Commission des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions

Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen

 

du

 

Mardi 6 décembre 2022

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 6 december 2022

 

Namiddag

 

______

 

 


Le développement des questions commence à 15 h 55. La réunion est présidée par Mme Marie-Colline Leroy.

De behandeling van de vragen vangt aan om 15.55 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Marie-Colline Leroy.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Samengevoegde vragen van

- Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De opvolging van de commissie over mensenhandel en economische uitbuiting" (55030047C)

- Katleen Bury aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De opvolging van de commissie over mensenhandel en economische uitbuiting" (55030048C)

01 Questions jointes de

- Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le suivi de la commission consacrée à la traite des êtres humains et l'exploitation économique" (55030047C)

- Katleen Bury à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le suivi de la commission consacrée à la traite des êtres humains et l'exploitation économique" (55030048C)

 

01.01  Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, deze vraag dateert van een tijdje geleden. Ik had ze zelf doen uitstellen, naar aanleiding van de bespreking van de beleidsnota's, omdat ik toen in de commissie voor Justitie aanwezig was.

 

Ik had mijn vraag gericht aan zowel minister Van Quickenborne als aan u, naar aanleiding van de speciale commissievergadering van 30 juni 2022 over de werf van het chemiebedrijf Borealis. Er werden toen twee belangrijke zaken geformuleerd. Er zou een IKW plaatsvinden en er zouden zeer concrete voorstellen geformuleerd worden inzake een beperking van of een verbod op onderaanneming in geval van overheidsopdrachten, alsook inzake de versterking van de hoofdelijke aansprakelijkheid, verwijzend naar de Europese richtlijn 2014/67.

 

Vandaar mijn vragen. Hoe zit het daarmee? Ik heb gezien dat de vraag die ik aan minister Van Quickenborne had gericht, ook in uw schoot geworpen is.

 

01.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw Bury, dank u voor uw vraag. Zoals u weet, vraagt de strijd tegen mensenhandel en economische uitbuiting een multidisciplinaire aanpak. Daarom werken mijn medewerkers samen met de beleidscellen van de bevoegde ministers, waaronder de eerste minister, de minister van Sociale Zaken, de minister van Zelfstandigen en de minister van Justitie. Hun administraties hebben dit verder opgevolgd.

 

Ondertussen hebben wij beslist tot een reële versterking van de gespecialiseerde cellen Dumping en Mensenhandel bij de inspectiediensten. Er werd een consensus bereikt om wijzigingen aan te brengen aan de wet op de Overheidsopdrachten. De besprekingen daarover worden met de Kanselarij van de eerste minister gevoerd. Wij willen een ruimere invulling geven aan de Handhavingsrichtlijn, die onder meer de hoofdelijke aansprakelijkheid voor loonschulden instelde. Over een beperking van de verticale aannemingsketen wordt gesproken met de sociale partners van de bouw-, vlees- en transportsector.

 

Wat de controle op 17 augustus 2022 bij BASF betreft, kan ik alleen meedelen dat de Vlaamse Sociale Inspectie de fabriekswerf controleert op de naleving van de regionale wetgeving inzake buitenlandse arbeidskrachten. Onze federale sociale inspectiediensten waren niet betrokken bij deze controle.

 

Mijn collega, de minister van Justitie, kan u informatie geven over het centraal meldpunt stophumantrafficking.be en over de financiering van de drie gespecialiseerde centra voor de opvang en begeleiding van slachtoffers van mensenhandel in ons land.

 

01.03  Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Wat betreft de consensus om de overheidsopdrachten te wijzigen en de bespreking met de Kanselarij, is er een datum gekend wanneer daar geland zal worden? Dat is immers belangrijk.

 

01.04 Minister Pierre-Yves Dermagne: Zo snel mogelijk.

 

01.05  Katleen Bury (VB): Dan zal ik verder de vinger aan de pols houden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Questions jointes de

- Sophie Thémont à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La facture énergétique au travail et à domicile" (55030818C)

- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'encadrement du télétravail" (55032183C)

- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La révision du cadre sur le télétravail" (55032267C)

02 Samengevoegde vragen van

- Sophie Thémont aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De energiefactuur op het werk en thuis" (55030818C)

- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De omkadering van telewerk" (55032183C)

- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De herziening van het kader voor telewerk" (55032267C)

 

02.01  Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, les coûts de l'énergie ne cessent d'augmenter. Malgré les différentes aides mises sur la table, entreprises et ménages sont contraints de diminuer leur consommation d'énergie.

 

Dans ce contexte difficile, un « conflit énergétique » semble se dessiner à l'approche de l'hiver: de plus en plus de travailleurs envisagent de retourner davantage au bureau (ce qui leur permettrait d'économiser en moyenne 10 euros par jour), tandis que de plus en plus d'entreprises poussent au télétravail pour diminuer les coûts en lumière et chauffage.

 

Monsieur le ministre, le télétravail n'étant ni un droit, ni une obligation, seul un cadre légal contraignant permettra d'éviter un bras de fer entre les deux parties. Où en sont les discussions à ce sujet? Les partenaires sociaux ont-ils abouti à une nouvelle CCT? Des pistes se dégagent-elles afin d'éviter qu'une pression de la part des employeurs ne fasse augmenter les coûts énergétiques des travailleurs contraints de travailler à domicile?

 

02.02  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

In de Visie van deze maand getuigt Nica Morlesin, ACV-afgevaardigde in de IPG Contact Solutions-vestiging in Hasselt, over zijn ervaringen met zijn syndicaal werk nadat zijn bedrijf is overgeschakeld naar structureel telewerk. Hij getuigt onder meer dat problemen met loonfiches voor corona snel werden opgelost door binnen te springen bij de HR-dienst. Nu moet hiervoor een online-afspraak worden gemaakt en duurt het weken voor er een oplossing is, wat de frustraties doet oplopen. Ook syndicaal werk wordt moeilijker. Hij kan in zijn bedrijf de leden nog informeren via een aparte mailbox en een syndicaal teams-kanaal, maar in andere bedrijven zoals AG Insurance mogen vakbonden geen mails sturen naar de werknemers. Nochtans wordt die syndicale vrijheid door allerlei internationale en Europese verdragen maar ook in de Belgische wetgeving gewaarborgd. Niettemin is dat syndicaal werk echt wel nodig. Volgens genoemde vakbondsafgevaardigde zijn in het callcenter waar hij werkt de lonen laag en de werkdruk, stress en personeelsverloop hoog. De vergoeding voor thuiswerk van 5 euro per dag dekken de kosten thuis niet. Voltijds terugkeren naar kantoor kan ook niet omdat de huur van kantoren is opgezegd en er onvoldoende werkruimte is voor al het personeel.

 

Mijn vragen:

Kan u een stand van zaken geven van het overleg hierover tussen de sociale partners? Zullen zij landen met een collectief kader voor telewerk tegen het eind van het jaar?

 

U had al aangegeven dat u zelf een voorstel tot omkadering van telewerk zou doen als de sociale partners tegen het eind van het jaar geen akkoord zouden bereiken. In dit voorstel zal een verplichte onkostenvergoeding worden opgenomen. Zal in het voorstel ook aandacht zijn voor het sociaal overleg en de syndicale werking (informatie, communicatie, syndicale acties) in bedrijven waar wordt getelewerkt?

 

Ingevolge de Arbeidsdeal moeten werkgevers met 20 werknemers verplicht afspraken maken rond het recht op deconnectie in het arbeidsreglement of een ondernemingscao. U heeft de bedrijven daarvoor extra tijd gegeven tot 1 april 2023, maar zijn hierover al ondernemingscao's neergelegd bij de griffie van de FOD WASO? Zo ja, hoeveel en welke zijn de opvallendste kenmerken?

 

02.03  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, cette question porte sur la révision du cadre du télétravail. Il y a déjà presque deux ans, l'idée était que les interlocuteurs sociaux fassent une proposition à ce sujet. Si j'ai bien compris, il n'y a pas eu d'accord. Il y avait une date limite, le 31 décembre. Si on ne parvient pas à un accord, qu'en sera-t-il à la date limite? Y aura-t-il selon vous un accord? Quel sera le montant de l'indemnité des travailleurs en télétravail?

 

Nous recevons de nombreux retours d’abus d’employeurs en matière de télétravail. Il y a une confusion consciente ou non qui met sur le même pied le télétravail et le travail à domicile avec tout ce que cela peut avoir de conséquences négatives. Qu’allez-vous faire pour lutter contre les pratiques frauduleuses de certains employeurs par rapport à cela? Quels retours avez-vous éventuellement eus, via les organisations syndicales ou via l'Inspection du travail, au sujet de ces pratiques? Je vous remercie

 

02.04  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Mesdames les députées, je vous remercie pour vos questions sur ce sujet important de l'encadrement du télétravail. Comme vous le savez, en cas de télétravail structurel, c'est la CCT 85 du Conseil national du Travail qui est d'application. Cette convention collective en son article 9 précise quels sont les coûts du télétravail que l'employeur doit payer ou indemniser mais elle ne prévoit pas explicitement un montant pour couvrir ces coûts. Il faut savoir que d'après les chiffres en ma possession, seuls 6 % des travailleurs reçoivent actuellement une telle indemnité. Cette indemnité s'élève à 73 euros par mois en moyenne.

