KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
PLEN 326
CRIV 50
PLEN 326
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
P
LENUMVERGADERING
S
ÉANCE PLÉNIÈRE
woensdag
mercredi
12-02-2003
12-02-2003
15:00 uur
15:00 heures
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE

































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
PS
Parti socialiste
cdH
centre démocrate Humaniste
SP.A
Socialistische Partij Anders
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties
:
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit
papier, bevat ook de bijlagen)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (sur papier blanc, avec les annexes)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV
Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV
Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail :
publications@laChambre.be
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Berichten van verhindering
1
Excusés
1
Regeling van de werkzaamheden
1
Ordre des travaux
1
WETSONTWERPEN EN VOORSTELLEN
2
PROJETS DE LOI ET PROPOSITIONS
2
Wetsontwerp houdende instemming met het
samenwerkingsakkoord van 2 september 2002
tussen de Staat, de Gemeenschappen, de
Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie,
de Franse Gemeenschapscommissie en de
Gewesten voor een globaal en geïntegreerd
drugsbeleid (2179/1 tot 3)
2
- Projet de loi portant assentiment à l'accord de
coopération du 2 septembre 2002 entre l'Etat, les
Communautés, la Commission communautaire
commune, la Commission communautaire
française et les Régions pour une politique de
drogues globale et intégrée (2179/1 à 3)
2
- Voorstel van resolutie van de heer Jo
Vandeurzen inzake het sluiten van een
samenwerkingsakkoord betreffende de
coördinatie van het drugbeleid (659/1 en 2)
2
- Proposition de résolution de M. Jo Vandeurzen
relative à la conclusion d'un accord de
coopération relatif à la coordination de la
politique en matière de drogue (659/1 et 2)
2
- Wetsontwerp tot wijziging van de wet van
24 februari 1921 betreffende het verhandelen van
de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende
middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica
(aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de
Grondwet) (1888/1 tot 5)
2
Projet de loi modifiant la loi du 24 février 1921
concernant le trafic des substances vénéneuses,
soporifiques, stupéfiantes, désinfectantes ou
antiseptiques (matière visée à l'article 78 de la
Constitution) (1888/1 à 5)
3
- Wetsontwerp tot wijziging van de wet van
24 februari 1921 betreffende het verhandelen van
de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende
middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica, en
van artikel 137 van het Wetboek van
Strafvordering (aangelegenheid bedoeld in
artikel 77 van de Grondwet) (1889/1 tot 5)
2
- Projet de loi modifiant la loi du 24 février 1921
concernant le trafic des substances vénéneuses,
soporifiques, stupéfiantes, désinfectantes ou
antiseptiques, et l'article 137 du Code
d'instruction criminelle (matière visée à l'article 77
de la Constitution) (1889/1 à 5)
3
- Wetsvoorstel van de heren Gerolf Annemans en
Filip De Man tot verstrenging van de straffen
zoals bepaald in de wet van 24 februari 1921
betreffende het verhandelen van de giftstoffen,
slaapmiddelen en verdovende middelen,
ontsmettingsstoffen en antiseptica (389/1 en 2)
2
- Proposition de loi de MM. Gerolf Annemans et
Filip De Man renforçant les peines prévues par la
loi du 24 février 1921 concernant le trafic des
substances vénéneuses, soporifiques,
stupéfiantes, désinfectantes ou antiseptiques
(389/1 et 2)
3
- Wetsvoorstel van de heren Patrick Moriau en
Thierry Giet tot wijziging van de wet van
24 februari 1921 betreffende het verhandelen van
de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende
middelen, ontsmettingstoffen en antiseptica,
teneinde het gebruik van cannabis uit het
strafrecht te halen (727/1 en 2)
2
- Proposition de loi de MM. Patrick Moriau et
Thierry Giet modifiant la loi du 24 février 1921
concernant le trafic de substances vénéneuses,
soporifiques, stupéfiantes, désinfectantes ou
antiseptiques en vue de dépénaliser l'usage du
cannabis (727/1 et 2)
3
- Wetsvoorstel van de heren Vincent Decroly en
Paul Timmermans en de dames Zoé Genot en
Simonne Leen tot regeling van de teelt, de
distributie en de verkoop van cannabis (780/1 en
2)
2
- Proposition de loi de MM. Vincent Decroly et
Paul Timmermans et de Mmes Zoé Genot et
Simonne Leen visant à réglementer la production,
la distribution et la vente du cannabis (780/1 et 2)
3
Hervatting van de algemene bespreking
3
Reprise de la discussion générale
3
BIJLAGE
59
ANNEXE
59
Sprekers: Yves Leterme
, voorzitter van de
CD&V-fractie
, Jef Tavernier
, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
, Tony Van Parys, Els Van Weert,
Jo Vandeurzen, Hugo Coveliers
, voorzitter
van de VLD-fractie
, Filip De Man, Jacques
Germeaux, Michèle Gilkinet
, voorzitter van
de ECOLO-AGALEV-fractie
, Roel Deseyn,
Annemie Van de Casteele, Daniel
Bacquelaine
, voorzitter van de MR-fractie
,
Marc Verwilghen
, minister van Justitie
,
Dalila Douifi, Luc Goutry, Fred Erdman
Orateurs: Yves Leterme
, président du groupe
CD&V
, Jef Tavernier
, ministre de la
Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement
, Tony Van
Parys, Els Van Weert, Jo Vandeurzen,
Hugo Coveliers
, président du groupe VLD
,
Filip De Man, Jacques Germeaux, Michèle
Gilkinet
, présidente du groupe ECOLO-
AGALEV
, Roel Deseyn, Annemie Van de
Casteele, Daniel Bacquelaine
, président du
groupe MR
, Marc Verwilghen
, ministre de la
Justice
, Dalila Douifi, Luc Goutry, Fred
Erdman
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
INTERNE BESLUITEN
59
DECISIONS INTERNES
59
INTERPELLATIEVERZOEKEN
59
DEMANDES D'INTERPELLATION
59
I
NGEKOMEN
59
D
EMANDES
59
VOORSTELLEN
60
PROPOSITIONS
60
T
OELATING TOT DRUKKEN
60
A
UTORISATION D
'
IMPRESSION
60
MEDEDELINGEN
61
COMMUNICATIONS
61
REGERING
61
GOUVERNEMENT
61
I
NGEDIENDE WETSONTWERPEN
61
D
EPOT DE PROJETS DE LOI
61
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
PLENUMVERGADERING
SÉANCE PLÉNIÈRE
van
WOENSDAG
12
FEBRUARI
2003
15:00 uur
______
du
MERCREDI
12
FEVRIER
2003
15:00 heures
______

De vergadering wordt geopend om 15.05 uur door de heer Herman De Croo, voorzitter.
La séance est ouverte à 15.05 heures par M. Herman De Croo, président.

Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:
Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:
Jef Tavernier, Marc Verwilghen.

De
voorzitter
: De vergadering is geopend.
La séance est ouverte.

Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij zullen in
bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen worden.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles
seront reprises en annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Berichten van verhindering
Excusés

Guy D'Haeseleer, André Schellens, John Spinnewyn, Jef Valkeniers, Lode Vanoost, wegens ziekte / pour
raisons de santé;
Georges Clerfayt, Raad van Europa / Conseil de l'Europe;
Pieter De Crem, OVSE / OSCE.
01 Regeling van de werkzaamheden
01 Ordre des travaux

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van deze morgen, stel ik u voor op de
agenda van de plenaire vergadering van morgennamiddag volgende punten in te schrijven:
Conformément à l'avis de la Conférence des présidents de ce matin, je vous propose d'inscrire les points
suivants à l'ordre du jour de la séance plénière de demain après-midi:

1. Wetsvoorstel van de heer Herman De Croo tot regeling van de vertegenwoordiging van de federale
Wetgevende Kamers in en buiten rechte (2169/1 tot 3).
- Wetsvoorstel van de heer Herman De Croo tot wijziging van de wet van 31 december 1983 tot
hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, om de vertegenwoordiging van de
Duitstalige Gemeenschap door de Raad van de Duitstalige Gemeenschap in en buiten rechte te regelen
(nrs 2170/1 tot 3).
- Voorstel van bijzondere wet van de heer Herman De Croo tot wijziging van de bijzondere wet van
8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met
betrekking tot de Brusselse Instellingen, om de vertegenwoordiging van de gemeenschappen en de
gewesten door de Raden in en buiten rechte te regelen (2171/1 tot 3).
[aangelegenheid bedoeld in artikel 77 van de Grondwet ­ Rapporteur: de heer Jacques Simonet]
1. Proposition de loi de M. Herman De Croo réglant la représentation des chambres législatives fédérales
dans les actes judiciaires et extrajudiciaires (2169/1 à 3).
- Proposition de loi de M. Herman De Croo modifiant la loi du 31 décembre 1983 de réformes
institutionnelles pour la Communauté germanophone, en vue de régler la représentation de la
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
Communauté germanophone par le Conseil de la Communauté germanophone dans les actes judiciaires
et extrajudiciaires (2170/1 à 3).
- Proposition de loi spéciale de M. Herman De Croo modifiant la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes
institutionnelles et la loi spcéciale du 12 janvier 1989 relative aux Institutions bruxelloises, en vue de
régler la représentation des communautés et des régions par les Conseils dans les actes judiciaires et
extrajudiciaires (2171/1 à 3).
[matière visée à l'article 77 de la Constitution ­ Rapporteur: M. Jacques Simonet]

2. Wetsvoorstel van de heren Fred Erdman, Joos Wauters, Daniel Bacquelaine, Hugo Coveliers en
Claude Eerdekens, mevrouw Muriel Gerkens, de heren Jozef Van Eetvelt en Jean-Jacques Viseur
houdende wijziging van de wet van 19 augustus 1947 tot oprichting van het Nationaal Gedenkteken van
Breendonk (2250/1 en 2).
[aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet - De Kamer heeft tot de urgentie beslist met
toepassing van artikel 40 van het Reglement - Rapporteur: mevrouw Mirella Minne]
2. Proposition de loi de MM. Fred Erdman, Joos Wauters, Daniel Bacquelaine, Hugo Coveliers et Claude
Eerdekens, Mme Muriel Gerkens, MM. Jozef Van Eetvelt et Jean-Jacques Viseur portant modification de
la loi du 19 août 1947 créant le Mémorial national de Breendonk (2250/1 et 2).
[matière visée à l'article 78 de la Constitution ­ l'urgence a été décidée par la Chambre en application de
l'article 40 du Règlement - Rapporteur: Mme Mirella Minne]

Geen bezwaar?
(Nee)
Aldus zal geschieden
Pas d'observations?
(Non)
Il en sera ainsi.
Wetsontwerpen en voorstellen
Projets de loi et propositions
02 Wetsontwerp houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 2 september 2002
tussen de Staat, de Gemeenschappen, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de
Franse Gemeenschapscommissie en de Gewesten voor een globaal en geïntegreerd drugsbeleid
(2179/1 tot 3)
- Voorstel van resolutie van de heer Jo Vandeurzen inzake het sluiten van een
samenwerkingsakkoord betreffende de coördinatie van het drugbeleid (659/1 en 2)
- Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de
giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica
(aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet) (1888/1 tot 5)
- Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de
giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica, en van
artikel 137 van het Wetboek van Strafvordering (aangelegenheid bedoeld in artikel 77 van de
Grondwet) (1889/1 tot 5)
- Wetsvoorstel van de heren Gerolf Annemans en Filip De Man tot verstrenging van de straffen
zoals bepaald in de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen,
slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica (389/1 en 2)
- Wetsvoorstel van de heren Patrick Moriau en Thierry Giet tot wijziging van de wet van
24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende
middelen, ontsmettingstoffen en antiseptica, teneinde het gebruik van cannabis uit het strafrecht
te halen (727/1 en 2)
- Wetsvoorstel van de heren Vincent Decroly en Paul Timmermans en de dames Zoé Genot en
Simonne Leen tot regeling van de teelt, de distributie en de verkoop van cannabis (780/1 en 2)
- Projet de loi portant assentiment à l'accord de coopération du 2 septembre 2002 entre l'Etat, les
Communautés, la Commission communautaire commune, la Commission communautaire
française et les Régions pour une politique de drogues globale et intégrée (2179/1 à 3)
- Proposition de résolution de M. Jo Vandeurzen relative à la conclusion d'un accord de
coopération relatif à la coordination de la politique en matière de drogue (659/1 et 2)
02 Projet de loi modifiant la loi du 24 février 1921 concernant le trafic des substances vénéneuses,
soporifiques, stupéfiantes, désinfectantes ou antiseptiques (matière visée à l'article 78 de la
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Constitution) (1888/1 à 5)
- Projet de loi modifiant la loi du 24 février 1921 concernant le trafic des substances vénéneuses,
soporifiques, stupéfiantes, désinfectantes ou antiseptiques, et l'article 137 du Code d'instruction
criminelle (matière visée à l'article 77 de la Constitution) (1889/1 à 5)
- Proposition de loi de MM. Gerolf Annemans et Filip De Man renforçant les peines prévues par la
loi du 24 février 1921 concernant le trafic des substances vénéneuses, soporifiques, stupéfiantes,
désinfectantes ou antiseptiques (389/1 et 2)
- Proposition de loi de MM. Patrick Moriau et Thierry Giet modifiant la loi du 24 février 1921
concernant le trafic de substances vénéneuses, soporifiques, stupéfiantes, désinfectantes ou
antiseptiques en vue de dépénaliser l'usage du cannabis (727/1 et 2)
- Proposition de loi de MM. Vincent Decroly et Paul Timmermans et de Mmes Zoé Genot et
Simonne Leen visant à réglementer la production, la distribution et la vente du cannabis (780/1 et
2)
Hervatting van de algemene bespreking
Reprise de la discussion générale

De algemene bespreking is hervat.
La discussion générale est reprise.
02.01
Yves Leterme
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, uiteraard
begroet ik de aanwezigheid van de minister van Volksgezondheid.
Om evidente redenen lijkt het mij echter belangrijk dat ook de
minister van Justitie hier zou zijn, gelet onder meer op de
tegenspraak tussen de ministers en hun fracties. Misschien
ondervindt hij op dit moment de proefondervindelijke toepassing van
het wetsontwerp op dit moment.
02.01 Yves Leterme
(CD&V): Le
ministre de la Justice doit être
présent dans l'hémicycle. Il doit
assumer la pleine paternité de ce
projet de loi et assister à
l'ensemble du débat.
De
voorzitter
: Hij komt. Hij is voor het ogenblik weerhouden in de Senaat. Deze ochtend was de heer
Verwilghen aanwezig en ik heb nu gewacht tot minister Tavernier er was.
02.02
Yves Leterme
(CD&V): Ik zou liever hebben dat de minister
van Justitie er is.
De
voorzitter
: Hij is komende.
02.03
Yves Leterme
(CD&V): Ik heb liever een aanwezige dan een
komende minister.
De
voorzitter
: Gewoonlijk volgt de aanwezigheid op het komen.
02.04
Yves Leterme
(CD&V): Dan denk ik dat we moeten volgen tot
het gevolg zich heeft voorgedaan.
De
voorzitter
: Ik heb hem laten oproepen. Ik denk dat hij in de Senaat aan het antwoorden is.
02.05
Yves Leterme
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik ken uw
waardering voor de Senaat. Daar gaat het niet over. Ik vind het toch
wel belangrijk dat wij de voortdurende, aandachtige aanwezigheid
hebben van de minister van Justitie.
De
voorzitter
: Hij zal er zo zijn. Het komt toch op geen paar minuten aan.
02.06 Minister
Jef Tavernier
: Mijnheer de voorzitter, collega
Verwilghen heeft mij gevraagd zeker hier te zijn om drie uur. Ik was
dus net iets te laat. Hij is in de Senaat, dat kan u controleren. Hij is
hier heel de voormiddag geweest tot kwart na een. Dat is normaal.
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
Hij is in het Parlement aanwezig, hij is beschikbaar en komt straks
terug. U moet niet zagen!

De
voorzitter
: Hij zal er binnen een paar ogenblikken zijn.
02.07
Yves Leterme
(CD&V): Ik vraag een schorsing.
De
voorzitter
: Als het te lang duurt, hebt u gelijk. Ik heb hem laten roepen. De minister kan niet op twee
plaatsen tegelijk zijn.
02.08
Yves Leterme
(CD&V): Wij ook niet.
02.09
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, waar moet
hij dan zijn?
De
voorzitter
: Omdat wij hadden beslist de namiddagvergadering om 15.00 uur in de plaats van om 14.15
uur aan te vatten, is de minister enkele antwoorden gaan verstrekken in de Senaat. Ik heb hem laten
roepen. Men heeft mij gezegd dat hij daar zal afronden en naar hier zal komen. De regering is
vertegenwoordigd door minister Tavernier. Mevrouw Van Weert, ik vermoed dat u daarmee geen
probleem hebt voor het ogenblik? Hij zal hier zijn, mijnheer Leterme. U was hier deze voormiddag ook
niet, mijnheer Van Parys. Dat is uw recht.
02.10
Tony Van Parys
(CD&V): Wie moet hier zijn: de gewezen
minister of de minister?
De
voorzitter
: Misschien beide. Wij hebben ook de commissies deze namiddag afgeschaft. Dat weet u
ook. De heer Erdman is er.
02.11
Tony Van Parys
(CD&V): Als u dit aanvaardt, voorzitter, dan
heeft een parlementair debat over een dergelijk belangrijk
maatschappelijk probleem natuurlijk geen enkele zin. Voorzitter, ik
vraag u heel uitdrukkelijk dat de minister van Justitie dit debat
integraal volgt! Het is aan u om in te gaan of niet op de vordering die
wij doen om de minister van Justitie hier te krijgen.
02.11
Tony Van Parys
(CD&V):
Si le ministre n'est pas présent,
cela n'a aucun sens de mener un
débat sur un problème de société
aussi important.
De
voorzitter
: Hij is hier geweest.
02.12
Tony Van Parys
(CD&V): Als hij hier niet is, dan is het
duidelijk dat hij aan dit probleem minder belang hecht dan aan het
probleem dat in de Senaat aan de orde is. Voorzitter, er is geen
enkele keuze mogelijk.
De
voorzitter
: Hij is hier geweest van kwart na tien tot kwart na een. Wat de bestendige aanwezigheid
betreft, maak daarvan geen incident. Indien hij hier niet is in de komende minuten, dan geef ik u gelijk.
02.13
Yves Leterme
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik vind het
belangrijk dat de VLD-minister van Justitie het volle vaderschap van
dit wetsontwerp draagt en dat hij aanwezig is van bij het begin van
het debat.
(Minister Verwilghen betreedt het halfrond en voert een twistgesprek
met de heer Leterme)
De
voorzitter
: Collega's, de beide ministers zijn nu aanwezig en mevrouw Van Weert heeft het woord.
02.14
Els Van Weert
(VU&ID): Mijnheer de voorzitter, ik ben
ontroerd door de actie van de CD&V-fractie die het blijkbaar
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
belangrijk vindt ­ en ik ben het daarmee eens ­ dat de ministers
aanwezig zijn bij de bespreking van dit zeer belangrijk ontwerp. Ik wil
voorafgaand aan mijn uiteenzetting over dit concrete ontwerp ...

De
voorzitter
: De heer Coveliers is in een gesprek met zichzelf verwikkeld.
02.15
Els Van Weert
(VU&ID): Ik wil voorafgaand een idee uit de
wereld helpen. Volgens sommigen heeft Spirit het imago dat wij voor
de permissieve samenleving zijn, dat alles mag, dat alles kan, dat wij
de jongeren zeggen dat zij maar op mogen doen, dat zij soft- of
harddrugs mogen gebruiken, dat het ons allemaal niet kan schelen.
Collega's, dit is een karikatuur. Ik wil van deze gelegenheid
gebruikmaken om die misvatting de wereld uit te helpen. Ik denk dat
die ook wel een beetje te maken heeft met mensen die onze partij
intussen hebben verlaten. Dat doet echter niets af aan de
standpunten ten gronde die ik straks duidelijk zal verwoorden.
02.15
Els Van Weert
(VU&ID): Il
est faux de dire que
Spirit
est
partisan d'une société permissive
où les jeunes pourraient
consommer de la drogue à
volonté. Cette image est
caricaturale. En tant que jeune
mère, je me préoccupe bien
évidemment du bien-être de la
jeunesse mais je plaide également
pour la sécurité juridique. Ces
deux aspects ne sont pas
inconciliables.
Spirit
ne pratique
cependant pas la politique de
l'autruche et il tient compte de
l'évolution de la société.
02.16
Yves Leterme
(CD&V): (...)
02.17
Els Van Weert
(VU&ID): Mijnheer Leterme, ik heb duidelijk
het woord Spirit gebruikt.

Het is een karikatuur waarmee ik moeilijk kan leven. Als moeder van
drie jonge kinderen ben ik absoluut bezorgd over de gevaren van
verslaving op de gezondheid van jongeren en mensen in het
algemeen. Net als voor de heer Vandeurzen is dat voor ons het
uitgangspunt van het debat. Rechtszekerheid en het wegnemen van
willekeur zijn echter voor onze partij bij het maken van wetten
belangrijke principes. Beide, de aandacht voor de gezondheid en de
rechtszekerheid, zijn in onze visie perfect verzoenbaar.

Wij zijn een partij die bij problemen niet de kop in het zand steekt.
Wij hebben geen boodschap aan hypocrisie en wij durven de dingen
bij hun naam noemen. Wij willen zoeken naar oplossingen voor
maatschappelijke evoluties.

Eerst zal ik een aantal concrete opmerkingen bij het voorliggende
ontwerp formuleren. Het ontwerp vertoont volgens ons immers wel
wat mankementen. Vervolgens wil ik onze algemene visie op het
druggebruik, en meer bepaald het softdruggebruik, toelichten.

Mijn concrete kritiek op het ontwerp wil ik beperken tot de
onduidelijkheid over de gebruikte termen. Voor ons is dat de
achilleshiel van het ontwerp. Wie van de meerderheid of de oppositie
kan hier en nu bijvoorbeeld uitleggen wat verstaan moet worden
onder problematisch gebruik of openbare overlast? Bijna alle
getuigen in de hoorzittingen stelden zich vragen bij de uitvoering van
de wet. Ik geef toe dat problematisch gebruik moeilijk objectiveerbaar
is. De omschrijving die er in het ontwerp aan wordt gegeven, volstaat
niet. Ik leef nu reeds mee met de politieman die zal moeten oordelen
of er bij een betrapte sprake is van "een gebruik dat gepaard gaat
02.17
Els Van Weert
(VU&ID):
Je souhaiterais formuler un
certain nombre d'observations
concrètes en ce qui concerne ce
projet de loi et exprimer la vision
globale de notre parti en la
matière. Le talon d'Achille de ce
projet est l'imprécision des termes
utilisés et les divergences
d'interprétation qui en découlent :
qui devra apprécier objectivement
si la consommation est
problématique chez une personne
et si elle engendre une "nuisance
publique"? Quand une quantité
est-elle acceptable pour la
consommation personnelle? Ce
texte ne vas certainement pas
dissiper la confusion et les doutes
relatifs à la consommation de
drogues: un signal équivoque est
envoyé au citoyen, au parquet et
à la police. Ce projet est un vague
compromis entre les thèses des
libéraux et des Verts, des
ministres Verwilghen et Tavernier.
La mise en scène est l'oeuvre de
la Santé publique mais la
distribution des rôles revient à la
Justice. Tous peuvent dès lors
expliquer à leur base que cette loi
améliore les choses. Nous avons
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
met een graad van verslaving die de gebruiker niet langer de
mogelijkheid biedt zijn gebruik te controleren en dat zich uit door
psychische en lichamelijke symptomen."

Wat individueel gebruik betreft, geeft het ontwerp nergens een
hoeveelheid aan. Men wil dit niet omdat het aantal grammen
aangeven het signaal zou geven dat cannabisgebruik normaal is,
maar dat slaat toch nergens op. Het niet aangeven van een
hoeveelheid zorgt alleen voor meer onduidelijkheid en
rechtsonzekerheid. Een richtnorm is toch het minste dat men kan
vragen. Weet iemand nu of de softdrugs die hij op zak heeft zullen
gecatalogeerd worden als hoeveelheden voor eigen gebruik? Neen.

Samengevat: dit voorliggend wetsontwerp zal de onduidelijkheid die
er momenteel heerst niet verminderen en dat was, dacht ik toch, de
bedoeling. De vastgelegde termen en principes zijn zo vaag en
dubbelzinnig dat eigenlijk niemand weet wat kan of mag. Als zelfs de
meeste van mijn collega's het niet weten, wat verwacht men dan van
de bevolking? Iedereen; de burger, het parket en de politie, krijgt een
zeer onsamenhangende boodschap en Ivan De Vadder blijft met zijn
vraag zitten of hij nu al dan niet een joint mag roken op Rock
Werchter. Hoe komt dat? Het voorliggende ontwerp is eigenlijk
mossel noch vis. Het is een wazig compromis tussen, enerzijds, de
terughoudende liberalen en, anderzijds, de vooruitstrevende groenen
die in dit geval ­ zo stel ik vast ­ terughoudend zijn.

Ik denk dat een zinnetje op de website van de VLD-jongeren het
goed weergeeft: "De regie van de drugnota is van het kabinet
Volksgezondheid, maar het kabinet Justitie zal inzake vervolging niet
erg toegeeflijk zijn". Dat het resultaat een mistig, onduidelijk en
juridisch krakend document is, wordt met de mantel der liefde
bedekt. Zelden werd tijdens een discussie trouwens zo geschermd
met `mijn achterban'. Blijkbaar staat het iedere
volksvertegenwoordiger vrij om aan zijn kiespubliek de wet uit te
leggen naar eigen inzicht en goeddunken. Mevrouw Avontroodt
vertelt haar kiezers dat de wet de toestand eigenlijk strenger maakt
en dat men zich aan een telefoontje vanuit de gevangenis mag
verwachten als kinderen met enkele grammen cannabis de weide
van Werchter betreden. Aan de andere kant is er bijvoorbeeld de
kiezer van de heer Goutry die zal te horen krijgen dat van paars-
groen alles mag, dat decadentie en permissiviteit welig tieren. Wat
de groene kiezer van zijn excellenties zal te horen krijgen is me nog
niet echt duidelijk.
déjà eu l'occasion de constater
que les versions de Mme
Avontroodt et de M. Goutry
divergent sensiblement. Quelle
version va-t-on proposer aux
électeurs écologistes?
Yves Leterme
(CD&V): (...)
02.18
Els Van Weert
(VU&ID): Dat weet ik niet. Ik ben geen
socialistisch kandidaat. Die vraag zal u straks moeten stellen.

Ik probeer precies aan te tonen, mijnheer Leterme, dat dit het
probleem is bij deze wet.

Naar gelang het standpunt van de betrokken kiezer kan men zelf de
wet uitleggen in deze of gene richting.

Dan kom ik op een punt dat voor ons ook zeer belangrijk is, namelijk
de jongeren. De leefwereld van de jongeren, hun inzichten, hun
vragen en hun problemen liggen Spirit na aan het hart. Dit is een wet
02.18
Els Van Weert
(VU&ID):
La situation des jeunes nous tient
beaucoup à coeur. La présente
proposition est fondée sur un
constat terrible : de plus en plus
de jeunes consomment de plus en
plus de drogues en commençant à
un âge de plus en plus précoce.
Or, cette proposition ne
s'appliquera pas aux jeunes.
Comprenne qui pourra. Il faut faire
bien davantage en matière de
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
die gemaakt is op basis van een realiteit van stijgend
softdruggebruik, voornamelijk bij jongeren, maar die als gevolg van
het gekrakeel van de afgelopen jaren, niet op hen van toepassing
zou zijn. Als signaal kan dit tellen. Verschillende getuigen tijdens de
hoorzittingen hebben nochtans verklaard dat de jongeren dit
wetsontwerp niet afgewacht hebben en de toestand al
genormaliseerd hebben.

Ik wil dus voor alle duidelijkheid, voor diegenen die er nog aan
twijfelen, wel herhalen wat ik daarstraks al zei: ook ik maak mij
zorgen over het feit dat jongeren steeds jonger en steeds vroeger
softdrugs gebruiken. Ik ben ook niet blind voor de mogelijke
gevolgen ervan. Wij hebben dat ook tijdens de hoorzittingen
meermaals gehoord. Slechte relatie met de ouders, onverschilligheid,
slechtere schoolresultaten, enzovoort, zijn het gevolg. Vandaar dat
wij ondersteunen dat preventie en vroege detectie versterkt moeten
worden. Daarom moeten er interventieplannen en
drugspreventieprogramma's zijn op de scholen. De
Gemeenschappen hebben wat dat betreft nog heel wat werk op de
plank.

Tegelijkertijd betreuren wij toch dat door dit ontwerp precies een
groep jongeren wordt gecriminaliseerd. Het ordewoord is dat er voor
jongeren niets verandert. Geloof me. Dat vermanend vingertje, of
een sterk strafrechtelijk optreden zal niets aan de bestaande toestand
veranderen.

Ik heb zelfs de indruk dat de justitiële reactie tegenover de jongeren
de toestand zal verergeren en ik betwijfel heel sterk of dit de juiste
aanpak is. Vandaar dat wij openlijk de vraag durven stellen of de
leeftijdsgrens voor de toepassing van de wet niet moet worden
teruggebracht tot 16 jaar.

Door de slechte communicatie en de onduidelijke juridische toestand
maken jongeren zich nu al niet te veel zorgen. Dan heeft zich echter
een hele discussie ontsponnen in de commissie over wanneer die
toestand is ontstaan. Was dat in 1998 met de rondzendbrief, of was
het in 2001? Daarop heeft een heel groot deel van de discussie zich
toegespitst. Dat was toch wel heel opvallend, want op een gegeven
moment was er een getuige die stelde dat het in 1998 al begonnen
was. De VLD was daarmee bijzonder blij, omdat zij daardoor van alle
smet bevrijd waren. Zij waren dan niet diegenen geweest die dit
zogenaamd permissief beleid hebben ingevoerd.

Ik wil hiermee gewoon zeggen dat dit niet de essentie van de
discussie is. Op een gegeven moment is de discussie te veel in die
richting ontaard. Het werd een politiek welles-nietes-spelletje over
waar de verantwoordelijkheden liggen voor de invoering van dit
beleid.

Wij zullen dit wetsontwerp niet goedkeuren. De uitvoering ervan zal
immers de onzekerheid die al enige tijd heerst alleen maar doen
toenemen. Willekeur in behandeling blijft mogelijk. Niemand weet
wat de gevolgen zijn...
prévention et de détection en
collaboration avec les écoles, au
lieu de mettre l'accent sur la
criminalisation. Il est clair qu'une
réaction judiciaire aggravera la
situation. Aussi préconisons-nous
d'abaisser à 16 ans la limite d'âge
pour l'application de la loi. En
commission, nous avons
longuement débattu de la question
de savoir si tout ce tintouin avait
commencé en 1998 ou en 2001.
Dans la première hypothèse, en
effet, on ne pourrait reprocher au
VLD d'avoir mis en oeuvre une
politique permissive. Mais ces
atermoiements politiciens ne sont
pas le noeud du problème. Nous
n'adopterons pas ce projet de loi
qui ne fera qu'accroître
l'incertitude et l'arbitraire.
02.19
Jo Vandeurzen
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik wil collega
Van Weert een vraag stellen.
02.19
Jo Vandeurzen
(CD&V):
Le ministre Stevaert a récemment
affirmé que le thème de la drogue
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
Ik heb minister Stevaert op de televisie gehoord. Hij vindt dat drugs
een probleem zijn dat in de electorale periode of in de kiescampagne
niet aan de orde mag worden gesteld. Dat is een zeer interessante
stelling. Als men het met iets moeilijk heeft, mag het niet aan de orde
worden gesteld. Ik had de indruk dat uw boegbeeld, de heer Anciaux,
absoluut niet gelukkig was met de wet.

Ik wil u een vraag stellen over de rechtszekerheid. Blijkbaar weegt
dat probleem voor u zeer zwaar. Dat is trouwens een constante bij
veel verdedigers van het ontwerp. Ook zij zeggen dat het niet
rechtvaardig is dat bij een strafbaar feit iemand die in Zichen-
Zussen-Bolder woont, een grotere kans heeft dat men daarop zal
reageren en dat die kans voor iemand die in Brussel of in Antwerpen
woont minder groot is. Zoiets geeft eigenlijk een gevoel van
onrechtvaardigheid. Daarom moeten we het dus strafbaar houden
maar de zekerheid creëren dat er niet kan worden gereageerd. Ik
vind dat een zeer eigenaardige redenering, los van het feit dat het
Hof van Cassatie al vaak heeft gezegd dat het gebruik van het
opportuniteitsbeginsel door het parket ­ de technische vertaling
ervan ­ geen schending is van het gelijkheidsbeginsel.

