KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
PLEN 258
CRIV 50
PLEN 258
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
P
LENUMVERGADERING
S
ÉANCE PLÉNIÈRE
woensdag
mercredi
17-07-2002
17-07-2002
18:15 uur
18:15 heures
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE

































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
PS
Parti socialiste
cdH
centre démocrate Humaniste
SP.A
Socialistische Partij Anders
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties
:
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit
papier, bevat ook de bijlagen)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (sur papier blanc, avec les annexes)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV
Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV
Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail :
publications@laChambre.be
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Berichten van verhindering
1
Excusés
1
WETSONTWERPEN
1
PROJETS DE LOI
1
Wetsontwerp betreffende de bijzondere
opsporingsmethoden en enige andere
onderzoeksmethoden (1688/1 tot 14)
1
Projet de loi concernant les méthodes
particulières de recherche et quelques autres
méthodes d'enquête (1688/1 à 14)
1
Hervatting van de algemene bespreking
1
Reprise de la discussion générale
1
Sprekers: Geert Bourgeois, Tony Van
Parys, Hugo Coveliers
, voorzitter van de
VLD-fractie
, Fred Erdman, Vincent Decroly,
Marc Verwilghen
, minister van Justitie
,
Martine Dardenne
Orateurs: Geert Bourgeois, Tony Van
Parys, Hugo Coveliers
, président du groupe
VLD
, Fred Erdman, Vincent Decroly, Marc
Verwilghen
, ministre de la Justice
, Martine
Dardenne
Bespreking van de artikelen
23
Discussion des articles
23
Spreker: Josy Arens
Orateur: Josy Arens
Wetsontwerp tot wijziging van artikelen 308 en
309 van het Gerechtelijk Wetboek (1482/1 en 2)
24
Projet de loi modifiant les articles 308 et 309 du
Code judiciaire (1482/1 et 2)
24
Algemene bespreking
24
Discussion générale
24
Bespreking van de artikelen
24
Discussion des articles
24
Wetsontwerp tot wijziging van de
faillissementswet van 8 augustus 1997, het
Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van
vennootschappen (geamendeerd door de Senaat)
(1132/16 tot 19)
24
Projet de loi modifiant la loi du 8 août 1997 sur
les faillites, le Code judiciaire et le Code des
sociétés (amendé par le Sénat) (1132/16 à 19)
24
Bespreking van de artikelen
25
Discussion des articles
25
Spreker: Pierre Lano
, rapporteur
Orateur: Pierre Lano
, rapporteur
Wetsontwerp betreffende de toetreding van België
tot de Inter-Amerikaanse
Investeringsmaatschappij (overgezonden door de
Senaat) (1936/1)
25
Projet de loi relatif à l'adhésion de la Belgique au
capital de la Société interaméricaine
d'investissement (transmis par le Sénat) (1936/1)
25
- Wetsontwerp betreffende de inschrijving van
België op het kapitaal van de Inter-Amerikaanse
Investeringsmaatschappij (1864/1)
25
- Projet de loi relatif à la souscription de la
Belgique au capital de la Société interaméricaine
d'Investissement (1864/1)
25
Algemene bespreking
25
Discussion générale
25
Bespreking van de artikelen
29
Discussion des articles
29
Sprekers: Jef Tavernier
, rapporteur
, Vincent
Decroly
Orateurs: Jef Tavernier
, rapporteur
, Vincent
Decroly
Wetsontwerp tot versterking van de wetgeving
tegen het racisme (1407/1 tot 6)
31
Projet de loi relatif au renforcement de la
législation contre le racisme (1407/1 à 6)
31
Algemene bespreking
31
Discussion générale
31
Bespreking van de artikelen
47
Discussion des articles
47
Sprekers: Josy Arens
, rapporteur
, Bert
Schoofs, Karine Lalieux, Fauzaya Talhaoui,
Pierrette Cahay-André, Fred Erdman,
Vincent Decroly, Laurette Onkelinx
, vice-
eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Josy Arens
, rapporteur
, Bert
Schoofs, Karine Lalieux, Fauzaya Talhaoui,
Pierrette Cahay-André, Fred Erdman,
Vincent Decroly, Laurette Onkelinx
, vice-
première ministre et ministre de l'Emploi
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1



PLENUMVERGADERING
SÉANCE PLÉNIÈRE
van
WOENSDAG
17
JULI
2002
18:15 uur
______
du
MERCREDI
17
JUILLET
2002
18:15 heures
______

De vergadering wordt geopend om 18.15 uur door de heer Herman De Croo, voorzitter.
La séance est ouverte à 18.15 heures par M. Herman De Croo, président.

Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:
Ministre du gouvernement fédéral présent lors de l'ouverture de la séance:
Marc Verwilghen.

De
voorzitter
: De vergadering is geopend.
La séance est ouverte.

Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij zullen in
bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen worden.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles
seront reprises en annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Berichten van verhindering
Excusés

Simonne Leen, Karel Pinxten, Joos Wauters, wegens ziekte / pour raison de santé.
Wetsontwerpen
Projets de loi
01 Wetsontwerp betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere
onderzoeksmethoden (1688/1 tot 14)
01 Projet de loi concernant les méthodes particulières de recherche et quelques autres méthodes
d'enquête (1688/1 à 14)
Hervatting van de algemene bespreking
Reprise de la discussion générale

De algemene bespreking is hervat.
La discussion générale est reprise.
01.01
Geert Bourgeois
(VU&ID): Mijnheer de voorzitter, deze korte
onderbreking had ongetwijfeld haar nut, niet om een infraroodcamera
te laten draaien maar blijkbaar om een andere camera te laten
draaien.

Mijnheer de minister, collega's, dit wetsontwerp is na de
wetsontwerpen met betrekking tot de anonieme getuigen, de
01.01
Geert Bourgeois
(VU&ID):
Ce projet de loi s'inscrit dans le
cadre de l'arsenal législatif
nécessaire pour lutter contre la
criminalité organisée et devrait
encore être complété par une loi
sur les repentis. En raison du veto
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
bedreigde getuigen en de verbeurdverklaring van misdadig
verkregen vermogen, het volgende in het wettenarsenaal dat nodig is
om de georganiseerde misdaad te bestrijden. Het is niet het laatste
ontwerp dat nodig is. Een wezenlijk onderdeel ontbreekt nog, met
name de wet op de spijtoptanten. Onder andere voor het onderzoek
naar de Bende van Nijvel is dit volgens het openbaar ministerie en
de politiediensten absoluut noodzakelijk. Deze wetgeving op de
spijtoptanten zal er evenwel niet komen, net zomin als het door
zowat heel Vlaanderen en eigenlijk zelfs door de meerderheid in
deze assemblee gevraagde evenwichtige jeugdsanctierecht, dit
omwille van het veto van de heer Di Rupo. Onbegrijpelijkerwijze
heeft hij enorm bezwaar gemaakt tegen de wet op de anonieme
getuigen. Tot mijn verrassing heb ik hem niet gehoord tijdens de
bespreking van dit ontwerp dat veel verder gaat en veel delicater is,
om niet te zeggen meer gevaren inhoudt dan de voorafgaande
wetgeving.

De N-VA is vragende partij voor een wetgeving met betrekking tot
bijzondere opsporingsmethoden. Mijnheer de minister, in deze
zittingsperiode ben ik waarschijnlijk de eerste interpellant terzake
geweest. Herhaaldelijk heb ik gevraagd naar een wetgevende
regeling, zowel in de proactieve als in de reactieve fase. Sinds
Franchimont hadden wij wel één en ander in de wet ingeschreven,
maar intussen moesten we het wel verder blijven stellen met
omzendbrieven. Het is niet onbelangrijk om even te herinneren aan
de wet-Franchimont. Sinds de wet-Franchimont staat in artikel 28bis
van het Wetboek van Strafvordering het volgende. Ten eerste, het
opsporingsonderzoek wordt gevoerd onder de leiding en het gezag
van de bevoegde procureur des konings. Ten tweede, de proactieve
recherche, met betrekking dus tot gepleegde maar niet aan het licht
gebrachte feiten of nog niet gepleegde feiten waaromtrent een
redelijk vermoeden bestaat, valt onder het opsporingsonderzoek. Ten
derde, het instellen van proactieve recherche kan niet zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van het openbaar ministerie.
Ten vierde, dit geldt onverminderd de naleving van de specifieke
wettelijke bepalingen die de bijzondere opsporingsmethodes regelen.
Dit laatste is nu precies datgene wat met het voorliggende ontwerp
wordt beoogd. Ten vijfde, opsporingshandelingen mogen geen
enkele dwangmaatregel met schending van individuele rechten van
vrijheden inhouden behoudens de wettelijke uitzonderingen. Die
wettelijke uitzonderingen werden in de wet-Franchimont niet ingevuld
maar maken eveneens specifiek het voorwerp van dit wetsontwerp
uit. De wet-Franchimont dateert van 12 maart 1998 zodat dit
wetsontwerp niets te vroeg komt. Bijzondere opsporingstechnieken
en ­methoden worden tot het voorliggende ontwerp van kracht wordt
nog altijd geregeld door omzendbrieven. De N-VA is dus tevreden
dat er eindelijk een wettelijke regeling komt zodat de grijze zone
verlaten wordt. Grijze zones zijn uit rechtstatelijk oogpunt niet echt
toe te juichen.

Ook het werkveld is sterk vragende partij, zoals is gebleken uit de
hoorzittingen. Dat is normaal en terecht. Wie elke dag bezig is met
die praktijken, heeft liever wettelijke rugdekking.

Hoe beoordeelt de N-VA de wettekst die ter stemming ligt?

Zoals ik reeds bij de bespreking van vorige wetsontwerpen ter
bestrijding van de zware en de georganiseerde criminaliteit
opposé par M. Di Rupo, cette loi
ne verra malheureusement jamais
le jour.

Il était temps que le projet de loi
sur les méthodes particulières de
recherche aboutisse étant donné
que depuis la loi Franchimont de
1998, l'article 28
bis
du Code
d'instruction criminelle contient un
certain nombre d'éléments relatifs
aux méthodes particulières de
recherche et que, jusqu'à présent,
cette matière était réglée par le
biais de circulaires.

La N-VA, tout comme les
personnes sur le terrain, se réjouit
qu'une réglementation voie enfin
jour.

En tant que démocrate, ce type de
projets de loi m'inspire un
sentiment partagé: la démocratie
doit défendre les libertés et les
droits fondamentaux mais doit
également prendre des mesures à
l'encontre de ceux qui les
bafouent. Toute personne
confrontée à des faits graves de
criminalité moderne aboutit à la
conclusion que la police et la
justice ne sont plus en mesure de
travailler sans ces méthodes
particulières de recherche.

Il ressort cependant de chiffres
provenant du ministère de la
Justice que la majeure partie des
demandes faites en 2001
concernaient des "délits de classe
moyenne". Aux Etats-Unis, 5%
seulement des écoutes
téléphoniques se rapportent à des
faits criminels. Il convient donc de
témoigner d'une certaine réserve
dans le cadre de la mise en place
des méthodes particulières de
recherche.

Pour la NV-A, les principes
fondamentaux de l'Etat de droit
doivent être respectés. En ce qui
concerne les délits commis par
des policiers, nous voulons que
soient garantis au maximum les
principes contenus dans l'article
28bis. Enfin, l'intégrité physique
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
benadrukte, heeft men als democraat een dubbel gevoel bij dat soort
wetsontwerpen. Democratie is er ter bescherming van de
fundamentele rechten en vrijheden. Elke dag werken we voort aan de
verfijning daarvan. Anderzijds heeft een rechtstaat de verplichting
om op te treden tegen degenen die de rechten en vrijheden van
anderen op misdadige wijze schenden.

Geconfronteerd met de moderne, zware criminaliteit komt men tot de
conclusie dat politie en gerecht niet meer zonder bijzondere
opsporingsmethodes kunnen, willen zij met enige kans op succes de
toch al ongelijke strijd met de criminaliteit aangaan.

We moeten nochtans ook een en ander relativeren. Ik verwijs terzake
naar de cijfers die de minister in de commissie voor de Justitie heeft
verstrekt. Uit die cijfers blijkt dat van de 1.149 aanvragen voor
bijzondere opsporingstechnieken in het jaar 2001 een groot aantal
betrekking had op wat ik "middenklasse" misdrijven zou durven te
noemen. Er was weliswaar ook sprake van een aantal zware
criminele feiten, maar het valt toch op dat echt zware feiten niet aan
de orde komen. Ik heb in de cijfers niets teruggevonden dat
betrekking had op criminele organisaties, hormonenmaffia, BTW-
carroussel, wapenhandel, terrorisme enzovoort. Laten we de cijfers
dan ook enigszins relativeren.

Het lijkt mij inderdaad interessant om kennis te krijgen van de
doctoraalscriptie die volgens collega Talhaoui aan de universiteit van
Antwerpen blijkbaar wordt voorbereid. Op die manier zullen we een
wetenschappelijke visie krijgen op de bijzondere
opsporingsmethodes. Ik herinner mij dat in de Verenigde Staten op
een totaal van 1 miljoen telefoontaps slechts 5% effectief betrekking
had op criminele feiten. Dat moet ons er toch toe aanzetten een en
ander te relativeren en grote voorzichtigheid en terughoudendheid bij
het wettelijk regelen van dergelijke bijzondere methodes en
technieken aan de dag te leggen.

Voor de N-VA moeten daarbij de fundamentele principes van de
rechtstaat worden gehandhaafd: elkeen heeft recht op een eerlijk
proces en op bescherming van de fundamentele rechten en
vrijheden. Schending van een aantal vrijheden kan alleen gebeuren
op rechterlijk bevel.

Daarnaast staan wij zeer terughoudend tegenover het plegen van
misdrijven door de overheid, door de politie.

Wij willen de principes vervat in artikel 28bis over de strafvordering
maximaal gegarandeerd zien.

Ten slotte moet uiteraard de fysieke integriteit van de politiemensen,
de informanten en de meewerkende burgers worden gegarandeerd.

Al die doelstellingen verzekeren is voorwaar een heikele opdracht,
een moeilijke klus op het vlak van de legistiek.

Het wetsontwerp is in grote mate verdienstelijk waar het de principes
van proportionaliteit en subsidiariteit vooropstelt. Daarstraks is in
bepaalde discussies andermaal duidelijk geworden dat die nooit uit
het oog mogen worden verloren. We kunnen dat niet genoeg
herhalen, vooral ook voor de mensen uit de praktijk die, meegesleept
des policiers, des informateurs et
des citoyens qui coopèrent avec la
police doit être garantie.

Nous nous réjouissons que les
principes de proportionnalité et de
subsidiarité soient mis en avant,
que le ministère public exerce en
principe la direction et l'autorité,
que l'on prévoie des garanties
maximales pour l'intégrité
physique des policiers et que le
secret professionnel vis-à-vis des
médecins et des avocats ait enfin
été limité.

Toutefois, des garanties
insuffisantes ont été incorporées
pour la direction et le contrôle par
le ministère public du
fonctionnement des informateurs.
Pour que nous ne tombions pas
dans un Etat policier, une
direction et un contrôle efficaces
par le ministère public sont
absolument nécessaires, quoique
la plupart des policiers soient
intègres. Il est incompréhensible
que ce contrôle n'ait pas été
accepté là où le risque d'osmose
est le plus grand. La police règle
le fonctionnement des
informateurs et le ministère public
n'obtient qu'un rapport général. Je
ne comprends pas tout ce tintouin
au sujet de l'amendement 11. Le
ministère public n'intervient
qu'après qu'on a travaillé avec
des informateurs et il n'en dresse
procès-verbal que si cela ne met
pas en péril la sécurité de
l'informateur. Pourquoi le
ministère public ne pourrait-il pas
requérir le juge d'instruction et
faire rapport à la chambre du
conseil?
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
door hun enthousiasme, de grote principes wel eens uit het oog
zouden kunnen verliezen. Het is ook belangrijk dat het openbaar
ministerie in principe belast is met de leiding en het gezag en dat er
maximale garanties worden ingebouwd voor de fysieke integriteit van
de politieambtenaren.

Het ontwerp werd ook op tal van punten verbeterd tijdens de
behandeling in de commissie. Ik denk onder andere aan de betere
bescherming van het beroepsgeheim van medici en advocaten. Op
dit vlak ging het aanvankelijke ontwerp veel te ver. Ik heb
daaromtrent van meet af aan voorbehoud gemaakt en ben blij dat wij
daarin met voldoende medestanders waren om het ontwerp om te
buigen tot een aanvaardbare bepaling terzake.

Ik denk verder aan de beperking en de proportionaliteit van de
strafbare feiten die politiemensen mogen plegen. Deze verbetering
werd aangebracht in de commissie. Ik denk bijvoorbeeld aan het
wegwerken van de onduidelijkheid met betrekking tot de
toepassingsdrempel van de bijzondere opsporingsmethoden
aangaande proactieve recherche. Aanvankelijk konden de teksten op
twee manieren worden gelezen. Dit werd geëxpliciteerd en
verduidelijkt. De hogere drempel met betrekking tot proactieve
recherche, vervat in het Wetboek van Strafvordering ingevolge de
wet-Franchimont, blijft gelden en kan dus niet onderuit worden
gehaald. Naast deze belangrijke principes, verdiensten en
verbeteringen, blijven er niettemin volgens ons een aantal
belangrijke minpunten uit rechtstatelijk oogpunt.

Ten eerste, er zijn volgens ons onvoldoende garanties voor de
leiding en de controle door het openbaar ministerie op de
informantenwerking. Zoals het jaarlijks rapport van het Comité P
aantoont, is gelukkig het overgrote deel van de politiemensen
integer, loyaal en correct. Jammer genoeg is een beperkt aantal dat
niet en zijn er zelfs een aantal corrupt. In die omstandigheden, en al
was het maar omdat ik niet in een politiestaat wens te leven, is een
efficiënte leiding en controle door het openbaar ministerie absoluut
noodzakelijk, zeker wanneer het gaat over bijzondere
opsporingsmethoden en -technieken zoals observatie, infiltratie,
informantenwerking, het onderscheppen van post, inkijkoperaties en
direct afluisteren. Precies op een van de domeinen waar het gevaar
op osmose, uitlokking, valse bewijsvoering enzovoort zeer groot is,
zo niet het grootst is, en waar bepaalde politiemensen makkelijk
zouden kunnen worden verleid om bepaalde grenzen te
overschrijden omdat zij permanent moeten bewegen in een wereld
waarin geen grenzen bestaan, precies daar is het toch wel jammer
dat de leiding van het openbaar ministerie in dit domein niet is
vooropgesteld. Het is de politie die de informantenwerking opzet,
uitvoert en regelt zonder al te veel pottenkijkers. Informanten worden
ingeschakeld zonder dat tussenkomst van het openbaar ministerie
noodzakelijk is. Het openbaar ministerie krijgt slechts een algemeen
verslag over de informantenwerking.

Ik begrijp moeilijk de hele heisa over amendement 11, aangezien het
openbaar ministerie zelf strikt gezien in zijn opsporingsonderzoek
geen toepassing maakt van informantenwerking. Het openbaar
ministerie treedt slechts op nadat er met informanten is gewerkt.
Bovendien maakt het hiervan slechts proces-verbaal op als dit de
veiligheid van de informant niet in het gedrang brengt. Met andere
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
woorden, waarom dan uitsluiten dat het openbaar ministerie de
onderzoeksrechter vordert en dat aan de raadkamer verslag wordt
gedaan, als die voorafgaande veiligheidsgarantie al in de wet staat?
01.02
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik wil
collega Bourgeois toch even verduidelijken wat het probleem was
met de teksten. In de tekst zoals die voorlag in het ontwerp en het
amendement van de regering was bepaald dat van zodra men
gebruik had gemaakt van een informant in het opsporingsonderzoek,
de zaak via het verslag van de onderzoeksrechter voor de
raadkamer moest komen. Het loutere feit dat aan het einde van het
opsporingsonderzoek de raadkamer.werd ingeschakeld, betekende
dat het milieu en de in verdenking gestelde wisten dat er een
informant was gebruikt.

Het feit alleen dat de raadkamer gevat was bewees dat, omwille van
de toepassing van de wet. Dat betekent dus dat het criminele milieu
zelf zonder enige twijfel initiatieven zou nemen om die te detecteren.
Dan lopen we het risico dat hij of zij wordt geïdentificeerd, met alle
gevolgen van dien. Een ander risico is dat informanten niet meer
bereid zouden zijn het te doen.

Op het ogenblik dat de zaak ten gronde voor de rechter komt, is de
situatie helemaal anders. Immers, als de procureur des Konings op
dat ogenblik van oordeel is dat er een proces-verbaal moet worden
opgemaakt ter bescherming van de informant, waarin formuleringen
worden gebruikt als "wij vernemen dat...", dan kan men op het
ogenblik van de behandeling voor de rechter ten gronde niet kunnen
te weten komen dat er een informant is gebruikt in het onderzoek.
Dat was de objectie: men wist automatisch dat er een informant was
gebruikt zodra de zaak na het opsporingsonderzoek voor de
raadkamer kwam. Dat was het probleem. Daarom was dit
levensbedreigend voor de informant, ook volgens het college van
procureurs-generaal.
01.02
Tony Van Parys
(CD&V):
Je vais vous exposer le problème
que posait le texte initial. Dès que
l'on avait recours aux services
d'un informateur, on pouvait être
certain que le milieu en serait
averti. Le rapport du juge
d'instruction devait en effet être
soumis à la chambre du conseil
dès la fin des enquêtes
préliminaires. Tout un chacun
pouvait donc déduire qu'il avait
été recouru à un informateur,
avec toutes les conséquences que
l'on devine pour la disponibilité
des informateurs et leur volonté
de collaborer; la possibilité de les
identifier mettait en effet leur vie
en péril. La situation est tout autre
pour le juge du fond: le procureur
du Roi peut décider de rédiger un
PV ne mentionnant aucun recours
à un informateur, dans le but de
protéger ce dernier.
01.03
Geert Bourgeois
(VU&ID): Mijnheer de voorzitter, ik
onderschrijf volledig de bekommernis om de veiligheid van de
informanten, ook uw basiszorg daarin, mijnheer Van Parys. Toch ben
ik niet overtuigd door uw woorden. Ik heb nu weliswaar de tekst niet
bij me maar ik herinner me goed de onderbreking van de voorzitter,
die uitdrukkelijk verwees naar wat er al voorafgaandelijk in de
wettekst stond, met name dat er pas een proces-verbaal wordt
opgemaakt als de veiligheid wordt gegarandeerd. Dus heeft de
onderzoeksrechter daar geen kennis van, als er geen proces-verbaal
is dat garanties biedt inzake de veiligheid. Ik deel dus uw
bekommernis maar ik blijf van oordeel dat het in deze niet
noodzakelijk was om het desbetreffende amendement goed te
keuren, precies omdat die garantie ingeschreven stond. Ze stond er
al in. Ik herinner me heel goed de discussie in de commissie waar
toen werd verwezen naar wat er al in het ontwerp stond.
01.03
Geert Bourgeois
(VU&ID):
Je partage la préoccupation de
Monsieur Van Parys mais son
argumentation n'est pas
convaincante. Lors des
discussions en commission, le
président lui-même a indiqué que
cette partie du texte devait être
envisagée à la lumière de la
disposition aux termes de laquelle
un PV ne peut être rédigé que si
la sécurité de l'informateur est
déjà garantie. Cela signifie que
seul le juge d'instruction a
connaissance du recours à
l'informateur. L'amendement était
donc superflu.
01.04
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, de heer
Bourgeois heeft voldoende inzicht in de materie om het goed te
begrijpen. De procureur des Konings stelt een proces-verbaal op in
het kader van het belang van het dossier en in het kader van de
01.04
Tony Van Parys
(CD&V):
Il est exact que le procureur du
Roi ne fera mention de
l'informateur dans le PV que si les
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
vrijwaring van de integriteit van de informant. Als hij van oordeel is
dat de informant in gevaar dreigt te komen, zal hij het proces-verbaal
zo opstellen dat men er niet uit kan detecteren dat er een informant
was. U kent de geijkte uitdrukkingen als "Wij vernemen dat...". Op
basis daarvan kan men in het dossier niet te weten komen dat er een
informant was. Men zou het echter wel te weten gekomen zijn door
het loutere feit dat na het opsporingsonderzoek de zaak voor de
raadkamer kwam. Daaruit bleek onomstotelijk dat er een informant
was gebruikt, want het wettigheidtoezicht kon maar op het ogenblik
dat er een informant was gebruikt. Dat is het grote probleem.
intérêts de l'enquête et la sécurité
de l'informateur sont assurés.
Cette certitude n'était pas acquise
tant qu'il fallait comparaître
devant la chambre du conseil pour
le contrôle de légalité puisqu'on
pouvait en déduire qu'il avait été
recouru à un informateur.
01.05
Geert Bourgeois
(VU&ID): Ik apprecieer uw poging om mij
inzicht te verschaffen. Anders kom ik even naar beneden om de tekst
te nemen. Het staat dus niet zo in de wet ingeschreven. Er wordt pas
een proces-verbaal opgesteld als er aan die dubbele voorwaarde is
voldaan, met name als de veiligheid van de informant kan worden
verzekerd. De zaak kan niet eens voor de raadkamer komen, want
het behoort allemaal tot het vertrouwelijke dossier. Het staat niet
eens in het strafdossier. Ik denk dus dat de veiligheidsgarantie op
een andere manier is geregeld.
01.05
Geert Bourgeois
(VU&ID):
On n'établit de PV que si la
sécurité de l'informateur est
assurée. Le reste relève du
dossier confidentiel.
01.06
Hugo Coveliers
(VLD): In de toelichting bij de artikelsgewijze
bespreking, pagina 80, wordt duidelijk gezegd dat het in artikel
47undecies gaat om een mechanisme dat wordt gebruikt ingeval de
procureur des Konings hetzij rechtstreeks wenst te dagvaarden, hetzij
wenst te seponeren.

