Commission de la Justice

Commissie voor Justitie

 

du

 

Mercredi 25 janvier 2023

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 25 januari 2023

 

Namiddag

 

______

 

 


La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 14 et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.14 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Question de Nabil Boukili à Mathieu Michel (Digitalisation, Simplification administrative, Protection de la vie privée et Régie des Bâtiments) sur "L’espionnage avec Pegasus en Belgique" (55032782C)

01 Vraag van Nabil Boukili aan Mathieu Michel (Digitalisering, Administratieve Vereenvoudiging, Privacy en Regie der Gebouwen) over "De spionage door middel van de Pegasussoftware in België" (55032782C)

 

01.01  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je rappelle que je vous ai déjà posé cette question dans une séance précédente. Elle était destinée initialement au secrétaire d'État, M. Michel, car cela concerne aussi une violation de vie privée et de données. Je pense qu'il est tout à fait compétent pour répondre à cette question. Je suis surpris de voir qu'il l'a transférée à votre cabinet et qu'il ne veut pas y répondre. Je vais donc revenir avec cette question vers M. le secrétaire d'État. Mais vu que vous êtes là, que je suis là et que la question est déposée, j'aimerais savoir s'il y a eu une évolution de votre part entre-temps.

 

Le logiciel Pegasus développé par l’entreprise israélienne NSO a servi à espionner des politiciens, des journalistes mais aussi des activistes. Le ministre de la Justice m’avait répondu que la Sûreté de l’État n’avait pas pu constater l’utilisation de logiciels d’espionnage contre des cibles belges mais que la menace était réelle. Pourtant, Carine Kanimba, la fille de Paul Rusesabagina, opposant au président rwandais Kagame a été espionnée en Belgique à l’aide du logiciel espion Pegasus.

 

Mme Kanimba se mobilise depuis notre pays pour la libération de son père qui est emprisonné au Rwanda. Paul Rusesabagina a été arrêté à la fin du mois d’août 2020 et risque de finir ses jours en prison. Depuis lors, ses communications avec sa fille ont été mises sur écoute. C’est ce qu’a révélé le Security Lab d’Amnesty International.

 

Des traces d’espionnage ont même été découvertes sur le téléphone de Carine Kanimba à la date du 14 juin 2021. Ce jour-là, elle rencontrait la ministre belge des Affaires étrangères, Sophie Wilmès. D’autres contacts et discussions avec des parlementaires européens, avocats ou journalistes auraient également été enregistrés.

 

Carine Kanimba, dans un article de juillet dernier, a déclaré se sentir en danger et être également suivie physiquement par les services rwandais. Elle dénonce le manque de réaction du gouvernement belge dans ce dossier. Selon elle, les États-Unis prendraient la menace beaucoup plus au sérieux que la Belgique. Enfin, Carine Kanimba avait annoncé qu’elle déposerait une plainte entre les mains d’un juge d’instruction belge.

 

Quelles mesures concrètes avez-vous prises ou comptez-vous prendre pour protéger les citoyens contre ces pratiques d'espionnage?

 

Envisagez-vous, par exemple, de mettre sur pied un service à la disposition de nos concitoyens pour vérifier si leur téléphone n'a pas été espionné et, le cas échéant, désactiver les applications malveillantes?

 

01.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: À la question de savoir ce que fait la Sûreté de l'État si elle détecte une menace possible contre un résident belge, je peux vous répondre qu'elle en informe la personne, les administrations publiques ainsi que les services de sécurité concernés.

 

Elle fait également de la prévention à propos de ce type de moyens techniques dans le cadre de ses sensibilisations à destination de groupes plus exposés ainsi que dans ses différentes brochures. Il y est expliqué qu'il faut tenir compte du fait que des informations sensibles conservées sur un téléphone, communiquées au moyen d'un téléphone ou même simplement énoncées en sa proximité ne sont potentiellement pas en sécurité.

 

Je répète que la conscience des risques et l'application des mesures de sécurité générales sont cruciales: changer régulièrement d'appareil, installer les mises à jour de sécurité et ne pas partager ou enregistrer des informations sensibles sur des systèmes non-sécurisés.

 

À votre deuxième question, je peux vous dire que ce type de logiciel est conçu pour que son intrusion dans un téléphone passe inaperçu et est constamment mis à jour. Il existe bien des moyens techniques pour détecter si un téléphone est infecté, mais ils sont malheureusement difficiles à déployer grande échelle.

 

Par ailleurs, une telle vérification peut créer un faux sentiment de sécurité. Un téléphone diagnostiqué comme étant non-infecté peut l'être le lendemain. C'est la raison pour laquelle la Sûreté cible les vérifications d'appareil sur des cas spécifiques, notamment en cas d'indications précises d'une menace impliquant l'usage d'un logiciel de hacking.

 

Jusqu'ici, la Sûreté a analysé tous les GSM qui lui ont été soumis, si toutefois leurs propriétaires étaient d'accord de le lui confier, le temps nécessaire à l'analyse.

 

01.03  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Je vous remercie pour vos réponses, monsieur le ministre. Je me réfèrerai au secrétaire d'État afin de récolter son éclairage sur la question. Si nécessaire, je reviendrai vers vous.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Barbara Pas aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De door de Brusselse politie opgestelde PV's die niet voldoen aan de taalvereisten" (55033323C)

02 Question de Barbara Pas à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les PV dressés par la police bruxelloise et qui ne répondent pas aux exigences linguistiques" (55033323C)

 

02.01  Barbara Pas (VB): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar mijn schriftelijke vraag.

 

De taalwet in bestuurszaken is een wet van openbare orde. Zij geldt ook voor Brusselse politieambtenaren. Die moeten, voor ze in functie kunnen treden, tweetalig zijn. Een flink deel van de, in essentie Franstalige, Brusselse politieambtenaren beschikt evenwel niet over een attest over de kennis van de tweede taal, kent geen Nederlands en oefent dus in feite dat ambt - althans in een Brusselse politiezone - op onrechtmatige wijze uit.

 

Dat leidt ook tot absoluut onaanvaardbare toestanden ten aanzien van Nederlandstaligen. Zo is mij een geval ter kennis gekomen van twee Brusselse agenten, min of meer volledig Nederlandsonkundig, die een Nederlandstalige hebben bekeurd voor een overtreding van derde graad, met name “de weggebruikers moeten onmiddellijk gevolg geven aan de bevelen van de bevoegde personen". De zaak was hier echter dat deze vermeende “bevoegde persoon", tegen de wet in, Nederlandsonkundig was en zijn bevelen, tegen de wet in, in het Frans gaf, ondanks de uitdrukkelijke mededeling van de bekeurde weggebruiker dat hij Nederlandstalig was. In die omstandigheden is het waanzinnig een burger te bekeuren wegens het vermeend in de wind slaan van bevelen.

 

Uit het PV was duidelijk op te maken dat het hier om een taalprobleem ging. Niettemin heeft het Openbaar Ministerie aan de betrokken burger, op basis van dit PV, een boete van bijna 500 euro aan zijn broek gelapt.

 

Hoe gaat het OM om met PV's die zijn opgesteld door Brusselse politieambtenaren die niet over het nodige taalattest beschikken, zeker als uit het PV zelf blijkt dat dit aan de oorzaak van de vermeende overtreding ligt?

Wat is de juridische waarde van dergelijke PV's die in feite door onbevoegde personen zijn opgesteld?

Neemt u maatregelen in dit verband?

 

02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Pas, zoals u weet, geef ik geen commentaar bij individuele dossiers. Het is wel belangrijk te weten dat een proces-verbaal van een politieambtenaar in de juiste taal moet worden opgesteld, zoals voorgeschreven door de taalwet inzake rechtzaken.

 

Wanneer men een proces-verbaal opstelt in een andere taal dan deze die door de wet wordt voorgeschreven, is het proces-verbaal nietig. Artikel 40 van de wet schrijft dit voor. De nietigheid moet zelfs ambtshalve worden uitgesproken door de rechter.

 

In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet een proces-verbaal opgesteld worden in het Nederlands of in het Frans, in principe naargelang de taal die de betrokken persoon gebruikt in zijn of haar verklaring. Indien er geen verklaring wordt afgelegd, wordt het proces-verbaal opgesteld volgens de behoeften van de zaak.

 

Niets weerhoudt de burger ervan om aan het openbaar ministerie een vertaling te vragen van het proces-verbaal overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 22.

 

Deze maatregel werd voorzien voor alle personen die uitsluitend Nederlands, Frans of Duits begrijpen. De kosten ervan zijn ten laste van de Staat. Indien het proces-verbaal opgesteld werd omdat een persoon geen gevolg zou hebben gegeven aan de bevelen van de politieambtenaren, moet ook de wetgeving op het gebruik van de taal in bestuurszaken worden toegepast. Voor Brussel geldt, overeenkomstig artikel 35 van die wet, dat iedere Brusselse politiezone onder dezelfde regeling valt als de plaatselijke diensten die in het tweetalige gebied Brussel Hoofdstad zijn gevestigd. Dat houdt in dat de leden van de Brusselse politiezones in hun betrekkingen met een particulier de door deze gebruikte taal moeten gebruiken, in zoverre die taal het Nederlands of het Frans is.

 

Indien iemand vindt dat zijn of haar taalrechten niet of onvoldoende werden gerespecteerd, kan de betrokkene uiteraard steeds de boete betwisten.

 

Wat uw laatste vraag betreft, weet u dat het rekruteringsbeleid en de taalkennis die daarmee verband houdt, niet tot mijn bevoegdheid behoren. U kunt mijn collega van Binnenlandse Zaken daarover bevragen.

 

02.03  Barbara Pas (VB): Ik dank de minister voor zijn antwoord. Straks staat een gelijkaardige vraag op de agenda voor uw collega, minister Verlinden.

 

Wat de taalwetgeving zelf betreft, vind ik het eigenlijk frappant dat het verhaal nog niet af was op het moment dat ik mijn vraag heb ingediend. Er is zelfs nog een GAS-boete gevolgd, ook opgesteld in het Frans. Daar heeft de GAS-ambtenaar in Brussel het verzoek om in het Nederlands te worden aangesproken, waarvan u zegt dat het volgens de wet zou moeten, gelijk gesteld met een gebrek aan respect en agressief gedrag. Er kwam dus nog een keer 150 euro aan GAS-boete bij.

 

Dat zijn feiten die een rechtstaat onwaardig zijn. De Vlaamse burger is hier steeds opnieuw het slachtoffer van. Het is misschien een zeldzaam geval, maar zeker geen alleenstaand geval. Dit is nog frappanter dan wat de Vlamingen in de donkerste dagen van de negentiende eeuw moesten meemaken. Toen werden ze ook in dergelijke omstandigheden beboet, maar bestonden er nog geen taalwetten.

 

U hebt terecht gesteld dat die taalwetten van openbare orde zijn en moeten worden toegepast. Er is evenwel een fundamenteel probleem als burgers worden beboet voor vermeende vergrijpen waaraan de overheid zelf aan de basis ligt, zoals in dit geval. Over de waarde en de betrouwbaarheid van een proces-verbaal waarbij de verbalisant de geverbaliseerde niet begrijpt, was u zeer duidelijk: dat proces-verbaal zou nietig moeten worden verklaard. De burgers hebben geen andere keuze dan die boetes te betwisten, maar voor deze praktijk moet een oplossing worden gevonden, al is het maar door ervoor te zorgen dat de Brusselse politieambtenaren ook het Nederlands beheersen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: Vraag nr. 550335003C van de heer Boukili wordt uitgesteld.

 

03 Vraag van Koen Geens aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De bewindvoering" (55033354C)

03 Question de Koen Geens à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'administration de biens" (55033354C)

 

03.01  Koen Geens (cd&v): Mijnheer de minister, vergeeft u mij voor mijn aandringen, maar ik voel mij genoodzaakt mijn inmiddels jaarlijks terugkerende vraag te stellen hoever het staat met het beloofde wetgevend initiatief inzake bewindvoering.  Er zijn nu eenmaal dingen die door herhaling beter worden. In uw beleidsverklaring gaf u aan dat het wetsontwerp en het KB over de bezoldiging in uw werkgroep werden behandeld en gefinaliseerd om aan de regering te worden voorgelegd. Hoewel deze niet onbelangrijke werven al in de vorige legislatuur werden opgestart en de door u aangestelde werkgroep voor de zomer vorig jaar haar werkzaamheden had afgerond, is er nog geen resultaat te zien.

