Commission
des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions |
Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen |
du Mardi 4 octobre 2022 Après-midi ______ |
van Dinsdag 4 oktober 2022 Namiddag ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 44 et présidée par Mme Marie-Colline Leroy.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.44 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Colline Leroy.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01 Débat d'actualité sur l'enveloppe bien-être et questions jointes de
- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La distribution de l’enveloppe bien-être et l’attitude patronale" (55030118C)
- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'enveloppe bien-être et le Groupe des 10" (55030491C)
- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La répartition de l’enveloppe bien-être" (55030524C)
- Kristof Calvo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'enveloppe bien-être" (55030660C)
- Nathalie Muylle à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les négociations sur l'enveloppe bien-être" (55030797C)
- Sophie Thémont à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L’enveloppe bien-être et l’AIP" (55030821C)
- Hans Verreyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les négociations sur la répartition de l'enveloppe bien-être" (55030840C)
01 Actualiteitsdebat over de welvaartsenveloppe en toegevoegde vragen van
- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verdeling van de welvaartsenveloppe en de houding van de werkgevers" (55030118C)
- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De welvaartsenveloppe en de Groep van Tien" (55030491C)
- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verdeling van de welvaartsenveloppe" (55030524C)
- Kristof Calvo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De welvaartsenveloppe" (55030660C)
- Nathalie Muylle aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De onderhandelingen over de welvaartsenveloppe" (55030797C)
- Sophie Thémont aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De welvaartsenveloppe en het ipa" (55030821C)
- Hans Verreyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De onderhandelingen over de verdeling van de welvaartsenveloppe" (55030840C)
01.01 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le ministre, en ce qui concerne l'enveloppe bien-être, la loi prévoit que les interlocuteurs sociaux remettent un avis au gouvernement sur la distribution de l’enveloppe bien-être avant le 15 septembre. Néanmoins, une fois de plus, le camp patronal a bloqué toutes les discussions avec les organisations syndicales, et nous apprenons dans la presse que la Fédération des entreprises de Belgique vous a écrit afin de proposer une limitation de cette enveloppe.
Nous considérons bien entendu comme honteux de la part du patronat de revenir systématiquement avec de telles attaques. Dès lors, les organisations syndicales s'insurgent également et elles ont raison. Nous ne pouvons plus tolérer cette indécence du patronat. Face à ce blocage, vous avez décidé de demander aux interlocuteurs sociaux de travailler sur deux aspects: d'une part, leur accord sur la même répartition de l'enveloppe bien-être que l'an dernier et, d'autre part, la définition d'une norme salariale. Vous leur laissez un mois avant de les rencontrer à nouveau.
Monsieur le ministre, quels contacts avec-vous déjà eus avec le patronat lorsqu'il bloquait les discussions relatives à cette enveloppe?
Qu'avez-vous entrepris pour que le patronat respecte les délais légaux et qu'allez-vous entreprendre pour que cette situation ne se reproduise plus?
En cas de désaccord entre les interlocuteurs sociaux sur l'enveloppe bien-être, allez-vous respecter les demandes syndicales et distribuer rapidement l'intégralité de cette enveloppe?
01.02 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, mijn vraag ligt in het verlengde van het debat dat wij al hebben gevoerd tijdens de plenaire vergadering van 22 september 2022. Toen gaf u aan dat u op dinsdag 27 september 2022 zou samenzitten met de Groep van Tien.
Ik heb in de kranten gelezen dat u de Groep van Tien een maand de tijd hebt gegeven om een akkoord te vinden over de verdeling van de welvaartsenveloppe alsook over de loonnorm. Kan u meer vertellen over wat het overleg heeft opgeleverd?
Het gaat over de welvaartsenveloppe en de kwetsbaren, zijnde de gepensioneerden en de mensen die leven van een uitkering. U gaf tijdens de plenaire vergadering al aan die enveloppe voor de volle honderd procent te zullen verdelen en niet in te zullen gaan op de vraag van de werkgevers. Kan u bevestigen dat die boodschap ook aan hen is bezorgd?
01.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, wij hebben tijdens de plenaire vergadering al de kans gehad om over het dossier van gedachten te wisselen. Uw antwoord was op dat moment hoopgevend en in de lijn van het regeerakkoord en van het beleid van de huidige regering, met name het sociaal overleg alle kansen geven. Wanneer er echter geen akkoord wordt bereikt, is het aan de politiek om in te springen en te versnellen.
Wat mevrouw Vanrobaeys aangaf over het volume van de enveloppe, was toen al duidelijk. Voor de huidige regering is het, zeker in de huidige tijden, een evidentie om de enveloppe volledig in te zetten, ondanks de vraag van de werkgevers om de aanwending ervan te spreiden in de tijd en de middelen misschien zelfs niet helemaal in te zetten. Over die honderd procent is er echter al duidelijkheid.
Wat heeft uw overleg met de Groep van Tien opgeleverd? Is er al opnieuw een formeel voorstel gedaan aan de sociale partners? Dat is mij immers niet helemaal duidelijk. U hebt wel aangegeven snel te willen gaan. Is er al een echt voorstel gedaan? Is de termijn van een maand al lopende? Dat is mij niet helemaal duidelijk.
Ik vraag daarnaar omdat ik hoop en van mening ben dat die middelen het best zo snel mogelijk kunnen worden ingezet. Het voorstel van de vakbonden probeert ze al per 1 januari 2023 te laten renderen. Dat is in de huidige tijden een goede zaak, maar dan moeten er op korte termijn beslissingen worden genomen.
Daarom vraag ik of het voorstel is overgemaakt en roep ik op om de welvaartsenveloppe als één dossier te beschouwen en de loononderhandelingen als een ander dossier. Uiteindelijk heeft de regering dat de vorige keer van elkaar losgeknipt en heeft het dossier een tijdje aangesleept. Nu moeten wij die knip meteen toepassen en daarover geen misverstanden laten bestaan.
01.04 Nathalie Muylle (cd&v): Mijnheer de minister, mijn vragen liggen in dezelfde lijn als die van de collega's. De Groep van Tien heeft een tweede kans gekregen. Ik hoor overal dat men heel sterk gelooft in het tripartiete overleg. Het is belangrijk om dat de komende weken ook te tonen. Ik wil heel duidelijk zijn, net als de collega's zijn ook wij voor de volledige besteding van de welvaartsenveloppe. Ik wil wel graag weten wat u hun hebt meegegeven in het overleg. Zijn er insteken meegegeven? Wat hebt u hen concreet meegegeven voor deze ronde van een maand?
Ik wil ook graag weten wat er nadien gebeurt. Ik denk dat u al bewezen hebt dat, ook als er geen akkoord komt uit het sociaal overleg, er beslissingen komen. Wij staan daar volledig achter. We kennen echter ook de historiek van het dossier. Men zegt soms formeel dat het twee aparte circuits zijn en dat er geen rechtstreekse koppeling is met het ipa. Die is er echter wel. Als u de welvaartsenveloppe voor 100 % besteedt – wat wij dus willen – heeft dat uiteraard een invloed op de ipa-onderhandelingen. Het is dus belangrijk om daar – al is het enkel in loonspanning – de spanning te kunnen behouden, ook al is er geen formele koppeling. Er is wel een informele koppeling, dus voor mij is het belangrijk hoe u het traject en de timing ziet.
De kranten staan dagelijks ook vol met verhalen over wat we als regering zouden moeten doen. Iedereen geeft ons en de sociale partners heel veel adviezen. Zal dat echter ook een impact hebben op de begrotingsbeslissingen van komende week? Komt dit mee op de tafel?
01.05 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, mijn vraag ligt eigenlijk volledig in de lijn van de vraag van collega Muylle. Wat hebt u inzake de besteding van de welvaartsenveloppe meegegeven aan de sociale partners, die nu een tweede poging ondernemen, tenzij ze die intussen ook al vruchteloos hebben beëindigd? Ik vraag ook naar de koppeling met het ipa, want het ene kan niet los van het andere worden gezien. Ook uw antwoord op mijn tweede vraag benieuwt mij heel erg.
01.06 Sophie Thémont (PS): Monsieur le
ministre, l'avis commun des partenaires sociaux sur l'enveloppe bien-être était
attendu pour le 15 septembre. Les désaccords entre patrons et syndicats
ont toutefois été nombreux, menant à l'impossibilité d'aboutir à une
répartition des 980 millions d'euros.
Dans le contexte économique et énergétique
actuel, ne pas aboutir à un accord n'est tout simplement pas une option; les
plus fragilisés sont ceux qui subiront le plus durement les effets de la crise.
Pourtant, une fois de plus, le patronat s'attaque à eux: il propose de faire
des économies en limitant l'enveloppe 2023-2024 à 60 % - une
aberration lorsque l'on connaît les montants des profits engendrés par de nombreuses
sociétés du secteur énergétique.
Monsieur le ministre, vous avez soumis une proposition répartissant l'entièreté de l'enveloppe bien-être au groupe des 10? Où en sont les discussions? L'enveloppe sera-t-elle bien distribuée à 100 % sans attendre un Accord Interprofessionnel?
01.07 Hans Verreyt (VB): Mijnheer de minister, ik zal mij beperken tot de vragen, want de inleiding hebben we al een paar keer gehoord.
Wat heeft het voorlopig overleg met de Groep van Tien opgeleverd? Wat zijn uw voorstellen om tot een akkoord te komen? Wat zijn de volgende stappen als er geen akkoord wordt bereikt tussen de sociale partners? Kunt u bevestigen dat deze welvaartsenveloppe volledig wordt besteed?
01.08 Minister Pierre-Yves Dermagne: Collega's, zoals u weet, heb ik vorige week samen met de premier en andere leden van de regering een constructief overleg gehad met de sociale partners.
De regering heeft aan de leden van de Groep van Tien meer toelichting gegeven bij de maatregelen die zij reeds heeft genomen om de gevolgen van de energiecrisis voor gezinnen en bedrijven te helpen temperen. Daarnaast hebben we gesproken over de komende uitdagingen in deze moeilijke socio-economische context. Daarbij werd ook gesproken over de welvaartsenveloppe en de komende interprofessionele onderhandelingen.
Wat de welvaartsenveloppe betreft, heeft de regering bevestigd dat deze conform het regeerakkoord aan 100 % zal worden toegekend. De omvang van de welvaartsenveloppe staat dus niet ter discussie. Een versterking van de sociale bescherming is vandaag onmisbaar om de koopkracht en dus de levenskwaliteit van gepensioneerden, personen met een handicap en uitkeringsgerechtigden te garanderen.
Intussen deed de regering ook, zoals de wet van 25 december 2005 betreffende het Generatiepact dat voorschrijft, een concreet voorstel aan de sociale partners tot verdeling van de welvaartsenveloppe voor 2023 en 2024. Dat voorstel is gebaseerd op de parameters die werden gebruikt voor de verdeling van de enveloppes voor de periode 2021-2022. De wet voorziet dat de sociale partners nu een maand hebben om een advies te verstrekken. Bezorgen zij niet tijdig een unaniem advies, dan komt het volgens de wet aan de regering toe om de beslissing te nemen. Ik zal daarin mijn verantwoordelijkheid nemen.
Nous avons dit aux partenaires sociaux que nous entendions respecter à la fois la loi sur le Pacte des générations, donc la loi qui concerne l'enveloppe bien-être, et la loi de 1996, tel que prévu dans l'accord de gouvernement. C'est ce message qui a été envoyé aux partenaires sociaux. Nous avons appliqué la loi de 2005 en transmettant aux partenaires sociaux une proposition d'enveloppe, la loi leur accordant un délai d'un mois pour nous remettre leur avis.
Intussen heeft het Federaal Planbureau ook de cijfers geactualiseerd om rekening te houden met de recentste economische vooruitzichten. Het gaat in totaal om 524,6 miljoen euro voor 2023 en 1,084 miljard euro voor 2024 om de pensioenen en uitkeringen te laten stijgen, boven op de indexering. Op het regeringsoverleg met de Groep van Tien werd eveneens afgesproken dat het overleg over het interprofessioneel akkoord sneller zal aanvatten. Aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven werd gevraagd om vooruitgang te boeken met het tweejaarlijkse rapport over de loonkostenontwikkeling. De regering sprak met de sociale partners af om elkaar na een maand opnieuw te ontmoeten om het resultaat van het sociaal overleg in die dossiers te bespreken.
