K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
BV 50
PLEN 047
BV 50
PLEN 047
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
Beknopt Verslag
VAN DE PLENAIRE VERGADERING
VAN
15 - 03 - 2000
namiddag
2
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000
: Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000
: Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenum
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Bestellingen :
Commandes :
Tel. : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
www.laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
3
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
MEDEDELINGEN
5
AGENDA
5
REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN
5
PARLEMENTAIR ONDERZOEK
6
Onderzoek naar de dioxinecrisis (nr. 18)
Bespreking
Sprekers : Luc Paque, rapporteur, Peter Vanhoutte, rapporteur, Charles Janssens, Paul Tant, Luc
Paque, Gerolf Annemans, Colette Burgeon, Yolande Avontroodt, Robert Denis, Peter Vanvelt-
hoven, Charles Michel, Peter Vanhoutte, Annemie Van de Casteele, André Smets, Hubert
Brouns, Martine Dardenne, Pierre Lano en Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
6
BIJLAGE
KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
Commissies Toevoeging en wijzigingen
33
Commissies Ingediende verslagen
33
Interpellatieverzoeken
34
Verzoeken om advies van de Raad van State
35
Opmerkingen betreffende een wetsvoorstel
36
Parlementaire overlegcommissies Beslissingen
36
REKENHOF
Budgettaire aanrekeningen
36
Beslissingen van de Ministerraad
37
CENTRALE DIENST VOOR DE BESTRIJDING VAN DE GEORGANISEERDE ECONOMISCHE EN
FINANCIËLE DELINQUENTIE
Verslag 1997-1998
37
RAADGEVEND COMITE VOOR BIO-ETHIEK
Adviezen
37
EUROPEES PARLEMENT
Resoluties
37
MOTIES
38
INHOUD
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
5
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
MEDEDELINGEN
De voorzitter : Verscheidene mededelingen moeten aan
de Kamer worden gedaan. Zij worden als bijlage in het
Beknopt Verslag opgenomen.
AGENDA
De voorzitter : Overeenkomstig het advies van de Con-
ferentie van voorzitters van deze morgen, stel ik u voor
op de agenda van de plenaire vergadering van morgen-
namiddag het wetsontwerp tot wijziging van de wetten
op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari
1973, alsook de wet van 15 december 1980 betreffende
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging
en de verwijdering van vreemdelingen, nrs 441/1 tot 5 in
te schrijven.
Geen bezwaar ? (neen)
Aldus zal geschieden.
REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN
De voorzitter : Ik stel vast dat de regering niet vertegen-
woordigd is. Ik schors de vergadering.
De vergadering wordt geschorst om 14.25 uur.
Zij wordt hervat om 15.16 uur.
De voorzitter : Ik betreur deze gang van zaken. Ik
begrijp niet dat de regering hier niet aanwezig was. Ik
protesteer tegen deze gang van zaken.
Minister Jaak Gabriëls (in het Nederlands) : Ik heb pas
een kwartier geleden vernomen dat ik hier aanwezig
moest zijn.
De heer Luc Paque, rapporteur (PSC) : Ik deel uw
bezwaar. Voorts vind ik dat de minister van Volksge-
zondheid aanwezig moet zijn bij de bespreking.
De voorzitter : De regering is aanwezig. Bovendien zal
mevrouw Aelvoet zich in de loop van de namiddag bij
ons vervoegen. Ik denk dat wij nu de rapporteurs aan
het woord kunnen laten.
De heer Paul Tant (CVP) : Een lid van de Kamer kan de
aanwezigheid van een minister vorderen. Indien hij bij
zijn vraag blijft, dient daarover te worden gestemd.
De voorzitter : Ik ken de procedure. Het incident is
gesloten.
PLENAIRE VERGADERING
WOENSDAG 15 MAART 2000
NAMIDDAG
VOORZITTER :
de heer Herman DE CROO
De vergadering wordt geopend om 14.19 uur.
6
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
PARLEMENTAIR ONDERZOEK
O
NDERZOEK NAAR DE ZOGENAAMDE DIOXINECRISIS
De voorzitter : Aan de orde is de bespreking van het
verslag van de parlementaire onderzoekscommissie
belast met een onderzoek van de Belgische vlees-, zui-
vel- en eierproductie en naar de politieke verantwoorde-
lijkheden in het licht van de zogenaamde dioxinecrisis,
nrs 18/7 en 8.
De heer Luc Paque, rapporteur : De dioxinecrisis heeft
aangetoond dat de bewaking van de voedselveiligheid
een complexe opdracht is. Voorts herinnerde de crisis
ons eraan dat gezonde voeding absoluut een prioriteit
moet worden.
Het commissieverslag stelt daartoe nieuwe strategieën
voor.
De commissie werd op 16 juli 1999 opgericht. Op 7 sep-
tember werden de heer Pierre Morlet, eerste advocaat-
generaal bij het hof van beroep van Brussel, en de heer
Jan Van Hoof, professor aan de faculteit diergeneeskun-
de van Luik, als deskundigen aangesteld om de com-
missie bij te staan.
Op 16 december 1999 werd het mandaat van de onder-
zoekscommissie tot 3 maart 2000 verlengd.
De Kamer heeft de commissie opdracht gegeven de fei-
ten die tot de crisis hebben geleid, te inventariseren en
de productieprocessen van de voedingsmiddelenindus-
trie te beschrijven.
Voorts moest de commissie voorstellen uitwerken en de
politieke verantwoordelijkheden blootleggen.
De commissie heeft de ministers van Landbouw en van
Volksgezondheid op 3 augustus 1999 schriftelijk om een
administratief verslag over het verloop van de crisis ver-
zocht.
Kopieën van het gerechtelijk dossier, twee processen-
verbaal van het ministerie van Landbouw en het verze-
keringsdossier werden aan de commissie bezorgd.
De commissie hoorde getuigen die bij de dioxinebe-
smetting betrokken waren, toxicologische deskundigen
en verscheidene instanties en organisaties. Één keer
leidden evidente contradicties tot een getuigenconfron-
tatie.
Om telefoongesprekken na te trekken, beval de commis-
sie onderzoeksverrichtingen.
Een deel van de werkzaamheden was openbaar. De
commissiedocumenten worden gearchiveerd, de video-
opnamen zijn beschikbaar.
Wat de chronologie betreft, verwijs ik naar het verslag
van het ministerie van Landbouw.
De discussie had ook betrekking op een mogelijke twee-
de besmettingsbron. De firma Verkest zou diverse
olieën, met name olie uit transformatoren, in vier leverin-
gen hebben gemengd. Die olieën uit transformatoren
zouden met frituurvet zijn vermengd. Die besmette voe-
dingsmiddelen werden in andere voedingsproducten
voor dieren gerecycleerd. Nadat de voedingsdeskundige
van de firma De Brabander de diverse hypotheses had
onderzocht, vorderde hij in Nederland een bemonstering
naar de mogelijke aanwezigheid van dioxine. Op 26 april
1999 werd deze hypothese bevestigd. Op 3 juni 1999
verklaarde een Belgische professor dat het niet om
dioxine maar om PCB's ging. Op 10 juni werd in België
een PCB-norm ingevoerd. Op 9 juli 1999 liet de Europe-
se Commissie een PCB-onderzoek in plaats van het
dioxineonderzoek toe. In maart werden vetstalen bij de
firma Verkest genomen die negatief bleken te zijn. De
DG4 van het ministerie van Landbouw voerde een
onderzoek uit waaruit kon worden afgeleid dat techni-
sche olieën met voedingsvet konden zijn vermengd.
De hypothese in verband met een tweede bron van
besmetting die door de commissie in overweging is
genomen, vindt haar oorsprong in een nota van 17
augustus 1999. De coördinator van de commissie belast
met de evaluatie van de resultaten is echter van mening
dat deze hypothese niet gegrond is. De procureur des
Konings van Gent is zelf van oordeel dat er van die
tweede besmettingsbron geen bewijzen zijn. Eén van de
opdrachten van de commissie bestond erin de filières
van productie van eieren, melk en vlees te onderzoeken.
Dat overzicht werd uitsluitend naar aanleiding van de
dioxinecrisis gemaakt. In België zijn de ministeries van
Volksgezondheid en Landbouw samen verantwoordelijk
voor de voedselveiligheid. Levende dieren ressorteren
onder het ministerie van Landbouw. De rest van de
voedselketen behoort tot de bevoegdheid van het minis-
terie van Volksgezondheid. De bevoegdheden worden
onder twee DG's binnen het ministerie van Landbouw
verdeeld. Op het ministerie van Volksgezondheid staan
twee algemene inspecties in voor de controle.
Ten gevolge van de staatshervorming werd de bevoegd-
heid inzake inzameling en verwerking van dierlijke afval
naar de Gewesten overgeheveld.
Op 25 juni 1998 keurde de regering een oriëntatienota
met betrekking tot de voedselketen goed. (Verder in het
Nederlands)
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Sinds 1990 gebeurt een monitoring van de melk op
dioxines. Daarnaast worden in zones met een hoge
dioxine-uitstoot stalen genomen op bedrijfsniveau. Het
KB van 23 juni 1998 bepaalt dat de melk maximaal vijf
picogram toxisch equivalent per gram botervet mag
bevatten. De melk van bedrijven die deze norm over-
schrijdt, wordt apart opgehaald en vernietigd.
De sector van de eierproductie kent verschillende deel-
sectoren : de selectiebedrijven, de vermeerderingsbe-
drijven, de broeierijen, de opfokbedrijven, de legbedrij-
ven, de pakstations en de fabrikanten van eierproduc-
ten.
De detailhandel en de levensmiddelen vallen onder de
bevoegdheid van de Algemene Eetwareninspectie. Tus-
sen DG5 en de Algemene Eetwareninspectie is er een
samenwerkingsprotocol voor de controle op de fabri-
kanten van eierproducten. (Verder in het Frans)
De inspectiediensten van DG4 en DG5 treden op tot
voor de slachting in het slachthuis. Nadien treden het
IVK en de AEWI op. Andere controlediensten ressorteren
onder het ministerie van Sociale Zaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu. De gewestelijke overheden zijn
bevoegd voor het ophalen van dierlijke afvalstoffen.
Een Europese richtlijn heeft dioxinenormen vastgesteld
die in het Belgisch recht werden opgenomen. Het betreft
de enige norm op Europees niveau.
Sinds 1993 vinden controles met betrekking tot de aan-
wezigheid van dioxine in het vlees plaats via monsterne-
mingen. Dergelijke steekproefgewijze controles waren in
1999 gepland. Eind maart 1999 was echter nog geen
enkele staal genomen op vlees van pluimvee. Voor
andere diersoorten was dat wel gebeurd en de resulta-
ten waren negatief.
De commissie heeft tevens aanbevelingen geformuleerd.
Wij hopen dat men daar rekening mee zal houden bij het
uitstippelen van het toekomstig beleid.
Een eerste gedeelte van de aanbevelingen betreft het
bepalen van doelstellingen en het uitwerken van princi-
pes voor het beheer van de voedselketen. De producent
moet de kwaliteit van het product waarborgen ; het risi-
cobeheer moet op wetenschappelijke gegevens stoelen.
De overheid moet de sociale, politieke en ethische
aspecten in het risicobeheer integreren. Overleg met de
sector is absoluut noodzakelijk. De bestaande wetge-
ving moet worden geharmoniseerd. De rol van de die-
renartsen die in dienst zijn van veevoederproducenten,
dient louter adviserend te zijn. De evolutie van de
gezondheidstoestand van de diverse doelgroepen die
nadeel zouden kunnen ondervinden van de crisis, moet
van nabij worden gevolgd.
Op structureel niveau acht de commissie het wenselijk
dat het Agentschap uit drie departementen bestaat : een
departement inspectie, een departement dat adviezen
uitbrengt over de normen en een derde departement
voor studie en informatie.
In de primaire sector is de kwaliteitscontrole fundamen-
teel. Een snelle efficiënte tracering vereist een degelijk
overzicht van de voedingsmiddelensector.
Gelet op de concentratie in die sector is het naleven van
milieunormen en normen in verband met de voedselvei-
ligheid essentieel.
De respectieve bevoegdheden moeten duidelijker wor-
den afgebakend vooral voor wat het afvalbeheer betreft.
Inzake de aanbevelingen op functioneel niveau oordeelt
de commissie dat het Federaal Agentschap voor de
Voedselveiligheid een belangrijke communicatierol heeft.
De producenten moeten als volwaardige partners wor-
den beschouwd.
De informatieplicht moet worden uitgebreid tot alle ele-
menten die een invloed kunnen hebben op de veiligheid
van de voedselketen, ook wanneer de persoon die ervan
op de hoogte is, niet verantwoordelijk is.
Op bedrijfsniveau moeten effectieve controles plaatsvin-
den. Ook een controle van de zelfcontrole is vereist. Het
Agentschap dient in middelen te voorzien om de contro-
le te verbeteren en moet een procedure van crisisma-
nagement uitwerken.
Op het stuk van de tracering nemen wij aanbevelingen
van de commissie Brouns over. De traceerbaarheid moet
stroomafwaarts van de productieketen worden ontwik-
keld, met inbegrip van de in- en uitvoer. Ook de grond-
stoffen moeten hierin worden geïntegreerd. Dat impli-
ceert registratie van al het fokvee en het bijhouden van
registers door de producenten in de voedingsmiddele-
nindustrie. De etikettering moet duidelijk en bevattelijk
zijn. (Verder in het Nederlands)
De Europese Commissie pleit voor de implementering
van het voorzorgsprincipe. De wetgeving moet de nodi-
ge aandacht schenken aan fraudegevoelige producten.
Zoals in het verleden zou er een positieve lijst moeten
worden opgesteld met de toegelaten grondstoffen in
veevoeders. In alle Europese lidstaten zou er een groot-
schalig monitoringsprogramma moeten komen naar
milieuvreemde stoffen. Op Europees niveau moeten
tolerantiedrempels worden vastgesteld voor dioxines en
PCB's.
Het systeem van verplichte melding van contaminatie
van veevoeders aan de Europese Commissie is niet een-
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
7
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
8
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
duidig. De Europese Commissie moet klaarheid brengen
en een eenduidig systeem opstellen voor de ganse
voedselketen. (Verder in het Frans)
Ik dank de personeelsleden van de Kamer van harte.
Dankzij hun vele late uren konden wij ons werk tot een
goed einde brengen. (Applaus op alle banken)
De heer Peter Vanhoutte, rapporteur : De dioxinecom-
missie is een onderzoekscommissie van de feiten. Zij is
bij de afbakening van de verantwoordelijkheden, bij de
vaststellingen en bij de aanbevelingen uitgegaan van de
resultaten van de hoorzittingen, de documenten en de
bevindingen van experts en wetenschappers.
Ik ga eerst in op de bevindingen van de wetenschap. Op
27 mei maakte de pers bekend dat een deel van het
voedsel ernstig besmet was geraakt door dioxines. In de
daarop volgende weken werd duidelijk dat de besmet-
tingsbron PCB's waren, vermoedelijk afkomstig van een
arochlormengsel met de commerciële benaming Askarel.
Er wordt van uitgegaan dat ongeveer 50 kg PCB's, die
circa 1 gram furanen bevatte en zo'n 50 mg TCDD in de
voedselketen terecht kwam via een lading dierlijke vet-
ten.
PCB's zijn organische verbindingen die synthetisch door
de mens worden aangemaakt. Zij waren vooral gegeerd
omwille van hun hoge chemische stabiliteit en onbrand-
baarheid. Eén van de bekendste producten op basis van
PCB's is Askarel, een koelvloeistof voor transformato-
ren.
Toen al grote hoeveelheden PCB's waren geproduceerd,
ontdekte men dat ze nauwelijks werden afgebroken. Ze
lossen nauwelijks op in water, maar door hun hoge vet-
oplosbaarheid stapelen ze zich op in het vetweefsel van
mens en dier. Daarnaast ontstonden door de verhitting
in transformatoren dioxines en furanen, stabiele veront-
reinigende stoffen die zich opstapelen in de voedselke-
ten en in de mens.
Ook in de rest van de wereld deden zich PCB-ongeval-
len voor, die een inzicht kunnen geven in de contamina-
tie in ons land. In de VS waren er een drietal PCB-onge-
lukken, waarbij 6 à 700 ton PCB's in het water terecht-
kwam. Hetzelfde probleem deed zich voor in het Baïkal-
meer.
De zogenaamde rijstolieziekte werd in 1968 vastgesteld
in Japan. Oorzaak was een lek waardoor PCB's en fura-
nen in rijstolie terechtkwamen. Meerdere personen over-
leden, anderen vertoonden chlooracne, vermoeidheid,
hoofdpijn, zwellingen en pijn in de ledematen. Ook in
Taïwan deed zich een gelijkaardig probleem voor, nu
gekend onder de benaming Yu-cheng.
En dan zijn er de transformatorbranden : in het Luikse
niet zo lang geleden, maar ook in de VS, waarbij trans-
formatoren in gebouwen uitbrandden en deze gebouwen
en de omgeving voor lange tijd buiten gebruik waren.
Bij een ontploffing in Seveso kwam in 1976 ongeveer 1,5
kg dioxine vrij. De gevolgen van de blootstelling aan
deze dioxines worden nog steeds bestudeerd.
Agent Orange is een ontbladeringsmiddel dat in de
Tweede Wereldoorlog werd ontwikkeld en in de oorlog in
Vietnam werd gebruikt. Het is een mengsel van een aan-
tal stoffen, waaronder 2,4 D, ook gekend als ontmos-
singsmiddel voor de tuin. Bij de productie van het ont-
bladeringsmiddel worden dioxines gevormd als bijpro-
duct. Vietnamezen en VS-soldaten werden hieraan
blootgesteld.
Meer dan 90 procent van de dioxines die we opnemen is
afkomstig uit de voeding, in België vooral uit melk en
vlees. De meest gecontamineerde producten zijn de vis-
sen. De WGO heeft voor PCB's, dioxines en furanen een
aanvaardbare dagelijkse opname berekend (ADI). Een tij-
delijke overschrijding zou geen probleem opleveren
zolang de totale dosis onder de hoeveelheid blijft die
gedurende een heel leven kan worden getolereerd.
Dioxines en PCB's zijn zonder enige twijfel zeer toxisch.
Dat blijkt uit onderzoeksgegevens bij dieren. De menin-
gen van de wetenschappers lopen uiteen op het punt of
dat ook geldt bij de mens en bij de inname van relatief
hoge dosissen.
Dat brengt ons bij de problematiek van de risicoanalyse.
Een dergelijke analyse bestaat uit een evaluatie van het
risico, een evaluatie van de reactie en een bepaling van
de blootstelling. Daarnaast dient het risico te worden
getypeerd : wat is de waarschijnlijkheid van een negatief
gezondheidseffect ? De overheid dient een evaluatie te
maken van de ernst van het effect, als basis voor een
risicobeheer, dat rekening houdt met politieke, sociale,
economische en technische gegevens en moet leiden
tot wetgevende keuzes en een gepaste reactie op het
gevaar. Tot slot is een goede risicocommunicatie onmis-
baar. België beschikt over een schat van gegevens en
moet daarvan gebruik maken om diepgaand weten-
schappelijk onderzoek te voeren.
Ik kom nu tot de bevindingen van de onderzoekscom-
missie en de conclusies. Begin februari zocht het vee-
voederbedrijf De Brabander een verklaring voor sympto-
men die leken samen te hangen met voeder. Op 17
maart stelde men vast dat de besmettingsbron vermoe-
delijk een lading verontreinigd vet was, afkomstig van
Verkest. De ergste vervuiling was afkomstig van een
lading vet die Fogra op 19 januari leverde. Op 18 maart
werd Landbouw en met name de dienst voor de inspec-
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
tie van de grondstoffen (DG4) voor het eerst op de hoog-
te gebracht van de dioxinehypothese. Op 21 april werd
de hypothese bevestigd door het RIKILT, het labo dat
belast was met de analyse van twee gecontamineerde
stalen.