 

Een bijkomend aspect dat ik graag onder uw aandacht breng, is het Centraal Register van bescherming van de personen (CRBP), dat op 1 juni 2021 in werking is getreden. Dat digitaal platform, dat bewindvoeringsdossiers centraliseert, is ingevoerd om de procedure te vereenvoudigen en ze zo toegankelijker te maken. Helaas ervaart niet iedereen dat zo. Hoewel niet wettelijk verplicht voor familiale bewindvoerders, blijken overeenkomstig het advies van juni 2020 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap sommige vredegerechten toch te eisen dat familiale bewindvoerders via het digitale platform gaan. Verder stellen zij vast dat de communicatiecampagne slecht uitgevoerd zou zijn en dat er geen medewerking is ten aanzien van de organisaties van personen met een handicap om hun leden te informeren en te ondersteunen. Het gevolg is dat de digitale kloof wordt vergroot, in die mate zelfs dat sommige familiale bewindvoerders verzaken aan hun mandaat.

 

Mijnheer de minister, u wenst Justitie sneller, menselijker en straffer te maken dankzij doorgedreven digitalisering, en dat is een grote stap voorwaarts. Het gebruik van het CRBP moet dan ook worden aangemoedigd. Maar in bewindvoeringsdossiers is het toch belangrijker om menselijk te werk te gaan. De wet verleent vandaag voorrang aan de door de betrokkene zelf gekozen bewindvoerder, namelijk de familiale. Uit de audit van de Hoge Raad voor Justitie blijkt dat om uiteenlopende redenen steeds meer wordt gekozen voor professionele bewindvoerders. Het middenveld signaleerde mij dat het de voorbije weken bijna dagelijks meldingen binnenkrijgt van vrederechters die ervoor kozen om een advocaat als bewindvoerder aan te stellen omdat de ouders bijvoorbeeld als bewindvoerder niet over de nodige digitale vaardigheden zouden beschikken. De invoering van het digitale dossier via het CRBP mag echter geen reden zijn om familiale bewindvoerders te vervangen door professionele. In dat verband heb ik de volgende vragen voor u.

 

Welke initiatieven denkt u te nemen om de organisaties van personen met een handicap en de familiale bewindvoerders te informeren en te ondersteunen bij de opmaak van het digitaal dossier en het gebruik van het CRBP? Hoever staat het met het koninklijk besluit dat een uniforme onkostenregeling voorziet, in het bijzonder voor professionele bewindvoerders? Ten slotte, hoever staat het met de voorwaarden voor de erkenning van een professionele bewindvoerder en de oprichting van een federale bewindvoeringscommissie? Ik dank u bij voorbaat voor uw antwoord, mijnheer de minister.

 

03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Geens, u wijst erop dat hoewel het niet wettelijk verplicht is voor familiale bewindvoerders, sommige vredegerechten blijkbaar toch eisen dat familiale bewindvoerders van het digitaal platform zouden gebruikmaken. Tot op heden heb ik geen kennis van vredegerechten waar dat effectief het geval zou zijn, maar u hebt er inderdaad in gelijk dat het geen verplichting is om via het digitaal platform te werken als het gaat om familiale bewindvoering, ook al beveel ik het gebruik ervan uiteraard aan.

 

Ik kom nu tot uw concrete vragen. Op uw eerste vraag, het Gerechtelijk Wetboek voorziet dat alle verzoekschriften met betrekking tot gerechtelijke bescherming moeten worden ingediend via het Centraal Register. Hoewel verplicht gebruikgemaakt moet worden van dat register om de vordering in te dienen, is de familiale bewindvoerder die daarna aangesteld wordt geenszins verplicht om ervan gebruik te maken voor de uitoefening van de opdracht. De familiale bewindvoerder moet het register enkel gebruiken indien hij of zij er uitdrukkelijk om heeft verzocht. Het stelselmatig gebruik van het register biedt weliswaar voordelen, zoals een versnelling van de procedures, vermindering van de kosten, de mogelijkheid om onmiddellijk informatie over de stand van het dossier te ontvangen en de mogelijkheid om de verslagen in meerdere keren op te stellen en de opmaak ervan voort te zetten  waar de bewindvoerder is gestopt. Het gebruik van het register wordt sterk aanbevolen, maar het is dus niet verplicht.

 

Wij hebben evenwel een aantal maatregelen genomen om een digitale kloof te voorkomen. Zo bevat het register didactische video's en een FAQ-lijst die de taak vergemakkelijken van personen die het niet gewend zijn om een dergelijk geïnformatiseerde procedure te gebruiken. Ik overweeg bovendien de invoering van een testplatform ten behoeve van de verzoekers, opdat zij met de procedure vertrouwd zouden raken. Ten slotte kunnen personen die geen toegang hebben tot een computer of die moeilijkheden hebben om een computer te gebruiken, steeds bij de griffies van de vredegerechten de benodigde documenten invullen.

 

Daarnaast werden verschillende initiatieven genomen om de familiale bewindvoerders verder te helpen ondersteunen, zoals de invoering van contactpunten die specifiek gewijd zijn aan de plaatsing onder gerechtelijke bescherming, de opstelling van praktische gidsen en de organisatie van informatiesessies. De FOD Justitie neemt deel aan die initiatieven. Verschillende pagina's van de website zijn gewijd aan de gerechtelijke bescherming en aan de rollen van de verschillende actoren die in het kader daarvan optreden. Op die pagina's worden ook modellen van documenten ter beschikking gesteld die nuttig zijn voor de uitoefening van de opdracht van de familiale bewindvoerder. Het laatste initiatief waaraan mijn administratie nauw heeft meegewerkt, is de opmaak van een praktische gids voor familiale bewindvoerders die in december 2022 werd gepubliceerd op de website van de Koning Boudewijnstichting.

 

Op uw tweede en derde vraag, wat de vergoeding van de bewindvoerders en de vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van bewindvoerders betreft, kan ik meedelen dat daarvoor een werkgroep werd opgericht die een eindverslag heeft uitgebracht in juni 2022.

 

Tot eind september werd er nog verder gesproken in deze werkgroep, om enkele punten uit te klaren. Het ontwerp van koninklijk besluit over de vergoeding van de bewindvoerders werd aangepast na discussies in die werkgroep.

 

Het wetsontwerp, waarin naast de erkenningsvoorwaarden ook enkele bepalingen over de vergoeding van de bewindvoerders werden opgenomen, werd in december door mijn administratie aan mij bezorgd. Bij de opmaak van het ontwerp van koninklijk besluit is gebleken dat dat enkele aanpassingen aan de wet vereist. Beide zijn dus gekoppeld.

 

Zowel het wetsontwerp als het koninklijk besluit zijn nu nog in onderzoek bij mijn beleidscel. Er is nog een aantal IT-moeilijkheden dat opgelost moet worden. Zodra het onderzoek afgerond is en de IT-moeilijkheden geregeld zijn, zal het voorontwerp van wet samen met het ontwerp van koninklijk besluit aan alle betrokken actoren bezorgd worden voor advies, waarna wij het aan de regering en het Parlement zullen bezorgen.

 

03.03  Koen Geens (cd&v): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zie de reglementaire stappen met vreugde tegemoet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Koen Geens aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De taalvoorwaarde voor het verwerven van de Belgische nationaliteit" (55033355C)

04 Question de Koen Geens à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La condition linguistique à remplir pour acquérir la nationalité belge" (55033355C)

 

04.01  Koen Geens (cd&v): Volgens het Wetboek Belgische Nationaliteit kan een vreemdeling de Belgische nationaliteit verkrijgen via een procedure nationaliteitsverklaring. Er zijn verschillende situaties waarin men een nationaliteitsverklaring kan indienen. In elk van de mogelijke situaties is een bewijs van de kennis van één van de drie landstalen een essentiële voorwaarde.

 

Artikel 1, § 2, 5° van het WBN voorziet dat aan de taalvoorwaarde is voldaan indien men een kennis gelijk aan het niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Talen heeft.

 

Deze vereiste wordt verder verduidelijkt in het Koninklijk besluit van 14 januari 2013. Dit KB voorziet dat onder meer het document waaruit blijkt dat het inburgeringstraject, het onthaaltraject of het integratieparcours waarin wordt voorzien door de bevoegde overheid van de hoofdverblijfplaats van betrokkene op het tijdstip dat hij dit aanvat, met succes gevolgd werd, als bewijs voor het vervuld zijn van de taalvoorwaarde kan gelden (Artikel 1, 4° KB van 14 januari 2013).

 

In de praktijk is het echter zo dat het parket in bepaalde gevallen het inburgeringsattest alleen als voldoende bewijs voor de kennis van één van de landstalen aanvaardt, als er ook een expliciet bewijs kan worden voorgelegd dat die kennis gelijk is aan het niveau A2. Dat houdt in dat in bepaalde gevallen waarin de aanvrager enkel een inburgeringsattest voorlegt als bewijs van het vervuld zijn van de taalvoorwaarde een negatief advies krijgt van het parket.

 

In een arrest van 14 oktober 2021 oordeelde het hof van beroep te Gent dat een inburgeringsattest waarop expliciet niveau A1 vermeld is, niet in overeenstemming is met het Wetboek van de Belgische nationaliteit en met het Verslag aan de Koning bij het KB van 14 januari 2013.

 

Door deze invulling van de taalvoorwaarde door parket en het hof van beroep te Gent is een onduidelijke en onzekere situatie ontstaan voor de aanvragers. Daarnaast maakt deze interpretatie het voor analfabeten bijna onmogelijk om de Belgische nationaliteit te verwerven. In de cursus Nederlands voor analfabeten is A1 schriftelijk het hoogste niveau dat behaald kan worden.

 

Kunt u bevestigen dat het inburgeringsattest op zich voldoende is opdat kan worden voldaan aan de taalvoorwaarde zoals voorzien in artikel 1, § 2, 5° van het WBN onafhankelijk van het feit of het taalniveau A1 of A2 wordt vermeld? Of moet de interpretatie van het Gentse hof van beroep gevolgd worden en kan een inburgeringsattest enkel als bewijs van het vervuld zijn van de taalvoorwaarde worden beschouwd indien ook het taalniveau A2 wordt vermeld op het attest?

 

04.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, collega, de problematiek is bekend bij mijn diensten en was reeds het voorwerp van een mondelinge vraag van collega Lanjri in de commissie voor Justitie van 3 februari 2021.

 

In principe wordt de taalkundige integratie bewezen door middel van een certificaat van niveau A2 van het Europees referentiekader voor talen (ERK), zoals bepaald in het Wetboek van de Belgische nationaliteit. De modaliteiten om te voldoen aan de taalkundige vereisten staan opgesomd in het koninklijk besluit van 14 januari 2013. Artikel 1 van dit koninklijk besluit geeft als een van de mogelijkheden voor het bewijs van de talenkennis de documenten die bewijs leveren het inburgeringstraject, onthaaltraject of integratieparcours met succes gevolgd te hebben.

 

Volgens de vroegere rechtspraak vormde dat artikel 1 een onwrikbaar documentair systeem ter voldoening van de vereiste van kennis van een van de drie landstalen. Een kandidaat-Belg die een van de documenten opgesomd kon voorleggen, voldeed aan deze vereisten, zelfs indien het inburgeringstraject slechts in een aanvullend bewijs van talenkennis van niveau A1 voorzag.

 

In het arrest van 14 oktober 2021 van het hof van beroep te Gent werd de oude rechtspraak hervormd. Het hof redeneerde dat het onwrikbaar documentair systeem van artikel 1 van het koninklijk besluit in principe geen afbreuk deed aan hetgeen bepaald was in het Wetboek. De wet primeert op het koninklijk besluit.

 

Het hof verwees hierbij eveneens naar het verslag aan de Koning van dit koninklijk besluit. Volgens het verslag kunnen de integratieparcours eveneens worden aanvaard als bewijs van de talenkennis indien zij het door de federale wetgever in het kader van de verkrijging van de Belgische nationaliteit opgelegde niveau A2 respecteren.

 

Volgens deze rechtspraak is het derhalve niet mogelijk om een bewijs van succesvol slagen van het integratieparcours voor te leggen als bewijs voor de taalkundige integratie indien het slechts refereert aan niveau A1.

 

Sindsdien eisen alle parketten van het land dat op de attesten van het gevolgd hebben van een inburgeringstraject vermeld dient te zijn dat het behaalde taalniveau overeenstemt met het niveau A2 van het Europees referentiekader voor talen. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de wettelijke voorwaarden bedoeld in artikel 1 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit.

