Commission de la Justice |
Commissie
voor Justitie |
du Mercredi 26 octobre 2022 Après-midi ______ |
van Woensdag 26 oktober 2022 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 15.33 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.
La réunion publique de commission est ouverte à 15 h 33 et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
- Koen Metsu aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De schadevergoeding voor en de repatriëring van Nizar Trabelsi" (55030693C)
- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De veroordeling van de Belgische Staat in het dossier-Trabelsi" (55030895C)
- Koen Metsu à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'indemnisation et le rapatriement de Nizar Trabelsi" (55030693C)
- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La condamnation de l'État belge dans le dossier Trabelsi" (55030895C)
01.01 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, via de pers vernamen we dat de Belgische staat de veroordeelde Tunesische jihadist Nizar Trabelsi een schadevergoeding van bijna 100.000 euro zou moeten betalen, omdat hij in 2013 door ons land aan de VS werd uitgeleverd. Hij had op dat moment een gevangenisstraf van tien jaar uitgezeten in België na hier te zijn veroordeeld voor het beramen van een terroristische aanslag op de luchtmachtbasis van Kleine Brogel.
De uitlevering werd in 2011 goedgekeurd door de toenmalige regering met Annemie Turtelboom als minister van Justitie. Dat gebeurde ondanks het feit dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in een beschikking de uitlevering verboden had.
De uitlevering is al het voorwerp geweest van diverse rechtszaken, met recent dus de uitspraak van 12 september van het Brusselse hof van beroep. België werd daarbij aansprakelijk gesteld voor de volgens het hof onwettige uitlevering. De Belgische Staat werd daarom veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van 100.000 euro en moet tevens de VS verzoeken om Trabelsi naar België te repatriëren, omdat hij in de VS niet voor een tweede keer vervolgd mag worden voor dezelfde feiten. Dat alles is onder laste van een dwangsom.
Ik heb dan ook een aantal logische vragen.
Hoe beoordeelt u de nieuwe uitspraak van het Brusselse hof van beroep van 12 september? Zult u nog verdere juridische stappen ondernemen?
Hoe staat u tegenover de motivering in een eerder arrest van het hof van beroep van 23 mei 2022 dat de minister van Justitie aanhoudend de wet van 1874 op de uitlevering miskent, net als het gezag van de gerechtelijke beslissingen die hij nochtans zou moeten volgen?
Had de eis tot betaling van de schadevergoeding kunnen vermeden worden?
Zal er gevolg gegeven worden aan de andere verplichtingen die het arrest oplegt aan de Belgische Staat, met name het versturen van een diplomatieke nota aan de VS om de vrijlating van Trabelsi te vragen, het meedelen aan de Amerikaanse autoriteiten dat Trabelsi het recht heeft om onderzocht en behandeld te worden door een zelfgekozen arts en het inlichten van de Belgische getuigen die opgeroepen zijn voor het Amerikaanse proces dat Trabelsi al veroordeeld is voor dezelfde feiten? Zo neen, zullen de opgelegde dwangsommen dan zomaar betaald worden?
Zijn er nog gelijkaardige gevallen waarbij de wettelijkheid van de uitlevering betwist wordt?
01.02 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, aangezien de vragen redelijk met elkaar overeenstemmen, verwijs ik naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Dit land is veroordeeld om aan de
veroordeelde moslimextremist Nizar Trabelsi een provisionele schadevergoeding
te betalen van 100.000 euro. Daarenboven moet de Belgische Staat de Amerikaanse
autoriteiten in een diplomatieke nota laten weten dat ze Trabelsi terug wil
onder verbeurte van een dwangsom van 10.000 euro per dag vertraging (met
een maximum van 100.000 euro). Ook beveelt het Hof de Belgische overheid
aan de Amerikaanse autoriteiten te laten weten dat Trabelsi recht heeft om
onderzocht en behandeld te worden door een zelf gekozen arts. Ook hieraan zou
een maximale dwangsom van 100.000 euro zijn gekoppeld.
De reden: dit land had in 2013, ondanks
een duidelijk verbod door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en
ondanks het feit dat hij hier zijn straf volledig had uitgezeten, Trabelsi toch
uitgeleverd aan de Verenigde Staten.
Er zijn in dit dossier al verschillende
rechtszaken geweest waarin België al meermaals werd veroordeeld.
Kan de minister volledige toelichting
geven over de inhoud van het arrest van het Hof van Beroep te Brussel van
12 september jl. in de zaak Trabelsi?
Kloppen de bedragen die ik in de
toelichting heb geschetst en die ik heb vernomen via de pers?
Kunt u een overzicht geven van alle
rechtszaken die door Trabelsi reeds werden aangespannen lastens de Belgische
Staat, een overzicht geven tot welke bedragen de Belgische Staat reeds werd
veroordeeld (per rechtszaak) en welke bedragen hiervan reeds zijn uitbetaald?
Wat is uw standpunt betreffende het
arrest van het Hof van Beroep te Brussel van 12 september jl. in de zaak
Trabelsi?
Welke juridische stappen heeft de
Belgische Staat inmiddels genomen in een poging dit arrest vooralsnog te laten
vernietigen?
Waarom heeft de Belgische Staat de
uitspraak van het Europees Hof dd. 4.9.2014 niet nageleefd?
Indien er geen Cassatieberoep zou worden
aangetekend - waarbij ik erop aandring terzake toch al het mogelijke te doen -
zal er gevolg gegeven worden aan rechterlijke uitspraken die reeds gewezen
zijn?
Wanneer gaat u eindelijk werk maken van de invoering van de levenslange terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank in ons Strafwetboek?
01.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega's, de zaak van de persoon in kwestie sleept al een tijdje aan. Hij werd op 30 september 2003 door Justitie veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf wegens het beramen van een aanslag op de Belgische militaire luchtmachtbasis van Kleine Brogel. De gerechtelijke autoriteiten van de Verenigde Staten verzochten in april 2008 om zijn uitlevering. Het ministerieel besluit over zijn uitlevering dateert van 23 november 2011. De uitlevering zelf vond plaats op 3 oktober 2013, nadat hij zijn gevangenisstraf had uitgezeten. Sindsdien zijn er verschillende procedures lopende voor Amerikaanse rechtbanken, Belgische rechtbanken en ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. De persoon in kwestie vecht namelijk de beslissing aan van de Amerikaanse justitie om hem in de Verenigde Staten te vervolgen. Op het ogenblik wacht hij in een Amerikaanse cel op zijn proces.
Op 12 september velde het hof van beroep van Brussel een arrest. Na de betekening van het arrest – wat nog niet is gebeurd – beschikt de Belgische Staat over een termijn van drie maanden om eventueel bij het Hof van Cassatie beroep aan te tekenen. De FOD Justitie heeft het arrest intussen grondig bestudeerd en momenteel wordt met een advocaat de analyse gemaakt of het instellen van een cassatieberoep een kans op slagen heeft. Het is daarom voorbarig om commentaar te geven bij het arrest, laat staan dat het mijn taak zou zijn om het arrest hier toe te lichten. Ik ben niet de woordvoerder van het Brusselse hof van beroep.
Wat de deelvragen betreft, collega Metsu, voor zover bekend, is het de enige rechterlijke uitspraak die een uitleveringsbesluit ter discussie stelt.
Collega Dillen, sinds de uitlevering op 3 oktober 2013 heeft de heer Trabelsi in totaal drie burgerlijke kortgedingprocedures en een burgerlijke procedure ten gronde gevoerd. Die procedures gaven aanleiding tot meerdere procedures in de Verenigde Staten, waardoor de data van de processen ten gronde voortdurend uitgesteld moesten worden. De belangrijkste zogenaamde pretrial motion van de persoon in kwestie was een verzoek om de strafvordering nietig te laten verklaren wegens de vermeende schending van het non bis in idem-beginsel. In ons land werd het eerste kort geding in 2014 in eerste aanlag onontvankelijk verklaard en in 2015 in hoger beroep ontvankelijk, maar ongegrond verklaard.
In 2018 startten een nieuwe kortgedingprocedure en een procedure ten gronde. Het tweede kort geding werd door de rechtbank ongegrond verklaard, maar na instellen van hoger beroep oordeelde het Brusselse hof van beroep in zijn arrest van 8 augustus 2019 dat de uitleveringsbeslissing het non bis in idem-beginsel schond. Dat arrest diende aan de Verenigde Staten meegedeeld te worden.
Het derde kort geding leidde tot een beschikking op 29 oktober 2021 en na hoger beroep tot het arrest van 23 mei 2022, dat tot dezelfde conclusie als het arrest van 8 augustus 2019 kwam.
In de Verenigde Staten werd vijf keer over het verzoek tot nietigverklaring van de strafvordering geoordeeld. In 2015 tot 2016 was dat door de federale rechtbank van het district Washington DC en nadien door het hof van beroep, telkens zonder succes.
Mevrouw Dillen, voor uw zesde vraag kan ik meegeven dat ik het arrest heb uitgevoerd in overeenstemming met het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de regels omtrent de uitvoering van arresten die een schending van het EVRM vaststellen.
Concreet werden zowel de individuele als de algemene maatregelen uitgevoerd. De individuele maatregelen betreffen maatregelen om het risico van een veroordeling tot een levenslange gevangenisstraf weg te nemen. Van de Verenigde Staten is een afdoende waarborg verkregen dat die straf niet zal worden geëist.
Het Ministerieel Comité van de Raad van Europa, dat over de uitvoering van het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens waakt, heeft op 6 december 2018 een resolutie aangenomen, waaruit blijkt dat het arrest is uitgevoerd. De Raad heeft daarmee zijn toezicht op de uitvoering beëindigd.
Op uw achtste vraag moet ik antwoorden dat het verband tussen uw vraag en de zaak in kwestie mij ontgaat. In de hervorming van het Strafwetboek zullen bepalingen over de terbeschikkingstelling aan de uitvoeringsrechtbank opgenomen zijn. Het ontwerp van Strafwetboek doorloopt momenteel de adviesprocedures, wordt weldra aan de ministerraad voorgelegd en kan daarna voor bespreking bij het Parlement worden ingediend.
01.04 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor de antwoorden. Ik hoop dat de FOD Justitie voldoende voeding vindt om nog kans te maken op cassatieberoep. Het feit dat wij 100.000 euro schadevergoeding zouden moeten betalen aan een bewezen terrorist, doet immers niet alleen de wenkbrauwen fronsen. Dat is gewoon hemeltergend.
Ik wens uw diensten daarbij dus alle succes.
01.05 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ook ik dank u voor uw antwoord.
