Commission de la Justice

Commissie voor Justitie

 

du

 

Mercredi 9 novembre 2022

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 9 november 2022

 

Namiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.35 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 35 et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.

 

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

 

01 Vraag van Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De aanwerving van 15 criminologen gespecialiseerd in huiselijk geweld" (55031460C)

01 Question de Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le recrutement de 15 criminologues spécialisés en violences intrafamiliales" (55031460C)

 

01.01  Katleen Bury (VB): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Enkel maanden geleden kondigde u aan in de laatste fase te zitten voor de aanwerving van 15 criminologen.

1. Hoever staat u met deze aanwervingen?

2. Dienen deze criminologen nog specifiek opgeleid te worden? Wordt hiervoor naar buitenlandse expertise gekeken? Wat is de duur van dit traject? Wanneer kunnen ze daadwerkelijk ingezet worden?

3. Wat is het takenpakket van deze criminologen?

4. Hoe worden deze criminologen verdeeld over de verschillende gerechtelijke arrondissementen?

 

01.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Bury, ten eerste, de extra aanwervingen betreffen één criminoloog per parket en één Franstalige en één Nederlandstalige criminoloog in Brussel. Alle criminologen zijn ondertussen aangeworven, behalve voor het parket van Eupen.

 

Ten tweede, het komende half jaar wordt de nieuwe criminologen Jeugd en Gezin een specifiek door het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding (IGO) uitgewerkte opleidingstraject aangeboden. Daarbij is het de bedoeling om de criminologen zoveel mogelijk te laten aansluiten bij bestaande, geplande opleidingen. Opleidingen voor andere, meer specifieke behoeften worden afzonderlijk ingepland. De duur van het opleidingstraject bedraagt, afhankelijk van het profiel en de noden van de deelnemers, acht tot twaalf werkdagen. Het IGO maakt deel uit van het Europees Netwerk voor Justitiële Opleidingen en kan in dat kader te rade gaan bij de buitenlandse zusterinstellingen. Het doorlopen van het opleidingstraject doet niets af aan het feit dat de nieuwe criminologen vanaf de eerste dag daadwerkelijk kunnen worden ingezet voor specifieke opdrachten. Hun expertise zal de komende maanden verder worden uitgebouwd.

 

Ten derde, de criminologen worden ingeschakeld in zowel dossierbehandeling als beleidsmatige aangelegenheden. Ze vormen een belangrijke liaisonfunctie in de Family Justice Centers en vervullen een cruciale scharnierfunctie op meerdere vlakken: informatiedoorstroming tussen het VOS-dossier en het eventuele gemeenrechtelijke dossier van meerderjarige verdachte, informatie opvragen bij andere parketten, scharnierfunctie tussen de politie, het parket en de hulpverlening, het aanmelden van dossiers bij de ketenaanpak en adviseren over straffen op maat.

 

De evolutie van de inzet van criminologen in ons land is al enige tijd aan de gang. Alle parketten beschouwen de inzet ervan als een absolute meerwaarde. De maatschappij en de bijbehorende uitdagingen zijn complexer geworden, diversiteit in en complementariteit van de profielen is bij een parket een conditio sine qua non. Parketten moeten meer werk maken van een 360°-benadering van de samenlevingsproblemen, niet het minst op het vlak van intrafamiliaal geweld en zedenfeiten. Uiteraard betekent dat dat een loutere kennis van het wetboek, zijnde de klassieke corebusiness van een parketmagistraat, al lang niet meer volstaat. De aanwezigheid van criminologen op de werkvloer is een verrijking voor het parket. Om tot die inzichten te komen, hoeven we niet naar het buitenland te kijken.

 

01.03  Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, u antwoordde dat het traject acht à twaalf dagen in beslag neemt. Wat wordt de criminologen in die acht à twaalf dagen juist allemaal bijgebracht? Dat lijkt mij een korte termijn, waarmee ik niet wil zeggen dat dat niet voldoende zou zijn. Misschien kan ik daarover een schriftelijke vervolgvraag stellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De tips van de goksites om de strengere regels van het nieuwe KB te omzeilen" (55031491C)

- Stefaan Van Hecke aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De agressieve aanpak van de gokbedrijven wat het omzeilen van de gokregelgeving betreft" (55031558C)

02 Questions jointes de

- Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les astuces des sites de paris en ligne pour contourner les règles plus strictes du nouvel AR" (55031491C)

- Stefaan Van Hecke à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les pratiques agressives des sociétés de paris visant à contourner la réglementation" (55031558C)

 

De voorzitster: De heer Van Hecke is niet aanwezig.

 

02.01  Katleen Bury (VB): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

“Beste Dirk, je kan direct een verzoek indienen tot verwijdering van de limiet van 200 euro. Hou er rekening mee dat dit verzoek pas na 72 uur wordt verwerkt. Voel je vrij om je account te crediteren vóór de standaardlimiet is geïmplementeerd, zodat je gedurende de 72 uur kan spelen zoals je wilt." (www.777.be / Gaming1)

 

Degene die afgelopen week deze mail ontving, was tot 2015 zwaar gokverslaafd, liet zich opnemen en staat zelfs op het Uitgesloten Personen Informatie Systeem, waardoor casino's of goksites hem niet meer mogen binnenlaten.

Dat speellimieten werden verlaagd, is een zeer goede zaak. Het leek dan ook een stap in de goede richting. Dergelijke verwerpelijke mails doen dit natuurlijk volledig teniet. Iemand met een gokprobleem zal meteen de aanvraag doen om de speellimieten te verhogen. Of de achterpoortjes opzoeken door op tien verschillende goksites telkens voor 200 euro te spelen.

 

De Kansspelcommissie benadrukt dat het voor goksites ook verboden is om gepersonaliseerde reclame te richten aan wie op de lijst staat. “We raden de speler aan om ons dit te melden en zullen dan nagaan of de operator in de fout ging en of er een sanctieprocedure moet worden opgestart."

 

U stelde op Twitter: “Dergelijke praktijken tonen aan dat de goksector voor niets terugdeinst. Daarom zijn duidelijke regels nodig om de meest kwetsbare spelers te beschermen. We gaan voorkomen dat de situatie zich opnieuw voordoet. Ik laat de bestaande kansspelwet momenteel evalueren door experten. De werkgroep zal tegen de zomer van 2023 aanbevelingen doen. “Ik kan dus niet vooruitlopen op de inhoud."

 

Deze zware lacune in de wetgeving kan niet nog 1 jaar onopgelost blijven. Hoe gaat U voorkomen dat de situatie zich opnieuw voordoet?

Voorziet U sancties tegen deze balorige websites?

 Welke stappen zal de kansspelcommissie ondernemen? Het is immers niet toegelaten mensen die op de zwarte lijst staan te contacteren, wat in casu wel gebeurd is door de gokwebsite.

Blijkbaar heeft het te maken met de connectie tussen de databank van de Kansspelcommissie en die van de goksite. Om informatie te hebben over de mogelijke speluitsluiting moet de speler eerst proberen in te loggen op de goksite. Kan hieraan asap geremedieerd worden?

 

02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Ten eerste, dergelijke praktijken zijn vandaag reeds verboden. Op basis van artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2018, is het de vergunninghouders van onlinekansspelen niet toegestaan om reclame te richten aan de uitgesloten spelers.

 

Wat uw tweede en derde vraag betreft, het komt de minister van Justitie niet toe om sancties op te leggen. De Kansspelcommissie is bevoegd voor de controle op de operatoren en om desgevallend een sanctie op te leggen. De Kansspelcommissie is een onafhankelijk controleorgaan en als minister kan ik daarin niet ingrijpen. Indien de Kansspelcommissie klachten ontvangt, zal zij die onderzoeken en nagaan of er zich een inbreuk op de kansspelwet en de uitvoeringsbesluiten heeft voorgedaan. Indien het onderzoek een inbreuk aantoont, kan er een sanctie worden opgelegd. Ik heb in het algemeen, los van die concrete zaken, uiteraard al aan de Kansspelcommissie gevraagd om kordaat op te treden tegen dergelijke praktijken en om elke klacht die ze ontvangt nauwgezet te onderzoeken.

 

Op uw vierde vraag, het klopt dat de operatoren geen toegang hebben tot de lijst met uitgesloten spelers, en gelukkig maar! Studies hebben immers aangetoond dat de gokoperatoren 40 % van hun inkomsten boeken op de kap van de miserie van gokverslaafden en hun families. Dergelijke praktijken bevestigen dat, collega's. De operatoren toegang geven tot de lijst van uitgesloten spelers, zou voor nog grotere drama's zorgen. Dat neemt uiteraard niet weg dat we naar andere manieren zullen zoeken om dergelijke praktijken aan te pakken.

 

02.03  Katleen Bury (VB): Dank u, mijnheer de minister. Als de Kansspelcommissie dat moet doen en u hebt haar ingelicht en gevraagd om actie te ondernemen, dan hebt u de nodige stappen gezet.

 

Uw verklaring dat het maar goed is dat operatoren de informatie van de verslaafden niet hebben omdat dat echt wel drama's zou veroorzaken, doet mij even slikken. Dat toont aan dat er totaal geen vertrouwen is tussen de sector en u. Stel dat operatoren wel over die informatie beschikken, dan zouden zij die kunnen aanwenden om de betrokkenen niet meer te contacteren en hen dus beter te beschermen. Hier zien we net het omgekeerde. Dat doet mij concluderen dat het vertrouwen zoek is en dat het hoogstnoodzakelijk is om met de sector in overleg te gaan om een constructief beleid uit te werken, des te meer als 40 % van de gevallen zwaar gokverslaafd is. Die informatie zou moet moeten worden benut om de betrokkenen te helpen. Ik ben toch geschokt door uw uitspraak.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Questions jointes de

- Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'appel à l'aide des juges de la jeunesse de Bruxelles" (55031538C)

- Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le cri d'alerte lancé par les tribunaux de la jeunesse (manque de places et concertation)" (55031520C)

03 Samengevoegde vragen van

- Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De noodkreet van de jeugdrechters te Brussel" (55031538C)

- Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De noodkreet van jeugdrechtbanken (plaatsgebrek in instellingen en overleg met de deelstaten)" (55031520C)

 

De voorzitter: Mevrouw Rohonyi is verhinderd in een andere commissie.

 

03.01  Katleen Bury (VB): Veertien Brusselse jeugdrechters en de plaatsvervangend Procureur des Konings van de jeugdafdeling lanceerden 20 oktober een zoveelste noodoproep. Er is een enorm gebrek aan plaatsen in residentiële instellingen of gezinsondersteunende diensten. Momenteel zijn er 513 kinderen in nood wachtende op plaatsing.

De magistraten stuurden hierover een brief naar de minister van Jeugdhulp, Valérie Glatigny (MR). Er werd ook een schrijven gericht aan de verschillende regeringen en parlementen.

Minister Valérie Glatigny reageerde per persbericht en zei dat ze luisterde naar de sector waarvoor sinds het begin van de legislatuur nieuwe structurele middelen voor een bedrag van 12 miljoen extra euro zijn vrijgemaakt.

Deze noodkreet van de Franstalige Jeugdmagistraten en van de plaatsvervangende Procureur des Konings bij de Brusselse jeugdafdeling laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Wat is uw reactie?

De Franstalige jeugdrechters van Brussel en de magistraten van de jeugdafdeling van het Brusselse Parket stellen in hun schrijven dat ze maandenlang tevergeefs geprobeerd hebben om het kabinet van de minister van Jeugdhulp te verwittigen maar tevergeefs. Dit is onbegrijpelijk en zelfs onaanvaardbaar. Deze minister draagt hier een verpletterende verantwoordelijkheid. Bent u als minister van Justitie die ook bevoegd is voor de werking van de jeugdrechtbanken door deze magistraten ooit gecontacteerd om te bemiddelen in deze onaanvaardbare problematiek? Zo ja, welke initiatieven hebt u genomen?

Mevrouw Valérie Glatigny is minister in de Franse Gemeenschapsregering. Bent u op de hoogte van gelijkaardige problemen in de Vlaamse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap? In het verleden werd daar ook regelmatig aan de alarmbel getrokken. Is dit sinds het begin van deze legislatuur ook gebeurd en zo ja, graag meer toelichting?

Een overleg met de Gemeenschappen en Gewesten is dringend noodzakelijk willen we de situatie niet helemaal uit de hand laten lopen. Gaat u ter zake een initiatief nemen? Dit zou in ieder geval een belangrijk signaal zijn naar alle Jeugdmagistraten zodat zij zich gesteund voelen in opdracht om ervoor te zorgen dat ze de aan hun toevertrouwde taak van kinderen in gevaar uit te voeren.

 

03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, de jeugdrechters en de magistraten van de jeugdparketten hebben een cruciale taak wanneer het gaat om hoe de maatschappij omgaat met jongeren in gevaar. Als zij aan de alarmbel trekken, kunnen wij dus maar beter luisteren.

 

Niemand blijft onbewogen bij hetgeen zij in hun alarmkreet naar voren brachten, ook ik niet. Maar u weet dat het federale niveau niet bevoegd is voor de begeleiding en de huisvesting van deze minderjarigen. De oprichting en de werking van de huisvestingsinstellingen en gezinsondersteunende diensten vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de gemeenschappen.

