Commission
de l'Intérieur, de la Sécurité, de la Migration et des Matières
administratives |
Commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie
en Bestuurszaken |
du Mercredi 8 février 2023 Après-midi ______ |
van Woensdag 8 februari 2023 Namiddag ______ |
Le développement des questions commence à 14 h 55. La réunion est présidée par M. Koen Metsu.
De behandeling van de vragen vangt aan om 14.55 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Koen Metsu.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01.01 Frank Troosters (VB):
De winkeluitbaters in
het station van Brussel-Zuid lanceerden een petitie om meer bewaking en
beveiliging in en rond het station te eisen. Na de gewelddadige mesaanval in
het station van Brussel-Zuid willen ze voldoende aanwezigheid van de politie en
Securail-personeel.
Onderschrijft
de minister de eisen van de winkeluitbaters in het station van Brussel-Zuid?
Heeft de
minister hierover contact gehad met zijn collega-minister van Mobiliteit die
bevoegd is voor de NMBS en hun veiligheidsdienst Securail? Zo ja, met welk
resultaat? Zo neen, waarom niet?
Welke
maatregelen zal de minister zelf nemen om de veiligheid van treinreizigers,
spoorpersoneel of winkeluitbaters in het station van Brussel-Zuid te
garanderen?
Op welke wijze
zal de minister zorgen voor een snelle volledige invulling van de voorziene
personeelskaders bij de Spoorwegpolitie?
01.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Troosters, de vraag gaat over de veiligheidsproblemen in Brussel-Zuid, waarbij uiteraard de feiten van 17 januari 2023 niemand onberoerd hebben gelaten.
De bezorgdheid van de winkeluitbaters is uiteraard begrijpelijk. Veiligheid op openbare plaatsen, in het bijzonder op het openbaar vervoer, moet zeker onze blijvende aandacht krijgen. Wij moeten dan ook maximaal inzetten op en uitgaan van een integraal en geïntegreerd veiligheidsdispositief waarbij de diensten van de federale politie, de NMBS en Securail permanent met elkaar in contact staan en dagelijks samenwerken om de veiligheid in onze treinstations en in de treinen te garanderen.
Inzake de bewaking en de politieaanwezigheid in en rond het gebouw van het station Brussel-Zuid zijn er behalve de privéveiligheidsdiensten ook veiligheids- en bewakingsagenten aanwezig, alsook uiteraard de politie. Inzake de aanwezigheid van de spoorwegpolitie in het station Brussel-Zuid, beschikt de spoorwegpolitie tijdens de nachturen, tussen 6.30 uur en 22.30 uur, over acht interventieploegen over het hele grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en delen van zowel Vlaams- als Waals-Brabant. Bovendien zijn er nog een aantal ploegen beschikbaar die op specifieke fenomenen werken, zoals diefstallen, en veelal worden ingezet in Brussel-Zuid. Het betreft dus voornamelijk interventieploegen die de spoorwegpolitie inzet in Brussel-Zuid. Dat betekent dat in het geval van een interventie die ploegen ook op andere locaties kunnen worden ingezet.
Volledigheidshalve kan ik daaraan toevoegen dat de spoorwegpolitie sinds 2022 progressief meer inzet op visibiliteit op haar actieterrein in de Brusselse treinstations en de metrostations. Vooral tijdens de spitsuren voorziet de spoorwegpolitie in een verhoogde statische visibiliteit. Bovendien worden ook wekelijks mobiele acties uitgevoerd op het spoor.
Vandaag zijn er bij de spoorwegpolitie 483 van de 591 plaatsen ingevuld. In Brussel is het deficit het laagst. Het bedraagt er ongeveer 5 %. Het spreekt voor zich en het is evident dat wij uiteraard inspanningen blijven leveren om de vacante plaatsen te kunnen invullen.
01.03 Frank Troosters (VB): Bedankt voor uw uitgebreide antwoord. Ik juich uiteraard toe dat er behoorlijk wat politie- en ook veiligheidspersoneel aanwezig is in het station van Brussel-Zuid, dat toch als een soort hotspot bekeken kan worden inzake criminele feiten. Ik hamer echter al heel lang op het feit dat de spoorwegpolitie structureel onderbemand blijft. Ik moet jaar na jaar horen, zelfs al van uw voorganger, dat er inspanningen gedaan worden en dat die worden voortgezet. Natuurlijk zouden we graag hebben dat er een volledige invulling van het voorziene personeelskader komt, en dat er niet alleen in Brussel-Zuid een volledige invulling zal zijn, maar ook in andere streken waar op dit moment absoluut een onderbemanning is van de spoorwegpolitie. Hopelijk zal er nu eindelijk heel snel resultaat geboekt worden en wordt het personeelskader effectief volledig ingevuld.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02.01 Joris Vandenbroucke (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.
Op 8
juli 2020 keurde het Europees Parlement het Mobility Package goed. Dit pakket
moet oneerlijke concurrentie en sociale dumping in de Europese transportsector
verminderen met o.a. duidelijke regels rond detachering en betere handhaving
v.d. cabotagewetgeving. Daarnaast worden bedrijven verplicht hun
vrachtwagenpark om de 8 weken te repatriëren naar het land van vestiging.
Sinds
februari 2022 zijn nieuwe regels in voege: return home of the vehicle, cooling
off, cabotage en detachering. Uiteraard is het sluitstuk dat de naleving van
deze regels ook efficiënt en effectief wordt gehandhaafd. Dat is een taak voor
de lidstaten.
De
impact van de nieuwe regels in ons land lijkt voorlopig beperkt. De verwachting
was dat de maatregelen in het Mobility Package er zouden voor zorgen dat er
minder chauffeurs van buitenlandse bedrijven in ons land actief zouden zijn.
Uit recente data van Viapass blijkt echter dat in 2022 buitenlandse chauffeurs
verantwoordelijk waren voor 53,3 % v.d. inkomsten uit de kilometerheffing voor
vrachtwagens, tegenover 53,4 % in 2021. M.a.w., het Mobility Package heeft de
verhouding tussen Belgische en buitenlandse vrachtwagens op ons wegennet
voorlopig niet veranderd.
Mijn
vragen:
1) Is
er werk gemaakt van het versterken v.h. aantal inspecteurs specifiek voor
controle op de regels uit het Mobility Package die sinds 1 februari 2022 in
voege zijn? Graag een overzicht: Hoeveel VTE's worden op dit ogenblik ingezet
om controle uit te oefenen op de regels uit het Mobility Package? Hoeveel waren
dat er voor 1 februari 2022 en in de jaren ervoor?
2)
Welke diensten zijn hiervoor bevoegd? Hoeveel middelen worden hierin
geïnvesteerd?
3)
Hoeveel controles werden er sinds 1 februari 2022 reeds uitgevoerd en hoeveel
boetes zijn daarop gevolgd?
4)
Heeft u kennis genomen van de cijfers met betrekking tot de inkomsten uit de
kilometerheffing en de verhouding tussen Belgische en buitenlandse vrachtwagens
bevestigen? Wat is uw reactie?
5)
Gezien België niet alleen een uitvoerend land is van cabotagestromen, maar ook
vooral een ontvangend land: wat is de aanpak voor de controle op buitenlandse
chauffeurs die activiteiten uitvoeren binnen België?
6) De
terugkeerplicht (return home of the vehicle) is op dit ogenblik moeilijk te
handhaven. De smart tachograaf zal hier in de toekomst bij helpen, met name
door het automatisch detecteren van grensovergangen wordt het dan makkelijker
om te bepalen waar een voertuig en een chauffeur op een bepaald moment zijn
geweest. Hoe gebeurt die controle op vandaag in ons land?
02.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Vandenbroucke, binnen de politie werden geen personeelsleden specifiek opgeleid naar aanleiding van het Mobility Package. De personeelsleden die al de vereiste opleiding hebben genoten en die gerichte controles uitvoeren inzake het zogenaamde zwaar vervoer, werden uiteraard geïnformeerd over de wijzigingen van de regelgeving ter zake. Daarnaast worden voortdurend opleidingen georganiseerd die de controles op het vrachtvervoer en gespecialiseerde materie mogelijk maken.
Binnen de geïntegreerde politie is een aantal zogeheten expertennetwerken actief die geregeld gerichte controles uitvoeren en die worden gecoördineerd door het Centrex Wegverkeer. Voor concrete cijfers over hoeveel personeelsleden van de federale en de lokale politie momenteel bij die netwerken zijn aangesloten, vraag ik u om een schriftelijke vraag in te dienen, zodat wij u precies kunnen antwoorden.
Het uitvoeren van de controles houdt geen voltijdse dagtaak in en daarom is het niet mogelijk om hier een aantal voltijdequivalenten op te kleven. Momenteel wordt in Europa werk gemaakt van TRACE 2 voor een efficiënte en geharmoniseerde handhaving van het Mobility Package I. De uitrol daarvan is voorzien voor dit jaar, samen met de daaraan gekoppelde trainingen voor mensen op het terrein. Voor de uitwerking van TRACE 2 en de ontwikkeling van de trainingen wordt een beroep gedaan op de expertise van het expertennetwerk tachofraude. Bij de controles van buitenlandse voertuigen wordt aan de hand van de vervoersdocumenten en de gegevens van de tachograaf nagekeken of de regelgeving inzake cabotage niet werd overtreden. De return home of the vehicle valt onder de vestigingsvoorwaarden van de transportfirma. De vestigingsvoorwaarden kunnen enkel worden gehandhaafd door de lidstaat van een vestiging en de politie controleert op de naleving van deze regel door de transportfirma, maar kan momenteel niets doen indien overtredingen worden vastgesteld inzake de terugkeerplicht.
De controles gebeuren door middel van een download van de tachograaf, waardoor de mensen op het terrein een overzicht krijgen van alle grensoverschrijdingen en waardoor kan worden nagegaan of het voertuig is teruggekeerd naar het land van oorsprong of vestiging. De transportfirma’s die de regels niet naleven, kunnen sancties worden opgelegd door de lidstaat van vestiging van de firma, aangezien dat ook valt onder de vestigingsvoorwaarden. Buitenlandse controlediensten die hiertegen inbreuken vaststellen, zijn in principe verplicht om dat te melden aan de hand van het meldingssysteem via het informatiesysteem interne markt. Dat is een applicatie die werd ontwikkeld en intussen is opgelegd door de Europese Commissie. De politie heeft nog geen toegang tot die applicatie, waardoor inbreuken op deze regel niet kunnen worden gemeld aan het land van vestiging.
Elke Europese lidstaat heeft wel een coördinator voor die applicatie en de Belgische coördinator zit bij de FOD Economie en is verantwoordelijk voor de toegangen.
Aangezien u met uw vierde vraag gedetailleerde informatie wilt bekomen, verzoek ik u daarvoor een schriftelijke vraag in te dienen.
02.03 Joris Vandenbroucke (Vooruit): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister. Ik zal een paar schriftelijke vragen voor u indienen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03.01 Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, als inwoner van Vlaams-Brabant stel ik hier graag een vraag over Brussels Airport, meer bepaald over BruNat. Op de nieuwjaarsreceptie van Brussels Airport op 19 januari vroeg de CEO in zijn speech expliciet om dringend een oplossing te zoeken voor het tekort aan politiemensen bij BruNat.
De federale politie voert op Brussels Airport de grenscontroles uit voor reizigers die van buiten de Schengenzone komen. Door het structureel tekort aan personeel kan er op piekmomenten niet genoeg personeel zijn op de controlepunten, waardoor wachtrijen ontstaan met soms een wachttijd van meer dan een uur, alvorens de reizigers door de controle geraken. Ik verneem dat LPA BruNat er ook veel te weinig toe komt de veiligheidstaken in de luchthavengebouwen uit te voeren.
De tekorten bij LPA BruNat zijn niet nieuw. Voormalig minister Jambon beloofde een oplossing, maar die kwam er niet. Zijn opvolger, minister De Crem, sloot in maart 2020 een protocolakkoord met de vakbonden en Brussels Airport, dat per direct in 55 politiemensen extra voorzag. Op langere termijn zou ervoor gezorgd worden dat er altijd 100 politiemensen fysiek aanwezig zouden zijn op Brussels Airport. Daarvoor zouden 600 extra politiemensen aangeworven worden, waarvan er 400 naar de federale politie zouden gaan.
Hoeveel politiemensen werken er vandaag bij LPA BruNat? Wat is het vastgestelde kader en hoeveel politiemensen zijn er te kort vandaag?
Wat is er gebeurd met het akkoord dat minister De Crem in 2020 sloot? In hoeverre werd dat reeds uitgevoerd?
Welke acties zijn er gepland om de tekorten bij LPA BruNat binnen welke tijdspanne weg te werken?
03.02 Minister Annelies Verlinden: Collega Vandenput, vooreerst, voor de
specifieke capaciteitscijfers moet u een schriftelijke vraag indienen.