Ik kan mij alleen maar aansluiten bij de woorden van de heer Metsu. De betaling van een dergelijke hoge schadevergoeding aan een bewezen terrorist is totaal onbegrijpelijk en tart elke verbeelding. Dat krijgt u aan de gewone burger op straat absoluut niet uitgelegd.
Ook ik wens u en uw diensten heel veel succes bij de verdere procedures. Het heeft natuurlijk niets met de grond van de zaak te maken, maar ik hoop niettemin dat er procedurefouten zijn gemaakt in het arrest van het hof van beroep van Brussel, zodat er minstens één grond is en hopelijk meerdere gronden zijn, om cassatieberoep aan te tekenen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- Koen Metsu aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De kosten van de repatriëring van IS-vrouwen en -kinderen voor het departement Justitie" (55031013C)
- Barbara Pas aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De repatriëring van Syriëgangsters" (55031056C)
- Koen Metsu à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le coût du rapatriement de femmes et d'enfants de djihadistes pour le département de la Justice" (55031013C)
- Barbara Pas à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le rapatriement de combattantes de l'EI" (55031056C)
De voorzitter: Mevrouw Pas is weerhouden in een andere commissie. Haar vraag kan niet omgezet worden in een schriftelijke vraag, aangezien ze samengevoegd is.
02.01 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, hier ben ik opnieuw, met de herhaalde vraag waarop maar geen antwoord wil komen. Wij zijn nu reeds maanden bezig met het maken van de puzzel hoeveel de repatriëring van die IS-terroristes en al hun kinderen precies gekost heeft aan de Belgische staat. Intussen hebben al uw collega's al geantwoord. Het gaat over de minister van Buitenlandse Zaken, de eerste minister en de minister van Binnenlandse Zaken. Minister Dedonder van Defensie was redelijk snel met haar informatie.
U wendt zich in bochten en wilt daarop niet antwoorden. U zegt dat het is opgenomen in het reguliere krediet. Dat is natuurlijk mijn vraag niet. Mijn vraag is wat die repatriëring specifiek heeft gekost. De eerste minister zei destijds dat hij alleen voor zijn departement kon antwoorden, dat ik gerust de andere departementen mocht bevragen.
Het is de derde keer dat ik uw die vraag stel, mijnheer de minister. Vandaag krijg ik dus toch graag een heel duidelijk antwoord op de vraag hoeveel de repatriëring van die terroristes uw departement heeft gekost.
02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer Metsu, in aanvulling op hetgeen mijn collega van Binnenlandse Zaken heeft geantwoord, kan ik u meedelen dat de kost van die repatriëringsactie voor mijn departement 43.569 euro bedroeg. Daar komt nog een bedrag bij van 14.256 euro voor reis- en verblijfskosten van onze mensen. In totaal gaat het dus over een bedrag van 57.825 euro. Dat bedrag valt volledig onder de reguliere budgetten van mijn departement.
02.03 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, dat is dan heel vreemd, vermits een eerdere repatriëring ongeveer 2 miljoen euro gekost heeft. Deze repatriëring behelst meer terugkeerders, wat volgens ons nog steeds onzinnig en onnodig was, en zou ongeveer de helft hebben gekost ten opzichte van die eerste repatriëring.
Dit wil zeggen dat ofwel die eerste repatriëring ons veel te veel gekost heeft, en dan moeten wij eens onderzoeken waar dat geld is gebleven, ofwel hier nog steeds potjes bedekt blijven en men gewoon verwijst naar de kleinere bedragen. Wees gerust, mijn collega's en ik zijn nogal vastberaden in dit dossier. Wij blijven verder spitten.
L'incident est clos.
03 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Sky ECC" (55030727C)
03 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Sky ECC" (55030727C)
03.01 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, uit de media hebben we kunnen vernemen dat drie raadslieden van beklaagden uit grote drugsdossiers voortkomend uit de kraak van Sky ECC, u in kortgeding hebben gedagvaard. Zij verzochten dat het volledig moederdossier rond Sky ECC wordt doorgegeven. De rechtbank zal daarover oordelen. Uit de media heb ik begrepen dat dit oordeel inmiddels is uitgesproken.
De rechtbank heeft in ieder geval nog niet geoordeeld over de dossiers die het resultaat zijn van de Sky ECC-kraak. Nadat het erop leek dat bijzonder zware gevangenisstraffen zich aan een rotvaart zouden opvolgen in die dossiers, dient vandaag de dag te worden vastgesteld dat, ruim een jaar nadat de zaak voor de rechtbank is gekomen, in geen enkel dossier een vonnis is uitgesproken, volgens de informatie waarover ik beschik, tenzij u mij zo dadelijk tegenspreekt.
Uit de media hebben wij vandaag vernomen dat de rechtbank de eis van de drie beklaagden disproportioneel vindt en dat hun eis het geheim van het moederonderzoek zou schenden. Kan u dat bevestigen?
Mijnheer de minister, door welke oorzaak of oorzaken is er in de Sky ECC-dossiers tot nu toe, meer dan één jaar nadat de eerste zaak voor de rechtbank werd ingeleid, nog geen enkel vonnis gewezen? Zijn er, naast eventueel juridische of procesgebonden moeilijkheden, ook praktische moeilijkheden, zoals onderbemanning bij politie en parket of verouderde computers en computerprogramma's? Daarover krijg ik graag een gedetailleerde toelichting.
Over hoeveel strafdossiers gaat het? Hoeveel van die dossiers werden reeds afgesloten en doorverwezen door de raadkamer naar de correctionele rechtbank om vervolgens ingeleid te worden? Hebt u daarover cijfergegevens?
Wanneer denkt u de resultaten te mogen verwachten in die dossiers? Wat zult u doen om de vermelde problemen op te lossen, zodat er resultaten kunnen worden geboekt?
03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Dillen, in uw eerste vraag beweert u dat er nog geen enkel vonnis is uitgesproken, maar dat klopt niet. Op 30 maart 2022, een jaar na het optreden in het dossier, berichtten de media reeds over de eerste veroordeling in het Sky ECC-drugsdossier.
Ten tweede, de zaak waarin de minister van Justitie werd gedagvaard in kortgeding, werd op 5 oktober ingeleid voor de rechtbank. Er werd een kalender vastgelegd. Ik liet eerder al weten dat ik die zaak met vertrouwen tegemoet zie.
Ten derde, dergelijke procedures zijn de voornaamste redenen voor een eventuele vertraging. Het heeft te maken met de aanwending van allerlei proceduremiddelen door de advocaten van de beklaagden. Wellicht is dat illustratief voor de zenuwachtigheid die momenteel in bepaalde milieus heerst.
Ik stel voor dat u mij uw tweede en derde vraag schriftelijk stelt, zodat ik u de cijfers kan bezorgen. Het parket laat mij in elk geval al weten dat er momenteel verschillende zaken hangend zijn voor de correctionele rechtbank en/of recent in beraad zijn genomen. Gisteren, op dinsdag 25 oktober, heeft de correctionele rechtbank in Antwerpen een belangrijk vonnis geveld. Dat was belangrijk, omdat serieuze straffen werden uitgesproken tegen een crimineel netwerk en omdat een aantal procedurekwesties door de rechter van tafel werd geveegd.
03.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zal uiteraard op uw verzoek mijn tweede en derde vraag indienen als schriftelijke vragen. Dat is geen enkel probleem.
Ik deel uw bezorgdheid – ik neem aan dat dat een bezorgdheid is – dat de grote strafpleiters, meestal de grote Antwerpse strafpleiters – wij kennen allemaal de namen – alle middelen uit de kast halen om de procedures te vertragen. Uw bedenking daarbij is terecht, maar ik heb een verdere, informatieve vraag. Heeft de berichtgeving van vandaag – u hebt op het einde verwezen naar die zware veroordeling – over de eis van de drie advocaten die ongegrond is verklaard wegens de reden die ik heb vermeld, al dan niet iets te maken met uw dagvaarding in kortgeding? In de media blijkt dat er een uitspraak is over de eis in kortgeding, waarbij u gedagvaard werd, dat het gerecht het moederdossier ter beschikking zou stellen, maar u zegt nu precies dat er een conclusiekalender is en dat u alle vertrouwen hebt in de rechtbank. Kunt u dat nog iets meer toelichten?
03.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik zal u dat schriftelijk meedelen.
03.05 Marijke Dillen (VB): Dank u wel.
L'incident est clos.
- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De identificatieboete voor rechtspersonen bij verkeersovertredingen" (55031033C)
- Yngvild Ingels aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De inbreuken op art. 67 van de wegverkeerswet (identificatie van bestuurder)" (55031270C)
- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'amende pour défaut d'identification infligée aux personnes morales en cas d'infractions routières" (55031033C)
- Yngvild Ingels à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les infractions à l'art. 67 de la loi sur la circulation routière (identification du conducteur)" (55031270C)
De voorzitter: Mevrouw Ingels is verontschuldigd.
04.01 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Meer dan een jaar nadat ze op eerste
verzoek een verkeersboete hebben betaald, krijgen veel zelfstandigen en
zaakvoerders van vennootschappen plots een uitnodiging tot minnelijke schikking
van 509 euro omdat ze hebben nagelaten de chauffeur van de wagen waarmee de
overtreding werd begaan, te identificeren. Volgens de woordvoerder van de FOD
Justitie is dit “een belangrijk wettelijk wapen in de strijd tegen recidive. Om
veelplegers op te sporen wil Justitie elke verkeersovertreder
identificeren". Daarom is het belangrijk dat ondernemers duidelijk melden
wie er achter het stuur zat toen de overtreding werd begaan. De bedoeling
achter de wet is duidelijk en gerechtvaardigd. Maar er dienen wel vragen te
worden gesteld bij de manier waarop Justitie optreedt.
Kan de minister meer toelichting geven
waarom er geen herinnering werd gestuurd naar de zelfstandigen en zaakvoerders
van vennootschappen om hen de gelegenheid te geven de naam van de bestuurder
mede te delen wanneer de boete voor de overtreding zelf tijdig werd betaald?
Wat is de reden waarom er zoveel tijd
verstrijkt tussen het versturen van het oorspronkelijke boeteformulier
enerzijds en de identificatieboete?
Justitie heeft blijkbaar wel een
toegeving gedaan om te voorkomen dat ondernemers of zelfstandigen meerdere
keren de identificatieboete van 509 euro moeten betalen. Rechtspersonen die
verschillende keren in de fout gingen, ontvangen momenteel slechts één
minnelijke schikking. Zo krijgen ze de mogelijkheid om alle andere
verkeersovertredingen van 2021 en 2022 te regulariseren door de bestuurder te
identificeren via de website justonweb.be. Staat deze mogelijkheid duidelijk
vermeld op het formulier van de minnelijke schikking? Sommige rechtspersonen
beschikken over een uitgebreid wagenpark, denk bijvoorbeeld aan
taximaatschappijen. Is het voor de ondernemer of zelfstandige duidelijk over
hoeveel overtredingen het gaat waarbij de bestuurder nog dient te worden
geïdentificeerd? Waarom is deze mogelijkheid beperkt tot 2021 en 2022?
