Commission de la Mobilité, des Entreprises publiques et des Institutions fédérales

Commissie voor Mobiliteit, Overheidsbedrijven en Federale Instellingen

 

du

 

Mercredi 19 octobre 2022

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 19 oktober 2022

 

Voormiddag

 

______

 

 


La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 15 et présidée par M. Jean-Marc Delizée.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.15 uur en voorgezeten door de heer Jean-Marc Delizée.

 

01 Vraag van Frieda Gijbels aan Thomas Dermine (Relance, Strategische Investeringen en Wetenschapsbeleid) over "Het onderzoek van de Koninklijke Sterrenwacht over de overstromingen in Wallonië in 2021" (55027351C)

01 Question de Frieda Gijbels à Thomas Dermine (Relance, Investissements stratégiques et Politique scientifique) sur "L'enquête de l'Observatoire royal concernant les inondations de 2021 en Wallonie" (55027351C)

 

01.01  Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik ben blij dat we u nog eens vragen kunnen stellen en hopelijk ook goede antwoorden kunnen krijgen. Sommige vragen dateren immers al van een halfjaar geleden, van april en mei 2022. Ze zijn dus misschien niet allemaal meer even relevant, maar ik probeer de relevante zaken eruit te halen.

 

Mijn eerste vraag betreft de overstromingen in Wallonië en een deel van Limburg in 2021. Vreemd genoeg liet de Koninklijke Sterrenwacht weten dat zij die zware regenval en de verzadiging van de bodem konden opmerken. Zij voeren immers gravimetrische analyses uit en hadden vastgesteld dat de grond rond de gravimeter verzadigd raakte, waardoor er geen waterabsorptie meer mogelijk was en het water de rivier instroomde, met die overstromingen tot gevolg. Er kon op verschillende momenten een toename van het aantal trillingen worden waargenomen en voorafgaand aan de overstromingen werd ook een verhoogde ruis vastgesteld.

 

Dat zijn interessante bevindingen en de vraag is of we hiermee iets zullen doen. Wordt er verder gevolg gegeven aan die bevindingen? Welke lessen trekt u daaruit? Welke rol kunnen de federale instellingen spelen zodat men beter voorbereid is op een volgende ramp of overstroming? Kan een registratie van dergelijke fenomenen voor een betere voorbereidheid zorgen? Kunnen dergelijke zaken in de toekomst aan het Crisiscentrum of aan de hulpdiensten worden gemeld?

 

01.02 Staatssecretaris Thomas Dermine: Mevrouw Gijbels, mijnheer Briers, het is inderdaad een paar maanden geleden dat wij samen hebben gezeten. Ik heb een lang antwoord op uw vragen. Ik kan u ook een schriftelijke versie van het antwoord bezorgen.

 

U had een vraag over het onderzoek bij de Koninklijke Sterrenwacht. Het gaat hier om het resultaat van een fundamenteel onderzoek, een ontdekking die mogelijk was dankzij de werkzaamheden die de afgelopen 27 jaar zijn verricht in het station van Membach, tussen de stuwdammen van Eupen en la Gileppe.

 

Om de operationele fase in te gaan, zou een netwerk van gravimeters moeten worden ingezet, wat momenteel niet mogelijk is wegens de kosten en de complexiteit van dit type instrument. Daarom is onderzoek en ontwikkeling nodig met instrumenten waarmee de verzadiging van de bodem in een risicogebied op een continue, efficiënte en betaalbare manier kan worden geschat.

 

Er bestaan andere technieken om de verzadigingsgraad van de bodem te meten, bijvoorbeeld sensoren, maar die zijn nog in de ontwerpfase.

 

Het voorspellen en meten van neerslag is een taak van het Koninklijke Meteorologisch Instituut, dat onafhankelijk is van de Koninklijke Sterrenwacht van België, en waartoe de operationele directie Seismologie behoort. Er is echter een uitstekende samenwerking tussen het KMI en de Koninklijke Sterrenwacht, waardoor de studie van Membach van 2022 en andere studies in het verleden mogelijk waren.

 

Een van de taken van de Koninklijke Sterrenwacht is het meten van de seismische activiteit in België. Deze seismische metingen stellen ons in staat om het verloop van de ramp van 14 juli 2021 beter te documenteren. Het zou ons echter geenszins in staat hebben gesteld om deze ramp te voorkomen.

 

U vraagt mij of het in beeld brengen van een soortelijk fenomeen tot een betere paraatheid kan leiden. Wat de Vesdervallei betreft, is dat tot op zekere hoogte het geval, op voorwaarde dat er een wachtdienst komt. Het praktische nut zal in dit verband zeer beperkt blijven in vergelijking met andere maatregelen.

 

Ik heb een langer antwoord, maar ik zal u dat schriftelijk bezorgen.

 

01.03  Frieda Gijbels (N-VA): Ik kijk dan uit naar het uitgebreide antwoord. U geeft aan dat er nog onderzoek en ontwikkeling nodig is om er een netwerk van te kunnen maken. Er worden ook nieuwe technieken en nieuwe sensoren ontwikkeld. Het zou wel goed zijn om de deelstaten en de ontwikkelaars daarbij te betrekken. Zo kan de opgebouwde expertise gedeeld worden.

 

Dergelijke signalen zijn ook belangrijk. We hebben nu ontdekt dat het iets kan betekenen als het niet alleen wordt gerapporteerd, maar ook wordt doorgegeven aan de hulpcentrales, zodat iedereen ervan op de hoogte is. De noodcentrales moeten ook weten wat het betekent als zulke signalen worden opgepikt.

 

Ik hoop dus dat er iets mee wordt gedaan, want het was een heel belangrijke vaststelling.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Frieda Gijbels aan Thomas Dermine (Relance, Strategische Investeringen en Wetenschapsbeleid) over "De Academia Belgica" (55027898C)

02 Question de Frieda Gijbels à Thomas Dermine (Relance, Investissements stratégiques et Politique scientifique) sur "L'Academia Belgica" (55027898C)

 

02.01  Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, deze vraag dateert van mei 2022. In uw beleidsnota gaf u aan dat de Academia Belgica een managementplan zou uitrollen met strategische en operationele doelstellingen, om ieders individueel werk zinvol te maken en samen te streven naar een gemeenschappelijk wetenschappelijk en cultureel doel. Er werd ook gewezen op het belang dat de instelling de gezondheidscrisis op een positieve financiële manier zou kunnen doorstaan.​

 

Ondertussen werden het Belgisch Historisch Instituut te Rome en de Nationale Stichting Prinses Marie-José geïntegreerd in de Academia Belgica, maar er lijkt toch nog wel een en ander mis te lopen. Zo ontbreekt blijkbaar de jaarrekening van 2020. Het Rekenhof heeft daarop gewezen in zijn rapport van vorig jaar. Uit het nieuwe rapport van het Rekenhof blijkt bovendien dat ook de rekening van 2021 niet tijdig is voorgelegd. Ondertussen werd die van 2020 blijkbaar wel ingediend, maar dat was dus duidelijk te laat. Wat is daar de stand van zaken? Is het jaarverslag bijvoorbeeld ook openbaar raadpleegbaar? Toen wij hebben gekeken, was het namelijk niet te vinden op de website.

 

Hoe heeft de Academia Belgica de gezondheidscrisis doorstaan? Heeft zij de activiteiten moeten beperken? Wat is de impact geweest op het personeelbestand? Hoe is de integratie van de Nationale Stichting Prinses Marie-José en het Belgisch Historisch Instituut te Rome verlopen? Welke uitdagingen brengt dat met zich mee?

 

02.02 Staatssecretaris Thomas Dermine: Mevrouw Gijbels, het Rekenhof verklaart niet dat de jaarrekening voor 2020 ontbreekt, maar geeft aan dat ze niet volledig is. Door haar opneming in consolidatie had de Academia Belgica reële moeilijkheden om alle vereiste bijlagen op te stellen. In overleg met het Instituut voor de Nationale Rekeningen is de Academia Belgica niet langer opgenomen in de consolidatie. De rekeningen van 2020 werden goedgekeurd door een extern boekhoudkantoor en door een bedrijfsrevisor, goedgekeurd door de raad van bestuur en ingediend bij de verschillende Belgische autoriteiten. De rekeningen worden ook ingediend bij de ondernemingsrechtbank, overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.

 

De Academia Belgica heeft de gezondheidscrisis overwonnen door alle maatregelen van de Belgische en de Italiaanse regering te integreren. De activiteiten werden beperkt overeenkomstig de geldende bepalingen. Voor het personeel werden alle mogelijke beschermingsmaatregelen genomen, bijvoorbeeld telewerken en mondmaskers.

 

De integratie van de Nationale Stichting Prinses Marie-José en het Belgisch Historisch Instituut te Rome is volledig afgerond. Onlangs heeft een koninklijk besluit de activa van het Belgisch Historisch Instituut te Rome overgedragen aan de Academia Belgica en voorzien in de ontbinding van het instituut. De Nationale Stichting Prinses Marie-José werd door de bevoegde rechtbank ontbonden en haar activa werden overgedragen aan de Academia Belgica. De belangrijkste uitdaging van deze integratie is de uitvoering van de uitgebreide taken van de Academia Belgica.