 

Ik begrijp ten volle de frustratie van de parlementsleden over het uitblijven van een akkoord tussen de sociale partners in het kader van de besprekingen in de Nationale Arbeidsraad. Ik deel die frustratie ten volle. Ik heb die ook al kenbaar gemaakt aan de sociale partners.

 

Compte tenu des coûts élevés de l'énergie, entre autres, je souhaiterais que les partenaires sociaux parviennent enfin à un accord.

 

Het bureau van de Nationale Arbeidsraad heeft me laten weten dat de sociale partners nog dit jaar een geactualiseerde cao inzake telewerk zullen sluiten. Het is de bedoeling dat die cao een omvattend en geactualiseerd kader voor telewerk biedt, met ruimte voor overleg op het niveau van de onderneming en de sectoren.

 

Madame Moscufo, l'un des sujets de discussion entre les partenaires sociaux concerne la réglementation de la durée du travail. Comme vous le savez, la loi du 16 mars 1971 sur le travail exclut les travailleurs à domicile des dispositions relatives au temps de travail et au repos dominical. Cette exclusion s'applique également aujourd'hui aux télétravailleurs. Toutefois, les télétravailleurs structurels sont soumis, comme je l'ai évoqué, à la CCT 85 – qui expose des principes quant à l'organisation du télétravail.

 

Dans ce contexte, la CCT 85 prévoit, entre autres, ce qui suit. En ce qui concerne tout d'abord les conditions de travail, le télétravailleur bénéficie des mêmes droits que les travailleurs comparables occupés dans les locaux de l'employeur. Ensuite, dans le cadre des horaires de travail applicables à l'entreprise, le télétravailleur organise son propre temps de travail. Enfin, il est soumis aux mêmes normes de charge de travail et de performance que les travailleurs comparables occupés dans les locaux de l'employeur. J'en profite pour rappeler que le télétravail doit être volontaire et qu'il ne peut être imposé au travailleur par l'employeur.

 

En raison des informations reçues à propos de l'état d'avancement des travaux au sein du CNT, je n'ai pas encore présenté au gouvernement de projet relatif à une indemnité obligatoire de télétravail et aux dispositions sur le bien-être au travail, plus spécifiquement liées au télétravail.

 

Mevrouw Vanrobaeys, ik beschik vooralsnog niet over informatie hoeveel ondenemingscao's betreffende het recht op deconnectie bij de griffie van de FOD WASO werden ingediend. Zodra er hierover cijfers beschikbaar zijn, zal ik ze u bezorgen.

 

02.05  Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Ma question portait plutôt sur la facture énergétique au travail et à domicile. Si la mise en place du télétravail permet de faire baisser les consommations énergétiques, les coûts sont évidemment reportés sur les salaires. Le télétravail pourrait entraîner une surcharge pour le travailleur. Nous devons pouvoir garantir à tous les travailleurs que le télétravail se fasse sur base volontaire. Vous l'avez dit dans votre réponse: cela doit en effet rester le choix du travailleur.

 

Ce qui me rassure, c'est que, si j'ai bien compris, le bureau du CNT vous a informé que les partenaires sociaux devraient encore conclure une CCT d'ici la fin de l'année. Je pense que c'est une bonne nouvelle, en espérant qu'elle soit conclue d'ici le 31 décembre.

 

02.06  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, dat is inderdaad frustrerend. Ik klop reeds een hele tijd op dezelfde nagel. Nu zou er tegen eind december een akkoord over een kader kunnen worden voorgesteld. Wij kunnen dat beetje geduld nog wel opbrengen.

 

Ik betreur wel dat het dossier zo aansleept, want intussen worden we ingehaald door de realiteit. Toen de cao destijds werd gesloten, was telewerk niet alom aanwezig. Dat is sinds de coronacrisis wel het geval en de werknemers moeten nu opdraaien voor de daarmee gepaard gaande kosten.

 

Natuurlijk is er het vrijwillig karakter van het thuiswerk, maar in sommige bedrijven is er gewoon geen stoel meer vrij voor werknemers die naar kantoor willen komen en niet willen telewerken. Zij hebben gewoon geen bureau om aan te werken. Dat zijn toch wel grote verschillen met de situatie vroeger.

 

In mijn vraag beklemtoonde ik het recht op syndicale vrijheid maar ook op syndicale actie. Ik hoop dat dat ook deel uitmaakt van het kader. U zegt dat u nog geen ondernemings-cao's rond het recht op deconnectie kent. De sociale partners hebben nu nog tijd tot april. Dat is heel belangrijk. Bij ING Verzekeringen mag men zijn leden zelfs niet mailen. Op andere vlakken is het wel geregeld. Ik hoop dat het kader een antwoord biedt voor die belangrijke aspecten en dat u de kwestie anders zelf zult opnemen.

 

02.07  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, vous avez à nouveau clarifié la différence et ce qui coince dans l'affaire. J'espère comme ma collègue qu'il y aura un accord le 31 décembre mais je pense que l'on est tous plus ou moins au courant qu'il n'y en aura pas et que ça bloque principalement au niveau patronal qui ne veut rien lâcher.

 

C'est plutôt vous qui avez la main. On utilise à tort le travail à domicile et on en applique les règles pour le télétravail, en excluant, comme vous dites, la durée du travail et on n'applique dès lors pas la CCT 85. Il y a des exemples concrets dans le secteur des assurances où cela pose un vrai problème. Il y a aussi toute la problématique au niveau syndical dont ma collègue vous a parlé.

 

S'il y a une faiblesse au niveau législatif, il faut absolument la régler. J'espère que ce n'est pas une question de timing qui ferait que vous n'avez pas le temps de mettre une proposition sur la table. Si c'est le cas, j'ai un petit tuyau à vous donner: ne signez pas l'arrêté royal sur le blocage des salaires et concentrez-vous sur ça! Je pense que c'est aussi très important.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: La question n° 55030079C de Mme Van Hoof est reportée. Mme Sophie Rohonyi nous rejoindra un peu plus tard car elle est retenue dans une autre commission.

 

03 Vraag van Nahima Lanjri aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De minimumduur van tijdskrediet of loopbaanonderbreking" (55031461C)

03 Question de Nahima Lanjri à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La durée minimale du crédit-temps ou de l'interruption de carrière" (55031461C)

 

03.01  Nahima Lanjri (cd&v): We hebben het de vorige keer in de commissie, op 4 oktober, ook al gehad over de minimumduur van het tijdskrediet of de loopbaanonderbreking, bijvoorbeeld voor een opleiding. De volledige uitkering van de periode dat tijdskrediet of loopbaanonderbreking wordt genomen, moet worden terugbetaald aan de RVA wanneer men vroeger teruggaat dan de minimumduur. Dat is een disproportionele maatregel. Dat men geen uitkering ontvangt voor de dagen of eventueel de week dat men werkte en dus geen gebruik maakte van het tijdskrediet of de loopbaanonderbreking is natuurlijk logisch, maar dat men de volledige uitkering moet terugbetalen, ook voor de weken of maanden waarin men niet gewerkt heeft, maar tijdskrediet of loopbaanonderbreking heeft opgenomen, en wel opleiding heeft gevolgd bijvoorbeeld, is niet rechtvaardig. Bovendien is de uitbetaling van de aanmoedigingspremie door de regio's afhankelijk van het al dan niet ontvangen van de uitkering van de RVA. Ook die premie moet worden terugbetaald.

 

Ik pleit er niet voor om de minimumduur van het tijdskrediet of de loopbaanonderbreking zomaar af te schaffen. Die minimumduur is nog altijd van belang voor werkgevers, zodat zij bijvoorbeeld tijdig hun planning kunnen maken. Als bijvoorbeeld op vraag van de werkgever, of in overleg tussen werkgever en werknemer, de werknemer een week of twee vroeger start dan de termijn van drie maanden, bijvoorbeeld omdat de opleiding geen volle drie maanden duurt, is het echt van belang dat de sanctie beperkt of de uitkering niet afgenomen wordt voor de volledige periode, maar enkel voor de laatste twee weken dat de werknemer effectief aan de slag is gegaan. Ook de Vlaamse regering is hier voorstander van. In de vorige commissievergadering antwoordde u op mijn vraag dat u dit verder zou bekijken.

 

Bent u nu bereid om ervoor te zorgen dat wie tijdskrediet of loopbaanonderbreking neemt en deze door omstandigheden en in onderling overleg met zijn/haar werkgever vroegtijdig stopzet vóór de minimumduur verstreken is om opnieuw aan het werk te gaan, zijn/haar uitkering niet langer volledig dient terug te betalen aan de RVA? Werkt u ook aan een proportionele sanctie of een proportionele regeling voor het vroegtijdige stopzetten binnen de minimumduur van het tijdskrediet of de loopbaanonderbreking?