Meer
algemeen kan ik zeggen dat er reeds heel wat initiatieven gelanceerd zijn om
het werk van de luchtvaartpolitie in de kijker te zetten en om mensen te
motiveren om zich kandidaat te stellen voor een job bij LPA BruNat.
Gelet op
het capaciteitstekort investeert LPA ook ten volle in alle mogelijke
rekruteringscampagnes specifiek voor de luchthaven, en dat zowel voor de
aspiranten in opleiding als voor de geïnteresseerde externe personen die graag
een carrière bij de politie zouden willen starten.
Om geïnteresseerden een beter inzicht in het werk van de grenscontroleur te geven, heeft de LPA een demogrenscontrolebox ontwikkeld, een nieuw instrument dat gebruikt wordt tijdens campagnes, bijvoorbeeld op beurzen waar de LPA aanwezig is. Op die manier kunnen geïnteresseerden of bezoekers van die beurzen de grenscontrole op de geanimeerde wijze eigen aan de film, ontdekken.
Daarnaast heeft de LPA BruNat deelgenomen aan de jobbeurs die Aviato, het tewerkstellingscentrum op Brussels Airport dat werkzoekenden op basis van profielen probeert te koppelen aan een mogelijke werkgever, in oktober van vorig jaar heeft georganiseerd.
Ik ben ervan overtuigd dat de federale politie, inclusief de LPA, zich ook op de luchthaven kan profileren als een aantrekkelijke werkgever die in de luchtvaartsector geïnteresseerde kandidaten kan aantrekken. Uiteraard zullen de nieuwe infrastructuur en het leiderschap dat daar vandaag getoond wordt daaraan bijdragen.
Er zijn in samenwerking met Aviato overigens al twee edities van Jobcafé georganiseerd, waarbij geïnteresseerden zich op voorhand moesten aanmelden en uitgebreid de kans kregen om met collega’s van de LPA diepgaand te spreken over de inhoud van de job.
Daarnaast is de LPA betrokken bij het door de federale politie opgezette project The Rookies, dat jonge mensen in contact brengt met verschillende diensten bij de federale politie, zodat ze kennis kunnen maken met het beroep en de diensten van de politie. Zo hebben op 1 februari nog 15 Nederlandstalige kandidaten de kans gekregen de luchtvaartpolitie van BruNat te bezoeken.
03.03 Tim Vandenput (Open Vld): Dank u voor uw antwoorden, mevrouw de minister. Ik zal u een schriftelijke vraag naar de capaciteit van de LPA bezorgen.
U hebt vooral geantwoord op mijn vraag naar de initiatieven. Het is inderdaad de juiste weg dat de LPA investeert in rekruteringscampagnes in het nieuwe rekruteringsverhaal.
U hebt niet geantwoord op mijn vraag wat er gebeurd is met het akkoord dat minister De Crem had gesloten. Misschien zal ik daarover nog een schriftelijke vraag stellen, opdat wij ook die cijfers te weten komen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04.01 Tim
Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, in het verslag van het Directiecomité (DirCom)
Federale Politie van de vergadering van 19 december 2022 staat vermeld dat
de capaciteit ‘ATA FedPol’ tussen september en november 2022 met 55 FTE’s is
gestegen. De kans bestaat dat tegen eind december 2022 dit nog eens met een
70-tal zal toenemen. Tot in juni 2023 zullen er nog ATA-lichtingen zijn.
DirCom
Fed Pol zou beslist hebben om “vanuit een voorzichtige aanpak om de capaciteit
van de Federale Politie niet te verminderen” 50 FTE’s naar de lokale politie te
detacheren - 5 CP’s, 12 HINP’s, 33 INP’s. In februari 2023 volgt een evaluatie.
Op 18 januari 2023 werd een mail verspreid van de Vaste Commissie van de
Lokale Politie aan alle korpschefs van België met de mededeling dat deze capaciteit
er is en met de vraag hun noden over te maken tegen 28 januari 2023.
Verschillende
lokale politiekorpsen van het arrondissement Halle-Vilvoorde kampen met
aanzienlijke tekorten in het operationeel kader, zelfs tekorten van 30-35% in
enkele korpsen, waardoor de basispolitiezorg moeilijk nog gegarandeerd kan
worden. In één korps kan voor 2023 de basispolitiezorg niet meer gegarandeerd
worden en heeft de korpschef de vraag gericht aan andere korpsen om bij te
springen. De korpschefs van Halle-Vilvoorde hebben in het voorjaar 2022 een
schrijven gericht naar hun verschillende overheden om deze situatie aan te
kaarten. Hierop werden, op vraag van zowel de minister van Binnenlandse Zaken
als het Toekomstforum van burgemeesters Halle-Vilvoorde, 18 acties uitgewerkt
om tegemoet te komen aan dit deficit. De laatste hand wordt gelegd aan bepaalde
voorstellen die aan de minister worden voorgelegd.
In dit
kader heb ik de volgende vragen voor u.
Ten
eerste, lezen dat er federale capaciteit ten voordele van de lokale politie kan
worden vrijgemaakt, kan een gedeeltelijke oplossing bieden voor het deficit in
Halle-Vilvoorde. Er zou dan ook gevraagd kunnen worden om Halle-Vilvoorde
prioritair te bedienen in het licht van de ernstige tekorten waardoor een korps
de basispolitiezorg niet meer kan uitvoeren. Overweegt u dat?
Ten tweede, kunt u meer zeggen over de beschikbare capaciteit? Welke talen zijn ze machtig, zijn het operationele politiemensen of zijn ze meer op administratieve taken gericht?
04.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Vandenput, in het oude selectieconcept werden de aspiranten van het operationele kader die op het einde van de opleiding niet werden aangewezen voor een betrekking, ambtshalve toegewezen aan de pool ATA. De leden die deel uitmaakten van die reserve bij de FedPol kwamen dan in aanmerking voor een tijdelijke affectatie en dus een tijdelijke detachering. Die reserve zal op termijn verdwijnen als gevolg van de invoering van het nieuwe rekruterings- en selectieconcept, waarbij de aspiranten, voordat ze aan hun opleiding beginnen, verbonden worden aan een lokaal korps of aan een federale politiedienst, waardoor de ambtshalve aanwijzing naar die reserve op het einde van de basisopleiding verdwijnt, omdat in principe vooraf een matching gebeurt.
Tijdens het CCGPI van december 2022 heeft de FedPol in overleg met de VCLP het initiatief genomen om op 18 januari alle lokale zones te informeren dat 50 personeelsleden uit de reserve die nog bestond of bestaat, beschikbaar zijn voor de lokale politie. In die mail werden alle zones verzocht om hun behoeften met betrekking tot dit type detachering kenbaar te maken tegen 28 januari. De rondvraag heeft dus gediend om de behoeften van de lokale politie ter zake in beeld te brengen. Op basis van die behoefte zal een oproep worden gelanceerd naar de leden van die reserve met de vraag om hun interesse voor een detachering kenbaar te maken. Aangezien de FedPol zelf ook gebruikmaakt van die ATA-reserve om eigen tekorten waar mogelijk in te vullen, moet de huidige directeur-generaal van de directie bij de federale politie waar de betrokkenen nu werkzaam zijn, toestemming geven voor die detachering. De lokale politiezone zal de nadere regels van de selectie van het personeelslid bepalen, waarvoor de leden hun kandidatuur zullen kunnen indienen.
De inzameling en de analyse van de behoeften van de lokale politiezones lopen nog. Die analyse moet eerst worden afgewacht alvorens we een standpunt kunnen innemen over de werking, zeker omdat er op dit moment dus nog geen duidelijk zicht is op vraag en antwoord, en de matching van beide. Op basis van de behoeften van de lokale politiezones, het aanbod in de reserve, de selectiegesprekken in de zones en het vereiste akkoord van de directeur-generaal en het personeelslid voor een detachering, zullen de plaatsen dan finaal op die manier worden toegewezen, waardoor er geen sprake is van een prioritering. Ik heb ook niet de behoefte om dat in het leven te roepen, maar wel worden zoals altijd de werkzaamheden van het CCGPI van nabij opgevolgd. Zoals we dat in het voorjaar hebben gedaan, zullen we bovendien onder meer met de korpschefs van Halle-Vilvoorde een vervolgvergadering inplannen om de behoeften te bespreken.
Het personeelsbestand van de reserve zelf bestaat enkel uit operationele personeelsleden.
Uit de meest recente cijfers van vorig jaar blijkt dat in totaal 433 personeelsleden in aanmerking kunnen komen voor een detachering naar de lokale politie. Het gaat om 24 commissarissen, 85 hoofdinspecteurs en 324 inspecteurs. Er is ook een verdeling over de taalrollen: 9 Nederlandstalige, 14 Franstalige en 1 Duitstalige commissaris; 22 Nederlandstalige en 63 Franstalige hoofdinspecteurs. Bij de inspecteurs gaat het om 295 Franstalige, 13 Nederlandstalige en 16 Duitstalige.
04.03 Tim Vandenput (Open Vld): Dank voor dit zeer duidelijke antwoord, mevrouw de minister. Ik begrijp dat de analyse nog lopende is en de prioritering niet zal gebeuren. Het is dus afhankelijk van de persoon die gedetacheerd zal worden waar hij of zij naartoe gaat.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
De voorzitter: De heren Boukili en Depoortere zijn niet aanwezig.
05.01 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, ik ben tevreden dat u ingegaan bent op de vraag om in het licht van de strijd tegen het drugsgeweld de politie in de haven te versterken. Ik ben overigens ook blij dat u de eerste minister hebt tegengesproken, in die zin dat we natuurlijk al een havenkorps ter beschikking hebben.
U probeert inderdaad onze havenpolitie te versterken. Een twintigtal politiemensen uit de federale reserve zal daar nu tijdelijk inspringen. Nieuwsberichten leren mij dat u nog 25 mensen extra zou willen sturen, maar wat is het profiel van de politieagenten uit de federale reserve? Kennen zij het terrein goed? Zijn zij misschien Franstalig? Misschien kunnen zij tijdelijk soelaas brengen, maar het is geen structurele oplossing. Bovendien worden er tegenwoordig veel meer Franstaligen aangeworven, wat ook kan zorgen voor een onevenwicht. Hoe ziet u dat verder? Hoe zullen zij operationeel worden ingezet? Welke impact heeft dat op de federale reserve?
Ik heb een paar verslagjes gezien over uw bezoek aan de haven. Kunt u uw bezoek toelichten, want het zag er alvast heel interessant uit.
05.02 Minister Annelies Verlinden: Dat klopt ook. Het kader waarin we theoretisch hebben voorzien voor de scheepvaartpolitie in Antwerpen, is niet volledig ingevuld. Er is in theorie in 186 personeelsleden voorzien. Daarvan zijn er momenteel 116 personeelsleden aan de slag, inbegrepen 20 politieagenten die al sedert september werden gedetacheerd naar de scheepvaartpolitie in Antwerpen.
We hadden het al over de verdeling van de bijkomende rekruten bij de federale politie. Er zullen inderdaad bijkomend 25 rekruten voor de scheepvaartpolitie worden aangeduid. Op die manier kunnen die detacheringen, die in theorie maar voor een jaar zijn maar wel verlengd zouden kunnen worden, worden vervangen door die 25 politieagenten.
We hebben aan de commissaris-generaal gevraagd om de scheepvaartpolitie te versterken met teams van de federale reserve, waardoor we nu meer teams op het terrein kunnen inzetten. Er waren al 4 tot 5 teams op het terrein aanwezig, maar nu zijn het er 11, die in principe elke nacht in het havengebied patrouilleren. De teams worden op strategische hotspots ingezet, ook omwille van de onvoorspelbaarheid, zodat de uithalers verrast kunnen worden. De controle- en patrouilleoperaties gebeuren in nauw overleg met de scheepvaartpolitie zelf. Uiteraard kennen die mensen het terrein niet zo goed, maar zij kennen wel hun job en kunnen als federale reserve en pool snel ingezet worden, of dat nu in Antwerpen, Oostende of Aarlen is. Zij zijn daarvoor opgeleid.
Het is ook precies door de complexiteit van het terrein van de haven dat de leden van de scheepvaartpolitie altijd nauw betrokken worden bij de operationele inzet. De federale reserve (FERES) bestaat uit Franstalige en Nederlandstalige medewerkers, waardoor ze in het hele land kunnen worden ingezet. Het zou dus ook kunnen dat er in Antwerpen Franstaligen aan het werk zijn. Voor de aard van de activiteit is dat allicht minder een bezwaar. Zij worden in ieder geval omkaderd door Nederlandstalige collega’s van de scheepvaartpolitie, waardoor de taal in principe geen probleem vormt.
Wegens de veiligheid en de operationele discretie, kan ik niet in detail treden over de duur van de operatie, maar uiteraard wordt een en ander geëvalueerd. De FERES wordt ingezet op plaatsen waar ze het meest nodig is. Dat zal steeds vragen om een beslissing en een heroriëntering van FERES, naargelang van de situatie. Men gaat steeds uit van flexibiliteit. Het is niet echt een probleem dat FERES er niet de klok rond ter beschikking is, vooral omdat men rekent op het verrassingseffect.