Ik wil u het volgende voorstellen. De pakkans bij een
snelheidsovertreding ­ om de discussie te brengen op een thema dat
uw kartelpartij SP.A ook genegen is ­ is wellicht groter in Vlaanderen
dan in Wallonië. Men beschikt in Vlaanderen over anonieme
camera's die men niet heeft geïnstalleerd in Wallonië. Als ik uw
redenering volg, zou de heer Stevaert tot de conclusie moeten
komen dat, vermits het onbillijk is dat de pakkans in de ene regio
groter is dan in de andere, we regels moeten maken om te zeggen
dat er omstandigheden zijn waarbij men wel in overtreding is, maar
omwille van de rechtszekerheid weet dat men niet zal worden
vervolgd. Dat is de redenering die daarachter zit. Dat leunt dicht aan
bij de standpunten van bijvoorbeeld de heer De Decker. Hij zegt dat,
als hij 's nachts op straat rijdt aan 160 km per uur, dat natuurlijk
strafbaar is, maar dat het toch niet redelijk is dat hij dan zou kunnen
worden geflitst. Eigenlijk is dat geen probleem en komt hij tot de
afspraak dat het wel strafbaar is, maar dat men, als men het doet op
een veilige manier, niet mag worden gestraft. Er is immers een
verschil in behandeling, een verschil in risico op reactie tussen de
ene plaats en de andere.

Ik versta eigenlijk het volgende niet. Het gevoel van rechtszekerheid
voor iemand die iets doet wat niet mag, moet voor de betrokkene
verzekeren dat dit leidt tot een gedrocht van een regelgeving om
ervoor te zorgen dat iemand wel strafbaar is, maar niet vervolgd
wordt. Kunt u uitleggen waarom dat per se moet gebeuren

Als een burenruzie in een kustgemeente meer aandacht krijgt van de
politie dan in een grootstedelijk gebied, vindt u dan dat wij
burenruzies moeten gedogen? Of welke redenering schuilt
daarachter?
n'était pas à l'ordre du jour en
cette période électorale, ce qui est
évidemment très adroit.

Le problème de la sécurité
juridique semble prépondérant
pour Mme Van Weert. Je ne
comprends dès lors pas ce que
l'on veut faire approuver ici: ce
n'est tout de même pas parce que
la probabilité d'être pris est plus
grande dans une région que dans
l'autre qu'il faut pour autant
autoriser les infractions! Ce n'est
tout de même pas parce que la
probabilité d'être pris lorsqu'on
commet un excès de vitesse est
plus grande en Flandre qu'en
Wallonie qu'il faut pour autant
adapter les lois en la matière ! En
l'occurrence, vous adoptez le
même point de vue que le
sénateur Dedecker qui affirme
que les excès de vitesse sont
autorisés s'ils sont commis en
toute sécurité et qu'ils ne risquent
pas d'engendrer de réaction.
Pourquoi Spirit veut-il absolument
induire chez ceux qui enfreignent
la loi un sentiment de sécurité
juridique?

La comparaison avec le problème
des excès de vitesse ne tient pas.
Par ailleurs, le ministre Stevaert
n'a qu'à se défendre lui-même.
Que ce soit clair: je ne défends
pas le présent projet de loi.
J'estime que la légalisation
constituerait une
meilleure
solution.
02.20
Els Van Weert
(VU&ID): Ten eerste, ik vind dat de
vergelijking met de verkeerssituatie niet opgaat, maar ik zal niet
antwoorden in de plaats van minister Stevaert. Dat moet hij dan zelf
maar eens bij gelegenheid doen. Daarover gaat het hier vandaag
niet.
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
Als u voort zou luisteren naar mijn betoog, dan zult u merken dat ik
geen pleitbezorger ben van het huidige voorstel. Straks zal ik
toelichten waarom wij in principe denken dat een legalisering wellicht
een betere oplossing zou zijn. Internationaal gezien kan dat echter
niet, maar dat zal ik straks verklaren.

U moet mij daarop dus niet verder pakken.
02.21
Jo Vandeurzen
(CD&V): Mijn vraag luidde: moet het creëren
van een rechtszekerheid voor iemand die iets doet wat niet mag, de
drijfveer zijn voor een aanpassing van de wet? Dat begrijp ik niet.
02.22
Els Van Weert
(VU&ID): Maar neen! Laat mij straks even...
02.23
Hugo Coveliers
(VLD): Mijnheer de voorzitter, de vraag van
collega Vandeurzen is erg belangrijk. Ze gaat over het aanvaarbare
risico. Wanneer is het aanvaardbaar dat de pakkans klein is of niet?
Dat is wel een belangrijke discussie, want daar zit inderdaad een
gevaar tot discriminatie in. Ik wil daarover graag discussiëren.

Mevrouw Van Weert, u antwoordt daarop dat u voor de legalisering
van drugs bent. Dat is natuurlijk een utopie, want dat kan u niet als u
de internationale verdragen naleest ­ en gelukkig maar.

Maar u antwoordt niet op de vraag van de heer Vandeurzen. Dat is
nochtans een belangrijke vraag. U hebt namelijk zelf het voorbeeld
gegeven van minister Stevaert. Die vraag was niet gratis! Hoe
motiveert u in een maatschappij waarin u een wettekst maakt ­ het
moge gelijk welke wettekst zijn en het kan best verantwoord zijn ­
waardoor op bepaalde plaatsen, door de pakkans kleiner te maken,
het risico groter wordt voor de burger die de wet volgt? Ik geef het
volgende voorbeeld. Als ik in het verkeer kom, volg ik altijd de
snelheidsbeperkingen ­ in mijn auto natuurlijk. Ik vind namelijk dat ik
een risico neem als ik in het verkeer stap, door aan dat verkeer deel
te nemen, zelfs als iedereen de wegcode volgt. Maar als de overheid
er niet op toeziet of anderen de wegcode wel volgen, dan wordt dat
risico voor mij onaanvaardbaar groot. Ik heb er geen problemen mee
dat iemand tegen 160 km/u absoluut tegen een muur wilt rijden. Dat
is zijn zaak, als men ervoor zorgt dat zijn nalatenschap die muur
betaalt. Ik heb er echter heel veel problemen mee dat iemand tegen
160 km/u rijdt en een gevaar is voor de anderen. Daarover gaat het.
Volgens mij is dat ook de kern van de vraag van de heer
Vandeurzen, die een interessant debat zou kunnen uitlokken.
02.23
Hugo Coveliers
(VLD): La
légalisation est exclue car des
traités internationaux s'y
opposent.

Vous estimez qu'il peut être
nécessaire d'adapter les lois afin
de créer un sentiment de sécurité
juridique. Si je prends le volant et
que je décide de rouler à 160
kilomètres par heure, c'est mon
problème. Mais lorsque je fais
courir un risque aux autres, les
autorités doivent intervenir. Cela
vaut également pour la
consommation de drogues.
Comment justifierez-vous un texte
de loi qui accroît le risque pour les
autres?
De
voorzitter
: Mijnheer Vandeurzen, u zult misschien nader verklaren wat u daarnet bedoelde.
02.24
Jo Vandeurzen
(CD&V): Neen, het is een interessant debat,
dat het verschil aantoont tussen de politieke partijen. Wij vinden dat
de overheid zich wel die feiten moet aantrekken. De overheid moet
verhinderen dat mensen zichzelf tegen 160 km/uur tegen een muur
te pletter rijden. Ik vind dat de overheid de ambitie mag hebben om
te proberen dat te voorkomen.
02.24
Jo Vandeurzen
(CD&V):
Je partage l'avis de M. Coveliers
mais le CD&V va plus loin encore
: les autorités doivent protéger
l'individu contre lui-même. Les
pouvoirs publics doivent donc
tenter d'éviter que quelqu'un se
tue sur la route ou succombe à
une overdose en informant les
gens des risques encourus.
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
02.25
Els Van Weert
(VU&ID): Dat klopt, maar ik zou toch nog
willen zeggen dat het daarover niet gaat. Het gaat erover dat als men
met een bepaalde hoeveelheid gepakt wordt er nog altijd geen
duidelijkheid is. Er is nog altijd interpretatie.
02.26
Hugo Coveliers
(VLD): Zodra u zich met een bepaalde
hoeveelheid van de stof op straat begeeft, neemt u bewust een
risico. Wat moet de overheid doen? Tegen die man of die vrouw
zeggen dat dit het risico is. Dat risico kan zich al dan niet realiseren.
Dat is iets heel anders.
02.27
Els Van Weert
(VU&ID): Dan moet het wel duidelijk afgelijnd
zijn. Ik kom dan tot wat wij vinden dat er wel zou moeten gebeuren.
Ik heb daarstraks al proberen duidelijk te maken dat wij wel degelijk
durven pleiten voor een legalisering, goed wetend uiteraard dat dit
volgens de bestaande internationaal geldende verdragen op dit
moment niet haalbaar is. Ik zeg dus niet dat wij dat hier en nu
moeten goedkeuren. Ik zeg wel dat we initiatieven zouden moeten
nemen om deze verdragen internationaal aan te kaarten en
eventueel een wijziging voor te staan. Dat is één. Daarom vragen we
waarom we nu op dit moment niet resoluut zouden durven kiezen
voor een depenalisering. Voor ons is het namelijk cruciaal...
02.27
Els Van Weert
(VU&ID):
Nous osons aujourd'hui plaider en
faveur de la légalisation des
drogues douces, sachant
pertinemment que les traités
internationaux actuels nous
interdisent d'adopter une telle
mesure.
02.28
Jo Vandeurzen
(CD&V): Gewoon voor de klaarheid van de
discussie. U bent in een samenwerkingsverband met de SP.A.
Begrijp ik het goed dat Spirit voorstander is van de legalisatie van
bepaalde softdrugs?
02.29
Els Van Weert
(VU&ID): Wij vinden dat dit internationaal
moet worden aangekaart en dat die verdragen herbekeken moeten
worden. Als dat internationaal kan, dan denk ik dat dit een oplossing
is voor of een mogelijke aanpak van de problematiek. Waarom? Laat
mij ook meteen zeggen waarom.
02.30
Jo Vandeurzen
(CD&V): Ik vind u correct en eerlijk in de
uitdrukking van uw standpunt. Ik vind alleen jammer dat als uw
boegbeeld, de heer Anciaux, op TerZake is, hij de moed niet heeft
om dat recht in de camera te zeggen.
02.30
Jo Vandeurzen
(CD&V):
M. Anciaux n'a pas osé faire
preuve d'une telle franchise lors
de l'émission
TerZake
.
02.31
Els Van Weert
(VU&ID): Ik heb de bewuste uitzending niet
gezien noch de vraag gehoord. Ik zeg hier...
De
voorzitter
: Het staat nu te boek voor altijd, mijnheer Vandeurzen.
02.32
Els Van Weert
(VU&ID): Voilà.
De
voorzitter
: Hier staan ook camera's, moet ik u zeggen, als het u kan interesseren.
02.33
Els Van Weert
(VU&ID): Wij vinden het cruciaal dat de markt
van de softdrugs gescheiden wordt van de markt van de harddrugs.
Ik denk dat collega Vandeurzen eigenlijk onrechtstreeks diezelfde
bezorgdheid heeft geuit als hij in zijn uiteenzettingen steeds spreekt
van één grote supermarkt waar alle soorten drugs kunnen verkregen
worden. Dat is inderdaad de realiteit vandaag. Wij zeggen dan ook
dat men die realiteit moet aanpakken en softdrugs en harddrugs uit
elkaar moet halen. Dat kan men maar doen als men kan komen tot
een legalisering. Wij kunnen daar op dit moment niet toe komen door
02.33
Els Van Weert
(VU&ID): Il
est primordial d'établir une
distinction entre le marché des
drogues dures et celui des
drogues douces. C'est également
ce dont s'inquiète M. Vandeurzen.
Une telle distinction passe
toutefois par la légalisation. Pour
Spirit
, le gouvernement doit se
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
het feit dat we gebonden zijn door internationale verdragen. Nu
komen mensen die op zoek zijn naar cannabis op de markt en ze
komen daar nog steeds in aanraking met harddrugs. Met die
legalisering zorgen we ervoor dat de markten gescheiden worden.
Wat ons betreft, mag de markt georganiseerd en gecontroleerd
worden door de overheid, zeker wat betreft de productinfo, de
kwaliteitscontrole, de prijs en de verkoop. Daarnet is door één van de
sprekers aangehaald dat de softdrugs van de jaren '60 niet meer de
softdrugs zijn van vandaag wegens hogere concentraties en
dergelijke meer. Ik denk dat het collega Germeaux was die dat
gezegd heeft. Dat zijn inderdaad onrustwekkende evoluties waar we
vandaag geen vat op hebben, waar we geen impact op hebben. Met
een legalisering zouden we kunnen trachten daar meer impact en vat
op te krijgen.

Volgens ons is dit voorstel niet in tegenspraak met een
ontradingsbeleid. Wij blijven erbij ­ net zoals we moeten ontraden
dat er overmatig alcoholgebruik en overmatig sigarettengebruik is ­
dat uiteraard ook moet ontraden worden dat er overmatig
softdrugsgebruik is, gezien de effecten die daarstraks al zijn
opgesomd, effecten die trouwens ook met overmatig alcohol- en
tabaksgebruik samenhangen.

Alleen verschillen wij duidelijk van mening over de manier waarop
dat wordt aangepakt en over de beste omstandigheden om deze
problematiek in beeld te brengen, bespreekbaar te maken en onder
controle te krijgen. De behoefte aan drugs moet zo laag mogelijk
worden gehouden. Wij moeten dan niet enkel focussen op het
product zelf, hoewel dat belangrijk is. Een geïntegreerd beleid is
noodzakelijk. Er moet worden ingegrepen in levensomstandigheden
die gerelateerd zijn aan druggebruik. Ik sluit mij dan toch enigszins
aan bij de CD&V-visie. Als overheid moet men wel degelijk de
ambitie hebben om mensen te beschermen tegen het vernietigen
van zichzelf. Ik vind dat een overheidstaak. De vraag is enkel op
welke manier dat het best wordt aangepakt. Daarin verschillen wij
duidelijk van mening.

Tot slot wens ik de regering succes bij de uitvoering van dit
wetsontwerp.
fixer à cet effet des objectifs de
contrôle: dispenser des
informations au sujet des produits,
contrôler la qualité et réguler les
prix. Ces interventions
permettraient de maîtriser
l'ensemble du phénomène.

La légalisation est indissociable
d'une politique de dissuasion. Il
faut toutefois éviter de se
concentrer uniquement sur les
produits. Il convient également de
s'intéresser aux conditions
sociales dans lesquelles un
individu en vient à consommer de
la drogue. Il importe dès lors de
mettre en oeuvre une politique
intégrée, permettant de maintenir
les besoins à un niveau aussi bas
que possible. Si, tout comme le
CD&V, nous estimons que
certaines personnes doivent être
protégées contre l'autodestruction,
nos points de vue divergent quant
à la manière de réaliser cet
objectif.
02.34
Filip De Man
(VLAAMS BLOK): U zegt dus dat ook de
problematiek van de achterdeur moet worden aangepakt. In uw
voorstel zou de overheid de producten analyseren, testen op hun
kwaliteit. Heb ik goed begrepen dat de overheid dan ook zou instaan
voor de verkoop? Als u wilt legaliseren vanaf 16 jaar, moet iemand
het toch verkopen.
02.34
Filip De Man
(VLAAMS
BLOK): Selon vous, le
gouvernement doit tester les
produits. Doit-il également les
vendre? Quelqu'un doit bien
pouvoir vendre les produits
légalisés?
02.35
Els Van Weert
(VU&ID): Ik heb niet gezegd dat de verkoop
door de overheid moet worden georganiseerd. Ik heb gesproken over
controle.
02.36
Filip De Man
(VLAAMS BLOK): Wie verkoopt het dan? Ik
vind het mooi dat u het probleem aankaart, maar wat is uw
oplossing?
02.37
Els Van Weert
(VU&ID): Ik zou naar mevrouw Van de 02.37
Els Van Weert
(VU&ID):
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
Casteele moeten kijken. Is het ondenkbaar dat de apotheker daar
verantwoordelijkheid in neemt? Ikzelf ben geen vragende partij.
Peut-être le pharmacien, Mme
Van de Casteele?
02.38
Filip De Man
(VLAAMS BLOK): Ik heb het begin van uw
betoog over de leeftijd van 16 jaar niet goed begrepen. Ik dacht dat u
zei dat men de wet eventueel zou moeten herbekijken om het
gedogen vanaf 16 jaar mogelijk te maken.
02.38
Filip De Man
(VLAAMS
BLOK): Ai-je bien compris que
selon vous, les jeunes de 16 ans
peuvent également consommer
des drogues douces?
02.39
Els Van Weert
(VU&ID): Ik ben geen voorstander van deze
wet, maar ik vind wel dat jongeren vanaf 16 jaar in staat zijn
daarover te oordelen.
02.39
Els Van Weert
(VU&ID):
Nous ne sommes pas en faveur
de cette loi mais nous estimons
néanmoins que les adolescents de
16 ans sont en mesure de décider
de manière autonome.
02.40
Jo Vandeurzen
(CD&V): Opnieuw verbaas ik mij over het
ongebreideld geloof in de heilzame werking van de vrije markt. Dat
wordt nu vanuit Spirit gepredikt. Ik vraag mij af of de partij waarmee
Spirit een kartel vormt, daar ook zo in gelooft. Het is merkwaardig
dat een aantal partijen meent dat de organisatie in de vrije markt
voor de bewaking van de kwaliteit zorgt, ook al is er een grotere
concentratie van het product dan 20 jaar geleden. Volgens
sommigen is het bijna een harddrug geworden. Toch vindt u dat
legalisatie de te volgen weg is. Ik vind het niet altijd consistent. In het
ene debat moeten wij de vrije markt corrigeren, want ze vormt een
bedreiging voor de samenleving. In het debat over drugs vindt men
dat er beter een vrije markt is. Misschien kunnen wij even het
voorbeeld nemen van de productnormen. Hoe gaan wij dat
organiseren? Dat moet in het circuit zomaar kunnen.
02.40
Jo Vandeurzen
(CD&V):
La foi dans le fonctionnement
sacré du libre marché semble ­
dans cette matière du moins ­
inébranlable.
02.41
Els Van Weert
(VU&ID): Mijnheer Vandeurzen, hoe loopt het
vandaag? Er is de illegale markt.
02.41
Els Van Weert
(VU&ID):
Aujourd'hui, il existe déjà un libre
marché, fût-il noir.
02.42
Jacques Germeaux
(VLD): Mijnheer de voorzitter, ik zou
mevrouw Van Weert een vraag willen stellen. Bent u er echt van
overtuigd dat, indien men softdrugs zou depenaliseren of legaliseren,
het grote probleem van de kwaliteit zou zijn opgelost? Denkt u dat wij
daardoor het fundamentele probleem van risico op verslaving bij
jongeren zouden wegnemen? Vreest u niet dat de aantrekking op
jongeren van wat niet mag, het belangrijkst is? Vreest u niet dat,
wanneer softdrugs zouden zijn gelegaliseerd, zij hun
aantrekkingskracht op jongeren zouden verliezen en dat net die
andere markt van de harddrugs, waarvoor wij hen zeker moeten
behoeden, op hen impact zal krijgen? Zou er geen verschuiving
komen door het feit dat het product minder aantrekkelijk wordt? In de
commissie heb ik dat beweerd. Ik heb altijd gezegd dat het grote
voordeel van cannabis is dat het van alle illegale drugs het minst
schadelijke is. Als jongeren risicogedrag vertonen en willen
experimenteren, heb ik nog altijd veel liever dat ze experimenteren
met een product dat een beperkt risico inhoudt.

Stel u voor dat u dat product legaliseert en het bij jongeren die
aantrekking niet meer heeft, zodat zij bijvoorbeeld gaan
experimenteren met LSD, met ecstasy en andere producten. Dat
trekt jongeren immers aan, het andere gedrag. Uiteindelijk gaat het
02.42
Jacques Germeaux
(VLD): Mme Van Weert est-elle
d'avis qu'une dépénalisation
résoudrait le problème de la
qualité et réduirait le risque de
dépendance? Personnellement,
j'en doute fort. Le problème, c'est
que la légalisation déplacera
l'attention des drogues douces
vers les drogues dures. En effet,
l'interdit exerce toujours un
pouvoir d'attraction plus grand sur
les jeunes. C'est précisément ce
que nous cherchons à éviter par
notre approche.
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
daarover in deze tekst: voorkomen dat jongeren die stap zetten. Uit
ervaring vrees ik dat, als u tot depenalisering en/of legalisering van
die producten overgaat, die producten bij jongeren die
aantrekkingskracht niet meer zullen hebben en dat andere producten
die aantrekkingskracht wel zullen hebben. Dat is een zeer fout en
gevaarlijk signaal.
02.43
Els Van Weert
(VU&ID): Dat klopt, ik heb natuurlijk geen
overzicht over wat de effecten zullen zijn. Wij kunnen alleen maar
inschattingen maken, onder meer aan de hand van de gemaakte
studies, en dat is een reëel gevaar. Daarnaast, mijnheer Germeaux,
denk ik dat door de duidelijke scheiding tussen soft- en harddrugs
men ook zeer resoluut moet kiezen voor een harde aanpak van de
handel en de dealers die harddrugs aan de man brengen. Ik denk dat
dat ons meer ruimte geeft om er zeer hard tegenaan te gaan. Ik denk
dat men dat ook zeer uitdrukkelijk moet doen, anders zit men met de
risico's waarnaar u zelf verwijst. Vandaag bestaat daarvoor geen
maatschappelijk draagvlak, precies omdat de softdrugs daarbij
betrokken zijn, waarvan velen zeggen dat ze maatschappelijk
vergelijkbaar zijn met alcohol. Wat dat betreft, gaat men dus eigenlijk
een beetje naar een aanvaarding. Die twee soorten drugs moeten wij
uit elkaar houden.
02.43
Els Van Weert
(VU&ID):
J'ignore quels seraient les effets
d'une dépénalisation. A cet égard,
je puis uniquement me fonder sur
les études existantes. La
légalisation des drogues douces ­
et, donc, une séparation nette
entre drogues douces et drogues
dures
­ renforcera
considérablement l'attention
portée à la lutte contre les
drogues dures et à leurs
trafiquants.
02.44
Michèle Gilkinet
(ECOLO-AGALEV): Monsieur le président,
chers collègues, la lutte contre les assuétudes, contre toutes les
assuétudes, que ce soit des drogues licites ou illicites, constitue bien
un enjeu majeur de santé publique.

Parmi les artisans, les partisans ou les opposants aux textes qui nous
sont présentés, il ne faut pas voir de différence quant à cet objectif.
Personne ne dit qu'une drogue quelle qu'elle soit, licite ou illicite, est
banale. Il n'y a pas de drogue banale, nous sommes tous d'accord là
dessus.

Nous sommes tous d'accord également pour dire que la répression
seule n'est pas une réponse satisfaisante à la problématique de la
drogue, pour différentes raisons. On l'a vu, cette réponse n'a pas
empêché la consommation ni même l'augmentation de la
consommation. Les drogues ont toujours existé et continuent
malheureusement à exister. En outre, quant on ne parle que de
répression, on empêche le traitement et, finalement, on ajoute de la
douleur à la douleur, de la difficulté sociale à la difficulté sociale, on
ne règle pas le problème.

Je ne suis pas de ceux qui pensent que ce problème peut être réglé
facilement. Par exemple, simplement, en disant non à la drogue ou
en mettant en place un système répressif fort. Franchement, je crois
que cette politique a montré qu'elle n'était absolument pas pertinente
par rapport à la problématique qui nous occupe. L'approche de la
drogue est complexe et nécessite une réponse politique construite et
composée de différents éléments.

Il faut donc prendre le problème à bras-le-corps et cesser de se
voiler la face ou de se mettre la tête dans le sable. Je pense que
c'est là le courage que notre gouvernement a eu. Je crois que c'est
bien en cela qu'il s'est différencié et qu'il se différencie de ce qui se
passait sous les précédentes législatures.
02.44
Michèle Gilkinet
(ECOLO-
AGALEV): De bestrijding van alle
vormen van verslaving is een van
de prioriteiten in het kader van de
volksgezondheid. Wij zijn het er
allemaal over eens dat er geen
onschuldige drugs zijn en dat deze
problematiek niet door een
repressief beleid alleen kan
worden opgelost. Een dergelijk
beleid verhindert het druggebruik
niet, draagt niet bij tot de
verdwijning ervan en biedt geen
alternatief of behandeling voor het
gebruik van drugs. Ik denk dat dit
complex probleem een politiek
antwoord vereist dat verschillende
elementen omvat. In dit opzicht
onderstreep ik dat de regering de
moed heeft gehad met het beleid
van haar voorgangers te breken.

Het grote pluspunt van dit ontwerp
is zijn allesomvattende,
geïntegreerde aanpak. Ik vind het
overigens jammer dat de sprekers
hun betoog al te vaak op een
enkel aspect van het probleem
hebben gericht, waardoor de
diversiteit van de door de regering
voorgestelde oplossingen over het
hoofd werd gezien. Ik benadruk
dat elk element in een algemene
context moet worden geplaatst en
onderstreep het belang van het
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
L'intérêt de l'approche qui nous est proposée par le gouvernement,
c'est qu'il s'agit d'une approche globale et intégrée. Je ne ferai donc
pas le choix d'isoler un élément pour le diaboliser ou pour le
banaliser. Je pense qu'en faisant cela, on se trompe de chemin et
c'est bien pour cela que je regrette que la plupart des interventions
jusqu'ici se focalisent sur un seul aspect du problème, comme s'il
s'agissait de la seule réponse apportée par le gouvernement.

J'insiste pour que chaque élément soit replacé dans le contexte de
l'approche globale prônée par les ministres car c'est bien à travers
elle qu'on pourra enfin tenter de développer dans notre pays une
politique raisonnable de lutte contre les assuétudes et le cortège de
risques qu'elles engendrent.

Je tiens à souligner d'emblée l'importance d'un des textes qui est
soumis à notre approbation. Il s'agit de celui qui a trait à l'accord de
coopération avec les Communautés et les Régions.

En effet, la modification du droit pénal, dans un sens moins répressif,
ne peut être appliquée que si elle va de pair avec des mesures
appropriées dans le domaine de la prévention et de l'assistance aux
toxicomanes. Ces deux domaines relèvent de la santé publique, de
l'enseignement, de la recherche scientifique, des soins de santé,
autant de compétences que le gouvernement fédéral partage avec
d'autres pouvoirs. Cet accord de coopération est donc d'une
importance capitale si nous voulons renforcer le dispositif de lutte
contre les drogues.

Les autres textes qui nous sont soumis proposent une nouvelle
réglementation des drogues. Il s'agit d'une avancée partielle pour une
meilleure prévention des assuétudes et la réduction des risques.

Pour Ecolo, le vote de cette nouvelle réglementation en matière de
drogue constitue, je le souligne, une avancée partielle en faveur
d'une meilleure prévention des assuétudes et d'une réduction des
risques pour la santé des consommateurs. Le texte actuel marque
une évolution qui s'inscrit dans le prolongement du travail
parlementaire entamé dès 1996, qui a débouché à l'époque sur la
circulaire De Clerck. On travaille donc dans une certaine continuité.

On le sait, la politique de prohibition totale des drogues en vigueur
depuis 1921 s'est révélée un échec, tant en matière de santé qu'en
matière de sécurité publique. L'échec et l'impasse d'une approche
uniquement répressive en matière de consommation de cannabis
sont complètement avérés. Les objectifs d'origine ­ protection de la
santé publique, réduction de la production et de la distribution de la
drogue ­ n'ont pas été atteints. La situation est même pire puisque la
consommation de cannabis n'a cessé de progresser au niveau de la
population générale et au sein de la population scolarisée. La
répression a complètement échoué et se retourne, depuis une
dizaine d'années, principalement contre les consommateurs de
drogue.

Par une interdiction générale, les consommateurs entraient
inévitablement dans l'illégalité et donc, implicitement, dans la
criminalité. Or, on le sait, les poursuites judiciaires minent les
possibilités d'avenir des consommateurs, compliquent le nécessaire
travail de prévention et d'aide aux consommateurs, bref affaiblissent,
samenwerkingsakkoord tussen de
gemeenschappen en de
gewesten. Voortaan behoren
preventie en bijstand aan
drugverslaafden tot de
bevoegdheid van het federale, het
gewestelijke en het
gemeenschapsniveau.

Voor Ecolo is de nieuwe
regelgeving inzake drugs een
gedeeltelijke vooruitgang op het
stuk van een betere preventie en
een vermindering van de risico's
voor de gebruikers. Bovendien ligt
ze in het verlengde van het
parlementair werk en van de
omzendbrief De Clerck. De
uitsluitend repressieve benadering
van dit probleem is een
mislukking gebleken en keert zich
nu tegen de druggebruikers.

Het is een feit dat de
drugsbestrijding in het verleden te
lijden had onder het algemene
verbod en de gerechtelijke
vervolgingen, waardoor de
drugsgebruikers onvermijdelijk in
de illegaliteit en de criminaliteit
terechtkwamen. Voortaan zouden
volwassen gebruikers niet meer
door het gerecht mogen worden
vervolgd als het druggebruik
plaatsvindt in private kring en er
geen minderjarigen aanwezig zijn.
Het mag niet gaan om
problematische gebruikers en zij
mogen geen sociale overlast
veroorzaken. Het verbod op
cannabisgebruik blijft in principe
gelden voor minderjarigen. Indien
nodig zullen deze naar een dienst
voor jeugdzorg worden verwezen.
Door de nadruk te leggen op
volksgezondheid en preventie
beperkt de nieuwe wetgeving de
criminalisering van het
drugsgebruik. Tegelijk versterkt ze
de repressieve maatregelen tegen
de drugshandelaars. Ze zou
tevens een vertrekpunt moeten
bieden voor het noodzakelijk
preventiewerk en voor de
beperking van de risico's
verbonden aan het gebruik van de
al dan niet toegelaten drugs, in het
bijzonder bij de minderjarigen die
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
paradoxalement, la lutte contre les drogues.

A l'avenir, les consommateurs adultes de cannabis ne devraient plus
être poursuivis par les tribunaux, dès lors que cette consommation
intervient dans des lieux privés, en l'absence de mineurs, et pour
autant qu'il n'y ait pas d'usage problématique ou de nuisance sociale.

A l'égard des mineurs, le principe d'interdiction de l'usage du
cannabis est rappelé et, en cas de consommation de cannabis, le
jeune sera renvoyé vers les services de l'aide à la jeunesse.

En distinguant mieux les consommateurs, qui seront désormais
essentiellement considérés sous l'angle de la santé publique et de la
prévention, en les distinguant des trafiquants, la nouvelle législation
limite la criminalisation de la consommation tout en renforçant les
mesures répressives à l'encontre des trafiquants.

Le vote de cette nouvelle réglementation, après de longs débats ­
deux ans au moins ­ permettra également de commencer à sortir du
flou qui est dommageable pour l'efficacité du travail de prévention
soutenu par la Communauté française, en particulier auprès des
mineurs. Pour rappel, ce travail de prévention et de réduction des
risques vise à inciter les jeunes, les gens, à ne pas consommer de
drogue, en leur faisant prendre conscience que la consommation de
certains produits licites ou illicites, légaux ou illégaux, peut porter
atteinte à leur santé et à leur bien-être. Signalons également que les
programmes de prévention et de réduction des risques menés par la
Communauté française portent tant sur les drogues licites qu'illicites.
N'oublions pas que les produits les plus largement consommés
aujourd'hui restent l'alcool et le tabac.

Dans la mise en oeuvre de la nouvelle réglementation, il faudra
toutefois être particulièrement attentif à ce que les notions de
"consommation problématique" ou "d'usage personnel" ne constituent
pas une nouvelle source d'arbitraire et d'insécurité juridique.

De la même manière, il nous faut malheureusement déplorer qu'une
série de questions ne soient pas actuellement résolues. Que signifie
précisément "absence de mineurs"? Quelles sont les quantités de
cannabis tolérées? Quid de la culture du cannabis? Il s'agit là
d'autant de zones de flou qui subsistent malheureusement
aujourd'hui, nous le reconnaissons. Le chantier ouvert par la nouvelle
loi n'est assurément pas clos. Il faudra y revenir même si on peut
considérer qu'il s'agit d'un pas en avant.

Pour Ecolo, la dépénalisation partielle de la consommation du
cannabis allège le régime des sanctions possibles. Mais l'Etat se
devra, tôt ou tard, d'intervenir via d'autres institutions que le pénal,
qu'elles soient médicales ou sociales, et prendre en charge la
réglementation de la production et de la distribution du cannabis
plutôt que d'abandonner ses prérogatives aux lois de l'offre et de la
demande sur le marché clandestin illégal.

Seule l'approche réglementaire qui évite tant les impasses de
l'approche répressive pénale que l'ambiguïté des circulaires des
parquets ainsi que les dérives d'une dépénalisation de fait de l'usage
des drogues, est à même de permettre une politique responsable en
la matière. Comme chacun le sait, nous avons signé une
onder de Franse Gemeenschap
vallen.

Men zal er echter moeten op
toezien dat begrippen zoals
"problematisch gebruik" en
"persoonlijk gebruik" geen nieuwe
bron van willekeur
en
rechtsonzekerheid vormen. Er
blijven ook heel wat vraagtekens
bestaan omtrent de precieze
betekenis van "afwezigheid van
minderjarigen" of over de
gedoogde hoeveelheden
cannabis.

Voorts zou de overheid moeten
overwegen om op te treden via
andere instellingen dan de louter
strafrechtelijke, of het nu gaat om
medische of sociale instellingen,
en zou zij een regelgeving moeten
uitwerken inzake de productie en
distributie van cannabis, veeleer
dan een en ander over te laten
aan de wet van vraag en aanbod
op een clandestiene en illegale
markt. De Ecolo-fractie heeft
trouwens een wetsvoorstel
dienaangaande ingediend, waarbij
wij ervan uitgaan dat men enkel
via een regelgeving tot een
verantwoord beleid terzake kan
komen.