Mais notre volonté est de respecter le prescrit des lois et de l'accord de gouvernement. La loi sur l'enveloppe bien-être prévoit une série de délais à respecter. Le délai du 15 septembre n'ayant pu être tenu par les partenaires sociaux, qui n'ont pas pu nous faire une proposition commune, nous avons décidé d'appliquer la loi et de leur faire une proposition. Ils ont maintenant un mois pour réagir. Le suivi des différents dossiers sera fait de la même manière.
01.09 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Nous prenons acte. C'est important de faire appliquer cette enveloppe bien-être à 100 %. C'est d'autant plus important face aux attaques du patronat, qui n'arrête pas de mettre la pression et qui applique: "Mentez, mentez, il en restera toujours quelque chose!"
Encore ce matin, dans la presse, M. Timmermans parlait du coût des entreprises et faisait le lien avec l'indexation des salaires, alors que ce coût n'est aujourd'hui pas lié à l'indexation des salaires mais plutôt aux coûts de l'énergie.
Nous prenons bien acte et nous suivons le dossier de près.
01.10 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor de antwoorden en toelichting. Ik kan alleen maar mijn bezorgdheid uiten voor de weken en maanden die komen. Die zullen voor iedereen een uitdaging zijn. Hopelijk probeert iedereen die daarbij betrokken is – ik beklemtoon iedereen – ideologische en andere tegenstellingen zoveel als mogelijk te overstijgen om tot echte oplossingen te komen. Dit is geen strijd tegen elkaar, maar een strijd met elkaar, meer dan ooit schouder aan schouder. Anders zal het echt niet lukken. Er breken zeer onherbergzame tijden aan. Bedrijven zullen genoodzaakt zijn om mensen te ontslaan. Dat is nog veel meer ellende dan wat we ons nog niet zo lang geleden voorstelden. We dachten dat de coronacrisis het ergste was wat ons kon overkomen, maar dit is toch nog van een andere omvang. Hopelijk slaagt iedereen erin om eindelijk heel wat verschillen te overstijgen en om samen te werken aan goede oplossingen. We hebben de luxe niet om tegen elkaar te vechten in dit soort verhalen vandaag.
01.11 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, het is uiteraard positief dat de regering bij de Groep van Tien heeft bevestigd dat de welvaartsenveloppe voor 100 % besteed moet worden, zoals voorzien in het regeerakkoord, zoals dat wettelijke mechanisme dat eigenlijk voorziet. Het gaat inderdaad om kwetsbare mensen. Het gaat om gepensioneerden, mensen die ziek zijn, mensen met een handicap. Tijdens deze energiecrisis, waarin de koopkracht zo onder druk staat, is het ook wel belangrijk om hen die nodige sociale bescherming te geven en te versterken.
Uiteraard hoop ik ook op een goed interprofessioneel akkoord maar Vooruit vindt dat die kwetsbare mensen niet gegijzeld mogen worden omwille van de rest van het interprofessioneel akkoord. Dat wettelijke mechanisme moet daarom niet vertraagd worden. Deze ochtend hoorde ik de heer Timmermans opnieuw de automatische index in vraag stellen. Voor Vooruit is het duidelijk dat de automatische index de beste bescherming is voor de koopkracht. Ik hoor hier zeggen dat er moet worden samengewerkt om de verschillen te overstijgen, want anders zullen er mensen moeten worden ontslagen. Als er geen koopkracht is, zal de economie het echter nog slechter doen en zullen er nog meer mensen ontslagen moeten worden. Net daarom is het zo belangrijk om de koopkracht te behouden.
In het Verenigd Koninkrijk wordt de koopkracht niet behouden. Daar gebeurt op dit moment een drama. De hele economie stuikt ineen. In Nederland bestaat een automatische index niet en is er meer inflatie dan hier. Alleen de lonen zijn daar de oorzaak niet van.
01.12 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. De collega's van de oppositie gaan hier nogal snel over, maar een welvaartsenveloppe van 100 % was niet altijd even vanzelfsprekend. Het feit dat u meteen een voorstel hebt ingediend, is wel heel belangrijk. Daarmee toont de regering aan dat ze de meest kwetsbaren niet in de steek wil laten en ook de rest van het sociaal overleg niet daarvan wil laten afhangen. Er is natuurlijk een inhoudelijke samenhang nodig, maar in deze tijd is het belangrijk dat u vaart maakt met het voorstel voor de besteding van de welvaartsenveloppe.
Ik ben het met de
heer Anseeuw eens dat het voor eenieder bijzondere tijden zijn en dat we er
samen door moeten. Vandaar dat de inhoud van het interview met de heer
Timmermans van vanochtend mij dan ook mateloos stoort. Zijn verklaringen passen
mijns inziens niet bij deze tijd. Mensen maken zich buitengewoon veel zorgen.
Het is belangrijk dat de bedrijven en de werkgevers dan een baken van hoop,
stabiliteit en zekerheid zijn. Ik stel vast dat dat voor het VBO bijzonder
moeilijk is.
Ik wil u vragen om
u vooral niet te laten afleiden door de afwezigheid van de verantwoordelijke
houding bij het VBO en de werkgevers. Het is belangrijk dat de regering die
stabiliteit, zekerheid en empathie biedt. Dat doen we in het dossier van de
welvaartsenveloppe op een uitstekende manier.
01.13 Nathalie Muylle (cd&v): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, die welvaartsenveloppe moet inderdaad worden uitgekeerd, dat is evident. U zei dat u een voorstel hebt ingediend en advies vraagt, op basis van de parameters van de laatste twee jaren, en dat, als men geen advies geeft, u zult voortgaan met die parameters en de verdeling. Dat lijkt mij de enige en de juiste weg.
Collega Vanrobaeys toonde heel duidelijk de kwetsbaarheid van die groep aan. Het mag voor ons ook meer zijn. Dit is voor ons ook een heel belangrijke doelgroep in het activeringsverhaal. Wij moeten bekijken hoe wij die kunnen versterken, kwetsbare mensen meer kunnen ondersteunen en hun meer kansen kunnen geven op de arbeidsmarkt, zodat ze een uitkering en werk meer en meer kunnen combineren. Dat is voor ons ook heel belangrijk.
Naast de welvaartsenveloppe is er nu de begroting en het hele activeringsverhaal. Dat moet ook een heel sterk ondersteunend verhaal zijn ten aanzien van kwetsbare groepen.
Dan is er ook het hele verhaal met betrekking tot het ipa. Het is belangrijk dat de CRB vrij snel komt met cijfers en adviezen, want het ene zal vermoedelijk niet zonder het andere gezien worden. Ik volg collega Calvo volledig. Ik zei het reeds vaak, grote akkoorden maakt men niet in kranten maar aan tafel. Het zal de komende weken superbelangrijk zijn. Het gesprek moet gevoerd worden de aan tafel waaraan het gevoerd moet worden. Het is goed dat men na een maand bij u terugkomt om het gesprek binnenskamers te voeren. Men kan verwijzen naar het verleden, maar wij zitten vandaag in een nooit geziene crisissituatie. Dit vraagt moed en verantwoordelijkheid en ik hoop dat die er de komende weken zullen zijn bij alle partners.
01.14 Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Il est vrai que la crise énergétique pèse lourdement sur le budget de nombreux ménages. Par conséquent, la distribution à 100 % de l'enveloppe bien-être est donc nécessaire pour préserver la qualité de vie des retraités mais aussi celle des personnes atteintes d'un handicap ou encore celle des allocataires sociaux. Il est indispensable de les soutenir si on veut éviter une crise sociale.
Nous attendons avec impatience les prochaines négociations sur l'AIP.
01.15 Hans Verreyt (VB): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord en de toelichting. Vooral de gehandicapten, de gepensioneerden en de uitkeringsgerechtigden zullen u dankbaar zijn dat de welvaartsenveloppe voor honderd procent zal worden besteed. Ik ben ook blij dat u het heft in eigen handen neemt als de deadlines worden overschreden, en dat in dit dossier de wet dan toch geen vodje papier is.
L'incident est clos.
02 Samengevoegde interpellatie en vraag van
- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het Europese minimumloon" (55030328C)
- Hans Verreyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De verhoging van de minimumlonen" (55000324I)
02 Interpellation et question jointes de
- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le salaire minimum européen" (55030328C)
- Hans Verreyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'augmentation des salaires minimums" (55000324I)
02.01 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, op 14 september heeft het Europees Parlement het nieuw kader voor het minimumloon in de Europese Unie bekrachtigd. Die regelgeving verplicht lidstaten om na te gaan of hun minimumlonen ook fatsoenlijke leefomstandigheden garanderen. Dat moedigt nationale overheden aan tot collectieve loononderhandelingen. Volgens die richtlijn moet het minimumloon minstens 50 % van het gemiddeld brutoloon en 60 % van het mediaan brutoloon bedragen, maar België haalt, naast zeventien andere lidstaten, die referentiewaarden niet. In België bedraagt het minimumloon 39,7 % van het gemiddeld brutoloon en 46,6 % van het mediaan brutoloon.
De lidstaten moeten ook hun wettelijke minimumlonen om de twee jaar actualiseren. Voor België moet dat gelukkig om de vier jaar vanwege de automatische indexering. Wij halen echter de gestelde doelstellingen niet. Gisteren berichtte een krant nog over een studie die de ongelijkheid aantoont, omdat de laagste lonen er het minst op vooruitgegaan zijn in vergelijking met de hoge lonen.
Wij hebben twee jaar tijd om die Europese richtlijn om te zetten. Recent werden de minimumlonen al verhoogd en er is een traject uitgewerkt voor de verhoging van de minimumlonen, maar dan nog halen we de doelstellingen niet. U gaf eerder al aan dat u wilt waken over de snelheid waarmee wij die toch wel belangrijke Europese stappen zullen zetten in België.
Mijnheer de minister, hoe zult u aan die Europese richtlijn uitvoering geven? Welke stappen worden er gezet? Hoe verloopt het contact met de sociale partners? Wat is de timing?
02.02 Hans Verreyt (VB): Mijnheer de minister, 14 % van onze landgenoten leeft in armoede, bijna 18 % van de bevolking bevindt zich net boven de armoedegrens en 5 % van de werknemers en zelfstandigen in ons land behoort tot de groep van de werkende armen. De pijlsnelle stijging van de kosten voor benzine, boodschappen en energie hakt er dus keihard in.
De torenhoge inflatie activeert dan wel de automatische indexering van de lonen, maar dat is onvoldoende. Dat komt enerzijds omdat dat voor een groot deel van de werknemers maar jaarlijks gebeurt in januari, anderzijds omdat de indexering relatief is en het voor de laagste lonen dus om een beperkt absoluut bedrag gaat. Ook volgen de indexering en het optrekken van de belastingvrije som en de volgende belastingschijven niet hetzelfde tempo, waardoor de euro's weer gewoon in de staatskas terechtkomen.
Inzake minimumlonen bengelt ons land niet, zoals gewoonlijk, onderaan het lijstje van de slechtste leerlingen in Europa. Integendeel, wij hebben de tweede hoogste minimumnettolonen, maar het Vlaams Belang is, in tegenstelling tot de regeringspartijen, niet tevreden met enkel die koppositie op zich. Dat komt omdat minimumlonen relatief zijn en ten aanzien van de socio-economische situatie van een lidstaat moeten worden bekeken. Zij moeten daarnaast ook worden bepaald door de nationale democratie en de context, zoals ons sociaaloverlegmodel.
In Vlaanderen is er bijvoorbeeld geen tekort aan jobs, maar aan kandidaten om die jobs in te vullen. Wel is het zo dat onze regio een grote groep inactieven telt. Het verschil tussen werken en niet werken is te klein. Werken moet dus meer opbrengen als wij hier een antwoord op willen bieden. Beslissen of onze minimumlonen adequaat zijn, kunnen wij zelf. Daarvoor hoeven wij echt niet naar andere landen, zoals Bulgarije of Roemenië, te kijken. Evenmin dienen wij die beoordeling in handen van niet-verkozen EU-bureaucraten te geven. Dat is een strikte aangelegenheid van de nationale lidstaten, van dit Parlement.
Terwijl het leven pijlsnel duurder wordt, volstaat de automatische procentuele indexering niet meer voor de laagste lonen. Onze minimumlonen zijn niet toereikend. Met deze interpellatie pleit het Vlaams Belang voor een verhoging van de nettominimumlonen met minstens 5 %, zodat werken meer loont, zeker in laaggeschoolde jobs. Eveneens moet er dringend een lagere belasting op arbeid komen, want in België is die absurd hoog. Ook dat zorgt voor een te kleine kloof tussen werkloosheid en werk.
