Commission
de la Justice |
Commissie voor Justitie |
du Mercredi 6 juillet 2022 Soir ______ |
van Woensdag 6 juli 2022 Avond ______ |
Le développement des questions et interpellations commence à 17 h 18. La réunion est présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 17.18 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01 Vraag van Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het detentiehuis in Kortrijk" (55028734C)
01 Question de Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La maison de détention de Courtrai" (55028734C)
01.01 Sophie De Wit (N-VA): Ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.
Mijnheer de minister, het eerste
detentiehuis, dat op 1 september zou openen in Kortrijk, blijft voor beroering
zorgen in de onmiddellijke omgeving.
Een buurtcomité klaagt namelijk aan dat
ze, ondanks eerdere beloftes, niet op de hoogte gebracht werden van de nakende
opening. Dit terwijl duidelijk afgesproken geweest zou zijn dat ze van alle
volgende stappen en plannen op de hoogte gebracht zouden worden. Experts
bevestigen ook dat de slaagkans van een gevoelig project als dit, samenhangt
met een transparante communicatie. Als de omwonenden het nieuws dan ook via de
krant moeten vernemen, kan je je hier toch vragen bij stellen.
En niet alleen over de komst van het
detentiehuis bestaat onduidelijkheid, maar blijkbaar ook over het regime dat
zal gelden voor de gedetineerden doen verschillende verhalen de ronde. Het
buurtcomité stelt ook verschillende aangetekende brieven gestuurd te hebben aan
u, mijnheer de minister, die onbeantwoord gebleven zouden zijn.
Die onvrede bij omwonenden zorgt er nu
voor dat ze juridische stappen overwegen.
Ik heb hierover volgende vragen:
1. Welke juridische stappen zijn er op
dit moment nog mogelijk? Gaat het over een beroep tegen beslissingen van de
stad, zoals een vergunning, om beslissingen genomen door de federale overheid,
beide of geen van de twee?
2. Zouden eventuele beroepsprocedures
kunnen leiden tot vertraging en er dus voor zorgen dat het detentiehuis op 1
september dan toch niet kan openen?
3. Onder wat voor een regime zullen de
gedetineerden in het detentiehuis leven? Wanneer en voor welke activiteiten
mogen ze het detentiehuis verlaten?
4. Zal u eindelijk stappen zetten om de
omgeving beter te informeren, om al minstens onnodige ongerustheid de wereld
uit te helpen en transparant te communiceren over wat mensen wel en niet mogen
verwachten?
5. Hebt u aangetekende brieven ontvangen van het buurtcomité en/of omwonenden, met betrekking tot het detentiehuis in Kortrijk? Zo ja, hebt u deze beantwoord? Zo neen, waarom niet?
01.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw De Wit, eigenlijk zou deze vraag gericht moeten zijn aan mijn collega bevoegd voor de Regie der Gebouwen, maar ik zal u desalniettemin een antwoord geven.
De beslissing betreft enerzijds een beslissing van de stad Kortrijk, met name het college van burgemeester en schepenen, en anderzijds van de federale regering. Er werd onderzocht of er vergunningen nodig zijn voor dit project. Omdat het een tijdelijk project is en er al een woon- en verblijfsfunctie bestaat, zijn er geen vergunningen nodig. Beroepsprocedures zijn dan ook niet van toepassing. Bijgevolg opent het detentiehuis op 1 september.
Wat uw derde vraag betreft, de regels om een detentiehuis te verlaten, zijn exact dezelfde regels als die die we kennen in een klassieke gevangenis. Zodra men beantwoordt aan de tijdsvoorwaarden, kan men een uitgaansvergunning of penitentiair verlof vragen op administratief niveau en een beperkte detentie aan de strafuitvoeringsrechter. Dit om de reclassering voor te bereiden of om sociale of familiale redenen.
Ik kom tot uw vierde vraag. Zoals beloofd op het buurtoverleg van 26 oktober 2021 zal de buurt op regelmatige tijdstippen geïnformeerd worden door de diensten van EPI die de opening voorbereiden. Voorbeelden hiervan zijn overleg tussen de directie van het detentiehuis en de gebiedswerker uit de buurt 't Hoge. De directeur Sociaal Beleid, de politiecommissaris en de OCMW-verantwoordelijke werken aan de activering om de communicatie met de buurt verder vorm te geven. Er werd tevens een plan van aanpak uitgewerkt voor de communicatie richting de buurt en buurtbezoeken. Er komt een plaatsbezoek, zoals beloofd tijdens de infovergadering, met rondleidingen in kleine groepjes van buurtbewoners. Er komt een aparte rondleiding voor het buurtcomité. Er zal info worden gegeven rond de doelgroep, over de werken in het detentiehuis en het bezoek aan de locatie. Dit alles zal plaatsvinden voor de aankomst van de eerste bewoners. Dit wordt nu afgetoetst en uitgewerkt. Zodra dit klaar is, zal een communicatie uitgestuurd worden naar de buurtbewoners.
Wat uw laatste vraag betreft, met de kennis waarover ik nu beschik, heb ik geen aangetekende brieven ontvangen.
01.03 Sophie De Wit (N-VA): Bedankt voor uw antwoorden, mijnheer de minister. Er wordt samengewerkt met Vlaanderen rond het regime en de opvolging van degenen die daar verblijven. Ik had begrepen dat daar nog wat onduidelijkheden over bestonden. Ik hoop dus dat die ook zo snel mogelijk kunnen worden opgelost.
L'incident est clos.
02 Vraag van Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De testdorpen voor drugs op festivals" (55028740C)
02 Question de Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les villages de test pour détecter les drogues dans les festivals" (55028740C)
02.01 Sophie De Wit (N-VA): Ik verwijs opnieuw naar mijn ingediende vraag.
Op het festival, Extrema Outdoor, was
voor de eerste keer een testdorp voor drugs voorzien.
Dat labo op locatie, moest ervoor zorgen
dat drugs, inbeslaggenomen door de politie, meteen getest konden worden. Er
werden meer dan 100 stoffen onderzocht en uiteindelijk werden 3
“gevaarlijke" xtc-pillen ontdekt. Met gevaarlijke bedoelt de organisatie
dan dat ze potentieel levensbedreigend kunnen zijn. Over die pillen werd dan op
de festivalweide gecommuniceerd.
