgende uitbarsting.

Het ontwerp dat hier voorligt, versterkt de positie van het slachtoffer van
geweld. Totnogtoe moesten de slachtoffers meestal zelf het huis
verlaten en moesten zij met de kinderen naar het vluchthuis of naar
tijdelijke opvang. Die situatie wordt als zeer onrechtvaardig aangevoeld.
De dader blijft in het huis en het slachtoffer moet vertrekken: het lijkt
wel de omgekeerde wereld.

Er blijft met dit voorstel natuurlijk ook nog altijd een hiaat in de tijd. Wat
gebeurt er in de tijd tussen de uitbarsting van geweld en het tijdstip van
conscience de sa culpabilité et la
victime adopte parfois une attitude
étrange, n'osant pas, de honte,
parler de la violence ou pensant
être responsable de la situation. La
plupart du temps, un processus de
plusieurs années a précédé
l'apparition de la violence mais le
monde extérieur perçoit rarement
les signaux émis. Une plainte ou
un appel sont la plupart du temps
l'oeuvre de l'entourage et non pas
de la victime elle-même. La police
ignore souvent comment elle doit
intervenir. Et lorsqu'elle intervient, il
s'avère fréquemment que les
conjoints se sont réconciliés. Si
une plainte est déposée, elle est
souvent retirée.

Le projet renforce la position de la
victime qui, actuellement, doit
souvent quitter elle-même le
domicile. Il reste toutefois un
hiatus. Que se passe-t-il entre
l'acte de violence et les mesures
transitoires? Ne faudrait-il pas
pouvoir intervenir plus rapidement?

La nouvelle loi doit par ailleurs
s'accompagner d'une campagne
d'information claire, sans quoi elle
restera lettre morte.
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
33
het ingaan van de voorlopige maatregelen? In die tijd moet de vrouw
toch bij de geweldpleger blijven en in het huis blijven. Zouden wij niet
moeten zoeken naar een manier om sneller te kunnen optreden? Dat
kan bijvoorbeeld vanaf het moment dat de vaststellingen gedaan zijn
door een huisarts en dat heel duidelijk is wie de dader en wie het
slachtoffer is. Daar biedt dat wetsontwerp nog geen oplossing voor.

Het lijkt mij ook nog belangrijk dat de nieuwe wet gepaard gaat met een
indringende campagne die nog maar eens aan een ruim publiek
duidelijk moet maken dat, als je weg wilt, je weg kan, en dat het
slachtoffer ook het recht heeft om in het huis te blijven. Voor al die
mensen die hun rechten niet kennen, zal die wet anders namelijk dode
letter blijven.

Ik reken erop dat vanuit de politiek het grote publiek wordt overtuigd van
het feit dat huiselijk geweld ontoelaatbaar is en dat de slachtoffers het
recht hebben om in de echtelijke woning te blijven. Op die manier wordt
er een nieuwe stap gezet in de aanpak van huiselijk geweld.
09.10 Guy Hove (VLD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de vice-eerste
minister, collega's, ik wil in de eerste plaats de diensten en de
rapporteur bedanken voor het uitgebreid en gedetailleerd rapport.

U weet allemaal dat er jarenlang een taboe heeft bestaan rond geweld
op vrouwen gepleegd door de partner. Het probleem werd veelal
doodgezwegen of men ging er gewoon vanuit dat het slechts een
marginaal probleem betrof. Ik heb het voornamelijk over geweld op
vrouwen. Dat betekent niet dat er geen geweld op mannen bestaat,
maar het is een feit dat veel minder voorkomt.

Op het eerste gezicht lijkt het een weinig voorkomend probleem.
Nochtans tonen de cijfers een heel ander beeld. Ze laten uitschijnen dat
er wel degelijk iets aan de hand is. Zo bleek uit een Belgische enquête
dat ongeveer 50% van de vrouwen ooit werd geconfronteerd met een of
andere vorm van fysiek geweld. Dat is een op twee. Als wij dieper
graven, merken wij dat in deze categorie van vrouwelijke slachtoffers
ongeveer 28% van het geweld door de partner werd gepleegd. Dus bijna
een op drie van de vrouwelijke slachtoffers werd geweld aangedaan door
hun partner. Ander onderzoek heeft uitgewezen dat dergelijk geweld
frequenter en ernstiger is geworden in de loop der jaren.

Ons land is evenwel geen uitzondering. Onderzoek in Nederland dat
dateert van 1997 heeft bevestigd wat Nederlandse hulpverleners en
politiefunctionarissen al geruime tijd vermoedden, namelijk dat huiselijk
geweld op grote schaal voorkomt. Daarenboven bleek uit hetzelfde
onderzoek dat dergelijk geweld in alle bevolkingslagen kan worden
teruggevonden en dat tegen vrouwen doorgaans geweld met een hogere
intensiteit wordt gebruikt. Nochtans hebben wij hier te maken met een
groot dark number omdat men er weinig mee naar buiten komt. Het
slachtoffer stapt slechts in een klein aantal gevallen naar politie of
hulpverleners, zoals de vorige spreekster ook reeds zei. Zelfs als men
de stap zet om bij de politie klacht in te dienen, merkt men vaak dat
slechts een minderheid het proces-verbaal tekent of dat zij hun
verklaring achteraf ­ waarschijnlijk onder druk ­ intrekken.

Nochtans moeten de gevolgen van huiselijk geweld niet worden
onderschat. Het leven van het slachtoffer in kwestie kan vrij drastisch
veranderen. Men krijgt angstgevoelens, men krijgt problemen met
intimiteit wat op zijn beurt voor de nodige problemen in de relatie zorgt
en in een aantal gevallen zelfs tot een echtscheiding leidt.
09.10 Guy Hove (VLD): Pendant
des années, le problème des actes
de violence perpétrés contre des
femmes par leur partenaire a été
relégué au rang de problème
marginal, voire ignoré. Une enquête
belge montre toutefois que 50%
des femmes ont été un jour
confrontées à la violence physique
et que, dans 28% des cas, ces
délits sont le fait de leur partenaire.
D'autres enquêtes indiquent que
cette forme de violence s'est
aggravée et multipliée au fil des
années. Il ressort d'une enquête
néerlandaise de 1997 que cette
violence touche toutes les couches
de la population. Il est néanmoins
difficile de fournir des chiffres
réalistes dans la mesure où bon
nombre de victimes ne font pas
appel à la police, refusent de signer
des procès-verbaux ou retirent leur
déposition à la suite ou non de
pressions exercées à leur égard.
Les conséquences de cette forme
de violence sont toutefois
considérables. La victime
développe un sentiment d'angoisse
et doit bien souvent faire face à des
problèmes d'ordre sexuel et
relationnel. Il est difficile de lutter
contre cette violence qui a pour
théâtre la sphère privée. Il s'agit
pourtant
d'un comportement
punissable qui touche la victime
plus profondément encore que la
violence perpétrée par un tiers
puisque l'auteur du délit porte non
seulement atteinte à l'intégrité
physique mais encore à la
confiance que lui voue sa
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
34
Over het onderwerp bestaat ook bitter weinig litteratuur, waardoor het
veel moeilijker wordt om tegen dit fenomeen te vechten. Bovendien zijn
velen de mening toegedaan dat dergelijk geweld een privé-probleem is
en best binnen de muren van de privé-sfeer dient te worden behandeld.
Niets is natuurlijk minder waar. Bij huiselijk geweld gaat het evenzeer
over het plegen van strafbare feiten. Immers, het feit dat het slachtoffer
en de dader elkaar kennen en zelfs vaak een relatie hebben, maakt de
zaken alleen nog maar erger. Daarmee wil ik niet zeggen dat geweld
door een vreemde niet erg is, maar wanneer het geweld door een
bekende wordt gepleegd, grijpt dit nog veel intenser in op het
slachtoffer. Het gaat immers niet alleen over het aantasten van de
fysieke integriteit van iemand. Ook het vertrouwen wordt op die manier
brutaal geschonden.

Ik verwijs ook naar het Europees Hof van de Rechten van de Mens dat
reeds in het verleden heeft gezegd dat, wanneer een vrouw aannemelijk
kan maken dat zij het reële en onmiddellijke gevaar loopt door haar
partner mishandeld te worden, zij recht heeft op bescherming door de
Staat.

De Staat heeft op zijn beurt een eigen beoordelingsvrijheid om deze
verplichting positief in te vullen. Huiselijk geweld tegen vrouwen is dus
overal ter wereld een ernstig probleem. Het weinige onderzoek dat er is,
laat veronderstellen dat manbeelden en conflicten over rolpatronen een
belangrijke oorzaak zijn van geweld. Vooral daar waar mannen niet
meer in staat zijn aan bepaalde traditionele verwachtingen te voldoen,
zoals bijvoorbeeld het zorgen voor een gezinsinkomen, neemt het
geweld tegen vrouwen toe. In het huidige tijdperk van snelle
maatschappelijke en economische veranderingen lijken sommige
mannen de controle over hun vrouwelijke partners krampachtig te
verdedigen. Dit dient te worden beschouwd als een uiting van een vorm
van macht die hen op andere terreinen van het leven zou worden
ontzegd.