04.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Onze regels moeten het aantal verkeersdoden significant verminderen. Het is dus essentieel om veelplegers op een uniforme en systematische manier aan te pakken. Dat kan enkel als Justitie een duidelijk zicht heeft op de bestuurders die in de fout gaan en wie dus achter het stuur zit. Vandaar komt de verplichting voor ondernemingen om hun bestuurders correct te identificeren bij overtredingen.
De huidige boetebrief vermeldt uitdrukkelijk dat men naast het betalen van de verkeersboete ook de bestuurder moet identificeren. Die vraag om inlichtingen staat in het vet vooraan en in een kader op de boetebrief. Die informatie wordt dus uitdrukkelijk meegedeeld. Ondanks de inspanningen van Crossborder om de rechtspersonen bijkomend te informeren en extra hulpmiddelen aan te bieden om te voldoen aan de identificatieplicht, blijft het aantal ondernemingen dat de bestuurder identificeert, veel te laag. Slechts in een op de drie gevallen van overtredingen door rechtspersonen wordt er effectief geïdentificeerd. Er is dus een cultuuromslag nodig. Dankzij doorgedreven digitalisering kunnen ondernemingen die nalaten om de betrokken bestuurder door te geven, nu sneller in het vizier komen dan vroeger. Voor die digitalisering waren het de lokale parketten, die een minnelijke schikking voorstelden of een vervolging instelden voor de inbreuk. Dat gebeurde ad hoc.
Momenteel verstuurt Justitie aan rechtspersonen-veelplegers, rechtspersonen die meerdere overtredingen begingen en geen gevolg gaven aan de identificatieplicht, een minnelijke schikking ten gevolge van een inbreuk op artikel 67ter van de wegverkeerswet. Dat wordt dus enkel bezorgd aan veelplegers. Die rechtspersonen krijgen daarvoor slechts één minnelijke schikking, ondanks meerdere niet-geïdentificeerde verkeersovertredingen. Tegelijk krijgen ze de mogelijkheid om alle andere verkeersovertredingen te regulariseren door de bestuurder te identificeren en de inbreuk in de toekomst te vermijden. Hiervoor zit bij de brief met voorstel tot minnelijke schikking een extra informatiefiche om de ondernemingen aan te sporen de identificatieplicht van alle overtredingen zo snel mogelijk in orde te brengen. De fiche legt uit hoe men dat kan doen, zowel op papier als digitaal. Indien de onderneming via Justonweb inlogt met Itsme of eID, krijgt de onderneming een overzicht van alle verkeersovertredingen en kan zij eveneens nagaan voor welke overtredingen de identificatie van de bestuurder nog niet is ontvangen. Voor minder digitale ondernemingen staat het contactcenter ter beschikking voor hulp.
Ondernemingen hebben altijd de mogelijkheid om de identificatie digitaal of via papieren betwisting door te geven. De gebruiksvriendelijkheid is er door de verschillende betaalmogelijkheden en ook door de verschillende mogelijkheden tot identificatie. Er moet dus niet worden afgeprint en verstuurd met de post. Voor grote ondernemingen met uitgebreide wagenparken is er een volledige automatische oplossing uitgewerkt met de koepelfederatie Renta.
Crossborder stelt vast dat de identificatiegraad intussen sterk aan het stijgen is, namelijk van 33 % naar 75 %. We kunnen dus stellen dat er een serieuze gedragswijziging is ontstaan bij de ondernemingen in kwestie. De aanpak werkt.
Weet dat Justitie volgend jaar naar een volgende fase gaat, met name de automatische aanpak van de 67ter-inbreuken. Dat wil zeggen dat ondernemingen dan per inbreuk bij niet-identificatie een voorstel voor minnelijke schikking zullen krijgen. Daarom kan ik alleen maar herhalen dat iedereen zich best identificeert. Als een onderneming een verkeersboete krijgt, moet men niet alleen de verkeersboete betalen, maar ook de bestuurder identificeren. Alleen zo vermijdt men een extra boete.
Die extra boete kan ook nu al worden vermeden. Bedrijven kunnen nu de bestuurders identificeren voor alle verkeersboetes die zij het voorbije jaar hebben ontvangen. Als een bedrijf de bestuurders onmiddellijk identificeert, dan volgt er geen extra boete.
04.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Voor alle duidelijkheid, ik steun u volledig in uw strijd om veelplegers kordaat aan te pakken. Daarover mag geen misverstand bestaan.
Ik ben blij met de duidelijke gedragswijziging, zoals blijkt uit de cijfers van het aantal rechtspersonen dat chauffeurs identificeert. Op inbreuken ter zake staat een geldboete van 509 euro. Als zij die ook niet betalen, dan moeten zij, althans in Antwerpen, na een aanmaning voor de politierechtbank komen en de veroordelingen zijn er, los van de zware gerechtskosten, niet min.
Het staat wel vast dat de brieven vroeger toch niet heel duidelijk waren – men moest een bijlage invullen – in tegenstelling tot de boetebrieven van vandaag. Daar staat het in het vet op dat men de chauffeur moet identificeren. De verantwoordelijke van de rechtspersoon kan niet meer zeggen dat hij het niet wist. Het probleem zal nu worden opgelost.
Ik heb begrepen dat er een boete van 509 euro wordt opgelegd voor alle eventueel nog openstaande overtredingen. Met de gewijzigde boetebrief is er ook geen excuus meer om die niet te betalen.
L'incident est clos.
05 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De opstand van donderdag 13 oktober jl. in de gevangenis van Vorst" (55031204C)
05 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'émeute du jeudi 13 octobre à la prison de Forest" (55031204C)
05.01 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar de ingediende vraag.
Donderdag 13 oktober jl. was er een
opstand in de gevangenis van Vorst na een moeilijk overleg met de nieuwe
directeur van de gevangenis van Haren, waar de gevangenen van Vorst en
Sint-Gillis op termijn in principe overgebracht zullen worden. De gedetineerden
vragen blijkbaar al weken om meer uitleg hoe de verhuizing precies zal verlopen
en hekelen het gebrek aan informatie. Na het overleg ontstond de oproer in
meerdere vleugels. Er werd met van alles gegooid en sommige gedetineerden
brachten vernielingen aan. Een vijftigtal weigerde na de wandeling naar binnen
te gaan en sommigen kropen op het dak. Daar hebben ze toegang toe omdat de
tralies achteraan een gevangenisvleugel los is. Ook de elektriciteit werd
onklaar gemaakt.
Kan de minister meer toelichting geven
betreffende deze opstand?
Werden er cipiers gewond tijdens deze
opstand?
Wat is de omvang van de materiële schade
die werd aangebracht? Op welke wijze kon de elektriciteit onklaar worden
gemaakt?
Werden er maatregelen genomen tegen de
gedetineerden die hiervoor verantwoordelijk zijn en zo ja, welke? Zullen zij de
schade moeten vergoeden?
Klopt het dat de tralies achteraan een gevangenisvleugel los is? Zo ja, hoe lang reeds en zal dit bij hoogdringendheid worden hersteld?
05.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, ik zal eerst antwoorden op uw eerste en tweede vraag. De gedetineerden van vleugel B op de site in Vorst hebben twee weken geleden geweigerd om naar hun cellen terug te keren. De aanleiding was hun ongenoegen over de nakende overbrenging naar de gevangenis van Haren. Zij waren van mening dat ze onvoldoende snel informatie kregen over een aantal aspecten van het dagelijkse regime in Haren. De informatiesessies die georganiseerd werden, hebben blijkbaar een ontoereikend antwoord geboden om hun ongenoegen weg te nemen. De beambten hebben de vleugel kunnen verlaten, waardoor er geen gewonden zijn gevallen.
Wat uw derde vraag betreft, hebben de gedetineerden de installaties in de vleugel en in het bijzonder in de gemeenschappelijke delen vernietigd. Er werden kabels en buizen uitgetrokken en tegels verbrijzeld. Dat heeft een elektriciteitspanne veroorzaakt, die op haar beurt geleid heeft tot een lagere zichtbaarheid in de vleugel. De douches zijn ook onbruikbaar gemaakt. De gedetineerden hebben een raam aan het einde van de vleugel gebroken en zijn via die weg op een klein dakje geraakt dat in verbinding staat met de vleugel. Dat was echter niet het dak van het gevangenisgebouw zelf.
Ik zal nu antwoorden op uw vierde vraag. Gezien de complexiteit van de situatie tijdens de opstand is het niet mogelijk om met zekerheid alle gedetineerden die deelgenomen hebben aan de opstand en de verantwoordelijken voor de vernieling te identificeren. Er werden 50 gedetineerden uit Vorst getransfereerd naar andere gevangenissen en er zijn deze week nog meer transfers ingepland.
Tot slot antwoord ik op uw vijfde en laatste vraag. Het klopt dat het traliewerk werd beschadigd. De verouderde infrastructuur is hierin een element en de reden waarom het gebouw na de inhuizing definitief wordt gesloten. De medewerkers van de Regie der Gebouwen zijn ter plaatse geweest na de opstand en hebben een probleem met de stabiliteit vastgesteld in het tweede gedeelte van de vleugel. Dat gedeelte zal dus gesloten blijven tot de inhuizing in Haren.
05.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik heb op één vraag geen antwoord gekregen, namelijk of de gedetineerden die verantwoordelijk zijn voor de schade die ook zullen moeten vergoeden.
Ik heb wel nog een andere bedenking. De rellen zijn blijkbaar ontstaan omdat de gedetineerden vonden – of dat correct is of niet laat ik in het midden – dat de directeur van de gevangenis van Haren onvoldoende zou hebben geantwoord op hun vragen. Ik ben bezorgd en hoop dat dit geen gevolgen zal hebben voor het toekomstige functioneren van de directeur van Haren voor de gedetineerden die op dit ogenblik nog in Vorst verblijven, maar later zullen worden overgeplaatst.
Het incident is gesloten.
06 Question de Laurence Zanchetta à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'arriéré judiciaire au tribunal de la famille" (55031316C)
06 Vraag van Laurence Zanchetta aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De gerechtelijke achterstand bij de familierechtbank" (55031316C)
06.01 Laurence Zanchetta (PS): Madame la présidente, Monsieur le ministre, le problème de l'arriéré judiciaire dans nos tribunaux est toujours d'actualité.