De regering heeft dus haar
verantwoordelijkheid op zich
genomen en wij zullen die
belangrijke stap voorwaarts
steunen, ook al zijn wij ervan
overtuigd dat, ter wille van de
samenhang, het denkwerk over
die belangrijke maatschappelijke
kwestie nog lang niet afgerond is.
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
coproposition de loi ­ elle est sur votre table ­, visant à réglementer
la production la distribution et la vente de cannabis. Ce texte nous
permettra à l'avenir de continuer à faire avancer la réflexion. Pour
nous, il garde sa pertinence.

En conclusion, monsieur le président, il était temps de prendre nos
responsabilités. Notre gouvernement l'a fait. Même si certains
éléments des projets qui nous sont soumis ne nous satisfont pas
entièrement, nous pouvons considérer que c'est un pas dans le bon
sens. Mon groupe votera donc pour les textes qui nous sont proposés
et continuera à être attentif à cette problématique importante de
société.
02.45
Hugo Coveliers
(VLD): Mijnheer de voorzitter, heren
ministers, collega's, sta mij toe vooraf ­ niet op de gebruikelijke
manier maar omdat ik het meen ­ de verslaggevers te danken die
zich de moeite hebben getroost hier vanmorgen een overzicht van
hun verslag te brengen. Mevrouw Douifi heeft dat gedaan wat betreft
de overeenkomst met de Gemeenschappen. De heren Germeaux en
Paque hebben dat gedaan over de basistekst als zodanig. Ik wil
daarbij ook de heer Vandeurzen betrekken die de berichtgever is
geweest van de commissie voor de Justitie naar de commissie voor
de Volksgezondheid en dat schitterend heeft gedaan.

In feite praten we hier over de wijziging van een wet die binnen
enkele dagen zijn tweeëntachtigste verjaardag viert. De wet
betreffende de verdovende middelen en de genotsmiddelen dateert
van 24 februari 1921 en werd iets meer dan honderd jaar na de
opiumoorlogen goedgekeurd. Met de opiumoorlogen wilde het
Westen, en meer bepaald de Britten, de Chinezen verplichten opium
te leveren. Ik wil maar zeggen dat wanneer men de geschiedenis
bekijkt, er zich toch wel eigenaardige zaken kunnen voordoen.

Ik blijf bij de geschiedenis. In de regeerverklaring van de huidige
regering, en het past daarnaar af en toe terug te grijpen, staat dat wat
de drugsproblematiek betreft, de regering binnen de zes maanden na
haar aantreden aan het Parlement een evaluatierapport zal
voorleggen inzake het huidige drugsbeleid. In dat rapport zal onder
meer een evaluatie worden gemaakt van de rondzendbrief van de
voormalige minister van Justitie over het bezit en detailhandel van
illegale verdovende middelen, van het rapport van de parlementaire
werkgroep over de drugsproblematiek en van de ervaringen in
andere landen. Op basis van de resultaten van dit rapport zou de
regering, in samenspraak met het Parlement, een coherent
drugsbeleid uitwerken. Dat is de regeerverklaring van 1999. Dat was
nodig. Ik ga hier niet opnieuw de krantenknipsels tonen die collega
De Man reeds heeft besproken. Dat was echter nodig omdat er toen,
wanneer men de tijdsgeest van 1998 bekijkt, enig misverstand
bestond over de rondzendbrief die door de toenmalige minister van
Justitie was opgesteld. Ik begrijp dat. Ten eerste, het middel van een
rondzendbrief is immers goed, maar niet alleenstaand. Ten tweede,
er zat daarin een aantal bijzonder moeilijke te interpreteren
elementen. Er werd daarin gesproken over de allerlaagste prioriteit
bij de vervolging.

Ik lees ­ zoals anderen het ook deden ­ in de toenmalige kranten dat
men zei dat de richtlijn het bezit van harddrugs gedoogde, dat
junkies niet langer automatisch worden vervolgd, dat magistraten het
02.45
Hugo Coveliers
(VLD): Ce
projet de loi vise à modifier une loi
qui date du 24 février 1921. La
déclaration gouvernementale
indiquait que le gouvernement
présenterait un rapport
d'évaluation de la politique en
matière de drogues dans les six
mois de son arrivée aux affaires.
Les données de base
fondamentales pour confectionner
ce rapport étaient la circulaire du
précédent ministre de la Justice et
le rapport du groupe de travail
parlementaire sur le problème des
drogues. L'objectif était de mettre
au point une politique cohérente
en matière de drogues, en
concertation avec le Parlement.

Des malentendus sont apparus en
1998 à propos de la circulaire du
ministre Van Parys qui comportait
des éléments difficiles à
interpréter. Ainsi, la
consommation de cannabis
constituait la priorité la moins
importante en matière de
poursuites judiciaires, ce qui avait
été interprété par la presse
comme une politique de tolérance
voire comme une légalisation. Le
ministre Van Parys avait
fermement démenti ­ et à juste
titre me semble-t-il ­ que sa
circulaire signifiait la légalisation
des drogues douces.

Ce débat a laissé des traces dans
la déclaration de politique du
ministre Verwilghen et a
notamment contribué à la
rédaction de la note politique du
gouvernement fédéral relative au
problème de la drogue. Mais
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
drugswereldje niet kennen. Kortom, er werd kamerbrede kritiek geuit
op de drugscirculaire. De heer Van Parys heeft toen, volgens mij
terecht, ontkend dat zijn rondzendbrief ook maar enige vorm van
legalisatie van softdrugs inhield. Dat is juist, dat stond daar niet in. Ik
denk trouwens dat de verdienste van die rondzendbrief was dat men
moest beginnen nadenken over de vraag of het probleem dat het
gebruik vormde van verdovende middelen, van producten die op de
lijst stonden zoals bedoeld in de wet van 1921 maar nadien werd
aangepast, moest worden aangepakt.

De regering heeft woord gehouden. In het veiligheids- en
detentieplan van minister Verwilghen werd immers een heel
hoofdstuk gewijd aan de drugsproblematiek. Men heeft toen gesteld
dat, omwille van het feit dat dit ook een niet te ontkennen belangrijk
element is voor de volksgezondheid, deze materie ook van die kant
moet worden bekeken. Het is uit die twee elementen dat uiteindelijk
de zogenaamde drugsnota, die voorafging aan de wet die we nu
kennen, resulteerde.

Ik geef toe dat die drugsnota een beetje ­ misschien een beetje veel
­ gehypothekeerd is door de manier van voorstelling. Het is ietwat
onhandig geweest om de verwarring te creëren. Inderdaad collega,
het was onhandig van mevrouw Aelvoet. Ze liet zich de ene dag
verleiden tot uitspraken over snoepjes. De andere dag begon ze over
een drugsnota die eigenlijk naar dat thema verwees. Het is spijtig.
Deze nota verdiende dat niet op dat ogenblik. Ik denk dat die nota
een aanzet was. Ze was een goede aanzet tot wat later de tekst van
de wet zou worden.

Het is belangrijk dat er in de eerste plaats een wettekst is. Dat wil
zeggen dat er duidelijke normatieve regels zijn op strafrechtelijk
gebied. Deze poneren een aantal principes. Ze brengen aan onder
meer de wet van 1921 wijzigingen aan, maar ook aan de wet op het
politieambt. Dat is niet onbelangrijk. Daarnaast ­ ik kom daarop later
nog terug ­ is er niet alleen het samenwerkingsakkoord, maar is er
en komt er ook een rondzendbrief. Dat samenwerkingsakkoord is
uiteraard belangrijk voor het element preventie. In de rondzendbrief
zullen een aantal begrippen verfijnd moeten worden.

Ik wil onmiddellijk reeds antwoorden op de vraag hoe het komt dat er
in de wet geen sprake is van een aantal grammen. Dat is precies om
de reden die door collega Germeaux terecht naar voren is gebracht.
Een wettekst is weinig flexibel. Wij weten allemaal welke
contrastrategieën door de georganiseerde misdaad worden gebruikt.
Het volstaat om de concentratie te verhogen in een bepaald product
om daaraan te ontsnappen. Daarom worden er in deze wetteksten
terecht geen grammen bepaald. De minister van Justitie zal in elk
geval in zijn rondzendbrief grammen moeten vermelden.
celle-ci n'a pas été appréciée à sa
juste valeur en raison du mode
confus selon lequel elle a été
présentée, notamment par la
ministre Aelvoet. Cette note a
néanmoins constitué un apport
non négligeable au travail
préparatoire de la loi.
Si ce projet de loi est adopté, il
existera enfin un texte de loi qui
fixe une règle normative en
matière pénale et qui adapte la loi
de 1921 et la loi sur la fonction de
police. Un accord de coopération
et une nouvelle circulaire
préciseront un certain nombre de
notions. Un texte de loi ne doit
pas déterminer exactement
combien de grammes une
personne peut détenir, car une loi
n'est pas suffisamment souple
pour cela. Par exemple, il serait
impossible de réagir rapidement si
une organisation criminelle
augmentait la concentration de
substances actives dans un
produit déterminé. Il revient au
ministre de la Justice de procéder
par la voie d'une circulaire.
02.46
Jo Vandeurzen
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de
collega voor de suggestie. De minister van Justitie kan daar dan ook
eens op antwoorden. Ik had uit de debatten in de commissies voor de
Justitie en in de commissie voor de Volksgezondheid begrepen dat
het niet opportuun was om aan de politieagent een indicatie mee te
geven in de wet of in de rondzendbrief van het aantal grammen dat
beschouwd werd als een gebruikershoeveelheid. Ik denk dat dit
standpunt ook nadrukkelijk werd verdedigd door de minister van
Volksgezondheid.
02.46
Jo Vandeurzen
(CD&V):
Lors du débat en commission, il a
été clairement dit que le
gouvernement ne fixerait pas de
quantités précises. Ce ne serait
pas opportun à l'égard de la
police. Voilà à présent qu'il est dit
que ces quantités seront
déterminées dans une circulaire.
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18

Collega Coveliers, ik hoor u nu toch duidelijk zeggen dat volgens u
de minister van Justitie in zijn rondzendbrief zal moeten zeggen
hoeveel grammen een bezit voor eigen gebruik is. Ik begrijp dat toch
zeer goed.
02.47
Filip De Man
(VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter, ik
verwijs daarbij aansluitend nog eens naar de nota van 13 november,
ondertekend door de ministers Verwilghen en Tavernier. Op bladzijde
8 staat "de regering heeft bewust geen maximale hoeveelheid
vastgesteld om het signaal te vermijden dat cannabisgebruik evident,
alledaags of normaal is." Dit document uit november gaat over de
richtlijn die de minister zal uitvaardigen. Dit gaat over de richtlijn.

U zegt nu in tegenspraak tot wat er hier in dit document staat dat de
heer Verwilghen in zijn richtlijn wel een aantal grammen zal
meegeven. Ofwel spreekt u de waarheid, ofwel is dit hier volkomen
fout. Wat is het nu eigenlijk?
02.47
Filip De Man
(VLAAMS
BLOK): La note du 13 novembre
2002 indique explicitement que le
gouvernement ne fixera pas la
quantité autorisée, pour ne donner
en aucun cas l'impression que la
consommation de drogues
procède d'un comportement
normal. Cette note concernait
également des circulaires
éventuelles. Or, il semble qu'une
telle circulaire doive voir le jour!
02.48
Hugo Coveliers
(VLD): Mijnheer De Man, ik kan u uitleggen
waarom men daaraan niet zal ontkomen. Ik heb daar wel enkele
minuten tijd voor nodig. Als u mij de kans geeft om mijn redenering
daaromtrent te ontwikkelen, zal ik het u uitleggen. Ik denk dat men
hierover tot een bepaling zal moeten komen. Men zal moeten komen
tot een eenheid, tot een maat.

Mevrouw Van Weert is nu even weg. Ze is misschien een sigaretje
gaan roken. Dit is voor een liberaal moeilijk. Ik geef dat toe. Ik denk
dat wanneer men uitgaat van de idee dat de individuele vrijheid zo
groot mogelijk moet zijn, het natuurlijk wringt telkens men individuele
vrijheid afneemt. Dan zegt men dat men ingaat tegen een
basisprincipe waarvoor men als verordening van de maatschappij
staat. De verantwoording daarvan en het merkwaardige aan een
liberale visie op justitie is dat precies om de veiligheid te garanderen
en om aan iedereen dezelfde mogelijkheid ­ geen zekerheid ­ van
veiligheid te garanderen, men verplicht is om degenen die misbruik
maken van de vrijheid een sanctie op te leggen.

Dat is de reden waarom wij daartegen moeten optreden. Daarom
zeggen wij dat verdovende middelen ­ ik bedoel de middelen die op
de lijst staan ­ verboden moeten blijven. Waarom geldt dat niet voor
de andere roesmiddelen? Ik heb het dan nog niet over de
roestechnieken, maar alleen over de roesmiddelen. Bij de andere
roesmiddelen ­ zoals sommigen alcohol, tabak en koffie noemen ­
wordt de vrijheid van anderen vooralsnog niet dusdanig ingeperkt en
wordt de fysieke afhankelijkheid niet zodanig ingeperkt dat men als
gemeenschap zou moeten optreden. Dat mag in de vrije keuze
blijven, wat niet belet dat men wel vragen kan stellen over de risico's
die mensen nemen die overmatig gewone tabak roken of overmatig
drinken. Wij zetten daarop al een rem door te bepalen dat men in het
verkeer niet dronken mag zijn ­ subjectieve dronkenschap ­, wat wij
objectief vaststellen door intoxicatie. Of men verder moet gaan in de
beperking van die vrijheid is mijns inziens twijfelachtig, maar wij
zeggen, bijvoorbeeld, dat openbare dronkenschap as such ­ dat is
een subjectieve appreciatie ­ wordt verboden. Daartegen kunnen
soms vrij ernstige geldboeten worden uitgesproken.

De motivering om die middelen te blijven verbieden is precies de
02.48
Hugo Coveliers
(VLD)
Nous devrons en arriver à
déterminer une mesure, même si
c'est difficile à admettre pour les
libéraux parce que nous estimons
que la liberté individuelle doit être
la plus grande possible.
Néanmoins, la conception libérale
de la justice signifie que, pour
garantir à tous les individus la
même chance en termes de
sécurité, il faut sanctionner
quiconque abuse de cette liberté.
C'est la raison pour laquelle nous
continuons d'interdire les
substances stupéfiantes.

Pour ce qui est des autres
substances euphorisantes, la
collectivité ne doit pas intervenir,
bien que ces substances
comportent également des
risques. Néanmoins, la
consommation de ces substances
est aussi limitée dans certains
cas. Ainsi, il est défendu de
conduire sous influence et
l'ivresse sur la voie publique est
réprimée. La motivation est la
dépendance et les dommages
causés à l'individu, dont les
conséquences doivent être
supportées par la collectivité.

Il est erroné de prétendre que
légalisation des substances
stupéfiantes résout les problèmes.
Aux Etats-Unis, la criminalité
organisée a émergé sous la
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
afhankelijkheid die daardoor wordt gecreëerd en de schade die kan
worden aangericht, ook aan het individu als dusdanig, waarvoor
nadien de gemeenschap via verzorging en dergelijke moet
opdraaien. Ik meen dat het moeilijk te motiveren is om deze
producten te legaliseren. De stelling ­ die ik jaren geleden, toen ik
criminologie volgde aan de universiteit ooit een halve minuut heb
geloofd ­ dat men door legalisering alles uit de criminele sfeer haalt,
getuigt van een totaal foute visie op de georganiseerde misdaad. Wij
hebben vastgesteld dat de moderne vorm van georganiseerde
misdaad is ontstaan in de jaren twintig van de vorige eeuw, in de
Verenigde Staten, precies tijdens de drooglegging. Die drooglegging
heeft ervoor gezorgd dat alcohol een verboden product werd,
waardoor men niet alleen alcohol ging stoken, maar het product ook
ging vervoeren en verspreiden. Men zorgde voor bendes die het
alcoholtransport konden beschermen en uiteindelijk ging men ook
corrumperen ­ denk aan de beroemde figuur van Eliot Ness ­ om te
trachten deze zaken te doen. Overigens, uit die periode zijn twee
heel beroemde personen voortgekomen in de Verenigde Staten; aan
de ene kant Al Capone en aan de andere kant Joseph Kennedy. U
ziet dat men daarmee alle kanten uitkan.

Ik herhaal, het is onjuist te denken dat het wegnemen van de
illegaliteit van het product de georganiseerde misdaad gaat
wegnemen. Dat is zoals de gedachte dat door alle prostitutie te
beheersen, de prostitutie weg is. Ook dat is, denk ik, niet correct.
Men moet dat beheersen, maar men moet er geen illusies bij
hebben. Het zou hetzelfde zijn te zeggen dat we door het wegnemen
van elke vorm van eigendom ­ laten we Proudhon even volgen ­
ook geen diefstal meer zullen hebben. Ik meen dat de kwaliteit van
het leven dan dusdanig gering zou zijn, dat dit zelfs niet kan worden
overwogen.

Onze stelling is dat drugs verboden blijven. De enige vraag die wij
stellen is hoe we dat verbod moeten proberen te handhaven. Dat
verbod handhaven we uiteraard door de georganiseerde misdaad
ernstig te tackelen. Iedereen die de recente criminele geschiedenis
volgt, moet toch toegeven dat men deze vorm van criminaliteit voor
het eerst ­ ik geef toe dat het een evolutie is ­ in kaart heeft kunnen
brengen. Men weet wat er gebeurt, wat al bijzonder veel waard is.
Dankzij die misdaadanalyse kunnen er ook een aantal ophelderingen
gebeuren en kunnen een aantal mensen worden gevat. Wat blijkt
daaruit? Dat bijna nooit iemand wordt veroordeeld voor het louter
gebruik van cannabis as such. Ik zal zeker niet ontkennen dat er
gerelateerde criminaliteit is.

Dat sommigen in het kader van een roes een crimineel feit plegen,
ontken ik niet. Een veroordeling echter voor louter gebruik, dat
gebeurt niet. Dat is een van de gevolgen van de rondzendbrief. Daar
moet aan geremedieerd worden om duidelijk te stellen wat wij
eventueel wel willen toelaten ­ ik kom daar dadelijk op terug ­ of ik
zal het anders uitdrukken: om duidelijk te maken wat wij eventueel
niet zullen vervolgen. Dat moet duidelijk bepaald worden. Wie het
toch doet, moet weten welk risico hij loopt. Ik kom daar steeds op
terug omdat ik denk dat het belangrijk is. Wij leven in een
risicomaatschappij, waar een overheid een aantal maar niet alle
risico's kan verzekeren, waar de deelnemer aan het openbare leven
erop moet kunnen rekenen dat de overheid de risico's die zij beweert
te verzekeren, ook daadwerkelijk verzekert. Daarbij is er echter een
prohibition. Il est inexact que la
légalisation fait disparaître la
criminalité organisée. Notre
position est que les drogues
restent interdites. Nous
maintenons cette interdiction en
combattant la criminalité
organisée. Pour la première fois,
le phénomène va pouvoir être
cartographié.
Nous constatons, dans la pratique,
qu'une personne n'est
pratiquement jamais condamnée
uniquement pour avoir consommé
du cannabis. Cette situation
résulte de la circulaire. C'est
pourquoi nous devons préciser ce
qui ne sera éventuellement pas
poursuivi. Dans ce cas, chacun
saura quels risques il prend en
consommant de la drogue. La loi,
l'accord de coopération et la
circulaire constituent les trois
instruments importants. La
prévention n'est possible que si la
répression est gardée en réserve.
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
aantal risico's waarvan de overheid duidelijk moet zeggen dat,
wanneer dat risico wordt genomen, dat voor u is en dat u nadien niet
moet komen zagen over een behandeling die wel of niet correct is.
Nee, dat risico neemt men zelf, tijdsgebonden, plaatsgebonden. Dat
is een individueel risico.

Zo ziet het optreden van de overheid eruit, zoals uit de drie stukken
blijkt ­ zij zijn erg belangrijk: de wet, het samenwerkingsakkoord en
de rondzendbrief. Dat is de politiek die gevolgd wordt: het ernstig
tackelen van de georganiseerde misdaad, en uiteraard preventie.
Preventie is essentieel, maar ­ daarover verschil ik misschien met
de vorige spreker van mening ­ zij is pas mogelijk indien men ook
repressie achter de hand houdt. Wanneer men ter preventie zegt: u
mag dat niet doen, maar als u het doet, treed ik niet op, dan mislukt
die preventie.
02.49
Jo Vandeurzen
(CD&V): Mijnheer Coveliers, ik wil u
aanspreken als expert in de problematiek van de georganiseerde
misdaad ­ en daar bedoel ik niets verkeerds mee; ik heb niet
gezegd: een ervaringsdeskundige. U zegt dat de georganiseerde
criminaliteit zeker goed zal moeten worden aangepakt. U weet echter
dat georganiseerde criminaliteit dikwijls te maken heeft met illegale
drugstrafieken. Dat is vrij constant bij alle maffia's die wij kennen in
ons land. U weet dat ons land wat dat betreft een tamelijk grote
draaischijf is. Wij hebben die bedenkelijke reputatie nu eenmaal.
Kunt u mij echter eens uitleggen waarom het Nederlandse inzicht
fout zou zijn, en dat, wanneer men de vraag gedoogt, en de huisteelt
gedoogt, maar voor het overige het circuit in de absolute illegaliteit
laat ­ frustratie die door een aantal collega's die voorstander zijn van
de legalisatie, wij niet dus, geuit is ­ dit de criminaliteit aantrok.
Waarom zou dat argument, de Nederlandse ervaring dat dit precies
de criminaliteit aantrok ­ dus een totaal illegaal circuit met een
gedoogde vraag en geen straf voor om het even welk druggebruik ­
niet in België gelden? Leidt u dat niet tot de conclusie dat u in België
niet dezelfde stap moet doen? In uw plaats, met uw expertise op het
vlak van de georganiseerde criminaliteit, zou ik geredeneerd hebben
dat het beter was daar niet aan te beginnen want dat het gedogen
van de vraag en het creëren van een illegaal aanbod ­ gemixt met
een aanbod van alle andere drugs dat daarbij hoort ­ in een land dat
zo al een draaischijf is voor dat soort illegale activiteiten, een
ongelooflijk risico van georganiseerde criminaliteit is.

Dat argument schijnt u niet te delen. U schijnt te zeggen dat men
perfect de vraag kan gedogen, de rest in de illegaliteit houden, en
toch zeer efficiënt de maffia bestrijden. Ik begrijp dat eerlijk gezegd
niet.
02.49
Jo Vandeurzen
(CD&V):
La criminalité organisée est
souvent liée au trafic de drogues.
Notre pays est une plaque
tournante des stupéfiants. Aux
Pays-Bas, en tolérant la demande
et la culture à domicile et en
laissant le reste dans le domaine
de l'illégalité, on a précisément
attiré la criminalité organisée.
Sachant cela, je ne prendrais pas
le risque.
02.50
Filip De Man
(VLAAMS BLOK): De heer Coveliers zat
daarnet heftig neen te schudden toen onze CD&V-collega zei dat
thuiskweek getolereerd zal worden. Hij schudde heftig neen. Ik meen
echter te mogen afleiden uit de teksten dat een beperkte hoeveelheid
cannabisplanten thuis zal mogen geteeld worden. Nu schudt de heer
Verwilghen ook nee, maar de minister van Volksgezondheid heeft
dan weer gezegd dat dit wel moet kunnen. Het staat ook in de
teksten, zwart op wit.

Mijnheer de voorzitter, mogen wij duidelijkheid vragen wat dat
betreft?
02.50
Filip De Man
(VLAAMS
BLOK): M. Coveliers nie
manifestement que la culture à
domicile est autorisée, mais il
ressort du texte qu'une quantité
limitée peut être cultivée chez soi.
Des précisions nous seront-elles
apportées à ce sujet? Nous
ignorons également la quantité
autorisée à des fins de
consommation personnelle
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21

Men wil dus, zegt de heer Coveliers, duidelijke aanwijzingen geven
wat betreft het cannabisgebruik. We weten dus niet hoeveel cannabis
men op zak mag hebben. Dat zal dus komen na de verkiezingen
misschien, ik weet het niet.. We mogen bovendien geen duidelijkheid
hebben of het kweken al dan niet toegelaten is. De VLD-fractieleider
zegt van niet, de VLD-minister zegt van niet, maar de andere
regeringspartners zeggen blijkbaar van wel. Die vraag moet
beantwoord worden!

(...)
De
voorzitter
: Mijnheer Deseyn, u spreekt straks ook. Wacht toch een beetje het debat af, laat het zijn
normaal verloop kennen. De heer Coveliers werd onderbroken. De heer Coveliers heeft het woord en op
het einde van het debat spreken de twee ministers. U mag één zinnetje zeggen.
02.51
Roel Deseyn
(CD&V): In de commissie heb ik onlangs
gevraagd: mag ik nu kweken thuis, en hoeveel? De minister van
Volksgezondheid heeft daarop geantwoord: ja, natuurlijk, enkele
plantjes, maar als het over een hele plantage gaat, dan zal er
natuurlijk iets volgen. Hij kon daarop nog geen cijfer plakken, want
dat zou alleen moeilijkheden creëren. Er is dus een wezenlijk verschil
met wat de minister van Justitie beweert. Ik vind dat een heel
essentiële vraag en ik zou daar graag een antwoord op hebben van
de betrokken ministers.
02.51
Roel Deseyn
(CD&V):
Lorsqu'en commission, j'ai
interrogé le ministre de la Santé
publique à ce sujet, il m'a répondu
que quelques plants étaient
autorisés mais qu'une plantation
était interdite.
De
voorzitter
: Het is allemaal belangrijk, maar laat nu de heer Coveliers zijn redenering afmaken.
02.52
Hugo Coveliers
(VLD): Ik betreur dat na het bijzonder
interessant maatschappelijk probleem dat door collega Vandeurzen
naar voren werd gebracht, men mij begint te ondervragen over een
detail waarop ik dadelijk nog terugkom. Mijnheer De Man, laat mij
toch eens uitspreken. Ik denk niet dat de georganiseerde misdaad
bevorderd gaat worden door het kweken van cannabis. Dat is niet
waar. Lees de analyses daarover. Dat is manifest onjuist.
02.52
Hugo Coveliers
(VLD): Je
déplore que l'on m'interroge sur
de tels points de détail. Je ne
pense pas que la culture de
cannabis encourage le crime
organisé.
De
voorzitter
: Mijnheer De Man, het is niet correct dat u op bestendige wijze iemand onderbreekt die een
aantal gedachten aan het ontwikkelen is. Ik laat dat graag toe. Laat hem nu zijn redenering afmaken. Hij
kent de vragen van de heer Vandeurzen en de heer Deseyn en uzelf. Hij weet het goed. Hij is groot
genoeg om zijn redenering af te maken. Mijnheer Coveliers, gaat u door.
02.53
Hugo Coveliers
(VLD): Ik ga nu antwoorden op de vraag van
collega Vandeurzen, of dat toch proberen. Ik zal de problematiek van
de huis-, tuin- en keukenplanten aanstonds ook behandelen, maar
niet nu.

Ik vind het een belangrijk probleem. Dat is daarnet ook duidelijk
gemaakt door de ietwat naïeve opmerking van collega Els Van
Weert. U kunt natuurlijk iedere criminaliteit wegnemen door niets
meer te verbieden. Dat is evident, dat is juist. Om 100% efficiënt de
georganiseerde misdaad aan te pakken, hebt u gelijk door te zeggen
dat alles verboden is en zo hard mogelijk wordt aangepakt. Hoewel,
men heeft geprobeerd alle druggebruikers hard aan te pakken en een
mogelijkheid te geven tot ontsnappen. U kent de wet die bepaalde
dat als men zijn dealer verklikte, men vrijuit zou gaan. Er zijn zeer
weinig gevallen bekend ­ ik geloof een tiental ­ van mensen die dat
gedaan hebben. Dat is juist.
02.53
Hugo Coveliers
(VLD): On
peut venir à bout de la criminalité
en n'interdisant plus rien. On peut
également opter pour une
politique répressive dans tous les
domaines. Mais cela ne semble
pas porter ses fruits. Nous devons
déterminer quels faits ne feront
éventuellement pas l'objet de
poursuites. En l'occurrence, il ne
s'agit pas de
tolérance
.

Il existe de nombreux laboratoires
d'extasy par exemple. Les
organisations criminelles
modernes diversifieront plutôt
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22

Wat is de poging die u moet afwegen? Ik heb dat in het begin
gezegd. Dat is de vraag naar wat we eventueel niet kunnen
vervolgen. Het gaat dus niet over gedogen, maar over wat we niet
kunnen vervolgen. Wat kunnen we doen als we de
misdaadondernemingen kennen? In uw streek bijvoorbeeld zijn er
veel xtc-labs die bijna wereldwijd exporteren. Zij verschuiven en
verplaatsen zich zeer veel, ook naar Nederlands Limburg. Dat heeft
blijkbaar iets met die streek te maken. Iemand heeft dat op een
pijnlijke manier ondervonden, zoals u weet, nog niet zo heel lang
geleden. De moderne misdaadondernemingen gaan zich in de eerste
plaats diversifiëren en gaan zich niet uitsluitend met één aspect van
de criminaliteit bezighouden. Zij zullen tegelijk aan mensenhandel
doen, antiekdiefstallen, oplichting en noem maar op, plus daarbij ­
daarin hebt u gelijk ­ verdovende middelen. Daarbij zal geen
onderscheid worden gemaakt in grote mate tussen welke verdovende
middelen. Indien men cannabis niet meer vervolgt en men laat thuis
een plantje toe, dan hebben we de kans dat het er minder zal bij zijn.
Ik denk dat dit niks te maken heeft met de aanpak van de
georganiseerde misdaad.

Voor die vormen van criminaliteit zijn middelen en moderne
politietechnieken voorzien. Ik denk niet dat het niet vervolgen van
hetgeen ik zo dadelijk nog eens duidelijk wil omschrijven ook maar
enige negatieve invloed gaat hebben op de aanpak van de
georganiseerde misdaad. Ik ken de stelling van Charles Dewinter die
hij naar voren heeft gebracht in de commissie. Ik deel die niet
volledig wat dat aspect betreft, hoewel ik hem apprecieer als
politieman.

Een ander aspect is het aanbod van het warenhuissysteem, van de
dealers. Ik denk dat het een juiste vaststelling is dat er bijna een
warenhuissysteem is. Bij de vervolging moet er zeer goed opgelet
worden dat men zich niet laat misleiden, want het dealen op zich blijft
verboden. Daar moet men dus tegen optreden. Wat is de situatie? U
hebt de preventie die zeer belangrijk is want u bereikt er in principe
iedereen mee. U moet echter ook een repressie hebben die erop
volgt, want anders mislukt die aanpak. Wat wordt er gesteld over de
repressie? We zeggen dat we alle bezit van verdovende middelen
zullen vervolgen, maar zullen alleen, in bepaalde heel beperkte
omstandigheden, het bezit van een hoeveelheid cannabis voor één
dag ­ zo staat er letterlijk, de hoeveelheid zal men nadien nog
moeten specificeren in een omzendbrief ­ niet vervolgen. Dan heb ik
het over het bezit. Het gebruik van drugs wordt nooit vervolgd, enkel
het bezit, het verhandelen of het aanmaken. Dat is zo omdat iemand
die gebruikt het per definitie ook bezit. Vandaar dat het nergens in
een wettekst is vermeld.

Het is slechts een heel klein aspectje als men zegt dat enkel voor
cannabis een kleine hoeveelheid voor dagelijks gebruik getolereerd
is, als het geen overlast betekent. Die overlast specifiëren we met,
ten eerste, het bijzijn van minderjarigen. Ik ben het helemaal oneens
met het verlagen van de leeftijd. Men moet een grens trekken en
volgens mij is de enige maatschappelijk aanvaarde leeftijd voor alles
wat te maken heeft met meerderjarigheid 18 jaar. Dat geldt voor
stemrecht, voor strafrechtelijke aansprakelijkheid en naar mijn
gevoel voor alles. 18 jaar lijkt mij een basisleeftijd, een drempel
waaronder we volgens mij niet kunnen gaan. In het bijzijn van
leurs activités et ne se limiteront
pas à une seule drogue ou aux
drogues. Si l'on décide de ne plus
poursuivre les consommateurs de
cannabis, cela n'a rien à voir avec
la lutte contre la criminalité
organisée.

Je ne partage pas entièrement le
point de vue de Charles De
Winter. En revanche, je suis tout à
fait d'accord avec lui lorsqu'il
évoque le système dit du
supermarché, à savoir le principe
selon lequel un dealer de
cannabis propose également tout
un assortiment d'autres drogues. Il
faut toujours intervenir contre les
dealers.

Outre la mise en oeuvre d'une
politique de prévention, il faut
également appliquer une politique
de répression, exception d'une
quantité de cannabis équivalent à
une journée de consommation et
pour autant que l'on ne cause pas
de nuisance et qu'il n'y ait pas de
mineur ­ à savoir un jeune de
moins de 18 ans ­ présent, la
possession de toute substance
stupéfiante reste punissable et
doit faire l'objet de poursuites. La
quantité autorisée devra être
déterminée par le biais d'une
circulaire. Du reste, la
consommation, à l'inverse de la
possession, ne fera jamais l'objet
de poursuites.

