Dialogue
interparlementaire Climat |
Interparlementaire
Klimaatdialoog |
du Mercredi 26 octobre 2022 Après-midi ______ |
van Woensdag 26 oktober 2022 Namiddag ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 12 h 34 et présidée par M. Antoine Hermant.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 12.34 uur en voorgezeten door de heer Antoine Hermant.
01 COP27 – état d'avancement: audition de M. Geert Fremout, Chef de la Cellule Coopération Internationale du service Changement climatique du SPF Santé Publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et de l’Environnement.
01 COP27 – stand van zaken: hoorzitting met de heer Geert Fremout, Hoofd van de Cel Internationale Samenwerking, dienst Klimaatverandering, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
Le président: Chers collègues, avant de donner la parole à notre invité, je prendrai quelques instants pour préciser la méthode de travail. Après l'exposé introductif de M. Fremout, je donnerai la parole aux groupes politiques suivant l'ordre qui résulte de la clef D'Hondt au sein de la Chambre des représentants. Je demanderai à chaque groupe de respecter un temps d'intervention maximal de quatre minutes, de manière à pouvoir entendre les réponses et, éventuellement, les répliques.
Sans plus tarder, je cède donc la parole à M. Fremout pour son exposé d'une durée maximale de 20 minutes.
01.01 Geert Fremout: Dank u wel, mijnheer de voorzitter.
Je voudrais excuser mon chef de service, Peter Wittoek, que vous avez déjà reçu quelques fois ici. Il est retenu par d'autres obligations ce matin.
Ik zal proberen de tijdslimiet te respecteren. Ik zal de presentatie ook in het Nederlands geven, omdat dit een thema is waarover meestal in het Engels gesproken wordt. Ik vrees dus dat ik anders op een bepaald moment in de knoei zal geraken.
Ik wil als inleiding nog een kort overzichtje geven van het IPCC. De evolutie van de temperatuur is belangrijk. We zitten nu op 1,1 graad Celsius en er zijn verschillende scenario's voor de toekomst. Het meest ambitieuze brengt ons naar 1,5 graad Celsius, maar het meest dramatische scenario leidt naar 4 à 5 graden Celsius.
Er zijn ook verschillende soorten risico's. Het is belangrijk om te bemerken dat we vanaf 1 graad Celsius voor alle risico's in de gevarenzone beginnen te komen. Dat is ook duidelijk in het nieuws, kijk maar naar de recente gebeurtenissen in Pakistan, Florida en zelfs in België.
Ik begin bij de COP26, waarover u al een uiteenzetting gekregen hebt. Er waren grote doelstellingen om de 1,5 graad Celsius binnen bereik te houden en stappen te zetten inzake adaptatie aan de klimaatverandering. Daarvoor is zeker ook financiering nodig. Er waren heel wat initiatieven waarbij allerlei actoren betrokken waren en waaraan men een impuls heeft willen geven.
We hebben in Glasgow ook de handleiding voor de implementatie van het akkoord van Parijs afgewerkt. Er rest ons enkel nog een heel technisch werkprogramma met betrekking tot artikel 6, dat vooral de regels voor de koolstofmarkt omvat. We zullen echter ook dat dit jaar afronden.
Een aantal andere belangrijke resultaten van de top in Glasgow waren processen die opgestart zijn rond alle thema's die tot de doelstellingen behoorden. Dat gaat dus zowel over ambitie, de koolstofmarkt en klimaatfinanciering, als over adaptatie, loss and damage en de global stock-take, die een soort van stand van zaken opmaakt van waar we staan met het internationale klimaatbeleid en van waar landen staan met de uitvoering van hun engagementen in de Overeenkomst van Parijs.
Ik zal een aantal van deze processen toelichten, maar wil eerst zeggen dat de geopolitieke context sinds Glasgow heel sterk veranderd is door de inval van Rusland in Oekraïne en de energie- en voedselcrisis die daaruit volgde. Dat weet u allemaal. Een van de zaken waaruit dat blijkt, is dat de vergadering van de G20 in Indonesië een paar weken geleden er voor het eerst sinds jaren niet in slaagde om tot een gezamenlijk communiqué te komen inzake klimaatverandering en de doelstellingen voor de COP. Dat is natuurlijk een veeg teken.
Nu, dit werd niet helemaal bevestigd door de voorbereidende vergaderingen die plaatsvonden in de context van het Klimaatverdrag. Tijdens de pre-COP bijvoorbeeld, die plaatsvond in Kinshasa, hebben wij toch veel minder gemerkt van de aarzeling die wel aanwezig was tijdens de vergadering van de G20.
Volgens de website van het Egyptische COP-voorzitterschap – want zoals u weet vindt de COP plaats in Sharm el-Sheikh – heeft Egypte bij het begin van de voorbereidingen vier grote doelstellingen opgelijst: mitigation, uitstootreductie, adaptation en finance. Dat laatste staat altijd op de agenda, om de andere mogelijk te maken. Ook hier is weer sprake van samenwerking om dingen gedaan te krijgen.
Als men het logo van de COP27 beter bekijkt, ziet men heel duidelijk dat Afrika in de focus zit van de wereldbol. Het is heel expliciet de bedoeling van het Egyptische voorzitterschap er een Afrikaanse COP van te maken. Dat geeft ook aan wat de prioriteiten zijn.
Ik heb er één thema aan toegevoegd. In de loop van de maanden die voorafgingen aan de COP hebben de ontwikkelingslanden, en in het bijzonder de kwetsbare ontwikkelingslanden, met de steun van heel veel actoren van de civiele maatschappij, loss and damage heel hoog op de agenda van de COP27 gezet.
De Egyptische website is nog niet aangepast, omdat men het daar druk genoeg heeft met andere dingen. Maar het is toch een merkwaardig gegeven, dat een beetje in tegenspraak is met de afspraken die in Glasgow gemaakt zijn. Er is echt een geweldige push geweest van de ontwikkelingslanden om loss and damage hoog op de agenda van de COP27 te zetten.
Ik zal daar dan ook mee beginnen. Eerst geef ik een overzicht van waar dit hoofdstuk loss and damage, verlies en schade, over gaat. Verlies betekent eigenlijk: onoverkomelijke verliezen. Dat kan gaan om verlies van mensenlevens, verlies van biodiversiteit of verlies van land. Schade betekent schade aan zaken die wel hersteld kan worden. Bij verlies gaat het zowel om economische als niet-economische verliezen. Ik heb er al een aantal opgenoemd.
Een andere opdeling verwijst naar de extreme events, extreme weerfenomenen. Die kennen we nu al, maar andere evoluties verlopen veel trager, zoals de stijging van de zeespiegel, het afsmelten van de gletsjers, verdroging enzovoort. Die zetten sluipend een aantal veranderingen in gang.
Er moet een antwoord komen op al die zaken aan het einde van de ketting: je kunt de uitstoot reduceren zodat de impact vermindert, je kunt daarvoor nog andere aanpassingen doen, maar er blijft altijd een residuele impact. De ontwikkelingslanden zien dat de reductie van de uitstoot op wereldschaal niet voldoende is om 1,5 graad te bereiken. Dus eisen ze steeds meer concrete maatregelen te nemen rond verlies en schade.