Wat is nu het probleem? Precies door het feit dat de procureur des
Konings naar de raadkamer moest gaan, wist men dat er informanten
werden gebruikt. De meeste informanten hebben informatie waarover
niet iedereen beschikt. Het is vrij gemakkelijk in een organisatie om
te weten wie er wat heeft gezegd en ­ ik herhaal ­ dan zal hij dat
waarschijnlijk geen twee keer meer kunnen zeggen. Daarom is dat
stuk eruit gehaald. Mevrouw De Rouck en de heer Schitz hebben dat
op de hoorzitting ook gezegd.
01.06
Hugo Coveliers
(VLD): Le
rapport de la discussion des
articles mentionne clairement que
la partie relative à la chambre du
conseil est supprimée du texte
initial, précisément parce qu'elle
permet de conclure au recours à
un informateur.
01.07
Geert Bourgeois
(VU&ID): Mijnheer de voorzitter, op de
laatste onderbreking zal ik niet ingaan. Het geachte kamerlid heeft
gisteren verklaard dat hij het genoegen had niet te hebben begrepen
wat ik zei en hij vond dat ook een heel goede zaak. Ik ga door met
mijn uiteenzetting.

Het tweede delicaat punt bij de bespreking van dit ontwerp heeft
betrekking op het terugschroeven van de rol van de
onderzoeksrechter. Aantasting van de rechten en verplichtingen kan
voor mij in principe slechts na een rechterlijk bevel. Hier wordt deze
grens overschreden en geeft u terzake een aantal bevoegdheden
aan de vervolgende partij, met name het openbaar ministerie.

Dit staat haaks op de aanbeveling van de onderzoekscommissie-
Dutroux, die ervoor pleitte om aan de onderzoeksrechter een grotere
rol toe te kennen. Het staat ook haaks op het concept van de wet-
Franchimont. Ik ga natuurlijk akkoord met collega Erdman. Het is niet
aan de onderzoeksrechter om een pro-actieve recherche te gaan
leiden. Dit zou hem uit zijn rol weghalen. Hij treedt inderdaad per
definitie alleen maar re-actief op. Niettemin meen ik dat de
onderzoeksrechter bij zeer verregaande ingrepen inzake rechten en
01.07
Geert Bourgeois
(VU&ID):
Il reste toutefois un autre point
délicat: le juge d'instruction va
jouer un rôle moins important.
Certaines compétences
susceptibles de porter atteinte aux
droits et devoirs sont attribuées à
la partie poursuivante, en
l'occurrence le ministère public, ce
qui est en contradiction flagrante
avec les conclusions de la
commission Dutroux.

La même majorité a pourtant
approuvé la loi sur les témoins
anonymes qui prévoit à chaque
fois une instruction judiciaire
complète. A l'époque, l'incidence
de cette condition sur l'efficacité
de la loi avait soulevé des
questions.
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
vrijheden en inzake privacy, op een of andere manier een
controlerende rol zou moeten kunnen spelen.

Bovendien kan de onderzoeksrechter het hele onderzoek niet naar
zich toetrekken, wat een enorme tegenstelling met de wet op de
anonieme getuigen is, waar dezelfde meerderheid een bepaling heeft
goedgekeurd dat er telkens een volledig gerechtelijk onderzoek moet
worden gevoerd als het gaat over anonieme getuigen. De meeste
mensen waren van oordeel dat dit een zeer overtrokken beslissing
was, die wel eens de werkbaarheid van de wet op de anonieme
getuigen op de helling zou kunnen zetten. Ik vind het dus jammer dat
van de gelegenheid geen gebruik werd gemaakt om de positie van
de onderzoeksrechter eindelijk duidelijk te definiëren. De
onderzoeksrechter heeft nog altijd wettelijk de leiding over het
gerechtelijk onderzoek, maar met de wet-Franchimont en nu nog
meer wordt aan zijn bevoegdheid getornd.

Bovendien is de onderzoeksrechter met het voorliggende ontwerp
zelfs niet de garant van de fundamentele rechten en vrijheden. Hij is
niet meer de rechter van het onderzoek of de rechter van de
vrijheden, waarvoor sommigen pleiten.

Als de meerderheid, zoals in casu, het openbaar ministerie een
aantal verregaande bevoegdheden wou verlenen, dan moest de
onderzoeksrechter als tegenwicht een aantal controlerende
bevoegdheden hebben gekregen. Als u meer en meer evolueert in
de richting van het uithollen van het principe van het gerechtelijk
onderzoek onder leiding van de onderzoeksrechter, moet u
consequent zijn en moet u inderdaad op een of andere manier een
nieuwe figuur creëren. U moet eventueel de rechter van de rechten
en vrijheden of de rechter van het onderzoek creëren. Nu zit u op
een dubbel spoor en holt u de bestaande garanties uit.

Ik kom tot mijn derde punt van kritiek.

Il est regrettable qu'on n'ait pas
saisi l'occasion qui était offerte
pour définir clairement la position
du juge d'instruction. La loi
Franchimont d'abord et le présent
texte aujourd'hui portent atteinte
au rôle de ce dernier dans la
conduite de l'instruction judiciaire.
Si la majorité souhaite conférer au
ministère public de nouvelles
compétences d'une portée
considérable, elle doit, en
contrepartie, accorder des
compétences accrues en matière
de contrôle au juge d'instruction.
Si le principe de la conduite de
l'instruction judiciaire est vidé de
sa substance par le juge
d'instruction, il faut faire preuve de
cohérence et instituer un juge
chargé de l'instruction.
01.08
Fred Erdman
(SP.A): Mijnheer Bourgeois, ik deel uw
bekommernissen in het algemeen. Ik meen inderdaad dat het debat
ooit ten gronde zal moeten worden gevoerd, maar u moet dit toch
niet als een academische oefening gaan ontleden.

Ik spreek over eender welk onderzoek dat het openbaar ministerie
met het oog op een opsporingsonderzoek zou kunnen opstarten,
waarbij van bepaalde methoden gebruik wordt gemaakt.

U en ik weten dat het niet lang zal duren of men moet naar de
onderzoeksrechter gaan. Het is voldoende dat een persoon moet
worden aangehouden in het onderzoek om ook af te stevenen op een
onderzoek. Wil men in bepaalde omstandigheden daadwerkelijk een
huiszoekingsoperatie vorderen, geen inkijkoperatie, dan is een
onderzoeksrechter nodig. Vele van de bekommernissen die u nu uit
komen overeen met de reeds geuite kritieken waaronder de
verschuiving naar het openbaar ministerie. Zoals het tijdens de
besprekingen in essentie is gezegd, moet de onderscheiden rol van
beiden in dat onderzoek specifiek worden afgebakend. Waarom
hebben we zelfs in het gerechtelijk onderzoek de controle op de
opsporingsmethoden aan de procureur gelaten? Juist om de
onafhankelijkheid van de onderzoeksrechter te waarborgen.
Onverminderd het feit dat de onderzoeksrechter nog bevelen kan
01.08
Fred Erdman
(SP.A): Je
partage les préoccupations
générales de M. Bourgeois mais
le lieu n'est pas propice aux
exercices académiques. Il faut
comprendre qu'à un moment de
l'instruction, le recours au juge
d'instruction est incontournable,
par exemple pour procéder à une
arrestation ou demander une
perquisition..

Il est impératif que le juge
d'instruction conserve son
indépendance. Pour ces mêmes
raisons, dans une enquête
judiciaire, le contrôle des
méthodes de recherche est confié
au procureur.
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
geven tot stopzetting of wijziging, blijft de controle bij het openbaar
ministerie. Behalve misschien het feit dat het pro-actief onderzoek
zeer snel, zoals mijnheer Vandemeirssche zeer duidelijk stelde, in
een re-actief onderzoek kan omslaan, zie ik een lang re-actief
onderzoek ­ misschien wel een lange voorbereiding die wat tijd in
beslag kan nemen ­ niet direct zitten. Aan het einde van de rit en
aan het einde van het onderzoek hoeft men niet noodzakelijk bij een
gerechtelijk onderzoek uit te komen.
01.09
Geert Bourgeois
(VU&ID): Uit de besprekingen in de
commissie weet ik dat wij op dit punt dezelfde bekommernissen
delen. Alleen ben ik er niet zo zeker van dat het hier louter om een
academische oefening gaat. Het is inderdaad de realiteit. Ik ben het
met u eens dat de onderzoeksrechter zijn rol kan spelen die hij moet
spelen en kan spelen in het kader van het gerechtelijk onderzoek
eens de zaken in de fase van het gerechtelijk onderzoek zit. Hier
zitten we natuurlijk met een aantal voorafgaande omstandigheden
waarin hij die rol niet kan spelen, waarin hij de zaak niet altijd ­ zoals
hij dat misschien wenst ­ naar zich toe kan trekken en waarin hij
geen controlerende rol kan spelen precies daar waar het gaat om een
aantasting van rechten en vrijheden.

Ik kom aan een derde punt van kritiek: het ontbreken van een
regeling die een voldoende tegensprekelijke toetsing voor de rechter
mogelijk maakt. Een van de belangrijke zaken hierbij is het
vertrouwelijke dossier waarop ik straks nog terugkom. Ik heb tijdens
de besprekingen in de commissie op twee zaken gewezen en
aangedrongen.

Het eerste punt betreft een aanpassing van de regels inzake de
zuivering van de nietigheden. Ik weet dat zulks niet rechtstreeks
onder het betreffende ontwerp valt. Niettemin is het aan bod
gekomen tijdens de hoorzittingen. Ik denk dat wij nu eenmaal zijn
geconfronteerd met een uitspraak van het Arbitragehof in de zaak
Vercauteren. Ik citeer nog eens de uitspraak van het Arbitragehof
omdat zulks belangrijk is in het licht van mijn verdere betoog. Ik
citeer: " De absolute onmogelijkheid om voor de rechter ten gronde
nietigverklaarde handelingen aan te wenden staat niet in verhouding
tot het doel rechtsonzekerheid te vermijden. Het doel van de regels
van het Wetboek van Strafvordering, namelijk de waarheidsvinding
met het oog op de bestraffing van misdrijven is niet minder
noodzakelijk wanneer het dossier van onregelmatigheden is
gezuiverd. Door op absolute en algemene wijze te bepalen dat de
door een onderzoeksgerecht nietigverklaarde stukken niet mogen
worden ingezien en in de strafprocedure niet mogen worden
aangewend, zelfs niet wanneer zij elementen bevatten die
onontbeerlijk kunnen zijn voor de verdediging van een partij, doen de
bestreden bepalingen op onevenredige wijze afbreuk aan de rechten
van de verdediging."

Mijns inziens is het voorliggende ontwerp een uitgelezen kans om de
nietigverklaarde bepalingen van de wet Franchimont te vervangen.
Zoals u weet gaat het om een zin in de artikelen 131, paragraaf 2 en
artikel 235bis, paragraaf 6 van het Wetboek van Strafvordering, met
name en ik citeer: "De ter griffie neergelegde stukken mogen niet
worden ingezien en mogen niet in de strafprocedure worden
aangewend.".
01.09
Geert Bourgeois
(VU&ID):
Je partage cette dernière
préoccupation mais je crains que
la question ne soit pas aussi
académique. Je ne doute pas que
le juge d'instruction jouera son
rôle lors de l'enquête judiciaire
mais il s'agit ici du stade
précédent.

Je tiens enfin à souligner
l'absence de réglementation
satisfaisante en matière d'examen
contradictoire. C'est surtout le cas
pour la purge des pièces nulles.
La cour d'Arbitrage a estimé dans
l'arrêt Vercauteren que
l'impossibilité d'utiliser devant le
juge des pièces déclarées nulles
était disproportionnée par rapport
à l'objectif qui était d'éviter
l'insécurité juridique.
L'impossibilité de consulter ou
d'utiliser des pièces réputées
nulles porte préjudice aux droits
de la défense. La tentative qui
avait été faite de remplacer la
phrase concernée dans le Code
d'instruction criminelle a échoué
lors de l'adoption de la loi
Franchimont. Au demeurant, ma
critique à l'encontre de cette loi
portait précisément sur le fait que
la purge des pièces nulles ne se
faisait pas contradictoirement
devant le juge. En l'espèce, une
deuxième occasion a été
manquée alors que ce projet, eu
égard à son caractère délicat,
peut donner lieu à des débats sur
la nullité des pièces.

Mes observations au sujet du
dossier confidentiel ont
malheureusement été ignorées.
Le rôle du juge d'instruction est
vidé de sa substance, ce qui est
en contradiction totale avec la loi
relative aux témoins anonymes
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
Ik meen dat dit ontwerp uitermate delicate aangelegenheden regelt
omdat de debatten, de discussies over nietigheden precies ook met
deze nog zullen toenemen.

Mijn grote kritiek destijds op het ontwerp-Franchimont had betrekking
op de zuivering. Ik heb het altijd slecht gevonden dat de zuivering
gebeurde ten opzichte van bepaalde partijen op een niet
tegensprekelijke wijze, dat voor de rechter ten gronde het debat
daaromtrent niet meer kon worden gevoerd. Er kunnen situaties zijn
waarbij zuiveringen zijn gebeurd, vooraleer bepaalde partijen inzage
hebben. Mijns inziens is het uit het oogpunt van rechtsstaat en van
vertrouwen van de burger in de justitie, belangrijk dat er een andere
regeling totstandkomt voor de zuivering van de nietigheden.

Mijn tweede bedenking bij die tegensprekelijke toetsing, die ook al
door andere collega's werd aangehaald, heeft betrekking op het
vertrouwelijke dossier. Ik weet dat mijn opmerkingen weggewuifd
werden. Dat is daarstraks ook weer gebeurd. Ik heb genoteerd dat
collega Giet sprak van het paard van Troje in verband met het
vertrouwelijke dossier. Ik ben er niet zo zeker van ­ ik heb daarstraks
ook naar de dialogen geluisterd ­ dat dit alles geen repercussies
heeft. Men kan natuurlijk uitgaan van een zeer eenvoudig voorbeeld,
zoals de minister er daarstraks een formuleerde. Er kan inderdaad
worden gesteld dat in dat dossier de bewijskrachtige elementen
moeten vervat zijn, dat de bewijslast op die manier verzekerd moet
worden. Wat daarbuiten is gebeurd in het vertrouwelijke dossier komt
niet onder ogen van de rechter ten gronde. Men kan natuurkijk
allerlei mogelijke situaties bedenken ­ ik verwijs mutatis mutandis
naar de zaak-Vercauteren ­ waarbij mensen, betichten, beklaagden,
beschuldigden zeggen dat hun onschuld kan worden aangetoond aan
de hand van. Het is niet altijd zó dat wordt gesteld dat het openbaar
ministerie zich alleen mag beroepen op wat het dossier bevat. Men
heeft immers in dergelijk proces met diverse partijen ook diverse
discussies.

Zoals ik al opmerkte wordt de rol van de onderzoeksrechter
uitgehold. Dit staat in schril contrast met de wet op de anonieme
getuigen, waar telkens een volledig gerechtelijk onderzoek dient te
worden opgestart.

Ter staving citeer ik uit de toelichting van de minister op bladzijde 8
van het verslag: "De permanente controle over de uitvoering van
bijzondere opsporingsmethoden ligt bij de procureur des Konings,
ook als deze werden bevolen door de onderzoeksrechter. Het is
evident dat in geval van gerechtelijk onderzoek de
onderzoeksrechter zelf beslist welke methoden hij beveelt, wijzigt of
stopzet. Niettemin blijft ook in dat geval de procureur des Konings
zijn controlebevoegdheid uitoefenen. De machtigingen in dit verband
verleend door de onderzoeksrechter, worden door de procureur des
Konings ten uitvoer gelegd. Het vertrouwelijk dossier berust immers
bij het openbaar ministerie. Dit zal de procureur des Konings zijn of
de magistraat die hij aanduidt, de zogenaamde
vertrouwensmagistraat."

Collega's, de onderzoeksrechter heeft slechts inzage in het
vertrouwelijk dossier.

Ik ben er helemaal niet van overtuigd dat de overweging B.6.2. van
qui prévoit, à chaque fois, une
enquête judiciaire dans son
intégralité. Le juge d'instruction
peut uniquement consulter le
dossier. Le procureur du Roi
exerce un contrôle et le dossier
confidentiel relève de sa
responsabilité.

Je ne suis pas convaincu que le
considérant B.6.2 de l'arrêt
Vercauteren rendu par la Cour
d'arbitrage ne s'appliquera pas au
dossier confidentiel.
L'administration de la preuve dans
les affaires pénales touche à des
droits fondamentaux de la
défense. Même si le législateur a
garanti la protection de l'intégrité
physique des policiers et de leurs
collaborateurs, il n'est nullement
certain que la protection du
dossier confidentiel résistera à
l'examen de la Cour d'arbitrage.
Je regrette qu'il n'ait pas été
demandé au Conseil d'Etat ou à
des experts de rendre un avis
complémentaire à ce sujet.

La NV-A soutient les mesures
nécessaires pour combattre la
grande criminalité. Il s'abstiendra
toutefois parce que les objections
fondamentales sont trop
nombreuses que pour garantir le
respect de l'Etat de droit et que
trop de questions restent sans
réponse.
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
het Arbitragehof in het arrest-Vercauteren ­ overweging die ik
daarstraks heb voorgelezen ­ mutatis mutandis niet zal worden
ingeroepen of niet van toepassing zal zijn op het vertrouwelijke
dossier. Bewijsvoering in strafzaken raakt fundamentele rechten van
verdediging. Eenmaal de wetgever de bescherming van de fysieke
integriteit van politiemensen en medewerkers van politiemensen
heeft verzekerd, is het helemaal niet zeker dat de afscherming van
het vertrouwelijke dossier, het buiten de debatten houden ervan voor
de rechter ten gronde, de toets van het Arbitragehof zal doorstaan.

Wellicht is het jammer dat op dit punt geen bijkomend advies kon
worden verleend, hetzij door de Raad van State, hetzij door
deskundigen.

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik besluit. De
N-VA onverkort achter de noodzakelijke maatregelen in de strijd
tegen de zware georganiseerde criminaliteit. Daarnaast zijn er uit
rechtstatelijk oogpunt te veel fundamentele bezwaren en vragen die
geen antwoord krijgen. De N-VA zal zich dan ook op dit ontwerp ­
net als in de commisie ­ onthouden.
01.10
Vincent Decroly
(indépendant): Monsieur le président,
monsieur le ministre, je voudrais commencer par indiquer deux
points de convergence entre l'analyse que je voudrais développer du
projet qui nous est soumis et des points de vue qui ont été exprimés
avant moi à cette tribune.

Selon le premier point, il est effectivement des domaines où la lutte
contre la criminalité organisée doit admettre un certain nombre de
dérogations à des droits fondamentaux. Au parlement, nous devons
considérer le fait que des risques réels soient pris par rapport à des
actes qui peuvent mettre en danger les institutions de notre pays ou
même la démocratie.

Au regard de ce genre de risques, on doit considérer qu'il y a aussi
de la part de certains milieux de la criminalité organisée des menées
qui portent atteinte aux droits de l'homme, à la démocratie, qui sont
de nature à discréditer ces institutions. C'est à l'aune de ces risques
que doivent être appréciés les risques pris lors du recours à des
méthodes particulières de recherche comme celles-ci. C'est donc un
premier point sur lequel je crois pouvoir partager le point de vue
nuancé développé de façon équilibrée par plusieurs orateurs.

Il est un deuxième point sur lequel je suis parfaitement d'accord avec
la plupart de mes prédécesseurs. C'est l'idée qu'il faut une
législation. Cette idée tire sa légitimité de l'article 8 de la Convention
européenne de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés
fondamentales, qui commande de respecter la vie privée, la vie
familiale, le domicile et la correspondance tout en précisant
explicitement la possibilité que certaines dérogations à ce principe
fondamental soient apportées par une loi.

Le même principe se trouve dans les articles 22 ou même 29 de
notre Constitution qui concernent le respect de la vie privée et
familiale ou le secret de la correspondance. Là aussi, les constituants
belges avaient, dès le départ, indiqué que des exceptions pouvaient
se trouver énoncées dans des lois.
01.10
Vincent Decroly
(onafhankelijke): Van de
georganiseerde misdaad en de
bestrijding ervan mag geen
karikatuur gemaakt worden uit het
oogpunt van de mensenrechten.
Het risico op
mensenrechtenschendingen dat
die strijd tegen de misdaad
mogelijk inhoudt, moet afgewogen
worden tegen de gevaren van de
criminaliteit voor de rechten van
de mens.

De wetgever moest optreden.
Artikel 8 van het EVRM en de
artikelen 22 en 25 van de
Grondwet waarborgen de
eerbiediging van het privé-leven
en het gezinsleven, behoudens in
de gevallen en onder de
voorwaarden door de wet bepaald.
Die afwijkingen kan ik
onderschrijven.

Op die twee punten ben ik het dus
eens met de meerderheid, maar
dan scheiden onze wegen.

Sinds het begin van de
zittingsperiode is het probleem
met de huidige paarse
meerderheid dat wie het aandurft
te erkennen dat er een
misdaadprobleem bestaat wordt
meegevoerd in een ideologische
en politieke spiraal zonder einde.
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
A cet égard, je partage les points de vue exprimés avant moi, mais le
bout de chemin que je peux parcourir avec mes collègues s'arrête
déjà ici, en particulier le bout de chemin que je peux parcourir avec
la majorité arc-en-ciel. En effet, après trois ans de législature, on
peut commencer à dresser le bilan. J'ai le sentiment qu'avec cette
majorité, chaque fois qu'on reconnaît l'existence d'un problème dans
le domaine de la criminalité ou du pénal on se retrouve, en vertu
d'une espèce de dynamique idéologique et politique, emballé dans
une spirale dont nombre d'entre nous éprouvent des difficultés à
sortir.

C'est ainsi que l'on retrouve des socialistes, des chrétiens
démocrates flamands, des libéraux et même des verts côte à côte
sur des positions non seulement sécuritaires, mais qui peuvent
finalement même s'avérer contre-productives, inefficaces en tout
cas, par rapport aux objectifs affichés de lutte contre la criminalité
organisée.

Par exemple, en matière de procédure de comparution immédiate,
en matière de droits des jeunes, en matière de témoignage
anonyme, en matière ­ M. Erdman le reconnaissait tout à l'heure ­
d'extension à plusieurs reprises depuis le début de cette législature
du champ d'application de l'article 90ter du Code pénal, on est
chaque fois parti d'un accord intellectuel honnête que j'ai pu partager
à certains moments, avec des libéraux ou des socialistes au sein de
la majorité. On part ainsi d'un débat correct sur le fond et, par une
espèce d'emballement qu'on pourrait qualifier de magique s'il n'était
pas aussi dramatique dans ses effets potentiels, on se retrouve sur
des propositions gravement dérogatoires par rapport à des
procédures de droit commun et à des principes fondamentaux.

Ainsi, par exemple, quand M. Coveliers, en 1993 ou 1994, dépose à
la Chambre ou au Sénat, je ne sais plus, une proposition de loi
légalisant en quelque sorte l'essentiel des deux circulaires qui
régissaient la matière dont nous débattons aujourd'hui, j'ai applaudi
évidemment. Je trouvais important que l'on fasse sortir de l'ombre
des techniques qui, jusqu'alors, étaient laissées dans une certaine
clandestinité et mettaient ceux qui étaient censés les appliquer dans
une situation d'insécurité juridique permanente.