Op middellange termijn liggen er voorstellen voor om de scheepvaartpolitie te versterken en uit te breiden. De federale politie heeft daarvoor een plan uitgewerkt. Daarbij is het volgens mij wel essentieel om de samenwerking tussen alle publieke en private partners centraal te stellen.
Trouwens, wat we gisteren nogmaals gehoord hebben, is dat er ontzettend goed wordt samengewerkt tussen bepaalde terminaloperators. Voor sommigen is er wellicht nog een leercurve, maar er wordt echt goed informatie uitgewisseld. De intelligence van de politie wordt ook erg goed ingezet om heel gericht te zoeken op grote terminals, waar men niet alles kan vinden met camera’s en drones. Er is dus al heel veel toenadering en er werd al een nauwe samenwerking op poten gezet.
Ik zei al eerder dat de inzet van militaire eenheden op dat terrein mijns inziens minder geschikt is voor de uitvoering van patrouilles. We moeten de mensen inzetten die daar het best voor opgeleid zijn. Voor dat soort activiteiten of diensten zijn dat zeker de politiemensen.
Voorts laat ik opmerken dat het past in het strategisch plan van de scheepvaartpolitie om ook in Limburg een afdeling uit te bouwen. Daardoor zou de afdeling Antwerpen ook ontlast kunnen worden, aangezien Limburg momenteel ook onder het verantwoordelijkheidsgebied valt van de scheepvaartpolitie in Antwerpen. Die onderafdeling krijgt 20 agenten met dus standplaats in Hasselt, maar zoals in alle domeinen vergt de rekrutering en de opleiding van de juiste personen, die nu lopende is, enige tijd.
De EU-Commissaris, die ik had uitgenodigd voor een plaatsbezoek, omdat ik ervan overtuigd ben dat er naast al onze initiatieven een Europees verhaal nodig is, was alvast zeer enthousiast over wat er vandaag al gebeurt dankzij de investeringen van de grote terminaloperators in fysieke beveiliging met hekken, drones en camera’s, alsook in de beveiliging van de mensen die er werken. Voor hen wordt het anders ook een probleem om werknemers aan te trekken: wie bedreigd wordt, zal daar uiteraard niet graag blijven werken. Ook een bezoek aan de scheepvaartpolitie en de douane, waarmee moet worden samengewerkt, stond op het programma. Daarbij bracht ik nieuwe projecten, zoals investeringen in scanners, en de rekrutering van bijkomende douaniers aan de orde, in de wetenschap dat dat alles economisch een haalbare kaart moet zijn. Time is of the essence voor de containerbedrijven. Er werd ook aangegeven dat het voor de private partners, die nu verspreid zitten op Linker- en Rechteroever, wel handig is om één aanspreekpunt te hebben. Het ontbreken van eenheid van commando maakt het voor hen ook moeilijker. Ik heb daar vooral ook nog de boodschap gebracht dat Europa ook een vuist moet maken tegen zowel de bron van het crimineel vermogen als de bestemmingslanden ervan. Als we dat niet beginnen te doen, zullen we de criminele businessmodellen nooit kunnen breken. Kortom, het was inderdaad een interessant werkbezoek.
05.03 Yngvild Ingels (N-VA): Ik wil u niet alleen heel hard bedanken voor uw antwoord, maar ook voor uw inzet. Ik ben blij dat daar absoluut dingen gebeuren. Uw initiatief om de Europees Commissaris uit te nodigen was een zeer goede zet. Doe zo voort.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
06.01 Hervé Rigot (PS): Monsieur le président, madame la ministre, le 27 janvier dernier, un mouvement de grève a été mené par plusieurs casernes de pompiers de notre pays. Des agents des zones de secours et des pompiers sont descendus dans les rues de notre capitale afin de dénoncer un manque de moyens et des conditions de travail difficiles. Ils réclament des perspectives pour leur fin de carrière.
Les pompiers, ambulanciers et urgentistes sont aussi de plus en plus victimes d'agressions physiques voire verbales. Il leur est difficile de maintenir leur volonté d’être au poste pour nous protéger.
Leur délégation a été reçue par le ministre-président bruxellois, Rudi Vervoort, et par vous-même. Que ressort-il de ces échanges de vue? Quelles réponses apporterez-vous aux différentes revendications, notamment sur le plan humain (aménagement de fin de carrière, accompagnement, plan social)? Quelles initiatives ou démarches additionnelles mettrez-vous en œuvre?
06.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Rigot, au cours de ces réunions, plusieurs sujets ont été abordés. Les sujets principaux concernent d’abord les agressions à leur égard, ensuite la fin de carrière et, pour finir, les moyens des services d’incendie.
Les actes de violence à l’encontre des secouristes étaient le point de discussion prioritaire tant pour la CGSP que la CSC et le SLFP. Je les ai assurés de ma forte préoccupation à l’égard de cette problématique et du fait que nous devions prendre des mesures supplémentaires.
La circulaire que j’ai fait publier le 20 janvier 2023, décrivant les responsabilités, les compétences et les mesures existantes ainsi que les initiatives en préparation a été longuement discutée. Sur certains aspects, le consensus était clair, mais pas sur tous, ce qui n’est pas surprenant.
Concrètement, nous poursuivrons les actions prévues sans relâche, comme l’aggravation de la peine pour les actes de violence à l’encontre des pompiers et ambulanciers, l’ancrage légal de l’assistance juridique gratuite pour les collaborateurs des zones de secours victimes de violence et la création d’un cadre clair permettant aux services opérationnels de la sécurité civile d’utiliser des caméras lors de leurs missions.
En concertation avec les syndicats, nous avons également décidé de lancer une campagne de sensibilisation à l'attention de la population. D'une part, nous soutenons nos pompiers et nos ambulanciers, en ne nous concentrant pas uniquement sur leurs devoirs. Après tout, ce sont eux les victimes.
D'autre part, nous voulons, une fois de plus, placer chacun devant ses responsabilités et faire savoir très clairement que les agressions et les violences à l'encontre des secouristes sont absolument inacceptables. Nous voulons ainsi apporter notre soutien aux secouristes, sachant que seule une campagne de sensibilisation ne suffira pas.
En ce qui concerne les mesures de fin de carrière, je comprends qu'il n'est pas du tout évident de rester pleinement opérationnel jusqu'à soixante-sept ans. Cependant, il m'est impossible de répondre aux questions concernant la réintroduction des tantièmes plus favorables, l'établissement de la liste des métiers lourds ou l'inscription du droit inconditionnel au congé préalable à la pension. Ces mesures dépassent mon domaine de compétences, ne sont pas prévues dans l'accord de gouvernement ou diffèrent de l'opinion dominante actuelle.
Pour résoudre le problème de la fin de carrière, je pense qu'il serait plus judicieux de fournir un encadrement et un accompagnement tout au long de la carrière afin de permettre aux membres du personnel d'assumer des tâches opérationnelles ou administratives plus légères en fin de parcours professionnel. Le statut prévoit déjà de telles possibilités à l'heure actuelle. à cet égard, nous étudions les moyens de perfectionner et d'ajuster si nécessaire les dispositions actuelles.
Un troisième point concerne le financement des zones. En cette période d'inflation galopante et de forte hausse des coûts, les pouvoirs locaux sont sous forte pression. Nous le savons tous. C'est pourquoi, outre la trajectoire budgétaire décidée par le gouvernement en octobre 2020 afin de majorer les dotations fédérales, il a été décidé lors du dernier conclave budgétaire d'indexer, pour l'année 2023, les dotations fédérales des zones de secours et du SIAMU. L'indexation permet d'augmenter les dotations fédérales de plus de 18 millions d'euros. De manière globale, le montant des dotations fédérales s'élève à plus de 200 millions d'euros en 2023. Au total, nous aurons investi 146 millions d'euros dans les dotations aux zones de secours pendant cette législature. En ces temps budgétaires très difficiles, il s'agit quand même d'un effort très important.
06.03 Hervé Rigot (PS): Madame la ministre, je vous rejoins sur l'aspect "sécurité" de nos pompiers et de nos policiers, de tous ceux qui nous protègent. Il n'est pas normal aujourd'hui qu'ils se mettent en danger lorsqu'ils doivent sauver des vies. Vous avez raison, il faut pouvoir éviter en amont que des incidents se produisent. Mais s'il doit y avoir des incidents, il faut effectivement faire preuve de fermeté, que cette fermeté soit connue et qu'elle soit démontrée par les actions qui seront entreprises pour que nos agents aient ce sentiment d'être protégés, d'être entendus et pour diminuer toute velléité à leur égard et démotiver ceux qui auraient l'intention de s'en prendre à nos hommes du feu.
S'agissant de l'aménagement de fin de carrière, j'imagine qu'il est complexe d'apporter une réponse dans une situation budgétaire qui n'est pas évidente pour le fédéral, les entités fédérées ou les communes. Nous sommes conscients que nous sommes aujourd'hui dans un contexte qui nous oblige à avoir une attitude responsable.
Néanmoins, il faut apporter une réponse. Vous évoquez les possibilités d'un allègement des missions, d'un travail administratif. Je vous rejoins sur ces aspects mais il faut aussi garder à l'esprit que nous avons besoin de suffisamment d'hommes capables d'aller sur le terrain et de remplir les missions de garde et d'intervention. Si une personne glisse d'un travail d'intervention vers un travail administratif, il faut qu'on puise engager du personnel qui assure la mission. Vous dites que vous n'avez pas les finances, mais les communes ne les ont pas non plus. Les zones de secours pèsent lourd pour nos communes et il faut pouvoir agir avec bon sens.
Il faut aussi pouvoir continuer à compter sur les pompiers volontaires, qui sont malheureusement de moins en moins nombreux parce qu'il n'y a pas toujours la reconnaissance qu'ils attendent.
C'est ce défi qu'il faudra mener ensemble, avec la concertation sociale pour y parvenir. Je compte sur vous, madame la ministre.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Aangezien collega De Jonge niet aanwezig is, vervalt haar vraag nr. 55033685C.
07.01 Vanessa Matz (Les Engagés): Madame la ministre, une autre attaque au couteau a été perpétrée le 30 janvier dernier à Bruxelles. C’est deux mois et demi après l'attaque au couteau entraînant la mort d'un jeune policier à Schaerbeek. Trois personnes ont été blessées par l'individu dont une qui se trouve dans un état grave. Les premières informations communiquées par la presse semblaient écarter la piste terroriste. On se dirigerait plutôt vers la procédure Nixon. Si ces éléments viennent à être confirmés par le parquet, nous ne pouvons que déplorer le nombre toujours croissant d'interventions des services de police face à des personnes souffrant de problèmes de santé mentale. Cela a d’ailleurs été largement rappelé hier à l’occasion des auditions que nous menons sur la mort du policier à Schaerbeek.
On aimerait avoir plus d’éléments sur le bilan de l’attaque survenue dans la station de métro Schuman, le 30 janvier dernier. Disposez-vous de statistiques relatives à la mise en œuvre de la procédure Nixon ces trois dernières années? Comment les interprétez-vous? Quels outils sont-ils offerts aux membres de la police intégrée pour mieux appréhender les personnes atteintes de problèmes de santé mentale? Vu l'ampleur du phénomène qui ne fait que s'aggraver avec les différentes crises que nous traversons, estimez-vous judicieux de mieux intégrer le volet psychiatrique dans l'architecture de sécurité? Dans l'affirmative, comment comptez-vous procéder?
C’était l’un des points essentiels de conclusion qu’on pouvait déjà tirer hier des auditions que nous avons eues. La question portait alors, assez certainement, sur le volet terrorisme mais il y a d’autres attaques du type de celle-ci qui relèvent davantage de la santé mentale. Il reste quand même un vide à ce sujet par rapport aux moyens dont disposent là la fois la justice et la police pour prendre en charge ces auteurs.
07.02 Sigrid Goethals (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, steekpartijen beginnen in onze hoofdsteden jammer genoeg steeds meer dagelijkse praktijk te worden. De mesaanval op politieagenten uit de politiezone Brussels Noord en de moord daarbij, een mesaanval in het treinstation Brussel-Zuid en nu weer drie gewonden bij een aanval in het Schumanstation, ik noem er slechts enkele. Ondertussen is er weer een mesaanval gebeurd, niet op politiemensen maar op een urgentiearts in een ziekenhuis. Het houdt dus maar niet op.
Al deze gevallen hebben in principe niets met elkaar te maken, maar de snelle opeenvolging doet een groeiend messenprobleem vermoeden in ons land. Bovenal is er een messenprobleem in onze hoofdstad. Zo steeg in een jaar tijd het aantal geregistreerde steekpartijen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest met 28 %. Dan gaat het alleen over de geregistreerde. We gaan de richting van Nederlandse en zelfs Britse toestanden uit, waar deze zinloze mesmoorden alledaags zijn geworden.