 

De bal ligt in uw kamp. U kunt een aanpassing doorvoeren aan het KB van 12 december 2001. Daarbij moet u vragen aan de sociale partners of ze achter de aanpassingen staan. Voor zover ik weet, staan zij daar ook achter. Kunt u de KB's aanpassen die daarvoor moeten worden aangepast, onder meer dat van 12 december 2001, in samenwerking met de​​ sociale partners?

 

03.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw Lanjri, deze kwestie is ook aan de orde gesteld in een wetsvoorstel van de heer Anseeuw. Zoals ik al heb aangegeven, sta ik open voor een herziening van de regels, om ze flexibeler te maken. Mijn administratie wijst er echter op dat de betrokken KB's worden gewijzigd naar aanleiding van de beslissingen die in het kader van de begroting voor 2023 en 2024 worden genomen en dringt aan op de samenhang van de wijzigingen. Ik zal derhalve bekijken of in het kader van de lopende amendementen ook aanpassingen in deze zin kunnen worden opgenomen en ik sta ook open om hierover in overleg te treden met de sociale partners.

 

03.03  Nahima Lanjri (cd&v): Mijnheer de minister, als die aanpassing er komt, zult u iedereen tevredenstellen, dus ik hoop dat u aan de administratie vraagt om het KB zodanig te herzien dat het gewoon een faire regeling is. Het is niet meer dan fair dat men een week of twee minder uitkering krijgt, en dat men niet drie maanden moet terugbetalen, wanneer men een week of twee minder onderbreking opneemt. Op die manier stimuleert men ook mensen die niet meer per se thuis moeten zijn, omdat de opleiding rond is, om weer gewoon te gaan werken, als de werkgever dat vraagt. Ik zou het echt appreciëren mocht u dat aanpassen. Ik heb al gezegd dat dat in principe via een KB kan gebeuren. Ik hoop dat dat kan. Als het via een wetsvoorstel moet gebeuren, dan zullen wij dat uiteraard doen. Dat heb ik in het verleden al gezegd. Mij maakt het niet uit, als het maar geregeld wordt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Valerie Van Peel aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De vakbond als uitbetalingsinstelling van de werkloosheidsvergoedingen" (55031516C)

04 Question de Valerie Van Peel à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le syndicat en tant qu'organisme de paiement des allocations de chômage" (55031516C)

 

04.01  Valerie Van Peel (N-VA): Mijnheer de minister, deze vraag is een beetje gemeen. Ik had u ook kunnen vragen wat u vindt van ons voorstel ter zake, maar deze insteek vind ik leuker.

 

In het eerste deel van België 2030 over sociaal-economische vraagstukken, het vernieuwingsprogramma van uw coalitiepartner MR dat op zondag 23 oktober werd voorgesteld, blijkt dat de Franstalige liberalen de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen door vakbonden verwerpen. Ik kan dat standpunt alleen maar voluit toejuichen. Zij mogen ons voorstel ter zake zeker meeondertekenen. De MR verwijst onder meer naar het ondemocratische karakter van die werkwijze, onder meer omdat de vakbonden grote sommen ontvangen om de administratieve kosten van de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen te dekken. Er zijn nog andere argumenten.

 

Mijnheer de minister, wat denkt u van het voorstel van uw coalitiepartner om de uitbetaling van de werkloosheidsuitkeringen over te hevelen naar de hulpkas en niet langer te laten doen door de vakbonden, waarmee ons land trouwens een uitzonderingspositie inneemt?

 

04.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Ik herinner u eraan dat de vakbonden de werkloosheidsfondsen hebben opgericht en dat die vervolgens door de Staat werden gesteund en veralgemeend. Zonder de vakbonden zou de werkloosheidsverzekering dus niet bestaan.

 

Het regeringsakkoord voorziet niet in een wijziging van de rol van de vakbonden als uitbetalingsorgaan voor de werkloosheidsuitkeringen. Ook de rol van de sociale secretariaten als tussenpersoon bij de inning van de socialezekerheidsbijdragen wordt niet ter discussie gesteld.

 

Ik vind het een vreemd voorstel, vooral nu, na de coronacrisis. Iedereen heeft namelijk kunnen zien dat de vakbonden een essentiële rol gespeeld hebben op een moment dat de hulpkas met heel wat moeilijkheden werd geconfronteerd.

 

Het is des te vreemder gelet op de moeilijke begrotingssituatie en aangezien het voorstel aanzienlijke kosten met zich zou meebrengen. De hulpkas kost de overheid immers meer dan de vakbonden. Ik heb een tabel met de verschillende administratieve kosten van vakbonden en de hulpkas ter beschikking.

 

04.03  Valerie Van Peel (N-VA): Mijnheer de minister, ik had natuurlijk dat antwoord verwacht. Ik breng graag twee nuances aan in het debat, ook al zal ik u niet van mening kunnen doen veranderen. Ten eerste wordt de hulpkas natuurlijk geleid door de vakbonden. Het feit dat de hulpkas duurder uitvalt, bewijst alleen dat het organisatorische talent van de vakbonden wat tegenvalt. De hulpkas heeft natuurlijk ook een ander ledenprofiel. Dat weet u ook, maar dat zult u in de discussie niet vermelden.

 

Ten tweede, wanneer een collega of minister een antwoord begint met de verklaring dat een regeling historisch gegroeid is, dan wil dat eigenlijk zeggen dat er geen argumenten meer voor zijn. Dat heb ik geleerd in de 13 jaar dat ik zitting heb in het Parlement De uitbetaling van de werkloosheidsuitkeringen door de vakbonden is daarvan een goed voorbeeld.

 

We volgen u daarin dus niet en overwegen om het voorstel nog eens te agenderen in de commissie. We zijn natuurlijk zeer benieuwd naar het stemgedrag van uw coalitiepartners.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de Sophie Rohonyi à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le rôle des entreprises dans la prévention et la détection des violences conjugales" (55030926C)

05 Vraag van Sophie Rohonyi aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De rol van de bedrijven in het voorkomen en detecteren van partnergeweld" (55030926C)

 

05.01  Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la présidente, je vous remercie de m'avoir attendue.

 

Monsieur le ministre, depuis le début de l’année, en Belgique, 21 femmes ont été assassinées parce qu’elles étaient des femmes, le plus souvent dans un cadre familial ou conjugal. On en était à 16 lorsque j'ai déposé ma question; on en est aujourd'hui à 21. Cela montre la gravité du phénomène. Encore ce week-end, un homme a tué sa compagne enceinte et leur premier enfant.

 

Je ne conteste nullement que votre gouvernement a fait de la lutte contre les violences faites aux femmes une priorité. Je me dois toutefois d’attirer votre attention sur un aspect qui n’a jusqu’ici pas été traité, alors qu’il relève de votre compétence, et qui me paraît essentiel: la prévention et la détection, le cas échéant, de situations de violences conjugales sur le lieu de travail. C'est un aspect qui me semble d'autant plus essentiel qu'en 2019, une étude de la Fondation Agir contre l’exclusion révélait en effet que 62 % des femmes victimes de violences conjugales sont salariées et qu’un salarié sur 10 connaît une collègue subissant de telles violences.

 

L’étude en conclut que le lieu de travail est un lieu pertinent pour la prévention et la détection de ce type de violences, puisque le lieu de travail est souvent considéré comme un lieu sûr pour les victimes, un lieu qui leur permet de s’éloigner du foyer conjugal et de se soustraire à leur agresseur.

 

Or, force est de constater que le Plan d'Action national de lutte contre les violences basées sur le genre n’évoque que les violences et le harcèlement au travail, alors que, comme je l'ai dit, les employeurs pourraient davantage faire preuve de réactivité dans l’alerte et l’orientation des victimes de violences intrafamiliales vers les personnes compétentes, tant pour rompre l’isolement que pour mettre fin aux violences.

 

En conséquence, monsieur le ministre, quelles initiatives sont-elles prises par le gouvernement pour sensibiliser et responsabiliser le monde de l’entreprise aux violences intrafamiliales? Estimez-vous, vous aussi, que le milieu du travail a un rôle à jouer de manière plus proactive dans la prévention et la détection des violences conjugales?

 

Pouvez-vous nous faire un état des lieux de la mise en œuvre des engagements du PAN qui relèvent de votre compétence? Je vous remercie.

 

05.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame Rohonyi, je vous remercie de votre question qui porte sur un sujet tristement d'actualité. Vous venez de rappeler les derniers chiffres qui, malheureusement, continuent d'évoluer.

 

Bien entendu, s'agissant des violences conjugales, je partage votre constat de la nécessité d'intervenir également dans la relation de travail. La Convention OIT 190 invite également les États à reconnaître les effets de la violence domestique et à en atténuer l'impact dans le monde du travail. Comme vous le savez, le processus de ratification est en cours. Le gouvernement fédéral et, en particulier, le ministère du Travail ont rempli leur tâche à cet égard. Le dossier a été transmis aux Affaires étrangères pour la suite de la procédure. Nous attendons également des initiatives régionales de manière à poursuivre et achever le processus de ratification de cette convention.