 

02.03  Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, in het rapport van het Rekenhof, meer bepaald boek 178 van verleden jaar, lees ik nochtans dat er drie algemene rekeningen voor 2020 ontbreken, namelijk die van de Academia Belgica en daarnaast ook die van Enabel en BIO-Invest. Blijkbaar heeft het Rekenhof de jaarrekening van 2020 van de Academia Belgica nu pas ontvangen. Het Rekenhof geeft verder aan dat ook de rekening van 2021 nog moet worden ingediend. De verandering van het statuut, waardoor die rekening niet meer moet worden opgenomen in de begroting, gaat pas vanaf dit jaar in. De rekening van 2021 moet dus wel degelijk nog worden ingediend. Ik wil erop aandringen dat u erop toeziet dat dit ook gebeurt.

 

In het algemeen lijkt het mij een te volgen regel dat er met aan een instelling toegekende publieke middelen verantwoordelijk wordt omgegaan. Ik denk dat het ook onder uw bevoegdheid als staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid valt dat u er wel degelijk op aandringt dat dit in orde komt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- Frieda Gijbels aan Thomas Dermine (Relance, Strategische Investeringen en Wetenschapsbeleid) over "De 7 vacatures voor algemeen directeur bij de federale wetenschappelijke instellingen" (55027910C)

- Frieda Gijbels aan Thomas Dermine (Relance, Strategische Investeringen en Wetenschapsbeleid) over "De toekomst van het federale wetenschapsbeleid" (55027912C)

- Frieda Gijbels aan Thomas Dermine (Relance, Strategische Investeringen en Wetenschapsbeleid) over "De verzelfstandiging van de FWI's" (55028181C)

- Frieda Gijbels aan Thomas Dermine (Relance, Strategische Investeringen en Wetenschapsbeleid) over "Het nieuwe strategische plan voor het federale wetenschapsbeleid" (55030656C)

03 Questions jointes de

- Frieda Gijbels à Thomas Dermine (Relance, Investissements stratégiques et Politique scientifique) sur "Les sept postes vacants de directeur général auprès des établissements scientifiques fédéraux" (55027910C)

- Frieda Gijbels à Thomas Dermine (Relance, Investissements stratégiques et Politique scientifique) sur "L'avenir de la politique scientifique fédérale" (55027912C)

- Frieda Gijbels à Thomas Dermine (Relance, Investissements stratégiques et Politique scientifique) sur "L'autonomisation des ESF" (55028181C)

- Frieda Gijbels à Thomas Dermine (Relance, Investissements stratégiques et Politique scientifique) sur "Le nouveau plan stratégique pour la politique scientifique fédérale" (55030656C)

 

03.01  Frieda Gijbels (N-VA): Mijn vragen gaan inderdaad over de vacatures bij de federale wetenschappelijke instellingen (FWI), in eerste instantie voor algemeen directeur. Er liepen in mei zeven vacatures. Een partijgenoot van u kondigde toen aan dat het eindelijk tijd werd om opnieuw een taalevenwicht na te streven onder de algemeen directeurs van de FWI's. Negen van de huidige directeuren zijn Nederlandstalig en vier Franstalig.

 

Beoogt de regering inderdaad tot een gelijkere verdeling op basis van taalpariteit te komen bij de algemeen directeuren van de FWI's? Hoe wil de regering dat dan bereiken in het kader van de zeven lopende vacatures?

 

Bent u van mening dat de ervaring en deskundigheid van kandidaten voor die mandaten van algemeen directeur dan ondergeschikt dienen te zijn aan de moedertaal van de kandidaten?

 

Vreest u geen procedures wegens schending van het gelijkheidsbeginsel naar aanleiding van de invulling van die zeven mandaten, bijvoorbeeld doordat een van de huidige tijdelijke algemeen directeuren uiteindelijk niet geselecteerd zou worden?

 

Op welke manier wordt de onafhankelijke beoordeling van kandidaten in het kader van de zeven vacatures gegarandeerd? Wie neemt de eindbeslissing? Op welke manier is een eventuele jury samengesteld?

 

Tegen wanneer zouden de zeven nieuwe benoemingen rond moeten zijn?

 

De tweede vraag is gelijklopend. Naar aanleiding van de gepubliceerde vacatures is er een artikel verschenen in Bruzz. Daarin stond dat u zou hebben gezegd dat het federale wetenschapsbeleid tijdens een groot deel van de vorige legislatuur werd verwaarloosd. U zou dat hebben aangegeven in een persbericht om de vacante directiefuncties aan te kondigen. Het persbericht in kwestie heb ik niet kunnen vinden. Ondertussen lijkt het erop dat alle pogingen tot hervorming en modernisering van het federale wetenschapsbeleid worden teruggedraaid. U gaf aan dat er in de zomer een strategisch plan voor BELSPO zou worden ondertekend.

 

Staat u inderdaad achter de uitspraak dat het federale wetenschapsbeleid tijdens de vorige legislatuur werd verwaarloosd?

 

Zal er in het kader van het strategisch plan een kerntakendebat worden gehouden over de rol van het federale wetenschapsbeleid en de wetenschappelijke instellingen?

 

Wat zijn volgens u de kerntaken van het federale wetenschapsbeleid en hoe maakt u daar het onderscheid met de bevoegdheden van de deelstaten?

 

Volgens het regeerakkoord zou de verzelfstandiging van de federale wetenschappelijke instellingen worden voortgezet. Wat is de stand van zaken?

 

Wat is de stand van zaken van het strategisch plan? In juli 2022 ondertekende u immers samen met de nieuwe voorzitter van BELSPO het plan voor het federale wetenschapsbeleid voor de periode 2022-2024 met als doel de FWI's meer federaal te verankeren. Op het moment van de ondertekening van het plan zou er geen Nederlandstalige versie beschikbaar zijn geweest. Wanneer was die Nederlandstalige versie wel beschikbaar en wanneer is ze verspreid aan de betrokkenen?

 

In het plan is vaak sprake van "het op zoek gaan naar synergieën", maar dat blijft vervolgens heel vaag. Hoe wilt u dat concreter invullen?

 

Het plan vermeldt dat de relatie tussen het POD – de centrale component – en de FWI's die eronder ressorteren, in veel opzichten gespannen en problematisch blijft. Er zijn dus heel wat inspanningen nodig om die relatie te verbeteren. Over welke spanningen gaat het? Welke acties worden ondernomen om de relaties te versterken? Denkt u dat een grotere federale verankering de oplossing is?

 

In het regeerakkoord is letterlijk vermeld: "Op korte termijn zal de federale regering een strategisch plan voor het federale wetenschapsbeleid in zijn geheel opmaken, waarbij de verzelfstandiging van de FWI's vooropstaat." Hoe ver staat die verzelfstandiging van de FWI's? Welke stappen moeten nog worden gezet? Wanneer zal die verzelfstandiging een feit zijn?

 

U kondigt ook een spending review van BELSPO aan. Hoe ver staat die en wanneer kunnen we daarvan de resultaten verwachten?

 

03.02 Staatssecretaris Thomas Dermine: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Gijbels, ik beschik ook over een schriftelijk antwoord, dat u kan worden bezorgd. We zullen de wettelijke bepalingen, in het bijzonder de wetgeving inzake het taalgebruik in bestuurszaken, naleven bij de rekrutering van de zeven nieuwe directeurs. Ook de geldende procedures zullen worden nageleefd.

 

De voorwaarden voor management- of beroepservaring zijn vastgesteld in twee verschillende besluiten, namelijk het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 en het koninklijk besluit van 13 april 2008.

 

De beoordeling van het secundaire karakter van de ervaring en deskundigheid van kandidaten met betrekking tot hun moedertaal is in de bestaande wettelijke procedure niet aan de orde.

 

Wat een hypothetische schending van het gelijkheidsbeginsel betreft, kan ik u verzekeren dat alle kandidaten gelijk zullen worden behandeld, ongeacht of zij al dan niet algemeen directeur ad interim zijn.

 

De selectie van de zeven directeurs wordt door Selor autonoom beheerd en georganiseerd. De modaliteiten voor de samenstelling van de jury's worden vastgesteld overeenkomstig de voornoemde koninklijke besluiten. Het is aan de voorzitter van het directiecomité om een keuze te maken uit de kandidaten met A- of B-ratings en zijn keuze te motiveren.

 

De datum van de zeven nieuwe aanstellingen hangt af van verschillende parameters, zoals de datum van het bezorgen van de lijsten met geslaagde kandidaten door Selor en de duur van de eventuele opzeggingstermijnen. Wij hopen – en ik heb daarover een gesprek gehad met de voorzitter van het directiecomité – dat tegen eind 2022 te hebben voltooid voor de zeven kandidaturen.

 

De wetenschappelijke autonomie van de wetenschappelijke instellingen hoeft niet meer te worden bewezen. De wetenschappelijke instellingen beschikken over budgettaire en boekhoudkundige autonomie, krachtens het koninklijk besluit van 1 februari 2000.

 

De instellingen hebben intussen meer autonomie bij het gebruik van hun investeringsreserve om investeringen te doen. De wetenschappelijke instellingen hebben ook administratieve autonomie. Een belangrijke stap werd gezet met de nieuwe regels inzake de delegatie van handtekeningen binnen de administratie. De regels die van toepassing waren, waren immers grotendeels verouderd. Met het nieuw ministerieel besluit van 18 juni 2021 worden de delegatieregels niet alleen aangepast aan de huidige regelgeving en context, maar ook aanzienlijk vereenvoudigd. De rolverdeling tussen de voorzitter van het directiecomité van de POD Wetenschapsbeleid en de algemene directeuren is beter gedefinieerd op het niveau van het administratieve proces.