Les personnes qui seront en
possession de cannabis lors d'un
festival organisé en plein air,
savent qu'elles pourront être
poursuivies parce que des jeunes
assistent également à cet
événement. Si le ministère public
et le juge décident d'agir dans ce
sens, le droit pénal pourra être
appliqué. Voilà le risque que ces
personnes encourent.
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
minderjarigen is bezit dus per definitie overlast en per definitie
strafbaar.

Wat betekent dat nu voor een festival, want daarover gaat het toch?
Ik heb er nog over gediscussieerd met een van de kandidaten op een
van de VLD-lijsten. Wel, dan komen we terug bij die risico-theorie.
We hebben duidelijkheid gecreëerd die we misschien te danken
hebben ­ ik wil dat gerust toegeven ­ aan de ervaring met de vorige
omzendbrief en de moeilijkheden die daaruit voortgevloeid zijn bij de
vervolging. Het leerde ons dat we duidelijk moeten omschrijven
wanneer er niet vervolgd wordt en duidelijk zeggen dat al de rest wel
vervolgd wordt. Alleen een bepaald stukje gaan we niet vervolgen,
waarbij het de bezitter van het product is die het risico neemt.
Iemand die cannabis op zak heeft weet dat het risico bestaat dat hij
daarvoor zal geverbaliseerd worden.

Hij weet dat hij op een heel grote weide kan staan, waar één
minderjarige aanwezig is, en dat er een substituut kan zijn die hem
daarvoor vervolgt. Als dat zich voordoet, dan moet men niet zeggen:
op Torhout-Werchter word ik gevat en op een andere weide niet.
Neen, men heeft dat risico bewust genomen en de strafwet kan dus
worden toegepast wanneer het openbaar ministerie meent dat dit
moet en wanneer nadien de rechter meent dat dit moet, op basis van
de elementen vervat in de wet.
02.54
Jo Vandeurzen
(CD&V): (...)
02.55
Hugo Coveliers
(VLD): Dat is dan het probleem van mijnheer
Mayeur.
02.56
Jo Vandeurzen
(CD&V): De wetgever gaat optreden in een
materie waar de preventieve duidelijke boodschap zo belangrijk is.
Als de heer Mayeur hier vanmorgen het totaal tegenovergestelde
komt zeggen van wat de heer Coveliers verklaart, dan scheelt er
manifest iets met de kwaliteit van ons werk. Ik versta het niet goed
mijnheer Coveliers. U bent nu bezig om de groep te verkleinen die
met de grootste zekerheid weet dat hij wel een strafbaar feit pleegt,
maar niet worden vervolgd. U maakt die groep compacter en kleiner.

Ik spreek mij er niet over uit of met een kanon op een mug moet
worden geschoten, dat zijn de prioriteiten van het openbaar
ministerie. Waarom moeten wij echter voor iemand die iets strafbaar
doet ­ en dat kan klein of groot zijn ­ een zodanige uitzondering
maken op alle principes uit ons strafprocesrecht? Om enkele mensen
de zekerheid te geven dat het strafbaar is, maar dat er niets kan
gebeuren? Om de kans te geven aan de maffia om dan via de push
in de vraag een dynamiek te brengen in de illegaliteit van het
aanbod? Waarom wilt u dat risico nemen? Zegt u dat eens.
02.56
Jo Vandeurzen
(CD&V):
M. Mayeur a déclaré le contraire!
Il y a tout de même quelque chose
qui ne va pas dans notre travail
législatif.

Pour quelle raison devrions-nous
éventuellement prévoir dans le
droit pénal une exception au
bénéfice d'une personne qui a
commis un fait punissable?
02.57
Hugo Coveliers
(VLD): Ik meen daarvoor twee redenen te
mogen aanhalen. Ten eerste, omdat uit het verleden is gebleken dat
het vervolgen van iedereen blijkbaar totaal onmogelijk is. Het nadeel
van de vorige rondzendbrief was dat door die onmogelijkheid ­ ten
minste, diegenen die het moesten toepassen stelden het zo ­
anderen die wel moesten worden vervolgd, niet werden vervolgd.

Waarom doen wij dit? Omdat wij niet per definitie een
02.57
Hugo Coveliers
(VLD):
Par le passé, il s'est avéré
impossible de poursuivre tout le
monde, ce qui explique pourquoi
les personnes qui devaient l'être
ne l'étaient pas. Par définition, il
est inutile de confisquer un produit
de jouissance appartenant à une
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
genotmogelijkheid willen afnemen van iemand. Er zijn x aantal
mensen die dat doen, die in die omstandigheden daarmee geen
enkele maatschappelijke schade veroorzaken en daarmee geen
enkel bijkomend risico betekenen en die niet de vrijheid van iemand
anders afnemen. Dan moeten ons gerechtelijk apparaat en onze
recherchekracht zich daarop niet gaan focussen. Die kunnen wij
beter gebruiken om onder meer een aantal grote vormen van
georganiseerde misdaad met daarbij horende fraudes en dergelijke
op te lossen.

Dat is de reden, mijnheer Vandeurzen. Dat is ook de reden waarom
wij zeer duidelijk zeggen: verdovende middelen die op de lijst staan
zijn verboden, alleen zal er niet vervolgd worden in die
omstandigheden. Als u toch cannabis neemt, dan is het aan u om
ervoor te zorgen dat u binnen die omstandigheden blijft.

Indien nadien een openbaar ministerie bewijst dat je buiten die
omstandigheden valt en de rechter neemt dat aan, dan is dat uw
risico en moet u er ook voor opdraaien. Dat is precies de essentie
van deze tekst.

(...)
personne qui ne cause aucune
nuisance. Cette mesure permettra
de concentrer les recherches sur
la criminalité de plus grande
envergure, telle que la criminalité
organisée et la fraude.
De
voorzitter
: Mijnheer Vandeurzen, ik weet dat u net zoals vele andere collega's zeer gemotiveerd bent
over dit debat in deze Kamer, maar het is ook moeilijk voor degene die spreekt.
02.58
Hugo Coveliers
(VLD): Ik heb geen probleem...
De
voorzitter
: Ik weet het, maar de heer Vandeurzen...
02.59
Hugo Coveliers
(VLD): Als het redelijke vragen zijn, zoals die
van de heer Vandeurzen, heb ik er geen probleem mee.
02.60
Jo Vandeurzen
(CD&V): Ik zou over dit punt graag uw
mening willen en ook die van de heer Erdman. U zegt dat, als
iemand rondloopt met een gebruikershoeveelheid cannabis, hij de
volgende inschatting moet maken: als de politieman vindt dat het te
veel is kan hij proces-verbaal opstellen en het parket inschakelen. In
het slechtste geval brengt de procureur u tot voor de rechter. U zegt
dat, als u maar die gebruikershoeveelheid bezit, de rechter u niet kan
straffen. U zegt dat ook in het verslag, ik heb het goed gelezen en ik
citeer het hier: "...Immers, in de toekomst is het bezit van een
hoeveelheid cannabis voor persoonlijk gebruik ­ geen overlast, geen
problematisch gebruik -, niet langer strafbaar. Nu vind ik dat
persoonlijk ­ en ik kijk naar collega Erdman ­ volstrekt in strijd met
de letter van de tekst. In de commissie voor de Justitie ­ en u weet
dat heel goed, mijnheer Erdman ­ heeft u gezegd dat de procureur
alle vrijheid heeft. Als hij door een andere bron geïnformeerd wordt
over het feit dat iemand een gebruikershoeveelheid bezit, kan hij
hem perfect veroordelen, want het blijft strafbaar.

Kijk eens, dit zijn nu twee eminente juristen van twee partijen van de
meerderheid. De ene zegt dat het gewone gebruik niet meer
strafbaar is, iets wat nooit gezegd is in de voorbije jaren, maar nu wel
door de heer Coveliers. De heer Erdman heeft gezegd dat op basis
van deze wet de procureur die door een andere omstandigheid dan
het proces-verbaal kennis krijgt van het feit, hij wel kan straffen, want
02.60
Jo Vandeurzen
(CD&V):
Quiconque se trouve en
possession d'une quantité de
drogue pour sa consommation
personnelle doit donc évaluer où
se situe la limite balisée par la
police, le parquet et le tribunal.
Toutefois, M. Erdman a déclaré
que le procureur peut poursuivre
s'il apprend, par un canal
d'information autre qu'un procès-
verbal, que telle personne détient
une quantité de drogue pour sa
consommation personnelle.
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
het blijft strafbaar. Wat moet ik nu denken van die twee
interpretaties? Dat moet u mij eens uitleggen.
02.61
Hugo Coveliers
(VLD): Ik zal het proberen duidelijk te maken
met een voorbeeld dat buiten de drugsfeer valt, maar wel te maken
heeft met strafrecht. U weet dat diefstal tussen echtgenoten niet
bestaat, ook al is men getrouwd met een contract van scheiding van
goederen. Indien één van de echtgenoten een goed wegneemt
denkende dat het van zijn echtgenoot of echtgenote is, maar het
blijkt nadien zelfs maar gedeeltelijk van een derde te zijn, dan wordt
het strafbaar. Dat is precies wat ik bedoel. De wet zegt dat men niet
zal vervolgen in bepaalde omstandigheden. Indien iemand de
verantwoordelijkheid neemt het toch te doen, dan zal het aan het
openbaar ministerie zijn om in het kader van het vervolgingsbeleid
en in het kader van een efficiënt gebruik van opsporings- en
vervolgingscapaciteiten ­ wat men zo mooi de integrale
kwaliteitszorg noemt die door de parketten-generaal wordt nageleefd
­ te kijken of het zinvol is die man of vrouw voor de rechter te
brengen. Dan zal de rechter nog moeten oordelen in hoeverre men al
dan niet valt onder de uitzondering die in deze wet is ingeschreven.

Men kan de rechter niet opleggen wat hij moet doen. Ik heb uit
ervaring geleerd dat als de rechter zijn vonnis of arrest uitspreekt,
men dat nadien kan interpreteren, maar men kan moeilijk op
voorhand zeggen dat hij dit of dat moet. Hij zal dus de mogelijkheid
hebben om zich ook daarover, al was het maar op basis van artikel
151 van de Grondwet, uit te spreken.

Mijnheer de voorzitter, als u mij toestaat zou ik nog kort enkele
dingen willen zeggen over de registratie. Ik ga het niet meer hebben
over overlast, want daar hebben we het al over gehad. Het is een
subjectief begrip, dat is evident.
02.61
Hugo Coveliers
(VLD): Je
vais vous donner un exemple
comparable. Le vol entre époux
n'existe pas aux yeux de la loi
belge mais si l'un des conjoints
vole un objet qui se révèle être,
ne fût-ce que partiellement, la
propriété d'un tiers, ce fait est
considéré comme un vol. Il faudra
déterminer si telle personne
tombe sous le champ d'application
de l'exception prévue. C'est, en
dernière instance, le juge qui
tranche ce type de questions.
02.62
Filip De Man
(VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter, ik
herinner mij dat de heer Coveliers zich in het begin verzet heeft
tegen de anonieme registratie. Hij poneert nu dat de rechter wel zal
beslissen, maar op basis van anonieme registratie gaat hij dat zeer
moeilijk kunnen doen. Ik ben benieuwd naar uw uitleg.
02.62
Filip De Man
(VLAAMS
BLOK): M. Coveliers était
initialement opposé à
l'enregistrement anonyme. Un
juge pourra difficilement se
prononcer sur la base d'un
enregistrement anonyme.
02.63
Hugo Coveliers
(VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer De
Man, u weet dat in het kader van een visie op de handhaving van
een beperkt aantal normen, men ook een visie heeft op wat Justitie
eigenlijk zou moeten doen, wat het openbaar ministerie, de politie
aansturende zou moeten doen en wat men voorlegt aan de rechter.
Niet wat die rechter moet doen. Dat is zijn taak, daar mag de
wetgever niet in tussenkomen. Daar gaat het precies over. Er is een
wijziging, terecht, van het artikel 40 van de wet op het politieambt.
Wat zegt deze tekst? Die tekst zegt dat politieagenten ­ inspecteurs
moeten we nu zeggen ­ proces-verbaal moeten maken van alle
feiten die hun ten ore komen en dit moeten overzenden aan de
procureur des konings. Het enige wat in deze tekst wordt gezegd is
dat, wanneer in bepaalde omstandigheden door een meerderjarige
een dagelijkse dosis ­ die in de rondzendbrief nader in eenheden zal
worden omschreven ­ wordt gebruikt, er geen overlast is, enzovoort,
de agent geen proces-verbaal moet opmaken. Wat betekent dat? In
02.63
Hugo Coveliers
(VLD):
L'article 40 de la loi sur la fonction
de police sera modifié en vue de
permettre à un inspecteur de
police de ne plus dresser de
procès-verbal en cas de
possession limitée de cannabis.
Dans ce cas-là, les services de
police peuvent se contenter d'un
enregistrement. S'il le souhaite, le
ministère public peut alors
entreprendre des actions ciblées,
ce qui bénéficiera à l'efficacité du
droit pénal.
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26
iedere normale politieorganisatie bepaalt men op basis van de
misdaadanalyses die men krijgt, op basis van de reactie van de
cliënt, zijnde de bevolking, welk vervolgingsbeleid men gaat
opstellen. Daar zal men dus tegen de agenten zeggen in welke
omstandigheden ze geen proces-verbaal moeten opstellen, maar wel
registreren. Registreer dat eenvoudig en dan wordt dat maandelijks
overgezonden aan het openbaar ministerie zodanig dat het openbaar
ministerie, indien het zulks wenst, eventueel meer gerichte acties kan
gaan ondernemen.

Dat is hetzelfde met een aantal andere elementen. Bijvoorbeeld,
wanneer men gaat vaststellen dat er bepaalde milieudelicten
aangegeven worden, geregistreerd worden, ook door politiemensen,
dan gaan ze ook niet onmiddellijk een proces-verbaal opmaken,
maar gaat men veeleer gerichte acties ondernemen om daar ook
gericht te kunnen optreden. Dat heet dan de efficiëntie van het
strafrecht waarbij men gaat uitrekenen wat het betekent wat men
inzet namens de gemeenschap om een bepaalde norm proberen te
handhaven en wat het resultaat daarvan is. Dan komt men tot de
bepaling van het strafbeleid wanneer men de efficiëntie van het
strafrecht daar gaat inpassen. Er zijn andere teksten die hier
binnenkort worden besproken, die over wereldproblemen gaan, waar
men dezelfde vraag eens zou moeten stellen naar de efficiëntie van
het strafrecht overigens.

De vraag is: is het wel efficiënt, wat we nu gaan doen? Daar zullen
we het dan over hebben als die teksten hier naar voren komen. Dat
is de reden van de registratie.
02.64
Jo Vandeurzen
(CD&V): Voorzitter, ik vind wel dat collega
Coveliers correct moet zijn. De registratie waarin in artikel 16 is
voorzien, is de anonieme registratie. Dat is niet de autonome
politieafhandeling waarbij het parket of de politieofficier een aantal
informaties bij zich heeft en een aantal onderzoeksdaden afwerkt om
dan het dossier aan het parket over te zenden. Het gaat er om dat hij
aan de procureur niet kan zeggen wie het feit heeft gepleegd. De
bedoeling was duidelijk: de ketting van de justitie, die begint met een
vaststelling die het openbaar ministerie moet toelaten om te
reageren, kan niet starten. In mijn ogen staat er in de wet niets
geschreven over het verbod om te vervolgen. Dat denk ik niet. Ik zal
die vraag met veel plezier straks nog eens aan collega Erdman
stellen.

Ik wil u nog eens vragen om verduidelijking. Ik stel die vraag ook aan
de minister van Volksgezondheid. In uw nieuw artikel, dat afwijkt van
artikel 40 van de politiewet, zegt u: "In afwijking van dat artikel wordt
in geval van de vaststelling van het bezit door een meerderjarige
enzovoort... slechts tot registratie door de politie overgegaan". U
zegt nu dat dit wil zeggen dat de politieagent niet moet verbaliseren.
Als hij niet moet, dan mag hij anoniem registreren. Dat had ik eens
graag geweten. Is dat de interpretatie die de minister van
Volksgezondheid daaraan geeft? Dan zie ik überhaupt het nut van
deze hele oefening niet in. Is het zo dat er volgens de minister van
Volksgezondheid staat dat, als een politieagent iemand betrapt met
een jointje, hij toch besluit dat hij een PV mag opstellen, ook al vindt
hij het een gebruikershoeveelheid? Hij moet geen PV maken, maar
hij mag er een maken. Is het dat, mijnheer Tavernier?
02.64
Jo Vandeurzen
(CD&V):
Les propos de M. Coveliers sont
incorrects. L'article 16 parle d'un
enregistrement anonyme. Sans
connaître l'identité du
consommateur, la justice ne peut
intervenir.

Le nouvel article 40 signifie-t-il
qu'un inspecteur de police ne doit
pas dresser de procès verbal,
mais qu'il peut le faire? Dans ce
cas, je ne vois pas l'utilité de cette
discussion.
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
27
02.65
Hugo Coveliers
(VLD): Dat is toch evident, mijnheer
Vandeurzen.
02.66
Jo Vandeurzen
(CD&V): Ik vraag dit aan de minister.
02.67
Hugo Coveliers
(VLD): Is deze vraag minder hoogstaand
omdat u ze aan mijnheer Tavernier stelt?
02.68 Minister
Jef Tavernier
: Ik denk dat het belangrijk is de tekst te
nemen zoals hij is. U moet die echt letterlijk nemen. Ik geloof dat er
staat: wordt overgegaan tot. Dan volg ik volledig de redenering van
de heer Coveliers. Wat is eigenlijk de bedoeling? Dat is dat als u via
registratie, het vaststellen en noteren van een aantal zaken merkt dat
een globaal probleem eventueel toeneemt, u gerichte acties kunt
doen, efficiënt, niet op basis van een papierberg, maar op basis van
registraties waarvan u maandelijks rapport opmaakt. Dat is de
bedoeling. Zo krijgt u een overzicht en gaat u als het nodig is tot
acties over. Ik volg dus volledig de redenering van de heer Coveliers.
02.68
Jef Tavernier
, ministre: Il
faut s'en tenir au libellé du texte. Il
stipule littéralement "il est procédé
à un enregistrement". Je suis donc
bien le raisonnement de M.
Coveliers. Nous voulons
combattre un problème global et
croissant de manière
systématique, par l'intermédiaire
d'enregistrements faisant l'objet
d'un rapport mensuel.
De
voorzitter
: Dit is een moeilijk debat. We moeten niet een debat in het debat houden. Ik vraag de
minister niet te antwoorden tot de sprekers gedaan hebben. Ik kan ook straks antwoorden na het debat. U
kunt geen debat in het debat houden met een spreker die telkens wordt onderbroken. Zo gaat dat niet, dat
weet u ook wel. De minister zal antwoorden en daarna heeft de Kamer een repliek. Mijnheer Vandeurzen,
voor de laatste keer en dan gaat de heer Coveliers besluiten.
02.69
Jo Vandeurzen
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, wat de
minister van Volksgezondheid zegt, is zeer belangrijk. De verklaring
van de heer Coveliers ging over de vaststelling van een
gebruikershoeveelheid bij meerderjarigen bij niet-problematisch
gebruik en geen overlast. De heer Tavernier zegt dat de tekst
volgens hem duidelijk is. Er mag geen proces-verbaal worden
gemaakt en er moet registratie zijn. De heer Coveliers zegt het
tegenovergestelde, namelijk er moet geen proces-verbaal zijn, het
mag er zijn. Dat zijn twee totaal verschillende interpretaties. Wat die
registratie betreft, mijnheer Tavernier, begrijp ik het totaal niet. Hoe
kan men nu een maand nadien zeggen dat het problematisch was en
verder moet worden onderzocht als men zelfs niet weet over...
02.69
Jo Vandeurzen
(CD&V):
Selon M. Tavernier, la police ne
peut dresser procès-verbal mais
doit enregistrer les faits, alors que,
selon M. Coveliers, procès-verbal
doit être dressé. Ces deux
interprétations sont totalement
contradictoires. Comment peut-on
déterminer après un mois si la
consommation de drogues est
problématique, si l'on ne dispose
pas des données relatives aux
consommateurs?
02.70
Hugo Coveliers
(VLD): Op het laatste punt hebt u de minister
verkeerd begrepen. Er is geen enkele politiedienst die zijn agenten
zomaar op straat stuurt om alles op te pakken waar ze proces-
verbaal van kunnen maken. Ik hoop dat althans. Er wordt toch wel
degelijk ­ denk ik ­ overlegd over wat er moet gebeuren en hoe dat
moet gebeuren op basis van analyses, wijkvergaderingen, de
criminaliteitsanalyse die daar gebeurt, krantenberichten en noem
maar op. Op basis daarvan gaat men zeggen wat nu precies de taak
is van een aantal politiemensen. Indien men dus tegen de
politiemensen gaat zeggen dat zij moeten focussen op drugbezit, zal
men hen zeggen dat, indien zij menen dat het daar niet onder valt, zij
het recht hebben om proces-verbaal op te stellen. Dat is hetzelfde
met iemand die verkeerd geparkeerd staat. Er zijn heel veel
politiemensen die dan ­ terecht of ten onrechte, daar zal ik mij niet
over uitspreken ­ besluiten om daarvoor geen proces-verbaal op te
stellen. Daar beslist de politieman ook zelf. Wanneer het zeer vaak
gebeurt dat op een bepaalde plaats dezelfde verkeershinder ontstaat,
02.70
Hugo Coveliers
(VLD): Au
sein d'un service de police, on se
concerte à propos des actions que
l'on souhaite entreprendre. On
n'envoie jamais un corps de police
dans les rues pour dresser procès-
verbal à propos de tous les faits
punissables. On ne peut interdire
à un officier de police de dresser
procès-verbal. La police ne dresse
pas procès-verbal à propos de
tous les stationnements interdits
mais n'interviendra que si les
mêmes infractions sont commises
à plusieurs reprises au même
endroit.
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
28
zal men wel gaan optreden. Mutatis mutandis kan men dat met dit
systeem vergelijken. Mijnheer de voorzitter, heren ministers, ik zou
nog eens...
02.71
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik ben
verrast door de stelling van collega Coveliers. In die zin is het zo dat
een politieambtenaar die een misdrijf vaststelt de keuze heeft om
een proces-verbaal op te maken of niet. Bijvoorbeeld naar aanleiding
van een verkeersovertreding kan de politiefunctionaris besluiten dat
het niet erg genoeg lijkt om een proces-verbaal op te stellen. Is dit
zo?
02.71
Tony Van Parys
(CD&V):
Votre position me surprend. Elle
équivaut à dire qu'un policier qui
constate une infraction a le choix
de dresser ou non procès-verbal?
02.72
Hugo Coveliers
(VLD): U weet even goed als ik, mijnheer
Van Parys, dat dit inderdaad een dagdagelijks gebruik is. Het kan
ook niet anders. Anders zal men geen enkele politiepatrouille nog
kunnen uitsturen in de stad omdat ze op alle hoeken moeten wachten
om een proces-verbaal op te stellen voor een auto die verkeerd
geparkeerd staat. Dat is precies één van de
opportuniteitsmogelijkheden en één van de bepalingen in het
strafbeleid, in het politiebeleid dat moet nageleefd worden. Anders
komt men tot politie die all crime fighters worden en niets meer
pakken. Dat is het probleem. Ik dacht dat we daar al lang van
afgestapt waren.
02.72
Hugo Coveliers
(VLD):
C'est la réalité, et il ne saurait en
être autrement. Dans le cas
contraire, on ne pourrait plus
envoyer de patrouilles dans nos
rues.
02.73
Tony Van Parys
(CD&V): Dit betekent dus een totaal nieuwe
stelling ten aanzien van het opportuniteitsbeginsel. Als deze stelling
juist is, betekent het dat de politie oordeelt over de opportuniteit van
het al dan niet opstellen van een proces-verbaal, hoewel op dit
ogenblik artikel 29 van het Wetboek van strafvordering het parket de
opportuniteit geeft om al dan niet te vervolgen maar niet aan de
politie om daaromtrent een opportuniteitsafweging te maken. Ik moet
u zeggen dat we op dit ogenblik werkelijk de principes volkomen
vergeten zijn. Collega Coveliers, ik heb u altijd geapprecieerd
omwille van uw kennis van de materie. Er kan toch geen discussie
zijn over het gegeven dat, wanneer de politiediensten een misdrijf
vaststellen, om het even welk misdrijf, zij proces-verbaal moeten
opmaken en dat het dan aan het parket is om de opportuniteit van
vervolging te overwegen. Als uw stelling juist is, dan zitten we in het
"politiesepot". Dan zal de politie kunnen oordelen in welke mate men
proces-verbaal opmaakt. Verontschuldig mij, maar dit is werkelijk
contra legem, dit is werkelijk tegen alle bepalingen die op dit ogenblik
van toepassing zijn. Ik begrijp dat het niet simpel is om uitgelegd te
krijgen wat de opdracht is van de politiediensten ten aanzien van
misdrijven met betrekking tot de drugsproblematiek, maar om nu van
daar uit gaan afleiden dat de politie de mogelijkheid zou hebben om
al dan niet proces-verbaal op te stellen... Ik vraag daar akte van het
in het verslag. Dan is de verwarring niet alleen totaal inzake de
drugsproblematiek, maar ook ten aanzien van het ganse
vervolgingsbeleid.

Deze regeling maakt het mogelijk dat ik in de toekomst kan pleiten
dat de politiediensten omwille van het even welke omstandigheid ten
onrechte proces-verbaal hebben opgemaakt.
02.73
Tony Van Parys
(CD&V):
Voilà une inteprétation inédite du
principe d'opportunité. Cette
matière est actuellement régie par
l'article 29 du Code pénal aux
termes duquel cette compétence
ressortit au parquet. La police est
tenue
de dresser procès-verbal
lorsqu'elle constate un délit. Dans
le cas contraire, elle aurait le
pouvoir de décider du classement
sans suite d'un dossier. La
confusion créée à propos de la
politique en matière de drogues
est à présent étendue à
l'ensemble de la politique des
poursuites.
02.74
Hugo Coveliers
(VLD): Helemaal niet.
02.75
Tony Van Parys
(CD&V): Inzake de drugproblematiek hebt u
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
29
de totale verwarring, de chaos gecreëerd. Omdat u in moeilijkheden
zit met de groenen en de socialisten komt men terug tot het
legaliteitsbeginsel. Artikel 29 bestaat of bestaat niet!
02.76
Annemie Van de Casteele
(VU&ID): Mijnheer de voorzitter,
ik wil opmerken dat het gehakketak onder de aanwezige juristen
weinig zoden aan de dijk brengt. Wat de mensen nodig hebben is
klare taal!
(Hilariteit bij CD&V)
02.76
Annemie Van de Casteele
(VU&ID): Ces querelles de juristes
n'apportent pas grand-chose.

Collega's van CD&V, ik wil verwijzen naar de rondzendbrief van de
heer Van Parys, op dat ogenblik minister van Justitie, over de
vereenvoudigde processen-verbaal. Ik citeer: "Deze vereenvoudigde
processen-verbaal zullen door de verbaliserende politiedienst worden
opgemaakt, geregistreerd, afgedrukt, opgeborgen en bewaard samen
met de eventuele bijlagen. Naargelang de hoeveelheid processen-
verbaal zal tweewekelijks of maandelijks een listing van al de
vereenvoudigde processen-verbaal aan het parket worden
verzonden". Mijnheer Van Parys, geef toe dat het evenmin uw
bedoeling was dat die allemaal opnieuw door het parket onder de
loep zouden worden genomen. In diezelfde nota stelt u dat het
contact met de politiedienst die verbaliseert ­ dat wordt nu die
registreert ­ moet worden beschouwd als een voldoende
waarschuwing en herinnering aan de norm voor de gebruiker. Of de
politieagent verbaliseert of registreert, voor de gewone man in de
straat is daar geen verschil tussen! Zelfs als de politie alleen maar
registreert, wordt hij herinnerd aan de norm. Daarover gaat het!
La circulaire de M. Van Parys a
instauré les procès-verbaux
simplifiés, qui n'ont pas non plus
été transmis aux parquets. Le
contact avec le service de police
verbalisant était censé faire peur
au consommateur. Lors du
contact avec la police, le fait qu'il
s'agisse de verbalisation ou
d'enregistrement fait-il la moindre
différence pour le consommateur?
02.77
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, het
verheugt me dat mevrouw Van de Casteele verwijst naar de
rondzendbrief omdat dit mij toelaat daarop in te gaan. De
rondzendbrief was de resultante van de besprekingen binnen de
werkgroep Drugs die in deze Kamer grondig heeft gefunctioneerd
tussen alle democratische fracties van het Parlement. De
rondzendbrief is heel duidelijk.
02.78
Annemie Van de Casteele
(VU&ID): Tijdens de hoorzittingen
werd meermaals gewezen op de onduidelijkheid en de verschillende
interpretaties van die omzendbrief.
02.79
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, als u mij
even toestaat om de rondzendbrief te citeren ... Het zou misschien
niet slecht zijn ten minste te proberen naar mekaar te luisteren. In dit
Parlement is dat natuurlijk niet eenvoudig.

In de rondzendbrief staat dat, wanneer men een vaststelling doet van
eenvoudig gebruik, de verbalisanten een vereenvoudigd proces-
verbaal moeten opmaken. Dat is een fundamenteel verschil ten
opzichte van de nieuwe regeling. Bij eenvoudig gebruik of bij
vaststelling van gebruik van cannabis voor eigen gebruik moet een
vereenvoudigd proces-verbaal worden opgemaakt. Wat gebeurt er
met deze vereenvoudigde processen-verbaal? Deze worden
maandelijks overgezonden aan het parket. Waarom worden deze
maandelijks overgezonden aan het parket? Omdat op basis van deze
registratie kan worden nagegaan in welke mate er inderdaad sprake
is van problematisch gebruik of niet. Op dit ogenblik, in de nieuwe
situatie, wordt geen enkel proces-verbaal opgemaakt. Hoe zou het
parket dan kunnen in staat zijn geregeld of regelmatig gebruik vast te
02.79
Tony Van Parys
(CD&V):
La circulaire fut l'aboutissement
des travaux du groupe de travail
sur les drogues et elle est claire:
lors de la constatation d'une
simple consommation, un procès-
verbal simplifié
doit
être rédigé.
Ces procès-verbaux simplifiés
sont transmis mensuellement au
parquet qui, sur la base de ceux-
ci, peut vérifier dans quelle
mesure il y a consommation
problématique. Le procès-verbal
simplifié constituait une
confrontation avec la norme et un
avertissement. La ligne était
clairement tracée.
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
30
stellen? Dit was de heel klare lijn. Mevrouw Van de Casteele, dit
vereenvoudigd proces-verbaal was inderdaad de enige juiste weg,
zoals u ook hebt geciteerd.

Als u niet wilt luisteren, kunnen we natuurlijk nooit tot een valabele
discussie over deze problematiek komen.

Wat was de bedoeling van dit vereenvoudigd proces-verbaal? Het
staat in de rondzendbrief en u hebt het geciteerd. De bedoeling was
een confrontatie met de norm en een waarschuwing, omdat wij
althans ervan uitgaan dat geen enkele vaststelling zonder reactie kan
blijven. Bij de vaststelling van een eenvoudig gebruik was het zeer
duidelijk dat de verbalisant degene die de inbreuk had gepleegd,
moest wijzen op het feit dat dit niet kon. Dat is de fundamentele
wijziging met wat nu in de wet staat. Nu staat er dat wij niet reageren
en dat het eigenlijk geen kwaad kan en dat men mag voortdoen.

Confrontatie, waarschuwing, herinnering aan de norm. Omdat er een
registratie was die maandelijks aan het parket werd overgezonden,
kon het parket nadien het herhaalde gebruik vaststellen op basis van
de geïndividualiseerde registratie in de vereenvoudigde processen-
verbaal en konden dan respectievelijk de hulpverlening en het parket
het vervolgingsbeleid instellen. Dit was de lijn van de rondzendbrief
die, mevrouw Van de Casteele, het resultaat was van de bespreking
in de werkgroep Drugs waarmee ook de partij waartoe u toen
behoorde, volledig akkoord ging. De lijn was dus bijzonder duidelijk
en verschilde van het huidige gegeven in de zin dat de reactie was
verzekerd en dat er altijd een gepersonaliseerd proces-verbaal moest
worden opgemaakt. Thans is dat helemaal niet meer het geval.

De
voorzitter
: Ik moet u eraan herinneren dat de heer Coveliers aan het woord is. Hij is onderbroken
geworden en er is een discussie geweest tussen de minister en collega's, die weliswaar over belangrijke
zaken ging. Op de duur zal men zich echter bij de dienst van het Integraal Verslag afvragen wat de heer
Coveliers gedurende die tijd op het spreekgestoelte deed.

De heer Coveliers heeft het woord.
02.80
Hugo Coveliers
(VLD): Mijnheer de voorzitter, als iemand
zich dat afvraagt, wil ik nu duidelijk voor het verslag bepalen dat ik
de discussie stimuleerde. Ik heb ervoor gezorgd dat de discussie
loskwam.