Aujourd'hui, c'est la situation du tribunal de la famille qui est particulièrement critique sur ce point. En effet, en 2020, plus de 64 000 nouvelles affaires y ont été introduites pour un peu plus de 55 000 affaires clôturées. Cet arriéré crée des "drames familiaux" puisque des parents séparés doivent parfois attendre plusieurs années avant de régler la garde de leurs enfants, obtenir ou adapter une contribution alimentaire.
La situation est à ce point préoccupante qu'avec des avocats de victimes de cet arriéré ainsi que des victimes de celui-ci, la Ligue des familles a décidé d'intenter une action en responsabilité contre l'État belge devant le tribunal francophone de première instance. Cette action montre qu'au-delà des dossiers, c'est aussi la confiance dans une justice efficace qui s'effrite.
Monsieur le ministre, quelles pistes de solutions envisagez-vous pour offrir aux justiciables un accès à une justice qui respecte l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme (CEDH) et son obligation de traiter les dossiers dans un délai raisonnable?
À plusieurs reprises vous avez indiqué votre souhait de remplir les cadres de magistrats via des recrutements. Pouvez-vous me dire ce qu'il en est, aujourd'hui? Pensez-vous que ces recrutements permettront de remplir le cadre de magistrats du tribunal de la famille? Qu'en est-il actuellement des autres fonctions connexes comme les greffiers? Ceux-ci sont-ils suffisamment nombreux pour assumer la charge de travail inhérente à cet arriéré? Pensez-vous que nous serons en mesure, à bref délai, de revenir à une situation plus raisonnable en matière d'arriéré?
06.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, chère collègue, vous savez que j'attache une grande importance à la bonne administration de la justice. Ce n'est pas pour rien que ma devise est d'essayer de rendre celle-ci plus humaine, plus rapide et plus ferme. Les citoyens qui ont recours aux tribunaux de la famille devraient également recevoir une réponse humaine et rapide.
La compétence des tribunaux de première instance en matière d'affaires familiales a été fortement élargie en 2013, sans cadre supplémentaire ni recrutement de magistrats ou de membres du personnel judiciaire. Cette charge de travail supplémentaire exerce une pression sur le fonctionnement des tribunaux de première instance.
Comme je l'ai expliqué à l'occasion de questions précédentes, c'est le chef de corps du tribunal de première instance qui est responsable de l'organisation du corps et qui détermine le nombre de magistrats qui siègent dans les chambres de la famille. Il n'existe pas de cadre distinct pour ces chambres.
Les chambres de la famille font partie des tribunaux de première instance. Nous les renforçons. En 2021, le renforcement des tribunaux de première instance a été effectué avec le recrutement de 24 juges, 24 greffiers et 24 assistants, en priorité pour les tribunaux de la famille et d'autres chambres. Il est également prévu de recruter 49 magistrats dans les tribunaux de première instance ainsi que 49 greffiers et 49 assistants pour 2023 et 2024. Cela permettra de remplir l'ensemble du cadre juridique prévu pour les tribunaux de première instance.
Avec les cadres flexibles que nous mettons en place – le projet de loi sera soumis au Parlement prochainement – le Collège des cours et tribunaux peut répartir ces recrutements supplémentaires entre les tribunaux qui, selon la mesure de la charge de travail, en ont le plus besoin.
Nous prévoyons également un renforcement supplémentaire du personnel judiciaire, à savoir 52 personnes en 2023 et 46 personnes en 2024. Cela a été approuvé dans la confection du budget pour 2023.
Enfin, comme vous le savez, la loi du 30 juillet 2013 portant création du tribunal de la famille et de la jeunesse a prévu une évaluation. Cette évaluation est actuellement en cours. Elle a été attribuée à la VUB/ULB. L'équipe de recherche a commencé son travail en janvier 2022. En principe, le rapport sera transmis à la Chambre des représentants avant le 30 septembre 2023.
06.03 Laurence Zanchetta (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces réponses. Nous serons toujours attentifs à ces problèmes qui nous sont régulièrement relayés, notamment par la Ligue des familles. Même s'il est vrai que cet arriéré ne concerne pas uniquement ce tribunal, il peut en tout cas poser question, et il a de graves conséquences sur des personnes qui sont notamment en instance de divorce.
L'incident est clos.
07 Vraag van Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De stand van zaken van de detentiehuizen en de overbevolkte gevangenissen" (55031371C)
07 Question de Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le point sur les maisons de détention et la surpopulation carcérale" (55031371C)
07.01 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, de rust in
onze gevangenissen lijkt maar niet weer te keren. De voorbije dagen en weken
waren er verschillende incidenten.
Denk maar aan de opstand van
gedetineerden in Vorst, de elektriciteitspanne in Brugge, een gevangene die op
het dak kruipt, massa's gedetineerden die op de grond slapen en de structurele
overbevolkingsproblematiek, voornamelijk in de Vlaamse gevangenissen dan, met
Antwerpen als trieste koploper.
De oorzaken van de onrust in de
gevangenissen, zowel bij gedetineerden als penitentiair beambten zijn
duidelijk. Een totaal verouderde infrastructuur, een groot tekort aan
capaciteit en een structureel personeelstekort.
De voorbije jaren legde u bijna al uw
eieren bij de 15 nieuwe detentiehuizen. Een nieuwe vorm van detentie die ook de
capaciteit gevoelig zou moeten uitbreiden en dus een oplossing zou worden voor
de uitpuilende gevangenissen. Alleen blijkt dat nog steeds niet van een leien
dakje te lopen.
Over de toestand in onze gevangenissen
heb ik dan ook volgende vragen:
Hoeveel detentiehuizen zijn er vandaag
reeds geopend? Welke zijn dit en wat is de huidige capaciteit? Zijn alle
plaatsen ingevuld?
Welke detentiehuizen zijn gepland om de
komende maanden nog te openen? Welke capaciteit zullen deze voorzien? Is er
reeds personeel aangeworven om tewerkgesteld te worden in deze detentiehuizen?
Worden alle betrokken diensten, zoals de
CAW's en de justitiehuizen in het overleg over de opstart meegenomen?
Neemt u nog maatregelen op korte termijn
om de overbevolking aan te pakken?
Overweegt u bij een herevaluatie van het
Masterplan Gevangenissen om extra bijkomende gevangeniscapaciteit bij te
bouwen?
07.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw De Wit, het detentiehuis in Kortrijk werd intussen geopend en bevat 57 plaatsen. Het volgende detentiehuis dat er komt is Berkendael, na de inhuizing in Haren van de gedetineerden uit Berkendael op 7 en 8 november. De site zal dan omgevormd worden tot een detentiehuis. Ook daar zijn 60 plaatsen gepland. Voor andere sites lopen op verschillende locaties onderzoeken en gesprekken.
Er is zeker overleg met de diensten die onder het gezag vallen van de gefedereerde entiteiten, alsook met de steden en gemeenten waar de detentiehuizen zich bevinden, zoals dat nu het geval is in Kortrijk. Ook voor Berkendael is de opstart van de overlegstructuur in voorbereiding.
De uitvoering van korte straffen zal worden opgevangen door de plaatsen in de detentiehuizen. De capaciteit van de transitiehuizen wordt uitgebreid tot 100 plaatsen. De opening van de nieuwe gevangenissen te Dendermonde en te Haren staat dit jaar en volgend jaar op de agenda. Die van Haren is volop bezig. De sites van Sint-Gillis en oud-Dendermonde zullen tijdelijk en gedeeltelijk behouden blijven. Voor het overige zijn de projecten uit het masterplan in uitvoering. De nieuwe gevangenissen van Antwerpen, Vresse en Leopoldsburg en de andere projecten in het masterplan zullen eveneens worden uitgevoerd.
07.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, er is natuurlijk een verschil tussen de capaciteit en de invulling ervan. U zei in hoeveel plaatsen er is voorzien, maar hebt niet geantwoord op de vraag hoeveel plaatsen er echt zijn ingevuld. In Kortrijk zijn er iets meer dan 50 plaatsen. Ik sprak vorige week nog mensen over de detentiehuizen en de mogelijkheden ervan. Men vertelde mij dat er vandaag in Kortrijk slechts vijf plaatsen zijn ingevuld. Meer mensen zitten daar niet. Wij hebben gisteren nog een hoorzitting gehad over de toestand en overbevolking in de gevangenissen. Er is een duidelijk verschil tussen de capaciteit en de werkelijke invulling.
Mijn laatste vraag ging over eventuele bijkomende capaciteit. U verwees naar Antwerpen. Die gevangenis zal uiteindelijk niet meer plaatsen hebben dan er vandaag theoretisch zijn. In de praktijk zijn het er veel meer en worden er steeds maar bijgemaakt in Antwerpen. Ik heb begrepen dat wij daarover een hoorzitting of gedachtewisseling zullen hebben in de loop van december. Dat thema zal daar zeker aan bod komen, mijnheer de minister.
L'incident est clos.
08 Vraag van Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De uitvoering van korte straffen sinds 1 september" (55031372C)
08 Question de Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'exécution des courtes peines depuis le 1er septembre" (55031372C)
08.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, sinds 1 september zouden de
korte gevangenisstraffen, of toch een beperkt deeltje ervan, uitgevoerd moeten
worden.
Dat dat geen evidente oefening wordt,
staat in de sterren geschreven. We kampen immers met een structureel
capaciteitstekort in onze gevangenissen en oplossingen daarvoor blijven uit of
lopen vertraging op. Tel daarbij de achterstand in de strafuitvoering, die
exponentieel groeide ten gevolge van een reeks coronamaatregelen, en je komt
tot de situatie waarin we vandaag zitten. Gevangenissen die zo vol zitten, dat
het noch voor de penitentiair beambten, noch voor de gedetineerden, een veilige
omgeving is.
Maar goed. De straffen tussen 2 en
3 jaar zouden sinds een kleine 2 maanden uitgevoerd moeten worden, of
althans behandeld worden door een alleenzetelende strafuitvoeringsrechter i.p.v.,
zoals voorheen, door het Gevangeniswezen.
Ik heb hierover volgende vragen:
Zijn er reeds zaken behandeld door de
strafuitvoeringsrechter waarbij het ging om de uitvoering van een
gevangenisstraf tussen 2 en 3 jaar?
Zo ja, over hoeveel zaken spreken we dan?
Hoeveel extra magistraten en ander
personeel is er aangeworven op de strafuitvoeringsrechtbanken?
Hoeveel gevangenen zitten er momenteel in
de gevangenis, ten gevolge van de inwerkingtreding van de wet op 1 september?
08.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw De Wit, wat uw eerste en tweede vraag betreft, de wet trad in werking op 1 september 2022 en is enkel van toepassing op uitspraken na die datum. De strafuitvoering kan pas in werking treden nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is getreden. Niet-gedetineerden die werden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee tot drie jaar moeten eerst een gevangenisbrief krijgen. Die dossiers dienen dus eerst door de rechtbanken en de parketten te worden verwerkt.