 

De versterking van de autonomie van de wetenschappelijke instellingen is niet onverenigbaar met de ontwikkeling van synergieën en schaalvoordelen. Om de organisatie van de dienst te optimaliseren en optimaal gebruik te maken van de competenties, werd een inspraakproces op gang gebracht om een beheerscontract op te stellen op basis van strategische ambitie.

 

In juni 2020 is er een work in progress gepresenteerd. Dat document bevat transversale doelstellingen voor de ontwikkeling van alle entiteiten van het departement. De bijzonderheden van de verschillende instellingen komen tot uiting in specifieke doelstellingen. Het document is op grote schaal verspreid binnen het departement, zodat elk personeelslid kan bepalen wat zijn of haar bijdrage is aan de doelstellingen van de organisatie.

 

De nieuwe voorzitter van het directiecomité, de heer Arnaud Vajda, is op 1 februari 2022 aangetreden en de regeling inzake strategisch en operationeel plan is daadwerkelijk op 1 maart 2022 in werking getreden. De ondertekening van het strategisch plan van het departement heeft enkele maanden geleden plaatsgevonden. Het directiecomité van BELSPO en mijn kabinet hebben een intensief proces achter de rug over het beheerscontract, dat nu volledig in werking is.

 

03.03  Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, uit uw antwoord leid ik af dat het inderdaad ongepast was dat iemand van uw partij uitlatingen heeft gedaan over het nastreven van een taalevenwicht tussen die dertien FWI's. Dat kan echt niet. Wij zullen ook opvolgen wat daar de uitkomst van is.

 

U hebt echter niet geantwoord op de vraag of er een Nederlandstalige versie van het strategisch plan beschikbaar was op het moment dat dat werd ondertekend door u. Wij weten dat die er niet was en dat vind ik echt onaanvaardbaar. Alles wijst op een volledige ommekeer van het moderniseringsbeleid dat in de vorige legislatuur eindelijk was ingezet.

 

U weet dat BELPO en de federale wetenschappelijke instellingen worden gezien als PS-bastion. U doet er ook niets aan om die indruk te veranderen. In uw geval zou ik daar voorzichtig mee omspringen. Het is niet aanvaardbaar in een land waar er verschillende officiële landstalen zijn, dat een versie van een strategisch plan officieel wordt ondertekend zonder dat er een Nederlandse versie beschikbaar is. Daar kan ik gewoon niet bij. U hebt het ook niet ontkend.

 

U geeft aan dat de verzelfstandiging van de wetenschappelijke instellingen niet in strijd is met de synergieën die er ontstaan. Ik heb het strategisch plan erop nagekeken en er wordt geen enkele keer melding gemaakt van verzelfstandiging, terwijl dat wel uitdrukkelijk in het regeerakkoord opgenomen is.

 

Dus vraag ik me af wat uw coalitiepartners daarvan vinden. Ik denk niet dat ze daar zo gelukkig mee zijn. Ik denk ook niet dat dit zomaar in het regeerakkoord is opgenomen. Ik denk echt dat verschillende van uw coalitiepartners wel voorstander zijn om naar een toekomstbestendig beleid te gaan. We hebben immers op dit moment geen nood aan een wetenschappelijk beleid dat centralistisch en log is. We hebben nood aan flexibele, zelfstandige structuren die meekunnen met hun tijd en die ook kunnen bewijzen dat de gemeenschapsmiddelen goed worden besteed.

 

Op deze manier, mijnheer de staatssecretaris, zullen wij er heel kritisch op blijven toezien. Ik hoop maar dat u inziet dat dit niet de way to go is.

 

De voorzitter: Over een paar weken zullen we de gelegenheid krijgen om de beleidsnota van de staatssecretaris te bespreken. Daarvoor heb ik een planning, die evenwel nog gevalideerd moet worden. Er zijn acht ministers en staatssecretarissen in onze commissie. De agenda voor de komende weken zal dus goed gevuld zijn. Dan zullen alle fracties hun standpunten kunnen toelichten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Michael Freilich aan Thomas Dermine (Relance, Strategische Investeringen en Wetenschapsbeleid) over "De overdracht van de database over de joodse gemeenschap aan het Rijksarchief" (55028065C)

04 Question de Michael Freilich à Thomas Dermine (Relance, Investissements stratégiques et Politique scientifique) sur "Le transfert de la base de données relative à la communauté juive aux Archives de l'État" (55028065C)

 

04.01  Michael Freilich (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, op de agenda van de ministerraad van 20 mei stond onder andere de overdracht aan het Rijksarchief van de database voor de schadeloosstelling van de joodse gemeenschap. Ik heb deze vraag ook schriftelijk ingediend, dus ik heb het antwoord reeds ontvangen. Desalniettemin wil ik vandaag benadrukken dat het bijzonder belangrijk is dat er blijvend aandacht is voor wat de joodse gemeenschap is overkomen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het is een belangrijk signaal voor ons land dat men aan die schadeloosstelling heeft gewerkt. Een schadeloosstelling mag echter niet als compensatie worden beschouwd, want het gaat immers om de teruggave van goederen en gelden die de joodse gemeenschap werden ontnomen.

 

Dat hoofdstuk wordt nu afgesloten door de verhuizing van het archief van de FOD Kanselarij van de Eerste Minister naar een andere locatie. Ik begrijp dat dit archief wegens privacyredenen niet publiek toegankelijk is, maar het is belangrijk dat wetenschappers de mogelijkheid hebben die database te raadplegen. Dat blijft immers belangrijk voor het historisch onderzoek. De NMBS is vandaag een onderzoek gestart naar haar eigen verleden. Voor mij is dat op persoonlijk vlak een zeer belangrijk verhaal, aangezien mijn grootvader van Antwerpen naar de Dossinkazerne en vervolgens naar Auschwitz werd gedeporteerd. Hij heeft het gelukkig overleefd, maar die deportatie is dus gebeurd met medewerking van de NMBS. Het is dus belangrijk dat de joodse gemeenschap en onderzoekers steeds toegang hebben tot die archieven. Daarom vraag ik u om toegang tot die archieven te verlenen zodat ze geconsulteerd en onderzocht kunnen worden.

 

04.02 Staatssecretaris Thomas Dermine: Mijnheer Freilich, dank u voor uw vraag die zeer belangrijk is en die over een donkere periode in onze geschiedenis gaat.

 

Wij moeten ook in de toekomst voorzichtig blijven als wij het over dit belangrijke onderwerp voor onze samenleving hebben.

 

De verwerking van de aanvragen voor schadeloosstelling werd afgerond op 31 december 2007. De laatste dossiers waarvan de verwerking het voorwerp uitmaakte van een geschil voor de Raad van State, werden afgewerkt eind 2014. Daarmee kwam een einde aan het mandaat van de Commissie voor de Schadeloosstelling van de Joodse Gemeenschap van België. Alle behandelde dossiers die in de database zijn opgenomen, zijn nu dus afgesloten.

 

Met toepassing van artikel 84, paragraaf 1, 2e alinea van de gecoördineerde wetten op de Raad van State werd het ontwerp voor advies voorgelegd aan de Raad van State.

 

Wat de toegang tot de gegevens betreft, moeten twee soorten vragen onderscheiden worden.

 

Ten eerste, personen die rechtstreeks betrokken zijn, of hun rechthebbenden tot in de tweede graad, wordt de toegang verleend tot de gegevens die hen aanbelangen op schriftelijke aanvraag, gericht aan het Algemeen Rijksarchief.

 

Ten tweede, voor personen die informatie willen verkrijgen voor genealogische, geschiedkundige of andere doeleinden, is een termijn van 30 jaar van toepassing, volgend op de overdracht van de database. Tijdens die periode kan een gemotiveerd verzoek gericht worden aan het Algemeen Rijksarchief en zal de informatie enkel bezorgd worden in de vorm van een uittreksel.

 

De instemming van alle nog levende personen op wie de gegevens slaan, zal echter vereist zijn, en is verplicht.

 

In dat verband mogen derden de database slechts raadplegen 30 jaar na de overdracht aan het Algemeen Rijksarchief.

 

Kortom, we moeten een verschil maken tussen deze twee soorten vragen.

 

04.03  Michael Freilich (N-VA): Dat is net mijn punt. Er zijn enerzijds familieleden en anderzijds mensen die dat doen voor genealogisch onderzoek.

 

Ik wil ook nog een derde groep aanstippen: de onderzoekers. Misschien is het mogelijk om dat te bekijken en nog mee op te nemen. Het is immers zo dat men ook toegang verleent voor onderzoek naar de Holocaust en naar de manier waarop ons land er nadien mee is omgegaan. Dat ontbreekt volgens mij in uw antwoord. Misschien staat het wel degelijk in het KB dat ik niet heb kunnen lezen, maar ik vraag wel dat men het nodige daarvoor doet.

