Commissie
voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken |
Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la
Migration et des Matières administratives |
van Dinsdag 15 juli 2025 Namiddag ______ |
du Mardi 15 juillet 2025 Après-midi ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.09 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 09 et présidée par M. Ortwin Depoortere.
De teksten die cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De voorzitter: De heer Thiébaut laat zich verontschuldigen. Mevrouw Daems laat zich ook verontschuldigen. Ik zal dus zelf de spits afbijten.
01.01 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, in België is het blijkbaar sensationeel nieuws, terwijl het in andere Europese landen reeds doodnormaal is: grenscontroles. Alleen noemen deze regering en u het geen grenscontroles, maar binnenkomstcontroles. Dat heeft meer vragen opgeworpen dan antwoorden, toch bij mij. Want wat is er nu eigenlijk aan van die controles? Zult u controleren aan onze buitengrenzen? Of zult u migranten controleren die reeds op ons grondgebied verblijven? Zo ja, op welke plaatsen zal er gecontroleerd worden? Naar mijn weten werd er vroeger ook al gecontroleerd op Flixbussen, om het voorbeeld aan te halen van minister Van Bossuyt. Voor mij is het een beetje onduidelijk waar en hoe men de binnenkomstcontroles wil organiseren.
Mijn belangrijkste vraag, dezelfde als die aan mevrouw Van Bossuyt, is hoe men dit in godsnaam zal realiseren. We hebben nu al een tekort bij de federale politie. We hebben het er vanmorgen al over gehad. Ik hoef u niet uit te leggen dat de luchtvaartpolitie snakt naar nieuw personeel en ook de spoorwegpolitie zoekt nieuw personeel. De federale wegpolitie kreunt onder de werklast.
Ik vraag me dus af wie die binnenkomstcontroles zal uitvoeren? Op welke termijn zal dat gebeuren? Wanneer zal dat gebeuren? Mevrouw Van Bossuyt zei dat dit punctueel zou gebeuren. Maar dan vraag ik me af hoe. U bent ten slotte de verantwoordelijke voor onze politiediensten, die het werk moeten doen. Mevrouw Van Bossuyt kan veel plannen hebben, maar het zijn de politiediensten, die onder uw politieke verantwoordelijkheid vallen, die het werk zullen moeten uitvoeren.
Al deze zeer praktische vragen wil ik u dus voorleggen, mijnheer de minister.
Ten eerste, hoe zult u dit aanpakken met het personeelsbestand van de overbelaste politiediensten?
Ten tweede, zijn er afspraken gemaakt tussen de federale politie, de lokale politie en Frontex, waarvan ik hoor dat het ook ingezet zou worden? Zijn er duidelijke afbakeningen wie wat zal doen? Als u het toch over binnenkomstcontroles hebt, overweegt u niet een apart grenskorps op te richten? Dat is alleszins het voorstel dat mijn partij naar voren schuift.
Ten derde, ik heb een bijkomende vraag. Zal men naast die binnenkomstcontroles ook controleren aan onze buitengrenzen?
Ten vierde, en niet onbelangrijk, wat gebeurt er dan in de verdere procedure? U weet net zo goed als ik dat als men illegalen aantreft op ons grondgebied, zij een papiertje krijgen dat ze binnen de drie dagen het grondgebied moeten verlaten, maar dat de illegalen dan verder rustig hun weg gaan. Ze worden helemaal niet uitgezet.
Er zijn ook geen opvangplaatsen meer om die illegalen op te sluiten. Dus het blijft dweilen met de kraan open. Hoe moet de politie daarmee omgaan?
Ik heb een tweede vraag ingediend over een medianummertje dat u hebt opgevoerd. Het betreft een actie op de E19-E42 op 7 juli waarop u aanwezig was. Wat is daarvan het resultaat geweest? Blijft het enkel tot dat medianummertje beperkt of wordt rekening gehouden met een verplaatsingseffect naar andere invalswegen?
Ik kijk alvast uit naar uw antwoorden.
01.02 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, er werd aangekondigd dat België binnenkomstcontroles zou doen. Het is trouwens heel grappig. In de Nederlandstalige pers had mevrouw Van Bossuyt het consequent over het controleren op de trein Duinkerke-De Panne, een lijn die in 1992 is afgeschaft. Het is dus de vraag hoeveel mensen kunnen worden gecontroleerd op een treinlijn die al dertig jaar niet meer bestaat. God mag het weten, maar dat zal niet echt lukken.
Niettemin heb ik een aantal vragen over uw of jullie voornemen.
Ten eerste, wat is het verschil tussen een binnenkomstcontrole en een grenscontrole? Is het enige verschil dat de betrokkenen zich dan reeds op het grondgebied bevinden en niet meer aan de grens? Het is mij niet duidelijk.
Ten tweede, wie zal de controles uitvoeren? Ik hoor van de vakbonden dat de betrokken diensten overbevraagd zijn en dat er overal personeelstekort is. Als zij daar nu ook nog de binnenkomstcontroles bij moeten nemen, welke taken zullen zij dan laten vallen? Er is immers geen bijkomende capaciteit. Als zij met dezelfde capaciteit meer taken moeten opnemen, moeten ook taken sneuvelen. Ik ben benieuwd welke taken dat zullen zijn.
Ten derde, hoeveel controles moeten worden uitgevoerd vooraleer ze enig effect ressorteren? Dat kan één keer of één keer per maand of één keer per week. Het is zoals met te snel rijden of rijden onder invloed. Als de pakkans groot is, heeft dat een effect. Als de pakkans nihil is, is het effect ook nihil. Wat is uw visie ter zake?
Ten vierde, wat is de wetenschappelijke onderbouwing? Ik heb mij enigszins verdiept in hoe dat in de buurlanden gebeurt, waar ook met dergelijke experimenten wordt gewerkt. De resultaten zijn bijzonder pover. In Nederland worden 80.000 mensen staande gehouden, waarvan er 300 konden worden onderschept. Dat is wel heel veel inzet voor een bijzonder mager resultaat. Zijn er derhalve voorbeelden uit het buitenland of is er wetenschappelijke evidentie waaruit blijkt dat de maatregel wel werkt? Ik twijfel daar immers aan.
Mijn laatste vraag sluit aan bij wat de voorzitter daarstraks vroeg. Hoe verlopen die controles concreet? Wordt iemand uit een flexibus gehaald of van een trein en krijgt hij of zij dan een briefje overhandigd met de mededeling dat hij of zij binnen drie dagen het grondgebied moet verlaten? In dat geval kan de regering zich wel op de borst kloppen dat 100 mensen staande zijn gehouden, maar als zij allemaal gewoon een briefje meekrijgen met de melding "foei, ga maar terug", dan dweilt de overheid helemaal met de kraan open en is er in feite helemaal geen effect.
Ik kijk uit naar uw antwoorden.
01.03 Minister Bernard Quintin: Heren volksvertegenwoordigers, we moeten vertrekken van een aantal cijfers. Het aantal asielaanvragen is gestegen van 26.000 in 2021 tot 40.000 in 2024. Van die 40.000 zijn er meer dan 15.000 via een andere lidstaat naar België gekomen, de zogenaamde secundaire migratie. De huidige cijfers tonen aan dat het totale aantal dit jaar zou kunnen evolueren naar 50.000 aanvragen. Dat zijn zorgwekkende cijfers. Het eerste doel is dan ook een antwoord te bieden op de problematiek van illegale migratie en de secundaire migratie.
Aangezien ik vernomen heb dat er een aantal bezorgdheden zijn over het Schengenverdrag, benadruk ik dat wij versterkte binnenlandse controles uitvoeren. Dat betekent dat we ons baseren op artikel 23 van het Schengenverdrag en niet op artikel 25. Artikel 25 betreft grenscontroles aan de buitengrenzen zoals voor de inwerkingtreding van het Schengenverdrag. Wij houden echter binnenlandse controles, zoals bijvoorbeeld een week geleden op een parking nabij Bergen en niet aan de grens. Dat is het verschil. Dergelijke controles vallen onder de autonome bevoegdheid van de lidstaat.
Deze versterking van de controles is gebaseerd op een risicoanalyse met betrekking tot illegale immigratie en andere kwesties van openbare orde. Op basis daarvan worden opdrachten toevertrouwd aan de politie en de Dienst Vreemdelingenzaken om de locaties, frequentie en aard van de te ondernemen acties te bepalen. Deze acties worden uitgevoerd door verschillende diensten van de federale politie. Deze controles maken het ook mogelijk om andere veiligheidsproblemen aan te pakken, zoals georganiseerde criminaliteit, grensoverschrijdende criminaliteit of mogelijke drugshandel en de naleving van de regels inzake personenvervoer, zonder dat er wachtrijen ontstaan voor reizigers en grensarbeiders.
Er is een samenwerking tussen de federale en de lokale politie, maar de centrale rol blijft bij de federale politie, met indien nodig versterking van de lokale politie. Dat verloopt via de DirCo en de gewone kanalen van de federale en de lokale politie. We zijn daar tien jaar geleden mee begonnen en ik zal om begrijpelijke redenen geen precieze informatie geven over hoe, waar en wanneer deze controles zullen plaatsvinden.
Wat betreft het verschil tussen een binnenkomstcontrole en een grenscontrole, de controles die wij uitvoeren zijn niet systematisch en, zoals ik al heb gezegd, worden die uitgevoerd op het nationale grondgebied en niet aan de grenzen. Ik zal geen specifieke richtlijnen van de politie bekendmaken, maar dit kan op tal van plaatsen gebeuren, al dan niet in de buurt van een van onze grenzen, maar ook in treinen of bussen. Tussen Duinkerke en De Panne rijdt er inderdaad geen trein meer, maar wel een bus. Deze controles worden door verschillende diensten uitgevoerd. Dat kan de federale politie zijn, maar ook de Dienst Vreemdelingenzaken en indien nodig ook de douane. Dat wordt gedaan binnen de middelen waarover we beschikken.
Ik heb veel gehoord en ik heb ook naar de vakbonden geluisterd. Ze wijzen er terecht op dat er te weinig politiemensen zijn. Daar hebben we het eerder ook al over gehad. Dat betekent echter niet dat we geen gepaste maatregelen nemen om specifieke problemen aan te pakken. Zoals gezegd is er sprake van een migratiekwestie, maar ook van een strijd tegen criminaliteit. Ik leg geen verband tussen beide fenomenen. Het zijn twee aparte zaken, maar we kunnen het principe van d’une pierre, deux coups hanteren.
Wat de keuze van de periode betreft, in het regeerakkoord was voorzien dat de grenscontroles versterkt konden worden. We stellen het niet uit. De keuze om in juli te beginnen met de verscherpte controles is ingegeven door het feit dat er in deze periode meer mensen reizen. We zullen hier op 1 september niet mee stoppen. We hebben bovendien beslist dat er een evaluatie zal plaatsvinden, wat ik toejuich. Die evaluatie is gepland over zes maanden. Ik heb reeds verwezen naar de bezorgdheden van de vakbonden.
Wat de doeltreffendheid van de controles betreft, ben ik ervan overtuigd dat hoe meer men controleert, hoe meer onregelmatigheden aan het licht komen. Het vormt bovendien een politiek signaal, zowel naar het fenomeen van transmigratie als naar de netwerken van mensensmokkel. Wat betreft de specifieke vraag over de aanhouding van illegalen in het kader van de controles, dat politiewerk gebeurt systematisch in samenwerking met een ambtenaar van de Dienst Vreemdelingenzaken op het terrein.
Dat betekent dat de aangehouden personen naar een centrum worden gebracht en het bevel krijgen om het grondgebied te verlaten. Dat gebeurt al sinds het begin van de controles en verloopt correct, in samenwerking tussen de politiediensten en de Dienst Vreemdelingenzaken. De bevoegdheid over Vreemdelingenzaken behoort niet tot mij, maar tot minister Van Bossuyt. Die kwestie dient dus aan minister Van Bossuyt te worden voorgelegd.
Wat de samenwerking met Frontex betreft, heeft het koninklijk besluit een wettelijk kader gecreëerd voor samenwerking tussen onze politiediensten en Frontexagenten op het nationale grondgebied. Dat is meegedeeld aan het Europees Agentschap en wij verwachten in de komende weken een versterking.
Ik benadruk nogmaals dat er twee belangrijke doelstellingen zijn. Ten eerste willen we de illegale migratie bestrijden. Daarnaast willen we de criminele netwerken aanpakken, al dan niet gelinkt aan illegale migratie. Mensensmokkel is een probleem, maar er is ook de strijd tegen de drugscriminaliteit.
Ik heb er echter geen probleem mee – dat is een politieke boodschap – om te zeggen dat ons grondgebied toebehoort aan onze medeburgers, de veiligheidsdiensten en de politie en niet aan criminelen en smokkelaars. We geven de politieke boodschap aan criminelen dat we er zijn en dat we hen zullen opsporen en aan onze bevolking dat we de situatie onder controle hebben.
01.04 Ortwin Depoortere (VB): Dank u wel, mijnheer de minister, voor uw antwoord.
Voor mij is het alleszins duidelijk dat het ballonnetje van de N-VA, van minister Van Bossuyt om hier zogezegd eens streng op te treden tegen de illegale immigratie volledig doorprikt is. Er zijn immers geen grenscontroles, het gaat om binnenkomstcontroles. Het zijn geen systematische controles, maar wat men noemt ‘gerichte controles’. We moeten het doen met het personeel dat we nu al hebben. Er komt geen bijkomend personeel om de controles uit te voeren en aan de procedure wordt niets veranderd.
Ja, mijnheer de minister, ik hoorde u graag zeggen dat het uw bedoeling is om de illegale migratie te stoppen en de criminaliteit aan onze grenzen tegen te gaan. Ik deel die visie. Dat kan evenwel enkel als men echte grenscontroles uitvoert. Alleen echte grenscontroles zijn een middel om illegale immigratie en de import van criminaliteit aan banden te leggen. Zo niet is het gemorrel in de marge en zal er op het terrein niets veranderen.
01.05 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. De instroom beperken, is een legitiem doel. Daar hoeven we niet over te discussiëren. Ik zeg niet dat het mijn doel is, maar het is een legitiem doel. Toch is er heel weinig wetenschappelijke onderbouw voor de stelling dat binnenkomstcontroles ook maar enige bijdrage leveren aan het onder controle krijgen van de instroom, zoals u dat graag formuleert.
Ik heb mevrouw Van Bossuyt ook gevraagd of men die stelling kon onderbouwen met voorbeelden uit het buitenland waar de aanpak wel werkt, met empirisch en academisch onderzoek. Men kan een beleidsdoelstelling hebben, maar dan moet daar natuurlijk ook een doeltreffende actie tegenover staan. De vraag is dan of men met dat soort acties realiseert wat men denkt te realiseren. Ik denk persoonlijk van niet, maar ik laat mij graag overtuigen van het tegendeel. Alleen krijg ik daarover geen informatie, niet van u en niet van mevrouw Van Bossuyt.