Dat is een zeer gevoelig thema omdat het dicht aanleunt bij aansprakelijkheid en eventuele compensaties. En dan gaat het mogelijk over enorme bedragen. We zijn nu aan het kijken wat er al bestaat rond humanitaire hulp en ontwikkelingssamenwerking. Zo zijn er early warning systems, die de bevolking vroeg genoeg waarschuwen als er zich een catastrofe aandient. Zo kunnen er maatregelen genomen worden en kunnen er mensenlevens gered worden.
Op de COP in Madrid werd het Santiagonetwerk opgericht. Dat is een netwerk van organisaties die technisch advies moeten verlenen aan landen om hun beleid rond verlies en schade op punt te stellen.
De voorzitter: Er is een technisch probleem met de powerpointpresentatie voor wie de vergadering via Zoom volgt. Daarom onderbreken we even.
01.02 Geert Fremout: Nog belangrijker is de hele architectuur voor de financiering van loss and damage. In dat verband stellen de ontwikkelingslanden eigenlijk voor een specifiek fonds, een specifieke faciliteit of mechanisme op te richten, waarbij de ontwikkelde landen, met inbegrip van de Europese Unie, nagaan welke instellingen daarrond actief zijn en hoe we hun werking kunnen opschalen en verbeteren. Met andere woorden, men zoekt naar een mozaïek van oplossingen waarvoor verschillende actoren samenwerken.
Wat de vermindering van de uitstoot betreft, ik toon hier de grafiek uit het NDC Synthesis Report, dat vanochtend werd gepubliceerd. Die geeft een beeld van de historische uitstoot, met de vermindering van uitstoot ten gevolge van covid en na de covidcrisis het weer opveren van de uitstoot. De grijze driehoek geeft het effect weer van de nationale klimaatplannen in 2016. Het blauwe driehoekje links geeft het globaal effect van de NDC's, de nationale klimaatplannen, vorig jaar weer. Rechts ziet u de NDC's in de rapportering van dit jaar. Ik heb de grafiek zelf nog niet goed kunnen bekijken. Hier ziet u dan op lange termijn eigenlijk het effect van de NDC's, die lopen tot 2030, afgezet ten opzichte van de scenario's met een verwarming met 2 graden Celsius en een met anderhalve graad Celsius. U ziet dat er enige vooruitgang is sinds Parijs en dat de kloof tot de anderhalve graad nog heel groot is. Eigenlijk moet tegen 2030 de globale uitstoot met de helft verminderd worden om de opwarming met anderhalve graad binnen bereik te houden.
Hier ziet u de grafiek van een jaar geleden – er is intussen wel een en ander gewijzigd – waar een andere voorstellingsmanier wordt gehanteerd. Met het huidige beleid eindigen we rond 2,7 graden. Het meest optimistische scenario, waarin alle plannen op korte en lange termijn gerealiseerd zouden worden, zou ons rond 1,8 graad brengen. Het is wel belangrijk om aan te geven dat heel veel van de langetermijnstrategieën nog niet onderbouwd zijn door concreet kortetermijn beleid.
In Glasgow werd een jaarlijkse cyclus opgestart, met een jaarlijks rapport, waarvan het eerste nu werd gepubliceerd. De bedoeling is om de kloof tijdens dit critical decade, dit cruciale decennium met de nodige emissiereducties te proberen dichten.
Een van de elementen daarin is het Mitigation Work Programme, een specifiek werkprogramma rond uitstootreductie, dat we nog niet hebben gehad in het kader van UNFCCC. Het is de bedoeling om door het organiseren van activiteiten, het uitwisselen van ervaringen en het verkennen van opportuniteiten de landen ertoe aan te zetten hun ambitieniveau te verhogen. Vanaf nu en gedurende het hele decennium wordt aan alle landen gevraagd om elk jaar opnieuw hun klimaatplannen tegen het licht te houden.
Ik kom tot de klimaatfinanciering. De ontwikkelde landen hebben er zich in 2009 in Kopenhagen toe geëngageerd om tegen 2020 100 miljard dollar klimaatfinanciering te mobiliseren. Aan de OESO werd gevraagd om daarover te rapporteren en ze heeft daarvoor een hele methodologie opgesteld. Jammer genoeg heeft men die doelstelling niet kunnen realiseren. We wisten dat al vorig jaar en nu zijn ook de cijfers voor 2020 beschikbaar. Daarbij zien we dat de gezamenlijke klimaat financiering, gemobiliseerd door de ontwikkelde landen, 83 miljard dollar bedraagt en er dus nog een significante kloof is tot de 100 miljard waartoe men zich had geëngageerd.
Vorig jaar ging men in Glasgow het engagement aan om specifieke maatregelen te nemen om die financiering op te schalen en om een delivery plan op te stellen, met de bedoeling om dat bedrag te kunnen realiseren tegen 2023. 2023 zal een belangrijke deadline zijn en verschillende landen kondigen nu al aan wat hun plannen zijn om hun klimaatfinanciering op te schalen.
Ik hoef u niet te vertellen dat het vanuit onderhandelaarsperspectief in de context van UNFCCC geen comfortabele positie is om aan landen zoals China en India de boodschap te geven dat ze hun mitigatie-inspanningen moeten verhogen als we zelf niet in staat zijn geweest om de nodige financiële middelen te mobiliseren waartoe we ons hadden geëngageerd.
Onderaan op de grafiek ziet u een projectie gemaakt op basis van projecties van de donoren, waaruit zou blijken dat we erin zullen slagen om volgend jaar wel de doelstelling van 100 miljard te behalen.
Er zijn nog enkele andere processen rond financiering lopende, waarop ik nu kort inga, in opvolging van de 100 miljard dollar tegen 2020, welke doelstelling is doorgeschoven naar 2025.
Er is het proces opgestart met betrekking tot NCQU of new collective quantified goal, een vervolgdoelstelling voor na 2025, met de 100 miljard als bodem, als vertrekpunt. Het proces bestaat erin dat landen lessen proberen te trekken uit de ervaring met de 100 miljard en tegelijk op te schalen en te verbeteren.
Een ander proces rond financiering is veel ruimer en zit vervat in artikel 2.1c van de Overeenkomst van Parijs, dat als een van de doelstellingen naar voren schuift dat alle financiële stromen consistent gemaakt moeten worden met een lage emissie en klimaatweerbare ontwikkeling. Dat is natuurlijk een heel grote uitdaging. Omdat het zo'n grote uitdaging is die wat onder de radar is verdwenen, maar toch erg essentieel is, heeft onder andere de Europese Unie voorgesteld om een agendapunt over dat artikel 2.1c toe te voegen aan de agenda van de COP. Daarvoor bestaat tamelijk wat steun. Bij de ontwikkelingslanden bestaat anderzijds de bezorgdheid dat dat wordt aangegrepen om de klimaatfinanciering te vervangen, zoals ik daarnet al besprak, wat eigenlijk niet de bedoeling is. Die doelstelling is wel nodig om de wereldwijde transitie in te zetten, anders blijven we klimaatbeleid voeren in de marge.
Het volgende thema is adaptation. In tegenstelling tot de vermindering van de uitstoot – CO2 is overal ter wereld hetzelfde en dus heel gemakkelijk op te volgen en te monitoren – is adaptation iets helemaal anders, namelijk context- en sectorspecifiek. Ik toon een grafiek uit het rapport van het IPCC, die dat op regionale schaal weergeeft voor verschillende sectoren. We hebben nu niet de tijd om daar dieper op in te gaan. De grafiek geeft duidelijk aan dat er ook limieten zijn aan adaptation. Aanpassingsmaatregelen kunnen worden doorgevoerd tot op een bepaald niveau. Dat gaat natuurlijk beter naarmate de temperatuurstijging minder is. Bovenaan ziet u de huidige situatie, vervolgens staat er een lijn voor een verhoging met 2 graden Celsius en met 4 graden Celsius op lange termijn. Bij die grote temperatuursverhogingen ziet u dat het heel moeilijk is om het risico echt naar beneden te brengen.