Wat uw derde vraag betreft, in het kader van de uitvoering van de straffen tot drie jaar werd in totaal in 24 extra plaatsen voor magistraten voorzien voor de strafuitvoeringsrechtbanken: 12 rechters en 12 substituten. Daarvan zijn intussen 11 plaatsen van rechter en 10 plaatsen van substituut ingevuld. Voor de toewijzing van de resterende plaatsen werden in eerste instantie onvoldoende kandidaturen ontvangen, waardoor zij dienen te worden geherpubliceerd. Dat gebeurde op 30 september.
Wat het gerechtspersoneel betreft, werden 6 griffiers benoemd en zijn 6 selecties lopend. Daarnaast zijn 9 assistenten benoemd bij de griffie, zijn er 3 selecties lopend en zijn er 6 assistenten benoemd bij de parketmagistraten.
Wat uw laatste vraag betreft, zijn er op datum van 18 oktober in totaal 8 gedetineerden aanwezig waarop de Wet Externe Rechtspositie (WERP) voor straffen tussen twee en drie jaar van toepassing is en niet langer de ministeriële omzendbrief.
08.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, mijn vraag kwam blijkbaar nog wat te vroeg, hoewel wij gisteren hebben gehoord dat de wet wel degelijk een gevolg zou hebben op de praktijk. Dat zal waarschijnlijk een verwacht gevolg zijn voor de toestand in de gevangenissen. Wij volgen het alleszins verder op.
L'incident est clos.
09 Vraag van Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Kinderporno in de gevangenis" (55031373C)
09 Question de Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La pédopornographie en prison" (55031373C)
09.01 Sophie De Wit (N-VA): Een pedofiel, die al een gevangenisstraf van 10 jaar
uitzat, blijkt nu in de gevangenis zelf ook nog naar websites met kinderporno
gesurft te zijn.
De man verkrachtte in 2018 en 2019 maar
liefst 7 kinderen tussen de 3 en de 7 jaar. Hij had hiervoor een
profiel aangemaakt op een app waar ouders een babysit kunnen zoeken voor hun
kroost.
De veroordeelde pedofiel had blijkbaar
toegang tot een laptop in een aparte ruimte, in functie van zijn opleiding
businessmanagement die hij volgde vanuit de gevangenis.
Een opmerkzame begeleider merkte in april
dat er iets mis was, maar achteraf vond men niets in de zoekgeschiedenis. Een
week nadien konden ze hem dan toch betrappen op zoektermen als “Sex with a
Child" of “Children having seks".
Ik heb hierover volgende vragen:
1. Kreeg de man in de gevangenis
begeleiding om recidive te vermijden? Zo ja, wat hield deze begeleiding in?
2. Zijn er dan geen
beveiligingsmaatregelen in de gevangenis die het onmogelijk maken dat illegale
sites bezocht worden? Het kan toch niet dat gedetineerden zomaar naar eender
welke site kunnen surfen?
3. Plant u hieromtrent een initiatief om
dergelijke zaken naar de toekomst toe te vermijden?
09.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw De Wit, wat uw eerste vraag betreft, begrijpt u dat ik de gegevens uit het individueel dossier niet kan delen.
Ik kan u wel meedelen wat de gebruikelijke procedure is in dergelijke gevallen. De psychosociale dienst is bij wet verplicht om voor gedetineerden veroordeeld wegens seksuele misdrijven een gespecialiseerd advies te laten opstellen door geaccrediteerde psychologen. Zij analyseren in welke mate het opportuun en noodzakelijk is om een gespecialiseerde begeleiding te volgen. Die begeleidingen houden in dat er tijdens de detentie pretherapeutisch gewerkt wordt, waarbij er aan inzicht in de eigen problematiek gewerkt wordt en waarbij gedetineerden voorbereid worden op de eigenlijke therapie. Wanneer die gedetineerden strafuitvoeringsmodaliteiten aanvragen, zal eveneens onderzocht worden hoe die zich verhouden tot de te volgen opgelegde begeleiding. De strafuitvoeringsrechtbank houdt met die elementen ook rekening in de besluitvorming voor de toekenning van de modaliteiten. Gedetineerden kunnen tijdens hun detentie diverse initiatieven nemen om hun re-integratie voor te bereiden, maar de effectieve toekenning van de modaliteiten zal in grote mate bepaald worden door het volgen van de verplichte begeleiding indien dat effectief opgelegd wordt. Zowel pretherapie in de gevangenis als behandeling buiten de gevangenis zijn uiteraard afhankelijk van het aanbod. Daarin wordt voorzien door Volksgezondheid of Welzijn, naargelang het geval.
In verband met uw tweede vraag, hebben gevangenen over het algemeen geen toegang tot het internet. De pc's die aan gevangenen worden verhuurd voor gebruik in een cel, bieden dus geen toegang tot het internet. Ook wanneer er zich in de gevangenisbibliotheek pc's bevinden, is internettoegang niet mogelijk of wordt die onder toezicht verstrekt. Voor sommige opleidingen die door de gemeenschappen worden aangeboden, is internettoegang noodzakelijk in het kader van de opleiding zelf, bijvoorbeeld voor onlineoefeningen. Die toegang kadert in het pakket van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden waarvoor de gefedereerde entiteiten bevoegd zijn. Elke opleiding wordt gevolgd binnen het leerloopbaanplan van de gedetineerde, met als doel voor hem een job te vinden die aansluit bij de opleiding. De keuze van de opleiding gebeurt altijd in samenspraak met de psychosociale dienst, de onderwijscoördinator en de leerloopbaanbegeleider en sluit aan bij het reclasseringstraject van de gedetineerde. In dergelijke gevallen gebeurt de toegang tot het internet onder rechtstreeks toezicht. Doordat het personeel alert was tijdens de opdrachten door observatie en verdacht gedrag signaleerde, kon het misbruik effectief worden vastgesteld. De feiten werden gemeld aan het parket en de zaak wordt behandeld door de correctionele rechtbank.
Voor uw derde vraag zal de beveiliging van het internetgebruik met de installatie van het nieuw digitaal dienstenplatform structureel worden opgelost. Het platform zal immers niet alleen toegang bieden tot onlineopleidingen, maar ook softwaretools bevatten om de toegang tot illegale sites te blokkeren.
09.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Het lijkt mij essentieel dat iemand die in de gevangenis zit voor meerdere zedenfeiten, niet de kans krijgt om opnieuw naar een bepaalde content op zoek te gaan op het internet. Dat kunnen wij niet aanvaarden. Ik ben blij te horen dat er initiatieven worden genomen. Ik spreek mijn felicitaties uit ten aanzien van de medewerker die de feiten heeft opgemerkt. Ik hoop dat er niet meer gevangenen door de mazen van het net zijn geglipt, want het is duidelijk dat dergelijke feiten niet kunnen.
Het incident is gesloten.
- Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le rapport annuel 2021 du Conseil central de surveillance pénitentiaire" (55031357C)
- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Quelques recommandations générales du CCSP en matière de surveillance" (55031511C)
- Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het jaarverslag 2021 van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen" (55031357C)
- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Enkele algemene aanbevelingen van de CTRG op het vlak van toezicht" (55031511C)
10.01 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la présidente, Monsieur le ministre, comme chaque année, le Conseil central de surveillance pénitentiaire (CCSP) a publié, le 1er septembre dernier, son rapport dont les constats accablants sont toujours les mêmes: vétusté des installations sanitaires, douches détériorées, calcification des tuyaux, taches de rouille, chaudières dysfonctionnelles, alimentation électrique défaillante, manque global d'hygiène, nuisances olfactives, moisissures ou encore présence de nuisibles. Dans ce même rapport, le Conseil pointe le non-respect récurrent des normes d'hygiène et de santé, pourtant prévues par l'arrêté royal du 3 février 2019 qui demande l'élaboration d'un plan d'entretien pour chaque prison.
Le rapport pointe également l’exiguïté des cellules mais aussi le non-respect de la loi sur la détention préventive, la nécessité de mieux former les agents pénitentiaires. De nombreux problèmes concernent également la fouille au corps. Lors de la présentation de son rapport, hier, le CCSP nous a expliqué que vous contestiez sa compétence de surveillance sur les maisons de transition, ce qui m'a beaucoup interpellée.
Étant donné que ces questions sont spécifiques et ont suivi les auditions d'hier, je veillerai à vous adresser de nouvelles questions d'ici la rentrée pour ce qui concerne ces points particuliers. Je renvoie pour le reste aux questions telles que je vous les avais adressées.
Monsieur le ministre, quel suivi entendez-vous réserver aux recommandations du rapport du CCSP?
Confirmez-vous que chaque prison dispose bien d’un plan d’entretien? Comment celui-ci est-il élaboré et adopté? Y a-t-il un contrôle du respect des normes d’hygiène et de santé prévues par l’arrêté royal que je viens de citer? Par quelle entité? J'avais adressé ces questions au secrétaire d'État à la Régie des Bâtiments qui m'a renvoyée vers vous
Pouvez-vous me dire combien de cellules, réparties par prison, ne respectent pas les normes minimales prévues par la réglementation, comme le pointe le CCSP? Comment l'expliquez-vous? Quelles initiatives envisagez-vous de prendre pour remédier à cela et dans quel délai?
Enfin, l’on rapporte qu’un début de manifestation de détenus a eu lieu à Lantin pour demander notamment la dératisation des lieux. Ils auraient été sanctionnés purement et simplement. Le confirmez-vous? Pourquoi ont-ils été ainsi sanctionnés? N’estimez-vous pas que leurs revendications sont légitimes? Que comptez-vous faire pour dératiser les lieux en vue de garantir des conditions de détention dignes et humaines?
10.02 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.
De Centrale Toezichtraad voor het Gevangeniswezen
heeft in het Jaarverslag 2021 een aantal algemene aanbevelingen geformuleerd op
het vlak van toezicht.
De CTRG adviseert om systematisch de
penitentiaire statistieken op de website van de FOD Justitie te publiceren
evenals alle reglementeringen die van toepassing zijn op de gedetineerden in de
penitentiaire instellingen.
Ook adviseert de CTRG om in overleg met
de andere betrokken actoren alle vereiste maatregelen te nemen om een meer
doorgedreven toepassing van alternatieve straffen te stimuleren. Op dezelfde
manier stelt de CTRG moet er nagedacht worden over aanpassingen aan de
gevangenisstraf en moeten rechters en de procureurs worden gesensibiliseerd
over hun rol in de strijd tegen de overbevolking.