Ik zou twee elementen willen antwoorden op wat collega Van Parys
gezegd heeft en dan rond ik af. De theoretische benadering over het
politiewerk die hij naar voren heeft gebracht, kan natuurlijk de toets
van de realiteit niet doorstaan. In geen enkele politieorganisatie kan
men van politiemensen verwachten dat ze alle misdrijven ­ ik leg de
nadruk op het woord misdrijven, want zo is het gezegd ­ zouden
verbaliseren en doorgeven. Zoals er voor het openbaar ministerie
een opportuniteitsbeginsel is, spiegelt zich dat ook af op de
politiediensten. Dat is precies de reden, collega Van Parys, waarom
er niet alleen een interne controle is op de politie, maar ook een
externe controle. Dat is precies om na te gaan en ervoor te zorgen
dat dit niet afglijdt.

Ten tweede, er is inderdaad een onderscheid. Dat is juist en ik wil dat
op uw credit schrijven. U hoeft nu niet zo belachelijk te doen, want ik
vond het net een interessante opmerking. Uw lichaamstaal zoals de
02.80
Hugo Coveliers
(VLD):
L'approche théorique préconisée
par M. Van Parys n'est pas
correcte. On ne peut attendre de
la police qu'elle dresse procès-
verbal pour l'ensemble des délits.
C'est d'ailleurs la raison pour
laquelle la police est soumise à un
contrôle tant interne qu'externe.

Le procès-verbal abrégé s'est
révélé inopérant. Les parquets
n'en tenaient pas compte. C'est
l'option qui est également prise ici.
L'enregistrement constitue une
réaction suffisante de la société.
Un
case manager
peut situer la
répression dans une juste
perspective. La peine de prison
est l'option ultime, après la
médiation et les systèmes
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
31
heer De Crem mij zegt, ontgoochelt mij nu geweldig, want die
spreekt een onbegrip uit dat ik van u niet had verwacht en dat niet
overeenstemt met uw normale reacties.

Er is inderdaad een onderscheid tussen het verkort proces-verbaal,
zoals dat in de rondzendbrief staat van de regering van voor 1999,
en de registratie vanaf dit ogenblik. Ik wil erop wijzen dat de
algemene reactie in de kranten toen ook ongeveer identiek waren.
Men zei toen ook dat het verkort proces-verbaal op niets trekt.

Wat is gebleken? Inderdaad vloeit daar niet veel uit voort. Die lijsten
van verkorte processen-verbaal kwamen inderdaad toe op de
parketten en deze legden die opzij, wellicht terecht, in het kader van
het opportuniteitsbeginsel. In het gunstigste geval zetten ze die
zaken op fiches om na een tijd te kunnen zien of die personen iets te
zien hebben gehad met cannabis als ze hen nog eens tegenkomen in
een zaak. Dat is een optie die nu genomen is. Het principe is dat
drugs verboden zijn. Er is een kleine uitzondering, met name al die
zaken. Wanneer iemand dat risico neemt, dan is het aan de
verbalisant om eventueel te zeggen dat hij registreert. Dat kan in de
gevallen waarbij er geen overlast is, waarbij er geen minderjarigen
zijn, waarbij er geen problematisch gebruik is. Wij menen dat de
registratie als antwoord van de maatschappij daarop voldoende is. Er
kan gereageerd worden, onder meer via het systeem van de justitiële
case-manager. In dat systeem wordt ervoor gezorgd dat die repressie
in een juist perspectief wordt gezien.

Ook na uw rondzendbrief is geschreven dat de gevangenis de
ultimum remedium is en daarmee zijn we het ­ dat denk ik toch ­
allemaal eens. Immers, ook de gevangenis is meestal niet drugsvrij.
Dat geldt trouwens voor heel Europa. We moeten daarom via een
aantal bemiddelingssystemen of via een aantal hulpsystemen
trachten dat te verhelpen. Dat is het verschil tussen uw rondzendbrief
en hetgeen nu in die drie elementen wordt beslist. Toen werd een
naam vermeld en nu is er slechts een registratie van plaats en
ruimte, waarvan men later eventueel kan gebruikmaken voor
gerichte acties, mocht dat nodig blijken. Ik herhaal dat het gaat over
niet-problematisch gebruik, waarbij geen minderjarigen aanwezig zijn
en waarbij geen overlast wordt veroorzaakt. In het andere geval volgt
er wel een proces-verbaal.

Ik wil afronden met mijn interveniënten te danken. Door hen werd
mijn betoog veel meer gestoffeerd dan ik mij aanvankelijk had
voorgenomen. Niets is zo erg als te staan praten zonder dat iemand
de indruk geeft dat het hem interesseert.

Samenvattend zou ik willen zeggen dat het feit dat wij als liberalen
met deze tekst akkoord gaan, niet zomaar uit de lucht is gegrepen.
Wij hebben dat gedaan vanuit onze visie op basiswaarden, die ons
zeker niet zijn opgedrongen door het hiernamaals, mijnheer Leterme.
Dat is al één voordeel.

(...)

Dat was in uw tijd zo met de PS, maar bij ons is dat zo niet meer. Wij
hebben een liberale visie, waarin wij zeggen dat wij een zo groot
mogelijke vrijheid moeten creëren. Precies om die vrijheid te
creëren, moeten wij zorgen dat die niet wordt gehypothekeerd door
d'accompagnement. Voilà en quoi
le texte à l'examen diffère de la
circulaire de M. Van Parys.

Les libéraux sont favorables à
l'adoption du texte à l'examen,
partant du principe qu'une liberté
maximale doit être garantie. Cette
liberté ne peut être menacée par
la liberté d'autrui. Seuls les
citoyens qui participent d'une
manière autonome à la société,
en assument les conséquences et
en prennent la responsabilité
jouissent effectivement de cette
liberté. Celui qui fait usage de
cette petite exception au principe
de l'interdiction de la
consommation de drogues doit
assumer lui-même les
conséquences du risque qu'il
prend.
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
32
misbruik van de vrijheid van anderen.

Het gaat hier over burgers die kunnen deelnemen aan de
gemeenschap, vandaar de reserves die moeten worden gemaakt
voor minderjarigen en voor bepaalde gehandicapten. De anderen
nemen deel aan de gemeenschap met het besef van een aantal
risico's, waarvan een gedeelte door de gemeenschap gedekt wordt,
maar ook een aantal niet. Dit willen wij duidelijk als boodschap
overbrengen. Degene die meent van die kleine uitzondering te
moeten gebruikmaken, neemt zelf dat risico en moet zelf voor de
gevolgen opdraaien. In die optiek keuren wij deze wet goed.
02.81
Annemie Van de Casteele
(VU&ID): Mijnheer de voorzitter,
ik zou één zaak willen rechtzetten. Als de heer Van Parys zegt dat ik
in de vorige legislatuur de toenmalige drugsnota mee heb
goedgekeurd, dan klopt dat. Ik wil evenwel duidelijk maken dat wij de
omzendbrief van de minister toen niet hebben goedgekeurd. Wij
hebben toen wel gezegd dat het niet problematisch gebruik van
cannabis de laagste prioriteit moest krijgen, maar de invulling
daarvan via de omzendbrief was een uitvoering in hoofde van de
toenmalige minister.

In mijn interpretatie is, beste collega's, hetgeen de huidige regering
doet even goed een uitvoering van de richtlijnen of van de conclusies
en aanbevelingen die wij toen hebben gedaan. Als u objectief bent
zal u moeten vaststellen dat dit niet zo ver uit elkaar ligt en dat wij na
een evaluatie van de huidige regeling, een aantal bijsturingen doen,
conform met wat we toen hebben afgesproken. Niemand van ons
heeft de waarheid in pacht. Wij hebben toen naar een gulden
middenweg gezocht. Ik vind dat dit even goed de gulden middenweg
blijft.
02.81
Annemie Van de Casteele
(VU&ID): Au cours de la
précédente législature, j'ai
approuvé la note sur les drogues
mais pas la circulaire du ministre.
Ce que fait l'actuel gouvernement,
c'est également mettre en oeuvre
les conclusions et les
recommandations de la
commission.
02.82
De voorzitter:
Nu heel kort de heer Van Parys en dan de heer
Bacquelaine. U, mijnheer Van Parys, hebt vier sprekers. Ik weet wel
dat het iets is waarbij u persoonlijk verantwoordelijk bent geweest,
weliswaar in de omstandigheden die u hebt toegelicht. Gelieve het
desondanks heel kort te houden. Daarna komt de heer Bacquelaine
aan het woord. Iedereen die het woord komt vragen heeft het recht te
spreken.
Dit is een debat. Dit is helemaal geen doofpotoperatie. Hier zijn
internetcamera's, journalisten en er is het integraal verslag. Wat ik
zeg staat erop, wat u zegt ook, mijnheer Van Parys. Korte repliek aan
mevrouw Van de Casteele en dan mijnheer Bacquelaine.
02.83
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, het gaat
hier helemaal niet over in het hart kijken of niet. Het gaat over
hetgeen in de teksten staat. Ik wil nog eens heel duidelijk aanduiden
wat het verschil is tussen de regeling in de omzendbrief die een
resultante was van de werkgroep die in de vorige legislatuur bestaan
heeft en de huidige regeling. Het verschil is dat wanneer er een
vaststelling is van eenvoudig gebruik, op dat ogenblik de
politiediensten een vereenvoudigd proces-verbaal moesten opstellen.
Deze vereenvoudigde processen-verbaal maakten onder meer de
identiteit op van diegene die de overtreding beging. Deze
vereenvoudigde processen-verbaal werden maandelijks aan het
parket overgemaakt dat op dat ogenblik oordeelde over de
vervolging.
02.83
Tony Van Parys
(CD&V):Il
s'agit de la teneur des textes. Je
le répète, ma circulaire obligeait,
dans tous les cas, la police à
établir un procès-verbal simplifié
qui était envoyé au parquet. Ce
dernier se prononçait alors sur la
nécessité d'entamer
des
poursuites. La loi actuelle ne
prévoit pas de procès-verbal ni
d'enregistrement de l'identité de
sorte qu'il devient impossible de
constater l'usage répété. Par le
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
33

De huidige situatie is dat bij vaststelling van eenvoudig gebruik geen
enkel proces-verbaal opgemaakt wordt, dat er geen enkele registratie
van de identiteit is zodat het ook onmogelijk wordt om later een
herhaaldelijk gebruik vast te stellen. Dat is het fundamentele
verschil.

In het zo verfoeide verleden waar men aan meegewerkt heeft ­ iets
dat men op dit ogenblik moeilijk kan toegeven ­ gaf elk gebruik
aanleiding tot een reactie. Het is natuurlijk niet min dat ten aanzien
van diegenen die een overtreding begaan, de verbalisant de
waarschuwing geeft en een beroep doet op de norm om te zeggen
dat dit niet kan, dat dit strafbaar is en dat dit de geverbaliseerde
nadeel zal berokkenen. Op die manier kon er ook bij een nieuwe
overtreding een vervolging of een beroep op de hulpverlening
georganiseerd worden. Dit is heel concreet wat in de omzendbrief
stond en waar alle democratische partijen in de vorige legislatuur
mee akkoord waren.

Nu doet men hier afstand van. Dat men dan de gevolgen draagt van
de houding die men aanneemt. Nu is het zo dat men die registratie
nominatim niet meer doet en dat op die manier zelfs het herhaaldelijk
gebruik niet meer kan vastgesteld worden.
passé, toute consommation
donnait lieu à une réaction.
02.84
De voorzitter:
U hebt uw standpunt heel duidelijk naar voor
gebracht. Het woord is nu aan de heer Bacquelaine.
02.85
Daniel Bacquelaine
(MR): Monsieur le président, messieurs
les ministres, chers collègues, après avoir entendu, à plusieurs
reprises, l'argumentation longuement développée par certains, je
crois que bon nombre d'entre nous se sont interrogés sur la portée
exacte du texte qui nous est soumis.

Finalement, la question posée est de savoir ce que sera, à l'avenir, la
politique des poursuites en matière de détention de cannabis. On
néglige un peu les autres aspects de la politique fédérale en matière
de drogue. C'est sur la seule question de la politique des poursuites
en matière de cannabis que se sont focalisés les travaux de la
commission. Telle était bien entendu la volonté de l'opposition: faire
fi de toutes les décisions prises en matière de prévention et
d'assistance et, en quelque sorte, donner l'impression aux citoyens
que le gouvernement actuel fait preuve d'une véritable politique de
tolérance.

Ce discours correspond-il réellement aux intentions du
gouvernement? Honnêtement, je ne le pense pas. S'agit-il d'une
rupture par rapport à la directive de 1998 ­ c'est tout le débat que
j'entends cet après midi ­ prise par les deux ministres précédents de
la Justice? Je ne le pense pas non plus. Nous sommes dans la
poursuite des conclusions du groupe de travail sur la drogue.
02.85
Daniel Bacquelaine
(MR):
De herhaalde opmerkingen van de
oppositie hebben enkel tot doel
het debat tot de kwestie van het
vervolgingsbeleid met betrekking
tot het bezit van cannabis te
beperken. Zodoende, namelijk
door bewust de overige aspecten
van de federale drugsnota ­ en
meer bepaald het beleid inzake
preventie en bijstand ­ te
negeren, wekken zij bij de burger
de indruk dat de huidige regering
blijk geeft van laksheid en een
echt gedoogbeleid invoert. Ik vind
integendeel dat de
regeringsintenties in het verlengde
liggen van de richtlijn van 1998
die door twee christen-
democratische ministers van
Justitie werd uitgevaardigd. Wij
betreuren bepaalde ongelukkige
verklaringen.
02.86
Tony Van Parys
(CD&V): (...).
02.87
Daniel Bacquelaine
(MR): J'ai parfaitement entendu ce que
vous avez dit. Je vous invite cependant à un peu de tolérance. Ce
n'est pas parce que vous dites quelques chose que vous avez
forcément raison.
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
34
02.88
Tony Van Parys
(CD&V): (...)
02.89
Daniel Bacquelaine
(MR): Je vais y revenir en détail.

Je comprends que cela vous ennuie, mais que prévoit le triptyque
proposé par le gouvernement?

Nous pouvons regretter que des écologistes dont l'ancien ministre de
la Santé, Mme Aelvoet, aient fait des déclarations malheureuses.
Certaines de ses déclarations ont semé la confusion dans l'esprit du
public par rapport à la politique mise en oeuvre par le gouvernement.

Actuellement, M. Tavernier réoriente les choses, en collaboration
avec le ministre de la Justice, pour lever cette ambiguïté.

Dans le cadre de la philosophie de la note de politique fédérale en
matière de drogue, le message fondamental que le gouvernement a
voulu mettre en oeuvre et transmettre est sans équivoque. Toutes les
drogues, qu'elles soient légales ou illégales, sont des substances
dangereuses. Leur consommation est à éviter car elles comportent,
intrinsèquement, des risques. Le cannabis, au même titre que l'alcool
et le tabac, n'est pas un produit inoffensif.

En ce qui concerne la détention de cannabis, il convient, me semble-
t-il, de remettre les pendules à l'heure. Je le répète, l'ancienne
ministre de la Santé publique avait clamé, parfois haut et fort, qu'il
s'agissait d'une véritable dépénalisation de la détention de cannabis.
Elle a même appelé à une certaine "jouissance générale" en la
matière. Je me souviens de cette expression. Or, j'estime que la
décision prise par le gouvernement s'avère beaucoup plus nuancée.

La détention de cannabis reste une infraction. En revanche, des
aménagements et des précisions ont été apportés à la politique des
poursuites. Le projet du gouvernement prévoit un nouveau type de
peine. Celle-ci sera plus légère, applicable à l'importation, à la
fabrication, au transport, à l'acquisition, à la détention de cannabis ou
à la culture de plants de cannabis en vue de sa consommation
personnelle. La détention de cannabis reste donc une infraction,
même si cette détention n'a lieu qu'en vue d'une consommation
personnelle.

Venons-en à la démarche à suivre par les policiers. Si un policier
surprend une personne détenant une quantité de cannabis, il doit
vérifier si cette quantité détenue est destinée à une consommation
personnelle ou non. A ce stade, un critère opérationnel a été défini.
Le projet de directive définit ce que l'on entend par "détention pour
consommation personnelle". Sera considérée comme une détention
de cannabis pour consommation personnelle, la détention d'une
quantité ne pouvant être consommée qu'en une seule fois ou, au
maximum, en 24 heures.

Par contre, la directive précédente permettait d'avoir, selon M. Van
Parys, la quantité de cannabis que l'on voulait. Dans votre procédure
de procès-verbal simplifié, aucun critère n'était défini en matière de
quantité. Il était même possible de faire du trafic en dehors de sa
propre consommation. Les policiers pouvaient faire un procès-verbal
simplifié dans des conditions extrêmement laxistes.
02.89
Daniel Bacquelaine
(MR):
Van sommige groenen en
inzonderheid van mevrouw
Aelvoet. Die verklaringen hebben
immers een zekere verwarring
gezaaid. Gelukkig heeft de heer
Tavernier een en ander
rechtgezet.

De regering heeft op
ondubbelzinnige wijze bevestigd
dat alle drugs gevaarlijke stoffen
zijn waarvan de inname een
gevaar inhoudt.

Bezit van cannabis blijft wel
degelijk strafbaar ook al werden
wijzigingen en verduidelijkingen
aangebracht aan het
vervolgingsbeleid wat betreft de
invoer, de vervaardiging, het
vervoer, het aanschaffen, het
bezit of de teelt van
cannabisplanten voor persoonlijk
gebruik.

De politiebeambte zal voortaan
moeten nagaan of de hoeveelheid
die men in zijn bezit heeft wel
degelijk bestemd is voor eigen
gebruik, zoals omschreven in de
ontwerprichtlijn, dit wil zeggen een
hoeveelheid voor eenmalig
gebruik of die in een tijdspanne
van maximum 24 uur kan worden
gebruikt. Dit operationeel criterium
zal bijdragen tot een uniformering
van het vervolgingsbeleid.
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
35

On pourrait discourir longtemps pour savoir quelle directive sera la
plus sévère ou la plus laxiste en la matière. Le gouvernement ayant
pris une décision en fonction d'une certaine méthode, vous avez
maintenant décidé de considérer votre directive comme différente,
plus précise, moins laxiste.
02.90
Tony Van Parys
(CD&V): Monsieur le président, je donnerai
l'explication en néerlandais. J'ai une grande confiance en la
traduction qui est toujours excellente. Vous écoutez en néerlandais,
monsieur Bacquelaine?

Mijnheer de voorzitter, collega's, heren ministers, het debat dat we
op dit ogenblik voeren is enorm belangrijk omdat op basis van deze
besprekingen de wet zal worden uitgelegd. Op basis van dit debat
zullen onze politiemensen moeten nagaan wat hun precieze opdracht
is ten aanzien van vaststellingen die te maken hebben met de
drugproblematiek. Ik herhaal dat dit debat van het grootste belang is
omdat op basis van deze voorbereidende teksten waaraan we op dit
ogenblik werken, de politiemensen weten wat hun te doen staat. Dit
is een bijzonder belangrijk gegeven ten aanzien van de hele
drugsproblematiek.

We stellen nu vast dat de fractievoorzitter van de VLD stelt dat de
politiediensten ten aanzien van bepaalde vaststellingen die
betrekking hebben op drugsgebruik geen enkel initiatief moeten
nemen en dat zij de opportuniteit hebben te doen wat ze willen doen.
De heer Bacquelaine daarentegen stelt dat de politiemensen het
initiatief moeten nemen en bij vaststelling van een misdrijf een
proces-verbaal opstellen. Dat zijn twee stellingen die lijnrecht
tegenover mekaar staan. Stel u de situatie voor van een modale
agent in Antwerpen, Gent, Brakel of het Waalse landsgedeelte die
met deze problematiek te maken krijgt nadat de wet, het besluit en
de rondzendbrief tot stand zijn gekomen. De agent weet dat de ene
politicus stelt dat er proces-verbaal moet worden opgemaakt en de
andere politicus hem daarin volledig vrij laat. Welke lijn moet hij
volgen? Dit is de uitdaging van het debat.

Mijnheer de minister van Justitie, ik wil u een aantal vragen
voorleggen. Ten eerste, heeft in de globaliteit een politieambtenaar...
02.90
Tony Van Parys
(CD&V):
Le débat que nous menons
maintenant fait partie intégrante
des travaux préparatoires de la
nouvelle législation et, par
conséquent, il nous servira de fil
rouge pour interpréter la loi, par
exemple si la mission précise de
la police appelle des questions.
Aussi importe-t-il de ne pas en
sous-estimer l'importance.
Cependant, l'incohérence
prédomine. Tout à l'heure, nous
avons entendu M. Coveliers nous
dire que, pour certains délits, la
police n'est pas obligée de
procéder à une constatation
formelle et peut choisir la suite
qu'elle souhaite réserver aux faits.
Mais M. Bacquelaine vient de dire
que la police est au contraire
tenue de prendre une initiative et
est même obligée de dresser
procès-verbal. Dans ces
conditions, jamais la police ne
pourra appliquer une directive
claire. C'est la raison pour
laquelle, d'une part, j'appelle de
mes voeux une intervention du
gouvernement et, d'autre part, je
voudrais poser au ministre de la
Justice quelques questions
concrètes.
De
voorzitter
: Mijnheer Van Parys, het is altijd zo geweest dat de
minister antwoordt aan het einde van het debat. U hebt daarna de
gelegenheid tot repliek. Anders gaat het niet. Uw vragen zijn
genoteerd.
Le
président
: Comme toujours, le
ministre répondra à la fin du débat
et les orateurs pourront lui
répliquer ensuite.
02.91
Tony Van Parys
(CD&V): Neen, mijnheer de voorzitter, ik
vraag de minister heel duidelijk ...
De
voorzitter
: Mijnheer Van Parys, u bent minister geweest. De minister antwoordt op het einde van het
debat. Ik zal erover waken dat de ministers een volledig antwoord geven.
02.92
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, in dit debat
moet de minister van Justitie antwoorden op ...
02.92
Tony Van Parys
(CD&V):
Je voudrais obtenir dès
maintenant une réponse du
ministre à certaines de mes
questions.
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
36
De
voorzitter
: Hij zal straks antwoorden.
02.93
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb mijn
vraag nog niet gesteld. Hoe kan de minister straks antwoorden als hij
niet eens mijn vraag gehoord heeft!
02.94
Daniel Bacquelaine
(MR): Monsieur le président, je continue
puisque monsieur Van Parys fait semblant de ne pas comprendre.
02.94
Daniel Bacquelaine
(MR):
Met uw procedure van
vereenvoudigde pv dreigt men in
laksheid te vervallen.
De
voorzitter
: Mijnheer Van Parys, u hebt het woord niet.
02.95
Daniel Bacquelaine
(MR): Un peu de tolérance!!
De
voorzitter
: Mijnheer Van Parys, u zult u inschrijven voor het debat. Ik schrijf u in! U bent als spreker
ingeschreven op het einde van het debat.
02.96
Daniel Bacquelaine
(MR): Malgré cette tentative
d'obstruction, je reprends le fil de mon intervention.

Si un policier surprend une personne qui détient une quantité de
cannabis, il vérifiera si la quantité est destinée à une consommation
personnelle. À ce stade, on définit un critère opérationnel. Le projet
de directive définit ce qu'on entend par "détention pour
consommation personnelle". Sera considérée comme détention de
cannabis pour consommation personnelle la détention d'une quantité
qui ne peut être consommée qu'en une seule fois ou au maximum en
24 heures. C'est un critère essentiel car il contribuera à
l'uniformisation de la politique des poursuites. Si la détention de
cannabis en vue d'une consommation personnelle ne s'accompagne
d'aucune consommation problématique ni d'aucune nuisance
publique, la police procédera alors à une simple constatation. La
constatation de l'infraction...(
Interruption de M. Van Parys)
J'y viens, monsieur Van Parys. Un peu de tolérance tout de même!
02.96
Daniel Bacquelaine
(MR):
Als het bezit van cannabis voor
persoonlijk gebruik niet gepaard
gaat met een problematisch
gebruik of openbare overlast, zal
de politie overgaan tot een
eenvoudige vaststelling die wordt
opgetekend in het
inlichtingenboekje van de agent.
Hij zal deze informatie anoniem
inbrengen in het
informaticasysteem van de politie.
Een samenvattend anoniem
rapport zal maandelijks aan het
parket worden overgemaakt
(Nieuwe onderbrekingen door de
heer Van Parys).
Le
président
: Laissez-le parler: il vous le dira.
02.97
Daniel Bacquelaine
(MR): Je suis en train d'expliquer. Vous
êtes l'exemple même de l'intolérance! La constatation de l'infraction
sera alors notée dans le carnet de renseignements, ce qu'on appelle
la "main courante" du policier, qui transférera ensuite cette
information dans le système informatique de la police de manière
anonyme. Un rapport récapitulatif anonyme sera envoyé
mensuellement au parquet.

Par contre, si cette détention de cannabis en vue d'une
consommation personnelle s'accompagne effectivement d'une
consommation problématique ou de nuisance sociale ou, par
exemple, de circonstance aggravante telle que la consommation en
présence de mineurs...(
Diverses interruptions
)
02.97
Daniel Bacquelaine
(MR):
Mijnheer Van Parys, u is een
incarnatie van
onverdraagzaamheid. U heeft
echt een probleem. Ik verzoek u
om enige ernst.
De
voorzitter
: Als iedereen hier onderbroken zou worden die gekke dingen zegt, dan moet u dikwijls
onderbreken. U bent ingeschreven en kunt straks spreken.
02.98
Daniel Bacquelaine
(MR): Je demande un peu de calme, de 02.98
Daniel Bacquelaine
(MR):
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
37
réserve, de sérénité. Il n'y a pas lieu de dépasser les bornes du self -
control en la matière. C'est un peu comme pour la consommation de
cannabis, il faut garder une possibilité de gérer sa propre émotion, sa
propre réflexion!

Je répète donc. Si la détention de cannabis en vue d'une
consommation personnelle s'accompagne effectivement d'une
consommation problématique ­ qui va être définie ­ ou d'une
nuisance publique ­ qui va être définie également, ce qui n'était pas
le cas avant ­ ou de circonstances aggravantes, notamment la
consommation en présence de mineurs, la police dressera alors un
procès-verbal ordinaire qu'elle transmettra au ministère public. A ce
stade, le gouvernement a fait preuve d'un souci de clarification, en
donnant une définition aussi précise que possible de deux notions-
clés qui sont la consommation problématique et la nuisance
publique.

La notion de consommation problématique recouvre la
consommation qui ne permet plus au consommateur de contrôler sa
consommation, ce qui se manifeste par des symptômes notamment
psychiques ou physiques. La notion de nuisance publique renvoie de
manière générale à l'article 135 de la nouvelle loi communale. Cette
notion vise les formes de dérangements graves de l'ordre public qui,
normalement, n'entrent pas dans le champ d'application de la loi
pénale. Les exemples les plus couramment cités sont les nuisances
sonores, le tapage, l'agressivité verbale, le fait d'importuner les
autres en public ou encore d'uriner en public ­ c'est un des exemples
repris dans cet article 135. Mais est également considérée comme
nuisance publique la détention de cannabis dans un établissement
pénitentiaire, dans les locaux d'un service social ou d'un
établissement scolaire, ainsi que dans leur voisinage immédiat ou
dans d'autres lieux fréquentés par des mineurs d'âge, à des fins
scolaires, sportives ou sociales.

Lorsque le parquet sera saisi, il pourra orienter l'intéressé vers ce
que l'on appelle le "case manager justice" dont le rôle consistera à
assurer, à partir de la Maison de justice, le suivi de la problématique
des drogues et des toxicomanies, ainsi que de la coopération avec le
secteur de l'assistance. Ce "case manager justice" s'adressera à un
conseiller thérapeutique qui sera chargé, pour sa part, de rendre un
avis. En fonction de la nature, de la combinaison et de la gravité des
faits ainsi que de la personnalité de l'intéressé et de l'avis du
conseiller thérapeutique, le magistrat du parquet prendra les mesures
qu'il estime adaptées. Dans la mesure du possible, le détenteur de
cannabis, souffrant d'une consommation problématique, sera orienté
vers le secteur de l'assistance.

Ces mesures peuvent être de plusieurs types: le classement sans
suite après renvoi vers un service spécialisé d'assistance, la
probation prétorienne, l'extinction de l'action publique après paiement
d'une somme d'argent ou encore la médiation pénale.

Bien entendu, les options du gouvernement que je viens d'exposer
ne concernent que les majeurs. Pour ce qui concerne les mineurs
d'âge, rien ne change. Si on appréhende un mineur d'âge en
consommation ou en possession de cannabis, des mesures d'aide et
de protection pourront être prises à son encontre. Les infractions
commises par les mineurs d'âge restent de la compétence du tribunal
Als het bezit van cannabis voor
persoonlijk gebruik gepaard gaat
met een problematisch gebruik,
openbare overlast of verzwarende
omstandigheden, zal de politie
een gewoon PV opstellen dat ze
vervolgens overmaakt aan het
openbaar ministerie. Het begrip
problematisch gebruik slaat op het
gebruik waarbij de gebruiker niet
meer in staat is zichzelf in de
hand te houden en dat tot uiting
komt in bepaalde psychische en
fysieke symptomen. Het begrip
openbare overlast verwijst
algemeen gesproken naar artikel
135 van de nieuwe gemeentewet.
Wanneer de zaak bij het parket
aanhangig is gemaakt, kan het de
betrokkene verwijzen naar de
"case-manager justitie" die instaat
voor de follow-up van de
drugsproblematiek en voor de
samenwerking met de
hulpverlening. Deze
mogelijkheden betreffen alleen de
meerderjarigen; voor de
minderjarigen verandert er niets
en voor de misdrijven die zij
plegen blijft de jeugdrechtbank
bevoegd. De huidige regering
heeft zich dus niet aan laksheid
schuldig gemaakt. Zij heeft
besloten het strafrechtelijk beleid
dat sedert de richtlijn van 1998
werd gevoerd te herzien, omdat
die was uitgemond in een
willekeurige repressie van het
drugbezit. Die richtlijn gaf de
politiediensten en parketten een al
te grote
beoordelingsbevoegdheid. Voor
de bepaling van het begrip 'bezit
met het oog op individueel
gebruik', liepen de door de
politiediensten en parketten
aangewende criteria van
arrondissement tot
arrondissement sterk uiteen. Zo
schommelden de aangewende
criteria voor de hoeveelheid
cannabis tussen 5 en 50 gram.
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
38
de la jeunesse. Le ministre de l'Enseignement secondaire en
Communauté française a d'ailleurs rappelé, justement et fermement,
que la drogue n'a pas sa place à l'école et que les mesures de
sécurité doivent être renforcées.

La politique défendue par le gouvernement est-elle résolument ­ le
débat porte bien là-dessus me semble-t-il ­ en rupture avec la
politique menée précédemment et avec la directive précédente? En
d'autres termes, le gouvernement s'est-il engagé dans la voie du
laxisme? A nouveau, je ne le pense pas. Pour quelles raisons le
gouvernement a-t-il décidé de revoir la politique criminelle menée
par la directive de 1998? Pour quelles raisons le parlement s'apprête-
t-il à revoir cette politique criminelle? Paradoxalement ­ il faut bien
le dire ­, cette directive, plutôt que d'assurer une certaine
harmonisation au niveau des arrondissements judiciaires, a abouti à
une répression non uniforme de la détention de drogues et plus
particulièrement de cannabis.

La directive de 1998 était extrêmement vague quant à la description
des différentes catégories et laissait ainsi un trop grand pouvoir
d'appréciation aux services de police et aux parquets avec pour
conséquence que les services de police et les parquets définissaient
différemment, d'une région à l'autre ou d'un endroit à l'autre, les
concepts utilisés.

Pour ce qui concerne le concept de détention en vue d'une
consommation personnelle, les services de police et les parquets
utilisaient des critères divergents qui variaient d'un arrondissement à
l'autre. Les principaux critères utilisés étaient la quantité, les résultats
de l'enquête, la situation sociale et économique de la personne
concernée. En ce qui concerne la quantité, on a constaté, il faut le
rappeler, que les critères utilisés dans les différents arrondissements
du pays pour le cannabis variaient de 5 à 50 grammes! Il y avait
donc là un laisser-aller total issu de cette directive floue et ambiguë
des ministres Van Parys et De Clerck. Quelle en était la
conséquence? Certains policiers considéraient parfois que 50
grammes, c'était le critère pour une consommation personnelle.
C'était évidemment inacceptable.
02.99
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, mag ik de
heer Bacquelaine vragen waar de regel in verband met de 50 gram
ingeschreven was in de rondzendbrief? Kan de heer Bacquelaine me
zeggen waar in de omzendbrief er sprake was van 50 gram.
02.99
Tony Van Parys
(CD&V):
Où est-il question de la régle des
50 grammes dans cette circulaire?
02.100
Daniel Bacquelaine
(MR): Justement, il n'en était pas
question. C'est cela que je reproche. On ne définissait absolument
aucun critère opérationnel. C'est un problème. Certains policiers
considéraient ainsi que la consommation personnelle c'était 50
grammes, d'autres que c'était 5 grammes, d'autres encore 20
grammes.
02.100
Daniel Bacquelaine
(MR): Precies, er werd geen enkel
criterium vastgesteld.
02.101
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, mag ik
proberen de heer Bacquelaine duidelijk te maken wat in de
rondzendbrief stond? Er moest met name altijd een proces-verbaal
worden opgesteld, of het nu ging om minder of meer dan 50 gram?
Zodra dat proces-verbaal was opgesteld, werd het aan het openbaar
ministerie overgezonden. Vandaag is het zo dat er geen proces-
02.101
Tony Van Parys
(CD&V):
La circulaire stipulait qu'un
procès-verbal devait toujours être
dressé. Celui-ci devait ensuite
être transmis au parquet. On ne
devra désormais plus dresser de
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
39
verbaal wordt opgesteld en dat er dus uiteraard geen reactie meer
kan komen. Dit is wat u hebt bereikt in deze regering en met deze
nieuwe regeling: er zal geen reactie van het openbaar ministerie
meer mogelijk zijn, omdat het openbaar ministerie niet meer wordt
ingelicht bij gebreke aan een proces-verbaal. Dat is het nieuwe dat u
hebt georganiseerd.
procès-verbal, de sorte que le
parquet ne sera plus en mesure
de réagir. Voilà l'élément nouveau
de cette réglementation.
02.102
Daniel Bacquelaine
(MR): En effet, je connais parfaitement
cette directive. Je vous rappelle que j'étais vice-président du groupe
de travail sur la problématique de la drogue et que votre directive est
issue notamment des conclusions de ce groupe de travail. J'ai
évidemment suivi attentivement l'évolution de ce dossier.