Op 28 april vond een eerste overleg plaats op Land-
bouw, op initiatief van het kabinet. Daar waren voor het
eerst DG4 en DG5 vertegenwoordigd, maar ook de voe-
dingsdeskundige van De Brabander.
De contaminatie kwam enkel aan het licht omdat de kip-
pen functioneren als biologische verklikker en ook dank-
zij de GMP-erkenning (good manufacturing practices)
van De Brabander. Die bood echter geen garantie inzake
de controle van grondstoffen.
De onderzoekscommissie stelde een aantal problemen
vast bij de productie van mengvoeders : hoogrisicoafval
mag worden gebruikt in mengvoeders en komt dus uit-
eindelijk in de menselijke voedselketen terecht ; voor de
productie van petfood wordt uitsluitend gebruik gemaakt
van laagrisicoafval, goedgekeurd voor menselijke con-
sumptie.
Bij de keuringen in de pluimveeslachthuizen werd niets
abnormaals vastgesteld. Analyses van het statistisch
materiaal achteraf wezen echter wel op afwijkingen. Dat
geldt ook voor het statistisch materiaal van Rendac,
waaruit pieken blijken in de afvoer van kadavers.
De diensten van DG4 hechtten weinig geloof aan een
dioxinebesmetting, zodat daar niet onmiddellijk alarm
werd geslagen. De melding van het bedrijf De Brabander
werd slecht begrepen en onvoldoende opgevolgd. Zo
werd in deze fase DG5 niet ingelicht, hoewel er sprake
was van problemen bij een aantal kippenkwekers en
DG5 normaal voor de diergeneeskundige inspectie dient
in te staan. Het informeren van DG5 gebeurde pas op 28
april. Indien DG5 eerder was geïnformeerd had dit al in
een vorig stadium kunnen leiden tot het blokkeren van
een aantal probleembedrijven. DG4 informeerde ook de
Algemene Eetwareninspectie niet, noch het IVK, omdat
men ervan uitging dat die diensten via IVK-kringhoofd
dokter Destickere waren ingelicht. De onderzoekscom-
missie acht dit argument weinig plausibel en het lijkt
haar eerder een argument a posteriori.
DG4 bleek ook niet te weten dat voor de aanmaak van
veevoeders containerparkvetten werden gebruikt. Een
onderzoek dat op 24 maart gestart werd, wees dit al
snel uit. Een proces-verbaal hierover vermeldde niet dat
het ging om een mogelijke contaminatie van dioxines,
waardoor het parket, dat dit op 14 april ontving, de zaak
niet met de hoogste prioriteit behandelde. Een sterfte
van kippen door een levering van vet van slechte kwali-
teit is nu eenmaal iets anders dan een ernstige besmet-
ting door dioxines.
Tot slot blijkt de terughoudendheid bij DG4 om zelf
dioxineanalyses te laten uitvoeren ook ingegeven door
de prijs van de analyses.
De dag nadat DG4 door De Brabander op de hoogte
werd gebracht van de analyseresultaten van het Rikilt,
op 22 april, bezorgde dokter Destickere zijn gedeeltelijk
rapport voor de verzekeringsmaatschappij aan een
inspecteur van DG4.
DG5 faxte op 30 april de inspecteurs van de buiten-
dienst over het probleem. De voorgestelde aanpak was
er één van het traceren en blokkeren van kippen, eieren
en kuikens. Zulks liep niet van een leien dakje, gezien
men niet over degelijke lijsten beschikte.
In de loop van de maand mei werd een beperkt aantal
bedrijven geblokkeerd. Het is echter pas op 26 mei,
wanneer de resultaten van eigen staalnames binnenlo-
pen, dat wordt overgegaan tot grootschalige beslag-
maatregelen van alle mogelijks gecontamineerde bedrij-
ven.
In het kader van DG5 is het nuttig om iets te zeggen
over de meldingsplicht. Alle erkende dierenartsen zijn in
het kader van het KB van 15 maart 1926 meldingsplich-
tig. De formulering van dit KB liet echter aan duidelijk-
heid te wensen over. Bovendien leken bijzonder weinig
dierenartsen op de hoogte van het bestaan van dit KB
en over de draagwijdte ervan.
Overigens werd in de aanvangsperiode van de besmet-
ting ook een opstoot van ORT vastgesteld, een ziekte
waarvoor in Nederland in deze periode werd gewaar-
schuwd. Die waarschuwing werd in ons land niet nage-
volgd.
Niet alleen de dierenartsen, maar ook de veevoerderpro-
ducenten zijn meldingsplichtig aan het ministerie van
Landbouw op basis van het KB van 18 januari 1984. Het
gaat hier om een zeer ruime meldingsplicht, die wordt
opgelegd aan eenieder die via zijn beroepsactiviteiten
weet heeft van een partij veevoer of grondstoffen die
ongeschikt zijn voor gebruik in diervoeding. Het is dui-
delijk dat er tijdig gemeld werd door de firma De Bra-
bander.
De controle op vetophalers en vetsmelters is complex.
Het gaat deels om een bevoegdheid van DG4, deels om
een bevoegdheid van het IVK. De erkenningen en ver-
gunningen voor ophalers van afvalvetten zijn een
gewestbevoegdheid. Voor het ophalen van afgewerkte
frituurvetten in de horeca zijn geen vergunningen vereist.
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
9
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
10
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
Ik heb het nu over de rol van het IVK, departement
Volksgezondheid.
Dokter Destickere, die op 3 maart door een verzeke-
ringsmaatschappij werd aangewezen als expert, bezorg-
de zijn hiërarchische oversten en de bevoegde minister
pas op 27 of 28 april een nota met een zeer gedetail-
leerd overzicht van de problemen in de sector. Op basis
daarvan werkte het IVK een strategie uit om met behulp
van lijsten van mogelijk gecontamineerde bedrijven op
het niveau van de slachthuizen en uitsnijderijen, partijen
gecontamineerd vlees op te sporen en te blokkeren. Uit-
eindelijk bleek deze strategie niet de beste. Kringhoof-
den en keurders deden er herhaaldelijk hun beklag over
dat zij niet voor het uitbreken van de crisis werden geïn-
formeerd, zodat ze niet nauwlettender konden toezien
op mogelijke afwijkingen en ziektes bij de dieren die in
het slachthuis aankwamen. Overigens werd de gehan-
teerde strategie door de minister goedgekeurd.
Ik ga nu in op de rol van de AEWI, ook departement
Volksgezondheid.
Het niet-tijdig informeren van de operationele diensten
van de Eetwareninspectie had tot gevolg dat een moge-
lijkheid om sneller op de piste PCB's te geraken, niet
werd benut. Indien men sneller tot PCB-analyses had
kunnen overgaan, had men ongetwijfeld sneller en door-
tastender kunnen optreden.
De Eetwareninspectie trad uiteindelijk pas op 28 mei in
actie, de dag na het uitlekken van de besmetting in de
pers. Die dag werd ook onmiddellijk een RAS (Rapid
Alert System) melding uitgestuurd. België werd niet in
gebreke gesteld door de Europese Commissie wegens
het laattijdig uitsturen ervan.
Ik ga nu even in op de rol van de heer De Stickere.
Het IVK gaf zijn goedkeuring aan de cumulatie van de
heer Destickere als keurder en verzekeringsexpert. Tij-
dens zijn activiteit als expert verrichtte hij diergenees-
kundige handelingen, en was hij als expert in zijn eigen
keurkring actief. De commissie tilt zwaar aan het feit dat
hij op 21 april een besmet bedrijf de toestemming gaf
om dieren te slachten. De cumulatieregeling was wel in
strijd met de wet tot oprichting van het IVK. Het regle-
ment werd vorig jaar op verzoek van de minister herzien.
De commissie stelde vast dat enkele topambtenaren niet
waren gemotiveerd en dat hun taak niet kadert in een
modern management.
Een directeur van de DG4 informeerde op 22 april de
kabinetschef van het ministerie van Landbouw. Pas op
27 april wordt gevraagd een nota op te stellen voor de
minister, op het moment dat de officiële resultaten
bekend zijn. Op 28 april werd er tijdens een overleg tus-
sen het kabinet, de diensten en de voedingsexpert De
Brabander beslist verdachte bedrijven te blokkeren,
besmette dieren te traceren en 20.000 besmette moe-
derdieren in beslag te nemen. Er werd geen beroep
gedaan op wetenschappers om te weten of er een verti-
cale overdracht was van dioxines en er werden geen
maatregelen voorgesteld om de consumenten te vrijwa-
ren. Op 29 april werd de minister geïnformeerd en pas
op 26 mei werd een persbericht opgesteld op basis van
een synthesenota. Na overleg met Volksgezondheid
werd dit bericht op 27 mei uitgestuurd.
Daarin was enkel sprake van een besmetting van vee-
voer. Men had de indruk dat de minister de gevolgen
wilde minimaliseren omdat hij enkel sprak over het vee-
voer. Het kabinet wist meer en de kabinetschef heeft die
nalatigheid op zich genomen.
De coördinatie op Volksgezondheid liet te wensen over.
De dubbelfunctie van Destickere leidde tot verwarring.
Behalve de minister en zijn verbindingsman wist nie-
mand over de omvang van de contaminatie. Zelfs de art-
sen op het kabinet waren niet op de hoogte. In tegen-
stelling tot zijn collega van Landbouw gaf de minister
van Volksgezondheid wel meteen toe dat er problemen
waren met kippenvlees en eieren. Er werd beslist enkele
producten uit de rekken te nemen.
De voormalige premier verliet een Europese topconfe-
rentie, zodra hij van de crisis op de hoogte werd gesteld.
Dit liet bij de overige deelnemers en de Europese Com-
missie de indruk na dat er zich in België een bijzonder
ernstige crisis afspeelde. Vervolgens nam de voormalige
premier een aantal persoonlijke initiatieven, waarmee hij
de werkzaamheden van de betrokken administraties
doorkruiste en impliciet erkende dat deze niet naar
behoren hadden gefunctioneerd. Deze persoonlijke ini-
tiatieven wekten sterk de indruk dat de premier pani-
keerde in het zicht van de komende verkiezingen.
De onderzoekscommissie stelt vast dat voormalig sena-
tor Verhofstadt een exemplaar van de nota Destickere,
dat hij via een voormalige associé ontving, op correcte
wijze eerst aan premier Dehaene overhandigde, vooral-
eer de nota in de pers uitlekte. Volgens de commissie
werd de heer Verhofstadt daarbij niet gedreven door lou-
ter electorale belangen, maar ervaarde hij de crisis als
bijzonder erg voor het algemeen belang van het land.
Het ontslag van beide ministers was mede het gevolg
van de demarche van de heer Verhofstadt bij de heer
Dehaene.
Het ging duidelijk om een crisis zonder voorgaande, de
administraties zijn niet aangepast en er is geen metho-
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
dologie inzake risicoanalyse. Er was toen geen wettelijk
kader in België, noch in Europa over dioxines in de
voedselketen en bepaalde overheden hebben geen
maatregelen genomen. De commissie spreekt zich niet
uit over eventuele strafrechtelijke en/of burgerlijke aan-
sprakelijkheden.
De van Fogra afkomstige dierlijke vetten die Verkest
leverde, waren een mengeling van vetten van verschil-
lende herkomst. BEMEFA heeft verzuimd haar leden te
waarschuwen en de bedrijfsdierenartsen hebben hun
wettelijke meldingsplicht niet vervuld. In sommige pluim-
veeslachterijen waren de wettelijk verplichte begelei-
dingsdocumenten niet aanwezig. De ambtenaren-gene-
raal zijn grotendeels verantwoordelijk voor het gebrek
aan samenwerking tussen de diensten.
DG4 had DG5 moeten informeren en hadden de eigen
buitendiensten moeten inschakelen. Het ontbreken van
een lijst van bedrijven heeft bij DG5 tot tijdverlies geleid.
DG5 heeft de commissie niet tijdig ingelicht.
Hoewel het IVK op 28 april op de hoogte was, werden
pas op 20 mei maatregelen genomen, maar werden de
Europese instellingen en de lidstaten niet ingelicht. Er
was geen controle op de cumulatie van Destickere, die
bovendien onwettig was. De ambtenaren van de AEWI
hebben de zaak verkeerd ingeschat.
De onderzoekscommissie stelt vast dat dokter Desticke-
re ernstig tekort geschoten is op volgende punten : door
zijn hiërarchische chefs vóór 27 april niet in te lichten,
heeft hij gehandeld als verzekeringsexpert en niet als
ambtenaar belast met volksgezondheid ; als kringhoofd
heeft hij geen enkel initiatief genomen, hoewel hij sinds 3
maart 1999 wist dat er iets ernstigs aan de hand was. Hij
heeft de economische belangen dus laten primeren op
het belang van de volksgezondheid ; door het toestaan
van het afslachten van kippen op 21 april en het verle-
nen van toelating om eieren verder te laten uitbroeden
ging hij zijn bevoegdheid als IVK-ambtenaar te buiten.
Hij trad daarbij in zijn hoedanigheid van expert op als
rechter en partij ; na het doorzenden van zijn nota aan
de heer Colla heeft dokter Destickere geen contact
opgenomen met de minister, noch met diens kabinet, en
heeft hij de aan zijn cumulatie verbonden voorwaarden
niet nageleefd.
Het kabinet van Landbouw beging een doorlichtingsfout
door in een persbericht op 27 mei 1999 geen melding te
maken van de contaminatie van kippen. De kabinetschef
nam hiervoor de verantwoordelijkheid op zich. De minis-
ter beging eenzelfde fout in de eerste dagen van de cri-
sis. De informering van de consumenten kwam te laat
op gang en bood onvoldoende houvast, zodat de onge-
rustheid van de consumenten nog werd aangewakkerd.
Het kabinet Landbouw is volledig verantwoordelijk voor
de gekozen strategie, die onvermijdelijk tot gevolg had
dat de betrokken sectoren te laat werden geïnformeerd.
De communicatie tussen het kabinet Landbouw en
Volksgezondheid verliep slecht, wat een efficiënte aan-
pak van de crisis bemoeilijkte.
De minister draagt de politieke verantwoordelijkheid
voor de vastgestelde tekortkomingen van zijn kabinet en
administraties. Ditzelfde geldt voor de minister van
Volksgezondheid.
Het kabinet Volksgezondheid beging een beoordelings-
fout door in een persbericht op 27 mei geen melding te
maken van een contaminatie van kippen.
De communicatie tussen het kabinet Landbouw en het
kabinet Volksgezondheid kwam slechts tot stand na een
vraag om informatie vanwege Volksgezondheid. De
slechte communicatie bezwaarde aanvankelijk een effi-
ciënte aanpak van de crisis.
Het kabinet draagt ten dele de verantwoordelijkheid voor
de goedkeuring van de door het IVK voorgestelde strate-
gie, die erin bestond het beheer van de crisis toe te ver-
trouwen aan de mobiele ploegen.
Het kabinet heeft na ontvangst van de nota Destickere
nagelaten de vereiste wetenschappelijke inlichtingen in
te winnen om de nota te kunnen duiden. Geen van de
artsen van het kabinet werd terzake overigens ingelicht,
noch om advies gevraagd.
Het kabinet heeft de consumenten onvoldoende over de
gevolgen van de crisis ingelicht. Ook de AEWI en het
IVK dragen hier een deel van de verantwoordelijkheid.
De Europese Unie biedt geen normerend referentiekader
inzake de samenstelling van veevoeders en inzake con-
taminanten, dat performant genoeg is.
De regelgeving inzake de meldingsplicht aan de Europe-
se autoriteiten voldoet niet.
De EU versterkte door haar aftreden de chaotische ont-
wikkeling van de crisis.
Ik wil tenslotte alle commissieleden, de voorzitter en alle
medewerkers danken voor hun samenwerking. Wij
beschikken thans over een degelijk rapport. (Applaus op
alle banken)
De voorzitter : Het woord is aan de voorzitter van de
onderzoekscommissie.
De heer Charles Janssens (PS) : Honderd liter PCB-
houdende transformatorolie gemengd met frituurolie en
dierlijke vetten wordt geleverd aan fabrikanten van vee-
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
11
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
12
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
voeders en op enkele dagen tijd wordt de hele voeder-
middelenindustrie dooreengeschud. Het vertrouwen van
de consument neemt af en het imago van België krijgt
flinke klappen. De gevolgen zijn niet te overzien.
Iedereen pleit voor de oprichting van een onderzoeks-
commissie. Zodra de regering is gevormd, stelt de
Kamer de commissie in die ermee wordt belast een
inventaris van de feiten op te stellen, de productieketen,
de controlemechanismen en -diensten te omschrijven en
tevens aanbevelingen te formuleren. De publieke opinie
verwacht tevens dat het ontstaan van de crisis en het
optreden van de controlediensten worden onderzocht en
de verantwoordelijkheden worden vastgesteld.
Men wil snel de waarheid achterhalen, maar de zomer-
vakantie gooit roet in het eten. Er moest trouwens een
extra termijn voor het opstellen van het verslag worden
toegekend om die aanvankelijke vertraging weg te wer-
ken. Dat was een goede les. Sommigen zagen in die
moeizame start een teken dat vanuit niet nader genoem-
de hoek druk werd uitgeoefend, terwijl een en ander lou-
ter aan materiële problemen is te wijten. Het werkklimaat
had daaronder te lijden.
In januari, toen een verlenging van het mandaat werd
gevraagd, was het oorspronkelijk enthousiasme fel afge-
nomen, en sommigen beschouwden de maand maart
als de absolute einddatum.
Het verheugt mij niettemin dat de commissie erin
geslaagd is haar werkzaamheden binnen de vooropge-
stelde termijn tot een goed einde te brengen.
Het werktempo lag hoog, maar zowel het personeel als
de getuigen werden met respect behandeld. Dat was
weinig spectaculair, maar de zin voor ethiek stond voor-
op.
De rol van een onderzoekscommissie is verwant met die
van een onderzoeksrechter, ze heeft dezelfde bevoegd-
heden maar ook dezelfde verplichtingen. Een onder-
zoekscommissie is geen rechtbank en ook geen tuchtin-
stantie. De commissieleden behoren niet tot de
gestapo ; de commissie maakt er een erezaak van dat
de leden zich niet als dusdanig gedragen.
De commissieleden konden in alle vrijheid vragen stel-
len. Dat leidde tot een grote inhoudelijke verscheiden-
heid en toonverschillen en kon de indruk wekken dat de
commissieleden hun waarheid nastreefden.
De noodzaak een thesis te bewijzen schaadt de geloof-
waardigheid van een commissie. Dat is jammer maar
onvermijdelijk, gelet op de beperkingen van dit soort
commissies. In de Kamer wordt politiek bedreven, het is
moeilijk zich daarvan te onthouden voor de duur van een
onderzoekscommissie. Ik dacht dat we erin zouden sla-
gen.
De synthese van de hoorzittingen en de aanbevelingen
werden eenparig aangenomen. Elke regel werd gewikt
en gewogen. Deze tekst is een essentieel werkmiddel
om een veiliger voedselketen te waarborgen. Dat is een
overheidsopdracht.
Ik dacht een gelijkaardige consensus te bereiken met
betrekking tot het aanwijzen van de verantwoordelijken.
Dat bleek helaas niet mogelijk omdat de standpunten
van degenen die de huidige verantwoordelijken aanspra-
kelijk wilden stellen en van degenen die het bij de histo-
rische objectiviteit hielden, onverzoenbaar waren. Een
afgezwakte consensus was de enige mogelijkheid. Het
is verhelderend het hoofdstuk over de verantwoordelijk-
heden en daarnaast de besluiten te lezen. Mijn collega,
mevrouw Burgeon, zal het daarover hebben.