 

Ik kan u vandaag geen precieze info geven over waar deze jongeren zich zouden bevinden. Ik ben en blijf ter beschikking van de bevoegde ministers om samen met hen en met de jeugdrechters naar oplossingen te zoeken.

 

Om op uw bijkomende vragen te antwoorden, er zijn mij geen soortgelijke problemen gesignaleerd binnen de andere gemeenschappen. Wel werd mij eerder een brief gestuurd door de Unie van de Franstalige jeugdmagistraten, op 21 september 2021, waarin de Jeugdmagistraten hun bezorgdheid uitten over het standpunt van de algemene administratie van de Jeugdhulp van de Franse Gemeenschap omdat dit standpunt inging tegen beslissingen die genomen werden door de magistraten.

 

Die magistraten spraken dezelfde zorgen ook uit tegen collega Glatigny, minister van Jeugdzorg van de Franse Gemeenschap. Er werd mij toen gevraagd te bemiddelen. Bij die gelegenheid heb ik mijn collega aangeschreven en is er een oplossing gevonden.

 

03.03  Katleen Bury (VB): Dank u wel, mijnheer de minister. Ik weet dat het een complex gegeven is. Heel veel zaken zijn zeker uw bevoegdheid niet, maar het is goed dat u daar bemiddeld hebt.

 

Nu zegt u dat u bereid bent tot overleg. Klopt het dat er nog geen datum gepland is om die zaken samen te bekijken? Dat heb ik toch niet gehoord. Ik hoop dat dit binnenkort kan gebeuren. Vergeet immers niet dat het wel snel kan omslaan, zoals voor de zomervakantie, toen de rechters plotseling beslisten iedereen onmiddellijk vrij te laten. Zo is het toen gebeurd. Nu is er een noodkreet en de volgende keer komt het misschien wel in ons vakje.

 

Ik wil u dus verzoeken dringend met de andere ministers in overleg te gaan en naar oplossingen te zoeken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De onveilige werkomstandigheden in de gevangenissen van Vorst, Sint-Gillis en Berkendael" (55031522C)

04 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les conditions de travail peu sûres dans les prisons de Forest, Saint-Gilles et Berkendael" (55031522C)

 

04.01  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de ingediende vraag.

 

In de gevangenis van Sint-Gillis liep een 48-uren staking van maandagavond 22u tot woensdagavond 22u. Het gemeenschappelijk vakbondsfront klaagde voor een zoveelste keer de onveilige werkomstandigheden en de overbevolking aan in de gevangenissen van Vorst, Sint-Gillis en Berkendael.

 

In de afgelopen maand waren er in de gevangenissen van Vorst en Sint-Gillis meerdere gevallen van agressie tegen cipiers, op grond waarvan een stakingsaanzegging werd ingediend. De reden van aanzegging werd te meer bevestigd doordat in de gevangenis van Sint-Gillis verschillende chefs naderhand werden aangevallen met kokend water. Één van hen zou naar het ziekenhuis overgebracht zijn.

 

De situatie in Vorst zou nog de ergste zijn. Naar verluidt brak daar vorige week een opstand uit. De bewakingsagenten hebben er volgens de vakbondsagenten nog amper controle over de gedetineerden.

 

“De gedetineerden willen duidelijkheid over wat zal gebeuren in Haren en hoe het regime er zal uitzien. Ze hebben openlijk verklaard dat het telkens erger zal worden en ze hebben al gedreigd om het personeel te gijzelen. De verhuis van de eerste gedetineerden werd al uitgesteld van midden oktober naar begin november. Haren is naar mijn mening totaal nog niet klaar. Ik ben er vorige week nog geweest en in drie kwart van de deuren zitten nog geen cilinders. Je kan die met je pink opendoen bij wijze van spreken." meldt een afgevaardigde van VSOA Gevangenissen.

 

De situatie is onhoudbaar.

 

Ik hoop dat het inmiddels goed gaat met de gezondheid van de betrokken cipiers. Kan u hierover meer toelichting geven? Krijgen de cipiers na deze feiten van agressie extra begeleiding?

De situatie is niet nieuw. Wat gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat de veiligheid van alle cipiers en personeel in de voormelde gevangenissen eindelijk wordt gewaarborgd en gaat u krachtdadig genoeg optreden zodat uw voorstellen het vereiste resultaat hebben?

De opening van de gevangenis in Haren loopt vertraging op. Wanneer zal deze kunnen geopend worden? Op welke capaciteit zal deze kunnen geopend worden? Hoeveel cipiers zijn er op heden nog tekort om deze op volle capaciteit te kunnen laten draaien?

Werd er een tuchtprocedure opgestart tegen de betrokken gedetineerden? Kan u hierover meer toelichting geven?

 

04.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, wat uw eerste vraag betreft, de beambte in kwestie liep brandwonden in de tweede graad op aan buik en heup en werd op zijn verzoek verzorgd in het brandwondencentrum van Charleroi. Hij is nog steeds afwezig ten gevolge van een arbeidsongeval.

 

Medewerkers die betrokken zijn bij een incident, worden opgevangen door het lokale opvangteam. De leden van het opvangteam hebben een opleiding gekregen en er zijn duidelijke procedures uitgewerkt voor hun tussenkomst. Er bestaat ook een protocol rond het beheer van ernstige incidenten, waarin naast deze opvang ook in briefings is voorzien. Dat is belangrijk voor de personeelsleden die van dichtbij, maar ook van een afstand, betrokken zijn bij een incident. Indien er sprake is van een zeer zwaar incident, kan ook een beroep worden gedaan op het Rode Kruis.

 

Binnenkort zal er, naast het bestaande aanbod, voor al het justitiepersoneel professionele psychologische ondersteuning mogelijk zijn na een traumatische gebeurtenis. Hiervoor zullen we nog dit jaar een contract afsluiten met een gespecialiseerde externe firma.

 

Wat uw tweede vraag betreft, de veiligheid van onze medewerkers is cruciaal. Er wordt dan ook sterk ingezet op een veilige detentie- en werkomgeving via verschillende initiatieven. Ik geef enkele voorbeelden.

 

Er is deze legislatuur een project rond agressie en conflictbeheersing van start gegaan, met een gedeelte voor gedetineerden en een institutioneel gedeelte. Dat project zal gefaseerd in alle gevangenissen worden ingevoerd.

 

Een ander voorbeeld zijn de initiatieven rond professionalisering en differentiatie, met de aanstelling van detentiebegeleiders. Die detentie­begeleiders worden gericht geselecteerd en krijgen naast een generieke opleiding ook een specifieke opleiding, die vooral gericht is op soft skills. Zij zullen voor het eerst van start gaan in de nieuwe gevangenissen van Dendermonde en Haren.

 

Een derde voorbeeld zijn de programma's rond drugshulpverlening. Die zullen een positief effect hebben op het creëren van een veilige detentie- en werkomgeving.

 

Conflicten op plaatsen waar veel mensen samenleven en werken, zeker op kleine oppervlakten, zijn nooit uitgesloten. Wanneer er zich toch ernstige incidenten voordoen, wordt waar mogelijk een tuchtprocedure opgestart, zoals bepaald in de basiswet, en worden de medewerkers opgevangen. Indien er sprake is van strafbare feiten, wordt er altijd een klacht ingediend bij het parket.

 

De verhuizing naar de gevangenis van Haren zorgt ervoor dat de gedetineerden hun detentie kunnen ondergaan in omstandigheden die voldoen aan de huidige normen, met meer autonomie en bewegingsvrijheid. Deze betere leefomstandigheden in Haren zullen bijdragen tot een serener leefklimaat.

 

Wat uw derde vraag betreft, de inhuizing van de gedetineerden van Berkendael vond plaats op 7 en 8 november, gisteren en eergisteren, en verliep vlot. Volgende week gebeurt de inhuizing van de gedetineerden die nog in Vorst verblijven. Daarna wordt de populatie van Sint-Gillis gefaseerd ingehuisd. Aangezien de opening van Haren gefaseerd verloopt, wordt ook het personeel gefaseerd aangeworven, opgeleid en tewerkgesteld.

 

Naast de rekrutering van nieuwe medewerkers, zal er heel wat personeel van de gevangenis van Brussel overstappen naar de gevangenis van Haren.

 

Momenteel staan er 263 vacatures voor penitentiair beambte in Brussel open. Om deze vacatures in te vullen zetten we onze aanwervingscampagnes gestaag verder. U weet dat we sinds juli versneld kunnen aanwerven en dat is een succes. Op dit moment rijden er bijvoorbeeld bussen van De Lijn in de regio rond met een banner die oproept om te komen werken in de gevangenis van Haren. Op 3 december organiseren we in de gevangenis van Haren een jobbeurs waar potentiële kandidaten niet alleen meer info kunnen krijgen, maar waar ook het selectiegesprek kan worden afgenomen. Dat is mogelijk dankzij het KB van juli. De geslaagde kandidaten zullen dezelfde dag nog een job aangeboden krijgen. Dat is dus allemaal nieuw en kon vroeger niet.

 

Ik zal tot slot antwoorden op uw vierde vraag. Tegen gedetineerden die inbreuken plegen kan een tuchtprocedure worden opgestart. Er kan hun dus een sanctie worden opgelegd. De procedure en de sancties die opgelegd kunnen worden zijn bepaald in de basiswet. Ten aanzien van de gedetineerde die concreet betrokken was op de site in Sint-Gilllis werd er een voorlopige maatregel opgelegd en een tuchtprocedure opgestart. Het dossier werd op 27 oktober behandeld. De gedetineerde werd op 2 november overgebracht naar de gevangenis van Aarlen.

 

04.03  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw heel uitvoerige antwoord. De verwondingen van de cipier zijn blijkbaar erger dan wat we in de media hebben gelezen. U zegt immers dat de man vandaag nog steeds werkonbekwaam is. Ik hoop dat hij spoedig herstelt.

 

Ik vind het ook positief te horen dat er voldoende begeleiding komt en dat er binnenkort een plan zal zijn om hulp te bieden aan alle justitiële personen die bij een of ander incident betrokken raken. Ik hoop dat het begin volgend jaar van start kan gaan en neem aan dat we daarover meer zullen horen tijdens de bespreking van de beleidsbrief.

 

U zegt dat er voor de gevangenissen van Brussel 263 vacatures zijn en u hebt verwezen naar het succes van de versnelde aanwervingsprocedure. Ik weet echter niet wat ik mij bij dat succes moet voorstellen.

 

04.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Er zijn sinds juli al veel mensen aangeworven. Het loopt wel goed.

 

04.05  Marijke Dillen (VB): Zou het mogelijk zijn om de cijfers aan het verslag toe te voegen?

 

04.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Uiteraard.

 

04.07  Marijke Dillen (VB): Dan moet ik ze niet afzonderlijk opvragen. Tot daar mijn repliek. 

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Questions jointes de

- Samuel Cogolati à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La présence de postes de police chinois à l'étranger" (55031524C)

- Marie-Christine Marghem à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'ingérence de la police chinoise en Europe et en Belgique" (55031668C)

05 Samengevoegde vragen van

- Samuel Cogolati aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De Chinese politiebureaus in het buitenland" (55031524C)

- Marie-Christine Marghem aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De inmenging van de Chinese politie in Europa en België" (55031668C)

 

05.01  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, les droits de l'homme et le respect des règles de l'État de droit font partie des principes fondateurs de notre pays. Encore plus en cette période troublée, nous nous devons de défendre ces principes. Dans le même temps, les atteintes aux droits de l'homme de la République populaire de Chine sur son propre territoire sont connues et prouvées par différents rapports. Et quand les défenseurs des libertés fondamentales dénoncent la répression chinoise, ils se retrouvent sous sanction de Pékin.

 

Mais l'ampleur de la répression chinoise semble plus étendue et plus grave qu'on pourrait l'imaginer. La police du régime communiste disposerait de "postes de service" en dehors des frontières de la République populaire. Informels et inaperçus, il y en aurait aux Pays-Bas, en France, en Irlande, en Allemagne et au Canada. Certains de ces pays ont déjà réagi en faisant fermer ces officines ou en les plaçant sous surveillance.

 

Étant donné la place de la Belgique en tant qu'hôte de multiples organisations internationales et notre engagement très fort pour la défense des droits humains, je ne serais pas surprise que la police chinoise s'implante chez nous ou en ait le projet. Si c'était avéré, ce serait une atteinte intolérable à notre souveraineté nationale, à tout ce qu'elle inclut, y compris l'accueil des réfugiés anticommunistes et des communautés persécutées par les autocrates de Pékin.

 

Monsieur le ministre, existe-t-il des bureaux relevant des forces de sécurité chinoises en Belgique? Leur présence, si elle est avérée, est-elle légale en vertu des conventions entre notre royaume et la République populaire de Chine?

 

A-t-on connaissance des objectifs et des activités de ces bureaux s'ils existent sur notre territoire?

 

Des organisations de défense des droits humains, des individus, des organisations internationales ou des institutions belges ont-elles été en contact d'une manière ou d'une autre avec ces bureaux, qu'ils soient basés sur notre territoire ou dans un État voisin?

 

Au regard de l'ampleur européenne de cette situation, une réponse à l'échelle de l'Union n'est-elle pas nécessaire? Peut-on activer Europol et l'INCET pour nous aider à régler cette violation de notre souveraineté?