 

Ik wil hierbij overigens uw aandacht vestigen op het feit dat de organisatie van deze integratietrajecten tot de exclusieve bevoegdheid van de deelstaten behoort. Voor verdere vragen over hoe deze trajecten de taalkundige vereisten die door de wet worden opgelegd concreet invullen, dien ik u te verwijzen naar de bevoegde deelstatelijke instanties. In elk geval moeten deze integratietrajecten rekening houden met het niveau A2 van het ERK om te voldoen aan de taaleisen van het Wetboek.

 

Verder wil ik er ook op wijzen dat het vraagstuk van de bewijsmodaliteiten voor de kennis van een van de landstalen in het kader van het verkrijgen van de Belgische nationaliteit, reeds het voorwerp vormde van parlementaire discussie.  In de vorige legislatuur kwam dat aan bod tijdens de voorbereiding van de wet van 18 juni 2018, waarin bepaalde aspecten van het Wetboek van de Belgische nationaliteit werden gewijzigd. Het amendement 74 beoogde een versoepeling te voorzien voor analfabeten waardoor enkel een bewijs van de mondelinge kennis van niveau A2 zou volstaan. Dat amendement werd verworpen met het argument dat het verkrijgen van de nationaliteit dient als bekroning van een integratie, waarbij de wetgever stelt dat de integratie een schriftelijke beheersing van een van de landstalen omvat en niet als instrument dient om de integratie te bevorderen.

 

04.03  Koen Geens (cd&v): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord en zal het grondig bestuderen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de Khalil Aouasti à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le manque de greffiers" (55033341C)

05 Vraag van Khalil Aouasti aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het tekort aan griffiers" (55033341C)

 

05.01  Khalil Aouasti (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, indépendamment des cadres de magistrats dont on a déjà pu discuter, on doit malheureusement constater un manque important de greffiers au sein des différentes juridictions belges. Ce manque a des conséquences importantes, voire désastreuses parfois sur le fonctionnement de la justice. J'ai, par exemple, récemment pris connaissance de la situation au tribunal de police de Bruxelles où des affaires introduites en octobre dernier ne sont toujours pas fixées par manque de greffiers.

 

Dans d'autres tribunaux et dans certaines chambres spécifiques, les audiences ne sont pas fixées non plus. Les ordonnances permettant de définir le calendrier d'échange des conclusions ne sont pas communiquées. Des audiences sont reportées.

 

Cette situation devient intenable et des contentieux sont de ce fait littéralement paralysés.

 

Monsieur le ministre, même si certains éléments statistiques peuvent m'être communiqués par écrit, pourriez-vous me communiquer, par juridiction et par arrondissement judiciaire, le taux de remplissage du cadre de personnel administratif des greffes? Des procédures de recrutement sont-elles en cours? Face à la situation d'urgence évoquée, quelles sont les mesures immédiates qui peuvent être prises pour faire fonctionner les tribunaux paralysés actuellement?

 

05.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, monsieur Aouasti, dans le cadre de son assistance au juge, le greffier joue un rôle central dans le déroulement des audiences. Actuellement, 90 % des postes prévus au cadre du personnel des greffiers sont pourvus. Mes services assurent le suivi périodique du remplissage des cadres afin de fournir au service d'appui au Collège des juges et tribunaux une vue sur les éventuels postes vacants.

 

La justice reconnaît le rôle central du greffier en prévoyant plusieurs postes dans le cadre de l'établissement des plans de postes à pourvoir pour les greffiers. C'est la raison pour laquelle nous avons mis à disposition des moyens du budget prévu pour le renforcement de la justice pour des recrutements supplémentaires, à savoir 89 en 2021, 24 en 2022, 38 en 2023 et 23 en 2024. Par conséquent, il y a actuellement 114 postes vacants pour lesquels la procédure d'affectation est lancée ou en cours. En ce qui concerne la répartition exacte, je vous invite à me poser une question écrite.

 

Afin d'attirer des candidats, outre les publications administratives classiques, mon administration mise également sur l'attractivité de la fonction à travers la campagne de marque employeur "C'est just" qui continuera à être pleinement déployée en 2023 (présence au salon de l 'emploi et diffusion des offres d'emploi via différents canaux de recrutement, par exemple).

 

Lorsque les besoins du service l'exigent, l'article 330ter du Code judiciaire permet, en outre, de déléguer des membres du personnel administratif des greffes à la fonction de greffier. Ainsi, pour le moment, 298 désignations ont été décidées pour exercer une fonction supérieure dans ce cadre.

 

05.03  Khalil Aouasti (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses statistiques.

 

Je ne doute pas du tout que des recrutements soient en cours. Simplement, je tiens à attirer votre attention sur l'impossibilité pour plusieurs tribunaux de tenir des audiences ou d'informer des ordonnances – notamment la 747 –, faute de greffier, parfois depuis plus de deux mois, me dit-on. Il importe donc de voir si, indépendamment des essentielles procédures de recrutement en cours, il est possible d'équiper ces tribunaux – par un système de mobilité, par exemple – qui ne fonctionnent pas aujourd'hui.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde interpellaties en vragen van

- Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het zoveelste geval van drugsgeweld in Antwerpen" (55033411C)

- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De omzendbrief COL 9/2021 (onmiddellijke minnelijke schikking)" (55000368I)

- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De aankondiging inzake het kraken van het zakenmodel rond drugshandel" (55033447C)

- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het aanhoudende drugsgeweld in Antwerpen en de aankondigingen in de strijd hiertegen" (55033521C)

- Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Hogere boetes voor druggebruikers" (55033530C)

- Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De oprichting van een boetefonds voor de opruiming van gedumpt drugsafval" (55033536C)

- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het uitblijven van de aanstelling van een havenprocureur" (55000370I)

06 Interpellations et questions jointes de

- Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'énième cas de violence liée à la drogue à Anvers" (55033411C)

- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La circulaire COL 9/2021 (transaction pénale immédiate)" (55000368I)

- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'annonce relative à la destruction du modèle d'entreprise lié au commerce de drogue" (55033447C)

- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les incessantes violences liées à la drogue à Anvers et les annonces dans la lutte contre ce fléau" (55033521C)

- Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les amendes plus lourdes pour les consommateurs de drogue" (55033530C)

- Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La création d'un fonds des amendes pour la gestion des déchets de drogues abandonnés" (55033536C)

- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'absence de désignation d'un procureur portuaire" (55000370I)

 

06.01  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, wij zullen waarschijnlijk een soort minidebat houden, aangezien wij verschillende vragen hebben. Wij hebben een vraag over het elfjarige meisje dat is geraakt door een kogel in het kader van drugsgeweld en dat daardoor is overleden. Vrijdagochtend is dan weer een ander gebouw beschoten, ditmaal gelukkig zonder verwondingen of ergere aspecten. Niettemin is opnieuw een gebouw beschadigd en zijn er ramen gesneuveld. Er is een hele explosie geweest, waardoor de inkomhal is vernield. Dat alles is niet evident. De buurtbewoners zijn geschrokken en voelen zich niet meer veilig na de waarschijnlijk zoveelste aanslag in de Antwerpse binnenstad. Het geweld is trouwens als een olievlek, het deint jammer genoeg langzaam uit.

 

Mijnheer de minister, u hebt ondertussen al een aantal stappen gezet. Wij doen daar niet gek over. U bent bezig met het tegengaan van drugsgeweld, dat natuurlijk al heel lang een probleem is. Het is heel lang afgedaan als een Antwerps probleem, waardoor de urgentie hier en daar te laat werd ingezien. Nochtans was het perfect voorspelbaar dat het geweld, zoals in Nederland, steeds meer zou escaleren. Mijnheer de minister, wij zijn nu natuurlijk een inhaalbeweging aan het maken die op langere termijn wel haar vruchten zal afwerpen. Het is vandaag echter vijf na twaalf. Er zijn maatregelen die wij liever vandaag dan morgen zien. Wij moeten ook het best zo snel mogelijk een einde proberen te maken aan het narcoterrorisme.

 

Mijnheer de minister, mijn eerste deel vragen gaat heel algemeen over de manier waarop u er op korte termijn voor kunt zorgen dat de Antwerpenaar zich opnieuw veiliger kan voelen. Welke maatregelen worden getroffen om zo snel mogelijk de lokale veiligheidsdienst te versterken?

 

Ten tweede, mijnheer de minister, uw regering deed een aantal nieuwe aankondigingen, wat niet nieuw is. Nieuw is echter wel dat u daarbij hebt aangekondigd dat er een nationale drugscommissaris moest komen alsook de oprichting van een havenkorps. Wat verstaat u precies onder een nationale drugscommissaris en een havenkorps? Welke taken zullen zij krijgen? Tegen wanneer zullen zij operationeel zijn? Vooral dat laatste is een belangrijke vraag.

 

U lanceerde vorige week tijdens De Zevende Dag een nieuw idee om de strijd tegen het drugsgeweld en de oorzaken daarvan op te voeren. U zou boetes van 1.000 euro willen opleggen aan betrapte cocaïnegebruikers over heel het grondgebied. Het toepassingsgebied vandaag is beperkt tot festivals en het bedrag van de boete bedraagt meestal tussen de 75 en 150 euro. U zei dat het bedrag nu te laag is voor mensen die 50 euro per gram cocaïne kunnen en willen betalen.

 

Het inzicht dat het probleem niet alleen ligt bij de producenten en handelaars, maar ook bij de gebruikers, is goed. Als er geen vraag is, is er ook geen aanbod nodig. Het is goed dat u daaraan iets wilt doen. Er bestaat echter al een rondzendbrief over de boetetarieven, die nog niet zo heel oud is. Nu zult u drastische wijzigingen voorstellen, waarmee u indirect toegeeft dat het allemaal too little too late was.

 

Mijnheer de minister, u kondigt een wijziging van de rondzendbrief over de boetes aan. Vond daarover een overleg in de regering plaats? Wat was het resultaat daarvan? Wanneer wilt u deze wijziging invoeren? Zult u alleen de boetes voor cocaïnegebruik verhogen of zult u heel de omzendbrief en de boetes voor alle soorten drugs herbekijken? Zijn er bepaalde drugs waarvoor u geen wijziging van het boetetarief nodig acht? Zult u alleen het bedrag verhogen of zult u ook de hoeveelheden die als persoonlijk gebruik worden beschouwd aanpassen, omdat dat vandaag zeer veel is?

 

Dan kom ik tot mijn laatste vraag. De Vlaamse minister van Omgeving, Justitie en Handhaving is al langer vragende partij voor de oprichting van een boetefonds dat de overheid in staat moet stellen om gestort drugsafval op kosten van drugsveroordeelden op te ruimen.

 

Er is door drugsgebruik niet alleen escalerend geweld, drugs worden hier nog steeds gemaakt en het afval wordt gewoon gedumpt. De kosten daarvan lopen gigantisch op en worden door de maatschappij gedragen. Zo'n boetefonds kan worden ingezet voor de sanering van die stortplaatsen, maar kan ook worden gebruikt voor preventie en de begeleiding van slachtoffers van drugsgeweld. Dat idee werd reeds in 2021 gelanceerd. De federale regering voelde daar toen niet veel voor, maar nu u toch aan het sleutelen bent aan de boetes, is het misschien het moment om ook eens na te denken over dat fonds.

 

Mijnheer de minister, bent u voorstander van een dergelijk boetefonds voor drugs? In het verleden was de staatssecretaris voor Begroting een koele minnaar van dit idee. Hebt u daarover reeds overlegd met de nieuwe staatssecretaris voor Begroting? Zo ja, wat was het resultaat? Zo nee, zult u dat opnieuw met haar opnemen?

 

06.02  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn interpellaties en vragen.

 

Mijnheer de minister, zondag 15 januari 2023 achtte u uw moment gekomen om in de Zevende Dag nog maar eens een spectaculaire aankondiging te doen, en dit in de nasleep van de dood van het 11-jarig meisje Firdaous.

 

U pleitte voor boetes tot 1.000 euro voor betrapte cocaïnegebruikers. “We gaan ze doen betalen. Iemand die 50 euro voor een gram cocaïne kan betalen, heeft ook geen moeite met zo'n boete." Uw aankondiging was bedoeld voor alle harddrugs.

 

Ook premier De Croo sprak bij VTM-nieuws zijn steun uit voor uw plan om de boetes voor cocaïnegebruikers te verhogen. Hij stelde dat de huidige boetes (75 tot 150 euro) 'onredelijk laag' liggen voor wie 50 euro per gram wil betalen.