In de voorbije zes maanden van hard werk moesten we
nog andere hindernissen nemen. Bepaalde documenten
zoals de chronologieën en de screenings werden ons
met vertraging bezorgd. Er waren lekken en er circuleer-
den geruchten over personen.
Er zijn echter een aantal feiten aan het licht gekomen die
ons in de toekomst kunnen inspireren.
De crisis was het gevolg van een collectieve disfunctie
van de voedselketen en werd waarschijnlijk versterkt
door het landbouwsysteem dat in één landsgedeelte
overheerst. Wij beschikken voortaan over extra middelen
of kunnen erin voorzien om dat te verhelpen.
Ik dank de commissieleden voor het gepresteerde werk
en voor hun hoffelijkheid, de enkele ogenblikken van
spanning niet te na gesproken. Ik dank de ondervoorzit-
ters en de rapporteurs, de deskundigen Van Hoof en
Morlet, de secretarissen van de commissie en al het per-
soneel dat vaak tot in de kleine uurtjes met ons door-
werkte.
De dioxinecrisis behoort voortaan tot het verleden, ook
al zijn er nog naweeën. In het Chinees zijn er twee
ideogrammen voor het woord "crisis" ; ze betekenen
"gevaar" en "gelegenheid". Die ambivalentie is niet zon-
der betekenis. Mogen wij er lessen uit trekken voor de
toekomst. (Applaus op vele banken)
De heer Paul Tant (CVP) : Ik wil eerst mijn verontwaardi-
ging uiten over het feit dat het een uur heeft geduurd
voor de regering althans fysiek aanwezig was. Van enige
intellectuele aanwezigheid lijkt geen sprake. De minister
toont slechts weinig interesse.
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Reeds voor de verkiezingen was er eensgezindheid
omtrent de oprichting van een onderzoekscommissie.
Guy Verhofstadt wilde zelfs tot "op het bot gaan". De
commissie werd op 11 juli opgericht. De aanduiding van
de rapporteurs en de samenstelling van het bureau
gebeurde zonder te steunen op een consensus. Het
bleek een valse start te zijn. De commissie begon haar
werkzaamheden pas in september, maar van de vakan-
tie werd geen gebruik gemaakt om de werkzaamheden
voor te bereiden. De commissie kreeg de inlichtingen
slechts bij mondjesmaat. Bovendien bleek de geestdrift
ver zoek. Men zou alles "low profile" spelen, zeker indien
de regering niet werd verontrust.
Mevrouw Yolande Avondroodt (VLD) : Wie heeft dan
wel dergelijke uitspraken gedaan ?
De heer Paul Tant (CVP) : Het gaat om mensen van uw
politieke familie, maar ik zal op deze plaats geen namen
noemen.
De heer Charles Michel (PRL FDF MCC) : Wij hebben
zopas de eerste insinuatie van de heer Tant gehoord. Er
zullen er nog volgen. Ik zou echter graag weten wie hij
met die ernstige uitlatingen beoogt. Zijn optreden is
onverantwoord en het Parlement onwaardig.
De heer Paul Tant (CVP) : De heer Michel had er beter
aan gedaan de commissiewerkzaamheden van nabij te
volgen. Hij zou er trouwens goed aan doen zich op één
lijn te zetten met de leden van zijn fractie. De meerder-
heid heeft van in het begin de commissiewerkzaamhe-
den gekortwiekt.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : De meerderheid
heeft helemaal niet alleen beslist over de duurtijd van de
dioxinecommissie. Ik heb terzake vaak een eigen voor-
stel geformuleerd. De heer Tant moet zijn stellingen
nuanceren.
De heer Paul Tant (CVP) : De klassieke verhouding tus-
sen meerderheid en oppositie was steeds aanwezig. Zo
konden een aantal periodes of spelers in de dioxinecrisis
niet worden gehoord, was er geen kritisch woord op de
nieuwe regering en was de eindstemming een duidelijke
meerderheid-oppositie stemming.
De heer Charles Janssens (PS) : Ik ben het beu derge-
lijke uitlatingen te moeten aanhoren. Voor de laatste keer
zeg ik in mijn hoedanigheid van commissievoorzitter, dat
ik de indruk heb dat alle politieke fracties voldoening
hebben gekregen met betrekking tot de getuigen die zij,
ongeacht hun politieke kleur, wilden horen. Als sommige
getuigen niet werden gehoord, dan ligt dat misschien
aan het feit dat zij weinig te vertellen hadden.
Ik denk dat de heer Tant een idee-fixe heeft en dat hij
met alle mogelijke middelen tracht te bewijzen dat men-
sen die in juli aan het bewind zijn gekomen, verantwoor-
delijk zijn voor de crisis die eind mei is ontstaan.
Toen wij de onderzoekscommissie hebben geïnstalleerd,
was het niet onze bedoeling de regering te controleren
dat is de taak van de vaste commissies maar om te
onderzoeken wat er voordien was gebeurd.
Het spreekwoord zegt dat macht verslijt, maar ik stel
vast dat vooral degenen die niet meer aan de macht zijn,
verslijten. (Applaus)
De heer Gerolf Annemans (VL.BLOK) : Niet alle mogelij-
ke getuigen werden gehoord, zeker niet alle journalisten
die wilden getuigen. De lijst van getuigen die ik indiende
werd in 't geheel niet uitgeput.
De heer Paul Tant (CVP) : Wij stelden voor bepaalde fir-
ma's en een communicatiedeskundige te horen. Daarop
werd niet ingegaan. Ons voorstel om alle politici op het
laatste te horen werd meerderheid tegen minderheid
weggestemd. Ik betreur die houding van de huidige
coalitie.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Het lijstje dat de
heer Tant nu voorlegt, was praktisch onuitvoerbaar. Nu
werd al 90 procent van de tijd aan hoorzittingen gewijd
in plaats van meer aandacht te schenken aan de aanbe-
velingen.
De heer Paul Tant (CVP) : Ik wil vooral benadrukken hoe
telkens meerderheid tegen minderheid werd beslist. De
eindstemming was een consecratie van wat gedurende
de ganse onderzoekscommissie als een rode draad aan-
wezig was ; de totale onwil om ook maar één kritisch
woord te uiten op de huidige meerderheid. Het verslag
geeft een verhelderend relaas van het verloop van de
crisis. De conclusies zijn eerder een gecharmeerde syn-
these van de feiten. De verantwoordelijkheden van de
administratie worden duidelijk omschreven, maar die
van de huidige regering worden omzeild. Intussen wordt
naar ministers die niet tot de huidige meerderheid beho-
ren, met modder gegooid. Dat geldt voor de ministers
Dehaene en Pinxten. Wij distantiëren ons dan ook van
die werkwijze.
De aanbevelingen zullen moeten leiden tot een grotere
waarborg inzake voedselveiligheid. Het verslag vertoont
evenwel hiaten onder meer om de meningsverschillen
binnen de meerderheid toe te dekken. Bovendien wer-
den de commissiewerkzaamheden onvoldoende voor-
bereid en moest vaak overhaast worden gewerkt.
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
13
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
14
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
Er werd nooit een echte poging ondernomen om de wer-
kelijke gezondheidsrisico's in te schatten : professoren
en wetenschappers formuleerden hun inzichten naast
elkaar. Ook in deze onderzoekscommissie stonden
believers, Agalev-Ecolo, en non-believers, PRL, tegen-
over elkaar. Dat fundamenteel meningsverschil binnen
de meerderheid heeft blijkbaar belet dat men tot een
eenheidsvisie kwam.
Het opstellen van lijsten van getuigen, het voorbereiden
van vragen en het opstellen van conclusies gebeurde
veeleer volgens het "elk wat wils"-principe dan vanuit
een gemeenschappelijke probleemstelling en strategie.
In de aanbevelingen wordt nauwelijks stilgestaan bij het
informatie- en communicatieprobleem, ondanks de tallo-
ze suggesties inzake informatiebestanden en inzake een
geloofwaardiger communicatiebeleid. Het Agentschap
zou snel over de nodige geloofwaardigheid moeten
beschikken.
Bij de conclusies werd te overhaast te werk gegaan en
te veel uitgegaan van de hersenspinsels van één van de
rapporteurs. Naar niet-meederheidspartijen werd niet
meer geluisterd. Zodoende werden sommige besluiten
niet getrokken.
Wij betreuren ten slotte dat de commissie niet inging op
onze herhaalde suggestie om ook even stil te staan bij
de rol van de media in het verloop van de crisis.
Het verloop en de aanpak van de dioxinecrisis voor 13
juni wordt vrij duidelijk beschreven en geëvalueerd. De
commissie gaf echter een zeer onvolledig antwoord op
de vraag hoe de crisis tot haar uiteindelijke omvang kon
uitgroeien.
In haar aanvangsperiode werd de crisis door zowat
iedereen onderschat. Blijkbaar wilde men de tracering
en blokkering van besmette bedrijven achter de rug heb-
ben voor de communicatie naar het ruimere publiek. Die
werd echter doorkruist door de berichtgeving, waardoor
de eerste communicatie onsamenhangend was, wat de
ongerustheid deed toenemen.
De crisis evolueerde snel tot een politieke crisis, door
het ontslag van de bevoegde ministers, dat rechtstreeks
werd uitgelokt door de grotendeels geënsceneerde over-
handiging van het rapport-Destickere aan Dehaene,
onder het oog van de media.
Het initiatief om het rapport-Destickere in handen te krij-
gen ging uit van toenmalige senator Verhofstadt zelf en
niet van de heer Destickere. Over het verdere verloop
van de feiten na het verkrijgen van het rapport werd
grondig overlegd met de reclameadviseur van de VLD,
om tot een optimaal electoraal gebruik ervan te komen.
Men probeerde dit echter krampachtig te verbergen. De
heer Slangen kon het echter niet laten zijn rol te onder-
strepen, waardoor tegenstrijdigheden met het verhaal
van de heer Verhofstadt aan het licht kwamen.
Verder is er de enscenering rond de overhandiging van
het dossier door de heer Verhofstadt aan toenmalig eer-
ste minister Dehaene. Verhofstadt verklaarde dit op
maandagavond 31 mei te willen doen. Slangen beweer-
de dat er beslist was dat dit pas op dinsdagochtend zou
gebeuren.
Het rapport werd volgens ons electoraal strategisch
gebruikt in overleg tussen de heren Slangen en Verhof-
stadt. Het georganiseerde scenario moest leiden tot het
ontslag van de bevoegde ministers. De rol van de heer
Slangen moest zoveel mogelijk geminimaliseerd worden.
Vandaar zijn arrogante houding in de commissie op het
moment dat hem precieze vragen werden gesteld.
Het electoraal gebruik van het dossier heeft het verloop
van de crisis beïnvloed. De dramatisering van de toe-
stand heeft de sociaal-economische gevolgen versterkt.
We mogen hieraan in onze conclusies niet voorbijgaan.
Een significante voorkennis of misbruik van dit dossier
kan niet worden aangetoond. Het gebruik ervan kan
echter niet ontkend worden.
Ook de ministers Gabriëls en Aelvoet hebben het ver-
loop van de crisis beïnvloed. De warrige communicatie
over een eventuele tweede besmettingsbron heeft de
Europese Commissie doen twijfelen aan de eenmalig-
heid van de contaminatie en heeft haar gestrengheid
versterkt. De rol van deze excellenties in het verslag ver-
zwijgen is onaanvaardbaar. Niettemin werden de amen-
dementen die hun rol reveleerden door de meerderheid
van de tafel geveegd en werd er in het verslag geen mel-
ding van gemaakt.
We kunnen besluiten dat de commissie laattijdig uit de
startblokken is gekomen. De getuigenissen, die wel ver-
helderend waren, vielen in de beginperiode onredelijk
lang uit. Er werd daardoor onvoldoende tijd uitgetrokken
voor de conclusies, de aanbevelingen en de verantwoor-
delijkheden. De meerderheid leek reeds een scenario
afgesproken te hebben.
De vaststellingen en de verantwoordelijkheden hebben
een exclusief meerderheidskarakter, aangezien de crisis-
periode niet integraal mocht worden overschouwd. Deze
kortzichtigheid lag mee aan de basis van onze tegen-
stem in de commissie.
De meerderheid zal nog steeds niet bereid zijn haar eva-
luatie te vervolledigen, wat ons verplicht ons stemge-
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
drag ook in de plenaire vergadering aan te houden.
(Applaus van de CVP)
De heer Luc Paque (PSC) : De historicus en de onder-
zoeksrechter werken met vergelijkbare methodes. Hun
benadering is objectief, maar het doel van de benade-
ring is verschillend. De historicus wil dat diep over
heden en toekomst wordt nagedacht, terwijl de onder-
zoeksrechter de verantwoordelijken voor een bepaald
feit wil aanwijzen.
Als leden van een onderzoekscommissie was het onze
plicht de documenten en de getuigenissen objectief te
beoordelen. We moesten tevens een nieuwe beheers-
methode uitwerken en de verantwoordelijkheden vast-
stellen.
Beschikken wij over de nodige onafhankelijkheid om te
kunnen oordelen ? Wij zijn in geen geval en daarin ver-
schillen we van de onderzoeksrechter en de historicus
de neutrale derde die eerlijk kan objectiveren. Onze
ondervragingen en onze besprekingen zijn partijdig en
berekenend.
Hoe kan het ook anders ?
De dioxinecrisis, die niemand onberoerd liet en iedereen
bewust maakte van het belang van de voedselveiligheid,
moest worden blootgelegd.
Maar de verkiezingscampagne was sterk partijpolitiek
gekleurd, en sommigen hebben getracht die partijdige
stempel op onze werkzaamheden te drukken.
Hoe kan men tot zo objectief mogelijke conclusies
komen waar iedereen zich kan achter scharen, wanneer
degenen die gisteren in de oppositie zaten, nu deel uit-
maken van een regering die veeleer blauw dan rood
kleurt ?
De voedselcrisis heeft de kiezer terecht beroerd, maar
de politieke klasse, die volop aan het herverkavelen was,
heeft ze als voorwendsel aangegrepen om verandering
te bepleiten.
Guy Verhofstadt is daarvan het symbool : hij werd de
nieuwe witte, of beter, blauwe ridder nadat hij de toen-
malige eerste minister een document overhandigde dat
nuttig was om de crisis te bestrijden, maar dat geen
enkel wetenschappelijk element bevatte dat het overdre-
ven wantrouwen bij de bevolking wettigde !
De voedselcrisis draaide al snel uit op een partijpolitiek
scenario waarvan de commissie een verlengstuk is
geworden. Dat is de reden waarom ik mij over de hoofd-
stukken "vaststellingen" en "verantwoordelijkheden" van
het verslag heb onthouden.
De wil van de meerderheid om tot een zo groot mogelijk
politiek draagvlak te komen, is een onaanvaardbare toe-
geving en tast de geloofwaardigheid van het verslag
aan.
In die zaak heeft de regering een januskop.
De meerderheid heeft er alle belang bij de Belgische
bevolking in de waan te laten dat de vorige regering niet
in staat was de crisis te beheersen.
Hoe geloofwaardig zijn die verklaringen wanneer diezelf-
de regering tegelijkertijd ten aanzien van de Europese
instanties de idee verdedigde dat de Belgische regering
al in maart 1999 de crisis als een goede huisvader
beheerde door het voorzorgsprincipe toe te passen en
door alles in het werk te stellen om de volksgezondheid
te beschermen ?
Het meest schijnheilige is echter dat enkel de regering
dat toegeeft, terwijl wij in het Parlement moeten knokken
opdat één van die principes zou worden erkend.
Die schijnheilige houding is duidelijk aan het licht geko-
men toen men de huidige ministers heeft gevraagd wat
zij van die dubbelzinnige verklaringen vonden. Volgens
hen zouden er twee werkelijkheden zijn : de feitelijke
werkelijkheid en de juridische werkelijkheid. Dat is
onjuist. Er is maar één werkelijkheid, namelijk de feiten
en het recht dient om daaraan een interpretatie en een
juridische betekenis te geven.
De informatie werd inderdaad te laat doorgespeeld en
de voortgangscontrole bij de besturen en de kabinetten
was niet altijd optimaal.
Kan de verantwoordelijkheid voor het beheer van de
dioxinecrisis op één enkele persoon of instantie worden
afgewenteld ?
Volgens mij verklaren een hele reeks individuele tekort-
komingen de vertraging waarmee werd opgetreden, die
sommigen ten onrechte aan een doofpotoperatie toe-
schrijven.
Nu moeten we vooral werk maken van een regeling voor
de toekomst. De commissie heeft in dat kader belangrijk
werk verricht.
Dankzij de publiciteit die onze werkzaamheden kregen,
is de bevolking beter het belang van voeselkwaliteit en -
veiligheid gaan beseffen.
Wij betreuren dat bij de bespreking van het wetsontwerp
betreffende de oprichting van een Federaal Agentschap
voor de Voedselveiligheid met de conclusies van onze
werkzaamheden geen rekening werd gehouden.
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
15
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
16
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
De dioxinecommissie kon terzake geen goed werk leve-
ren omdat de meerderheid geheel arbitrair vaststelde dat
het voedselagentschap al op 1 januari 2000 moest wor-
den opgericht. Toch is het agentschap nog altijd niet
actief.
De regering heeft de commissie geen tijd gegund voor
het synthesewerk en haar verplicht tussentijdse aanbe-
velingen, die per definitie tekortschieten, te formuleren.
De commissie werd op twee manieren in haar besluiten
beïnvloed. Om te beginnen door de voorafgaande actie
van de regering die bepalend was voor haar werkbasis,
en vervolgens door de publicatie van het Europees Wet-
boek over de voedselveiligheid en door een mededeling
van de Commissie over de toepassing van het voor-
zorgsprincipe.
De notie voorzorgsbeginsel is voor ons essentieel omdat
het bepaalt hoe het risico moet worden ingeschat. Dat
principe moet in elke fase van de risicoanalyse aanwezig
zijn. Zodra is vastgesteld dat een verschijnsel gevaarlijke
gevolgen kan hebben maar het risico niet met voldoende
zekerheid wetenschappelijk kan worden omschreven,
moet het voorzorgsbeginsel spelen omdat de gezond-
heid van de consument op het spel staat.
De moeilijkheid met de toepassing ervan is dat het een
methode betreft waarvan de criteria nog moeten worden
gedefinieerd.
Europa werkt eraan, maar wij moeten in dat debat een
offensieve houding aannemen.
De dioxinecrisis is symptomatisch voor de moeilijkheid
van het beoordelen van het risico. Die crisis is nieuw en
de tolerantiegrenzen zijn niet vastgesteld.
Onze ervaring moet de debatten op Europees niveau
inspireren.
Ik begrijp niet waarom België de opgedane kennis niet
benut om inzake het voorzorgsprincipe de uitwerking
van EU-normen te bespoedigen.
Wie het verleden analyseert, bereidt vooral de toekomst
voor. Sommigen misbruikten de commissie om een poli-
tiek proces te voeren. Dat was een strategische fout,
aangezien onze werkzaamheden daardoor minder zicht-
baar werden, wat zich ook in de onnauwkeurige aanbe-
velingen weerspiegelt.
Mijn algemene indruk is echter positief. Bepaalde aan-
bevelingen zijn te algemeen, maar uit respect voor de
landbouw en de gezondheid van de burgers zal ik voor
hun verwezenlijking ijveren. (Applaus bij de PSC en de
CVP)
De heer Gerolf Annemans (VL. BLOK) : De dag na het
verschijnen van het verslag verklaarde de heer Desticke-
re in de pers dat het dioxinerapport hem koud liet. Dat
geeft de sfeer van nutteloosheid weer waarmee de com-
missie haar werkzaamheden afsloot. Dat komt omdat de
commissie aan de essentie, namelijk dat we naar een
politieke crisis zijn gegaan, voorbij is gegaan.