 

En tant que vice-premier ministre en charge de la Justice mais également autorité supérieure de la Sûreté de l'État, vous engagez-vous à prévenir à l'avenir pareille ingérence indigne d'une nation souveraine et engagée dans la défense des valeurs de la démocratie?

 

05.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, chère collègue, la Sûreté de l'État a bien pris connaissance du rapport de l'ONG Safeguard Defenders. La Sûreté de l'État connaissait déjà l'existence des Chinese overseas police stations ainsi que leur rôle dans le rapatriement forcé des réfugiés chinois. Le nouveau rapport met bien en avant l'ampleur de ce phénomène symptomatique d'une Chine de plus en plus autoritaire dans le monde entier.

 

Selon cette ONG, il existe un ou plusieurs postes de police à l'étranger, dans les pays européens suivants: Pays-Bas, Royaume-Uni, Irlande, Autriche, Espagne, Portugal, Italie, Grèce, Hongrie, Slovaquie, République tchèque, Suède et Allemagne. La Belgique ne figure pas sur la liste.

 

À notre connaissance, il n'existe pas de Chinese overseas police stations dans notre pays, même si cela peut paraître interpellant vu leur présence dans les pays voisins. La police fédérale n'a en outre conclu aucun accord bilatéral avec la Chine qui lui permettrait d'ouvrir sur notre territoire des commissariats de police. Par ailleurs, aucun officier de liaison chinois n'est accrédité pour la Belgique. Il n'existe officiellement aucune présence de représentants de services de police chinois chez nous.

 

Notre service de renseignement participe régulièrement à des réunions avec d'autres services de renseignement européens tant dans un contexte bilatéral que multilatéral. Les questions chinoises y sont en effet examinées.

 

Il va sans dire qu'une telle ingérence n'a pas sa place dans notre démocratie occidentale. D'ailleurs, cette question a été abordée lors de différents entretiens dans le cadre d'une visite de travail que j'ai effectuée, la semaine dernière, aux États-Unis. Je leur en ai parlé. Nous ne devons pas être naïfs et ne pouvons pas exclure que la Chine tente de s'incruster chez nous pour contrôler sa diaspora. Je suis cette question de très près avec la Sûreté de l'État.

 

05.03  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je suis rassurée d'entendre que vous faites preuve d'une grande vigilance en la matière. 

 

Toutefois, je vous invite à redoubler d'attention pour la bonne et simple raison que les pays autour et aux alentours de la Belgique dans lesquels se trouvent des postes avancés de la République populaire de Chine semblent assez nombreux. Autrement dit, les pays que vous avez énumérés sur la base des constats de l'ONG sont des pays voisins et le nombre de ces derniers est relativement important, ce qui m'inquiète et qui a motivé le dépôt de ma question.

 

Au regard de la présence d'un grand nombre d'organisations internationales sur notre territoire avec le besoin de sécurité qui en découle, je ne saurais trop insister sur la nécessité du maintien de votre vigilance, voire de l'augmentation de celle-ci. Il en va aussi de la protection de notre souveraineté nationale et de la défense des droits démocratiques.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de Marie-Christine Marghem à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le mariage du terroriste Salah Abdeslam et la surveillance pénitentiaire" (55031669C)

06 Vraag van Marie-Christine Marghem aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het huwelijk van de terrorist Salah Abdeslam en het toezicht in de gevangenissen" (55031669C)

 

06.01  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le ministre, le 3 novembre dernier, un média national a révélé que le terroriste Salah Abdelslam s'était marié cet été dans l'enceinte de la prison française de Fleury-Mérogis. Visiblement, cet endroit où il s'estimait "être traité comme un chien" n'a pas empêché l'intéressé d'organiser une cérémonie par téléphone, conformément au rite musulman. Par ailleurs, son épouse serait une jeune fille radicalisée et dès lors placée sous surveillance par la police française.

 

Depuis, ce terroriste a été transféré en Belgique dans la prison d'Ittre, où il attend le début du procès. S'il ne fait aucun doute qu'il est actuellement dans une cellule tout à fait adaptée à sa situation et que notre législation permet de traiter son cas avec l'attention et la vigilance nécessaire, des inquiétudes demeurent.

 

A priori, le détenu terroriste peut recevoir des visites de sa famille, qui réside toujours en Région bruxelloise. Toujours a priori, sa nouvelle épouse, que l'on sait radicalisée, peut donc lui rendre visite.

 

Je me tourne vers vous pour en savoir plus. La nouvelle épouse radicalisée du terroriste islamiste Abdelslam peut-elle lui rendre visite en prison? Si oui, étant donné le profil de la visiteuse, des mesures additionnelles de sécurité sont-elles à l'ordre du jour, vu la proximité du procès?

 

Avec une perspective plus large, étant donné que les prisons sont un milieu favorable à la radicalisation islamiste, envisageriez-vous la création d'un véritable service de renseignement pénitentiaire, comme l'a déjà fait notre allié français?

 

06.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Chère collègue, comme pour tous les détenus présentant un profil plus à risque, des mesures de sécurité spécifiques peuvent être prises, que ce soit pour les visites ou d'autres éléments de la détention, dans le respect du cadre légal. Sans entrer ici dans trop de détails, je peux vous dire qu'aucune visite de cette personne en prison n'a encore eu lieu.

 

Pour répondre à votre troisième question, la législation de notre voisin français n'est pas la même qu'en Belgique, où la compétence de suivi de la radicalisation est également du ressort de la Sûreté de l'État. Notre pays a donc choisi de ne pas créer un nouveau service de renseignement pour les prisons mais plutôt de confier cette mission au service de renseignement existant de la Sûreté.

 

Comme vous le savez, ce gouvernement a décidé de renforcer substantiellement la Sûreté de l'État. Quand j'ai commencé comme ministre de la Justice, la Sûreté comptait 580 membres du personnel, aujourd'hui nous en sommes à 774 et ce chiffre va encore augmenter jusqu'à 1 000 personnes. C'est le plus grand renforcement des effectifs de la Sûreté depuis des décennies.

 

La Sûreté joue un rôle analogue à celui des officiers du Service national du renseignement pénitentiaire français  (SNRP) dans nos prisons belges et coordonne les flux d'informations in et out des prisons en matière de radicalisme, terrorisme et extrémisme en lien avec tous les partenaires impliqués dans le cadre de la Stratégie TER    terrorisme, extrémisme et radicalisme – sous l'égide de l'OCAM. À ce titre, la Sûreté a créé en 2015 une équipe dédiée au renseignement dans les prisons. Cette équipe collabore bien entendu étroitement avec l'ensemble de l'administration pénitentiaire et plus particulièrement avec la cellule extrémisme, créée en mars 2015, selon un protocole d'échange d'informations strict dont la dernière version a été signée le 12 juillet dernier.

 

Cette manière de collaborer a déjà produit des résultats précieux au fil des ans et fonctionne à la satisfaction des services impliqués.

 

La cellule extrémisme de la DG EPI joue bien entendu un rôle central dans ce flux d'informations.

 

06.03  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

La visiteuse n'a pas encore eu l'occasion de se rendre à la prison d'Ittre pour l'instant. Je ne doute pas, eu égard aux informations précises que vous m'avez fournies et qui montrent comment nous organisons sur notre territoire la surveillance attentive et rapprochée du problème de la radicalisation dans nos prisons et de l'entrée et la sortie d'informations liées à cette problématique criminelle particulière, que ces mesures seront renforcées ou adaptées en fonction des visites que recevrait le terroriste en question, sachant que ce procès va durer des mois.

 

Une fois la peine prononcée, il purgera cette peine dans nos prisons et constituera probablement encore un foyer de dangerosité qu'il conviendra de tenir attentivement à l'œil.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: Vraag nr. 55031557C van mevrouw Depraetere wordt uitgesteld.

 

07 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De internationale samenwerking tegen de georganiseerde misdaad" (55031604C)

07 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La coopération internationale contre la criminalité organisée" (55031604C)

 

07.01  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de tekst van de ingediende vraag.

 

België gaat nauwer samenwerken met Nederland, Spanje, Frankrijk, Duitsland en Italië in de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Dat konden we althans recentelijk vernemen in de media. Zo zou het gemakkelijker moeten worden om informatie aangaande criminelen over de landsgrenzen uit te wisselen en zouden er maatregelen komen om criminele geldstromen aan te pakken. Zo stelde u terzake: “We zorgen ervoor dat we crimineel geld overal kunnen volgen en in beslag nemen, ook in het buitenland".

Ook zou de beveiliging van de Europese havens worden versterkt.

Er zouden bij de voorstelling van de internationale samenwerking ook vertegenwoordigers van Europol, Eurojust en de Europese commissie aanwezig geweest zijn.

 

1. Kunt u enige toelichting en duiding geven bij de internationale samenwerking die werd gesloten tussen de 6 voormelde landen?

2. Zijn hiervoor (extra) middelen nodig en voorzien, zowel qua mankracht als wat de kostprijs van de samenwerking betreft? Waar gaat u die middelen halen?

3. Kunt u concretiseren hoe de info over de verschillende landsgrenzen (beter) zal worden uitgewisseld en hoe u in concreto van plan bent de criminele geldstromen aan te pakken? Werd hiervoor reeds een wetgevend kader uitgewerkt?

4. Wat is de verhouding tussen de internationale politie en de landelijke politiediensten? Vreest u geen bevoegdheidsconflicten? Werd hiervoor een regelgevend kader uitgewerkt dat ook afdwingbaar is?

5. Hoe gaan de Europese havens beter beveiligd worden tegen de invoer van drugs in het bijzonder? Gaat u samenzitten met uw collega Van Peteghem zodat minstens kan onderzocht worden hoe deze systemen ook in de Belgische havens kunnen geïmplementeerd worden? Gelet op de massa-import van drugs in de Belgische havens: hoe gaat u de Belgische havens beter beveiligen?

 

07.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, op 9 december 2021 ondertekenden België, Nederland, Frankrijk en Spanje een gezamenlijke verklaring over de strijd tegen de zware georganiseerde criminaliteit en de ondermijnende impact daarvan op de samenleving. Namens ons land nemen de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie daaraan deel. De Benelux-landen waren de voorbije decennia een sterke motor in en voor Europa op het vlak van politionele en justitiële samenwerking. Met dit initiatief zetten we die traditie dus verder.

 

We hebben afgesproken om nauwer samen te werken rond vier thema's: ten eerste, het voorkomen en bestrijden van georganiseerde drugscriminaliteit, in samenwerking met andere landen van herkomst en doorvoer en met internationale partners; Ten tweede, het vergroten van de weerbaarheid van logistieke knooppunten en processen zoals zee- en luchthavens en postdiensten tegen misbruik, corruptie en criminele infiltratie; ten derde, het opsporen, verstoren en terugdringen van criminele geldstromen betreffende wederrechtelijk verkregen voordelen en het strafbaar verplaatsen van legaal vermogen, en het in beslag nemen en ontnemen van criminele vermogensbestanddelen – follow the money dus; en ten vierde, het omgaan met en gebruikmaken van technologische innovaties met het oog op het opsporen, voorkomen en aanpakken van zware georganiseerde criminaliteit en de ondermijnende impact ervan, met bijzondere aandacht voor de digitale wereld.

 

Intussen hebben Duitsland en Italië zich aangesloten bij deze zogeheten antinarcocoalitie van Europese landen tegen de georganiseerde criminaliteit.

 

Om een verdere invulling te geven aan de verklaring werd een meerjarig actieplan voorbereid, dat op 7 oktober werd goedgekeurd door de zes deelnemende landen tijdens een ministeriële bijeenkomst in Amsterdam. De Belgische ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie waren daar aanwezig.

 

De elf onderdelen van dit actieplan gaan over diverse thema's, gaande van de identificatie van reeds bestaande goede praktijken, over het actief meewerken aan de initiatieven van de Europese Unie inzake encryptie, dataretentie en artificiële intelligentie, het inzetten op nieuwe technologieën tot het versterken van de samenwerking met de bron- en transitregio's, zoals Latijns-Amerika en de Balkan. Het gaat daarbij, voor alle duidelijkheid, om het versterken en het verruimen van wettelijke instrumenten voor de aanpak van deze criminaliteit.

 

Wat betreft uw tweede vraag, u weet dat deze regering honderden miljoenen euro's extra investeert in politie en Justitie. Daarin past ook de uitvoering van dit actieplan, waarbij maximaal gebruik zal worden gemaakt van de bestaande samenwerkingsverbanden en -initiatieven om de doelstellingen van de verklaring te realiseren.

 

Ik kom dan bij uw derde vraag. De landen van de coalitie willen onder meer de uitwisseling van informatie tussen de autoriteiten bevoegd voor de beveiliging van de zee- en luchthavens verbeteren, onderzoeken welke wettelijke en technische barrières een betere uitwisseling van de gegevens uit het Vessel Monitoring System (VMS) en andere bestaande instrumenten voor maritieme surveillance in de weg staan en ze willen daar ook de nodige gesprekken over voeren met de bevoegde Europese instanties en agentschappen en met het Maritime Analysis and Operations Centre (Narcotics) in Lissabon.