 

Ik heb ook begrepen dat er een gemotiveerd verslag is. Het zou dus best kunnen dat als onderzoekers een vraag zouden richten aan het Archief, ze wel toegang krijgen. Het zou echter positief zijn indien u en uw regering stellen dat dit mogelijk is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Frieda Gijbels aan Thomas Dermine (Relance, Strategische Investeringen en Wetenschapsbeleid) over "Windmolens die een bedreiging voor de Einstein Telescope vormen" (55029042C)

05 Question de Frieda Gijbels à Thomas Dermine (Relance, Investissements stratégiques et Politique scientifique) sur "Les éoliennes pouvant mettre en péril le projet du téléscope Einstein" (55029042C)

 

05.01  Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb u enige tijd geleden al vragen gesteld over de bouw van windmolens in de gemeente Dalhem. Die windmolens zouden zich binnen de tien kilometer van de potentiële site voor de Einstein Telescope bevinden, wat de toekomst van het project in gevaar brengt. U weet dat dit project belangrijk is voor onze regio's.

 

U hebt eerder gezegd dat u overleg met uw collega's van de Waalse regering zou plegen zodat het project veilig kon worden gesteld.

 

De universiteit van Luik heeft ook hoger beroep tegen het windmolenproject aangetekend.

 

Via de media verneem ik dat de Waalse regering zich niet over het hoger beroep heeft uitgesproken, waardoor de oorspronkelijke toelating voor de bouw van de windmolens behouden blijft.

 

Mijnheer de staatssecretaris, hoe is het overleg met uw Waalse collega's afgelopen? Zult u actie ondernemen om de belangen van onze economie te verdedigen? Zo ja, welke actie? Bent u hierover ook in overleg met de verschillende regio's en met Nederland en Duitsland?

 

05.02 Staatssecretaris Thomas Dermine: (…) voor onze wetenschappelijke infrastructuur, maar ook voor de socio-economische ontwikkeling van ons land.

 

Er is inderdaad een project dat door de Euregio Nederland, België en Duitsland wordt ingevoerd. Ik wil u er in de eerste plaats van verzekeren dat ik de wetenschappelijke en economische belangen van België bij dergelijke projecten altijd zal verdedigen vanuit mijn bevoegdheid voor het wetenschapsbeleid, de relance en de strategische investeringen.

 

Het overleg met mijn Waalse collega, minister Willy Borsus, om de beste voorwaarden te verzekeren dat België een deel van de Einstein Telescope kan huisvesten, is nog bezig. Ik heb verzocht om een officieel interfederaal overleg over deze kwestie. Dit zal daarom op de agenda staan van de volgende interministeriële conferentie voor Wetenschapsbeleid, die in het late najaar is gepland.

 

Ik wil er ook aan herinneren dat er sinds maart 2022 een high level group is opgericht met vertegenwoordigers van de administratie en met onderzoeksfondsen om de voortgang van de positie van België in de kandidatuur voor het vestigen van de onderzoeksinfrastructuur in de Euregio Maas-Rijn te bespreken.

 

Er zijn ook contacten met andere landen, in dit stadium vooral met Nederland. Die moeten worden versterkt.

 

Vanuit de federale overheid spelen wij enerzijds een coördinerende rol en denken wij anderzijds aan een financiële bijdrage boven op die van de deelstaten.

 

In ieder geval kan ik bevestigen dat dit project voor ons prioritair is en een zeer grote potentiële impact heeft in de provincies Luik en Limburg. Het is een belangrijk project voor België.

 

05.03  Frieda Gijbels (N-VA): Er moet snel duidelijkheid komen. Europa zal, meen ik, in 2025 beslissen waar het project terechtkomt. Er hebben zich ook twee andere sites kandidaat gesteld.

 

Bij onze site zijn drie landen betrokken, waarvan dan nog een met twee deelstaten. Als het allemaal te ingewikkeld wordt, is mijn vrees dat Europa voor een andere site zal kiezen. Ik roep u er daarom toe op uw coördinerende rol ten volle op te nemen, alle plooien glad te strijken en Europa snel duidelijk te maken dat wij allemaal klaarstaan om zo'n project te ontvangen. Het is inderdaad een belangrijk project, zowel om de regio op te waarderen als om de expertise in huis te halen en natuurlijk ook voor de werkgelegenheid. Eén regio mag geen stokken in de wielen steken en voor de windmolens kan een andere locatie gevonden worden. Ik veronderstel dat u goede contacten hebt binnen de Waalse regering. Maak er dus dringend werk van.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Questions jointes de

- Jean-Marc Delizée à Thomas Dermine (Relance, Investissements stratégiques et Politique scientifique) sur "Le projet HOME et la restitution des restes humains" (55029902C)

- Jean-Marc Delizée à Thomas Dermine (Relance, Investissements stratégiques et Politique scientifique) sur "La restitution du masque kakuungu en RDC" (55030067C)

06 Samengevoegde vragen van

- Jean-Marc Delizée aan Thomas Dermine (Relance, Strategische Investeringen en Wetenschapsbeleid) over "Het project HOME en de restitutie van menselijke resten" (55029902C)

- Jean-Marc Delizée aan Thomas Dermine (Relance, Strategische Investeringen en Wetenschapsbeleid) over "De restitutie van het kakuungu-masker in de DRC" (55030067C)

 

06.01  Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le secrétaire d'État, j'ai deux questions jointes. La première concerne la restitution de restes humains; la deuxième concerne la restitution du masque kakuungu. Il y a une logique à les joindre, puisqu'elles concernent toutes les deux la problématique des restitutions.

 

Nous avons eu de longs débats pour aboutir au vote d'une loi sur la restitution des biens culturels. Dans ces débats, vous avez souvent été interpellé sur le fait que cela ne concernait que les biens culturels, et ne concernait ni les restes humains ni les archives. Nous avons entendu cela aussi lors de la mission sur place. Vous avez répondu, à juste titre, je pense, que ces deux domaines relèvent de législations différentes et de problématiques différentes.

 

Concernant les restes humains, c'est un constat que, depuis plusieurs décennies, notre pays détient des restes humains issus de la période coloniale.

 

En 2020, un projet scientifique a été initié: le projet HOME (Human Remains Origin(s) Multidisciplinary Evaluation). Ce projet est mené par quatre institutions scientifiques fédérales – l'Institut royal des Sciences naturelles, qui coordonne le projet, le Musée royal de l'Afrique centrale, l'Institut National de Criminalistique et de Criminologie et les Musées royaux d'Art et d'Histoire – avec trois universités – l'ULB, l'Université Saint-Louis de Bruxelles et l'Université de Montréal.

 

Ce travail est en cours depuis environ deux ans et demi. Il a notamment pour objectif de travailler sur le cadre légal, d'aboutir peut-être à des propositions pour un projet de loi qui permettraient d'envisager les restitutions. Pour l'instant, à ma connaissance, aucune loi n'existe pour encadrer la remise de ces corps, de ces dépouilles, aux familles ou au pays d'origine.

 

Lors de la mission sur place, cette question des restes humains a été évoquée à de nombreuses reprises, tant par les autorités que par la société civile. Je dirais que c'est un point d'attention assez important.

 

Monsieur le secrétaire d'État, où en est cette étude HOME? Quand sera-t-elle terminée? Au terme de celle-ci, un comité de suivi sera-t-il mis en place pour mettre en œuvre les recommandations? La société civile y sera-t-elle éventuellement associée? Comment voyez-vous la suite de ce dossier? Dans quel calendrier? Ceci afin de rendre possible et de mettre en œuvre les restitutions de restes humains contemporains vers leur pays d'origine.

 

La deuxième question concerne le masque kakuungu. La Belgique a posé un acte symbolique fort le 8 juin dernier. Le roi Philippe et la délégation du gouvernement ont remis un masque rare, le masque dit kakuungu, de l'ethnie Suku, au Musée national de la République démocratique du Congo à Kinshasa. Nous l'avons vu, monsieur Briers. Nous avons fait des photos à côté de ce grand masque très symbolique et très important dans l'histoire du peuple concerné au Congo.

 

Il y a malheureusement eu une polémique dans certains médias, quelque peu relayée par les réseaux sociaux. Je ne dis pas qu'elle a été de grande ampleur, mais elle a dénoncé le fait que ce masque serait une copie. On peut avoir les meilleures intentions du monde, on est toujours suspects, compte tenu de notre passé, de remettre un masque qui n'est pas l'original. Cela a été démenti par le Musée royal de l'Afrique centrale et par notre représentation à Kinshasa. Je ne sais pas si cette information est réellement bien passée au niveau congolais, y compris chez certaines personnalités académiques. Il faut vraiment faire la transparence et établir la confiance plutôt que de cultiver chez certains – il faut relativiser la chose – une certaine suspicion.

 

Monsieur le secrétaire d'État, pouvez-vous nous dire ce qu'il en est de ce masque kakuungu? On sait que tout un processus a eu lieu pour son départ et pour son arrivée au Musée national de Kinshasa. Des contacts au plus haut niveau ont-ils eu lieu, notamment via les Affaires étrangères, sur ce sujet? Á votre connaissance l'incident est-il clos concernant l'origine réelle de ce masque kakuungu?