We spraken hierover reeds in de commissievergadering van 18 mei 2022. Ik uitte toen mijn bezorgdheid en stelde u een paar vragen over dit fenomeen onder jongeren. U zou een aantal stappen overwegen wat betreft sensibilisering. Kunt u reeds een kleine toelichting geven over de gebeurtenissen in het Schumanmetrostation? Ik weet dat als het onderzoek nog niet afgerond is, u daarover niet veel mag zeggen. Werd de Nixonprocedure opgestart, met een gedwongen opname als gevolg? Overweegt u, in samenwerking met de minister van Justitie, een sensibiliseringscampagne over het dragen van steekwapens?
Gisteren hadden wij een hoorzitting over de mesaanval op Thomas. Wij kregen daar toelichting over in hoeverre de fenomeenherkenning EDS geïncorporeerd wordt in de basisopleiding van onze rekruten. Dat is zeer goed, want die psychische problematiek wordt steeds vaker een bedreiging voor onze agenten. Het is een aanvoelen van de Brusselse politiezones dat dit vaak gepaard gaat met mesaanvallen, met alle gevolgen van dien. Ik kan mij gerust inbeelden dat het omgaan met messen reeds aandacht krijgt in de opleiding van de politieagenten, zeker tijdens de lessen over geweldbeheersing. Net als het fenomeen EDS is het steeds meer aanwezig in onze samenleving. Daarom is het niet ondenkbaar om daaraan extra aandacht te besteden, om de veiligheid van onze agenten beter te kunnen garanderen.
Wat is uw menig hierover? Vindt u dat de opleiding toch nog moet worden aangepast? Kan het beter? Moet het meer aandacht krijgen?
07.03 Minister Annelies Verlinden: Collega’s, er hebben zich op 30 januari om 17.51 uur inderdaad feiten afgespeeld in het metrostel dat aankwam in het station Schuman. Een persoon heeft een mes getrokken in de metro en is dan door het metrostel gelopen, waarbij hij drie personen verwondde met het mes. Mevrouw Goethals, wat betreft de dader en de al dan niet gerechtelijke gevolgen of eventuele opnames, moet ik u doorverwijzen naar het parket en de minister van Justitie.
Madame Matz, pour la zone de police Bruxelles-Capitale-Ixelles, en 2020, 580 réquisitoires ont été établis dans le cadre de la procédure Nixon. En 2021, ils étaient au nombre de 617 et de 673 en 2022. Dans le cadre du plan d’action Excited Delirium Syndrome, des modules de formation ont été développés en trois phases par l’Académie nationale de police. Tout d’abord, il s’agit de la formation théorique EDS, dans laquelle on apprend à reconnaître le syndrome ainsi qu’à découvrir la philosophie de base des interventions multidisciplinaires dans ce contexte. Dans le deuxième volet, le membre du personnel reçoit une formation pratique afin de maîtriser rapidement la personne aussi sûrement que possible et de permettre à la composante médicale de lui porter assistance. La troisième étape est une phase de finalisation traitant de l’aspect psychiatrique dans sa globalité. L’idée est d’inclure des explications relatives à l’ensemble des situations psychiatriques et leur approche multidisciplinaire. Au stade actuel, la formation EDS fait déjà partie de la formation de base, tous grades confondus, et est obligatoire pour des policiers déjà en service. De plus, ce type d’intervention est adapté en fonction d’évolutions également intégrées dans la formation continuée de maîtrise de violence, conformément à la GPI 48.
Actuellement, un groupe de travail interdépartemental se penche sur les interventions multidisciplinaires en situation d’urgence pour les personnes en crise et, plus précisément, sur l’évaluation de la situation de danger ainsi que sur la communication entre les services en intervention.
Om de veiligheid in het openbaar vervoer te garanderen, zijn er al verschillende maatregelen genomen, ook met andere veiligheidsdiensten, zoals Securail. Wij blijven, zoals ik daarstraks al zei, inspanningen doen om de spoorwegpolitie ook structureel te versterken.
Mevrouw Goethals, in 2010 werd de reactiestrategie op een aanval met een mes, een zogenaamd blank wapen, binnen de GPI aangepast. Daarbij wordt in de opleiding aangeleerd te reageren als bij een vuurwapen. Bijkomend wordt aangeleerd uit de as van agressie en aanval te stappen door circulair weg te lopen. In de opleiding wordt daar specifiek aandacht aan gegeven door bijkomende specifieke trainingen voor dit soort incidenten.
07.04 Vanessa Matz (Les Engagés): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je pense que le groupe de travail dont vous parlez est celui qui avait été constitué à l'issue de l'affaire Chovanec. Je ne sais pas si c'est bien de ce groupe-là dont vous parlez. S'il y a un groupe de réflexion, il faudrait surtout que nous puissions prendre connaissance de ses conclusions et que nous puissions les implémenter au plus vite.
Les chiffres que vous avez cités confortent notre sentiment que les chiffres de la procédure Nixon augmentent. La réalité est bien celle-là, puisqu'ils sont en constante augmentation depuis trois ans. Si une formation à la fois pratique et théorique est effectivement dispensée aux policiers, il est aussi important qu'il puisse y avoir une procédure de prise en charge.
Là où le bât blesse, ce n'est pas de votre ressort: il y a un problème de manque de services pour la prise en charge. Il n'y a pas assez de disponibilités au niveau des services hospitaliers, au niveau des services psychiatriques. Cela reste évidemment un gros problème.
Nous n'éviterons pas, dans un avenir proche, un
débat sur une réforme de ces services et sur la manière de donner le temps
nécessaire à l'appréciation de l'état et de la situation d'une personne. Un
groupe de travail avait préconisé une forme de détention préventive médicale
pendant 48 heures, en tout cas le temps de trouver une place disponible
dans un service et de pouvoir faire l'évaluation psychiatrique de la personne.
Nous devons vraiment faire un focus
sur cet aspect qui, comme les chiffres l'ont rappelé, est en constante
augmentation. Je vous
remercie.
07.05 Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Indien ik het goed heb begrepen, hebt u aangegeven dat de laatste aanpassing in 2010 is gebeurd. Jammer genoeg is er tussen 2010 en 2023, dus tot op vandaag, echter heel veel veranderd in onze maatschappij. Het is vandaag dus hoog tijd voor andere werkwijzen en andere handelingen. De basishandelingen kunnen zeker worden gehandhaafd, maar er moeten zeker aanpassingen gebeuren. Ik vrees immers dat er anders nog veel meer gewonden zullen vallen.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
08.01 Olivier Vajda (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, il s'agit d'une question de suivi puisque vous annonciez en commission, il y a quelques mois, la fermeture du seul poste restant en province du Luxembourg de la Police des chemins de fer (SPC).
Ce service spécialisé de la police fédérale a pour mission de travailler dans les trains, sur les voies et dans les gares pour lutter contre les incivilités, les vols, les dégradations et autres crimes. Par ailleurs et – sauf erreur – en lien avec la question précédente, lors des événements récents survenus à Bruxelles-Schuman, c'est bien la Police des chemins de fer qui a pu neutraliser l'individu qui était armé.
Je vous parle du centre de la Police des chemins de fer de Libramont mais ce n'est pas la seule antenne à être concernée par la fermeture. Louvain, Hasselt et Mons mettent également la clé sous le paillasson. En réponse à la question de mon collègue luxembourgeois, vous aviez alors voulu vous montrer rassurante en précisant que, malgré ces fermetures, un temps d'intervention maximal de 45 minutes sera de mise. Or, c'est cet aspect de la réponse qui nous inquiète tous les deux, puisque précisément pour notre province – la plus grande de Belgique – cela paraît peu réalisable.
De plus, je note au passage que la Police des chemins de fer joue également un rôle clé dans la coopération policière internationale, faisant partie de l'organisation RAILPOL. À l'heure où de nombreuses initiatives visent à renforcer la coopération en justice et sécurité transfrontalières, les fermetures du poste de Mons – proche de la frontière française – et de Libramont – le plus proche de la région des trois, voire des quatre frontières (la frontière belge avec les frontières allemande, luxembourgeoise et française) – me laissent un peu perplexe.
Dès lors,
madame la ministre, voici mes questions. Comment garantissez-vous le respect du
temps d'intervention maximum de 45 minutes? Comment l'avez-vous estimé au
vu des distances à parcourir? Par ailleurs, en quoi une attente de trois quarts
d'heure est-elle censée être rassurante, notamment lorsqu'une intervention est
urgente?
Quelle
charge de travail additionnelle incombera-t-elle aux polices locales pour
pallier l'absence de la Police des chemins de fer? Quel soutien prévoyez-vous
pour ces polices locales qui vont devoir intégrer ces missions additionnelles?
Enfin, une étude d'incidence a-t-elle été réalisée, tant pour évaluer le temps
de trajet réel que l'impact sur les polices locales ou encore les conséquences
en matière de sécurité et de coopération transfrontalières?
08.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Vajda, tout d'abord, je tiens à vous rappeler que j’ai donné une réponse bien détaillée à ce sujet à la suite de l’interpellation de M. Arens en commission du 25 janvier dernier. Je vous invite donc, si ce n’est déjà fait, à prendre connaissance du compte rendu de cette commission.
L’estimation du temps d'intervention est basée sur le fait que les équipes de la Police des chemins de fer patrouillent déjà sur le territoire de la province du Luxembourg. Il n’est pas comptabilisé à partir d’un service fixe. Il est exclu de comparer le terrain d’action prioritaire dans l’environnement du métro à Bruxelles composé de 69 stations, dans un milieu restreint et urbain, et le terrain d’action prioritaire ferroviaire en province, dans un milieu souvent rural, parfois urbain, et s’étendant sur le territoire national.
Les missions de la police locale restent du ressort et de la compétence de l’autorité locale comme cela a déjà été prescrit dans la circulaire de 2002. Il n’y a pas de travail additionnel pour la police locale. La Police des chemins de fer a proposé d’organiser une formation de quatre heures intitulée ʺSécurité sur les voiesʺ et dont le but est de permettre aux policiers locaux de prendre les premières mesures de sécurité sur le réseau ferroviaire. Ainsi, depuis le 1er avril 2021, cette formation a déjà été dispensée aux zones de police suivantes: Arlon, 3 Vallées, Sud-Luxembourg, Lesse et Lhomme, Malmedy, Arches et, prochainement, le Pays de Herve.
Le but est de faire travailler les équipes de la SPC sur le terrain d’action prioritaire, à savoir les trains, les voies et les quais, pour les phénomènes supralocaux. La dimension de la coopération internationale est reprise dans le domaine d’action qui vise la réalisation d’actions nationales et internationales sur le terrain d’action prioritaire de la SPC, comme ce fut le cas en décembre 2022 où plusieurs actions en coopération avec la police allemande ont eu lieu dans les trains ICE.
08.03 Olivier Vajda (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse mais j’avoue qu’elle me laisse un peu perplexe. J’avais évidemment pris connaissance de la réponse que vous aviez déjà adressée à mon collègue fin janvier. Même si vous nous dites qu’il ne faut pas nécessairement prendre le centre de départ pour toutes les durées des interventions, il n’en reste pas moins que la Police des chemins de fer doit démarrer de quelque part. Pour ne prendre qu’un exemple, Liège-Arlon, c’est une heure trente. Liège-Marloie qui est la gare la plus au nord de la province du Luxembourg, c’est une heure. Même chose pour Namur ou Ciney, c’est une heure également. Je ne vois donc plus très bien où est la différence entre l’intervention de la Police des chemins de fer et celle de la police locale.
Dans les missions qui sont dévolues à la SPC figure, entre autres, la lutte contre les phénomènes d'insécurité, dont notamment les vols à la tire, les vols avec violence, les armes qui pourraient être détenues sur les voies de chemin de fer. Tous ces éléments me laissent penser qu'il y a lieu de pouvoir intervenir en urgence.
En outre, la même remarque vaut pour les missions et les actions internationales en collaboration avec des partenaires tant internes qu'externes: la Police des chemins de fer doit collaborer avec la police locale, les directeurs, les coordinateurs, Infrabel, Securail et la STIB, en vue de lutter contre des phénomènes particuliers comme le trespassing ou le vol de câbles. Pour cela, il faut se donner les moyens. C'est pourquoi la fermeture de certains postes me laisse quelque peu perplexe à cet égard.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55033789C van mevrouw Matz werd ingetrokken. Vraag nr. 55033799C van mevrouw Lanjri werd omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 55033833C van de heer Freilich werd omgezet in een schriftelijke vraag.
09.01 Ellen Samyn (VB): Op 30 januari laatstleden viel een
28-jarige man een maatschappelijk assistent van het Brasschaatse OCMW aan. De
man werd reeds geruime tijd opgevolgd door het OCMW van Brasschaat en uitte
reeds meermaals zijn frustraties over de dienstverlening met als triest
hoogtepunt het incident van maandag 30 januari.