Wat is het standpunt van de minister
betreffende deze aanbevelingen op het vlak van toezicht? Zal u een initiatief
nemen om de penitentiaire statistieken evenals alle reglementeringen die van
toepassing zijn op de gedetineerden te publiceren op de website van de FOD
Justitie?
Deelt u het standpunt van de CTRG i.v.m.
een meer doorgedreven toepassing van alternatieve straffen met als doelstelling
de overbevolking in de gevangenissen tegen te gaan? Zo ja, gaat u ter zake
initiatieven nemen in het ontwerp van nieuw Strafwetboek?
Uit de praktijk blijkt dat rechters op
een verantwoorde en doordachte wijze straffen vorderen en uitspreken. Zij
moeten dit kunnen doen in volle onafhankelijkheid en zonder één of andere vorm
van sensibilisering door de minister. Deelt u de mening dat het een inbreuk is
op de scheiding der machten wanneer de uitvoerende macht de rechterlijke macht
zou gaan sensibiliseren in de strijd tegen de overbevolking, versta minder
gevangenisstraffen op te leggen?
10.03 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, Madame Rohonyi, comme vous le savez, il existe trois masterplans dans le cadre desquels il est question de s'engager dans des capacités de détention plus modernes et plus humaines. Cela comprend notamment un programme de rénovation. La mise en œuvre est en cours depuis de nombreuses années. Les preuves sont là. Un certain nombre d'établissements ont été partiellement rénovés ou améliorés. En ce qui concerne les établissements récents comme la prison de Haren, mais aussi les prisons de Marche-en-Famenne, de Beveren et de Leuze, les conditions matérielles de détention y sont parfaitement assurées.
En outre, la Régie des Bâtiments responsable des bâtiments fédéraux, y compris des prisons, dispose des listes d'investissements annuels ainsi que d'un plan pluriannuel. Il est ici question de tous les besoins et projets. Elle dispose également d'une liste d'entretiens sur laquelle figurent les travaux d'entretien traditionnels. Si vous souhaitez avoir des informations plus complètes, je vous invite à vous adresser à mon collègue en charge de la Régie des Bâtiments.
Le Service interne pour la protection et la prévention au travail a élaboré des dossiers permettant aux prisons de développer un plan local de propreté. Ce plan doit être adapté à l'état des bâtiments et à l'espace budgétaire. Nous essayons de travailler pour obtenir le meilleur résultat possible, en tenant compte des conditions préalables qui sont loin d'être optimales. Les plans sont également adaptés à l'évolution des circonstances. Ainsi, pendant la crise sanitaire, des instructions supplémentaires ont été données concernant l'entretien des locaux.
En ce qui concerne les cuisines, il existe des plans et des procédures qui, comme dans le monde extérieur, sont suivis et contrôlés par les services de l'AFSCA, conformément à la législation et à la réglementation en la matière.
En février 2019, un arrêté royal visant à imposer notamment des normes minimales pour les cellules a été adopté. Bien entendu, ces normes seront respectées dans tous les nouveaux projets de construction et de rénovation. Pour ce qui concerne les infrastructures existantes, un exercice interne approfondi a été réalisé par mes services afin de déterminer quels sont les ajustements nécessaires et où. Les listes ont déjà été transmises à la Régie des Bâtiments pour que celle-ci élabore des plans de rénovation. Je tiens à préciser que l'arrêté royal prévoit un délai de 20 ans, c'est-à-dire jusqu'en 2039, pour procéder à ces adaptations.
Il arrive régulièrement que des mouvements d'humeur de détenus amènent un refus de quitter le préau, à Lantin comme ailleurs. Ce type de mouvements constitue a minima un refus d'obtempérer aux injonctions et aux ordres du personnel de la prison. De tels comportements sont passibles de sanctions disciplinaires. Il n'existe aucun enregistrement des motifs invoqués pour ces refus de réintégrer la prison.
Cela étant, l'administration a interrogé la direction locale. Aucun mouvement de non-réintégration de la prison survenu à Lantin n'avait pour motif la dératisation de ladite prison. Toutefois, ce problème est bien connu. La direction de Lantin met tout en place pour l'éradiquer notamment via une collaboration contractuelle avec une société externe spécialisée dans ce domaine.
Mevrouw Dillen, in antwoord op uw eerste vraag over de aanbeveling op het vlak van de statistieken weet u dat ik niet moet worden overtuigd van de noodzaak om ze maximaal online te publiceren. Ik heb een aantal grote projecten op onlinevlak gelanceerd. De opvolger van het huidige SIDIS Suite, dus het dossierbeheersysteem, is gelanceerd. JUST/PRISON is de applicatie die het geheel van de strafuitvoering beheert en een essentiële schakel is in het geheel van de zogenaamde strafketen. Het gaat over het beheer van de gevangenissen, maar ook over alle gegevens gerelateerd aan de gedetineerden, persoonsgegevens, titels, detenties, strafberekening, detentieproject en dies meer.
Via een ander programma zullen de gedetineerden kunnen communiceren met onder meer de griffie, de directie en de psychosociale dienst met het oog op een betere en doeltreffendere invulling van een detentieplan. Ook activiteiten die de re-integratie ondersteunen, zoals opleidingen en sollicitaties, moeten via dat platform mogelijk worden. Een van de hoofddoelen van het programma is bovendien de digitale kloof met de samenleving buiten de gevangenis te vermijden en op die manier de re-integratie te bevorderen.
Bovendien is er het wetsontwerp tot oprichting van een centraal register van de beslissingen van de rechterlijke orde, dat begin oktober 2022 door het Parlement werd goedgekeurd en begin deze week werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De nadere uitwerking zal het komende jaar gebeuren.
Binnen de penitentiaire instellingen zijn wij ook volop bezig met de vervangingsoperatie van de verouderde pc's zodat ook de interne medewerkers met goed materiaal aan de slag kunnen gaan, zoals nu het geval is voor de magistratuur, waar wij 13.000 pc's hebben verdeeld.
De publicatie van gevangenisgegevens op de website van de FOD Justitie is inderdaad een van mijn doelstellingen. Mijn administratie werkt daaraan. U weet echter dat er bij alle projecten een prioriteit is. De publicatie van gevangenisgegevens is nog niet uitgevoerd.
Op uw tweede vraag kan ik antwoorden dat ik op dat punt, zoals u weet, al regelmatig heb aangedrongen op het gebruik van alternatieve maatregelen en op het feit dat de gevangenis meer dan ooit de ultieme remedie moet zijn. Dat standpunt zal zichtbaar worden in de hervorming van het Strafwetboek. Wij zullen binnenkort de gelegenheid hebben het te bespreken in de debatten die zullen volgen op de indiening van het ontwerp ter zake in het Parlement.
In antwoord op uw derde vraag kan ik meegeven dat de wijze waarop wordt omgegaan met burgers die de wet overtreden, een belangrijk maatschappelijk debat is. Inzichten en resultaten van wetenschappelijk evidencebased onderzoek vanuit de criminologie, de psychologie, de pedagogie, de preventie en de hulpverlening kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het debat over de effectiviteit en de zinvolheid of zinloosheid van een brede waaier aan maatregelen en straffen.
De gevangenisstraf is en moet de ultieme remedie blijven, zoals ik al heb aangegeven. In elk domein van onze samenleving moeten wij bovendien leren omgaan met de schaarste aan middelen, ook in het domein van Justitie. Het voeren van dat debat en het sensibiliseren van de maatschappij staan geenszins de onafhankelijkheid in het nemen van beslissingen in de weg.
10.04 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse complète, comme à l'accoutumée.
Je répliquerai en deux temps. Tout d'abord, en ce qui concerne la question générale de savoir quel suivi vous comptiez accorder au rapport du Conseil central, j'ai tenu à vous y confronter parce que les constats et demandes du Conseil doivent, à mon sens, absolument être pris en compte pour l'exécution des masterplans prison – les trois que vous avez cités – mais aussi pour les travaux qui n'y seraient pas intégrés, à savoir les rénovations urgentes ou la construction de nouvelles prisons non comprises dans les masterplans comme le projet d'une nouvelle prison à Mons. On sait que le gouvernement travaille sur cette question un peu à l'aveugle avec des partenariats publics/privés sans attendre les résultats de l'audit de la Cour des comptes. Il y a beaucoup de flou autour de ce qui est prévu pour ce type de travaux. Il en est de même en ce qui concerne l'impact qu'aura l'exécution des courtes peines qui gonflera la population carcérale davantage. Et il y a également un flou autour de votre réforme du Code pénal, réforme pour laquelle, je l'espère, le CCSP sera concerté. Je me devais d'attirer votre attention à ces égards.
Pour le reste, vous renvoyez au secrétaire d'État en charge de la Régie des Bâtiments. Je l'ai interrogé sur le même sujet la semaine dernière et, comme vous, il n'a fait que renvoyer à ce fameux arrêté royal de 2019 qui prévoit un délai d'exécution de 20 ans – 20 ans! – pour les travaux de rénovation. Cela signifie que nous devrons attendre 2039 pour mettre fin à l'ensemble des violations constatées aujourd'hui. C'est beaucoup trop long. Monsieur le ministre, pour des situations inhumaines telles que constatées aujourd'hui, il convient de mettre en œuvre des travaux en toute urgence. Cela ne peut attendre 2039!
Pour la question plus spécifique de Lantin, je vous remercie sincèrement d'avoir clarifié les raisons pour lesquelles les détenus ont dû être sanctionnés ainsi que d'avoir fait la part des choses entre leur comportement et la légitimité de leurs demandes. J'ose espérer que leurs demandes seront correctement suivies.
10.05 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw duidelijk antwoord op mijn eerste twee vragen.
Wat de derde vraag betreft, wil ik opnieuw beklemtonen dat uit de praktijk heel duidelijk blijkt dat strafrechters vandaag op een heel verantwoorde en doordachte wijze straffen vorderen en uitspraken doen. Het is niet aan de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen om erop aan te dringen dat de uitvoerende macht de rechterlijke macht sensibiliseert in de strijd tegen de overbevolking. Zo staat het in het verslag. Dat zou in de praktijk vertaald worden door minder gevangenisstraffen op te leggen.
We hebben gisteren een uitvoerige gedachtewisseling gehad met de verantwoordelijke personen van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen. Wij zullen daar binnenkort ook met u over in debat gaan. Gisteren kwam heel duidelijk tot uiting dat zij enkel kijken naar het aantal individuen in de gevangenis, zonder te kijken naar het achterliggende dossier. De dag van vandaag worden er al heel veel alternatieve straffen uitgesproken en is het al niet zo gemakkelijk om effectieve zware gevangenisstraffen te krijgen. De rechters doen dat heel doordacht.