 

Bien que la violence conjugale ne constitue pas un risque professionnel issu des conditions de travail, elle peut – comme vous l'évoquez – entraîner des répercussions sur le bien-être psychosocial des travailleurs. Les capacités professionnelles de la victime peuvent en effet en être affectées, de sorte qu'une source de stress peut aussi naître chez ses collègues. Les actes de violence conjugale peuvent également se produire sur le lieu de travail même.

 

Dès lors, tous les acteurs de l'entreprise et, particulièrement, ceux qui sont formés pour écouter les travailleurs en toute confidentialité – tels que les personnes de confiance ou les conseillers en prévention – doivent disposer des informations utiles afin d'aider la victime à trouver les interlocuteurs susceptibles de l'extraire de cette situation violente. Il est en effet fondamental que la culture d'entreprise soit aussi, à cet égard, une culture d'écoute et d'ouverture.

 

Dans les actions entreprises pour soutenir ce processus, je citerai l'exemple de la brochure Même au travail, ne détournez pas le regard, qui a été distribuée à différents réseaux et acteurs au début de l'année et qui participe de cette volonté de lutter contre les violences conjugales, également dans la sphère professionnelle. Cette tâche doit se poursuivre et doit sans doute être remise sur le métier pour que les terribles statistiques que vous avez évoquées au début de votre question appartiennent désormais au passé.

 

05.03  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, votre réponse comporte de nombreux points positifs, à commencer par la ratification de la convention de l'OIT. J'entends qu'à présent la balle est dans le camp des entités fédérées et j'espère que leur bon sens l'emportera.

 

Comme vous l'avez souligné, la violence domestique peut avoir des conséquences sur l'emploi, la productivité de l'entreprise tant dans le chef de la victime (stress, turn-over) que dans celui des collègues (vu l'impact sur leur charge de travail). Cette problématique doit être prise au sérieux pour le bien-être des travailleuses, car il s'agit généralement de femmes, mais aussi pour celui de l'entreprise.

 

Des initiatives ont été mises en œuvre: brochures d'information, Inspection du travail, personnes de confiance dans l'entreprise. Ces initiatives ne sont malheureusement pas suffisantes car toute une série de travailleuses aimeraient pouvoir se confier sur leur lieu de travail mais n'en ont pas la possibilité. Toutes les possibilités que vous évoquez existent dans certaines entreprises mais pas dans d'autres. Il semble y avoir un problème d'inégalité auquel il convient d'apporter une solution afin d'aboutir à une égalité de traitement entre les victimes.

 

Il est constaté dans le problème des violences intrafamiliales que les besoins des victimes sont très divers. Leurs profils sont très divers ainsi que leurs situations, d'où la nécessité de diversifier les interlocuteurs. Certaines femmes pourront se sentir plus en confiance avec leur pharmacien – raison pour laquelle ont été créés les Relais Pharmacies – et d'autres sur leur lieu de travail, raison pour laquelle je vous invite à intensifier vos efforts pour faire en sorte que les entreprises jouent pleinement leur rôle à cet égard.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De hoge kosten voor onze bedrijven" (55032091C)

- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het arbeidsmarktbeleid en de concurrentiepositie van de Belgische ondernemingen" (55032094C)

06 Questions jointes de

- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les coûts élevés pour nos entreprises" (55032091C)

- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La politique du marché de l'emploi et la compétitivité des entreprises belges" (55032094C)

 

06.01  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, de kosten voor de bedrijven blijven een enorme bekommernis van mij. Daarnet, bij de bespreking van het wetsontwerp, hadden we het er nog over dat u de bedrijven nog meer op kosten jaagt op een moment waarop ze het al ontzettend moeilijk hebben. Er klinken heel wat alarmsignalen van bedrijven die hun activiteiten moeten terugschroeven, van bedrijven die bekijken op welke manier ze hun personeelskosten onder controle kunnen houden en van bedrijven die vrezen dat ze een deel van hun personeelsbestand en daarmee hun activiteiten moeten terugdringen. De kosten blijven immers maar stijgen.

 

Mijnheer de minister, welke maatregelen wilt u nemen, onder meer om de loonkosten van onze bedrijven enigszins onder controle te houden? Wanneer u zorgt voor onze bedrijven, dan draagt u immers ook zorg voor onze werknemers. Ik vermoed dat dit toch een van uw bekommernissen is.

 

Zult u nog extra maatregelen nemen? Voorziet u ook in structurele maatregelen om de concurrentiepositie van onze bedrijven te vrijwaren, zeker in het licht van de zeer sterk stijgende loonkosten? Welke timing stelt u voorop voor mogelijke extra maatregelen?

 

06.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer Anseeuw, dank u voor uw vragen en opmerkingen. Geconfronteerd met de gevolgen van de oorlog in Oekraïne heeft de regering een aantal maatregelen genomen om de bedrijven te helpen. Zo kunnen energie-intensieve bedrijven van 1 oktober tot en met 31 maart 2023 gebruikmaken van een bijzonder stelsel van tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen dat soepeler is dan de bestaande regelingen voor tijdelijke werkloosheid. Deze regeling biedt een antwoord op de huidige energiecrisis, die de nationale economie zwaar verstoort. De regeling kan zo nodig nog worden verlengd.

 

We hebben de ondernemingen ook geholpen om de gevolgen van de inflatie op te vangen. Daarvoor hebben we de werkgeversbijdragen van 7,07 % voor de eerste twee kwartalen van 2023 bij wijze van uitzondering tijdelijk verlaagd. Daarnaast hebben we uitstel van betaling van de werkgeversbijdragen voor de laatste twee kwartalen van 2023 toegestaan.

 

Aangezien dit hoofdzakelijk een regionale bevoegdheid is, nemen tot slot ook de gewesten economische steunmaatregelen om de ondernemingen te helpen.

 

Met betrekking tot de loonnorm heeft de regering de sociale partners een bemiddelingsvoorstel gedaan dat rekening houdt met de situatie en met het verslag van het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. De regering wacht nu op de reactie van de leden van de Groep van Tien.

 

06.03  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, dat neemt natuurlijk niet weg dat bedrijven die 20 mensen willen blijven tewerkstellen er voortaan 22 zullen moeten betalen. Gelet op het feit dat de loonkostenhandicap van ons land ten opzichte van de buurlanden opnieuw sterk blijft groeien, blijven de bedrijven – en ook ik, wat betreft mijn vragen – op hun honger, want de concurrentiepositie van onze bedrijven en de welvaart van de werknemers van die bedrijven staan onder enorme druk.

 

U blijft op de vlakte over echt duurzame, structurele maatregelen die de concurrentiepositie en de jobs kunnen vrijwaren. Nochtans gaat het over de inkomens van duizenden en duizenden gezinnen. Ik weet dat er een tijdelijke werkloosheidsregeling is voor energie-intensieve bedrijven. Gelukkig zijn er meer aanmeldingen voor die tijdelijke werkloosheid dan er effectief mensen op tijdelijke werkloosheid worden geplaatst, maar dat betekent helemaal niet dat de ellende daarmee achter de rug is, wel integendeel.

 

Ik houd mijn hart vast voor wat dat zal teweegbrengen in de maanden januari en februari, want op dat ogenblik zal de loonkostenhandicap echt beginnen door te wegen voor de bedrijven die deze vandaag nog niet voelen. Pas vanaf Nieuwjaar zullen zij de loonkosten immers met minstens 10 % zien stijgen. Ik houd mijn hart daarvoor vast, maar u hebt in uw antwoord niets gezegd over wat u wilt doen om de concurrentiepositie van de bedrijven, en eigenlijk hun leefbaarheid en de duurzaamheid van de jobs die ze creëren, te vrijwaren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Samengevoegde vragen van

- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De State of the Union en het gebrek aan arbeidsmarktbeleid" (55032092C)

- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De structurele hervormingen van de arbeidsmarkt in het licht van de begroting" (55032095C)

07 Questions jointes de

- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La déclaration de politique générale et l'absence de politique du marché de l'emploi" (55032092C)

- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les réformes structurelles du marché de l'emploi dans la perspective budgétaire" (55032095C)

 

07.01  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, wij hopen al lang op een aankondiging van een hervorming van de arbeidsmarkt die werknemers een goede job zou kunnen bezorgen en een correct inkomen kan verzekeren. De State of the Union was op dat vlak echter bijzonder teleurstellend. Plannen voor een structurele hervorming van de arbeidsmarkt zijn er gewoon niet, hoewel u zich met de regering het bijzonder ambitieuze doel hebt opgelegd om een werkzaamheidsgraad van 80 % te realiseren. Er is dus eenvoudigweg geen hervormingsagenda, ondanks uw belofte in het regeerakkoord en ondanks uw notificatie bij de Europese Commissie van een pensioenhervorming om de financiële en sociale houdbaarheid van het pensioenstelsel te verbeteren, gezien de stijgende overheidsuitgaven voor de pensioenen. Het plan omvat ook hervormingen en investeringen die langdurige arbeidsmarktproblemen aanpakken. Er zijn onder meer maatregelen om een doeltreffender actief arbeidsmarktbeleid te bevorderen, arbeidsmarktprestaties te verbeteren en discriminatie op de arbeidsmarkt aan te pakken.