Ce que je constate, c'est que la situation qui prévalait sous votre
directive amenait les policiers à considérer parfois que la détention
de 40 ou 50 grammes de cannabis permettait de suivre un procès-
verbal simplifié par rapport au procès-verbal ordinaire. On donnait
comme message que la détention jusqu'à 30, 40 ou 50 grammes ne
valait pas un procès-verbal ordinaire mais bien un procès-verbal
simplifié. Ce message était donc très toxique et, en matière de
drogue, c'est le cas de le dire. Maintenant, quelqu'un qui détiendra 50
grammes aura un procès-verbal ordinaire, pas simplifié.

Je pense qu'on se trompe quand on considère que la situation que
l'on décrit maintenant amène un danger par rapport à un certain
laisser-aller. C'est tout à fait le contraire, c'était votre directive qui
amenait du laxisme et une possibilité de considérer qu'il ne fallait pas
un procès-verbal ordinaire lorsque quelqu'un détenait 50 grammes.
C'était donc bien pire.

Il me semble un peu facile maintenant de prétendre qu'on transforme
les choses en une espèce de laxisme général. C'est tout à fait
l'inverse. Maintenant, on définit des critères qui sont beaucoup plus
en phase avec la réalité. Quelqu'un qui détient une quantité de 2 ou
3 grammes de cannabis, c'est-à-dire une consommation journalière
verra effectivement une constatation anonyme. C'est vrai qu'on ne
va pas enclencher un circuit judiciaire qui va occuper le parquet, sur
une infraction extrêmement mineure.

Dans votre système, on arrivait parfois à ce que le parquet, prenant
prétexte de ce que le procès-verbal était simplifié et non pas
ordinaire, pouvait laisser aller les choses pour des consommations et
des détentions beaucoup plus importantes que ce ne sera le cas
aujourd'hui.
02.102
Daniel Bacquelaine
(MR): Ik ken de richtlijn goed
aangezien ik het dossier
aandachtig heb gevolgd. Met uw
richtlijn wordt een vereenvoudigd
­ geen normaal ­ pv opgemaakt
wanneer iemand 40 gram op zak
heeft. U hebt het verkeerd voor
wanneer u denkt dat de huidige
toestand neerkomt op een laisser-
aller. Integendeel, momenteel
worden er criteria vastgesteld die
nauwer op de realiteit aansluiten.
02.103
Jo Vandeurzen
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik zal het
zeer kort houden. Ik begrijp de verontwaardiging van collega Van
Parys zeer goed. Dat men zo met de waarheid kan sollen en dat men
de dingen zo kan verdraaien als hier, is onvoorstelbaar. Een
vereenvoudigd proces-verbaal, mijnheer Bacquelaine, heeft precies
dezelfde juridische waarde als een proces-verbaal dat een bladzijde
langer is. Het bevat de identiteit van de betrokkene en de andere
elementen, die zeer nauwkeurig stonden opgeschreven. In termen
van juridische kwaliteit maakt dat geen enkel verschil.
02.103
Jo Vandeurzen
(CD&V):
Je partage l'indignation de notre
collègue M. Van Parys, lorsque
j'entends les propos insensés de
M. Bacquelaine. Un PV simplifié a
la même valeur judiciaire qu'un
PV «normal» qui compte une
page de plus.
02.104
Daniel Bacquelaine
(MR): Pourquoi faisiez-vous la
différence si, pour vous, il n'y a pas de différence entre un procès-
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
40
verbal simplifié et un procès verbal ordinaire? Si vous dites vous-
même qu'il n'y a pas de différence, c'était vraiment rouler la
population de faire croire qu'il y avait une différence, alors qu'il n'y en
a pas...
02.105
Jo Vandeurzen
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, als ik de
redenering van de heer Bacquelaine volg, zullen we hier de volgende
jaren de grootste repressie krijgen.

Dan zal men in Brussel ineens een heel andere strategie volgen. Die
5 gram mag nog niet eens worden genoemd, want we mogen nog
niet zeggen hoeveel het is. Wij mogen niet zeggen hoeveel het is en
hoeveel planten het zijn. Wij weten ook nog niet goed wat
problematisch is.

Mijnheer Bacquelaine, als ik u hoor, zal het veel strenger worden.
Het enige probleem is dat iedereen denkt dat nu alles is toegelaten
en dat alle hulpverleners en de politie zeggen dat het hek van de
dam is. Wanneer men een normale jurist vraagt of men nu een
gedoogbeleid installeert, antwoordt hij: "Het is de eerste keer dat in
België voor een bepaald misdrijf wordt gezegd dat de politie niet haar
normale werk mag doen en dat zij dat niet op de normale manier
mag opschrijven. Het is de eerste keer dat in België een echt
gedoogbeleid wordt georganiseerd." Ik begrijp zeer goed dat een
normale en uitstekende jurist zoals de heer Van Parys hierdoor tegen
het plafond gaat.
02.105
Jo Vandeurzen
(CD&V):
A entendre M. Bacquelaine, le
projet à l'examen revêtirait un
caractère particulièrement
répressif et la nouvelle
réglementation serait plus sévère
que celle qui est actuellement en
vigueur. Dans l'intervalle, chacun
pense que tout est permis et,
selon le personnel chargé de
l'accompagnement des
toxicomanes et la police, il n'y a
plus aucune limite. N'importe quel
juriste pourra toutefois vous
confirmer que c'est la première
fois en Belgique qu'un policier se
voit interdire par les pouvoirs
publics de faire son travail et
qu'une politique de tolérance est
mise en place. Quoi de plus
normal, dès lors, qu'un éminent
juriste comme M Van Parys
s'indigne.
02.106
Daniel Bacquelaine
(MR): Monsieur Vandeurzen, c'est tout
à fait l'inverse. Nous faisons une distinction entre la consommation
personnelle et la détention pour trafic, ce qui n'était pas le cas ou
était tout à fait flou dans la directive précédente. Maintenant, il sera
clair que dans le cas de quelqu'un qui détient une quantité dont on
peut juger raisonnablement qu'elle correspond à une consommation
personnelle et non à une activité de trafic, on ne va probablement
pas enclencher l'appareil judiciaire, on ne va probablement pas
mettre ces consommateurs en prisons. On s'arrangera pour les
orienter, si c'est nécessaire, s'il y a une consommation
problématique, vers le secteur de l'assistance plutôt que vers le
secteur judiciaire, c'est exact.

Par contre, précédemment, il régnait un flou total, une ambiguïté
totale par rapport à cette notion de consommation personnelle. On
délivrait ainsi un message qui n'était pas clair du tout. Si vous parlez
aujourd'hui d'un message flou et ambigu auprès de la population,
c'est de votre faute. C'est vous qui délivrez ce message, ce n'est pas
le gouvernement, ce n'est pas la majorité. C'est vous qui dites que,
désormais, tout va être permis, ce qui est contraire à la vérité et
contraire aux textes de loi. C'est vous qui déclenchez cette opération
qui est intellectuellement malhonnête.
02.106
Daniel Bacquelaine
(MR): We maken het onderscheid
tussen persoonlijk bezit en bezit
voor handel. Het feit dat men in
het bezit is van een redelijke
hoeveelheid mag geen aanleiding
zijn om het gerechtelijk apparaat
in werking te zetten. Inzake het
persoonlijk gebruik komen we van
een erg wazige toestand. U zaait
zelf verwarring bij de bevolking.
02.107
Jo Vandeurzen
(CD&V): Mijnheer Bacquelaine, de definitie
van problematisch gebruik stond ook in de vorige omzendbrief.
Alleen hebt u die definitie nu natuurlijk gewijzigd. Waar vroeger een
herhaald gebruik, niet alleen van cannabis, maar ook van heroïne,
cocaïne en andere drugs, een problematisch gebruik werd genoemd,
02.107
Jo Vandeurzen
(CD&V):
La définition de la consommation
problématique figurait également
dans la précédente circulaire. Le
projet de loi comporte une
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
41
is dat nu niet meer het geval in uw nieuwe definitie.

Een herhaald gebruik is op zichzelf blijkbaar niet meer
problematisch. Mevrouw Van de Casteele heeft dat zonet ook
bevestigd.
nouvelle définition, selon laquelle
l'usage répété n'est pas
problématique.
02.108 Minister
Marc Verwilghen:
Mijnheer de voorzitter, collega
Vandeurzen, ik denk dat het toch heel duidelijk is dat elke andere
vorm van drugs buiten cannabis altijd te aanzien is als problematisch
gebruik. Dat is altijd zo. Hierop is geen enkele uitzondering.
02.108
Marc Verwilghen
,
ministre: Le texte est formel sur
ce point: toute consommation de
drogues autre que la
consommation de cannabis
constitue toujours un usage
problématique. Il n'y a aucune
exception.
02.109
Daniel Bacquelaine
(MR): En ce qui concerne la
consommation problématique, je rappelle que, précédemment, cette
notion renvoyait simplement à la persistance de la consommation et
à cette notion d'intégration socioéconomique déficiente ­ on
m'expliquera ce que cela veut dire ­ ou à la consommation qui
s'accompagnait d'autres infractions. Il me semble effectivement
qu'une consommation qui s'accompagne d'autres infractions implique
que les infractions en question doivent être poursuivies. Le fait de
consommer du cannabis ou une autre drogue ne dispense pas de
respecter la loi. Il serait donc un peu facile de considérer que
quelqu'un qui commet une infraction parce qu'il serait consommateur
de drogue devrait échapper à la sanction, ce n'est évidemment pas
le cas. Les infractions doivent être poursuivies, qu'il y ait
consommation de drogue ou non.

En ce qui concerne le concept de nuisance sociale, le critère le plus
souvent utilisé précédemment était l'existence d'une criminalité liée à
la drogue. Ici, nous introduisons plus de précisions dans la notion de
nuisance publique, notamment par rapport à la perturbation de la
tranquillité publique et de la liberté d'autrui. Je crois qu'il est
important d'établir une différence entre une consommation qui induit
simplement un comportement personnel, sans toucher de quelque
façon que ce soit à la liberté d'autrui, et une consommation
personnelle qui induit des comportements troublant la liberté d'autrui
et, donc, une véritable nuisance sociale.

Tant les mesures prévues par la directive de 1998 que les critères
vagues et le cadre conceptuel susceptible d'interprétations
divergentes se sont avérées insuffisantes. Il faut le dire, cette
directive a été un échec. Le caractère vague de son cadre
conceptuel a abouti à une approche fragmentée, différenciée d'un
endroit à l'autre. Chaque parquet a interprété la directive en fonction
de la politique qu'il menait. Il n'était donc, en aucun cas, question
d'uniformité des poursuites. La particularité de cette directive résidait
précisément dans le fait que, dans le cadre de la politique suivie, tout
était toujours possible.

L'intention du gouvernement a donc consisté à corriger cette
directive et à énoncer des critères et des concepts beaucoup plus
clairs et mieux définis de manière opérationnelle, afin de laisser
beaucoup moins de place à l'arbitraire et d'établir une plus grande
harmonisation des pratiques des parquets en la matière.
02.109
Daniel Bacquelaine
(MR): Drugsgebruik betekent
uiteraard niet dat men zich niet
moet schikken naar de wet en dus
dat men zich niet in een situatie
van overtreding bevindt. De
belangrijkste overlast is deze die
de openbare orde en andermans
vrijheid aantast.

De richtlijn van 1998 was een
mislukking. De regering wou deze
richtlijn verbeteren en duidelijke,
operationeel bepaalde criteria
formuleren. Ik kom dus terug op
deze richtlijn om mijn redenering
met enkele fragmenten eruit
kracht bij te zetten. De drie
belangrijkste instrumenten van
een drugbeleid zijn preventie,
hulpverlening en repressie.
Tussen de weg van de repressie
en die van de tolerantie ligt nog
een derde weg, namelijk die van
wat in het Frans
la politique de
normalisation
en in het
Nederlands 'normalisering' wordt
genoemd, een term die moeilijk te
vertalen is.

In een tweede fase hadden de
christen-democratische ministers
van Justitie volgende
doelstellingen vooropgesteld: het
gebruik verminderen, de
maatschappij beschermen, niet
enkel een beroep doen op het
gerecht maar ook op andere
sociale reguleringsmechanismen
en erkennen dat de gevangenis,
de ultieme remedie, geen
oplossing is voor gewone
druggebruikers. Die doelstellingen
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
42
A chaque catégorie prédéfinie devra correspondre une procédure
particulière impliquant, dans la mesure du possible, le secteur de
l'assistance.

Pour ce qui concerne la consommation des autres drogues illégales,
une distinction claire doit être faite entre la détention en vue de trafic
par pur appât du gain et la détention pour consommation
personnelle. Il faut éviter que le simple consommateur soit
emprisonné. Les prisons n'ont pas été conçues pour l'accueil de
catégories particulières de détenus à problèmes tels que les
toxicomanes. Les experts sont convaincus que l'emprisonnement
n'est pas le moyen le plus approprié pour mettre un terme à la
consommation de stupéfiants ou, à plus forte raison, pour traiter une
toxicomanie.

Permettez-moi, mes chers collègues, de citer quelques extraits de la
directive de 1998, afin d'appuyer mon argumentation.

Observons que les positions de l'actuelle opposition et de la majorité
en ce qui concerne le fondement même de l'appréciation des
objectifs à poursuivre ne divergent pas fondamentalement. Il y a
simplement un effort de clarification, un effort d'uniformisation et un
effort visant à lever les ambiguïtés, mais les trois instruments
principaux permettant de dessiner une politique en matière de
drogue restent évidemment la prévention, l'assistance et la
répression.

Entre une approche purement répressive que nous condamnons et
une approche de tolérance que nous condamnons également, une
place doit être laissée à une troisième voie qui était appelée, du
temps de M. Van Parys, une politique de normalisation. Je me
souviens du terme "normalisering" qui était un peu difficile à traduire
en français dans son sens, mais nous avons appelé cela également
une politique de normalisation.
druggebruikers. Die doelstellingen
weerspiegelen perfect het
allesomvattend beleid dat de
paars-groene regering wil
invoeren.
02.110
Tony Van Parys
(CD&V): (...)
02.111
Daniel Bacquelaine
(MR): Monsieur le président, c'est ce
que je suis en train de vous expliquer.
Le
président
: Vous aurez la parole tout à l'heure, monsieur Van Parys. M. Bacquelaine a dit que le mot
"normalisering" est un terme difficile à traduire.
02.112
Tony Van Parys
(CD&V): (...)
02.113
Daniel Bacquelaine
(MR): Pareille politique ne signifie
évidemment pas, que ce soit dans la directive de 1998 ou dans la
proposition et les textes qui sont à l'étude aujourd'hui, que l'usage de
la drogue puisse devenir normal au quotidien dans notre société.

Force est de constater que le gouvernement a également opté pour
une politique que je peux appeler de "normalisation". Cela ressort
très clairement de la note de politique fédérale en matière de drogue.

Dans un deuxième temps, me semble-t-il, les ministres précédents,
et M. Van Parys en particulier, fixaient les priorités pour une politique
de lutte contre la drogue qu'ils disaient réaliste et moderne.
02.113
Daniel Bacquelaine
(MR): Het beleid van de regering
breekt niet met de filosofie
voorgestaan door de opstellers
van de richtlijn van 1998. Het sluit
er daarentegen op aan in de zin
dat het de destijds gebruikte
begrippen verduidelijkt.

De huidige meerderheid maakt
een einde aan de onzekerheid die
het gevolg was van de vorige
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
43

Je rappelle que cette politique de drogue a été définie en grande
partie par le groupe de travail sur la problématique de la drogue. Le
principal objectif était de déconseiller et de réduire la consommation
de drogue, de diminuer le nombre de nouveaux consommateurs.
C'était le cas précédemment et c'est toujours le cas actuellement.
L'objectif est bien de déconseiller, de réduire la consommation, de
diminuer le nombre de nouveaux consommateurs.

La deuxième priorité vise la protection de la société et de ses
membres qui sont confrontés au problème de la drogue et à ses
risques. Elle concerne aussi les toxicomanes qu'il faut aider à vivre
le mieux possible malgré la drogue. Je crois que cet objectif existait
précédemment, il existe toujours.

Troisième axe prioritaire, il n'est pas possible, disait-on et disons-
nous toujours, ni souhaitable que la justice soit l'unique mécanisme
de régulation sociale. Cela a toujours été dit, vous avez dit cela, nous
disons la même chose. Les consommateurs de drogues doivent en
premier lieu pouvoir faire appel à un large éventail de solutions en
matière d'assistance à la toxicomanie. Cela a été dit, nous le disons
toujours.

Quatrièmement, il faut éviter que les consommateurs de drogue
n'ayant commis aucune infraction que celle de détenir de la drogue,
se retrouvent en prison. Quand a-t-on dit cela? On dit cela
maintenant mais on l'a déjà dit et vous le disiez exactement de la
même façon. La prison n'est pas le milieu adapté pour les
consommateurs de drogue.

Cinquièmement, l'approche pénale, et plus précisément la prison,
doit être ­ disait-on, disiez-vous ­, le remède ultime pour régler les
cas où il y a usage problématique de certaines substances. Une
justice pénale efficace, disiez-vous, commence là où d'autres
mécanismes d'aide para-judiciaire régulatrice auraient échoué ou
auraient été ignorés, ce qui présuppose une concertation permanente
et organisée entre les acteurs concernés. Nous sommes toujours
pour la concertation entre les acteurs dans le domaine de la
poursuite des infractions liées à la consommation de drogue. Je crois
que ce qui est tiré de la directive de 1998 reflète à merveille une
politique globale et intégrée que nous avons décidé de mettre en
place. La différence, et elle est me semble-t-il de taille, étant que le
gouvernement ici et la majorité ne se contentent pas de simples
affirmations. Nous élaborons un véritable plan qui organise une
politique globale et intégrée aux niveaux à la fois de la prévention,
de la répression et de l'assistance.

Et pour ce qui concerne plus particulièrement le cannabis, j'ajouterai
­ en rappelant ce qui existait précédemment dans le cadre de la
directive de 1998 -, que, je cite: « la détention de cannabis pour
consommation personnelle est un délit auquel il convient de donner
la priorité la plus faible dans la politique des poursuites. Un procès-
verbal ordinaire ne serait dressé que s'il y a consommation
problématique ou nuisance sociale. »

Jusqu'à présent, il faut bien constater que la philosophie défendue
par les auteurs de cette directive est en quelque sorte similaire à
celle que nous défendons aujourd'hui, à quelques exceptions près.
richtlijn en biedt een strengere
regelgeving ter zake. De
wetsontwerpen, het koninklijk
besluit en de richtlijn voor het
strafrechtelijk beleid betreffen
immers alleen de meerderjarigen.
Om de bescherming van de
minderjarigen te garanderen
werden bovendien duidelijke en
ondubbelzinnige bepalingen voor
het gebruik van cannabis in
aanwezigheid van minderjarigen
opgesteld. Het wetsontwerp
machtigt de politiebeambten om
op elk moment een huiszoeking te
verrichten als minderjarigen
moeten worden beschermd.

De regering ervan beschuldigen
het gebruik van cannabis te
bagatelliseren is een verdraaiing
van de werkelijkheid met het oog
op de nakende verkiezingen. In dit
opzicht herinner ik eraan dat de
regering het bezit van cannabis
geenszins uit het strafrecht wil
halen, maar het vervolgingsbeleid
wil ophelderen.

Het ontwerp van richtlijn getuigt
helemaal niet van laksheid.
Integendeel, in tegenstelling tot de
vorige richtlijn wordt het begrip
'bezit van cannabis met het oog
op individueel gebruik' duidelijk
omschreven en laat deze definitie
weinig ruimte voor interpretatie.
Deze bepalingen zullen het
gedoogbeleid van de richtlijn van
1998 bijsturen. Meerderjarigen die
in het bezit zijn van kleine
hoeveelheden cannabis, die geen
enkel symptoom van
problematische consumptie
vertonen en geen openbare
overlast veroorzaken, zullen niet
worden vervolgd. Daarbij werden
nog twee amendementen
ingediend om deze begrippen
nauwkeuriger te definiëren.

Wij kunnen ons evenwel niet
uitspreken over de bekwaamheid
van de politiebeambten om te
beoordelen of het gebruik
problematisch is. De toekomst zal
uitmaken of het nodig is nieuwe
wetteksten aan te nemen.
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
44
C'est tout le problème de l'ambiguïté de confusion et de la
clarification. La politique menée par la majorité n'est pas vraiment en
rupture avec la politique qui était menée par M. Van Parys. Elle est
simplement clarifiée, mieux définie, plus transparente. Et la majorité
actuelle apporte plus de clarté, plus de précisions en vue d'aboutir à
une véritable harmonisation des poursuites.

Le gouvernement et la majorité mettent fin à l'incertitude créée,
malgré les bonnes intentions, par votre directive. Il y a plusieurs
points plus stricts. Je parle de la protection des mineurs en matière
de réglementation, actuellement en vigueur.

En effet, pour ce qui concerne les mineurs, messieurs de
l'opposition, malgré ce que vous en dites, il n'y a plus aujourd'hui
d'équivoque possible, ce qui n'était pas le cas précédemment, je
tiens à le signaler car la confusion était totale.

La réglementation prévue dans les projets de loi ou dans l'arrêté
royal ou dans la directive de politique criminelle ne concerne ­ et
c'est dit expressément ­ que les majeurs. Par ailleurs, la
consommation de cannabis en présence de mineurs constitue
maintenant une circonstance aggravante ­ ce qui n'était pas le cas
dans votre chef, je le rappelle ­ qui fera l'objet d'une demande de
renvoi ou d'une citation à comparaître devant le tribunal. Le projet de
directive de politique criminelle est maintenant sans équivoque à cet
égard, ce qui ne ressortait pas aussi clairement de la directive de
1998. On peut d'ailleurs lire dans le projet de directive actuelle que la
circonstance aggravante visée à titre principal est celle relative aux
mineurs d'âge. Conformément au souhait du gouvernement, une
attention particulière est consacrée effectivement à la situation de
ces mineurs.

Il est à noter que le projet de loi ouvre également le droit aux
policiers et aux fonctionnaires ou agents désignés à cette fin par le
Roi de pénétrer à toute heure dans les locaux où il est fait usage, en
présence de mineurs, de substances soporifiques, stupéfiantes ou
d'autres substances psychotropes susceptibles d'engendrer une
dépendance. En bref, lorsqu'il y a des indices sérieux de danger pour
les mineurs ­ et c'est bien là l'objet de cette protection ­ les
fonctionnaires de police pourront perquisitionner s'il le faut et si les
indices sont suffisants. Insinuer que le gouvernement et la majorité
lanceraient un message de banalisation à notre jeunesse, prétendre
que le gouvernement mettrait notre jeunesse en danger, est à
l'inverse de la réalité. Il s'agit là d'une véritable désinformation à
connotation purement électoraliste.

Je pense qu'il convient d'être très clairs dans le message que nous
adressons à la jeunesse. Il est hors de question de banaliser la
consommation de cannabis. Il est d'ailleurs regrettable que certains
ministres du fédéral, je vous l'avoue, ou de la Communauté
française, parfois, confondent un peu la justesse du message. J'en ai
parlé lors du débat sur Francorchamps. Des brochures ont été
éditées qui, parfois, manquent de clarté au niveau du message. Je
suis le premier à regretter ce manque de clarté qui peut entraîner
une certaine confusion dans les esprits des jeunes et des moins
jeunes. Je le répète, pour moi, la majorité ne peut procéder à aucune
banalisation ou laxisme en la matière. En aucun cas, le
gouvernement ne peut mettre en place une politique de laxisme. Il

Dankzij het wetsontwerp moet de
gewone bezitter van cannabis niet
naar de gevangenis en kan het
juridisch apparaat via een
multidisciplinaire aanpak
genuanceerder reageren op de
ingewikkelde problematiek van de
drugsverslaving.

Voorts stelt de regering een
voluntaristisch beleid in het
vooruitzicht waarin de actoren van
de hulpverlening worden
geïntegreerd. In deze context is
het van groot belang dat de
regeringen voldoende in deze
sector investeren. Deze brug
tussen de gerechtelijke sector en
de sector van de hulpverlening is
van toepassing op alle drugs en
betekent een echte meerwaarde
ten opzichte van de voorstellen
van de oude meerderheid.

De MR-fractie sluit zich aan bij
deze vernieuwingsbeweging en
steunt het gediversifieerde
strafrechtelijke beleid dat door de
regering wordt voorgesteld. De
bedoeling is niet het drugsgebruik
te banaliseren maar een derde
weg te volgen tussen een
benadering gebaseerd op verbod
en een benadering gebaseerd op
tolerantie. Voor een
normaliseringsbeleid is er een
evenwicht nodig tussen de
vastlegging van de norm en de
aanpassing van het beleid aan
een evoluerend sociaal gebeuren.
Bovendien veronderstelt het een
harmonisatie van het preventie-,
hulpverlenings-, beteugelings- en
sociaal beleid.

Op basis van de aanbevelingen
van de werkgroep heeft de
regering een allesomvattend en
geïntegreerd actieplan opgesteld.
Ze heeft de prioriteiten op alle
niveaus vastgelegd in de eerste
plaats door te stellen dat het bezit
van illegale drugs onwettig blijft.
Op de tweede plaats is er een
onderscheid gemaakt tussen het
bezit voor persoonlijk gebruik en
dat voor handelsdoeleinden.
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
45
doit, au contraire, procéder à une adaptation et à une clarification de
la politique des poursuites. Pour le Mouvement Réformateur, il est
évidemment essentiel d'éviter de suggérer que la consommation de
cannabis peut être considérée comme évidente ou simplement
banale.

Sur divers points, le projet de directive dément à nouveau les
allégations de laxisme. Il prévoit ce que l'on doit entendre par
détention de cannabis en vue de consommation personnelle, ce que
la précédente directive ne fixait pas toujours clairement. Elle ne fixait
pas de critères explicites qui permettaient de distinguer la détention
en vue de la consommation personnelle de la détention en vue du
trafic. Désormais, ce critère sera opérationnel. L'évaluation de la
précédente directive a démontré, dans certains arrondissements, une
certaine divergence quant à l'appréciation de cette consommation
personnelle et a instauré ­ c'est le fait de la directive de 1998 ­ un
climat de permissivité qui s'était installé à la suite de ces directives
peu claires, peu transparentes, qu'il convenait d'adapter et de
modifier.

Seules les personnes majeures en possession de très petites
quantités de cannabis, ne présentant aucun symptôme de
consommation problématique et ne provoquant aucune nuisance
sociale, ne seront pas poursuivies.

C'est la conséquence des textes que nous proposons aujourd'hui.

A la lecture des projets de loi, d'arrêté royal et de directive, je m'étais
demandé si la politique criminelle en projet serait radicalement
différente de celle appliquée précédemment sur base de la directive
de 1998. Comme j'ai eu l'occasion de l'expliciter, si les concepts
utilisés sont, sur le fond, assez semblables, les critères sont enfin
définis de manière beaucoup plus claire. Mes craintes ont été
quelque peu apaisées par le dépôt par le gouvernement de deux
amendements qui définissent de manière beaucoup plus explicite
dans la loi ­ ce qui n'était pas le cas auparavant ­ les notions de
consommation problématique et de nuisance publique.

Je nourris toutefois quelques doutes à propos de la capacité ou,
plutôt, des compétences des policiers qui seront appelés à apprécier
en première ligne si la consommation est problématique ou non.
Sont-ils aptes à poser ce type de diagnostic, si l'on peut parler de
diagnostic? J'imagine qu'un module sera intégré dans leur formation
de base afin de leur permettre de poser de tels constats. Les
politiques appliquées sur le terrain devront dépendre principalement
de la manière dont les policiers locaux appréhenderont la détention
de cannabis en vue de la consommation personnelle. Il est vrai qu'il
faudra juger de la façon dont ces constatations seront effectives sur
le terrain. En fonction de ce jugement, de cette appréciation, nous
devrons peut-être adapter les textes à l'avenir; je pense qu'en la
matière, il n'y a rien de définitif.

Les propositions formulées par le gouvernement permettent d'écarter
la prison au consommateur occasionnel qui ne cause aucune
nuisance publique et dont la consommation n'est pas problématique.
La technique permet donc d'éviter la prison à ceux qui n'ont pas
commis d'autre infraction que la détention de cannabis et de
diversifier, selon moi, la réaction de l'appareil judiciaire. L'orientation
Voorts moet het bezit van
cannabis voor persoonlijk gebruik
in het kader van het
vervolgingsbeleid met de laagste
prioriteit behandeld worden. Tot
slot zal vervolging worden
ingesteld indien het bezit van
illegale drugs sociale overlast
veroorzaakt of indien het een
gevolg is van een problematische
verslaving.

De MR benadrukt het belang van
een informatiecampagne om de
jongeren de betekenis van de
regeringsvoorstellen bij te
brengen, zeker nu er door het
optreden van de oppositie aan
desinformatie wordt gedaan. Ik
ben persoonlijk van mening dat
het wetsontwerp overeenstemt
met de aanbevelingen van de
werkgroep, dat het duidelijkheid
brengt over het vervolgingsbeleid
en dat het een meerwaarde biedt
ten opzichte van de richtlijn van
1998
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
46
vers le secteur de l'assistance permet de donner une réponse
multidisciplinaire aux problèmes complexes et multidimensionnels
que sont la toxicomanie et les assuétudes.

Il est à noter que la politique du gouvernement est plus volontariste.
Elle organise une véritable procédure d'avis thérapeutique qui
implique, dans une large mesure, des intervenants du secteur de
l'assistance. Il s'agit là, me semble-t-il, encore d'une plus-value par
rapport à la politique définie par l'ancienne majorité. Ce pont lancé
entre le secteur de la justice et le secteur de l'assistance vaut
également pour toutes les drogues illégales.

Le groupe réformateur s'inscrit dans le mouvement novateur qui est
initié en vue de mener une politique pénale diversifiée à l'égard des
consommateurs de drogues. La toxicomanie et les assuétudes sont
une problématique essentiellement complexe que l'on ne peut
résoudre par la seule réponse répressive. Les experts sont
convaincus que l'emprisonnement n'est pas le moyen le plus
approprié pour mettre un terme à la consommation de stupéfiants, ni
à plus forte raison pour traiter une toxicomanie; les prisons n'ont
d'ailleurs pas été conçues pour l'accueil de détenus à problèmes tels
que les toxicomanes. L'orientation prioritaire des consommateurs de
drogues n'ayant pas commis d'autre infraction que la détention vers
le secteur de l'assistance est un progrès incontestable. A mon avis,
tant le gouvernement fédéral que les gouvernements des
Communautés doivent investir suffisamment dans le secteur de
l'assistance.

Il faut éviter ­ et ce sera ma conclusion ­ la banalisation de la
consommation de drogues. La consommation de drogues ne peut
constituer une cause d'excuse ou une circonstance atténuante d'un
comportement criminel. Pour ce qui concerne plus particulièrement
le cannabis, il faut éviter de suggérer l'idée que la consommation
pourrait être banalisée. Il me semble toutefois utile de rappeler, à
nouveau, que le gouvernement s'est engagé à ce que les critères et
les concepts utilisés soient définis plus clairement, de manière
opérationnelle.

Je rappelle qu'en 1997, ce fameux groupe de travail chargé d'étudier
la problématique de la drogue notait dans ses recommandations:
"Entre les approches prohibitionnistes et anti-prohibitionnistes, il y a
place pour une troisième voie. Cette approche s'appuie sur une
réalité historique. La consommation et partant l'abus de stupéfiants
sont de toutes les époques et de toutes les sociétés et cultures. Il est
essentiel de définir dans ce domaine comme dans beaucoup d'autres
des limites dans lesquelles la consommation de produits est ou n'est
plus acceptable et contrôlable ou non contrôlable par la société.

La politique prohibitionniste ne garantit plus une meilleure maîtrise
du phénomène de la drogue et la politique antiprohibitionniste, qui se
limiterait simplement à la décriminalisation totale se traduirait peut-
être par une explosion de l'offre et de la demande. A cet égard, nous
devons appliquer le principe de précaution. Il s'agit donc de trouver
le juste milieu entre ces deux extrêmes: un équilibre qui, eu égard à
la nature du phénomène de la drogue, doit être dynamique et
évolutif.