Privé-geweld is dus wel degelijk een publieke zaak. Verschillende
landen hebben dit reeds ingezien en zorgen voor een passend antwoord
op deze problemen. In de Amerikaanse staat New York, bijvoorbeeld,
wordt huiselijk geweld niet alleen als een misdaad beschouwd, maar
ook als een sociaal-maatschappelijk probleem, waarbij de daders
dikwijls een daderbehandeling dienen te volgen. In deze staat van
Amerika is er eveneens een wet tegen vrouwenmishandeling, er blijken
zelfs speciale rechtbanken te bestaan, de zogenaamde Domestic
Violence Courts. Verder worden er bij het openbaar ministerie
specifieke task forces rond de problematiek van huiselijk geweld
opgericht. De verplichte daderbehandelingen waarvan ik zonet sprak,
lijken in elk geval lonend te zijn en geven interessante resultaten.
Concreet komt het erop neer dat men justitieel georiënteerde
educatieprogramma's ontwikkeld heeft voor plegers die schuldig
bevonden zijn aan geweld tegen hun partner.

Ook dichter bij huis is de aandacht voor de problematiek aan het
toenemen. Zo zien we in de begroting voor 2003 van de Nederlandse
minister van Justitie dat hij in zwaardere straffen wil voorzien ter
afschrikking van huiselijk geweld. Verder wordt er ook gedacht aan een
specifieke vorm van crisisinterventie via een zogenaamde
uithuisplaatsing. Duitsland en Schotland hebben het New Yorkse model
van daderbehandeling overgenomen en bij een van de evaluatieprojecten
is gebleken dat dit een vrij groot succes had. Immers, het gewelddadig
gedrag van de dader verminderde in grotere mate bij de vijf die een
verplichte behandeling achter de rug hadden dan bij degenen die een
klassieke straf voorgeschoteld kregen, met name 67% ten opzichte van
25%.
partenaire.

La Cour européenne des Droits de
l'Homme a déjà indiqué par le
passé qu'une femme se trouvant
dans une telle situation a droit à la
protection de l'Etat.

Dans plusieurs pays, la violence
domestique est considérée comme
un problème social grave. Dans
l'Etat de New York, aux Etats-Unis,
les auteurs de violences
domestiques doivent suivre une
thérapie qui dans la pratique produit
des résultats intéressants. De plus,
il existe dans cet Etat américain
des "domestic violence courts"
(tribunaux compétents pour juger
les faits de violence domestique) et
des "task forces" pour traiter le
problème de la violence
domestique. Aux Pays-Bas, le
budget 2003 prévoit des peines
plus lourdes afin de dissuader les
auteurs potentiels de ce type de
crimes et des mesures dites de
«placement hors du domicile»,
lesquelles constituent une nouvelle
forme d'intervention dans les crises
nées de la commission de
violences domestiques.

En Belgique, la loi du 24 novembre
1997 sur la violence entre
partenaires a représenté une
première étape importante mais
insuffisante. Voilà pourquoi les
peines dont sont passibles les faits
de violence entre partenaires sont
alourdies. Et c'est aussi pour cette
raison que la loi sur la détention
préventive peut être appliquée aux
auteurs de ces infractions et que la
victime est mieux protégée,
notamment par l'attribution de la
résidence conjugale.

Nous sommes donc sur la bonne
voie. Cependant, nous pourrions
encore affiner le projet de loi. Nous
songeons à étendre son champ
d'application à la violence
psychique, au "placement hors du
domicile" d'après le modèle
néerlandais et à une interdiction de
contact expresse.

En attendant que l'affinement de la
législation se poursuive, le VLD se
rallie aujourd'hui unaniment au
présent projet de loi.
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
35

België is in deze dus zeker niet achtergebleven. Dit wordt duidelijk als
we verwijzen naar de wet van 24 november 1997, die ertoe strekt om
het geweld tussen partners tegen te gaan. Dit was een eerste, maar
belangrijke stap. Niettemin bleven er nog andere problemen bestaan.
Het werd dan ook tijd dat de stilte rond partnergeweld verder werd
doorbroken. Men kan immers niet langer verantwoorden dat er meer
aandacht gaat naar straatgeweld ­ dat weliswaar zichtbaarder is ­ dan
naar het partnergeweld dat nochtans zoals eerder gezegd ingrijpender
is op de persoon van het slachtoffer. Deze disproportionaliteit diende
dan ook weggewerkt te worden en liefst zo snel mogelijk.

De VLD is dan ook tevreden dat de nevel waarin het partnergeweld zich
bevond stilaan begint op te trekken en dit zeker na dit initiatief van de
regering. Zo zien we dat de straffen voor partnergeweld verzwaard
worden, mede zodat men de wet op de voorlopige hechtenis kan
toepassen op deze strafbare feiten. Op die manier zal er misschien een
groter afschrikkingseffect uitgaan van deze strafbepalingen, een idee
dat zoals gezegd ook in Nederland ingang vindt. Daarnaast zien we
eveneens een betere bescherming voor het slachtoffer, zodat het
slachtoffer in een aantal gevallen de echtelijk woonst krijgt toegewezen.
Op die manier zou er misschien een einde komen aan de paradox die
op dit moment bestaat, met name het feit dat het slachtoffer het huis
moet verlaten en dus eigenlijk dubbel wordt gestraft. Daar komt nog
bovenop het feit dat de vrouw als slachtoffer dikwijls de kinderen
meeneemt waardoor ook deze in zekere zin het slachtoffer worden en
uit hun vertrouwde omgeving weggehaald worden. Dit komt zeker niet
de opvoeding ten goede en dat kan absoluut niet de bedoeling zijn.

Dames en heren, wij zijn de goede weg ingeslagen. Niettemin wil ik nog
een paar randopmerkingen maken. Zo bestaan er nog andere ideeën en
middelen in de strijd tegen het partnergeweld. Het wetsontwerp is enkel
van toepassing indien er fysieke gewelddaden aan te pas komen. Dat is
zeker verdedigbaar en begrijpelijk maar we moeten ook verder kijken.
Psychisch geweld is veel moeilijker te bewijzen en zal voor
toepassingsproblemen zorgen. Dat geweld is dikwijls subtieler en
heimelijker en daardoor des te destructiever. Eventueel kan er ook aan
gedacht worden om een specifieke procedure in te voeren zoals in
Nederland met de uithuiszetting. Een laatste punt dat we kunnen
aanhalen betreft de idee om een of andere vorm van expliciet
contactverbod in te bouwen, wat ook een verdere stap kan zijn in de
strijd tegen het partnergeweld. Sommige landen kennen dit
rechtsinstrument reeds. Dat zijn slechts enkele punten die later kunnen
worden uitgediept. De VLD kan zich in elk geval reeds scharen achter
het ter tafel liggende wetsontwerp dat de strijd met het partnergeweld in
verhoogde mate moet aanbinden.
09.11 Claudine Drion (ECOLO-AGALEV): Monsieur le président,
madame la ministre, chers collègues, je pense sincèrement que ce
projet de loi est un pas en avant très positif car il donne un signal
édictant une norme, que les victimes entendront, disant qu'elles ont le
droit de garder le logement familial, même si leur choix est d'aller dans
un refuge où, effectivement, elles peuvent trouver toute une série d'aides
et de soutien qui seraient importants. Donc, je crois que la publication
prochaine de la nouvelle norme est vraiment un pas en avant!

Je voudrais faire état ici de l'enquête "Envers" réalisée en France sur la
violence envers les femmes ­ son nom l'indique d'ailleurs ­ qui a donné
un descriptif très approfondi de situations qui traversent toutes les
classes sociales, tous les âges, toutes les origines ethniques. Cette
enquête montre effectivement que ­ comme notre collègue Guy Hove l'a
09.11 Claudine Drion (ECOLO-
AGALEV): Dit ontwerp is een stap
vooruit, want het verleent de
slachtoffers het recht de
gezinswoning te behouden, zelfs
als ze voor een vluchthuis kiezen.

Volgens een Frans onderzoek zijn
drie vrouwen op tien het slachtoffer
van geweld tussen partners, zonder
onderscheid naar sociale klasse,
leeftijd of afkomst.