 

Mijnheer de minister, waarover hebt u het eigenlijk concreet? Volgens de analyse van bijvoorbeeld de vergrijzingscommissie gaan we met het beleid niet richting 80 %, maar hoogstens richting 74,6 % werkzaamheidsgraad in 2030. Het zijn dus allemaal heel erg mooie woorden in het regeerakkoord en aan de Europese Commissie, maar we zien van die engagementen in de feiten niets terug.

 

Dat schrille contrast noopt mij te vragen aan u wat u concreet zult doen. Waarover hebt u het wanneer u aankondigt dat u de langdurige arbeidsmarktproblemen zult aanpakken? Dat benieuwt mij heel erg, want veel jobs staan vandaag heel erg onder druk. De activiteiten van bedrijven staan ook heel erg onder druk, vaak omdat te weinig mensen bereid zijn om te gaan werken. Dat is echter ook niet moeilijk, gezien de mate waarin u met de regering allerhande uitkeringen verhoogt. Dat is vrij hallucinant. Als men de rekening maakt, zou men in dit land bijna gek moeten zijn om te gaan werken. Het benieuwt me dus heel erg wat u bedoelt met de uitwerking van een concreet beleid om langdurige arbeidsmarktproblemen aan te pakken. Welke maatregelen zult u effectief nemen in het kader van uw engagement aan de Europese Commissie?

 

07.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer Anseeuw, tijdens de bespreking over de algemene beleidsnota hebben wij de gelegenheid gehad om een diepgaand debat te houden over de maatregelen die zijn genomen om de situatie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Het gaat met name om de verhoging van het minimumloon, in overleg met de sociale partners en met een compensatie vanuit de overheid, de goedkeuring van de arbeidsdeal, die een groot aantal maatregelen omvat, zoals een betere voorspelbaarheid van werktijden voor deeltijdse werknemers, waardoor het mogelijk wordt om een aanvullende baan of een bijscholing te overwegen, de mogelijkheid om de werkweek over vier dagen te verdelen, de mogelijkheid om de werktijden afwisselend in te delen, bijvoorbeeld in het geval van wisselende voogdij, de arbeidsorganisatie in de e-commerce, de invoering van een recht op deconnectie, een betere bescherming van platformwerkers, de invoering van transitietrajecten van de ene baan naar de andere, aanvullende opleidings- en/of outplacementmaatregelen bij een lange opzegtermijn, het verplichte opleidingsplan in bedrijven met meer dan twintig werknemers, de invoering van een individueel recht op vijf dagen opleiding per jaar, een diversiteitsmonitoring in de sectoren, een monitoring van de knelpuntberoepen, de mogelijkheid om sectorale fondsen op te richten ter ondersteuning van de werkgelegenheid en de overgang van de ene naar de andere sector en grotere kansen op herintreding op de arbeidsmarkt voor werknemers die ziek zijn, door de hervorming van de re-integratietrajecten, waarbij de werknemer een passende baan bij zijn werkgever of een andere baan kan krijgen, en de hervorming van de procedure voor contractbreuk wegens medische overmacht, waarvoor wij ook een arbeidsmarktparticipatiefonds zullen oprichten, dat zal worden gestijfd door werkgevers die hun toevlucht nemen tot ontslag om medische redenen. In dat verband noem ik ook nog de back-to-workcoaches en de invoering van de arbeidsparticipatietoeslag, zodat werknemers die om medische redenen minder mogen werken, gecompenseerd kunnen worden zonder eerst de arbeidsmarkt volledig te moeten verlaten. We hebben ook beslist om stabiele en voorspelbare werkgelegenheid aan te moedigen door opeenvolgende dagcontracten via uitzendwerk te bestrijden.

 

In de welzijnsenveloppe hebben we ook 50 miljoen euro gereserveerd om personen met een laag inkomen te blijven ondersteunen. De aanvullende maatregelen zullen tegen juli 2023 van kracht zijn. We hebben ook maatregelen genomen in het kader van het interfederaal platform, bijvoorbeeld met betrekking tot de cumulatie van opleidingsuitkeringen met werkloosheidsuitkeringen of de registratie van tijdelijk werklozen als werkzoekenden. Daarnaast werk ik samen met de collega's van de deelstaten en de federale regering aan andere maatregelen, met name een belastinghervorming.

 

Mijnheer Anseeuw, ondanks de opeenvolgende crisissen ligt de werkgelegenheidsgraad in België op een historisch hoog niveau.

 

07.03  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, als u eerlijk bent, geeft u toe dat uw laatste uitspraak gebaseerd is op Hollandse rekenkunde, waarbij u voorbijgaat aan een belangrijk element, namelijk de vergrijzing op onze arbeidsmarkt. Als de werkzaamheidsgraad al een beetje is gestegen de voorbije twee jaar, is dat niet dankzij het beleid van de regering, maar ondanks het beleid van de regering. U hebt nu een hele resem aan maatregelen opgesomd waartoe u hebt beslist en die u zult nemen. Een aantal ervan heeft eigenlijk betrekking op de verbetering van de arbeidsmobiliteit op onze arbeidsmarkt, waarvan ik altijd heb gezegd dat ik die toejuich en in verband waarmee de N-VA zelf ook voorstellen heeft ingediend die zelfs een stuk verder gaan dan uw maatregelen. Al de rest van de maatregelen kadert in uw arbeidsdeal en daarvan hebben arbeidsmarktexperts gezegd dat het hoogstens een druppel op een hete plaat is en dat de deal niet zal helpen de 80 % werkzaamheidsgraad te realiseren, integendeel. U komt in uw antwoord niet verder dan de opsomming van die maatregelen, wat mij doet besluiten dat u uw ambitie om tegen 2030 richting 80 % werkzaamheidsgraad te gaan, hebt bijgesteld richting 74,6 %. Dat is vrij teleurstellend.

 

Alleszins blijkt al dat de regeling met betrekking tot de vierdaagse werkweek, waarover ik straks nog een vraag heb, amper of niet werkt. Die maatregel is een slag in het water. Het is ook niet die maatregel die de werkzaamheidsgraad flink omhoog zal stuwen, helemaal niet. Uit uw beslissingen met de regering blijkt dat u uw ambitie voor de werkzaamheidsgraad flink naar beneden hebt bijgesteld van 80 naar 74,6 %. Dat is erg teleurstellend. Die werkzaamheidsgraad van 80 % is ontzettend belangrijk om de pensioenen betaalbaar te houden, om hulp en steun te verzekeren voor wie die bijvoorbeeld bij ziekte nodig heeft. Die zekerheid smelt weg als sneeuw voor de zon met het naar beneden bijstellen van uw ambitie voor de werkzaamheidsgraad. Dat hebt u nu fors gedaan. Dat is zeer laakbaar.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De onmogelijkheid voor een kwart van de werkgevers om de vierdagenweek toe te passen" (55032093C)

08 Question de Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'impossibilité pour un travailleur sur quatre d'appliquer la semaine des quatre jours" (55032093C)

 

08.01  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, uit een recente bevraging van Securex blijkt dat meer dan een kwart van de Belgische ondernemers het onmogelijk acht om de vierdagenwerkweek toe te passen in hun bedrijf. Verder zou meer dan de helft van hen die aanvragen weigeren omdat de uitgeoefende activiteiten een permanentie van vijf werkdagen vereisen. Er zijn ook heel wat werkgevers die denken dat de vierdaagse werkweek geen positieve impact zal hebben op het welzijn van hun werknemers. Dat is natuurlijk voer voor discussie.

 

Op zich heb ik er principieel niets op tegen dat er een vierdagenwerkweek wordt toegepast in onderlinge overeenstemming tussen werkgever en werknemers, maar als ik kijk naar de resultaten van de bevraging van Securex, dan komen bij mij toch enkele vragen op.

 

Met wie hebt u eigenlijk overlegd over de vierdaagse werkweek? Welke bezorgdheden hebt u uit dat overleg meegenomen? Op welke manier hebt u met de verschillende bekommernissen rekening gehouden in de uitwerking van de vierdagenwerkweek, die – ik wil het nog eens meegeven – in feite eigenlijk al perfect mogelijk was zonder dit nieuwe stuk wetgeving? Het is dus een beetje oude wijn in nieuwe zakken, maar ik stel vast dat de wetgeving haar doel grotendeels voorbijschiet, vandaar deze drie vragen.

 

08.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer Anseeuw, vanaf het begin was het duidelijk dat de vierdaagse werkweek niet in alle bedrijven of voor alle werknemers mogelijk zou zijn. Er zijn jobs die niet een dag per week kunnen worden stopgezet. Dat is bijvoorbeeld zo voor productielijnen. Dat gezegd zijnde, kan het onbekende in het begin eng zijn en ik moedig werkgevers sterk aan om samen met personeelsvertegenwoordigers na te gaan of de vierdaagse werkweek organisatorisch mogelijk is in hun bedrijf. Ik wil u eraan herinneren dat de invoering van het vierdagenwerksysteem een aanpassing van het arbeidsreglement en dus overleg binnen het bedrijf vereist.