Ik denk vooral dat het een kwestie van efficiëntie is. Er is een contingent veiligheidsmensen in ons land, waarmee we alle taken moeten uitvoeren die er zijn. Dan moeten die mensen, denk ik, zo efficiënt mogelijk worden ingezet. We weten eigenlijk dat binnenkomstcontroles zeer weinig efficiënt zijn. De succesratio is te klein om er zoveel personeel op in te zetten. Goed, er komt een evaluatie eind dit jaar, heb ik u horen zeggen. We zullen die met veel aandacht opvolgen.
U hebt mij getriggerd, ik ging het misschien niet zeggen, maar u geeft zelf aan dat er ook een politieke boodschap in zit. Hoe kunt u mij dan uitleggen dat in West-Vlaanderen het cameraschild al meer dan zes maanden buiten werking is? De grenscontroles die zouden gebeuren op basis van het aangekondigde cameraschild liggen al zes maanden stil.
Sinds deze regering is aangetreden, heeft het cameraschild in West-Vlaanderen nog geen dag gewerkt. Als u de grenscriminaliteit wilt aanpakken, iets waarin ik mij volledig kan vinden, zou ik ervoor zorgen dat die camera’s opnieuw functioneren. Het cameraschild, dat in mijn provincie zo lang werd aangekondigd en waarin zoveel is geïnvesteerd, zou op zijn minst toch moeten werken. Op die manier zetten we een grotere stap in de bestrijding van de criminaliteit dan met symbolische binnenkomstcontroles.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Vraag nr. 56005555C van de heer Michel is ingetrokken.
02.01 Alexander Van Hoecke (VB): Mijnheer de minister, er is ons een zeer verontrustend incident ter ore gekomen. Tijdens de voetbalwedstrijd tussen Lokeren-Temse en RWDM werd een supporter door een politieambtenaar, een zogenaamde spotter, gevraagd om een Vlaamse leeuwenvlag die hij meegebracht had, te verwijderen. De supporter wou daar logischerwijs niet op ingaan, waarop de vlag in beslag werd genomen.
Het relaas der feiten in het pv dat de supporter ontving, is ronduit hallucinant. In dat proces-verbaal, dat wij onder ogen gekregen hebben, wordt gesproken over een "vlag met flamingante connotatie". Volgens de politie wordt die vlag historisch geassocieerd met het Belgisch separatisme en moet ze worden geassocieerd met de collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ik citeer: “Dergelijke symbolen worden als provocerend beschouwd en kunnen bijdragen tot spanningen en haat tegenover supporters van andere taalgemeenschappen." De supporter riskeert op basis van de voetbalwet zelfs een stadionverbod op basis van dat pv.
De Vlaamse vlag is onlosmakelijk verbonden met de sportbeleving in Vlaanderen, iets dat ook duidelijk erkend werd door Vlaams minister van Sport Annick De Ridder van N-VA, toen mijn collega Tom Lamont haar op het voorval attendeerde in het Vlaams Parlement. Vlaamse leeuwenvlaggen duiken namelijk op tijdens de Ronde van Vlaanderen of tijdens voetbalwedstrijden en maken meestal inherent deel uit van de identiteitsbeleving van supporters.
Het ingrijpen van de politie in Molenbeek schept volgens mij een gevaarlijk precedent waarbij Vlamingen het gebruik van symbolen die inherent deel uitmaken van hun identiteit wordt ontzegd en het gebruik zelfs strafbaar wordt gesteld.
Mijnheer de minister, wat is uw reactie op het optreden van de politie in Molenbeek? Kunt u bevestigen dat het gebruik van de Vlaamse leeuwenvlag, net zoals de Vlaamse minister van Sport zei in het Vlaams Parlement, inherent onderdeel uitmaakt van de supportersbeleving van veel Vlamingen en geen symbool van haat is en geen provocatie uitmaakt? Hoe zult u ervoor zorgen dat zulke incidenten in de toekomst niet meer zullen voorvallen?
02.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer de volksvertegenwoordiger, laat me vooreerst beklemtonen dat we in ons land vrijheid van meningsuiting en culturele expressie hoog in het vaandel dragen. Net zoals de Waalse Haan voor Walen maakt ook de Vlaamse Leeuw voor bepaalde Vlamingen deel uit van hun identiteit en is die op verschillende sportevenementen een vertrouwd symbool.
In de context van bijvoorbeeld een wielerwedstrijd wordt die vlag doorgaans op een vreedzame manier gehanteerd zonder enige vorm van provocatie. De politie en in het bijzonder gespecialiseerde spotters beoordelen ter plaatse de situatie en nemen indien nodig proportionele maatregelen om mogelijke spanningen tussen supportersgroepen te voorkomen.
Volgens informatie van de lokale politie gaat het hier niet om de officiële vlag van Vlaanderen, maar om een vlag met een zwarte leeuw op een gele achtergrond. In het specifieke geval waarnaar u verwijst, ging het om een wedstrijd tussen een club uit Vlaanderen en een club uit Brussel waarbij het gebruik van symbolen, hoe vertrouwd die voor sommigen ook mogen zijn, in een aantal gevallen als provocerend kon worden ervaren.
De voetbalwet bepaalt dat het verboden is om tijdens een wedstrijd gedragingen te stellen of tekenen te tonen die aanzetten tot discriminatie. De beoordeling van dergelijke signalen gebeurt altijd op het terrein in een specifieke context, waarbij wordt gekeken naar de algemene sfeer, eerdere incidenten en de mogelijke impact op de ordehandhaving. Symboliek mag niet willekeurig worden behandeld en er moet duidelijkheid zijn voor zowel supporters als ordediensten over wat wel en niet kan.
Kortom, er is geen verbod op de Vlaamse leeuwenvlag of enige andere vlag, maar in een specifieke context, zeker wanneer er risico is op spanningen tussen supportersgroepen, kan de lokale politie optreden in het kader van de voetbalwet. Ik pleit er dan ook voor om dat debat sereen en in wederzijds respect te voeren met oog voor zowel de beleving van de supporters, als de verantwoordelijkheden van onze ordediensten.
02.03 Alexander Van Hoecke (VB): Mijnheer de minister, ik sta eerlijk gezegd perplex van uw antwoord. U zei dat een Vlaamse leeuwenvlag als een provocatie kan worden beschouwd wanneer ze gebruikt wordt bij een sportwedstrijd in Brussel, maar dat er geen verbod is. Tegelijk stelt u dat die provocatie door de voetbalwet kan worden bestraft en dat de politie kan ingrijpen en ervoor zorgen dat de supporters de vlaggen moeten verwijderen. Daarmee spreekt u zichzelf tegen, want dat klopt niet volgens mij.
Eigenlijk ondersteunt u met uw antwoord het pv waarmee een supporter potentieel een stadionverbod krijgt omdat hij een Vlaamse leeuwenvlag uithangt in Brussel, nog steeds de hoofdstad van Vlaanderen. Ik vind dat compleet onaanvaardbaar. De Vlaamse leeuwenvlag is, zoals de Vlaamse regering terecht stelt, een inherent onderdeel van de sportbeleving en van de identiteitsbeleving. Dat zal iedereen die al eens een sportevenement in Vlaanderen heeft bijgewoond, bevestigen.
Niemand hoeft te bepalen hoe Vlamingen hun identiteit vieren tijdens een sportevenement, zeker niet in hun eigen hoofdstad. Ik vraag me trouwens af of de premier dezelfde mening is toegedaan over dat incident. Het getuigt van een irreële angst om schrik te hebben van een Vlaamse leeuwenvlag en ik ben ervan overtuigd dat irreële angsten het best kunnen worden bestreden met een zogenaamde exposure theorie. Ik heb daarom voor u een Vlaamse leeuwenvlag meegebracht. Ik zal ze u straks overhandigen, maar wees voorzichtig, want ze durft te klauwen als u ze uit de verpakking haalt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 56005766C van mevrouw De Knop vervalt.
La question n° 56005778C de M. Thiébaut est reportée.
03.01 Ridouane Chahid (PS): Monsieur le ministre, nous avons appris dans la presse que la procédure de recrutement dans la police avait récemment été adaptée et qu'elle permettait désormais aux personnes ayant un casier judiciaire d'y postuler. La mesure s'applique aux inspecteurs de police, tant dans la police fédérale que dans la police locale. Cela ne signifie pas que les candidats seront nécessairement intégrés. En tout cas, jusqu'à présent, avoir un casier judiciaire était interdit pour cet appel d'offres. Selon l'article, la décision a été prise il y a déjà un certain temps. La police n'a pas voulu qualifier la mesure d'"assouplissement" et a indiqué que les candidatures pouvaient toujours être rejetées à un stade ultérieur de la procédure de sélection après un contrôle de moralité.
Monsieur le ministre, mes questions sont toutes simples. Pouvez-vous nous apporter davantage de détails concernant cette information et les motifs et consultations qui ont conduit à cette décision? Quels sont les grades qui sont concernés? Quels seront les garde-fous pour les candidats n'ayant pas de casier vierge qui seront admis à terme à la sélection? Qu'en est-il de la mise en place du screening tout au long de la carrière du policier qui aurait été retenu lors de la sélection?
03.02 Catherine Delcourt (MR): Monsieur le ministre, la procédure de recrutement dans la police permet désormais à certaines personnes ayant un casier judiciaire d'y postuler, à condition qu'elles aient une conduite jugée "irréprochable". Cette évolution, introduite sous la législature précédente, vise selon la police à se conformer à la législation en vigueur, sans pour autant constituer un assouplissement, à en croire ses responsables. J'ai besoin d'éclaircissements.
Quel est votre avis sur l'extension de cette mesure? Pouvez-vous préciser quels garde-fous sont en place pour garantir que cette ouverture ne nuira pas à la confiance du public dans l'intégrité des forces de l'ordre, en l'absence de critères clairs et uniformes concernant les infractions compatibles ou non avec l'exercice du métier de policier? Envisagez-vous de mettre sur pied une liste indicative, ou au minimum un cadre de référence, des types d'infractions qui ne justifient pas un refus d'être intégré dans les forces de l'ordre? Une telle mesure ne serait-elle pas utile pour assurer la transparence du processus, tant pour les candidats que pour les citoyens?
03.03 Bernard Quintin, ministre: Monsieur Chahid, madame Delcourt, vous m'interrogez sur un sujet délicat, mais fondamental. Trouver un équilibre entre l'exemplarité attendue des forces de l'ordre et le respect des droits fondamentaux, y compris le droit à la réinsertion.
La mesure évoquée n'a pas pour objectif de relâcher les conditions d'accès à la fonction policière, mais de les adapter aux exigences légales en vigueur. Il ne s'agit aucunement de banaliser un passé judiciaire, mais bien de prendre en considération l'ensemble du parcours d'un candidat ou d'une candidate pour autant que sa conduite actuelle soit irréprochable et que les faits passés ne soient pas incompatibles avec les responsabilités propres à la fonction policière. Je reviendrai dans un instant sur quelques exemples que j'ai tirés de mon vécu de ministre. Notre priorité demeure claire: assurer une police exemplaire, intègre et digne de la confiance des citoyens. C'est ce que j'appelle une police respectable, respectueuse et respectée.
Je souhaite également préciser les garanties qui encadrent l'évaluation de la moralité des candidats dans le processus de sélection. La Commission de moralité joue un rôle essentiel de garde-fou et est habilitée à intervenir à tout moment de la procédure pour écarter un candidat, si les informations disponibles le justifient. Cette évaluation s'effectue au cas par cas, en tenant compte de nombreux critères: la nature et le contexte de l'infraction, sa fréquence éventuelle, l'âge du candidat au moment des faits, les informations actualisées, l'avis du chef de corps de la zone de police concernée et, le cas échéant, la décision judiciaire rendue. Ce cadre est défini par ce qu'on appelle le loi Exodus – ne me demandez pas pourquoi ce nom, mais j'en trouverai bien un jour la raison.
Je comprends le souhait de clarifier les critère d'accès à la profession, en particulier en présence d'antécédents. Toutefois, établir une liste stricte ou un cadre rigide présente des limites importantes. La diversité des parcours individuels rend difficile toute approche uniforme. Chaque situation nécessite une analyse nuancée qui tienne compte de plusieurs facteurs: la gravité des faits, leur ancienneté, le contexte dans lequel ils se sont produits et l'évolution du comportement du candidat depuis leur commission. Sans rentrer dans des détails personnels, j'ai eu plusieurs dossiers en cinq mois sur mon bureau, relatifs à des personnes qui avaient été rejetées par la Commission de moralité et qui ont ensuite introduit un recours. À un moment, certains de ces dossiers arrivent jusque chez le ministre. Pour certains, j'ai confirmé que, sur la base des éléments dont je disposais, tel candidat ou telle candidate ne devrait pas poursuivre la formation et être engagé, tandis que d'autres oui. Pour prendre un exemple typique, je peux citer des condamnations pour des infractions de roulage qui peuvent être graves, mais qui ont été commises parfois quinze ans auparavant. Je crois qu'on peut admettre que quelqu'un qui, à vingt ans, a peut-être roulé sottement ou même imbécilement et à été condamné, s'il n'y a pas eu d'autres faits, a droit à la réinsertion quinze ans après. En ce qui concerne d'autres faits, on peut s'inquiéter de la moralité de la personne. Dans d'autres cas, c'est plutôt la question des liens familiaux avec des gens condamnés qui est prise en compte. Donc, c'est là que des décisions doivent être prises, si la moralité n'est pas sûre. Certains cas sont évidents. Et puis, il y a toute une zone grise dans laquelle c'est important. Je puis vous assurer que tout cela est établi avec sérieux. De plus, le candidat ou la candidate a aussi le droit de répliquer ou d'intervenir dans ce dossier.
Je vous confirme être confronté à une pénurie, qui justifie qu'on augmente les recrutements. Toutefois, en aucun cas, on ne peut évidemment amoindrir les critères de base et, singulièrement, de moralité. Si l'on veut une police respectée, respectable et respectueuse, il faut évidemment que les personnes qui la composent soient d'une moralité irréprochable. Nous avons tous des parcours. Je crois que le droit à la réinsertion est essentiel. En tout cas, je puis vous assurer que c'est une matière que je suis rigoureusement, à l'instar de mes services. Je vous remercie de votre attention.
03.04 Ridouane Chahid (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie de vos réponses, qui confirment que nous sommes bien dans le cas par cas, qu'il y a une sélection, qu'un contrôle de moralité est effectué, qu'on parle de délits mineurs et de faits qui ne se sont plus reproduits pendant toute une période. C'est très bien.