Pour pouvoir mener cette politique de normalisation, un équilibre
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
47
permanent doit être trouvé entre la fixation de la norme et l'inévitable
adaptation de la politique à un phénomène social évolutif.
L'application pondérée de la norme est importante si l'on veut éviter
la stigmatisation, l'exclusion, la marginalisation, toutes notions qui
sont parfaitement inutiles. La seule approche répressive d'un tel
phénomène ne permet pas de maîtriser, encore moins de résoudre le
problème. La fixation de la norme doit viser à donner des repères
tant aux justiciables qu'aux instances chargées d'assurer le respect
de la loi.

Toujours selon les recommandations du groupe de travail, une
politique de normalisation implique l'harmonisation des politiques,
laquelle doit intervenir dans le domaine de la prévention, de
l'assistance, de la politique sociale mais également dans le domaine
de la politique répressive. Il convient donc d'organiser une politique
globale et intégrée en matière de drogue. Il me semble que le
gouvernement actuel
­ et la majorité ­ concrétise ces
recommandations. Il ne s'est pas contenté de déclarations d'intention
ou d'inscrire ces principes dans une directive. Un plan d'action mieux
intégré a été élaboré afin d'organiser, de manière opérationnelle, une
politique de lutte contre les assuétudes.

Le gouvernement a défini ses priorités à tous les niveaux. La
possession de drogues illégales reste punissable. Dans la politique
des poursuites, on opère une distinction ente la vente et la
consommation personnelle. La détention de cannabis est assortie de
la priorité des plus faibles dans la politique des poursuites. En cas de
détention de drogue illégale autre que le cannabis, il est
recommandé de procéder à des poursuites lorsqu'il y a nuisance
sociale ou lorsque l'intéressé affiche un comportement
problématique.

Le groupe de travail concluait qu'il n'est ni utile ni efficace de vouloir
tout régler par la loi pénale. Le gouvernement ne procède à aucune
dépénalisation de la détention de cannabis. Il met en place une
politique de clarification de la politique des poursuites. Pour nous, il
est essentiel d'éviter de suggérer que la consommation de cannabis
peut être considérée comme un comportement faisant partie de la
norme.

Le cannabis reste une drogue qui présente des risques sur les plans
physique et psychologique. Il est important d'expliquer aux jeunes le
sens des propositions du gouvernement. Un effort considérable doit
encore être fourni en la matière. Il importe de lutter contre la
désinformation, qui est actuellement le fait de l'opposition,
désinformation qui risque, effectivement, de faire en sorte que le
message délivré à la jeunesse soit ambigu ou dénué de
suffisamment de clarté. Il est du devoir des gouvernements de faire
en sorte que le message soit tout à fait clair.

Nous ne voulons pas d'incitation à la consommation de drogue. Nous
voulons une clarification de la politique des poursuites. J'estime que
les propositions formulées par le gouvernement sont en totale
concordance avec l'esprit des recommandations antérieures. Le
gouvernement ne rompt pas fondamentalement avec la philosophie
de la précédente directive, mais précise et corrige en quelque sorte
ce que j'appellerais le brouillon élaboré par les précédents ministres
de la Justice.
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
48

Le triptyque proposé par le gouvernement est fidèle aux
recommandations: clarifier la politique des poursuites. Les concepts
utilisés sont mieux définis et laissent moins de place à l'interprétation
et à l'arbitraire. Les notions de consommation sont précisées. Les
propositions du gouvernement apporteront ­ c'est là l'essentiel ­ une
plus-value incontestable par rapport à la directive de 1998.

De
voorzitter
: Ik stel voor mevrouw Douifi het woord te geven en vervolgens de heer Van Parys. Mijnheer
Van Parys, met mevrouw Douifi zal elke fractie aan bod gekomen zijn. Dan komen de sprekers van de
CD&V-fractie voor de tweede ronde. Ik heb er geen enkel probleem mee dat de heer Van Parys dan het
woord voert. Het is om kwart voor zes. De regel is duidelijk. Elke fractie komt aan de beurt en dan de
tweede spreker van dezelfde fracties. Mevrouw Douifi is de spreker van de negende fractie die hier het
woord voert. Ik zal uw fractieleider vragen wie na haar namens uw fractie het woord voert. Als het zo is,
zal het de heer Deseyn zijn. Als men mij zegt dat de heer Van Parys om 18.00 uur spreekt, dan spreekt hij
om 18.00 uur. Daarover beslist u zelf.

Mevrouw Douifi, u hebt het woord als laatste spreker van de fracties
02.114
Dalila Douifi
(SP.A): Mijnheer de voorzitter, ondertussen
zijn de gemoederen wat verhit. Ik weet niet of ik u zal kunnen helpen
in het bedaren ervan en ik weet ook niet of het aan mijn betoog zal
liggen.

Sta mij toe, mijnheer de voorzitter, heren ministers, collega's, mijn
uiteenzetting te starten met het geven van een voorbeeld, een
levenssituatie, een concreet voorbeeld van een jonge vrouw. Het
gaat om een situatie uit de realiteit die zich in de loop van vorig jaar,
2002, voorgedaan heeft.

Het betreft de situatie van Mira die al van jongs af aan psychische
problemen heeft en soms last heeft van angsten en ook depressies
kent. Gaandeweg gaat zij deze verzachten en ontvluchten door te
drinken. De psychische weerbots achteraf wordt echter steeds groter
wat zij dan weer tracht te verzachten door antidepressiva en
kalmeringspillen. Zij wordt afhankelijk, zij wordt dus verslaafd. Zij
zoekt en vindt ook geregeld ambulante hulp bij een psycholoog. Als
het drankprobleem uit de hand loopt, laat zij zich opnemen, ontwent
van de drank en is na enkele weken weer te been. De
medicamentenverslaving blijft echter. De kalmeringpillen maken haar
echter lichamelijk en geestelijk down wat ze dan weer tracht te
ontvluchten door alcohol en koffie te drinken. Een vicieuze cirkel dus.
Ondertussen heeft zij ook de geneugten van de hoestsiroop ontdekt,
een magistraal bereide hoestsiroop op basis van codeïne, verslavend
maar toch redelijk gemakkelijk te verkrijgen. Het geeft haar
tegelijkertijd een euforisch en kalmerend gevoel dat soms de drank
vervangt. Haar leven staat meer en meer in het teken van
kalmeringspillen, hoestsiroop en alcohol, een soms verwoestende
legale cocktail. Zij verliest haar werk, haar vrienden en haar
appartement. Crisissen worden zwaarder en opnames worden
frequenter. Zij sjokt van de ene psychiatrische instelling naar de
andere waar ze telkens terug op de been geholpen wordt maar
zonder meer. Haar medisch dossier wordt nooit doorgegeven. Elke
instelling begint weer van vooraf aan. Een serieuze opvolging of
nazorg is er nooit.

In de ambulante centra voor geestelijke gezondheidszorg zijn er
lange wachtlijsten maar zij kan niet wachten. Ondertussen is zij zo
02.114
Dalila Douifi
(SP.A): Je
voudrais commencer mon
intervention en vous racontant la
triste histoire d'une jeune femme.
Cette histoire ­ une histoire vraie
­ commence il y a des années : la
jeune femme souffre de
problèmes psychologiques et
devient dépendante de l'alcool et
des médicaments. Elle cherche de
l'aide auprès d'un psychologue,
parvient à surmonter ses
problèmes de boisson mais reste
dépendante des médicaments.
Elle consomme du café, de
l'alcool et du sirop pour la toux,
sous forme de mélanges, et
devient de plus en plus
dépendante. Son existence est
quasi exclusivement placée sous
le signe de l'alcool et des
médicaments. La jeune femme
dont je vous parle séjourne dans
plusieurs institutions. Son dossier
n'est pas transmis. Elle se
retrouve à chaque fois sur de
longues listes d'attente. Les
institutions psychiatriques refusent
de lui ouvrir leurs portes, parce
qu'elle souffre d'une dépendance
trop forte. Les centres de
désintoxication ne veulent pas
davantage l'accueillir, parce
qu'elle souffre de problèmes
psychologiques. Elle sombre dans
la déchéance la plus complète.
Elle mourra à quarante-cinq ans,
après une admission d'urgence à
la suite d'une crise.
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
49
verslaafd dat men haar in de psychiatrie liever niet meer ziet komen
wegens te verslaafd en in de verslaafdenzorg niet wegens te
psychiatrisch of wegens geen plaats. Mira takelt geestelijk en
lichamelijk verder af. Als de politie haar op straat vindt, wordt zij
afgezet bij familie waar het noch voor haar, noch voor haar familie
leefbaar is. Ze zwalpt dus weer richting crisisopname in de dienst
noodgevallen. Vorige jaar, collega's, is de jonge vrouw op
vijfenveertigjarige leeftijd gestorven.

Ik vestig de aandacht op dit voorbeeld omdat het een voorbeeld is
van het gebruik van ­ in dit geval ­ legale drugs. Of het in dit geval
om het gebruik van legale of illegale drugs gaat, doet er echter niet
toe. Ik wil met dit voorbeeld aantonen waar het onder andere grondig
misloopt in het beleid voor mensen met reële verslavingsproblemen.
Mensen met ernstige verslavingsproblemen worden al te vaak van
het kastje naar de muur gestuurd omdat er onvoldoende zorg op
maat en onvoldoende opvolging is. Er zijn kortom te weinig
coördinatie en te weinig middelen. Dit is precies een van de pijlers
van de federale drugsnota die ik nog even ter bespreking wil
brengen, met name het trachten een meer effectieve en betere hulp
te bieden aan wie met ernstige verslavingsproblemen kampt. Dit kan
door te proberen tot een betere hulpverlening op zich en een betere
samenwerking tussen hulpverlening en justitie te komen.

Eén pijler uit de nota staat voor een geïntegreerd en globaal
drugsbeleid, terwijl preventie en repressie de andere pijlers vormen.
Iedereen is het in de voorbije weken, maanden en zelfs de voorbije
twee jaar, erover eens geraakt dat inzake het drugsbeleid, enerzijds,
de inspanningen voor preventie en hulpverlening moeten worden
verhoogd en, anderzijds, de door drugsmisbruik veroorzaakte
overlast beter moet worden aangepakt.

De teksten die vandaag ter goedkeuring voorliggen, passen in een
globaal geïntegreerd drugsbeleid dat de werkelijke problemen beter
wil aanpakken. Ik vind het daarom jammer dat de federale drugsnota
en tevens het wetsontwerp inzake het samenwerkingsakkoord tussen
de federale overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten extern,
in de media, en wellicht ook intern, veel te weinig aandacht hebben
gekregen. Dit was precies omdat het beleid deze keer trachtte te
steunen op een integrale aanpak. Het is de eerste keer dat dergelijke
nota's werden ingediend. Het vervolgingsbeleid, het strafrechtelijk
beleid is één aspect daarvan, maar daarop kom ik nog terug.

Ik wil het niet minimaliseren of banaliseren, maar wat de globale
aanpak betreft, is er veel naar het achterplan verschoven. We
hebben ons de voorbije weken misschien te veel ­ zonder dat ik dat
wil minimaliseren ­ alleen maar geconcentreerd op de discussie van
het vervolgingsbeleid, van het politionele en justitiële luik. Door de
manier waarop we het debat hebben gevoerd, zijn we misschien
allemaal mee verantwoordelijk voor de signalen die naar de publieke
opinie zijn gezonden en voor de verwarring die is ontstaan. Ik wil ook
daarop straks nog terugkomen.

Waarom vind ik het jammer dat we te weinig over de globale
drugsnota hebben gesproken en vorige week ook niet diep genoeg
zijn gegaan in de discussie over het samenwerkingsakkoord? Ik vind
het jammer omdat de verschillende niveaus, het federaal niveau, het
niveau van de Gemeenschappen en de Gewesten verschillende

Le cas de cette jeune femme
constitue un exemple de
consommation de drogues
légales. Mais qu'il s'agisse de
drogues légales ou illégales, il est
manifeste que la politique
actuellement mise en oeuvre dans
notre pays constitue un réel
problème. Pour les cas graves
d'assuétude, il n'y a ni formule de
prise en charge sur mesure, ni
coordination, ni moyens
disponibles.

La note de politique fédérale en
matière de drogues prévoyait une
meilleure coopération entre la
Santé publique et la Justice. La
politique globale en matière de
drogues prévoyait, outre la
répression, une prévention plus
efficace et un meilleur
accompagnement. Par ailleurs, la
note s'attaquait également à la
nuisance engendrée par la
consommation de drogues. Il est
regrettable que cette note fédérale
n'ait guère retenu l'attention.
Aujourd'hui, la politique de
répression prime trop et
l'approche globale est
insuffisamment mise en avant.

Dans le cadre du débat actuel,
des signaux erronés ont été
adressés à la population, qui est
en proie à une réelle confusion.
On plaide insuffisamment en
faveur d'une approche globale,
dans le cadre de laquelle les
différents niveaux de pouvoir
détiennent les clés de la réussite.
Une politique globale en matière
de drogues pourrait agir sur le
contexte socio-cuturel et la
situation émotive des jeunes et
réduire le besoin
de
consommation de drogues. Voilà
qui constituerait une véritable
politique de prévention. Ces
derniers mois, la discussion s'est
toutefois enlisée autour de la
question de l'opportunité d'une
politique de tolérance.

Nous devons aller vers une
politique de normalisation dans le
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
50
bevoegdheden hebben. Zij beslissen echter allemaal over heel
belangrijke sleutels om op termijn een doeltreffend en succesvol
beleid te voeren. Het is ook belangrijk te onderstrepen dat we in een
globaal drugsbeleid ook ervoor moeten zorgen dat zoveel mogelijk
mensen, jongeren, sterk in hun schoenen staan en zich goed in hun
vel voelen opdat ze minder behoefte zouden hebben aan het gebruik
of misbruik van legale of illegale drugs. We hebben geleerd uit de
hoorzittingen en uit de cijfers die we kregen van het UZ Leuven wat
de crisisopvang van verslaafden betreft, dat het belangrijk is te
werken aan sociaal-culturele trends, aan de sociaal-economische
achtergrond en aan de gevoelssituatie van mensen en zeker van
jongeren, zodat we kunnen voorkomen dat mensen die wellicht niet
sterk genoeg zijn om op een andere manier hun problemen te
voorkomen, naar legale of illegale drugs grijpen.

De sociale benadering en de invalshoek vanuit volksgezondheid zijn
volgens mij deze keer te weinig belicht. De voorbije maanden
hebben wij vooral een politieke discussie gevoerd. Vanmiddag is
gebleken dat de discussie verzandt in een welles-nietesspelletje over
de vraag of er een gedoogbeleid is en of de normen inzake
druggebruik nu al dan niet worden losgelaten. Sommigen vinden van
wel; anderen vinden van niet. Wellicht zullen wij dat spel de rest van
de dag blijven spelen.

In de eerste plaats gaat het om een normaliseringsbeleid, om een
beleid dat op een meer rationele manier tracht om te gaan met de
maatschappelijke realiteit van cannabisgebruik. Vanuit die
veranderde realiteit stelt het beleid normen voor over wat wel en wat
niet wordt bestraft. Na evaluatie blijkt dat het beleid een voortzetting
is van het beleid tijdens de vorige legislaturen. Mevrouw Gilkinet
heeft dat ook al gezegd.
cadre de laquelle la réalité de la
consommation de cannabis est
abordée d'une manière
rationnelle. En fait, une telle
approche équivaudrait à fixer des
normes.
02.115
Luc Goutry
(CD&V): Ik zou nu toch graag wat uitleg krijgen.
Men kan blijven praten zonder iets te zeggen. U spreekt over welles-
nietesspelletjes. U laveert daar zelf handig tussen. U zegt dat u
boven die spelletjes staat en dat u dat veel realistischer bekijkt. Wat
bedoelt u wanneer u zegt dat u druggebruik veel rationeler zal
benaderen?
02.115
Luc Goutry
(CD&V):
"Plus rationnelle", dites-vous.
Qu'entendez-vous exactement par
là?
02.116
Dalila Douifi
(SP.A): Ik wou net beginnen te spreken over
normen. Als men effectievere aanpak wil doorvoeren, moet men
dichter bij de realiteit staan. Mijnheer Goutry, in de hoorzittingen hebt
u vernomen wat de realiteit vandaag is. Ik kom daarop terug. Als
men aan risicobeheersing wil doen en problemen wil voorkomen en
beter wil oplossen, moet men dichter bij de normen gaan staan. Hoe
dichter men bij de normen staat, hoe beter de handhaving kan
gebeuren. Dat bedoel ik met een rationele aanpak. Dat is de
bedoeling. Dat is de geest die wij in de tekst van het wetsontwerp
terugvinden.

Ik zou het niet beter kunnen zeggen met wat ik in Het Laatste Nieuws
van 12 oktober 2002 heb gelezen. Daarin zegt CD&V-voorzitter De
Clerck: "De nieuwe paars-groene wetgeving, die nog moet worden
gestemd, verschilt niet fundamenteel van mijn beleid, maar de
huidige regering heeft geblunderd in haar communicatie. Zij heeft het
signaal uitgestuurd: wij gedogen.".

Ik citeer dit fragment omdat ik wil aantonen dat er bij het toenmalige
02.116
Dalila Douifi
(SP.A) :
Nous devons oeuvrer en faveur
d'une approche plus efficace et
d'une maîtrise des risques. Pour
pouvoir résoudre les problèmes
nous devons nous approcher des
normes, ce qui nous permettra de
mieux les appliquer.
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
51
normaliseringsbeleid, in het bijzonder met betrekking tot de
omzendbrief van 1998, ook in de media heel wat discussie en
verwarring was over wat kon en wat niet. Andere collega's hebben
dat ook al gezegd. Artikels uit die periode werden reeds vermeld. Ik
vermoed dat om oppositieredenen wordt gezegd dat de regering met
het drugbeleid slechte signalen uitstuurt. In de media het beleid
afschilderen als een laks gedoogbeleid is tegenstrijdig met wat in de
vorige legislatuur is gebeurd.
02.117
Luc Goutry
(CD&V): (...)
De
voorzitter
: Mijnheer Goutry, u krijgt straks het woord.
02.118
Dalila Douifi
(SP.A): Precies in verband met de discussies
rond het zogenaamde "signaal" dat van hier zou uitgaan, liet de heer
Marc Tack, coördinator van het Centrum voor studie, preventie en
behandeling van Alcoholisme en andere Toxicomanieën (CAT), zich
in de hoorzitting op 14 januari 2003 in de commissie voor de
Volksgezondheid van de Kamer uit over de mogelijke gevolgen van
een wetswijziging op het gebruik door jongeren. Hij zei dat de wet wel
de modaliteit maar niet de realiteit van druggebruik verandert.
Daarmee gaf de heer Tack aan dat de politiek zich minder met het
signaal moet bezighouden en meer met de rationele benadering van
de realiteit. De realiteit is dat een op vijf Belgen wel eens cannabis
gebruikt. Voor de 18-jarigen bedraagt dat percentage zelfs 35%.
Ongeveer 90% daarvan stopt er echter na een tijdje mee. Zelfs
degenen die ermee doorgaan, doen dat zonder dat zijzelf of hun
omgeving daar problemen mee hebben.

Moeten wij die cijfers en die vaststellingen toejuichen? Nee,
natuurlijk niet. Ook wij juichen die niet toe. Maar mensen straffen,
rekening houdend met de cijfers die ik net gegeven heb, enkel met
de hoop dat zij daarom zullen stoppen met iets waar zijzelf noch hun
omgeving problemen hebben, helpt niets en heeft ook geen zin. Dat
is trouwens niet geloofwaardig en het is wellicht ook een verkwisting
van energie en middelen.

De normen inzake drugs worden dus niet losgelaten maar afgesteld
op de realiteit. Hoe dichter men bij de norm blijft, hoe gemakkelijker
men de norm zou moeten kunnen handhaven. Dat betekent voor ons
ook dat er extra aandacht moet zijn voor de manier waarop
preventieboodschappen gegeven worden. Het verleden toont aan dat
preventie die vooral gebaseerd is op afschrikking en bestraffing ­
genre: doe het niet, want het mag niet ­ niet of enkel tijdelijk werkt.
Soms heeft zij zelfs een tegengesteld effect omdat dat soort
preventie precies niet aansluit bij de leefwereld en de realiteit van de
betrokkenen die wij precies willen bereiken. Ook wat de
preventieboodschappen betreft, moeten wij dichter bij de normen
gaan staan, dichter bij de realiteit gaan staan van diegenen die het
doen, om een meer geloofwaardige en dus een meer effectieve
preventie te kunnen voeren.

Dat betekent voor de SP.A ook dat de preventie moet aanstippen wat
de mogelijke risico's van drugsgebruik zijn, van cannabis en andere.
Het is dus vanuit een coherent geheel van actiepunten op het vlak
van coördinatie, preventie, zorgverlening en repressie dat voor ons
de contouren moeten worden vastgelegd van de aanpak van de
02.118
Dalila Douifi
(SP.A): On
peut lire ce qui suit dans une
interview accordée par M. Stefaan
De Clerck, le président du CD&V,
au quotidien
Het Laatste Nieuws
:
"La nouvelle législation arc-en-ciel
ne diffère pas fondamentalement
de la politique que j'ai menée
mais le gouvernement a commis
une erreur grossière en adressant
à la population un signal de
tolérance à l'égard de la
consommation de drogue". Au
demeurant, la confusion actuelle
est comparable à celle qui a régné
dans les médias après la diffusion
de la circulaire de 1998. D'une
part, le gouvernement se voit
reprocher d'envoyer de mauvaix
signaux à nos concitoyens et,
d'autre part, l'opposition se voit
reprocher de réagir de manière
trop laxiste à la politique de
tolérance. Marc Tack, le
coordinateur du Centre pour
l'étude, la prévention et le
traitement de l'alcoolisme et des
autres toxicomanies (CAT), a
déclaré en commission de la
Santé publique que la loi ne
modifie pas la réalité de la
consommation de drogue mais
seulement ses modalités. Une
approche rationnelle de ce
problème est donc souhaitable.
90% des personnes qui goûtent
une fois au cannabis cessent de
consommer ce produit après
quelque temps et les autres
continuent d'en consommer sans
que cette consommation puisse
être qualifiée d'usage à problème.
Il paraît donc dénué de sens de
les sanctionner. On peut même
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
52
drugsproblematiek. Dat is de verdienste van deze federale Drugsnota
­ dat mag gezegd worden ­ en van het samenwerkingsakkoord dat
nu ter stemming ligt. Daarmee komt men ook voort tegemoet aan de
aanbevelingen van de parlementaire werkgroep-drugs, waarin ook
een aanpassing van het vervolgingsbeleid, het strafrechtelijk beleid
ten aanzien van de drugsgebruikers, noodzakelijk werd geacht.

Zo kom ik natuurlijk bij het heikele punt waarover in de commissie ­
zoals verslaggever collega Paque het vanochtend in het Frans heeft
gezegd ­ vele "passionante", of misschien zelfs passionele,
discussies zijn gevoerd. De geest van de wetsaanpassingen die
voorliggen is er een die geen problemen wil maken waar er geen zijn,
opdat het beleid zich beter zou kunnen richten op een effectievere
voorkoming en een effectievere aanpak van de echte problemen.

Het doel is dus duidelijk, maar de manier waarop we dit trachten te
doen is een ander paar mouwen, aangezien er maar een smalle
manoeuvreerruimte bestaat. In de vorige regering heeft men getracht
dit doel te verwezenlijken met een circulaire aan de parketten over
de prioriteiten en het vervolgingsbeleid ten aanzien van drugs,
waarbij cannabis de laagste prioriteit kreeg. Uit het evaluatierapport
van 2000 bleek dat nog relatief vaak nodeloze vervolging werd
aangewend.

Vandaag is er opnieuw voor gekozen om binnen de contouren van
het strafrecht te blijven. Het past trouwens ook in een
ontradingspolitiek, maar er wordt getracht niet-vervolging in bepaalde
gevallen beter te verankeren door een wijziging in de drugswet, met
bijhorende koninklijke besluiten en een nieuwe circulaire aan de
parketten. Concreet zal dit betekenen dat bij het bezit van een
hoeveelheid cannabis voor eigen gebruik, indien dat niet gepaard
gaat met problematisch gebruik of overlast, er geen proces-verbaal
meer wordt opgesteld maar wel een anonieme politionele registratie.
Zo kan men vermijden dat er onnodig vervolgd wordt in deze
gevallen. Het wordt mogelijk gemaakt via een amendement om de
politieambtenaar in afwijking van artikel 40 van de wet op het
politieambt de mogelijkheid te geven geen proces-verbaal meer op te
stellen bij de vaststelling van een strafbaar feit, maar enkel in
bepaalde gevallen. Er gebeurt dan enkel een anonieme registratie in
plaats van een proces-verbaal. Dat moet in de praktijk betekenen dat
het opsporings- en vervolgingsbeleid zich prioritair naar overlast of
risicosituaties dient te richten, wat in de praktijk vertaald dient te
worden in het overleg tussen de lokale overheden, de politie en de
procureur. Regionale accentverschillen zullen wellicht nog mogelijk
blijven, maar ze zullen kleiner worden.

Tot slot wil ik nog zeggen dat de SP.A-fractie legaal of illegaal
druggebruik niet ­ en ik denk dat dat voor iedereen geldt in dit
halfrond ­ als een evidentie beschouwt. Niemand doet dat. De
ontrading is een algemene maatschappelijke opdracht, een opdracht
voor iedereen, maar de aanpassingen die vandaag voorliggen
moeten leiden tot een beter en geïntegreerd beleid. We moeten
trachten de continuïteit van het geïntegreerd beleid te waarborgen en
te verbeteren. Daardoor kunnen we risicogedrag en problematische
gebruikers effectiever helpen. De repressie kan en moet daarvoor
worden opgedreven, daar waar het nodig is.
parler en l'espèce de gaspillage
d'énergie. Plus les normes en
matière de drogues seront
réalistes et plus il sera facile de
les faire respecter. Aussi
estimons-nous qu'il convient de
prêter davantage attention à la
prévention. L'expérience nous
enseigne que la dissuasion n'est
pas la méthode préventive la plus
adéquate et qu'elle produit même
les effets opposés à ceux qu'elle
vise à atteindre. La dissuasion n'a
aucune prise sur l'univers sensible
des consommateurs de drogues. Il
faut mener une politique de
prévention qui soit plus proche de
leur réalité, ce qui accroîtra
l'efficacité de cette politique. Pour
le SP.A, les responsables d'une
politique de prévention doivent
quand même indiquer quels
risques comporte la
consommation de drogues mais
cela s'inscrit dans le cadre d'une
approche coordonnée qui
chapeaute aussi la répression et
les soins dispensés aux drogués.
C'est là tout le mérite de la Note
fédérale sur la drogue et du
présent projet de loi qui constitue
une concrétisation des
recommandations du groupe de
travail chargé de la problématique
de la drogue. Il s'est avéré par le
passé que la circulaire, la
méthode utilisée par le
gouvernement précédent pour
appréhender le problème des
drogues, a trop souvent donné
lieu dans la pratique à des
poursuites inutiles. C'est la raison
pour laquelle nous instaurons
aujourd'hui l'absence de
poursuites systématiques dans
certains cas spécifiques. Ce
faisant, nous restons dans les
limites de la législation pénale, car
la dissuasion reste nécessaire. Si
aucun usage problématique n'est
constaté, le consommateur est
enregistré par la police de
manière anonyme. Un
amendement à la législation
relative à la fonction de police doit
permettre cette procédure. La
politique de recherche et de
poursuite pourra donc davantage
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
53
s'orienter vers les nuisances. Il
importe dès lors d'instaurer une
coopération au niveau local. Les
différences d'approches
régionales actuelles s'atténueront.
Personne, dans cette Assemblée,
ne juge la consommation de
drogues souhaitable, qu'il s'agisse
de drogues légales ou illégales.
Notre mission sociale reste dès
lors la dissuasion. Une politique
intégrée doit aider le
consommateur à risque.
De
voorzitter
: Collega's, we hebben alle fracties gehoord en nu volgt de tweede ronde. Er zijn twee
fracties die verschillende sprekers hebben aangeduid. Voor de CD&V zijn dat de heer Deseyn en de heer
Goutry en voor Ecolo-Agalev zijn dat mevrouw Leen en mevrouw Descheemaeker. Mijnheer Van Parys,
als u dat wenst verleen ik u met genoegen nu het woord en dan stop ik 5 minuten voor het sluiten van de
middagvergadering en het openen van de avondvergadering.
02.119
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, nu de
camera's verdwenen zijn...
De
voorzitter
: De camera's zijn er altijd, mijnheer Van Parys, er zijn er acht.
02.120
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik hoop dat
ik minstens niet door u zal worden onderbroken.

Nu de camera's verdwenen zijn wil ik graag het woord nemen,
zodanig dat de werkzaamheden worden georganiseerd zoals u dit
wenst, met betrekking tot de zichtbaarheid van de oppositie. Omdat
ik plichtsbewust mijn opdracht als parlementslid wil vervullen, wil ik in
de gelegenheid zijn om te repliceren op een aantal zaken die hier zijn
gezegd. Het was zo een boeiend debat kunnen zijn, indien wij in staat
waren geweest om te kunnen tussenkomen en een aantal zaken ten
opzichte van elkaar zo hadden kunnen duidelijk maken. U wil deze
vorm van debat niet. De grijsheid van het debat zal er het gevolg van
zijn.

De rondzendbrief waarover gesproken is, was de resultante van wat
in de werkgroep Drugs is tot stand gekomen. De rondzendbrief was in
de vorige legislatuur één van de weinige aanbevelingen van de
werkgroep Drugs die uitgevoerd zijn. Hierbij werden inderdaad de
aanbevelingen in verband met het vervolgingsbeleid integraal
toegepast. Wanneer deze rondzendbrief in dit Parlement besproken
werd, is hij zelfs bij wijze van motie, eenparig goedgekeurd door alle
democratische partijen. Ik hoop dat men zijn stemgedrag van toen
niet zal verloochenen. De waarheid heeft haar rechten.
02.120
Tony Van Parys
(CD&V):
Les caméras ne sont plus là.
L'opposition apparaît-elle à l'écran
comme le président le souhaitait
manifestement? Il est dommage
également qu'il n'ait pas autorisé
d'interruptions. En conséquence,
le débat reste morne.

En ce qui concerne la circulaire
que j'ai rédigée à l'époque en
qualité de ministre de la Justice,
elle était le fruit des travaux du
groupe de travail sur les drogues,
dont les recommandations ont été
approuvées à l'unanimité par le
Parlement.
02.121
Annemie Van de Casteele
(VU&ID): Mijnheer Van Parys, u
blijkt dit niet te grijpen. Ik heb anderhalf jaar meegedraaid in die
werkgroep Drugs. Ik heb het verslag hier bij mij. We hebben
inderdaad dan op 24 juni 1997 een debat gevoerd in het halfrond,
waar we de aanbevelingen van de werkgroep Drugs in grote lijnen en
met een grote meerderheid hebben aanvaard, maar ik zeg nogmaals
dat in die aanbevelingen op geen enkele manier stond hoe dit zou
worden uitgevoerd. U heeft een poging gedaan in uw rondzendbrief
02.121
Annemie Van de
Casteele
(VU&ID): J'ai travaillé
pendant un an et demi au sein de
ce groupe de travail. En effet, les
recommandations ont été
approuvées à une large majorité
au terme d'un débat. Mais
combien de fois devrai-je encore
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
54
van 1998, om wat we in 1997 hebben beslist ook op het terrein uit te
voeren. Wij hebben daarover geen debat gevoerd. Wij hebben die
rondzendbrief ook niet goedgekeurd en ik heb evenveel recht om te
zeggen dat wat deze regering doet evengoed een uitvoering is van
de aanbevelingen die wij toen hebben goedgekeurd.
répéter ici que ces
recommandations ne précisaient
pas comment il fallait les mettre
en oeuvre? Nous n'avons dès lors
pas approuvé la circulaire de M.
Van Parys. L'actuel projet
constitue tout autant une mise en
oeuvre des recommandations
d'alors.
02.122
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs
naar de interpellatie die werd gehouden naar aanleiding van het
verschijnen van de omzendbrief en naar het stemgedrag van
iedereen onder u en van de verschillende democratische fracties die
hier toen vertegenwoordigd waren. Men heeft zich daar bij wijze van
stemming inderdaad uitgesproken over deze omzendbrief, mevrouw
Van de Casteele. U moet weten welke de consequenties van een
bepaald stemgedrag zijn.

Het inhoudelijke is echter veel belangrijker dan het formele. Daarom
heb ik mij zo bijzonder boos gemaakt op de tussenkomst van collega
Bacquelaine. Dat is het voordeel van het systeem van debat van
onze voorzitter. We kunnen nu repliceren op een man die niet meer
aanwezig is, mijnheer de voorzitter. Dat is het boeiende van de wijze
waarop u het debat hier organiseert. Het is een debat in het ijle waar
een tegensprekelijkheid onmogelijk wordt gemaakt. De voorzitter
heeft zijn doel bereikt, dat is zonder meer duidelijk. Desalniettemin
hebben wij het eergevoel en de fierheid om hier te repliceren.

De inhoud en de boodschap van de omzendbrief zijn belangrijk. Dit is
belangrijk in tegenstelling tot de huidige regeling, collega's. De
boodschap van de omzendbrief was immers heel precies. Wanneer
men om het even welke vaststelling deed in verband met de
drugproblematiek dan was de boodschap naar de publieke opinie
duidelijk. Dit ging ook op voor een vaststelling met betrekking tot het
bezit van cannabis voor eigen gebruik De boodschap zei dat dit niet
kan, niet mag en een reëel gevaar betekent voor degene die zich
daaraan begeeft.