 

Met bijzonder grote verwondering en stijgende verbazing heb ik uw woorden aanhoord. Eind 2021 immers werd er nog een omzendbrief van het College van Procureurs-Generaal bij de hoven van beroep rondgestuurd (COL 9/2021) waarin onder meer voor inbreuken op de drugswetgeving op festivals, tijdens evenementen of naar aanleiding van gerichte acties het volgende werd bepaald:

 

“Bezit van speed en amfetamines 10 gram: onmiddellijke minnelijke schikking 300 euro; bezit van 20 pillen xct: 300 euro; bezit van 10 gram cocaïne: 300 euro."

 

Reeds in maart 2022 werd u hierover uitvoerig geïnterpelleerd in de commissie door het Vlaams Belang, die niet alleen niet te spreken was over de bijzonder grote hoeveelheden drugs die door u als gebruikershoeveelheid werden bestempeld (in Nederland ligt de gebruikershoeveelheid cocaïne op 0,5 gram, of maar liefst 20 keer lager), maar tevens de bijzonder lage geldboetes aankaartte. U gaf niet thuis.

 

Het is bijzonder spijtig en pijnlijk dat er eerst een 11-jarig meisje dient te overlijden alvorens uw voortschrijdend inzicht zijn werk heeft kunnen doen.

 

Anderzijds, beter laat dan nooit.

 

Wanneer gaat u uw aankondigingen die u heeft gedaan in de Zevende dag om cocaïnegebruikers te bestraffen met een geldboete van 1.000 euro in de praktijk omzetten?

Zal de COL 9/2021 die het bezit van bepaalde hoeveelheden drugs regelt in overeenstemming gebracht worden met uw aankondigingen? Wanneer zal deze worden toegepast?

Wat met de gebruikershoeveelheden waarvan sprake in de COL 9/2021? Zullen ook deze worden verminderd? Voor welke drugs zullen welke nieuwe gebruikershoeveelheden gelden? En welke boetes zullen hier tegenover staan?

Wat is de stand van zake van uw omzendbrief inzake recidive? U hebt deze aangekondigd tegen de zomer 2022. Behoudens vergissing mochten we hiervan nog geen kennis krijgen.

 

In een recent interview dit weekend hebben we kunnen lezen dat het doel van Justitie en de andere betrokken diensten erin bestaat om 20 procent van de drugtrafiek in beslag te nemen om zo het zakenmodel van de maffia te kraken. Vorig jaar werd er 110 ton drugs in beslag genomen, dat moet 220 tot 250 ton worden. Uit uw verklaring blijkt dat dit cijfer overeen zou komen met zowat 20 procent van de drughandel. En verder zegt u dat volgens Europol “we de business van de maffia zullen vernietigen als we dat cijfer halen". De versterking van de FGP en een reeks andere maatregelen zoals o.m. containers meer en beter scannen  moeten helpen om die doelstelling te halen.

 

Graag had ik meer toelichting gekregen betreffende de door u gelanceerde cijfers om het zakenmodel rond de drugshandel te kraken. Waarop baseert u zich om te bewezen dat het volstaat om 20 procent van de drugtrafiek in beslag te nemen om dit te realiseren? Kan dit niet meer ambitieus zijn?

Kan u mij een overzicht geven van alle geplande initiatieven om ervoor te zorgen dat de beoogde 220 tot 250 ton in 2023 zullen worden gerealiseerd?

U hebt verder aangekondigd dat u programma's gaat opstarten die de containers intelligenter moeten maken. “Het idee is dat de politie wordt gewaarschuwd als de deur opnieuw wordt geopend", zo stelde u. Kan u hierover meer toelichting geven? Is de hiervoor noodzakelijke know how reeds aanwezig? Zo ja, zijn er voldoende middelen en manschappen om dit op het terrein te realiseren? 

U hebt verwezen naar de nieuwe havenwet waardoor de havens en de bedrijven die er aanwezig zijn zullen verplicht zijn om camera's te installeren en biometrische identificaties te voeren. U stelt - terecht - dat dit internationaal moet worden toegepast. Welke initiatieven hebt u inmiddels genomen om hierover overleg te plegen met uw Europese collega's? Wat zijn de resultaten? Bestaat er bereidheid om hier aan mee te werken? 

Welke initiatieven zijn er inmiddels genomen om hoogrisico-personeel beter en grondiger te screenen?

 

Het druggeweld in Antwerpen raakt maar niet onder controle. Zonder te durven beweren dat er door de overheid geen inspanningen zijn gebeurd, moeten we vaststellen dat dit onvoldoende blijft. Er worden nu door verschillende ministers allerlei grote aankondigingen gedaan zoals de nationale drugscommissaris, de oprichting van een havenkorps, de uitbreiding van de minnelijke schikking voor gebruikers van harddrugs, waarbij er vragen dienen te worden gesteld betreffende de haalbaarheid en de resultaten op korte termijn in de strijd tegen het druggeweld.

 

Op voorstel van de minister van Binnenlandse Zaken heeft de regering ingestemd met een 'nationaal drugscommissaris'. Wat is hier uw standpunt? Op welke wijze zal hier de noodzakelijke samenwerking tussen Justitie en Binnenlandse Zaken gebeuren? Aan wie zal deze nationale drugscommissaris moeten rapporteren? Zal er voldoende budget worden vrijgemaakt vanuit Justitie om deze nationale drugscommissaris administratief en operationeel te ondersteunen?

Op uw voorstel werd de oprichting van een havenkorps aangekondigd. Nochtans bestaat er reeds een scheepvaartpolitie die net zoals de andere politiekorpsen onderbemand is.  Hoe ziet u de samenwerking tussen beide? Is het niet wenselijker te zorgen voor een versterking van de scheepvaartpolitie en hier meer middelen ter beschikking te stellen?

Hogere boetes voor gebruikers van harddrugs werden door u aangekondigd. Wanneer gaat u met een initiatief ter zake komen om dit ook daadwerkelijk te realiseren? Bestaat er eensgezindheid binnen de regering gezien we regelmatig in de media andere stemmen horen wat het gebruik van drugs betreft?

Zijn al deze aankondigingen voorafgaand doorgenomen in de regering? Hoe kaderen al deze aankondigingen in het nationaal Veiligheidsplan?

Noch een nationale drugscommissaris noch een nieuw politiekorps zullen er op korte termijn voor zorgen dat de Antwerpenaar zich terug veilig voelt in zijn eigen stad. Welke initiatieven gaat u hier bij hoogdringendheid nemen?

 

De drugscriminaliteit lijkt in Antwerpen maar niet onder controle te geraken. Er werden door verschillende ministers al grote aankondigingen gedaan maar tot op heden zonder veel concrete resultaten op het terrein, getuige o.m. het toenemende druggerelateerd geweld in Antwerpen. De daadwerkelijke aanstelling van een Havenprocureur is hier een voorbeeld van maar lijkt maar niet uit de startblokken te geraken. Nochtans is deze aanstelling bijzonder belangrijk in de aanpak van de drugsmaffia omdat de haven zowel in het arrondissement Antwerpen als Oost-Vlaanderen ligt en tot op vandaag verschillende parketten, onderzoeksrechters en rechtbanken bevoegd zijn wat de strijd tegen drugs moeilijk maakt. Zowel op linkeroever als rechteroever moet er eenheid komen in de aanpak van deze problematiek en moet de huidige onlogische versnippering van mensen en middelen worden vermeden.

 

Reeds in 2018 was er in het Stroomplan de opstelling van een Havenprocureur voorzien maar dat werd nooit uitgevoerd. 

 

In uw Beleidsnota wordt onder het hoofdstuk “Strijd tegen drugscriminaliteit" ook de Havenprocureur aangekondigd om zo te komen tot een beter samenwerking en een betere regie. “Alle beschikbare informatie van de politiediensten (FGP, scheepvaartpolitie, de lokale politiediensten op linker- en rechteroever op wiens grondgebied de haven gevestigd is) en de douane komt samen in een operationeel overlegplatform en wordt daar tussen die partners uitgewisseld (Doc 55 1580/016, blz. 22). Het is de bedoeling dat deze Havenprocureur de regisseur wordt in de strijd tegen drugscriminaliteit. “We hebben een vijand die sterk gewapend is en daar moeten we een eenheid van commando tegenover plaatsen", stelde u terecht (VRT, 9.12.2020). Toen verklaarde u dat het de bedoeling was dat de Havenprocureur in het voorjaar 2021 aan de slag zou gaan.

 

In september 2022 was dit één van de speerpunten in het voorgestelde Stroomplan XXL.

 

Herhaaldelijk werd er ook tijdens gedachtewisselingen en interpellaties of vragen over het drugsgeweld vragen gesteld betreffende het uitblijven van de beloofde Havenprocureur en werd de aanstelling in het vooruitzicht gesteld, waarbij u telkens bevestigd hebt dat “met de versterking van het parket en de zetel in het arrondissement Antwerpen het Parket van Antwerpen als Havenparket wordt aanzien".

 

Ook recent naar aanleiding van de noodlottige dood van een elfjarig meisje hebt u zich nog uitgesproken en hebt u zich sterk gemaakt dat “zo'n procureur voor de hele Antwerpse haven er komt nu in het Stroomplan XXL er 5 nieuwe parketmagistraten en 15 medewerkers worden aangesteld".

 

Maar ondanks al deze aankondigingen en beloften is er op het terrein ter zake tot op heden niets gerealiseerd.

 

Kan u thans eindelijk bevestigen wanneer concreet de aanstelling van de Havenprocureur er ook daadwerkelijk zal komen die parket, politie, douane en andere diensten in het Stroomplan XXL laat samenwerken ?

Of zijn er redenen waarom deze aanstelling telkens opnieuw wordt uitgesteld? Een gebrek aan middelen kan het vermoedelijk niet zijn want in oktober 2022 hebt u gezegd dat er middelen werden vrijgemaakt. Zijn er dan andere hindernissen die eerst dienen te worden opgelost? Zo ja, graag een gedetailleerde toelichting en welke initiatieven gaat u nemen om hier bij hoogdringendheid werk van te maken?

 

06.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, collega's, ik zal thematisch antwoorden op de vragen.

 

Eerst en vooral licht ik de versterking van de lokale veiligheidsdiensten toe. De ministerraad heeft besloten om, naast de een-op-eenvervanging bij de federale gerechtelijke politie (FGP), voor de komende twee jaar de FGP met 195 voltijdequivalenten te versterken. Dat zorgt ervoor dat de FGP op het einde van de legislatuur 409 eenheden meer zal tellen dan bij het begin van de legislatuur. Deze versterking zal bij voorrang worden toegekend aan FGP Antwerpen en FGP Brussel. Van die 195 plaatsen zijn er momenteel al 111 vacatures gelanceerd, waarvoor er 185 kandidaturen werden ontvangen. De selecties zijn volop aan de gang. Specifiek voor de FGP Antwerpen werden 33 vacatures opengesteld, waarvoor 31 kandidaatstellingen werden ontvangen. De selecties zijn lopende.

 

Op het niveau van de scheepvaartpolitie heeft de minister van Binnenlandse Zaken voorzien in versterking. Zo is er een structuurversterking van 20 voltijdequivalenten sedert december 2022. Daarnaast wordt ook de federale reserve dagelijks georiënteerd naar Antwerpen, waardoor er bijvoorbeeld 's nachts meerdere extra ploegen in de haven aanwezig zijn. Die politieploegen worden gericht ingezet, in afstemming met de douane. Daarnaast loopt er een discussie met de minister van Binnenlandse Zaken en de lokale overheid voor verdere structurele versterking in het havengebied.

 

Het meerjarenplan van de totale federale politie voorziet in een personeelsaangroei tot 13.109 einde 2024, of een versterking van bijna 1.000 personen ten opzichte van het begin van de legislatuur. Dat is het hoogste aantal personeelsleden bij de federale politie sinds haar ontstaan in 2003.

 

Collega Dillen, de Antwerpse problematiek en de maatregelen die we nemen liggen uiteraard in lijn met het Nationaal Veiligheidsplan. U weet dat dit een strategisch politieplan is, geen plan van Justitie. Het werd goedgekeurd op de Interministeriële Conferentie Veiligheid en Handhavingsbeleid, en dit onder regie van de minister van Binnenlandse Zaken.

 

De kern heeft vrijdag jongstleden een principebeslissing genomen tot aanstelling van een nationale drugscommissaris en een adjunct. De persoon zal worden toegevoegd aan de ministers van Binnenlandse Zaken, Volksgezondheid, Financiën en Justitie. De aanstelling van de nationale drugscommissaris en diens adjunct zal gebeuren door middel van een in ministerraad overlegd koninklijk besluit. De taak van de nationale drugscommissaris bestaat in hoofdzaak uit transversale coördinatie van de preventie en handhaving op het vlak van de handel, de infiltratie in publieke en private sectoren en het geweld.