 

Ten vierde, we willen nagaan welke wettelijke, technische en praktische obstakels de uitwisseling van referentiegegevens voor ANPR-systemen belemmeren.

 

Voor de aanpak van criminele geldstromen zullen de landen onder meer actief bijdragen aan een reflectie over de harmonisering van bank­afschriften en de wettelijke, technische en praktische vereisten om de nationale bank­registers van de EU-lidstaten te interconnecteren. Ten tweede, de landen zullen met elkaar overleggen over het voorstel dat de Europese Commissie eerder dit jaar heeft gepubliceerd voor een richtlijn betreffende ontneming en confiscatie van vermogens­bestanddelen. Ten derde, we willen goede praktijken uitwisselen met betrekking tot de maatregelen die ze nemen om te voorkomen dat criminelen illegaal verworven vermogen investeren in legale sectoren. Ten vierde, we willen werkafspraken maken met het oog op het traceren en bevriezen van virtuele criminele activa, de fameuze cryptocurrencies.

 

Er zal waar mogelijk ook worden gewerkt binnen de bestaande juridische kaders, waaronder voor België de nieuwe rondzendbrief 14/2022 van het College van procureurs-generaal bij de hoven van beroep de dato 29 september inzake het witwassen. Tegelijkertijd zullen wij ook nagaan welke aanpassing van de internationale regelgeving nodig is om de samenwerking in beide domeinen verder te versterken. In dat kader is het nuttig om op te merken dat België rekent op een snelle inwerkingtreding van het vernieuwde Benelux-verdrag dat we hebben afgesloten, dat het mogelijk moet maken om realtime gegevens uit te wisselen tussen politiediensten.

 

Wat betreft uw vierde vraag, het actieplan zal worden uitgevoerd door de bevoegde diensten van de zes betrokken landen in nauwe samenwerking met de bevoegde Europese instellingen en agentschappen. De federale politie werd nauw betrokken bij de redactie van het actieplan en zal een actieve rol spelen in de uitvoering ervan. Om duplicatie te vermijden zal daarbij, zoals reeds vermeld, maximaal werk worden gemaakt van bestaande overlegfora en andere samenwerkingsmechanismen. Europol en haar directeur, mevrouw De Bolle, waren op 7 oktober ook aanwezig in Amsterdam, net als Europees Commissaris Johansson. Het gaat er dus om de krachten maximaal te bundelen.

 

Uw vijfde vraag ging over de Europese havens. U weet dat de Kamer op 14 juli 2022 de nieuwe wet betreffende de maritieme beveiliging heeft goedgekeurd. Die wet bevat verschillende componenten die bedrijven en havens toelaten om hun infrastructuur en werking beter te beveiligen. Ik verwijs naar mijn toelichting bij het wetsontwerp in de commissie voor Mobiliteit. Daarnaast voegden wij, na de bespreking in de commissie voor Justitie, ook het havenverbod in, zoals u weet. De strijd tegen de georganiseerde misdaad moet op veel fronten worden gevoerd, dat is duidelijk. Dat doen we ook. Een betere beveiliging van onze havens is een dergelijk belangrijk front.

 

Onlangs nog heb ik in Antwerpen trouwens een discussie gehad met havenbedrijven, havenautoriteiten, ook reders, en de procureur van Antwerpen. Ook de burgemeester van Antwerpen heeft daar gesproken. Ik moet vaststellen dat er bij de havenbedrijven heel wat optimisme bestaat en bereidwilligheid is, naar aanleiding van die nieuwe wet, om betere beveiligingsmaatregelen te nemen.

 

Vroeger zeiden havenbedrijven dat wat daar gebeurde een probleem van Justitie en politie was, maar vandaag willen zij echt samenwerken. Wij zullen binnenkort ook een overleg hebben met onder meer de minister van Justitie en Veiligheid van Nederland om te bekijken wat wij kunnen doen aan de containers. Misschien kunnen wij ze standaardiseren en beter beveiligen. Het is ook mijn bedoeling om met de burgemeesters van Rotterdam en Antwerpen en de rederijen daarover samen te zitten, samen met de minister van Binnenlandse Zaken. Er staat veel op het spel en er gebeurt ook heel veel op het terrein. Ik heb de indruk dat de neuzen in Antwerpen echt in dezelfde richting staan en dat er bij de partijen heel veel enthousiasme is om hieraan te werken.

 

07.03  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, het is inderdaad een heel ambitieus project. Ik wens u en de andere landen daar alle succes mee, maar de vraag is of er voldoende middelen zullen zijn om alles in de praktijk te realiseren. Grote, ambitieuze projecten vereisen immers voldoende middelen en manschappen om tot resultaten te komen.

 

Ik heb hierover een bijkomende vraag. Bestaat er in Europa interesse om dit verhaal via een of andere weg een financieel duwtje te geven? De betrokken landen zijn immers de kernlanden waar heel veel van de problematieken die u hebt geschetst zich voordoen. Het is dan ook belangrijk dat Europa hierin zijn verantwoordelijkheid neemt.

 

Ik heb nog een laatste opmerking over uw bezoek aan Antwerpen van een tijd geleden. U zei daarover dat de neuzen eindelijk in dezelfde richting staan. Ik ben daar heel blij mee, maar op het terrein dient toch nog het een en ander te gebeuren, bijvoorbeeld wat de beveiliging van een aantal kades betreft. Gisteren hoorde ik nog dat men een van de kades waar heel veel illegale trafiek gebeurt – u zult het mij vergeven dat het nummer van de kade mij even ontsnapt – nog altijd gewoon kan betreden met de fameuze Alfapass, terwijl bepaalde bedrijven al de verantwoordelijkheid hebben genomen om de toegangscontrole niet te beperken tot de Alfapass, maar tot … Hoe noemt men dat weer?

 

07.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Bedoelt u de biometrie?

 

07.05  Marijke Dillen (VB): Zij werken met een systeem waarbij men zijn vinger of hand moet gebruiken om toegang te krijgen en zo is er een veel grotere beveiliging, want men weet dan dat wie met de Alfapass binnenkomt ook de juiste persoon is.

 

07.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, ik ben op bezoek geweest bij het bedrijf Alfapass. De Alfapass zelf werkt al met biometrie, die kan niet op een andere manier gebruikt worden.

 

07.07  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, er zijn nog altijd een aantal kades waar men enkel met de Alfapass binnen kan. Dat is gewoon een digitale badge.

 

07.08 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, ik zal het verifiëren, maar wat betreft de Alfapass is het mij zo uitgelegd. Er is voor mij ook een proefpas aangemaakt. Ik heb mij daarvoor moeten identificeren. Ik heb ook mijn vingerafdrukken moeten laten nemen om de Alfapass te kunnen gebruiken.

 

07.09  Marijke Dillen (VB): Dat is het geval voor de nieuwe passen, die al een stap verder staan. Voor een aantal andere kades, net die waar veel illegale zaken gebeuren, is dat nog altijd niet het geval. Het is dus belangrijk om ook daar een stimulans te geven.

 

07.10 Minister Vincent Van Quickenborne: Dat geldt dus voor de oude versie. De nieuwe wet, die wij op 14 juni 2022 hebben goedgekeurd, bevat expliciet het element biometrie. Het is dus echt de bedoeling dat te doen. Ik zal het nog even verifiëren. De nieuwe wet treedt in werking vanaf 1 januari 2023. We werken daar met biometrie, maar ik zal het nog even nagaan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De uitlevering van een Marokkaanse drugscrimineel" (55031605C)

- Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De vrijlating van 'de Algerijn' in Marokko" (55031754C)

08 Questions jointes de

- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'extradition d'un narcocriminel marocain" (55031605C)

- Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La libération de "l'Algérien" au Maroc" (55031754C)

 

08.01  Marijke Dillen (VB): Vorige week konden we via verschillende mediakanalen vernemen dat de beruchte drugscrimineel 'de Algerijn' zou zijn vrijgelaten in Marokko. De man waarvan sprake zou sinds de onthullingen die het gevolg zijn van de operatie Sky ECC genoemd worden in talloze drugsonderzoeken en was internationaal geseind als kopstuk. Hij werd recentelijk in België nog veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar voor aanslagen in het drugsmilieu.

België zou zijn uitlevering hebben gevraagd, maar in plaats daarvan gingen de Marokkaanse autoriteiten over tot de vrijlating van de crimineel.

Volgens de media zou de vrijlating enkel te wijten zijn aan procedurefouten door het Belgische gerecht.

Kunt u bevestigen dat ons land om de uitlevering heeft gevraagd van deze voormelde drugscrimineel?

Op grond van welke reden(en) werd door de Marokkaanse overheid beslist deze persoon niet uit te leveren, maar vrij te laten? Werden er, zoals door de media geciteerd, procedurefouten gemaakt in dit dossier? Zo ja, dewelke? En wie is hiervoor verantwoordelijk?

Volgens bepaalde media zou vrijlating van de drugscrimineel slechts tijdelijk zijn, en werd zijn paspoort ingehouden, in afwachting van een beslissing ten gronde. Blijkbaar zou de man reeds in juli 2022 tegen de lamp zijn gelopen toen hij met vervalste papieren in Marokko binnen kwam. Kunt u hieromtrent enige duiding geven, in het bijzonder naar de waarachtigheid van deze informatie en uiteraard ook met respect voor het vrijgeven van gegevens gezien het lopende onderzoek?

Wat gaat u ondernemen zodat deze in ons land veroordeelde drugscrimineel zijn straf niet zal ontlopen, en hoe gaat u dit aanpakken?

 

08.02  Sophie De Wit (N-VA): Net voor het herfstreces raakte in de media bekend dat de zogenaamde “Algerijn" uit het Antwerpse drugsmilieu op vrije voeten kwam in Marokko, waar hij enkele maanden geleden werd opgepakt.

 

Mohammed R.C. werd in ons land veroordeeld voor zijn rol in het drugsmilieu en zou een rol gespeeld hebben bij een aantal aanslagen in datzelfde milieu.

 

Hij verbleef volgens de media niet meer in Antwerpen, sinds hij zelf het slachtoffer werd van een ontvoeringspoging. Sinds dan zou hij voornamelijk Dubai verbleven hebben.

 

Toen hij afgelopen zomer werd opgepakt, zou in de Marokkaanse pers vermeld zijn dat dit gebeurde op basis van internationale aanhoudingsbevelen uit België.

 

Maar een Belgisch uitleveringsverzoek zou afgewezen zijn.

 

Ik heb hierover volgende vragen:

Klopt het dat Marokko de Belgische vraag tot uitlevering heeft geweigerd? Zo ja, op welke basis? Klopt het dat het dossier niet correct was samengesteld?

Hebben we een zicht op de reden van zijn vrijlating? Wat is zijn huidige status? Mag hij Marokko verlaten? Hebben we een zicht zijn eventuele intenties om terug te keren naar België?

Wat wordt er ondernomen om de man zijn gevangenisstraf alsnog te laten uitzitten?

Lopen uitleveringsverzoeken gericht aan Marokko in het algemeen moeizaam? Hoeveel verzoeken zijn er de voorbije 5 jaar gericht aan Marokko en hoeveel daarvan leidden tot een positief resultaat?

Lopen er momenteel gesprekken met Marokko om uitleveringen vlotter te laten verlopen? En lopen er daarnaast ook nog gesprekken om Marokkaanse gevangenen hun straf in Marokko uit te kunnen laten zitten?

 

08.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, collega Dillen, België heeft inderdaad de uitlevering van deze verdachte gevraagd. De betrokkene werd op 13 juli 2022 gearresteerd in Casablanca en op 14 juli voorlopig aangehouden.

 

Collega Dillen en collega De Wit, ik lees samen met u ook verschillende zaken in de media. Ik kan u echter zeggen dat wij tot op heden geen enkele formele mededeling van de reden van de weigering van de uitlevering mochten ontvangen. Er werd ons alleen gezegd dat het Marokkaanse Hof van Cassatie zijn uitlevering weigerde. Wij trachten via de politionele, gerechtelijke en diplomatieke kanalen kennis te krijgen van de juridische motieven van het Marokkaanse Hof van Cassatie. Zowel onze verbindingspersoon van de politie als onze verbindingsmagistraat en onze diplomatieke vertegenwoordiging dringen hierop aan, maar in Marokko duurt het blijkbaar een tijd voor een cassatiearrest door de griffie wordt uitgegeven. Bij gebrek aan een officiële bevestiging van de reden is het dus moeilijk om commentaar te geven op de beslissing. Ik kan en wil dus verder geen commentaar geven bij een aantal hypotheses die ook in de media terug te vinden zijn.

 

Collega Dillen, volgens mijn informatie zou de betrokkene inderdaad nog steeds in Marokko zijn en werd zijn paspoort ingehouden. Ik onderstreep voorts dat de Belgische vervolging en het signalement nog steeds rechtsgeldig zijn en van kracht blijven. In de eerste plaats blijven wij aandringen op een formele en diplomatieke mededeling van het Marokkaanse cassatiearrest, zodat wij de reden van de weigering kunnen kennen. Voorts zullen wij er bij de Marokkaanse overheid op aandringen om de uitlevering alsnog toe te staan.