We lijden allemaal onder de klimaatimpact, maar de ontwikkelingslanden, en zeker de minst ontwikkelde landen en de zeer kwetsbare landen, zijn daartegen weinig gewapend. Daarom is adaptatiefinanciering ook een bijzonder aandachtspunt in de context van de klimaatfinanciering, ook omdat het moeilijk is om privé-investeerders aan te trekken voor adaptatie. Vaak zijn dat immers publieke investeringen. Van bijvoorbeeld de 80 miljoen in 2020 gaat maar een kleine fractie, slechts 30 miljoen, naar aanpassing. Daaruit is een engagement voortgekomen in Glasgow, waarbij alle donoren worden opgeroepen om hun financiering voor adaptatie te verdubbelen. De Belgische klimaatfinanciering focust op de minst ontwikkelde landen en al een overgroot deel daarvan gaat naar adaptatie.
Er is ook een proces om de adaptatiedoelstelling beter te begrijpen. Het is conceptueel nogal moeilijk. Daarvoor is een tweejarig proces lopende, namelijk het Glasgow – Sharm el-Sheikh Work Programme on the Global Goal on Adaptation. Omdat dat zo'n belangrijk thema is voor Afrika, zal het Egyptische voorzitterschap in de context van een Afrikaanse COP mogelijk ook proberen om daar een soort van tussentijds resultaat van te oogsten en dat op te nemen in een formele beslissing. De ontwikkelingslanden dringen aan op een soort van roadmap om dat engagement van verdubbeling van de adaptatiefinanciering beter te kunnen opvolgen.
De global stock-take is de ambitiecyclus, de motor van de Overeenkomst van Parijs om het ambitieniveau te verhogen. Er is een soort van eerste trial geweest van de ambitiecyclus voor het akkoord van Parijs echt in werking was, bij de Talanoa Dialogue in 2018 en met het IPCC-rapport over de 1,5 graad. Daarna volgde een update van de NDC's. In die context heeft de Europese Unie haar NDC opgetrokken van ten minste ‑40 % naar ten minste ‑55 % in 2030 ten opzichte van 1990. Nu hebben we dus de eerste echte global stock-take. Dat is een heel breed proces dat begonnen is in Glasgow met een informatiefase, waarin input verzameld werd. In juni vond een dialoog plaats in Bonn met sessies over mitigation, adaptation en finance.
Dit loopt verder in 2022 en 2023. Er wordt hiervan geen concrete uitkomst verwacht. Het is eerder een lopend proces, maar wel een heel belangrijk proces. Dat proces moet wel uitmonden in 2023, dus bij de COP28, in een heel politieke uitkomst, waarin opnieuw een politiek signaal gegeven wordt naar de partijen om hun volgende NDC, die in principe loopt tot 2035, in lijn te brengen met de 1,5 graad en om daarin tegelijkertijd ook een aantal oplossingen en opportuniteiten aan te reiken die daartoe kunnen leiden.
Om de complexiteit van het proces nog even te illustreren, ziet u een overzicht van alle landen, de 196 partijen die betrokken zijn bij het Klimaatverdrag. Op basis van specifieke karakteristieken, zoals de SIDS, die u links ziet, groeperen de kleine eilandstaten zich en nemen ze bepaalde gezamenlijke standpunten in. Dat kan ook zijn op basis van geografie en politieke samenhang, zoals de Europese Unie. In het midden ziet u de LMDC's, onder andere China en India, dat zijn landen die heel sterk houden aan de opdeling tussen Annex 1 en Non-Annex 1, gebaseerd op de annexen van het Klimaatverdrag. Het is een heel gevarieerd beeld.
De essentie is echter dat wij al die verschillende groepen, met hun verschillende belangen en voorkeuren, samen moeten krijgen rond een aantal afspraken. Dat is natuurlijk een hele uitdaging.
Nu ziet u hetzelfde schema op een eenvoudiger manier voorgesteld. Er is weinig tijd om daarop in te gaan. Op het einde is het dus belangrijk om een soort van pakket op te bouwen waarin al die elementen die werden opgenoemd, loss and damage, mitigation, finance, samen de meest ambitieuze uitkomst haalbaar voor iedereen mogelijk maken. Dat ligt voor een groot deel in handen van het COP-voorzitterschap, dat vooral tijdens de tweede week echt wel aan de knoppen zit en de regie voert van de politieke onderhandelingen op ministerieel niveau.
Ter afsluiting is er ook nog collaboration. Dat is een heel gamma aan initiatieven. De landen alleen slagen er wellicht niet in om alle doelstellingen te realiseren. Doorheen de jaren is er dan ook steeds meer een dynamiek op gang gekomen van stakeholders die ook deelnemen aan de COP en in dat kader engagementen aangaan en initiatieven nemen, of ook van landen die buiten de context van de formele COP bepaalde initiatieven op poten zetten.
Ik licht hier een paar initiatieven uit. Het gaat niet om formele uitkomsten van de COP, maar van verschillende initiatiefnemers die proberen coalities op te zetten of verklaringen op te stellen, in dit geval een aantal zaken waarbij België zich heeft aangesloten. Het betreft een partnership rond bossen. In de context van de COP27 is er een initiatief van de Verenigde Staten om met betrekking tot eigen infrastructuur en eigen functioneren engagementen te nemen om naar zero emission te evolueren. Er is in 2021 ook een initiatief van het Verenigd Koninkrijk geweest rond de zero emission vehicles. In november 2022 zal er ook een Green Hydrogen Producers Forum plaatsvinden, waarbij ook België zich heeft aangesloten.
Een ander voorbeeld is iets wat vorig jaar is opgestart, namelijk het Just Energy Transition Partnership met Zuid-Afrika. Dat is een erg omvangrijk en significant initiatief dat wordt gefinancierd door de Verenigde Staten, de Europese Unie en een aantal grote lidstaten. Daarbij wordt met Zuid-Afrika samengewerkt om de energieproductie die nu grotendeels op steenkool is gebaseerd, de transitie te laten maken naar hernieuwbare energie, met een duidelijk accent op de impact en het mogelijk maken van de transitie voor de werknemers en de gemeenschappen die nu actief zijn in de betrokken sectoren.
In opvolging daarvan lopen er onderhandelingen en gesprekken met een aantal andere grote uitstoters, zoals Indonesië, India, Senegal en Vietnam, om ook een dergelijk Just Energy Transition Partnership op te zetten, met de bedoeling dat die landen op het terrein de transitie mee mogelijk kunnen maken.
Tot slot, vorig jaar werd op initiatief van het Verenigd Koninkrijk een statement opgesteld en ondertekend door een aantal landen, vooral maar niet uitsluitend industrielanden, waarin duidelijk werd afgesproken dat er vanaf 1 januari 2023 geen internationale publieke steun meer naar projecten in de fossiele-energiesector zal gaan. België heeft dat ook ondertekend. Een van de concrete uitkomsten daarvan is dat Credendo, het vroegere Delcredere, het beleid om exportgaranties te verlenen heeft bijgesteld om dat engagement op die manier mee te helpen waarmaken.