De man werd
vlak na de feiten ingerekend door de lokale politie en voorgeleid bij de
onderzoeksrechter wegens slagen en verwondingen, bedreigingen, beschadigingen
en vernielingen. Bij de onderzoeksrechter escaleerde de situatie opnieuw
waarbij de onderzoeksrechter in een schermutseling verwondingen opliep en in
het ziekenhuis diende verzorgd te worden.
Bent u op de
hoogte van deze feiten? Kan u een gedetailleerde toelichting geven van de
gebeurtenissen?
Welke feiten
worden de verdachte ten laste gelegd?
Werd de
betrokkene aangehouden?
Is dit een
veel voorkomend feit, agressie ten aanzien van maatschappelijke
dienstverleners? Hoeveel incidenten werden er in België het voorbije jaar
geregistreerd?
Wat zal u doen
om dergelijke vormen van agressie te voorkomen?
09.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Samyn, er is op 30 januari 2023 inderdaad een incident geweest in het gemeentehuis van Brasschaat, met een inwoner die agressief was tegen een maatschappelijk assistente. Na het incident is de betrokkene aangehouden. Ik herhaal dat aangezien het strafrechtelijk onderzoek naar de feiten lopende is, ik daarover nu geen nadere details kan geven.
Op basis van de informatie in de ANG is het niet mogelijk om een specifiek antwoord te geven op uw vraag naar de cijfers inzake geweld tegen OCMW-dienstverleners. Die groep valt namelijk onder de bredere categorie ‘slagen aan personeel andere openbare dienst’. In dat verband werden er in het eerste semester van 2022 102 feiten geregistreerd. In 2021 waren er 220 registraties en in 2020 waren er 176 registraties.
09.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Dit incident is een zoveelste feit van agressie tegen hulp- of dienstverleners. Zeker maatschappelijk assistenten geven elke dag het beste van zichzelf om voor anderen te zorgen. Dergelijk grof geweld kunnen en mogen wij dan ook nooit tolereren. Zoals u ongetwijfeld ook weet, is het een droeve vaststelling dat het aantal meldingen van slagen en verwondingen bij zorgverleners in het algemeen de voorbije jaren alleen gestegen is. Ik hoop dus dat u actie onderneemt en dat zulke grove gevallen van agressie in de toekomst vermeden kunnen worden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10.01 Koen
Metsu (N-VA): Geachte mevrouw de minister, op donderdag 19 januari 2023 ontving ik
een antwoord op mijn schriftelijke parlementaire vraag nr. 1603 betreffende de
Begrotingscontrole 2023 DAB. Daarin stelde u dat de inspanningen worden
voortgezet om de capaciteit van de DAB te vullen. Gezien de gekende
moeilijkheden bij de aanwerving was het niet opportuun een termijn te noemen.
In dat
antwoord lazen we ook dat het DAB-personeel om de talrijke wettelijke
opdrachten te kunnen uitvoeren een aanzienlijk aantal overuren moet presteren,
waardoor de kosten van de inconveniënten stijgen.
U
stelde tevens dat de problemen om Nederlandstalige medewerkers aan te werven,
ook zijn gekend. Dit gold niet alleen voor de DAB maar eveneens voor de andere
politiekorpsen. U merkte op dat “zonder met zekerheid het geheel van oorzaken
te kunnen identificeren, moet men vaststellen dat de arbeidsmarkt het beter
doet in Vlaanderen."
Diezelfde
dag ontving ik een gecorrigeerd antwoord op diezelfde vraag. Daarin is de
opmerking “zonder met zekerheid het geheel van oorzaken te kunnen
identificeren, moet men vaststellen dat de arbeidsmarkt het beter doet in
Vlaanderen" niet meer te vinden.
Vandaar
de volgende vragen:
Wat
zijn de gekende moeilijkheden bij de aanwervingen van de DAB? Hoe wenst u die
te verhelpen?
Kan u
meedelen hoeveel overuren er inmiddels zijn gepresteerd door de leden van de
DAB de afgelopen 3 jaar? Hoeveel zijn de kosten van de inconveniënten in die zelfde
periode gestegen?
We
kunnen inderdaad vaststellen dat de arbeidsmarkt in Vlaanderen het beter doet.
Wat zijn volgens u de oorzaken daarvan? Hoe denkt u daar iets aan te doen ten
voordele van de geïntegreerde politie?
In het
aangepaste antwoord ontbrak die opmerking. Kan u meedelen waarom die opmerking
uit het aangepast antwoord is verdwenen?
10.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Metsu, de belangrijkste redenen waarom het voor de DAB moeilijk is om beveiligingsagenten in Vlaanderen aan te werven, houden naar onze inschatting en volgens de informatie waarover ik nu beschik verband met de krapte en de congruentie op de arbeidsmarkt. Daarom werkt de dienst Rekrutering en Selectie van de federale politie actief aan projecten om de aantrekkelijkheid van de Directie beveiliging te verhogen en om sollicitaties in Vlaanderen te stimuleren, onder meer door deelname van de DAB aan verschillende jobevenementen die in het land worden georganiseerd. Voor de precieze cijfers wil ik u vragen om een schriftelijke vraag in te dienen.
10.03 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister, dat zal ik doen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11.01 Koen
Metsu (N-VA): Ministers worden vaak vervoerd onder begeleiding van politiecombi's met
sirenes en zwaailichten op. Zeer recent werd ik zo voorbij gestoken door een
minister aan de tunnels onderweg naar Brussel.
Voor
zover ik weet mogen enkel hulpdiensten (zoals politie, ambulance en brandweer)
sirenes en zwaailichten gebruiken als zij dringende hulp moeten verlenen in een
noodsituatie.
Ik
hoop telkens van ganser harte dat de veiligheid van ministers die onder
politiebegeleiding worden vervoerd niet in het gedrang is.
Wat
mij wel bekend is, is dat de minister van Mobiliteit bij wijze van uitzondering
de toelating kan verlenen om andere voertuigen die zijn bestemd voor een
openbare dienst, vooraan of op het dak uit te rusten met één of meer blauwe
knipperlichten.
Hierover
heb ik de volgende vragen:
Voor
welke doeleinden en omwille van welke redenen mogen ministers beroep doen op
politiebegeleiding?
Wanneer
en door wie wordt bepaald om de sirenes en de zwaailichten te activeren tijdens
het vervoer van ministers onder politiebegeleiding?
Worden
ministers in dit geval begeleid door de lokale of federale politie? In welke
situatie door de lokale politie en in welke situatie door de federale politie?
In
welke gevallen is vervoer onder politiebegeleiding met sirenes en zwaailichten
tijdens de uitvoering van een ministersfunctie gebruikelijk of noodzakelijk?
Hoe
vaak en wanneer werd u in het verleden reeds vervoerd onder politiebegeleiding
met geactiveerde sirenes en zwaailichten sinds uw aanstelling als minister?
Voor welke doelen?
-
Hoeveel politiecapaciteit heeft dit tot op heden gekost sinds uw aanstelling
als minister?
Welke
voertuigen vallen onder de toelating om het dak uit te rusten met blauwe
zwaailichten? Voor wie en voor welke opdrachten wordt dit toegestaan?
Wordt
er toegezien op misbruik? Zo ja, door wie? Zo nee, waarom niet?
Is er
bij misbruik een intrekking van de toelating voorzien? Zo nee, waarom niet?
Hoeveel
uitzonderingen heeft de minister van Mobiliteit sinds zijn aanstelling verleend?
En voor wie?
11.02 Minister Annelies Verlinden : Mijnheer Metsu, het Crisiscentrum kan naar aanleiding van een dreigingsanalyse door het OCAD of DAO beveiligingsmaatregelen opleggen ten aanzien van sleutelpersonen binnen de overheid, waartoe sommige ministers worden gerekend. In bepaalde gevallen kan dat ook een escorte of vervoer door de federale politie inhouden. Bij grote evenementen, bijvoorbeeld een NATO-top of een EU-top, kan de lokale politie daarvoor bijspringen. Steeds bepaalt de verantwoordelijke van het escortedispositief of sirenes en zwaailichten, dan wel een van beide, worden geactiveerd. Over geactiveerde sirenes en zwaailichten tijdens een politiebegeleiding worden geen data verzameld. DAO coördineert enkel de uitvoering van dergelijke beveiligingsmaatregelen, maar houdt dus geen data bij.
In antwoord op uw vraag welke voertuigen onder de toelating vallen om te worden uitgerust met zwaailichten, kan ik verwijzen naar het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende het algemeen reglement op de technische eisen waaraan auto’s, aanhangwagens en veiligheidstoebehoren moeten voldoen, meer specifiek artikel 28, § 2, waarbij bij wijze van uitzondering de minister bevoegd voor het wegverkeer of zijn gemachtigde de toelating kan verlenen om andere voertuigen bestemd voor een openbare dienst vooraan of op het dak uit te rusten met een of meer blauwe knipperlichten. De politie houdt toezicht op de verkeersveiligheid en treedt op bij misbruik. Het openbaar ministerie kan in geval van misbruik de minister van Mobiliteit of zijn gemachtigde informeren.
Aangaande uw laatste vraag moet ik verwijzen naar de minister van Mobiliteit, aangezien dat niet onder mijn bevoegdheid valt.
11.03 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister, ik stel vast dat de excellenties hun voertuig als prioritair voertuig mogen gebruiken als er enige vorm van urgentie is. Dat lijkt mij de samenvatting.
Ik zal mijn vraag opnieuw indienen voor de minister van Mobiliteit.
11.04 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Metsu, uw samenvatting komt niet helemaal overeen met wat ik gezegd heb. Het dispositief bepaalt wanneer een voertuig als prioritair voertuig wordt ingezet. Hoe dat bepaald wordt, komt het dispositief toe.
11.05 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister, geldt dat ook louter voor een verplaatsing van de woonplaats naar het Parlement? Komt de bepaling daarvoor ook nog altijd het dispositief toe?
11.06 Minister Annelies Verlinden : (…)
11.07 Koen Metsu (N-VA): Goed, dank u.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Voor de vragen onder agendapunt 16, de heer Boukili is niet aanwezig voor zijn vraag nr. 55033887C, de heer Aouasti is niet aanwezig voor zijn vraag nr. 55034013C. Agendapunt 17, vraag nr. 55033920C van de heer Boukili wordt uitgesteld. Agendapunt 18, de heer Kir is niet aanwezig voor zijn vraag nr. 55033939C. Agendapunt 19, vraag nr. 55033952C van mevrouw Verhaert is omgezet in een schriftelijke vraag.
12.01 Yngvild Ingels (N-VA): Ik verwijs naar mijn ingediende vraag.
Geachte
mevrouw de minister, ondertussen zou de verhuis van de Cavalerie naar de manege
te Wisbecq al enkele weken aan de gang moeten zijn. Een groot
investeringsproject van 11,7 miljoen euro waar naar verluid ook nog enkele
grote renovatiewerken aan zouden moeten gebeuren.
Er
kwam echter ook kritiek op de verhuis. Naast de grote kost van dit project voor
de politie, de staat van het gebouw en de extra kosten voor de renovatiewerken,
waren er ook medewerkers die de verhuis en de langere woon-werk afstand niet
zagen zitten.
Bij
deze heb ik de volgende vragen:
1)
Graag een toelichting bij de stand van zaken van deze verhuis. Zijn er extra
obstakels opgedoken?
2) Het
aantal cavaleristen is tussen begin 2021 en november 2022 met 14 % gedaald. Dat
liet u ons weten bij de bespreking van de beleidsnota. Wat is de impact van de
verhuis hierop? Hoeveel personeelsleden hebben beslist om niet mee te
verhuizen?
3)
Eind vorig jaar had de Regie nog geen overzicht kunnen maken van de geplande
renovatiewerken. Heeft de politie intussen al een overzicht mogen ontvangen?
Welke renovatiewerken staan er gepland?
12.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Ingels, de verplaatsing van de cavalerie is gebeurd sinds 2 december 2022. De vrijgekomen ruimtes in Etterbeek worden beschikbaar gemaakt voor andere infrastructuurbehoeften.
Naar aanleiding van de verhuis zijn twee personeelsleden van functie veranderd buiten de Directie openbare veiligheid (DAS), maar zij zijn nog steeds actief binnen de Algemene directie bestuurlijke politie (DGA). Veertien andere personeelsleden kozen ervoor om binnen de DAS te blijven en operationele functies te bekleden. Zij hebben dus de cavalerie verlaten, maar de gevolgen voor het totale personeel van de DAS zijn zeer gering en zelfs positief. Het vertrek van de personeelsleden werd ingegeven door medische redenen en/of de mogelijkheid om hun loopbaan een andere wending te geven door te investeren in een nieuwe functie in de gespecialiseerde ondersteuning voor het genegotieerde beheer van de openbare ruimte.
De door de Regie der Gebouwen uit te voeren werkzaamheden zullen gefaseerd worden uitgevoerd op de nieuwe plek voor de cavalerie. De werkzaamheden aan de vestiaires, sanitaire voorzieningen en douches zullen zo spoedig mogelijk worden uitgevoerd om het welzijn van het op de locatie aanwezige personeel te verbeteren. Zowel voor het welzijn van de mens als van het dier en de duurzaamheid in het algemeen wordt de balans van de verhuis vandaag als positief beoordeeld.