Je vais seulement insister sur la mise en place rapide de ce qui est indiqué dans votre note de politique générale, à savoir cette disposition de screening tout au long de la carrière de ces agents pour s'assurer qu'ils ne récidivent pas, remettant ainsi en cause l'exemplarité de ces policiers et l'image de la police. J'ai dit, monsieur le président.
03.05 Catherine Delcourt (MR): Monsieur le ministre, merci de votre réponse.
Plusieurs intérêts se trouvent en balance dans cette question: le recrutement policier qui doit permettre de remplir les cadres, la réinsertion de quiconque a commis des actes délictueux – c'est quand même l'objectif – et puis l'exemplarité de la fonction, l'intégrité des personnes qui entrent dans un corps de police fédérale ou locale. Il est essentiel de préserver cette exemplarité et cette intégrité, perçues à travers les yeux de la population vis-à-vis de la police. Cela joue un rôle central dans la confiance que les citoyens accordent à nos forces de l'ordre.
Je ne suis pas certaine que c'était particulièrement dans la police qu'il fallait ouvrir les portes de la réinsertion. Cela dit, j'entends et j'accepte volontiers le fait que les procédures sont menées individuellement, au cas par cas, pour estimer chacune des situations. Mon sentiment est que, malgré tout, cela alourdit encore la procédure et que cela ne fluidifie pas le recrutement et l'entrée en service. Donc, là aussi, des équilibres doivent être maintenus. Je ne suis pas convaincue que ce soit la meilleure voie, mais j'accepte l'idée que certaines personnes méritent de pouvoir se réinsérer, y compris au sein d'un service de police. Je vous remercie.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
Le président: La question n° 56005929C de M. Khalil Aouasti est transformée en question écrite.
04.01 Paul Van Tigchelt (Open Vld): Ik verwijs naar mijn ingediende tekst.
Op 1
mei was het uitzonderlijk druk aan onze kust. Gemeenten als Oostende en
Knokke-Heist kondigden aan maatregelen te willen nemen om dit aan te pakken.
Daarbij wordt gedacht aan het zogenaamd afsluiten van de gemeentes, onder meer
door bezoekers af te leiden naar randparkings.
Op 3
juni werd het hitteplan van Knokke-Heist al eens uitgetest. Daar waar het de
bedoeling was de verkeersdruk en de files te doen afnemen, ontstonden net door
de implementatie van het plan extra lange files. Ondernemers in Knokke maken
zich zorgen, ze vrezen dat hun werknemers op dagen dat het hitteplan zal worden
ingeschakeld niet tijdig op hun werk zullen geraken. Daarnaast vragen velen
zich af of het realistisch is om oudere mensen, mensen met beperkte mobiliteit
of mensen met heel jonge kinderen drie kilometer te laten stappen vooraleer ze
op het strand of in het centrum geraken. Hoewel de gemeente claimt dat iedereen
welkom blijft, zou ze zo de facto wel verschillende groepen mensen weg kunnen
houden.
Op 12
juni werd het hitteplan van Knokke-Heist voor de eerste keer afgekondigd, met 3
kilometer file tot gevolg.
Los
van dat alles, zijn er vragen te stellen over de inzet van het politiekorps bij
dit hitteplan. Uit de pers vernemen we dat iedereen die met de auto de
perimeter wou binnen rijden gevraagd werd naar de reden om daar te zijn en dat
er zelfs gevraagd werd naar documenten die de reden kunnen staven.
Mijn
vragen hierbij zijn de volgende:
Is het
optreden van het politiekorps proportioneel, is het toegelaten dat elke
bestuurder die een gemeente wil binnenrijden gevraagd wordt naar de reden daar
te zijn?
Is
dergelijke inbreuk op de privacy van burgers door de politie toegestaan?
Kan
dit politieoptreden gerijmd worden met het vrij verkeer van personen?
Zijn
er naar uw mening problematische aspecten aan het verhinderen van toegang tot
een bepaalde gemeente zoals dat het geval is met het hitteplan in Knokke-Heist?
Als
dat volgens u het geval is, bent u van plan contact op te nemen met de
burgemeester en/of de korpschef van de gemeente?
Is de
inzet van zoveel agenten te verantwoorden of brengt dit mogelijks de uitvoering
van andere taken van het lokale politiekorps in gedrang?
04.02 Minister Bernard Quintin: Ik ben altijd blij om hier te zijn, maar een ijsje eten op een terras in Knokke-Heist zou nog beter zijn met zo'n zon.
Knokke-Heist wordt de jongste jaren op hittedagen geconfronteerd met mobiliteits- en parkeerproblemen in het toeristisch centrum van deelgemeente Knokke. Bezoekers die vruchteloos rondjes blijven rijden en wildparkeren, leiden tot ergernissen bij de bewoners, verblijvers, handelaars en dagjestoeristen.
Het gemeentebestuur en de lokale politie hebben dit voorjaar een overgangsprocedure ingevoerd, in afwachting van een volledig uitgewerkt mobiliteitsplan. Omdat op warme dagen zoveel mensen naar de gemeente komen, werd ervoor gekozen om dagjestoeristen zoveel mogelijk buiten het toeristisch centrum te laten parkeren. Er werd een testfase voorzien om het plan in de praktijk te brengen. Uit die test is gebleken dat een ontradingsperimeter zal worden ingesteld wanneer het verzadigingspunt van het centrum is bereikt, waarna de voertuigen actief worden afgeleid naar een strand- of randparking. Dat is geen uniek concept en wordt ook in andere kustgemeenten toegepast.
Het is een misvatting dat de gemeente wordt afgesloten, laat staan dat er documenten gevraagd worden of moeten worden voorgelegd. Wanneer ik daarover desondanks signalen zou ontvangen, zal ik dat van naderbij bekijken.
Bij de uitrol van het plan worden inderdaad bijkomende politiemedewerkers ingezet. Die teams focussen niet alleen op mobiliteit en parkeren, maar evenzeer op aspecten van bestuurlijke of gerechtelijke politie. Ook op het strand en de dijk worden de teams ingezet. Daarvoor worden conform de bestaande principes bijstandsvragen uitgestuurd binnen de geïntegreerde politie, in het bijzonder bij onze protocolpartner, de politiezone Brugge.
04.03 Paul Van Tigchelt (Open Vld): Mobiliteit is een belangrijk issue, zeker aan de kust in de zomer, voor alle mensen die daar een ijsje komen eten. Mijn vraag was terecht, omdat er twijfels waren over dat plan en bedenkingen of het wel een goede maatregel is. Uw antwoord volstaat voor mij.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
05.01 Catherine Delcourt (MR): Monsieur le ministre, ces dernières années, la zone de police Bruxelles-Ouest a été à plusieurs reprises au centre de polémiques liées à des comportements problématiques de ses agents.
La mort de Fabian le 2 juin dernier à la suite d'une course poursuite à plus de 40 kilomètres à l'heure, et ce, dans un espace strictement piétonnier et fréquenté par de nombreuses familles, au sein d'un parc public. Pour rappel, aucun dispositif d'avertissement – ni sirène, ni gyrophare, ni communication par haut-parleur – n'avait été activé au moment des faits.
Autres éléments. La suspension d'un policier à la suite d'une intervention policière violente à Molenbeek en 2019. En 2023, une violente altercation a opposé plusieurs policiers de Molenbeek à un groupe d'élèves lors d'une sortie scolaire à la Lesse en kayak. Un policier de cette même zone de police a été condamné à huit mois de prison pour avoir sorti son arme de service - en civil - lors d'une altercation. Cela fait déjà un palmarès important pour cette zone de police.
Ces faits récurrents posent une question essentielle: celle du contrôle interne. Dans ce contexte, je souhaiterais vous poser les questions suivantes.
Le service du contrôle interne de la zone de police de Bruxelles-Ouest effectue-t-il de manière régulière ce contrôle? Combien de personnes composent ce service? Quel est le nombre de contrôles internes effectués chaque année dans cette zone? Et combien de contrôles mènent à des sanctions à l'égard de policiers?
Combien de procédures disciplinaires internes ont été ouvertes, au cours des dix dernières années, pour des faits comparables (poursuites non proportionnées, vitesse excessive, manquement aux consignes de sécurité en zone sensible)?
05.02 Bernard Quintin, ministre: Madame Delcourt, la zone de police de Bruxelles-Ouest m'a transmis des informations suivantes et nécessaires afin de répondre à vos questions.
Le tableau organique de cette zone prévoit les fonctions suivantes au sein du service de contrôle interne: 1 commissaire directeur, 1 commissaire directeur adjoint, 1 agent Calog de niveau C en charge du secrétariat, 8 enquêteurs dont 2 commissaires et 6 inspecteurs principaux.
Cependant, l'effectif réellement en place au sein de l'équipe d'enquêteurs est actuellement limité à 4 membres sur 8. Cette situation restreint fortement la capacité opérationnelle du service notamment en ce qui concerne les contrôles préventifs. En conséquence, les missions principales du service de contrôle interne sont actuellement recentrées sur le traitement des plaintes, qu'elles soient de nature administrative, disciplinaire ou judiciaire.
Pour ce qui concerne les données disciplinaires, sur les sujets spécifiques de poursuites non proportionnées, vitesse excessive, manquements aux consignes de sécurité en zone sensible, il y avait 0 dossiers en 2019, 0 en 2020, 2 en 2021, 3 en 2022, 6 en 2023 et 5 plus 2 en 2024 si on compte les dossiers pour accumulation d'accidents en faute légère. Pour 2025, je n'ai pas encore les statistiques.
Je constate avec vous, en effet, une augmentation qui peut aussi être le fait de contrôles plus resserrés sur ces éventuels manquements.
Concernant votre seconde question, la majorité des véhicules de service de police sont géo-localisés et équipés de boîtes noires. Depuis février 2023, une directive interne relative à la conduite prioritaire est entrée en vigueur. Celle-ci encadre strictement les conditions de conduite en situation prioritaire, notamment en fixant les limites de vitesse tolérées et les comportements attendus lors du franchissement de feux rouges. Vous savez que c'est un sujet sur lequel je travaille suite aux drames qui se sont déroulés à Ganshoren et Anvers.
Conformément à cette directive, le service de contrôle interne est chargé, après chaque accident impliquant un véhicule de service en conduite prioritaire, d'analyser les données enregistrées par la boîte noire. L'analyse se concentre particulièrement sur la vitesse du véhicule au moment de l'intervention ainsi qu'au moment de l'impact. Cette vérification permet de s'assurer des règles établies.
Les cas échéant, et selon la gravité des manquements constatés, cette analyse peut donner lieu à la mise en œuvre de mesures d'ordre à l'encontre du conducteur concerné ou l'engagement d'une procédure disciplinaire. Bien sûr, sans tenir compte d'éventuelles poursuites judiciaires mais qui ne ressortent pas, à ce moment-là, des questions disciplinaires qui sont de mon autorité.
05.03 Catherine Delcourt (MR): Merci, monsieur le ministre, pour les chiffres et l'analyse que vous en faites. Il est vrai qu'on voit une augmentation de faits établis qui reflètent soit l'activité du service de contrôle interne, soit qui reflètent des problèmes grandissants. Il était intéressant de se préoccuper de l'activité du contrôle interne. Nous voulons voir plus de policiers en rue mais ceux-ci doivent être exemplaires, intègres. Pour s'en assurer, le contrôle interne est une fonction très importante. Dans cette zone de police, l'effectif affecté à ces missions est diminué de moitié. Cela peut laisser entendre qu'il y a une certaine largesse, souplesse ou du laxisme qui s'appliquent à ce contrôle interne, ce que l'on ne peut évidemment pas accepter.
Je vous remercie aussi d'avoir tout de suite pris les dossiers lourds à bras-le-corps, en veillant à ce que des procédures soient mises en place notamment dans le cadre de poursuites, que des garde-fous soient établis et que les suites soient apportées à la hauteur de la gravité de l'erreur qui est éventuellement commise.
Je vais continuer à suivre ces questions de contrôle interne à travers les zones de police. Je ne voudrais pas qu'on laisse entendre qu'il y a du laxisme au sein des services de police. C'est fondamental que la rigueur soit de mise.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
Le président: Les questions nos 56006013C, 56006014C et 56006015C de M. Cornillie sont transformées en questions écrites. La question n° 56006215C de Mme Désir est également transformée en question écrite.
06.01 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, recentelijk heeft de stad Wervik via een officiële brief haar ernstige bezorgdheid geuit over de aanhoudende criminaliteit in de grensregio. Ze worden daar geconfronteerd met autodiefstallen, woninginbraken, diefstallen uit bestelwagens enzovoort. De lokale politie doet wat ze kan, maar stuit blijkbaar op structurele beperkingen zodra de daders onze grens oversteken naar Frankrijk. De bestaande samenwerking met de Franse politiediensten blijkt in de praktijk onvoldoende om snel en daadkrachtig op te treden. Uiteraard is dat een situatie die verholpen moet worden. Daarom stel ik u graag een aantal vragen.
Ik vermoed dat u op de hoogte bent van de problematiek en van de oproep van de stad Wervik. Hoe beoordeelt u de samenwerking met de Franse politiediensten? Deelt u de vaststelling van de stad Wervik dat die samenwerking momenteel tekortschiet? Zo ja, hebt u overleg met uw Franse ambtsgenoot, de minister van Binnenlandse Zaken, om werk te maken van structurele afspraken, zodat grensoverschrijdende interventies mogelijk zijn? Bent u eventueel bereid om wettelijke en/of administratieve drempels weg te werken? Het komt erop neer dat we de grenscriminaliteit op een efficiënte manier moeten aanpakken. Ik denk dat we alle middelen moeten inzetten om een vlotte samenwerking met onze zuiderburen te verzekeren.
06.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer de voorzitter, de samenwerking tussen de Belgische en Franse politiediensten is over het algemeen zeer goed. We werken nauw samen op verschillende domeinen, zoals georganiseerde drugscriminaliteit, mensensmokkel en terrorisme, via verschillende structuren, namelijk de centra voor politie- en douanesamenwerking in Doornik en Luxemburg, grensinformatienetwerken voor de uitwisseling van informatie over grensoverschrijdende criminaliteit en overlegstructuren als het Strategisch Comité, de operationele werkgroep en lokaal overleg.
Hoewel er veel samenwerkingsmogelijkheden bestaan, liggen de prioriteiten van de Franse diensten vooral bij transmigratie en drugscriminaliteit. Andere vormen van grensoverschrijdende criminaliteit krijgen daardoor minder aandacht.
Hoewel de samenwerking reeds intensief is, kan ze nog verder worden uitgebreid en verdiept. Op 27 augustus heb ik een werklunch met mijn Franse collega Bruno Retailleau. Alles wat ik nu vermeld, staat ook op onze agenda.