Daarom werden er inderdaad zeer precieze en duidelijke instructies
gegeven aan de politiediensten. Dit waren instructies om inderdaad
een vereenvoudigd proces-verbaal op te maken. Collega's, dit
vereenvoudigd proces-verbaal werd in de omzendbrief omschreven
als ten eerste een waarschuwing en ten tweede een verwijzing naar
de norm. "Mevrouw, mijnheer, dit mag niet. Dit kan niet. Dit is tegen
de wet. Dit kan u schaden." Dit was de zeer precieze opdracht en
boodschap die terug te vinden was in de omzendbrief.

De politiediensten maakten dan inderdaad een proces-verbaal op op
naam en met de omschrijving van de feiten. Dit werd maandelijks
overgemaakt aan het openbaar ministerie. Zo staat het heel duidelijk
en precies omschreven in de omzendbrief. Het openbaar ministerie
had op dat ogenblik de opportuniteit om vervolging in te stellen of
niet. Het kreeg op dat ogenblik kennis van de gegevens en kon
oordelen over de opportuniteit. Dat is het fundamentele verschil met
de huidige regeling. Met de huidige regeling is het zo dat men het
openbaar ministerie buitenspel zet. Bij vaststellingen van bezit voor
eigen gebruik maakt men immers geen proces-verbaal op. Dat is de
02.122
Tony Van Parys
(CD&V):
Celui qui approuve les
recommandations doit être
conscient des conséquences de
son vote.

Je préfère la discussion sur le
fond aux querelles sur les
responsabilités passées. Ma
circulaire prévoyait l'obligation de
constater la possession et la
consommation de drogue. C'était
pour le consommateur un signal
lui indiquant que son
comportement était illicite.
Chaque mois, les procès-verbaux
succincts étaient envoyés au
parquet. Aujourd'hui toutefois, le
parquet est mis sur la touche.

Seul l'enregistrement anonyme
par un agent est possible. Le
ministère public ne pourra donc
être informé de certaines
infractions. L'anonymat constitue
la différence essentielle avec le
règlement actuel. On empêche le
ministère public de poursuivre.
L'ancienne procédure était
conforme aux recommandations
du groupe de travail parlementaire
qui préconisaient que tout délit en
matière de drogue devait donner
lieu à une action. Au besoin, les
proches de l'intéressé en étaient
informés. Bref, le clignotant
s'allumait.

Aujourd'hui, le clignotant disparaît.
Le gouvernement répand le
message que tout cela n'est pas
grave et que l'utilisation du
cannabis n'expose aucunement à
des poursuites judiciaires. Qui ose
exprimer des opinions
divergentes, est un menteur. On
empêche purement et simplement
le ministère public d'identifier les
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
55
zogenaamde rechtszekerheid die vandaag wordt gecreëerd. Er is
alleen een anonieme vaststelling mogelijk in het carnetje van de
betreffende politieagent.

Dat is de rechtszekerheid die men op dat ogenblik creëert. Het
openbaar ministerie kan hierdoor gewoon niet in kennis gesteld
worden van het strafbaar feit. Het zal dus ook onmogelijk kunnen
vaststellen dat het om een herhaald gebruik gaat. Het is anoniem en
bevindt zich in dat kleine boekje waar de politieagent over beschikt.
Dit is dus het alternatief dat op dit ogenblik door deze meerderheid
aangeboden wordt.

Mijnheer de voorzitter, collega's, dit is het essentiële onderscheid dat
hier dood de meerderheid in alle talen wordt genegeerd. Op dit
ogenblik, in de huidige nieuwe situatie is er geen enkele reactie
meer. Men verhindert dat het openbaar ministerie kan tussenkomen
en kan vervolgen. In de vorige situatie, op initiatief en ingevolge de
aanbevelingen van de werkgroep in dit Parlement hadden we gezegd
dat er hoe dan ook een reactie moest komen.

Dit is schadelijk. Dit is strafbaar. Dit moet een gevolg kunnen krijgen.
Vandaar dat er inderdaad een proces-verbaal moest worden
opgesteld zodanig dat de confrontatie met de norm, dat de
waarschuwing een feit was en dat men desgevallend in staat was de
omgeving, de familie, het gezin, de school in te lichten. Het
knipperlicht ging aan, vrienden. Dit was de belangrijke opdracht.

Mijnheer de minister van Volksgezondheid, nu is er eenvoudig geen
knipperlicht meer. Dit is het essentiële in de boodschap. Het feit dat
men zegt: inderdaad, het kan geen kwaad en u mag er van
verzekerd zijn, er komt geen reactie, want de enige reactie is een
anonieme reactie die natuurlijk ten aanzien van de individuele
persoon geen enkel gevolg kan krijgen. Dit is naar waarheid in de
teksten die voorliggen in de vroegere rondzendbrief en in de huidige
teksten die voorliggen, dit is de realiteit van de dingen. Ik vind het
onwaardig van sommige parlementsleden dat men hier theorieën
verkondigt die compleet tegengesteld zijn aan de teksten die
vandaag voorliggen. Men schakelt eenvoudig het openbaar
ministerie uit, wat in geen enkele andere materie ooit is gebeurd,
door het openbaar ministerie uit te sluiten van kennisname op naam
van het individu dat zich inderdaad in toestand van het plegen van
een misdrijf bevindt, meer bepaald het individu dat zich in het bezit
van drugs of cannabis voor eigen gebruik bevindt.

Dat is een bijzonder belangrijk precedent, maar er zijn hier nog
andere precedenten geciteerd, mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, met name het gegeven dat hier op deze tribune
wordt gezegd dat de politiemensen over de opportuniteit zullen
kunnen oordelen of, naar aanleiding van de vaststelling van een
misdrijf, er al dan niet een proces-verbaal wordt opgemaakt. Dit is
hier op deze tribune uitdrukkelijk verklaard.

Mijnheer de voorzitter, het is daarom dat ik aan de minister van
Justitie zou willen vragen of het inderdaad mogelijk is dat in de
globaliteit of naar aanleiding van deze wetgeving de politiediensten
de mogelijkheid hebben om bij vaststelling van een misdrijf geen
proces-verbaal op te maken. Dit is een bijzonder belangrijk
principieel punt, niet alleen in deze discussie, maar ten aanzien van
auteurs. C'est inconcevable.

M. Coveliers a déclaré que la
police elle-même pourra décider
de l'opportunité de rédiger un PV.
Je demande expressément à M.
Verwilghen s'il en est bien ainsi.
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
56
de bevoegdheden van politiediensten, respectievelijk het openbaar
ministerie.

Mijnheer de voorzitter, ik vraag dus heel concreet aan de minister
van Justitie of het inderdaad kan dat politiediensten of politiemensen
bij vaststelling van een misdrijf over de opportuniteit kunnen
oordelen om al dan niet een proces-verbaal op te stellen.
02.123 Minister
Marc Verwilghen:
Mijnheer de voorzitter, ik heb
deze vraag al beantwoord in de commissie voor de Justitie. Ik zal dat
nogmaals doen in mijn repliek.
02.123
Marc
Verwilghen
,
ministre: J'ai déjà répondu à cette
question en commission et je
répéterai ma réponse tout à
l'heure.
02.124
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, misschien kan u ze dan nog eens beantwoorden. Het
zou nuttig zijn om in dialoog te treden om het debat interessant te
maken en niet een debat te organiseren waar men drie uren nadat de
spreker een opmerking heeft gemaakt antwoordt. Is artikel 29 van het
Wetboek van Strafvordering nog altijd van toepassing of niet? Moet
een politieofficier proces-verbaal opmaken wanneer er een misdrijf
wordt vastgesteld?

Mijnheer de voorzitter, dit is de concrete vraag, waar de minister met
ja of neen kan op antwoorden. Ik vraag dit uitdrukkelijk omdat het
belangrijk is dat onze politiemensen weten waar ze staan.
02.124
Tony Van Parys
(CD&V):
L'article 29 du Code pénal
s'applique-t-il encore ou non?
02.125 Minister
Marc Verwilghen:
Mijnheer de voorzitter, ik zal een
globaal antwoord geven. Dat is een eerste zaak. Een tweede zaak is
­ en daar zou men zich toch eens over moeten beraden ­ in welke
hoedanigheid de heer Van Parys hier is. Hij is een lid van de Kamer
van Volksvertegenwoordigers. Hij heeft dus het absolute recht om
zijn mening te zeggen. Ik ben de laatste om dat te betwisten. Ik
begrijp ook dat hij zijn circulaire, want zijn handtekening staat daar
ook onder, verdedigt. We zijn hier dus niet het debat aan het voeren
van hoe goed die circulaire is en hoe slecht deze circulaire is. Ik zal
straks toelichten waarom dat zo is. Dan vind ik, eerlijkheidshalve
gezegd, de uiteenzetting die we daarstraks hebben gehoord niet van
het fraaiste wat we al hebben gezien.
02.125
Marc Verwilghen
,
ministre: Je répondrai tantôt. En
sa qualité de membre de la
Chambre, M. Van Parys a
parfaitement le droit d'adresser
des question critiques au
gouvernement. Pour l'instant, il
défend surtout sa propre
circulaire. Le débat n'a pourtant
pas pour but de démontrer
l'excellence de l'ancienne
réglementation ni les lacunes de
la nouvelle. Quoi qu'il en soit, les
interruptions de M. Van Parys sont
l'occasion d'un fameux spectacle.
02.126
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik begrijp
dus dat men parlementsleden in dit debat hoedanigheden toemeet en
op die manier probeert het debat te voorkomen of uit te sluiten. In
deze, mijnheer de minister van Justitie, is er een belangrijke
discussie ontstaan. De discussie is terug te brengen tot het volgende
probleem.

Een politieofficier stelt een misdrijf vast. Heeft hij de bevoegdheid,
de opportuniteit, om te oordelen of er al dan niet een proces-verbaal
moet worden opgemaakt? Dat is hier op deze tribune uitdrukkelijk
gezegd en het antwoord op deze vraag is cruciaal omdat op deze
wijze onze politiemensen te weten zullen kunnen komen wat hun
gedraging moet zijn ten aanzien van vaststellingen in verband met
criminaliteit in het algemeen en vaststellingen met betrekking tot de
02.126
Tony Van Parys
(CD&V):
Je constate que l'on tente
d'empêcher le débat. Je répète
ma question: la police aura-t-elle
compétence pour décider s'il est
opportun de dresser procès-
verbal? La police doit savoir à
quoi s'en tenir.

M. Coveliers a même affirmé
qu'un agent constatant une
infraction au code de la route
décidera s'il y a lieu de poursuivre
ou pas. Nous risquons donc d'être
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
57
drugcriminaliteit in het bijzonder. Door op dit ogenblik deze vraag in
het midden te laten, organiseren wij het politiesepot, het systeem
waarbij politiemensen, zoals de heer Coveliers op deze tribune
gezegd heeft, in staat zouden zijn om misdrijven vast te stellen en
dan zelf te oordelen of er al dan niet proces-verbaal moet worden
opgemaakt. De heer Coveliers heeft hier op deze tribune gezegd: "bij
vaststelling van een verkeersovertreding zal de politieman de
bevoegdheid hebben om te oordelen of er al of niet een proces-
verbaal moet worden opgesteld". Als men dit hier op deze tribune
mag en kan stellen, dan opent dit niet alleen het gedoogbeleid ten
aanzien van het bezit van drugs en cannabis voor eigen gebruik,
maar opent dit een gedoogbeleid in functie van de good-will van de
politieofficier. Dan staan we voor een fundamenteel probleem inzake
de rechtsstaat. Dan zullen we hier wetten stemmen waarvan we dan
wel zullen zien of de politiemensen ze al dan niet toepassen.

Dit is wat hier op deze tribune door eminente juristen is gezegd en
waar wij van de minister van Justitie redelijkerwijze een antwoord
kunnen verwachten, in welke hoedanigheid dan ook, mijnheer de
voorzitter. In de hoedanigheid van lid van dit parlement willen wij een
rechtmatig antwoord om daaromtrent elke onduidelijkheid weg te
nemen. Ik stel vast dat men dit niet wenst te doen en dat men deze
onduidelijkheid wil laten bestaan. Dit betekent onder meer dat men
op deze wijze het uitdrukken van dergelijke stellingnamen legitimeert
en ondersteunt, wat aanleiding is tot een fundamentele vraag ten
aanzien van de rechtszekerheid. Collega's, voortaan zal het zo zijn
dat wanneer een misdrijf wordt gepleegd, de officier daarmee zal
doen wat hij wil doen.

In de drugproblematiek stelt men uitdrukkelijk: "In deze materie zal u
geen proces-verbaal opmaken en zal u ervoor zorgen dat het
openbaar ministerie niet in staat is om te vervolgen". Dit is wat hier
op deze tribune is gezegd en wat eigenlijk geen tegenspraak heeft
mogen krijgen via de debatcultuur die door de voorzitter van deze
Kamer is tot stand gekomen en via de waanzinnige weigering van de
minister van Justitie om het evidente antwoord te geven, met name
de toepassing van het Wetboek van strafvordering artikel 29 waar
men zegt: "Bij vaststelling van misdrijven zal de politie een proces-
verbaal opmaken en dan is het aan het openbaar ministerie om over
de opportuniteit te oordelen".

Waar gaan we naartoe in dit Parlement als de wet hier niet uitgelegd
kan worden zoals we ze hier gestemd hebben. Daar gaat het
uitdrukkelijk over. Dat is de uitdaging van dit debat. De wijze waarop
dit hier op dit ogenblik gebeurt, creëert niet alleen de grootst
mogelijke dubbelzinnigheid en chaos ten opzichte van de
drugproblematiek zoals het al ten overvloede werd vastgesteld en
met bravoure door collega Vandeurzen en collega Goutry. Om dit te
verantwoorden heeft men dus het probleem verruimd ten aanzien
van bevoegdheden van politiediensten om misdrijven vast te stellen.

Om dit te verantwoorden heeft men het probleem verruimd ten
aanzien van bevoegdheden van politiediensten om misdrijven vast te
stellen.

De voorzitter van de commissie voor de Justitie antwoordt niet. De
minister van Justitie evenmin. De voorzitter van de Kamer laat dit
gebeuren. Op dit ogenblik aanvaardt men het politiesepot.
confrontés à une politique de
tolérance dans toutes sortes de
domaines, en fonction de l'attitude
de l'agent de police. Dans un état
de droit, il s'agit d'un problème
fondamental. D'éminents juristes
ont souligné qu'il n'appartient pas
à la police de juger si les lois
doivent être appliquées et dans
quelle mesure.
Si ces textes sont adoptés, la
police pourra dorénavant faire ce
qu'elle veut et il deviendra
impossible pour le ministère public
de poursuivre. Le gouvernement
refuse de faire la clarté sur cette
atteinte à la sécurité juridique. Où
va-t-on si les lois ne sont même
pas expliquées au Parlement? La
majorité crée le chaos et
l'ambiguité au niveau de la
politique des drogues et des
compétences de la police.
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
58
02.127
Fred Erdman
(SP.A): Mijnheer de voorzitter, ik heb me niet
in dit debat te moeien vermits ik mijn standpunt duidelijk heb
gemaakt tijdens de adviesprocedure in de commissie voor de
Justitie. Ik heb niet de gewoonte af te wijken van een standpunt dat ik
eerder heb ingenomen.

Mijnheer Van Parys, ik verwijs naar bladzijde 256 van het verslag
waar de regels, mijns inziens, zeer duidelijk zijn uitgestippeld niet
alleen voor de strafwet maar ook voor het strafprocesrecht. Ik kan er
alleen aan toevoegen dat na het debat in de commissie voor de
Justitie de regering daadwerkelijk heeft ingezien dat haar
oorspronkelijke tekst moest worden aangepast. Door de aanpassing
zijn er specificaties aangebracht inzake noties. Het is correct dat
discussie mogelijk is of deze noties voldoende of onvoldoende
nauwkeurig gespecifieerd zijn. Er is slechts een uitzondering
toegestaan op artikel 40. Meer heb ik daar niet aan toe te voegen.
Wat ik gezegd heb en correct is weergegeven op bladzijde 256
herbevestig ik hier, voor zover het nodig is.
02.127
Fred Erdman
(SP.A): En
ce qui me concerne, les choses
sont claires: la page 256 du
rapport comporte des règles
claires en vue de l'application de
la loi sur les plans pénal et de la
procédure pénale. Le
gouvernement a compris qu'il
devait adapter son projet de loi
initial et, ayant compris cela, il a
instauré une exception pour des
délits bien déterminés en matière
de drogues.
02.128
Jo Vandeurzen
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik wil de
heer Erdman danken voor de correctheid die hij aan de dag legt en
dat hij herbevestigt dat de uitspraken van de heer Coveliers
klinkklare onzin zijn. Ik herhaal dat het klinkklare onzin is! Dat is wat
de heer Erdman met omfloerste woorden herbevestigt. Hij bevestigt
dat hij in de commissie voor de Justitie en tijdens de debatten over
de federale drugnota anderhalf jaar geleden de regering erop
gewezen heeft dat haar ambities om een gedoogbeleid te kunnen
organiseren alleen konden worden waargemaakt met de invoering
van één uitzondering op de algemene taken van de politie.

Laat ons in deze discussie beginnen met te durven zeggen wat we
doen. We organiseren het gedoogbeleid. Daar kan men voor of tegen
zijn. Nonsens uit zijn nek slaan om te kunnen beweren dat het
strenger of niet strenger is, is geen parlementair debat!
02.128
Jo Vandeurzen
(CD&V):
M. Erdman confirme que M.
Coveliers a débité des âneries. Il
n'est possible de mener une
politique de tolérance qu'en
instaurant une exception aux
missions générales de la police.
02.129
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, de heer
Vandeurzen heeft op treffende en precieze wijze de conclusie
gemaakt.

Gelukkig was er nog één moedig man in dit debat, de voorzitter van
de commissie voor de Justitie, die in mensentaal heeft gezegd dat
elke politieofficier altijd proces-verbaal zal opmaken als een misdrijf
wordt vastgesteld. Dat is evident. Mijnheer Erdman, u hebt dit
herbevestigd. Dit is de wet. Dit is hetgeen in dit Parlement is
goedgekeurd. Er is één uitzondering. Bij bezit van cannabis voor
eigen gebruik is er de anonieme registratie. Dit betekent dat het
parket niet in staat is op te treden, laat staan om het even welk
initiatief te nemen. Dit is zeer duidelijk. Dit is de reden, mijnheer de
voorzitter, waarom het debat wel nog interessant kan zijn. Dit zijn de
teksten die voorliggen.

Collega's, vooraleer u u morgen bij de stemming definitief uitspreekt,
moet u beslissen of u aanvaardt dat het parket en zijn openbaar
ministerie in de onmogelijkheid wordt gesteld om welk initiatief dan
ook te nemen bij de vaststelling dat iemand wordt aangetroffen in het
bezit van cannabis voor eigen gebruik omdat het parket niet kan, niet
02.129
Tony Van Parys
(CD&V):
M. Vandeurzen vient de tirer la
conclusion qui s'imposait. Le
président de la commission de la
Justice avait raison: chaque
officier de police dressera toujours
procès-verbal quand il constatera
une infraction. C'est la loi. Une
seule exception est prévue. Si l'on
est pris en flagrant délit de
détention de cannabis pour sa
consommation personnelle, ce
constat donne lieu à un
enregistrement anonyme. Le
parquet ne peut intervenir. La
majorité admet-elle que dans les
cas de détention de cannabis pour
consommation personnelle, le
parquet soit privé de toute
possibilité d'agir d'initiative parce
qu'il n'a plus désormais ni la
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
59
mag en niet zal geïnformeerd worden op basis van de bepalingen
van het voorliggend ontwerp? Dat is de vraag die u zult moeten
beantwoorden. Wat de heren Coveliers en Bacquelaine ook mogen
beweren, bij vaststelling van cannabisbezit voor eigen gebruik zal er
alleen de anonieme registratie zijn die het optreden van het parket
onmogelijk maakt.

Dat is de reden waarom we spreken van een gedoogbeleid. Een
gedoogbeleid ontstaat op het ogenblik dat het het openbaar
ministerie onmogelijk wordt gemaakt om een initiatief te nemen. Dit
is hetgeen de regering in de voorliggende teksten heeft
neergeschreven. We spreken van gedoogbeleid omdat de
politiediensten alleen anoniem mogen registreren. De boodschap die
hiermee gegeven wordt is nefast omdat men aan ouders, aan
jongeren, aan kinderen op deze wijze de indruk geeft dat
cannabisgebruik niet zoveel kwaad kan. Op deze wijze verspreidt
men de boodschap dat dit mag. Dit staat in schril contrast met de
omzendbrief die altijd een reactie oplegde. De boodschap van de
omzendbrief was een waarschuwing, een verwijzing naar de norm.
Degene die werd aangetroffen in het bezit van cannabis werd
gewezen op het risico dat zou kunnen ontstaan. De waarschuwing
zou nooit een onmiddellijke aanhouding tot gevolg hebben. Wat
denkt u wel wat voor soort mensen wij zouden zijn! Er was een
waarschuwing. Er was een reactie. Er was een contact met de
omgeving, het gezin, de familie en de werkomgeving ­ een soort
flikkerlicht ­ om de mensen erop te wijzen dat er wel eens iets aan
de hand zou kunnen zijn. In de mate dat dit een verlengstuk kreeg in
het herhaald gebruik, van een verslaving of van overlast dan kwam
inderdaad het openbaar ministerie, dan trad het parket in werking.

Dit was de filosofie van het gezond verstand, van wat mensen willen.
De filosofie die nu wordt ingevoerd is de filosofie van doe maar, laat
maar gaan, alles mag, alles kan. Het gedoogbeleid wordt
gerealiseerd en het is in juridische termen vertaalt in mensentaal wat
de voorzitter van de commissie heeft gezegd.

Mijnheer Coveliers, u bent hier op uw nummer gezet maar u hebt het
helaas niet gehoord.
capacité ni l'autorisation de le
faire? Cet enregistrement
anonyme rend impossible la
mission du parquet. Et c'est à
partir de ce moment-là que
commence la politique de
tolérance. Le message véhiculé à
travers cet enregistrement
anonyme est néfaste pour les
parents et les jeunes et fait naître
l'impression que la consommation
de cannabis n'est pas nocive.
Alors que ma circulaire prévoyait
un avertissement du
consommateur à qui l'on disait
clairement qu'il avait enfreint une
norme. Si ce consommateur
devenait toxicomane ou se rendait
coupable de nuisances
quelconques, le parquet pouvait
entrer en action. Le présent projet
de loi par contre a pour toute
philosophie: allez-y, tout est
permis, tout est possible.
De
voorzitter
:
De vergadering is gesloten.
La séance est levée.
De vergadering wordt gesloten om 18.38 uur. Volgende vergadering woensdag 12 februari 2003 om 18.50
uur.
La séance est levée à 18.38 heures. Prochaine séance le mercredi 12 février 2003 à 18.50 heures.



12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
60
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
61
BIJLAGE
ANNEXE
PLENUMVERGADERING
SÉANCE PLÉNIÈRE
WOENSDAG 12 FEBRUARI 2003
MERCREDI 12 FÉVRIER 2003
INTERNE BESLUITEN
DECISIONS INTERNES
INTERPELLATIEVERZOEKEN
DEMANDES D'INTERPELLATION
Ingekomen
Demandes
Het Bureau heeft interpellatieverzoeken ontvangen
van:
Le Bureau a été saisi de demandes d'interpellation
de:
1. mevrouw Frieda Brepoels tot de vice-eerste
minister en minister van Mobiliteit en Vervoer over
"de begroting 2003 van de NMBS".
1. Mme Frieda Brepoels à la vice-première ministre
et ministre de la Mobilité et des Transports sur "le
budget 2003 de la SNCB".
(nr. 1570 ­ verzonden naar de commissie voor de
Infrastructuur, het Verkeer en de
Overheidsbedrijven)
(n° 1570 ­ renvoi à la commission de
l'Infrastructure, des Communications et des
Entreprises publiques)
2. de heer Pieter De Crem tot de vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken over
"de door de Belgische regering aangekondigde
weigering tot deelname aan de bescherming van
Turkije in Navo-verband en het door hem
aangekondigde veto-rechtgebruik van België in de
schoot van de Navo".
2. M. Pieter De Crem au vice-premier ministre et
ministre des Affaires étrangères sur "l'annonce,
faite par le gouvernement belge, de son refus de
participer à la défense de la Turquie dans le cadre
de l'OTAN et de son intention d'utiliser le droit de
veto de la Belgique au sein de l'Alliance
atlantique".
(nr. 1571 ­ verzonden naar de commissie voor de
Buitenlandse Betrekkingen)
(n° 1571 ­ renvoi à la commission des Relations
extérieures)
3. de heer Guido Tastenhoye tot de eerste minister
over "de houding van België in de kwestie Irak".
3. M. Guido Tastenhoye au premier ministre sur
"l'attitude de la Belgique dans le cadre de la
question irakienne".
(nr. 1572 ­ verzonden naar de commissie voor de
Buitenlandse Betrekkingen)
(n° 1572 ­ renvoi à la commission des Relations
extérieures)
4. de heer Yves Leterme tot de minister van
Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en
Participaties, belast met Middenstand over "De
Post en de niet bescherming van de persoonlijke
levenssfeer".
4. M. Yves Leterme au ministre des
Télécommunications et des Entreprises et
Participations publiques, chargé des Classes
moyennes sur "La Poste et le non-respect de la vie
privée".
(nr. 1573 ­ verzonden naar de commissie voor de
Infrastructuur, het Verkeer en de
Overheidsbedrijven)
(n° 1573 ­ renvoi à la commission de
l'Infrastructure, des Communications et des
Entreprises publiques)
5. mevrouw Greta D'Hondt tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "het
gezinspensioen".
5. Mme Greta D'Hondt au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "la pension de
ménage".
(nr. 1574 ­ verzonden naar de commissie voor de
Sociale Zaken)
(n° 1574 ­ renvoi à la commission des Affaires
sociales)
6. de heer Dirk Van der Maelen tot de vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken over
"Irak".
6. M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre
et ministre des Affaires étrangères sur "l'Irak".
(nr. 1575 ­ verzonden naar de commissie voor de
Buitenlandse Betrekkingen)
(n° 1575 ­ renvoi à la commission des Relations
extérieures)
12/02/2003
CRIV 50
PLEN 326
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
62
7. de heer Patrick Moriau tot de vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken over
"het binnen de NAVO door de Belgische regering
verdedigde standpunt ten aanzien van de
ontwikkeling van de Iraakse crisis".
7. M. Patrick Moriau au vice-premier ministre et
ministre des Affaires étrangères sur "la position
défendue par le gouvernement belge à l'OTAN en
regard de l'évolution de la crise irakienne".
(nr. 1576 ­ verzonden naar de commissie voor de
Buitenlandse Betrekkingen)
(n° 1576 ­ renvoi à la commission des Relations
extérieures)
8. de heer Joseph Arens tot de minister van
Financiën over "de verhoging van het van belasting
vrijgestelde inkomenspercentage ten gunste van
ouders van studenten die voor een hogere studie
verplicht zijn op kamers te wonen".
8. M. Joseph Arens au ministre des Finances sur
"la majoration de la quotité de revenus exemptés
d'impôts en faveur des parents d'étudiants obligés
de loger à l'extérieur (koter) pour poursuivre des
études supérieures".
(nr. 1577 ­ verzonden naar de commissie voor de
Financiën en de Begroting)
(n° 1577 ­ renvoi à la commission des Finances et
du Budget)
9. de heer Jos Ansoms tot de vice-eerste minister
en minister van Mobiliteit en Vervoer over "het
besparingsplan van de NMBS".
9. M. Jos Ansoms à la vice-première ministre et
ministre de la Mobilité et des Transports sur "le
plan d'assainissement de la SNCB".
(nr. 1578 ­ verzonden naar de commissie voor de
Infrastructuur, het Verkeer en de
Overheidsbedrijven)
(n° 1578 ­ renvoi à la commission de
l'Infrastructure, des Communications et des
Entreprises publiques)
10. mevrouw Simonne Creyf tot de eerste minister
over "de compensatie voor de gemeenten voor het
verlies aan dividenden uit de
elektriciteitsdistributie".
10. Mme Simonne Creyf au premier ministre sur "la
compensation pour les communes pour la perte de
dividendes provenant de la distribution
d'électricité".
(nr. 1579 ­ verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)
(n° 1579 ­ renvoi à la commission de l'Intérieur,
des Affaires générales et de la Fonction publique)
11. de heer Francis Van den Eynde tot de vice-
eerste minister en minister van Mobiliteit en
Vervoer over "de begroting van de NMBS".
11. M. Francis Van den Eynde à la vice-première
ministre et ministre de la Mobilité et des Transports
sur "le budget de la SNCB".
(nr. 1580 ­ verzonden naar de commissie voor de
Infrastructuur, het Verkeer en de
Overheidsbedrijven)
(n° 1580 ­ renvoi à la commission de
l'Infrastructure, des Communications et des
Entreprises publiques)
12. mevrouw Josée Lejeune tot de vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken over
"de evolutie van de situatie in Irak en het Belgische
standpunt binnen de NAVO".
12. Mme Josée Lejeune au vice-premier ministre et
ministre des Affaires étrangères sur "l'évolution de
la situation irakienne et la position belge formulée
au sein de l'OTAN".
(nr. 1581 ­ verzonden naar de commissie voor de
Buitenlandse Betrekkingen)
(n° 1581 ­ renvoi à la commission des Relations
extérieures)
13. mevrouw Claudine Drion tot de vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken over
"de Iraakse crisis".
13. Mme Claudine Drion au vice-premier ministre
et ministre des Affaires étrangères sur "la crise
irakienne".
(nr. 1582 ­ verzonden naar de commissie voor de
Buitenlandse Betrekkingen)
(n° 1582 ­ renvoi à la commission des Relations
extérieures)
14. mevrouw Karine Lalieux tot de vice-eerste
minister en minister van Mobiliteit en Vervoer over
"de ontwerpbegroting en het investeringsplan van
de NMBS".
15. Mme Karine Lalieux à la vice-premièré ministre
et ministre de la Mobilité et des Transports sur "le
projet de budget et le plan d'investissement de la
SNCB".
(nr. 1583 ­ verzonden naar de commissie voor de
Infrastructuur, het Verkeer en de
Overheidsbedrijven)
(n° 1583 ­ renvoi à la commission de
l'Infrastructure, des Communications et des
Entreprises publiques)
VOORSTELLEN
PROPOSITIONS
Toelating tot drukken
Autorisation d'impression
CRIV 50
PLEN 326
12/02/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
63
1. Wetsvoorstel van mevrouw Joëlle Milquet tot
wijziging van artikel 22 van het Wetboek van de
Belgische nationaliteit (nr. 2281/1).
1. Proposition de loi de Mme Joëlle Milquet visant
à modifier l'article 22 du Code de la nationalité
belge (n° 2281/1).
2. Wetsvoorstel (de heren Tony Van Parys, Jo
Vandeurzen en Servais Verherstraeten) tot
strafbaarstelling van het kraken van gebouwen en
tot uitbreiding van de strafbaarstelling van
woonstschennis (nr. 2283/1).
2. Proposition de loi (MM. Tony Van Parys, Jo
Vandeurzen et Servais Verherstraeten) incriminant
le squat d'immeubles et étendant l'incrimination de
la violation de domicile (n° 2283/1).
MEDEDELINGEN
COMMUNICATIONS
REGERING
GOUVERNEMENT
Ingediende wetsontwerpen
Dépôt de projets de loi
De regering heeft volgende wetsontwerpen
ingediend:
Le gouvernement a déposé les projets de loi
suivants:
- Wetsontwerp houdende uitvoering van het
interprofessioneel akkoord voor de periode 2003-
2004 (nr. 2280/1);
- Projet de loi portant exécution de l'accord
interprofessionnel pour la période 2003-2004
(n° 2280/1);
(aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 78 van de
Grondwet)
(matière visée à l'article 78 de la Constitution)
De spoedbehandeling werd door de Regering
gevraagd bij toepassing van artikel 80 van de
Grondwet.
L'urgence a été demandée par le Gouvernement
conformément à l'article 80 de la Constitution.
Verzonden naar de commissie voor de Sociale
Zaken
Renvoi à la commission des Affaires sociales
- Wetsontwerp tot wijziging van de programmawet
van 10 februari 1998 tot bevordering van het
zelfstandig ondernemerschap (nr. 2285/1);
- Projet de loi modifiant la loi-programme du
10 février 1998 pour la promotion de l'entreprise
indépendante (n° 2285/1);
(aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 78 van de
Grondwet)
(matière visée à l'article 78 de la Constitution)
De spoedbehandeling werd door de Regering
gevraagd bij toepassing van artikel 80 van de
Grondwet.
L'urgence a été demandée par le Gouvernement
conformément à l'article 80 de la Constitution.
Verzonden naar de commissie voor het Bedrijfsleven,
het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale
wetenschappelijke en culturele instellingen, de
Middenstand en de Landbouw
Renvoi à la commission de l'Economie, de la Politique
scientifique, de l'Education, des Institutions
scientifiques et culturelles nationales, des Classes
moyennes et de l'Agriculture