De organisatie reageert alvast positief
op de eerste editie van hun festival met een testdorp ter plaatse.
Anderzijds blijft het ook wel zoeken naar
de juiste balans. Door te communiceren over “gevaarlijke pillen", geef je
tegelijkertijd ook wel de boodschap dat de andere pillen eigenlijk wel ok zijn.
Terwijl op termijn alle drugs levensbedreigend kunnen zijn.
Ik heb volgende vragen:
Waren het parket en u op de hoogte van
deze manier van werken?
Bent u op de hoogte van hoe er op de
festivalweide juist gecommuniceerd werd over de gevaarlijke en
levensbedreigende xtc-pillen? Gebeurde dit zonder de indruk te geven dat andere
drugs wel veilig kan zijn?
Bent u voorstander om dergelijke
plaatselijke testdorpen verder uit te breiden naar andere festivals?
02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, naar aanleiding van het overlijden van een festivalganger op Extrema tijdens de editie 2021 hebben de organisatie en verschillende medische en veiligheidspartners een geïntegreerd drugsbeleid uitgewerkt, waar naast repressie ook wordt ingezet op preventie en nazorg. Het parket van Limburg was van bij de aanvang betrokken bij het initiatief van het mobiele labo.
Voorafgaand aan het festival werd duidelijk gecommuniceerd over de gevaren van druggebruik, dat druggebruik niet getolereerd wordt en dat controles zouden gebeuren. De inzet van het mobiele labo dient gezien te worden als een aanvullende en preventieve maatregel, met als voornaamste doelstelling de gezondheid en de veiligheid van de festivalgangers te garanderen. De drugs die getest werden, waren daarbij enkel in beslag genomen of gevonden drugs. Het testdorp werd opgezet en gefinancierd door Extrema Outdoor. De politie, het parket en de medische diensten hebben hun medewerking daaraan verleend door in beslag genomen of aangetroffen drugs ter beschikking te stellen van het labo. Er werd in geen geval getest op vraag van gebruikers.
Ik kom tot uw tweede vraag. Wanneer hoge concentraties gedetecteerd werden bij de test, werd het resultaat onmiddellijk ter kennis gebracht van de politie, het parket en de organisatie. Vooraleer er werd gecommuniceerd via de schermen op het terrein, via de app, via sociale media en de pers, vond er steeds een crisisoverleg plaats met alle betrokkenen. Ik ben het niet eens met uw stelling dat zo de indruk wordt gewekt dat andere drugs wel veilig zijn. Bij de talrijke controles aan de ingang werd immers steeds het signaal gegeven dat drugs verboden en gevaarlijk zijn. Deze berichtgeving stond ook vermeld op de website.
Wat uw derde vraag betreft, wij geloven er sterk in dat er een preventief en afschrikkend effect uitgaat van dergelijke communicatie. De intoxicatiecijfers van de medische post lijken te bevestigen dat dit soort communicatie vruchten afwerpt. Deze tendens werd vorige editie al opgemerkt door de hoofdarts en werd dit jaar opnieuw bevestigd. Festivalbezoekers die ondanks dergelijke berichtgeving beslissen om toch drugs te gebruiken, worden er op die manier van weerhouden om gevaarlijke drugs te gebruiken.
Meer in het algemeen, en dit is voor mij de essentie, zetten organisatoren in op de aanpak van druggebruik, en zeker drughandel, op festivals. Ze worden daarin ondersteund door de overheid, de politie en het parket. Zo is er de OMS Drugs, een nieuwe maatregel die sinds 1 januari van dit jaar op het hele grondgebied van het land van toepassing is, met een onmiddellijke minnelijke schikking voor de betrapte druggebruikers of -bezitters, die via het platform crossborder aan elke politiedienst en elk parket wordt aangeboden. Van het CORE Festival in Brussel, over Tomorrowland in Boom, tot Pukkelpop in Hasselt, veel festivals hanteren deze lik-op-stukaanpak. Deze OMS Drugs werd trouwens dit jaar ook toegepast op het festival Extrema Outdoor.
Het NICC biedt ondersteuning door de drugs snel en correct te analyseren. 'Snel' mag u in dit geval letterlijk nemen. We weten intussen dat een snelle analyse mensenlevens kan redden.
02.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Het blijft een moeilijke evenwichtsoefening. Er wordt meegedeeld dat men zijn drugs kan laten testen op een festival. Welnu, ik meen dat daar een campagne mee gepaard moet gaan om erop te wijzen dat elke drug gevaarlijk is. Een testplaats mag niet de boodschap geven dat men er de gevaarlijke drugs uit haalt, maar dat men de rest gerust mag blijven gebruiken. Elke drug is en blijft gevaarlijk.
Ik vind het dus een zeer moeilijke evenwichtsoefening. Als men dit toepast, kan men het inderdaad alleen maar doen binnen een veel ruimer kader, waarin elke vorm van druggebruik ontraden moet worden. Als er dan een lik-op-stukbeleid aan gekoppeld wordt via een snelle minnelijke schikking of verdergaande maatregelen, dan vind ik dat prima.
We moeten wel opletten dat we het evenwicht bewaren en niet het verkeerde signaal geven dat er ook veilige drugs bestaan, want die bestaan niet.
L'incident est clos.
03 Vraag van Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het beroep tegen de Brusselse druggebruiksruimte" (55028756C)
03 Question de Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le recours contre la salle bruxelloise de consommation de drogues" (55028756C)
03.01 Sophie De Wit (N-VA): Ik verwijs opnieuw naar mijn ingediende vraag.
Mijnheer de minister, de
drugsgebruikersruimte in de buurt van het Brusselse Zuidstation is ondertussen
meer dan een maand geleden geopend. De voorbije week gingen er een aantal
Brusselse vooraanstaande politie pronken met het succes.
Waar er de eerste dag nog maar 5
bezoekers waren, waren dat er vorige week al 35. Men durft in Brussel zelfs te
spreken van een succes. De Brusselse regering wilt zelfs een tweede centrum
openen aan het kanaal. Maar omdat de omwonenden daar dat totaal niet zien
zitten, hebben ze een beroep ingediend bij het Grondwettelijk Hof tegen de
volgens hen, en volgens mij ook trouwens, onwettelijke Brusselse ordonnantie,
die de spuitruimte mogelijk moet maken.