Ik zal het hierbij houden, want ik denk dat ik mijn spreektijd al overschreden heb.
Le président: À présent, je vous propose de passer aux questions et observations des différents groupes politiques. Pour que chacun puisse avoir la parole, nous avions compté quatre minutes pour chacun. Je compte sur vous pour que tout le monde puisse s'exprimer. La parole est au groupe N-VA, et à M. Wollants.
01.03 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer Fremout, ik dank u voor de uiteenzetting. Wij moeten natuurlijk elke keer bekijken hoe het verder evolueert, want loss and damage gaat al heel lang mee. Dat concept is er inderdaad ooit in verschenen, maar elke keer als het verder moet worden uitgewerkt, wordt het natuurlijk een stuk complexer, aangezien het, zoals u terecht aanhaalt, moeilijk is om daarin vooruitgang te boeken. Ik vrees een beetje dat wij dat effect nu misschien ook zullen zien, dus ik weet niet of wij daarover grote verwachtingen kunnen koesteren.
Wordt er daar ook gekeken naar een langetermijntraject? Vaak komt dat tot een hoogtepunt op de COP, maar zullen hierover ook parallelle gesprekken worden gevoerd in de voorbereiding van de toekomstige COP's? Ik denk immers dat de verwachting dat daar op een COP vroeg of laat een definitief ei over wordt gelegd, misschien net te hoog gegrepen is. Het zou interessant zijn om uw visie daarover te horen.
Helemaal aan het einde sprak u over investeringen in fossiele energie en dergelijke. Ondertussen zal de COP plaatsvinden in een context waarin, zeker in Europa, de vraag wordt gesteld op welke manier wij onze energievoorziening in de toekomst vorm zullen geven. Daar zal wellicht nog gedurende een zekere periode toch wel wat te doen zijn rond fossiel gas in de komende jaren. Momenteel bekijken heel veel Europese landen hoe ze investeringen in gas toch nog gemakkelijker in de lucht kunnen houden, om ervoor te zorgen dat dat gas naar hier komt. Denkt u dat dit in het kader van de COP een belangrijk aspect zal zijn dat de discussies mogelijk in een andere richting zou kunnen sturen? Heel veel Europese landen doen nu immers een beroep op fossiele energie, misschien meer dan ooit en vuiler dan ooit. De beperkingen op het vlak van pakweg steenkool zijn in een aantal landen immers gesneuveld en er gaan hier en daar stemmen op om te bekijken hoe wij andere fossiele gasbronnen kunnen aanboren ter vervanging van het Russische gas. Ook daarover wil ik uw visie horen. Hoe ziet u die twee zaken samenkomen?
01.04 Jean-Philippe Florent (ECOLO): Monsieur le président, monsieur Frémont, vous avez brossé, en un temps relativement court, les enjeux essentiels de cette COP 27. Certes, vous l'avez dit, la COP 27 à Sharm El-Sheikh sera la COP du financement climatique ainsi que celle de la réparation, avec notamment la question de l'alimentation du fonds "loss and damage". Mais, vous l'avez rappelé, les politiques d'atténuation ne peuvent certainement pas être perdues de vue. Cette COP sera également celle de la mitigation, de l'atténuation.
Il nous faut vraiment intégrer les faits suivants. Premièrement, les NDC des pays depuis l'Accord de Paris ne nous permettent toujours pas de rester sous la barre de 1,5 degré. Deuxièmement, et vous l'avez très bien exprimé, l'adaptation a ses limites. Les politiques d'adaptation, que ce soit dans nos pays ou davantage encore dans des pays fragilisés, ne permettront pas de faire face à des hausses trop importantes du climat global.
Je rappelle que la Région wallonne – ma région – a subi de plein fouet des pluies torrentielles en 2021. On se rend bien compte que cette adaptation a également ses limites.
Ma première question a trait au financement climatique belge, puisque vous avez mis l'accent sur cet aspect important de la COP 27. C'est une attente très claire de la part de nombreux pays, notamment des pays africains. À combien s'élève, selon vous, la part légitime de la Belgique dans ce financement climatique? Y sommes-nous?
J'ai également une question qui concerne le processus de global stocktake qui a été lancé à Glasgow. Quel rôle la Belgique joue-t-elle dans ce processus? Comment y est-elle représentée, et par qui?
Je voudrais avoir un commentaire par rapport à notre présence à la COP 27. La question des droits humains, la question de l'organisation de cette COP à Sharm El-Sheikh en Égypte, nous interpelle, très clairement. Par exemple, notre groupe de députés Ecolo-Groen a décidé, non pas de ne pas y aller, mais de limiter fortement notre présence. Une personne nous représente dans cette délégation.
Je dois vous avouer mon grand malaise de voir que la ministre du Climat, qui pilote la Commission Nationale Climat et les négociations de la définition de la position belge en matière internationale, ne sera pas présente. Je trouve que cette politique du siège vide fragilise aussi le multilatéralisme, qui fonde la gouvernance climatique mondiale.
Je me doute que vous ne voudrez probablement pas commenter cette position de mon groupe. Comment voyez-vous l'état du multilatéralisme et de la coopération internationale dans cette COP 27? Le contexte que nous connaissons est très délicat, avec une crise énergétique et alimentaire majeure due à la guerre en Ukraine.
Ce multilatéralisme fonctionne-t-il toujours? Est-il de nature à générer des résultats à l'occasion de cette COP 27, comme nous l'attendons?
Le président: La parole est à M. Leonard du groupe PS.
01.05 Laurent Leonard (PS): Monsieur le président, chers collègues, monsieur Fremout, permettez-moi, tout d'abord, de vous remercier, à l'instar de mes collègues, pour votre présentation très intéressante et très instructive.
Vu le temps imparti et dans un souci d'efficacité, j'en viendrai directement à mes questions.
Le Service concernant le changement climatique appuie-t-il les différentes délégations qui participent aux COP? De quelle manière votre expertise peut-elle être mise à contribution? Peut-elle intervenir au niveau de l'encadrement juridique ou technique? Comment votre contribution se matérialise-t-elle?
Sur le plan de la gouvernance climatique, vous n'êtes évidemment pas sans savoir que les différentes assemblées se réunissent, depuis plusieurs mois, pour tenter de trouver un accord sur une proposition de résolution? Quelles ont été vos recommandations? Quels sont, selon vous, les principaux leviers à activer pour améliorer la gouvernance en Belgique dans le contexte institutionnel que nous connaissons?
Hier, mon collègue, Daniel Senesael, qui a malheureusement dû nous quitter, interrogeait la ministre fédérale du Climat au sujet de la manière dont notre pays se préparait à la prochaine COP? Il est ici question des engagements et positions que nous entendons défendre dès le 6 novembre prochain.
Votre audition est peut-être l'occasion d'approfondir ces questions. Nous savons que les négociations se déroulent dans un contexte compliqué. Nous sortons d'une crise sanitaire mondiale dont les effets économiques se font encore ressentir. La guerre en Ukraine qui sévit depuis de nombreux mois cause une crise énergétique et économique d'une ampleur sans précédent. Je souhaiterais obtenir de plus amples informations concernant l'impact de ces évènements sur les discussions de la COP. Pouvons-nous réellement espérer des accords ambitieux? Dans quelle mesure les ambitions affichées lors de la COP de Glasgow, l'année dernière, pourraient-elles être compliquées, qu'il s'agisse des ambitions relatives aux accords passés ou de l'espoir d'accords futurs? Quelles solutions pourraient-elles être apportées?