Le texte que nous examinons ici va plus loin, trop loin, d'autant que
dans un certain nombre de cas, l'emballement législatif dont je viens
de parler risque de s'avérer contre-productif dans ses effets par
rapport à la lutte contre la criminalité organisée et contre la
criminalité ordinaire.

Par rapport à la lutte contre la criminalité organisée, je crains qu'à cet
excès d'excitation législative frénétique va malheureusement
répondre une excitation comparable, si pas des milieux judiciaires,
certainement des milieux policiers que nous connaissons bien. Je
crois que ce genre de climat va finalement s'avérer nettement
préjudiciable à la recevabilité des preuves, par exemple, si les
conditions essentielles de nécessité, de subsidiarité et de
proportionnalité que tout le monde rappelle ici sont à ce point si mal
assurées, si mal ancrées dans la réalité du texte qui nous est soumis.

Contre-productivité ou risque de contre-productivité importante aussi
dans la lutte contre la criminalité ordinaire. Le recours inutile ou
Men loopt te hard van stapel op
wetgevend gebied als het erom
gaat maatregelen te nemen in het
kader van een securitaire logica.
Het gaat zo ver dat de wet
contraproductief dreigt te worden.
Dit geldt in de strijd tegen de
georganiseerde misdaad omdat
de reactie gerechtelijk en politieel
van die aard is dat de
ontvankelijkheid van de bewijzen
in het gedrang dreigt te komen,
als de voorwaarden van
noodsituatie, subsidiariteit en
proportionaliteit niet worden
gerespecteerd. Dat geldt ook voor
de strijd tegen de gewone
misdaad omdat het zinloos en niet
evenredig aanwenden van
dergelijke methoden om over
bewijsmateriaal te beschikken dat
met andere middelen had kunnen
worden geleverd, tot de
nietigverklaring van de bewijzen
zal leiden..

De rechtspraak van het Europees
Hof voor de rechten van de mens
veroordeelt "iedere politie-
infiltratie waarbij jongeren er
worden toe aangezet een inbreuk
te begaan". Dat zou een eerste
lacune zijn. Anderzijds zou de
vervolging onontvankelijk kunnen
worden verklaard. Dergelijke listen
zullen België vroeg of laat een
veroordeling in Straatsburg
opleveren. Er bestaan geen
studies over het nut van die
maatregelen in de strijd tegen de
georganiseerde misdaad.

Dergelijke kwesties reglementeren
biedt mogelijkheden, maar houdt
ook beperkingen in. In dit geval
heb ik de indruk dat er veel
mogelijkheden worden geboden
en er onvoldoende beperking
worden ingebouwd. Als we met
een dergelijke problematiek te
maken hebben, zouden we
moeten putten uit bepaalde
wetenschappelijke onderzoeken.
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
disproportionné à de telles méthodes particulières de recherche pour
recueillir des preuves qui auraient pu être rapportées autrement
pourra conduire à l'annulation pure et simple de ces preuves.

Un exemple à la page 17 de l'exposé des motifs: "La ruse
susceptible de favoriser la commission d'une infraction est permise
s'il y avait intention délictueuse préexistante, lorsque c'est un policier
qui incite quelqu'un à infiltrer un milieu criminel". Je crois que c'est
clairement le genre de disposition qui amènera tôt ou tard une
condamnation de Strasbourg. Le plus tôt possible, mais je crains que
pour aller jusqu'à Strasbourg, on doive attendre quelques années et
c'est là le problème. Parce que la jurisprudence de la Cour
européenne des droits de l'Homme, dans un arrêt par exemple du 9
juin 1998, condamne tout à fait clairement en son paragraphe 39
toute influence policière de nature à inciter un individu à commettre
une infraction. Là, je reviens sur ce petit débat que nous avons eu
tout à l'heure. Pourquoi bon sang n'avoir pas accepté d'inscrire
explicitement au 47quater la notion de provocation policière qui
paraît tout à fait finement définie par la jurisprudence existante? Je
sais qu'il y a une espèce de circonlocution approximativement
similaire dans le texte actuel du 47quater mais je pense que cette
circonlocution n'est pas tout à fait superposable à la notion de
provocation policière et à la jurisprudence qui s'est dégagée au fil du
temps dans nos juridictions.

D'autre part, et c'est une autre lacune de ce 47quater, l'irrecevabilité
des poursuites y est bien indiquée mais pas de façon suffisamment
claire car ce que la jurisprudence, la Cour européenne des droits de
l'Homme précise, c'est qu'il y a non seulement irrecevabilité des
poursuites dans un contexte comme celui-là, mais aussi irrecevabilité
ab initio
et définitive car, je cite l'arrêt du 9 juin, on considère que la
ruse en question a privé "
ab initio
et définitivement le requérant d'un
procès équitable".

À cause de ces lacunes, à cause de ces défauts, je pense qu'on se
trouvera réellement à un moment donné face à des situations où des
preuves seront considérées comme inutilisables et où
éventuellement des décisions de justice belges seront condamnées
par la juridiction de Strasbourg. Je trouve aussi significatif (et c'est
aussi une tare de la manière de travailler de la majorité depuis trois
ans) qu'il n'y ait pas eu d'études sérieuses sur la rentabilité de ces
mesures de lutte contre la criminalité organisée. Les éléments les
plus précis que j'ai entendu avancer jusqu'à présent portent sur
quelques articles de presse récents, et notamment sur une opération
qui a été menée à Thuin, je crois, après un vol d'armes dans une
caserne militaire. On nous indique que sans les méthodes
particulières de recherche, cette victoire n'aurait pas pu être
engrangée. Je demande à voir.

C'est vrai que dans cette affaire-là, il semble que les méthodes
particulières de recherche aient bien été utilisées, mais a-t-on une
indication précise, moi en tout cas je ne connais pas le dossier, de ce
qui se serait passé si on avait recouru non pas à des méthodes
particulières mais à des méthodes classiques de recherche?

Par ailleurs, je voudrais me référer à un dossier que je connais bien.
Je veux parler de celui de l'affaire Dutroux et de la période qui a
précédé le 17 août 1996. Je tiens à vous rappeler un élément qui me
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
semble susceptible de réduire l'enthousiasme de certains pour les
méthodes particulières de recherche à la lumière de l'expérience
thudinienne. A Charleroi, pendant plusieurs mois, des méthodes
particulières de recherche ont été mises en oeuvre avec le fameux
dossier Othello pour aboutir à la catastrophe que l'on sait. Je pense
donc qu'il aurait été utile de procéder à une étude approfondie autre
que simplement événementielle de la réelle rentabilité de ces
mesures dans la lutte contre la criminalité organisée.

J'en arrive au deuxième problème.

Réglementer et le faire sur des questions comme celles-là, c'est sans
doute permettre un certain nombre de comportements, notamment à
des policiers. C'est aussi rendre obligatoires d'autres mesures,
notamment de contrôle et de précaution. Mais cela devrait être
également interdire un certain nombre de choses. J'ai l'impression ­
j'y reviendrai ­ que dans ce dossier, on permet énormément de
choses. On prévoit ­ c'est vrai ­ un certain nombres de dispositions
et de garde-fous. Mais il ne s'agit de rien d'autres que de garde-fous
de façade. Et dans les faits, on n'interdit pas grand-chose.
01.11
Fred Erdman
(SP.A): Monsieur Decroly, je peux comprendre
qu'une étude scientifique, démontrant que ces méthodes auront un
effet positif dans le cadre de la lutte contre la grande criminalité,
puisse vous rassurer.

Malheureusement, une étude scientifique n'est pas nécessaire pour
constater que les méthodes normales ne suffisent pas à combattre le
crime organisé. Tel est le drame.

Comme on constate que les méthodes classiques ne suffisent pas à
combattre le crime, il faut adopter, même si c'est à contre-coeur, ces
méthodes en récoltant les fruits de l'expérience acquise à l'étranger.
D'ailleurs, dans plusieurs législations, on a légalement confirmé ces
méthodes. L'inverse est donc peut-être un argument qui vaut aussi
bien que l'absence d'étude.
01.11
Fred Erdman
(SP.A): Ik
begrijp dat men wil worden
gerustgesteld, maar we hebben
geen wetenschappelijke studies
nodig om aan te tonen dat de
klassieke methodes niet volstaan
om de georganiseerde misdaad te
bestrijden. We moeten dus,
weliswaar met tegenzin, bepaalde
methodes die op positieve
ervaringen zijn gebaseerd,
aanvaarden.
01.12
Vincent Decroly
(indépendant): Vous avez raison, mais
j'observe quand même que sous la précédente législature, sur des
questions comme celles-là, il arrivait assez fréquemment que l'on
puisse disposer, par exemple, de notes et parfois d'études
substantielles d'un service dont on n'entend plus parler, monsieur le
ministre. Je veux parler du service de politique criminelle.

Je pense également qu'une étude comme celle-là n'inverserait pas
les choses. Je n'ai d'ailleurs pas dit qu'il ne fallait pas de méthodes
particulières de recherche.

Je conteste que le changement de méthode ­ passer de méthodes
classiques à des méthodes particulières ­ soit le seul moyen de lutter
plus efficacement contre la criminalité organisée. Il existe d'autres
moyens comme tout ce qui touche à la formation des policiers et aux
moyens classiques dont on les dote, y compris sur le plan budgétaire.
Encore une fois, ce que je disais là n'allait pas dans le sens d'un
refus de principe de toute méthode particulière mais venait plutôt en
appui à une critique sur l'étendue du champ d'application et le peu de
clarté des limites posées sur certains points par ce projet de loi.
01.12
Vincent Decroly
(onafhankelijke): Ik betwist dat de
wijziging van de methodes de
enige efficiënte manier zou zijn
om de georganiseerde misdaad te
bestrijden. We zouden de
opleiding van de agenten kunnen
verbeteren of hun meer middelen
kunnen toekennen.

Bovendien werden bepaalde niet-
repressieve alternatieven door de
regering afgeblazen, zoals een
grotere betrokkenheid van de
slachtoffers bij de strafprocedure.
Ik heb de indruk dat de
meerderheid de rechten van de
gedetineerden en de burgerlijke
partij opzij heeft geschoven
hoewel die thema's tijdens de
verkiezingscampagnes regelmatig
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
Par ailleurs, je pense qu'il y aurait des alternatives non directement
répressives à la lutte contre la criminalité organisée que notre
gouvernement et la majorité qui le soutient au parlement ont pris
l'habitude de dédaigner. Je pense particulièrement à une association
plus forte des victimes à la procédure pénale. A chaque débat de ce
style-là, je vous rappelle une proposition de loi que j'ai déposée il y a
maintenant deux ans et qui fait écho à l'engagement de procéder,
au-delà de la petite réforme Franchimont de mars 1998, à une
réforme Franchimont plus importante, engagement qui fut pris par
tout le monde ici à cette tribune et dans les programmes électoraux
sur lesquels beaucoup d'entre nous ont été élus.

Une meilleure lutte contre la criminalité organisée suppose à mon
avis le renforcement des droits de la défense de la partie civile et la
consécration de droits réels pour la victime d'être associée plus
systématiquement à certaines phases de la procédure pénale. En
tout cas, dans cette lutte, il ne faut pas négliger l'apport possible des
victimes et d'une législation qui, en matière de procédure pénale,
irait un peu plus loin dans l'idée d'égalité des armes et d'association
des parties civiles au travail de la justice pour arriver à neutraliser
certains auteurs ou à faire émerger certaines vérités.

Au lieu de cela, j'ai l'impression que cette majorité a mis non
seulement les droits des détenus au placard mais aussi les droits de
la partie civile entre parenthèses depuis son avènement alors que,
pour beaucoup d'entre nous, monsieur le ministre, ce genre de
thématique a été à l'origine de notre élection, de notre réélection ou
du succès de nos partis.

J'en viens à la question du champ d'application du projet de loi qui
me paraît tout à fait contredire les beaux discours que l'on entend ici
et à l'extérieur du parlement sur le caractère strictement exceptionnel
que doit avoir le recours aux méthodes particulières de recherche.
C'est bien de le dire mais ce serait mieux de le faire, de l'écrire dans
les textes! C'est ainsi que quand M. Giet indique qu'il "espère" ­ il l'a
dit pratiquement comme cela ­ qu'une directive du Collège des
procureurs généraux permettra dans les faits de restreindre le champ
d'application au seul seuil fixé par l'article 90ter du Code pénal et par
l'article 324bis du Code d'instruction criminelle, je pense qu'il aurait
été très utile d'apporter dans le texte même de la loi ce genre de
limitation plus précise.

En effet, pour moi, le fait qu'il n'y ait aucun seuil infractionnel requis,
soit pour procéder à une observation simple, comme une filature, où
l'on ne recourt pas à des moyens techniques particuliers, soit pour
recourir aux indicateurs ou à une intervention différée, pose question
sur le type de régime que l'on prend le risque d'induire.

Trop bas aussi, le seuil infractionnel fixé à des infractions passibles
de minimum un an de prison, pour des observations avec moyens
techniques, l'interception du courrier ou la récolte de données
bancaires.

Pour moi, ces deux chapitres du projet sont de trop. Je pense
vraiment qu'avec le troisième, celui que j'ai cité tout à l'heure à la
suite de M. Giet, nous avions largement de quoi contrer la véritable
criminalité organisée et la véritable criminalité grave.
in het licht werden gesteld. Het
toepassingsgebied van het
ontwerp staat haaks op het
discours over de uitzonderlijke
aanwending van BOM's. Men had
er beter aan gedaan de minimale
zwaarwichtigheid van de strafbare
feiten duidelijker te begrenzen.

Voorts wordt het
proportionaliteitsbeginsel
geschonden. Men stelt bij de
wetgever geen enkele bereidheid
vast om de bijzondere
opsporingsmethoden te beperken;
dat is onrustwekkend, temeer daar
het begrip "proactiviteit",
gecombineerd met de bijzondere
opsporingsmethoden, een
wetgevend monster dreigt te
baren. Men stelt een bepaalde
verschuiving in de gebruikte
terminologie vast; zo heeft men
het niet langer over te plegen
strafbare feiten maar over
strafbare feiten die zullen worden
gepleegd, een ruimere betekenis
waarmee wij verder verwijderd
zitten van de proactiviteitslogica
stricto sensu.

In een artikel over bedrog in de
bewijsvoering in strafzaken,
verklaarde Christian De
Valkeneer, een magistraat, dat het
nodig is grenzen en uitsluitingen
inzake psychische en fysieke
integriteit vast te leggen; dat is in
het bijzonder nodig voor
zedenfeiten, voor herhaalde
misdrijven en voor daden die de
criminaliteit in de hand werken
zonder dat er voldoende
waarborgen zijn dat de beoogde
doelstellingen daardoor worden
bereikt, of wanneer het risico dat
ze niet worden gehaald erg groot
is en men dus de criminaliteit
dreigt aan te wakkeren.
Persoonlijk voeg ik daar nog de
misdrijven die worden gepleegd
tijdens observaties en de
uitlokking door de politiediensten
aan toe.

Wat het toezicht op de
politieagenten betreft, voert
amendement 47 een interne
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
A la lumière de ce qui existe dans le texte du projet, le principe de
proportionnalité, dont beaucoup se gargarisent, me paraît en réalité
bafoué. Selon moi, il n'y a pas de réelle volonté législative de limiter
l'engagement de méthodes particulières de recherche à la lutte
contre la criminalité organisée. Vu en outre le fait que depuis
l'avènement de la majorité dite arc-en-ciel, le champ d'application de
l'article 90ter a été "gonflé" à plusieurs reprises, nous aboutissons à
quelque chose de relativement inquiétant, d'autant que la notion de
proactivité instaurée légalement par la loi de mars 1998, cumulée
avec cette législation sur les méthodes particulières de recherche,
risque d'accoucher d'une sorte de "Dracula" législatif.

Quand on combine tout cela avec le fait que des infractions, qui ne
sont pas encore commises mais seraient susceptibles d'être
commises, puissent faire l'objet de telles méthodes particulières, on
peut se demander ce qui échappera au champ d'application de ces
législations et ce qu'il restera concrètement du droit qu'ont tous les
citoyens de ne pas être soupçonnés injustement d'actes qu'ils n'ont
pas commis.

Je note aussi un glissement dans la manière dont les termes sont
utilisés. Entre l'article 28bis datant de l'époque Franchimont, où l'on
parlait de faits punissables qui vont être commis, et les discours qui
sont tenus aujourd'hui ­ on parle désormais de faits punissables qui
seront commis ou d'auteurs qui commettraient ces faits ­, on passe
donc du futur immédiat à un futur simple ou à un conditionnel
présent. Cela montre que l'on s'éloigne d'une logique de proactivité
au sens le plus strict et que l'on prend doucement le chemin d'une
proactivité dans un sens beaucoup plus large.

Toujours à propos du principe de proportionnalité, je ferai référence à
un article d'un homme de terrain, M. Christian De Valkeneer. Il
s'intitule "La tromperie dans l'administration de la preuve pénale". Il a
été publié en 2000. Il reprend donc des considérations tout à fait
contemporaines, émises par un acteur qui ne peut pas être considéré
comme un observateur présentant des considérations strictement
abstraites et académiques. Que dit l'auteur?

Il dit qu'il faut des limites à la commission autorisée d'infractions et
même des exclusions. Je les cite: "Il faut que soient exclues les
atteintes à l'intégrité psychique ou physique des personnes, que ce
soit directement ou indirectement." Par exemple, la fourniture
d'armes devrait aussi être proscrite. Si un magistrat se prononce en
la matière, cela devrait retenir l'attention. Je trouve particulier que
sur la question des faits de moeurs, à laquelle M. le ministre semble
très sensible, on semble avoir oublié ces faits assez
croquignolesques mais quand même inquiétants.

Souvenons-nous de magistrats et de certains policiers de la
mouvance Nihoul à Bruxelles, qui fréquentèrent assidûment les
parties fines de la rue des Atrébates au nom de leur volonté d'infiltrer
les milieux criminels. Je considère que ce genre de procédé pose
une série de questions. Ne pas les exclure du champ d'application de
cette loi risque de renforcer encore ceux qui sont tombés dans ce
panneau hier, avec la conviction qu'ils peuvent continuer à le faire.

Le Conseil d'Etat, d'ailleurs, dans son avis sur ce projet opère une
distinction claire entre les infractions sans victimes et les infractions
proportionaliteit in tussen de daad
die men begaat en de daad die
men wil vermijden. `De strafbare
feiten mogen niet ernstiger zijn
dan die waarvoor de methoden
worden aangewend en moeten
evenredig zijn met het
nagestreefde doel'. Zij mogen dus
even ernstig zijn! Hier rijzen
alweer fundamentele ethische
vragen!

Men zegt dat de procureur des
Konings vooraf schriftelijk een lijst
moet opstellen met de strafbare
feiten die hij toestaat en daarnaast
zegt men dat de politieagenten de
procureur des Konings op de
hoogte moeten brengen zodra ze
een misdrijf plegen. Zo zet men
de deur wijd open voor misbruiken
allerhande.

Het principe dat men de
onderzoeksrechter moet
raadplegen telkens men een
bijzondere onderzoeksmethode
gebruikt is niet opgenomen. In de
feiten is het dus het parket dat
toeziet op die methodes en op hun
aanwending. De rechter kan enkel
nog toezien op de wettigheid. Het
is het openbaar ministerie dat
belast wordt met de uitvoering van
de bijzondere methoden en met
het permanent toezicht daarop.

Om te eindigen merk ik nog op
dat er vragen rijzen bij artikel 6
van het Europees Verdrag van de
rechten van de mens. Het zou
goed zijn duidelijk te stellen dat
een strafdossier niet uitsluitend uit
elementen mag bestaan die via
bijzondere opsporingsmethoden
werden verkregen. Na enkele
weken van besprekingen in
commissie krijgen we nu een
ontwerp voorgeschoteld waarover
moet worden gestemd en dat de
Senaat wellicht niet zal kunnen
evoceren. Ik stel vast dat het de
regering is die de keuzes maakt
inzake strafbeleid en dat de
commissie zich beperkt tot
formeel wetgevend werk, met
uitzondering van het amendement
waar ik het over had. Ik zal dan
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
qui causent des dommages à autrui. Je regrette que cette distinction
n'ait pu être retenue. Il ne peut suffire de dire que des infractions sont
nécessaires et qu'elles doivent être commises à tout prix pour
rassurer le milieu infiltré sur le caractère loyal de l'infiltrant.

M. De Valkeneer dit encore qu'il faudrait exclure la commission
répétée d'infractions. Autant on peut imaginer une aide occasionnelle
apportée à un acte délictueux ou criminel pour commettre une
infraction par une personne infiltrée dans le milieu, autant, à partir du
moment où ce type d'aide devient un acte récurrent, les problèmes
concrets se posent. Il propose aussi d'exclure les actes donnant les
moyens à la criminalité de prospérer sans garantie suffisante
d'atteindre les objectifs poursuivis par l'opération mettant en oeuvre
des méthodes particulières de recherche. Idem pour des situations
qui présentent un risque trop grand de ne pas atteindre ces objectifs,
voire de catalyser ceux de la criminalité.

Ce type d'exclusion aurait dû être plus explicitement, plus nettement
formulé dans le texte qui nous est soumis. J'ajoute qu'il aurait été
utile d'exclure du champ d'application les infractions commises lors
de l'observation ou du contact avec les indicateurs. Je ne vois pas
pourquoi, lors de l'observation ou lors du contact avec les
indicateurs, on doit être autorisé à commettre des infractions. Je me
souviens de M. Zicot et de la manière dont finalement, à force de
contact avec des indicateurs ou d'infiltration, certains policiers se
retrouvent ­ à leur corps défendant ou pas, nous l'apprendrons peut-
être un jour ­ de l'autre côté de la barrière.

De même, la provocation policière aurait dû explicitement apparaître
dans les exclusions, tout comme les infractions contre la Sûreté de
l'Etat. Je suis étonné qu'une majorité qui a manifesté son soutien aux
opérations de M. Bush dans sa grande campagne anti-terroriste en
Afghanistan, ne pense même pas aujourd'hui à interdire
explicitement des comportements risquant de mettre en danger la
Sûreté de l'Etat dans une législation comme celle-ci. Dans le texte
actuel, ce genre d'infraction peut éventuellement être autorisée. A la
lumière d'événements du début des années 80, par exemple, et de
menaces qui à mon avis guettent encore l'ordre démocratique de
notre pays, je trouve assez dangereuse la porte ainsi ouverte.

Sur le contrôle exercé sur les policiers, je reconnais qu'un
amendement à l'article 47quinquies, §2, en projet, instaure une forme
de proportionnalité interne entre l'acte commis et l'acte que le policier
est censé éviter, mais ma satisfaction ne peut malheureusement être
que partielle. En effet, il est indiqué que ces infractions ne peuvent
être plus graves que les infractions pour lesquelles les méthodes sont
mises en oeuvre. Elles doivent être proportionnelles à l'objectif visé.
J'en déduis que ces infractions peuvent être aussi graves que l'acte
contre lequel elles sont mises en oeuvre. A cet égard, je pense que
les questions éthiques de base se posent à nouveau dans la manière
dont on doit soupeser l'opportunité ou non de recourir à ces
méthodes.

De même, on peut lire que le procureur du Roi doit mentionner au
préalable et par écrit la liste des infractions qu'il autorise aux
policiers. Je pense que c'est une bonne disposition mais elle est
pratiquement neutralisée quelques lignes plus loin, où il est indiqué
que les policiers doivent avertir formellement le procureur du Roi dès
ook tegen dit wetsontwerp
stemmen.
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
qu'ils commettent une infraction. Cela veut dire en fait qu'ils peuvent
le faire sans autorisation préalable mais avec une simple autorisation
a posteriori. Sur ce plan, je pense qu'après avoir tenté de cadrer
quelque peu les choses, on rouvre un véritable boulevard à des
abus.

Je vous vois vous impatienter, Mme Herzet, mais n'ayez crainte,
toutes les mesures ont été prises pour que les choses aillent vite et
fassent le moins mal possible, Mme Dardenne.

Le principe du recours au juge d'instruction chaque fois qu'une
méthode particulière de recherche est utilisée n'est pas repris. Je
pense qu'en ce qui concerne le contrôle à exercer sur les policiers,
c'est un moins. Autre moins, le fait que, même pendant l'instruction,
le parquet gardera, dans les faits, la haute main sur ces méthodes et
leur utilisation. Et de plus en plus ­ c'est une malheureuse lame de
fond qui anime également la coalition arc-en-ciel ­, le juge est réduit
progressivement à un rôle de contrôle de régularité, même dans des
contextes aussi délicats que la préservation et la protection des
libertés fondamentales.

C'est le ministère public qui est finalement chargé à la fois de
l'exécution des méthodes particulières de recherche et de leur
contrôle permanent. Je pense qu'il va être difficile pour un certain
nombre de magistrats du ministère public d'exercer ce contrôle, tout
en étant aussi en charge de l'exécution de ces méthodes, avec toute
la sérénité et l'impartialité voulues.