 

Collega's, ik kan u bevestigen dat wij dit niet loslaten. Of verdachten zich nu schuilhouden in de Verenigde Arabische Emiraten of in Marokko, wij gaan achter hen aan. Dat doen wij samen met het Antwerpse parket en het federale parket, want ook bij onze magistraten zie ik een verbetenheid en volharding, ook in dit dossier.

 

Collega De Wit, er lopen momenteel gesprekken zoals door u aangehaald in uw vijfde vraag. Ik had op 11 mei, toen ik deelnam aan de Global Coalition against Daesh in Marrakesh, ter vervanging van mijn collega van Buitenlandse Zaken, een bilateraal onderhoud met de minister van Buitenlandse Zaken van Marokko, onder meer over de justitiële samenwerking en de strafuitvoering in het thuisland. Mijn collega van Buitenlandse Zaken had op 20 oktober een onderhoud met haar Marokkaanse collega over de bilaterale samenwerking en het strategisch partnerschap tussen beide landen.

 

Ik ga hiermee verder, want in december zal er opnieuw een overleg plaatsvinden, over zowel de strafrechtelijke als de burgerrechtelijke samenwerking. Op strafrechtelijk vlak gaat het over uitlevering, rechtshulp en overbrenging van veroordeelde personen. Deze uitleveringszaak wordt eveneens aan de agenda toegevoegd.

 

Collega De Wit, met betrekking tot uw vierde vraag, ik stel voor dat u deze schriftelijk stelt, ik zal u dan in detail antwoorden.

 

08.04  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. U kunt uiteraard geen commentaar geven over zaken waarover u geen kennis hebt, maar het duurt in elk geval toch bijzonder lang – daarover kunnen we het toch eens zijn – vooraleer er een arrest van het Hof van Cassatie in Marokko komt. Ik neem aan dat zij daar ook over griffiers beschikken. Zelfs als ze niet over een computer beschikken zou dat arrest ondertussen toch al uitgeschreven moeten zijn, maar ik ga ervan uit dat ze daar ondertussen ook al over een basiscomputer beschikken. Ik vind dat dit heel lang duurt. Ondertussen loopt die man daar op vrije voeten. Ik hoop dat hij geen inspanningen doet om Marokko op een of andere manier illegaal te verlaten om definitief aan een strafvervolging te ontsnappen.

 

Mijnheer de minister, ik dring erop aan dat u alles in het werk stelt om dat arrest van het Hof van Cassatie zo snel mogelijk te ontvangen. Ik ga ervan uit dat u ons hiervan dan in kennis stelt.

 

08.05  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik sluit mij aan bij wat mijn collega zegt. Ik denk dat het belangrijk is dat wij weten wat daar gebeurd is. Het is nog belangrijker dat wij ervoor zorgen dat de betrokkene toch wordt uitgeleverd.

 

Onze mensen hier hebben het nodige gedaan om hem te pakken te krijgen en te veroordelen, en dan gebeurt dit. Dat is eigenlijk lachen met ons systeem. Het idee dat hij daar nu vrij en vrolijk rondloopt, daar wordt niet alleen de burger boos van, maar ook de politieonderzoekers en de magistratuur. Dat is echt hemeltergend. Ik ga ervan uit dat u al het mogelijke doet om hiervoor een oplossing te vinden.

 

Ik zal een schriftelijke vraag indienen om te weten hoe vaak dergelijke verzoeken aan Marokko worden gericht en hoe dat verloopt. Misschien is daar ook nog werk aan de winkel. Dan kunnen we dat opnemen in het onderhoud dat nog gepland wordt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La transformation de la prison de Forest en musée pédagogique temporaire" (55031366C)

09 Vraag van Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De omvorming van de gevangenis van Vorst tot een tijdelijk pedagogisch gevangenismuseum" (55031366C)

 

09.01  Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la présidente, monsieur le ministre, la fin du transfert des détenus de la prison de Forest à la prison de Haren est prévue pour la fin de cette année.

 

Nous avons d’ailleurs appris cette semaine que la prison de Haren vient à peine d'accueillir ses dix premières détenues, alors qu'elles étaient censées arriver mi-octobre et que la prison de Haren a été inaugurée le 30 septembre dernier.

 

Après ce transfert de détenus, se posera la question de la réaffectation du bâtiment de la prison de Forest, pour lequel la Région bruxelloise a déjà fait part de sa volonté d’acquérir le terrain.

 

La Région réfléchit d’ailleurs à l’idée de l’utiliser pour y concrétiser un projet sur lequel j’ai déjà interrogé votre collègue, le secrétaire d’État M. Michel, et qui est soutenu par d’anciens détenus, des académiques, des avocats, mais aussi plusieurs associations, dont la Ligue des Droits Humains et la section belge de l’Observatoire international des prisons, à savoir un musée pédagogique sur l’enfermement et le système pénal.

 

Mais ce projet a également besoin du soutien du fédéral, en particulier votre collègue en charge de la Régie des Bâtiments, que je réinterrogerai sur le même sujet, mais aussi d’informations claires de votre part, puisqu’un tel projet se prépare des mois à l’avance, on l'imagine bien.

 

Monsieur le ministre, comment se déroulera le transfert des détenus de la prison de Forest vers la prison de Haren? Les délais seront-ils bien respectés? Autrement dit, la prison de Forest sera-t-elle entièrement libérée en janvier 2023, comme annoncé? Avez-vous déjà rencontré des imprévus dans la gestion de ce transfert? Dans l’affirmative, lesquels?

 

Quelle est votre position sur l’installation temporaire d’un musée pédagogique sur le monde carcéral dans la prison de Forest, en tout cas tant que le bâtiment reste dans le parc immobilier fédéral? Des discussions sont-elles actuellement en cours pour mettre en place ce projet?

 

Votre homologue aux institutions culturelles fédérales devrait-elle être associée à ce projet? Dans l’affirmative, l’est-elle déjà aujourd’hui?

 

09.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame Rohonyi, tout d'abord, comme j'ai eu l'occasion de le dire à Mme Hugon voici deux semaines, tout déménagement aussi important que celui vers Haren est complexe et peut provoquer de l'anxiété. C'est très humain!

 

Le déménagement des détenues de Berkendael a eu lieu cette semaine - hier et avant-hier. Celui des détenus de la prison de Forest est, quant à lui, prévu pour la semaine prochaine. En janvier 2023, il n'y en aura plus aucun. Cela implique que le personnel les encadrant sera parti. J'attire toutefois votre attention sur le fait que, le bâtiment étant un bien de l'État, il restera géré par la Régie des Bâtiments. C'est pourquoi je pense que mon collègue Michel sera mieux à même de répondre à votre question sur le suivi de l'occupation des lieux.

 

Ensuite, des contacts ont été établis entre mes collaborateurs et les responsables de ce projet, car j'estime que cette initiative est tout à fait intéressante, allant en effet dans le sens d'une meilleure connaissance de la réalité carcérale - enjeu auquel j'attache une réelle importance. Du reste, voici deux semaines, l'un de mes collaborateurs a contacté l'un des responsables de l'ASBL, afin d'examiner les problèmes auxquels celle-ci se heurte. Un tel projet suppose en effet une concertation avec de nombreux partenaires.

 

Sur le plan fédéral, de nombreux contacts ont déjà été établis avec mon collègue en charge de la Régie des Bâtiments, mais à ma connaissance pas encore avec ma collègue responsable des institutions culturelles fédérales.

 

Une réunion sera rapidement organisée entre les responsables du projet, ceux de la DG EPI, de la Régie des Bâtiments et les cabinets concernés. De la sorte, nous pourrons voir quelles pistes pourraient être envisagées à l'avenir.

 

09.03  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse et de l'ouverture que vous manifestez envers ce projet. Il est plus que temps que vous suiviez cette direction, car le secteur associatif qui y travaille depuis des années attend un signal clair du monde politique pour que ce projet puisse se concrétiser.

 

Vous m'indiquez que votre collègue Michel est plus qualifié pour répondre au sujet de la réaffectation du bâtiment, qui sera, je l'espère, vidé dès janvier prochain, comme vous nous l'assurez aujourd'hui. Cela dit, ce projet me semble mériter votre soutien personnel, parce qu'il vise à éduquer en vue de réduire la délinquance et, partant, la population carcérale. Il s'agit donc, à terme, de garantir des conditions carcérales plus dignes. Ce faisant, le projet en question peut constituer un outil complémentaire à votre tout frais et tout neuf Code pénal.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L’accès à la vaccination pour les détenus" (55031583C)

10 Vraag van Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De toegang tot vaccinatie voor gedetineerden" (55031583C)

 

10.01  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, le 25 octobre dernier, les représentants du CCSP ont profité de la présentation de leur rapport annuel pour revenir sur certaines difficultés concernant la vaccination en prison.

 

Des difficultés qui avaient par ailleurs été soulignées au préalable par d’autres acteurs de terrain, comme l’asbl I.Care.

 

La première difficulté concerne les détenus qui n’ont toujours pas reçu la moindre dose de vaccin. Si la 4ème dose serait accessible, ce ne serait plus le cas des premières ou deuxièmes doses en raison d’une rupture de stock.

 

La deuxième difficulté concerne la méthode. Plusieurs établissements pénitentiaires auraient en effet annoncé que “les détenus qui le demandent peuvent être vaccinés”, alors qu’à l’extérieur de la prison, ce sont les autorités qui ont été vers les citoyens pour les encourager à se faire vacciner.

 

La troisième difficulté concerne les conséquences d’une politique de vaccination qui n’est pas suffisamment proactive, puisqu’en cas de symptômes, les détenus seraient isolés des autres pendant plusieurs jours.

 

En conséquence, Monsieur le ministre:

•Confirmez-vous que les premières doses de vaccin ne sont plus disponibles en prison aujourd’hui? Quand le seront-elles à nouveau? Combien de détenus à ce jour ont reçu au moins deux doses de vaccins? Combien de détenus ont déjà formulé une demande pour bénéficier de la 4ème dose?

 

•En ventilant par moi, combien de détenus demandent à se faire vacciner? Quelles sont les initiatives mises en place pour encourager les détenus à se faire vacciner? Envisagez-vous, en concertation avec le Ministre de la Santé, d’adopter une politique de vaccination en prison plus proactive?

 

•Confirmez-vous qu’en cas de symptômes, les détenus sont automatiquement isolés durant plusieurs jours? Confirmez-vous également qu’aucun test n’est prévu en cas de symptômes? Si oui, pour quelles raisons?

 

10.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, madame Rohonyi, je vous remercie pour vos questions.

 

La campagne active menée dans le cadre des premiers vaccins s'est déroulée jusqu'en mai 2022. Parallèlement, des vaccins de rappel ont également été administrés aux détenus qui avaient déjà reçu le premier vaccin et ce, dans cette même période, comme c'était le cas dans la société libre. Au total, 21 597 doses de BioNTech-Pfizer avaient déjà été administrées à la fin du mois de mai 2022 par le service Soins de santé des prisons (première et deuxième doses confondues). Entre-temps, 4 270 détenus ont reçu leur troisième dose.

 

Pour le vaccin de rappel d'automne, en octobre 2022, 1 000 doses ont été prévues (Moderna adapted) et 900 rappels supplémentaires (BioNTech-Pfizer adapted) ont été prévus pour le rappel d'automne en novembre 2022. Dans le cadre du rappel d'automne, les détenus qui ont déjà reçu une première dose sont actuellement revaccinés. On demande activement à ces personnes si elles souhaitent un rappel d'automne. Le délai dans lequel ce rappel doit être administré est assez limité et représente une charge de travail supplémentaire importante pour les services médicaux des prisons.

 

Les vaccins ne sont pas les mêmes pour la première dose et les rappels. Afin d'éviter toute erreur, aucun primo-vaccin ne sera administré pendant la campagne de rappel de l'automne. Les premiers vaccins pourront à nouveau être administrés plus tard cet automne et au début de l'année prochaine.

 

Le nombre de demandes n'est pas enregistré. Il est important de souligner que la politique de la DG EPI concernant tous les aspects de la crise du covid est conforme à la politique menée dans le monde extérieur. Des campagnes de sensibilisation très intensives destinées aux détenus ont donc été lancées par la direction pendant les phases les plus sévères de la crise du covid. Cela faisait partie de la politique globale visant à faire face à cette crise.

 

En ce qui concerne le personnel, des campagnes ont également été menées en collaboration avec EM Reva. En attendant, le gouvernement mène une politique de sensibilisation un peu plus modérée par le biais de la presse écrite, de la radio et de la télévision pour le rappel d'automne. Pour les premières doses, il n'y a plus de sensibilisation active dans la société libre. Les détenus ont accès aux médias pendant leur détention, de sorte que les campagnes de sensibilisation du gouvernement qui sont en cours leur parviennent.

 

Entre-temps, tous les citoyens, qu'ils soient détenus ou non, sont très bien informés de l'importance de la vaccination. Toutefois, le choix de se faire vacciner ou non reste le choix individuel de chaque citoyen. Le fait qu'une personne soit privée de sa liberté ne devrait faire aucune différence à cet égard. Aucune pression particulière ne doit être exercée sur le détenu pour qu'il ou elle soit vacciné(e).

 

La direction suit donc la politique de la société libre en matière de vaccination.