 

De bepalingen waren nog niet eens in werking getreden toen u al een parlementaire vraag hebt ingediend. The duty of an opposition is to oppose, maar in dit geval is het bijna karikaturaal om te zeggen dat deze maatregel volledig contraproductief is. Ik herinner u eraan dat de maatregel twee jaar na de inwerkingtreding door de sociale partners zal worden geëvalueerd binnen de NAR. Er is overleg gepleegd met de sociale partners, die de rechtstreeks betrokken actoren zijn.

 

Zij hebben advies uitgebracht over de verschillende bepalingen inzake werkgelegenheid en dus ook over de bepalingen betreffende de vierdaagse werkweek. Op basis van het advies van de NAR werd eveneens een verbod op vrijwillig overuurwerk op de vijfde dag toegevoegd, maar ik ben bereid om met de sociale partners over dit onderwerp te praten.

 

08.03  Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, om te beginnen heb ik niet gezegd dat deze maatregel contraproductief is. Ik ben voorstander van zoveel mogelijk vrijheid voor werkgevers en werknemers om hun werk in onderling overleg te organiseren zoals dat hen het best past. Is dat een vierdaagse werkweek, dan ben ik daar een heel grote voorstander van, als beiden dat inderdaad georganiseerd krijgen.

 

Zeggen dat de vraag die ik stel karikaturaal is vanwege de timing, is de waarheid geweld aandoen. Ik ga ervan uit dat u het met mij eens bent dat besturen vooruitzien is. Als u voor de inwerkingtreding van bepaalde regelgeving, zoals deze met betrekking tot de vierdaagse werkweek, al heel duidelijke en sterke signalen krijgt van de betrokken werkgevers en werknemers dat dit grotendeels een slag in het water zal worden, dan kunt u mij niet verwijten dat ik u daarover vragen stel nog voor die regelgeving in werking treedt.

 

Moet men de signalen die men al krijgt nog voor de regelgeving in werking treedt, negeren tot ze effectief in werking is getreden? Dat is een heel vreemde manier om aan bestuur te doen. U hebt bestuursverantwoordelijkheid en dan zegt u dat u niet vooruitziend zult zijn. Ik voel mij niet aangesproken als u zegt dat mijn vraag karikaturaal is. Integendeel, ik stel alleen vast dat u op dezelfde manier verder zult werken als u al hebt gedaan om tot deze regelgeving te komen. Dat belooft weinig goeds, want het zijn diezelfde sociale partners die nu zeggen dat het eigenlijk niet werkt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Samengevoegde vragen van

- Gaby Colebunders aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De welvaartsenveloppe en de loonnorm" (55032143C)

- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De welvaartsenveloppe en de loonnorm" (55032144C)

- Raoul Hedebouw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De welvaartsenveloppe en de loonnorm" (55032146C)

- Sofie Merckx aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De welvaartsenveloppe en de loonnorm" (55032147C)

09 Questions jointes de

- Gaby Colebunders à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'enveloppe bien-être et la norme salariale" (55032143C)

- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'enveloppe bien-être et la norme salariale" (55032144C)

- Raoul Hedebouw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'enveloppe bien-être et la norme salariale" (55032146C)

- Sofie Merckx à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'enveloppe bien-être et la norme salariale" (55032147C)

 

09.01  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, à la suite de l’absence d’accord entre les interlocuteurs dans le cadre de l'accord interprofessionnel sur la norme salariale et l’enveloppe bien-être, le dossier est revenu sur la table du gouvernement. Le 28 novembre dernier, la Vivaldi a annoncé être parvenue à un accord sur deux points: la confirmation du blocage des salaires à 0,00 % et la possibilité d'obtenir une prime allant de 250 à 750 euros maximum dans les secteurs qui engrangent des bénéfices.

 

Comme vous le savez, la classe travailleuse n'est pas du tout satisfaite de cet accord. Nous avons assisté le 21 septembre à une concentration syndicale, le 9 novembre à une grève générale et, dimanche dernier, à l'appel de mouvements citoyens, à une manifestation rassemblant un millier de personnes. Le 16 décembre est prévue une nouvelle grève générale pour revendiquer davantage de pouvoir d'achat et la liberté de négocier. C'est d'ailleurs bien normal quand on sait que de nombreuses entreprises engendrent des bénéfices pouvant atteindre 36 milliards d'euros. À côté de cela, 0,00 % pour la classe travailleuse, c'est très peu, et je comprends donc sa colère.

 

Vous prévoyez une prime de 750 euros maximum dans les secteurs qui engrangent des bénéfices. Sachant que seul un travailleur sur deux a touché la prime corona, pour un montant moyen de 280 euros, à combien estimez-vous le nombre de travailleurs qui auront droit à cette nouvelle prime?

 

Enfin, à la lumière de l’avis de l’Organisation internationale du travail, qui critique la loi de 1996 et l'impossibilité pour les interlocuteurs sociaux de fixer eux-mêmes les critères de négociation salariale en Belgique, qu'avez-vous à dire sur ces aspects aujourd'hui?

 

09.02  Pierre-Yves Dermagne, ministre: Merci madame la députée pour votre question qui n'est pas neuve, puisque vous m'avez déjà interrogé, quasiment dans les mêmes termes. Sachez que je suis particulièrement attentif à ces questions. Cela ne vous étonnera pas.

 

Tout d'abord, je voudrais rappeler que le gouvernement, dans sa proposition, a maintenu intégralement le principe d'indexation automatique des salaires, de même que pour les allocations. Vous savez que c'était une demande du banc patronal d'intervenir dans le mécanisme d'indexation automatique des salaires et de le revoir, mais nous n'avons pas voulu faire droit à cette demande. C'est pour nous essentiel. Pour moi, en tant que ministre du Travail, il était essentiel de maintenir ce type d'indexation automatique des salaires que nous envient les autres pays.

 

Le gouvernement a également décidé d'intervenir dans le coût de l'énergie, comme vous le savez, pour soutenir les citoyens. Nous continuons à nous pencher sur le plafonnement des prix au niveau européen. Nous avons porté cette revendication depuis le début de l'année et nous voyons que les lignes sont en train de bouger. Malheureusement, elles le font de manière insuffisante et trop lente à mes yeux. Je ne sous-estime pas non plus la situation dans laquelle se trouvent toute une série d'entreprises et d'entrepreneurs, et donc aussi de travailleurs, confrontés aux prix élevés et à l'explosion des coûts de l'énergie et d'autres matières premières. C'est aussi un point d'attention dans ma réflexion et mes actions.

 

Mais comme vous le savez, l'examen des chiffres d'un point de vue macroéconomique révèle aussi l'existence d'entreprises qui continuent à bien se porter, et fort heureusement, qui continuent à réaliser d'importants bénéfices. Quand on voit les derniers chiffres des marges bénéficiaires des entreprises, on peut se réjouir que dans ce pays, il existe encore de nombreuses entreprises qui prospèrent et créent de la richesse grâce à l'implication et au travail quotidien de leurs collaborateurs. C'est la raison pour laquelle nous avons voulu, malgré ce contexte incertain et compliqué, permettre la négociation au sein des secteurs mais aussi au sein des entreprises, d'une prime "énergie" et "pouvoir d'achat" sur le modèle de ce qui a été fait pendant la crise corona.

 

Il est impossible pour moi aujourd'hui, en raison du processus de médiation qui a été lancé avec les partenaires sociaux au sein du groupe des dix, de me prononcer et de répondre à une série de vos questions. Je ne vais pas anticiper le résultat des débats et des négociations entre partenaires sociaux. C'est aussi cela, le respect de la concertation sociale.

 

Cela étant, comme vous le savez, s'agissant de la loi de 1996, mais aussi des dernières recommandations de l'Organisation internationale du travail, je fais partie de ceux qui pensent que nous ne pourrons pas faire l'économie d'un débat, d'une réflexion, pour avancer sur ces questions. Mais, comme vous le savez aussi, il n'y a pas de majorité au sein de la majorité actuelle pour revoir cette loi de 1996. Toutefois, je ne doute pas que cela fera l'objet de débats – c'est, selon moi, nécessaire – dans le cadre d'un prochain accord de gouvernement entre les formations politiques et les partis qui seront autour de la table.

 

09.03  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le ministre, vous avez raison de dire que je vous ai déjà interrogé sur le sujet. Mais vous comprendrez que je ne vais pas lâcher le morceau, d'autant qu'il y a parfois un décalage entre ce que vous dites et ce que vous faites.

 

Vous revenez avec l'indexation automatique des salaires. Je ne sais pas si vous le savez, mais 73 % des Belges estiment que cette indexation automatique qui doit être sauvée n'est pas suffisante pour faire face à l'augmentation des prix. Je ne vous ferai pas une leçon sur l'indexation automatique des salaires, matière que vous connaissez mieux que moi.