 

06.02  Thomas Dermine, secrétaire d'État: Monsieur Delizée, comme vous l'avez mentionné, la visite royale en République démocratique du Congo a eu lieu du 7 au 13 juin dernier. Lors de la préparation de cette visite, nous avons réfléchi avec le Palais à l'idée d'un geste symbolique qui préfigurerait l'approche globale retenue par la Belgique pour la restitution du patrimoine spolié.

 

Plusieurs propositions ont été discutées et l'option de la remise d'un masque kakuungu issu des réserves du Musée royal de l'Afrique centrale a été retenue. Sa Majesté le Roi a été ravi de pouvoir le remettre symboliquement à son homologue chef de l'État, le président congolais. Je me réjouis que vous ayez pu voir cette pièce qui est effectivement impressionnante.

 

Il s'agit d'un prêt à longue durée à titre gratuit entre les deux institutions, le Musée royal de l'Afrique centrale à Tervuren et l'Institut des Musées Nationaux du Congo à Kinshasa. Nous ne disposons effectivement pas encore de cadre juridique puisqu'il n'était pas question, à l'époque, de restitution.

 

Cela étant, ce masque entre dans le cadre de l'application de la loi reconnaissant le caractère aliénable des biens issus du passé colonial qui a été votée, entre-temps, par la Chambre des représentants. Il pourra donc, le cas échéant, faire l'objet d'une demande de restitution dans le cadre de la loi et du traité à conclure. Si tel est le cas, il fera l'objet d'un examen scientifique et pourra, si celui-ci conclut au caractère illégitime de son acquisition, faire l'objet d'une décision de restitution.

 

Monsieur Delizée, pour répondre à votre question plus spécifique relative aux rumeurs concernant ce masque, je rappelle qu'il a été remis par le Roi des Belges au président dans l'enceinte du Musée national de la République démocratique du Congo et que, lors d'une cérémonie, qui s'est déroulée en août dernier, le roi Mini Kongu, Fabrice Kavabioko Zombi, a eu l'occasion d'accueillir le masque kakuungu au sein de sa communauté Suku. La cérémonie a été agrémentée d'allocutions de la ministre Nana Manuanina, elle-même membre de la communauté Suku, de la ministre de la Culture et des Arts, Catherine Katungu et du directeur général de l'Institut des Musées Nationaux du Congo, Placide Mumbembele. Une délégation du peuple Suku en tenue traditionnelle a offert des chants et des danses pour accueillir ce masque. Après les allocutions, une courte cérémonie au cours de laquelle le masque s'est vu à nouveau confier des pouvoirs sacrés qu'il avait perdus en quittant la RDC pour la Belgique a eu lieu.

 

Dans son allocution de bienvenue, le directeur général de l'Institut des Musées Nationaux du Congo a souligné que le musée est un lieu d'étude, de préservation et de valorisation du patrimoine culturel national. Les fausses informations quant à l'authenticité et l'origine de ce masque qui ont circulé sur les réseaux sociaux à l'approche de la visite ont toutes été contrées dans son discours basé sur des évidences scientifiques. Je ne pense pas qu'il soit nécessaire d'attacher plus d'importance à cette polémique sur les réseaux sociaux qui véhiculent des informations parfois un peu fantasques.

 

J'en arrive ainsi au projet HOME. Celui-ci a débuté en 2020. Au cours du projet, différents partenaires ont réalisé une enquête sur 56 collections conservées par différents instituts scientifiques et muséaux en Belgique. Un inventaire détaillé avec, si possible, une étude de provenance a été réalisé.

 

La crise du covid-19 a limité les missions pendant la première partie du projet, mais celui-ci est maintenant pleinement exécuté. Des séjours de recherche seront organisés dans les prochaines semaines et les prochains mois.

 

Pour les restes humains provenant du Rwanda, des contacts ont été établis avec les autorités rwandaises et une convention est en préparation pour réaliser une étude de provenance approfondie et préparer la restitution des restes humains. Enfin, des contacts informels ont été établis pour des restes humains ne faisant pas partie de l'héritage colonial belge, mais pouvant faire l'objet d'une demande de restitution.

 

Le rapport final du projet HOME est attendu pour la fin de l'année 2022, c'est-à-dire dans quelques mois, et proposera la mise en place d'une cellule dédiée au niveau fédéral afin de préparer et d'exécuter les actions concrètes nécessaires à la restitution des restes humains conservés par les Établissements scientifiques fédéraux (ESF) et par les autres collections en Belgique.

 

Le projet HOME a également questionné le Comité consultatif de bioéthique de Belgique sur le statut des restes humains dans les collections muséales et scientifiques. L'avis qui sera rendu permettra de définir des bonnes pratiques de gestion et de valorisation de ces collections particulières et d'avancer dans le traitement des demandes de restitution en cours.

 

06.03  Jean-Marc Delizée (PS): Merci, monsieur le secrétaire d'État.

 

Le masque kakuungu est en dépôt pour une durée illimitée, dans l'attente de la mise en œuvre de la loi que nous avons votée et du traité bilatéral qui doit être débattu, conclu et voté. Il pourrait être le premier cas d'école pour régulariser la situation si la demande en est faite par le pays d'origine. Nous en avons parlé avec le directeur du Musée national de Kinshasa, et la pièce a du succès. Elle a été, à titre de boutade, comparée à la Joconde pour ce musée, en tant que pièce unique revenue dans son pays d'origine.

 

Il faut informer notre représentation permanente de cette réponse. Il y a eu quelques articles de presse, mais vous avez raison de dire qu'il fallait juste confirmer l'authenticité sans y consacrer plus de temps.

 

En ce qui concerne les restes humains et le projet HOME, je prends bonne note des réponses que vous nous donnez. Nous sommes évidemment, dans notre commission chargée de la politique scientifique, mais aussi par rapport à nos travaux sur le passé colonial, en demande de pouvoir débattre dès que possible d'un suivi juridique qui viendrait de ce projet. Une question morale se pose pour la Belgique, à savoir à quel titre pouvons-nous détenir des restes humains contemporains issus de la période coloniale. C'est donc avec attention que mes collègues et moi-même suivrons ce dossier.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Samengevoegde vragen van

- Erik Gilissen aan Thomas Dermine (Relance, Strategische Investeringen en Wetenschapsbeleid) over "Het budget voor ESA" (55030049C)

- Frieda Gijbels aan Thomas Dermine (Relance, Strategische Investeringen en Wetenschapsbeleid) over "De ESA-ministerraad 2022" (55030375C)

07 Questions jointes de

- Erik Gilissen à Thomas Dermine (Relance, Investissements stratégiques et Politique scientifique) sur "Le budget pour l'ESA" (55030049C)

- Frieda Gijbels à Thomas Dermine (Relance, Investissements stratégiques et Politique scientifique) sur "Le Conseil ministériel de l'ESA 2022" (55030375C)

 

07.01  Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, volgende maand vindt de ESA Ministeriële Conferentie plaats waar de Europese ruimtevaartstrategie voor de komende jaren opnieuw zal worden besproken en vastgelegd.

 

Op het IAC van 18 september in Parijs, een congres rond ruimtevaart, waarop ik de Kamer mocht vertegenwoordigen en waaraan ik dus op de dag van de parlementsleden heb mogen deelnemen, werden de volgende objectieven voorgesteld: Continue world-class science, Boost technological innovation, Unlock new commercial growth markets, Sustainability on earth and in space, Reinforce autonomy and sovereignty en Inspire the next generations.

 

Wat zijn daarbij de strategische prioriteiten voor België? Op welke programma's zal België intekenen? In welk budget wordt voorzien? Hoe staat het ondertussen met de industriële return on investment en de return voor de wetenschappelijke instellingen voor Vlaanderen? U weet immers dat hier inspanningen nodig waren.

 

In de ESA-ministerraad van 2001 werd een streefcijfer van 55,4 % vooropgesteld, maar in 2019 was de industriële return nog steeds slechts 42 % en de return voor de wetenschappelijke instellingen zelfs maar 29 %. Wat zijn uw plannen om de scheve verhoudingen in de return on investment tussen de verschillende gewesten te corrigeren? Hebt u overlegd met de gewesten in aanloop naar de ESA-ministerraad? Wat is het resultaat van dat overleg?

 

07.02 Staatssecretaris Thomas Dermine: Mevrouw Gijbels, dit is een heel belangrijke vraag over de ruimtevaartsector, die heel belangrijk is, vanuit zowel een academisch als een industrieel perspectief. Ik ben de mening toegedaan dat dit ook belangrijk is om meisjes en jongens te sensibiliseren. Een van de kwaliteiten van ruimtevaart is mensen laten dromen en dat is belangrijk in de moeilijke tijden waarin we momenteel leven.

 

Op 22 en 23 november vindt in Parijs de volgende ESA-ministerraad plaats, waar alle werkgebieden van het ESA voor de periode 2023-2027 ter sprake zullen komen. Op die conferentie zal aan de ESA-lidstaten worden gevraagd zowel op de verplichte als de optionele ESA-programma's in te schrijven. Die conferentie was inderdaad de gelegenheid om op Belgisch niveau de prioriteiten van de ruimtevaartstrategie en de ruimtevaartenveloppe van de POD Wetenschapsbeleid voor de volgende periode vast te stellen. De ruimtevaartwereld is inderdaad continu in beweging en evolueert zeer snel, niet alleen technologisch, maar ook door de economische, politieke en ecologische dynamiek. De context in 2022 is niet precies dezelfde als in 2019. Daarom moeten wij een aangepaste strategie hebben.