Het huidige Akkoord van Doornik II biedt een wettelijke basis voor samenwerking, maar gaat minder ver dan de verdragen die we met de Benelux-landen en Duitsland hebben gesloten. België wil die discrepanties aanpakken via een herziening van Doornik III. Daarover vindt momenteel verkennend overleg plaats met het Franse ministerie van Binnenlandse Zaken. Een belangrijk knelpunt is het recht op grensoverschrijdende achtervolging. Dat moet effectiever worden gemaakt door ten eerste, de uitbreiding van de openingsvoorwaarden, met name het schrappen van de beperkende lijst van strafbare feiten, en ten tweede, de toekenning van interpellatierecht aan Belgische politieambtenaren op Frans grondgebied en omgekeerd.
België kan zich niet vinden in het Franse voorstel om enkel de openingsvoorwaarden te versoepelen zonder een oplossing voor het interpellatierecht. Dat punt is voor mij dan ook de kern van de werklunch met minister Retailleau eind augustus, zeker in het licht van de dramatische incidenten van een tiental dagen geleden in het noorden van Frankrijk.
In de grensstreek van West-Vlaanderen en Henegouwen worden al verschillende acties ondernomen: ten eerste, gemeenschappelijke operaties met de Franse diensten, zogenaamde Future- en Étoile-acties, ten tweede, bijzondere patrouilles van de wegpolitie tegen grenscriminaliteit, ten derde, gemengde patrouilles van lokale politiezones en Franse diensten en, ten vierde, joint investigation teams voor gerechtelijke onderzoeken.
De federale politie stelt periodiek informatierapporten op over grenscriminaliteit en deelt bijvoorbeeld dagelijks verslagen over eigendomscriminaliteit met de betrokken diensten. De wekelijkse overzichten tonen aan dat er de voorbije weken of maanden geen toename was van de grenscriminaliteit. Zowel woninginbraken als voertuigdiefstallen blijven op hetzelfde niveau als vorig jaar. Wel is er een stijging van het aantal garagediefstallen. Grensregio’s zijn van nature kwetsbaar voor criminaliteit, wat ook blijkt uit de situatie in de Euregio Maas-Rijn.
Gelijkaardige samenwerkingsmechanismen bestaan met Nederland, Luxemburg en Duitsland. De federale politie werkt aan een project om de analysefunctie binnen de CPDS te versterken, zodat de criminaliteit in de grensstreken beter in kaart kan worden gebracht en doeltreffender kan worden aangepakt, conform de Europese regelgeving. Met deze gestructureerde aanpak combineren we intensieve samenwerking met structurele verbeteringen om de veiligheid in onze grensregio’s te waarborgen.
06.03 Ortwin Depoortere (VB): Dank u wel, mijnheer de minister, voor uw constructieve antwoord. Ik kijk alleszins uit naar het verdere verloop. Ik stel samen met u vast dat de informatie-uitwisseling vlot verloopt. Het gaat eerder over de praktische uitvoering: het achtervolgingsrecht en het interpellatierecht waarnaar u terecht verwijst. Ik kijk dan ook uit naar het overleg dat u daarover zult hebben met uw Franse ambtsgenoot op 27 augustus.
Uiteraard gaat het niet enkel om die ene regio, Wervik, die ik hier als voorbeeld aanhaal. U zegt het zelf, Franse grensregio’s zijn een gemakkelijk doelwit voor criminelen. Met Frankrijk delen we onze grootste landsgrens, groter dan die met Nederland. Het fenomeen is dus niet enkel van belang voor de regio van Wervik, maar ook voor het Waalse landsgedeelte. Daar moeten we eveneens oog voor hebben. Ik herinner me nog de tijd dat de heer Senesael hier zat namens de PS. Hij was burgemeester van een gemeente in de grensstreek en vroeg toen ook al veel aandacht voor die problematiek. Ik ben blij, mijnheer de minister, dat u dit mee in ogenschouw wilt nemen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07.01 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, ik blijf constructief. Het is al een goede maand geleden, maar ik vond de grootschalige politieactie die in de beruchte wijk Peterbos werd uitgevoerd zeer, zeer goed. Verschillende personen werden opgepakt. De banden met de maffia in Marseille werden blootgelegd en bevestigd door procureur des Konings Moinil. Niets dan lof over de actie van politie en parket.
Een bekend Nederlands spreekwoord zegt het echter al: één zwaluw maakt de lente niet, mijnheer de minister. Ging het hier om een eenmalige actie of zal dit worden voortgezet? Zo ja, wat is het grotere plan om de drugsmaffia te bestrijden? Hoe ziet die strategie eruit? Zal er vaker een beroep op gespecialiseerde eenheden kunnen worden gedaan, ter ondersteuning van dergelijke acties?
Er was ook sprake van een vijfstappenplan bij politie en parket. Kunt u daarover wat meer uitleg geven?
Ik blijf erbij, een eenmalige actie zal weinig uithalen als men dat niet op regelmatige basis blijft doen. Zal men dit ook zo blijven doen in de toekomst, mijnheer de minister?
07.02 Minister Bernard Quintin: De actie van 11 juni kadert inderdaad in de meer structurele aanpak die nodig is voor de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit in Brussel.
De strijd tegen drugshandel en drugsgerelateerd geweld is een prioriteit voor de federale regering, voor de federale politie en voor justitie en moet dat ook zijn voor het lokale bestuur, de lokale politiezone en de Brusselse regering, als er een komt.
Onmiddellijk na mijn aantreden heb ik mijn daadkracht getoond aan de politie en de Brusselaars. De federale gerechtelijke politie werd meteen versterkt met 30 speurders om het druggerelateerd geweld aan te pakken. De lokale politiezone kreeg ondersteuning om de zichtbaarheid op de hotspots te verzekeren. Ook de spoorwegpolitie werd versterkt om meer slagkracht te hebben in de metro.
Bij de voorzitter van de politiezone heb ik er herhaaldelijk op aangedrongen om de nodige maatregelen te nemen en voldoende lokale capaciteit te voorzien om de veiligheid van de inwoners te verzekeren. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat de federale politie structureel bijstand levert aan een politiezone waarvan het personeelskader blijkbaar onvoldoende is ingevuld of niet goed is georiënteerd. De bijstand van de federale politie aan de zone wordt maandelijks geëvalueerd.
De actie waarnaar u verwijst, werd gecoördineerd door de politiezone Zuid en het parket van Brussel. Ongeveer 900 politiemensen werden ingezet, van wie er 11 afkomstig waren van de federale politie. In totaal werden 411 personen gecontroleerd en 29 personen opgepakt. Voor het strafrechtelijk gevolg van deze actie verwijs ik u naar justitie.
Op de dag van de operatie heb ik de commandopost bezocht en de vastberadenheid van zowel politie als justitie kunnen vaststellen. Bij volgende acties – want die komen er – zal men alvast op mijn steun en die van de federale politie kunnen blijven rekenen. Zoals u weet, steun ik ook procureur des Konings van Brussel in zijn voorgestelde stappenplan voor Brussel. Er komen dus andere acties, in Brussel, maar ook in andere steden en andere delen van België.
Het regeringsbeleid in de strijd tegen drugs is gebaseerd op een gecoördineerde aanpak van de volledige criminele keten: van landen van herkomst, logistiek, toegangspoorten, geldstromen en georganiseerde misdaad tot bendevorming en straathandel. Met deze integrale en geïntegreerde aanpak kunnen we doeltreffend optreden tegen alle aspecten van het drugsprobleem en de daarmee samenhangende georganiseerde criminaliteit.
Om deze whole-of-government approach vorm te geven, heb ik de premier gevraagd om een taskforce op te richten en dat is ook gebeurd. Deze week vindt trouwens opnieuw een bijeenkomst plaats op ministerieel niveau. Vanuit mijn bevoegdheden zet ik verder in op meer structurele en pragmatische maatregelen, zoals de versterking van de federale gerechtelijke politie, het verder operationaliseren van de wet bestuurlijke handhaving, de uitwerking van het Kanaalplan 2.0 en de ééngemaakte politiezone.
Tot slot kan ik u meedelen dat de Belgische politiediensten reeds intensief samenwerken met Frankrijk in het kader van de bestrijding van de georganiseerde drugscriminaliteit en de criminele netwerken die daarin actief zijn. Beide landen waren trouwens twee van de drie oorspronkelijke leden van het joint investigation team dat heeft geleid tot de ontmanteling van verschillende netwerken in het kader van het Sky ECC-onderzoek. België en Frankrijk maken deel uit van de Europol-impactprojecten die gericht zijn tegen de high-value targets van de georganiseerde drugscriminaliteit en zijn samen actief in de operational taskforces, die momenteel met steun van Europol nog grensoverschrijdende onderzoeken voeren naar criminele organisaties die in onze beide landen actief zijn.
07.03 Ortwin Depoortere (VB): Dank u wel, mijnheer de minister, voor uw antwoorden. Ik ben uiteraard verheugd dat het niet bij één actie zal blijven, maar dat er in de toekomst verdere acties zullen volgen. Openlijke schietpartijen, zelfs overdag, afrekeningen en de drugmaffia die volledige wijken inpalmt, we moeten daar komaf mee maken. Ik denk dat dat de veiligheid van iedereen ten goede zou moeten komen. Er zijn al veel plannen gesmeed en gemaakt in het verleden: een kanaalplan, een kanaalplan 2.0, een taskforce en de eenmaking van de Brusselse politiezones. Ik hoor u dat allemaal opnieuw opsommen, maar ik hoop vooral, mijnheer de minister, dat het na die opsomming niet bij woorden blijft, maar dat er ook effectief daden zullen volgen. Zeker wat de eenmaking van de Brusselse politiezones betreft, waar u toch zwaar op hebt ingezet, hoop ik dat u geen tijd meer verliest en dat we binnenkort de resultaten daarvan mogen aanschouwen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08.01 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de ingediende vraag.
Drugsdumping
blijft een ernstig probleem in ons land, met name in Vlaanderen. Recent nog, in
de eerste week van juni 2025, werden maar liefst 72 bidons met drugsafval
aangetroffen in Diest. Dat verhaal zien we keer op keer opnieuw, vaak zonder
gevolg.
Deze
dumpingen veroorzaken niet alleen ernstige milieuschade, maar vormen ook een
rechtstreekse bedreiging voor de volksgezondheid en zijn een symptoom van het
toenemende narcoterrorisme in ons land. Ook lopen de opruimkosten op tot
tienduizenden euro's per incident, terwijl de milieuschade op lange termijn
onberekenbaar is. Het drugsafval bevat vaak sterk zure of basische stoffen die
toxisch zijn voor bodem, water en fauna.
Bovendien
is drugsdumping ook een duidelijk signaal dat de productie van drugs doorgaat
en ook groeit.
Welke
concrete maatregelen zal u deze legislatuur nemen om het groeiende probleem van
drugsdumping in te dijken?
In
hoeverre wordt er samengewerkt tussen de verschillende beleidsniveaus en
-domeinen om tot een gecoördineerde aanpak van drugsdumping te komen?
Hoe
evalueert u de effectiviteit van de nationale drugscommissaris en de betrokken
diensten van de politie en Justitie alsook de Civiele Bescherming in deze
problematiek?
In
hoeverre worden nieuwe technologieën (drones met warmtecamera's,
satellietbewaking van risicogebieden, mobiele sensornetwerken…) voorzien en
ingezet bij de opsporing van drugsdumpingen en het identificeren van daders?
Wat is
uw plan om drugsproductiehotspots, zoals in Limburg, te bestrijden en
verschuiving naar andere locaties tegen te gaan?
08.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Depoortere, er is eerder sprake van een dalende dan van een stijgende trend. Meer en meer afval van synthetische drugsproductie wordt ter plaatse aangetroffen op de productielocaties, terwijl dat afval in het verleden vaker werd gedumpt in landelijk gebied of achtergelaten in voertuigen.
De problematiek van de impact van de productie van synthetische drugs blijft de nodige aandacht krijgen van de bevoegde diensten. De productie van synthetische drugs is inderdaad een uiterst vervuilende activiteit. De gerechtelijke afhandeling bij de ontdekking van een lab of productieresten is goed geregeld via omzetbrief COL 01/2023 van het College van procureurs-generaal.
Het bestuurlijke vervolgtraject vergt echter nog verdere uitwerking en afstemming, waarvoor coördinatie met de deelstaten nodig is, aangezien milieuzaken in België geregionaliseerd zijn. Het Nationaal Drugscommissariaat volgt dit multidisciplinaire dossier op. In samenwerking met gewestelijke administraties, justitie, politie, brandweer, civiele bescherming en gemeentelijke overheden wordt een werkproces ontwikkeld dat ervoor zorgt dat bij de ontdekking van een lab niet alleen een gerechtelijk onderzoek wordt gevoerd, maar ook de milieugevolgen en gezondheidsrisico's voor omwonenden op een gestructureerde manier worden aangepakt.
Verder zijn er in de provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant en Limburg anonieme meldpunten opgericht, en organiseren het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) en de federale politie Smell-it-avonden om burgers te sensibiliseren en verdachte situaties te leren herkennen. Momenteel wordt bekeken of een nationaal meldpunt kan worden opgericht om het waterbed- of verplaatsingseffect te vermijden. DJSOC Centrex Drugs en de DJSOC Clan Lab Response Unit verzorgen opleidingen voor de geïntegreerde politie.
Er zijn periodieke overlegmomenten met Nederlandse collega's om trends en inlichtingen uit te wisselen. Het betreft het netwerk Syndru Be Nl. Hierbij worden tevens de federale gerechtelijke politiediensten van de grensregio betrokken, evenals die van de zuidelijke regio’s in Nederland.
In de meest getroffen provincies werden specifieke parketrichtlijnen opgesteld met betrekking tot labs en drugsdumpingen, waarbij alle partners betrokken werden. Deze richtlijnen staan ter beschikking van andere arrondissementen als best practice.
De federale gerechtelijke politie nam eveneens deel aan het Europees project NarcoView met Nederland en Bulgarije, dat tot doel had om via drones, satellietbeelden en artificiële intelligentie productielocaties en dumpingen te lokaliseren. Het project toonde echter aan dat deze nieuwe technologieën op dit ogenblik nog onvoldoende bruikbaar zijn voor effectieve inzet.
Ik hoop u hiermee afdoende te hebben geïnformeerd en ik dank u.
08.03 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreide antwoord en heb daar geen verdere vragen over.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09.01 Paul Van Tigchelt (Open Vld): Het spijt me, mijnheer de minister, en medewerkers van de minister, dat ik u hiermee lastig moet vallen. Zoals u weet, probeer ik klaarheid te bekomen over alle vragen in het dossier-Aalter.
Feit is dat op 12 februari 2024 om 15.33 uur een mail is gestuurd door de heer Moureaux naar de adjunct-kabinetschef van de voormalige minister van Binnenlandse Zaken over de systematische weigering niet-Belgen in te schrijven. Die mail is nadien 3 keer herhaald aan het kabinet, waarbij in de laatste mail sprake is van een liability issue.