Zowel de te hoge lasten op arbeid als de grenzen van het minimumloon worden federaal bepaald. Alle sociale partijen, binnen of buiten de regering, kunnen werk maken van hogere lonen in ons land. De hefbomen zitten in het federaal Parlement.
Mijnheer de minister, welke initiatieven worden er genomen, in voorbereiding van een al dan niet volgend collectief overleg voor het optrekken van de minimumlonen in ons land? Hoewel het minimumloon wettelijk wordt vastgelegd, zijn er nog steeds bedrijven die zich daar niet aan houden.
Kan u ons aangeven hoeveel controles door de sociale inspectie daarop zijn gedaan? Hoeveel inbreuken werden daarbij de voorbije drie jaar vastgesteld?
Is er overleg binnen de regering om de lasten op arbeid te verlagen, waardoor er meer nettoloon overblijft van hetzelfde brutoloon?
Ten slotte, wat zal u doen om de rest van de lasten op arbeid te doen dalen?
02.03 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw Vanrobaeys en mijnheer Verreyt, de lidstaten hebben vanaf de inwerkingtreding van de richtlijn twee jaar tijd om die in eigen wetgeving om te zetten. Mijn administratie is reeds begonnen met de voorbereiding ervan.
De richtlijn bevat verschillende verplichtingen. Alle lidstaten moeten collectieve onderhandelingen over lonen versterken en de uitoefening van het recht op collectieve onderhandelingen vergemakkelijken. België heeft reeds een uitgewerkt systeem van sociaal overleg op verschillende niveaus. Het is evident dat hier blijvend aandacht aan besteed moet worden, net als aan de bescherming van de vertegenwoordigers van de werknemers om hun rol daarin ten volle te kunnen vervullen. Landen waar de dekkingsgraad van de cao's lager is dan 80 %, moeten ook een actieplan opstellen om collectieve onderhandelingen te versterken; die verplichting geldt dus niet voor België.
Daarnaast bevat de richtlijn het kader voor adequate wettelijke minimumlonen. Lidstaten met een wettelijk minimumloon moeten in overleg met de sociale partners procedures uitwerken om hun wettelijke minimumloon op geregelde tijdstippen te herzien, op basis van duidelijke criteria. Daarbij komen ook de indicatieve referentiewaarden van 60 % van het mediane brutoloon en 50 % van het gemiddelde brutoloon aan bod om de adequaatheid van het minimumloon te beoordelen. Het wettelijke minimumloon in de definitie van de richtlijn omvat niet het gewaarborgde gemiddelde minimale maandinkomen, vastgelegd via cao nr. 43 van de Nationale Arbeidsraad. De criteria voor de toerekenbaarheid van de wettelijke minimumlonen zijn daarop niet rechtstreeks van toepassing, maar spelen uiteraard wel indirect een rol.
Er is inderdaad een indirect effect, omdat de richtlijn zal zorgen voor sociale convergentie van de lonen in Europa, waardoor eerlijke concurrentie tussen de lidstaten bevoordeeld wordt en waardoor er ook ruimte zal ontstaan om de laagste lonen in België te verhogen.
Wat de Belgische minimumlonen betreft, de sociale partners spraken al nieuwe verhogingen af voor 2024 en 2026. Bovendien - ik had het er al over tijdens het actualiteitsdebat - heeft de regering aan de sociale partners gevraagd om spoedig samen te zitten om de onderhandelingen over het interprofessioneel akkoord op te starten. Lonen behoren immers tot de essentie van het sociaal overleg en het is evident dat ik de eis van de vakbonden voor hogere minimumlonen steun.
Wat de vraag over de lasten op arbeid betreft, verwijs ik naar mijn collega Van Peteghem en zijn werk met betrekking tot fiscale hervorming.
Mijnheer Verreyt, ik heb aan mijn administratie gevraagd of het overzicht van vastgestelde inbreuken kon worden opgesplitst naar buitenlandse en Belgische ondernemingen, zodat ik u een duidelijker antwoord kan bezorgen op uw specifieke vraag. Zodra ik de cijfergegevens ontvang, die toch moeilijk mondeling kunnen worden toegelicht binnen de mij toegemeten tijd, zullen ze schriftelijk worden bezorgd aan u en aan het commissiesecretariaat.
02.04 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik vind de Europese richtlijn voor het Europees minimumloon een belangrijke doorbraak. U hebt het over de bureaucraten, mijnheer Verreyt, maar ik vind dit een belangrijke doorbraak in een sociaal Europa, waarin men erkent dat mensen die werken moeten rondkomen. Op die manier werkt men ook aan het verkleinen van de ongelijkheid die nu bestaat. Er is een enorme ongelijkheid tussen mensen die aan een laag loon moeten werken en mensen met een hoger loon.
In België werd een stapsgewijze verhoging van het minimumloon door de sociale partners afgesproken. Tegelijkertijd heeft de regering ook op een hoger nettoloon ingezet, niet alleen voor de mensen die aan een minimumloon werken, maar ook voor de mensen die daar net boven zitten, zodat zij de opslag die zij krijgen niet onmiddellijk verliezen.
Mijnheer de minister, u zegt dat de criteria van de Europese richtlijn, die ik heb aangegeven, niet onmiddellijk van toepassing zijn op het gewaarborgd minimum inkomen van de cao nr. 43. Ik zal dat verder uitpluizen, want daar wil ik het fijne van weten. Ik vind het eigenaardig dat men veel belang hecht aan collectief overleg, maar als het minimumloon niet wettelijk maar wel in een cao is vastgelegd, dan blijken de criteria niet van toepassing te zijn.
Het zal in elk geval een positieve impact hebben, want er is in verhogingen voorzien in 2024 en 2026. Er is ook afgesproken dat er vanaf 2028 verhogingen mogelijk zijn op basis van een Europese benchmark met de ons omringende landen.
Ik hoop dat dit zal leiden tot betere werkomstandigheden en tot waardig werk voor mensen die ook tijdens corona hebben aangetoond dat ze in heel veel gevallen heel essentieel zijn om onze samenleving te laten draaien.
02.05 Hans Verreyt (VB): Mijnheer de minister, ik had niet gevraagd naar een opsplitsing volgens de afkomst van de overtreders, maar het is leuk dat dit door uw diensten werd gevraagd. Het is nuttig om te weten of het inderdaad over Belgische bedrijven gaat of bedrijven uit een ander land in de Europese Unie.
Het optrekken van de belastingvrije som en het mee indexeren van de belastingschijven komen natuurlijk iedereen ten goede maar in de eerste plaats de mensen met de laagste lonen. Naast het optrekken van het minimumloon is dat ook een belangrijke hervorming, die weliswaar bij uw collega-minister zit. Het is een belangrijke manier om ervoor te zorgen dat er netto meer overschiet van hetzelfde brutoloon. Zowel de indexering als het eventueel optrekken van het minimumloon mogen niet gewoon bij de staatskas terechtkomen.
Het optrekken van de minimumlonen is in de eerste plaats belangrijk voor ons land. Ik wil heel veel zaken vergelijken met andere Europese landen, maar als het gaat om de levensstandaard en de lonen, moeten wij dat niet doen, want de levenstandaard en levenskosten in zuiderse landen, en zeker in Oost-Europese landen, zijn vele malen lager dan in ons land. Wij moeten ons daarmee niet vergelijken. Wij moeten vooral kijken of die minimumlonen adequaat zijn voor ons land en op die manier onze lonen aanpassen. Als het van het Vlaams Belang afhangt, moet dat minstens met 5 % zijn, maar dat mag ook gerust meer zijn.
De voorzitster:
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Hans Verreyt en luidt als volgt:
"De
Kamer,
gehoord
de interpellatie van de heer Hans Verreyt
en het
antwoord van de vice-eersteminister en minister van Economie en Werk,
- gelet
op de relatie tussen het minimumloon en de socio-economische situatie van het
land;
- gelet
op de stijgende kosten voor benzine, boodschappen en energie;
- gelet
op de torenhoge inflatie;
- gelet
op het feit dat steeds meer mensen moeite hebben om rond te komen en zelfs in
armoede vervallen;
- gelet
op de 14 % Belgen die in armoede leeft en bijna 18 % van de bevolking
die zich juist boven de armoedegrens bevindt;
- gelet
op de 5 % van de werknemers en zelfstandigen in dit land die behoort tot
de groep van de werkende armen;
- gelet
op de inbreuken o.a. bij sociale dumping van gedetacheerd personeel;
vraagt de
regering
- de
minimumlonen op te trekken met minstens 5 %, en daarvoor de nodige
initiatieven te nemen;
- het
verschil tussen werken en niet-werken te vergroten, o.a. door het verlagen van
de lasten op arbeid, waardoor er meer nettoloon overblijft van hetzelfde
brutoloon;
- het
actiever opsporen van inbreuken op de sociale wetgeving;
- de
sociale inspectiediensten voldoende wettelijke en geldelijke middelen te geven
om alle misbruiken op te sporen."
Une motion de recommandation a été déposée par M. Hans Verreyt et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l’interpellation de M. Hans Verreyt
et la réponse du vice-premier ministre et ministre de l'Économie et du Travail,
- eu égard à la corrélation entre le salaire minimum et la situation socioéconomique du pays;
- eu égard à la hausse des prix du carburant, du caddie des ménages et de l’énergie;
- eu égard à l’inflation colossale;
- eu égard au fait que de plus en plus de personnes éprouvent des difficultés à joindre les deux bouts et basculent même dans la pauvreté;
- vu que 14 % de Belges vivent dans la pauvreté et que près de 18 % de la population se situent juste au-dessus du seuil de pauvreté;
- vu que 5 % des salariés et des indépendants de ce pays appartiennent au groupe des travailleurs pauvres;
- eu égard aux infractions constatées dans le cadre du dumping social de personnel détaché, entre autres;
demande au gouvernement
- de relever les salaires minimums d’au moins 5 % et de prendre les initiatives nécessaires à cet effet;
- d’accentuer la différence entre le travail et l’inactivité, notamment en abaissant les charges sur le travail, afin qu’il subsiste davantage de salaire net pour le même salaire brut;
- de dépister plus activement les infractions à la législation sociale;
- d’octroyer aux services d’inspection sociale suffisamment de moyens légaux et financiers pour repérer tous les abus."
Een
eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Sophie
Thémont.
Une motion
pure et simple a été déposée par Mme Sophie Thémont.
Over de
moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur
les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
03 Vraag van Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De belastingdruk op onze brutolonen" (55028182C)
03 Question de Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La pression fiscale exercée sur les salaires bruts" (55028182C)
03.01 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, ik begin mijn vraag met de herhaling van een stelling die een goede collega vandaag al heeft geformuleerd, namelijk wie werkt, moet kunnen rondkomen. Ik ben het daarmee helemaal eens; zij heeft overschot van gelijk. Daarover gaat mijn vraag eigenlijk. Immers, als we onze burgers in de crisis van vandaag willen helpen, dan kunnen we veel dingen proberen, maar waar we echt voor moeten zorgen, is dat werken in dit land een stuk lonender is dan nu het geval is. Dat betekent dat we ervoor moeten zorgen dat werknemers op het einde van de maand netto meer overhouden, zonder dat we daarbij de bedrijven op extra kosten jagen, aangezien de bedrijven het zich eigenlijk ook niet meer kunnen permitteren.
De overheid moet bijgevolg solidair zijn met werkgevers en werknemers. Wij zijn echter kampioen inzake belastingdruk op arbeid, want in geen enkel ander OESO-land verdwijnt er meer geld naar de staatskas dan in België. Dat is een trieste trofee in de trofeeënkast. De cijfers zijn eigenlijk vrij hallucinant te noemen, want van elke 100 euro brutoloon van gehuwde tweeverdieners met kinderen, gaat er 45,2 euro naar de overheid. Alleenstaanden zijn nog een flink stuk slechter af, want bij hen gaat 52,6 % van het bruto-inkomen naar de schatkist. Dat is zeker hallucinant, gelet op het feit dat het OESO-gemiddelde 18 %, bijna een vijfde lager ligt. Enkel voor gezinnen met kinderen waarvan slechts een van de partners werkt, neemt de belastingdruk een beetje af. Een cynicus zou opwerpen dat men gek moet zijn om met twee te gaan werken in dit land, maar dat wil ik echt niet doen, want vandaag zijn er zeer weinig mensen die het makkelijk hebben. Ook gezinnen waar maar een van de partners werkt of kan werken, hebben het vandaag ontzettend moeilijk.
Mijn punt is duidelijk: werk moet lonen. De overheid moet eindelijk solidair zijn.