Destickere schrijft in zijn beruchte nota van 27 april
1999 : hou het stil, alles is reeds achter de rug. Toch
evolueerde de dioxinekwestie naar een politieke crisis
van belang. Hoe kon dat ? De moeder van alle verkiezin-
gen verklaart dit openspatten van de dioxinezaak. De
strategie van de huidige coalitie bestond erin de crisis
en nadien de parlementaire onderzoekscommissie te
politiseren. Die onderzoekscommissie moest er komen
omdat toenmalig premier Dehaene dit zelf had aange-
kondigd. Zonder het te weten of te willen heeft hij zo zelf
de zaak opgeblazen tot buitengewone proporties. De
nieuwe premier, Verhofstadt, was eigenlijk geen voor-
stander van een onderzoekscommissie, maar kan die
aankondiging van Dehaene niet ongestraft ongedaan
maken. In dit opzicht sluit ik mij aan bij het beeld van de
heer Tant, dat er een commissie is gekomen met een
handrem. Elk onderzoek naar de politieke achtergronden
van de crisis werd uitgesloten.
Nog vóór de verkiezingen moest de politieke druk van
de ketel worden gehaald. Dehaene beging daarbij twee
vergissingen : de belofte van een onderzoekscommissie
en het ontslag van twee ministers. Twee daden waar-
door de druk eerder toenam. De dimensies van de crisis
zijn het gevolg van de politisering ervan en dat heeft
alles te maken met wat Verhofstadt heeft gedaan. Door
die politieke aspecten niet te onderzoeken is deze com-
missie de meest nutteloze ooit geworden.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : De heer Annemans
zegt dat het ontslag van de ministers heel de zaak heeft
gepolitiseerd. Ik meen mij te herinneren dat het Vlaams
Blok in juni nochtans hard heeft geroepen om dit ont-
slag.
De heer Gerolf Annemans (VL. BLOK) : Dat klopt. Maar
had ik toen geweten wat ik nu weet, dan had ik anders
gereageerd. De rol van de VLD in de politiserings-
manoeuvers is zeer groot. De media hebben daar gretig
op ingespeeld.
Mijn kritiek op de werking van de commissie betekent
niet dat we niet zouden geïnteresseerd zijn in de volks-
gezondheidsaspecten die uit de werkzaamheden zijn
gebleken. Maar dat is niet de kern van de zaak.
Zonder politieke crisis hadden wij ook geen onderzoeks-
commissie gehad. De aanbevelingen van de commissie
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
in verband met volksgezondheid hadden ook enkele
experts kunnen opstellen.
De politieke crisis draaide rond enkele personen Deha-
ene, Verhofstadt/Slangen, Destickere en een perslek.
Ik had journalisten willen ondervragen om achter de
waarheid te komen en te weten wie de politieke crisis op
gang heeft gebracht.
De eerste actor is Jean-Luc Dehaene, die de crisis ver-
grootte door het ontslag van twee van zijn ministers. Hij
dacht zo de stoom van de ketel te halen, maar heeft in
feite de indruk versterkt dat het wel degelijk om iets heel
ernstig ging. Uit zijn ondervraging bleek dat hij met Ver-
hofstadt niet alleen over de nota-Destickere heeft
gesproken. Het bleek vooral te gaan om beeldvorming
en de verkiezingssfeer. Hij vreesde de polemiek. Na zijn
ondervraging was het voor niemand duidelijk waarom hij
eerst beide ministers op hun post liet en na vierentwintig
uur van mening veranderde.
De politieke manoeuvers van Verhofstadt kennen blijk-
baar geen grenzen. Uit de ondervraging van Dehaene
blijkt duidelijk dat de actie van Verhofstadt met de nota-
Destickere zuiver politieke bedoelingen had. De huidige
premier had helemaal niet de bedoeling een grootse
daad als staatsman te stellen om de volksgezondheid te
vrijwaren. Zijn raadgever Slangen heeft Verhofstadt op
een cruciaal moment gestuurd om de timing van het uit-
brengen van de nota zo politiek interessant als mogelijk
te maken. Ondertussen blijft Verhofstadt bij hoog en laag
beweren dat zijn onthulling van de nota-Destickere niet
gebeurd is op instigatie van Slangen. Hij liegt dus eens
te meer.
Waarom waren de vragen aan Slangen zo vervelend ?
Omdat ze zouden kunnen onthullen dat er politieke spel-
letjes werden gespeeld ? Niemand zou dat Verhofstadt
kwalijk hebben genomen, maar hij wil dat verborgen
houden. Hij wil zich blijven uitgeven voor iemand die
alleen maar de volksgezindheid wilde dienen.
De derde hoofdpersoon is Destickere, die onder ede een
verklaring aflegde en ze dan per fax wijzigde. Reeds
eind maart begin april sprak hij landbouwers over een
crisis die op komst was, met een instorting van de var-
kensprijzen. Alleen waar hij dat moest vertellen, bij
Volksgezondheid, zweeg hij. Bij de landbouwers liep hij
te kletsen. Pas toen minister Colla zijn cumulatieverbod
bevestigde, bleek Destickere bereid verklaringen af te
leggen. Sommigen opperden zelfs dat het hele perslek
en het reuzelek naar Verhofstadt enkel dienden om de
kosten van de verzekeringen naar de overheid door te
schuiven. De talrijke perslekken, die zich eind mei
begin juni hebben voorgedaan, zijn nog in een ander
opzicht belangrijk. Ze hebben gezorgd voor een enorme
druk, vooral als men rekening houdt met de nabijheid
van de verkiezingen van 13 juni.
Over een aantal fundamentele aspecten inzake de nood-
maatregelen van Colla en Pinxten in volle dioxinecrisis,
heeft de commissie zelfs geen vragen gesteld. Nochtans
zou dit de kern van het probleem hebben geraakt. Maar
aan die kern is de commissie helemaal voorbijgegaan.
De conclusies van de commissie zijn niet meer dan een
berg papier over dioxinebeheersing, met een aantal
technische opmerkingen. De lessen die we er voor de
toekomst zouden kunnen uit trekken, zijn onbestaande.
Zelfs aan het gestuntel van de nieuwe excellenties
Gabriëls en Aelvoet mocht geen paragraafje worden
gewijzigd, hoe onschuldig opgesteld ook.
Wij hebben geen enkele reden om ons te scharen achter
de teneur van dit rapport. Met de aanbevelingen hebben
wij geen probleem, maar wel met het feit dat dit rapport
de boodschap van Verhofstadt is geworden. (Applaus bij
het Vlaams Blok)
Mevrouw Colette Burgeon (PS) : In het kader van de
besprekingen over de oprichting van het Federaal
Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen stel-
de ik een aantal opeenvolgende tekortkomingen aan de
kaak die de algemene indruk van een grote lichtzinnig-
heid en zelfs van onverantwoordelijkheid hebben
gewekt.
Een en ander kreeg concreet gestalte in de onderdelen
verantwoordelijkheden en tekortkomingen en de aanbe-
velingen van het verslag.
Als men een herhaling van zo'n crisis wil voorkomen,
moet men volgende elementen in aanmerking nemen.
Er was in de eerste plaats sprake van een collectief
falen. Behalve de tekortkomingen in de particuliere sec-
tor dragen ook de besturen een zware verantwoordelijk-
heid.
DG4 heeft DG5 niet ingelicht, DG5 beschikte niet over
de nodige instrumenten en heeft nagelaten de Europese
Commissie in te lichten. Het IVK wordt in het verslag
evenmin ontzien. Men verwijt het een slechte strategie,
een gebrekkige informatie en onwettige praktijken.
De AEWI heeft een inschattingsfout gemaakt.
Wat moet men denken van de werking van die diverse
besturen ? Hun methoden zijn te bureaucratisch, er is
geen interne of externe communicatie, en eenieder ver-
schuilt zich achter zijn beperkte bevoegdheid. Heel het
systeem is log en weinig doorzichtig.
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
17
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
18
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
Dat moet dringend worden verholpen.
Dokter Destickere heeft in heel die zaak een doorslagge-
vende rol gespeeld. Hij maakte zich schuldig aan ernsti-
ge tekortkomingen en cumuleerde verscheidene func-
ties, maar maakte vooral het belang van de volksge-
zondheid ondergeschikt aan particuliere belangen.
Onze commissie legde de vinger op de politieke verant-
woordelijkheden uit het oogpunt van de twee betrokken
ministeriële kabinetten. Voor wie tussen de regels leest,
is de boodschap echter duidelijk.
De kabinetten van Landbouw en Volksgezondheid dra-
gen een grote verantwoordelijkheid. De sterke Boeren-
bondlobby heeft druk uitgeoefend, wat verklaart dat
minister Pinxten te laat heeft gereageerd. Bovendien
verscherpte dat lobbywerk nog de onenigheden op het
departement en werkte het de belangenvermenging in
de hand.
De aanbeveling 2.5.2. bevestigt die stelling, aangezien
ze niet door alle commissieleden wordt verdedigd.
Eigenlijk wordt in die aanbeveling de onbezonnen wed-
loop naar een steeds hoger rendement, met alle gevol-
gen van dien, bekritiseerd. Door de "verticale" integratie
en het opkopen van kleine ondernemingen door interna-
tionale groepen wordt de hele voedselketen enorm
kwetsbaar.
We mogen niet tot een voedselconsumptie met twee
snelheden komen : producten met een kwaliteitslabel
voor de gegoeden en minderwaardige producten voor
de anderen.
De overheid verliest de controle over het systeem. De
consument weet niets. Dat gebrek aan transparantie
komt de fraudeurs ten goede. Het toekomstige Agent-
schap voor de Voedselveiligheid zal terzake een funda-
mentele rol moeten spelen.
Benevens de responsabilisering van de producenten
moet ook het riscobeheer op grond van het voorzorgs-
principe worden gewaarborgd.
De heer André Smets (PSC) : Hoe verklaart u de plan-
nen voor het vestigen van een kwekerij voor een miljoen
kippen in Chapelle-lez-Herlaimont, terwijl op het stop-
zetten van de wedloop naar intensieve landbouw wordt
aangedrongen ?
Mevrouw Colette Burgeon (PS) : Dat plan bestaat
inderdaad, maar de meningen zijn verdeeld. Wij zullen
zien. Ondertussen blijf ik, en ik veronderstel ook mijn
fractie, de verbetering van de voedselkwaliteit nastreven.
Het schandaal van de dioxinekippen is in feite het resul-
taat van een gemeenschappelijk landbouwbeleid dat de
landbouwers ertoe aanzet steeds meer te produceren.
Vanaf nu moet kwaliteit primeren op kwantiteit.
Het lijkt ons menselijk een keurmerk "Europese Unie" in
te voeren, een gemeenschappelijk controlesysteem van
de voeding in elke lidstaat in te stellen en de controlebe-
voegdheden van de Commissie uit te breiden. Die laat-
ste moet een aangepaste wetgeving uitwerken, het
onderzoek intensiveren en betrouwbare controlemetho-
des bevorderen.
Het systeem moet gericht zijn op de kwaliteit van de
landbouw en van het milieu. Maar men zal moeten aan-
vaarden dat daarmee kosten gepaard gaan. Ik wens dat
de belangrijke aanbevelingen van het verslag uitwerking
krijgen. Mijn fractie zal er aandachtig op toezien.
(Applaus bij de PS, de SP en de PRL FDF MCC)
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Dit debat had de
bekroning moeten zijn van het werk dat de commissie
heeft geleverd. Voor de heer Tant was dat echt niet het
geval. Het discours van de heer Annemans was zoals
we het verwacht hadden, maar de heer Tant herkennen
we helemaal niet in zijn discours.
Hij is volledig negatief ten aanzien van het eindrapport
van een commissie waaraan hij constructief heeft mee-
gewerkt. De CVP heeft maar afgehaakt toen we voor-
stelden dat de testen hadden moeten gebeuren door de
administratie zelf. Toen deed de politiek haar intrede.
Zeggen dat de CVP niet langer mee kon gaan, omdat de
verantwoordelijkheid van de minister Gabriëls en Aelvoet
niet mocht worden besproken, is de zaak omdraaien. De
CVP heeft de politiek in de commissie binnengebracht.
De heer Paul Tant (CVP) : Mevrouw Avontroodt heeft het
verkeerd voor. Over de verantwoordelijkheid van de
administratie van Landbouw en Volksgezondheid
bestond er wel degelijk consensus. Maar over de politie-
ke verantwoordelijkheid was er geen eensgezindheid.
Onze amendementen werden genegeerd, omdat men
besefte dat de CVP de problematiek van de eindverant-
woordelijkheid niet uit de weg wou gaan.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Ik zou deze dis-
cussie kunnen besluiten met te vragen of de CVP het
punt over DG4 heeft goedgekeurd. Dat heeft ze niet wil-
len doen.
Deze voedselcrisis is een merkwaardige crisis, door het
tijdstip waarop ze ontstond, de behandeling in de media,
de chaos in het begin en de exorbitante maatregelen. De
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
economische gevolgen stonden niet in verhouding tot
de risico's voor de volksgezondheid.
Het tijdstip heeft geen invloed gehad op de contamina-
tie, wel op de crisis. De aanvankelijke minimalisering
heeft de indruk gewekt dat er een doofpotoperatie aan
de gang was.
In de aanbevelingen staan wel degelijk de crisiscommu-
nicatie en het crisismanagement vermeld. Dat zijn
belangrijke punten, die in het bedrijfsleven worden
erkend : men moet de waarheid zeggen, snel communi-
ceren en een onafhankelijke crisismanager aanstellen.
Omdat noch Landbouw, noch Volksgezondheid een
expertencommissie aanstelden was er een totaal gebrek
aan communicatie. Pas met de komst van minister Van
den Bossche werd een strategie uitgebouwd. Daarnaast
was er een jaren oud structureel probleem in de admini-
stratie Landbouw en Volksgezondheid. Precies dat lag
aan de basis van de voedselcrisis.
Het bureaucratisch handelen had onbetwistbaar nefaste
gevolgen. Als er al een les uit te trekken is voor de amb-
tenaar is het wel deze : men mag zich nooit te strikt hou-
den aan het bureaucratisch schema.
De commissie besteedde 90 procent van de tijd aan
hoorzittingen en 10 procent aan de conclusies. Dat is
een wanverhouding.
Ik heb het nu over de disfuncties binnen het IVK. Het
wetsontwerp uit de vorige legislatuur kreeg geen uitvoe-
ring, net zo min als de aanbevelingen van de commissie
Vleesfraude. De disfuncties blijken ook overduidelijk uit
het artikel in Knack van vorige week.
De VLD wil het systeem van de DMO's niet afschaffen,
maar cumulatie en belangenvermenging moeten worden
vermeden.
De rol van de verbindingsman, de heer Cornelis, was
onduidelijk. Hij had op het kabinet alle verantwoordelijk-
heden voor het dossier op zich genomen en vertrouwde
daarbij alleen op zijn eigen kennis. Dat heeft het bepalen
van de juiste strategie ongetwijfeld vertraagd.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Men moet weten wat
men wil. Deze regering pleit voor het afschaffen van de
kabinetten en voor de rechtstreekse samenwerking met
de administratie. Er was een rechtstreekse samenwer-
king tussen de minister en het IVK. Er was tevens een
verbindingsman, met een precieze taakomschrijving, die
zijn opdrachten kreeg van het IVK. Ik volg uw redenering
over de verbindingsman als oorzaak van de crisis niet.
Uw tussenkomst ontgoochelt mij omdat u stelt dat de
doofpottheorie niet kan uitgesloten worden.
Mevrouw Yolande Avondroodt (VLD) : Ik heb vermeld
dat dit wel op het netvlies van de publieke opinie inge-
brand is.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : U maakt niet duide-
lijk dat de parlementaire onderzoekscommissie de doof-
pottheorie onderuit haalde.
De heer Paul Tant (CVP) : De commissie was het daar-
over eens, maar dat blijkt niet uit het verslag.
Mevrouw Yolande Avondroodt (VLD) : Die indruk van
een doofpotoperatie was te wijten aan de onhandige
communicatie. De verbindingsman heeft in commissie
zelf gezegd dat hij de minister adviseerde en heel het
dossier beheerde. Hij nam dus ruimere taken op zich
dan die van boodschapper.
Fundamentele veranderingen zijn nodig, omdat bepaal-
de schakels uit de voedselketen niet werden gecontro-
leerd en omdat er disfuncties waren bij en een gebrekki-
ge samenwerking tussen de verschillende inspectiedien-
sten. Het Federaal Voedselagentschap moet volledig
worden gerealiseerd. Dit moet grondig worden voorbe-
reid want het brengt verregaande bewijzen met zich
mee. Het oprichten en erkennen van externe controleor-
ganismen is essentieel voor de integrale ketenbewaking.
Risicobeheer, informatie- en personeelsmanagement zijn
belangrijke aanbevelingen van de onderzoekscommis-
sie. Daarnaast moet ook een crisisdraaiboek worden
opgesteld en moet de meldingsplicht worden uitgebreid.
De economische schade is groter dan die aan de volks-
gezondheid. De rapporteur zei terecht dat 90 procent
van de dioxine-inname geschiedt via voedsel en niet via
inhalering. Er moet een epidemiologische studie komen
op Europees niveau en de toxicologen moeten een bete-
re opleiding krijgen.
De discussie over de agroindustrie was verrijkend. Het
nulrisico bestaat niet. In geval van crisis is het impact
groter, maar er is ook een betere controle mogelijk. In
Vlaanderen is er meer intensieve landbouw, wegens het
plaatsgebrek en ook om economisch te overleven.
Bepaalde sectoren van de intensieve landbouw, zoals de
kalverveeteelt en de tomatenteelt, hebben zelf gezorgd
voor een kwaliteitslabel.
Aan het aspect verzekeringen werd te weinig aandacht
besteed. Er zijn geen wettelijke verplichtingen voor ver-
zekeringen tegen calamiteiten. De EU heeft nochtans
een productaansprakelijkheidswetgeving. Elke lidstaat
heeft een lijst opgesteld met producten die voor vergoe-
ding in aanmerking komen. De niet-verwerkte landbouw-
producten komen echter niet voor op de Belgische lijst.
Er moet in België nog veel wetgevend werk gebeuren.
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
19
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
20
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
De dioxinecrisis heeft ons bewust gemaakt van de prak-
tijken van de landbouw de agroindustrie en de voedsel-
productie. Het heeft ons ook bewust gemaakt van de
kwetsbaarheid van onze voedselketen. De besluiten
inzake de verantwoordelijkheden zijn niet lichtzinnig. Ik
betreur de reactie van voormalig minister Pinxten, maar
ook de kritiek als zou dit verslag te mild zijn. De objecti-
viteit stond voorop. De laatste pagina's van het verslag
zijn politiek gekleurd. Dat valt te betreuren. Iedereen
stond achter de oprichting van de commissie en schaar-
de zich achter de aanbevelingen.
Dit is een rechtvaardig verslag. Met Julius Caesar zeg
ik :"spaar de deemoedigen en versla de trotsen". Dat is
wat dit verslag doet. (Applaus)
De heer Robert Denis (PRL FDF MCC) : Men kan zich
afvragen of het resultaat van dat onderzoek wel in ver-
houding staat tot de energie die de commissieleden en
de diensten van de Kamer eraan hebben besteed. Die
vraag kan maar pas echt worden beantwoord wanneer
de besluiten eindelijk in een reorganisatie van de sector
en de overheidsdiensten, die alle niet in staat zijn geble-
ken om doeltreffend en snel op de plotse bezoedeling
van de voedselketen te reageren, uitmonden.
Het is belangrijk dat wij dankzij het geleverde werk kun-
nen beslissen wat moet worden ondernomen om te
voorkomen dat dergelijke crises zich opnieuw zouden
voordoen. Het is pas wanneer de regering er met behulp
van een kaderwet in slaagt een doeltreffendheid Fede-
raal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
op te richten, dat men zal kunnen beweren dat de dioxi-
necommissie tot iets zal hebben gediend. Is dat niet het
geval, dan zal al dat werk nutteloos zijn geweest.