12.03 Yngvild Ingels (N-VA): Ik dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
13.01 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, mijn vraag gaat over de hulp aan Turkije en Syrië. Ik heb mijn vraag ingediend voor de beslissing viel. Ik zou mijn vraag graag wat willen openrekken. Ik ben heel blij dat er een missie is vertrokken. Als ik het goed begrepen heb, was u ook aanwezig toen de verkenningsploeg is vertrokken.
In het regeerakkoord staat een deel over B-FAST. Daarin staat dat de regering op basis van een grondige analyse van de werking van B-FAST de oprichting van een hernieuwd en versterkt operationeel instrument zal bekijken. Daarbij zal ook naar een maximale coördinatie en synergie tussen de verschillende departementen en in het bijzonder het Europese niveau worden gestreefd.
Daar is natuurlijk niets mis mee, maar toen ik dat een aantal jaren geleden las, was ik zelf ook een beetje uit het oog verloren dat er in de vorige legislatuur al twee audits zijn uitgevoerd. Er was een interne audit bij B-FAST in 2015 na de minder geslaagde missie in Nepal, waar men zelf een mening over de toekomst van B-FAST kon geven. In 2018 gebeurde er een tweede audit door de Federale Interne Auditdienst, over de interne beslissingsprocessen en de financiering. In alle bescheidenheid denk ik dat alle informatie op tafel ligt om daarmee iets te doen. Ik denk niet dat er opnieuw analyses en onderzoeken moeten gebeuren.
Ik was verrast om berichten in de media te lezen als: op het kabinet van de ene minister wist men niet goed meer wat er bestond en de andere minister zat erbij te kijken in de overlegvergaderingen. Ik heb ooit zelf een coördinatievergadering meegemaakt in de achterkamertjes van het kabinet van Buitenlandse Zaken, voor een missie naar Liberia. Ik dacht toen echt dat ik in een film uit de jaren ‘70 zat, door de manier waarop daar werd gesproken. Dat was echte achterkamerpolitiek.
Ik weet nog dat het een van de aanbevelingen was om de coördinatie in een ander departement te steken. Bij de oprichting van B-FAST was het logisch dat dat onder Buitenlandse Zaken zat, omwille van de diplomatieke contacten met het buitenland. Sinds we meer en meer samenwerken met Europa en ons inschrijven in de Europese complementariteit van verschillende modules en gezien het feit dat de Europese inzet via het Europees crisiscentrum wordt geregeld, dat op een boogscheut van hier is, is de meerwaarde van Buitenlandse Zaken heel wat kleiner geworden.
Natuurlijk moeten zij nog steeds hun zeg hebben aan tafel, maar toen werd reeds geopperd om dat onder te brengen bij het Crisiscentrum. Dat heeft een 24-uurpermanentie. Het is gewoon om coördinatievergaderingen te doen. Het kent de link met de operationelen. Het heeft een heel goede band met het Europese crisiscentrum.
Wij hebben dat er toen politiek niet doorgekregen. Ik ben daar eerlijk in. De MR-kabinetten waren daar toen niet voor te vinden. Die aanbevelingen liggen er wel nog steeds. Wij hebben wel vastgesteld dat die coördinatie, de beslissing, het wachten op een go tot iedereen voor zijn stukje heeft gekeken, niet optimaal verloopt.
Met betrekking tot heel de discussie over search and rescue en het medische, uit de interne audit van B-FAST kwam reeds naar voren dat als de budgettaire middelen dezelfde zouden blijven, het onmogelijk was om al die modules te blijven behouden. Er werd toen voor gekozen om effectief één module minder prioritair te laten worden en meer in te zetten op waar wij echt een meerwaarde hadden, namelijk waterzuivering en het medische, omdat wij daarin heel goed waren. Ik vind het ook een logische redenering dat men in een Europees systeem complementair is. Het heeft geen zin dat wij allemaal hetzelfde aanbieden. Ik sta dus nog steeds achter die beslissing, die toen in collegialiteit werd genomen door de ministerraad. Dat was geen besparing. Het ging over eenzelfde budgettaire enveloppe. Er ging geen cent af. Er mocht echter ook niets bijkomen. Daar ben ik eerlijk in. Het moest budgettair neutraal blijven.
Ik weet dat u slechts een van de vijf ministers bent die daarover iets te zeggen hebben. Hoe kijkt u daarnaar? Wat moet er volgens u beter? Vindt u het ook een goed idee om dat eventueel bij het Crisiscentrum onder te brengen? Wat zijn de plannen van de regering? Is daarmee iets gebeurd de voorbije jaren?
13.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Ingels, u hebt uw vraag een beetje geheroriënteerd op basis van de actualiteit. Geen erg, maar daardoor kunnen wij het debat niet helemaal ten gronde voeren. Het is trouwens niet alleen mijn bevoegdheid en het zou niet erg verstandig noch collegiaal zijn om allerlei uitspraken te doen. Het zou mogelijk het dossier ook niet helpen.
Er is vandaag wel een goede coördinatie. Natuurlijk is het bij zo’n vraag logisch dat er een stuk chaos is, omdat er afstemming moet zijn met Turkije. Ik heb ook de Turkse ambassadeur gesproken. Welke omvang moeten de EMT-teams hebben die gevraagd waren door Turkije? We zitten nog in de erkenningsfase van ons EMT-2-team. Is het dan verstandig om dat te sturen? Als wij het nu sturen, is er dan mogelijk vertraging voor de erkenning? Dat zijn allemaal vragen die rijzen de eerste dagen.
Het is mogelijk geen heel gangbare opinie, maar de ramp is maandag gebeurd en nu, woensdagnamiddag, zijn wij reeds in staat om een verkenningsteam te sturen. Dan zijn wij niet ontzettend traag geweest.
Er werd effectief een keuze gemaakt om niet te werken met de search and rescue teams. Ik heb begrepen, en heb mij er een paar keer over bevraagd, dat Turkije alle gevraagde hulp inzake search and rescue teams heeft gekregen. Zelfs als we het hadden gehad, was het misschien overbodig geweest omdat men dan moet kiezen. Dan hadden we ook niet de mogelijkheid door die eerdere heroriëntatie om die EMT-teams te sturen. Dan was daar mogelijk een lacune. Er zijn ook maar drie andere landen die dat doen: Frankrijk, Italië en Spanje. Dit betekent dat we daar een unieke, bijkomende waarde kunnen leveren, wat ook gezegd werd door de ambassadeur.
Voor mij is het moeilijk, mevrouw Ingels, maar ik vind het wel een interessante topic. Als zoiets gebeurt, wil iedereen onmiddellijk handelen. Tegelijkertijd zijn er interne behoeften hier. Soms, als men extern helpt, kijkt men naar interne behoeften die in evenwicht moeten zijn. Misschien moeten we bij gelegenheid toch eens van gedachten wisselen daarover.
Het is wel duidelijk uit alle crisissen die we al hebben meegemaakt, dat eenheid van commando en een duidelijke aansturing wel helpen. Dat betekent niet dat andere diensten daarbij ondergeschikt moeten zijn wat mij betreft, maar wel dat één iemand de leiding kan nemen en dat men kijkt naar een juiste inzet. Het Crisiscentrum lijkt daarvoor dan een heel geschikte partner, in de wetenschap dat het Crisiscentrum vandaag heel vaak als geschikte partner wordt gezien. Vandaag heeft het al heel wat andere taken dan degene die sensu stricto op zijn agenda staat of tot zijn verantwoordelijkheid behoort.
Laten we, zoals daarstraks gezegd, de evaluatie maken en kijken wat men moet doen. Als men praat met mensen op het terrein, dan vinden sommigen het heel erg dat de search and rescue teams er niet meer zijn, omdat zij weten hoeveel capaciteit we daarin hadden, hoeveel mensen daarin getraind en opgeleid waren. Anderen zeggen dan misschien op een meer afstandelijk niveau dat dat heel slim is, omdat we daar toch niks betekenen. We moeten nu bekijken hoe het is gelopen. We moeten de hotwashes van de opstart meemaken en zien wat de komende weken ons brengen.
De waterzuivering die niet zo lang geleden naar Pakistan werd gestuurd, was daar erg succesvol. Nu gaat die opnieuw mee. De verkenningsteams zijn vertrokken en de komende dagen zal het materiaal over en weer gaan. Ik heb mij laten vertellen dat er minstens 10 bewegingen nodig zullen zijn om al het benodigde materiaal voor een veldhospitaal met een oppervlakte van ongeveer 6.000 vierkante meter in te richten.
België moet zijn rol zeker opnemen. Uiteraard zijn de middelen niet onbeperkt en moeten we dat gericht doen. Misschien moeten we, wanneer dit uit de meest acute fase is, het debat daarover voortzetten.
13.03 Yngvild Ingels (N-VA): Ik ben het er zeker mee eens. Misschien moeten we dat plannen in de regeling der werkzaamheden. Ik zal daarvoor een e-mail sturen.
Het is natuurlijk moeilijk omdat er vijf ministers bevoegd zijn. Dan moet ik ze alle vijf vragen om naar de commissie te komen. Daarbij wordt dan vaak naar de premier gekeken. Ik weet niet goed hoe we dit praktisch kunnen aanpakken. Het lijkt mij immers niet de beste oplossing om vijf verschillende commissies samen te voegen. Ik ga er wel mee akkoord om de evaluatie een aantal weken te laten wachten, tot we meer zicht hebben op de activiteit.
Ik herinner me de discussie na Libanon. We moeten absoluut vermijden dat we opnieuw dezelfde discussies hebben, gesteld dat er over een jaar opnieuw iets gebeurt. Daarom zou ik een en ander graag parlementair behandeld zien. Ik zal dus een e-mail sturen naar de voorzitter.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
14.01 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de ingediende vraag.
In
veel brandweerkorpsen in er een nijpend tekort aan vrijwilligers. Dit tekort
zal toenemen door de vergrijzing van de beroepsbevolking. De Vereniging Vlaamse
Brandweervrijwilligers vreest dat vanaf 2028, de brandweer niet overal in
Vlaanderen de veiligheid nog zal kunnen garanderen. Alle initiatieven die het
tekort opvangen, zijn welkom.
Veel
professionele brandweermannen en -vrouwen willen graag in hun eigen
brandweerzone vrijwillig extra interventies doen. Dit kunnen ze enkel via de
opt-out regeling. Hierbij mag je maximum 10 bijkomende uren presteren, tegen
een aanvullende vergoeding die gelijkwaardige is als het basisloon. In een
andere zone kunnen professionele brandweermannen en -vrouwen wel als gewone
vrijwilliger interventies doen. Hierbij word je veel beter vergoed, zeker op
zon- en feestdagen. Niet iedereen wil natuurlijk ver rijden om in een andere
zone vrijwillig te werken. Velen zouden liever als vrijwilliger extra
interventies doen, in het korps waar ze al deel uitmaken van het team.
Wat is
de reden achter de opt-out regeling?
Klopt
het dat veel professionele brandweermannen en -vrouwen ook in de eigen zone als
vrijwilliger zouden willen werken, maar dat de bestaande regeling dit
belemmert?
Zal u
de opt-out regeling hervormen zodat professionele brandweermannen en -vrouwen
ook vrijwilligerswerk kunnen doen in de eigen zone? Waarom wel of niet?
Wat
zal u verder doen om vrijwilliger te vinden?
14.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Platteau, het is dankzij de opt-outregeling mogelijk om voor dezelfde werkgever tot 10 uur meer te presteren dan de normale gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 38 uur. Dat is een uitzonderlijke maatregel in het Belgische arbeidsrecht, maar hij is wel conform de Europese richtlijn inzake arbeidstijden. De afwijking van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur is alleen mogelijk als zowel de werkgever als de werknemer ermee akkoord gaan.
In se werd deze regeling uitgewerkt voor de mensen die voor de zonevorming van 2015 in een gemeentelijk korps van een zone beroepsbrandweerman waren en in een ander gemeentelijk korps van dezelfde zone vrijwilliger waren. Omdat zij geen beroepsbrandweerman en vrijwilliger mochten blijven in dezelfde zone, bood het opt-outsysteem de mogelijkheid voor de beroepsbrandweerman om een aantal uren te presteren als beroeps in de post waar hij vroeger vrijwilliger was. Voor de zone bood deze regeling een mogelijkheid om de continuïteit van de dienstverlening te behouden.
Het is niet mogelijk om binnen dezelfde zone, dus voor dezelfde werkgever, als beroeps en als vrijwilliger te werken. De RSZ-reglementering verbiedt om in verschillende hoedanigheden werkzaam te zijn voor eenzelfde werkgever voor dezelfde taken. Ook in het administratief statuut van het brandweerpersoneel werd deze onverenigbaarheid ingeschreven.