Mijnheer de minister, bent u van plan om, samen met uw collega Van Peteghem, echt maatregelen te nemen die werk lonender maken, zonder bedrijven extra op kosten te jagen? Als u dat niet wilt doen, wat zult u dan wel doen om werk lonender te maken in dit land?
03.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer Anseeuw, ik heb, ten eerste, regelmatig contact met mijn collega, Vincent Van Peteghem om te overleggen over belastingen en de verhoging van de werkgelegenheidsgraad. Ik herinner u eraan dat die graad nog nooit zo hoog is geweest. Er is echter nog veel werk aan de winkel.
Ik herhaal wat ik al heb aangegeven. Ik ben voorstander van een fiscale hervorming, gericht op lage en gemiddelde lonen, teneinde werken aantrekkelijker te maken. Dat is heel duidelijk voor mij. Ik ben ook een grote voorstander van een snelle en gerichte fiscale hervorming om die doelstelling te verwezenlijken.
03.03 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, het klopt dat u al meermaals hebt aangegeven voorstander te zijn van een snelle en gerichte fiscale hervorming voor lage en gemiddelde lonen. Overigens, wij kunnen ooit nog eens discussiëren over wat een gemiddeld loon is.
Hoe dan ook zijn we jammer genoeg nog steeds niet op dat punt. Dat is de essentie van mijn repliek. U zegt al heel lang dat u voorstander bent van een snelle en gerichte hervorming, maar ik stel vast dat er maar niks komt.
U bent niet bevoegd voor de fiscale lasten op arbeid. U bent echter wel minister van Werk en bovendien vice-eersteminister in de regering behorend tot de belangrijkste regeringspartij ter zake. U kunt dus zonder meer voldoende politiek gewicht in de schaal leggen.
Ik zou u daarom willen oproepen om ons eindelijk minstens de kans te geven te discussiëren over een fiscale hervorming. Vandaag is er immers nog altijd geen hervorming om over te praten. U staat nog altijd aan de start. Begin er dus aan. Vandaag is dat echt wel nodig.
Het incident is gesloten.
04 Question de Sophie Thémont à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les plaintes à l’encontre de la CAPAC" (55028431C)
04 Vraag van Sophie Thémont aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De klachten over de HVW" (55028431C)
04.01 Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, près de 8 200 nouveaux dossiers de plaintes ont été ouverts en 2021 auprès du médiateur fédéral. Cela représente une augmentation de 9 % par rapport à 2020 et de 20 % par rapport à 2019. Selon le médiateur, cette augmentation s'explique par la crise sanitaire qui a continué à mettre sous pression la relation entre les citoyens et les services publics. Les retards de la CAPAC sont particulièrement pointés du doigt. Des centaines de plaintes ont été reçues à l'encontre de celle-ci et des syndicats. Les personnes rencontrent toujours des difficultés à les contacter et doivent parfois encore attendre trop longtemps le paiement de leurs allocations.
Monsieur le ministre, quelles raisons expliquent ces retards? Comment comptez-vous soutenir le personnel de la CAPAC pour faire face à l'afflux de dossiers? Envisagez-vous de mener une étude afin d'améliorer la prise de contact des citoyens avec la CAPAC?
04.02 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame Thémont, les retards accusés par la CAPAC dans le courant de l'année 2021 avaient plusieurs origines.
Tout d'abord la "part de marché" de la CAPAC est passée de 11,83 % à 15,60 %, ce qui a entraîné une augmentation structurelle de la charge de travail. Deuxièmement, au reliquat de 2020 se sont ajoutées les nouvelles demandes de 2021, avec pour conséquence une impossibilité de retour à la normale, en tout cas à court terme. Troisièmement, des milliers d'appels téléphoniques et de mails quotidiens ont été enregistrés.
Comme la grande majorité des employeurs, la CAPAC a dû faire face aux absences de ses agents pour cause de maladie ou de quarantaine lors des différentes vagues de covid. Aujourd'hui, bien que la CAPAC continue à recruter pour renforcer ses équipes, elle constate une diminution du nombre de candidatures comparativement aux chiffres d'avant le covid.
Cela s'explique notamment par une augmentation généralisée des postes vacants au sein du monde du travail et également de nos administrations. La CAPAC a mis en place des formations centralisées pour ses nouveaux collaborateurs afin qu'ils soient le plus rapidement possible opérationnels pour effectuer un travail de base. Des formations plus poussées seront organisées en 2022 afin de renforcer les connaissances et les compétences de l'ensemble des agents.
Certaines régions étant plus touchées que d'autres par le chômage temporaire, la CAPAC a organisé et pérennisé des appuis interbureaux pour être en mesure d'assurer ses missions. Certains types de tâches ont été centralisés pour décharger les bureaux en difficulté.
Au niveau de l'informatique, des automatisations ont été développées et des formulaires en ligne permettent de constituer plus aisément le dossier. Il n'entre pas dans mes intentions actuellement d'effectuer une quelconque étude à ce sujet dès lors que plusieurs pistes sont actuellement déjà mises en œuvre au niveau de la CAPAC. Ainsi, la CAPAC est en train d'analyser les résultats d'une étude réalisée durant le premier trimestre 2022 sur la qualité des rendez-vous en présentiel et/ou par vidéoconférence afin de pouvoir en tirer les conclusions.
Par ailleurs, la CAPAC mène tous les deux ans une enquête de satisfaction auprès de ses assurés. La prochaine aura lieu cet automne. La CAPAC projette également d'analyser les besoins spécifiques de certains assurés afin d'éviter tout non take-up, tout non-recours au droit. Enfin, la CAPAC a mis en place différents moyens pour augmenter l'accès à l'information.
Des contacts que j'ai récemment eus avec la CAPAC, je peux vous assurer qu'il n'y a aujourd'hui plus aucun retard notable au niveau des paiements. Les documents de paiement des dossiers en ordre sont traités quotidiennement
04.03 Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Comme vous l'avez dit, l'épidémie a fait fortement augmenter le nombre de dossiers à traiter, malgré l'arrivée de nouveaux fonctionnaires en renfort. J'entends qu'aujourd'hui, il n'y a plus de retard. C'est une bonne nouvelle.
Je vous rends toutefois attentif au problème de communication qui constitue non seulement une source de stress supplémentaire pour les affiliés qui vivent déjà une situation anxiogène. J'entends que de nouvelles formations seront mises en place et qu'il y aura des analyses des besoins. Vous avez également évoqué le recours au non-take up. J'imagine qu'à un moment donné, il faudra continuer à vérifier si tout cela se passe correctement puisque, comme je l'ai dit, les plaintes ont augmenté de 9 % par rapport à 2020.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La présidente: La question n° 55028615C de Mme Ellen Samyn est transformée en question écrite.
- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De impact van de degressiviteit op de tewerkstelling (studie van UGent en OESO)" (55029255C)
- Sophie Thémont aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen en de langdurige werkloosheid" (55029488C)
- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen en de studie van de OESO" (55030761C)
- Nadia Moscufo aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen en de beperking van de inschakelingsuitkeringen" (55030838C)
- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L'incidence de la dégressivité sur l'emploi (étude de l'UGent et de l'OCDE)" (55029255C)
- Sophie Thémont à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La dégressivité des allocations de chômage et le chômage de longue durée" (55029488C)
- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La dégressivité des allocations de chômage et l'étude menée par l'OCDE" (55030761C)
- Nadia Moscufo à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La dégressivité des allocations de chômage et la limitation des allocations d’insertion" (55030838C)
05.01 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, nadat de UGent al had aangetoond dat het afschaffen van de inschakelingsuitkering voor bepaalde jongeren niet werkt, besluit nu ook de OESO dat de degressiviteit van de werkloosheidsuitkering geen enkel effect heeft gehad op de activering.
Volgens de OESO helpt activering – mensen opjagen en dieper in de put duwen – eigenlijk niet. Zij hebben integendeel omkadering, begeleiding en vooral ook voldoende plaats in de kinderopvang en goed openbaar vervoer nodig om op hun werk te raken. Volgens de KUL, die ook aan het onderzoek heeft meegewerkt, kan de degressiviteit maar beter worden afgeschaft, omdat ze alleen het armoederisico vergroot en mensen niet activeert. Ook u gaf al aan dat dit niet de oplossing is.
De UGent toonde eerder al hetzelfde aan, maar dan meer gericht op de inschakelingsuitkering. Volgens de UGent heeft de afschaffing van de inschakelingsuitkering geen effect, noch op de tewerkstelling, noch op de diplomaverwerving of het vroegtijdig schoolverlaten, zeker niet van kortgeschoolden. Alleen hooggeschoolden zouden door de hervorming wel sneller aan het werk raken, maar niet duurzaam.
Ik heb hierover dan ook enkele vragen. Hebt u kennisgenomen van de studies? Wat is uw reactie erop?
Aangezien de studies aantonen dat de maatregelen totaal geen impact hebben op de activering, zult u andere initiatieven nemen die er wel voor zorgen dat die mensen op een goede manier worden begeleid en niet in de armoede worden gestort? Ik besef uiteraard dat heel wat van de drempels die in de studies worden aangegeven en die de activering belemmeren zich op andere bevoegdheidsniveaus bevinden. Worden de regio's hierbij betrokken?
05.02 Sophie Thémont (PS): "Monsieur
le Ministre,
En 2012, dans un but assumé « d'activer »
les chômeurs de longue durée, il a été décidé d'intensifier la dégressivité des
allocations de chômage. L'idée sous-tendant cette mesure est que le chômeur
doit être acteur de son allocation; des efforts jugés insuffisants débouchent
donc sur une diminution ou une suspension de l'allocation.
Une étude récente de l'OCDE a toutefois
démontré que cette dégressivité des allocations de chômage opérée depuis 10 ans
n'a pas eu d'effet positif sur le retour à l'emploi. Ainsi, réduire davantage
les prestations aurait peu d'effet supplémentaire, selon l'organisation.
Il est donc démontré que appauvrir les
demandeurs d'emploi de longue durée n'augmente pas le taux d'emploi. Le
résultat de cette mesure n'est autre qu'un basculement des personnes les plus
fragilisées de notre société dans la pauvreté.
Monsieur le Ministre, comme vous, j'estime
que seul un accompagnement accru vers l'emploi permettra de sortir de
nombreuses personnes du chômage de longue durée. Dans ce but, il est important
de renforcer la coopération avec les entités fédérées. Pourriez-vous nous en
dire plus sur le dialogue mené avec les régions afin de soutenir les personnes
en situation de chômage de longue durée ? En particulier, pourriez-vous nous
dire où en sont les discussions concernant le financement du projet Territoire
Zéro Chômeurs de Longue Durée ? Envisagez-vous d'étudier une réforme du système
de dégressivité des allocations de chômage tel qu'appliqué depuis 2012 ?
Je vous remercie."
05.03 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb natuurlijk ook kennisgenomen van de studie van de OESO waarnaar de vorige vraagstellers verwijzen. Men stelt daarin dat de versterkte degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen er niet voor gezorgd heeft dat werklozen sneller aan het werk gaan. Ik wil u toch vragen om het kind niet met het badwater weg te gooien. In het buitenland zijn er genoeg voorbeelden die aantonen dat een sterke degressiviteit of een beperking in de tijd van de werkloosheidsuitkeringen wel degelijk een activerend karakter kan hebben en ook heeft in de meeste gevallen.
Het spreekt voor zich dat een versterkte degressiviteit van de werkloosheid alleen niet genoeg is om mensen aan de slag te krijgen en te houden. Ik wil daarom oproepen om dit debat niet te verengen tot de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen en om niet blind te zijn voor alle andere factoren die daarop invloed hebben. We hebben het daarnet al gehad over het lonend maken van werken, maar het gaat ook over werkomstandigheden en straks komen er nog interessante vragen over onder andere de secundaire arbeidsomstandigheden en de strijd tegen burn-outs.
Er moeten heel veel factoren samen worden bekeken, maar uiteindelijk moeten mensen worden aangespoord om effectief aan de slag te gaan. Sommige mensen hebben dat nodig. Ik ga ervan uit dat u achter dat principe staat en wil dus uw mening kennen over die studie van de OESO waarin men stelt dat de degressiviteit van werkloosheidsuitkeringen eigenlijk niet productief is. Ik hoor graag uw plannen en inzichten ter zake.
05.04 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le ministre, c'est intéressant comme on peut analyser une étude avec des lunettes différentes. Je vais essayer de vous l'expliquer avec les miennes.