Deze wetgeving in het voordeel van
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
36
dit, les statistiques sont plus ou moins identiques ­ environ trois
femmes sur dix sont victimes de violences dans le couple.
Personnellement, je dirais plutôt que trois hommes sur dix sont violents
avec leur compagne ou leur épouse. Je pense que positionner les
choses de cette façon montre qu'il faut effectivement légiférer une
politique judiciaire et policière importante qui prend acte et parti pour
les femmes victimes. Mais cela montre aussi qu'il faut surtout
l'accompagner de toute une série de mesures qui tiennent compte du
fait qu'il y a un problème dans le chef de ces trois hommes sur dix,
violents avec leur compagne ou épouse. Je pense que focaliser
également sur ce problème permet qu'il devienne un problème social et
non plus un problème privé.

Par conséquent je voudrais que, dans le plan national contre la
violence, il y ait des éléments qui puissent soutenir des démarches qui
ne relèvent effectivement pas du fédéral mais qui, via l'éducation et la
culture, travaillent intensément sur des images de l'homme, sur les
rôles partagés entre les femmes et les hommes. Cela permettrait
d'éviter que la violence ne soit le canal principal d'expression d'une
série de rancoeurs ou de mal-être qui se vivent ­ je le répète ­ quelles
que soient les classes sociales, les origines ou l'âge.

Je demande donc à Mme la ministre de pouvoir réfléchir le "plan
national d'action contre la violence" également dans ce sens. J'ai noté
aussi qu'une réflexion sur les peines alternatives serait absolument
nécessaire. Et, même si ce n'est pas une compétence fédérale, il
faudrait encourager des recherches sur l'encadrement des hommes
violents.

Voilà ce que je voulais dire. Pour terminer, je reprendrai une chose
relevée précédemment par deux de mes collègues sur l'importance de
la formation de la police. J'ai été sidérée d'entendre un membre d'une
police locale dire "c'est moi qui qualifie"! A cet égard, on a donc
vraiment un problème; même si une femme vient porter plainte, si ce
n'est pas qualifié, on n'avance guère.

Il y a vraiment nécessité ­ et pas seulement pour la fin de cette
législature-ci, mais aussi pour la prochaine ­ d'une politique judiciaire,
tant au niveau des parquets que de la police, qui prenne fait et cause
dans l'esprit du projet de loi que nous allons voter.
de slachtoffers moet gepaard gaan
met maatregelen die rekening
houden met het feit dat drie
mannen op tien gewelddadig zijn. In
het Nationaal Actieplan tegen
geweld zal men moeten inspelen
op het door de cultuur bepaalde
beeld van het rollenpatroon binnen
het koppel. Men zal moeten
nadenken over alternatieve straffen
en over de begeleiding van de
gewelddadige mannen.

Tot slot moet ook de politie
worden bijgeschoold, want zij
moet de toestand kunnen
inschatten.
Het gerechtelijk
beleid ten aanzien van de
parketten moet gaan in de
richting die dit wetsontwerp
aangeeft
09.12 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter, ik
kwam wat moeilijk uit de startblokken, maar ik ben dan toch bij het
spreekgestoelte geraakt.

Mevrouw de minister, collega's, ik wens mij vooral aan te sluiten bij de
heer Bourgeois. Ik zal wel enigszins andere aandachtpunten en
klemtonen leggen. Bovendien zal er toch iets meer teleurstelling in de
teneur van mijn betoog te bemerken zijn dan bij de heer Bourgeois.
Niettemin vind ik dat er op dit spreekgestoelte heel wat verstandige
zaken zijn gezegd.

Vooraf zeg ik al dat wij zeker niet tegen dit wetsontwerp zullen
stemmen. Bij de aanvang van de bespreking in de commissie heb ik
het wetsontwerp niet met heel veel enthousiasme begroet. Die
begeestering is nog verder weggeëbd naarmate de debatten in de
commissie vorderden. Ik moet concluderen dat wat wij hier gepresteerd
hebben, geen technisch hoogstandje is op juridisch vlak. Wellicht zal
het ook deels aan zijn doel voorbijschieten. Mijn grootste bekommernis
is dat het contraproductief kan werken ten opzichte van het huwelijk als
instelling wegens het betuttelende karakter en omdat velen twee of drie
09.12 Bert Schoofs (VLAAMS
BLOK): Je souhaite surtout
m'associer à l'intervention de
Monsieur Bourgeois, même si je
souligne d'autres aspects et que
mon exposé traduira sans doute
davantage la déception que je
ressens. Le Vlaams Blok ne votera
toutefois pas contre ce projet de
loi.

Le projet de loi n'est pas un joyau
de la technicité juridique; il
manquera en partie son objectif et
exercera un effet contre-productif
sur l'institution du mariage en
raison de son caractère tracassier
et de la menace, pour les futurs
époux, de perdre le logement
familial.
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
37
keer zullen nadenken voor ze gaan huwen. Men weet immers van
tevoren dat men bij conflicten de gezinswoning kan verliezen.

Eerst en vooral laat de kwaliteit van het wetgevend werk wat te wensen
over. Wanneer ik artikel 3 dat artikel 223 van het Burgerlijk Wetboek
wijzigt en dat betrekking heeft op de voorlopige maatregelen bij heftige
verstoring van de verstandhouding of grof plichtsverzuim in ogenschouw
neem, dan stel ik vast dat men het schuldcriterium nog iets verder gaat
uitdiepen. Deze procedure vindt nochtans plaats voor de vrederechter,
waar verzoening een basisidee zou moeten blijven. De toekenning, al is
het maar ten voorlopige titel, van de echtelijke woonst aan een
slachtoffer van gewelddaden kan in sommige gevallen ­ ik wik mijn
woorden ­ misschien niet de juiste oplossing zijn. Ik denk bijvoorbeeld
aan de situatie waarin de gezinswoning ook gebruikt wordt voor
handelsdoeleinden of als vrijberoepspraktijk. Het zou dan misschien
beter zijn dat de geweldenaar in kwestie toch kan blijven instaan voor
de kostwinning. Als hij moet verhuizen, zou dat kunnen leiden tot
inkomstenverlies, wat ook weer terugwerkt op de vrouw en de kinderen,
dit in het geval waarin de echtgenoot de geweldenaar zou zijn, wat de
meest voorkomende situatie is.

Ik betreur dat het criterium van de preferentiële toekenning van de
gezinswoning op basis van gewelddaden nu helemaal boven aan het
prioriteitenlijstje komt te staan, terwijl in andere gevallen toch
misschien een meer humane en betere regeling in geval van
gezinsmoeilijkheden mogelijk is. Men moet in dergelijke situaties niet
altijd bestraffend optreden.

Men heeft in het wetsontwerp een krakkemikkige juridische constructie
opgezet om zogezegd tegemoet te komen aan het probleem van de
preferentiële toekenning van de gezinswoning. Men doet eerst en vooral
een beroep op een begrip uit het strafrecht, namelijk de ernstige
aanwijzing in het geval van dringende en voorlopige maatregelen. Ik heb
het niet over de definitieve vereffening en verdeling van het vermogen na
echtscheiding. Ik heb het over artikel 223 van het Burgerlijk Wetboek
waarin wordt bepaald dat een ernstige aanwijzing van slagen en
verwondingen een voldoende grond is om te komen tot een preferentiële
toekenning ten voorlopige titel. De term ernstige aanwijzing komt uit het
strafrecht en ik vraag me dan ook af wat er moet gebeuren met de tot
nu bekende bewijsmiddelen uit het burgerlijk recht: de authentieke
akte, de onderhandse akte, de getuigenis, het vermoeden en de eed.
Met de ernstige aanwijzing voegt men in het burgerlijk recht een nieuw,
een zesde soort bewijsmiddel in.

Collega's, ik wil u erop wijzen dat in het strafrecht de term ernstige
aanwijzing betekent dat er geen bewijs is; het dient slechts om
bijvoorbeeld een verdachte door te verwijzen van de raadkamer naar de
correctionele zitting. Collega Hove kan mij daarin bijtreden, vermoed ik.
In het burgerlijk recht zegt men plotseling dat een ernstige aanwijzing
een bewijsmiddel op zichzelf vormt om de gezinswoning op
preferentiële basis te laten toekennen aan de partner die misschien het
slachtoffer is geworden van een gewelddaad. Dit is volgens mij toch een
wankele en gevaarlijke constructie, want op basis daarvan kunnen veel
foute beslissingen worden genomen die achteraf misschien moeilijk
kunnen worden teruggedraaid. Men gebruikt de bepaling bovendien om
een burgerlijke sanctie in te voeren in het recht. Ik wil u erop wijzen dat
deze burgerlijke sancties op het einde van de vorige eeuw stilaan
werden afgebouwd. Ook in het kader van de mensenrechten is daar
vaak over gediscussieerd. Een burgerlijke straf wordt niet zo vaak meer
aanvaard in ons recht maar hier wordt het opnieuw ingevoerd. In feite is
dit dan ook een zeer conservatieve bepaling en in dit geval een forse
stap achteruit.