Wij proberen nu te weten te komen wat er is gebeurd met die mail, maar het antwoord krijgen we niet. Het enige wat de voormalige minister van Binnenlandse Zaken zegt, is het volgende. Ten eerste, dat ze integer is. Ten tweede, dat er veel mails binnenkwamen op het kabinet. Ten derde, dat in de contacten die ze zelf gehad heeft met de voorzitster van de FOD Binnenlandse Zaken die zaak niet werd besproken. En ten vierde, dat de vragen van de oppositie intentieprocessen zijn.
Maar voilà, ze zegt dat in de contacten met de voorzitster van de FOD Binnenlandse Zaken niet over het dossier-Aalter werd gesproken. Daar wil ik dus bevestiging van. Ik kan dat als parlementslid natuurlijk zelf niet vragen aan de voorzitster van de FOD Binnenlandse Zaken, die ik nochtans goed ken. Vandaar dat ik u daarvoor gebruik, mijnheer de minister. Sorry dat ik u ermee lastigval, maar het is mijn taak als parlementslid klaarheid te bekomen. Via deze weg doe ik een nieuwe poging om iets meer te weten te komen.
09.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer de voorzitter, ik zou niet durven stellen dat ik de weg ben. Dat is zelfs geschreven in oude boeken. Het is het einde van het werkjaar en de vakanties zijn bezig.
De FOD Binnenlandse Zaken deelt mede dat er maandelijkse overlegvergaderingen tussen minister Verlinden en de voorzitter van het directiecomité waren geagendeerd. Vele vergaderingen werden echter geannuleerd wegens agendaproblemen. Deze zouden niet langer beschikbaar zijn in de elektronische agenda. Daardoor is het niet mogelijk om de precieze data te vermelden waarop de betreffende overlegvergaderingen hebben plaatsgevonden. Er zijn geen verslagen van die vergaderingen.
Ikzelf heb een wekelijkse vergadering met de voorzitters. Ik probeer dat op wekelijkse basis te houden, hoewel ik moet toegeven dat ik geen verslagen van die vergaderingen schrijf.
Ik dank u en het is nooit lastig.
09.03 Paul Van Tigchelt (Open Vld): Ik word niet veel wijzer. Ik dank u niettemin voor uw antwoord. Wij gaan ermee door.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
Le président: La question n° 56006293C de M. Thiébaut est reportée.
10.01 Ludivine Dedonder (PS): Le gouvernement Arizona a mis sur la table une réforme des pensions terriblement violente et antisociale. La plupart des travailleurs devront travailler plus longtemps et souvent ils gagneront moins.
Les régimes particuliers qui tiennent compte de la pénibilité ou des spécificités de certains métiers sont remis en cause. Militaires, cheminots, pompiers, policiers, toutes ces professions sont directement concernées. Alors, s'agissant des policiers, j'aimerais obtenir des réponses claires et précises.
La NAPAP leur permet aujourd'hui de partir plus tôt à la retraite, en reconnaissance de la pénibilité de leur métier. Mes questions sont donc les suivantes. Votre réforme remet-elle en question la NAPAP? Confirmez-vous que le système disparaîtra à terme, comme indiqué dans l'accord de gouvernement? Quel est le calendrier retenu?
10.02 Bernard Quintin, ministre: Madame Dedonder, si la réforme des pensions relève évidemment des compétences de mon collègue le ministre Jan Jambon, la NAPAP relève, par contre, des matières dont j'assume la gestion.
Concernant celle-ci, je confirme qu'un projet de texte est à l'étude afin d'en assurer le maintien et ce, en concertation avec les organisations syndicales et avec mon collègue prénommé, afin de nous coordonner par rapport à la réforme en cours de la réglementation sur les pensions.
10.03 Ludivine Dedonder (PS): Le moins que l’on puisse dire, c’est que votre réponse est courte et peu précise. Je dois vous dire que j’attends depuis des mois qu’on daigne répondre à cette question sur la fin de carrière des policiers, pour finalement n’obtenir aucune réponse. J’avais d’abord adressé cette question à votre collègue, le ministre Jambon, qui m’a renvoyée vers vous. Puis, de semaine en semaine, on espérait une réponse précise, et on nous balade, comme souvent.
Que dit votre accord de gouvernement? "Le règlement relatif au régime NAPAP pour les fonctionnaires de police sera révisé afin de maintenir temporairement la possibilité de partir en non-activité sans limite de temps à partir de 59 ans, à condition que la période de non-activité dure au maximum deux ans, et que le fonctionnaire soit éligible à la retraite anticipée à la fin de cette période. À terme, le système disparaîtra, en concertation avec les partenaires sociaux."
Finalement, l’accord de gouvernement est plus précis que votre réponse aujourd’hui.
Je vous avais demandé un calendrier, tant pour le maintien que pour la disparition du système, et j’ai un peu l’impression que c’est comme pour les militaires, où l’on nous répond qu’un accord social est à l’étude.
Nous avons un gouvernement depuis plusieurs mois qui ne parvient pas à assumer ce qui figure dans son accord et qui plonge des milliers de personnes dans l'incertitude. C'est pour cette raison que je vous interrogeais aujourd'hui. Pendant ce temps, on constate qu'un très grand nombre de policiers s'en vont, craignant de perdre leurs droits acquis avec leur expertise. Pas plus tard encore que ce matin, ils me disaient: "Ce gouvernement ne retient pas le rôle essentiel de la toute première ligne dans tous les événements ni la dangerosité du métier." Or la charge mentale et psychologique qui pèse sur cette profession est bel et bien avérée. Pensez-vous sincèrement que c'est ainsi que l'on valorise une fonction, que l'on gâte son personnel, qu'on attire des jeunes et, donc, que l'on garantit à terme la sécurité de la population?
Je vous ai pourtant entendu hier en conférence de presse avec votre collègue Francken. Vous y parliez des héros de l'ombre qui bénéficient de votre confiance totale, de votre profond respect et de votre reconnaissance infinie.
10.04 Bernard Quintin, ministre: Madame Dedonder, je ne retire pas un mot.
10.05 Ludivine Dedonder (PS): Tant mieux! Vous promettiez une politique ambitieuse. Vous ne retirez pas un mot, mais le véritable respect, la reconnaissance authentique se traduit dans les actes, et non uniquement dans les superlatifs. Voilà ce que j'attends! Et tant mieux si vous ne retirez pas un mot, tant mieux si l'on peut, un jour ou l'autre, mais pas trop tard quand même, rassurer les policiers et toutes les professions dites "dangereuses" que l'on met de temps en temps en avant, mais pas forcément dans les actes.
J'aimerais donc obtenir prochainement une réponse plus précise et un superlatif qui traduise non les paroles, mais bien les actes. En effet, aujourd'hui, la seule chose que l'on obtienne – et votre réponse actuelle ne me rassure pas, puisque je n'ai pas reçu d'éléments – est de savoir qu'ils vont devoir travailler plus longtemps tout en gagnant moins. Selon moi, cela témoigne d'un manque de considération évident, tout comme l'est certainement votre réponse aujourd'hui.
10.06 Bernard Quintin, ministre: Madame Dedonder, ce n'est pas dans mes habitudes, mais je ne peux pas laisser réduire mon action de soutien à la police à la seule question de la NAPAP. Je ne peux pas vous communiquer de calendrier aujourd'hui, parce que je n'en dispose pas. En tout cas, je n'accepte pas que vous réduisiez mon action de soutien à la police à la seule question de la pension et de la NAPAP. Je vous remercie.
10.07 Ludivine Dedonder (PS): Monsieur le ministre, la NAPAP est une vraie préoccupation des policiers. Puisque vous les rencontrez et que vous êtes leur ministre, vous le savez! De nombreux policiers vivent en ce moment dans l'incertitude. Ils sont inquiets, comme plusieurs professions dans d'autres secteurs, au demeurant.
Ma question est donc légitime. Je ne réduis pas votre action d'aujourd'hui ou à venir à la seule NAPAP. Je vous interroge sur la NAPAP et vous ne me répondez pas. Or, tout ce que je vois aujourd'hui dans les actes, c'est qu'on parle d'allonger la carrière de ces personnes et qu'on ne revient pas avec des réponses plus précises quant à la NAPAP. Donc, en tout cas aujourd'hui, au niveau du système censé justement reconnaître la dangerosité de la profession dans les actes, on n'y est pas, monsieur le ministre. Vous m'auriez répondu de manière plus détaillée, j'aurais pu vous dire merci pour vos réponses. Mais, aujourd'hui et malgré quelques mois d'attente pour avoir une réponse, je n'en ai pas. Je reviendrai donc vers vous en espérant avoir de meilleures nouvelles.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
11.01 Frédéric Daerden (PS): Monsieur le ministre, merci d'accepter que je pose ma question. Ce vendredi 20 juin, vous deviez accompagner la ministre Vanessa Matz lors d'une visite très attendue du site de la police fédérale de Vottem (Herstal). Ce déplacement important n'a finalement pas eu lieu. Il aurait pourtant permis de constater que les conditions de travail des fonctionnaires de la police fédérale en province de Liège sont, si je puis dire, indignes. Depuis des années, les syndicats, les agents, les responsables politiques locaux et nationaux, dont ceux de mon groupe, alertent. À Liège, la police fédérale est logée dans des bâtiments vieillissants, parfois modulaires, contenant de l'amiante ou menacés de ruine. Les infrastructures d'accueil et de travail sont sous-dimensionnées pour les équipes en place. Il est impossible de suivre correctement les formations obligatoires, faute d'installations disponibles comme les stands de tir. Un masterplan existe et est censé répondre à ces défis, mais il est à l'arrêt depuis 2018, alors qu'il devrait être finalisé à l'horizon 2028. Aujourd'hui, les délais annoncés flirtent avec 2035.
Dans ces conditions, permettez-moi de vous poser quelques questions. Quelles initiatives entendez-vous prendre pour faire aboutir ce masterplan dans un délai raisonnable? Quelles mesures urgentes seront prises pour garantir aux équipes déjà sur le terrain des conditions d'accueil, de travail, de formation à la hauteur de leur mission? Disposez-vous au sein de votre département d'un plan spécifique pour la province de Liège et ce, en concertation avec la Régie des Bâtiments et les autorités policières locales? Enfin, comment entendez-vous répondre à l'appel lancé par les syndicats et, notamment la CGSP, qui attendent un engagement politique fort, chiffré, planifié, et pas seulement une visite?
11.02 Bernard Quintin, ministre: Monsieur le député, d'emblée, je peux vous préciser que la visite n'a pas pu être réalisée le 20 juin. Cette visite a été reportée pour des questions d'agenda. Mais pour votre information, j'ai cependant pu me rendre dans notre bonne ville de Liège ce 11 juillet au sein des services de la zone de la police locale de Liège.
Si une visite ne suffit pas - je vais finir par croire qu'on va me reprocher le fait de rendre visite le plus possible à la police locale et aux services de la police fédérale; mais je continuerai quand même à le faire - mais si une visite ne suffit pas, je considère utile de rencontrer les acteurs de terrain; dans le cas dont question, en compagnie de la ministre en charge des travaux nécessaires et prévus. Cela peut, en effet, aider à faire accélérer des situations qui posent des difficultés depuis parfois bien trop longtemps.
Je crois même avoir compris que, pour le site de Vottem, des rapports existent depuis les années 50. Je trouve cela extrêmement interpellant. Je ne suis ministre que depuis cinq mois et j'ai l'intention de travailler d'arrache-pied à cette problématique. J’y reviendrai à la fin de ma réponse.
Pour ce qui concerne les bâtiments de la police fédérale de la province de Liège, je suis informé de la situation actuelle des infrastructures. J'ai, dans ce cadre, des contacts réguliers avec ma collègue la ministre en charge de la Régie des Bâtiments, Mme Vanessa Matz, afin d'insister sur les priorités absolues: notamment l'importance de maintenir un développement soutenu de la phase 2 du masterplan Vottem, en vue d'en permettre la concrétisation.
Comme vous, je considère, étant donné que les validations de ces travaux sont actées, qu'il faut stabiliser le calendrier d'exécution afin de donner aux membres du personnel de la police fédérale qui en bénéficiera des perspectives claires et fiables.
Par ailleurs, je ne veux pas simplement me limiter à ce qui doit advenir, mais aussi m'assurer que les conditions actuelles puissent être améliorées dans l'attente de la concrétisation du masterplan.
Il est essentiel de s'assurer que les locaux actuels présentent un niveau de sécurité et restent adaptés. Les situations transitoires doivent être déployées, à l'instar du projet à Jemeppe-sur-Meuse, que j'espère pouvoir concrétiser dès l'année prochaine.
Concernant le stand de tir que vous évoquez, il y a effectivement des difficultés. C'est pour cela que le stand rénové récemment à Hasselt, pas trop loin de Liège, est accessible aux services liégeois selon les plages disponibles. Il y a aussi les alternatives temporaires mises en œuvre auprès de la Défense, des zones de police, d'intercommunales et si besoin d'infrastructures privées, qui sont assurées avec des budgets spécifiques pour veiller à l'exécution des exigences et normes de la GPI 48.
Par ailleurs, il est exact que les locaux modulaires accueillant les corps de formation sont limités, mais certains ont été fermés car ils ne garantissaient pas des conditions de travail adaptées. Pour ce qui concerne la présence d'amiante, des études ont été faites pour s'assurer de toute absence de risque. C'est d'ailleurs pour cette raison aussi que certains locaux ont été fermés.
Enfin, le masterplan Eupen, déployé en collaboration entre la Régie des Bâtiments, la police fédérale, les autorités locales et la zone de police, prévoit la construction d'un bâtiment au sein duquel une cohabitation entre les deux corps de police interviendra. Ces deux projets toucheront 1 500 membres du personnel, directement ou indirectement, et ce, sans compter les effectifs des zones de police.
Je peux vous assurer que je demande à mes services et aux services de police de suivre de près le suivi de ces dossiers par la Régie des Bâtiments. On a parlé tout à l'heure de l'attractivité de la fonction de police. Proposer de bonnes conditions de travail, entre autres de bâtiment, est pour moi essentiel. Nous ne pourrons pas tout faire en quatre ans, et il faudra mettre des priorités. Il est évident que les locaux de Vottem figurent parmi ces priorités.
11.03 Frédéric Daerden (PS): Monsieur le ministre, vous vous présentez souvent comme un fervent soutien des forces de l'ordre, et j'entends l'importance d'une police proactive, visible et efficace. Vous reconnaissez que cela n'a pas beaucoup bougé ces dernières années, vous l'avez d'ailleurs évoqué en introduction.
L'état déplorable des infrastructures, notamment, est dénoncé depuis des années. Sous la législature précédente, Mathieu Michel était chargé de ce dossier. Résultat, pas une seule amélioration concrète, rien! Aujourd'hui, nos policiers attendent autre chose que des mots: des murs qui tiennent, des bureaux décents, des conditions de travail dignes. Ce n'est pas une faveur, mais un minimum de respect envers ceux qui veillent chaque jour à notre sécurité.