Je terminerai en disant que l'article 6 de la Convention européenne
des droits de l'homme et tout ce qui touche au procès équitable pose
aussi question. Je me souviens que nous en avons beaucoup débattu
il y a un an, à propos du projet de loi sur le témoignage anonyme et
de la force probante que des témoignages anonymes peuvent avoir.
Je pense que
mutatis mutandis
, il aurait été utile également
d'expliciter qu'un dossier répressif ne peut pas se limiter à des
éléments recueillis au moyen de méthodes particulières de recherche
ou qu'à tout le moins, une condamnation ne peut se fonder ni
exclusivement ni de manière déterminante sur pareils éléments. Je
crois que par analogie avec la jurisprudence européenne en matière
de témoignages anonymes, cela aurait été un apport significatif à la
limitation des dégâts que cette loi risque d'occasionner.

Pour terminer, je constate que nous voilà, après seulement quelques
semaines de débat en commission, en présence d'un projet prêt à
voter, probablement dans quelques heures, moins de 24 heures
après la distribution du rapport, et peut-être sans même la possibilité
d'une évocation sénatoriale puisque je perçois comme un consensus
assez large. En dépit d'un certain nombre de reproches, de griefs et
de grincements de dents qui se font entendre, j'ai l'impression qu'au
moment venu, même les plus frustrés et les plus tristes d'entre vous
feront le bon geste de soutenir encore et encore le gouvernement
dont ils sont si peu contents dans les faits.

Je constate qu'à part l'amendement qui prévoit des garde-fous
particuliers en matière de protection du secret professionnel de
l'avocat ou du médecin objets d'une enquête avec méthodes
particulières de recherche, les véritables améliorations apportées à
ce projet depuis sa sortie du Conseil des ministres sont vraiment
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
rares et superficielles. Les choix politiques ne se font pas vraiment
au parlement. Ils sont remplacés, comme M. Giet semblait l'indiquer
tout à l'heure, par des choix de politique criminelle qui se font,
rappelons-le, sous l'égide de l'exécutif. Je constate qu'en
commission, finalement, on fait du travail technique et juridique
parfois utile. Mais les vrais choix politiques auraient dû se faire là et
devraient peut-être encore se faire ici et non au Collège des
procureurs généraux.

C'est pourquoi, à la lueur des risques de contre-productivité que
j'essayais d'ébaucher tout à l'heure et de ce qui sera sans doute le
comportement de la majorité de ce parlement vis-à-vis de
l'amendement de M. Arens, qui exclut les atteintes volontaires à
l'intégrité physique des gens, du champ d'application de cette loi, je
m'apprête sauf surprise demain, qui sait, à voter contre ce projet de
loi.
01.13 Minister
Marc Verwilghen:
Mijnheer de voorzitter, collega's,
de wet is per definitie een instrument dat reactief is. De woorden pro-
actief en reactief zijn vandaag dikwijls gevallen. De wet is reactief.
De wet hinkt altijd na omdat ze een probleem in de samenleving
probeert te regelen. De regel wil dat dit a posteriori gebeurt. De
bijzondere opsporingsmethodes zijn daarvan een levend voorbeeld.

Wij kennen de toepassing van die bijzondere opsporingsmethodes
reeds ettelijke jaren. De voorbije 10 jaar is deze toepassing niet weg
te branden uit de juridische actualiteit. Slechts nu zijn we erin
geslaagd een juridische basis tot stand te brengen waarop reeds lang
werd aangedrongen. Ik herinner me nog levendig het moment dat ik
in 1991 in dit Parlement kwam en voor het eerst een commissie voor
de Justitie in de Kamer bijwoonde, waarin de toenmalige minister van
Justitie werd geïnterpelleerd over het uitblijven van een wetgeving
met betrekking tot de bijzondere opsporingsmethodes. De minister
verwees naar een richtlijn van 1990 die in 1992 zou worden
aangevuld om ondertussen bij richtlijn dit probleem te proberen
oplossen. Hij was er zich zeer goed van bewust dat een wettelijke
grondslag noodzakelijk zou zijn. Dat was trouwens een indicatie van
een aantal parlementaire onderzoekscommissies die voor die tijd
gehouden werden. In 1985 was er de commissie-Wijninckx over het
groot banditisme en in 1988 en de volgende jaren de eerste
parlementaire onderzoekscommissie naar de Bende van Nijvel.
Ondertussen hebben zich daar een aantal andere commissies op
geënt zoals die naar de mensenhandel, de sekten, de parlementaire
onderzoekscommissie over de vermoorde en vermiste kinderen, de
Bende-bis-commissie en de parlementaire onderzoekscommissie
van de Senaat over de georganiseerde criminaliteit. Elk van deze
parlementaire onderzoekscommissies heeft de aanbeveling gedaan
om een wettelijke grondslag tot stand te brengen voor de bijzondere
opsporingsmethodes. Ondanks de jarenlange wetenschap dat een
wettelijke regeling broodnodig was bleven de aanbevelingen dode
letter, niet omdat het niet op de politieke agenda stond maar het
bleef bij goede voornemens.

Ik beschouw het als een mijlpaal dat de commissie voor de Justitie
aan deze politieke besluiteloosheid van het verleden een einde heeft
kunnen stellen en dat het wetsontwerp de ondoorzichtigheid, de
onzekerheid, de verwarring die bestonden kan vervangen door een
ondubbelzinnige transparante normering met een duidelijke controle.
01.13
Marc Verwilghen
,
ministre: La loi est un instrument
réactif qui règle les problèmes de
société a posteriori. Il en va de
même pour les méthodes
particulières de recherche. Bien
que le sujet ait figuré à l'ordre du
jour juridique pendant des années,
le fondement juridique vient
seulement d'être créé. Toutes les
commissions d'enquête
parlementaires instituées depuis
les années 80 ont formulé des
recommandations qui sont
invariablement restées lettre
morte.

C'est pourquoi ce projet constitue
une étape décisive. La confusion
et l'incertitude font place à des
normes transparentes et au
contrôle. La loi est très claire et
explicite et la méfiance n'est pas
de mise.

La loi répond à trois objectifs: elle
jette les bases d'une procédure
équitable, respecte les droits de la
défense et répond aux besoins
des fonctionnaires de police sur le
terrain.
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
Als we dit werk hebben kunnen tot stand brengen is dit in grote mate
te danken aan de bijstand die we hebben gekregen van het terrein
gevormd door een expertisenetwerk en de procureur-generaal die het
zwaar banditisme in zijn portefeuille heeft, aan de medewerking van
de vertrouwensmagistraten en last but not least omdat de
politiemensen van het terrein hun steentje hebben bijgedragen.

De wet is duidelijk en biedt een houvast. We beschikken over een
solide wettelijke basis en een controlemechanisme. Het wantrouwen
dat tegen dit systeem bestaat moet kunnen worden weggenomen.
Het ontwerp verzoent immers 3 belangen: het belang van een billijke
procesvoering, het belang van de rechten op verdediging en de
verzuchtingen van de optredende politieambtenaren.

En tout cas, monsieur le président, je voudrais souligner que ce
projet de loi n'est pas un fait isolé. Il s'inscrit dans une approche
globale du gouvernement dans la lutte contre le crime organisé et le
grand banditisme. Je comprends naturellement que l'on demande
que la clarté soit faite sur ce point. Mais vous devez savoir que c'est
dans le but de lutter contre ce crime organisé que d'autres projets de
lois ont été initiés.
Dit wetsontwerp kan niet los
gezien worden van anderen
teksten die betrekking hebben op
een alomvattende aanpak van de
strijd tegen de georganiseerde
misdaad en het zwaar banditisme.
Daarom begrijp ik dat onder meer collega Giet een opmerking heeft
gemaakt. Zijn opmerking heb ik niet begrepen als een limitering van
de wet, want de wet is klaar en duidelijk. Ik kan mij echter inbeelden
­ dit is trouwens een verzuchting die ik ook op het terrein heb
waargenomen bij de magistraten en de politieambtenaren die hebben
meegewerkt ­ dat men heeft gevraagd op een bepaald ogenblik een
reeks verduidelijkingen te kunnen maken. De toekomst zal uitwijzen
of dat al dan niet nodig is. In elk geval zal dat niet contra legem
kunnen gebeuren, laat dat duidelijk zijn. Daarvoor zijn de bakens,
waarin in de wet is voorzien, voldoende duidelijk. Dat was trouwens
ook niet de toon van het betoog van collega Giet.
Je comprends l'intervention de M.
Giet. Il ne demande pas de limiter
la portée de la loi mais seulement
de la préciser.
M. Giet demandait surtout que l'on se focalise sur les infractions qui
sont commises dans le cadre de la lutte contre le crime organisé et le
grand banditisme. En ce qui concerne cette problématique,
permettez-moi de me référer à l'approche sur ce sujet d'une
magistrate de confiance de Gand, Mme De Roeck.

N'oublions pas la loi relative à l'anonymat, à la protection des
témoins, au recueil des déclarations via des moyens audio-visuels
ainsi que le projet de loi portant extension des possibilités de saisie
et de confiscation en matière pénale. Il ne faut pas non plus oublier
le parquet fédéral qui a également vu le jour.
De heer Giet heeft gevraagd dat
men zich vooral zou toeleggen op
de georganiseerde misdaad en
het zwaar banditisme. Ik verwijs
naar Mevrouw De Rouck,
vertrouwensmagistraat bij het
parket van Gent, voor haar
aanpak van de problematiek.
Mijnheer de voorzitter, thans wil ik naar het wetsontwerp terugkeren ­
revenons à nos moutons. Natuurlijk is er een aantal heikele punten
geweest en het zou van grote naïviteit getuigen indien men zou
denken dat dit wetsontwerp als een fluitje van een cent door de
Kamer had kunnen passeren. Daarvoor hebben we tien zittingen
nodig gehad, tussen 30 april en heden. Daarin is natuurlijk wel een
aantal problemen aan bod gekomen die de wordingsgeschiedenis
van deze wet aantonen en tegelijkertijd ook de moeilijkheidsgraad
ervan.

Nu is er echter een resultaat gekomen. Dat resultaat is er gekomen
spijts niet aflatende onheilstijdingen en onheilsvoorspellingen.
Nous savions pertinemment que
l'adoption de ce projet de loi par la
Chambre requerrait de
nombreuses séances et
discussions.

Malgré toutes les mauvaises
prédiction, l'entreprise a pu être
menée à bien. Le projet de loi
comportait-il est vrai un certain
nombre de points délicats.
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
Sommigen hebben beweerd dat dit ontwerp niet door de Ministerraad
zou geraken. En toen het wel door de Ministerraad geraakte, hebben
zij gezegd dat het wellicht zou vastlopen in de commissie voor de
Justitie. Dat is niet gebeurd. Wij zijn erin geslaagd dit tot een goed
einde te brengen, al moet ik erbij zeggen dat die heikele punten niet
uit de weg mogen worden gegaan. Ik zal ze even aanraken, enkel op
het politieke vlak.

Eerst zal ik het hebben over de rol van de onderzoeksrechter. Gelet
op de mogelijke bedreiging van fundamentele rechten bij de
toepassing van de methode die in het ontwerp wordt geregeld,
wensten sommige parlementsleden de bevoegdheid tot het
aanwenden ervan uitsluitend en alleen aan de onderzoeksrechter toe
te kennen. Op die manier werd natuurlijk geen rekening gehouden
met de realiteit. Die realiteit werd nog verstevigd met de wet-
Franchimont, waardoor de onderzoeksrechter zich per definitie in het
reactieve deel van het onderzoek bevindt. Dat impliceert dat in die
omstandigheden geen gebruik zal kunnen worden gemaakt van
bijzondere opsporingsmethoden met het oog een pro-actieve
recherche, die we wel weliswaar hebben beperkt. Het is goed dat
daarover opmerkingen werden geformuleerd, tenminste over deze
delen die betrekking hebben op de criminele organisaties en de
toepassingen van de tapwet.

Een tweede probleem dat lang aan de orde is geweest, is het
probleem van de wettigheidscontrole op de bijzondere
opsporingsmethode. Aanvankelijk werd er niet in een procedure
voorzien. Om het politieke evenwicht te kunnen bereiken, werd er
toch in een procedure voorzien. Een aantal aspecten ervan zijn zo
belangrijk dat ik ze even onderstreep. Er was een politiek
controleaspect, waarover ongeveer iedereen zich op dezelfde lijn
bevond. Het probleem is pas gerezen bij de individuele dossiers, en
meer bepaald bij de individuele dossiers die geen aanleiding zouden
geven tot enige vervolging.

Collega Van Parys, ik geef toe dat u in uw betoog het standpunt van
het College van procureurs-generaal ­ en meer bepaald dat van de
heer Schins ­ nogmaals in het daglicht hebt gesteld. U hebt
verwezen naar uw eigen amendement, dat eigenlijk hetzelfde vroeg
als de heer Schins, met name de verdwijning van artikel 47undecies
uit de wetgeving. U hebt dat kracht bijgezet. Er is een amendement
geweest van collega Coveliers, die stelde dat met betrekking tot de
bijzondere opsporingsmethode de informantenwerking buiten
beschouwing moest worden gelaten. Uiteindelijk werd dat
amendement na een lange discussie aangehouden.

Van die lange discussie onthoud ik dat het probleem op een bepaald
moment eigenlijk een beetje "in overkill" werd voorgesteld. Daarmee
zeg ik niet dat u geen punt had om daarop terug te komen, alleen zijn
de consequenties die u daaraan vasthecht niet dezelfde
consequenties als bijvoorbeeld de voorzitter van de commissie of de
heer Bourgeois daaraan vasthechten.

Ik heb ook enkele opmerkingen gemaakt om te stellen dat het grote
gevaar dat mogelijkerwijs bestaat, genuanceerd moet worden en in
elk geval tot een andere proportie moest worden herleid.

Dat idee werd goedgekeurd, maar niet met een alternatieve
Ainsi, certains membres de la
commission souhaitaient réserver
la compétence relative à la mise
en oeuvre des méthodes
particulières de recherche au seul
juge d'instruction. Ce n'est pas
réaliste car le juge d'instruction
participe à la phase réactive de
l'enquête.
Une procédure a été instaurée
dans le cadre du contrôle de la
légalité des méthodes
particulières de recherche afin
d'atteindre à l'équilibre politique.
Les réticences de nombreux
membres étaient essentiellement
inspirées par les dossiers
individuels qui ne devaient pas
faire l'objet de poursuites. À
l'instar du Collège des procureurs-
généraux, Monsieur Van Parys a
préconisé la suppression de
l'article 47
undecies
de la
législation. L'amendement de
Monsieur Coveliers a finalement
été adopté.
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
meerderheid. Goedkeuring met een alternatieve meerderheid zou
namelijk betekend hebben dat er binnen de meerderheid een
strekking vóór en een strekking tegen was. De heer Coveliers diende
zijn amendement in en bleef dat aanhouden. U hebt dat ondersteund,
wat ik niet zal betwisten. Uiteindelijk kon dat amendement de
goedkeuring van eenieder wegdragen. Eerlijkheidshalve gezegd,
denk ik dat dit een evenwicht is dat in de tekst zeker en vast zijn
plaats kan verdienen.

L'indicateur a été exempté du passage obligatoire devant la chambre
du conseil après information et, outre le contrôle des dossiers classés
sans suite dans le cadre desquels les méthodes particulières de
recherche ont été exécutées, a été maintenu au sein de la hiérarchie
du ministère public. Toutefois, un système de contrôle politique a
également été adopté, ce dont je me réjouis car cela nécessitera que
nous revenions chaque année sur la problématique en question.
Nadat inlichtingen waren
ingewonnen werd de aanbrenger
vrijgesteld van de verplichte
passage voor de Raadkamer en
werd hij behouden in de hiërarchie
van het openbaar ministerie. Er
werd echter een stelsel van
politieke controle aangenomen
waardoor we elk jaar op deze
problematiek kunnen terugkomen.
Mijnheer de voorzitter, graag wil ik nog even stilstaan bij de
doelstellingen van de bijzondere opsporingsmethoden. In de
discussies, die vandaag vrij technisch waren, zijn wij daaraan
misschien wel deels voorbijgegaan. De gerechtelijke finaliteit is de
finaliteit bij uitstek van de bijzondere opsporingsmethodes. De
politieambtenaren zullen die bijzondere opsporingstechnieken
weliswaar uitvoeren, maar dat zullen zij altijd doen onder een
permanente controle van de magistratuur. Over die controle wil ik
toch even het volgende onderstrepen.
Les méthodes particulières de
recherche poursuivent un objectif
pénal : les fonctionnaires de
police les mettent en oeuvre mais
sous le contrôle permanent de la
magistrature.
M. Giet a dit qu'il faudrait qu'un budget soit disponible pour permettre
l'utilisation de ces techniques particulières et la formation de base
des magistrats; en effet, c'est le magistrat qui mène la discussion,
procède au contrôle et guide la manoeuvre. A ce propos, je constate
que depuis trois ou quatre ans, la formation des magistrats est de
plus en plus prise en compte. On s'attèle à améliorer la situation; à
titre d'exemple, hormis le fait que des réseaux d'expertise ont été
créés au sein du Collège des procureurs généraux, nous avons aussi
les magistrats de confiance qui sont formés pour ce type de tâches
difficiles et névralgiques.
De heer Giet heeft aangedrongen
op voldoende kredieten om die
technieken te kunnen aanwenden
en de basisopleiding van de
magistraten te waarborgen. De
jongste drie, vier jaar wordt de
toestand er beter op zoals onder
meer blijkt uit de specifieke
opleiding van de
vertrouwensmagistarten.
Mijnheer de voorzitter, daaraan wil ik toevoegen ­ en dat kan niet
genoeg worden onderstreept ­ dat er een bijzonder grote controle
bestaat op die bijzondere opsporingsmethoden, niet alleen intern bij
de politiediensten ­ en ik heb het dan nog niet over het feit dat men
daarvoor speciaal mensen zal aanduiden. Tegelijk zal ook worden
gebruikgemaakt van onder meer een externe controle door het
comité P of een controle door de inspectiediensten van de politie.
Il y a un contrôle particulièrement
important sur les MPR.
01.14
Geert Bourgeois
(VU&ID): Mijnheer de minister, u hebt zo'n
doorslaggevende argumenten gebruikt dat collega Van Parys door
zijn stoel is gezakt.
De
voorzitter
: De heer Van Parys is zolang op zijn stoel blijven zitten, dat zijn stoel het begaf, als ik dat
zo mag zeggen. Hij heeft ondertussen de plaats van de heer Van Peel ingenomen. Wij zullen morgen zien
wat daarmee gebeurt. Ik weet niet of die reparatie morgen al klaar zal zijn.
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
01.15 Minister
Marc Verwilghen:
Mijnheer de voorzitter, ik noemde
al de politiecontrole en de controle door de magistraat. Maar er is ook
nog de post factum controle door de raadkamer, door de kamer van
inbeschuldigingstelling, door het federaal parket en ­ laten wij dat
toch niet uit het oog verliezen ­ door de bodemrechter. Ik meen dus
dat in die omstandigheden toch heel wat bijkomende maatregelen
getroffen zijn geweest.

Mijnheer Decroly, ik wil onderstrepen dat het verbod op provocatie
met een sanctie van niet-ontvankelijkheid een bijzonder belangrijk
element is waarvan de waarde niet onderschat mag worden. U zegt
dan misschien wel dat die zaak niet voldoende duidelijk in de wet
omschreven is, maar volgens mij is dat zonder enige tegenspraak
bijzonder duidelijk.

Het principe geldt dat geen misdrijven gepleegd mogen worden naar
aanleiding van bijzondere opsporingsmethoden. Als dat wel gebeurt,
dan is er een strafuitsluitende grond, die aan een welbepaalde
formele procedure onderworpen is. Ook op dat punt biedt de wet
volgens mij voldoende soelaas, net zoals de
rechtvaardigingsgronden met het oog op de organisatie.
01.15 Minister
Marc Verwilghen:
Je ne songe pas seulement au
contrôle interne dans les services
de police, au contrôle externe par
le comité P et à celui des services
d'inspection à la police mais aussi
au contrôle post factum par la
chambre du conseil, la chambre
des mises en accusation, le
parquet fédéral et le juge du fond.
La loi offre suffisamment de
garanties en ce qui concerne les
provocations, la commission de
délits par des policiers et les
justifications en vue de
l'organisation.
Je ne vais pas détailler les autres moyens, monsieur le président. Je
voudrais simplement ajouter qu'en ce qui concerne l'infiltration et les
arguments développés à ce propos par Mme Dardenne, aucun projet
n'est actuellement en cours d'élaboration en ce qui concerne un
élargissement de la liste figurant à l'article 90ter du Code
d'instruction criminelle.
Wat infiltratie betreft, onderstreep
ik dat er geen wetsontwerp in de
maak is met het oog op een
uitbreiding van de lijst in artikel
90
ter
van het Wetboek van
Strafvordering.
01.16
Martine Dardenne
(ECOLO-AGALEV): Monsieur le ministre,
on vient de nous distribuer un document reprenant le travail législatif
effectué au cours de l'année 2001/2002 par la commission de la
Justice. Je constate que deux projets au moins concernent cet article
90ter; il y a le projet de loi modifiant l'article 90ter du Code
d'instruction criminelle (doc. 50/1271) et le projet de loi modifiant les
articles 80, 471, 472 du Code pénal et l'article 90ter, §2, 8° du Code
d'instruction criminelle.
01.16
Martine Dardenne
(ECOLO-AGALEV): Als ik het stuk
lees waarin de parlementaire
werkzaamheden van de
commissie voor de Justitie van
het jaar 2001/2002 worden
beschreven, stel ik vast dat er ten
minste twee wetsontwerpen
betrekking hebben op dat artikel
90
ter
. Dat artikel werd dus in één
jaar tijd twee keer gewijzigd.
01.17
Marc Verwilghen,
ministre: C'est exact.
01.18
Martine Dardenne
(ECOLO-AGALEV): En un an, on a déjà
modifié cet article à deux reprises!
01.19
Marc Verwilghen,
ministre: Je voulais dire qu'en dehors de
ces deux projets dont nous avions connaissance au moment de la
discussion, aucun projet de loi visant à élargir l'application de l'article
90ter n'est en préparation.

En ce qui concerne le champ d'application d'un an, je me pose la
question de savoir pourquoi cette disposition suscite une telle
réaction alors que l'on a besoin de ce délai pour la détention
préventive
01.19
Minister
Marc Verwilghen
:
Dat klopt, maar afgezien van die
twee ontwerpen staat er verder
geen wetsontwerp op stapel tot
uitbreiding van het
toepassingsgebied van artikel
90
ter
. Ik vraag mij trouwens af
waarom er zoveel heisa gemaakt
wordt over het toepassingsgebied
van één jaar - die termijn is
sowieso nodig voor de voorlopige
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
hechtenis.
01.20
Vincent Decroly
(indépendant): Monsieur le ministre, je suis
désolé mais on ne fait pas application de la détention préventive
proactivement.
01.20
Vincent Decroly
(onafhankelijke): Het spijt me
zeer, maar voorlopige hechtenis
pas je niet proactief toe.
01.21
Marc Verwilghen,
ministre: Cet argument est correct,
monsieur Decroly. Toutefois, je tiens à vous faire remarquer que
même si vous aviez des raisons, vous n'avez assisté à aucune des
dix séances qui ont été consacrées entièrement à l'étude de ce projet
de loi. C'est au cours de ces discussions que s'est cristallisé notre
travail.
01.21
Minister
Marc Verwilghen
:
Dat argument houdt steek,
mijnheer Decroly, maar u heeft
geen enkele van de tien
vergaderingen bijgewoond die
geheel aan de bespreking van dat
wetsontwerp gewijd werden.
Ten slotte, mijnheer de voorzitter, wil ik nog enkele bijkomende
opmerkingen maken. Zo vind ik dat de controle van de
bankrekeningen en de monitoring een heel verstrekkende maatregel
is. Wij hebben aangenomen ­ niettegenstaande het een grote
inbreuk op het privé-leven vormt, mevrouw Talhaoui ­ dat wij dit aan
de procureur des konings kunnen toevertrouwen. Voor het direct
afluisteren en de inkijkoperaties hebben wij terecht de tussenkomst
van de onderzoeksrechter behouden.

Mijnheer de voorzitter, collega's, dit was in een kort overzicht de
essentie van het wetsontwerp dat voorligt. Ik denk dat wij deze
mijlpaal absoluut moeten bereiken. Het heeft lang genoeg geduurd
eer de aanbevelingen van verschillende parlementaire
onderzoekscommissies op dit punt konden worden geconcretiseerd.
In deze omstandigheden nodig ik het Parlement uit tot stemming van
het wetsontwerp over te gaan.
Le contrôle des transactions
bancaires
et le monitoring
constituent en effet une atteinte à
la vie privée mais ces mesures
peuvent être confiées au
procureur du Roi.