Il est regrettable que l'article 3 du
projet modifie l'article 223 du Code
civil en renforçant le critère de
culpabilité pour le juge de paix qui,
traditionnellement, se voit pourtant
attribuer un rôle de médiateur.
Il est dommage que l'on ait fait de
l'attribution du logement familial au
partenaire victime une absolue
priorité. D'autres solutions aux
conflits, plus humaines, sont en
effet parfois préférables pour toutes
les parties concernées. C'est
notamment le cas lorsque le
partenaire, auteur des actes de
violence, utilise le logement familial
dans l'exercice de sa profession.
En pareilles circonstances, un
déménagement forcé peut être
lourd de conséquences pour son
revenu et, partant, influer
négativement sur la situation
financière du partenaire victime et
des enfants s'il y en a.

Selon le projet, des "indices
sérieux" de culpabilité suffisent
pour que le logement familial soit
attribué temporairement à la
victime, en vertu de l'article 223 du
Code civil. Qu'en est-il des cinq
moyens de preuve civils usuels? Un
sixième moyen y sera-t-il ajouté?
La notion d'"indices sérieux" est
empruntée au droit pénal, où elle
implique toutefois l'absence de
preuve. Cette notion n'apparaît que
lors de l'examen d'un renvoi
éventuel de la chambre du conseil
au
tribunal correctionnel. Le
recours à cette construction
branlante pour instaurer une
nouvelle sanction civile constitue
une régression. Depuis la fin du
siècle dernier, en effet, on
s'emploie à mettre progressivement
fin aux sanctions civiles. En tant
que juriste, je puis admettre les
exceptions parce qu'elles
confirment la règle mais pas les
dérogations à des catégories et à
des principes établis qui sont
sources de confusion.
Dès que le renvoi aux articles 398 à
400 et 410 du code pénal dans le
projet a fait l'unanimité, il a été
décidé de déformer et de dénaturer
la notion centrale de "coups et
blessures". Il serait toutefois
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
38

Als jurist kan ik leven met een uitzondering, omdat ze de regel
bevestigt. Men zou dit zesde soort bewijsmiddel misschien een
uitzondering kunnen noemen. Als voormalig rechtspracticus sta ik
evenwel afkerig van afwijkingen op vaste rechtscategorieën en
rechtsprincipes, want die zaaien twijfel en onzekerheid. Die ernstige
aanwijzingen die men nu in het burgerlijk wetboek opneemt, vormen
geen uitzondering maar een afwijking. Die afwijking zal niet leiden tot
meer rechtszekerheid, integendeel. Het gevolg daarvan is dat men op
basis van deze stringente regeling voor de vrederechter niet altijd een
treffelijke regeling zal kunnen verkrijgen. De vrederechter kan zich enkel
nog vastklampen aan de uitzonderlijke omstandigheden. Als jurist wil ik
niet juichen en triomferen, want wat zijn precies die uitzonderlijke
omstandigheden. Als wetgever kunnen wij via de wetteksten wel een
aanwijzing geven over wat nu precies onder uitzonderlijke
omstandigheden moet worden verstaan.

Doch in elk geval zullen de rechters beslissen. Dan kan men twee
wegen uitgaan. Ofwel zal dat leiden tot een proliferatie van gronden van
uitzonderlijke omstandigheden, wat niemand wenst en ik ook niet. Dat
zou trouwens een uitholling betekenen van de regeling die men nu
uitwerkt. Ik ben daar geen voorstander van, maar zou dat nog verkiezen
boven het andere uiterste, namelijk de al te verregaande inperking van
de beoordelingsbevoegdheid van de rechter. Ik vrees een beetje dat dit
wordt beoogd, omdat men poogt van de preferentiële toewijzing op
basis van slagen en verwondingen ­ verkrachting en poging tot moord
zitten er natuurlijk ook bij ­ het eerste en bijna sacrosancte criterium te
maken.

Ik heb nog een punt van kritiek vooraleer ik de politieke aspecten
aanvat. Dat men bepalingen uit het Strafwetboek invoert in het
Burgerlijk Wetboek, tot daar aan toe. Maar wat hebben wij nu gezien
tijdens de debatten in de commissie Justitie? Zodra men het erover
eens was dat die bepalingen uit de Strafwet ­ slagen en verwondingen,
artikel 398 tot en met 400, 403, noem maar op ­ konden worden
ingevoerd in het Burgerlijk Wetboek, besliste men in feite ze wat te
deformeren en te denatureren. Geweld of slagen en verwondingen zoals
neergeschreven in het Strafwetboek, zouden nu niet meer hetzelfde
betekenen in het burgerlijk recht. Het zou niet meer een eenvoudige
klap zijn in het gezicht; het zou niet meer een eenvoudige duw zijn
zoals de strafrechter nu verstaat onder slagen en verwondingen. Ik
probeer de nieuw ingevoerde definitie in het burgerlijk recht te
omschrijven maar wil er op wijzen dat tot nu toe geen enkele collega
erin geslaagd is om dat op een treffelijke wijze te doen. Het zou gaan
om geweld van voornamelijk de man op zijn echtgenote dat aanhoudend
en wederkerend is, eerder dan eenmalig. De vraag is of uitsluitend en
alleen het geweld van de man op zijn echtgenote dat eerder
aanhoudend en wederkerend is, door een rechter zal worden
gesanctioneerd. Ik denk dat de burgerlijke rechters die hierover zullen
moeten oordelen, de feiten eerder zullen kwalificeren volgens de
klassieke principes uit het strafrecht, eerder dan een à la carte
redenering te gebruiken in het Burgerlijk Wetboek. Ik wil er trouwens op
wijzen dat er alleen in de toelichting werd op gewezen dat geweld niet
zozeer het eenmalige geweld kan zijn, maar eerder het wederkerende.
In de wet vindt men daar geen neerslag van. Men verwijst in de wet
louter en alleen naar de strafrechtelijke bepalingen. Wellicht is het
mogelijk dat rechters hierdoor toch een iets andere interpretatie of
strekking geven aan wat men in feite door middel van het wetsontwerp
heeft willen beteugelen.

Zo zijn wij tot slot van mijn toespraak beland bij de politieke aspecten
van deze wet. Ik meende toch dat het eerst en vooral de opdracht had
préférable de conserver la
signification fixe au sens pénal de
ces notions au lieu d'instaurer une
signification à la carte destinée à
être utilisée en droit civil. Quoi qu'il
en soit, la loi renvoie purement aux
dispositions pénales, sans plus, de
sorte qu'il appartient aux juges
d'appliquer la loi et de l'interpréter.

Sur le plan politique également, le
projet de loi présente de
nombreuses failles. Ce projet, qui
tend à prévenir la violence
intrafamiliale, n'atteindra pas son
objectif. C'est précisément dans
cette matière de difficultés
familiales que la majorité a cru
nécessaire d'alourdir les peines. Un
bien matériel, le logement familial,
est transformé en une arme
privilégiée du conflit, ce dont les
avocats seront reconnaissants.
L'absence de terreur psychique
dans le projet de loi donne crée une
distorsion.

La philosophie de ce projet est en
totale contradiction avec celle de la
majorité, qui préconise un divorce
sans torts, qui avance l'idée de
quotas pour les prisonniers et qui
souhaite des peines plus légères.
Se pourrait-il qu'il y ait un rapport
avec l'esprit revanchard entretenu
par certains députés? Ce genre de
conflit relève sans conteste de la
nature humaine. Je ne désire
prendre la défense d'aucun criminel
mais je ne souscrirai pas à la
présentation des faits mise en
avant par Mme Dardenne selon
laquelle nous devons régler leur
compte aux monstres.

Je crains également que ce
problème n'apporte aucune solution
au statut non protégé de la femme
dans les communautés fermées qui
relèvent d'une autre culture.

Ce projet aurait dû constituer la
pierre angulaire d'une série de
mesures. Il est désormais le
premier et s'on efficacité s'en
trouvera entamée. Le mariage, le
fondement de la société, est
aujourd'hui remis en question.

Si les intentions sont louables, le
résultat n'augure rien de bon. Pour
toutes ces raisons, le Vlaams Blok
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
39
moeten zijn om gezinsgeweld te voorkomen. Ik vermoed dat dit
geenszins zal lukken, integendeel. Men zegt vaak dat het moeilijk is
om zware straffen op te leggen om af te schrikken. Dat wordt ook
gezegd in verband met de doodstraf. Dat is toch altijd de redenering die
ik bij velen in het halfrond hoor. Precies bij gezinsmoeilijkheden, in een
situatie waarin mensen op elkaars lip zitten, gaat men meer straffen en
de straffen verzwaren. Wat doet men daarenboven nog meer? Men
maakt een materieel goed, weliswaar de gezinswoning en dus een van
de belangrijkste goederen uit het vermogen, tot bevoorrechte inzet van
de strijd. Geloof me, wanneer men eenmaal voor de vrederechter staat
of voor de rechter ten gronde, zal de strijd niet worden getemperd, maar
veeleer aangewakkerd, in meer gevallen dan voorheen. Wat is immers
de reflex van een advocaat? Wanneer die nu dergelijke zaak
binnenkrijgt, zal hij kijken naar de preferentiële toewijzing van de
gezinswoning en onmiddellijk zoeken naar ernstige aanwijzingen: zijn
ze er in het geval van de eisende echtgenote of zijn ze er niet in het
geval van de verwerende echtgenoot.