Il y a dix ans, le gouvernement Di Rupo a imposé la dégressivité des allocations de chômage pour inciter les gens à trouver du travail. Malheureusement, la réalité est que cette mesure n'a pas obtenu l'effet escompté. Selon cette étude de l'OCDE, on peut lire que rien n'indique un transfert des allocations vers le travail depuis la réforme.
Ensuite, il y a eu, sous les gouvernements Di Rupo et Michel, le système d'allocations d'insertion pour les jeunes, qui a été limité dans le temps et réformé afin d'exclure les jeunes de plus de 25 ans - avant c'était jusque 30 ans - et ceux qui n'ont pas terminé les études secondaires avant 21 ans.
Des chercheurs de différentes universités, notamment de Gand et Louvain, ont analysé les effets de ces politiques sur l'activation des jeunes. Résultat: ces limitations d'allocations d'insertion n'ont pas amélioré l'emploi des jeunes.
Quelles conclusions pouvons-nous en tirer? En limitant l'octroi de ces allocations, les gouvernements successifs n'ont pas amélioré la situation de l'emploi, mais plutôt davantage paupérisé la partie de la population qui était déjà précaire. Cela a contribué à un transfert vers les CPAS.
Monsieur le ministre, j'ai plusieurs questions. Quelle est votre réaction par rapport à ces études? Vous avez dit le 2 octobre, dans un journal néerlandophone, De Zondag, que limiter le chômage dans le temps "nous savons déjà que cela ne fonctionne pas". Allez-vous mettre fin à ces mesures de dégressivité des allocations de chômage, plus particulièrement aussi pour les femmes en période de maternité? À plusieurs reprises, cette mesure a été reportée. Je voulais savoir si cela allait être prévu dans le budget, conformément à ce que vous aviez dit à l'époque. Je vous remercie.
05.05 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Chers collègues, je vous remercie pour vos questions. J'ai en effet pris connaissance de cette étude, qui démontre que la dégressivité des allocations de chômage a une incidence limitée, voire négative, sur le retour à l'emploi des demandeurs d'emploi.
L'étude de l'OCDE a d'ailleurs été réalisée en collaboration avec le SPF Emploi, qui a été interrogé à plusieurs reprises sur des éléments précis. Comme vous le savez, l'accord de gouvernement ne prévoit pas de toucher au mécanisme de dégressivité des allocations de chômage, que ce soit pour l'accroître ou pour le supprimer. Je suis toutefois convaincu que la dégressivité des allocations de chômage devra être réévaluée au regard de ces différentes études convergentes.
Pour ma part, je me concentre sur des mesures positives qui visent à renforcer l'employabilité des travailleurs. Les Régions qui, comme vous le savez, sont compétentes pour le suivi et l'accompagnement des demandeurs d'emploi jouent également un rôle important à cet égard. J'ai donc des concertations régulières avec mes homologues à cet égard. C'est notamment le cas pour les territoires "zéro chômeur de longue durée", que la Région wallonne est en train de mettre en œuvre.
Par ailleurs, j'ai mis sur la table du gouvernement, conformément à l'accord de gouvernement, une proposition pour soutenir ces politiques de remise à l'emploi des chômeurs très éloignés du marché du travail.
Ik heb ook al maatregelen genomen om een tijdelijke cumul van de werkloosheidsuitkering en het salaris mogelijk te maken. Zeer binnenkort zullen we ook nieuwe maatregelen bespreken. Het interfederale platform dat is opgericht, is eveneens een uitgelezen ontmoetingspunt voor de verschillende overheidsniveaus.
Mijnheer Anseeuw, met de verhoging van het minimumloon, bijvoorbeeld, heeft deze regering ook bijgedragen aan het aantrekkelijk maken van werken. Er zijn echter ook andere stappen nodig, zoals een fiscale hervorming die gericht is op de lage en middenlonen.
Madame Moscufo, en ce qui concerne votre dernière question sur le congé de maternité, j'ai en effet remis cette proposition sur la table du gouvernement dans le cadre du conclave budgétaire en cours. Elle vise à neutraliser la période de congé de maternité dans le calcul de la dégressivité des allocations de chômage.
05.06 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, in het regeerakkoord staat inderdaad dat daaraan niet geraakt wordt. Die studies zijn voor mij klaar en duidelijk.
Mijnheer Anseeuw, u zegt dat men het kind niet mag weggooien met het badwater. Ik ben gisteren nog naar de armoedeorganisatie Arminaa in Aalst geweest, dat is een soort voedselbank, om te luisteren naar iemand en deze persoon door te verbinden naar het lokale OCMW. Eens men in die spiraal van armoede zit, blijft dat gewoon doorgaan. Hier was het probleem geen dak boven het hoofd. De eerste woning was onbewoonbaar verklaard, de persoon moest daar dringend uit. Hij heeft ten einde raad een kantoor gehuurd, wat ook niet kan. Hij moest daar ook uit. Hij heeft zijn huurwaarborg nog niet terug en moet een waarborg betalen. Gelukkig heeft hij een woning gevonden.
Die mensen zitten daar te wenen, weten van geen hout pijlen te maken. Hoe wilt u dat mensen in die omstandigheden nog ruimte hebben om te solliciteren, om naar werk te zoeken? Zij zijn ook niet bezig met het aantrekkelijker maken van het werk. Zij moeten eerst goed gehuisvest zijn en een beetje uit de spiraal van armoede raken. Dan pas kunnen zij denken aan het zoeken van werk. Zij hebben daarvoor inderdaad de nodige begeleiding nodig. In dit geval ging het over een man zonder kinderen. Als hij kinderen had, waren er nog heel wat extra drempels geweest met betrekking tot kinderopvang. Ik pleit daar voor een andere aanpak.
Mijnheer de minister, uiteraard ben ik tevreden dat u die degressiviteit, die discriminatie tijdens de moederschapsrust opnieuw op tafel legt.
05.07 Sophie Thémont (PS): Merci, monsieur le ministre, pour vos réponses. Il est vrai que ce sont les personnes les plus vulnérables, celles qui sont déjà victimes d'exclusion sociale et professionnelle, qui courent aujourd'hui un risque accru de pauvreté. Je pense aussi que la pauvreté n'est pas le résultat d'une paresse individuelle mais qu'elle relève bien d'une responsabilité collective. Seul un accompagnement accru vers l'emploi permettra de sortir de nombreuses personnes du chômage de longue durée. Comme vous l'avez dit, il faut renforcer la coopération entre les entités fédérées car des matières sont transversales.
"Territoires Zéro Chômeur" est un chouette projet de soutien à l'emploi pour les personnes les plus éloignées du milieu du travail. Par ailleurs, je voudrais souligner la problématique du congé de maternité, avec la neutralisation de cette période, que vous êtes en train de mettre sur la table du gouvernement, dans le cadre de la dégressivité des allocations de chômage. Enfin, pour terminer, je pense qu'il faut des emplois de qualité, qui soient par ailleurs bien rémunérés.
La présidente: N'hésitez pas si vous avez besoin d'aide au Parlement pour le gel de la dégressivité des allocations pour les femmes enceintes! Il y a des initiatives possibles.
05.08 Björn Anseeuw (N-VA): Ik bedank de minister voor zijn duidelijke antwoord.
Uiteraard begrijp ik dat bepaalde maatregelen op gezette tijden geëvalueerd moeten worden. Daar heb ik geen enkel probleem mee. U verwees ook naar de rol van de Gewesten in de opvolging van werkzoekenden. Dat is heel terecht. Factoren die ook daar misschien wat afstemming en finetuning kunnen gebruiken, zijn de sleutels die op het federale niveau liggen, maar die wel een grote invloed hebben op de opdracht die de regionale overheden in dit land op dat vlak moeten verrichten. Misschien kunnen die ook wel eens herbekeken worden.
Ik pleit inderdaad voor een ernstig debat, mevrouw Vanrobaeys. Ik pleit niet voor een debat als dat waarin u met één particulier geval een algemeen principe probeert te verdedigen.
Afsluitend wil ik erop wijzen dat, als ik u en mevrouw Thémont hoor spreken over mensen in armoede die het moeilijk hebben, dat uitgaat van een weinig emancipatorische gedachte. U ziet mensen louter en alleen als slachtoffer. Natuurlijk zijn ze heel vaak, ten dele, slachtoffer van omstandigheden waar ze zelf geen keuze in hebben, maar vaak zijn ze ook veel méér dan dat. Ik denk dat dat een veel meer emancipatorische gedachte is dan degene die u nu bezigt. Goed, als we dit debat ooit eens ten gronde kunnen voeren, dan zal ook dat wel blijken.
05.09 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je ne sais si je dois déjà me réjouir ou attendre que la réalité soit. Je prends bonne note que vous avez mis sur la table du conclave budgétaire la question du gel de la dégressivité des allocations de chômage pour les femmes en période de maternité. Je vous tiens à l'œil!
Toutes ces mesures servaient à inciter les jeunes à travailler. Je rappellerai que les jeunes veulent travailler et qu'il y a un manque d'emplois dans notre société. Ce n'est pas le deal pour l'emploi qui règlera le problème. J'entends que l'accord de gouvernement ne comprend pas la remise en question de ces mesures. Cependant, nous voici face à des études internationales démontrant que les mesures ne servent à rien. Je constate que des points qui ne figuraient pas dans l'accord sont malgré tout appliqués. J'ai entendu que l'on réfléchit sérieusement à taxer les surprofits. On pourrait donc aussi imaginer sortir du cadre du gouvernement et se mettre en rapport avec les entités fédérées, ce qui me paraît très important surtout lorsque l'on entend qu'à 21 ans, les jeunes n'ont pas encore achevé leurs études secondaires! Il s'agit de résoudre le problème de notre enseignement qui est le plus inégalitaire en Europe.
Het incident is gesloten.
06 Question de François De Smet à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "L’utilisation du formulaire C45 pour les demandeurs d’emploi exerçant une activité bénévole" (55029158C)
06 Vraag van François De Smet aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het gebruik van het formulier C45 door werkzoekenden die vrijwilligerswerk verrichten" (55029158C)
06.01 François De Smet (DéFI): Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, je tiens tout d'abord à vous remercier pour la flexibilité dont vous faites preuve et pour le fait de tenir compte de notre petite taille.
Monsieur le ministre, sous certaines conditions, un demandeur d’emploi peut cumuler ses allocations de chômage avec une activité bénévole mais il doit déclarer son activité à l’ONEM, en remettant le formulaire C 45. Toutefois, l’ONEM admet parfois certaines exceptions d’activités qui ne doivent pas être déclarées, comme, par exemple, les activités bénévoles de coiffure prestées dans un cadre familial restreint et de façon occasionnelle.
Au travers de l’obligation d’une déclaration préalable au volontariat, l’ONEM entend assurément préserver l’emploi et, ce faisant, le candidat volontaire d’une exploitation possible comme main-d’œuvre bon marché. Néanmoins, on peut considérer que cette réglementation constitue un frein au bénévolat, lequel permet une possibilité d’épanouissement personnel et social à ceux qui sont ou se sentent exclus du marché du travail.
Le volontariat demeure un engagement libre. À tout moment le volontaire peut cesser son activité et se rendre disponible pour un travail rémunéré.
Par ailleurs, on peut considérer que les inspections sociales permettent d’identifier les situations problématiques, de s’assurer que les organisations veillent au respect de la loi et traitent tous les volontaires de manière équitable. Il me revient que la Plateforme francophone du Volontariat reçoit, chaque semaine, de très nombreuses questions à ce propos.
Monsieur le ministre, pouvez-vous me faire savoir si une information large envers les organisations et les citoyens demandeurs d’emplois indemnisés concernant le cadre légal du volontariat est envisagée? De manière plus structurelle, la suppression de la procédure de déclaration de volontariat pour les demandeurs d’emploi indemnisés est-elle prévue?
06.02 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, je tiens ici à remercier les membres de la commission de me laisser la possibilité de répondre à un grand monsieur. Quand bien même vous êtes à la tête d'un petit groupe, cela me fait plaisir de vous répondre, monsieur De Smet.
Les citoyens et les organisations peuvent trouver sur le site de l'ONEM toutes les informations nécessaires pour comprendre le cadre légal du cumul des allocations de chômage et d'une activité volontaire ainsi que les procédures administratives appliquées par cet organisme.
En vertu de l'article 13 de la loi du 3 juillet 2005, le chômeur indemnisé peut, en principe, exercer du volontariat en conservant le bénéfice de ses allocations, à condition qu'il en fasse la déclaration préalable. Cette loi a voulu favoriser l'engagement des personnes intéressées par le volontariat au sein des organisations qui apportent, sans conteste, une plus-value à la société.