Nous devons absolument franchir
ce pas. Je demande donc au
Parlement d'approuver ce projet
de loi.
De
voorzitter
: De commissie heeft daaraan tien vergaderingen gewijd. Je viens de vérifier, on a consacré
près de 5 heures de débat en plénière à ce projet.

De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Bespreking van de artikelen
Discussion des articles

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis
voor de bespreking. (Rgt 66,4)
(1688/14)
Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion.
(Rgt 66,4)
(1688/14)

Het wetsontwerp telt 15 artikelen.
Le projet de loi compte 15 articles.
Ingediend amendement:
Amendement déposé:
Art. 4
- 34: Josy Arens (1688/7)

A l'article 3, il faut apporter des petites corrections de texte. Monsieur Erdman, vous avez souligné qu'il
faut transformer dans le texte néerlandais «beschikking» en «beslissing». Le texte français indique
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
«décision», c'est clair.
Het gaat om de paragrafen 4 en 7 van artikel 3. Artikel 47septies wordt gewijzigd door artikel 3. Daar gaat
het om paragraaf 2 van artikel 47septies alsook om de twee laatste paragrafen van het gewijzigd artikel.
In artikel 3 wordt het woord "beschikkingen", vervangen door "beslissingen". Dans l'article 4, le mot
«beschikkingen» devient «beslissingen».
01.22
Josy Arens
(cdH): Monsieur le président, par cet
amendement, nous demandons d'insérer, à l'article 47 quinquies,
paragraphe 2, un nouvel alinéa entre les alinéas 2 et 3. Je lis cet
alinéa: "Toute atteinte volontaire à l'intégrité physique des personnes
est interdite". Nous avons déjà défendu cet amendement en
commission car il nous semble très important. C'est la raison pour
laquelle nous l'avons redéposé en séance plénière.
01.22
Joseph Arens
(cdH): Ons
amendement strekt ertoe elke
vrijwillige inbreuk op de fysieke
integriteit van de mensen te
verbieden.
De
voorzitter
: De stemming over het amendement en artikel 4 wordt aangehouden.
Le vote sur l'amendement et l'article 4 est réservé.
De artikelen 1 tot 3 en 5 tot 15, met tekstverbeteringen, worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 3 et 5 à 15, avec corrections de textes, sont adoptés article par article.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het aangehouden amendement en het
aangehouden artikel 4 en over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'amendement et l'article 4 réservés ainsi que sur
l'ensemble aura lieu ultérieurement.
02 Wetsontwerp tot wijziging van artikelen 308 en 309 van het Gerechtelijk Wetboek (1482/1 en 2)
02 Projet de loi modifiant les articles 308 et 309 du Code judiciaire (1482/1 et 2)
Algemene bespreking
Discussion générale

De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.

De heer Bart Somers, rapporteur, verwijst naar het schriftelijk verslag.
M. Bart Somers, rapporteur, se réfère au rapport écrit.

Vraagt iemand het woord?
(Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole?
(Non)

De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Bespreking van de artikelen
Discussion des articles

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis
voor de bespreking. (Rgt 66,4)
(1482/1)
Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion.
(Rgt 66,4)
(1482/1)

Het wetsontwerp telt 4 artikelen.
Le projet de loi compte 4 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
De artikelen 1 tot 4 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 4 sont adoptés article par article.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
03 Wetsontwerp tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk
Wetboek en het Wetboek van vennootschappen (geamendeerd door de Senaat) (1132/16 tot 19)
03 Projet de loi modifiant la loi du 8 août 1997 sur les faillites, le Code judiciaire et le Code des
sociétés (amendé par le Sénat) (1132/16 à 19)

Overeenkomstig artikel 68 van het Reglement wordt geen algemene bespreking in plenaire vergadering
gewijd aan een wetsontwerp dat door de Senaat naar de Kamer is teruggestuurd, tenzij de Conferentie
van voorzitters anders beslist.
Conformément à l'article 68 du Règlement, les projets de loi renvoyés à la Chambre par le Sénat ne font
plus l'objet d'une discussion générale en séance plénière, sauf si la Conférence des présidents en décide
autrement.
03.01
Pierre Lano,
rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik verwijs
naar het schriftelijk verslag.
Bespreking van de artikelen
Discussion des articles

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis
voor de bespreking. (Rgt 66,4)
(1132/16)
Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion.
(Rgt 66,4)
(1132/16)

Het wetsontwerp telt 37 artikelen.
Le projet de loi compte 37 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
De artikelen 1 tot 37 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 37 sont adoptés article par article.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
04 Wetsontwerp betreffende de toetreding van België tot de Inter-Amerikaanse
Investeringsmaatschappij (overgezonden door de Senaat) (1936/1)
- Wetsontwerp betreffende de inschrijving van België op het kapitaal van de Inter-Amerikaanse
Investeringsmaatschappij (1864/1)
04 Projet de loi relatif à l'adhésion de la Belgique au capital de la Société interaméricaine
d'investissement (transmis par le Sénat) (1936/1)
- Projet de loi relatif à la souscription de la Belgique au capital de la Société interaméricaine
d'Investissement (1864/1)

Ik stel u voor een enkele bespreking aan deze twee wetsontwerpen te wijden.
(Instemming)
Je vous propose de consacrer une seule discussion à ces deux projets de loi.
(Assentiment)
Algemene bespreking
Discussion générale

De algemene bespreking is geopend.
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26
La discussion générale est ouverte.

De
voorzitter
: Wij luisteren naar het mondelinge verslag. Ik heb de heer Tavernier gevraagd bondig te
zijn, maar toch voldoende elementen te vermelden zodat de Kamer op de hoogte is.
04.01
Jef Tavernier,
rapporteur: Mevrouw de vice-eerste minister,
mijnheer de minister, collega's, de voorzitter heeft mij daarnet
verplicht het mondelinge verslag te lezen zodat men in de annalen
van de Kamer kan terugvinden waarover werd gesproken en beslist.
In de commissie voor de Financiën van 16 juli 2002 hebben wij twee
wetsontwerpen besproken. Het eerste ontwerp kwam van de Senaat
en handelt over de toetreding van België tot de Inter-Amerikaanse
Investeringsmaatschappij. Het tweede wetsontwerp werd door de
regering in de Kamer ingediend en handelt over de inschrijving van
België op het kapitaal van de Inter-Amerikaanse
Investeringsmaatschappij.

Ik geef het verslag in de taal waarin het door de diensten werd
opgesteld. De minister van Financiën gaf eerst een inleidende
uiteenzetting.
04.01
Jef Tavernier
(AGALEV-
ECOLO): Lors de la réunion de la
commission des Finances du 16
juillet 2002, deux projets de loi ont
été examinés: un premier projet
transmis par le Sénat concernait
l'adhésion de la Belgique au
capital de la Société
interaméricaine d'investissement
et un deuxième projet de loi se
rapportait à la souscription de la
Belgique au capital de cette
même société interaméricaine
d'investissement (BID). Le
ministre des Finances a prononcé
un exposé introductif.
La Société interaméricaine d'investissements est apparentée à la
Banque interaméricaine de développement dont la Belgique est
membre depuis 1976. Comme les autres banques régionales de
développement, elle a pour objectif la promotion du développement
économique et social de ses pays membres emprunteurs. La Banque
interaméricaine de développement a été créée en décembre 1959 et
a commencé ses activités le 1
er
octobre 1960. La SII a été créée en
1984 et a commencé ses activités en 1989. Son objectif est la
promotion du développement de l'Amérique latine et des Caraïbes
par l'octroi de prêts aux petites et moyennes entreprises et de
préférence la prise de participation dans le capital de celles-ci. Son
capital s'élève à plus de 200 millions de dollars américains dont les
pays régionaux emprunteurs détiennent actuellement plus de 50%,
les Etats-Unis 25% et les pays membres non régionaux 21%.

Si la Belgique est autorisée à adhérer à la SII parmi les membres de
la BID, seuls le Canada et le Royaume-Uni n'en seront pas membres.
Sur la base des états financiers du 31 décembre 2001, depuis 1989,
plus de 2590 entreprises de la région ont été soutenues. Le coût total
des investissements réalisés s'élève à plus de 8 milliards de dollars
américains pour un montant total de financement de la SII de 760
millions de dollars américains, à quoi il convient d'ajouter un montant
total de 400 millions de dollars au titre de cofinancement; 87% des
engagements de la société ont déjà été décaissés. Selon la SII,
chaque dollar qu'elle engage a contribué à en mobiliser six en faveur
des sociétés qui ont créé 200.000 emplois, dont 38.000 en 2001.

En dépit des développements positifs, la plupart des petites et
moyennes entreprises qui représentent, en moyenne, 50% du produit
intérieur brut régional restent privées de financement à long terme
sous forme de prêts et de prises de participation, ce qui a incité les
pays membres de la SII à entamer des discussions sur une
augmentation de capital.

Un accord est intervenu en mai 1999 sur une augmentation de
capital de 500 millions de dollars sous la forme de 50.000 actions de
De Interamerikaanse
investeringsbank, verwant met de
Interamerikaanse
ontwikkelingsbank waar ook
België lid van is, startte haar
activiteiten in 1989. Doelstelling is
het bevorderen van de
ontwikkeling van Latijns- Amerika
en de Caraïben, door het toestaan
van leningen aan kleine en
middelgrote ondernemingen en,
bij voorkeur, door een participatie
in hun kapitaal.

Meer dan 2.590 bedrijven kregen
steun. De totale kostprijs van de
investeringen beloopt meer dan 8
miljard dollar en elke dollar die de
Interamerikaanse
investeringsbank heeft ingezet
heeft 6 bijkomende dollar
vrijgemaakt voor de bedrijven, die
200.000 bijkomende jobs hebben
gecreëerd.

Aangezien de meeste KMO's van
de streek van een
langetermijnfinanciering en
participaties verstoken blijven
werd beslist tot een
kapitaalsverhoging met 500
miljoen dollar. Men heeft ons land
voorgesteld daarin te participeren
via de over zeven jaar gespreide
aankoop van 169 aandelen van
10.000 dollar, zijnde 0,24% van
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
27
10.000 dollars chacune, 4.729 de ces actions étant mises à la
disposition des pays membres de la BID qui souhaitaient adhérer à la
société.

Il a été proposé à la Belgique de souscrire à 169 actions, soit 0,24%
du capital de la SII à comparer avec sa part de 0,34% dans le capital
de la BID. Le coût de cette participation s'élèvera à 1,69 million de
dollars, soit environ le même montant en euro, et s'étalera sur 7 ans.

Si la Belgique ne devenait pas membre de la SII, cette dernière, la
coopération des investisseurs, des exportateurs et des banques
belges en souffriraient. En effet, la société ferait d'abord appel aux
entreprises des pays membres et ne contacterait qu'en dernier
recours les pays non membres.

La transmission d'informations aux entreprises serait également
rendue plus difficile par la non-adhésion.

Enfin, sachant que le soutien des petites et moyennes entreprises
constitue un des meilleurs outils de lutte contre la pauvreté, la
Belgique risquerait de se priver d'un instrument efficace d'aide au
développement.

Les versements liés à l'adhésion à la SII entreront en ligne de
compte pour le calcul de l'aide publique au développement.

Considérant ces arguments et le fait que cette augmentation de
capital pourrait constituer la seule opportunité d'adhérer à la SII, la
Belgique a jugé souhaitable d'accepter l'invitation d'adhésion et de
souscription qui lui a été transmise selon les modalités résumées ci-
avant.
het kapitaal van de IAI.

Onze economische samenwerking
met de IAI zou te lijden hebben
onder de niet participatie van ons
land, dat daardoor terzelfder tijd
van een doeltreffend instrument
inzake
ontwikkelingssamenwerking
verstoken zou blijven.

België achtte het wenselijk het
voorstel te aanvaarden omdat de
kapitaalsverhoging wellicht de
enige instapmogelijkheid zal zijn.
De minister verklaart dat het zijn bedoeling is om de rol van België in
Latijns-Amerika te benadrukken door in de toekomst een algemene
vergadering van de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank in België
te organiseren.

Na de inleidende uiteenzetting door de minister volgde er een korte
bespreking waarin de heer Borginon, de heer Maingain en uw
rapporteur het woord namen. De heer Borginon vroeg of België enige
reële invloed zou kunnen uitoefenen in de structuren van deze
instelling. Hij stelde ook de vraag of de inschrijving op de aandelen
van het kapitaal zal worden opgenomen in de begroting van
Ontwikkelingssamenwerking of in de begroting van Financiën. Hij
vroeg bovendien vanuit welk ministerie de inhoudelijke sturing zou
komen.

Uw rapporteur stelde vast dat de activiteiten van de regionale
ontwikkelingsbanken deel uitmaken van de
ontwikkelingssamenwerking. De inschrijving op de aandelen van het
kapitaal van het IIC wordt meegerekend in de Belgische bijdrage
voor ontwikkelingssamenwerking. De regering heeft zich tegen 2010
tot doel gesteld de bijdrage op te voeren tot 0,7% van het bruto
binnenlands product. Bijgevolg is het zeker noodzakelijk dat de
bijdrage relevantie heeft op het vlak van ontwikkelingshulp.

Bovendien werd opgemerkt dat alle grote eilanden van het
Caraïbische gebied, met uitzondering van Cuba, lid zijn van het IIC.
Le ministre déclare qu'il a
l'intention de mettre l'accent sur le
rôle de la Belgique en Amérique
latine en organisant à l'avenir une
assemblée générale de la IDB en
Belgique.

Lors de la discussion qui a suivi
l'exposé introductif, MM.
Borginon, Maingain et Tavernier
ont posé un certain nombre de
questions. M. Borginon se
demandait si la Belgique serait
capable d'exercer une certaine
influence sur les structures de
l'institution. Il se demandait
également si l'inscription aux
actions serait supportée par le
budget de la Coopération au
développement ou par celui des
Finances et quel département
assurerait la coordination.

M. Tavernier a constaté que les
activités des banques régionales
de développement s'inscrivent
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
28
Uw verslaggever stelde dan ook de vraag of het niet deel uitmaken
van de organisatie de uitdrukkelijke wil van Cuba was of dat het
daarentegen het gevolg was van een veto van de Verenigde Staten.
Er werd dan ook gevraagd naar het standpunt van de minister over
een eventueel Cubaans lidmaatschap.

Uit de memorie van toelichting blijkt bovendien dat de regering van
mening is dat België volwaardig lid moet worden van het IIC. In de
memorie van toelichting staat echter geen afdoende legitimering.
Men vroeg of men toetreedt met de bedoeling om aan
ontwikkelingssamenwerking te doen of om bedrijfseconomische
terugverdieneffecten te bereiken. Men wees er tevens op dat alleen
een kapitaalsverhoging blijkbaar een gelegenheid biedt om in te
stappen. Over de motivatie bleven wij in de inleiding en de
toelichting echter enigszins in het ongewisse.

Voorzitter Maingain vroeg welke lidstaten van de Europese Unie nog
niet tot de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank zijn toegetreden. Hij
vroeg of al de 15 lidstaten binnenkort toetreden tot die organisatie.

De minister van Financiën antwoordde dat de inschrijving zal worden
opgenomen in de begroting van het ministerie van Financiën. Twee
afgevaardigden van het ministerie van Financiën hebben op dit
moment reeds zitting in de raad van bestuur van het IMF en van de
Wereldbank. Deze afgevaardigden vertegenwoordigen niet alleen
België, maar in feite ook 9 andere landen: het Groothertogdom
Luxemburg, Oostenrijk, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Hongarije,
Turkije, Kazachstan en Wit-Rusland.

In de verschillende regionale banken vertegenwoordigt de
vertegenwoordiger van België uitsluitend het eigen land. De minister
gaf als suggestie mee dat het interessant zou zijn om een hoorzitting
te organiseren met beide Belgische vertegenwoordigers bij het IMF
en de Wereldbank evenals met de vertegenwoordigers bij de
verschillende regionale banken.

Naar aanleiding van een opmerking van de inspectie van Financiën
over het terugverdieneffect van de toetreding van België tot de inter-
Amerikaanse investeringsmaatschappij wees de minister erop dat het
initiatief een positieve impact zal hebben op de resultaten van de
Belgische ondernemingen. Het effect op de activiteiten van de
Belgische ondernemingen kan evenwel pas na verloop van tijd
worden geëvalueerd. Hij stelde ook dat door de toetreding van België
tot de IIC de Belgische ondernemingen en banken gemakkelijker
toegang zullen krijgen tot de Latijns-Amerikaanse markt.

Hoewel er ongetwijfeld terugverdieneffecten zullen optreden ten
voordele van de Belgische ondernemingen, stelde de minister
uitdrukkelijk dat de toetreding in de eerste plaats moet worden gezien
als een bijdrage tot de verdere ontwikkeling van de Latijns-
Amerikaanse landen. Bovendien was het de mening van de minister
dat door lid te worden van de IIC België met meer overtuiging zal
kunnen pleiten tegen het Amerikaans veto inzake het lidmaatschap
van Cuba. Als minister van Buitenlandse Zaken heeft de heer Louis
Michel zich trouwens reeds sterk ingezet voor de verbetering van de
relaties tussen Cuba en de Europese Unie. Aangezien België reeds is
toegetreden tot de Afrikaanse en Aziatische ontwikkelingsbanken, ligt
het volgens de minister voor de hand dat er ook een inspanning
dans la coopération au
développement. La souscription
aux actions doit donc avoir une
certaine pertinence sur le plan de
l'aide au développement. En
outre, M. Tavernier a également
fait observer que Cuba est la
seule île des Caraïbes à ne pas
être membre de l'IIC. Est-ce dû à
un veto américain ou parce que
Cuba le veut lui-même ? Quel est
le point de vue du ministre
concernant une éventuelle
adhésion de Cuba ?

Il ressort de l'exposé des motifs
que le gouvernement estime que
la Belgique doit devenir un
membre à part entière de l'IIC.
Est-ce surtout dû aux
répercussions économiques
éventuelles que cette adhésion
pourrait entraîner ou le
gouvernement considère-t-il cela
comme un projet s'inscrivant dans
la coopération au
développement ?

Le président Olivier Maingain
demande quels Etats membres de
l'Union européenne n'ont pas
encore adhéré à l'ICC. Tous les
Etats membres y adhéreront-ils ?
Le ministre des Finances a
répondu que l'inscription sera
incluse dans le budget des
Finances. Deux délégués du
ministère des Finances
représentent un groupe de dix
pays au FMI et au sein de la
Banque Mondiale. Dans les
banques régionales, seule la
Belgique est représentée. Le
ministre suggère qu'il serait utile
d'organiser l'audition de ces deux
représentants belges au FMI et à
la Banque Mondiale ainsi que des
représentants des différentes
banques régionales.

Le ministre confirme que
l'adhésion aura un effet positif
pour les entreprises belges mais
que son premier objectif est de
fournir une contribution au
développement futur des pays
latino-américains. En devenant
membre de l'ICC, la Belgique sera
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
29
wordt geleverd voor Latijns-Amerika.

Onlangs zijn de Scandinavische landen en Portugal ook toegetreden
tot de IIC. Met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk dat daar
geen belangstelling voor had, is België de enige lidstaat van de
Europese Unie die nog niet is toegetreden. Canada treedt voorlopig
niet toe, omdat het niet gewenste aantal stemmen kreeg. Dat is de
weergave van de bespreking. Bij de stemming over de twee
wetsontwerpen werden alle artikelen en uiteraard ook de twee
volledige ontwerpen eenparig aangenomen.
mieux placée pour plaider contre
le veto américain à l'adhésion de
Cuba. Etant donné que la
Belgique a déjà adhéré aux
banques de développement
africaines et asiatiques, un effort
est peut-être aussi nécessaire
pour l'Amérique latine. La
Belgique est le seul Etat membre
de l'UE, à l'exception du
Royaume-Uni qui ne se montre
pas intéressé, à ne pas encore
avoir adhéré.

Je voudrais enfin signaler que,
lors du vote, tous les articles et les
deux projets ont été adoptés dans
leur ensemble à l'unanimité.
Le
président
: Monsieur Decroly, vous voyez que j'ai essayé de faire en sorte que l'on présente un rapport
oral dans son entièreté puisque nous ne disposons d'aucun document pour l'instant. Vous constaterez les
conditions dans lesquelles ce rapport a été présenté, c'est-à-dire à l'unanimité et avec l'autorisation de la
commission.

De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Bespreking van de artikelen
Discussion des articles

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het wetsontwerp nr. 1936. De door de commissie
aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 66,4)
(1936/1)
Nous passons à la discussion des articles du projet de loi n° 1936. Le texte adopté par la commission sert
de base à la discussion. (Rgt 66,4)
(1936/1)

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Le projet de loi compte 2 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het wetsontwerp nr. 1864. De door de commissie
aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 66,4)
(1864/1)
Nous passons à la discussion des articles du projet de loi n° 1864. Le texte adopté par la commission sert
de base à la discussion. (Rgt 66,4)
(1864/1)

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Le projet de loi compte 2 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
30
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.
04.02
Vincent Decroly
(indépendant): Monsieur le président, je
voudrais encore dire quelques mots à propos de la méthode utilisée.

Alors que les questions de politique internationale en matière
d'investissements commencent à faire débat de façon très sensible à
l'intérieur comme à l'extérieur du parlement avec cette
mondialisation assez controversée ­ pour dire le moins ­ et que
certains pays d'Amérique latine, notamment l'Argentine et le
Paraguay, sont en train de s'embraser et sont déstabilisés, je suis
assez étonné que la commission des Affaires étrangères n'ait pas
débattu au-delà d'une affaire sans rapport de ce qui concerne cette
adhésion et que l'on n'ait pas posé de questions à propos des
méthodes ou des critères d'intervention de cette banque, dont je ne
sais rien. Si M. Verwilghen était là, il me dirait que je n'étais pas en
commission!

Je trouve cela curieux et expéditif car il doit y avoir des enjeux
importants. Cette banque fait probablement des choses intéressantes
mais peut-être fait-elle aussi des choses dommageables.

En Amérique latine, sur une série d'enjeux qui touchent, par
exemple, à la privatisation de certains services publics, des
questions d'investissements posent des problèmes autres que
techniques ou juridiques, mais bien politiques.

Pas de débat, pas de discussion, une affaire sans rapport, pas de
ministre des Affaires étrangères pour éventuellement répondre ...
cela va vite!
04.02
Vincent Decroly
(onafhankelijke): Nu de
mondialisering steeds meer
weerstand oproept en Latijns-
Amerika volledig gedestabiliseerd
raakt, verbaast het mij dat de
commissie voor Buitenlandse
Zaken zich in haar reflectie
beperkt heeft tot de toetreding, en
bijvoorbeeld niet heeft nagedacht
over de criteria waaraan het
optreden van die bank moet
voldoen.

Le
président
: Vous savez qu'un grand débat est en cours de
préparation, notamment par notre collègue Van Rompuy et des
spécialistes, à propos des effets de la globalisation. Tous ces aspects
sont en discussion. Je vous écrirai d'ailleurs demain ou après-demain
au sujet de la mise à votre disposition d'une des salles en septembre.
Je vous inviterai par écrit à contacter M. Van Rompuy qui, comme je
viens de le dire, est en train de mettre sur pied un grand débat,
scientifiquement préparé, sur la globalisation, débat qui aura lieu au
mois de novembre, je le crois.

Tous les groupes ont été invités mais je vous demanderai de vous y
joindre. Ils discuteront de l'ensemble de ces matières de manière très
approfondie et structurée, en se basant sur des rapports établis par
des experts et des préparations scientifiques.

Mais je laisse maintenant à M. le rapporteur le soin de répondre aux
questions que vous avez soulevées.
De
voorzitter
: In november zal
een ruim - op wetenschappelijke
leest geschoeid - debat aan de
gevolgen van de mondialisering
worden gewijd. Ik zal u meteen
een briefwisseling laten bezorgen
waarin u verzocht wordt in contact
te treden met de heer Van
Rompuy die samen met ene groep
deskundigen het debat
organiseert. Alle fracties zullen bij
die gelegenheid op een
diepgaande wijze van gedachten
kunnen wisselen over alle
aspecten van deze kwestie.

04.03
Jef Tavernier
(AGALEV-ECOLO): Mijnheer de voorzitter,
door het feit dat ik mondeling het hele verslag moest brengen, zijn
een aantal belangrijke punten misschien te weinig uit de verf
gekomen.