 

De persoon zal geen nieuwe, bijkomende schakel in de keten zijn, maar zal er mee voor zorgen dat de huidige schakels nog beter op elkaar aansluiten. Het gaat om een regisseursrol ten aanzien van de bestaande diensten en partners. Naast de al vermelde overheden zal de commissaris ook met private partners overleggen, denk bijvoorbeeld aan de havenbedrijven. Concreet denken we onder meer aan de aanpak van de problematiek in de bronlanden, aan integriteits- en anticorruptiemaatregelen, aan havenbeveiliging, aan het afnemen van illegaal vermogen en aan het tegengaan van witwassen. Kortom, de verdere uitvoering van het Stroomplan XXL.

 

De commissaris zal permanent in contact staan met de vertegenwoordigers van de deelstaten en de lokale besturen via de bestaande structuren, zoals de interfederale Algemene Cel Drugsbeleid (ACD). Ter ondersteuning van de drugscommissaris voorzien we in de oprichting van een drugscommissariaat met een aantal medewerkers-experts. De drugscommissaris is bij voorkeur een magistraat en de loonlast wordt gedragen door de FOD Justitie. De andere loonlasten en werkingsmiddelen worden gelijk verdeeld onder de bevoegde departementen.

 

Ik ben mij goed bewust van de problematiek rond het boetefonds. Justitie staat vandaag al in voor alle opruimkosten. Die vallen onder de gerechtskosten die door Justitie worden betaald. In geval van een veroordeling worden die kosten teruggevorderd. In veel gevallen worden er echter geen verantwoordelijken gevonden en dan draait Justitie op voor de kosten. Naast de opruimkosten zijn er uiteraard ook de kosten voor sanering enzovoort.

 

Een drugsboetefonds of drugssaneringsfonds is inderdaad reeds geopperd, maar de bezwaren zijn gekend. Er is de wet van 22 mei 2003, die restrictieve beperkingen oplegt aan begrotingsfondsen. Vandaar het bezwaar van de vorige en de huidige staatssecretaris van Begroting. Er zijn echter ook veel praktische bezwaren. Wie zal de vordering tot sanering ontvangen en beoordelen? Wat indien er onvoldoende middelen ter beschikking zijn om de aanvragen in te willigen? Wie ziet toe op de concrete besteding van de middelen?

 

Ik heb mijn Vlaamse collega in een schrijven laten weten dat ik bereid ben om mee te denken over alternatieven. De collega kondigde aan om een interfederale oplossing te willen zoeken en ook andere partners daarbij te willen betrekken. Het voorstel staat op de agenda van een volgend overleg tussen Justitie, de deelstaten en het College van procureurs-generaal.

 

Vanaf 2023 zijn extra middelen uitgetrokken om het parket van Antwerpen en Limburg te versterken om de strijd tegen de drugscriminaliteit op te voeren. De havenprocureur is geen persoon, wel een team, dat binnen het huidige parket van Antwerpen zal werken. Op vrijdag 13 januari 2023 werden vijf vacante plaatsen van substituut-procureur des Konings voor het parket van Antwerpen en een vacante plaats voor het parket van Limburg gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Potentiële kandidaten kunnen zich tot 2 februari 2023 kandidaat stellen. Het spreekt voor zich dat het openbaar ministerie zich nu al voorbereidt op deze versterking.

 

U stelde ook een vraag over de COL 9/2021 en de boetes voor de gebruikers. De volgende elementen liggen ter bespreking op tafel bij het College van procureurs-generaal en het openbaar ministerie.

 

Een verhoging van de boetes tot 1.000 euro voor het bezit of gebruik van cocaïne. Nu is het tarief 150 euro of 300 euro, naargelang van de hoeveelheid. Wij willen het systeem van de boetes, zoals geregeld in de richtlijn die van kracht is sinds 1 januari 2022, uitbreiden. Nu is het de bedoeling dat het toegepast wordt naar aanleiding van festivals of evenementen. In samenspraak tussen de procureur, de politie en de burgemeester moet het systeem ook breder kunnen worden gebruikt, los van festivals.

 

Zij die niet betalen, worden gedagvaard voor de rechtbank. Om de rechtbanken niet te overbelasten, wil ik het bevel tot betalen, dat nu al bestaat voor verkeersovertredingen, uitbreiden tot deze boetes. Hiervoor is een wetgevend initiatief nodig. Ik mag hopen dat u dat zult steunen.

 

Wij zullen uiteraard de rechten van de verdediging respecteren, door de rechten van de verdachte nog beter te vermelden en duidelijk te maken in de aangeboden minnelijke schikking.

 

Ik wil eveneens de link met de drughulpverlening versterken. Het is met zo'n systeem van algemene beboeting dat problematische gebruikers sneller aan de oppervlakte zullen komen. Wij zullen vragen dat de procureurs in samenwerking met de partners voor een goede verwijzing naar de drughulpverlening zorgen. Dat gebeurt dus op het niveau van het parket. Het parket zal samen met de politie zorgen voor een triagesysteem om problematische gebruikers door te verwijzen. Dat is natuurlijk enkel mogelijk als er voldoende aanbod is binnen de drughulpverlening. Daarnaast is er natuurlijk het niveau van de rechtbanken, waar wij beschikken over tal van drugbehandelings­kamers, die recentelijk trouwens ook opgestart zijn in West-Vlaanderen en in Limburg. Ook daarvoor hebben wij in extra middelen voorzien in de voorbije twee jaren.

 

Natuurlijk wil ik dat er rekening gehouden kan worden met de lokale context. Ik herhaal daarom dat de procureur, de politie en de burgemeester kunnen bepalen waar en wanneer dat noodzakelijk is. De richtlijn zal ter zake worden aangepast en verspreid.

 

Ik weet uiteraard dat dit niet de enige oplossing is voor de aanpak van het drugsgerelateerde geweld, zeker omdat het merendeel van de drugs die via de Antwerpse haven binnenkomen via Nederland terechtkomt in heel Europa, en dus niet meteen op de Belgische, laat staan de Antwerpse markt terechtkomt.

 

Ik heb uiteraard goed geluisterd, en ik meen ook dat wij de verantwoordelijkheid van de gebruikers, waarmee ik al rekening hield bij het eerdere systeem van boetes, dat ingevoerd werd eind 2021, nog moeten uitbreiden.

 

Ik kom nu bij de wet betreffende maritieme beveiliging en de vragen van mevrouw Dillen, alsook de maatregelen die daarmee verband houden.

 

Het uitbreiden van het toepassingsgebied van de ISPS-code moet op internationaal niveau gebeuren met de Internationale Maritieme Organisatie. Het is goed eraan te herinneren dat België een van de eerste landen is die reeds de daad bij het woord hebben gevoegd en de ISPS-code hebben uitgebreid naar de georganiseerde misdaad, middels de wet maritieme beveiliging die in ons Parlement is goedgekeurd.

 

Op internationaal vlak heb ik de hiernavolgende initiatieven genomen.

 

In juni 2022 heb ik in Londen gesproken met de vertegenwoordigers bij de Internationale Maritieme Organisatie van Brazilië, Colombia, Panama, Mexico, Ecuador en Costa Rica, alsook met de toenmalige Britse staatssecretaris voor Transport en met de huidige secretaris-generaal van de Internationale Maritieme Organisatie, de heer Kitack Lim. In het actieplan dat in oktober 2020 werd afgesproken met de zes landen van de antinarcocoalitie tegen drugs, zijnde België, Nederland, Duitsland, Frankrijk, Spanje en Italië, werd opgenomen dat zal worden onderzocht op welke manier ISPS kan worden gebruikt om de weerbaarheid tegen de georganiseerde misdaad te verhogen. Eind oktober 2020 heb ik tijdens mijn bezoek aan de Verenigde Staten daarvoor een lans gebroken bij verschillende ontmoetingen met de hoogste verantwoordelijken van de veiligheidsdienst. Ik heb begrepen dat de burgemeester van Antwerpen recent in de Verenigde Staten een gelijkaardig pleidooi heeft gehouden. Tijdens de gesprekken met de rederijen werd steun voor de uitbreiding van de ISPS-code gevraagd. Wij zullen die vraag herhalen tijdens ons evenement op 17 februari 2023 in Antwerpen. Op die meeting zullen wij ook afspraken maken over de slimme containers. In juni 2023 zullen wij tijdens het Maritime Safety Committee een event organiseren om steun voor dat initiatief te vragen. In november 2023 zullen wij, ten slotte, een submissie indienen bij de algemene vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie.

 

Ik kom nu bij mijn laatste punt, namelijk de screening van het personeel. De hiernavolgende procedurestappen werden reeds ondernomen.

 

De risicoanalyse werd uitgevoerd door het DG Scheepvaart. De daaropvolgende dreigingsanalyse werd gisteren gefinaliseerd. Het DG Scheepvaart gaat nu aan de slag om een impactanalyse op te stellen, zodat wij weten hoeveel mensen in een kritieke functie zijn tewerkgesteld en dus moeten worden gescreend.

 

Behalve die formele stappen werd ook reeds aan de havenbedrijven gevraagd een veiligheidsofficier aan te duiden, die ook een veiligheidsmachtiging zal moeten krijgen. Het is immers die veiligheidsofficier die vervolgens de namen zal doorgeven aan het DG Scheepvaart van de mensen die in kritieke functies zijn tewerkgesteld. Ook aan de overheidsdiensten die zetelen in de lokale comités en de Nationale Autoriteit voor Maritieme Beveiliging werd gevraagd om personeelsleden van de nodige machtigingen te voorzien.

 

Tot slot, zijn wij ook in overleg met de sociale partners over de procedure, zodat de juiste informatie kan worden doorgegeven en bezorgdheden kunnen worden weggewerkt.

 

06.04  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw zeer uitgebreide antwoord. Ik ben blij dat er zaken ondernomen worden, maar ik ben niet helemaal gerust. Mijn ongerustheid bestaat erin dat we volgens mij echt serieus achterop hinken. Het is goed dat het gebeurt, maar of wij de achterstand kunnen inhalen en die race kunnen winnen, is nog maar de vraag.

 

Ik zal uw antwoord zeker nog rustig herlezen, maar nu vielen mij al enkele dingen op.

 

Ten eerste, in verband met de versterking van de scheepvaartpolitie zegt u dat de discussie voor de verdere versterking met onder andere uw collega Verlinden loopt. Moet ik iets zoeken achter dat woord ‘discussie’? Bedoelt u dat gewoon in de betekenis van een gesprek, of is er geen eensgezindheid over de beleidslijn? In het eerste geval had ik verwacht dat u het woord ‘overleg’ zou gebruiken.

 

Ten tweede, over het boetefonds zei u dat dat niet evident is, onder meer gelet op de wet van 2003, waardoor men geen begrotingsfonds mag oprichten. Collega Geens is net weg. U maakt zelf eigenlijk wel gebruik van een begrotingsfonds, al hebben we dat op een andere manier aangepakt. Ik doel op het pro-Deofonds, opgericht op initiatief van de toenmalige N-VA-fractie. Het is iets anders uitgewerkt dan wij hadden bedoeld, maar het idee kwam wel van de N-VA en gelukkig haalt u uit dat fonds nu ook een deel van uw budget. Werken met een fonds is dus wel degelijk mogelijk, als het maar op de juiste manier aangepakt wordt, zoals met het pro-Deofonds.

 

Ten derde, in verband met de COL 9/2021 hebt u, als ik mij niet vergis, niet geantwoord op de vraag of de uitbreiding van de boetes ook geldt voor andere drugs. Geldt dat alleen voor cocaïne, of gaat het ruimer? Dat is natuurlijk wel relevant. Volgens sommige kritieken worden gebruikers, als zij zwaar beboet worden, nog meer in de miserie geduwd. Die redenering begrijp ik wel. Hoge boetes opleggen en tegelijk een gebruikersruimte inrichten lijkt mij echter contradictorisch. Het boeit mij wel om te weten of het ruimer geldt, voor allerlei soorten drugs. Daarop hebt u volgens mij niet geantwoord. Ik kom er later misschien nog op terug.

 

Tot slot, u zegt dat de vacature voor havenprocureur in januari is gepubliceerd. Dat stond nochtans al heel lang in het Stroomplan, mijnheer de minister, en dus is het jammer dat daar zo lang mee gewacht is. Maar goed, beter laat dan nooit.