L'ONEM dispose d'un pouvoir d'appréciation. Le législateur lui a fourni des critères d'appréciation pour refuser ou limiter ce cumul.
La plate-forme interfédérale, qui rassemble des représentants fédéraux du SPF Emploi et de l'ONEM ainsi que des représentants des services régionaux de l'emploi, examine en ce moment-même comment simplifier les aspects administratifs liés à l'exercice du volontariat par les bénéficiaires d'allocations de chômage. Comment supprimer les entraves à l'accomplissement d'activités bénévoles dans le cadre du trajet mis en place par les services de l'emploi régionaux? Comment permettre une application asymétrique du cadre fédéral par les entités fédérées?
À la suite des travaux de cette plate-forme, j'ai fait une proposition pour simplifier le cadre dans lequel un demandeur d'emploi peut accomplir du volontariat. Les Régions ont fait des commentaires constructifs sur cette proposition, qui sera donc adaptée avant d'être soumise pour discussion à mes collègues du gouvernement fédéral.
J'espère donc pouvoir déposer un projet le plus rapidement possible concernant cette thématique.
06.03 François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses très claires. Je me réjouis des travaux de simplification que vous êtes en train de mener et je ne doute pas qu'ils aboutiront. Nous pourrons ensuite envisager une campagne de communication à destination de tous ceux que cela concerne.
L'incident est clos.
- Hans Verreyt aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het federaal actieplan ter preventie van stress en burn-out op het werk" (55029397C)
- Nathalie Muylle aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "Het federaal plan 'Welzijn op het werk' en de strijd tegen burn-out" (55030796C)
- Björn Anseeuw aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De stijging van het aantal burn-outs op de werkvloer" (55029505C)
- Hans Verreyt à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le plan d’action fédéral de prévention du stress et du burn-out au travail" (55029397C)
- Nathalie Muylle à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le plan fédéral pour le bien-être au travail et la lutte contre le burn-out" (55030796C)
- Björn Anseeuw à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La hausse du nombre de burn-out au travail" (55029505C)
07.01 Hans Verreyt (VB): Mijnheer de minister, burn-outs op het werk of als gevolg van het werk vormen een toenemend probleem. Op de ministerraad van 1 juli werd op uw voorstel een akkoord bereikt over de subsidiëring van elf sectorale projecten in het kader van het federaal actieplan voor mentaal welzijn op het werk.
Mijnheer de minister, kunt u een toelichting geven bij de projecten die u gaat subsidiëren? Wat waren de toekenningsvoorwaarden om te kiezen voor welbepaalde projecten? In welke mate meent u dat deze elf projecten zullen bijdragen aan een oplossing voor het steeds groeiende probleem van psychosociale risico's op het werk?
07.02 Nathalie Muylle (cd&v): Mijnheer de minister, we hebben het al vaak over dit dossier gehad. U hebt al vaker vragen beantwoord over het federaal plan voor welzijn op het werk, waarin heel wat beleidsondersteunende doelstellingen zitten.
Mijnheer de minister, ik heb een heel concrete vraag. Waar staan we vandaag? Burn-out blijft een probleem op de werkvloer. Ik denk dat de huidige socio-economische situatie dit alleen nog maar zal versterken. Veel mensen maken zich terecht zorgen en brengen dit mee naar de werkvloer.
Mijnheer de
minister, zult u uw plannen ook opnemen in de oefening die de komende weken zal
gebeuren? Ik hoop echt dat u met concrete maatregelen zult komen. Het is
belangrijk dat de overheid voor structuur en omkadering zorgt, maar het is ook
belangrijk om mensen te begeleiden bij een heroriëntatie of het opnieuw starten
op de werkvloer. We weten ook dat de integratieprojecten niet altijd de beste
oplossing zijn.
Wat is uw plan van aanpak? Mogen wij de komende weken ter zake ook acties verwachten?
07.03 Björn Anseeuw (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, zoals de vorige sprekers al hebben aangehaald, is het aantal werknemers dat ziek thuis zit met een burn-out in de voorbije drie jaar met twee derde gestegen, met 66 %. Ook het aantal mensen dat met een stemmingsstoornis arbeidsongeschikt is, is heel sterk gestegen. Daarbij valt ook op dat de mensen langer ziek blijven, wat ook bijzonder is, niet alleen op macroniveau, maar in de eerste plaats moeten wij natuurlijk zoveel als mogelijk menselijk lijden proberen te vermijden. Die mensen zien inderdaad wel af en dat duurt heel erg lang.
Mijnheer de minister, welke verklaringen ziet u voor die toch wel zeer zorgwekkende evolutie? Valt die vooral toe te schrijven aan het feit dat er meer bewustwording is rond die problematiek, of ziet u nog andere oorzaken?
Welke stappen zult u zetten om die problemen het hoofd te bieden? Ik weet dat de overheid op zich niet alles kan oplossen, maar ik denk dat het wel belangrijk is om een aantal concrete maatregelen te nemen om het probleem van burn-outs het hoofd te bieden, gelet op het menselijk lijden. Daarbij speelt het feit dat de werkloosheid in Vlaanderen daalt, maar de arbeidsongeschiktheid stijgt, onder andere naar aanleiding van dergelijke problemen. Op die problematiek moeten we toch ook een antwoord bieden.
07.04 Minister Pierre-Yves Dermagne: Geachte leden, in fase één van het federaal actieplan mentaal welzijn op het werk werd via verschillende mediakanalen de beroepsbevolking bewustgemaakt van het belang van mentaal welzijn op het werk. Informatie, tips en getuigenissen worden verspreid via de website ikvoelmegoedophetwerk.be, waar men ook een zelftest en afspraken met zichzelf en zijn medewerkers kan vinden.
Uit de evaluatie van de campagne blijkt dat zij zeer positief werd gewaardeerd door de personen die ze hebben gezien, met name de informatie en tips, de zelftest, de getuigenissen enzovoort. Het zette mensen vaak aan het denken over het feit dat deze problemen iedereen kunnen treffen, ook henzelf, en de campagne maakte het onderwerp beter bespreekbaar. Vijftig procent van de ondervraagde werknemers en tachtig procent van de werkgevers hebben zelfs concreet actie ondernomen na het zien van de campagne. Dat bewijst dat deze sensibiliseringscampagnes echt zeer belangrijk zijn en effect hebben.
Voor fase twee werden door een academische jury elf sectorale projecten over de preventie van psychosociale risico's geselecteerd voor een maximumbedrag van 150.000 euro. De projecten zijn begonnen op 1 september, voor een duur van een jaar, en de startvergadering vond plaats op 3 oktober. Alle projecten staan op de website beswic.be. Ik ben zeer tevreden over de diversiteit van de acties en de sectoren en over het enthousiasme van de sociale partners om aan de projecten deel te nemen. De originaliteit van deze projecten ligt vooral in een sectorale aanpak en het bereik. Zij kunnen als inspiratie dienen voor andere sectoren.
Eind 2023 plan ik een slotevenement, waar de concrete resultaten van elk project zullen worden gepresenteerd. Momenteel lopen in het kader van het begrotingsconclaaf gesprekken over een structureel langetermijnplan, in samenwerking met de ministers Vandenbroucke, Clarinval en De Sutter.
07.05 Hans Verreyt (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor de toelichting. Volgens mij is bewustzijn inzake mentaal welzijn op het werk inderdaad de eerste en belangrijkste opdracht. Dat medewerkers gezond zijn, is in de eerste plaats belangrijk voor die medewerkers zelf maar ook voor de bedrijven. Ik ben dan ook blij dat daar meer aandacht voor komt en dat er verschillende soorten projecten in dat kader gesteund worden. Bovenal hoop ik dat de betrokken werknemers er zo spoedig mogelijk beter van worden.
07.06 Nathalie Muylle (cd&v): Mijnheer de minister, met dit actieplan wordt heel sterk ingezet op bewustmaking, voorkomen en het creëren van een goede arbeidssfeer. Welzijn op het werk, ook mentaal, is een heel belangrijk gegeven. Tegelijk mogen we elkaar geen Liezebet noemen, we weten dat er altijd gevallen zullen zijn. Daarom blijven, naast het hele traject van sensibilisering, ook een goede opvolging, begeleiding en heroriëntering op de werkvloer belangrijk. We moeten accepteren dat mensen ook even een terugval kunnen hebben en dat ze daarna weer aan de slag kunnen. Daarom moeten we ervoor zorgen dat ze bijvoorbeeld geen rechten verliezen.
Ga alstublieft door met die tweesporenaanpak. Zeker op het tweede vlak, naast de sensibilisering, kunnen er volgens mij nog heel wat extra stappen worden gezet.
07.07 Björn Anseeuw (N-VA): Mijnheer de minister, het begint inderdaad met het bespreekbaar maken van dit soort problemen, maar daar stopt het natuurlijk niet. Uw antwoord stopt bij concrete maatregelen en stappen die u kan of zou zetten. Ik blijf dus wel enigszins op mijn honger. Het gaat heel vaak over heel gemotiveerde mensen die uiteindelijk helemaal ontredderd achterblijven, mensen die amper of niet weten waar ze terechtkunnen, niet alleen op de werkvloer maar ook daarbuiten, om hulp te vinden, om zichzelf heruit te vinden, om hun leven herop te bouwen, vaak van de grond af. Daar blijf ik wel op mijn honger bij uw antwoord.
Ik ben ervan overtuigd dat u voldoende goede wil hebt, maar u hebt vandaag geen blijk gegeven van echt concrete stappen voor dat tweede luik. Het bespreekbaar maken ervan is één stap, vooral met het oog op preventie en niet alleen voor de behandeling en probleemoplossing wanneer het probleem zich voordoet. Het is echt wel belangrijk dat die mensen die altijd zeer gemotiveerd zijn en ontredderd achterblijven, weten waar ze terechtkunnen en dat dit op een goede manier wordt georganiseerd. Daar blijft u nog wat op de vlakte.
L'incident est clos.
08 Vraag van Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De staking bij Lovisa" (55029460C)
08 Question de Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La grève chez Lovisa" (55029460C)
08.01 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, ik had deze vraag al eerder ingediend naar aanleiding van de staking van 1 juli, maar net vandaag heeft het winkelpersoneel, samen met de BBTK, opnieuw een campagne gelanceerd om zijn rechten te laten kennen.
Sinds de overname van de juwelenwinkel Lovisa door een Australische groep ongeveer een jaar geleden doen zich daar allerlei wantoestanden voor. Lonen worden niet correct of helemaal niet uitbetaald, sociale documenten worden niet verstrekt of nieuwe werknemers gaan er aan de slag zonder arbeidscontract of Dimona-aangifte. Er is sprake van intimidatie wanneer men reageert of zegt een klacht te zullen indienen. Het gevolg is een hoog ziekteverzuim bij het personeel, met voornamelijk psychosociale klachten.
Er zijn herhaaldelijke pogingen tot overleg geweest. Zo is er een verzoeningsprocedure bij het paritair comité geweest en de Sociale Inspectie werd ingeschakeld, maar niets maakt indruk op die multinational. De problemen blijven bestaan. Meer nog, op de laatste verzoeningsvergadering van 13 juni was de directie zelfs niet aanwezig. De winsten zijn hoog genoeg en zij vrezen blijkbaar niet voor boetes of sancties. Dit probleem doet zich niet enkel in België voor. Hetzelfde gebeurt in de filialen in Frankrijk en Nederland. Het kan worden vergeleken met Megaworld, een dossier waarover we het hier ook al hebben gehad.
Naar aanleiding van de staking had u een overleg met de vakbonden over de mistoestanden in het bedrijf. Zijn daar afspraken gemaakt? Welke en wat is het resultaat daarvan? Welke acties zult u ondernemen opdat deze werkgever wel zijn verplichtingen nakomt en onze spelregels naleeft?
08.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw Vanrobaeys, mijn kabinet heeft inderdaad een ontmoeting gehad met de vertegenwoordigers van het personeel. Zij hebben de moeilijke situatie van de werknemers van Lovisa meer in detail kunnen toelichten. Zoals u zelf reeds aangaf in uw vraag, heeft mijn administratie in dit dossier reeds heel wat acties ondernomen. Het verzoeningsbureau is hierover, onder leiding van de sociaal bemiddelaar, twee keer bijeengekomen, spijtig genoeg zonder concreet resultaat tot op vandaag.