Il est temps que notre gouvernement passe enfin des promesses aux résultats tangibles, pour que le soutien affiché à la police devienne crédible sur le terrain. J'entends que c'est votre priorité, et j'espère que vous aurez l'occasion de mener cela à bien.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: De samengevoegde vragen nr. 56006312C van de heer Bergers en nrs. 56006979C en 56006980C van de heer Van Tigchelt zijn omgezet in schriftelijke vragen.
12.01 Ortwin Depoortere (VB): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Een
grote stroompanne trof de Noordsingelgebouwen van de federale politie in
Antwerpen op 26 juni 2025. Hierbij bleken er niet alleen problemen te
zijn met de noodgenerator, die niet werkte. Ook een nooduitgang bleek
geblokkeerd te zijn. Ook met de brandveiligheid in het algemeen is er sprake
van heel wat problemen.
Het
personeel moest uiteindelijk geëvacueerd worden. Daarbovenop was de
ICT-infrastructuur niet toegankelijk, gezien de servers in het gebouw zonder
stroom stonden.
Dit is
lang niet de eerste keer dat er problemen zijn met gebouwen van onze
veiligheidsdiensten.
Nam u
reeds kennis van deze stroompanne? Hoe beoordeelt u de reactie op het terrein
en de nasleep van het voorval?
Wat
was de impact hiervan op de operationele capaciteit en paraatheid van de
politie?
Waardoor
werd deze stroompanne veroorzaakt?
Wat
zal u doen om de continuïteit van dienstverlening en ICT-systemen te
garanderen?
Volgt
er een brandveiligheidsanalyse met inspraak van de brandweer voor de betrokken
gebouwen?
Wat is
de staat van de betrokken gebouwen wat betreft onderhoud en algemene
veiligheid?
Zal u
na dit zoveelste voorval actie ondernemen tegen de aftakeling van gebouwen van
onze veiligheidsdiensten? Voert u investeringen uit? Zo ja, welke?
12.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer de voorzitter op 26 juni 2025 vond er omstreeks 10.20 uur een algemene stroompanne plaats in het Ring Center in Antwerpen. Deze panne werd veroorzaakt door een defect in de hoogspanningscabine, meer bepaald door een defecte transformator. Het incident had een indirecte impact op de operationele activiteiten van LGP en CSD Antwerpen. Omstreeks 15.00 uur werd een noodgroep in werking gesteld, waardoor de kritieke installaties opnieuw van stroom konden worden voorzien. De volgende dag, omstreeks 1.00 uur ’s nachts, was de stroomvoorziening in het hele gebouw weer normaal. Er moet worden opgemerkt dat eerder, in 2025, een volledige inspectie van de hoogspanningscabine werd uitgevoerd en dat de testresultaten positief waren.
De technische infrastructuur van de site Noordersingel dient te worden gemoderniseerd. De levenscyclus en werking van de technische installatie in het gebouw worden in eerste instantie opgevolgd door de eigenaar, de Regie der Gebouwen, de onderhoudsfirma en de keuringsorganismen. De keurings- en onderhoudsverslagen helpen de eigenaar en de Regie der Gebouwen om de toestand van de installaties in te schatten. Ook de federale politie draagt bij aan deze opvolging, onder meer via meldingen van vastgestelde problemen en feedback over de concrete werkomstandigheden en percepties van de gebruikers in het gebouw. De federale politie rekent op de expertise van deze partners, zodat zij de nodige maatregelen nemen in overeenstemming met de respectieve verantwoordelijkheden, zoals voorzien in het huurcontract van dit gehuurde private gebouw. Gelet op de ouderdom van sommige technische installaties dienen de komende jaren zeker nog aanpassingen te gebeuren, hetzij door de eigenaar, hetzij door de Regie der Gebouwen. Over de airconditioning in het gebouw worden bijvoorbeeld al jarenlang klachten geuit, evenals over de verouderde staat van de liften en deuren.
De nodige risicoanalyses werden uitgevoerd. Door de techniciteit van het onderwerp zal ik hier niet verder op ingaan. Voor dit gebouw zijn in de komende maanden verschillende renovatiewerken voorzien, hetzij onder beheer van de eigenaar, hetzij van de Regie der Gebouwen, hetzij van de federale politie.
In het kader van de optimalisatie van de federale politie werd ervoor gekozen om zoveel mogelijk diensten te centraliseren op één site. In die context werd in 2016 door de toenmalige DirCo en DirJud een strategisch huisvestingsdocument opgesteld, waarbij werd gekozen voor maximale centralisatie van alle diensten van CSD en FGP Antwerpen op één site, met een hoofdinplanting in Antwerpen. Dat masterplan werd tot op heden nog steeds niet uitgevoerd. Het zou nochtans de beste structurele oplossing zijn voor de verschillende betrokken eenheden die deel uitmaken van dit plan. Ik heb deze prioriteit voor de politiediensten nogmaals benadrukt bij mijn collega die verantwoordelijk is voor de Regie der Gebouwen.
Er zijn bovendien werken bezig en andere werken zijn gepland op korte en middellange termijn, zoals de vervanging van de transformatoren van de hoogspanningscabine, de vervanging van het airconditioningsysteem van de serverruimte, de verhuizing van de CCU naar bijgebouw C, de renovatie van de benedenverdieping, werkzaamheden op bepaalde verdiepingen en de vervanging van het bedieningssysteem van de noodgenerator.
Ik zal niet verder ingaan op wat er precies moet gebeuren, maar met deze voorbeelden wil ik u tonen dat ik bijzonder veel aandacht heb voor de toestand van deze politie-infrastructuur, net als voor andere infrastructuur, zoals in Vottem, die ook voor operationele problemen zorgt. Ik stel dit vast en geef u dat in alle transparantie mee. Dit vereist financiële middelen, maar ook een strikte opvolging die moet worden verzekerd.
12.03 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw transparant antwoord.
Ik ben het met u eens dat onze veiligheidsdiensten op sommige plaatsen in wel heel erbarmelijke omstandigheden moeten werken. Dit is het zoveelste voorbeeld daarvan.
Het kan er bij mij niet in dat men aan het begin van dit jaar een inspectie doet van een transformator en dat die in juni defect is, waardoor de technische infrastructuur onbruikbaar is. Ik zal er in de toekomst blijven op hameren dat dit ook een verantwoordelijkheid van de Regie der Gebouwen is. Ik ben blij dat u uw collega die daarvoor bevoegd is daarvan op de hoogte hebt gesteld. Dit kan zo niet langer. Er is een masterplan dat dateert van 2016. We zijn intussen negen jaar verder en dat masterplan is nog niet eens in uitvoering gebracht. Zo kan men toch niet blijven werken? Dat is respectloos ten aanzien van onze veiligheidsdiensten.
Ik reken erop dat deze regering daar werk van zal maken en ik reken erop dat u op diezelfde nagel zult slaan en dat we de Regie der Gebouwen zullen kunnen dwingen om eindelijk de financiële middelen te verstrekken opdat onze politiemensen op een fatsoenlijke manier gehuisvest kunnen worden.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
Le président: La question n° 56006511C de M. Prévot est transformée en question écrite. Les questions nos 56006527C et 56006599C de M. Thiébaut sont reportées. Les questions jointes n° 56006560C de Mme Mutyebele Ngoi et n° 56006712C de Mme Maouane sont transformées en questions écrites.
De vragen nrs. 56006611C en 56006612C van de heer Van der Donckt worden omgezet in schriftelijke vragen.
13.01 Ridouane Chahid (PS): Monsieur le ministre, permettez-moi tout d'abord d'exprimer mon étonnement. Je m'attendais à ce que ce soit le premier ministre Bart De Wever qui réponde à cette question, puisqu'elle concerne un dispositif mis en place par son prédécesseur, Alexander De Croo, en janvier 2024. Le fait qu'il ne soit pas là montre, selon moi, un manque d'intérêt persistant pour Bruxelles, et un certain mépris pour la capitale du pays.
Ma question s'inscrit dans le cadre de la task force dédiée à la gare de Bruxelles-Midi, lancée par le précédent gouvernement. Cette plateforme réunissait différents niveaux de pouvoir – communes, Région, État fédéral – afin de coordonner une réponse à la hauteur des enjeux, en particulier en matière de sécurité. La gare du Midi reste en effet un point névralgique, à la fois national et international: c'est la seule gare belge avec une frontière Schengen.
Monsieur le ministre, je souhaiterais connaître votre bilan de la mise en œuvre du plan d'action pour Bruxelles-Midi. Envisagez-vous d'étendre ce type de dispositif multi-acteurs à d'autres gares du pays et de la capitale, comme la gare de Bruxelles-Nord, qui connaît les mêmes difficultés sécuritaires? Pouvez-vous nous indiquer quels moyens humains et budgétaires les autorités fédérales prévoient de mobiliser pour améliorer durablement la sécurité et le fonctionnement des gares bruxelloises?
13.02 Bernard Quintin, ministre: Monsieur Chahid, je réponds à vos questions, je suis là.
Le plan d'action engagé se poursuit. Comme vous le savez, la coordination des trois axes de ce plan se fait au niveau de la région de Bruxelles-Capitale et l'axe 1, piloté par le DirCo de Bruxelles en collaboration avec le chef de corps de la zone de police Midi, concerne la lutte contre les phénomènes criminels et l'illégalité dans et autour du bâtiment de la gare de Bruxelles-Midi. Plusieurs points d'action ont été identifiés dans le cadre de cet axe, comme une surveillance accrue et plus de répression par des actions policières.
Dans ce contexte, je peux vous confirmer que la police fédérale, mais également certaines autres zones de police locale bruxelloises, ont apporté un renfort conséquent et régulier au profit de la zone de police Midi, que ce soit lors d'opérations de police spécifiques, notamment dans les environs de la gare du Midi, ou dans le cadre de missions de patrouille et de surveillance.
En ce qui concerne la police fédérale, cet appui a été fourni par la réserve fédérale (FERES), le corps d'intervention (CIK) Bruxelles et la cavalerie. Ainsi, par exemple, la zone de police Midi a pu compter au cours des six premiers mois de l'année sur plusieurs milliers d'heures de prestations de la FERES. En outre, l'antenne de la police des chemins de fer (SPC) de la police fédérale dans la gare du Midi est opérationnelle durant toutes les heures d'ouverture de la gare, avec la présence d'un gradé et de deux ou trois inspecteurs de police. Une équipe de la SPC est également chargée en permanence de missions de patrouille dans la gare.
L'imagerie des phénomènes criminels et l'échange d'informations entre les services sont quant à eux réalisés au travers de l'envoi, via les services du DirCo de Bruxelles, d'un rapport journalier, ainsi que de la mise à jour des informations reprises dans le scan hebdomadaire de sécurité. Ce suivi de la criminalité enregistrée dans et autour de la gare montre un léger mieux, essentiellement en ce qui concerne les vols simples et avec violence. Par ailleurs, la présence policière accrue a aussi pour mission de cibler les faits d'incivilité.
Concernant les axes 2 et 3 du plan d'action, la situation des sans-abri, la problématique de la toxicomanie et de la santé, l'accompagnement du public qui cause des nuisances, ainsi que la propreté publique de la gare et de ses environs, d'une part, et d'autre part, les travaux d'adaptation de l'infrastructure pour améliorer la sécurité dans et autour de la gare, restent pilotés respectivement par safe.brussels et par la SNCB.
Enfin, je veux pouvoir améliorer la coordination des intervenants de la sécurité dans les infrastructures ferroviaires. Dans ce cadre, nous travaillons actuellement à la révision de la circulaire ministérielle relative à la coopération entre la police fédérale, Securail et la police locale.
13.03 Ridouane Chahid (PS): Je vous remercie, monsieur le ministre, pour les réponses que vous avez apportées.
Je constate qu’un suivi a été effectué et que vous continuerez de porter une attention particulière à la gare du Midi.
Je ne peux que regretter que le premier ministre ne se soit pas donné la peine de venir. Alexander De Croo avait à l’époque mis en place cette task force parce qu’il était conscient du fait que les problèmes à la gare du Midi ne concernaient pas uniquement les Bruxellois et les Bruxelloises, mais l’ensemble des personnes qui y transitent, dont des Belges qui y passent pour aller travailler.
Pour le reste, je continuerai à vous interroger
sur l’évolution du processus. Je rappelle que j’ai déposé un texte pour donner
à la gare du Midi un statut de gare internationale. Cela me semble important. Wait and see!
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
14.01 Sam Van Rooy (VB): Mijnheer de minister, in Antwerpen stak een 18-jarige jongedame een illegaal neer om haar 21-jarige vriendin die door hem na een nachtje uit agressief op straat werd aangerand, te beschermen. De man werd zwaargewond opgenomen in het ziekenhuis, maar liever dat dan alweer een aangerande of verkrachte jongedame, zou ik toch denken.
Het lijkt erop dat alsmaar meer mensen, zeker jonge mensen, door de toenemende onveiligheid in onze steden niet het minst als gevolg van illegaliteit met een wapen op zak de straat opgaan om zich te kunnen verdedigen. Alsmaar meer burgers volgen ook cursussen zelfverdediging of nemen schietlessen om, indien nodig, het heft in eigen handen te kunnen nemen.
Mijnheer de minister, wat is uw reactie hierop? Hoe wilt u die nefaste, toch wel gevaarlijke trend tegengaan?
14.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Van Rooy, ik beschik niet over cijfers waaruit blijkt dat alsmaar meer mensen een wapen dragen, noch over cijfers over het aantal mensen dat cursussen zelfverdediging of schietlessen volgt. Ik kan dus helaas geen relevant antwoord geven op uw veronderstelling.
14.03 Sam Van Rooy (VB): Mijnheer de minister, u leeft natuurlijk in een ivoren toren, ik niet. Illegaliteit betekent overlast en criminaliteit. Onze steden worden steeds meer geteisterd door importtuig dat zijn handen niet kan thuishouden.
Zeker jonge vrouwen, vooral in een stad als Antwerpen, voelen zich daardoor steeds onveiliger. Ze passen daarom steeds vaker hun gedrag of kleding aan, zeker in de zogenaamd diverse wijken, en soms kiezen ze er blijkbaar voor zich te bewapenen met pepperspray of zelfs met een mes, zodat ze, mocht het nodig zijn, het heft in eigen handen kunnen nemen.
U zegt dat u dat niet weet. Ik weet wel dat steeds vaker mensen zichzelf bewapenen of cursussen zelfverdediging volgen. Dat betekent dat de overheid faalt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
15.01 Irina De Knop (Open Vld): Mijnheer de minister, bedankt voor uw flexibiliteit, zodat ik nu mijn vraag kan stellen. Blijkbaar moeten net voor de zomer alle vragen in alle commissies afgehandeld worden en dan ook nog overal tegelijkertijd.