 

06.05  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, dank voor uw vrij uitvoerige antwoord. Voor alle duidelijkheid – dat staat ook in mijn schriftelijke voorbereiding –, onze fractie heeft nooit beweerd dat u nog geen inspanningen zou hebben gedaan, of dat er niets zou gebeuren. Ik vrees alleen dat het nog altijd onvoldoende blijft.

 

U hebt een en ander aangekondigd, u hebt een schets gegeven van wanneer wat in de praktijk zal worden gerealiseerd. De burger verwacht – en daar is iedereen het wellicht over eens – dat er op heel korte termijn concrete resultaten komen. Terwijl de problematiek aanvankelijk beperkt was tot enkele Antwerpse wijken, zoals Deurne, Borgerhout en Hoboken, zijn er nu al problemen in de randgemeenten. Collega De Wit sprak van een olievlek. Overigens zijn er ook problemen in andere steden, zoals in Brussel, maar gelukkig niet in hetzelfde tempo als in Antwerpen. Ik weet niet of er al resultaten zijn in het onderzoek naar de laatste feiten in Brasschaat, maar ook daarover wordt gezegd dat het drugsgerelateerd is.

 

In verband met de havenprocureur begrijp ik dat u afstapt van het idee dat in 2018 gelanceerd is, en dat u nu werkt met een team en niet met een persoon. Ik neem aan dat dat team niet onder de leiding komt van de procureur zelf, maar wel van iemand uit de groep van vijf nieuw aangestelde parketmagistraten en vijftien medewerkers. Hopelijk krijgt het team dus één verantwoordelijke.

 

Ik heb mogen begrijpen dat de oprichting van het havenkorps eigenlijk gaat om een versterking van de scheepvaartpolitie, waar ook heel veel mankracht te kort is. Ik wens u, en ook collega Verlinden, veel succes om dat te kunnen realiseren.

 

Wat het kraken van het zakenmodel betreft, blijf ik op mijn honger, mijnheer de minister. U hebt gezegd dat een inbeslagname van 20 % van de drugstrafiek volstaat om het zakenmodel van de drugshandel te kraken. Ik denk dat dat niet ambitieus genoeg is. Ik weet dat 100 % niet mogelijk is, dat is praktisch onhaalbaar, maar er blijft toch wel een zeer grote marge van 80 % over. Hoe ziet u dat? We kennen allemaal de huidige cijfers betreffende de cocaïneproblematiek in Antwerpen en 80 % is toch nog erg veel. Ik zou graag nog wat extra toelichting krijgen over dat percentage.

 

Wat de COL 9/2021 betreft, heb ik begrepen dat de richtlijn aangepast zal worden, want er bestaat een grote discrepantie tussen wat daarin voorzien is – een onmiddellijke minnelijke schikking van 300 euro voor het bezit van 10 gram cocaïne – en uw aankondiging om drugsgebruikers een boete van 1.000 euro op te leggen. Ik ben benieuwd op welke wijze u die aanpassing zult gebruiken. Ik sluit mij aan bij de vraag van collega De Wit over welke drugs het gaat. Gaat het alleen over cocaïne of gaat het over alle drugs?

 

Tot slot ben ik ook blij dat er eindelijk echte aandacht komt voor de gebruikers, want zij hebben ook een verpletterende verantwoordelijkheid in dit dossier. U hebt gezegd dat als men niet betaalt, men naar de rechtbank moet. Ik zou een vergelijking met de coronadossiers durven maken. Daarvoor waren er steeds themazittingen waarop er zeer veel dossiers op één middag behandeld werden. Dat ging in Antwerpen althans zo. Ik denk dat dat ook kan gebeuren in deze problematiek.

 

U hebt gezegd dat u de rechtbanken graag wilt ontlasten en wilt werken op basis van dwangbevelen. U vraagt daarvoor onze steun en wij zijn benieuwd naar de tekst van dit wetsontwerp. We hopen dat u daar snel mee naar deze commissie komt.

 

Moties

Motions

 

De voorzitster: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Marijke Dillen en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellatie van mevrouw Marijke Dillen

en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee,

- overwegende dat de minister van Justitie naar aanleiding van het recente drugsgeweld met als trieste dieptepunt de dood van een elfjarig meisje, in de media aankondigde dat alle gebruikers van harddrugs, in het bijzonder cocaïne, een geldboete tot 1.000 euro moeten betalen;

- overwegende dat deze aankondigingen mijlenver verwijderd zijn van de inhoud van de omzendbrief COL 9/2021 waarin voor het bezit van maar liefst 10 gram cocaïne slechts een geldboete is voorzien van 300 euro;

- overwegende dat ook naast de bijzonder lage boetes zoals vermeld in de omzendbrief, de gebruikers­hoeveelheden die daarin staan vermeld drastisch dienen te worden verlaagd, waarbij te meer dient vastgesteld dat de gebruikershoeveelheid cocaïne in Nederland wordt bepaald op 0,5 gram, waarmee dit maar liefst 20 keer lager ligt dan de in de COL 9/2021 ingevoerde maximum gebruikershoeveelheid;

- overwegende dat de aankondigingen en woorden van de minister van Justitie ook eens mogen resulteren in daden;

vraagt de regering per direct werk te maken van alle aankondigingen van de minister van Justitie, de COL 9/2021 aan te passen in het licht van deze aankondigingen en er aldus voor te zorgen dat zowel de boetes zoals vermeld in de COL 9/2021 aanzienlijk worden verhoogd, alsmede de vermelde 'toegelaten' gebruikershoeveelheden – om in aanmerking te komen tot de onmiddellijke minnelijke schikking – aanzienlijk worden verlaagd."

 

Une première motion de recommandation a été déposée par Mme Marijke Dillen et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu l’interpellation de Mme Marijke Dillen

et la réponse du vice-premier ministre et ministre de la Justice et de la Mer du Nord,

- considérant qu'à la suite des récentes violences liées à la drogue ayant entraîné le décès d'une fillette de onze ans, le ministre de la Justice a annoncé dans les médias que tous les consommateurs de drogues dures, en particulier de cocaïne, se verraient infliger une amende pouvant aller jusqu'à 1 000 euros;

- considérant que ces annonces sont à cent lieues de la teneur de la circulaire COL 9/21 qui prévoit une amende de seulement 300 euros pour la possession de jusqu'à 10 grammes de cocaïne;

- considérant qu’outre les amendes particulièrement modestes indiquées dans la circulaire, les quantités par consommateur qui y sont mentionnées doivent être réduites de manière drastique, d’autant que force est de constater qu'aux Pays-Bas, la quantité de cocaïne par consommateur est fixée à 0,5 gramme, soit plus de 20 fois moins que la quantité maximale par consommateur indiquée dans la COL 9/21;

- considérant que les annonces et déclarations du ministre de la Justice devraient être suivies d'effets;

demande au gouvernement de mettre en œuvre sans délai toutes les annonces du ministre de la Justice, d'adapter la col 9/21 en fonction de ces annonces et de veiller ainsi à ce que les amendes indiquées dans la col 9/21 soient augmentées de manière significative et à ce que les quantités "autorisées" par consommateur pouvant faire l'objet d'une transaction pénale immédiate qui y sont mentionnées, soient fortement réduites."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Christian Leysen.

Une motion pure et simple a été déposée par M. Christian Leysen.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Marijke Dillen en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellatie van mevrouw Marijke Dillen

en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee,

- overwegende dat er reeds in 2018, in het kader van het opgestelde Stroomplan, sprake was van de aanstelling van een havenprocureur;

- overwegende dat de aanstelling van de havenprocureur bijzonder belangrijk is bij de bestrijding van het drugsgeweld, en ipso facto de aanpak van de drugsmaffia;

- overwegende dat immers het havengebied zich uitstrekt over de provincies Oost-Vlaanderen en Antwerpen, waardoor verschillende onderzoeksrechters en rechtbanken bevoegd zijn om kennis te nemen van eventuele misdrijven die zich afspelen binnen de onderscheiden provincies;

- overwegende dat de aanstelling van een havenprocureur kan tegemoetkomen aan deze voormelde problematiek;

- overwegende dat niet alleen naar aanleiding van het uitgewerkte Stroomplan in 2018, maar tevens in de beleidsverklaring van de minister van Justitie in november 2020 melding werd gemaakt van het invoeren van een havenprocureur;

- overwegende dat er naderhand, en niettegenstaande bijna drie jaar aankondigingen, op heden nog steeds geen havenprocureur werd aangesteld;

vraagt de regering

- per direct alle nodige initiatieven te nemen zodat binnen de kortst mogelijke tijd een havenprocureur wordt aangesteld;

- tevens ervoor te zorgen dat een ondersteunend netwerk wordt uitgebouwd rond deze havenprocureur met minstens de aangekondigde vijf parketmagistraten en vijftien medewerkers."

 

Une deuxième motion de recommandation a été déposée par Mme Marijke Dillen et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu l’interpellation de Mme Marijke Dillen

et la réponse du vice-premier ministre et ministre de la Justice et de la Mer du Nord,

- considérant que, dès 2018, il était question, dans le cadre du Stroomplan élaboré, de la désignation d’un procureur portuaire;

- considérant que la désignation du procureur portuaire est particulièrement importante dans la lutte contre la violence liée à la drogue et, partant, contre les mafias de la drogue;

- considérant que la zone portuaire s’étend en effet sur les provinces de Flandre orientale et d’Anvers, de sorte que plusieurs juges d’instruction et tribunaux sont compétents pour connaître d’éventuels délits commis dans les différentes provinces;

- considérant que la désignation d’un procureur portuaire peut répondre à la problématique précitée;

- considérant qu’il a été fait allusion à la mise en place d’un procureur portuaire non seulement à l’occasion du Stroomplan élaboré en 2018, mais également dans l’exposé d’orientation politique du ministre de la Justice en novembre 2020;

- considérant que, par la suite, et nonobstant près de trois ans d’annonces, aucun procureur portuaire n’a encore été désigné à ce jour;

demande au gouvernement

- de prendre immédiatement toutes les initiatives nécessaires afin qu’un procureur portuaire soit désigné dans les plus brefs délais;

- de veiller également à ce qu’un réseau d’appui, comprenant au moins les cinq magistrats du parquet et 15 collaborateurs annoncés, soit constitué autour de ce procureur portuaire."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Christian Leysen.

Une motion pure et simple a été déposée par M. Christian Leysen.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

07 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De drugopvolgingskamers en de rol van de justitiehuizen" (55033443C)

07 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les chambres de traitement de la toxicomanie et le rôle des maisons de justice" (55033443C)

 

07.01  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik verwijs opnieuw naar de schriftelijke voorbereiding.

 

De Drugsopvolgingskamer, een gespecialiseerde kamer binnen de Rechtbank van Eerste Aanleg die de mogelijkheid verschaft aan de beklaagde om aan zijn drugprobleem te werken, is een bijzonder positief initiatief. De betrokkenheid van de justitiehuizen is hierbij bijzonder belangrijk. Toch blijven er hier grote knelpunten. Gezien deze projecten al een geruime tijd lopen en de experimentele fase voorbij is, dienen deze trajecten via een wetsontwerp te worden omkaderd en is het hierbij belangrijk een wettelijke rol voor de Justitiehuizen te voorzien. 

 

De justitiehuizen werken momenteel mee aan de DOK's op vrijwillige basis aangezien er tot op heden geen wettelijk mandaat bestaat. Vlaams minister van Justitie en Handhaving Demir heeft u gevraagd om de hulpverlening te betrekken bij het uitwerken van een federaal wetsontwerp rond hersteltrajecten. De nood aan een wettelijke verankering is cruciaal en er dient een wettelijke rol voor de justitiehuizen te worden voorzien. Tot op heden blijkt er niets gebeurd te zijn. Kan u mij hierover meer toelichting geven? Welke initiatieven hebt u ter zake genomen?

De nood aan uniformiteit qua werkwijze en afbakening van de doelgroepen bij de werking van de drugsopvolgingskamers is belangrijk. Op deze wijze kan rechtsgelijkheid worden gecreëerd en wordt er een basis gevormd voor een uniforme werking die op een degelijke wijze kan worden geëvalueerd. Wat is ter zake uw standpunt? 

Hebt u inmiddels reeds initiatieven genomen om in overleg te gaan met  de bevoegde ministers van Volksgezondheid van de gemeenschappen en de federale overheid over deze problematiek? Want als de hulpverlening niet volgt en er te lange achtlijsten zijn, wordt een verdere uitrol van de drugsopvolgingskamers zeer moeilijk.