On a parlé de l'objectif des cent milliards.
Plusieurs ONG ont publié un avis cette semaine rappelant une nouvelle fois que, malheureusement, nous ne sommes pas sur la bonne voie pour atteindre l'objectif de Paris, à savoir la réduction de 2 degrés, voire 1,5 degré. Nous le savions déjà et mon collègue M. Florent l'a évoqué.
Il est donc nécessaire d'agir et vite. Il nous est parvenu qu'un programme de travail visant à limiter les émissions de gaz à effet de serre serait lancé au sein de l'Union européenne à Sharm El-Sheikh. Quelles attentes réalistes pouvons-nous avoir quant à cet événement? Un programme clair et intégré pourrait-il être mis en œuvre? Ce groupe de travail pourrait-il favoriser l'émergence d'un accord mondial en ligne avec l'Accord de Paris? C'est ce que nous plaidons avec la plus grande des convictions.
Le président: Je donne la parole à Mme Daems du groupe PVDA-PTB.
01.06 Greet Daems (PVDA-PTB): Collega's, ik zou de heer Fremout willen bedanken voor zijn verhelderende presentatie. Het is duidelijk dat het klimaatbeleid in Europa serieus heeft geleden onder de energiecrisis. De tendens is duidelijk: COP27 wordt de klimaattop van de gebroken beloften. Men had bijvoorbeeld beloofd om geen fossiele projecten in het buitenland meer te financieren, maar intussen spoort de Duitse bondskanselier Olaf Scholz allerlei Afrikaanse landen aan om nieuwe gasvoorraden aan te boren.
Ook België heeft beloften gebroken. In Glasgow werd de afspraak gemaakt dat de NDC's opnieuw geüpdatet moesten worden voor de COP27, om zo de kloof tussen de klimaatambities van de landen en de doelstelling van 1,5 graad Celsius te dichten. Heel weinig landen hebben dat effectief gedaan, geen enkel westers land heeft dat gedaan. België en Europa zijn ter plaatse blijven trappelen, ook al dragen zij historisch gezien een grote verantwoordelijkheid voor de klimaatcrisis. Er komen nu de eerste hoopvolle signalen vanuit Europa, want het Europees Parlement roept op om ambitieuzer te zijn. Men onderzoekt nu ook met REPowerEU hoe de Europese NDC's verhoogd kunnen worden. Europa heeft immers tijdens deze energiecrisis alles te winnen bij een versnelde energietransitie.
In welke mate zullen de Europese NDC's verhoogd worden op basis van REPowerEU? Wanneer komt die verhoging er?
Ook op het vlak van internationale klimaatfinanciering is er nog veel werk aan de winkel. Wat vindt u van het deelakkoord over burden sharing dat daar betrekking op heeft? België draagt nog steeds slechts ongeveer een vierde van zijn fair share bij aan internationale klimaatfinanciering. Wat vindt u daarvan? Dat is trouwens alleen in het beste geval, wanneer alles additioneel is.
Het Noorden zal voor het derde opeenvolgende jaar de doelstelling van 100 miljard dollar voor internationale klimaatfinanciering missen. Hoe schat u de kansen in dat het groeipad om het wereldwijde tekort goed te maken, tegen 2025 wordt gehaald?
Ik heb ook nog vragen over de belangrijke kwestie van herstelbetalingen wegens verlies en schade. Kunnen we erop rekenen dat België een centraal fonds voor loss and damage binnen de UNFCCC niet zal blokkeren?
Wat denkt België van de Bridgetown Agenda van de premier van Barbados, Mia Mottley, om het IMF en de Wereldbank te hervormen om de globale financiële infrastructuur aan te passen aan de realiteit van de klimaatcrisis?
01.07 Kris Verduyckt (Vooruit): Ik zou de heer Fremout willen bedanken, maar ik moet toegeven dat ik het grootste deel van zijn uiteenzetting heb gemist. Ik hoop dat u mij vergeeft als ik iets vraag wat u misschien al gezegd hebt.
Allereerst, het laatste IPCC was bijzonder duidelijk. Het is in de laatste 125 jaar nog nooit zo warm geweest. We zien in de hele wereld de hittegolven, de hevige neerslag en periodes van droogte toenemen. De heer Fremout was gisteravond net als ik op een panelavond, waar we een aantal getuigenissen hebben gehoord uit India en Irak, verhalen van langere periodes met 40 tot zelfs 50 graden Celsius, waar mensen zelfs klimaatvakanties – een woord dat ik nog niet vaak had gehoord – nemen om de hitte in hun land te ontvluchten.
Er werd uiteraard ook verwezen naar Pakistan. Landen ondervinden vandaag aan den lijve wat klimaatopwarming is, terwijl zijzelf daar historisch gezien bijzonder weinig verantwoordelijkheid in dragen. We moeten niet flauw doen, ook in eigen land hebben we de afgelopen tijd de gevolgen van klimaatopwarming gezien. Deze internationale top is dan ook een top waar we allemaal aanwezig moeten zijn. Uiteindelijk weten we dat klimaatopwarming over de grenzen heen gaat. Samenwerking is dan ook bijzonder belangrijk.
De COP27 vindt dan wel plaats in Egypte, een feit waarbij onder anderen de spreker van Ecolo mijns inziens terecht wel wat vraagtekens plaatste, maar dat is geen reden om afwezig te blijven. Sommigen kiezen daarvoor, zoals ook hier vandaag sommige fracties niet aanwezig zijn, maar het is een bijzonder belangrijk moment om als gemeenschap, als wereldgemeenschap, met elkaar te overleggen over hoe we verder gaan. Het klopt wat de PVDA zegt, er zijn inderdaad in het verleden beloften verbroken, maar dat mag ons er niet van weerhouden om volop te blijven inzetten op dit proces. Ik zie immers geen andere oplossing, ik zie geen alternatief.
Wat de inhoud van de COP betreft, denk ik dat de kiemen voor de grootste discussies al op de vorige COP, die in Glasgow, zijn gelegd. De frustratie van de minder ontwikkelde landen, enerzijds over het feit dat de doelstelling van 100 miljard niet bereikt werd en anderzijds dat zij het gevoel hebben dat het te veel over mitigatie en te weinig over adaptatie gaat – waar zij veel meer aan zouden hebben, want ze zijn maar voor een heel klein deel verantwoordelijk voor de wereldwijde uitstoot –, die frustratie leidt ertoe dat het vooral over loss and damage zal gaan, wat een heel belangrijke discussie wordt.
Ik hoorde ook een vorige spreker zeggen dat we ondertussen structureel moeten blijven inzetten op de oplossing van het probleem, en dat is natuurlijk de uitstoot verminderen. Vandaar mijn eerste vraag.
Lopen we niet het risico dat het te weinig over mitigatie zal gaan of dat het bijna niet ter sprake zal komen? Of is het een utopie, gezien de vorige COP, dat we een jaar later nog veel van die dossiers of insteken zullen zien?
Ik heb nog een tweede vraag over de discussie tussen de minder ontwikkelde landen en de westerse landen. Welke rol zullen de groeilanden spelen? Zij zitten er immers ergens tussenin. Ze spelen op het vlak van de uitstoot een belangrijke rol, maar ze zitten vandaag in een heel andere positie. Welke rol zullen zij in deze discussie spelen?