Er moeten dus geen wijzigingen doorgevoerd worden aan de situatie zoals die vandaag is. We krijgen zeker nog de gelegenheid om daarover uitvoerig van gedachten te wisselen bij de bespreking van uw ontwerp van nieuw Strafwetboek.
L'incident est clos.
11 Vraag van Wouter Raskin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het Crossborder-systeem" (55031380C)
11 Question de Wouter Raskin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le système Crossborder" (55031380C)
11.01 Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de minister, in juli 2017 werd in ons land het Crossborder-project gelanceerd, een samenwerking tussen Justitie, politie en de FOD Mobiliteit, met het oog op een vereenvoudigd en geautomatiseerd beheer van verkeersboetes. Die automatisering was een grote stap vooruit, maar soms gaat het allemaal een beetje te automatisch. Doordat het systeem vandaag geen zicht heeft op recidive en eerdere veroordelingen, komt het voor dat een persoon de ene na de andere onmiddellijke inning krijgt.
Klopt het dat het Crossborder-systeem vandaag inderdaad geen zicht heeft op recidive? Zit er een oplossing in de pijplijn voor die tekortkoming? Zo ja, tegen wanneer zou die oplossing kunnen worden uitgerold?
11.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer Raskin, Crossborder heeft inderdaad gezorgd voor de digitalisering van het volledige proces. De verschillende stappen waarin geen politie of Justitie moet actie ondernemen, zijn geautomatiseerd, maar het systeem laat wel toe om een uniform strafrechtelijk beleid toe te passen.
Justitie heeft nog nooit zo'n volledig overzicht van de verkeersovertreders gehad als nu. Om recidive aan te pakken, is het nodig dat elke bestuurder in kaart wordt gebracht, zodat dit ook verder in de strafrechtelijke keten kan worden gebruikt.
Ik heb daarnet uitvoerig geantwoord op de vragen met betrekking tot de identificatie van bestuurders. Tot voor kort konden we er bij een bepaalde rechter in slagen om een derde van de bestuurders te identificeren en intussen is dat gestegen tot 75 %. Dat betekent dat we dankzij Crossborder wel degelijk meer identificaties kunnen doen en dus ook meer zicht hebben op mogelijke recidive.
Wat uw tweede en derde vraag betreft, is er momenteel een nieuwe toepassing in de maak bij het parket voor de verkeersveiligheid, het vijftiende parket dat in ons land werd opgericht. Zodra de procureur is benoemd, kan in overleg met het openbaar ministerie een verscherpt beleid inzake recidive worden gevoerd.
11.03 Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de minister, ik had bij uw vorige antwoord op de vraag over de identificatie van bestuurders inderdaad al een aantal concrete cijfers genoteerd. Het is belangrijk dat wij zicht blijven hebben op recidive om recidivisten uit het verkeer te halen. Zij komen de verkeersveiligheid immers geenszins ten goede.
L'incident est clos.
- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De uitspraak van het Grondwettelijk Hof over de euthanasiewet" (55031382C)
- Karin Jiroflée aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het arrest van het Grondwettelijk Hof over de euthanasiewet" (55031540C)
- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'arrêt de la Cour constitutionnelle sur la loi relative à l'euthanasie" (55031382C)
- Karin Jiroflée à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L’arrêt de la Cour constitutionnelle concernant la loi sur l’euthanasie" (55031540C)
12.01 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Het Grondwettelijk Hof heeft een
opmerkelijke uitspraak gedaan over de euthanasiewet. In dit arrest wordt
gesteld dat artsen alle voorwaarden van de wet moeten naleven en dat zogenoemde
randvoorwaarden voor de procedure even belangrijk zijn als de grondvoorwaarden
voor de patiënt en zijn of haar aandoening. Artsen die een procedurefout maken
kunnen dus worden veroordeeld en bestraft voor gifmoord. Maar, zo stelt het
Grondwettelijk Hof, het is niet correct om een arts voor de kwalificatie gifmoord te veroordelen als hij alleen een
procedurefout zou hebben gemaakt. Dat
moet daarentegen wel kunnen als artsen een grondvoorwaarde zouden schenden. Dat
de euthanasiewet geen onderscheid maakt tussen deze twee soorten voorwaarden,
noemt het Grondwettelijk Hof ongrondwettig.
Wat is het standpunt van de minister
betreffende deze opmerkelijke uitspraak over de euthanasiewet door het
Grondwettelijk Hof?
Gaat de minister een initiatief nemen om
in de euthanasiewet een onderscheid in te bouwen tussen de zogenoemde randvoorwaarden voor de procedure en de
grondvoorwaarden voor de patiënt en zijn/haar aandoening? Of met andere
woorden, gaat de minister een initiatief nemen om de euthanasiewet te wijzigen
zodat een arts niet langer voor gifmoord kan worden veroordeeld wanneer hij
alleen een procedurefout maakt, wat wel nog moet kunnen als de arts een
grondvoorwaarde zou schenden?
12.02 Karin Jiroflée (Vooruit): Mijnheer de minister, ik wil het probleem toch even schetsen. In de week van 17 oktober heeft het Grondwettelijk Hof een arrest geveld over de euthanasiewet. Het hof stelt dat er een probleem is met de huidige euthanasiewetgeving, doordat elke overtreding, zelfs een heel kleine, formalistische zoals de laattijdige indiening van een formulier, aanleiding geeft tot toepassing van de bepalingen uit het Strafwetboek, met name de bepalingen met betrekking tot gifmoord. Dat is disproportioneel en in strijd met het gelijkheidsbeginsel: ongelijke situaties worden gelijk behandeld en ze worden allemaal gelijkgesteld met gifmoord. Het hof oordeelt dat de wetgever die ongrondwettigheid moet rechtzetten.
Mijnheer de minister, ik hoorde u vorige zondag, 23 oktober, in De Zevende Dag zeggen dat u een aanpassing van de euthanasiewet met het Parlement zou bekijken. Wat bedoelt u daar juist mee? Dient u een ontwerp in? Wat zult u dan juist aanpassen? Of rekent u op de parlementsleden voor een wetsvoorstel?
12.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, collega's, het Grondwettelijk Hof heeft inderdaad beslist dat de regeling van de voorwaarden voor euthanasie moet worden herbekeken. Eenvoudig gesteld zijn er verschillende wettelijke voorwaarden waaraan moet worden voldaan om over te kunnen gaan tot euthanasie. Sommige zijn fundamenteel van aard, andere veeleer administratief. Het spreekt voor zich dat er anders moet worden omgegaan met euthanasie waarbij niet aan de voorwaarde van ondraaglijk, uitzichtloos lijden is voldaan, dan wanneer een formulier te laat is bezorgd.
Het Grondwettelijk Hof heeft nu gevraagd om dat onderscheid duidelijk te maken in de wet. Dat moet ook gebeuren. Als minister van Justitie moet en wil ik de uitspraken van het Grondwettelijk Hof gerespecteerd zien. Het gevolg is dat de euthanasiewet op dat punt moet worden verduidelijkt, in het belang van artsen en patiënten. Het kan niet zijn dat een arts op basis van administratieve fouten strafrechtelijk kan worden vervolgd voor gifmoord. Dat zorgt voor heel wat onduidelijkheid op het terrein en, erger nog, voor terughoudendheid bij artsen om een patiënt die euthanasie vraagt, bij te staan. Dat kan absoluut niet de bedoeling zijn. Daarom wil ik samen met de commissie voor Justitie bekijken hoe we de wet kunnen aanpassen. Dat kan via een wetsvoorstel of een wetsontwerp. Ik schik mij daarvoor naar de wensen van de commissie.
12.04 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, u vindt het niet aanvaardbaar dat een arts strafrechtelijk zou worden vervolgd wegens administratieve fouten. Het gaat hier inderdaad niet over grondvoorwaarden. Op het terrein leidt de huidige situatie tot onduidelijkheid. Het is de plicht van het Parlement om die ongrondwettelijkheid weg te werken en de regeling van de voorwaarden te herbekijken.
U moet dus zo spoedig mogelijk – ik dring daarop aan – trachten naar het Parlement te komen om de randvoorwaarden te herbekijken en een duidelijk onderscheid te maken in de euthanasiewetgeving. Ik heb de moeite gedaan om die wetgeving eens onder de loep te nemen en ik denk dat dat geen aanleiding zal geven tot heel grote debatten en heel zware ingrepen in de euthanasiewet. Ik durf er dus op aandringen dat dat zo spoedig mogelijk gebeurt.
12.05 Karin Jiroflée (Vooruit): Mijnheer de minister, uiteraard heeft het Grondwettelijk Hof gelijk. U verwijst naar de eventuele terughoudendheid bij artsen. Dat baart ons ook zorgen, want de situatie schaadt natuurlijk de patiënten, die het recht hebben om een beroep te doen op de euthanasiewetgeving. Ik hoop dat dat met een kleine ingreep snel kan worden rechtgezet.
L'incident est clos.
13 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De veroordeling van de Belgische Staat wegens discriminatie van een gedetineerde" (55031379C)
13 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La condamnation de l'État belge pour discrimination envers un détenu" (55031379C)
13.01 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, uit de media
hebben we vernomen dat de Belgische Staat door de rechtbank van Namen schuldig
zou zijn bevonden in het dossier van een dove gedetineerde uit de gevangenis van
Andenne. Deze gedetineerde had het gebrek aan een gebarentolk aangeklaagd. Zo
werd onder meer een uitgaansvergunning geannuleerd door de afwezigheid van een
tolk tijdens een voorafgaand gesprek.
De rechtbank zou hebben geoordeeld dat
dit ongemak, onbegrip en morele lijden in deze zaak onbetwistbaar vaststaat en
zou volgens de media de Staat hebben veroordeeld tot het betalen van een
schadevergoeding van 2600,00 euro voor discriminatie van deze
gedetineerde.
Klopt deze berichtgeving? Kan de minister
meer toelichting geven over dit dossier?
Wat is het standpunt van de regering? Zal
de regering berusten in dit vonnis of wordt er hoger beroep aangetekend?
Zijn er nog dossiers waarin de Belgische
Staat sinds de aanvang van deze legislatuur werd veroordeeld wegens
discriminatie van een gedetineerde? Zo ja, graag een volledig overzicht en de
bedragen van de schadevergoedingen die er dienden te worden betaald.
13.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, de Belgische Staat werd op 19 oktober 2022, recent dus, veroordeeld door de rechtbank van eerste aanleg te Namen. Een gedetineerde die sinds zijn geboorte doofstom is en sinds 23 december 2019 in de gevangenis van Andenne verbleef, werd een aantal keer gezien en gehoord door de gevangenisdirectie en de psychosociale dienst zonder de aanwezigheid van een gebarentolk. Vanaf juni 2020 werd er wel regelmatig een beroep gedaan op een tolk, voor zover die beschikbaar was. De gedetineerde zelf bevestigde dat hij sindsdien voor alle belangrijke gesprekken in het kader van de behandeling van zijn zaak werd bijgestaan door een tolk.