In de commissie hebben wij dit niet zomaar laten passeren. Wij
hebben wel degelijk vragen gesteld bij de werking van dit alles.
04.03
Jef Tavernier
(AGALEV-
ECOLO): Comme j'ai fait rapport
oralement, il se peut que certains
points n'aient pas été clairement
perçus. Nous avons convenu que
les deux représentants belges
auprès du FMI et de la Banque
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
31
Bovendien werd de afspraak gemaakt om de twee Belgische
vertegenwoordigers bij het IMF en de Wereldbank in het najaar te
horen over de politiek van beide instellingen bij het verstrekken van
kredieten. Wij zijn vooral geïnteresseerd om te vernemen of er
sprake is van een zekere evolutie.

Mijnheer Decroly, er is de laatste jaren een totaal andere benadering
ontstaan ten opzichte van kredieten die worden verstrekt aan landen
in moeilijkheden. Dit is misschien aan kritiek onderhevig, maar er is
een ommekeer waar te nemen in de geesten en in de programma's.
Ook met de vertegenwoordigers in de ontwikkelingsbanken zullen wij
een gelijkaardige discussie voeren. Ik heb onlangs nog gesproken
met onze vertegenwoordiger bij het IMF en ik heb kunnen vaststellen
dat men in de goede richting denkt.

Als wij in het Parlement deze zaken willen volgen, zullen we daartoe
de mogelijkheid krijgen in het najaar. Dit moet ook gebeuren want dit
behoort tot ons controlerecht. Het kan niet zijn dat we zomaar
toetreden en vervolgens alles op zijn beloop laten.
mondiale seraient entendus à
l'automne à propos de l'octroi de
crédits. Nous examinerons les
mêmes questions avec
les
représentants auprès des banques
de développement. Nous avons
observé un véritable changement,
sur le plan des mentalités et des
programmes. Nous poursuivrons
donc l'examen de cette question à
l'automne. Il est évident que, sans
possibilité de contrôle, nous ne
pouvons adhérer au capital de la
SII.
De
voorzitter
: Dit moet niet punctueel gebeuren. Volgens mij moet dit in een algemeen kader worden
geplaatst. Het is anderzijds wel zo dat we ons niet mogen laten vangen aan een detaillistische benadering
zonder algemene visie. Volgens mij heeft de Kamer daarin gelijk.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
05 Wetsontwerp tot versterking van de wetgeving tegen het racisme (1407/1 tot 6)
05 Projet de loi relatif au renforcement de la législation contre le racisme (1407/1 à 6)
Algemene bespreking
Discussion générale

De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
05.01
Josy Arens,
rapporteur: Monsieur le président, madame la
ministre, chers collègues, le projet de loi qui nous est soumis
aujourd'hui s'inscrit dans la volonté du gouvernement de lutter plus
efficacement contre le racisme et la xénophobie.

Le présent projet de loi a pour objet de modifier la loi du 30 juillet
1981 tendant à réprimer certains actes inspirés par le racisme ou la
xénophobie. La loi du 30 juillet 1981, dite Moureaux/Erdman, fut
modifiée par la loi du 12 avril 1994 qui étend le champ d'application
de la loi au domaine du logement et des relations professionnelles.

La lutte contre le racisme et la xénophobie se traduit par un
ensemble de textes légaux, tantôt de portée générale, tantôt de
portée plus restreinte. La loi du 15 février 1993, relative à la création
du centre pour l'égalité des chances et la lutte contre le racisme en
est un exemple.

Outre les différentes législations spécifiques, il convient de faire
référence aux différents prescrits constitutionnels, ainsi qu'aux textes
supranationaux applicables en matière de lutte contre le racisme et
la xénophobie. A ce titre, le Conseil de l'Union européenne a adopté
05.01
Joseph Arens
,
rapporteur: Het voorliggende
wetsontwerp strekt ertoe de wet
van 30 juli 1981 tot bestraffing
van bepaalde door racisme of
xenofobie ingegeven daden, ook
de wet-Moureaux-Erdman
genoemd, te wijzigen.

Het gaat uit van de vaststelling
dat die wet weinig wordt
toegepast. Er zouden maar weinig
veroordelingen op grond van de
antiracismewet uitgesproken zijn
in verhouding tot het aantal
ingediende klachten.

Met dit wetsontwerp wordt het
bijvoeglijk naamwoord
"zogenaamd" aan de term "ras"
toegevoegd. De verwerpelijke
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
32
la directive 2000/ 43 du 29 juin 2000, relative à la mise en oeuvre du
principe de l'égalité du traitement entre les personnes, sans
distinction de race ou d'origine ethnique.

Le présent projet de loi se base sur le constat que la loi du 30 juillet
1981 est, dans les faits, trop peu appliquée. En effet, les statistiques
découlant de l'évaluation de la loi Moureaux/Erdman, révèlent que
très peu de condamnations fondées sur la législation anti-raciste ont
été prononcées depuis son entrée en vigueur, et cela au regard du
nombre de plaintes déposées.

Un certain nombre de difficultés furent à l'origine de la difficile
application de la loi du 30 juillet 1981: problèmes survenant au
niveau de l'enregistrement des plaintes et de l'établissement de
procès-verbaux, pour certaines catégories de la population, difficulté
d'administrer la preuve de l'intention raciste derrière un certain
nombre d'actes racistes et réticences parfois au sein de certains
parquets.

C'est pourquoi le projet de loi propose un certain nombre de
modifications à la loi du 30 juillet 1981, tendant à réprimer certains
actes inspirés par le racisme et la xénophobie. En premier lieu, le
projet de loi adjoint au terme de "race" le qualificatif de "prétendu".
Cette adjonction est justifiée par le fait que le concept de base ne
correspond pas à une réalité scientifique.

Un article 5 ter nouveau incrimine l'injure raciste simple en érigeant
le motif "abjecte" en circonstance aggravante. Le projet de loi
propose également que la circonstance aggravante visant l'intention
abjecte soit également d'application pour certains crimes ou délits
spécifiquement énumérés.

L'article 4 tel que modifié par le projet de loi permet de sanctionner
les actes de discrimination ou de ségrégation au travail envers un
groupe et plus seulement à l'égard d'une personne.

Un article 5quater nouveau propose de donner compétence aux
membres de l'Inspection du travail de constater les infractions à la loi
du 30 juillet 1981. L'article 8 du projet de loi propose d'attribuer au
Centre pour l'égalité des chances et la lutte contre le racisme une
triple mission en matière de lutte contre le racisme et la xénophobie:
1. Permettre une meilleure information concernant la mise en oeuvre
de la politique de l'immigration.
2. Assurer des traitements et des réclamations.
3. Mettre en oeuvre des analyses permettant d'évaluer les politiques
migratoires et mener des études prospectives sur les mouvements
de population.

Enfin, le projet de loi prévoit également que les autorités concernées
par la problématique des discriminations susceptibles d'être
commises par des fonctionnaires fédéraux sont tenues d'informer de
manière circonstanciée le Centre sur l'analyse qui est faite de la
discrimination alléguée.

Différents intervenants ont pris part à la discussion générale. Un
intervenant s'est félicité que le projet de loi devrait permettre de
combattre plus efficacement les actes de racisme. Celui-ci fit
néanmoins remarquer que les champs d'application respectifs des
beweegreden wordt ingevoerd als
verzwarende omstandigheid bij de
eenvoudige racistische belediging,
en kan eveneens toegepast
worden op een aantal specifiek
opgesomde misdrijven of
misdaden.

Met deze wettekst wordt het
mogelijk daden van discriminatie
of segregatie op het werk
tegenover een groep te
bestraffen. Voorgesteld wordt de
arbeidsinspectie de bevoegdheid
te verlenen om inbreuken op de
wet van 30 juli 1981 vast te
stellen. Het Centrum voor
gelijkheid van kansen krijgt een
drieledige taak : voorlichting
geven over het immigratiebeleid,
klachten behandelen en analysen
uitwerken van het migratiebeleid
en demografische verschuivingen.
Het Centrum zou door de
betrokken autoriteiten ook
ingelicht moeten worden over
mogelijke discriminatie door
federale ambtenaren.

Er was discussie over het begrip
'zogenaamd' in combinatie met
'ras', waarmee een van de
sprekers het niet eens was.
Anderen hebben erop gewezen
dat de wetenschappelijke evolutie
van de jongste jaren tot het
gebruik van die begrippen had
geleid, ook in internationale
verdragen.

De spreker die bedenkingen had
bij het gebruik van het begrip
'zogenaamd', toonde zich ook
ongerust over de nieuwe
bevoegdheden van het Centrum
voor gelijke kansen, vooral over
de bevoegdheid om klachten te
ontvangen. Hij vroeg zich af hoe
de verwerpelijke beweegreden
moest worden vastgesteld en
worden bewezen voor de rechter.

Het wetsontwerp werd in
commissie Justitie aangenomen
met negen stemmen tegen een en
twee onthoudingen.

CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
33
deux projets de loi gagneraient à être davantage clarifiés.

Un autre intervenant regretta que le projet de loi ne prenne
davantage en considération les aspects préventifs et éducatifs de la
lutte contre le racisme.

Par la suite, un intervenant a exprimé ses inquiétudes quant au projet
de loi. Selon celui-ci, une telle législation inopportune apparaît
fondée sur des préoccupations électoralistes. L'intervenant estime
que le terme de "prétendue race" utilisé par le projet de loi est
inadéquat et s'écarte du sens commun et de la terminologie des
traités internationaux que la Belgique a ratifiés.

Ensuite, l'intervenant s'inquiéta des compétences nouvelles que le
projet de loi accorde au Centre pour l'égalité des chances et la lutte
contre le racisme; Ce dernier estima que l'octroi du pouvoir de
recevoir des plaintes et d'intervenir en matière disciplinaire au Centre
est inquiétant. A tout le moins, celui-ci insista pour que le centre soit
entendu sur la manière dont celui-ci entend remplir les importantes
missions qui lui sont attribuées.

L'intervenant s'interrogea également sur le motif abject que le projet
de loi incrimine en circonstances aggravantes, lors de la commission
de certaines infractions. Celui-ci douta de la manière avec laquelle
un tel motif doit être constaté et prouvé devant le juge.

Enfin, l'intervenant se demanda si l'incrimination de signes extérieurs
pouvant inciter au racisme est visée par le projet de loi.

En réponse aux arguments invoqués en réaction au projet de loi, un
intervenant souligna qu'il n'y avait aucun paradoxe à utiliser le mot
racisme dans l'intitulé du projet de loi et en même temps de recourir
au terme de "prétendue race" dans le cadre des dispositions du projet
de loi.

Un autre intervenant s'engagea dans la même voie. Selon ce dernier,
l'évolution scientifique de ces dernières années conduit à modifier la
terminologie utilisée par les traités internationaux et à recourir par
préférence au terme "prétendue race". L'intervenant rappela qu'en ce
qui concerne les nouvelles missions confiées au Centre pour l'égalité
des chances, des observatoires des migrations existent dans tous les
pays européens.

Le projet de loi fut adopté en commission de la Justice par 9 voix
contre une et 2 abstentions.

Voilà pour le rapport, monsieur le président.
05.02
Bert Schoofs
(VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de vice-eerste minister, collega's, net als in de commissie
voor de Justitie vat ik met gemengde gevoelens de behandeling van
dit wetsontwerp in plenaire vergadering aan. Enerzijds ben ik
verheugd dat ik nogmaals het standpunt van het Vlaams Blok kan
uiteenzetten over wat voor onze partij nu eigenlijk de begrippen ras
en racialiteit zijn en daarover een aantal misverstanden uit de weg
mag ruimen. Anderzijds ben ik weinig opgetogen over de verdere
insijpeling van het politiek correct denken dat door deze wetgeving
wordt geconstitueerd. Meer nog gebeurt dit door de
05.02
Bert Schoofs
(VLAAMS
BLOK): Cette discussion est
l'occasion ou jamais de mettre au
point une série de questions
relatives aux conceptions du
Vlaams Blok à propos de la
question raciale et de la pensée
politiquement
correcte. Mais
l'aspect juridico-technique de ce
projet suscite également quelques
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
34
antidiscriminatiewetgeving, maar daar heb ik het later wel over.

Juridisch-technisch vind ik dat er geen goed wetgevend werk werd
geleverd. Dit geldt zowel voor de inhoud als voor de wijze van
codificering. Voor eenzelfde materie werden namelijk twee
verschillende wetteksten opgesteld. Alles wat werd besproken in de
antiracismewet en in de antidiscriminatiewet had men gerust in één
wettekst kunnen gieten. Wat hebben wij nu gedaan? In de commissie
hebben wij in de algemene bespreking overlappend gewerkt en de
twee samen behandeld, terwijl wij bij de artikelsgewijze bespreking
en de stemming de twee verschillend hebben behandeld. Daarbij
komt nog dat wij met twee snelheden werken: vandaag wordt het
wetsontwerp tegen het racisme behandeld in plenaire vergadering en
later op de week wordt daar nog over gestemd, terwijl op een ander
ogenblik de antidiscriminatiewetgeving zal worden behandeld en
goedgekeurd. Er is dus blijkbaar geen rekening gehouden met de
pertinente opmerkingen van de Raad van State dat men dit beter in
één wettekst inzake antidiscriminatie had gegoten. Als jurist kan men
puur neutraal en objectief, van welke politieke strekking men ook is,
stellen dat men het beter zo had gedaan en het advies van de Raad
van State had gevolgd. Wellicht speelt hier een politieke component:
men wil kost wat kost de afschaffing van de antiracismewet
vermijden. Dat moet als een fetisj, als een soort icoon blijven
bestaan om het politiek correcte denken over de begrippen ras en
racialiteit extra in de verf te zetten.

Ten gronde wil ik nogmaals kort samenvatten waarom dit
wetsontwerp weinig zal bijdragen tot de harmonieuze samenleving
die er ongetwijfeld mee wordt beoogd. In de commissie heb ik dat
uitvoerig gedaan. Ik laat wel ter zijde dat er ook lage politieke
motieven meespelen om partijen, om bepaalde vrije meningen te
fnuiken. Zoals ik in de commissie reeds zei, wil ik aannemen dat men
te goeder trouw bepaalde zaken in de samenleving wil voorkomen en
dat men de problemen waarmee de multiraciale samenleving
worstelt, wil oplossen. Wij hebben daar verschillende visies over,
maar ik wil begrip opbrengen voor het standpunt van de
andersdenkenden terzake.

Het is wel fout de problematiek op deze wijze, met dit wetsontwerp,
aan te pakken. Op de eerste plaats gaat men spelen met
terminologieën waarmee men op het terrein, in de maatschappij, niks
verandert. Het verkeerde uitgangspunt volgens het Vlaams Blok is
het feit dat men met een declaratie in de wet door het woord
"zogenaamd" aan het woord "ras" toe te voegen, meent daarmee
vermeend of werkelijk racisme tegen te kunnen gaan. Nogmaals, het
Vlaams Blok is geen voorstander van rassentheorieën, het Vlaams
Blok maakt geen onderscheid in rassen. Voor ons zijn alle Vlamingen
gelijkwaardig, of zij nu zwart zijn of blank, rood of geel. De
meerderheid is inderdaad blank, maar dat kan in de loop van de
geschiedenis misschien ooit veranderen, wie weet. In elk geval moet
men ervan uitgaan dat een ras niet wetenschappelijk kan worden
gedefinieerd en dat rassenonderscheid ook niet wetenschappelijk kan
worden gedefinieerd. Men mag de dagdagelijkse realiteit echter niet
uit het oog verliezen. Men mag toch niet beweren dat er geen
uiterlijke verschillen zijn tussen mensen. Men kan toch vaststellen
dat iemand met een zwarte huidskleur er anders uitziet dan iemand
met een blanke huidskleur, precies omwille van die huidskleur.
observations du point de vue de la
forme et du contenu. Le Conseil
d'Etat a critiqué ce projet parce
qu'il est légiféré sur la même
matière dans deux projets de loi
différents. Cette ambiguïté était
déjà apparue clairement lors de
l'organisation de la discussion en
commission : la discussion
générale des deux projets s'est
tenue simultanément mais pas
l'examen des articles. Le
calendrier des deux projets
diverge également. L'examen du
projet concernant la lutte contre le
racisme figure aujourd'hui à l'ordre
du jour. L'examen du projet relatif
à la lutte contre la discrimination
sera traité ultérieurement. A la
base de tout cela, il y a sans
doute un motif politique : on ne
souhaite pas renoncer à la loi sur
le racisme en tant que fétiche de
la pensée politiquement correcte.

Il ne faut guère espérer que ce
projet contribue à l'harmonisation
de notre société. Même si nous
admettions que le premier but de
ce projet n'est pas de frustrer le
Vlaams Blok mais véritablement
de résoudre les problèmes de la
société multiraciale, ce serait tout
de même un mauvais projet. Le
Vlaams Blok reconnaît lui aussi
que la notion de « race » ne peut
être définie scientifiquement.
Etablir une distinction entre les
races sans reconnaissance de la
dignité humaine est méprisable.
Mais certaines différences sont
tout de même observables et
constituent une réalité
quotidienne. Que quelqu'un soit
noir et qu'un autre ne le soit pas,
on le voit. Un tel projet n'y change
rien. Mais ce projet ne contrecarre
pas non plus des tentatives visant
à fonder scientifiquement le
racisme. Cela ne marche pas
comme ça.

Il se pose des problèmes au
regard du droit international. La
notion de race figure dans les
traités et les textes de loi. C'est
une réalité juridique. Mais, en ce
qui nous concerne, le projet risque
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
35
Het begrip ras is dus een functioneel gegeven dat al zeer lang
meegaat in de menselijke geschiedenis en dat nog zeer lang, wellicht
eeuwig, zal meegaan in de menselijke geschiedenis. Ik begrijp dat
men het wetenschappelijk gehalte van allerhande rassentheorieën wil
counteren maar dat doet men niet door een soort toverwoord in de
wet in te schrijven, waarmee alles dan opeens zou worden opgelost.

Bovendien
is het volgens mij niet verwerpelijk een
rassenonderscheid in te zien, tenminste indien men daarmee de
menselijke waardigheid van bepaalde groepen van mensen of
individuen niet in het gedrang brengt. Wanneer men de
gelijkwaardigheid van de mensen aanvaardt is er niks verwerpelijks
aan de erkenning dat de ene mens toevallig harder loopt dan de
andere terwijl die ene toevallig zwart is en de andere blank. Daarom
vind ik dat het wetsontwerp vertrekt van een verkeerd uitgangspunt.

Bovendien gaat men met de term "ras" voorbij aan internationale
verdragen inzake mensenrechten, die wel degelijk verwijzen naar die
term "ras". Dat is nu eenmaal zo. Men kan die internationale
verdragen vanuit België niet wijzigen, ook niet op deze manier. Het is
nu eenmaal een realiteit en men riskeert uit de bocht te gaan door dit
wetsontwerp niet te aligneren op wat er in het internationaal recht
bestaat. Wanneer men consequent doordenkt ­ ik zal dadelijk een
voorbeeld uit de advocatuur aanhalen ­ dan verklaart u met de term
"zogenaamd ras" uw eigen wetsontwerp misschien wel zonder
voorwerp, want het is precies de bedoeling om racisme te bestrijden.
Wanneer u zegt dat er geen rassen bestaan, dat er geen onderscheid
kan worden gemaakt tussen rassen, hoe kan men dan een racist
zijn? Een advocaat hoeft in dat geval maar naar de wet te verwijzen.
Zijn cliënt kan niet van racisme worden beschuldigd aangezien er in
de wet staat dat er geen rassen bestaan. Dat is een argument dat
men à décharge kan gebruiken, hoewel het niet het enige argument
zal zijn. De rechter zal de omstandigheden beoordelen. Als men zegt
dat er geen rassen bestaan, dan haalt men al het argument uit de wet
dat moet bewijzen dat racisme bestaat en dat het een misdrijf is dat
kan worden begaan.

Het wetsontwerp is verder inconsequent op het vlak van de etnische
afstamming. Er wordt niet gesproken over een "zogenaamde
etnische afstamming". Etnische afstamming is ook voor het Vlaams
Blok een louter functioneel gegeven, niet iets dat wetenschappelijk
wordt vastgesteld of kan worden vastgesteld, of wetenschappelijk is
gedefinieerd of zou kunnen worden gedefinieerd. Ook de etnische
afstamming is een functioneel criterium dat mensen gebruiken om
elkaar te begrijpen wanneer ze verwijzen naar hun cultuur of naar de
geografische plek waar ze vandaan komen. Ik hoop dan ook,
mevrouw de minister, dat u deze vraag ­ die u in de commissie niet
hebt beantwoord ­ hier wel zult beantwoorden. Misschien is ze u toen
ontgaan. Ik hoop dat u het respect voor de verkozenen des volks wilt
opbrengen om uit te leggen waarom u niet consequent het adjectief
"zogenaamd" hebt toegevoegd aan de term "etnische afstamming"?
Dat laatste begrip is immers van precies dezelfde orde als de term
"ras". Dit wetsontwerp staat dus bol van de inconsequenties.

Een laatste inconsequentie op het vlak van het zogenaamde ras is
het verkeerde uitgangspunt dat zovele politiek correct denkenden en
zoveel multiculturele profeten gebruiken, namelijk de argumenten die
men gebruikt om de multiraciale, multiculturele en multi-etnische
de devenir sans objet. Quiconque
est accusé de racisme peut en
effet se blanchir en se référant à
la loi. Il est tout bonnement
devenu impossible d'être raciste.

Le projet est par ailleurs
inconséquent à plusieurs égards.
Pourquoi n'a-t-on pas accolé le
terme « prétendu » à l'expression
« origine ethnique » ? Nous
estimons que ce concept relève
du même ordre fonctionnel que la
notion de race. La société peut se
référer à une distinction selon les
origines culturelles et
géographiques. Mais cela va plus
loin encore. Même les concepts
centraux développés par les
prophètes de la multiculture
devront bientôt disparaître. Ils
encensent en effet la société
multiethnique, multiraciale et
multiculturelle, où ils regroupent
ce qui est « différent ». Peut-on
dès lors décerner le soulier
d'ébène à un footballeur blanc ou
faut-il supprimer ce trophée pour
éviter toute contradiction avec la
loi ? Je suis convaincu que des
comiques noirs qui réagissent à
leur situation par l'autodérision
obtiennent davantage que ce
projet.

Enfin, il est inquiétant que les
compétences du Centre pour
l'égalité des chances et la lutte
contre le racisme soient élargies.
Désormais, celui-ci pourra, tel une
antenne gigantesque, effectuer
toutes les observations qu'il
souhaitera. Il va déceler, voire
imaginer le racisme partout. En
même temps, le centre reste
compétent pour engager des
poursuites et lancer des citations
en justice. Il devient dès lors un
instrument tout puissant, qui
commence, lentement mais
sûrement, à avoir voix au chapitre
dans les procédures disciplinaires.
Il est significatif que l'on ait à
nouveau entamé une procédure
judiciaire le 10 septembre contre
les ASBL qui constituent la
colonne vertébrale du Vlaams
Blok.
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
36
samenleving lof toe te zwaaien. Schrap uit uw woordenboek dan ook
maar de begrippen "multiraciaal", "multi-etnisch" en misschien
binnenkort zelfs het begrip "multicultureel". Ik stel alleen vast dat
men die termen te pas en te onpas gebruikt om allerhande
fenomenen in onze samenleving toe te juichen.

Stap naar de Koninklijke Belgische Voetbalbond en schaf de trofee
van de Ebbenhouten Schoen af, want die is op een ras gebaseerd.
Wesley Sonck zal die trofee nooit kunnen winnen, maar Moumouni
Dagano wel. Ik gun Moumouni Dagano die titel, maar hij is
gebaseerd op een ras. Volgens de regels van dit wetsontwerp zou dit
niet meer kunnen en is dit ook niet politiek correct.

Spreek de banvloek uit over zovele Amerikaanse komieken, die ik
zeer goed kan smaken om hun humor en satire. Zij drijven de spot
met de multiraciale samenleving, de rassentegenstelling en het
rassenonderscheid. Mevrouw de minister, zij vermogen veel meer
dan u met dit wetsontwerp wilt bereiken. Met humor en satire zie ik
afro-Amerikaanse komieken de spot drijven met allerhande
tegenstellingen die we zien in een multiraciale samenleving. Soms
gebeurt dat op een vrij grove manier, maar dat mag. Het is niet
politiek correct.

Ik moet toegeven dat de blanke artiesten meer schroom hebben. Zij
hebben natuurlijk meer schrik om de regels van politieke correctheid
te overtreden. De zwarte Amerikanen doen dat niet, maar met dit
wetsontwerp moet u komieken zoals Eddy Murphy van het scherm
bannen, want zij verkopen absoluut politiek incorrecte praat. Zij doen
dat volgens mij wel op een manier waardoor bepaalde geborneerden
en gefrustreerden geen toegang krijgen tot de vrije gedachten van
vele mensen om hun rassentheorieën te verspreiden. Deze
komieken gaan met hun methode veel meer het rauwe racisme
tegen dan u met dit wetsontwerp beoogt.