De Brusselse regering geeft bij monde van
Alain Maron, de minister van gezondheid, toe dat ze de grenzen opzoekt van wat
wettelijk mag. Volgens de drugswet mag je immers drugsgebruik niet faciliteren,
wat hier toch wel duidelijk gebeurt. De Brusselse regering wacht dan ook met
klamme handjes af wat het Grondwettelijk Hof zal beslissen en drukt ook haar
wens uit dat de federale regering een akkoord zou vinden om de drugswet aan te
passen, zodat het duidelijk wordt dat spuitruimtes wettelijk mogelijk zijn.
Ik heb hierover volgende vragen:
Hebt u een zicht op wanneer de uitspraak
van het Grondwettelijk Hof verwacht wordt?
Zijn u en uw diensten van mening dat
spuitruimtes mogelijk zijn binnen de huidige drugswet? Zo neen, waarom heeft
het parket dan een omzendbrief opgesteld om de spuitruimte mogelijk te maken?
Hoe zullen politie en parket omgaan met
de spuitruimte en haar omgeving, indien de Brusselse ordonnantie effectief
vernietigd wordt? Zal er dan wel worden opgetreden tegen vastgestelde
druggerelateerde misdrijven?
03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, ik heb hierover in de voorbije maanden al verschillende vragen gekregen, en ook antwoorden gegeven. Ik zal mij beperken tot de essentie.
De oprichting van een ruimte voor laagrisicodruggebruik in Brussel is gebaseerd op de ordonnantie van 22 juli 2021 inzake de erkenning van de diensten die actief zijn op het vlak van de beperking van de aan druggebruik verbonden risico's.
Er is ook het besluit van 20 januari 2022 van het College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
Het zal u niet vreemd in de oren klinken, vermoed ik, dat de ministers van de gefedereerde entiteiten verklaren dat zij hun bevoegdheden maximaal interpreteren.
Er is inderdaad tegen deze ordonnantie een beroep tot nietigverklaring ingediend bij het Grondwettelijk Hof. Tussen de verzoekers en de verschillende betrokken overheden worden op dit moment memories uitgewisseld. In dit stadium kan ik echter niet bepalen wanneer het Grondwettelijk Hof zijn beslissing zal uitspreken. Wij wachten het arrest af.
03.03 Sophie De Wit (N-VA): Ik wacht mee met u, mijnheer de minister. Ik ben zeer benieuwd wat het Grondwettelijk Hof ervan zal vinden.
Eigenlijk meen ik dat dit strijdig is met de huidige drugwet. Wat daar met die ordonnantie is gebeurd, is inderdaad een maximale uitoefening van de zogeheten bevoegdheid van preventie, maar uiteindelijk faciliteert men druggebruik en stelt men een lokaal ter beschikking, wat de drugwet uitdrukkelijk verbiedt.
Ik ben erg benieuwd, niet alleen naar de beslissing van het Grondwettelijk Hof, maar ook naar de gevolgen daarvan en wat er uiteindelijk zal gebeuren wanneer die ordonnantie vernietigd wordt. Ik ga ervan uit dat er opgetreden zal moeten worden tegen druggerelateerde misdrijven.
Dat is het probleem. Wanneer men in de omgeving van de gebruiksruimte rondloopt, kan men daar rondlopen met drugs op zak, wat natuurlijk een handig excuus is voor mensen die zelfs niet van plan zijn naar die gebruiksruimte te gaan.
Wordt zeker vervolgd.
L'incident est clos.
04 Interpellatie en samenvoegde vraag van
- Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het externe onderzoek over de deal met de Nationale Loterij en het verbod op gokreclame" (55000294I)
- Denis Ducarme aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het niet van toepassing zijn op de Nationale Loterij v.h. verbod op reclame voor gok- en kansspelen" (55028811C)
04 Interpellation et question jointe de
- Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'enquête sur le deal avec la Loterie Nationale et l'interdiction de la publicité pour les paris" (55000294I)
- Denis Ducarme à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La non-application à la Loterie Nationale de l'interdiction de la publicité pour les jeux et paris" (55028811C)
De voorzitster: Van de heer Ducarme hebben we niets vernomen.
04.01 Katleen Bury (VB): Mevrouw de voorzitster, het betreffende onderzoek is al een tijdje geleden in de pers gekomen. Ik heb gewacht op mijn collega, de heer Ducarme, omdat hij wegens ziekte afwezig was, maar aangezien ik niets van hem heb vernomen en we aan termijnen gebonden zijn, verwijs ik vandaag graag naar de schriftelijke versie van mijn interpellatie.
Volgens een onderzoek van Het Laatste
Nieuws en VTM Nieuws zou een eis van de Nationale Loterij aan de grondslag
hebben gelegen aan het verbod op gokreclame dat door U in een ontwerp van KB
werd gegoten. In ruil voor dat verbod zou de Nationale Loterij de komende drie
jaar 30 miljoen extra betalen aan de Staat via een monopolierente. Deze
monopolierente is het bedrag dat de Nationale Loterij jaarlijks aan de overheid
moet betalen om als enige in dit land loterijen te mogen organiseren.
In een brief van 1 oktober 2021 van de
gedelegeerd bestuurder van de Nationale Loterij, de heer Jannie Haek, aan
staatssecretaris voor Consumentenbescherming Eva De Bleeker en staatssecretaris
Sammy Mahdi, bevoegd voor de Nationale Loterij staat letterlijk dat deze
laatste bereid is om de extra 30 miljoen op te hoesten, maar stelt hij daarbij
een drietal voorwaarden. Het luidt letterlijk zo: ''In de mate dat de Belgische
staat vragende partij is voor een verhoging van de monopolierente voor het jaar
2022, lijkt het voor de Nationale Loterij belangrijk dat de Belgische staat
minstens de volgende concrete flankerende maatregelen neemt." Eén van de
voorwaarden die de heer Haek oplegt, is de beperking van reclame voor
kansspelen. Die ''zal verder aan banden worden gelegd door strengere regels
inzake reclame op te leggen", luidt het verder in de brief.