In de hulpverleningszone Vlaams-Brabant-West, waarvan ik voorzitter ben, zit men met de handen in het haar over de financiering. Dat is overigens niet alleen bij ons een grote zorg, maar bij alle lokale besturen. Ingevolge de wet betreffende de civiele veiligheid moeten de meerkosten van de hervorming billijk verdeeld worden tussen de federale overheid en de gemeenten, met als doel een 50-50-verdeling. Ook het federale regeerakkoord voorziet in een groeipad in die richting. In onze zone komen we zo tot een verhouding van 71 % gemeentelijke tegenover 28 % federale inbreng. Zones zoals Vlaams-Brabant-West dragen dus op een onevenredig zware wijze bij, terwijl ze bijkomende structurele uitdagingen kennen, zoals de nabijheid van Brussel, een sterke demografische groei, het ontbreken van een centrumstad op ons grondgebied en een hoge investeringsnood in infrastructuur en dringende geneeskundige hulpverlening. In de praktijk blijft de federale bijdrage echter structureel achter
In uw antwoord van 29 april gaf u aan dat op basis van het koninklijk besluit van 27 juni 2022 de gemiddelde verdeling in maart 2024 neerkwam op 71 % gemeentelijke en 28 % federale inbreng. Wat blijkt nu echter? Acht van de 34 zones, waaronder Vlaams-Brabant-West, krijgen minder dan dat gemiddelde.
U stelde ook dat u verschillende groeipaden laat uitwerken, mogelijke bijkomende federale kredieten bestudeert en u inzet op een verhoging van de dotaties. Daarbij zou inderdaad ook voorzien kunnen worden in de integratie van de Brusselse brandweer en de indexering van de dotaties. Wat de indexering betreft, we tasten vooralsnog nog in het duister of we die al dan niet zullen toegekend krijgen in 2025 en de daaropvolgende jaren. Dat is nochtans redelijk cruciaal voor de opmaak van onze meerjarenplanning.
Is er in de huidige federale begroting effectief een budget vrijgemaakt voor een eerlijker verdeling, in het bijzonder voor zones zoals Vlaams-Brabant-West die nog onder het gemiddelde zitten?
Welk bedrag wordt daarvoor uitgetrokken en hoe zal dat verdeeld worden?
Hoe ziet het groeipad eruit richting een 50-50-verdeling, zoals de wetgeving bepaalt, en binnen welk tijdskader denkt u dat te realiseren?
Hoe wordt gegarandeerd dat de ondergemiddeld gefinancierde zones hun essentiële taken kunnen blijven uitvoeren?
15.02 Minister Bernard Quintin: Mevrouw De Knop, ik ben het met u eens dat de kwestie van de hulpverleningszones belangrijk is. Het federaal regeerakkoord verwijst naar verschillende dossiers met betrekking tot de financiering van de brandweer in België. Concreet gaat het om vijf belangrijke financiële dossiers, namelijk de integratie van SIAMU in het dotatiesysteem van de hulpverleningszones, de indexering van de federale dotatie aan de zones, de uitwerking van een groeipad voor de federale bijdrage aan de zones, de verhoging van de middelen voor opleiding en de versterking van de middelen voor het brandweerorgaan. Die vijf dossiers zal ik op het begrotingsconclaaf verdedigen. Het is immers essentieel dat de hulpverleningszones kunnen rekenen op een stabiele en structurele federale financiering.
Voor de eerste twee dossiers zijn wetswijzigingen vereist. De voorbereidingen hiervoor zijn reeds opgestart, zodat de aanpassingen onmiddellijk kunnen worden doorgevoerd, zodra de nodige bijkomende budgetten zijn verkregen.
Ik wil de kwestie van het groeipad fundamenteel en duurzaam aanpakken. De eindeloze discussies over de financiering van de zones zijn niet langer houdbaar. Ik wil hierin dan ook definitief duidelijkheid brengen. Met de uittekening van een groeipad hanteren wij een transparante en voorspelbare manier van werken en verankeren wij structureel de federale inspanningen binnen een realistisch tijdsbestek. Zo wordt ook helder waar dat groeipad ons moet brengen.
De laatste twee dossiers, de opleidingsmiddelen en de financiering van het brandweerorgaan, betreffen zuivere begrotingskwesties. Ook hiervoor heb ik aan de betrokken werkgroepen de opdracht gegeven om concrete voorstellen te formuleren, waarmee we de huidige knelpunten structureel kunnen aanpakken.
15.03 Irina De Knop (Open Vld): Alles staat of valt dus met begrotingsbesprekingen en u hebt vandaag geen enkele garantie gegeven dat de dotatie wordt geïndexeerd, om nog maar te zwijgen van het groeipad.
15.04 Minister Bernard Quintin: Ik heb gezegd dat twee dossiers wetswijzigingen vereisen. De indexering zal er zeker komen. We zijn bezig met de indexering van de dotaties aan de zones.
15.05 Irina De Knop (Open Vld): Dus ik mag teruggaan naar de zone en zeggen dat de indexering van de dotatie eraan komt?
15.06 Minister Bernard Quintin: Die komt eraan.
15.07 Irina De Knop (Open Vld): Perfect, dank u wel.
De voorzitter: Hiermee is alweer een misverstand de wereld uit geholpen.
Het incident is
gesloten.
L'incident est clos.
La question n° 56006776C de M. Dubois est transformée en question écrite.
16.01 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, ik heb een vraag ingediend over de recente steekpartij tussen een twintigtal jonge Afghanen in Lommel op zondag 6 juli 2025. Vier personen werden gewond. Twee personen liepen zelfs levensbedreigende verwondingen op. Minstens zes personen werden gearresteerd.
Volgens de waarnemend burgemeester kwamen sommigen van die groep speciaal naar Lommel om een bewoner van het zogenaamd tijdelijk Fedasil-opvangcentrum een lesje te leren. Het gaat hier dus om gericht geweld op klaarlichte dag.
Dergelijke taferelen zijn wij spijtig genoeg gewoon te zien in Brussel en omstreken. Nu zien wij echter waarvoor ik al jaren waarschuw, namelijk een uitbreiding van dergelijk geweld over heel Vlaanderen, tot in het Limburgse Lommel, zoals deze week bleek.
Mijnheer de minister, welke verblijfsstatus kan de politie terugvinden van de gearresteerde personen? Waren de betrokkenen reeds gekend bij onze veiligheidsdiensten?
Is er volgens u voldoende politiecapaciteit in Lommel en bij uitbreiding in Limburg om dergelijke geweldincidenten te voorkomen?
Mij moet van het hart dat ik telkens een duidelijke link zie tussen immigratie en een stijgend aantal geweldmisdrijven. Deelt u mijn visie of ziet u andere oorzaken?
Bent u bereid om samen met de ministers van Justitie en van Asiel en Migratie voor een effectieve uitzetting te zorgen van vreemdelingen die zich schuldig maken aan geweldmisdrijven?
Welke maatregelen kunt u bijkomend nemen om dergelijke incidenten en de onveiligheid uit onze steden te bannen?
16.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Depoortere, bij de controle na de mesaanval in Lommel werden tien personen geïdentificeerd, van wie er negen werden aangehouden. Wat hun statuut betreft, allen waren van Afghaanse afkomst op het moment van de arrestatie. Vier van hen waren asielzoekers van wie de procedure door het CGVS werd opgeschort. Twee van hen hadden het statuut van erkend vluchteling. Drie van hen hadden een nieuwe asielaanvraag ingediend. Eén persoon was verwikkeld in een procedure tot nietigverklaring bij het CGVS. Van de tien geïdentificeerde personen waren er vier gekend bij de politie. Dat zijn de cijfergegevens.
Wat betreft de inzet van politiepersoneel in de zone Lommel, baart de vaststelling mij evenzeer zorgen als u. Precies daarom is een analyse opgestart met het oog op de herziening van de zogenaamde KUL-norm, om de middelen beter af te stemmen op de reële behoeften op het terrein.
Tot op heden bestaat er in België, net als in de rest van Europa, geen enkel empirisch onderzoek dat aantoont dat massale immigratie leidt tot een toename van gewelddadige criminaliteit. Het plan om vreemdelingen die zich schuldig hebben gemaakt aan criminaliteit het land uit te zetten, is al in voorbereiding. De regering heeft meer bepaald beslist om het aantal illegale personen dat vanuit gevangenissen wordt gerepatrieerd te verhogen. Daarvoor werken we samen met de departementen Justitie, Buitenlandse Zaken en Asiel en Migratie om de administratieve procedures voor de terugkeer van die mensen naar hun land van herkomst te versnellen.
Wat de politiediensten betreft, willen we het werk van de overbrenging en begeleiding van gedetineerden opvoeren. We hopen de toename in repatriëringen op zeer korte termijn te kunnen realiseren. Justitie is logischerwijs verantwoordelijk voor de coördinatie van die maatregelen.
16.03 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Terwijl we hier het steekincident van 6 juli bespreken, waren er gisteren in Lommel opnieuw schermutselingen en vechtpartijen met asielzoekers die daar verblijven. De bewering dat er geen correlatie is tussen immigratie en geweld, is het zonlicht ontkennen. Ik doe enkel de empirische vaststelling dat dat steeds meer voorkomt en ik reken erop dat deze regering dat niet meer zal toelaten en daar kordater in zal zijn.
U hebt het wel over het repatriëren van gevangenen die niet over de Belgische nationaliteit beschikken, maar dat is een kleine druppel op een hete plaat. Nog beter zou zijn om effectief grenscontroles in te voeren en die criminele vreemdelingen onmiddellijk het land uit te zetten en hen zeker niet het land te laten binnenkomen.
Dat we de KUL-norm moeten herzien, is een open deur intrappen. Daarvoor zult u in mij een objectieve partner vinden.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Vraag nr. 56006831C van de heer Metsu wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
17.01 Paul Van Tigchelt (Open Vld): Van de gemeenteraad van Knokke gaan we naar de gemeenteraad van Antwerpen.
Mijnheer de minister, Antwerpen ligt mij na aan het hart, zoals u weet. Ik wil niet cynisch zijn, integendeel, maar het regent in Antwerpen de laatste weken en maanden geweldsincidenten. Burgers en wijkgroepen manifesteren zich, omdat ze veel onveiligheid en overlast ervaren.
Dat wilde ik ook via mijn schriftelijke voorbereiding aan u voorleggen, want er was een tijd, nog niet zo lang geleden, waarin de burgemeester van Antwerpen bij elk incident letterlijk moord en brand schreeuwde en zei dat het federaal niveau niets voor hem deed. Iemand moet die stem nu vertolken. Ik richt me dus op een beleefde manier tot u.
Mijnheer de minister, hebt u kennis van die situatie? Hoe evalueert u die? Is er al sprake van de beloofde versterking van de federale gerechtelijke politie van Antwerpen, zoals in het regeerakkoord voor de korte termijn werd aangekondigd?
17.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Van Tigchelt, de recente gewelddaden in Antwerpen, zoals de dodelijke aanval op een speelplein in de Seefhoek, de moord in een bus van De Lijn en de aanvallen met een geïmproviseerd wapen bij het centraal station, zijn ontoelaatbaar en diep verontrustend. Elke daad van geweld, zeker wanneer die schijnbaar willekeurig gebeurt, tast het veiligheidsgevoel van de burgers aan.
Ik betuig mijn medeleven met de slachtoffers en hun naasten. Hoewel die incidenten zich in korte tijd en op het grondgebied van Antwerpen hebben voorgedaan, lijkt er voorlopig geen sprake te zijn van een terugkerend patroon of een gemeenschappelijk motief. Wat de frequentie van dergelijke feiten op nationaal niveau betreft, verwijs ik naar de systematische analyse van de politie.
Het fenomeen van agressie zonder duidelijke band tussen de dader en het slachtoffer – soms omschreven als zinloos geweld of gelegenheidsgeweld – wordt nauwgezet opgevolgd, zowel lokaal als federaal. De beschikbare cijfers laten momenteel geen eenduidige conclusie toe dat er sprake is van een nationaal stijgende tendens van dit type geweld, al kan de mediabelangstelling wel bijdragen aan een verhoogde waarneming ervan. Naar aanleiding van het incident op 25 mei werd de wijk Antwerpen-Noord door de waarnemend burgemeester als prioritaire aandachtswijk aangeduid.
Hierdoor kon de politie de zichtbare aanwezigheid verhogen en frequentere identiteitscontroles uitvoeren. De veiligheid in grootsteden en op het openbaar vervoer vereist een geïntegreerde aanpak, met, ten eerste, een versterking van de zichtbare politietussenkomsten, onder andere via dynamische patrouilles in het openbaar vervoer en op drukke plekken, ten tweede, een nauwere samenwerking tussen de lokale politie, de federale politie en de vervoersmaatschappijen, op basis van duidelijke protocollen en gezamenlijke acties, ten derde, gerichte identiteitscontroles, uitsluitend binnen het wettelijke kader en, ten vierde, de snelle inzet van bijkomende capaciteit.
Lokale politiezones kunnen bij operationele overbelasting of bij specifieke dreigingen dus versterking aanvragen via de coördinatie- en steundirecteur (DirCo) van de federale politie in het arrondissement.
Ten vijfde, in overleg met de lokale overheden kunnen de politiediensten gecoördineerde acties organiseren naar het voorbeeld van de FIPA-operaties in Brussel, met operationele ondersteuning van de DirCo. Er zijn dingen die in Brussel gebeuren die in Antwerpen ook kunnen gebeuren.
Deze acties omvatten gemengde patrouilles, gerichte controles en tijdelijke versterkte inzet in het openbaar vervoer. De politiezone wijst bovendien op het bestaan van een samenwerkingsprotocol met De Lijn. Dit zorgt voor een vlotte informatiedoorstroming en voor gecoördineerde interventies.
De politie treedt steeds gepast op bij meldingen van feiten die de fysieke integriteit in gevaar brengen. Sinds juli 2024 werden er 89 vacatures gepubliceerd voor de FGP van Antwerpen, waarvan er intussen reeds 20 ingevuld werden. Momenteel zijn 37 procedures nog lopende. Deze cijfers houden nog geen rekening met de laatst gepubliceerde mobiliteitscyclus.
17.03 Paul Van Tigchelt (Open Vld): Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Het is inderdaad belangrijk, wanneer het over de veiligheid in Brussel en Antwerpen gaat, dat we daar aandacht voor hebben. In Antwerpen is dat zo. Het is goed dat er nu vanuit Brussel ook die aandacht is.