 

Wij zien drie nieuwe trends. Ten eerste, de sector is in volle transitie, vanuit een industrieel perspectief met de nieuwe NewSpace-aanpak, die meer flexibiliteit vraagt van de industriële bedrijven. Ten tweede, de ruimtevaart kan een echte impact hebben op de klimaatcrisis. Betere aardobservatie is nodig, maar ook een snellere reactie in geval van crisissen. Bij de overstromingen van juli 2021 bijvoorbeeld waren betere beelden vanuit de ruimte nodig. Ten derde, gelet op de situatie met Rusland hebben wij meer strategische autonomie nodig. Er waren een paar programma's die samen met het Russische ruimtevaartagentschap werden uitgevoerd, bijvoorbeeld het ExoMars-programma, maar meer autonomie is nodig voor de toekomst van die programma's.

 

Als antwoord op die drie trends hebben wij een aantal prioriteiten gedefinieerd voor de budgetallocatie.

 

Ten eerste, de ruimtevaart staat ten dienste van de aarde en de maatschappij. Dat betekent dat wij verder moeten investeren in aardobservatieprogramma's en fast crisis response.

 

Ten tweede, de ruimtevaart staat ten dienste van kennis en ondernemen. Vanuit een ecosysteembenadering wordt er ingezet op een maximale bijdrage van de ruimtevaartactiviteit aan de kennisintensieve economie met fundamenteel wetenschappelijk onderzoek als bron voor technologische innovatie.

 

Ten derde, ruimtevaart als bron van inspiratie. Er wordt vooral specifieke aandacht gegeven aan astronomie en ruimtevaartexploratie in interactie met het onderwijs voor het promoten van STEM-carrières.

 

Ten vierde en ten slotte, ruimtevaart voor strategische autonomie. In de context van Rusland is het juist dat wij meer autonomie nodig hebben. Wat de gestopte lancering van de Russische Sojoez-raketten uit de Europese lanceerbasis in Kourou betreft, worden bijvoorbeeld de betrokken payloads hoofdzakelijk naar Ariane 6 en Vega-C-lanceringen verplaatst. Dat is een van de meerdere vragen die moeilijk liggen door de situatie met Rusland.

 

Wij zijn bezig met de voorbereiding van een voorstel aan de regering, om de volledige periode 2023-2027 in te vullen en bestaande initiatieven te integreren in de oefening zodat zij beter aansluiten bij de ruimtevaartagenda en bij de vier prioriteiten die ik net heb uitgelegd.

 

Over de retour en externalities van de ruimtevaartindustrie kan ik meegeven dat ze inderdaad heel belangrijk zijn voor België. Er is een actualisering van de studie over de retour. Die actualisering is beschikbaar.

 

Wij leren bijvoorbeeld uit de studie dat voor elke job of fulltime-equivalent die gegeerd is door ESA-contracten, er 0,6 fte's bij de toeleveranciers komen en 0,5 fte's via de afgeleide inkomensconsumptie. Het multiplicatoreffect is dus hoger dan 2 op de jobs.

 

Inzake de ESA-contracten in euro schatten wij een hoog multipliereffect van bijna twee in, door een opwaartse effectenstroom bij toeleveranciers of via inkomensconsumptie.

 

Het antwoord op deze vraag is lang. Voor de komende weken is dit dan ook een belangrijk onderwerp, dat een impact zal hebben op de wetenschap in België, maar ook op het industriële beleid. We zullen dit van dichtbij opvolgen in de komende weken.

 

07.03  Frieda Gijbels (N-VA): Door deel te nemen aan het IAC in Parijs, heb ik vastgesteld dat ruimtevaart nog veel belangrijker is dan ik al dacht. Ruimtevaart moet ons niet enkel doen dromen; het is vooral belangrijk om de uitdagingen voor de toekomst aan te gaan. Dat heeft u ook aangehaald.

 

De heel concrete taken, zoals de aardobservatie en de dataverwerking helpen om ons beter te beschermen, om rampen beter te kunnen voorspellen, om klimaatveranderingen beter te kunnen detecteren. Maar ook het objectiveren van het beleid is volgens mij heel belangrijk. Dit moeten we in handen nemen.

 

U sprak ook over een evolutie naar a new space. Die maakt inderdaad opgang. Industriële partners nemen vaak zelf de zaken in handen. Dat neemt niet weg dat, als er dan toch overheidsgelden worden toegekend, die op een rechtvaardige manier moeten worden toegekend. Daarop heb ik u niet horen antwoorden.

 

U weet heel goed dat de return on investment niet evenwichtig is, als we Wallonië en Vlaanderen vergelijken. Het zegt veel dat u er alweer niet op antwoordt. Ik heb al heel vaak gevraagd naar de cijfers en ik krijg ze nooit. Dat doet niet het beste vermoeden.

 

Van de Vlaamse industrie krijg ik ook deze input. Zij vinden het niet eerlijk dat er nog steeds veel geld naar Wallonië gaat. Als er nu strategieën en prioriteiten worden bepaald voor België, moet u erop letten dat het niet alleen prioriteiten zijn die voordelig zijn voor de Waalse industrie, maar dat ook de Vlaamse industrie haar deel krijgt van de overheidsmiddelen waarop ze recht heeft.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de Jean-Marc Delizée à Thomas Dermine (Relance, Investissements stratégiques et Politique scientifique) sur "Les recherches sur l’assassinat du prince Rwagasore au Burundi" (55030066C)

08 Vraag van Jean-Marc Delizée aan Thomas Dermine (Relance, Strategische Investeringen en Wetenschapsbeleid) over "Het onderzoek naar de moord op prins Rwagasore in Burundi" (55030066C)

 

08.01  Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le secrétaire d'État, je parlerai sous le couvert de mon collègue et vice-président de la commission parlementaire spéciale "Congo – passé colonial".

 

Au Burundi, la question de l'assassinat de Louis Rwagasore est très souvent revenue dans les discussions avec, en particulier, les académiciens et la société civile, parce qu'il incarne l'indépendance du Burundi aux yeux du peuple burundais.

 

Lors de son indépendance, Louis Rwagasore remporte haut la main les élections de 1961 avec son parti UPRONA, ce qui, semble-t-il, déplaisait aux acteurs belges de la colonisation à l'époque. Il a été premier ministre très exactement du 29 septembre 1961 au 13 octobre de la même année, date de son assassinat, c'est-à-dire exactement 15 jours.

 

Bien évidemment, ils sont nombreux ceux qui ne peuvent s'empêcher de faire un parallèle avec le sort réservé à Patrice Lumumba.

 

Le rôle de la Belgique dans le meurtre de Louis Rwagasore pose encore question après la parution d'un ouvrage documenté et signé par Ludo De Witte (au départ produit en néerlandais et traduit en français): Meurtre au Burundi. La Belgique et l'assassinat de Rwagasore. L'historien Ludo De Witte a été entendu en commission.

 

Comme nous avons cherché à le faire pour Lumumba, la question de la transparence s'invite aussi pour le Burundi pour savoir ce qui s'est exactement passé. Pour parvenir à la réconciliation, il faut connaître et reconnaître les faits. Il faut passer par là et voir quelles sont les responsabilités éventuelles.

 

À tort ou à raison, on nous a posé la question de savoir si des archives existaient en Belgique et si elles pourraient permettre d'apporter des éléments à l'enquête sur l'assassinat de Louis Rwagasore. Nos archives contiennent-elles des éléments de réponse relatifs à ce crime?

 

La récente loi sur la déclassification permettrait-elle de mettre à jour des éléments cruciaux de cette affaire?

 

La deuxième question qui a été débattue lors des échanges, c'est la mise en place d'une commission mixte composée d'historiens et de scientifiques burundais et belges pour faire une recherche sérieuse sur cet assassinat. Qu'en pensez-vous? Pourriez-vous prendre une initiative en la matière?

 

08.02  Thomas Dermine, secrétaire d'État: Monsieur le député, effectivement, l'assassinat du prince Rwagasore constitue une page sombre de l'histoire du Burundi. Divers travaux de recherche ont déjà été menés mais ils étaient tributaires des archives disponibles à l'époque. Par un heureux concours de circonstances, les Archives de l'État ont dernièrement reçu les archives du dernier intendant du Burundi, Roberto Régnier. Ces archives sont actuellement en cours d'inventaire. Elles contiennent une information riche et dense sur les dernières années avant l'indépendance du Burundi, sur la situation politique de ses territoires alors sous mandat et sur l'assassinat du prince Rwagasore. Lorsque les opérations d'inventorisation des archives de Roberto Régnier seront terminées, ce fonds emblématique sera immédiatement numérisé de manière à rendre toute l'information transparente et disponible aux chercheurs ou au grand public, que ce soit en Europe ou en Afrique et au Burundi. Il me semble qu'une commission mixte d'historiens burundais et belges pourrait utilement être mise en place. La question est de savoir quel est le meilleur moment dans la mesure où il me paraîtrait intéressant d'attendre que les archives précitées aient été davantage exploitées par la communauté scientifique.