De Arbeidsinspectie heeft verscheidene onderzoeken bij deze onderneming lopen en heeft al verscheidene inbreuken vastgesteld, die aan de bevoegde gerechtelijke autoriteiten zijn meegedeeld met het oog op strafrechtelijke vervolging. Ik kan hierin uiteraard niet verder tussenbeide komen.
Een van de problemen is dat het bedrijf momenteel niet beschikt over een lokale hr-manager. De vakbonden hebben mij gemeld dat er iemand nieuw zou gestart zijn. Dit kan hopelijk de situatie ten goede doen keren.
Mijn administratie blijft uiteraard het dossier van kortbij opvolgen.
08.03 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, dit is een typisch geval, een multinational die alle regels aan de laars lapt, in België, maar ook in Frankrijk en Nederland. Het bedrijf ondermijnt op die manier compleet het level playing field. En vooral, het heeft compleet geen waardering voor het winkelpersoneel dat toch maar blijft werken, onderbetaald is of zelfs helemaal niet betaald wordt of zelfs niet ingeschreven wordt. In deze crisistijden gaan die mensen dus wel werken maar zijn ze niet in staat om hun huur of rekeningen te betalen. Dat is schandalig. Ik hoop dat die strafrechtelijke vervolging zo snel mogelijk volgt. Wij moeten grenzen stellen aan dat soort malafide gedrag van werkgevers.
Collega's, ik doe ook een oproep aan u. Er is vandaag een campagne gestart. Er is een petitie gestart. Men kan ook brieven schrijven aan de Australische CEO. Hoe meer mensen dat doen, hoe meer mensen blijk geven dit echt niet te dulden, hoe meer waardering en steun wij uitspreken voor het winkelpersoneel van Lovisa.
Het incident is gesloten.
- Cécile Cornet à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les Uber Files" (55029573C)
- Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les Uber Files" (55029580C)
- Cécile Cornet aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De Uber Files" (55029573C)
- Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De Uber Files" (55029580C)
09.01 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, cette question date d'il y a quelques semaines.
Les révélations du consortium UCIJ à propos de Uber nous ont secoués durant cet été. La liste de ces manœuvres douteuses voire illégales est assez longue.
Je cite l'avocat de l'entreprise: "Je veux rester aussi coopératif que possible avec le fisc. Mais si nous remettons la liste des conducteurs, nous sommes cuits". À l'époque, l'application utilisée n'était pas autorisée mais, surtout, les chauffeurs disposent rarement du nécessaire statut d'indépendant complémentaire, ce qui constitue une potentielle fraude.
L'entreprise fait aussi usage de pratiques très inquiétantes: des études soi-disant scientifiques mais non vérifiables, l'utilisation d'un kill switch afin de cacher la structure fiscale – qui s'étend jusqu'aux Bermudes – et la liste des chauffeurs, l'utilisation de faux manifestants rémunérés, l'instrumentalisation de la violence contre les chauffeurs à des fins politiques et in fine économiques au profit de quelques-uns. Mais la tentative de sabotage des opérations de contrôle a une dimension plus grave, tout comme la fraude fiscale et les relations privilégiées afin d'obtenir une législation favorable en France.
Monsieur le ministre, les Uber Files montrent des contacts intenses et potentiellement problématiques entre certains politiques et l'entreprise. Une semblable dynamique a-t-elle eu lieu en Belgique? La mise en place d'une stratégie de sabotage des contrôles est-elle légale? Quelles sont les suites que vous réservez à ces révélations, particulièrement s'agissant des tentatives de sabotage des contrôles?
09.02 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, de Uber Files onthullen tal van dubieuze praktijken die Uber in ons land gebruikte om zoveel mogelijk aan controles te ontsnappen en onderzoeken tegen te werken. Uit de 124.000 interne documenten blijkt dat Uber wel zeer verregaande strategieën gebruikte: privé-inlichtingenbedrijven inzetten tegen concurrenten, demonstranten betalen, mysteryshoppers in de overheid doen infiltreren en gerechtelijke onderzoeken saboteren. Sprekend is ook dat Uber met een kill switch alle belastende sociale en fiscale data afschermen voor de overheid en inspectiediensten.
Ook al heeft het bedrijf een erkenning in Brussel en Vlaanderen verkregen, de juridische problemen blijven bestaan. Zo loopt bij het arbeidsauditoraat nog steeds een onderzoek over de fietskoeriers van Uber, waarbij tijdens verschillende controles illegale tewerkstelling werd vastgesteld.
Welke impact op het onderzoek hebben de gelekte documenten, waaruit blijkt dat onderzoeken zijn gesaboteerd en data werden afgeschermd?
Kan een bedrijf zomaar strategieën opzetten om controles en gerechtelijke onderzoeken te saboteren en regels die wij opstelden, compleet te ontwijken? Hoe wilt u hierop reageren en welk gevolg wilt u geven aan de onthullingen?
09.03 Minister Pierre-Yves Dermagne: Aangezien het dossier het voorwerp uitmaakt van een gerechtelijk onderzoek, dat wordt gecoördineerd door een arbeidsauditeur, kan ik geen verdere informatie verstrekken. Het vertrouwelijke karakter van het onderzoek moet immers gerespecteerd worden.
Je puis néanmoins vous dire que, comme beaucoup et tout comme vous, j'ai été choqué par les pratiques de cette entreprise que la presse a relayées. J'espère que la justice pourra rapidement faire toute la lumière sur la situation. Une fois qu'elle se sera exprimée, j'espère que nous pourrons faire le point sur le plan politique et examiner ce qui doit être amélioré.
Comme je l'ai toujours indiqué, la lutte contre la fraude sociale est une priorité de ce gouvernement. Il est en effet anormal que des entreprises puissent délibérément l'entraver. Je laisse toutefois les instances judiciaires se prononcer sur la légalité des pratiques dénoncées et j'espère donc que la justice pourra rapidement statuer.
09.04 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je suis relativement étonnée par la brièveté de votre réponse, même si je comprends bien qu'une enquête judiciaire soit en cours. Vous ne vous exprimez pas sur la légalité des stratégies de sabotage. Je ne vous demande pas si Uber s'est livré à de telles opérations, mais j'aimerais simplement connaître votre avis à ce sujet. C'est différent! Je m'étonne donc que vous ne vous engagiez pas sur cette voie.
J'aurais souhaité que vous condamniez fermement toutes les stratégies destinées à contourner les règles de contrôle ainsi que les excellentes inspections menées par les diverses administrations.
Monsieur le ministre, je vous entends souvent vous exprimer sévèrement sur la condamnation de la fraude sociale. J'aurais aimé vous entendre à ce sujet aujourd'hui. Sans doute les actes politiques suivront-ils le verdict de la justice. Nous reviendrons, je l'espère, sur ces stratégies de contournement des contrôles.
09.05 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, ik begrijp dat u niet kan tussenkomen in een gerechtelijk onderzoek. Het is ook niet de bedoeling om dat gerechtelijk onderzoek hier te ondermijnen met uitspraken, maar een veroordeling was misschien wel mooi geweest.
U zegt dat we misschien toch eens moeten bekijken op politiek niveau waar we de situatie kunnen verbeteren. Voor Vooruit is dat duidelijk, de race to the bottom moet stoppen. Ik heb op dat vlak ook een voorstel dat ik naar voren zal schuiven, nu de arbeidsdeal goedgekeurd is. Ik heb daarop gewacht. Het voorstel betreft peer-to-peer, de fiscale vrijstelling waaronder veel fietskoeriers illegaal werken. Het is ongelooflijk dat de overheid hen erkent om fiscale voordelen te krijgen terwijl zij zulke wanpraktijken bedrijven. Dat is een van de politieke verbeteringen die wij kunnen aanbrengen. Wanneer multinationals onze regels overtreden, moeten wij hen niet erkennen om hen extra voordelen toe te kennen. Hopelijk krijg ik daarvoor de steun van alle fracties in dit Parlement.
L'incident est clos.
10 Vraag van Anja Vanrobaeys aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De beperking van het aantal dagcontracten" (55029668C)
10 Question de Anja Vanrobaeys à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "La limitation du nombre de contrats journaliers" (55029668C)
10.01 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, mijn vraag dateert nog van voor het akkoord. Ik zal ze dus enigszins aanpassen. Ondertussen is er immers een akkoord in de Nationale Arbeidsraad. Dat is een belangrijke doorbraak, omdat er, behalve de doelstelling om de dagcontracten met een vijfde te verminderen, ook een overeenkomst is om een extra RSZ-bijdrage te innen bij bedrijven die overmatig gebruikmaken van dagcontracten. Het gaat om veertig opeenvolgende dagcontracten per semester.
Daarmee wordt echter het principe 'de vervuiler betaalt' ingezet, omdat het misbruik van dagcontracten nefast is voor de werknemers die jarenlang in onzekerheid zitten en hun leven niet kunnen opbouwen. Anderzijds wordt de factuur van de tewerkstelling, die de betrokken werkgevers op zich zouden moeten nemen, doorgeschoven naar de sociale zekerheid. Om die reden gaat het om een positief akkoord. Ook het feit dat het van toepassing is op jobstudenten, juich ik toe. Daarover is er immers lang discussie geweest.
Niettemin heb ik nog een aantal vragen. Ten eerste, zijn er nog geactualiseerde cijfers? Behalve de RSZ-bijdrage blijft immers ook de doelstelling van een vijfde minder dagcontracten van toepassing.
Ten tweede, ik heb ook vragen bij de open eindjes in het contract. Is er meer bepaald overeengekomen dat de RSZ-bijdragen bij de gebruiker zouden worden geïnd? Ik weet dat de RSZ en de administratie veel twijfels hadden over de haalbaarheid. Is daarover al duidelijkheid?
Ten derde, is er duidelijkheid over de indexering van het bedrag maar ook van de dagcontracten, zoals bijvoorbeeld bij Smart gebeurt buiten de uitzendsector?
Ten slotte, hoe zal het akkoord door u worden uitgevoerd? Wat is de timing? Hoe zit het met de losse eindjes van het akkoord? Hoe zal de regering daarmee omgaan?
10.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: De sociale partners in de Nationale Arbeidsraad hebben op 19 juli het advies nr. 2310 uitgebracht inzake een evaluatie in het gebruik van opeenvolgende dagcontracten voor uitzendarbeid. Dat toont nog maar eens aan dat de sociale partners wel degelijk in staat zijn om akkoorden te sluiten, iets waar ik als minister van Werk verheugd over ben.
U hebt de belangrijkste elementen in dit akkoord al beschreven. Dat de sociale partners nu ook unaniem akkoord gaan dat het misbruik van opeenvolgende dagcontracten voor uitzendarbeid parafiscaal of fiscaal dient te worden ontmoedigd, is een reuzensprong vooruit in het bestrijden van onzekerheid en precaire contractvormen. Het spreekt voor zich dat ik samen met minister Vandenbroucke, bevoegd voor Sociale Zaken, alles in het werk zal stellen om dit advies onverkort uit te voeren, inclusief de inwerkingtreding op 1 januari 2023.
Zoals u aangeeft is er ook een link met het regeerakkoord, wat ervoor zorgt dat de hele regering zich achter het advies van de sociale partners moet scharen. De bevoegde administratie heeft het advies reeds geanalyseerd. Zodra hierover overeenstemming in de regering is bereikt, kan het nodige worden gedaan om daaraan uitvoering te geven.
10.03 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Het maakt inderdaad deel uit van het regeerakkoord en was daarin een van de belangrijkste punten. Wij wilden dat er een einde kwam aan de onzekerheid waarin werknemers jarenlang vertoeven. Zij kunnen hun leven niet opbouwen, soms zitten ze daarin tien tot vijftien jaar vast. Dit akkoord vind ik dan ook een doorbraak, mede gelet op het feit dat er een RSZ-bijdrage wordt gevraagd in geval van misbruik.
Ik ga ervan uit, aangezien het zo in het regeerakkoord staat, dat dit tegen 1 januari 2023 wordt uitgevoerd. Ik blijf er uiteraard op aandringen dat ook de losse eindjes, waarvan ik er een aantal heb vernoemd, mee op tafel worden gelegd, zodat we tot een praktisch uitvoerbare regeling komen. Daarmee doel ik op de inning, met de vraag bij wie er geïnd wordt, maar de regeling moet ook ruim zijn, zodat mensen niet onder andere systemen in dezelfde precariteit blijven steken. Dat is ook niet de bedoeling van het regeerakkoord. We kunnen er nu eindelijk paal en perk aan stellen en een einde aan maken.
Het incident is gesloten.