Die crisis had zich met een van de vele andere verontrei-
nigende stoffen kunnen voordoen. De belangrijkste vast-
stelling van de commissie is dat sommigen er voortdu-
rend op uit zijn zoveel mogelijk winst te maken, dat de
opspoorbaarheid te wensen overlaat, dat men in de pro-
ductieketen te weinig zorgvuldigheid aan de dag legt,
dat het beleid onvoldoende doorzichtig is, dat de bestu-
ren te weinig communiceren en samenwerken, dat de
media en de consumenten onvoldoende geïnformeerd
worden, dat er sprake is van belangenvermenging, dat
geen samenhangend beleid met betrekking tot de afval-
stoffen wordt gevoerd en dat de overheid onvoldoende
doeltreffend werkt.
Wat moet men ondernemen om de veiligheid van de
consumenten en de producenten van de voedselketen
te waarborgen ? Wat niet goed functioneert, moet wor-
den hervormd. Die hervorming is al aan de gang ; de
regering heeft immers een kaderwet voor de oprichting
van een Federaal Agentschap voor de veiligheid van de
voedselketen uitgewerkt en er werd al een oproep tot de
kandidaten voor de leidenggevende functies van die
nieuwe instelling gepubliceerd.
Welke hervormingen zijn noodzakelijk ? Daarover moe-
ten niet enkel de ministeriële kabinetten maar alle des-
betreffende sectoren, de wetenschapslui, de openbare
besturen en de consumentenorganisaties zich beraden.
Een Federaal Agentschap voor de veiligheid van de
voedselketen opzetten zonder dat het advies wordt
gevraagd van degenen die echt weten waarover het
gaat, zou van bij de aanvang tot mislukken zijn
gedoemd.
Een eerste mogelijkheid is het bestaande systeem
geheel te vervangen door een nieuwe instelling die met
alle aspecten van de voedselveiligheid wordt belast. Het
is een dure oplossing die niet met de opgedane ervaring
rekening houdt.
Een andere mogelijkheid bestaat erin de bestaande
diensten te behouden en ze onder het toezicht van de
minister van Volksgezondheid te plaatsen. Om hun effi-
ciëntie te verhogen worden de diensten hervormd. Ten
slotte wordt een orgaan opgericht dat de normen uit-
vaardigt, voor de coördinatie en de communicatie tus-
sen de diensten zorgt en de voedselketen controleert.
De tussenoplossing is echter de beste. Eerst worden de
bestaande diensten verbeterd en wordt een orgaan dat
normen uitvaardigt, voor de coördinatie en de communi-
catie tussen de diensten zorgt en de voedselketen con-
troleert, opgericht. Vervolgens, na rijp beraad, worden
alle diensten in één instelling samengebracht.
De regering verkreeg een kaderwet, wat haar enorm veel
macht geeft maar haar ook met verantwoordelijkheden
belast. Ze zal weerstand moeten bieden aan de voor-
standers van een rampzalige algemene hervorming die
ons aan een nooit gekende onveiligheid zou blootstellen.
Een ondoordacht nastreven van drie doelstellingen
houdt gevaren in.
Het eerste oogmerk is de opspoorbaarheid, die welis-
waar onmisbaar is maar niet mag worden overdreven.
Men mag de producent geen onnodige en onhoudbare
verplichtingen opleggen.
Het tweede is de "zelfcontrole". Die vereist een mentali-
teitsverandering van de betrokken ondernemingen.
Het derde is de totale veiligheid. Die kan niet worden
gewaarborgd en bestaat dus alleen in theorie. Alsmaar
vaker verschijnen echter onuitvoerbare Europese richtlij-
nen, uitgewerkt door eurocraten zonder voeling met de
realiteit. Veiligheid blijft zoeken naar een compromis tus-
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
sen risicovermindering en haalbaarheid. (Applaus bij de
PRL FDF MCC)
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Begin juni vorig jaar
stond iedereen achter de oprichting van een onder-
zoekscommissie. Enkele maanden later werd deze al
verguisd. Blijkbaar ging men beseffen dat er geen spec-
taculaire onthullingen over een doofpotoperatie zouden
komen.
De commissie werd eerder een waarheidscommissie,
die feiten zou nagaan over chronologie en beheer van de
crisis. De toenmalige ministers kregen er een recht op
antwoord.
Na de verdeelde stemming bleek echter dat die waar-
heidscommissie niet in haar opzet was geslaagd. Dat
betreur ik ten zeerste.
Zelfkritiek mag ons niet vreemd zijn. De installatie van
het bureau verliep moeilijk. Ik stel vast dat de drie
Vlaamse oppositiepartijen nu afwezig zijn. Dit getuigt
van een gebrek an respect voor de meerderheid ; een
verwijt dat door de oppositie doorgaans aan het adres
van de meerderheid en de regering wordt geuit. De CVP
verweet ons dat ze geen plaats had in het bureau, maar
verloor uit het oog dat verslaggever en de eerste onder-
voorzitter oppositieleden zijn.
De zware beschuldigingen aan het adres van minister
Colla, die de loge zou hebben ingeschakeld om docu-
menten van het IVK te vernietigen, werden nooit hard
gemaakt. De bewuste getuige werd nooit gehoord. Ik
hoop dat het parlementslid die beschuldigingen uitte,
zich vooralsnog zal verontschuldigen.
Sommige getuigen werden hard aangepakt en werden
nog voor het verhoor beschuldigd bepaalde fouten te
hebben gemaakt. Dat zijn echte tekortkomingen van de
onderzoekscommissie, die we moeten durven toegeven.
Dat was de voorbode van de politisering.
De jammerlijke apotheose kwam er na de persconferen-
tie. De tegenstemmen van de CVP hadden te maken
met de zinsnede over de verantwoordelijkheid van het
kabinet en departement Landbouw en niet met het niet
vermelden van premier Verhofstadt, zoals zij aanvoer-
den. Ook de houding van de VU heeft me ontgoocheld.
Mevrouw Van de Casteele heeft ongetwijfeld goed werk
geleverd. Nadat zij het hele verslag had goedge-
keurd,heeft zij zich bij de eindstemming onthouden, naar
haar zeggen omdat een hoofdstukje Aelvoet en Gabriëls
ontbrak.
De uitspraken van minister Gabriëls over de slechte wer-
king van de commissie betreur ik ook. Hij heeft een rap-
port met belangrijke informatie in zijn bezit, dat hij echter
noch aan de VLD-commissieleden, noch aan de onder-
zoekscommissie heeft overgemaakt. Misschien heeft hij
zodoende wel zijn eed gebroken, waarmee hij verklaarde
de algehele waarheid te zullen meedelen.
De commissie stelde een evenwichtig rapport op over
de feiten, het beheer van de crisis, het beleid, de verant-
woordelijkheid en de tekortkomingen. De commissie
heeft geen slecht werk geleverd, ook al werd er teveel
aan politiek gedaan.
Wij mogen echter de essentie van de zaak niet uit het
oog verliezen : de dioxinebesmetting ontstond door het
optreden van de privé-sector, namelijk het mengen van
giftig vet in dierenvoedsel. Daar ligt de verpletterende
verantwoordelijkheid. Hoe de overheid daarop reageerde
en de evaluatie van dat overheidsoptreden is het vervolg
van die crisis. De overheid zelf treft geen schuld aan het
ontstaan van de crisis.
De overheid heeft wel degelijk eind april begin mei
1999 een strategie ontwikkeld. Sommigen met name
premier Verhofstadt hebben beweerd dat de maatrege-
len die eind april werden genomen, namelijk het uit de
rekken nemen van voedingsproducten, reeds begin april
moesten genomen zijn.
Op dit punt zijn de verklaringen van Verhofstadt en
Destickere tegenstrijdig. Eind april waren slechts drie
analyseresultaten bekend. De analyses waren gevraagd
door een particuliere firma. Er waren geen analyses
gebeurd op leghennen en consumptie-eieren. Er werden
wel bijkomende analyses gevraagd, verdachte bedrijven
werden geblokkeerd en verdacht vlees werd getraceerd
en in beslag genomen.
Men kan zich achteraf afvragen of de volgende stap, het
opstellen van verdachte bedrijven door Landbouw, wel
een goede strategie was. De lijsten kwamen er slechts
traag en waren onvolledig. Eind mei kwam er bijkomen-
de informatie en werd beslist kip- en eiproducten uit de
rekken te halen. De strategie in mei was gebaseerd op
de elementen die toen voorhanden waren.
Ik maak mij geen illusies dat een andere strategie hier
nadien niet evenzeer zou zijn bekritiseerd. Voor mij is
duidelijk dat het overhandigen van de nota-Destickere
aan de heer Verhofstadt een puur politieke stap was.
Mevrouw Yolande Avondroodt (VLD) : De rol van de
heer Verhofstadt reduceren tot een zuiver politieke rol is
onjuist. De heer Verhofstadt was, toen hij de nota-Desti-
ckere zag, een leek. In de nota stond dat de norm 1500
maal werd overschreden, dat het een zeer ernstige con-
taminatie was en dat het een probleem was voor de hele
veeteeltsector. Nu zeggen dat de reactie van de heer
Verhofstadt zuiver politiek was, is al te gemakkelijk. De
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
21
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
22
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
heer Tant heeft dat maandenlang willen aantonen, hij is
er niet in geslaagd.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Ik ga akkoord met de
opmerking dat Verhofstadt een leek was toen hij op de
hoogte werd gebracht van de dioxineproblematiek. Ik
herinner mij wel dat hij verklaard heeft in zijn interventie
in de commissie, dat hij zich heeft laten bijstaan door
een specialist van de onderzoekscommissie, waarvan
de identiteit pas later is gebleken.
Mevrouw Yolande Avondroodt (VLD) : Die toelichting is
er pas een week later gekomen.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Waarom concludeer
ik dat er politieke motieven meegespeeld hebben ? De
verklaringen van Destickere en Verhofstadt spreken
mekaar tegen, onder meer inzake de reden waarom Ver-
hofstadt naar Dehaene is gestapt.
Verhofstadt verklaarde in zijn interventie in de commissie
dat hij met de nota-Destickere naar Dehaene is gestapt
omdat hij de nota van Colla aan Dehaene onvolledig zou
hebben gevonden. De nota-Colla en de nota-Destickere
blijken mekaar inhoudelijk niet tegen te spreken. De ene
is niet vollediger dan de andere. Het klopt niet dat Colla
alleen maar over veevoeder zou hebben gesproken en
niet over kippen en eieren. Anderzijds was de heer Ver-
hofstadt op het ogenblik dat hij een afspraak maakte
met premier Dehaene, nog niet op de hoogte van de
nota-Colla. Blijkbaar probeert men de echte reden te
verbergen. Mij lijkt het dat men politiek garen heeft pro-
beren te spinnen bij de zaak.
De heer Charles Michel (PRL FDF MCC) : U hebt het
recht te denken dat politieke motieven de heer Verhof-
stadt naar de heer Dehaene hebben geleid.
Voor onze commissie heeft minister Colla nochtans zelf
toegegeven dat hij zich eerder naar Jean-Luc Dehaene
had moeten begeven.
Verlies ook het belang niet uit het oog van de wijze
waarop de nota-Destickere werd voorgesteld.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : De nota-Colla aan de
heer Dehaene had de heer Verhofstadt niet toen hij de
afspraak maakte. De verschillen met de nota-Destickere
konden dus geen rol spelen.
De vraag is of de overhandiging van de nota-Destickere
door Verhofstadt de crisis heeft bezwaard. Beide afge-
treden ministers zeiden dat er tussen 31 mei en 1 juni
maar één nieuw feit was, namelijk de nota-Destickere,
waarvan men wist dat ze intussen naar Knack was uitge-
lekt en dat ze zou worden gepubliceerd. Als die nota het
ontslag van beide ministers heeft veroorzaakt, dan heeft
het weinig belang of de heer Dehaene die nota op 1 juni
kreeg van Verhofstadt of op 2 juni van Knack. Als Verhof-
stadt politieke bedoelingen had, dan heeft zijn daad toch
geen invloed gehad op het verder beheer van de crisis.
(Applaus)
De voorzitter : Ik doe opmerken dat zij die menen dat
dit debat niet meer is dan een herkauwen van de com-
missiedebatten, zich vergissen. De individuele beschou-
wingen van de sprekers geven dit debat wel degelijk een
toegevoegde waarde.
De heer Charles Michel (PRL FDF MCC) : Na negen
maanden intensief werk ben ik enerzijds tevreden over
de volbrachte taak maar voel ik anderzijds een lichte bit-
terheid.
Het geschetste chronologische verloop beantwoordt
bijna aan de werkelijkheid ; "bijna", want de opdracht
die aanvankelijk eenvoudig leek, bleek uiterst ingewik-
keld te zijn. Ondanks de tegenstrijdigheden en het
bewust verzwijgen van feiten hebben wij het gevoel onze
taak te hebben volbracht, en dat gevoel wordt nog ver-
sterkt door de meningsverschillen van de specialisten
inzake de toxiciteit van dioxine. Het was namelijk niet de
bedoeling dat de commissie een antwoord gaf op de
vraag of de gezondheid werd bedreigd. Toch was de
psychosesfeer die tijdens de crisisperiode werd aange-
wakkerd, mijns inziens niet gerechtvaardigd.
De aanbevelingen zijn uitgebreid en coherent, ze bevat-
ten een nieuw concept : dat van het geïntegreerd risico-
beheer, waardoor het mogelijk wordt een crisis in de
voedingssector te beheersen door rekening te houden
met diverse factoren.
Natuurlijk moet de overheid het voorzorgsbeginsel in
acht nemen ; zij mag de economische en sociale dimen-
sies echter niet over het hoofd zien.
Een andere aanbeveling heeft betrekking op het voorko-
men van onaanvaardbare situaties van belangenvermen-
ging : het feit dat een directeur van een keurkring van
het IVK eveneens keuringen verrichtte voor een verzeke-
ringsmaatschappij, heeft het crisisbeheer ongetwijfeld
vertraagd.
De wet betreffende het Federale Agentschap voor de
Voedselveiligheid schrijft voor dat die belangenvermen-
ging wordt gemeld en dat de autoriteiten zich erover uit-
spreken.
Een andere aanbeveling heeft betrekking op het precise-
ren van de voor de erkende dierenartsen bestaande ver-
plichting de overheden te informeren en die verplichting
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
tot alle voor de volksgezondheid abnormale situaties uit
te breiden.
Het feit dat men niet op de hoogte was van die verplich-
ting, had een impact op de bewustwording van de crisis.
De manier waarop de politieke verantwoordelijkheden
werden behandeld, laat bij mij een wrange nasmaak
achter. De schroom, de overdreven schaamte waarvan
sommigen terzake blijk gaven, stelden mij teleur.
De politieke verantwoordelijkheid van de regeringslei-
ders verplicht hen per definitie de tekortkomingen van
hun administratie en hun kabinet op zich te nemen. De
demarches en verwerpelijke manoeuvers van sommige
collega's hebben echter ertoe geleid dat die politieke
verantwoordelijkheid spijtig genoeg niet in het verslag
werd opgenomen.
Nochtans waren de meesten het erover eens dat grove
tekortkomingen op dat niveau tot een aanzienlijk tijdver-
lies hebben geleid. Het aanwijzen van de politieke ver-
antwoordelijken was dan ook een vanzelfsprekende stap
geweest.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Zowel minister Colla als
minister Pinxten hebben hun verantwoordelijkheid opge-
nomen door hun ontslag. Over het gedrag van de nieu-
we ministers mocht echter niet worden gepraat. Hebben
zij het land dan geen economische schade
toegebracht ? Wat ons stoort is dat er met twee maten
en twee gewichten wordt gewogen.
De heer Charles Michel (PRL FDF MCC) : Uw verklarin-
gen doen mijn onbegrip voor de houding van de CVP-
parlementsleden in de commissie nog toenemen. Terwijl
de ministers door ontslag te nemen hun politieke verant-
woordelijkheid op zich hebben genomen, hebben de
parlementsleden zich ertegen verzet dat een zinnetje in
het verslag zou worden opgenomen dat stelt dat de
ministers politiek verantwoordelijk zijn voor het falen van
hun bestuur.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Ik herhaal dat het rap-
port onevenwichtig is. Wij hebben vastgesteld dat er
geen woord van kritiek jegens de huidige ministers werd
geduld door de meerderheid. Een onderzoekscommissie
kan alleen maar sereen werken, wanneer regeringsmeer-
derheid en oppositie aan één zeel trekken. Waar is de
tijd dat onderzoekscommissies nog unaniem achter hun
conclusies stonden en zelfs voorgezeten werden door
oppositieleden ?
De heer Hubert Brouns (CVP) : De heer Michel geeft
een verkeerde voorstelling van de zaken. We gingen wel
degelijk akkoord met de eerste versie van de tekst van
de heer Goris over de aangelegenheid van politieke ver-
antwoordelijkheid. Pas later is de breuk er gekomen,
toen bepaalde leden in het geniep een afwijkende tekst
hadden opgesteld.
De heer Charles Michel (PRL FDF MCC) : Ik vrees dat
de werkelijkheid nog veel erger is. Toen wij onze werk-
zaamheden nagenoeg hadden beëindigd, heeft een
CVP-lid van de commissie contacten gelegd om de
leden van de meerderheid ervan te overtuigen dat de
CVP bereid was het verslag van de commissie goed te
keuren voor zover het niet werd afgezwakt. Uiteindelijk
werden wij bij de neus genomen.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Wij hebben tot donder-
dag gewerkt op een evenwichtige tekst. Plots kwam
men met een nieuwe tekst. Van maandag tot donderdag
heeft men ons misleid. Men kan niet staande een verga-
dering een gedrukte tekst in twee talen produceren en
de heer Gabriëls bleek er zelfs nog eerder over te
beschikken.
De heer Charles Michel (PRL FDF MCC) : Ik blijf bij mijn
verklaring. De commissie is het slachtoffer van politieke
manoeuvres geworden. Wij moeten daaruit conclusies
trekken. De inspanningen van commissievoorzitter Char-
les Janssens om een consensus te bereiken, waren
tevergeefs. Wegens haar banden met landbouworgani-
saties wilde de CVP duidelijk niet van een consensus
weten.
We zijn ook ontevreden over het feit dat bepaalde
wezenlijke vragen onbeantwoord blijven. Wilden de
entourages van de ministers met de verkiezingen in het
vooruitzicht de waarheid achterhouden ? De commissie
kon het niet formeel aantonen. Is enkele dagen voordat
de pers met de besmetting uitpakte een persmededeling
opgesteld ?
Ten slotte leek de commissie niet erg happig om de
ambigue banden tussen het departement Landbouw en
de Boerenbond nader te onderzoeken.
Anderhalve maand vóór de officiële bekendmaking door
de bevoegde ministers stond op de agenda van het Poli-
tiek Comité van de Boerenbond een punt "actualiteits-
vraag, moeilijkheden in de varkenssector".
Werd er tijdens die vergadering ook gesproken over de
abnormale vaststellingen in de andere sectoren, die de
dioxinecrisis nadien aan het licht bracht ?
Die vraag bleef onbeantwoord. Omdat de Boerenbond-
vergadering nogal verward verliep, zou er geen verslag
van zijn opgesteld.
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
23
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
24
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
De commissie heeft de nauwe en soms dubbelzinnige
relaties tussen de Boerenbond, de financiële holdings en
een bepaalde politieke partij niet willen of durven onder-
zoeken.
Kan die verwevenheid van sociale, economische, finan-
ciële en politieke belangen wel in een democratisch
bestel ?
Tot besluit zit ik met een licht gevoel van bitterheid maar
is ook het gevoel aanwezig van zorgvuldig en gewetens-
vol werk te hebben geleverd.
Afgezien van enkele nuances hebben wij getracht lessen
te trekken uit de crisis die rampzalige economische
gevolgen heeft gehad.