 

08.03  Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie. Vous apportez en tout cas un élément nouveau. C'est qu'il y aurait un nouveau fonds d'archives qui serait arrivé dans les Archives générales du royaume et qui pourrait contenir des éléments intéressants par rapport à la question que je vous ai posée sur les circonstances, sur les causes et sur le contexte de l'assassinat de Rwagasore. C'est un élément très important. Je salue votre avis positif sur la mise en place d'une telle commission mixte et sur cette recherche. Combien de temps va prendre ce processus d'inventorisation et de numérisation pour que le matériel soit disponible au moment où une commission pourra utilement travailler là-dessus? Avez-vous une échéance en tête? Parle-t-on de quelques mois ou d'une plus longue période?

 

08.04  Thomas Dermine, secrétaire d'État: Monsieur Delizée, je n'ai aucune information sur la durée. D'expérience, on ne parle certainement pas de quelques semaines mais plutôt de quelques mois, voire années. Je peux faire le suivi du dossier.

 

08.05  Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le secrétaire d'État, je prends note de votre réponse que finalement j'approfondis. Si vous pouviez nous apporter des précisions par la suite, ce serait appréciable. C'est en tout cas un élément à verser dans cet important dossier, dans nos relations avec le peuple burundais.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question n° 55030296C de M. Roberto D'Amico est reportée.

 

09 Question de Nicolas Parent à Thomas Dermine (Relance, Investissements stratégiques et Politique scientifique) sur "La situation des archives judiciaires à Liège" (55031202C)

09 Vraag van Nicolas Parent aan Thomas Dermine (Relance, Strategische Investeringen en Wetenschapsbeleid) over "De bewaring van de gerechtelijke archieven in Luik" (55031202C)

 

09.01  Nicolas Parent (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, j'ai la chance de pouvoir vous interroger ce matin. L'après-midi, j'interrogerai M. Michel au niveau de la Régie des Bâtiments. Les questions vous concernent tous deux.

 

J'ai pu me rendre dans les bâtiments qui stockent les archives judiciaires du palais de justice de Liège, plus exactement du tribunal de première instance. Ce sont de nouveaux bâtiments qui jouxtent le palais historique de la place Saint-Lambert. On ne peut pas joindre de photos aux questions parlementaires, donc je vais essayer de vous faire un descriptif de ce que j'ai pu voir. J'ai vu des problèmes d'humidité et pas des moindres puisqu'il y a des fissures d'eau, et de l'eau qui coule directement sur des dossiers, dont certains semblent toujours en cours. Il y a des fuites multiples, des flaques d'eau par terre et un tonneau de jardin pour récolter l'humidité. On remarque aussi l'absence de thermomètre ou d'hygromètre pour vérifier le taux d'humidité. En ce qui concerne le respect des normes en vigueur telles que définies par l'arrêté ministériel du 12 décembre 2016 relatif aux normes techniques des locaux d'archives des autorités administratives et des établissements publics fédéraux, la situation semble déplorable.

 

J'ai deux questions qui vous concernent. Comment l'obligation découlant de l'arrêté ministériel est-elle vérifiée? Sur la base de ce type d'éléments, un contrôle peut-il être effectué, notamment par des équipes des archives de l'État, que vous avez notamment mandatées lors de phénomènes de type inondation? Elles peuvent agir et intervenir sur le terrain et, le cas échéant, sauver des documents et des archives. Je vous remercie pour vos réponses.

 

09.02  Thomas Dermine, secrétaire d'État: Monsieur le député, je partage le constat. Je ne sais pas si j'ai visité exactement le même bâtiment, mais pour avoir visité plusieurs bâtiments des archives, je confirme que malheureusement votre constat n'est pas limité à la visite que vous avez faite. Ce n'est pas un cas isolé et le problème concerne plus largement le patrimoine des archives et plus largement encore, une partie de nos bâtiments fédéraux.

 

Au risque de vous décevoir, monsieur Parent, je vous dirai que, conformément à l'article 6 de l'arrêté ministériel du 12 décembre 2016, les gestionnaires d'archives des administrations et services visés à l'article 2 et les agents de la Régie des Bâtiments sont chargés, chacun pour ce qui les concerne, de veiller à l'application des normes techniques énumérées dans l'arrêté.

 

Votre question relève donc des compétences du ministre de la Justice et du secrétaire d'État chargé de la Régie des Bâtiments.

 

En ce qui concerne votre seconde question sur le contrôle, conformément aux dispositions contenues dans l'arrêté royal du 18 août 2010 relatif à la surveillance archivistique, l'archiviste général du Royaume ou ses délégués sont habilités à contrôler et à procéder à des inspections de tous les services publics soumis à la loi sur les archives du 24 juin 1955 afin de s'assurer de la bonne conservation des documents. Les différents tribunaux situés à Liège, comme ailleurs dans le pays, ont fait l'objet de telles inspections ces dernières années.

 

Les locaux concernés ont précisément été inspectés par deux archivistes en juin 2019. Les conclusions de leur rapport sont alignées à votre reportage de terrain quant aux mauvaises conditions de conservation, ce qui ne vous étonnera pas. Nous pouvons vous en envoyer les principales conclusions, qui portent sur le risque de diminution de l'espérance de vie du papier, le risque d'incendie qui n'est pas maîtrisé et le risque dû à la localisation de certaines archives dans des zones potentiellement inondables.

 

Vu la gravité de la situation, en ma qualité de secrétaire d'État chargé de la Politique scientifique, à défaut d'être compétent en la matière, je ne manquerai pas de relayer ces préoccupations, en particulier pour les archives que vous avez visitées à Liège. Il s'agit d'un enjeu fondamental.

 

09.03  Nicolas Parent (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie beaucoup et je ne trouve pas que vous vous défaussez puisque vous avez apporté énormément d'éléments intéressants, notamment sur le rapport de 2019 dont j'ignorais l'existence. Cela m'intéresserait fort de le recevoir, pour appuyer mon travail parlementaire auprès de vos collègues du gouvernement.

 

Il y a une responsabilité de l'État de pouvoir gérer correctement ces archives. Par ailleurs, à Liège, il y a des problèmes de bâtiments. Ici, si les archives en question se trouvent dans des bâtiments qui ne sont plus adaptés, c'est parce que le bâtiment des Archives de l'État dans son site de Cointe est en incapacité d'accueillir de nouveaux fonds d'archives. Il y a un projet de déplacement vers Mons, mais c'est du ressort de la Régie des Bâtiments. J'entends en tout cas que, du côté des Archives générales du Royaume, le travail a été fait et un rapport établi. Merci d'avance pour sa communication.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van Jan Briers aan Thomas Dermine (Relance, Strategische Investeringen en Wetenschapsbeleid) over "De werking en de onhoudbare energiekosten van onze federale wetenschappelijke instellingen" (55031198C)

10 Question de Jan Briers à Thomas Dermine (Relance, Investissements stratégiques et Politique scientifique) sur "Le fonctionnement et les coûts énergétiques intenables de nos établissements scientifiques fédéraux" (55031198C)

 

10.01  Jan Briers (cd&v): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik zal zoals collega Parent vanmiddag hier ook aanwezig zijn om uw instellingen te verdedigen en in bescherming te nemen.

 

De voorzitter: Onze commissie werkt perfect synchroon.

 

10.02  Jan Briers (cd&v): Inderdaad, maar ondertussen stijgen de energiekosten de pan uit. Naast onze gezinnen lijden ook de federale wetenschappelijke instellingen zwaar. Dat is ondertussen geen nieuw gegeven meer, dus vermoed ik dat u de aanpak van die problematiek reeds hoog op de agenda hebt staan.

 

Welke maatregelen zult u nu en in de toekomst nemen om onze wetenschappelijke instellingen door deze energiecrisis te loodsen?

 

We vernemen dat geen enkele instelling kan natrekken wat zij zelf aan energie verbruikt. Als u de instellingen wilt stimuleren in het nemen van eigen initiatieven rond minder verbruik, dan moet dat toch veranderen? Bent u daarover al in gesprek met uw collega's?

 

Hoe verlopen de gesprekken met de Regie der Gebouwen over de plaatsing van zonnepanelen op de gebouwen in kwestie? Ik ben namelijk van mening dat die een cruciale rol kunnen spelen in het reduceren van de energiefacturen, waardoor er meer middelen voor de werking overblijven. Klopt het dat een schrijnend personeelsgebrek en een dito personeelskwaliteit bij de Regie de initiatieven rond het energiebeleid vertragen? Klopt het bijvoorbeeld ook dat het dakrestaurant van het MIM al vijf jaar dicht is omdat er bij de Regie geen bouwverantwoordelijke wordt gevonden?

 

In binnen- en buitenland zien we hoe verschillende huizen, musea en concertzalen overwegen om de deuren tijdelijk te sluiten vanwege de fors stijgende energiekosten. Staat u achter een dergelijke aanpak?

 

10.03 Staatssecretaris Thomas Dermine: Dit is een zeer terechte vraag in deze moeilijke energetische crisis. De federale wetenschappelijke instellingen zijn qua vloeroppervlakte de op een na grootste gebruiker van de Regie der Gebouwen. Ze worden hard getroffen door de hoge energiekosten.

 

In de begroting voor 2022 kregen de FWI's een preferentieel indexeringspercentage voor hun werkingskredieten als onderdeel van de begrotingscontrole voor 2022. In 2022 werd 2,4 miljoen extra toegekend om de energiekosten te dekken.