 

En ce qui concerne la sensibilisation, chaque détenu enfermé bénéficie d'une consultation médicale. À cette occasion, le médecin de la prison lui donne les informations nécessaires sur la vaccination et l'interroge pour savoir s'il a déjà été vacciné. Les infirmières sont également disponibles pour fournir toutes les informations nécessaires.

 

J'en arrive ainsi à votre dernière question. Votre information n'est pas correcte, chère collègue. En effet, les détenus qui se présentent au service médical avec des symptômes pouvant indiquer une infection au covid sont testés à l'aide d'un test rapide. Seules les personnes dont le test est positif sont isolées pendants sept jours. Cette politique est similaire à celle de la société libre.

 

10.03  Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la présidente, monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

Je suis rassurée d'apprendre que les mesures sanitaires en vigueur en prison sont les mêmes qu'à l'extérieur. C'est, en effet, la moindre des choses. Je vous remercie, en tout cas, pour cet éclaircissement.

 

Toutefois, je n'arrive pas à vous suivre sur deux points. Premièrement, les chiffres relatifs au nombre de doses de rappel prévu que vous avez évoqués me semblent insuffisants, compte tenu de la population carcérale actuelle. Je me pose donc la question de savoir comment ce nombre de doses a été déterminé. Deuxièmement, vous nous avez expliqué qu'aucune primo-vaccination n'était prévue actuellement pour éviter toute confusion entre les différents types de vaccins, à savoir les vaccins nouvelle génération adaptés au variant omicron et les autres. Je trouve regrettable que, pour éviter la manipulation d'un vaccin qui ne serait pas le bon, on abandonne cette primo-vaccination, alors qu'il est très important, en particulier durant cette période automnale, de continuer à tenter de convaincre les détenus qui n'ont pas encore été vaccinés. En effet, ces vaccins (première et deuxième doses) pourraient protéger lesdits détenus qui vivent dans une grande promiscuité.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Nicolas Parent à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le stockage des archives judiciaires à Liège" (55031642C)

11 Vraag van Nicolas Parent aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De bewaring van het gerechtelijke archief in Luik" (55031642C)

 

11.01  Nicolas Parent (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, avec votre autorisation, j'ai pu me rendre dans les bâtiments qui stockent les archives judiciaires du palais de justice de Liège, plus exactement du tribunal de première instance.

 

Je vous ferai la synthèse des détails. On ne peut pas dire que le bâtiment respecte les normes en matière de stockage d'archives. Outre l'humidité, il y a des fissures et de l'eau qui coule directement sur des armoires et des documents issus de dossiers qui semblent en cours. Je rappelle qu'il s'agit d'archives judiciaires.

 

J'ai pu interroger vos collègues Dermine et Michel sur le sujet. M. Dermine a confirmé que les Archives du Royaume ont fait un rapport accablant sur la situation. M. Michel a partagé ce constat tout en indiquant que la Régie des Bâtiments ne pouvait effectuer de plus amples travaux de réparation. Ils m'ont tous deux indiqué qu'il convenait de vous interroger pour voir ce qui peut être fait pour ces archives judiciaires encore soumises à ces infiltrations d'humidité, voire à des écoulements d'eau directement sur les documents.

 

Monsieur le ministre, avez-vous connaissance de cette situation? Quelles solutions comptez-vous y apporter? À court terme, n'est-il pas envisageable de déplacer les armoires ou de trouver d'autres solutions afin d'éviter ces problèmes d'infiltration et d'humidité qui portent atteinte aux archives judiciaires du palais de justice de Liège?

 

11.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, cher collègue, je confirme être au courant de la situation. Les phénomènes d'infiltration varient dans le temps: parfois ils se manifestent à certains endroits, puis plus tard, à d'autres et cela, sans aucune logique, que le temps soit sec ou humide.

 

Ces phénomènes sont présents dans les sous-sols depuis leur mise à disposition. Un seul local a été équipé d'un déshumidificateur dans les sous-sols du bâtiment F car dans celui-ci les infiltrations sont constantes et sans solution. Apparemment, il faudrait détruire les bâtiments pour en refaire l'étanchéité par-dessous.

 

Pour déplacer à court terme les compactus et les armoires, il faudrait disposer d'espaces pour les installer ailleurs. Or, nous ne disposons pas d'espace inoccupé dans d'autres bâtiments à Liège et la Régie n'a formulé aucune proposition pour en fournir à une distance raisonnable des locaux en question.

 

Une solution structurelle doit être apportée par la Régie des Bâtiments. Nous reprendrons la question avec mon collègue le secrétaire d'État, qui en a la tutelle.

 

Dans certains espaces, le contrôle des infiltrations est impossible sans une intervention très compliquée, à supposer qu'on arrive à évacuer l'eau récoltée. Seuls le déplacement des archives vers d'autres espaces non problématiques en cave et/ou un tri des archives permettant de libérer des espaces me semblent constituer des solutions à court terme. À ce stade, il faudrait chiffrer les espaces disponibles affectés à d'autres juridictions pour savoir si cette solution pourrait permettre de soulager les archives de la première instance. Il y a aussi un espace de bibliothèque en cave qui déborde les espaces prévus hors sol pour cette fonction.

 

11.03  Nicolas Parent (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, merci pour votre réponse. Effectivement, je pense qu'il y a peu de solutions à court terme, si ce n'est pousser les meubles. L'eau s'écoule et il n'y a pas de place dans ce bâtiment, qui est récent et sujet aux infiltrations des cours d'eau souterrains au palais des princes-évêques. Cette situation est potentiellement délicate par rapport aux procès en cours et aux dossiers ouverts au niveau du palais de justice de Liège. Il y a un risque de détérioration des archives, ce qui relève de la responsabilité de l'État.

 

Je réinterrogerai le secrétaire d'État chargé de la Régie des Bâtiments, car il faut trouver une solution pérenne en agglomération liégeoise pour sauver ces archives judiciaires et répondre à la question du manque de place pour les archives à Liège de manière générale.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le décès d’un détenu à la prison de Louvain" (55031633C)

12 Vraag van Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het overlijden van een gedetineerde in de gevangenis van Leuven" (55031633C)

 

12.01  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le Ministre, le 30 octobre dernier, un détenu âgé de trente ans est décédé, alors qu’il était en isolement, à la prison de Louvain.

 

La veille de sa mort, il avait signalé à plusieurs reprises aux gardiens qu’il ne se sentait pas bien. Il aurait vu ensuite un médecin, mais se serait vu refuser d’être transféré à l’hôpital.

 

Le parquet de Louvain s'est saisi de l'affaire et a ouvert une enquête.

 

Dans l’attente de ses résultats, je me dois toutefois de vous adresser quelques questions, Monsieur le Ministre:

 

•Disposez-vous des résultats de l’autopsie qui a été réalisée sur le détenu en question? Si oui, qu’en est-il ressorti? Aurait-il pu être sauvé s’il avait été transféré à l’hôpital?

 

•Que ressort-il, par ailleurs, de l’examen du médecin qui l’a examiné à la prison avant son décès? Est-il vraiment possible qu’aucun signe avant-coureur n’ait été détecté alors que le problème médical relevé par le détenu se soit soldé par sa mort ?

 

•Le médecin a-t-il effectivement confirmé que le détenu en question ne devait pas être transféré à l’hôpital et, dans l’affirmative, pour quelles raisons?

 

•Confirmez-vous que le détenu en question était en isolement au moment du décès? Suite à ses plaintes et à la venue du médecin, les agents ont-ils assuré sa surveillance durant la nuit? Si non, pourquoi?

 

•Estimez-vous que l’administration pénitentiaire a traité le cas de ce Monsieur avec la diligence qu’il mérite?

 

•Comment envisagez-vous de renforcer l’accès aux soins de santé en prison pour éviter tout drame de ce type à l’avenir?

 

•Quand le transfert de la compétence des soins de santé en prison du SPF Justice vers le SPF Santé sera-t-elle enfin concrétisée?

 

Je vous remercie d’avance pour vos réponses,

 

12.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, chère collègue, en ce qui concerne vos six premières questions, le dossier a été transmis aux autorités judiciaires. Tant que l'enquête est en cours, aucune information ne peut être communiquée car cela pourrait nuire à l'enquête. De même, les résultats de l'autopsie ne sont pas encore connus. Par conséquent, aucune déclaration ne peut être faite à l'heure actuelle sur les mesures qui pourraient ou devraient être prises ni sur les responsabilités.

 

Enfin, cette réorganisation continue à prendre forme et progresse en plusieurs phases. Outre le niveau fédéral, les entités compétentes des Communautés sont également impliquées. Divers groupes de travail et des concertations structurelles sont prévus avec les différents acteurs impliqués dans le projet. Sur la base de ces discussions, une première phase de cette réforme a été finalisée et concerne l'intégration dans l'assurance maladie-invalidité de toutes les prestations fournies à l'extérieur pendant la détention ou pendant les modalités d'exécution de la peine. En outre, tous les frais médicaux couverts par la nomenclature INAMI pour des détenus séjournant dans une maison de détention et une maison de transition seront pris en charge.

 

Entre-temps, un protocole d'accord a été signé à cet effet et le modèle de soins pour les prisons de Haren, nieuw Dendermonde et Ypres, prend forme grâce aux consultations menées au sein des différents groupes de travail.

 

Dans une seconde phase qui débutera au printemps 2023, une première phase de nouveaux modèles de soins sera testée dans dix établissements pilotes. Ce modèle de soins est basé sur les soins primaires, un dépistage détaillé à l'entrée, une meilleure coordination de la prévention et des soins de santé et ce, en mettant l'accent sur une aide accrue en matière de toxicomanie.

 

Plusieurs groupes de travail sont donc à l'œuvre pour y donner forme. Des représentants de la Santé publique, des Affaires sociales, de l'INAMI, de la Justice, des entités compétentes des Communautés et des personnes issues du monde professionnel externe et académique participent à ces groupes de travail.

 

Vous voyez ainsi que les choses avancent.

 

12.03  Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la présidente, monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

J'entends bien qu'à partir du moment où une enquête est en cours, il puisse être compliqué de fournir davantage d'informations.

 

Toutefois, je me dois de relever que, dans le cadre d'une autre question parlementaire relative à la question des soins de santé en prison, vous aviez affirmé que les staffs médicaux étaient suffisants dans nos prisons. Mais, à chaque fois que je procède à des visites, je ne peux que constater l'inverse. C'est la raison pour laquelle je compte vous adresser une question écrite afin que vous puissiez objectiver la situation des équipes médicales dans nos prisons. C'est, en effet, fondamental.

 

Pour ce qui concerne le transfert des soins de santé du SPF Justice vers le SPF Santé publique, je vous remercie de nous avoir fait un état des lieux démontrant que le travail est en cours.

 

À cette occasion, vous avez évoqué la deuxième phase qui doit débuter au printemps 2023. Cette deuxième phase prévoit un test dans dix prisons pilotes. Pourriez-vous me dire sur quelle base ces prisons seront choisies? En effet, il est essentiel d'assurer un équilibre entre les différentes Régions et d'avoir un même nombre de prisons concernées au Nord et au Sud du pays afin de pouvoir procéder au mieux à ce transfert.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De havenprocureur" (55031646C)

13 Question de Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le procureur portuaire" (55031646C)

 

13.01  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, in de vrij recente gedachtewisselingen in verschillende commissies over druggeweld en de escalatie ervan, heb ik u gevraagd waarom de zogenaamde havenprocureur er na zoveel jaren nog altijd niet was. Volgens u ligt het probleem bij een gebrek aan middelen, maar is het geen kwestie van wetgeving. U verwees daarbij naar de wet op de maritieme beveiliging, die recent een nieuw artikel 73bis in het Gerechtelijk Wetboek heeft ingevoerd. Op basis daarvan zouden de procureurs-generaal van respectievelijk Antwerpen en Gent een protocol kunnen sluiten waarin ze afspreken dat het parket van Antwerpen ook bevoegd zal zijn voor Linkeroever.

 

Ten eerste, in het verleden werden parketmagistraten van Oost-Vlaanderen bevoegd gemaakt voor Antwerpen en omgekeerd. Daardoor werd één team van procureurs bevoegd voor het hele havengebied, waarbij onderling werd afgesproken binnen welk arrondissement de vervolging werd ingesteld. Stapt u daarvan af met de 'havenprocureur' en wordt dit nu een exclusieve bevoegdheid van het Antwerpse parket?

 

Ten tweede, u verwijst naar het nieuwe artikel 73bis van het Gerechtelijk Wetboek als wettelijke grondslag. Dit artikel bepaalt dat inbreuken op bepalingen inzake maritieme beveiliging worden vervolgd door de bevoegde rechtbanken van het gerechtelijk arrondissement Antwerpen. Omvat dit toepassingsgebied eveneens drugsinbreuken (wet van 24 februari 1921)?

 

Ten derde, uw voorganger heeft aangegeven dat het zonder grondwetsaanpassing onmogelijk is de rechtbank van Antwerpen bevoegd te maken voor Linkeroever, omdat Oost-Vlaanderen en Antwerpen tot verschillende rechtsgebieden behoren waarvan de grenzen zijn vastgelegd in de Grondwet. Waarom is een grondwets­aanpassing volgens u niet meer noodzakelijk?