Onze commissie wilde ook de voedselveiligheid centraal
stellen. In het verslag wordt die doelstelling ontegen-
sprekelijk bereikt. (Applaus bij de PRL FDF MCC en de
PS)
De heer Peter Vanhoutte (Agalev-Ecolo) : Het rapport
en de aanbevelingen zijn nuttig om dit soort crisissen te
voorkomen en om garanties te hebben voor een efficiën-
ter beleid, ook op Europees niveau.
Dit was de eerste keer dat ik deelnam aan een parle-
mentaire onderzoekscommissie. We hebben geprobeerd
de waarheid te achterhalen,maar dit is ons niet op alle
punten gelukt. Wij moeten ons bezinnen over de waarde
van de wijze waarop onderzoekscommissies moeten
werken. Is het nodig acht maanden te werken om een
louterend effect te bereiken ?
De milieufraude die aan de basis lag van de dioxinecri-
sis, werd ingegeven door winstbejag. Enerzijds wordt
het product gedumpt, wat een besparing betekent,
anderzijds worden gerecycleerde vetten verkocht, wat
geld opbrengt.
Een ander pijnpunt is het bestaan van zwarte of parallel-
le circuits in de landbouwsector, geïnspireerd door louter
winstbejag. De manier waarop de landbouwsector bij
ons economisch wordt georganiseerd via forfaits- laat
te veel ruimte voor misbruiken.
Inzake grensoverschrijdende transporten van afvalpro-
ducten, moet er nog heel wat regelgeving gebeuren :
momenteel vertoont de wetgeving te veel hiaten.
Fraude die opvallend voorkomt in bepaalde sectoren
zoals de vetsmelterijsector en het vervoer van afvalpro-
ducten moet alleszins nog meer au sérieux worden
genomen dan nu het geval is. Er moeten meer gespecia-
liseerde fraudebestrijders komen.
Er moet duidelijkheid komen over de afhankelijkheid van
landbouwers van de agroindustrie. Er zijn controlesyste-
men nodig. Heel wat dierenartsen zijn verbonden aan
bedrijven. Het lijkt niet raadzaam dat zij daarnaast nog
een echte dierenartsenpraktijk uitoefenen. Dierenartsen
moeten onafhankelijk zijn.
Bij de uitbouw van de agrarische sector speelden een
aantal organisaties een rol. Ik heb het er in dat verband
moeilijk mee dat een kabinetschef werd uitgenodigd op
het politiek comité van de Boerenbond.
De heer Hubert Brouns (CVP) : De heer Vanhoutte moet
eens kijken naar de huidige minister van Landbouw die
nog verder gaat en een ABS-verantwoordelijke adjunct-
kabinetschef maakt.
De heer Peter Vanhoutte (Agalev-Ecolo) : De industriële
belangen die in de Boerenbond geconcentreerd zijn, zijn
één zaak, de Boerenbond als belangenorganisatie voor
de landbouwers is een andere zaak. Dat onderscheid
valt nogal eens op.
De heer Hubert Brouns (CVP) : De heer Vanhoutte moet
het tijdschrift van die grote organisatie eens goed lezen :
dan zal hij weten hoe genegen die organisatie was
tegenover het voorgaande kabinet.
De heer Peter Vanhoutte (Agalev-Ecolo) : Ik lees dat
tijdschrift niet op geregelde basis. (Glimlachjes)
Ik betreur dat de wetenschappelijke specialisten er niet
in geslaagd zijn voor ons een degelijke risicoanalyse te
maken.
Het is belangrijk dat we met de aanbevelingen effectief
iets doen. Ik heb wel goede hoop : het Federaal Agent-
schap is een belangrijke stap in de goede richting.
De onderzoekscommissie wilde zich beperken tot de fei-
ten. Wij hebben ons beperkt tot de keuropdrachten. Wat
wij denken of vermoeden mag geen rol spelen. (Applaus)
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU-ID) : Ik stel
vast dat we de bespreking van het verslag beter in de
commissie hadden kunnen houden.
De voorzitter : Ik ben het daarmee niet eens. Dit debat
heeft zijn eigen waarde. De leden die tussenbeide geko-
men zijn, hebben een algemene visie naar voren
gebracht.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU-ID) : Ik bedoel-
de niet de inhoudelijke kwaliteit van de tussenkomst. Ik
zie alleen dat, op een enkele uitzondering na, alleen de
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
commissieleden zelf aan dit debat deelnemen. Voor de
rest is de interesse miniem.
Ik dank op mijn beurt eenieder die heeft bijgedragen tot
de werkzaamheden van de commissie, alsook de pers,
die een inspanning heeft gedaan om er een objectief
beeld van te brengen.
Bij de oprichting van de onderzoekscommissie acht
maand geleden stonden alle partijen daarachter. Van
meetafaan was echter duidelijk dat de commissie diende
af te rekenen met een aantal handicaps : wij moesten
werken in de schaduw van een grote voorganger ; een
aantal commissieleden was er niet zozeer op uit om na
te gaan wat fout liep, om herhaling te voorkomen, maar
zochten vooral naar politieke verantwoordelijken. De
objectiviteit was soms ver te zoeken. Eens bleek dat de
crisis niet in twee tellen zou zijn opgelost en werd
gevreesd voor een beïnvloeding van de al gespannen
relatie met Europa, verdween de animo.
Er was altijd wel iemand die de neiging had de werk-
zaamheden te saboteren. Tot en met de laatste dag : het
ultieme verhoor van Pinxten, de éénzijdige amandemen-
tenslag van de PRL en de uitspraken van Gabriëls heb-
ben in elk geval de sereniteit niet vergroot.
Het blijft de vraag, of de collega's van de CVP een ver-
slag zouden hebben goedgekeurd waarin minister Pinx-
ten niet uitdrukkelijk werd vrijgepleit, zoals hij zelf had
gehoopt.
En dat Verhofstadt geen enkele verantwoordelijkheid
draagt en Gabriëls en Aelvoet zelfs in het hele verslag
niet genoemd worden, is eveneens te danken aan de
blauw-groene mol. De hoorzitting van Aelvoet en
Gabriëls moest blijkbaar dienen als zoethoudertje. De
getuigen trokken soms zelf het boetekleed aan, maar
hiervan mocht niets in het verslag staan. Begrijpen wie
begrijpe kan... Partijpolitieke belangen haalden het hier
op intellectuele eerlijkheid.
De heer Peter Vanhoutte (Agalev-Ecolo) : Dat is wel
degelijk in het verslag opgenomen.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU-ID) : Bij de
aanbevelingen en de verantwoordelijkheden lezen we
daarover niets, ondanks de overduidelijke verklaringen
van de heer Poudelet in commissie.
Mevrouw Yolande Avondroodt (VLD) : Waarover hebt u
het ? De politieke verantwoordelijkheid wordt volledig
opgenomen en het Parlement kon ten volle zijn rol spe-
len. De onderzoekscommissie werd opgericht om de
oorzaken van de dioxinecrisis op te sporen. Wij hebben
ons nooit verzet tegen een ondervraging van de huidige
ministers. Dat u echter telkens de verantwoordelijkheid
voor de crisis in de schoenen van de huidige regering wil
schuiven, is een loopje nemen met de waarheid.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU-ID) : De aan-
pak van de crisis maakte ook deel uit van de opdrachten
van de onderzoekscommissie. Daarom diende ook de
verantwoordelijkheid van de huidige ministers aan bod
te komen.
Uit de verslagen van het ministerie van Landbouw van
juli blijkt duidelijk dat de ambtenaren zelf het gebrek aan
transparantie bij de Belgische overheden betreuren. Dat
verslag mocht echter om partijpolitieke redenen niet
worden vermeld. Om die reden slaagden we er niet in
een eensgezind verslag uit te brengen. Ik blijf betreuren
dat de hele discussie wordt versmald tot datgene waar-
over we het niet eens raakten.
Ondertussen is de publieke belangstelling weggeëbd.
Enkel de bedrijven, die vooral wachten op schadever-
goeding, getuigen nog van een crisis die vooral econo-
misch en politiek sporen heeft nagelaten.
Eerste vraag is of er een probleem was voor de volksge-
zondheid. Duidelijk is dat er geen directe slachtoffers
zijn gevallen. Er dient echter verder wetenschappelijk
onderzoek te worden gevoerd naar de gevolgen op lan-
gere termijn. Ook de meest optimistische experts menen
dat dioxines en PCB's onrechtstreeks kankerverwek-
kend zijn.
De gebrekkige communicatie van eind mei, die paniekre-
acties uitlokte, blijft onvergeeflijk. De economische scha-
de wordt op de belastingbetaler afgewend. De vertrou-
wensbreuk heeft voor bepaalde expertsectoren nog
steeds gevolgen.
Vooreerst zijn er een aantal structurele oorzaken voor de
dioxinebesmetting.
De afstand tussen producent en consument werd steeds
groter. De agroindustrie, de toenemende druk om almaar
goedkoper te produceren, drijft veevoederfabricanten
naar goedkopere en minderwaardiger grondstoffen, ver-
plicht steeds meer vetmesters tot integratie, zet aan tot
een parallel circuit dat aan alle controle ontsnapt. Inten-
sievere teelten brengen bijkomende risico's : meer
besmettingsgevaar, meer antibiotica... Slachterijen wer-
ken met zo'n kleine winstmarges dat de gezondheid van
de consument niet de eerste prioriteit is.
Daarnaast zijn er de punctuele oorzaken. Het gerecht
moet uitmaken wie schuld heeft aan het terechtkomen
van transformatorolie in het milieu.
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
25
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
26
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
Ons is het bestaan bevestigd van een afvalmaffia. Vet-
smelters die uit winstoogmerk minderwaardige grond-
stoffen leverden aan de mengvoedersector hebben de
rest gedaan.
Bij de aanpak van de besmetting deden zich structurele
problemen voor. Mede door de jarenlange politisering
van benoemingen en bevorderingen was de administra-
tie niet voorbereid op een dergelijke crisis. Het gebrek
aan één controledienst heeft zwaar op de aanpak van de
crisis gewogen.
De gekozen strategie was daarvan het gevolg. Land-
bouw heeft, zoals in het verleden, gezocht naar oorza-
ken van problemen bij bedrijven zonder in de eerste
plaats bekommerd te zijn om de risico's voor de consu-
ment. Het IVK heeft diezelfde strategie gevolgd.
De laattijdige informatie van Europa en de chaotische
aanpak, waardoor men er niet in slaagde sluitende lijsten
van gecontamineerde bedrijven voor te leggen, heeft bij
Europa strenge reacties uitgelokt.
Ook de Europese overheden slagen er echter niet in pro-
actief op te treden en laten door de beslissingsmecha-
nismen vaak economische belangen voorgaan.
Velen verwachtten vooral een antwoord op de vraag of
de overheid mee verantwoordelijk is voor de omvang
van de crisis. Sommigen gewagen van een "mild" ver-
slag, omdat het een verhaal werd van gedeelde verant-
woordelijkheid. De honderden uren ondervraging konden
niet over alles uitsluitsel geven. Een onderzoekscommis-
sie moet zich aan de feiten houden.
Niemand heeft mij er kunnen van overtuigen dat bij de
diverse acties de volksgezondheid voorop stond. Wel-
licht hoopten velen in de administratie en de kabinetten
dat de officiële stalen negatief zouden zijn. Wij zaten
echter volop in de verkiezingssfeer.
De vorige regering heeft er door een schuldig verzuim
mee voor gezorgd dat de schade veel groter is dan ze
had moeten zijn. Socialisen en Christen-democraten zijn
politiek verantwoordelijk voor het falen van de gepoliti-
seerde administratie en de kabinetten. Vooral de CVP
heeft een verpletterende verantwoordelijkheid ; de Boe-
renbond heeft als lobby jarenlang doorgewogen op het
landbouwbeleid. De ministers wachtten te lang om werk
te maken van gecoördineerde controle-instanties. Zij
dragen ook de verantwoordelijkheid voor de tekortko-
mingen en beoordelingsfouten van hun kabinetten en de
administratie.
Ik erken wel dat politici als enige aanspreekbare macht
te gemakkelijk ook als enige schuldige worden aanzien.
Er is behoefte aan een herverkaveling van de verant-
woordelijkheden in de politiek.
De huidige regering heeft alvast een federaal voedsela-
gentschap opgericht. Over de invulling ervan zijn blauw
en groen het evenwel niet eens. Minister Gabriëls heeft
node een deel van "zijn mensen" laten opslorpen door
het Agentschap.
De belangen van de landbouwers worden voortaan door
het ABS waargenomen. Op beide kabinetten heeft de
veeartsenlobby een grote vinger in de pap.
Ook wat de politieke benoemingen betreft, boezemt de
huidige regering weinig vertrouwen in. De liberale familie
is bezig aan een schaamteloze inhaalbeweging en de
groenen doen hartig mee. Dat ontgoochelt ons.
Van een betere communicatie is al evenmin sprake.
Deze regering doet eerder aan communicatiebeheersing
dan aan risicobeheersing.
De gevoerde "goed nieuws show" vertoont regelmatig
schoonheidsfoutjes. Zo werd een journalist de mond
gesnoerd toen hij uitleg vroeg over de nota-Depoorter.
Zelfs vanuit Scandinavië benaderde de premier een aan-
tal redacties met de vraag deze nota dood te zwijgen.
Toen die poging mislukte, kregen ambtenaren plots een
spreekverbod. Dat kan moeilijk openbaarheid van
bestuur genoemd worden. Ten slotte werd Slangen
opgevoerd om de waarheid volgens de regering te ver-
hogen.
De media zijn in deze crisis duidelijk medeverantwoor-
delijk. Zij bepalen wat de mensen wanneer mogen
weten. Misschien moet eens nagedacht worden over de
risico's die hun toenemende macht met zich meebrengt.
Mijnheer Lano, natuurlijk kan het staatsbelang nooit
ingeroepen worden om de media te controleren, te regu-
leren of te beperken.
De heer Pierre Lano (VLD) : Ik heb gezegd dat men met
het staatsbelang rekening moest houden en niet aan
nestbevuiling mocht doen.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU-ID) : Het
staatsbelang kan nooit een vorm van censuur van de
pers verantwoorden.
Een samenleving kent steeds nieuwe risico's. De aanbe-
velingen van de commissie moeten ertoe leiden die risi-
co's tijdig in te schatten en te beheren. Betere kwaliteits-
zorg, traceerbaarheid en meldingsplicht staan centraal,
evenals een open communicatie met alle actoren.
Het voedselagentschap moet nu zo snel mogelijk opera-
tioneel worden. Wij zijn vragende partij voor een Euro-
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
pees debat over het landbouwbeleid en de recyclage-
industrie, waarbij een duidelijk onderscheid moet wor-
den gemaakt tussen afval en materiaal dat met de nodi-
ge voorwaarden, in de voeders mag worden gerecy-
cleerd.
Ook een betere bevoegdheidsafbakening en coördinatie
tussen de verschillende bevoegdheidsniveaus is een pri-
oriteit. Indien landbouw een gewestmaterie zou worden,
moeten er samenwerkingsakkoorden afgesloten worden.
Boerenorganisaties en veevoederbedrijven hebben
steeds hun verantwoordelijkheid geminimaliseerd en de
overheid financieel doen inspringen. Het wordt tijd dat
deze sector verantwoordelijkheid draagt voor de pro-
ductie. Ik betreur dat vele onderzoeken naar de besmet-
ting van de bevolking niet werden uitgevoerd, terwijl
deze onderzoeken nu niet meer kunnen uitgevoerd wor-
den.
Minister Magda Aelvoet (in het Nederlands) : De
opdracht voor twee onderzoeken werd in september
gegeven. Wij hebben, in overleg met het Wetenschappe-
lijk Instituut voor Volksgezondheid, beslist waar de prio-
riteiten lagen. Eens de onderzoeksresultaten gekend
zijn, zullen Parlement en bevolking worden geïnfor-
meerd.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU-ID) : Ik begrijp
dat men selectief moet zijn. Onderzoek bij de vrouwen
die toen zwanger waren is nu niet meer mogelijk.
Minister Magda Aelvoet (in het Nederlands) : Er waren
duidelijke redenen om dat soort onderzoek niet te voe-
ren.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU-ID) : Die zou-
den wij wel willen kennen. Wij willen eensgezind dat de
aanbevelingen integraal worden uitgevoerd. De ministers
moeten ervoor zorgen dat de administratie verantwoor-
delijkheid opneemt voor de tekortkomingen, ook ten
opzichte van individuele ambtenaren. (Applaus)
De heer André Smets (PSC) : Een regering die de sane-
ringsfondsen van de vorige regering vergeet te erkennen
en die vandaag om 14.15 uur, het tijdstip waarop het
verslag van de onderzoekscommissie in verband met de
dioxinecrisis moest worden gehoord, afwezig was,
bewijst dat ze geen respect heeft voor de wereld van de
landbouw. De landbouwsector was nochtans het eerste
slachtoffer van de dioxinecrisis, aangezien geen uitvoer
meer mogelijk was.
De regering gaf ook blijk van haar minachting voor de
parlementsleden die in de dioxinecommissie werkten en
voor het personeel van het Parlement dat hen op effi-
ciënte wijze bijstond.
Minachting ook voor de sector Volksgezondheid, die
nochtans volgens de regering even belangrijk is als de
economische sector.
Hoe vaak werd de vorige regering niet van disfuncties
beschuldigd !
De huidige regering wil doen geloven dat met de oprich-
ting van het Federale Agentschap alle problemen kun-
nen worden voorkomen, dat het Agentschap voor de
vereiste coördinatie zal zorgen en dat het degelijke infor-
matie zal verstrekken.
Meer dan ooit moeten de resultaten van het onderzoek
naar de dioxine worden aangewend om crises beter te
voorkomen en te beheren. Tal van specialisten in land-
bouwkringen en in de gezondheidssector plaatsen
vraagtekens bij de werkbaarheid en de soepelheid van
een agentschap dat tot een log en ondoeltreffend appa-
raat dreigt te verworden.
In dat geval zou de onderzoekscommissie haar doelstel-
lingen, namelijk de voedselveiligheid maar ook het res-
pect voor het werk van de landbouwers, niet hebben
bereikt.
Ik pleit ervoor om over alle toekomstige wetten en
besluiten met de betrokken sector overleg te plegen,
zodat de werkbaarheid ervan kan worden getoetst.
Enkel dankzij een permanente evaluatie kan het werkelijk
effect voor de consumenten en de betrokken sectoren
worden ingeschat.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Ik zal mijn oorspronkelijk
zeer gedetailleerde nota binnen dit beperkte tijdsbestek
niet kunnen voorlezen. Ik zou vragen dat de volledige
tekst aan de kamerleden zou worden overgemaakt.
De heer Peter Vanhoutte (Agalev-Ecolo) : Ik apprecieer
de zeer concrete wijze waarop de heer Brouns steeds
zijn standpunten heeft vertolkt in commissie.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Ik heb het eerst over de
chronologie en meer bepaald over fase vier, de tussen-
komst van de Europese Commissie vanaf 1 juni. De
Europese maatregelen waren enkel op België gericht, zij
waren zeer verregaand, zij kwamen zonder overleg met
België en zonder consultatie van het permanent veteri-
nair comité tot stand en zij werden slechts zeer lang-
zaam teruggeschroefd. Waarom Europa zich zo heeft
opgesteld, is onvoldoende uitgepluisd. De BSE-crisis
was blijkbaar nog niet verwerkt bij de Europese Com-
missie. De houding van België werd door de ontslagne-
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
27
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
28
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
mende commissie zwaar in rekening genomen. Boven-
dien wilden sommige commissarissen terugkomen in die
Europese Commissie : commissaris Bonino haalde de
Belgische dioxinecrisis zelfs aan tijdens haar verkie-
zingscampagne. De maatregelen tegen België waren
zeer zwaar en deels ingegeven door economisch-natio-
nalistische reflexen van diverse afzonderlijke lidstaten.