De rechtbank was van oordeel dat de Belgische Staat op grond van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek gedurende de periode van 23 december 2019 tot juni 2020 een fout heeft begaan door niet te voorzien in de nodige redelijke aanpassingen. De morele schade daarvoor wordt begroot op een totaal van 2.600 euro. De Belgische Staat zal geen beroep aantekenen tegen dit vonnis.
Er zijn sinds de aanvang van deze legislatuur geen andere dossiers bekend waarin de Belgische Staat werd veroordeeld wegens discriminatie van een gedetineerde.
13.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, wij weten allemaal dat de problematiek van de afwezigheid van een gebarentolk vaak leidt tot ernstige problemen. Ik durf erop aandringen dat er extra inspanningen gebeuren. Voor de persoon in kwestie kan dat absoluut niet aangenaam geweest zijn. Hier werd immers een uitgaansvergunning geannuleerd door de afwezigheid van een tolk.
Ik noteer dat u geen beroep aantekent in dit dossier. Ik weet niet wat de motieven daarvoor zijn. Misschien zullen de advocatenkosten voor de Belgische Staat niet opwegen tegen de veroordeling. Misschien hebt u andere motieven, dan hoor ik die graag.
L'incident est clos.
De voorzitter: De vragen nrs. 55031460C en 55031491C van mevrouw Bury worden per haar verzoek uitgesteld.
14 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het proces over de terreuraanslagen en de ondersteuning van de bureaus voor juridische bijstand" (55031501C)
14 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le procès des attentats terroristes et le soutien des bureaux d'aide juridique" (55031501C)
14.01 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik verwijs naar de ingediende vraag.
Het Bureau voor Juridische Bijstand van
Brussel is in onderhandeling met de FOD Justitie over het nodige bijkomende
budget voor het terreurproces naar aanleiding van de aanslagen in Brussel en
Zaventem.
Voor de verdediging van de daders zou er
blijkbaar geen probleem zijn, maar voor de verdediging van de burgerlijke
partijen is het blijkbaar niet duidelijk.
1. Kan de minister meer toelichting geven?
Op welke wijze worden de Bureaus voor Juridische Bijstand extra en bijkomend
ondersteund voor dit proces? Welke bijkomende middelen worden er ter
beschikking gesteld aan de BJB's?
2. Zijn er voldoende garanties dat ook de
slachtoffers beroep kunnen doen op de bijstand van een pro deo advocaat via het
Bureau voor Juridische Bijstand wanneer ze beantwoorden aan de voorwaarden?
Worden er hiervoor bijkomende budgetten voorzien?
3. Heeft de minister een zicht op het
aantal advocaten die in het kader van dit proces een aanvraag doen bij een
Bureau voor Juridische Bijstand?
14.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, u weet dat het proces zal worden voortgezet op 30 november. U weet eveneens dat ik mij over dat groot proces zeer terughoudend moet opstellen. Ik wil het correcte verloop van die belangrijke rechtszaak op geen enkele wijze in het gedrang brengen.
Uiteraard is het zo dat iedereen die binnen de voorwaarden van juridische tweedelijnsbijstand valt; een beroep kan doen op een pro-Deoadvocaat. Dat geldt voor alle partijen in het geding.
De impact van dat langdurig en groot proces op de juridische tweedelijnsbijstand wordt bekeken met de Brusselse balies. Samen met hen proberen wij alles precies in kaart te brengen. Binnenkort vindt daarover overleg plaats met de Brusselse balies en de communautaire ordes, teneinde de impact op de juridische tweedelijnsbijstand te bespreken.
14.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik denk dat een antwoord op mijn vragen het proces zelf niet in gevaar brengt. Ik vraag niet dat u een standpunt inneemt over de procedure op zich.
Terecht stelt u dat iedereen die aan de voorwaarden voldoet – overigens nogal strikte voorwaarden – een beroep kan doen op een pro-Deoadvocaat. Problematisch is echter dat het niet over een gewoon proces gaat dat één of twee ochtenden in beslag neemt.
U stelt dat er overlegd zal worden met het bureau voor juridische bijstand van Brussel. Ik heb mijn informatie echter gehaald bij de balie van Antwerpen, waar dat probleem zich ook schijnt voor te doen. Ik hoop dus dat u die bespreking opentrekt naar alle bureaus voor juridische bijstand, eventueel via de bemiddeling van de Orde van Vlaamse Balies en Avocats.be, om ervoor te zorgen dat het niet beperkt wordt tot de advocaten behorend tot de balie van Brussel, maar van toepassing is voor alle advocaten.
L'incident est clos.
15 Vraag van Koen Geens aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De wet MSS II en de artikelen inzake de akte van erfopvolging" (55031502C)
15 Question de Koen Geens à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La loi visant une justice plus humaine, rapide et ferme II et les articles sur l'acte de succession" (55031502C)
15.01 Koen Geens (cd&v): Mijnheer de minister, mag er worden aangenomen dat het nieuwe artikel 4.59 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat gewijzigd wordt door de wet van 30 juli 2022 om Justitie menselijker, sneller en straffer te maken – de wet MSS II – alsook de daarmee samenhangende artikelen inzake de zogenaamde sociale en fiscale notificaties en het Centraal Erfrechtregister, die eveneens door die wet werden gewijzigd, enkel van toepassing zijn op sterfgevallen vanaf de datum waarop de wijzigingen aangebracht door MSS II in werking treden? Zijn die dus niet van toepassing op elke akte of attest van erfopvolging opgesteld vanaf de inwerkingtreding, bijvoorbeeld voor een overlijden van voor die datum?
15.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, de regels van het erfrecht vinden inderdaad pas toepassing op het moment dat een nalatenschap openvalt door het overlijden van de erflater. Artikel 2 van het oud Burgerlijk Wetboek is in die zin duidelijk dat de nieuwe wet alleen beschikt voor het toekomende en dus geen terugwerkende kracht heeft. In artikel 1.2 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek dat op 1 januari 2023 in werking treedt, is die regel overgenomen.
Het door de wet MSS II grondig herschreven artikel 4.59 van het Burgerlijk Wetboek, alsook de daarmee samenhangende artikelen inzake de zogenaamde sociale en fiscale notificaties en het Centraal Erfrechtregister die door die wet werden aangepast in overeenstemming met de wijziging aan artikel 4.59 zullen enkel de nalatenschappen beheersen die openvallen vanaf de inwerkingtreding van die wijzigingen. De akte en het attest van erfopvolging die opgemaakt worden naar aanleiding van een overlijden voor die datum worden beheerst door de regels van het nu geldende artikel 4.59, zoals voortvloeit uit de codificatie van het erfrecht. Indien het een overlijden van voor 1 juli 2022 betreft, geldt het vroegere artikel 12.140bis van het oud Burgerlijk Wetboek, dat echter in essentie is overgenomen in de codificatie.
15.03 Koen Geens (cd&v): Ik dank de minister voor zijn duidelijk antwoord.
Het incident is gesloten.
16 Question de Laurence Zanchetta à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les dépistages des infections sexuellement transmissibles (IST) en prison" (55031512C)
16 Vraag van Laurence Zanchetta aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De screening op seksueel overdraagbare aandoeningen (soa's) in de gevangenissen" (55031512C)
16.01 Laurence Zanchetta (PS): Madame la présidente, Monsieur le ministre, la prison constitue un milieu de vie bien spécifique à plusieurs égards, et notamment en matière de santé sexuelle, reproductive et affective. L'intimité n'y est pas préservée, la surveillance et la violence sont permanentes. La sexualité n'y est quasi pas prise en compte alors qu'elle existe en milieu carcéral.
Dans ce cadre, les risques d'exposition aux infections sexuellement transmissibles (IST) sont légion et les risques de contamination d'une personne non dépistée également.
Monsieur le ministre, existe-t-il des statistiques médicales sur le statut sérologique des détenus? Comment les prisons gèrent-elles à ce jour la prévention des IST? Du matériel de prévention est-il mis à disposition des détenus? Existe-t-il une sensibilisation particulière des médecins et des infirmiers sur cette thématique? Des dépistages sont-ils mis en place dans ce cadre? En cas de dépistage positif, comment les choses sont-elles gérées par les équipes médicales?
16.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, chère collègue, il n'y a pas de systématisation des tests liés aux infections sexuellement transmissibles. Les tests liés aux IST sont évidemment réalisés lorsque des circonstances médicales l'exigent. Mais dans la mesure où il n'y a aucune systématisation de tels tests, leur encodage statistique n'est pas effectué, car il n'aurait aucune valeur ajoutée, faute d'éléments de comparaison.
Des préservatifs sont disponibles dans la prison. Ils sont mis à disposition gratuitement dans le cadre des visites hors surveillance. Ils sont également fournis gratuitement par les équipes médicales et de prévention locale. Pour vous donner une idée, à ce jour, un total de plus de 10 000 préservatifs ont d'ores et déjà été distribués en 2022.
Par ailleurs, un travail est effectué autour de la sexualité, de la prévention et des relations avec les détenus. Ceci est fait principalement par les services des entités fédérées responsables de la prévention. Le personnel des services médicaux peut également fournir de telles informations. Le domaine des IST fait partie de l'expertise et des connaissances du personnel médical et paramédical.
La méthode de prévention et de traitement n'est pas différente en prison de ce qu'elle est dans le monde extérieur. Les détenus peuvent toujours se rendre au service médical s'ils ont des questions ou des préoccupations. Le dépistage des IST ne se fait qu'avec l'accord du détenu. Une personne détenue peut demander un dépistage à tout moment.
Lorsque des détenus sont incarcérés, ils se rendent à une consultation avec le médecin de la prison, où un bilan médical est effectué.
S'ils ont un traitement en cours pour une IST, celui-ci est poursuivi. Si une IST est diagnostiquée pendant la détention, un traitement est mis en place. Pour certains traitements, comme le traitement de certaines formes d'hépatites, il est important que le trajet thérapeutique soit étudié avec minutie et qu'un suivi suffisant puisse être garanti. Ce trajet de soins est discuté avec le détenu en question avant de commencer le traitement.
16.03 Laurence Zanchetta (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces détails.
Het incident is gesloten.
De voorzitster: Aangezien de heer Ben Achour niets van zich heeft laten weten,
vervalt vraag nr. 55031509C. Vraag nr. 55031366C en de vraag zonder
nummer van mevrouw Rohonyi worden uitgesteld.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 45.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.45 uur.