 

Pour ce qui concerne le coût de l'énergie, vous dites que les choses n'avancent pas assez vite à votre goût. Mais c'est normal puisque vous avez privilégié la voie de l'Europe alors que le gouvernement aurait pu décider de bloquer les prix au niveau du pays. C'est le choix qu'à fait la France où les prix sont trois fois moins élevés qu'ici.

 

Enfin, vous continuez à dire qu'avec de telles marges bénéficiaires, il n'est pas normal que les travailleurs n'aient pas leur part du gâteau, ce que je confirme. Mais vous dites aussi qu'il n'y a pas de majorité pour revoir la loi de 1996. Je suis d'accord avec vous sur ce point. C'est la raison pour laquelle je vous demande avec insistance de ne pas signer cet arrêté royal. En tant que ministre socialiste, c'est votre droit. Ce faisant, vous laisserez la liberté aux organisations syndicales de négocier. En effet, dans le secteur du métal, même si elles arrivent à arracher la prime maximale de 750 euros, cela ne représente que 1,95 % des dividendes que ce secteur engrange, à savoir six milliards d'euros. Elles ont donc raison de continuer à se battre. Nous serons, d'ailleurs, à leurs côtés le 16 décembre prochain, suite à quoi je reviendrai, bien évidemment, vers vous.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van Nahima Lanjri aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De inspectiecampagne bij dienstenchequebedrijven" (55032212C)

10 Question de Nahima Lanjri à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La campagne d'inspection auprès des entreprises de titres-services" (55032212C)

 

10.01  Nahima Lanjri (cd&v): Mijnheer de minister, begin dit jaar kondigde u aan dat er een inspectiecampagne van de federale inspectie Toezicht op het Welzijn op het Werk zou plaatsvinden bij dienstenchequebedrijven. Concreet zouden er 160 specifieke controles worden uitgevoerd op onder andere de arbeidsomstandigheden van de huishoudhulpen bij dienstenchequebedrijven. In eerste instantie was deze campagne sensibiliserend bedoeld, maar bij gebrek aan preventieve maatregelen zou u ook overwegen om sanctionerend op te treden.

 

U gaf terecht aan dat huishoudhulpen nog meer dan werknemers in andere sectoren getroffen worden door spier- en skeletaandoeningen. De impact van de arbeidsintensieve job op de gezondheid van huishoudhulpen mag dan ook niet onderschat worden. Bovendien worden zij ook vaker blootgesteld aan grensoverschrijdend gedrag bij de uitvoering van hun werk. Dat blijkt ook uit de feiten en de cijfers die wij krijgen.

 

Huishoudhulpen verdienen respect en erkenning voor hun werk, dat heb ik het verleden al gezegd. We moeten dit nauwgezet opvolgen en maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat huishoudhulpen in een gezonde en veilige omgeving kunnen werken.

 

Wanneer vonden die controles, die u begin dit jaar aankondigde, juist plaats? Wat zijn de belangrijkste conclusies? Welke mogelijkheden tot verbetering kwamen uit die 160 controles die u liet uitvoeren naar voren?

 

Welke initiatieven zult u nemen om er op basis van deze resultaten voor te zorgen dat huishoudhulpen van dienstenchequebedrijven in een gezonde en veilige omgeving kunnen werken, dus bij de mensen thuis? Wanneer mogen we deze maatregelen of voorstellen verwachten? Komen die naar het Parlement of zal dit bij koninklijk besluit worden geregeld?

 

Is het wettelijk toegestaan voor inspecteurs om een privéwoning van een gebruiker van dienstencheques te betreden als een huishoudhulp daar aan het werk is? Het heeft immers niet veel zin om controles uit te voeren bij de dienstenchequebedrijven, aangezien men niet daar werkt, maar bij de mensen thuis.

 

Mijnheer de minister, in dat verband verwijs ik u naar een vraag van mij aan minister Monica De Coninck op 22 januari 2013. Toen reeds was ik daarover bezorgd en vroeg ik om ervoor te zorgen dat de inspectie effectief ook binnen zou controleren. Ik weet dat dit niet altijd evident is. De minister antwoordde mij toen dat ze dat zou doen. Ik citeer uit haar antwoord van toen: "Ik heb de sociale inspectie gevraagd om een systeem op poten te zetten binnen de sociale inspectie om aan huis te gaan controleren. Als een sociaal inspecteur weet dat iemand daar moet gaan werken, kan hij wel toegang krijgen. Hij kan binnengaan, al was het maar om de werkomstandigheden te controleren, als hij van tevoren weet waar die persoon werkt." Ik vroeg het toen dus reeds en ik blijf hierop aandringen. Wij moeten dat doen.

 

10.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Tussen februari en april 2022 werd een nationale inspectiecampagne uitgevoerd in de sector van de dienstencheques. In totaal werden daarbij over het hele land 169 inspecties gedaan. Hierbij werd een aantal vaak terugkerende inbreuken vastgesteld.

 

In de eerste plaats ontbraken vaak de noodzakelijke risicoanalyses, bijvoorbeeld met betrekking tot de blootstelling aan chemische agentia, het manueel hanteren van lasten of de moederschapsbescherming. In heel wat gevallen was de reden een gebrek aan basiskennis over de wettelijke verplichtingen, in het bijzonder bij de kleinere bedrijven zonder opgeleide preventieadviseur.

 

Zeer vaak werd ook vastgesteld dat de informatieverstrekking vanuit de externe preventiediensten naar deze bedrijven over hun wettelijke verplichtingen beperkt was. De tweede meest voorkomende inbreuk was het ontbreken van gezondheidstoezicht, zowel voorafgaand aan de tewerkstelling als periodiek, ondanks het feit dat de activiteiten van werknemers in deze sector heel wat risico's met zich meebrengen. Die kunnen namelijk leiden tot beroepsziekten, zoals luchtwegenziektes en musculoskeletale problemen.

 

Een derde veelvoorkomende inbreuk was het ontbreken van een effectieve controle door de dienstenchequebedrijven van de arbeidsmiddelen die bij de gebruikers ter beschikking worden gesteld van de huishoudhulpen.

 

De toegang tot bewoonde ruimtes door sociaal inspecteurs wordt geregeld door artikel 24 van het Sociaal Strafwetboek. In de praktijk is dat echter niet evident. Het gaat immers om privéwoningen van derden waar de dienstenchequewerknemers slechts gedurende een zeer beperkte tijd aanwezig zijn.

 

Ik ben het bovendien niet met u eens dat een controle bij de dienstenchequebedrijven zelf niet veel zin zou hebben. De gevoerde campagne toont immers aan dat die bedrijven zelf nog heel wat werk hebben om essentiële verplichtingen inzake welzijn op het werk in de praktijk te brengen, in het bijzonder door de nodige risicoanalyses uit te voeren, door te zorgen voor een adequaat gezondheidstoezicht en door zelf bezoeken uit te voeren bij de gebruikers om de concrete omstandigheden te controleren waarin hun personeelsleden worden tewerkgesteld.

 

Ik zal samen met mijn administratie de komende weken de conclusies van de campagne nog verder bestuderen om te bepalen welke stappen wij zullen zetten. De sociale partners zullen eveneens op de hoogte worden gebracht van de inhoud van het rapport.

 

10.03  Nahima Lanjri (cd&v): Mijnheer de minister, bedankt voor de eerste resultaten die uit die inspecties blijken. Ik denk inderdaad dat het goed is om die nu door te nemen met de sociale partners.

 

Sta me toe om mijn uitspraak bij mijn vraagstelling te nuanceren. Het volstaat zeker niet om enkel inspectiediensten te sturen naar de dienstenchequebedrijven, omdat er ook echt wel bij de mensen thuis gecontroleerd moet worden, aangezien het daar soms misloopt, maar dan wel grondig. Onze sociaal inspecteurs zouden dus ook toegang moeten krijgen tot de woning. Daarover heb ik al in 2013, en mogelijk zelfs al eerder, vragen gesteld. Het verbaast mij dat dit nog altijd stroef loopt. U zegt dat het kan, maar dat het niet gemakkelijk loopt. Welnu, laten wij daarvoor oplossingen bedenken. Het moet mogelijk zijn, als daar de kern van het probleem zit, dat de gebruiker, dus degene die een dienstenchequewerknemer in huis neemt, zich akkoord verklaart met controlebezoeken, zowel door de dienstenchequeonderneming als door de sociale inspectie. Immers, de meest kwetsbare mensen zijn in die sector tewerkgesteld. Het lijkt mij daarom logisch, zeker als er meldingen zijn, dat die gecontroleerd worden.