Tot hier mijn kritiek op die terminologische "kramerijen" die men in dit
wetsontwerp wil inschrijven en waarmee men niets zal bereiken.

De term "zogenaamd ras" is nog onschuldig. Hopelijk mag daarmee
nog gelachen worden, want het brengt niets bij. De
bevoegdheidsuitbreiding op het terrein van het Centrum voor
Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding is meer verontrustend.
Men maakt nu van het centrum een soort van studiecentrum. Ik wil
het met een politiek incorrecte term zelfs de grote schotelantenne
noemen. Er zijn veel kleine schotelantennes en het worden er
alsmaar meer, maar dit is de grote schotelantenne die inzake
racisme alles gaat uitvissen. Waar racisme niet kan worden gezien,
zal dit centrum het willen horen. Waar het niet kan worden gehoord,
zal het centrum het willen ruiken. Waar het niet kan worden geroken,
zal men het willen voelen. Waar het niet kan worden vastgesteld, zal
men het wellicht vermoeden. Ik heb daarbij mijn bedenkingen,
collega's.

Dat men een studieopdracht geeft aan het centrum van onze nieuwe
Torquemada, pater-dominicaan Leman, daar aan toe. Als men
tezelfdertijd het centrum de bevoegdheid niet afneemt om
vervolgingen in te stellen ­ om rechtstreeks te dagvaarden ­ dan
vrees ik dat men met dit wetsontwerp toch een zeer oppermachtig
instrument heeft geconstitueerd eens het in handen van de regering

Cette extension de compétences
est telle qu'elle met en péril la
liberté d'expression. L'objectif de
« multicultopie » tant désirée n'en
est pas pour autant atteint. On ne
touche ni les véritables racistes ni
les prétendus racistes d'extrême
droite. Tout ce que l'on fait, c'est
agrandir le déficit démocratique et
creuser encore le fossé entre le
citoyen et la politique. Si nous, les
membres du Vlaams Blok, étions
aussi mauvais qu'on le prétend,
nous devrions en fait voter pour
ce projet, car il va renforcer
l'aigrissement des citoyens et
l'emprise des autorités sur la libre-
pensée. Mais nous sommes
conséquents, et nous voterons
contre.
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
37
valt.

Wij mogen niet vergeten dat het Centrum voor Gelijkheid van
Kansen en Racismebestrijding nu ook een vinger in de pap krijgt in
tuchtmateries. Langzaamaan legt het centrum de hand op heel wat
maatschappelijke thema's die te maken hebben met de problemen in
de multiculturele samenleving. Wellicht zal dat ook weer politieke
uitlopers krijgen. Ik kan u meedelen ­ voor wie het nog niet wist ­ dat
op 10 september opnieuw een rechtszaak van het centrum begint om
onze politieke partij te verbieden door de ruggengraat van onze partij
­ de drie VZW's ­ aan te pakken. Dit zijn verontrustende
ontwikkelingen, die door dit wetsontwerp worden versterkt.

Mijnheer de voorzitter, ik kom tot mijn besluit. Ondanks de zoveelste
verregaande ingreep in de samenleving en de daaruit voortvloeiende
bedreiging voor de vrijheid van meningsuiting ­ of wellicht door die
bedreiging die nu wordt doorgetrokken ­ zal wat ik "multicultopia"
noem, geen werkelijkheid worden.

Dit wetsontwerp, eenmaal wet geworden, zal noch het echte
extreemrechtse gedachtegoed ­ wat een zeer marginale strekking is
­ noch het zogezegde extreemrechtse gedachtegoed ­ om de term
`zogezegd' eens op zijn plaats te gebruiken ­ noch het echte noch
het zogenaamde racisme indijken. Het zal daarentegen wel het
democratisch deficit vergroten en de kloof tussen burger en politiek
verbreden.

Bij deze rond ik definitief af. Indien de gekozenen van het Vlaams
Blok werkelijk zo een slechteriken zouden zijn als wij altijd door
bepaalde personen en instellingen worden voorgesteld, dan zouden
wij voor stemmen. Wij zouden voor stemmen omdat het in eer en
geweten mijn overtuiging is dat dit wetsontwerp de verzuring meer in
de hand zal werken en dat het voor meer totalitaire neigingen zal
zorgen. De overheid zal op deze manier haar greep vergroten op de
vrije gedachten van de burgers. Ik zeg u in eer en geweten en in
volle overtuiging dat het Vlaams Blok tegen dit juridisch gedrocht zal
stemmen.
05.03
Karine Lalieux
(PS): Monsieur le président, madame la vice-
première ministre, chers collègues, il y a 21 ans, le Parlement votait
la loi tendant à réprimer certains actes inspirés par le racisme ou la
xénophobie, dite la loi Moureaux-Erdman, loi progressiste et avant-
gardiste. Une série d'instruments juridiques est venue compléter
cette loi, M. Arens l'a rappelé tout à l'heure. Aujourd'hui, nous allons
voter un projet qui renforce encore cet arsenal législatif et il faudra
d'ailleurs le lire en parallèle et en complément du projet de loi que
nous avons voté hier en commission de la Justice concernant la lutte
contre toute forme de discrimination. Grâce à ce présent projet, le
gouvernement tend à remédier à une série de causes de non-
application de la loi Moureaux. S'il est vrai que ces dernières années,
les acteurs judiciaires ont mis plus de bonne volonté à poursuivre ce
type d'infractions, la loi Moureaux a été longtemps ignorée par
nombre de policiers, de procureurs ou de juges.

Pourtant, dans son rapport annuel 2001 en mars 2002, le centre pour
l'égalité des chances et la lutte contre le racisme a indiqué avoir
ouvert encore 1246 dossiers de plaintes concernant la discrimination
raciale, soit plus de 150 de plus qu'en 2000. Parmi ces plaintes, une
05.03
Karine Lalieux
(PS): Op
30 juli 1981 nam het Parlement de
wet-Moureaux tot bestraffing van
bepaalde door racisme of
xenofobie ingegeven daden aan.
Die wet werd later versterkt door
bijkomende juridische
instrumenten.

Vandaag zullen wij een ontwerp
goedkeuren waarmee dat arsenaal
van wetteksten nog verder wordt
uitgebouwd. De voorgestelde
wijzigingen hangen samen met
het wetsontwerp ter bestrijding
van discriminatie en tot wijziging
van de wet van 15 februari 1993
tot oprichting van een Centrum
voor gelijkheid van kansen en
voor racismebestrijding, dat
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
38
sur cinq concerne les services publics, 14% portent sur des questions
d'emploi et en particulier sur la discrimination à l'embauche, soit une
augmentation de 3% en un an, enfin 7% des plaintes sont relatives
aux services d'ordre, soit 1% de plus qu'en 2000. Le centre conclut
qu'en cinq ans les deux principaux motifs de plaintes n'ont pas
changé. Elles concernent d'une part les services publics et d'autre
part les matières d'emploi et les matières de forces de l'ordre.

De ce rapport, il ressort clairement que le problème est toujours aigu
et qu'il est donc important de renforcer encore la lutte contre les
comportements racistes tout à fait inacceptables dans une société
comme la nôtre. Incriminer l'injure raciste simple en érigeant le motif
abject en circonstance aggravante, sanctionner les discriminations au
travail envers un groupe et non plus seulement à l'égard d'une
personne et donner la compétence à l'inspection du travail pour
constater les infractions à la loi Moureaux-Erdman sont des
avancées considérables et précieuses.

En effet, la discrimination à l'embauche par exemple est un
phénomène courant et trop peu combattu qui pourtant entraîne d'une
part un sentiment de rejet et de révolte bien légitime de la part de
ceux qui en sont victimes et d `autre part une perception de
mauvaise intégration ou de non-volonté de la part de la société. Il
importe donc de tout mettre en oeuvre pour lutter contre ce genre de
comportements inacceptables d'employeurs. Dans le même ordre
d'idées, le fait que demain les autorités disciplinaires soient tenues
d'informer de manière circonstanciée le centre lui permettra de
réaliser une meilleure analyse du phénomène qui se passe dans les
services publics et sans doute de combattre ce même phénomène.
Par ailleurs, étendre les missions du centre pour l'égalité des
chances en matière de politique d'immigration, l'analyse des flux
migratoires, les études prospectives, l'analyse de la législation sur les
étrangers, paraît aujourd'hui indispensable au regard des débats qui
se développent dans toute l'Europe.

Enfin, j'en terminerai par là, l'ajout du qualificatif `'prétendue'' devant
le terme `'race'', même s'il paraît anodin, est pour moi une avancée
significative, tant d'un point de vue scientifique que symbolique et
psychologique. En effet, nous devons tous affirmer haut et fort que la
race ne correspond à aucune réalité scientifique et j'espère que ce
terme disparaîtra un jour de nos dictionnaires et sera bientôt inconnu
dans la bouche de nos enfants. Ce projet est une pierre en plus dans
l'édification d'une société plus juste, plus égalitaire et plus
respectueuse de chacun dans sa différence. Nous le voterons avec
énormément de conviction.
gisteren in de commissie voor de
Justitie werd goedgekeurd. De
regering wil daarmee een aantal
oorzaken van de niet-toepassing
van de wet-Moureaux, waarmee
vele politieagenten, procureurs of
rechters lange tijd gewoon niet
bekend waren, uit de weg ruimen.

In zijn jaarverslag 2001 - maart
2002 geeft het centrum
nauwkeurige cijfers op over de
geregistreerde klachten. Daarbij
luidt de conclusie dat de
overheidsdiensten en alles wat te
maken heeft met de
werkgelegenheid al vijf jaar lang
en nog steeds het meest
aanleiding geven tot klachten.

Met de bestraffing van de
eenvoudige racistische belediging
door het aanvoeren van de
verwerpelijke beweegreden als
verzwarende omstandigheid, de
bestraffing van discriminatie op
het werk tegen een groep en niet
alleen meer tegen een persoon,
en de nieuwe bevoegdheid van de
arbeidsinspectie om inbreuken op
de wet-Moureaux vast te stellen,
werd een belangrijke en
aanzienlijke vooruitgang geboekt.

Discriminatie bij indienstneming is
inderdaad een veel voorkomend
verschijnsel, waartegen niet hard
genoeg opgetreden wordt. Alles
moet dus in het werk gesteld
worden om dat soort
onaanvaardbaar gedrag van
werkgevers tegen te gaan. Het
Centrum voor gelijkheid van
kansen zal het fenomeen in de
toekomst echter beter kunnen
analyseren en bestrijden, doordat
de tuchtoverheid het voortaan
omstandig moet inlichten.
Daarnaast lijkt het nu noodzakelijk
geworden om het Centrum meer
taken te geven op het stuk van het
immigratiebeleid, gelet op het
debat dat in toenemende mate in
heel Europa wordt gehouden.

De toevoeging van het adjectief
"zogenaamd" aan het woord
"ras" is eveneens, zowel uit
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
39
wetenschappelijk als uit
symbolisch en psychologisch
oogpunt, een grote stap vooruit.
Het begrip ras strookt immers in
geen enkel opzicht met een
wetenschappelijke realiteit, en ik
hoop dat die term uit het
woordenboek zal worden
geschrapt en dat onze kinderen
dat woord weldra niet meer
zullen kennen. Met dit
wetsontwerp dragen we een
nieuwe bouwsteen aan voor een
eerlijker en meer egalitaire
samenleving, die alle mensen in
hun verscheidenheid
respecteert.
05.04
Fauzaya Talhaoui
(AGALEV-ECOLO): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de vice-eerste minister, collega's, ik houd deze
uiteenzetting ook namens mevrouw Dardenne aangezien zij zich
heeft laten verontschuldigen.

Collega's, het regeerakkoord van 1999 bepaalt dat de regering de
strijd tegen racisme en xenofobie als een van haar prioriteiten
beschouwt. Zij nam zich voor om naast een grondige evaluatie van
de huidige antiracismewetgeving en het negationismeverbod, ook
een algemene antidiscriminatiewetgeving tot stand te brengen,
wetsontwerp dat we gisteren in de commissie voor de Justitie hebben
goedgekeurd, dit conform de surpranationale verplichtingen, die we
als lidstaat van de Europese Unie dienen na te komen.

Dit wetsontwerp tot versterking van de wetgeving tegen het racisme
moest totstandkomen omdat de huidige wetgeving, van de wet-
Moureaux en de wijzigingen van onder meer de voorzitter van de
commissie voor de Justitie tot de allerlaatste wijzigingen daarop, niet
tot een efficiënte toepassing in de praktijk heeft geleid.

De politiediensten reageren niet voldoende adequaat op klachten van
burgers, die gediscrimineerd worden omwille van hun huidskleur of
origine. De machteloosheid van diezelfde burgers die met een
onmogelijke bewijslast zijn geconfronteerd, verzaken daardoor een
aanhangig gemaakte procedure tot het einde te volbrengen.

Ten slotte zijn er de parketten die wegens te weinig personeelskracht
of wegens onvoldoende sensibilisatie van de ernst van het racisme-
of xenofobiemisdrijf of wegens onvoldoende vorming in de
antiracismewetgeving, geen gevolg geven aan de klachten die hen
bereiken.

De statistieken tonen aan dat er sinds de wet-Moureaux te veel
klachten worden geseponeerd en nog minder een rechtelijke
uitspraak als resultaat kennen, hoewel de laatste jaren er wel een
opmerkelijke verbetering merkbaar is, niet in het minst dank zij de
oprichting van een Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor
Racismebestrijding, die de slachtoffers van racisme of xenofobie
mee ondersteunt in het formuleren van de klacht en de procedure
voor de rechtbank.
05.04
Fauzaya Talhaoui
(AGALEV-ECOLO): Aux termes
de l'accord de gouvernement de
1999, la lutte contre le racisme et
la xénophobie constitue l'une des
priorités du gouvernement. C'est
dans ce cadre que s'inscrit
l'évaluation fondamentale de la
législation actuelle en matière de
lutte contre le racisme, de
l'interdiction du négationnisme et
du projet de loi relatif à la
législation sur la répression de la
discrimination qui a été approuvé
hier.

Ce projet de loi était nécessaire
car, dans la pratique, la loi
Moureaux-Erdman ne suffisait
pas. Les services de police ne
réagissaient pas adéquatement,
les citoyens reculaient devant
l'insurmontable charge de la
preuve et les parquets classaient
presque systématiquement sans
suite les plaintes déposées.
Depuis que le Centre pour l'égalité
des chances et la lutte contre le
racisme aide les victimes à
formuler leurs plaintes et à
intenter des procédures, la
situation s'est certes améliorée
mais la discrimination subsiste à
tous égards dans la société.

Le projet de loi apporte quelques
modifications importantes à la loi
Moureaux-Erdman. Ainsi, les
termes "de la race" sont
objectivés en "d'une prétendue
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
40

Maar, het kan beter. Immers, de discriminaties in het onderwijs, op
de arbeidsmarkt, op de huisvestingsmarkt, op de
vrijetijdsbestedingsmarkt ­ ik denk aan discotheken, aan sportclubs
en aan het zich vrij bewegen in de publieke ruimten ­ blijven
voortduren. Een samenleving waarin verschillende
bevolkingsgroepen naast elkaar en tussen elkaar willen leven, kan
zulk een gedrag niet tolereren. Het uitsluiten van groepen omwille
van hun uiterlijk of afkomst, leidt tot spanningen die hoog kunnen
oplopen en die een samenleving kan missen als kiespijn.

Inzake de verbeteringen in dit wetsontwerp van de wet van 1981 zal
ik bondig een paar punten aangeven.

Ten eerste, de objectivering van het woord "ras". Ik zal het hier niet
meer herhalen, maar wil er toch kort op wijzen dat de internationale
verdragen en onze antiracismewetgeving, die op een bepaald
ogenblik zijn totstandgekomen, niet die wetenschappelijke inzichten
hadden om zich van het woord "ras" ­ er zijn geen verschillenden
soorten mensenrassen, er is maar één mensenras ­ te ontdoen. Ik
ben zelf niet voor 100% gelukkig met de verbetering; ik had verkozen
dat het woordje "ras" helemaal zou zijn verdwenen, maar deze
verbetering kan er net door.

Ten tweede, de uitbreiding van de straffen tot personen die zich
schuldig maken aan discriminatie tegenover een groep, een
gemeenschap of de leden ervan wegens het zogenaamde ras,
huidskleur, origine, etnie en dergelijke.
Mijns inziens is er ook op dat vlak een verbetering, want vroeger gold
dit alleen maar ten aanzien van individuen, Door het feit dat men ook
een groep an sich kan discrimineren en daarvoor ook kan worden
gestraft, betekent ook een verbetering in dit ontwerp.

Ten derde, de arbeidsinspectie krijgt de bevoegdheid om daden van
xenofobie of racisme scherp in het oog te houden en moet ervoor
zorgen dat ze niet op de arbeidsvloer voorkomen.

Ik wil dieper ingaan op de bevoegdheidsuitbreiding van het Centrum
voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding. Dat is een
verbetering. Bovenop de bevoegdheid om mensenhandel te
bestrijden en te analyseren krijgt het centrum eindelijk de taak om te
waken over de grondrechten van vreemdelingen. Nog interessanter,
mijns inziens, is de taak van observatorium dat het centrum krijgt
inzake migratiestromen. Gelet op de migratiestromen van de voorbije
jaren naar het Europees continent en België in het bijzonder is deze
bevoegdheid niet onbelangrijk. Een goed inzicht in én analyse van
asiel- en migratiestromen, ook in andere Europese landen, helpt de
overheid te anticiperen op bepaalde fenomenen om op die manier
een beter beleid uit te stippelen in plaats van à l'improviste
maatregelen te nemen die beperkingen en ongemakken vertonen.
Gelet op de ervaring en de expertise die het centrum in de loop der
jaren heeft opgebouwd inzake integratie- en migratiebeleid is het,
mijns inziens, de evidentie zelve dat het centrum deze bevoegdheid
krijgt. Het is eveneens noodzakelijk dat het centrum de taak van go
between krijgt tussen overheidsactoren en de privé-actoren die
betrokken zijn bij het opvang- en integratiebeleid van migranten. Dit
bevordert de samenwerking en de efficiëntie van het optreden van
de verschillende actoren. Op dit ogenblik zijn er te veel initiatieven.
race". J'aurais préféré que ces
termes soient totalement biffés
car il n'y a qu'une race humaine
mais il s'agit en tout état de cause
d'une amélioration par rapport à la
loi Moureaux-Erdman.

Le champ d'application des
sanctions a également été étendu
à la discrimination envers un
groupe ou une communauté et ne
se limite donc plus uniquement au
racisme à l'égard des individus.
L'Inspection du travail est à
présent également tenue de
veiller au respect de la loi et de
ses arrêtés d'exécution.

De nouvelles compétences seront
également confiées au Centre
pour l'égalité des chances et la
lutte contre le racisme. Celui-ci a
pour mission de combattre et
d'analyser la traite des êtres
humains, de veiller au respect des
droits fondamentaux des
étrangers et d'observer les flux
migratoires. C'est surtout cette
dernière mission qui permettra au
gouvernement d'améliorer sa
compréhension du problème. Il
sera dès lors possible d'anticiper
certains phénomènes. Désormais,
le Centre devra également faire
office d'intermédiaire et de
coordinateur entre tous les acteurs
des secteurs public et privé
associés à la politique d'accueil et
d'intégration. Le Centre devra
également récolter des données
statistiques en matière de
racisme.

Enfin, nous demandons au
ministre de ne pas non plus
oublier les médias modernes et de
prêter attention au problème du
racisme sur internet. Des
fournisseurs d'accès étrangers y
diffusent des pamphlets racistes
honteux.

Le racisme est intolérable au sein
d'une société multiculturelle et
c'est la raison pour laquelle le
groupe Agalev-Ecolo votera en
faveur ce projet de loi avec la plus
grande conviction.
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
41
Zij moeten op elkaar worden afgestemd en gecoördineerd. Heel veel
actoren op het terrein doen verdienstelijk werk maar zijn niet op de
hoogte van mekaars initiatieven zodat de resultaten niet duidelijk
zichtbaar zijn of achterwege blijven. Het samenbrengen en het
ontwikkelen van de dialoog tussen de actoren is onontbeerlijk. Wat
de opvolging van de feiten, klachten en veroordelingen op het vlak
van door racisme en xenofobie ingegeven daden betreft, is het
bijhouden van statistische gegevens van cruciaal belang voor het
beleid om alert te kunnen reageren op dergelijk kwalijk en ongewenst
gedrag in de samenleving.

Dat het centrum van al de betrokken overheden zoals het
departement van Justitie, de controlediensten en de politie de nodige
informatie moet ontvangen om zijn taak tot een goed einde te
brengen is eveneens een belangrijk onderdeel van dit ontwerp.

Mevrouw de vice-eerste minister, met dit ontwerp is de strijd nog niet
afgelopen. We moeten eveneens werk maken van de bestrijding van
racisme en racistische pamfletten op het internet. Meestal worden
hiervoor buitenlandse providers gebruikt zodat we de mensen die
hierachter zitten niet te pakken kunnen krijgen en bestraffen.

Mijnheer de voorzitter, collega's, racisme is een onduldbaar
gegeven, zeker in de interculturele samenleving die we geworden
zijn. Agalev-Ecolo zal dit ontwerp met volle overtuiging goedkeuren.
05.05
Pierrette Cahay-André
(MR): Monsieur le président, madame
le vice-premier ministre, chers collègues, l'accord de gouvernement
de juillet 1999 stipule clairement que la majorité arc-en-ciel entend
faire de la lutte contre le racisme et plus généralement contre toute
forme de discrimination une priorité de son action.

Plus précisément, le gouvernement s'est donné pour objectif, d'une
part, d'évaluer les législations actuelles contre le racisme et le
négationnisme et, d'autre part, de développer la lutte contre toute
forme de discrimination par l'adoption d'une loi générale.

Le premier point concerne le projet qui nous occupe aujourd'hui. Une
analyse de la loi Moureaux a été réalisée. Les déficiences qui en sont
ressorties trouvent un palliatif dans le nouveau texte. Le second point
sera, quant à lui, servi par le projet en provenance du Sénat, déjà
voté en commission à la Chambre et qui arrivera en plénière lors de
la rentrée parlementaire. Ce dernier texte rassemble l'essentiel des
innovations en termes de lutte contre le racisme et autres formes de
traitement discriminatoire. Le projet examiné aujourd'hui présente
quant à lui une réforme en deux points: la modernisation de la loi
Moureaux et l'extension des prérogatives du Centre pour l'égalité des
chances.

Il n'est pas inutile de rappeler que le législateur a adopté depuis près
de vingt ans une série d'instruments qui répriment la haine raciale.
Mme le vice-premier ministre Onkelinx en a fait une synthèse
éclairante dans le rapport du présent projet. Il faut aussi remarquer
que le droit international s'étoffe sur cette question et principalement
au niveau européen. Les directives sont de plus en plus précises et
contraignantes pour les Etats membres. C'est le cas de la récente
directive du 29 juin 2000 relative à la mise en oeuvre du principe de
l'égalité de traitement entre les personnes, sans distinction de race
05.05
Pierrette Cahay-André
(MR): Dit ontwerp houdt een
tweeledige hervorming in : de
modernisering van de wet-
Moureaux, en de uitbreiding van
de prerogatieven van het Centrum
voor gelijke kansen.

Al bijna twintig jaar lang werkt de
wetgever instrumenten uit om
rassenhaat te beteugelen, groeit
het internationaalrechtelijk
arsenaal in die materie aan en
worden de Europese richtlijnen ter
zake steeds preciezer en
bindender voor de lidstaten.

Dat we ons vandaag over onze
eigen regelgeving buigen, wordt
gewettigd door die vooruitgang.
De wet-Moureaux is immers niet
efficiënt genoeg.

De voorgestelde maatregelen
zullen een doeltreffend instrument
zijn : ten eerste wordt er
voorgesteld om het begrip ras uit
onze rechtsorde te schrappen
omdat dit begrip met geen enkele
wetenschappelijke werkelijkheid
overeenstemt ; ten tweede wordt
er voorgesteld om het
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
42
ou d'origine ethnique.

Ces avancées justifient le fait que l'on se penche aujourd'hui sur nos
règles internes. Il faut, en outre, convenir que la loi Moureaux pèche
par manque d'efficacité. Les chiffres avancés par Mme la ministre en
commission sont clairs. Plus de 90% des affaires traitées dans le
cadre de cette législation ont été classées sans suite. Je pense que
Mme Talhaoui y a déjà fait allusion. Si le nombre de décisions
judiciaires est en augmentation ces dernières années, il n'en
demeure pas moins que les termes actuels de la loi ne permettent
pas de lutter efficacement contre le fléau du racisme. Le problème
méritait donc une solution.