Bij de brief zat ook een bijlage: een
voorstel voor een begrotingstabel waarbij de extra miljoenen gekoppeld worden
aan onder meer de beperking van reclame voor kansspelen. In de brief staat ook
letterlijk dat de Loterij de tabel heeft opgesteld ''in overleg met het
kabinet". Ook in de definitieve begrotingstabellen die midden december in
het Staatsblad werden gepubliceerd, blijft de koppeling behouden.
Een verdere verstrenging kondigde U reeds
lang aan, maar nooit was er een complete ban op gokreclame aan de orde…
Reeds in mijn vorige vragen hierover aan
U gesteld, is het opvallend dat de regering streng is voor de gokindustrie,
maar de reclame voor spelletjes of krasbiljetten van de Nationale Loterij
ongemoeid laat. Dat valt ook experts op. ''Het is een goede zaak dat de
regering de reclame van goksites vermindert, maar we moeten ook durven na te
denken over de reclame van de Nationale Loterij", stelt dokter Geert Dom,
professor aan de Universiteit van Antwerpen en specialist in de
verslavingsproblematiek.
Volgens onze fractie is er hier sprake
van grootschalige corruptie wat verder onderzocht moet worden.
1.Bent u op de hoogte van de brief van 1
oktober 2021 van de gedelegeerd bestuurder van de Nationale Loterij aan de
Staatssecretarissen Eva De Bleeker en Sammy Mahdi?
2.Kan u de berichten betreffende de
monopolierente in ruil voor een verbod op gokreclame voor iedereen behalve de
Nationale Loterij bevestigen? Wat is uw standpunt?
3.Gaat u uw volledige medewerking
verlenen aan een extern onderzoek om hierover uitsluitsel te brengen?
04.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijn beslissing om gokreclame aan banden te leggen, staat volledig los van de brief van de gedelegeerd bestuurder van de Nationale Loterij en heeft er niets mee te maken. Ik werd inderdaad in kennis gesteld van de brief, net als overigens alle andere leden van de regering, tijdens de gesprekken in het kader van het begrotingsconclaaf in oktober 2021.
Ik ben formeel: de reden waarom ik de gokreclame aan banden wil leggen, is om de toenemende verwoestende effecten van gokverslaving tegen te gaan. Een brief van de gedelegeerd bestuurder had geen invloed op die beslissing. De chronologie van de feiten bewijst dat. In mijn voorstel spaar ik de Nationale Loterij trouwens evenmin. Ook hun sportweddenschappen vallen onder dezelfde strenge regels.
Op donderdag 24 juni 2021 kondigde ik in het Parlement aan dat ik maatregelen zou nemen om de gokreclame aan banden te leggen. Tijdens het EK Voetbal vorig jaar werden we immers via allerlei kanalen overspoeld met gokreclame. Dat was ook de collega-parlementsleden niet ontgaan. Ik herinner me veel vragen van de collega's Depraetere, Van Hecke, Van Hoof en Jadin. Ook in mijn beleidsnota's 2021 en 2022 kondigde ik aan dat ik de regels voor gokreclame zou verstrengen. Op 7 september 2021 werd samen met de hulpverleningssector over de problematiek gesproken. Op basis van zijn input werd er gewerkt aan een regelgevend kader.
Ik wil ook verwijzen naar het persbericht van 15 juni 2022. Dat dateert van na uw vraagstelling, als ik me niet vergis. Daarin zegt de Nationale Loterij uitdrukkelijk dat zij niet betrokken was en is bij de opmaak van de ontwerpteksten van het KB inzake gokreclame. Volgens het persbericht van de Nationale Loterij werkte de regering trouwens al langer aan een aanscherping van de reclameregels. Ik citeer uit dat persbericht: "De regering werkt al geruime tijd aan het aanscherpen van de reclamemaatregelen en dit voorstel voor een koninklijk besluit was dan ook niet nieuw."
Ik ben uiteraard bereid om aan elk mogelijk extern onderzoek hierover mee te werken. De waarheid heeft haar rechten.
04.03 Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, de laatste zin is de belangrijkste. U bent bereid mee te werken aan een onderzoek. U stelt dat de chronologie van de feiten helemaal los staat van de brief. Het zal blijken dat het zo niet is geweest, wanneer u daaraan meewerkt.
Ik weet ook dat u het altijd over aanscherpen en verstrengen hebt gehad. Nu zien wij een totaalverbod. Ik verwoord hier ook niet het standpunt van onze fractie over de kwestie. Ik wijs er alleen op dat discussies blijkbaar gewoon niet plaats kunnen vinden. Dat is het probleem.
Wij zien dat de Nationale Loterij volledig ongemoeid wordt gelaten. Op dat vlak hebt u nu schoorvoetend toegegeven dat dat niet de bedoeling kan zijn.
Natuurlijk houden wij ter zake de vinger aan de pols. Dat is niet meer dan normaal. Het kan niet dat er met twee maten en twee gewichten wordt gewerkt.
04.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Bury, het voorstel dat ik heb gedaan, is, ten eerste, geen totaalverbod op reclame. Dat is niet juist.
Het tweede punt dat ik wil maken, is het volgende. U beweert dat de Nationale Loterij volledig de dans ontspringt. Dat klopt echter niet. De sportweddenschappen van de Nationale Loterij vallen onder het voorstel.
04.05 Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, dat gaat over Score, maar niet over alle lokkende reclame, waarmee mensen veertig keer per dag worden geconfronteerd, zoals de 'Word schandalig rijk!'-reclame. U hebt trouwens zelf die slogan geciteerd als zijnde reclame die mensen naar het gokken met zijn verwoestende effecten lokt en drijft.
Wij houden dus de vinger aan de pols. U zult met een door het hele Parlement gedragen voorstel naar buiten moeten komen.