Dat is de spin-off van deze wet die u zult creëren, spin-off die u wellicht
niet wenst. Ik spreek hier als iemand met toch bijna tien jaar ervaring in
de praktijk. Zo redeneren advocaten en dat zal een gevolg zijn van deze
wet.

U laat bovendien na de psychische terreur op te nemen in het
wetsontwerp. Zoals daarnet al werd gezegd, valt die inderdaad moeilijk
te bewijzen. Psychische terreur is een verschijnsel dat zeer moeilijk te
vatten is in het feitenbewijs. Ik vind echter dat er door het weg te laten
een scheeftrekking gebeurt en dat de beoordelingsmogelijkheid van de
schuld er voor de rechter niet makkelijker op wordt. Jarenlang pesten
en tergen door een man van zijn vrouw zou, na een paar gewelddaden
van de vrouw tegen haar man, zelfs ertoe kunnen leiden dat zij haar
recht op de preferentiële toewijzing van de gezinswoning verliest.

Ik ben ervan overtuigd dat er in sommige gevallen ­ ik zeg niet in alle
gevallen ­ een verdere verzuring van de relatie zal optreden, vaak ook
met weeral een weerslag op de kinderen, die samen met de
gezinswoning de inzet zullen worden van het conflict dat moet worden
beslecht.

Ten slotte staat de visie van dit wetsontwerp toch enigszins haaks op
de huidige filosofie van de meerderheid. Men is bezig met de
schuldloze echtscheiding. Er liggen hier in het Parlement verschillende
voorstellen met betrekking tot bemiddeling in alle mogelijke juridische
conflicten. Men is bezig met begeleiding van daders, met minder en
mildere straffen, met quota voor gevangenen, enzovoort. Precies op dit
domein echter, waar het gaat om de meest intieme levenssfeer van de
burgers, gaat men strafverzwarend optreden, gaat men de aantijgingen
verzwaren. Dat is betreurenswaardig, dat is een inconsequentie die niet
goed te keuren valt.

Het sterkt mijn vermoeden ­ ik heb daarnet mevrouw Dardenne gehoord
­ dat er een soort revanche-idee leeft bij sommigen in dit Parlement.
Mevrouw Dardenne, u bent nu wel aan het bellen, maar ik richt het
woord tot u; ik wil niet de spot drijven met de problematiek van de
gezinsconflicten. Ik zou nooit hebben gesteld dat mannen aan hun
goederen hangen, dat zij het inderdaad niet fair vinden hun goederen te
verliezen. U heeft daarmee gelachen! Ik lach daar niet mee, het gaat
toch om de meest menselijke van alle conflicten en ik vraag allerminst
begrip voor de daders. Om het echter zo voor te stellen, even lachend,
dat men eens gauw zal afrekenen met een of ander soort monster, in
die filosofie kan ik toch niet meegaan.
s'abstiendra lors du vote.
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
40
Collega's, ik vrees ook ­ en daarvan moet toch werk worden gemaakt
zonder een beschuldigende vinger op te steken ­ dat wij geen vat zullen
krijgen op bepaalde gesloten gemeenschappen afkomstig uit andere
culturen waar de vrouw in sommige gevallen bijna een rechteloos wezen
is. Met dit wetsontwerp zullen wij geen toegang vinden tot die delen van
de maatschappij. Voor die gesloten gemeenschappen, waar de vrouw
meestal al vanuit een culturele achtergrond minder goed wordt
behandeld, zullen nog de nodige inspanningen moeten worden geleverd
om de daders in die milieus te vatten.

Ik vind dat dit wetsontwerp misschien als laatste had kunnen komen
van een hele reeks maatregelen. Nu komt het echter als eerste punt en
verschiet men een hoop kruit, wat tot niets dient. Het huwelijk ­ dat ook
hier weer eens wordt betutteld en door de mangel wordt gedraaid ­ zal
niet meer de hoeksteen van de samenleving zijn. Dit wetsontwerp
maakt er eens te meer een losliggende klinker van.

Tot besluit, mevrouw de minister, nog dit. Alle goede bedoelingen ten
spijt en hoe nobel, edel en goed de bedoelingen ook moge zijn, toch
vrees ik dat het wetsontwerp niet zal leiden tot het beoogde resultaat.

Volgens mij is het geen goed wetsontwerp en het Vlaams Blok zal zich
bij de stemming daarover onthouden.
09.13 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, madame la vi ce-
première ministre, chers collègues, dans une société dite moderne
comme la nôtre, il est surprenant de constater que le traitement des
plaintes pour violence conjugale est loin d'être réglé. Bien au contraire!
Plus de 90% des plaintes relatives à des faits de violence conjugale
sont classées sans suite. Un tel constat nous amène à reconnaître
qu'il existe une impunité trop récurrente dans le chef de l'auteur des
violences et que la victime, ne voyant se profiler aucune sanction, perd
confiance dans la capacité des autorités judiciaire à lutter contre le
phénomène de la violence conjugale.

Le problème de l'attribution du logement familial est aujourd'hui traité.
Je voudrais, madame la ministre ­ je reviendrai, à la fin de mon exposé,
sur ce problème ­ que l'on aille encore plus loin et parler des
domiciliations d'office.

Des modifications législatives ont déjà eu lieu. Je songe à la loi du 24
novembre 1997 qui a reconnu une dimension sociale au phénomène de
la violence conjugale en encourageant les victimes à s'adresser aux
services de police, en sensibilisant les parquets et services de police
en vue d'un meilleur suivi des plaintes et en permettant l'éloignement
temporaire de l'auteur présumé.

Le projet de loi s'inscrit dans une évolution législative qui ne peut être
que favorable. La possibilité que donne ce projet, dans certaines
hypothèses de violence conjugale, d'accorder la jouissance du domicile
conjugal au conjoint victime de violences conjugales, qui en fait la
demande, constitue une avancée non négligeable dans la lutte contre la
violence conjugale.

Cependant, il convient de ne pas s'arrêter en si bon chemin. En premier
lieu, notre groupe souhaite qu'une vraie réforme du Code pénal
intervienne pour tenir compte réellement du phénomène de la vi olence
conjugale. Nous pensons, notamment à une disposition pénale
spécifique qui sanctionne les violences sexuelles au sein du couple.
Une plus grande sévérité dans les peines sanctionnant les coups et
blessures simples serait également opportune.
09.13 Joseph Arens (cdH): Er
wordt vastgesteld dat meer dan
90% van de klachten in verband
met echtelijk geweld geseponeerd
worden. De wet van 24 november
1997 biedt de mogelijkheid om de
vermoedelijke dader te verwijderen,
en het huidige ontwerp betekent
een aanzienlijke wetgevende
vooruitgang. Maar waarom niet nog
verder gaan? Onze fractie wil een
daadwerkelijke hervorming van het
Strafwetboek. Ook pleiten we voor
een bewustmaking van de
verschillende betrokkenen zoals
artsen en sociale diensten. De
preventieruimtes en de
opvangcentra moeten over meer
middelen beschikken. En ook de
school moet haar opvoedingstaak
inzake het verdedigen van de
basiswaarden van onze
maatschappij vervullen. Onze
fractie zal voor dit ontwerp
stemmen. Ik wil even op het
probleem van de domiciliëring van
ambtswege terugkomen. Er bestaat
op dit ogenblik geen wettelijke
manier om een aantal situaties aan
te pakken.
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
41

Par ailleurs, nous plaidons pour une sensibilisation accrue des
différents intervenants. Il nous apparaît essentiel que les services de
police puissent être correctement formés à cette problématique quant
aux attitudes à développer. Les médecins doivent être amenés à
pouvoir identifier davantage les actes de violence et à faire prévaloir leur
devoir d'assistance à personne en danger sur le principe du secret
professionnel.

Il faut ensuite incontestablement améliorer les services sociaux et les
espaces de prévention. Les centres de prévention doivent être plus
nombreux et disposer de moyens financiers plus importants, cela afin
de développer des actions ciblées. Les lieux d'accueil doivent se
multiplier et se diversifier. Nous pensons au refuge de première aide et
d'urgence, à la mise en place d'appartements familiaux équipés et
sécurisés.