 

07.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, ik antwoord eerst op uw eerste vraag. Het voorontwerp van wet om Justitie menselijker, sneller en straffer (MSS) te maken deel III, werkt een wettelijk kader uit voor deze hersteltrajecten. De teksten werden voorgelegd en besproken in de schoot van de permanente werkgroep van de Interministeriële Conferentie Justitiehuizen. De tekst werd na deze bespreking op verschillende punten aangepast. Het voorontwerp van wet werd goedgekeurd door de ministerraad van 23 december jongstleden. De adviesprocedure voor de Raad van State is lopende. Er werden ook nieuwe adviezen gevraagd aan de gemeenschappen. Eens de adviesprocedures doorlopen zijn, zal het aan het Parlement worden voorgelegd.

 

In antwoord op uw tweede vraag is het inderdaad van belang dat er op uniforme wijze kan worden gewerkt. Het wetsontwerp biedt echter, rekening houdend met de dagelijkse realiteit van elke rechtbank en de andere vormen van criminaliteit waarmee we kunnen worden geconfronteerd, een kader aan waarbinnen de rechtbanken met de ketenpartners autonoom zullen kunnen beslissen voor welke problematieken zij dit wettelijke kader voor het hersteltraject zullen uitwerken. Er kunnen immers verschillen zijn in noden, omdat rechtbanken in grote steden meer met sommige vormen van criminaliteit te maken krijgen dan andere, door een verschil tussen rechtbanken in grote steden en deze in meer landelijke gebieden en door het verschil in aanbod van hulpverlening.

 

Het voorontwerp van wet beperkt zich niet tot de drugsproblematiek, maar richt zich tot alle probleemsituaties die een oorzaak kunnen zijn voor criminaliteit. De idee is geënt op deze van de problem-solving courts in de Verenigde Staten. Elke rechtbank zal kunnen bekijken hoe ze deze methode omzet in haar werking en dit vanuit de idee van de autonomie van de rechtbank om te bepalen wat nodig en noodzakelijk is. De rol van justitiehuizen wordt echter wettelijk verankerd, net zoals deze van de andere bevoegde diensten die instaan voor de hulpverlening.

 

Als antwoord op uw laatste vraag kan ik zeggen dat we deze problematieken hebben aangekaart binnen de Interministeriële Conferentie Justitiehuizen. Het is de bedoeling dat de justitiehuizen instaan voor de opvolging van de begeleiding en de hulpverlening voor de effectieve therapieën en de behandelingen. Dat is een bevoegdheid van de gemeenschappen. Het overkoepelend overleg met de hulpverlening over de uitvoer van de sneltrajecten zal plaatsvinden binnen een van de werkgroepen van de Algemene Cel Drugsbeleid. Daarnaast zal elke rechtbank met de plaatselijke partners in overleg moeten gaan om de uitvoering mogelijk te maken, zoals daarnet gezegd. Uiteraard is het aanbod van de hulpverlening verschillend per regio.

 

07.03  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw positieve antwoord, maar wil graag weten wanneer u met het wetsontwerp MSS III zult komen. Mijn vraag is immers gebaseerd – u zult dat wel hebben begrepen – op een antwoord van minister Demir in het Vlaams Parlement. Zij dringt aan op een wettelijke rol voor de justitiehuizen. Wanneer zult u met het wetsontwerp MSS III naar de commissie komen? Hebt u reeds zicht op die timing? Ik neem aan dat dat binnen een vrij korte tijd zal gebeuren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De uitrol van de werkwijze van de FGP Limburg inzake drugsbestrijding" (55033448C)

08 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le déploiement de la méthode de lutte contre la drogue de la PJF du Limbourg" (55033448C)

 

08.01  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar mijn schriftelijke voorbereiding.

 

November 2022. In verschillende media konden we kennis maken met de werkwijze binnen de FGP Limburg, in het bijzonder wat hun werkwijze betrof in hun strijd tegen de drugscriminaliteit.

 

Samen met het Limburgse parket verhoogde de FGP bij de start van het jaar de mankracht op de sectie ECOFIN, met als doel de georganiseerde misdaad harder te bestrijden. Bij de lopende onderzoeken werd een extra team ingeschakeld waardoor er gefocust wordt op het in beslag laten nemen van het vermogen van de criminelen gedurende het onderzoek, waardoor er kan geanticipeerd worden op de kapitaalvlucht van criminelen. In vijf jaar tijd kon zo 130 miljoen euro gerecupereerd worden dat anders onaangeroerd zou gebleven zijn.

 

Dit project zou over het volledige grondgebied moeten uitgerold worden.

 

Kunt u mij bevestigen dat het voormelde project over het volledige Belgische grondgebied zal worden uitgerold? Bent u hier al mee begonnen? Zo neen, wanneer gaat u hiermee beginnen?

 

Zijn er extra aanwervingen gepland bij de secties ECOFIN, en het parket in andere provincies, zodat ook deze secties kunnen werken volgens het stramien van de FGP Limburg? Wat is de kostprijs voor deze uitbreiding? Zijn hiervoor middelen voorzien?

 

Tegen wanneer denkt u dat de voorgestelde werkwijze in alle gerechtelijke arrondissementen zal zijn geïntroduceerd? Wanneer zijn de eerste evaluaties en vallen de eerste resultaten te verwachten?

 

08.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Dillen, in antwoord op uw eerste en uw derde vraag kan ik u meegeven dat begin 2022 intern bij de federale gerechtelijke politie een richtlijn is verspreid waarin onder meer wordt voorzien dat in elke FGP een patrimoniumteam of plukteam wordt opgericht. Die inplaatsstelling is volop aan de gang.

 

Ik verduidelijk graag dat vooraleer de interne richtlijn werd verspreid, er ook al binnen sommige FGP's plukteams waren.

 

Op dit ogenblik bestaan er plukteams in Antwerpen, Brussel, Oost-Vlaanderen, Leuven, Limburg, Luxemburg en West-Vlaanderen. De werking wordt constant geëvalueerd en bijgestuurd. Een eerste grondige evaluatie wordt binnenkort uitgevoerd.

 

Op uw tweede vraag kan ik antwoorden dat de parketten in 2022 werden versterkt met zes fiscale substituten en zes deskundigen. Een aantal aanwervingen loopt nog. Ook in 2023 komt er een extra versterking van zes deskundigen. Het gaat om een investering van 1,2 miljoen euro op jaarbasis voor de parketten. Bovendien wordt ook geïnvesteerd in extra EcoFin-speurders bij de FGP. Die investering maakt deel uit van de enveloppe van 195 extra speurders, waarover ik daarnet heb gesproken.

 

08.03  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het advies van de Raad van State over het ontwerp-KB m.b.t. reclame voor kansspelen" (55033466C)

09 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'avis du Conseil d'État sur le projet d'arrêté royal relatif à la publicité pour les jeux de hasard" (55033466C)

 

09.01  Marijke Dillen (VB): De Raad van State heeft een advies verstrekt over uw ontwerp van KB tot bepaling van de nadere regels betreffende de reclame voor de kansspelen die een beperking van de reclame voor kansspelen en weddenschappen invoert. Aangezien de adviesaanvraag werd ingediend op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van state, is dit slechts een beperkt advies, dat nochtans ook zeer duidelijk is, los van de gedeeltelijke niet-ontvankelijkheid van de adviesaanvraag.

 

De Raad van State maakt in dit advies onder meer opmerkingen betreffende de uitsluiting van de Nationale Loterij uit de regeling inzake reclamebeperking die u met het ontwerp wilt opleggen aan de private operatoren. Daarbij verwijst de Raad van State naar het duaal systeem voor het aanbieden van loterij-, kans- en gokspelen, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen de private sector en de Nationale Loterij. De Nationale Loterij heeft een monopolie, maar dient maatregelen te nemen ter bestrijding van gokverslaving en ter bevordering van een 'verantwoord' spel.

 

Rekening houdend met die elementen, is de uitsluiting van de Nationale Loterij uit de regeling inzake reclamebeperking die u met het ontwerp van KB aan de private operatoren wilt opleggen, alleen denkbaar op voorwaarde dat de verplichtingen inzake 'verantwoord spel' en gokverslavingspreventie waartoe de Nationale Loterij verplicht is, in een vergelijkbare mate kunnen leiden tot het doel inzake volksgezondheid dat uw KB nastreeft. Uit het verslag aan de Koning blijkt dat dit niet wordt aangetoond door objectieve en geactualiseerde analyses.

 

1. Wat is uw standpunt betreffende dit duidelijke advies van de Raad van State over uw ontwerp van KB?

 

2. Op welke objectieve en geactualiseerde analyses wordt de uitsluiting van de Nationale Loterij uit de regeling inzake reclamebeperking gebaseerd, zoals terecht opgemerkt door de Raad van State?

 

3. Bent u bereid het ontwerp te herzien wat betreft de niet-toepasselijkheid ervan op de Nationale Loterij en een volledige gelijkschakeling uit te werken tussen de private sector en de Nationale Loterij?

 

09.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Eerst en vooral wil ik benadrukken dat de Raad van State van oordeel is dat de beperkingen van gokreclame, zoals het ontwerp die oplegt, berusten op een objectieve en redelijke verantwoording en dus evenredig zijn met het nagestreefde doel. De Raad van State acht het ontwerp tevens conform de artikelen 49 en 56 van het Europees verdrag inzake de vrijheid van vestiging en vrij verrichten van diensten. Bovendien werd met alle opmerkingen van de Raad van State rekening gehouden.

 

De Raad van State uitte kritiek op de niet-toepasselijkheid van het ontwerp-KB op de Nationale Loterij en het verslag aan de Koning werd op dat punt dan ook aangepast. De Raad van State oordeelde ook dat de Nationale Loterij moet aantonen dat ze maatregelen neemt ter bescherming van de spelers.

 

Daarom heeft de regering beslist dat er voor de Nationale Loterij gelijkaardige maatregelen zullen worden genomen, rekening houdend met de producten en het verslavingsrisico. Daaromtrent bestaat overigens wetenschappelijk werk, onder meer het onderzoek van Van Rooij uit 2017. Collega Van Peteghem, die bevoegd is voor de Nationale Loterij, zal dit verder uitwerken.

 

Verder wil ik verduidelijken dat de regels inzake gokverslaving eveneens van toepassing zijn op de Nationale Loterij voor de kansspelproducten die ze aanbiedt onder haar F1-vergunning, met name de sportweddenschappen. Als houder van zo'n vergunning moet de Nationale Loterij voor die weddenschappen dezelfde bepalingen naleven van de wet op de kansspelen van 1999. Er is dus een gelijke behandeling tussen de vergunninghouders die kansspelen aanbieden die een gelijkaardig risico op verslaving inhouden.

 

Ten slotte wijs ik erop dat het beheerscontract tussen de Nationale Loterij en de regering oplegt dat de reclame zich beperkt tot hetgeen nodig is om de opgelegde kanalisatiedoelstelling te behalen. Collega van Peteghem zal daarop toezien. Voor alle verdere vragen omtrent de Nationale Loterij verwijs ik u naar de bevoegde minister van Financiën.

 

09.03  Marijke Dillen (VB): Dank u vriendelijk, mijnheer de minister, voor uw antwoord wat uw bevoegdheid betreft. Ik vind het belangrijk dit antwoord gekregen te hebben. Ik zal ook nog vragen stellen aan collega Van Peteghem. Uw verduidelijking omtrent het advies van de Raad van State is belangrijk. Als ik me niet vergis staat de problematiek volgende dinsdag opnieuw op de agenda van de commissie.

 

Het is belangrijk om aan een regeling te werken, mijnheer de minister, waarbij de Nationale Loterij op dezelfde manier behandeld wordt als de private sector wat de kansspelen betreft. U zegt dat de regering een ontwerp zal uitwerken om daarin te voorzien. Hebt u al zicht op de timing daarvan? Gebeurt dat op korte termijn? Ook dat is belangrijk gezien de bespreking van volgende week.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De beslissing van de rechtbank van Namen inzake de EPIS-controle" (55033467C)

10 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La décision du tribunal de Namur concernant le contrôle EPIS" (55033467C)

 

10.01  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, de beroepsvereniging van wedkantoren (BVWK) is met succes naar de rechtbank gestapt tegen een wet die hen sinds oktober verplicht om al hun klanten te fotograferen, hun identiteitskaart te kopiëren en deze gegevens gedurende tien jaar bij te houden. Deze strenge toegangscontrole tot wedkantoren had tot doel ervoor te zorgen dat mensen met zware speelschulden die zichzelf op de zwarte lijst hebben laten zetten, niet langer via een wedkantoor toch nog kunnen blijven gokken. Het vonnis van de rechtbank van Namen is duidelijk: volgens het vonnis is dit een overtreding van de privacyregels zoals vastgelegd in de GDPR-wetgeving. Ook is het duidelijk dat de rechtbank zich stoort aan het feit dat zulke identificatieregels niet gelden voor wie producten van de Nationale Loterij koopt.