De voorzitster: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Katleen Bury en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Katleen Bury
en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee,
- overwegende dat volgens een onderzoek van Het Laatste Nieuws en VTM Nieuws een eis van de Nationale Loterij aan de grondslag zou hebben gelegen van het verbod op gokreclame dat door de minister van Justitie in een ontwerp van KB werd gegoten;
- overwegende dat in ruil voor dat verbod de Nationale Loterij de komende drie jaar 30 miljoen extra zou betalen aan de Staat via een monopolierente;
- overwegende dat bovenstaande belofte door de gedelegeerd bestuurder van de Nationale Loterij, de heer Jannie Haek, letterlijk geformuleerd werd in een brief van 1 oktober 2021 aan staatssecretaris voor Consumentenbescherming Eva De Bleeker en staatssecretaris Sammy Mahdi, bevoegd voor de Nationale Loterij;
- overwegende dat bij deze brief een voorstel tot begrotingstabel werd gevoegd waarbij de extra miljoenen werden gekoppeld aan onder meer de beperking van reclame met de letterlijke vermelding dat dit "in overleg met het kabinet" gebeurde;
- overwegende dat ook in de definitieve begrotingstabellen (publicatie december BS) de koppeling behouden blijft;
- overwegende dat de minister van Justitie steeds een verdere verstrenging van de gokreclame aankondigde, maar dat er nooit een complete ban aan de orde was;
- overwegende dat het op zijn minst opvallend is dat de regering uitermate streng is voor de gokindustrie, maar de reclame van de Nationale Loterij volledig ongemoeid laat;
vraagt de
regering
- na te gaan of er in dit dossier sprake is van corruptie en/of concurrentievervalsing, dan wel enig ander misdrijf en hieraan desgevallend het passende gevolg te geven;
- na te gaan of de Nationale Loterij in ruil voor dat verbod op gokreclame de komende drie jaar 30 miljoen extra zal betalen aan de Staat via een monopolierente;
- onmiddellijk een extern onderzoek op te starten om hierover uitsluitsel te brengen."
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Katleen Bury et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de Mme Katleen Bury
et la réponse du vice-premier ministre et ministre de la Justice et de la Mer du Nord,
- considérant que selon une enquête de Het Laatste Nieuws et VTM Nieuws, l'interdiction de la publicité pour les paris coulée par le ministre de la Justice dans un projet d'arrêté royal découlerait d'une exigence de la Loterie Nationale;
- considérant qu'en échange de cette interdiction, la Loterie Nationale verserait à l'État une rente de monopole de 30 millions supplémentaires durant les trois prochaines années;
- considérant que cette promesse de versement a été formulée explicitement par l'administrateur délégué de la Loterie Nationale, M. Jannie Haek, dans un courrier qu'il a adressé le 1er octobre 2021 à la secrétaire d'État à la Protection des consommateurs, Mme Eva De Bleeker, et au secrétaire d'État chargé de la Loterie Nationale, M. Sammy Mahdi;
- considérant qu'à ce courrier a été annexée une proposition de tableau budgétaire prévoyant que les millions supplémentaires étaient liés notamment à la restriction de la publicité et précisant explicitement que cela se faisait "en concertation avec le cabinet";
- considérant que ce lien demeure précisé dans les tableaux budgétaires définitifs (publiés en décembre au Moniteur belge);
- considérant que le ministre de la Justice n'a eu de cesse d'annoncer un nouveau durcissement concernant la publicité pour les paris, mais qu'il n'a jamais était question de l’interdire complètement;
- considérant qu'il est pour le moins étonnant que le gouvernement se montre extrêmement sévère à l'égard de l'industrie des jeux de hasard, mais qu’il laisse toute latitude à la Loterie Nationale en matière de publicité;
demande au gouvernement
- de vérifier s'il y a, dans ce dossier, corruption et/ou concurrence déloyale ou toute autre infraction et, le cas échéant, d'y donner une suite adéquate;
- de contrôler si en échange de cette interdiction de la publicité pour les paris, la Loterie Nationale versera à l'État une rente de monopole de 30 millions supplémentaires durant les trois prochaines années;
- d'ouvrir sur-le-champ une enquête externe pour apporter une réponse définitive à ces questions."
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Katja Gabriëls.
Une motion pure et simple a été déposée par Mme Katja Gabriëls.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
Van de heer Prévot hebben wij niets vernomen. Zijn vraag nr. 55029170C vervalt.
05 Question de Philippe Goffin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La différence de traitement au sein du nouveau Code civil quant à l'indivision et la copropriété" (55029194C)
05 Vraag van Philippe Goffin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De verschillende behandeling van onverdeeldheid en mede-eigendom in het nieuwe Burgerlijk Wetboek" (55029194C)
05.01 Philippe Goffin (MR):
"Monsieur le Ministre, j'ai été interpellé par le monde notarial, qui
comme vous le savez m'est cher, au sujet d'une potentielle contradiction qui
pourrait intervenir par l'entrée en vigueur prochaine de l'article 2.3.63 du
Nouveau code civil. En effet, le nouvel article 3.77 du Nouveau code civil
prescrit que le cadre d'une copropriété volontaire et à durée indéterminée,
chaque copropriétaire peut résilier le contrat de copropriété à tout moment
moyennant un délai raisonnable. Or l'article 2.3.63 du même code, qui devrait
entrer en vigueur au 1er juillet prochain, prescrit quant à lui, dans le cadre
du couple, que chaque époux peut à tout moment demander le partage de tout ou
partie des biens indivis entre eux. Le monde notarial s'interroge donc sur la
compatibilité de ces deux décisions.
Mes questions très concrètes sont donc les
suivantes :
1. Si un couple souhaite acheter un bien
immobilier, doit-on déduire de ces deux dispositions que, s'ils sont
cohabitants de fait ou cohabitants légaux, ils pourront mettre fin à cette
indivision moyennant un délai raisonnable, alors que s'ils sont mariés sous le
régime de la séparation de biens, ils pourront sortir d'indivision sans délai ?
2. N'y a-t-il pas une contradiction entre
ces deux articles ?
3. Plus encore, ne craignez-vous pas que
cela constitue une rupture d'égalité entre personnes se trouvant dans des
situations identiques ?
05.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, cher collègue, l'article 2.3.63 est effectivement entré en vigueur ce 1er juillet.
Vous avez raison de dire que les articles 2.3.63 et l'article 3.77 du Code civil consacrent des règles qui ne sont pas formellement identiques.
L'article 2.3.63 prévoit pour le régime de la séparation des biens que chacun des époux peut, à tout moment, demander le partage de tout ou partie des biens indivis entre eux, alors que l'article 3.77 stipule qu'en cas de copropriété volontaire créée pour une durée indéterminée, chaque copropriétaire peut, nonobstant clause contraire, résilier le contrat moyennant un délai raisonnable.