Ik merk alleen op dat het erop lijkt dat de eerste minister van dit land, die voordien burgemeester was in Antwerpen, een verkiezingsbelofte en een belofte in het regeerakkoord dreigt te verbreken. Hij beloofde inderdaad dat de FGP van Antwerpen op het niveau van de FGP van Brussel gebracht moest worden. Dat wil zeggen dat men van 550 naar 774 personeelsleden moet. Ik meen dat daar nu geen sprake meer van is en dat ze dat in Antwerpen ook moeten weten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mijn vraag nr. 56006907C heb ik omgezet in een schriftelijke vraag.
18.01 Jean-François Gatelier (Les Engagés): Monsieur le ministre, il apparaît que la police fédérale peut, dans certaines conditions, utiliser des véhicules saisis dans le cadre d'enquêtes pénales, notamment en matière de lutte contre les trafics de stupéfiants. Cette pratique encadrée juridiquement permettrait de renforcer la discrétion et l'efficacité des opérations en utilisant des véhicules qui ne sont pas immédiatement identifiés comme appartenant à la police.
Dans un contexte où le financement des zones de police devient de plus en plus difficile pour les communes partenaires, ne pourriez-vous pas envisager ou encourager l'extension de cette possibilité aux zones de police dans le respect du cadre légal existant? C'est une demande qui me vient du terrain. Je pense notamment à ma zone de police, la zone de police BotHa qui dispose d'une police judiciaire locale très active et performante dans la lutte contre le trafic de drogue. Faute de moyens suffisants, cette équipe ne dispose actuellement que de deux véhicules déjà malheureusement identifiés par les délinquants visés par les enquêtes. Cela limite leur capacité d'action et compromet dans certains cas la réussite des opérations.
Pouvez-vous dès lors nous indiquer si une telle utilisation de véhicules saisis par les zones de police locales est actuellement possible ou envisagée? Seriez-vous prêt à examiner, en concertation avec le SPF Justice et les parquets, la mise en place d'une procédure permettant aux zones locales d'en bénéficier dans un cadre transparent et sécurisé?
18.02 Bernard Quintin, ministre: Monsieur Gatelier, l'utilisation par les services de police d'avoirs patrimoniaux saisis ou confisqués dans le cadre de ce qu'on appelle communément le asset sharing est encadrée par des dispositions légales relevant du Code d'instruction criminelle ainsi que de la loi du 4 février 2018 relative à l'Organe central pour la Saisie et la Confiscation (OCSC). Ces dispositions, de même que les modalités pratiques de mise à disposition, notamment celles précisées dans le protocole d'accord du 18 août 2022, relèvent de la compétence de la ministre de la Justice.
La décision de mise à disposition d'un avoir patrimonial est prise par le directeur de l'OCSC, autorité placée sous la responsabilité de cette dernière. En tant que ministre de l'Intérieur, je soutiens pleinement les objectifs poursuivis par ce mécanisme qui permet de valoriser l'action des services de police dans la lutte contre la criminalité grave et organisée. Toutefois, comme je le disais, la mise en œuvre dépend de ma collègue, la ministre de la Justice.
Cela dit, je mets ceci aussi dans le cadre du follow the value. Je pense qu'il est absolument nécessaire que les biens qui sont saisis, singulièrement dans le cadre de la lutte contre les trafics de drogue, puissent être réalisés d'une certaine manière, c'est-à-dire qu'on puisse les utiliser, les vendre et générer des revenus qui peuvent après être utilisés.
L'utilisation de ces véhicules de sorte que les opérations qui doivent être faites par les sections de police judiciaire puissent être faites avec un certain nombre de moyens qui ne sont pas identifiables directement par les réseaux criminels est importante. Je vous invite donc éventuellement à reposer cette question à ma collègue la ministre de la Justice, qui est directement compétente. Mais vous avez mon soutien sur le principe.
18.03 Jean-François Gatelier (Les Engagés): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Bien entendu, je me tournerai vers votre collègue la ministre de la Justice, parce qu'il s'agit d'une simple petite résolution, mais qui apporte beaucoup d'effets, notamment pour un SER d'une petite zone de police. Je parle de ma zone de police! Je ne sais pas si vous la connaissez bien. Elle rencontre, comme toutes les autres, des difficultés, mais celle-ci est vraiment exceptionnelle.
Je profite du temps de parole qui m'est donné pour attirer votre attention sur celle-ci, puisqu'on parle d'éventuelles fusions des zones de police. On sait bien qu'elle concerne Bruxelles, mais peut-être aussi la Wallonie. On est encouragé, en tout cas, à fusionner les zones de police. Ça se fait déjà dans des zones voisines. Mais sachez que ça va être très difficile pour les zones de police BotHa de fusionner, puisque la superficie de cette zone est trois fois celle de la Région de Bruxelles-Capitale pour seulement 70 policiers. Il y a cinq policiers du SER qui font un travail formidable.
Le parquet de Charleroi est relativement satisfait d'avoir une antenne détachée à une heure de route dans une zone où il y a une frontière française sur 120 kilomètres, trois compagnies de gendarmerie à gérer à l'ouest, un arrondissement judiciaire différent sur Dinant à l'est, et au nord, l'arrondissement judiciaire de Charleroi, tout cela sans compter les problèmes liés aux lacs et à la criminalité transfrontalière. Ce contexte pose vraiment problème pour que nous puissions avoir une police locale efficace.
J'attire votre attention et plaide pour que cette zone de police constitue une exception géographique. Dans le cadre de la réforme KUL, je souhaite vraiment que vous soyez attentif à cette zone qui est agréable de par son accueil mais très difficile à gérer en termes de sécurité.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
Le président: La question n° 56006975C de Mme Aurore Tourneur est transformée en question écrite.
19.01 Paul Van Tigchelt (Open Vld): Mijnheer de minister, de grenscontrole op Brussels Airport was en is nog altijd een pijnpunt. U hebt daar in uw beleidsverklaring, de beleidsnota en tijdens de discussies in deze commissie de voorbije maanden aandacht aan besteed en maatregelen beloofd.
Ik vernam, mijnheer de minister, dat het vorige week opnieuw volledig misliep met ellenlange wachtrijen, chaos, met ruzies en incidenten tot gevolg.
Daarom stel ik u een opvolgvraag. U had extra personeelsleden beloofd om twee extra gates te openen. Hoeveel van die personeelsleden zijn inmiddels aangeworven? Zijn er daadwerkelijk extra gates geopend?
Bovendien verneem ik dat de eGates, die van Portugese makelij zijn, vaak defect zijn of buiten gebruik. Hebt u daar zicht op? Hoe evalueert u de impact van de aangekondigde versterkingen? Zult u nog extra maatregelen nemen?
19.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Van Tigchelt, sinds de start van het zomerplan op de luchthaven van Zaventem wordt het personeelsplan voor de dienst Grenscontrole dagelijks geëvalueerd. Daarbij gaat bijzondere aandacht uit naar zowel de geplande inzet als de effectieve bezetting ter plaatse. Voor extra versterkingen wordt in eerste instantie gekeken naar interne mobilisatie vanuit andere luchthavens. Als aanvullende maatregel worden ook gebrevetteerde grenscontroleurs ingezet vanuit andere federale diensten, met als doel een volledige bezetting van alle controleposten te waarborgen. U spreekt van een te lange wachtrij vorige week, wat ik betreur, maar ik wil de evaluatie pas na een maand maken. We moeten immers voldoende tijd nemen om een degelijke conclusie te kunnen trekken.
Er zijn echter twee zaken die ik nu al wil benadrukken. Wat de bemanning van de controleboxen betreft, als er 10 tot 15 internationale vluchten gelijktijdig aankomen, is het fysiek onmogelijk om dat vlot te verwerken. Dat is dus een gedeelde verantwoordelijkheid van de luchtvaartpolitie, mezelf en Brussels Airport Company, dat ook zijn rol moet spelen in het goed beheren van deze situatie. Ik ontken mijn verantwoordelijkheid niet – ik denk dat ik heb aangetoond dat ik die wel degelijk opneem – maar we moeten samenwerken. We werken goed samen, maar ik wacht nog op een grondige evaluatie.
De bijkomende personeelsleden worden geleverd door onder meer de luchtvaartpolitie, de scheepvaartpolitie, de spoorwegpolitie, de Directie van de operaties inzake bestuurlijke politie, het Interventiekorps Halle-Vilvoorde, de Directie openbare veiligheid en de nationale reserve.
Op dit moment is er dagelijks een volledige personeelsbezetting op alle bestaande controleposten. Op korte termijn zullen er twee extra controleposities worden toegevoegd op het aankomstniveau. Als ik mij niet vergis, gaan we van 10 naar 12 personen. Dat betekent dat we daar zullen beschikken over 12 manuele controleposten en 12 eGates, in plaats van de huidige 10 manuele controleposten en 12 eGates. Dat houdt een aanzienlijke versterking van de capaciteit in.
Alle 36 eGates zijn operationeel. Op het vertrekniveau zijn er 3 clusters van telkens 6 eGates, waarvan tijdelijk 1 cluster wordt gebruikt voor reizigers met de Amerikaanse, Canadese of Britse nationaliteit. Op het aankomstniveau zijn er eveneens 3 clusters van 6 eGates: 2 voor aankomst en 1 voor B2E. Momenteel zijn er geen eGates buiten dienst. Er kunnen zich tijdelijk pannes voordoen. Het privébedrijf is verplicht snel ter plaatse te komen om die incidentele defecten op te lossen.
Zoals gezegd, verwacht ik deze week cijfers van de betrokken diensten om de evaluatie te kunnen maken van de maatregelen die precies één maand geleden zijn genomen. Op basis daarvan zal de politie de nodige maatregelen nemen. Om het tekort aan personeel bij de luchtvaartpolitie aan te pakken, zijn naast de noodmaatregelen die momenteel worden genomen om de huidige zomerdrukte op te vangen, ook bijkomende maatregelen nodig. Ik wil de capaciteit van LPA in de komende maanden structureel versterken. Daarom heb ik ook snel het koninklijk besluit inzake Frontex laten aannemen. Dat besluit maakt het mogelijk om onze grenscontroleurs en begeleiders op korte termijn te versterken met Europese agenten.
19.03 Paul Van Tigchelt (Open Vld): Dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Die punctuele versterkingen en de inzet van Frontex zijn uiteraard zeer goede en noodzakelijke maatregelen. Ik hoor u ook zeggen dat er in de samenwerking met Brussels Airport Company soms ook een deel van de oplossing kan liggen.
Wat vorige week betreft, ik heb nog eens in mijn berichten teruggekeken – ik whatsapp ook met mijn mensen – en het moet zaterdag zijn geweest dat er sprake was van een hel, met alle zin voor relativering uiteraard, op de luchthaven. Ik kan alleen maar vragen om dat goed op te volgen, op dagelijkse basis, met de federale politie. Er kunnen inderdaad piekmomenten zijn. Ik veronderstel dat die ook gepland kunnen worden en dat er dan extra personeel kan worden ingezet. Volg dat alstublieft goed op met de federale politie.
We kijken effectief uit naar die evaluatie. U hebt gesproken over een maand. Dan zullen wij daarvan na het verlof kennisnemen.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Mijnheer Van Tigchelt, uw vraag nr. 56006978C is in een schriftelijke vraag omgezet. Ook de vraag nr. 56007005 van de heer Somers is in een schriftelijke vraag omgezet.
20.01 Jeroen Bergers (N-VA): Mijnheer de minister, op vrijdag 1 augustus organiseert Al Buruj Press een lezing met de Amerikaanse Yasmin Mogahed. De lezing is getiteld 'beneath the surface'. Tot zover is er niets verdachts.
Die Yasmin Mogahed is echter geen doetje. Ze
vindt dat vrouwen en mannen geen vriendschappelijke relaties mogen onderhouden.
Het enige contact dat mag bestaan tussen vrouwen en mannen moet worden
geïnitieerd door de vader van de vrouw. Een ander letterlijk citaat van Mogahed luidt als volgt: “A homosexual who follows through with his
desires is not just like cattle or just like the animal, he becomes lower than
the animal."
Mijnheer de minister, ik vind het vrij zorgwekkend dat zo'n homohaatster enkele dagen voor de Antwerp Pride een platform krijgt via Al Buruj Press in Antwerpen. Daarom heb ik volgende vragen voor u.
Ik weet dat er heel wat bevoegdheden bij het lokale bestuur liggen. Ik heb dan ook daarnet al tegen uw immer sympathieke medewerker gezegd dat het mijn doel is om met de informatie die ik vandaag krijg contact op te nemen met het Antwerps stadsbestuur.
Is het volgens u aanvaardbaar dat er een lezing wordt gegeven die zo haaks staat op onze normen en waarden? Is er volgens u een veiligheidsrisico, aangezien deze lezing enkele dagen voor de Pride doorgaat? Is er een risicoanalyse gemaakt voor deze lezing? Hebt u hierover contact gehad met het OCAD of de Veiligheid van de Staat? Zult u, indien er een risico is, ook contact opnemen met het Antwerpse stadsbestuur?
20.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Bergers, zoals u weet, is het aan de lokale overheid, met name de burgemeester, om te beoordelen of het specifieke evenement als gevolg van een eventuele verstoring van de openbare orde op zijn grondgebied kan doorgaan of niet.
Het antwoord op uw vraag of ik het verstandig vind om een dergelijke lezing te organiseren, is niet relevant, maar ik voel mij niet lower than the animal. De lokale overheid kan om een inschatting te maken via het Crisiscentrum een dreigingsanalyse van het OCAD vragen. Ik heb begrepen dat het stadsbestuur dat in deze ook heeft gedaan. Onder andere op basis hiervan zal de stad dan beslissen. Als u dat onaanvaardbaar vindt, dan moet u dat met Koen Kennis opnemen.
Dergelijke dreigingsevaluaties dragen altijd het label ‘gevoelig’ en ‘niet-geclassificeerd’ vanwege de gevoelige informatie die ze bevatten en die een indicatie geeft van de informatiepositie van onze veiligheidsdiensten en vanwege het feit dat ze vaak persoonsgegevens bevatten. Ondanks dat ze dus niet geheim zijn, kunnen ze niet publiek gemaakt worden.
Het al dan niet toelaten tot het grondgebied is niet mijn bevoegdheid, maar wel die van de minister van Asiel en Migratie. Wat betreft mijn persoonlijke gevoelens, ik denk dat ze duidelijk zijn.
20.03 Jeroen Bergers (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Vraag nr. 56007018C van de heer Van Tigchelt wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
La question n° 56007020C de Mme Delcourt est transformée en question écrite. Les questions nos 56007023C et 56007029C de Mme Schlitz sont transformées en questions écrites.
Mijnheer de minister, ik dank u voor de goede samenwerking het afgelopen jaar en hoop op een verdere fijne samenwerking in de toekomst. Ik weet niet wat de toekomst u zal brengen, maar ik wens u alleszins veel succes met alle projecten die nog op stapel staan. Ik wens u en de medewerkers van uw kabinet en van de Kamer een goede vakantie.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.24 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 24.