 

Bij gelegenheid van een volgende mondelinge vraag wil ik daarop dieper ingaan, om te bespreken wat u met de sociale inspectie hebt afgesproken en om na te gaan of er is voortgebouwd op het werk van toenmalig minister Monica De Coninck in 2013. We zijn nu bijna tien jaar verder en ik hoop dat wij over die tien jaar enige evolutie kunnen merken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van Nahima Lanjri aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Een toekomstvisie voor de dienstenchequesector" (55032213C)

11 Question de Nahima Lanjri à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Une vision d'avenir pour le secteur des titres-services" (55032213C)

 

11.01  Nahima Lanjri (cd&v): Mijnheer de minister, in september deed ik in de plenaire vergadering aan u een oproep om een rondetafel te organiseren met alle partners - de regionale ministers, de vakbonden en de werkgevers - om een toekomstvisie uit te werken voor de dienstenchequesector, om erover te waken dat dienstenchequewerknemers een goed loon krijgen, en over hun welzijn. Tussen de verschillende dienstenchequebedrijven zijn er immers grote verschillen wat betreft de loon- en arbeidsvoorwaarden. Bedrijven die hun medewerkers hogere lonen uitbetalen dan de minimumlonen die werden vastgelegd en goede werkomstandigheden bieden, worden steeds beconcurreerd door bedrijven die hun medewerkers zeer lage lonen of slechts minimumlonen uitbetalen. Vaak gaan die dan failliet of worden ze overgenomen door anderen. Mensen worden dan tewerkgesteld aan lagere lonen en in minder goede arbeidsomstandigheden. Ze geven de dienstenchequemedewerkers dan de keuze om akkoord te gaan met een loonsverlaging of te vertrekken. Op deze manier zijn sommige dienstenchequebedrijven zelfs genoodzaakt om de lonen van hun medewerkers alsnog te verlagen om te kunnen blijven concurreren met de andere grote dienstenchequebedrijven.

 

Sinds de vorige staatshervorming zijn er heel wat bevoegdheden omtrent de dienstenchequesector overgeheveld naar de regio's. De arbeids- en loonvoorwaarden blijven echter federaal geregeld. Een goede afstemming tussen het federale niveau en de regio's is belangrijk om een coherent beleid te voeren. U zei in september dat u werk zou maken van een rondetafel om de belangrijke partners uit de dienstenchequesector bij elkaar te brengen en te overleggen. Hebt u inmiddels zo'n rondetafel kunnen organiseren of staat er zo'n samenkomst binnenkort gepland? Welke aspecten zijn er besproken of zou u bespreken als dit overleg nog niet heeft plaatsgevonden?

 

11.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw Lanjri, dank u voor uw vraag. Ik denk dat we met een ruimer vizier naar de toekomst van de dienstenchequesector moeten kijken en elk vanuit onze eigen bevoegdheid moeten werken aan een verbetering van de arbeidsomstandigheden in deze sector.

 

Lonen zijn bij uitstek een materie van sociaal overleg, maar de subsidiërende overheid is in deze sector een zeer belangrijke factor. Ik wil en mag de bevoegdheid van mijn collega-ministers niet overschrijden, het is een grotendeels geregionaliseerde materie, maar ik denk dat men voor de erkenning en de subsidiering van de dienstenchequebedrijven zeker kan nadenken over het opleggen van bepaalde voorwaarden inzake lonen en arbeidsomstandigheden. Dat betekent niet dat de federale regering stilzit. Wij werken aan de zaken waaraan wij kunnen werken en dat doen wij elke dag.

 

Er is nog geen officiële rondetafel georganiseerd. Wel wordt hierover regelmatig gesproken in de reguliere contacten die we hebben met de collega's van de andere overheden. We moeten ook bekijken wat de beste manier van werken is, aangezien elke regio binnen haar bevoegdheid eigen accenten legt.

 

Vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kregen we recent de concrete vraag om een overleg op te starten. We hopen dat begin volgend jaar, begin januari, te kunnen doen. Ondanks de regionalisering zijn er zeker thema's waaraan we kunnen werken. Ik denk bijvoorbeeld aan de reglementering inzake het welzijn op het werk. We hebben dat net besproken. Daar kunnen we verder aan werken. Ook een rechtvaardige vergoeding voor verplaatsingskosten blijft na de reeds genomen maatregelen een aandachtspunt.

 

11.03  Nahima Lanjri (cd&v): Mijnheer de minister, toen ik u hoorde antwoorden, kreeg ik al schrik dat u toch niet bereid zou zijn om een overleg te organiseren. Dan bedoelen we toch hetzelfde.

 

Uiteraard heb ik u niet gevraagd om uw bevoegdheid te overschrijden. Regio's hebben ter zake belangrijke bevoegdheden. Het is echter absoluut noodzakelijk om een rondetafel te organiseren. Overleg is immers nodig, onder meer over de welzijnsaspecten, de arbeidsomstandigheden, de loonvoorwaarden en de verplaatsingskosten. Er is nog heel veel waarover moet worden overlegd. Het is complementair en als men dat niet samen aanpakt, kan er geen vooruitgang worden geboekt.

 

U zegt dat u die rondetafel begin volgend jaar zult organiseren. U hebt echter niet gezegd wanneer dat precies zal zijn, zodat ik weet wanneer ik u daarover opnieuw moet ondervragen.

 

11.04 Minister Pierre-Yves Dermagne: (…)

 

11.05  Nahima Lanjri (cd&v): Mijnheer de minister, we hebben het in september gevraagd en ik had gehoopt dat dit snel zou gebeuren. Ik zal u hierover eind januari terug ondervragen en hoop dat u dan minstens een start hebt genomen met die rondetafel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van Nathalie Muylle aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De uitvoering van artikel 39ter" (55032347C)

12 Question de Nathalie Muylle à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'exécution de l'article 39ter" (55032347C)

 

12.01  Nathalie Muylle (cd&v): Mijnheer de minister, de maatregel betreffende de uitvoering van artikel 39ter werd genomen in het kader van de arbeidsdeal in oktober van dit jaar. Hierdoor zouden werknemers na een ontslag sneller kunnen starten bij een andere werkgever tijdens de opzegtermijn. De activering na ontslag, waardoor de inzetbaarheid van medewerkers verhoogt, is een win-winsituatie.

 

Ik hoor dat er op het terrein veel vragen zijn over de uitvoerbaarheid van artikel 39ter. Zowel de werkgevers- als de werknemerszijde vraagt mij hoe die transitietrajecten concreet georganiseerd zullen worden. Kunt u mij daar duidelijkheid over verschaffen? Ik moet het natuurlijk niet doen, maar wel de mensen op het terrein. Ik vermoed dat er wel actie zal worden ondernomen omtrent de omzetting van deze maatregel op het terrein.

 

12.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Dank u voor uw vraag over artikel 39ter, mevrouw Muylle. Het is een onderwerp dat dateert van de periode waarin mevrouw De Coninck minister van Werk was.

 

Ik wil in de eerste plaats benadrukken dat de maatregelen van de transitietrajecten en de maatregel van artikel 39ter van de arbeidsovereenkomstenwet twee verschillende maatregelen zijn van de wet van 3 oktober 2022 houdende diverse arbeidsbepalingen. De maatregelen van de transitietrajecten van het nieuwe artikel 37/13 van de arbeidsovereenkomstenwet houden in dat een werkgever, in afwijking van het verbod op terbeschikkingstelling, een door hem ontslagen werknemer tijdens de opzeggingstermijn ter beschikking kan stellen van een andere werkgever, met het oog op latere indienstneming van de werknemer door die andere werkgever.

 

Bij de toepassing van een transitietraject is de bemiddeling vereist van hetzij een uitzendbureau, hetzij een gewestelijke arbeidsbemiddelingsdienst. De maatregel van artikel 39ter van de arbeidsovereenkomstenwet beoogt de inzetbaarheid te verhogen van ontslagen werknemers die recht hebben op een opzeg van minstens 30 weken.

 

Voor deze werknemers wordt het ontslagpakket opgedeeld in twee delen, met de werkgeversbijdragen op het loon of de opzegvergoeding. Van het tweede gedeelte worden inzetverhogende maatregelen gefinancierd. Hiermee wordt elke maatregel beoogd die de kans op het sneller vinden van een nieuwe job voor de ontslagen werknemers vergroot.

 

Bij wijze van voorbeeld kan het gaan om bijkomend outplacement, maar ook om elke vorm van opleiding of omscholing, al dan niet georganiseerd via een gewestelijke arbeidsbemiddelingsdienst.

 

Vermits bij beide maatregelen een potentiële rol is weggelegd voor de gewestelijke arbeidsbemiddelingsdiensten, zijn op mijn initiatief reeds gesprekken opgestart met de administraties van de verschillende deelstaten, teneinde na te gaan op welke manier zij via hun arbeidsbemiddelingsdiensten betrokken willen worden bij de verdere uitvoering van de bedoelde maatregelen.

 

Zodra ik het standpunt van de deelstaten hieromtrent ontvangen heb, zal ik de noodzakelijke verdere stappen ondernemen met het oog op de uitvoering van beide maatregelen.

 

12.03  Nathalie Muylle (cd&v): Er moeten dus nog wel wat stappen gezet worden. Morgen zit ik met een deel van de regio's samen. Ik zal hen aanporren om dit snel te doen, want het is belangrijk dat u ook federaal verdere afspraken kunt maken, zodat dit uitvoerbaar is.

 

Het is inderdaad een oud artikel en het was ook gekoppeld aan de stijging van de minimumlonen in de vorige legislatuur. Het wetgevend kader is er, dus het kan dan ook snel operationeel worden gemaakt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.13 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17 h 13.