Ces dispositions se rejoignent, cependant, sur un point essentiel. L'article 2.3.63 précise qu'il ne s'applique que sous réserve de convention contraire. Pour sa part, l'article 3.76 et 77 prévoit que chaque forme de copropriété qui est créée volontairement est régie par le contrat. L'article 3.77 précise, quant à lui, que le délai de résiliation du copropriétaire à durée indéterminée peut être fixé par accord entre les copropriétaires.
Qu'ils soient mariés ou non, tous les couples qui achètent un bien ensemble peuvent donc convenir d'une durée déterminée ou non pour cette indivision, ainsi que d'un délai à respecter avant de pouvoir en demander le partage.
Un autre point commun est la protection du logement familial. L'article 2.3.63 précise qu'il vaut sans préjudice de l'application de l'article 215 § 1er de l'ancien Code civil, qui organise la protection de l'immeuble servant au logement principal de la famille, et que cette même réserve s'applique également aux cohabitants légaux. Dans le cadre de l'article 3.77, la circonstance que l'indivision porte sur un logement pourra aussi être prise en considération par le juge pour fixer la durée du délai et la résiliation à défaut d'accord entre les parties. La différence entre les règles consacrées par les articles 2.3.63 et 3.77 est donc relative.
Malgré celle-ci, on ne peut pas parler de contradiction entre ces deux articles dès lors que l'article 3.2 du Code civil consacre le caractère subsidiaire des règles énoncées dans le Livre 3. En d'autres termes, l'article 2.3 63 constitue une dérogation à l'article 3.77.
Comme je viens de le dire, la différence entre les règles énoncées est relative dès lors qu'elle suppose que les parties n'aient pas réglé contractuellement leurs droits sur ce point – et ce, alors que ces articles ne concernent, par définition, que des situations contractuelles.
En toute hypothèse, il faut constater qu'il existe une différence objective dans le champ d'application de ces deux articles, l'article 2.3.63) ne s'appliquant qu'aux personnes mariées alors que l'article 3.77 s'applique dans les autres cas.
05.03 Philippe Goffin (MR): Madame la présidente, je félicite M. le ministre pour cette énumération d'articles. Je le remercie surtout pour sa réponse à l'égard des notaires qui nous avaient interpellés à ce sujet. Je ne manquerai pas de leur transmettre votre réponse précise, tous points confondus étant reliés entre eux.
Het incident is gesloten.
06 Question de Philippe Goffin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les incidents de Molenbeek et le suivi des conférences nationales sur les violences urbaines" (55029196C)
06 Vraag van Philippe Goffin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De incidenten in Molenbeek en de follow-up van de nationale conferenties over stedelijk geweld" (55029196C)
06.01 Philippe Goffin (MR):
Monsieur le Ministre, ces dernières semaines ont malheureusement trop
souvent été émaillées de faits de violences urbaines importants. Les récents
évènements quasi quotidiens de Molenbeek en sont la triste illustration mais il
est important de ne pas stigmatiser une commune, une région ou les personnes
qui la composent: cette problématique est globale et générale.
Il est dès lors fondamental de trouver des
réponses adéquates à cette problématique. Cela passe bien évidemment par le renforcement
du secteur policier, mais le pouvoir judiciaire est également un acteur majeur
dans le cadre de cette lutte et il convient également de lui fournir les outils
adéquats.
Sur ma suggestion, vous avez mis en place
l'an dernier deux conférences nationales visant à traiter de la problématique
des violences urbaines. Je vous en remercie une nouvelle fois pour celles-ci.
Dans ce cadre, nous avons ainsi eu l'occasion de recueillir les analyses d'un
certain nombre de spécialistes du terrain, nationaux et internationaux, qui ont
posé les cadres de cette problématique et amorcé quelques pistes de solutions.
Il est maintenant temps d'entrer dans du
concret et les récents évènements nous le rappellent. Nous ne pouvons-nous
arrêter au seul stade de l'analyse théorique. Si ce premier pas était bien
évidemment indispensable, nous devons aujourd'hui avancer au-delà de la
réflexion et poser des actes concrets pour lutter contre ce fléau. Il en va de
la sécurité de nos forces de l'ordre, de nos institutions et de nos
citoyens.
Aussi, Monsieur le Ministre, mes questions
sont donc les suivantes: u Quelles
conclusions tirez-vous des deux journées de conférences nationales mises en
place? v Sur base de celles-ci, quelles sont, à court et moyen terme, les
moyens très concrets que vous entendez mettre en place dans le cadre de la
lutte contre les violences urbaines? w Comptez-vous revenir prochainement vers notre commission avec des
projets concrets en la matière?
06.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur Goffin, nous devons faire attention à ne pas tout mettre dans le même panier. Lorsque Molenbeek est touchée par des cas de violence armée et des règlements de comptes, il faut être prudent et ne pas qualifier cela de violences urbaines au sens des conférences que nous avons organisées à ce sujet l'année dernière, juste avant et après les vacances d'été, notamment en répondant à votre suggestion.
Le 28 juin dernier, le parquet et la police ont expliqué ces faits graves, qui sont pour la plupart liés au trafic de drogue et au crime organisé. Or, ce n'était pas l'objectif de nos conférences sur les violences urbaines. Ces fusillades dépassent clairement le cadre de Molenbeek et constituent une priorité pour le parquet et la police, tant locale que fédérale. Des arrestations ont déjà eu lieu et des personnes ont été placées en détention provisoire, comme il se doit. Car de tels actes de violence sont tout simplement inadmissibles.
Avec ma collègue Annelies Verlinden, nous avons pris l'initiative d'organiser en 2021 deux webinaires concernant les émeutes et les violences urbaines. Le premier webinaire, qui s'est tenu le 5 juillet, a mis en lumière un certain nombre de pratiques belges ou de projets belges développés dans le cadre de la gestion des émeutes urbaines ou d'autres phénomènes qui constituent de bons exemples, dont nous pouvons peut-être nous inspirer dans le cas des émeutes. Le second webinaire, qui s'est tenu le 29 novembre, avait pour objet les initiatives et projets développés par la France et les Pays-Bas.