 

Ten slotte kondigde u een versterking aan van 24 medewerkers voor het parket en de rechtbank van Antwerpen. Betreft dat daadwerkelijk een uitbreiding van het huidige kader of gaat het ook om vervangingen en/of al openstaande vacatures? Zullen die medewerkers exclusief worden ingezet voor dossiers met betrekking tot drugscriminaliteit en georganiseerde criminaliteit?

 

13.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, wat uw eerste vraag betreft, ik heb dit in extenso toegelicht in de gemengde commissie. Het is inderdaad onze beslissing de vervolging en de bestraffing van drugsgerelateerde inbreuken in de haven, linker- en rechteroever, in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen af te handelen. Onder meer artikel 625 van het Gerechtelijk Wetboek, maar ook het nieuwe artikel 73bis bieden hiertoe de wettelijke mogelijkheid.

 

Met de versterking van het parket en de zetel in het arrondissement Antwerpen zal het parket van Antwerpen dan ook als havenparket worden aanzien. Om dit mogelijk te maken, worden intern afspraken gemaakt onder leiding van de procureurs-generaal van Antwerpen en Gent.

 

Wat uw tweede en derde vraag betreft, op een of andere manier hebben sommigen blijkbaar ooit geoordeeld dat een grondwetswijziging nodig zou zijn om één parket en één rechtbank bevoegd te maken. Het is echter artikel 73 van het Gerechtelijk Wetboek en de hieraan gekoppelde gebiedsomschrijving, en niet de Grondwet, waaraan de rechtbanken hun bevoegdheid ontlenen. Dat blijkt ook uit Titel III. – Territoriale bevoegdheid, artikel 622, dat stelt: "De rechter is slechts bevoegd binnen de grenzen van het rechtsgebied dat hem door de wet is toegekend, behalve in de gevallen waarin de wet anders bepaalt."

 

Zoals gezegd maakt artikel 625 van het Gerechtelijk Wetboek het mogelijk bepaalde drugsinbreuken, confer de wet van 2021, te vervolgen voor de Antwerpse rechtbanken. Daarnaast voorziet ook de wet inzake maritieme beveiliging via de daarin voorziene ongeoorloofde actie in een mogelijkheid de Antwerpse rechtbanken voor die handelingen te vatten.

 

Ongeoorloofde actie in de zin van deze wet is elke opzettelijke actie die, gelet op de aard of de context, ervan schade kan toebrengen aan desbetreffende haven of havenfaciliteiten. Elk wederrechtelijk fenomeen in de Antwerpse haven, dus ook dat van de uithalers, kan bij samenhang bij drugmisdrijven als een ongeoorloofde actie worden vervolgd.

 

Wat uw laatste vraag betreft, bij de bespreking van het budget voor 2023 hebben wij inderdaad beslist 24 mensen extra, en dus niet ter vervanging, aan te werven voor het parket en de zetel in Antwerpen, boven op de inspanningen die al werden gedaan in deze legislatuur, onder meer naar aanleiding van het dossier Sky ECC, waarvoor wij op zeer korte termijn 61 mensen hebben vrijgemaakt. Wij hebben dat gedaan in 3 tot 4 weken tijd. Deze 24 extra mensen zullen exclusief worden ingezet voor de drugproblematiek, en dit in het raam van ons Stroomplan XXL.

 

13.03  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik ben blij dat dit is uitgeklaard. Er is daarover immers al zoveel gezegd en er zijn daarvoor al zoveel redenen gegeven. Ik ben blij dat die extra mensen er zijn en dat ze er exclusief voor deze materie zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De Europese verordening ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen" (55031647C)

14 Question de Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le règlement européen concernant les abus sexuels sur enfants" (55031647C)

 

14.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

De Europese Commissie heeft op 11 mei 2022 een voorstel voor een Verordening tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen gepubliceerd. Het voorstel bestaat enerzijds uit de verplichting voor aanbieders van hostingdiensten en communicatiediensten om het risico te beoordelen dat hun diensten worden gebruikt voor het verspreiden van materiaal van seksueel misbruik van kinderen en het benaderen van kinderen voor seksuele doeleinden. Ook dienen zij dit materiaal te melden aan het nieuw op te richten Europees Centrum en te verwijderen. Onder bepaalde omstandigheden kunnen bedrijven ook worden verplicht dit materiaal te detecteren. Anderzijds stelt de Commissie voor een Europees centrum inzake seksueel misbruik van kinderen op te richten. Het EU Centrum zal als expertisecentrum fungeren om betrouwbare informatie over materiaal van seksueel misbruik van kinderen te verstrekken, de ontvangen meldingen te beoordelen, relevante meldingen spoedig naar rechtshandhavingsautoriteiten door te sturen en steun aan slachtoffers te verlenen.

 

De doelstelling van deze Verordening kan uiteraard worden bijgetreden, maar de ontwerptekst brengt toch een aantal bezorgdheden met zich mee, vooral inzake privacy. Zo stelt zich onder meer de vraag of communicatiediensten verplicht zouden worden om de communicatie van hun gebruikers te monitoren en of dit encryptie onmogelijk zou maken.

 

Vandaar mijn vragen:

 

1) In welke fase bevindt dit voorstel voor een Verordening zich? Werd er tussen de lidstaten reeds over de tekst gesproken? Zo ja, welk standpunt nam België daarbij in? Hoe zal de wetgevende procedure worden verdergezet en welke timing wordt daarbij in acht genomen?

 

2) Hoe beoordeelt u de bezorgdheden inzake het recht op privéleven, het recht op gegevensbescherming en het communicatie­geheim? Zijn de verplichtingen die de Verordening oplegt voldoende proportioneel? Zo neen, wat zal de regering ondernemen om de tekst bij te sturen?

 

14.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw De Wit, ten eerste, over de tekst van de verordening wordt nog volop onderhandeld in de relevante werkgroep van de Raad. Een algemeen akkoord in de Raad zal er ten vroegste komen in de loop van het voorjaar volgend jaar. Ons land neemt actief deel aan de onderhandelingen. Wij steunen alvast in grote lijnen de tekst. Na het akkoord in de Raad kunnen dan de onderhandelingen met het Europees Parlement aanvangen. Ik kan niet inschatten of voorspellen hoelang die zullen duren. Ik heb alvast nog het dossier bij commissaris Johansson enkele weken geleden in Amsterdam te berde gebracht en daarbij verwezen naar een van de vragen van collega Dillen.

 

Op uw tweede vraag, het recht op privacy wordt onderschreven als een fundamenteel recht. De bestrijding van verspreiding van materiaal van seksueel misbruik van kinderen vereist een evenwicht tussen alle grondrechten, waaronder het recht op privacy. De tekst is nog volop in ontwikkeling. Wij bewaken dat delicate evenwicht doorheen de procedure.

 

Belangrijke voorbeelden hiervan betreffen de elementen van advies vanwege de Gegevens­beschermingsautoriteit, de tussenkomst van het EU-centrum, alsook het vereiste bewijs dat in de voorbije 12 maanden de dienst werd gebruikt voor de verspreiding van materiaal van seksueel misbruik van kinderen. Dat moeilijke evenwicht heeft ons land ook gezocht met de nieuwe dataretentiewet, en dat in een hoogtechnologische omgeving, die razendsnel evolueert. Ik denk dat we daarin geslaagd zijn. De zogenaamde lawful interception van communicatie die end to end geëncrypteerd is, blijft een belangrijk aandachts­punt en een belangrijke bekommernis. Ook tijdens mijn werkbezoek aan de Verenigde Staten werd ik hierop aangesproken door verschillende diensten op het hoogste niveau.

 

De lawful interception op last van een magistraat en een concreet onderzoek, zoals dat nauwkeurig in de Belgische wetgeving is bepaald, blijft voor mij het uitgangspunt, maar dat moet technisch kunnen op een manier die de veiligheid en de vertrouwelijkheid van het hele netwerk garandeert. Wij volgen de werkzaamheden van de werkgroep in de Raad verder op.

 

14.03  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Uiteraard moet op alle mogelijke manieren worden verhinderd dat kinderen worden benaderd voor seksuele doeleinden. Daarbij rijst de vraag of communicatiediensten verplicht kunnen worden om alle communicatie van hun gebruikers te monitoren en of encryptie dergelijke praktijken onmogelijk zou maken. Het wordt een moeilijke oefening om een evenwicht te vinden tussen waarborgen op privacy enerzijds en anderzijds de bescherming van kinderen en onze samenleving.

 

Ik hoop dus echt dat een en ander heel goed wordt opgevolgd, ook door België. Eens er een dergelijke vordering komt, is het niet evident om het Belgische wettelijke kader aan te passen. Ik hoop dat u een evenwichtige oplossing kunt uitwerken, waarbij kinderen worden beschermd.

 

Wij zullen het dossier alvast blijven opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De heer Raskin is verontschuldigd wegens ziekte, vraag nr. 55031651C wordt bijgevolg uitgesteld.

 

15 Samengevoegde vragen van

- Koen Metsu aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De stand van zaken met betrekking tot de gerepatrieerde IS-vrouwen en kinderen" (55031719C)

- Barbara Pas aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De terugkeer van IS-gangsters" (55031746C)

15 Questions jointes de

- Koen Metsu à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'état de la situation concernant les femmes et les enfants de l'EI rapatriés" (55031719C)

- Barbara Pas à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le retour de femmes de combattants de l'EI" (55031746C)

 

15.01  Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, staat u mij toe te informeren naar een stand van zaken omtrent de in 2021 en 2022 gerepatrieerde IS-vrouwen en kinderen.

 

Volgens u werd er in functie van het gevaar dat van de moeders uitgaat geoordeeld om ze terug naar ons land te halen en werden ze bij hun aankomst in ons land in detentie genomen:

- ofwel in het kader van strafuitvoering, indien zij werden veroordeeld bij verstek, met de mogelijkheid om in verzet te gaan,

- ofwel in voorlopige hechtenis in het kader van een lopend gerechtelijk onderzoek. 

 

Hoeveel van de in 2021 én 2022 teruggehaalde IS-vrouwen zitten er momenteel nog in detentie? Onder welke voorwaarden? Hoeveel in het kader van strafuitvoering? En hoeveel in het kader van internationaal aanhoudingsmandaat?

Hoeveel van deze IS-vrouwen werden er ondertussen vrijgelaten en onder welke voorwaarden?

Hoeveel vrouwen die eerder bij verstek veroordeeld werden, hebben verzet aangetekend? Voor hoeveel van hen werd reeds een nieuwe uitspraak gedaan en welke straffen werden daarbij desgevallend opgelegd?

Hoeveel vrouwen zijn nog het voorwerp van een lopend gerechtelijk onderzoek?

Hoeveel van de in 2021 en 2022 teruggehaalde kinderen bevinden zich momenteel in gespecialiseerde opvangcentra? Hoeveel kinderen worden er opgevangen bij familie? Hoeveel kinderen werden er ondertussen herenigd met hun moeders?

Hoe verloopt de prioritaire opvolging en monitoring door de partnerdiensten van OCAD na deze repatriëringen? En hoe verloopt de individuele analysering van alle dossiers?

 

15.02  Barbara Pas (VB): In twee opeenvolgende operaties (2021 en 2022) bracht de Belgische regering een aantal vrouwen en kinderen naar België. Daarbij werd steevast gesteld dat deze operaties de nationale veiligheid dienden en betrokken vrouwen hun straf niet zouden ontlopen.

 

Ook na de laatste operatie zouden er nog vrouwen in de kampen in Syrië achterblijven, waardoor een volgende gelijkaardige operatie niet expliciet uitgesloten werd. In een opiniebijdrage in De Standaard (21.06.2022), mede ondertekend door (de in dit dossier  wel bekende professor) Gerrit Loots dat “de uitdaging voor de komende weken en maanden is om de overblijvende vrouwen en kinderen ook een uitzicht te bieden op repatriëring."

Van hoeveel IS-gangsters kan u garanderen dat ze nog achter slot en grendel zitten? Hoeveel werden er ondertussen reeds vrijgelaten?

Nam de regering de afgelopen weken en maanden reeds enig initiatief om de overblijvende vrouwen en kinderen te repatriëren of bent u van plan dat alsnog te doen? Zo niet, kan u garanderen dat de jongste operatie meteen ook de laatste was?

In vernoemde opiniebijdrage werd (o.m. door professor Gerrit Loots) gesteld dat tijdens de afgelopen operaties 'helemaal geen rekening werd gehouden met de vaders' en de regering daarbij 'een herhaaldelijk advies van de veiligheidsdiensten naast zich neerlegde'. Kan u bevestigen dat de veiligheidsdiensten herhaaldelijk adviseerden ook de mannen naar België te laten overkomen?

Een zo mogelijk nog belangrijkere vraag in dat verband: sluit u een repatriëring van mannelijke Syriëgangsters ook in de toekomst uit?

Eerder keerden ook al Syriëgang(st)ers op eigen houtje (via Turkije) naar België terug. Gebeurde dat ook de afgelopen twee jaar? Zo ja, over hoeveel gevallen gaat het en wat gebeurde er met betrokkenen na hun aankomst?

 

15.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Vragen 1 tot en met 5 van de heer Metsu en vragen 1 en 5 van mevrouw Pas betreffen statistieken. Ik stel voor dat u een schriftelijke vraag indient en ik bezorg u de cijfers zo snel als mogelijk.