Het is vandaag niet mijn bedoeling om de opt-outregeling te wijzigen. De huidige regeling biedt een evenwicht tussen enerzijds de bescherming van de werknemer via de maximale arbeidstijd en anderzijds de flexibiliteit die nodig was bij de zonevorming en die ook nu nog kan worden gebruikt. Ik ben er mij terdege van bewust dat het voor bepaalde zones moeilijk is om vrijwilligers te vinden. Om daaraan tegemoet te komen, hebben we enkele maatregelen voorbereid die we nu uitrollen. Zo zouden we de regeling betreffende het federaal geschiktheidsattest kunnen wijzigen en opleidingen anders inrichten zodat ze beter aansluiten op de uit te voeren taken en opdrachten. Door middel van een communicatiecampagne zal ik de rol en de noodzaak van vrijwilligers bij hulpverleningszones opnieuw en verder onder de aandacht brengen.
14.03 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, we kunnen inderdaad niet anders dan de huidige arbeidsreglementering en de EU-arbeidsrichtlijn respecteren. Op het terrein is het echter niet altijd duidelijk voor de brandweermannen en -vrouwen waarom die regeling is wat ze is. Het is dus goed dat ze af en toe nog eens in herinnering wordt gebracht.
Ik weet dat u bezigt bent met het verbeteren en aantrekkelijker maken van het statuut van de vrijwillige brandweermannen en -vrouwen. Ik wens u daar veel succes mee.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De heer Moutquin heeft zijn vraag nr. 55033976C ingetrokken.
15.01 Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Vandaag
zijn er 184 lokale politiezones in ons land en dat is mijns inziens te veel.
Bij meer en meer lokale politiezones groeit het besef dat een grotere
politiezone heel wat voordelen meebrengt, maar tot op heden zijn er slechts een
tiental fusies effectief doorgevoerd. Ook mijn partij en ikzelf zijn
voorstander van grotere lokale politiezones en het stimuleren van
samenwerkingsverbanden en fusies. Elke praktische hindernis die een
samenwerking of een fusie tussen zones bemoeilijkt, moet worden weggewerkt.
Maar
er is voor mijn fractie wel één belangrijke voorwaarde: de vrijwilligheid.
Fusies, of het nu over lokale besturen of lokale politiezones gaat, mogen nooit
opgelegd worden en moeten op basis van vrijwilligheid gebeuren. Vandaag doen
een aantal geruchten de ronde dat, wanneer lokale besturen overgaan tot een
fusie en die besturen tot een andere politiezone behoren, zij verplicht zullen
worden hun politiezones eveneens te fuseren. Die fusie kan op termijn een
logisch gevolg zijn, maar die verplichting opleggen lijkt mij geen goed idee.
In dit
kader heb ik de volgende vragen voor u:
1.
Klopt het dat er plannen op tafel liggen om bij gemeentelijke fusies waarbij de
gemeenten tot een andere politiezone behoren, hen de verplichting op te leggen
tot eenzelfde politiezone te behoren en dus over te gaan tot een verplichte
fusie van politiezones?
2. Welke resultaten heeft de Staten-Generaal al opgeleverd met betrekking tot het onderzoek naar de ‘ideale schaalgrootte van politiezones’? Wanneer mogen de definitieve conclusies daarvan verwacht worden?
15.02 Minister Annelies Verlinden: In mijn eerdere antwoorden heb ik altijd het principe van de vrijwilligheid vooropgesteld en ook aangemoedigd. Dat neemt niet weg dat er, na een overgangsperiode, nagedacht kan worden over de overschakeling naar een meer gestuurde samenwerking van politiezones, die hand in hand kan gaan met een vernieuwde financiering. Men kan spreken van fusies, maar ook van samenwerkingsverbanden zonder dat er moet worden gefusioneerd. Ook die kunnen al schaalvoordeel en winst opleveren.
Wanneer gemeenten die tot een verschillende politiezone behoren fusioneren, moet er op politioneel vlak eerst een splitsing of een defusie komen om in regel te zijn met de bewegingen op gemeentelijk vlak. Daar gaat het dus om schaalcorrecties, waarbij een of meerdere gemeenten zich zouden afscheiden van een bestaande politiezone en opgaan in een andere of in een nieuwe politiezone. Het is essentieel dat de inrichting of een schaalvergroting ook operationeel of organisatorisch een meerwaarde heeft. Allicht kunnen de betrokken zones naar elkaar toe groeien.
Het is niet de bedoeling om op korte termijn de schaalvergroting van de zones af te dwingen. Ik ben er wel van overtuigd dat we schaalvergroting moeten stimuleren op basis van objectieve gegevens aan de hand van wetenschappelijke resultaten. Het consultantteam bij de Algemene Directie Veiligheid en Preventie van de FOD Binnenlandse Zaken kan op dat vlak ook consultancy en begeleiding aanbieden aan de politiezones. Het team is niet opgericht om best practices te delen.
Op 21 maart is er het slotevent van de Staten-Generaal van de Politie. De schaalvergroting van politiezones zal daar ook uitgebreid aan bod komen. Hopelijk kunnen daar hefbomen, lessons learned en richtsnoeren voor de zones over de weg voorwaarts en het landschap van de politiezones aan de orde komen.
15.03 Tim Vandenput (Open Vld): Ik ben blij te horen dat u ook niet voor verplichting bent. Fusie of schaalvergroting moet op vrije basis gebeuren. In enkele concrete gevallen is na 2024 een defusie nodig, waarna de betrokken gemeente zich bij een andere politiezone zal aansluiten. De techniek is dus reeds voorhanden.
Voorts ga ik er ook mee akkoord dat er samenwerkingen kunnen komen op basis van associaties. Dat gebeurt nog veel te weinig. Ook op die manier zouden zones vandaag al kunnen samenwerken.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
16.01 Hervé Rigot (PS): Monsieur le président, madame la ministre, ces derniers jours, il y a eu des faits d'agression envers le personnel de la SNCB en gare de Liège-Guillemins. Ces faits à répétition ont mené au débrayage du personnel de la SNCB, qui a besoin de se sentir protégé et en sécurité.
Madame la ministre, alors que la SNCB a annoncé l’engagement d’une centaine d’agents Securail supplémentaires pour l’ensemble du réseau, qu'envisagez-vous au niveau de la police des chemins de fer afin de soutenir cette mission de protection des passagers et du personnel, dont les accompagnateurs de train?
Quelques chiffres: en 2020, il y a eu 1 274 agressions sur du personnel SCNB, et 1 820 en 2022. Ces agressions concernent à 68 % des accompagnateurs de train. Elles ont donné lieu à 9 200 jours d'incapacité de travail.
Quelles mesures pourriez-vous mettre en place? Une concertation est-elle en cours avec la police des chemins de fer, vos services, Securail, la SNCB, pour prendre des mesures supplémentaires et donc rassurer toutes les parties, de sorte qu'à l'avenir il y ait, nous l'espérons, beaucoup moins d'agressions sur nos agents?
16.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Rigot, d'une manière générale, la police des chemins de fer est organisée opérationnellement sur quatre niveaux, à savoir: le service d'urgence, présent 24 heures sur 24, 7 jours sur 7 sur son terrain d'action prioritaire (TAP); des effectifs d'agents de secteurs récoltant de l'information; des policiers orientés sur des actions spécifiques en fonction des événements ou phénomènes se déroulant sur son TAP; les actions nationales, voire internationales qui sont menées sur le TAP.
La coordination avec les agents Securail se déroule de deux manières. D'une part, elle a lieu de manière stratégique. Les membres des deux directions se rencontrent semestriellement pour évoquer les futurs défis et se mettre au courant des futures évolutions.
D'autre part, elle se déroule de manière opérationnelle. La coopération s'opère soit en fonction des événements, soit pour préparer la coordination lors d'actions futures. Dans tous les cas, les échanges et le travail de coopération se déroulent de façon fluide et avec un même objectif, à savoir assurer la sécurité des voyageurs.
Pour réagir aux événements que vous mentionnez, une réunion des acteurs concernés a eu lieu dès le dimanche après-midi. Dès ce moment-là et les jours suivants, la police des chemins de fer a réagi en réorientant ses patrouilles vers les lignes problématiques en se coordonnant avec les agents de Securail.
16.03 Hervé Rigot (PS): Madame la ministre, j'entends évidemment vos réponses. Je suis bien conscient que la situation n'est pas simple. C'est la raison pour laquelle mon groupe a déposé un texte qui est actuellement à l'examen ici en commission de l'Intérieur et qui demande de donner des moyens supplémentaires à la police des chemins de fer car c'est un des éléments qui garantit la sécurité dans nos gares.
Lorsque je me suis entretenu avec des représentants de la CGSP Cheminots, ceux-ci me disaient avoir une police des chemins de fer Liège-Guillemins mais, malheureusement, comme vous l'évoquez, il est difficile pour elle d'assurer des shifts et une présence en suffisance. Et donc nous avons des temps de réaction qui sont longs mais aussi une présence préventive qui ne suffit pas. Cela veut dire qu'il faut vraiment mettre l'accent sur des moyens supplémentaires pour la police des chemins de fer, il faut une réorganisation pour venir en relais de Securail et de la police locale.
J'embraierai aussi avec un autre élément important, c'est la circulaire Duquesne qui doit absolument être reclarifiée, réformée pour que l'on sache quelles sont les missions, et que ce soit clair, entre la police fédérale et la police locale. Comme vous l'avez dit à plusieurs reprises, vous avez lancé le chantier. Évidemment, comme municipaliste, et je suis convaincu que notre président me rejoindra, j'aspire vraiment à ce qu'il n'y ait pas davantage de transferts de compétences de la police fédérale vers la police locale, certainement lorsqu'il s'agit de missions de protection de nos gares. Je crois que nous avons déjà assez de pain sur la planche au niveau local et il faut donc retrouver les moyens au niveau fédéral. J'espère que vous atterrirez bientôt avec cette réforme de la circulaire que chacun attend pour plus de clarté et plus d'efficacité.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
17.01 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, en mai dernier, je vous interrogeais au sujet de la concrétisation du projet i-Police et de l’attribution du contrat-cadre y afférent conclu avec la société Sopra Steria Benelux pour une durée de sept années. Visant à renouveler l’infrastructure informatique de la police intégrée et à rassembler l’ensemble des bases de données de cette dernière, ce projet d’envergure pose de nombreuses questions en matière de protection des données pour nos concitoyens.
Si vous expliquiez, à l’époque, que des exigences détaillées avaient été incluses dans le cahier des charges pour assurer une conformité réglementaire et législative, ainsi que l’intention de pouvoir déterminer en tout temps et de manière détaillée qui accède à quelle information, des voix inquiètes s’élèvent face à ce projet.
En effet, Philippe Arnould, le président sortant de l’organe de contrôle de l’information policière – le COC – déclarait récemment, dans la presse, sa forte inquiétude dans le cadre du croisement et de l’analyse automatique de l’ensemble des données policières qui seront mises à disposition de toutes les polices du pays. Il évoque la possibilité d’un accès autorisé à des personnes extérieures aux services de police pour des missions précises et une pression grandissante pour l’autorisation de l’échange de données avec des tiers. C'est lui qui le dit.
Madame la ministre, pouvez-vous me faire le point sur l’état d’avancement du projet i-Police? Quelles sont les garanties strictes de confidentialité et de contrôle de l’accès aux données et aux informations de nos concitoyens qui sont prévues dans ce cadre? Si vous évoquiez la solution du privacy by design, qui permettra de tracer les accès aux bases de données, d’autres initiatives sont-elles envisagées afin de prévenir ces comportements en amont et garantir la sécurité de l’information?
Suite aux propos de M. Arnould, pouvez-vous nous informer des possibles missions spécifiques qui autoriseraient un accès extérieur aux banques de données? Vous annonciez la création d’un groupe de travail spécifique sur l’accès et la gestion des données au sein de la police intégrée avec pour but "d’élaborer et de définir les droits d’accès et les responsabilités en matière de gestion des données pour tous les processus de travail en fonction des rôles, tâches et de la nature d’un dossier." Pouvez-vous partager avec nous les conclusions de ce dernier ou l’état d’avancement de leur travail? D'avance, je vous remercie pour vos réponses.
17.02 Annelies Verlinden, ministre: Cher collègue, la première phase du programme i-Police consiste à réaliser des fondations techniques: la plateforme de base sur laquelle deux projets pilotes seront construits cette année. Cela concerne, d’une part, la gestion des dossiers, dont les échanges internationaux de la police fédérale et, d’autre part, l’utilisation d’outils pour une meilleure exploitation des bases de données existantes.
Ensuite, dans le courant de cette année, une seconde phase sera lancée: les projets métiers dont l’objectif est l’analyse détaillée du processus de travail.
Lors de la troisième phase qui couvre 2024-25, les processus seront configurés dans les logiciels.