Au travers de ces webinaires, nous avons pu constater qu'une bonne politique se développait sur le terrain. Différentes autorités et différents services ont développé des projets en fonction des besoins concrets sur le terrain. À titre d'exemple, nous pouvons évoquer l'approche des bandes urbaines et des incidents urbains à Bruxelles et Molenbeek. Nous avons cependant également constaté que les acteurs de terrain, belges ou étrangers, sont encore demandeurs de davantage d'échanges d'informations sur le sujet et de bonnes pratiques en la matière afin d'être aidés dans la gestion quotidienne de ces troubles.
En effet, le phénomène des émeutes urbaines est d'actualité non seulement en Belgique, mais également à l'étranger. Ce phénomène et ses différentes caractéristiques suscitent aujourd'hui beaucoup de questions et d'interrogations quant à l'approche qu'il faut adopter dans leur gestion.
De ces deux conférences, divers enseignements peuvent être tirés. Premièrement, la nécessité d'une meilleure connaissance du phénomène. Il y a parfois une confusion entre les différentes notions: émeutier, jeune de bande urbaine, manifestant, casseur. Le monde académique et scientifique a un rôle à jouer dans cette nécessité d'une meilleure connaissance de ce phénomène.
Deuxièmement, la nécessité de privilégier des approches holistiques, multidisciplinaires et intégrées, axées sur l'échange d'informations. Le temps est révolu où les différents acteurs de terrain intervenaient chacun dans leur sphère de compétence sans interaction, collaboration et coopération avec les autres acteurs. Les services doivent oser coopérer avec d'autres services qui travaillent selon d'autres logiques.
Troisièmement, l'intérêt et l'efficacité des approches sur mesure, tant au niveau préventif que répressif.
Quatrièmement, la nécessité d'une réaction judiciaire rapide aux faits incriminés – il est primordial que la personne entende sa condamnation rapidement – mais en même temps, la nécessité de respecter la justice équitable et l'exercice du droit de la défense.
Cinquièmement, la nécessité de travailler à la relation police-jeunes.
Sixièmement, l'importance du développement d'un maillage de proximité important au niveau local, la nécessité de l'entretenir et de le soutenir, permettant ainsi de favoriser l'écoute des attentes de la population, la communication avec celle-ci et la gestion de sa frustration.
Au niveau de la justice, les webinaires ont démontré la nécessité d'une réaction judiciaire rapide. Nous avons investi dans le renforcement des magistrats et du personnel judiciaire, ainsi que dans des outils supplémentaires en vue d'appliquer une politique de répression immédiate. Je pense notamment à l'introduction du projet 'M' tel qu'il existe déjà au parquet de Limbourg, aux peines alternatives d'apprentissage concernant la violence telles que développées par Vias, mais aussi à l'introduction généralisée des transactions immédiates, notamment dans la lutte contre le vol à l'étalage.
À la demande de ma cellule stratégique, le SPF Justice a rédigé un avant-projet de réparation de la procédure accélérée sous détention, qui fera partie d'une réforme ponctuelle de la procédure pénale.
06.03 Philippe Goffin (MR): Merci, monsieur le ministre, pour vos réponses.
Het incident is gesloten.
- Philippe Goffin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'inquiétude du Conseil de l'Europe quant à la situation dans les prisons belges" (55029198C)
- Laurence Zanchetta à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'absence de recours effectif permettant aux détenus de dénoncer leurs conditions de détention" (55029449C)
- Philippe Goffin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De bezorgdheid van de Raad van Europa over de situatie in de Belgische gevangenissen" (55029198C)
- Laurence Zanchetta aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het ontbreken van een verhaalprocedure voor gedetineerden om de detentieomstandigheden aan te klagen" (55029449C)
07.01 Philippe Goffin (MR): Monsieur le
ministre, le 13 juin dernier, dans une de ses résolutions, le Conseil de
l'Europe s'est dit profondément préoccupé par la situation des prisons belges
et l'aggravation de celle-ci.
Une nouvelle fois, c'est la surpopulation
chronique à laquelle font face nos différents établissements pénitentiaires qui
inquiète le Conseil. Nous serions selon ce rapport un des plus mauvais élèves,
seuls quatre autres pays étant moins bien classés. C'est interpellant.
Cette résolution est d'autant plus
interpellante qu'elle pointe du doigt l'absence de recours interne effectif
devant permettre au détenu de se plaindre des mauvaises conditions matérielles
dans lesquels ils sont amenés à purger leurs peines. De même ce rapport pointe
encore le taux élevé de suicide au sein de nos prisons.
Pour un état de droit comme le nôtre, une
telle situation n'est pas acceptable.
Le Conseil de l'Europe appelle donc à des
mesures urgentes et concrètes pour "redresser la barre" et endiguer
cette problématique.
Monsieur le ministre, je vous sais sensible
et attentif à cette problématique. Aussi, mes questions sont les suivantes :
1. Partagez-vous l'ensemble des critiques
soulignées par cette résolution du Conseil de l'Europe?
2. Quelles sont les mesures concrètes que
vous entendez mettre en œuvre pour lutter contre la situation interpellante
dénoncée par cette résolution?
07.02 Laurence Zanchetta (PS): Monsieur
le ministre, au mois de novembre 2014, la Cour européenne des droits de
l'homme dans son arrêt Vasilescu a recommandé à la Belgique de prendre des
mesures générales afin de garantir aux détenus des conditions de détention
humaines et d'introduire un recours effectif permettant aux détenus de dénoncer
leurs conditions de détention.
Après plus de sept ans, le Comité des
Ministres de Conseil de l'Europe constate à présent, dans le cadre de sa
résolution intérimaire que la Belgique, comme le rappelle le Conseil Central de
Surveillance pénitentiaire dans son communiqué du 2 juin dernier, n'a
toujours pas suffisamment veillé à la mise à exécution de l'arrêt Vasilescu.