01.08 François Desquesnes (Les Engagés): Monsieur Fremout, je vous remercie pour votre présentation. Avoir résumé en 30 minutes les enjeux de la prochaine COP est un exploit. La situation de crise des prix de l'énergie que l'on connaît aujourd'hui est, pour Les Engagés, aussi une occasion d'enfoncer le clou et d'accélérer la nécessaire transition énergétique dans laquelle nous sommes aujourd'hui engagés.
Vous avez présenté toute une série d'informations, notamment de bilans chiffrés qui viennent de tomber. Il serait d'ailleurs intéressant que vous puissiez nous transmettre le PowerPoint ainsi que les sources des derniers rapports que vous avez présentés ici assez rapidement. Il serait intéressant d'avoir les liens avec les derniers rapports reçus.
Mais, finalement, quel est le bilan de la Belgique? Où la Belgique se situe-t-elle sur les différents critères, à la fois dans les politiques d'engagement climatique et dans la participation au Fonds Loss and Damage. C'est un élément dont nous avons besoin, chers collègues, pour comprendre où nous en sommes dans nos Régions et au fédéral sur la part de contrat à laquelle nous nous sommes engagés à la suite de l'Accord de Paris. Y a-t-il un endroit où on peut lire cela? Aujourd'hui, les autorités belges, vos administrations, disposent-elles de ces informations? Sont-elles rendues publiques?
Le président: C'est maintenant au tour de DéFI. Quelqu'un est-il présent? Non. Je vous laisse la parole, monsieur Fremout.
01.09 Geert Fremout: Mijnheer de voorzitter, dank u voor de vele vragen. Ik zal proberen om daarop te antwoorden.
Over loss and damage en de uitkomsten van de COP – ik moest de zaak kort uiteenzetten – is het zo dat er in Glasgow een aanzet is gegeven voor het opstarten van een driejarige dialoog over de funding arrangements voor loss and damage.
De grote frustratie van de ontwikkelingslanden was dat er een dialoog werd gevoerd waarin geen brug naar het formele proces werd gemaakt. Men kan het vergelijken met een workshop waaraan geen concrete stappen worden verbonden. Daarom is er daarna een demarche gevolgd om loss and damage op de formele agenda te zetten. In de maanden die gevolgd zijn en in Bonn, tijdens de eerste sessie van de Glasgowdialoog, zijn de geesten bij alle spelers gerijpt dat dit inderdaad iets was waar men niet omheen kon. Dat is in dit proces al heel wat. Er is een consensus gegroeid over het feit dat er een formeel agendapunt over loss and damage moet komen. Dat zal wellicht het geval zijn.
Er moet nog grondig worden gesproken over de manier waarop dat precies moet worden geformuleerd, net omdat een aantal landen geen voorafname op de uitkomst van dit proces willen doen en omdat andere nu al willen vastleggen dat ze een facility, een specifiek fonds onder het verdrag, willen.
Het zal sowieso ook een proces van jaren zijn. Wat er nu in de UNFCCC gebeurt, is heel procesmatig. Elk jaar worden er stappen gezet en af en toe worden er grote mijlpalen behaald, maar ik verwacht niet dat de COP27 het grote resultaat voor loss and damage zal opleveren. Het zal dat proces wel structureren. De eerste keer dat dit punt formeel op de agenda staat, zal het wel aanleiding geven tot gesprekken en tot bepaalde conclusies, waarop ik natuurlijk niet kan vooruitlopen.
De Europese positie is om geen voorafname te doen en om de bestaande instellingen te versterken. Het zal dan ook belangrijk zijn om signalen te geven en te krijgen dat dit gebeurt.
Het Waals Gewest heeft bijvoorbeeld vorig jaar al een eerste pledge over loss and damage gemaakt. Dat is een van de eerste actoren. Enkele weken geleden heeft Denemarken een zeer significante financiële pledge voor loss and damage gemaakt. Dat zijn zaken die bijdragen tot een verbetering van de sfeer waarin die gesprekken kunnen plaatsvinden.
Er werd gevraagd op welke manier de energiecrisis het proces beïnvloedt. Ik zei daarnet reeds dat het op de top van de G20 niet erg goed ging. De conjunctuur in het algemeen is niet erg gunstig. Toch zijn er ook goede kanten aan. De stijging van de energieprijzen geeft namelijk een extra stimulans aan mensen om de transitie te maken naar het hernieuwbare. Tegelijkertijd zijn de prijzen van hernieuwbare energie ook gedaald. Dat is dus de goede kant. De mindere kant is inderdaad dat een aantal landen teruggrijpt naar fossiele energiebronnen. Daarop komt ook wel kritiek.
Het is wel zo dat de Europese Unie momenteel de doelstellingen vastlegt in Europese wetgeving. Die noodmaatregelen, maatregelen op korte termijn, hebben geen invloed op het engagement van heel de Europese Unie om de aangegane engagementen en doelstellingen te behalen. Mogelijk, zoals ook werd gezegd door een andere spreker, kan dit ook aanleiding geven tot een verhoging van het ambitieniveau op een bepaald moment. REPowerEU ligt nu nog ter bespreking voor. Het is moeilijk om daarop een voorafname te doen.
Er was ook een vraag over de verhoging van de Europese NDC. Dat sluit daar een beetje bij aan. Op de Raad Milieu van maandag was dat een van de openstaande politieke punten. Dat is een belangrijk thema. Men is geland bij de formulering dat men geen voorafname wil doen op de uitkomst van Fit for 55.
Europa heeft in aanloop naar Glasgow zijn ambitieniveau verhoogd. Men is dat nu in wetgeving aan het verankeren. De NDC zal geüpdatet worden op basis van het resultaat daarvan. Op dit moment doet men echter geen voorafname naar buiten toe. Hetzelfde geldt voor REPowerEU.
Dan kom ik aan klimaatfinanciering. Er is het delivery plan, waarnaar ik verwezen heb. Er komt dit jaar op de COP, maar het is nog niet publiek, een progress report, van dezelfde donoren, over de stand van zaken en welke bijkomende engagementen er inzake klimaatfinanciering zijn geweest het voorbije jaar. Uit de gegevens zou blijken dat wij erin zullen slagen om de doelstelling van 100 miljard te behalen tegen 2023. We zullen natuurlijk moeten zien of dat ook effectief bevestigd wordt.
Met betrekking tot de Belgische bijdrage inzake klimaatfinanciering kan ik zeggen dat de Belgische bijdrage gestegen is, aan het stijgen is. Er is geen burden sharing. Er zijn geen afspraken gemaakt over hoe de 100 miljard verdeeld moet worden tussen de donoren. Er zijn verschillende denktanks en niet-gouvernementele organisaties die daaromtrent denkwerk en rekenwerk gedaan hebben. U kunt dat allemaal raadplegen. Er is een range van voorstellen over wat een faire Belgische bijdrage zou zijn.
Met betrekking tot mensenrechten en multilateralisme, is België op het internationaal niveau een pleitbezorger van zowel mensenrechten als multilaterale oplossingen voor globale problemen. Dat is hier ook zo. In de context van de klimaatonderhandelingen zijn mensenrechten soms een gevoelig thema, omdat er linken zijn met bijvoorbeeld loss and damage. Toch denk ik dat we kunnen stellen dat België ook in die context coherent probeert te zijn met de posities die worden verdedigd in de VN-mensenrechteninstellingen.