La présidente: Les questions jointes n° 55029741C et n° 55029909C des collègues Albert Vicaire et Patrick Prévot sont reportées. La question n° 55029742C de M. Albert Vicaire est transformée en question écrite. La question n° 55029842C de M. Patrick Prévot est transformée en question écrite également. Les questions jointes n° 55029898C de Mme Anja Van Robaeys et n° 550347C de Mme Katleen Bury sont reportées.
11 Question de Chanelle Bonaventure à Frank Vandenbroucke (VPM Affaires sociales et Santé publique) sur "L’action menée au niveau européen en matière de lutte contre les cancers d’origine professionnelle" (55028785C)
11 Vraag van Chanelle Bonaventure aan Frank Vandenbroucke (VEM Sociale Zaken en Volksgezondheid) over "De Europese actie ter bestrijding van beroepskanker" (55028785C)
11.01 Chanelle Bonaventure (PS): Monsieur le ministre, selon les chiffres de l'Organisation mondiale de la Santé (OMS) datant de 2018, 20 % des cas de cancer sont d'origine génétique, là où 80 % sont attribuables à des facteurs environnementaux. L'OMS estime, en outre, qu'entre 30 et 50 % de ces maladies pourraient être évitées grâce à des stratégies de prévention efficaces.
Cette importance de la menace exogène nous conduit tout naturellement à nous interroger sur le rôle joué par les environnements professionnels dans le développement de la maladie. Nous savons en effet que le cancer est devenu la première cause de mortalité due aux conditions de travail au sein de l'Union européenne. C'est la raison pour laquelle cette dernière a, en 2016, à l'initiative de la présidence néerlandaise, élaboré une feuille de route sur les substances cancérigènes, par laquelle six entités européennes - dont les ministères autrichien et néerlandais des Affaires sociales - s'engageaient à mettre en œuvre un ensemble de mesures visant à accroître la sensibilisation aux risques résultant de l'exposition à ces substances sur le lieu de travail. Cette démarche a été prolongée en 2019 et élargie aux ministères allemand et finlandais des Affaires sociales. En 2020, une nouvelle stratégie 2020-2024 a été présentée, laquelle énonce 12 défis à relever.
J'en viens à mes questions, monsieur le ministre: le SPF Affaires sociales participe-t-il à ces travaux? Pourriez-vous nous faire un état des lieux de leur avancement?
Comment la Belgique répond-elle aux constats posés par la nouvelle stratégie 2020-2024?
11.02 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Madame la présidente, madame Bonaventure, merci pour votre question. Le SPF Emploi a bel et bien été associé à l'élaboration de la nouvelle feuille de route sur les substances cancérigènes 2020-2024, qui se compose finalement de 4 piliers et de 12 défis spécifiques.
La Belgique qui, comme vous le savez, accueillera la feuille de route à Bruxelles en 2024 pendant la présidence belge de l'Union européenne, a participé activement à l'élaboration du défi 1.2 intitulé "L'éducation est essentielle", dans le pilier "1. Sensibiliser". Elle a également activement participé à l'élaboration du défi 2.1 intitulé "Stratégies de substitution", qui figure dans le pilier "2. Aider", ainsi qu'à l'élaboration du défi 3.3 "Coopération avec les services d'inspection" compris dans le pilier "3. Mobiliser les parties prenantes".
En outre, le SPF Emploi souhaite organiser au moins un événement par an sur les agents cancérigènes au travail. En 2022, un marché a été lancé pour l'élaboration d'un outil de sensibilisation destiné aux élèves du troisième cycle de l'enseignement secondaire, dans le cadre du défi "L'éducation est essentielle".
Des travaux sont menés pour construire une base de données pour la substitution dans le cadre du défi "Stratégies de substitution". Des inspecteurs participeront à des consultations pour le défi "Coopération avec les services d'inspection".
Enfin, le 20 mai dernier, un webinaire a été organisé avec la Belgian Society for Occupational Hygiene sur les agents cancérigènes générés par les processus. En tant que ministre de l'Économie, je prends des mesures pour éliminer progressivement l'utilisation des substances extrêmement préoccupantes, y compris les substances cancérigènes.
Dans le cadre du plan d'action fédéral pour une économie circulaire, la ministre Khattabi et moi-même avons l'intention de développer une stratégie nationale pour la substitution des substances extrêmement préoccupantes. Mon administration dirige actuellement une étude sur la hiérarchisation des substances chimiques et l'analyse des mesures politiques possibles pour promouvoir la substitution. Les résultats de cette étude devraient être disponibles au cours du deuxième trimestre 2023.
Enfin, dans le cadre du projet Belgium Builds Back Circular du plan national de relance, la ministre Khattabi et moi-même investirons massivement dans des projets innovants sur les alternatives durables pour les substances extrêmement préoccupantes.
11.03 Chanelle Bonaventure (PS): Madame la présidente, je remercie le ministre pour ses réponses et actions qui me réjouissent. En 2019, 71 651 nouveaux diagnostics de cancer ont été enregistrés en Belgique pour une population de plus de 11 millions d'habitants. En 1993, on comptait 32 742 nouveaux diagnostics pour un peu plus de 10 millions d'habitants.
Selon les données de la Fondation Registre du Cancer, avant d'atteindre l'âge de 75 ans, aujourd'hui un homme sur trois et une femme sur quatre auront affaire à la maladie. L'amélioration de la prévention et du diagnostic ont joué un rôle dans cette très forte augmentation mais il est aussi permis de penser que la détérioration de notre environnement en a joué un autre. Puisque c'est au travail que la plupart de nos concitoyens passent la plupart de leur temps, c'est la détérioration de notre environnement de travail qui est au moins en partie responsable de cette flambée.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 55029983C de Mme Sophie Rohonyi est reportée.
12 Vraag van Nahima Lanjri aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De minimumvoorwaarden van het opleidingsverlof" (55030060C)
12 Question de Nahima Lanjri à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Les conditions minimales du congé de formation" (55030060C)
12.01 Nahima Lanjri (cd&v): Mijnheer de minister, wie aan de slag is en zich graag wil bijscholen, kan tijdskrediet met het motief opleiding opnemen. Levenslang leren is belangrijk. Men kan onder bepaalde voorwaarden ook een uitkering van de RVA krijgen. Die uitkering van de RVA wordt in Vlaanderen nog eens aangevuld met een aanmoedigingspremie. Men moet bijvoorbeeld minimaal drie maanden voltijds of halftijds tijdskrediet opnemen. Wanneer de vereiste minimumduur niet wordt nageleefd, dan kan de RVA de premies terugvorderen.
Dat leidt echter tot perverse effecten. Ik geef een voorbeeld uit de praktijk, situatie waarmee wel meer werknemers zullen zijn geconfronteerd. Een zorgkundige nam tijdskrediet op om zich bij te scholen. Haar opleiding was echter een week voor het einde van het trimester afgerond. Ze liet de RVA weten dat ze haar opleidingsverlof een week vroeger zou willen stopzetten om haar collega's, die in het werk verzopen, te helpen.
Dat ze voor de week waarin ze werkte, en dus geen opleidingsverlof meer opnam, geen uitkering van RVA zou ontvangen, zou ik logisch vinden. Ze kreeg achteraf echter te horen dat ze geen uitkering voor de volledige maand zou krijgen en dat de RVA de uitkering die ze de overige twee maanden had ontvangen, ook zou terugvorderen, omdat de minimumduur niet was gerespecteerd. Bovendien moest ze ook de aanmoedigingspremie, want gekoppeld aan de RVA-uitkering, terugbetalen.
Mijnheer de minister, is het de bedoeling dat de RVA alle bedragen terugvordert die werden uitbetaald gedurende de volledige periode dat iemand tijdskrediet met het motief opleiding opnam, wanneer die werknemer het verlof onderbreekt en dus de minimumduur niet respecteert om weer aan de slag te gaan? Of kan de RVA ook beslissen om alleen het bedrag van de premie terug te vorderen voor de periode dat men geen opleiding volgt? Zo ja, waarom wordt die regel dan niet overal toegepast?
Kunt u er in overleg met de sociale partners voor zorgen dat het mogelijk gemaakt wordt dat werknemers het opleidingsverlof onderbreken, en dus de minimumduur niet respecteren, zonder dat ze al hun rechten verliezen indien het de bedoeling is om weer aan de slag te gaan?
Bij hoeveel personen heeft de RVA de volledige uitkering teruggevorderd, omdat men de minimumduur van het opleidingsverlof niet respecteerde? Kunt u de cijfers van de afgelopen jaren geven? Was dat dan telkens voor de volledige periode? Of was dat beperkt tot het aantal dagen of weken dat er geen opleiding was?
12.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw Lanjri, wat uw eerste vraag betreft, er is voor het tijdskrediet met opleidingsmotief een reglementaire minimale duur vastgelegd. Artikel 4, § 1 van het KB van 12 december 2001 luidt: "Bij opname van een tijdskrediet, loopbaanvermindering of landingsbaan, zoals bedoeld in de cao nr. 103 worden onderbrekingsuitkeringen toegekend overeenkomstig de in dit hoofdstuk voorziene modaliteiten" In artikel 4, § 2, tweede lid van cao nr. 103 wordt voor het tijdskrediet met opleidingsmotief in een minimumduur voorzien. Voor het voltijds of halftijds tijdkrediet is dat drie maanden en voor het eenvijfdetijdskrediet is dat zes maanden. Voor de andere motieven van tijdskrediet met motief is er eenzelfde minimumduur. Ook voor de loopbaanonderbreking in de openbare sector, het verlof voor medische bijstand, palliatief verlof en verlof voor mantelzorg is een minimumduur van toepassing. Indien de minimumduur niet wordt nageleefd, worden voor de volledige periode de onderbrekingsuitkeringen teruggevorderd.
Wat uw tweede vraag betreft, de sociale partners buigen zich in de Nationale Arbeidsraad over de verschillende verlofsystemen. Wat u voorstelt, kan zeker aan bod komen tijdens die besprekingen.
Ten slotte, de RVA beschikt niet over dergelijke cijfergegevens. Als er teruggevorderd wordt, is dat steeds voor de volledige periode.
12.03 Nahima Lanjri (cd&v): Mijnheer de minister, als de opleiding geen volledige drie maanden duurt, wordt de tegemoetkoming inderdaad teruggevorderd. Dat probleem had ik u ook geschetst. U verwijst nogmaals naar de wetgeving. Ik vind het echter heel onlogisch dat men het hele bedrag terugvordert, wanneer een opleiding twee maanden en drie weken duurt en dus geen drie maanden. Dat betekent immers dat men werknemers niet aanmoedigt om weer aan het werk te gaan. Die regel zou dus moeten worden aangepast. Het is wel redelijk dat men een tegemoetkoming terugvordert naar rato van de duur dat men geen opleiding heeft gevolgd. Men doet dat toch beter niet voor de volledige periode?
Voorts verwijst u naar de studie van de sociale partners over de verlofstelsels, maar dat is een passe-partoutantwoord geworden. Op alles wat wij hier vragen, antwoordt u dat de sociale partners ermee bezig zijn. Ze zijn er echter al 16 jaar mee bezig. Hierop moeten we dus toch wel eens een echt antwoord krijgen.
De regeling werd vastgesteld bij KB en u kunt dat KB ook aanpassen. Ik stel voor, mijnheer de minister, dat u een voorstel van aanpassing van dat KB doet en erover advies vraagt aan de sociale partners. Zo kan het immers ook.
Als u dat niet doet, zullen we de kwestie verdrinken in de hele discussie over de verlofstelsels en zullen we er nooit raken. Mag ik u dus vragen om een voorstel te doen aan de sociale partners. Ik wil het voorstel zelfs gerust voor u uitschrijven.
Het is logisch dat er een stukje teruggevorderd wordt als de drie maanden opleiding niet volledig vol zijn. We doen iets gelijkaardigs voor moederschapsuitkeringen. Het is echter niet logisch dat de tegemoetkoming voor de hele periode teruggevorderd wordt, want de opleiding is gevolgd.
Het incident is gesloten.
La présidente: Les questions n°s 55030681C et 55030792C de Mme Cécile Cornet, les questions jointes n° 55030317C de Mme Anja Vanrobaeys et n° 55030799C de Mme Nadia Moscufo, les questions n°s 55030122C, 55030123C et 55030208C de Mme Nadia Moscufo, la question n° 55030099C de Mme Marie-Colline Leroy et la question n° 55030832C de M. Kristof Calvo sont transformées en questions écrites.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 39.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.39 uur.