Wat is uw standpunt betreffende deze rechterlijke uitspraak?

Deze uitspraak ligt in de lijn van de noodzaak aan een aangepast EPIS-systeem dat GDPR-conform is en zich beperkt tot de doelstelling om ertoe bij te dragen dat personen met een spelprobleem of andere financiële moeilijkheden niet langer toegang krijgen tot kansspelen. Bent u bereid een aanpassing aan de wetgeving door te voeren in het licht van deze argumentatie?

Opnieuw wordt gewezen op het feit dat deze identificatieregels niet gelden voor de Nationale Loterij. Het onderscheid tussen de private sector en de Nationale Loterij is niet langer houdbaar. Bent u bereid ter zake initiatieven te nemen om te komen tot een gelijkschakeling in de regelgeving?

Deze uitspraak toont ook de noodzaak aan van een overleg aan met de volledige sector, wat tot nu toe niet is gebeurd. Dit is nochtans noodzakelijk om een langetermijnaanpak te kunnen realiseren. Bent u bereid om in overleg te gaan met alle betrokken actoren om dit te realiseren?

 

10.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, ik ben verwonderd te lezen dat de wedkantoren vrezen dat zij geld zullen verliezen als zij nu ook gokverslaafden moeten weigeren in hun wedkantoren. Dat verwondert mij eigenlijk niet. Het is opnieuw een bewijs van wat eerder onderzoek heeft bevestigd, namelijk dat 40 % van de omzet van de gokindustrie wordt geboekt op de kap van gokverslaafden.

 

Het EPIS-systeem wordt al meer dan tien jaar zonder probleem uitgevoerd voor de casino's, speelautomaten, speelhallen en gokwebsites. Met dat systeem, dat vrij uniek is in Europa, zijn wij een voorloper. Het heeft trouwens bewezen dat het heel effectief is in de strijd tegen gokverslaving.

 

Het KB van 20 maart 2022 voert enkel uit wat in 2019 reeds in de kansspelwet werd voorzien, namelijk het EPIS-systeem uitbreiden naar de wedkantoren. De wedkantoren maakten tegen die bepaling in de wet trouwens een juridische procedure aanhangig bij het Grondwettelijk Hof, maar zij kregen eind 2021 ongelijk. De goksector bestrijdt al jaren systematisch elke beslissing die wij nemen om kwetsbare mensen beter te beschermen. Tegen deze maatregel hebben de wedkantoren trouwens al twee keer een beroep tot nietigverklaring en een verzoek tot opschorting ingediend bij de Raad van State. Daar vingen zij bot. De Raad van State heeft telkens geoordeeld dat de urgentie onvoldoende werd aangetoond.

 

Nu proberen zij het via de rechtbank, maar het is een beslissing in kortgeding, dus geen beslissing ten gronde. Wij gaan sowieso in beroep. Ik wil niet dat getroffen families en hulpverleners lijdzaam moeten toekijken hoe kwetsbare gokverslaafden zich ruïneren in wedkantoren. Gelet op het beroep dat wij zullen aantekenen, is het niet opportuun om nu reeds uitspraken te doen of een standpunt in te nemen. Wij wachten de beslissing in beroep af. In afwachting daarvan zullen wij uiteraard de beschikking in kortgeding respecteren.

 

10.03  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Voor alle duidelijkheid, ik deel uw bezorgdheid wat betreft de bescherming van gokverslaafden en zeker van hun familie, laat daar geen twijfel over bestaan. Die verslaving leidt immers vaak tot grote menselijke drama's. Dit vonnis in kortgeding stelt echter heel duidelijk dat wat was uitgewerkt de privacyregels overtreedt, zoals vastgelegd in de GDPR-wetgeving. We kunnen die GDPR-wetgeving misschien wel betreuren en ik heb daar persoonlijk soms bedenkingen bij, maar die legt heel strenge criteria op met betrekking tot de privacyregels, en dan ontstaat het risico van dergelijke uitspraken van de rechterlijke macht.

 

Heel belangrijk is dat de rechtbank zich stoort aan het feit dat niet alle identificatieregels gelden voor wie producten van de Nationale Loterij koopt. Ik denk dat dat een correct argument is. Het is dus belangrijk om daar een identieke regeling te voorzien en ik herhaal dus mijn pleidooi. Er is nood aan overleg met de volledige sector. Als ik goed ingelicht ben – maar u mag mij verbeteren –, is er tot nog toe geen dergelijk overleg geweest. Dat is echter absoluut noodzakelijk om een langetermijnaanpak te kunnen realiseren. Ik hoop dat u dat wilt overwegen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55033503C van de heer Boukili wordt uitgesteld.

 

11 Question de Khalil Aouasti à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le double nom" (55033511C)

11 Vraag van Khalil Aouasti aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De dubbele familienaam" (55033511C)

 

11.01  Khalil Aouasti (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, une statistique récente laisse apparaître que le nombre de parents faisant usage de la loi du 8 mai 2014 modifiant le Code civil en vue d'instaurer l'égalité de l'homme et de la femme dans le mode de transmission du nom patronymique à l'enfant et à l'adopté, est en constante augmentation. Pour l'année 2022, une augmentation de 10 % par rapport à l'année précédente a été constatée.

 

Cette statistique démontre qu'une normalisation progressive, quoique encore timide, a été réalisée à ce niveau favorisant ainsi l'égalité entre les femmes et les hommes dans notre société.

 

Il doit être constaté qu'il est arrivé encore récemment à des parents de se voir opposer par des agents de l'état civil un refus d'inscription du double nom sans fondement légal, probablement par manque de connaissance et de formation à cet égard.

 

En outre, bien que la loi du 18 juin 2018 ait simplifié les procédures de changement de nom et prénom, aucun changement de nom ne semble possible actuellement en Belgique, sauf pour des motifs graves.

 

En France, depuis le 1er juillet 2022, une nouvelle procédure simplifiée permet aux enfants majeurs de modifier leur nom afin de porter le nom de la mère, du père ou des deux dans l'ordre choisi.

 

Monsieur le ministre, quelles sont les formations dispensées par les services fédéraux aux agents de l'état civil dans les communes concernant les règles à appliquer sur la transmission du double nom? Dans le cas d'un refus éventuel, quelles sont les possibilités de recours pour les parents? Disposez-vous de statistiques concernant les refus? Dans l'affirmative, quelles sont les motivations? Combien de recours ont-ils été introduits devant le tribunal de la famille pour de tels refus?

 

Lorsqu'une décision judiciaire attribue le double nom à un enfant, cette dernière peut-elle servir de fondement à l'officier de l'état civil lorsqu'il doit enregistrer le nom d'un autre enfant de la même fratrie afin d'éviter de devoir repasser par le tribunal? Enfin, qu'existe-t-il comme procédures pour faciliter l'usage du double nom en Belgique pour les enfants majeurs dont la filiation a été établie à la naissance? Ne serait-il pas opportun de prévoir une modification législative afin d'encourager l'usage du double nom en vue d'une égalité plus importante encore entre les femmes et les hommes?

 

11.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, cher collègue, depuis l'entrée en vigueur de cette loi, l'attribution du double nom est, en effet, en augmentation, ce dont je ne peux que me réjouir. C'est d'ailleurs le cas de mes enfants.

 

Les officiers de l'état civil sont désormais bien informés. Mon administration participe régulièrement à des formations ou à des journées d'étude sur des thématiques portant notamment sur le nom, organisées par des associations d'officiers de l'état civil. En outre, ces derniers ont en leur possession un certain nombre de circulaires interprétatives pour les aider dans l'accomplissement de leur mission.

 

Mon administration est également souvent sollicitée pour donner des avis sur certains cas spécifiques qui lui sont soumis. Au besoin, la Commission permanente de l'état civil arrête des positions communes à l'ensemble des acteurs compétents en matière d'état civil pour les cas les plus sensibles.

 

Je n'ai pas connaissance de problèmes structurels ou de refus d'acter le nom souhaité par les parents qui ne sont pas liés à des motifs légaux.

 

Comme le prévoit ma circulaire du 30 mai 2014, l'officier de l'état civil ne peut pas remettre en cause le choix formulé par les parents. Il doit seulement vérifier que le nom choisi peut être transmis, au regard des dispositions légales. Par exemple, l'officier de l'état civil n'actera pas le choix des parents, si ceux-ci ont déjà effectué un choix au moment de la naissance du frère aîné ou de la sœur aînée de l'enfant, en vertu du principe d'unité du nom au sein de la fratrie.

 

Par ailleurs, les officiers doivent attribuer un nom à l'enfant dans son acte de naissance. Le refus porte donc plutôt sur le nom tel que proposé par les parents parce qu'il n'est pas conforme aux dispositions légales relatives au nom. Il n'existe pas de statistiques concernant ces refus.

 

Concernant votre troisième question, une décision judiciaire qui attribue le double nom à un enfant peut servir de fondement à l'officier de l'état civil lorsqu'il doit enregistrer le nom des enfants nés postérieurement des mêmes parents. Ce nom s'impose aux enfants ultérieurs de mêmes parents.

 

Par contre, cette décision judiciaire ne peut pas servir de fondement à l'officier de l'état civil lorsqu'il doit enregistrer le nom d'un autre enfant de la même fratrie, ni antérieurement. Le juge ne peut pas statuer sur la situation des autres enfants qui ne sont pas parties à la procédure et dont l'affiliation n'est pas remise en cause. L'officier de l'état civil ne peut pas procéder au changement de nom des autres enfants si aucune procédure n'a été menée à leur égard.

 

Les parents pourront cependant introduire une demande de changement de nom auprès d'un membre de l'administration pour rétablir l'unité du nom au sein de la fratrie.

 

Concernant votre quatrième question, l'objectif des réformes successives en matière d'attribution du nom n'est pas de généraliser le port du double nom au sein de la société. Le législateur entendait limiter les discriminations entre hommes et femmes dans l'attribution du nom en donnant une place plus conséquente à l'autonomie dans la volonté des parties dans ce domaine.

 

Les possibilités actuelles d'avoir recours au double nom pour les enfants majeurs sont cependant trop restrictives. La Cour constitutionnelle a d'ailleurs rendu des arrêts récemment dans lesquels elle a considéré qu'il faut reconnaître aux personnes adultes la faculté de faire acter leur nouveau nom. Le cas échéant, un double nom dans toutes les décisions judiciaires qui établissent un nouveau lien de filiation.

 

J'envisage la rédaction d'un projet de loi pour répondre à ces critiques, mais aussi pour reconnaître de manière générale à un enfant la faculté de faire acter le double nom en cas d'établissement d'un nouveau lien de filiation après sa majorité.

 

Concernant votre dernière question, depuis le 1er août 2018, les recours contre une décision de refus de changement de nom relèvent du tribunal de la famille. Depuis le 1er septembre 2020, la loi précise que la procédure a un caractère unilatéral. L'État belge n'est donc pas mis à la cause en cas de recours contre une décision de refus de changement de nom.

 

Mon administration n'est informée de l'existence d'un recours que lorsque le parquet ou le greffe souhaite une copie du dossier administratif pour éclairer le tribunal. La loi ne prévoit pas non plus la notification des décisions rendues par les cours et tribunaux au SPF Justice puisqu'il n'est pas partie à la cause.

 

Mon administration ne dispose pas de statistiques sur le nombre de recours contre des décisions de refus de changement de nom. Sous ces réserves, je puis indiquer que 51 recours ont été portés à la connaissance de mon administration depuis le 1er août 2018. Parmi ceux-ci, huit concernaient des cas de demande d'attribution du double nom des parents. Le SPF Justice a connaissance parmi ces cas de deux autorisations par le tribunal de la famille et d'un refus ainsi que d'un refus en degré d'appel. Les autres recours sont toujours pendants ou leur issue est inconnue.

 

11.03  Khalil Aouasti (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse extrêmement complète, qui rappelle les règles en vigueur et donne les lignes qui doivent guider les administrations. Il serait intéressant de la transmettre aux officiers de l'état civil.

 

Je suis également très heureux de vous entendre sur votre volonté d'avancer par le biais d'un projet de loi pour ouvrir le champ des libertés et la faculté pour des personnes majeures de changer de nom et notamment la position de leur second nom de famille. J'attends avec impatience de découvrir ce projet de loi que je soutiendrai bien évidemment.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.29 uur.

La réunion publique de commission est levée à 15 h 29.