Enfin, il ne serait pas inutile que la sensibilisation pour prévenir la
violence conjugale commence dès l'école primaire par le biais
d'approches thématiques sur les problématiques telles que l'égalité des
sexes, le respect de soi et des autres, le rapport vis-à-vis du corps.
Nous pensons également qu'un manque de vigilance des parents quant
aux programmes TV que regardent les enfants, peut développer dans le
futur des comportements agressifs inappropriés. Là également, l'école
doit jouer son rôle en terme de défense des valeurs fondamentales de
notre société.

Notre groupe votera pour ce projet de loi car il constitue un pas
important dans la bonne direction, même s'il conviendrait d'aller encore
plus loin. Je reviens ici à la domiciliation d'office à laquelle j'ai été
confronté en tant que bourgmestre. En effet dans ma commune, un
mari homosexuel loge deux de ses petits copains qui ont, en outre, élu
domicile chez lui. Sur rapport de la police, j'ai refusé en tant que
bourgmestre une troisième domiciliation. Mais le ministère de
l'Intérieur, ne partageant pas ma position, a envoyé des contrôleurs sur
place. Ces derniers ont estimé que, malgré les problèmes qu'ils
constataient, il y avait suffisamment de place dans ce logement familial
pour qu'une personne supplémentaire puisse y être domiciliée.
Finalement, le problème a été réglé puisque sur pression de la police et
du bourgmestre, la personne concernée a pris un logement ailleurs.
Mais nous sommes toujours confrontés à la présence des autres petits
copains du mari dans l'habitation familiale qui font souffrir l'épouse et
nous ne disposons d'aucun moyen légal pour régler cette situation.
Nous avons transmis le dossier au parquet qui nous a répondu qu'il
était incompétent en cette matière.

Actuellement, le dossier est entre les mains du juge de paix. Je pense
vraiment qu'il doit y avoir moyen de légiférer au niveau des
domiciliations d'office. Je compte sur vous, madame la ministre, pour
continuer à faire évoluer cette loi.
09.14 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, vous me
permettrez d'abord de mettre en évidence le travail de Mme Dardenne
qui a fait, à cette tribune, un excellent rapport où chacun aura pu
trouver la richesse du débat que nous avons eu en commission.

M. Bourgeois s'est demandé si le projet était une réponse suffisante à
la dure réalité de femmes victimes de violences intraconjugales graves,
notamment physiques. Non, ce n'est pas une réponse suffisante mais
c'est une réponse nécessaire. Elle est un des éléments-clés d'un plan
beaucoup plus large. En effet, à ma demande, le gouvernement belge
09.14 Minister Laurette Onkelinx:
Mijn antwoord aan de heer
Bourgeois is dat dit ontwerp niet
volstaat als antwoord, maar dat het
wel noodzakelijk is. Het is een
hoeksteen van een groter plan. De
regering heeft immers een nationaal
actieplan opgezet. Een eerste
onderdeel hiervan behelst de
vorming van alle betrokkenen. Een
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
42
s'est doté d'un plan d'action national de lutte contre la violence dont les
femmes sont victimes.

Ce plan parle de formation et beaucoup ici ont évoqué la nécessité de
formation des intervenants qui sont amenés à s'occuper de cette
violence intraconjugale. Ce plan parle aussi de moyens de preuve à
donner aux victimes, de campagne générale à mener en relation avec le
niveau fédéral et les régions et les communautés, de la nécessité pour
les procureurs généraux de se doter d'une politique criminelle
particulière en la matière, de la nécessité d'avoir des statistiques
sexuées beaucoup plus performantes et de prévention. Ce projet est
une première réponse mais, à lui seul, il ne suffit pas.

M. Bourgeois a raison de dire qu'il faut avant tout un changement des
mentalités. C'est vrai, mais ce changement, on ne peut pas
simplement l'attendre; il faut le travailler, le préparer. Comme je viens
de le dire, il existe une nécessité en matière de prévention et de
formation, particulièrement dans les services de police. Nous nous
attelons à la tâche. Ainsi, le travail de formation des policiers a été très
important. Nombre de ceux-ci se sont inscrits dans les formations de
base et dans les formations continuées. Des journées spécifiques
d'information sur la violence dans le couple ont été organisées à leur
intention. En février 2003, le Conseil supérieur de la Justice organisera
plusieurs journées de formation pour les magistrats, notamment avec le
professeur Bruynoog et Mme Pascale Franck; je me permets de citer
cette dernière puisque, à Anvers, un travail tout à fait extraordinaire est
fait à propos de cette violence intraconjugale. Je pense que ce sera une
intervenante de qualité pour ce genre de formation.

Tout ceci prouve que nous sommes évidemment bien conscients de la
nécessité d'agir. Tout comme M. Bourgeois, je peux citer mon
expérience d'avocate; je sais que trop souvent ces violences sont
considérées comme étant des affaires privées qui ne relèvent
absolument pas de l'ordre public. Il faut pouvoir dire clairement qu'il n'en
est pas ainsi.

Il est vrai que trop de dossiers sont classés sans suite. La loi
Franchimont dit que lorsqu'il y a un classement sans suite, il faut une
motivation, sauf cas particulier.

La circulaire précise les cas où l'on peut échapper à la motivation.
D'après les informations qui m'ont été communiquées, ce serait
notamment le cas pour les différends entre personnes. J'ai donc pris
l'initiative d'écrire au ministre de la Justice pour évoquer cette
exception, en demandant de la remettre en discussion. Cela
permettrait peut-être de rencontrer la problématique du classement
sans suite.

Enfin, M. Bourgeois estime que cette notion de circonstances
exceptionnelles pose problème. Je ne le pense pas. Cette notion
permettrait aux juges de paix, aux juges des référés de s'écarter de la
voie indiquée dans le projet de loi, à savoir l'attribution préférentielle du
logement familial à la victime de violences physiques. Ceci fait partie
finalement d'une volonté de faire confiance au travail de proximité des
juges de paix. Une indication claire est donnée: une motivation
particulière des juges de paix s'ils s'écartent de la voie préconisée par
le projet de loi. Je pense que le travail d'appréciation du juge de paix
est tout à fait nécessaire, surtout en cette matière. En tant qu'avocate,
je ne crois pas que l'on risque ainsi de ralentir les procédures.

Mme Grauwels a beaucoup parlé du silence qui entoure la violence: le
silence au sein du couple, le silence des enfants ­ que l'on peut
ander onderdeel betreft de
bewijsmiddelen die aan de
slachtoffers ter beschikking moeten
worden gesteld en de noodzaak
een specifiek strafrechtelijk beleid
uit te werken en statistieken
volgens het geslacht op te stellen.

We moeten werk maken van een
mentaliteitsverandering. De agenten
moeten een opleiding krijgen. In
februari 2003 zal de Hoge Raad
voor de Justitie een opleiding voor
de magistraten organiseren. Er
worden te veel dossiers
geseponeerd. De wet Franchimont
vereist in dit geval een motivering.
Ik heb de minister van Justitie
aangeschreven om dit ter discussie
te stellen. Ik denk niet dat het
begrip uitzonderlijke
omstandigheden een probleem
vormt; het beoordelingswerk van de
vrederechter is nodig. Mevrouw
Grauwels heeft het uitgebreid
gehad over de stilte die rond geweld
hangt en de heer Hove heeft het
probleem in de hele wereld
geschetst. Op Europees niveau
werken wij aan de indicatoren
inzake geweldpleging. Mijnheer
Arens, wij zullen het later nog
kunnen hebben over het probleem
van de opgelegde woonstkeuze.

Het Vlaams Blok denkt dat dit
ontwerp het huwelijk zal
ontmoedigen. Het huwelijk kost wat
kost, dus. Dat is belachelijk en
schandelijk. Je zou denken dat
dergelijke uitspraken tot het
verleden behoren. Wel neen!

De Grondwet bepaalt dat mannen
en vrouwen gelijk zijn. We moeten
daadwerkelijk optreden om dat
waar te maken. Dit ontwerp is
daarvan een voorbeeld. Deze
namiddag komen nog andere
ontwerpen in die zin aan bod. De
regering blijft vooruitgang boeken in
deze aangelegenheid.
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
43
comprendre ­, le silence des voisins, le silence des autorités ­ je
pense aux communes, aux services de police, au monde judiciaire au
sens le plus large du terme. Il est vrai que ce silence a pesé
terriblement pendant de nombreuses années. On commence à en sortir
doucement. Un projet comme celui-ci permet d'étaler plus clairement
ce qui se passe de l'autre côté de la porte.