De crisis is uiteraard niet gestopt bij de verkiezingen,
noch bij de installatie van de nieuwe regering. Sinds 6
augustus steunde de vrijgave van producten louter op
PCB-vrije attesten. Volgens Europees getuige Poudelet
was de verwarring die België zelf veroorzaakte in ver-
band met een mogelijke tweede contaminatie er de oor-
zaak van dat de lijsten met dioxinevrije bedrijven niet
meer werden aanvaard.
De regering heeft het lijstensysteem laten vallen en ver-
vangen door een beter systeem. Op 6 augustus werd
het afgeschaft voor de uitvoer, op 20 september pas
voor de binnenlandse consumptie.
Het verslag geeft te weinig een objectieve evaluatie van
de beslissingen. De gevolgen naar de volksgezondheid
kunnen nooit volledig worden ingeschat. Daarom is het
moeilijk de efficiëntie van de maatregelen te toetsen.
Vanaf juni nam de Eetwareninspectie in de kleinhandel
466 stalen, met als norm 200 nanogram per gram vet :
96 procent daarvan was negatief, 4 procent of 18 stalen
waren positief ; slechts 3 stalen lagen boven de
1000PPB en geen enkel boven 3000PPB, de VS-norm.
Daarnaast werden stalen genomen in melk en zuivel. Zij
waren negatief. Na eind mei was er dus geen risico meer
voor de volksgezondheid.
Er werden ook steekproeven genomen in enkele filières.
Die stalen werden op 1 en 2 juni genomen bij consump-
tie -en broedeieren in acht bedrijven. Nergens werd de
norm overschreden, tenzij bij Huys en De Brabander.
Daarom kon men zich op die twee filières concentreren.
Van alle geblokkeerde pluimveebedrijven waren er
slechts 8 procent waarbij de 1000PPB-norm werd over-
schreden. Bij de geblokkeerde varkensbedrijven was dat
17 procent. De aanpak was dus streng. Zeer veel bedrij-
ven werden uit voorzichtigheid geblokkeerd en dit in het
belang van de volksgezondheid, hoewel dat achteraf
overbodig bleek.
Een volgend deel van mijn nota geeft een reactie op de
vaststellingen en aanbevelingen. Lectuur daarvan leert
ons dat de vaststellingen, die de basis vormden voor de
aanbevelingen en de verantwoordelijkheden, genuan-
ceerder hadden kunnen worden geformuleerd.
Een volgend hoofdstukje gaat nader in op de aanbeve-
lingen. Sommige daarvan had ik scherper geformuleerd
willen zien, zoals die inzake de volledige scheiding tus-
sen normerende en controlerende instanties.
Een laatste deel betreft een aantal aandachtspunten
voor het beleid, zoals de tracering, het crisismanage-
ment en de structuur van een goed federaal voedsela-
gentschap.
Wij hebben het laatste luik, de politieke verantwoorde-
lijkheden, niet kunnen goedkeuren. We hebben het er al
over gehad. Ik vind het jammer dat de zaken zo gelopen
zijn. Er was een overzichtig document opgesteld door
de twee verslaggevers. Vanaf woensdag werkte men
niet meer op dit document en circuleerde er buiten het
huis een andere tekst. Het werd zelfs getoond op een
Limburgse regionale televisiezender. Het tweede docu-
ment was uitgebreider. Het werd opgesteld door de
meerderheid of een deel van de meerderheid. We waren
dan al zeer ver gevorderd, onder meer op basis van
tektsaanpassingen voorgesteld door de heer Goris. Hij
was echter niet bereid om ook voor de huidige regering
enkele verantwoordelijkheden te omschrijven.
Had men zich correct aan de eerste tekst gehouden,
dan was er geen probleem geweest. Nu zijn wij om de
tuin geleid.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : We hadden een
tweede lezing afgesproken om aan de eerste tekst een
aantal zaken toe te voegen. Maar die tweede tekst week
veel minder van de eerste af als de heer Brouns doet uit-
schijnen. Ik zie echt niet waar de CVP een probleem van
maakt.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Toen wij de tekst onder
ogen kregen, hebben we een aantal wijzigingen
gevraagd. De heer Goris heeft de tekst in die zin pogen
aan te passen. De heer Michel wilde echter zijn eigen
amenderingen doorvoeren.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Ik heb alleen
gediscussieerd over de teksten die we in de commissie
hebben gekregen. Als de heer brouns wist dat er een
ander document werd getoond op TV-Limburg, waarom
heeft hij dat dan niet gezegd ?
De heer Hubert Brouns (CVP) : Wij zijn een heel eind
meegegaan. Het feit dat die nieuwe tekst circuleerde,
hebben we pas in de loop van de avond vernomen.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Neen, u hebt
gezegd dat u wilde meegaan tot u weet kreeg van de
nieuwe tekst. Dat is mij niet duidelijk.
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
De heer Hubert Brouns (CVP) : Tot wij voelden dat de
discussie niet langer zinvol was.
Ik besluit. De commissie heeft samen zeker een lange
weg afgelegd. Er is nuttig werk geleverd. De gebeurte-
nissen van de laatste dagen hebben helaas wel een
smet geworpen op de werking. Belangrijk is echter dat
de finale aanbevelingen unaniem werden aanvaard. Dat
is belangrijk met het oog op de toekomst. Over de poli-
tieke verantwoordelijkheden kan natuurlijk nog lang wor-
den gediscussieerd.
Ik hoop tot slot dat de activiteiten van de dioxinecom-
missie hun steentje zullen kunnen bijdragen tot de
bewustmaking over en de verbetering van de voedsel-
bewaking. (Applaus)
Mevrouw Martine Dardenne (Ecolo-Agalev) : Er werd
heel wat werk verzet om tot een verslag te komen waar
de leden van de commissie zoveel mogelijk achter kun-
nen staan. Ik zal mijn betoog toespitsen op enkele
essentiële elementen die in mijn ogen te weinig aan bod
zijn gekomen.
Sommigen beschouwen die dioxinecrisis vooral als een
politieke crisis die is ontstaan omdat de verkiezingen
voor de deur stonden. Bij de bespreking van dat punt
hebben wij veel tijd verloren.
Uiteraard was het een politieke crisis. Ministers hebben
ontslag genomen omdat hun departementen er niet in
slaagden de situatie onder controle te krijgen. Als men
zich enkel tot dat aspect beperkt, bagatelliseert men de
feiten. Dat leidt tot een verergering van de crisis, aange-
zien de consument met allerhande tegenstrijdige en wei-
nig geloofwaardige informatie wordt overstelpt. Dat wekt
wantrouwen bij de Europese instanties.
Het verontrust mij dat men die feiten tijdens de bespre-
king in de onderzoekscommissie opnieuw heeft gebaga-
telliseerd.
In vergelijking met andere crises in de voedingsmiddele-
nindustrie is die crisis zeer belangrijk omdat zij de uiting
is van de impasse waartoe de toepassing van het "pro-
ductivisme" leidt. Zij stelt het productiesysteem en de
algemene structuur van de voedingsmiddelenindustrie
ter discussie.
De ontwikkeling van de intensieve landbouw heeft er
een industrie met een ruime overproductie van gemaakt
die enkel rendabel kan zijn wanneer de productiecyclus
zo kort mogelijk wordt gehouden of de kosten voor die-
renvoeding zo laag mogelijk blijven. Dat verklaart de
introductie in de dierenvoeding van gerecycleerde
grondstoffen met weinig bekende samenstelling. Boven-
dien is de verleiding groot om er ook op een frauduleuze
manier afvalstoffen in te verwerken waarvoor vernieti-
gingssubsidies werden toegekend.
Dat alles gaat ten koste van de voedselveiligheid. Men
moet zich bijgevolg over de productiemethoden als
zodanig beraden. De financiële logica moet onderge-
schikt worden gemaakt aan de bescherming van het
leefmilieu, het welzijn van de dieren, de opspoorbaar-
heid en de kwaliteitscontrole.
Dat zal de taak van het Federaal Agentschap voor de
veiligheid van de voedselketen zijn. Het volstaat niet de
controle aan te scherpen ; men moet ook de productie-
methode die van onze maatschappij een maatschappij
maakt waar de dieren met krengen van hun eigen soort-
genoten worden gevoed, ter discussie stellen.
Het is wel degelijk dat mechanisme, dat aan de oor-
sprong van de crisis ligt, dat een algemene besmetting
van de voedselketen heeft veroorzaakt.
Op het gebied van de volksgezondheid zullen wij met
een alsmaar toenemend aantal problemen worden
geconfronteerd. Waar wachten wij nog op om de juiste
vragen te stellen die tot de juiste antwoorden leiden ?
Moet men nog langer aanvaarden dat dierenmeel en vet-
stoffen die diverse chemische verontreinigende stoffen
bevatten, in veevoeder worden verwerkt ? Als men voor-
rang geeft aan de volksgezondheid boven bepaalde
economische belangen, is het antwoord op die vraag
neen. Die vraag heeft kennelijk een weerslag op de pro-
ductiemethoden : wij moeten ons beraden over de
manier waarop wij van die intensieve productiemetho-
den kunnen afstappen en voor andere methoden kiezen
waarbij met andere aspecten rekening wordt gehouden.
De controle op de grondstoffen kan niet op een doel-
treffende manier worden georganiseerd als wij ons daar-
over niet voorafgaandelijk beraden. Enkel wanneer we
op die manier te werk te gaan, zullen wij het voorzorgs-
principe echt kunnen toepassen.
De dioxinecrisis bewees dat gewone middelen voor de
aanpak van dergelijke besmettingen niet volstaan. Bij de
varkenspest wisten we hoe de besmetting werd doorge-
geven, welke diersoort besmet was, en konden we de
besmetting opsporen. Bij de dioxinebesmetting kon de
oorsprong van de besmetting moeilijk worden achter-
haald en kon de verantwoordelijke stof ongehinderd de
voedselketen binnendringen.
Besmettingen van het dioxinetype worden momenteel
miskend omdat het percentage schadelijke stoffen in de
producten miniem is en wij de aanwezigheid ervan nor-
maal vinden. Ongerustheid terzake wordt als "ecologi-
sche fantasmen" afgedaan.
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
29
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
30
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
Toen de voedingsdeskundige Van Ginderachter de
mogelijkheid van een dioxinebesmetting opperde, nam
binnen de administratie niemand hem au sérieux. De
hypothese leek hen onwaarschijnlijk, ook al had de aan-
wezigheid van dioxine en vet de aandacht moeten trek-
ken.
Het bestuur had niet de reflex om officiële analyses te
vragen. Volgens mij had men in dat stadium tijd kunnen
winnen.
De dioxinecrisis heeft een reeks minimaliseringmecha-
nismen blootgelegd : men moest vooral verhinderen dat
essentiële vragen werden gesteld die welbepaalde eco-
nomische keuzes ter discussie konden stellen.
België staat bovenaan op de ranglijst van landen waar
de dioxinebesmetting het hoogst is. De "background" is
al zeer hoog. De interpretatie die men aan de "gerust-
stellende" cijfers geeft, lijkt mij betwistbaar.
De heer Luc Paque (PSC) : Om de drempels te bepalen
neemt men inderdaad de maximaal toelaatbare besmet-
ting. Bij de berekeningen wordt er echter eveneens van
uitgegaan dat de betrokkene alle op de markt aanwezige
besmette producten consumeert. Ik deel uw wantrou-
wen dus niet. In België worden niet al die producten
geconsumeerd !
Mevrouw Martine Dardenne (Ecolo-Agalev) : Ik weet
dat wij het daarover niet eens zijn. Voor mij zijn die
drempels niet betrouwbaar.
Ik vestig ook uw aandacht op de veiligheidscoëfficiënten
die in die berekeningen ingecalculeerd zijn.
Steeds meer wetenschappelijke studies tonen aan dat
dioxines de hormonale werking verstoren, aangezien ze
op de molecule inwerken. Ze werken met een vertraagd
effect in op de immuniteit, de reproductie en het gedrag.
Het is onaanvaardbaar dat men niet meer aandacht
schenkt aan de wetenschappelijke studies die aan het
onderwerp zijn gewijd. Heeft men al niet genoeg tijd ver-
loren ?
Wanneer ons leefmilieu volledig zal zijn verwoest, zal
niemand kunnen zeggen dat niet tijdig de noodklok werd
geluid. (Applaus op vele banken)
De heer Pierre Lano (VLD) : Ik wil alleen wat persoonlij-
ke bedenkingen maken. De zekerheid van de voedselke-
ten en de volksgezondheid zijn primordiaal, maar ze
bestaan niet zonder economische omgeving. De agroin-
dustrie vertegenwoordigt 5 procent van ons BBP en 11
procent van onze export. Dat stond op het spel tijdens
de dioxinecrisis.
De sector draagt een grote verantwoordelijkheid, maar
de hele sector werd gestraft voor de nalatigheid van
enkelen. Is het omdat de sector niet populair is dat men
er zo weinig voor doet ? De Gewesten hebben duidelijk
hun rol niet gespeeld ; ze beperken zich tot het toeken-
nen van enkele overbruggingskredieten.
Landbouw wordt ervan verdacht om, onder druk van de
agroindustrie, geen oog te hebben voor de volksgezond-
heid. Dat is onjuist ; deze crisis heeft aangetoond hoe
belangrijk het aspect volksgezondheid is voor de sector.
De agroindustrie heeft geen enkel belang bij een voed-
selcrisis, wel integendeel. Misschien zal de impact van
deze crisis een fundamentele mentaliteitswijziging met
zich meebrengen. Als ons commissiewerk het risico op
zulke crisis in de toekomst helpt verkleinen, dan heeft de
commissie haar nut gehad.
De laatste werkdagen van de commissie hebben helaas
een en ander verpest. We hebben te snel willen afsluiten.
We hadden een bezinningsmoment moeten inbouwen
alvorens het eindverslag goed te keuren. Maar de com-
missie wou per se afsluiten ; een verlenging van het
mandaat was onmogelijk en sommige commissieleden
werden bevangen door een soort paranoia, gevoed door
nogal wat denigrerende opmerkingen in de media.
Het verslag mag er echter zijn en de kritiek moet gerela-
tiveerd worden, want de kritikasters hebben zelf voor
vertraging gezorgd. De redenen die tot denigrerende
commentaren hebben geleid, zijn natuurlijk complex,
maar soms had ik de indruk dat er twee commissies
waren : de echte en de commissie die in sommige
media werden opgevoerd.
Net als eerder bij de commissie-mensenhandel verdwijnt
de aandacht als het thema wat minder actueel wordt.
Veel commentatoren doen wat neerbuigend over onze
conclusies. De aanbevelingen zouden in de lijn van de
verwachtingen liggen. Nochtans zijn er belangrijke ele-
menten, zoals de algemene meldingsplicht. Ze zouden
ook niet echt opvallend zijn, maar de conclusies over
bepaalde topambtenaren zijn toch duidelijk. Alleen vee-
arts Destickere zou de kop van jut zijn. Men heeft toch
wel zijn reacties gehoord op de conclusies van de com-
missie.
Eigenlijk zeg ik dit allemaal niet graag. Niemand heeft
baat bij bitsige polemieken. Het is al erg genoeg dat er
twee ministers hun ontslag hebben aangeboden.
Ik heb tot slot zelf nog een drietal aanbevelingen
betreffende het Federaal Agentschap voor de voedsel-
veiligheid. Het Federaal Agentschap moet jaarlijks een
verslag voorleggen aan het Parlement, met de stand van
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
zaken inzake de omzettingen van de aanbevelingen van
de dioxinecommissie.
Crises kunnen nooit worden vermeden, maar men kan er
zich op voorbereiden. Het Federaal Agentschap mag dit
niet verwaarlozen.
Het Federaal Agentschap moet volledig gedepolitiseerd
kunnen functioneren. Alleen de besten mogen binnen
het Agentschap actief zijn.
Als we zekerheid willen over de kwaliteit van de voeding
mogen we de kleine niet-geïntegreerde bedrijven niet
laten verdwijnen. Ik zou niet willen dat de aanbevelingen
daar aanleiding toe zouden geven. (Applaus)
Minister Magda Aelvoet (in het Nederlands) : Zodra het
rapport uitgekomen is heb ik het laten ophalen zodat de
aanbevelingen meteen ter beschikking zouden staan van
de task force die de integratie van het Voedselagent-
schap voorbereidt. Met de aanbevelingen zal dus wel
degelijk rekening worden gehouden.
Mijn afwezigheid bij het begin van de dag mag niet wor-
den geïnterpreteerd als een gebrek aan interesse : ik
was niet uitgenodigd en werd verwacht op de Dag van
de Consument in Antwerpen.
De heer Lano drong aan op snelle uitbetalingen van de
vergoedingen. Ik heb helaas moeten vaststellen dat er
bepaalde structurele bottle necks waren die voor vertra-
ging hebben gezorgd : zij worden de ene na de anderen
weggewerkt.
Tevens moet ik betreuren dat er nogal wat pogingen
worden gedaan om de overheid op te lichten, door ver-
goedingen te vragen waarop men geen recht heeft.
Op 9 maart 2000 ontving mijn kabinet een proficiat van-
wege de instelling die de coördinator is van de vleesver-
werkende nijverheid. Zo'n erkenning voor onze inspan-
ningen doet natuurlijk plezier. (Applaus)
De voorzitter : Ik dank de twee rapporteurs, de com-
missievoorzitter en de sprekers die dit debat hebben
geanimeerd.
Ik heb een voorstel van motie ontvangen, ondertekend
door mevrouw Colette Burgeon (PS), mevrouw Martine
Dardenne (Ecolo-Agalev), mevrouw Yolande Avontroodt
(VLD), de heren Charles Michel (PRL FDF MCC), Peter
Vanvelthoven (SP), Peter Vanhoutte (Agalev-Ecolo) en
Charles Janssens (PS), die luidt :
"De Kamer,
na kennis te hebben genomen van het verslag van de
parlementaire onderzoekscommissie naar de Belgische
vlees- zuivel- en eierproductie en naar de politieke ver-
antwoordelijkheden in het licht van de zogenaamde
dioxinecrisis,
na erover te hebben beraadslaagd :
1. keurt de vaststellingen-besluiten, verantwoordelijkhe-
den en tekortkomingen en de aanbevelingen die in het
verslag zijn opgenomen ; goed ;
2. dringt er bij de regering op aan opdat de aanbevelin-
gen die in het verslag zijn opgenomen, snel ten uitvoer
worden gelegd."
Wij zullen morgen over dat voorstel van motie stemmen.
De bespreking is gesloten.
De vergadering wordt gesloten om 22.57 uur.
Volgende openbare vergadering van de Kamer, morgen
donderdag 16 maart 2000 om 14.15 uur.
BERICHTEN VAN VERHINDERING
Gezondheidsredenen : de hh. José Canon, Karel Van
Hoorebeke, mevr. Els Van Weert
Ambtsplicht : de h. Marcel Hendrick
Met zending buitenslands : de hh. Geert Versnick, Lode
Vanoost, mevr. Magda De Meyer
Buitenslands : mevr. Joke Schauvliege, Pierrette Cahay-
André
NAVO : de hh. Stef Goris, Dirk Van der Maelen
Lid van de federale regering :
de h. Louis Michel, vice-eerste minister en minister van
Buitenlandse Zaken : buitenslands
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
31
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
OMMISSIES
Toevoeging en wijzigingen
(toepassing van artikel 11.6 van het Reglement)
Toevoeging en wijzigingen voorgesteld door de SP-frac-
tie :
Commissie voor de Financiën en de Begroting
Plaatsvervangers
De heer Daan Schalck vervangen door de heer Ludwig
Vandenhove.
Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algeme-
ne Zaken en het Openbaar Ambt
Plaatsvervangers
De heer Marcel Bartholomeeussen vervangen door de
heer Ludwig Vandenhove.
Commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu
en de Maatschappelijke Hernieuwing
Plaatsvervangers
De heer Peter Vanvelthoven vervangen door de heer Jan
Peeters.
Commissie voor de Verzoekschriften
Effectieve leden
De heer Patrick Lansens vervangen door mevrouw
Magda De Meyer.
Plaatsvervangers
Mevrouw Magda De Meyer vervangen door de heer
Daan Schalck.
Bijzondere commissie voor het Reglement en voor
de Hervorming van de parlementaire werkzaamhe-
den
Plaatsvervangers
De heer Fred Erdman toevoegen.
I
NGEDIENDE VERSLAGEN
Volgende verslagen werden ingediend :
door de heren Peter Vanhoutte en Luc Paque namens
de parlementaire onderzoekscommissie belast met een
onderzoek van de Belgische vlees-, zuivel- en eierpro-
ductie en naar de politieke verantwoordelijkheden in het
licht van de zogenaamde dioxinecrisis : nr. 18/7 ;
namens de commissie voor de Justitie,
door de heer Claude Desmedt, over het wetsvoorstel
(de heer Fred Erdman) tot wijziging van artikel 232 van
het Burgerlijk Wetboek en van artikel 1270bis van het
Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot echtscheiding
op grond van feitelijke scheiding : nr. 94/7 ;
door de heer Geert Bourgeois, over :
* het wetsontwerp tot wijziging van het bijvoegsel bij het
Gerechtelijk Wetboek (overgezonden door de Senaat) :
nr. 371/3 ;
* het wetsvoorstel (de heer Bart Laeremans) tot wijziging
van de artikelen 46 en 53, § 5, van de wet van 15 juni
1935 houdende het gebruik der talen in gerechtszaken :
nr. 368/2 ;
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
33
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
BIJLAGE
PLENAIRE VERGADERING
WOENSDAG 15 MAART 2000
BIJLAGE 1
Mededelingen
34
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
* het wetsvoorstel (mevrouw Simonne Creyf) tot wijziging
van de artikelen 46 en 53, § 5, van de wet van 15 juni
1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken : nr.
369/3 ;
* het wetsvoorstel (mevrouw Annemie Van de Casteele)
tot wijziging van de artikelen 46 en 53, § 5, van de wet
van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtsza-
ken : nr. 386/2 ;
namens de commissie voor de Landsverdediging,
door mevrouw Josée Lejeune, over :
* het wetsontwerp tot instelling van de vrijwillige arbeids-
regeling van de vierdagenweek en de regeling van de
halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en
tot wijziging van het statuut van de militairen met het
oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing
wegens loopbaanonderbreking : nr. 375/3 ;
* het wetsontwerp betreffende de personeelsenveloppe
van militairen : nr. 376/2 ;
* het wetsontwerp betreffende het indisponibiliteitstellen
van bepaalde militairen van het actief kader van de
krijgsmacht : nr. 377/3.
namens de commissie voor de Binnenlandse Zaken, de
Algemene Zaken en het Openbaar Ambt,
door de heer Claude Desmedt, over het wetsvoorstel
(de heer Alfons Borginon c.s.) tot wijziging van artikel
345 van de nieuwe gemeentewet : nr. 393/2.
door de heer Tony Smets, over het wetsontwerp tot
wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördi-
neerd op 12 januari 1973, alsook de wet van 15 decem-
ber 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied,
het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreem-
delingen : nr. 441/4.
I
NTERPELLATIEVERZOEKEN
Het Bureau heeft interpellatieverzoeken ontvangen van :
de heer Filip De Men tot de vice-eerste minister en
minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en
Sociale Economie en tot de minister van Binnenlandse
Zaken over "de massale regularisaties van illegale
vreemdelingen".
(nr. 294 ingetrokken bij brief van 13 maart 2000)
de heer Hagen Goyvaerts tot de minister van Binnen-
landse Zaken over "het falen van het nationaal meetnet
voor radioactiviteit".
(nr. 295 verzonden naar de commissie voor de Binnen-
landse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar
Ambt)
mevrouw Magda De Meyer tot de minister van Justitie
over "de billijke vergoeding".
(nr. 296 omgewerkt in mondelinge vraag)
de heer Bart Laeremans tot de minister van Justitie
over "de nieuwe omzendbrief over de vervroegde vrijla-
tingen en zijn voornemen om de 'input' in de gevange-
nissen te beheersen, onder meer via het opleggen van
regionale quota's".
(nr. 297 omgewerkt in mondelinge vraag)
mevrouw Frieda Brepoels tot de eerste minister over
"de beslissing van de Ministerraad van 2 maart 2000
rond een grootschalige imagocampagne voor België".
(nr. 298 verzonden naar de commissie voor de Binnen-
landse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar
Ambt)
de heer Jean-Pol Poncelet tot de minister van Justitie
over "de gevolgen van de vernietiging door de Raad van
State van de benoeming van mevrouw Reynders
wegens kennelijke onwettigheid".
(nr. 299 verzonden naar de commissie voor de Justitie)
mevrouw Frieda Brepoels tot de minister van Econo-
mie en Wetenschappelijk Onderzoek over "de perso-
neelsomkadering van het Rijksarchief".
(nr. 300 verzonden naar de commissie voor het
Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de
nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de
Middenstand en de Landbouw)
de heer Bart Laeremans tot de minister van Justitie
over "de vernietiging van de benoeming van mevrouw
Reynders tot voorzitter van de rechtbank van eerste
aanleg te Luik".
(nr. 301 verzonden naar de commissie voor de Justitie)
mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "het tewerkstellings-
beleid en de startbanen".
(nr. 302 verzonden naar de commissie voor de Sociale
Zaken)
de heer Geert Bourgeois tot de eerste minister over
"de samenstelling van de acht kamers van de Commis-
sie voor Regularisatie".
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
(nr. 303 verzonden naar de commissie voor de Binnen-
landse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar
Ambt)
de heer Gerolf Annemans tot de minister van Binnen-
landse Zaken over "de partijpolitieke samenstelling van
de te vormen kamers van de Commissie voor de Regu-
larisatie".
(nr. 304 verzonden naar de commissie voor de Binnen-
landse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar
Ambt)
de heer Tony Van Parys tot de minister van Binnen-
landse Zaken en tot de minister van Justitie over "de
benoeming van de leden van de kamers van de regulari-
satiecommissie".
(nr. 305 verzonden naar de commissie voor de Binnen-
landse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar
Ambt)
de heer Tony Van Parys tot de minister van Justitie
over "de vernietiging door de Raad van State van de
benoeming van mevrouw D. Reynders tot voorzitter van
de rechtbank van eerste aanleg te Luik".
(nr. 306 verzonden naar de commissie voor de Justitie)
de heer Francis Van den Eynde tot de eerste minister
over "de aanstelling van taalinspecteurs voor de Frans-
talige scholen in de Vlaamse randgemeenten".
(nr. 307 verzonden naar de commissie voor het
Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de
nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de
Middenstand en de Landbouw)
de heer Guido Tastenhoye tot de vice-eerste minister
en minister van Buitenlandse Zaken en tot de Staatsse-
cretaris voor Buitenlandse Handel, toegevoegd aan de
minister van Buitenlandse Zaken over "de ontoelaatbare
internationale hetze tegen de Antwerpse diamantsec-
tor".
(nr. 308 verzonden naar de commissie voor de Buiten-
landse Betrekkingen)
de heer Hans Bonte tot de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "het onderscheid
tussen het arbeiders- en bediendestatuut".
(nr. 309 verzonden naar de commissie voor de Sociale
Zaken)
de heer Pieter De Crem tot de minister van Landsver-
dediging over "de deelname van België aan de nieuwe
Europese defensiestructuur".
(nr. 310 verzonden naar de commissie voor de Lands-
verdediging)
de heer Bart Laeremans tot de minister van Justitie
over "de aanpak van de jeugdcriminaliteit en het uitblij-
ven van ieder initiatief vanwege de regering ter zake".
(nr. 311 verzonden naar de commissie voor de Justitie)
de heer Francis Van den Eynde tot de minister van
Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participa-
ties over "de ronddeling van publicaties door De Post".
(nr. 312 verzonden naar de commissie voor de Infra-
structuur, het Verkeer en de Overheidsbedrijven)
de heer Joos Wauters tot de minister van Landsverde-
diging over "de gezondheidssituatie van militairen met
een buitenlandse opdracht".
(nr. 313 verzonden naar de commissie voor de Lands-
verdediging)
V
ERZOEKEN OM ADVIES VAN DE
R
AAD VAN
S
TATE
Bij brief van 15 maart 2000 heeft de voorzitter van de
Kamer het advies van de Raad van State gevraagd over
de volgende wetsvoorstellen :
het wetsvoorstel van mevrouw Colette Burgeon tot
oprichting en organisatie, bij het ministerie van Justitie,
van een Fonds voor alimentatievorderingen (stuk nr.
19/1-1999) ;
het wetsvoorstel van mevrouw Joëlle Milquet en de
heer Jean-Jacques Viseur tot regeling van de alimenta-
tievorderingen door bemiddeling van een Rijksbureau
voor alimentatievorderingen (stuk nr. 206/1-1999/2000) ;
het wetsvoorstel van de dames Jacqueline Herzet en
Pierrette Cahay-André tot wijziging van de voorschotten
op en invorderingen van onderhoudsgelden georgani-
seerd bij de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de
openbare centra voor maatschappelijk welzijn (stuk
nr. 264/1-1999/2000) ;
het wetsvoorstel van de heer Servais Verherstraeten en
mevrouw Trees Pieters tot wijziging van de organieke
OCMW-wet, inzake de voorschotten op en invordering
van onderhoudsgelden (stuk. nrs 460/1 en 2
1999/2000).
Ter kennisgeving
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
35
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
36
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
O
PMERKINGEN BETREFFENDE EEN WETSVOORSTEL
Bij brief van 7 maart 2000 zendt mevrouw de voorzitter
van de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en
Vrouwen het advies van het bureau van de Raad over
betreffende het wetsvoorstel van de heer Philippe
Mahoux c.s. ter bestrijding van discriminatie en tot wijzi-
ging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van
een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racis-
mebestrijding (Stuk Senaat nr. 12/1).
Verzonden naar de commissie voor de Justitie
P
ARLEMENTAIRE OVERLEGCOMMISSIE
Beslissingen
Overeenkomstig artikel 14, eerste lid, van de wet van 6
april 1995 houdende inrichting van de parlementaire
overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grond-
wet en tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de
Raad van State, deel ik u mee dat de parlementaire
overlegcommissie in haar vergadering van 2 maart 2000
de volgende beslissingen heeft genomen :
Overeenkomstig de artikelen 2, 2°, en 12, § 1, van de
wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parle-
mentaire overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de
Grondwet en tot wijziging van de gecoördineerde wetten
op de Raad van State, heeft de commissie de termijnen
verlengd waarbinnen de Senaat zich moet uitspreken
over de volgende wetsontwerpen :
a) voor het wetsontwerp tot invoering van een getuig-
schrift van bekwaamheid en geschiktheid om te adopte-
ren (stuk Senaat nr. 278/1 1999/2000)
De commissie heeft beslist de onderzoekstermijn met 38
dagen te verlengen.
b) voor het wetsontwerp tot invoeging van een artikel
21ter in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van
strafvordering (stuk Senaat nr. 279/1 1999/2000)
De commissie heeft beslist de onderzoekstermijn met 38
dagen te verlengen.
c) voor het wetsontwerp betreffende de strafrechtelijke
bescherming van minderjarigen (stuk Senaat nr. 280/1
1999/2000)
De commissie heeft beslist de onderzoekstermijn met 34
dagen te verlengen.
d) voor het wetsontwerp houdende oprichting van een
centraal bestand van berichten van beslag, delegatie,
overdracht en collectieve schuldenregelingen, alsook tot
wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk
Wetboek (stuk Senaat nr. 281/1 1999/2000)
De commissie heeft beslist de onderzoekstermijn met 33
dagen te verlengen.
e) voor het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27
juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstge-
vend doel en aan de instellingen van openbaar nut
rechtspersoonlijkheid wordt verleend (stuk Senaat nr.
283/1 1999/2000)
De commissie heeft beslist de onderzoekstermijn met 38
dagen te verlengen.
f) voor het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 34,
§ 1, en 39 van het Wetboek van de inkomstenbelastin-
gen 1992 (stuk Senaat nr. 286/1 1999/2000)
De commissie heeft beslist de onderzoekstermijn met 38
dagen te verlengen.
Overeenkomstig de artikelen 2, 2°, en 12, § 1, van de
wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parle-
mentaire overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de
Grondwet en tot wijziging van de gecoördineerde wetten
op de Raad van State, heeft de commissie de termijnen
verlengd waarbinnen de Kamer zich moet uitspreken
over het wetsontwerp tot wijziging van artikel 7, § 2bis,
3°, van de wet van 24 januari 1977 betreffende de
bescherming van de gezondheid van de verbruikers op
het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten,
ingevoegd door de wet van 10 december 1997 houden-
de verbod op de reclame voor tabaksproducten (stuk.
Kamer nrs 384/1 en 2 1999/2000)
De commissie heeft beslist de onderzoekstermijn met 60
dagen te verlengen.
Met toepassing van artikel 10, § 1, 3°, van de wet van
6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire
overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grond-
wet en tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de
Raad van State, heeft de commissie de periodes geno-
teerd tijdens welke de termijnen geschorst worden, van
4 tot en met 12 maart 2000 en van 8 tot en met 24 april
2000.
Ter kennisgeving
REKENHOF
B
UDGETTAIRE AANREKENINGEN
Bij brief van 6 maart 1999 zendt de eerste voorzitter van
het Rekenhof de lijst over van de budgettaire aanreke-
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
ningen die in de loop van de maand februari op de
begroting van het Rekenhof zijn uitgevoerd voor de jaren
1999 en 2000.
Indiening ter griffie en verzonden naar de commissie
voor de Comptabiliteit
B
ESLISSINGEN VAN DE
M
INISTERRAAD
Bij brieven van 8 maart 2000 zendt het Rekenhof, ter uit-
voering van de artikelen 14 en 17 van de organieke wet
van 29 oktober 1846, een uiteenzetting alsmede een
afschrift van :
de beslissing nr. 297 die op 21 januari 2000 door de
Ministerraad werd genomen naar aanleiding van een
geschil tussen zijn college en de minister van Pensioe-
nen in verband met het rustpensioen van mevrouw
Annette Cantiniau, gewezen lerares technische vakken
in het vrij gesubsidieerd lager secundair onderwijs ;
de beslissing nr. 298 die op 21 januari 2000 door de
Ministerraad werd genomen naar aanleiding van een
geschil tussen zijn college en de minister van Pensioe-
nen in verband met het rustpensioen van mevrouw
Jeanne Gillot, gewezen bijzondere leermeesteres licha-
melijke opvoeding in het lager onderwijs van de Franse
Gemeenschap ;
de beslissing nr. 299 die op 21 januari 2000 door de
Ministerraad werd genomen naar aanleiding van een
geschil tussen zijn college en de minister van Pensioe-
nen in verband met het rustpensioen van mevrouw
Marie-Jeanne Elen, gewezen lerares algemene vakken in
het hoger secundair onderwijs van de Franse Gemeen-
schap ;
de beslissing nr. 300 die op 21 januari 2000 door de
Ministerraad werd genomen naar aanleiding van een
geschil tussen zijn college en de minister van Pensioe-
nen in verband met het rustpensioen van de heer Etien-
ne Delferiere, gewezen onderwijzer in het lager onderwijs
van de Franse Gemeenschap.
Verzonden naar de commissie voor de Financiën en de
Begroting
CENTRALE DIENST VOOR DE BESTRIJDING VAN DE
GEORGANISEERDE ECONOMISCHE EN FINANCIËLE
DELINQUENTIE
V
ERSLAG
1997-1998
Bij brief van 2 maart 2000 zendt de directeur van de
Centrale Dienst voor de bestrijding van de Georgani-
seerde Economische en Financiële Delinquentie het acti-
viteitenverslag 1997-1998 van de Centrale Dienst voor
de bestrijding van de Georganiseerde Economische en
Financiële Delinquentie over.
Verzonden naar de commissie voor de Justitie
RAADGEVEND COMITÉ VOOR BIO-ETHIEK
A
DVIEZEN
Bij brief van 6 maart 2000 zendt de voorzitter van het
Raadgevend Comité voor Bio-ethiek, overeenkomstig de
artikelen 8 en 10 van het Samenwerkingsakkoord van 15
januari 1993 houdende oprichting van een Raadgevend
Comité voor Bio-ethiek, de volgende adviezen :
Advies nr. 11 van 20 december 1999 betreffende het
wegnemen van organen en weefsels bij gezonde leven-
de personen, met het oog op transplantatie ;
Advies nr. 12 van 10 januari 2000 inzake de juridische
bescherming van biotechnologische uitvindingen.
Indiening ter griffie, in de bibliotheek en verzonden naar
de commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu
en de Maatschappelijke Hernieuwing en naar de com-
missie voor de Justitie
EUROPEES PARLEMENT
R
ESOLUTIES
Bij brief van 1 maart 2000 zendt de secretaris-generaal
van het Europees Parlement de teksten over van zes
resoluties aangenomen door deze vergadering :
1. Resolutie over de vorderingen van 1999 in de verwe-
zenlijking van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht-
vaardigheid volgens artikel 2, vierde streepje, van het
Verdrag betreffende de Europese Unie
2. Resolutie over de samenhang in het ontwikkelingsbe-
leid van de Unie
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen en naar het Adviescomité voor de Europe-
se Aangelegenheden
3. Wetgevingsresolutie over het voorstel voor een besluit
van de Raad houdende goedkeuring namens de Europe-
se Gemeenschap van het WIPO-Verdrag inzake het
auteursrecht en het WIPO-Verdrag inzake uitvoeringen
en fonogrammen
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
37
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
38
BV 50
PLEN 047 15.03.2000
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen, naar de commissie voor de Justitie en
naar het Adviescomité voor de Europese Aangelegenhe-
den
4. Resolutie over de herstructurering van de Europese
industrie, in het bijzonder in verband met de sluiting van
Goodyear in Italië en de problemen van ABB-Alstom
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen, naar de commissie voor de Sociale Zaken
en naar het Adviescomité voor de Europese Aangele-
genheden
5. Resolutie over de ontwerpmededeling van de Com-
missie aan de lidstaten tot vaststelling van de richtsnoe-
ren voor het communautaire initiatief voor plattelands-
ontwikkeling (LEADER+)
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen, naar de commissie voor het Bedrijfsleven,
het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale
wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Midden-
stand en de Landbouw en naar het Adviescomité voor
de Europese Aangelegenheden
6. Resolutie over Europese postdiensten
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen, naar de commissie voor de Infrastructuur,
het Verkeer en de Overheidsbedrijven en naar het
Adviescomité voor de Europese Aangelegenheden
MOTIES
De voorzitter van de Italiaanse Kamer van volksverte-
genwoordigers zendt een afschrift over van de op 16
februari 2000 door de Kamer van volksvertegenwoordi-
gers aangenomen moties met betrekking tot de initiatie-
ven die de Italiaanse regering en de Europese Unie ten
opzichte van de Oostenrijkse regering en naar aanleiding
van het eventuele bezoek van Jörg Haider aan de Risiera
di San Sabba hebben genomen.
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen
Bij brief van 2 maart 2000 zendt de burgemeester van de
gemeente Momignies een door de gemeenteraad aan-
genomen motie over ter ondersteuning van de door de
regeringsleden genomen initiatieven naar aanleiding van
de regeringsdeelname van een extreem-rechtse partij in
Oostenrijk.
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen
K A M E R · 2 e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E · 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R E
Drukkerij St-Luc · Nazareth · Tel 09/385 44 03