Wij zijn betrokken bij verschillende vormen van dynamiek ter zake, onder andere bij de verankering van een verwijzing naar de mensenrechten in de preambule van het akkoord van Parijs.
Wat gebeurt er nu met de vertegenwoordiging in de Europese coördinatie, gelet op de verklaring van de Vlaamse minister, die daarin zitting heeft, dat zij niet zal deelnemen aan de COP? Er is een proces bezig bij het coördinatiecomité Internationaal Milieubeleid om te bekijken welke minister haar zal vervangen.
Er was een vraag van de PS naar de rol van onze dienst. Wij proberen eigenlijk alle actoren, zowel in het nationale als het Europese en het internationale klimaatproces, zo goed mogelijk te ondersteunen, specifiek met het oog op de COP. Wij volgen met een aantal collega's de onderhandelingen. Er is een grote delegatie, die openstaat voor onder meer parlementariërs, maar ook voor vertegenwoordigers van de civiele maatschappij. Die worden opgenomen in de Belgische delegatie, en als de omstandigheden het toelaten, hebben zij ook toegang tot de Belgische coördinatie ter plaatse. Er is onder andere een Benelux-paviljoen, waar wij een stek hebben, en waar aan de Belgische actoren de mogelijkheid wordt geboden bepaalde side events te organiseren.
Er is een vraag gesteld over de Belgische klimaatgovernance. Dat onderwerp valt enigszins buiten het opzet van de vergadering. Er zijn daarover al specifieke discussies geweest en er circuleren allerhande voorstellen. Maar het is vooral uw taak om voor het probleem een oplossing te zoeken, en niet zozeer de onze als federale dienst. Wij spelen onze rol en proberen zo constructief mogelijk te zijn, te helpen waar wij kunnen en goed samen te werken met de gewestelijke administraties ter zake.
Op de vraag over de context van de COP heb ik misschien al geantwoord, namelijk dat de conjunctuur niet specifiek gunstig is. Niettemin is onze ervaring dat de stappen die vooruit worden gezet, altijd kleine stappen zijn, maar uiteindelijk stapsgewijs verbetering brengen.
Het Mitigation Work Programme situeert zich op het niveau van de Verenigde Naties. De grote uitdaging daarin, die voor ons belangrijk is, is dat het geen steriele oefening op de klimaatconferentie wordt, maar erin slaagt signalen te geven naar de echte wereld. Daarom zal het belangrijk zijn de actoren mee aan boord te hebben. Ik denk daarbij aan het bedrijfsleven, alsook aan wetenschappers en allerlei actoren die mee actief bij de zaak betrokken moeten zijn.
Een vernieuwing in de context van Glasgow was bijvoorbeeld dat een aantal sectorale engagementen werden opgenomen in de tekst. Een sectorale aanpak inzake het uitfaseren van elektriciteitsproductie op basis van steenkool en het aanpakken van fossiele-energiesubsidies, de rol van de natuur en methaan laat toe om specifieker, gerichter, praktischer en meer operationeel te zijn. Het Mitigation Work Programme moet op een zodanige manier vorm worden gegeven dat het natuurlijk gelinkt is aan de politieke discussies. Er zal ook een jaarlijkse ministerial roundtable worden georganiseerd over de pre-2030-ambitie. Dat daaruit signalen voortkomen die naar de echte wereld gaan en de landen echt aanzetten om een ambitieus klimaatbeleid te voeren, is de grote uitdaging. Het mag geen steriele discussie worden die wordt opgesloten in het UNFCCC Process.
Op de vraag over de verhoging van de Europese NDC heb ik geantwoord. Er zal een update zijn, maar natuurlijk pas nadat Fit for 55 en de REPowerEU zullen zijn afgerond in de Europese wetgeving. Er zal dan een vervolgstap komen rond de vraag op welke manier een en ander kan worden vertaald in een geactualiseerde versie van de Europese NDC. Dat is een van de zaken die net door de Europese Raad Milieu zijn beslist.
Wat het groeipad voor klimaatfinanciering betreft, komen er van veel landen hoopgevende signalen. Noorwegen heeft aangekondigd zijn klimaatfinanciering te verdubbelen en zijn financiering voor aanpassing te verdriedubbelen. Noorwegen is ook een belangrijke donor voor klimaatfinanciering. Indien een aantal landen dat voorbeeld volgt – en ik denk dat veel landen onderzoeken op welke manier ze kunnen bijdragen aan die 100 miljard –, dan is er hoop dat men dat doel kan bereiken. Dat is zeer belangrijk voor het vertrouwen in het multilaterale proces. Indien men die doelstelling niet haalt op het herexamen, is dit slecht voor het vertrouwen. Dan wordt het moeilijk om verder nog ambitieuze stappen te zetten.
Wat de herstelbetalingen betreft, is het inderdaad zo dat dit thema veel wordt besproken, maar het zal niet aan bod komen op de COP27. Dit is een stapsgewijs proces en de Europese positie momenteel is de diverse opties te bekijken. Ik heb er een aantal opgesomd. Een voorbeeld daarvan is wat er gebeurt op vlak van multilaterale hulp. De secretaris-generaal van de VN heeft een initiatief opgezet om over vijf jaar wereldwijd overal early warning systems te hebben. Dat zijn systemen die rampen en uitzonderlijke weersomstandigheden aankondigen zodat mensen geëvacueerd kunnen worden. Dat zou dus nuttig zijn op wereldwijde basis. Duitsland heeft een G7-initiatief genomen om een globaal schild tegen extreme weersomstandigheden op te richten. Al die initiatieven kunnen worden opgeschaald, maar daarvoor zal extra financiering nodig zijn.
Ik ken het voorstel van de premier van Barbados niet in detail, maar ik heb er wel over gehoord. Het sluit natuurlijk wel aan bij de derde grote doelstelling van het akkoord van Parijs om alle financiële stromen in lijn te brengen met een emissiearme en klimaatweerbare ontwikkeling.
Ik ken daar de details niet van, maar het zal inderdaad nodig zijn om de internationale financiële architectuur en bijvoorbeeld de ontwikkelingsbanken mee aan boord te krijgen in die transitie.
Dan gaat het ook over privéactoren, zoals wat er gebeurt in de Europese context rond taxonomie en sustainable finance. Al die zaken dragen ertoe bij dat de grote financiële stromen in de juiste richting georiënteerd worden.
Uiteraard is het essentieel om te blijven inzetten op mitigation. Dat staat buiten kijf omdat men daar preventief kan ingrijpen op alles wat er verderop in de ketting volgt. De grote uitdaging is om de wereldemissies tegen 2030 te halveren. Zoals u gezien hebt, zitten we nu in een fase waarbij we in het beste geval aan het plafonneren zijn. Dat betekent dat er een drastische uitstootvermindering nodig is om te geraken waar we moeten zijn, namelijk de 1,5 graad binnen bereik te houden.
De landen die het thema loss and damage het hoogst op de agenda zetten, zijn de kleine eilandstaten en de minst ontwikkelde landen. Dat zijn tegelijk ook de beste bondgenoten in de strijd voor een ambitieus emissiereductiebeleid, omdat ze ook beseffen dat de situatie alleen beheersbaar blijft als we de temperatuursverhoging zo laag mogelijk houden.