 

De jaarlijkse kostenoverschrijding wordt geraamd op 9 miljoen, zodat er nog 6,6 miljoen euro moet worden gevonden. Er is nu voorzien in een interdepartementale provisie om de extra energiekosten op te vangen. De aanvraagdossiers zijn in voorbereiding.

 

Wat de begroting voor 2023 betreft, blijft ons beleid ongewijzigd. Wij zullen de FWI's dus steunen bij de begrotingswerkzaamheden. Er is ook in een provisie voorzien voor 2023.

 

Investeringen die het verbruik van energie verminderen, worden ook aangemoedigd. Zo investeren de FWI's uit eigen middelen om het verbruik te verminderen. De Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België hebben bijvoorbeeld uit eigen middelen een aantal investeringen gedaan: onder meer ledverlichting en automatische aanwezigheidsdetectoren om het licht automatisch uit te zetten.

 

Het effect van deze investeringen blijkt uit een daling van het elektriciteitsverbruik met 13 % in twee jaar tijd. Dit is het bewijs dat als er investeringen gedaan worden, een resultaat kan worden bereikt. Dit is een mooi voorbeeld voor alle andere instellingen.

 

Op korte termijn moeten de FWI's maatregelen nemen om het verbruik te verminderen. Aan het personeel zijn memo's gestuurd om hen in kennis te stellen van het plan dat op 23 september 2022 door de ministerraad is goedgekeurd, op voorstel van mevrouw De Sutter en de heer Michel. De technische diensten zijn bijeengekomen om een actieplan uit te voeren. Er zijn contacten gelegd met de Regie der Gebouwen en de bedrijven die de HVAC-installaties beheren.

 

U stelde een specifieke vraag over het Muziekinstrumentenmuseum, dat inderdaad prachtig is, op een prachtige locatie, in een prachtig gebouw. Het investeringsplan van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis voorziet nu in een bevestigde renovatie om de heropening van het restaurant te verzekeren. Ik heb daar nog geen termijn voor, maar het zit in ons plan en is een van onze prioriteiten. Ik heb al een aantal brunches gehad op het terras van het MIM. Het is inderdaad een van de mooiste plekken in Brussel, met een prachtig zicht op onze hoofdstad.

 

10.04  Jan Briers (cd&v): U hebt niet direct antwoord gegeven op mijn vraag of u ervoor of ertegen bent dat wetenschappelijke instellingen en musea straks hun deuren sluiten gedurende de maand. De Singel in Antwerpen, bijvoorbeeld, heeft net bevestigd dat ze dat zullen doen. Bent u daar voor of tegen?

 

10.05 Staatssecretaris Thomas Dermine: Het is moeilijk om daar nu op te antwoorden. Ik heb daar geen vaste mening over. Het is inderdaad een van de opties die we moeten bekijken. Ik zal dat in ieder geval doen, zodat ik volgende week een antwoord kan geven. Als de situatie op middellange termijn dezelfde blijft, hebben we misschien geen andere optie.

 

10.06  Jan Briers (cd&v): De vraag over het personeelstekort en het gebrek aan kwaliteit bij de Regie der Gebouwen zal ik vanmiddag stellen aan uw collega.

 

Enkele instellingen beweren dat ze zelf geen overzicht hebben over hun eigen verbruik. Het zou fantastisch zijn als ze wel kunnen vaststellen hoeveel ze zelf verbruiken en wat ze kunnen besparen. Zij kunnen dat op dit moment niet. Kan daar iets aan gedaan worden? Stel ik deze vraag ook vanmiddag?

 

10.07 Staatssecretaris Thomas Dermine: Ik moet op die vraag nog een antwoord bezorgen.

 

10.08  Jan Briers (cd&v): Ik zal de vraag vanmiddag stellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van Jan Briers aan Thomas Dermine (Relance, Strategische Investeringen en Wetenschapsbeleid) over "De chronische onderfinanciering van onze federale wetenschappelijke instellingen" (55031199C)

11 Question de Jan Briers à Thomas Dermine (Relance, Investissements stratégiques et Politique scientifique) sur "Le sous-financement chronique de nos établissements scientifiques fédéraux" (55031199C)

 

11.01  Jan Briers (cd&v): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik gebruik nu gewoon de woorden van de directeurs, of ze nu ad interim zijn of niet.

 

We kunnen vaststellen dat u een duidelijk beleid voert. Dat zeggen de directeurs ook. Natuurlijk valt op dat het ESA-project in Wallonië u heel na aan het hart ligt. Dat mag ook. Ook zien we dat BELSPO recentelijk een nieuw personeelsplan indiende dat een miljoen extra aan uitgaven veroorzaakt.

 

U weet echter ook dat de jaarlijkse dotatie bij de meeste huizen niet volstaat. Een aantal moet zelfs zijn projectgeld gebruiken om de dagelijkse werking mogelijk te maken. Welke instellingen zijn voor u prioritair om een aanpassing te krijgen en om welke redenen?

Wordt het niet tijd om ook een kerntakendebat te voeren met de directeurs? Waarom zet men hen niet samen aan tafel? Dat kan heel boeiend en inspirerend werken. Zij zeggen mij dat dit niet meer gebeurd is sinds de jaren 60 van vorige eeuw, noch dat kerntakendebat, noch het aanpassen van de financiering aan de taken, die ondertussen toch wel veranderd zijn.

 

U bepaalt de ticketprijzen voor onze musea. U hebt daar niet om gevraagd, maar dat is zo. Dat is in tegenstelling tot de drie federale culturele instellingen die hieromtrent een eigen beleid kunnen voeren. Is er een echt ticketingbeleid? Kunt u dat even toelichten? Zo zien we bijvoorbeeld dat grote buitenlandse musea één tarief hebben. Bent u bereid om een prijszettingsonderzoek en een betalingsbereidheidsonderzoek te laten uitvoeren?

 

Mijnheer de staatssecretaris, we stellen vast dat de regering u alle ruimte geeft om uw projecten in het regeerakkoord te realiseren. Ik wil ook benadrukken dat de instellingen duidelijk tevreden zijn met uw aanpak. Ik hoop dat u duidelijkheid kunt brengen met betrekking tot de vele nog hangende vragen.

 

11.02 Staatssecretaris Thomas Dermine: Mijnheer Briers, dat is een zeer brede vraag. Wij kunnen daar twee uur over praten.

 

Ik ben ook heel blij met dit departement. Ik moet zeggen dat ik in het begin van de legislatuur weinig op de hoogte was van deze wetenschapsinstellingen. Het is een zeer mooi departement met een rijk erfgoed en veel talenten, die vaak onbekend zijn. We hebben echt "des belles endormies", die onbekend zijn voor het grote publiek, maar die heel mooi zijn en die moeten worden beschermd. Ze moeten echter wel worden gemoderniseerd. Daarover zijn wij het eens.

 

Ik ben heel blij dat u een positieve feedback van medewerkers van BELSPO over onze aanpak hebt gekregen, die nooit perfect zal zijn, maar wij proberen dat toch op een zeer positieve en voluntaristische manier te doen.

 

De begrotingssituatie verschilt sterk per wetenschappelijke instelling. Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Ruimte-Aeronomie krijgt bijvoorbeeld veel wetenschappelijke projecten toegewezen. Voor die projecten is het logisch dat de overheadkosten in rekening worden gebracht om de exploitatie- en de beheerskosten van de gastinstellingen te ondersteunen.

 

In 2021 was de situatie van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België zeer kritiek. De begroting van die instelling is met een miljoen euro verhoogd om het verlies van de eigen inkomsten door de daling van het aantal bezoekers als gevolg van de covidcrisis op te vangen en de stijging van de energiekosten te dragen.

 

Een bredere discussie met de algemene directeur over de kerntaken is gepland. Ik ben het er volledig mee eens dat wij die discussie zonder taboes moeten voeren. Het is beter om minder prioriteiten te hebben, maar wel de middelen om die op een goede manier uit te voeren, dan een brede set van prioriteiten die men nooit kan realiseren.

 

Het punt over de kerntaken is opgenomen in het nieuwe strategisch plan dat de voorzitter van het directiecomité van BELSPO en ikzelf op 20 juli 2022 hebben ondertekend. Het plan werd gevalideerd door het directiecomité van BELSPO, een comité waarvan elke directeur ambtshalve lid is. Om de dialoog en de uitwisseling te stimuleren, heeft de nieuwe voorzitter van BELSPO besloten het directiecomité om de twee weken bijeen te roepen, terwijl dat vroeger maandelijks gebeurde.

 

Ik wil graag dat de toekomstige afdeling Publiek en Collectie, waarin het strategische plan voorziet, het prijsbeleid van al onze musea onder de loep neemt. Ik streef niet naar een harmonisatie, want elk museum heeft eigen, specifieke kenmerken, maar naar een gemeenschappelijke reflectie. Gezien de huidige crisis wil ik geen prijsverhoging toestaan. Veel burgers zijn immers hard getroffen door de energieprijzen. Het is van essentieel belang dat ze tegen een betaalbare prijs musea kunnen blijven bezoeken.

 

11.03  Jan Briers (cd&v): Mijnheer de voorzitter, staatssecretaris Dermine, ik heb op al mijn vragen een antwoord gekregen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.44 uur.

La réunion publique de commission est levée à 11 h 44.