 

Mijnheer Metsu, ik antwoord nu op uw zesde vraag. De opvolging van gerepatrieerde vrouwen gebeurt in het kader van de Strat TER. De bestaande platformen en partnerschappen binnen de Strat TER worden daarvoor optimaal benut. Personen veroordeeld voor terrorisme bevinden zich in de gemeenschappelijke gegevensbank. In die hoedanigheid worden ze opgevolgd binnen de LTF en de LIVC-werking. Verschillende leden van de LTF bepalen in samenspraak de opvolgings­maatregelen die nodig zijn.

 

Mevrouw Pas, ik beantwoord uw vragen 2 tot en met 4. De afgelopen jaren zijn verschillende scenario's ontwikkeld. Deze omvatten de terugkeer van mannelijke FTF'ers en het berechten van FTF'ers in het gebied door onder andere een internationale ad-hocrechtbank, door Irak, door de Koerden of door het Internationaal Strafhof. Geen van deze scenario's is, wat de mannen betreft, uitgevoerd. De mannen komen niet in aanmerking voor repatriëring naar België, op grond van het besluit van de Nationale Veiligheidsraad van 3 maart 2021. Ten aanzien van de overblijvende kinderen en moeders werden door de regering geen nieuwe initiatieven genomen.

 

15.04  Koen Metsu (N-VA): Mag ik van het kabinet een schriftelijk antwoord verwachten op vragen 1 tot 5, of verwacht u dat ik die vraag opnieuw indien?

 

15.05 Minister Vincent Van Quickenborne: U vraagt belangrijke gegevens op. Als ze gepubliceerd dienen te worden als schriftelijk antwoord, dient u best onmiddellijk de schriftelijke vraag in. Dan bezorg ik u het antwoord heel snel.

 

15.06  Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, ik zal mijn eerste en vijfde vraag ook onmiddellijk als schriftelijke vragen indienen, zodat ik die cijfers ook kan krijgen.

 

Ik heb nog één element van repliek op het antwoord dat u wel hebt gegeven met betrekking tot de IS-mannen. Het argument van de veiligheid, als dat al steek zou houden, geldt dan logischerwijs ook voor de mannen die zich nog daar zouden bevinden. Daar geldt evenzeer de redenering die u hanteert voor de vrouwen, namelijk dat men hen dan maar beter kan terughalen om te voorkomen dat ze van de radar zouden verdwijnen.

 

Ik heb in het verleden meermaals gevraagd of men dat dan ook van plan was, maar men heeft daar nooit op willen antwoorden. Vandaag zegt u dat dit ingevolge het advies van de veiligheids­diensten van 3 maart 2021 niet het geval is. Op mijn vierde vraag of dit in de toekomst uitgesloten wordt, heb ik nog altijd geen antwoord gekregen. Ik had daarop heel graag een duidelijk antwoord gekregen, maar ik zal daartoe in de toekomst nog eens een poging ondernemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Plaatsverbod voor zedendeliquenten" (55031743C)

16 Question de Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'interdiction de lieu à l'égard de délinquants sexuels" (55031743C)

 

16.01  Katleen Bury (VB): Een 37-jarige man uit Wervik zag zijn straf in graad van beroep verminderd van 6 naar 4 jaar waarvan slechts één jaar effectief voor de aanranding en verkrachting van verschillende meisjes uit zijn buurt, zo blijkt uit verschillende mediabronnen.

De man die er samen met zijn vriendin en dochter woonde, bouwde een band op met zijn overburen en stelde voor om als babysit op te treden. Hij kocht ook computerspelletjes met als doel de kinderen te lokken, waarna hij de kinderen betastte en verkrachtte.

Nog los van de bijzonder lage gevangenisstraf die werd uitgesproken, is het nog onbegrijpelijker dat de verkrachter nog vóór zijn proces zou zijn vrijgekomen onder voorwaarden en hij zich terug in de wijk kon vestigen waar ook de slachtoffers woonden. “We hebben anderhalf jaar met de gordijnen dicht geleefd, mijn dochter heeft zich meer dan een jaar opgesloten in haar kamer omdat haar verkrachter opnieuw haar overbuur werd", aldus de moeder van het slachtoffer.

Te meer zouden de voorwaarden die aan de man werden opgelegd zijn versoepeld zonder dat de slachtoffers hierover werden geïnformeerd.

U hebt ongetwijfeld kennis van bovenstaande feiten. Bent u bereid de nodige initiatieven te nemen die ervoor zorgen dat het slachtoffer van (seksuele) misdrijven in de nabijheid van zijn/haar woonst niet meer met zijn/haar dader kan worden geconfronteerd? Zowel in afwachting van een strafrechtelijke veroordeling van de dader, als n.a.v. de uitvoering van zijn/haar uitgesproken straf? Hoe ziet u dat?

Naar ik begrepen heb, mag Vlaanderen de slachtoffers niet op de hoogte brengen indien de opgelegde voorwaarden van daders worden versoepeld. Bent u bereid, en waar nodig in overleg met de Vlaamse minister van Justitie, een regeling uit te werken die ervoor zorgt dat slachtoffers van (seksuele) misdrijven ten allen tijde op de hoogte worden gesteld wanneer de voorwaarden die de dader werd opgelegd, worden versoepeld? Hoe ziet u dat desgevallend concreet, en wanneer mogen we hieromtrent resultaat verwachten?

 

16.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Bury, wat het eerste punt betreft, u weet dat ik geen commentaar kan geven op een individuele zaak. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht is mij zeer dierbaar. Daarom geef ik hier een algemeen antwoord, maar dat had u wellicht wel verwacht.

 

Allereerst iets over het nieuwe seksueel strafrecht. U weet dat we in het algemeen met het nieuwe seksueel strafrecht, dat in werking trad op 1 juni 2022, in nieuwe mogelijkheden hebben voorzien. Op het niveau van de straftoemeting is momenteel zo'n verbod al mogelijk in het nieuwe seksueel strafrecht, met name met artikel 417/58 inzake het verblijfs-, plaats- of contactverbod. Dat gaat in vanaf de dag waarop de veroordeling in kracht van gewijsde is getreden. De termijn wordt evenwel verlengd met de duur van de periode waarin de vrijheidsstraf wordt uitgevoerd, met uitzondering van de periode van de vervroegde invrijheidstelling. Op het niveau van de strafuitvoering is de uitvoering van zo'n verbod in handen van de strafuitvoeringsrechter. Die kan beslissen om dergelijk verbod te wijzigen, om de duur of de omvang van het verbod te beperken, de regels of de voorwaarden ervan aan te passen, het op te schorten of te beëindigen.

 

Ook in het kader van de wet op de voorlopige hechtenis, meer bepaald vrijheid onder voorwaarden, kan de rechter een plaats- of contactverbod opleggen. Daarnaast voorziet artikel 35, § 1, van de wet op de voorlopige hechtenis als voorwaarde in het verbod om een activiteit uit te oefenen waarbij een verdachte in contact kan komen met minderjarigen. Daarmee bedoelt de wetgever alle personen die verdacht worden van zedenmisdrijven ten aanzien van minderjarigen, wat in deze zaak het geval was.

 

Daarnaast is er het ontwerp van nieuw Strafwetboek. Voor daders van onder andere seksueel geweld met gedeeltelijke toerekenings­vatbaarheid zal een nieuwe straf mogelijk worden, namelijk de behandeling onder vrijheidsberoving. Met die nieuwe straf die voortaan opgelegd kan worden, willen we vermijden dat daders vrijkomen zonder te hebben gewerkt aan hun problemen.

 

Wat uw tweede vraag betreft, slachtoffers kunnen ervoor kiezen om geïnformeerd te worden over de beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank. Een slachtoffer kan namelijk vragen om betrokken te worden bij de strafuitvoeringsprocedure van de dader via een slachtofferverklaring. Zo'n slachtofferverklaring laat het slachtoffer toe geïnformeerd te worden over de beslissingen, bijvoorbeeld een herroeping of herziening van de strafuitvoeringsrechtbank die betrekking heeft op de voorwaarden, in het belang van het slachtoffer. Als het slachtoffer dat wil, kan hij of zij dus op de hoogte worden gehouden van beslissingen.

 

16.03  Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, u hebt het inderdaad over uw nieuwe Strafwetboek. We hebben er al heel veel over gehoord, niet in het Parlement maar wel op VTM en in alle mogelijke kranten. Ik kijk er dus naar uit om dat samen met u te overlopen en er verder aan te werken, in de mate waarin dat voor ons als parlementsleden mogelijk is, opdat slachtoffers, zeker in zulke situaties, goed beschermd worden en deze dingen in de toekomst vermeden kunnen worden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

17 Question de Claire Hugon à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le déménagement vers Haren et le respect des droits des personnes détenues" (55031752C)

17 Vraag van Claire Hugon aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De verhuizing naar Haren en de eerbiediging van de rechten van de gedetineerden" (55031752C)

 

17.01  Claire Hugon (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, il y a 2 semaines, je vous ai interrogé à propos des craintes et incertitudes des personnes détenues quant au déménagement vers Haren, à son déroulement pratique, et au nouveau régime auxquelles elles seront soumises.

 

Je voudrais revenir aujourd'hui sur un autre aspect lié au déménagement. Il apparaît que les droits des personnes détenues dans les prisons bruxelloises connaissent des restrictions très importantes, en lien avec le déménagement et les pénuries de personnel qui sont exacerbées par celui-ci. Les tensions qui en découlent donnent lieu à des incidents graves (plusieurs sont rapportés pour le mois d'octobre) et de manière générale les personnes détenu.e.s connaissent des conditions de détention dont la pénibilité est renforcée autour du déménagement : restrictions quant à l'accès aux douches, aux préaux, annulations de visites, d'activités et de transferts vers le palais de Justice...

 

Pour souligner un exemple concret : les femmes détenues à Berkendael n'ont plus eu accès au travail depuis plusieurs semaines, les régies de travail ayant été déménagées avant le report du déménagement des détenues. Elles sont donc privées des revenus découlant de ce travail, qui leur est pourtant indispensable dans le quotidien carcéral.

 

On sait que les membres du personnel pénitentiaire traversent eux-mêmes une période très compliquée et doivent assumer une charge de travail importante dans un contexte de pénurie,. Pour autant, il est important que les impacts négatifs que connaissent les détenu.e.s du fait du déménagement puissent trouver une compensation.

 

Monsieur le ministre, il me paraît important qu'un geste soit fait pour reconnaître et compenser les restrictions subies. La compensation pourrait par exemple prendre la forme d'une indemnisation aux détenu.e.s concerné.e.s pour les gratifications perdues, et de crédits cantine pour les détenu.e.s qui ont connu des restrictions de leurs droits.

 

Ma question est donc simple : quel dédommagement sera proposé aux personnes détenues pour la perte de revenus liée à l'absence d'accès au travail, et plus largement pour les restrictions subies dans leurs droits fondamentaux dans la période transitoire précédant le déménagement?

 

17.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Chère collègue, le déménagement des détenus de la prison de Bruxelles à Haren leur permettra de séjourner dans un environnement de détention qui répond à toutes les normes modernes et qui est adapté à leurs besoins. Pour les collaborateurs, cela signifie que leurs conditions de travail s'améliorent sensiblement et contribuent à leur bien-être.

 

Bien sûr, cela demande un effort de la part de tous pour préparer et mener à bien ce déménagement. Le résultat de ces efforts est positif pour tout le monde.

 

Tout changement est difficile et suscite des résistances. Cela entraîne de tensions chez tout le monde, y compris chez les détenus. Entre-temps, le calme est revenu à la prison de Bruxelles.

 

Le premier groupe de femmes est arrivé à la prison de Haren lundi et est très satisfait. Le deuxième groupe est arrivé mardi. L'installation de détenus masculins du site de Forest commencera la semaine prochaine. La première phase se déroule selon les plans et tous les collaborateurs donnent le meilleur d'eux-mêmes pour que tout se déroule au mieux.

 

Tout déménagement, surtout de cette ampleur, entraîne des contraintes logistiques inévitables. Le fonctionnement quotidien sera également impacté pendant une période limitée. Il n'est cependant pas exact de dire que les droits fondamentaux de détenus auraient été de ce fait violés.

 

Pour le site de Berkendael, l'atelier doit également être déménagé. Avant-hier, les premières femmes ont été transférées et ont déjà commencé à travailler à Haren dès hier, dans la mesure où l'atelier était déjà en service.

 

17.03  Claire Hugon (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. J'ai bien conscience que ce déménagement est une entreprise gigantesque et de longue haleine qui demande des efforts à tout le monde.

 

J'ai reçu de la documentation concernant les difficultés rencontrées dans les semaines qui ont précédé et j'ai évoqué dans ma question l'absence d'accès au travail pendant plusieurs semaines, qui pose problème à cause de l'absence de revenus qui en découle.

 

De manière générale, il semble quand même que les droits fondamentaux des détenus ont connu des restrictions plus importantes que d'habitude. Il m'aurait paru important de pouvoir en prendre acte par un geste de compensation.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitster: Vraag nr. 55031755C van mevrouw Laurence Zanchetta wordt uitgesteld.

 

La réunion publique de commission est levée à 15 h 59.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.59 uur.