In 1992 werd een opdeling gemaakt tussen ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden. Sindsdien is de wereld natuurlijk veranderd. Ondertussen zijn er groeilanden, in het bijzonder China, India, Zuid-Afrika en Brazilië. Die landen hebben allemaal eigen kenmerken en hun eigen agenda. Voor die landen is ontwikkeling ook zeer belangrijk en staat dat hoog op de agenda. Zij zijn bijvoorbeeld bezorgd over hun internationale concurrentiepositie. Het is heel belangrijk om hen aan boord te krijgen, gezien hun grote aandeel in de wereldemissies. Initiatieven die in de context van de G20 worden genomen, waar niet alleen de grote uitstoters uit het Noorden, maar ook uit het Zuiden aanwezig zijn, zouden daarom belangrijk zijn. De G20-landen, dus de 20 grootste economieën ter wereld, zijn samen verantwoordelijk voor 80 % van de werelduitstoot.
In de energiecrisis liggen zowel uitdagingen als opportuniteiten. Ik ben daar technisch niet zo specifiek mee bezig. De verhoging van de energieprijzen maakt de transitie naar hernieuwbare energie, mits het juiste beleid, soms ook gemakkelijker voor mensen en bedrijven.
Ik heb mij wat moeten haasten om mijn presentatie af te werken. Ik zal de bronnen nog toevoegen. De meeste van de grafieken die ik heb getoond komen uit VN-, IPCC- en OESO-rapporten en ook wel hier en daar uit een denktank, bijvoorbeeld de thermometer van de Climate Action Tracker van gerenommeerde consultancybedrijven die samen dat soort van opvolging organiseren. De rapportering van België is meestal beschikbaar op de website van onze dienst, www.klimaat.be. Er zijn heel wat rapporteringsverplichtingen in het kader van het VN-Klimaatverdrag, maar ook in het kader van de Europese Unie. Er wordt zowel gerapporteerd over de evolutie van de uitstoot in België als over de bijdrage van België tot de klimaatfinanciering bijvoorbeeld, ook in de context van de OESO. Die info is allemaal zeer gedetailleerd beschikbaar.
01.10 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mijnheer Fremout, bedankt voor uw uitleg en voor uw antwoorden daarnet. U was ook maandagvoormiddag aanwezig, toen onder meer Elizabeth Wathuti een getuigenis kwam brengen die mij ongelooflijk hard geïnspireerd heeft. Als ik haar getuigenis hoor, begrijp ik ook waarom de minder ontwikkelde landen zo teleurgesteld zijn over de uitkomst van de COP26. U spreekt over een proces van jaren, maar die tijd hebben zij niet. Dat maakt me wel bezorgd. Ik wil daar heel eerlijk in zijn, dat gaat me aan het hart. Ik vind het in dat verband belangrijk om aan te geven dat klimaatfinanciering geen kwestie van liefdadigheid is, maar dat het draait om klimaatrechtvaardigheid. Rijke delen hebben nu eenmaal een historische verantwoordelijkheid, daar kunnen we niet omheen. Het is dan ook niet meer dan logisch dat wij instaan voor compensatie van – u gaf zelf een opsomming – verlies van mensenlevens, van biodiversiteit, van land.
Gelukkig zijn er dan regels, en landen die een proactieve rol spelen. U sprak zelf over Wallonië en Denemarken, die op dat vlak een aantal beloften hebben gedaan. Toen u het daarnet had over een mozaïek aan oplossingen, was het mij evenwel niet helemaal duidelijk welke rol België daarin wil opnemen en wat België precies op tafel zal leggen. Ik veronderstel dat dit wel duidelijk zal worden tijdens de COP, maar onze fractie van Ecolo-Groen vraagt van ons land daarin een proactieve rol. We kunnen het niet harder benadrukken, het is een expliciete vraag van Ecolo-Groen: wij moeten als land een proactieve rol opnemen op de belangrijkste klimaatconferentie van het jaar, wat nog niet wil zeggen dat het onderwerp de overige weken van het jaar niet belangrijk zou zijn.
Mijnheer de voorzitter, daarnaast is het moment aangebroken om hier, in de Interparlementaire Klimaatdialoog, aan alle regio's van het land te vragen om hun klimaatambities te verhogen. Het gaat niet meer over haalbaar, het gaat niet meer over betaalbaar, het gaat erover dat er concrete maatregelen genomen worden die de schade in het Zuiden compenseren, maar evengoed de schade in eigen land – denken we maar aan vorige zomer. Ik wilde van deze gelegenheid gebruikmaken om die oproep nogmaals te onderstrepen. Dank u wel.
01.11 Geert Fremout: Ik zal nog even ingaan op de rol van België in de discussies over loss and damage. Zoals ik maandag al heb gezegd, hebben wij doorheen de jaren altijd geprobeerd om dat bespreekbaar te maken en om de taboesfeer daarrond weg te halen. Tegelijkertijd hebben we ook steeds gezocht naar oplossingen die voor iedereen aanvaardbaar zijn, want dat is natuurlijk de grote uitdaging. Ook in de context van de onderhandelingen spelen verschillende bezorgdheden van alle landen mee. Ik heb begrip voor uw waarschuwing dat het vijf over twaalf is. Dat is inderdaad waar. Op alle niveaus wordt altijd gesproken over de dringendheid van de crisis, maar het proces is relatief traag. Dat is de realiteit waarin wij zitten. Daarnaast zijn er nog dingen mogelijk, zoals de initiatieven die onder meer Denemarken heeft genomen. Ik denk dat dat het antwoord is.
Het is een soort rode draad van de Belgische attitude in de context van de klimaatonderhandelingen, maar ook breder, bijvoorbeeld in onze ontwikkelingssamenwerking, waarin wij vaak samenwerken met de minst ontwikkelde en meest kwetsbare landen, dat wij rekening proberen te houden met de legitieme bekommernissen van kwetsbare ontwikkelingslanden.
Ik moet mij verontschuldigen, want op een van de slides die ik heb getoond, met de twee kadertjes, verwees ik naar een rapport, maar ik heb daarover een foute uitleg gegeven. Ik heb dat rapport echter pas vanmorgen om 11 uur gevonden op de website van het UNFCCC. In het ene kadertje staan de unconditional NDCs en in het andere de conditional NDCs, met inbegrip van de inspanningen die ontwikkelingslanden zich voornemen te doen als ze daarvoor worden gefinancierd.
De vergelijking tussen vorig jaar en dit jaar zal klein zijn, incrementeel. Daarvoor is nog een andere slide nodig. In de snelheid, ingegeven door mijn enthousiasme om u het recentste nieuws van vanmorgen mee te geven, heb ik geen tijd gehad om dat fatsoenlijk door te nemen en heb ik gemerkt dat ik mij vergist heb in de uitleg die ik daarnet heb gegeven. Mijn verontschuldigingen daarvoor.
Le président: Si plus personne ne demande la parole, il me reste à remercier encore une fois M. Fremout et les membres des différents Parlements d'avoir été présents aujourd'hui dans le cadre de cette réunion du Dialogue interparlementaire pour le climat. L'exposé de M. Fremout sera disponible sur les plateformes des différents Parlements. Le fichier étant assez lourd, il sera envoyé via les secrétaires des différentes commissions des différents Parlements pour qu'il soit disponible via leurs diverses plateformes.
Enfin, comme nous en avions convenu la dernière fois, il y aura une réunion des chefs de délégation dans les prochaines semaines pour déterminer la suite du Dialogue interparlementaire.
Je vous remercie et je vous souhaite une excellente journée.
La réunion publique de commission est levée à 13 h 53.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 13.53 uur.