Monsieur Hove, vous avez situé le problème au niveau mondial. C'est
vrai que la Belgique n'est pas le seul pays à connaître la violence
intraconjugale. Nous travaillons beaucoup au niveau européen pour
obtenir des indicateurs de violence concernant les femmes. Sous
chaque présidence, un choix est fait concernant la problématique de
l'égalité des hommes et des femmes. Nous veillons à ce que les Etats
bénéficient d'indicateurs pertinents.

Ainsi, sous la présidence belge, nous avions choisi les indicateurs
d'inégalité salariale entre hommes et femmes. Le Danemark a choisi
les indicateurs de violence intraconjugale, dont les femmes sont
victimes. La fin de l'année pourrait voir des avancées intéressantes en
la matière. Je suis également d'accord avec Mme Drion quant à la
nécessité de la prise en compte, de la prise de conscience beaucoup
plus généralisée de cette problématique.

Monsieur Arens, nous parlions précisément avant que vous ne montiez
à la tribune de la question de la domiciliation d'office. Cela n'entre pas
nécessairement dans le cadre de la discussion de ce projet, mais nous
aurons ultérieurement l'occasion d'en parler plus largement.

Enfin, le Vlaams Blok a exposé des thèses terribles. Ce projet serait
contre-productif par rapport au mariage. Donc, vous voulez le mariage à
tout prix. Tant pis si les femmes se font battre! Ce qui compte, c'est
qu'on se marie. C'est fou! C'est ridicule! C'est honteux! En commission,
le représentant du Vlaams Blok avait dit "Peut-être finalement les
femmes cherchent-elles à se faire battre au sein du couple". On croit
que ces propos datent du siècle passé. Et bien, non, on les entend
encore à notre époque. Après ce genre d'argument, il est préférable que
vous votiez contre ce projet de loi. Ce serait plus confirme à vos choix
de société.

Monsieur le président, mon choix est évidemment celui d'une
démocratie, où, conformément à la Constitution, hommes et femmes
ont, dans les faits, les mêmes obligations et les mêmes droits. Pour
qu'il en soit ainsi, non seulement faut-il élaborer des textes, mais
encore faut-il des actes résolus. Ce projet de loi est un de ces actes.
Cet après-midi, nous allons examiner deux autres réponses, qui se
situent notamment dans le cadre de la loi anti-discrimination ou encore
de l'institut pour l'égalité entre hommes. Cela signifie que le
gouvernement a véritablement décidé de prendre le problème égalité
hommes/femmes à bras le corps, dans le suivi de ce qui avait été fait
auparavant. J'ai toujours voulu mettre en évidence le travail de celle qui
m'a précédée au département. En conséquence, nous continuons à
travailler à ce problème encore très actuel. C'est une singularité de
l'arc-en-ciel dont je suis, monsieur le président, particulièrement fière.
09.15 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister is blijkbaar bezeten van een zodanige virulente
haat tegenover het Vlaams Blok dat zij elk redelijk argument dat ik naar
voren heb gebracht, niet in overweging heeft genomen. Zij heeft het
einde van mijn betoog totaal verdraaid. Dat betreur ik. Ik zeg nogmaals
dat het Vlaams Blok zich op dit wetsontwerp zal onthouden. Wij
stemmen niet tegen, want wij zijn gevoelig voor de maatschappelijke
09.15 Bert Schoofs (VLAAMS
BLOK): La ministre Onkelinx voue
une telle haine au Vlaams Blok
qu'elle n'a donné suite à aucun de
mes arguments..
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
44
problematiek. Mevrouw de minister heeft dat blijkbaar niet begrepen.
(...) (Deze woorden werden op last van de voorzitter geschrapt)

De voorzitter: Mijnheer Schoofs, ik zou graag hebben dat u dat laatste terugneemt. Dit is een persoonlijk
verwijt dat u niet kunt maken.
09.16 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Zij mag dat altijd als een
persoonlijk feit opvatten en daarop reageren, mijnheer de voorzitter. U
hebt het recht om de passage te laten schrappen uit het debat. Het zal
mij een zorg wezen of u dat doet.
09.16 Bert Schoofs (VLAAMS
BLOK): Elle a en outre
complètement déformé la fin de
mon exposé. Je répète que le
Vlaams Blok a décidé de
s'abstenir, et non de voter contre
De voorzitter: Ik laat die woorden schrappen, mijnheer Schoofs.

De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.

Bespreking van de artikelen
Discussion des articles

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor
de bespreking. (Rgt 66,4) (1693/7)
Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion.
(Rgt 66,4) (1693/7)

Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in "wetsontwerp tot toewijzing van de gezinswoning aan de
echtgenoot of aan de wettelijk samenwonende die het slachtoffer is van fysieke gewelddaden vanwege zijn
partner en tot aanvulling van artikel 410 van het Strafwetboek".
L'intitulé a été modifié par la commission en "projet de loi visant à l'attribution du logement familial au conjoint
ou au cohabitant légal victime d'actes de violence physique de son partenaire, et complétant l'article 410 du
Code pénal".

Het wetsontwerp telt 6 artikelen.
Le projet de loi compte 6 articles.

Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.

De artikelen 1 tot 6 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 6 sont adoptés article par article.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

La séance est levée.
De vergadering is gesloten.

La séance est levée à 12.50 heures. Prochaine séance le mercredi 16 octobre 2002 à 14.15 heures.
De vergadering wordt gesloten om 12.50 uur. Volgende vergadering woensdag 16 oktober 2002 om 14.15 uur.


CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
45
BIJLAGE
ANNEXE
PLENUMVERGADERING
SÉANCE PLÉNIÈRE
WOENSDAG 16 OKTOBER 2002
MERCREDI 16 OCTOBRE 2002
MEDEDELINGEN
COMMUNICATIONS
COMMISSIES
COMMISSIONS
Verslagen
Rapports
Volgende verslagen werden ingediend:
Les rapports suivants ont été déposés:
namens de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen,
au nom de la commission des Relations extérieures,
- door de heer Geert Versnick, over:
- par M. Geert Versnick, sur:
. het wetsontwerp houdende instemming met de
Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse
Economische Unie en het Koninkrijk Saudi-Arabië
inzake de wederzijdse bevordering en bescherming
van investeringen, gedaan te Jeddah op 22 april 2001
(overgezonden door de Senaat) (nr. 1970/2);
. le projet de loi portant assentiment à l'Accord entre
l'Union économique belgo-luxembourgeoise et le
Royaume d'Arabie Saoudite concernant
l'encouragement et la protection réciproques des
investissements, fait à Djeddah le 22 avril 2001
(transmis par le Sénat) (n° 1970/2);
. het wetsontwerp houdende instemming met de
Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse
Economische Unie en de Regering van Burkina Faso
inzake de wederzijdse bevordering en bescherming
van investeringen, ondertekend te Brussel op
18 mei 2001 (overgezonden door de Senaat)
(nr. 1980/2);
. le projet de loi portant assentiment à l'Accord entre
l'Union économique belgo-luxembourgeoise et le
Gouvernement du Burkina Faso concernant
l'encouragement et la protection réciproques des
investissements, signé à Bruxelles le 18 mai 2001
(transmis par le Sénat) (n° 1980/2);
namens de commissie voor de Justitie,
au nom de la commission de la Justice,
- door de heer Tony Van Parys, over het wetsontwerp
houdende harmonisatie van de geldende
wetsbepalingen met de wet van 10 juli 1996 tot
afschaffing van de doodstraf en tot wijziging van de
criminele straffen (nr. 1747/4);
- par M. Tony Van Parys, sur le projet de loi relatif à
la mise en concordance des dispositions légales en
vigueur avec la loi du 10 juillet 1996 portant abolition
de la peine de mort et modifiant les peines
criminelles (n° 1747/4);
- door mevrouw Karine Lalieux, over het wetsontwerp
houdende instemming met het
samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat,
de Duitstalige
Gemeenschap, de Franse
Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap
betreffende het gesloten centrum voor voorlopige
plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf
omschreven feit hebben gepleegd (nr. 1865/2);
- par Mme Karine Lalieux, sur le projet de loi portant
assentiment à l'accord de coopération entre l'Etat
fédéral, la Communauté germanophone, la
Communauté française et la Communauté flamande
relatif au centre fermé pour le placement provisoire
de mineurs ayant commis un fait qualifié infraction
(n° 1865/2);
namens de verenigde commissies voor de
Landsverdediging en de Legeraankopen,
au nom des commissions réunies de la Défense
nationale et des Achats militaires,
- door mevrouw Mirella Minne, over het Plan voor
Investeringen voor Defensie en Veiligheid
(nr. 2076/1).
- par Mme Mirella Minne, sur le Plan
d'Investissements pour la Défense et la Sécurité
(n° 2076/1).
REGERING
GOUVERNEMENT
Opmerkingen betreffende een wetsvoorstel
Observations concernant une proposition de loi
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
46
Bij brief van 15 oktober 2002 zendt de minister van
Financiën zijn advies en zijn opmerkingen over
betreffende het wetsvoorstel van de heren Josy
Arens, Jean-Pierre Detremmerie, Jacques Lefevre,
Jean-Jacques Viseur en Yves Leterme tot wijziging
van artikel 34 van het Wetboek van de
inkomstenbelastingen 1992 in verband met de
pensioenen die door een Franse instelling voor
aanvullende pensioenen worden gestort (nr. 1849/1­
2001/2002) en de eisen van het Comité ter
bescherming van de Belgisch-Franse grensarbeiders,
betreffende de verlaagde belasting op of de volledige
vrijstelling van aanvullende Franse pensioenen.
Par lettre du 15 octobre 2002, le ministre des
Finances transmet son avis et ses remarques
concernant la proposition de loi de MM. Josy Arens,
Jean-Pierre Detremmerie, Jacques Lefevre, Jean-
Jacques Viseur et Yves Leterme modifiant l'article 34
du Code des impôts sur les revenus 1992 en ce qui
concerne les pensions versées par une institution de
retraite complémentaire française (n° 1849/1­
2001/2002) et les revendications du Comité de
Défense des Frontaliers belgo-français, concernant
l'imposition à taux réduit ou l'exonération intégrale
des retraites complémentaires françaises.
Verzonden naar de commissie voor de Financiën en
de Begroting
Renvoi à la commission des Finances et du Budget
ARBITRAGEHOF
COUR D'ARBITRAGE
Beroepen tot vernietiging
Recours en annulation
Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet
van 6 januari 1989 op het Arbitragehof geeft de griffier
van het Arbitragehof kennis van:
En application de l'article 76 de la loi spéciale du
6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de la
Cour d'arbitrage notifie:
- het beroep tot vernietiging van artikel 28 van de wet
van 14 januari 2002 houdende maatregelen inzake
gezondheidszorg, ingesteld door de BVBA
"Association belge des syndicats médicaux" en de
"Groupement des unions professionnelles belges de
médecins spécialistes";
- le recours en annulation de l'article 28 de la loi du
14 janvier 2002 portant des mesures en matière de
soins de santé, introduit par l'ASBL Association
belge des syndicats médicaux et le Groupement des
unions professionnelles belges de médecins
spécialistes;
(rolnummer: 2510)
(n° du rôle: 2510)
- het beroep tot vernietiging van de artikelen 62 tot 65
van de wet van
14 januari 2002 houdende
maatregelen inzake gezondheidszorg, ingesteld door
de BVBA "Association belge des syndicats
médicaux" eN de "Groupement des unions
professionnelles belges de médecins spécialistes;
- le recours en annulation des articles 62 à 65 de la
loi du 14 janvier 2002 portant des mesures en
matière de soins de santé, introduit par l'ASBL
Association belge des syndicats médicaux et le
Groupement des unions professionnelles belges de
médecins spécialistes;
(rolnummer: 2511)
(n° du rôle: 2511)
- het beroep tot vernietiging van artikel 112 van de
wet van 14 januari 2002 houdende maatregelen
inzake gezondheidszorg, ingesteld door de BVBA
"Association belge des syndicats médicaux", de
"Groupement des unions professionnelles belges des
médecins spécialistes", M. Moens en J. de Toeuf.
- le recours en annulation de l'article 112 de la loi du
14 janvier 2002 portant des mesures en matière de
soins de santé, introduit par l'ASBL Association
belge des syndicats médicaux, le Groupement des
unions professionnelles belges de médecins
spécialistes, M. Moens et J. de Toeuf.
(rolnummer: 2512)
(n° du rôle: 2512)
Ter kennisgeving
Pour information
VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE
POLITIEDIENSTEN
COMITE PERMANENT DE CONTRÔLE DES
SERVICES DE POLICE
Verslag
Rapport
Bij brief van 15 april 2002 zendt de voorzitter van het
Vast Comité van toezicht op de politiediensten,
overeenkomstig artikel 11 van de wet van 18 juli 1991
tot regeling van het toezicht op politie- en
inlichtingendiensten, het activiteitenverslag 2001 van
het Comité P over.
Par lettre du 15 avril 2002, le président du Comité
permanent de contrôle des services de police
transmet, conformément à l'article 11 de la loi
organique du 18 juillet 1991 du contrôle des services
de police et de renseignements, le rapport
d'activités 2001 du Comité P.
Verzonden naar de bijzondere commissies belast
met de parlementaire begeleiding van de Vaste
Comités P en I
Renvoi aux commissions spéciales chargées de
l'accompagnement parlementaire des Comités P et
R
CRIV 50
PLEN 276
16/10/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
47
VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE
INLICHTINGENDIENSTEN
COMITE PERMANENT DE CONTRÔLE DES
SERVICES DE RENSEIGNEMENT
Verslag
Rapport
Bij brief van 17 april 2002 zendt de voorzitter van het
Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten,
overeenkomstig artikel 35 van de wet van 18 juli 1991
tot regeling van het toezicht op politie- en
inlichtingendiensten, het activiteitenverslag 2001 van
het Comité I over.
Par lettre du 17 avril 2002, le président du Comité
permanent de contrôle des services de
renseignements transmet, conformément à
l'article 35 de la loi organique du 18 juillet 1991 du
contrôle des services de police et de
renseignements, le rapport d'activités 2001 du
Comité R.
Verzonden naar de bijzondere commissies belast
met de parlementaire begeleiding van de Vaste
Comités P en I
Renvoi aux commissions spéciales chargées de
l'accompagnement parlementaire des Comités P et
R
JAARVERSLAGEN
RAPPORTS ANNUELS
Hoge Raad voor de Justitie
Conseil supérieur de la Justice
Bij brief van 11 oktober 2002 zendt de voorzitter van
de Hoge Raad voor de Justitie, overeenkomstig
artikel 259bis-7 van het Gerechtelijk Wetboek, het
jaarverslag 2001 van de Hoge Raad voor de Justitie
over.
Par lettre du 11 octobre 2002, le président du
Conseil supérieur de la Justice transmet,
conformément à l'article 259bis-7 du Code judiciaire,
le rapport annuel 2001 du Conseil supérieur de la
Justice.
Dit jaarverslag 2001 werd door de algemene
vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie op
18 september 2002 goedgekeurd.
Ce rapport annuel 2001 a été approuvé par
l'assemblée générale du Conseil supérieur de la
Justice du 18 septembre 2002.
Ingediend ter griffie, in de bibliotheek en verzonden
naar de commissie voor de Justitie
Dépôt au greffe, à la bibliothèque et renvoi à la
commission de la Justice
"Bruxelles Formation"
Bruxelles Formation
Bij brief van 7 oktober 2002 zendt de directeur-
generaal van "Bruxelles Formation" het
jaarverslag 2001 van "Bruxelles Formation" over.
Par lettre du 7 octobre 2002, le directeur général de
Bruxelles Formation transmet le rapport annuel 2001
de Bruxelles Formation.
Verzonden naar de commissie voor de Sociale
Zaken
Renvoi à la commission des Affaires sociales
ADVIEZEN
AVIS
Hoge Raad voor de Justitie
Conseil supérieur de la Justice
Bij brieven van 10 oktober 2002 zendt de voorzitter
van de Hoge Raad voor de Justitie, overeenkomstig
de artikelen 259bis-12, § 1, en 259bis-18 van het
Gerechtelijk Wetboek, de volgende adviezen over:
Par lettres du 10 octobre 2002, le président du
Conseil supérieur de la Justice transmet,
conformément aux articles 259bis-12, § 1
er
, et
259bis-18 du Code judiciaire, les avis suivants:
- advies met betrekking tot het wetsontwerp tot
wijziging, wat de wedden van de magistraten van de
rechterlijke orde betreft, van het Gerechtelijk
Wetboek, en over de voorgestelde amendementen 1
tot 5 van de regering (nrs. 1911/1 en 2­2001/2002);
- avis relatif au projet de loi modifiant le Code
judiciaire en ce qui concerne les traitements des
magistrats de l'ordre judiciaire, et sur les
amendements 1 à 5 proposés par le gouvernement
(n
os
1911/1 et 2­2001/2002);
- advies met betrekking tot het voorontwerp van wet
tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzake de
rechtspleging.
- avis relatif à l'avant-projet de loi modifiant le Code
judiciaire en ce qui concerne la procédure.
Deze adviezen werden door de algemene vergadering
van de Hoge Raad voor de Justitie op 9 oktober 2002
goedgekeurd.
Ces avis ont été approuvés par l'assemblée générale
du Conseil supérieur de la Justice en sa réunion du
9 octobre 2002.
Verzonden naar de commissie voor de Justitie
Renvoi à la commission de la Justice
16/10/2002
CRIV 50
PLEN 276
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
48