En ce qui concerne la confidentialité, le contrôle de l’accès aux données et le privacy by design, une politique et une gouvernance ont été mises en place au sein de la police intégrée depuis déjà cinq ans. Cela couvre des analyses d’impact spécifiques à la protection des données, des procédures de vérification de l’authenticité de l’utilisateur, la gestion centralisée des autorisations d’accès aux applications et données, la mise en place centralisée d’une journalisation des traitements, des tests d’intrusion et d'autres mesures techniques ou organisationnelles.
Le développement de i-Police est basé sur les mesures et l’organisation qui sont actuellement déjà mis en place. Il n’y aura pas de régression, au contraire! Grâce à la solution i-Police, la définition de qui accède à quelle données, à quel moment et dans quel contexte sera mieux précisée. Cela veut dire que l’information que l’on voit pourrait être différente selon le contexte ou selon le profil du demandeur d'informations.
En conséquence, la nouvelle plateforme permettra une gradation dans les accès qui est impossible à réaliser avec la technologie des plateformes actuelles. À l’avenir, i-Police permettra de contrôler et d’accorder les accès selon un système central. Le monitoring sera par conséquent également plus facile.
Chaque nouvel accès aux données policières par des externes est réglé par un arrêté royal ou ministériel. En outre, dans la plupart des cas, une analyse d’impact sur la protection des données à caractère personnel des traitements envisagés est effectuée avant le traitement et transmis à l’organe de contrôle.
Le groupe de travail Accès définit les différents types d’informations que la police gère et les règles, au sein de la police intégrée, pour y avoir accès. Il étudie en permanence quel profil d’utilisateur peut exploiter les données, dans quel processus métier il peut le faire, quelle information il peut consulter et sous quelle forme afin d’intégrer ces règles dans les logiciels.
17.03 Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, qu’il me soit permis de remercier Mme la ministre, tout d’abord, pour la rigueur du suivi des questions et, ensuite, pour la précision et la qualité de ses nombreuses réponses, que je vais examiner attentivement. Ainsi, elles pourront nourrir ma réflexion et, éventuellement, susciter une demande d’informations complémentaires.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
18.01 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, het is niet de eerste keer dat we hier over het noodnummer 112 spreken. U weet dat deze mensen mij nauw aan het hart liggen en ik meen dat dat ook voor u geldt. U maakt zich daar ook zorgen over. Als we als overheid niet meer in staat zijn om de nooddienst 112 te organiseren, dan moeten we ons echt grote vragen stellen. Ik blijf dit een van onze belangrijkste taken vinden. Deze bezorgdheid is niet nieuw. De problemen zijn niet nieuw en er zijn effectief geen mirakeloplossingen.
Ik heb vernomen dat er in oktober 2022 een aantal mensen ontvangen is op uw kabinet. Ik weet niet of u daar zelf bij was. Er werd er gesproken over de grootste problemen, namelijk het personeelsgebrek, de bijkomende werklast van het nummer 1733, de technologische problemen, het welzijn op het werk enzovoort. U hebt intussen al een aantal initiatieven genomen, zoals het aanstellen van een welzijnscoördinator.
Ik heb toch nog heel wat vragen. Het is misschien een vreemde vergelijking, maar wanneer men een bad ledigt, loopt het water aanvankelijk traag, maar daarna steeds sneller. Ik heb het gevoel dat we stilaan op het punt komen van een neerwaartse spiraal die niet meer tegen te houden is als het gaat om het personeel van het noodnummer 112. Steeds meer mensen vallen uit, niet omdat ze willen vertrekken of hun job niet graag meer doen, maar gewoon omdat het niet meer gaat. Er komen dan ook nog heel wat extra taken bij, zoals het nummer 1733 dat nu overal is uitgerold. Extra mensen worden wel gezocht, maar niet gevonden. Ik heb dus het gevoel dat het niet meer vijf voor twaalf is maar wel twaalf uur.
We kunnen hier nog lang over de problemen spreken, maar ik wil nadenken over en aanzetten geven tot potentiële oplossingen. Daarmee wil ik niet zeggen dat ik de oplossingen in pacht heb. Wat de aantrekkelijkheid van de job betreft, moeten we misschien ook eens naar het statuut kijken. Ik weet dat dit moeilijk ligt, maar als de operator een federale ambtenaar is, dan is het moeilijk om hem financiële voordelen te geven. Daarom lijkt een aanpassing van het statuut mij een oplossing om de job aantrekkelijker te maken, door hen te gaan zien als operationelen. Als ik me niet vergis bedragen de vergoedingen voor nacht- en weekendwerk momenteel 2 euro per uur. Daarvoor gaat men die job natuurlijk niet uitvoeren. Daarom probeer ik mee te denken en heb ik een aantal vragen.
Na het overleg van oktober hadden de mensen het gevoel dat er naar hen werd geluisterd en dat zij gehoord werden, maar wat er is ondertussen gebeurd? Welke feedback kunnen zij verwachten? Welke stappen zullen er gezet worden?
Een tweede luik betreft de dispatchingproblemen. Recent was er nog een probleem waarbij de dispatching van de centrales Limburg en Antwerpen, die nu in het supraprovinciale systeem zitten, was uitgevallen. Ik krijg graag wat meer informatie over wat het probleem daar precies was.
Verder heeft men mij nog iets gezegd waar ik behoorlijk van schrok. Ik vind het supraprovinciale systeem prima. Dat is er gekomen na de aanslagen en het was een van de aanbevelingen van de POC Terro. De redenering was dat als een provincie met een grote ramp wordt geconfronteerd, de dispatching van die provincie zich moet kunnen bezighouden met de ramp en een andere provincie het kan overnemen.
Op een bepaald ogenblik lag er ook een ander scenario op tafel. Het voorbeeld van de provincie Luxemburg werd gegeven, waar er op weeknachten heel weinig oproepen zijn. Men zou dan kunnen beslissen om tijdens de weeknachten over te schakelen naar een andere provincie, omdat de werklast te dragen is. Ik hoor nu echter dat sinds ze supraprovinciaal zijn gegaan, die knop nooit meer is omgezet en dat dat dus permanent is geworden. Dankzij de shiftoptimalisatie die onder de vorige regering was ingevoerd, waren er bijvoorbeeld in de centrale van Antwerpen overdag zeven mensen nodig en nu zijn dat er ineens maar vier meer. Dat was natuurlijk niet volledig de bedoeling.
Ik zal het hierbij laten, want anders ben ik nog uren bezig.
18.02 Minister Annelies Verlinden: Ik heb vorig najaar een delegatie van de operatoren ontvangen. Het waren geen vertegenwoordigers van vakbonden, maar nadien heb ik ook de vakbonden ontvangen. Ik heb effectief zelf deelgenomen aan die vergaderingen waarbij verschillende aspecten besproken werden, waaronder de stijgende werkdruk, de waardering voor het beroep, de afhandeling van het nummer 1733 en de supraprovinciale architectuur.
Er werd al een aantal afspraken gemaakt, die zowel met de operatoren als met de vakorganisaties werden teruggekoppeld. Wij willen snelheid maken. Als men mensen wil rekruteren, moet dat gebeuren via Selor, wat lang duurt, zoals u weet. Mensen die in de reserve zaten, zouden daardoor kunnen afhaken. Het vraagt ook veel tijd om die mensen op te leiden omdat zij de job onmiddellijk zelfstandig moeten kunnen uitvoeren. Daardoor kan men ze niet onmiddellijk inschakelen.
Wij moeten onze inspanningen zeker aanhouden. Wij willen immers niet op het punt komen dat de uitval te groot wordt. In de curves zien wij wel een continue evolutie in de positieve zin wat de invulling van het personeelsbestand betreft.
In die context is een geleidelijke, stapsgewijze introductie van het nummer 1733 gerealiseerd. Ik ben mij ervan bewust dat dit een impact heeft op de werklast van de operatoren. Ik beklemtoon dat het nooit de bedoeling is geweest dit te beschouwen als een oplossing voor een personeelstekort. Het is niet de bedoeling minder mensen in te schakelen omdat wij weten dat er wel mensen zullen opnemen in andere provincies. Het komt erbij. Eigenlijk moeten wij voor de volledige invulling van het personeelsbestand gaan, waardoor mensen in de situatie die u beschrijft kunnen bijspringen in bepaalde omstandigheden.
Er zijn afspraken gemaakt met de FOD Volksgezondheid dat er een verdere uitbreiding van 1733 komt, onder voorbehoud van de realisatie van de nodige aanwervingen bij de FOD, zodat er door het tekort aan volk niet nog bijkomende taken moeten worden overgenomen. Ik wil daarbij ook verwijzen naar het antwoord dat is gegeven door de heer Vandenbroucke in de commissie voor Volksgezondheid van 31 januari 2023.
Over de monitoring van de werklast bestaan verschillende verhalen. Die werklast is voor het laatst gemeten in 2021. Hij had een beperkte impact op het totale personeelskader. Wij hebben in dat kader de vraag gesteld aan de Federale Interne Auditdienst om verschillende aspecten van de werking van de noodcentrales te auditeren, waardoor ook andere aspecten zullen worden bekeken, zoals statuten, de interne communicatie en de organisatie. Het is immers belangrijk te weten waarover wij spreken. Het aanvoelen is namelijk niet altijd de realiteit. Het is ook belangrijk een en ander objectief in kaart te kunnen brengen voor alle centrales.
Inzake het welzijn en uw specifieke vraag over dat personeelslid is het nog wat vroeg om daarover vandaag een beoordeling te kunnen maken. In eerste instantie moet dat personeelslid veel tijd doorbrengen in de noodcentrales, om precies te kunnen aanvoelen en begrijpen wat er leeft en vanuit die ervaring acties te kunnen voorstellen.
Wat wij wel al kunnen meegeven, is dat op welzijnsvlak meerdere aspecten en meerdere elementen een rol spelen. Wij hebben het over huisvesting, waarbij wij natuurlijk kijken naar de personeelstekorten, de manier van werken en de leiding van de centrales. Dat alles draagt immers al dan niet bij tot het welzijn van de werknemers.
In mijn ogen kan dus ook niet één actie leiden tot de oplossing van het probleem. Ook zal niet in alle centrales met dezelfde acties hetzelfde resultaat kunnen worden bereikt. Er moet echter op verschillende domeinen worden gewerkt.
De enquête waarover u spreekt, gaat niet enkel over de noodcentrale 112 voor Antwerpen, maar gaat breder naar andere diensten van de FOD Binnenlandse Zaken, die ook zullen worden bevraagd. Ik kan de resultaten nog niet voorleggen omdat ze eerst nog moeten worden besproken in het HOC. Nadien kunnen wij daarover wel spreken.
Er waren op 6 februari 2023 bij verschillende noodcentrales problemen omdat er een issue was met de dispatchingsoftware. De reden daarvoor was de installatie van een software-update, die ondanks grondige voorafgaande testen toch nog tot een storing heeft geleid. Er wordt nog gezocht naar de oorzaak van die storing.
De noodcentrales hebben wel verschillende scenario’s voor noodprocedures opgesteld, waardoor ze de dienstverlening aan de burger kunnen blijven garanderen. Dat heeft er op 6 februari 2023 ook voor gezorgd dat de getroffen centrales gedurende enige tijd in een back-upprocedure hebben gewerkt, wat betekent dat de dispatching manueel diende te gebeuren en er enkel nog telefonisch kon worden gealarmeerd. Burgers konden de centrale wel bereiken, maar dat had natuurlijk een impact op de termijn waarin de oproepen konden worden afgehandeld. Daarom is een persbericht verspreid met de oproep om niet in te haken als men zou bellen, omdat men dan opnieuw onderaan de keten terecht zou komen. Bovendien werden mensen verzocht om enkel voor de echt dringende situaties naar 112 te bellen, waarbij met het keuzemenu voor 112 in de informatiecampagne al wat winst geboekt is om nutteloze oproepen aanzienlijk te doen afnemen. Mensen bellen soms toch nog naar 112 voor feiten waarvoor die dienst niet is bestemd. Dat vertraagt natuurlijk ook de verwerking van die oproepen. De problematiek is bekend en we zoeken naar oplossingen.
18.03 Yngvild Ingels (N-VA): Dank u voor uw uitgebreide antwoord, mevrouw de minister. Ik heb nog één vraag. U hebt gezegd dat er een werklastmeting werd gedaan in 2021, in een covidjaar dus. Werd er daarbij rekening gehouden met andere jaren? Tijdens een covidjaar was er immers minder volk op de weg en de cafés waren gesloten, wat een impact had op de metingen.
18.04 Minister Annelies Verlinden: Dat is inderdaad zo en dat is ook de reden waarom we nu hebben besloten om dat te herbekijken, want er zijn ook vragen over hoe die werklastmeting tot stand is gekomen. Daarom hebben we om die interne audit gevraagd om die gegevens samen te brengen zodat er een basisgetal is waarmee men de metingen kan vergelijken. Want indien men het niet eens is met de resultaten van de audit, dan is het ook erg moeilijk om een consensus te bereiken over de oplossingen om een antwoord te bieden op bepaalde fenomenen.
18.05 Yngvild Ingels (N-VA): Dank u wel. We volgen dit op.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.31 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 31.