J'ai entendu dire, a contrario, par ceux qui véhiculent le message de
l'exclusion et du rejet de l'autre jusque dans cette assemblée que
l'initiative gouvernementale était inutile parce que le racisme n'avait
pas cours en Belgique. Il faut effectivement s'entendre sur la notion.
On ne parle évidemment pas de racisme institutionnalisé ou
généralisé. Par contre, il faut reconnaître qu'une certaine forme de
xénophobie latente a toujours cours. Les mesures proposées par le
gouvernement devraient désormais permettre d'envisager la loi
Moureaux comme un outil efficace pour lutter contre ces formes
sournoises de discrimination.

1. L'adjonction du qualificatif "prétentu" au terme race.
L'aménagement est symbolique, mais nous souscrivons à cette idée
de bannir de notre ordre juridique une notion qui ne correspond à
aucune réalité scientifique. Ceci cadre du reste avec l'esprit de la
directive du 29 juin 2000 déjà mentionné, qui prévoit dans ses
développements que l'Union européenne rejette toute théorie tendant
à déterminer l'existence de races humaines distinctes.

2 L'incrimination de l'injonction de discriminer ce qui respecte
fidèlement le prescrit de la directive. Il est évident que celui qui se
rend coupable d'une telle injonction doit répondre de ses actes au
même titre que s'il avait lui-même pratiqué la discrimination.

3. La stigmatisation de la discrimination au travail à l'égard d'un
groupe. La loi Moureaux ne visait que les discriminations à l'égard
d'une personne dans ce cas de figure.

La modification proposée permettra de mieux prendre en compte
d'éventuelles exactions, par exemple, en matière de licenciement.

Viennent ensuite les nouvelles prérogatives attribuées au Centre
pour l'égalité des chances. Vous me permettrez de m'attarder
davantage sur ce point.

L'article 8 du projet étend les missions du Centre en matière de
définition et de mise en oeuvre de la politique d'immigration. Le but
poursuivi est clairement de mettre en place un observatoire de
migration qui centraliserait toutes les informations concernant cette
problématique. Il est notamment prévu que le Centre veillera
désormais au respect des droits fondamentaux des étrangers, qu'il
éclairera les pouvoirs publics sur la nature et l'ampleur des flux
migratoires et développera la concertation et le dialogue avec tous
les acteurs publics et privés concernés par les politiques d'accueil et
d'intégration des immigrés.
discriminatiebevel te veroordelen ;
ten derde wordt er voorgesteld om
de discriminatie op het werk aan
de kaak te stellen. Nieuwe
voorrechten worden ook aan het
Centrum voor gelijke kansen
toegekend. Artikel 8 voorziet in de
uitbreiding van de opdrachten van
dit Centrum.
De MR-fractie stemt in met die
doelstellingen maar maakt enkel
voorbehoud voor de
implementeringsmodaliteiten
ervan. Het Centrum zou, luidens
de tweede prerogatieve, de
bevoegde overheidsdienst kunnen
verzoeken om op de hoogte te
worden gebracht van de
feitenanalyse die van een
vermoedelijk discriminerend
gedrag getuigt. Dat betekent dus
dat een extern gezag in
tuchtprocedures
kan
interveniëren.

Globaal gezien zal de MR-fractie
erop toezien dat het Centrum
deze nieuwe bevoegdheid met het
nodige voorbehoud uitoefent.
Hetzelfde geldt voor het laatste
voorrecht dat het Centrum
toegekend wordt. Artikel 11
bepaalt dat het Centrum zich tot
het comité P zal kunnen wenden
voor feiten die een discriminerend
gedrag van een politieagent laten
vermoeden. Kortom, de MR-
fractie stemt met de doelstellingen
van het ontwerp in. De regering
heeft het Centrum voor gelijke
kansen gekozen. We vinden dat
een goede zaak maar we zullen
dagelijks de relevantie van deze
optie evalueren.
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
43

Le groupe réformateur souscrit à ces objectifs. Mais nous sommes,
par contre, plus circonspects quant aux modalités servant leur mise
en oeuvre. Je songe aux articles 9, 10 et 11 du projet. Ces
dispositions confient trois nouvelles prérogatives au Centre.

La première est qu'il pourra désormais recueillir et publier les
données statistiques et jurisprudentielles communiquées par le
ministre de la Justice, qui sont utiles à l'évaluation de la loi Moureaux
et de la future loi en provenance du Sénat dont j'ai parlé tout à
l'heure.

La modification proposée est raisonnable dans la mesure où les
parties en causes dans ces procédures ne pourront être identifiées.

Je suis plus réservée, par contre, concernant la deuxième
prérogative. A l'origine, le texte prévoyait que le centre pourrait
demander à l'administration compétente de s'informer et de le tenir
informer des résultats de l'analyse des faits qui présume l'existence
d'un traitement discriminatoire par un fonctionnaire. En d'autres
termes, il s'agit de pouvoir disposer des informations nécessaires sur
la manière dont les autorités disciplinaires concernées abordent le
phénomène de discrimination et si elles font, en connaissance de
cause, une analyse de la discrimination supposée. Dire cela, il faut le
savoir, c'est admettre qu'une autorité externe (le Centre pour l'égalité
des chances) interfère dans des procédures disciplinaires.

En commission de la Justice, l'article a été profondément amendé
sur proposition du gouvernement. Désormais, on parle d'autorité et
non plus d'administration de manière à pouvoir viser des institutions
comme les entreprises publiques autonomes et on ne fait plus
référence aux notions de fonctionnaire et de procédure disciplinaire
afin, d'une part, de s'assurer de l'application de la disposition en
question, non seulement aux agents, mais aussi à tout utilisateur des
services publics et, d'autre part, de faire en sorte que l'obligation
d'information puisse concerner l'ensemble des démarches destinées
à remédier à la discrimination avérée.

Nous avouons ne pas comprendre l'utilité pratique de ces ultimes
aménagements. On peut prendre l'hypothèse des transports en
commun. Un usager s'y rend coupable d'un comportement raciste. Le
Centre en est informé. Aujourd'hui, comme tout citoyen, il peut alors
porter plainte. Demain, il pourra, en outre, demander à l'autorité
compétente ­ la SNCB, la STIB ou autre ­ de s'informer, de manière
motivée, des suites qui ont été réservées à cette affaire. Est-ce bien
utile? Une telle tâche doit-elle incomber à une entreprise telle que la
SNCB? Ne risque-t-on pas de la noyer dans des procédures
administratives et des enquêtes de toute nature? Il conviendra d'y
être vigilant lorsque la nouvelle loi sera d'application.

Plus globalement, le groupe réformateur se montrera attentif à ce
que le Centre use de cette nouvelle compétence avec les réserves et
la retenue qui s'imposent. Je rappelle que le Conseil d'Etat parle de
pouvoirs exorbitants. Je l'ai dit. Le Centre pourra, en effet, être
informé des suites réservées aux procédures disciplinaires. Si le
texte ne le mentionne plus, c'est parce que l'on a voulu aller au-delà
de cette prérogative initiale. Nous convenons avec la ministre que le
but n'est pas de s'immiscer dans les éventuelles procédures
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
44
disciplinaires mais bien d'être pleinement informé de l'application
réelle des législations en vigueur.

Madame la ministre, convenez avec nous que la distinction est ténue
et reste théorique. Il importe que cet aspect de la réforme soit suivi et
évalué avec la plus grande rigueur; nous y veillerons.

La même remarque peut sans doute être formulée à l'encontre de la
dernière prérogative accordée au Centre par le projet. L'article 11 ­
lui aussi réécrit en commission par un amendement ­ prévoit en
substance que le Centre pour l'égalité des chances pourra enjoindre
le Comité P ou l'Inspection générale des services de police de mener
une enquête à propos de faits laissant supposer un traitement
discriminatoire de la part d'un fonctionnaire de police. Ici aussi le
Centre devra, en outre, être tenu informé des suites disciplinaires
éventuellement réservées à ces affaires. De ce fait, le Centre voit,
en cette matière, ses compétences alignées sur celles du ministre de
l'Intérieur ou du ministre de la Justice ou sur celles d'autorités
comme le procureur général, le procureur du Roi ou le juge
d'instruction ou encore le bourgmestre. Inutile d'étayer davantage
pour convaincre que le Centre se voit, ici aussi, investi de
compétences particulièrement importantes. Il s'agira donc de
s'assurer qu'il en fera un juste et raisonnable usage.

En conclusion, monsieur le président, madame la vice-première
ministre, chers collègues, je dirai que le groupe réformateur souscrit
aux objectifs du projet. La lutte contre le racisme et contre toute
autre forme de discrimination est, pour nous aussi, une priorité. J'ai
mis en évidence, par contre, nos critiques, nos craintes peut-être que
les modalités préconisées soient disproportionnées par rapport à ces
mêmes objectifs. On parle de racisme, bien sûr, c'est un fléau, mais
de l'autre côté de la balance, il y a les droits fondamentaux, le
respect de la vie privée, par exemple, qu'il convient de préserver
avec la même vigueur que celle qui sied à la lutte contre les
discriminations.

Habituellement, lorsque l'on modifie l'équilibre dont je parle, lorsque
l'on entend ménager une entorse à l'une ou l'autre de nos grandes
libertés, il est fait confiance aux institutions ou aux autorités dont la
légitimité ne souffre aucune contestation. Elles sont inscrites de
longue date dans notre ordre juridique et un certain nombre de
garde-fous ou de contre-mesures accompagnent leur action. Mais
faire confiance sans cesse à ces mêmes autorités, à ces valeurs
sûres, empêche le renouveau. Aujourd'hui, on veut lutter contre le
racisme de manière coordonnée, centralisée et efficace. Une
institution sortant du schéma administratif et judiciaire traditionnel
est, sans doute, nécessaire à cette fin.

Le gouvernement a fait le choix du centre pour l'égalité des chances.
Nous le soutenons dans cette initiative mais nous veillerons à
évaluer, au quotidien, la pertinence de cette option.
05.06
Josy Arens
(cdH): Monsieur le président, le centre démocrate
humaniste ne peut que se montrer satisfait des mesures qui sont
proposées par le projet de loi. La lutte contre le racisme et la
xénophobie est l'affaire de tous. Par conséquent, il convient que tous
les acteurs de la justice soient vigilants. Je pense non seulement au
parquet et à la magistrature assise, mais également à d'autres
05.06
Joseph Arens
(cdH): Mijn
fractie is tevreden over de door
het wetsontwerp voorgestelde
maatregelen. Alle actoren moeten
waakzaam zijn, of het nu het
parket is of de magistratuur of
CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
45
acteurs dont le rôle ne doit pas être sous-estimé, car c'est souvent le
cas en ce qui concerne le centre pour l'égalité des chances et la lutte
contre le racisme.

Dans le cadre des nouvelles compétences octroyées par le projet de
loi, nous pensons que le travail du centre peut s'avérer fort utile. Les
missions d'expertise des phénomènes que sont le racisme et la
xénophobie et des veilles quant à la propagation d'actes racistes sont
essentielles.

Une approche générale du phénomène migratoire est, en tous les
cas, requise si l'on veut mieux appréhender le problème du racisme
et de la xénophobie dans notre pays.

Par ailleurs, une collaboration effective entre le centre pour l'égalité
des chances et les autorités concernées par les discriminations
susceptibles d'être commises par les fonctionnaires fédéraux est
également une initiative que nous soutenons.

Pour toutes ces raisons, notre groupe votera en faveur du présent
projet de loi.
andere niet te verwaarlozen
actoren zoals het Centrum voor
gelijke kansen. Met zijn nieuwe
bevoegdheden zal het Centrum
een zeer nuttige rol vervullen op
het gebied van racistische of
xenofobe verschijnselen die ons
tevens tegen een verspreiding
ervan moet behoeden. Het
migratieverschijnsel moet in zijn
geheel worden benaderd.

De cdH fractie steunt ook de
samenwerking tussen het
Centrum en de autoriteiten waar
discriminaties kunnen worden
begaan door federale
ambtenaren. Zij steunt dit
wetsontwerp.

05.07
Fred Erdman
(SP.A): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, ik kan dit debat toch niet laten voorbijgaan zonder de
rapporteur te danken voor het werk en in het bijzonder de minister te
feliciteren voor haar initiatief. U weet dat ik een speciale binding heb
met de wet van 1981. Destijds heb ik reeds getracht daaraan
verbeteringen aan te brengen. Het is natuurlijk nutteloos wetgeving
uit te vaardigen die niet efficiënt kan worden toegepast. Rekening
houdend met de ervaringen op het terrein, is de poging van de
minister gericht op een efficiënte toepassing van de wet. Dat is mijn
eerste vaststelling.

Ik doe nog een tweede vaststelling. Men heeft er al op gewezen dat
de werking en de knowhow van het Centrum moeten worden
uitgebouwd. Ik stel vast dat degenen die op de een of andere manier
worden geconfronteerd met de werking ervan, blijkbaar niet zo
enthousiast zijn en telkens opnieuw het Centrum beschuldigen, terwijl
juist bepaalde zaken worden blootgelegd door acties van het
Centrum, ook op het politieke vlak.

Ik kom tot een derde bedenking gericht aan de minister. Men mag
zich natuurlijk niet vastpinnen op de patronen van discriminatie en
racisme zoals we ze kennen. Spijtig genoeg evolueert dat zeer snel
en doet het minste buitenlandse conflict, dat op welke manier ook
bindingen heeft met de gemeenschap waarin wij leven, andere,
nieuwe en heroplevende vormen van racisme ontstaan die
mogelijkerwijze een nieuw conflict veroorzaken of een nieuwe
aanpak vereisen. Iedereen zal begrijpen dat ik het specifiek heb over
het conflict in het Midden-Oosten, dat vandaag blijkbaar effecten
begint te krijgen. Bepaalde gemeenschappen die vreedzaam naast
elkaar zouden kunnen leven en in overeenstemming met elkaar
beslissingen zouden kunnen nemen, worden nu door buitenlandse
conflicten tegenover elkaar gesteld. Daardoor ontstaan nieuwe
vormen van semitisme, antisemitisme en de daaraan gekoppelde
gewelddaden.

Ik wil de minister vragen binnen het kader van de globale politiek van
05.07
Fred Erdman
(SP.A): Je
suis particulièrement attaché à la
loi de 1981. J'adhère à la tentative
de la ministre, qui est motivée par
l'application efficace de cette loi.

Nous ne devons pas nous
focaliser sur le racisme tel que
nous le connaissons aujourd'hui.
Le moindre conflit étranger qui est
en liaison avec des communautés
de notre pays donne naissance à
de nouvelles formes de racisme.
Je songe en particulier au conflit
du Proche-Orient. La politique
globale du gouvernement devrait
dès lors également prendre en
considération la politique
étrangère et les communautés
ethniques de notre pays. Cette
dimension s'inscrit, elle aussi,
dans la loi de 1981.
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
46
deze regering, ook binnen het kader van het buitenlands beleid en de
toenadering van de gemeenschappen hier, dit onder ogen te houden.
Dat past immers in de doelstellingen van de wet van 1981.
05.08
Vincent Decroly
(indépendant): Monsieur le président, je
m'associe à la satisfaction affichée par presque tous ceux qui se sont
exprimés jusqu'à présent. Je félicite le gouvernement de cette
initiative.

Je voulais tout de même attirer votre attention sur un point qui ­ je le
précise d'emblée ­ n'est pas du tout inacceptable à mes yeux, mais
qui posera tout de même un problème de fond à terme. Il s'agit du
point qui, dans l'attribution de nouvelles compétences au Centre pour
l'égalité des chances, a trait à l'examen des plaintes introduites par
des citoyens. Vu le courant actuel qui promeut la médiation en tant
que mode de résolution non judiciaire des conflits, il est bien sûr utile
de promouvoir, pour des questions aussi importantes que le racisme,
des possibilités de médiation ou de plainte. Mais pour moi, la
question qui se pose en la matière a trait à l'organe qui sera chargé
d'examiner ces plaintes.

Autant je ne trouve pas problématique que dans le cas, par exemple,
d'un boulanger qui ferait preuve de racisme vis-à-vis d'un client, ce
soit le pouvoir exécutif ou une instance qui en dépend directement,
qui soit chargé d'examiner cette plainte, autant je suis perplexe à
propos du contexte évoqué par Mme Lalieux.

Ainsi, 20% des plaintes touchent à des comportements repérables
auprès de fonctionnaires de services publics, tandis que 3%
concerneraient des fonctionnaires chargés du maintien de l'ordre.

Je me demande ­ il ne s'agit nullement d'une mise en cause du
Centre pour l'égalité des chances ni encore moins du gouvernement
ou de la ministre qui promeut le projet ­ si l'exécutif, à travers ce
centre, reste bien tout à fait habilité à traiter ces plaintes, non
seulement avec indépendance mais en plus avec toute l'apparence
de l'indépendance. Il me paraît problématique de voir germer et
fleurir, à côté de chaque département ministériel, des actions
particulières inhérentes à divers départements. Je crois que le
département de la Santé est occupé à examiner un projet similaire
autour de la question des droits des patients. Il me paraît
problématique de voir graviter dans l'orbe de l'exécutif, des instances
de médiation qui sont censées remettre des avis par rapport à des
plaintes qui concernent, parfois, des agents de ces administrations
elles-mêmes.

Il serait plus intéressant qu'une institution, qui est un organe
collatéral de la Chambre et qui me paraît bénéficier d'une apparente
indépendance et d'une indépendance réelle plus sûre, soit chargée
de l'ensemble de ces plaintes plutôt que de concourir, probablement
sans nous en rendre compte, à une espèce de saucissonnage
systématique qui concentre au sein de chaque département ou dans
une zone trop proche de lui l'examen de plaintes qui devraient, à
mon avis, être examinées par des organes plus indépendants.

Il s'agit d'une considération générale qui ne met, selon moi, pas en
cause le fond des objectifs du projet, certainement pas, mais elle me
paraît devoir être relevée, surtout dans la mesure où il s'agit d'une
05.08
Vincent Decroly
(onafhankelijke): Ik sluit me graag
aan bij de filosofie van het
ontwerp maar ik vraag me af of de
uitvoerende macht, via het
Centrum voor Gelijke Kansen,
gemachtigd blijft om de klachten
met voldoende onafhankelijkheid
te onderzoeken.

Er bestaat nu een echt probleem
met de flinke toename van het
aantal ombudsinstanties binnen
elk departement, die geacht
worden adviezen over
personeelsleden van deze
instellingen uit te brengen. Het
zou beter zijn Onafhankelijker
organen zouden met de
behandeling van alle klachten
moeten worden belast.

CRIV 50
PLEN 258
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
47
matière structurelle et qui a des implications non seulement dans le
département dont Mme Onkelinx est responsable mais dans
plusieurs autres départements et ce, depuis plusieurs mois.
05.09
Laurette Onkelinx,
ministre: Monsieur le président, je
voudrais, à mon tour, remercier M. le rapporteur. La Chambre
connaît bien ma détermination et mon enthousiasme en ce qui
concerne la lutte contre le racisme et, en général, la lutte contre
toutes les formes de discrimination.

Dans ce cadre-là, le projet est non seulement important, comme l'a
rappelé M. Erdman, qui était cosignataire de la loi Moureaux qui
vient de fêter ses 20 ans, pour la rendre plus opérationnelle, plus
efficace, mais aussi parce que ce projet est un message clair du
gouvernement, revendiquant pour tous les citoyens quels qu'ils
soient le droit au respect et à l'épanouissement, message clair qui
fait de l'égalité des chances le coeur même de son projet
démocratique.

M. Erdman faisait allusion aux résurgences de racisme que l'on peut
constater notamment à l'occasion de conflits extérieurs à notre pays.
Il a fait directement allusion aux événements au Proche-Orient.

Dans ce cadre-là, un projet tel que celui soumis à votre approbation
ne suffit pas. Une démarche beaucoup plus vaste est nécessaire.
C'est pourquoi j'ai lancé l'initiative avec l'ensemble des ministres
chargés de l'égalité des chances dans les régions et les
communautés d'apporter une réponse beaucoup plus large en ce qui
concerne l'enseignement, la formation, le dialogue, le travail des
associations et des institutions les plus diverses.

Je pense que là effectivement, la mobilisation doit être beaucoup
plus large, beaucoup plus plurielle, beaucoup plus multiple. Je profite
aussi de ce projet pour saluer le travail réalisé par le Centre pour
l'égalité des chances et la lutte contre le racisme. En fait, les
compétences qui lui sont données par les lois, il les a déjà intégrées
de facto. Je veux dire à M. Decroly que le Centre n'est pas un lieu de
passage obligé mais il est pour le moment, dans le cadre de la lutte
contre le racisme, l'organe de référence que les victimes connaissent
bien. Car depuis toutes ces années, il a pu développer une politique
qui a permis véritablement à notre pays d'être leader en la matière.
Je le vois dans tous les débats internationaux, le rôle du Centre, la
politique du Centre sont mis en évidence.

Pour un centre comme celui-là, qui sert de référence, je pense qu'il
était utile de lui donner cette mission d'aider les victimes en traitant
les plaintes à leurs côtés et qu'il puisse également, quand cela
concerne des autorités publiques, constituer là aussi une référence
pour que les autorités concernées par une plainte ne restent pas les
bras croisés, et qu'il y ait un véritable suivi. On constate trop souvent
par exemple dans les forces de l'ordre ou dans certaines
administrations que lorsqu'il y a une plainte concernant un
fonctionnaire, la plainte est faite et puis, plus rien du tout ne se
passe. Au moins, on oblige par cette loi à donner une information au
Centre qui pourra ainsi visualiser si oui ou non il y a un suivi.

Monsieur le président, je terminerai en disant ce qui a été constaté
par plusieurs intervenants: ce projet est une pièce d'un puzzle. On a
05.09
Minister
Laurette
Onkelinx
: Het wetsontwerp
vertaalt de wil van de regering om
alle burgers recht te geven op
respect en zelfontplooiing. Het
ontwerp zal de toepassing van de
wet-Moureaux vergemakkelijken
en geeft gelijkheid van kansen
een centrale plaats in het
democratisch project.

Het is natuurlijk zo dat een ruimer
initiatief nodig zal zijn om in te
gaan tegen het racisme dat weer
de kop opsteekt naar aanleiding
van de gebeurtenissen buiten
onze grenzen, meer bepaald in
het Midden-Oosten. Om die reden
heb ik contact opgenomen met
alle ministers die in ons land
bevoegd zijn voor gelijkheid van
kansen, om de strijd op vele
fronten te kunnen voeren.

Het Centrum voor gelijkheid van
kansen oefent eigenlijk al de
bevoegdheden uit die de wet het
nu toekent. De verplichting om via
het Centrum te werken bestaat
trouwens niet. Het Centrum
fungeert wel als referentiepunt
voor de slachtoffers wier klachten
het behandelt. België speelt in dat
verband een voortrekkersrol in
Europa. Het wetsontwerp verplicht
de betrokken overheden
bovendien het Centrum op de
hoogte te houden van wat er
verder met de klachten gebeurt.
Het gaat dus om een stukje van
een puzzel, die nog moet worden
aangevuld met de wet ter
bestrijding van discriminatie en tot
wijziging van de wet van 15
februari 1993 tot oprichting van
een Centrum voor gelijkheid van
kansen en voor
racismebestrijding; over dat
ontwerp werd gisteren gestemd in
de commissie voor de Justitie. Wij
zullen het nieuw parlementair jaar
dus beginnen met een debat over
de maatschappelijke waarden en
over welke maatschappij we
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 258
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
48
cité toute une série d'autres législations en vigueur mais il y aura
aussi la loi contre l'ensemble des discriminations qui traversent
encore notre société, qui vient, comme l'a dit le président de la
commission de la Justice, d'être votée hier en commission et qui
sera l'occasion d'un large débat à la rentrée parlementaire. Ce sera
avant tout un débat sur les valeurs et sur le profil de la société que
nous voulons.
willen.

De
voorzitter
: Vraagt nog iemand het woord?
(Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole?
(Non)

De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Bespreking van de artikelen
Discussion des articles

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis
voor de bespreking. (Rgt 66,4)
(1407/6)
Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion.
(Rgt 66,4)
(1407/6)

Het wetsontwerp telt 11 artikelen.
Le projet de loi compte 11 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
De artikelen 1 tot 11 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 11 sont adoptés article par article.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De vergadering is gesloten.
La séance est levée.
La séance est levée à 20.53 heures. Prochaine séance jeudi 18 juillet 2002 à 14.15 heures.
De vergadering wordt gesloten om 20.53 uur. Volgende vergadering donderdag 18 juli 2002 om 14.15 uur.