Le Comité des ministres exprime sa profonde
préoccupation face à l'aggravation de la situation au sein des prisons belges
et face à l'absence d'un recours préventif effectif pour les détenus qui
souhaitent dénoncer leurs conditions de détention.
u Qu'en est-il de l'établissement du Conseil pénitentiaire, prévu par la
loi du 23 mars 2019, destiné d'évaluer les politiques menées et de
contribuer à l'élaboration d'un plan global de lutte contre la surpopulation
carcérale? v Les
objectifs fixés en matière d'alternatives à la détention et de réduction
durable du nombre de détenus vont-ils pouvoir être atteint? w Quelles sont les perspectives envisagées à moyen terme afin de
poursuivre les efforts en matière d'amélioration des conditions de détention? x Le recours effectif permettant aux détenus de dénoncer leurs
conditions de détention sera-t-il mis en place à bref délai?
07.03 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, chers collègues, le Conseil de l'Europe a effectivement adopté, ce 10 juin 2022, une résolution intérimaire dans le cadre de l'arrêt Vasilescu. Dans ce cadre, le Conseil appelle la Belgique à prendre un certain nombre de mesures telles que l'instauration d'un recours préventif, à installer le conseil pénitentiaire prévu par la loi du 23 mars 2019, à mettre en place des moyens de sensibilisation en vue d'augmenter le plus possible les alternatives à la détention ainsi qu'à réduire les cas d'emprisonnement et envisager les mesures régulant la population carcérale. C'est dans cette dernière optique qu'il faut envisager la libération en fin de peine que vous évoquez dans votre question, cher collègue Goffin.
Cette mesure exceptionnelle et momentanée fait effectivement partie de celles qui permettront d'agir rapidement sur une surpopulation qui est actuellement particulièrement importante puisque, ce 4 juillet 2022, la population pénitentiaire est encore de 11 086 détenus pour 9 679 places. Mais d'autres actions sont également entreprises telles que des tables rondes sur la surpopulation qui ont été lancées le 10 juin 2022 avec un débat portant sur la détention préventive et elles se poursuivront dès ce 30 septembre 2022 avec un autre débat sur l'internement.
L'ouverture de Haren est désormais imminente et celle de la nouvelle prison de Dendermonde suivra rapidement. Mais, à côté de ces ouvertures, les sites de Saint-Gilles et de l'actuelle prison de Dendermonde (Termonde) resteront partiellement ouverts pour fournir 350 places complémentaires auxquelles viendront s'ajouter 720 places prévues en maisons de détention et 100 places en maisons de transition.
Un troisième appel à projets concernant les maisons de transition sera rapidement lancé. Un nouveau site de 16 places à Gand a encore été validé par le Conseil des ministres le 24 juin dernier.
Pour ce qui concerne le recours effectif, je souligne l'existence reconnue par le Conseil de l'Europe d'un recours sur la base de l'article 1382 du Code civil. La résolution demande que la Belgique implémente un recours préventif. Cette suggestion pourrait faire l'objet de réflexions au sein du conseil pénitentiaire. En ce qui concerne ce dernier, j'attends de mon administration des propositions de textes visant à personnaliser les articles 5 à 8 de la loi de 2019. Ces propositions sont attendues pour la fin de l'été. En prévision, j'organise déjà un certain nombre de tables rondes pouvant être considérées comme des précurseurs du conseil pénitentiaire. Une première s'est tenue le 10 juin.
Par ailleurs, la loi pour une justice plus humaine, rapide et ferme contient également un chapitre visant à améliorer la constitution de ce conseil pénitentiaire dont le lancement se fera au plus tard au début de l'année prochaine. Cependant, ce chapitre ne sera ouvert aux discussions qu'après la rentrée parlementaire. Souvenez-vous que quelques articles ont été éliminés de ce projet, dont cet article-là.
Il ne s'agit là que de quelques exemples de réactions dans le cadre de la lutte contre la surpopulation et cet automne, comme je m'y suis engagé, je présenterai au Conseil des ministres un plan complet en la matière. En effet, la lutte contre la surpopulation ne peut réussir qu'avec des solutions à plusieurs niveaux et en modifiant profondément la façon dont la peine est envisagée.
Faire de la peine l'ultime remedium est un des axes de ce travail nécessaire à ce nouveau Code pénal que je compte présenter prochainement. Il sera également la pierre angulaire de ce changement.
07.04 Philippe Goffin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie. On ne doute absolument pas de votre volonté de faire bouger les lignes positivement dans le domaine. On a déjà eu l'occasion de l'exprimer précédemment. Cela fait des années que ce débat revient. J'entends toutes les actions que vous menez ou que vous entendez mener. Forcément, vous aurez le soutien de mon groupe pour aller dans la direction que vous avez indiquée.
07.05 Laurence Zanchetta (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses détaillées. Effectivement, ce problème n'est pas neuf et il ne se passe pas un jour sans évoquer les conditions de vie des personnes détenues.
L'incident est clos.
De voorzitster: Aangenzien wij niets vernomen hebben van de heer Ducarme, vervalt zijn vraag nr. 55029200C.
08 Interpellatie van Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De aanpak van dodelijk partnergeweld" (55000296I)
08 Interpellation de Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La lutte contre les violences entre partenaires ayant entraîné la mort" (55000296I)
08.01 Katleen Bury (VB): Ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.
De dader van de fatale gijzeling in
Merksplas had zijn ex-vriendin een maand eerder al een hele nacht gegijzeld,
mishandeld en geprobeerd haar te bedwelmen en om te brengen. Hoewel de dader
werd opgepakt en voorgeleid wegens moordpoging, liep hij een dag later opnieuw
vrij rond. Enkel zijn kruisboog werd in beslag genomen. Op de vraag van het
parket de man aan te houden wegens moordpoging werd niet ingegaan.
Zaterdagnacht 25 juni drong de dader opnieuw het huis binnen. De 19-jarige zoon
overleefde het niet, en de dochter raakte levensgevaarlijk gewond.
Nogmaals slachtoffers die niet adequaat
geholpen werden en enkel tevergeefs zelf camera's konden plaatsen om een vals
gevoel van veiligheid te creëren, het is bijzonder schrijnend.
Criminologe Anne Groenen stelt dat
onderzoeksrechters te vaak oordelen op basis van ervaring en hun buikgevoel. Ze
stelt eveneens dat wanneer er sprake is van een voorgeschiedenis van
partnergeweld, stalking en verwurging er door de dader sowieso teruggekeerd
wordt naar het slachtoffer. “Het oppakken van de dader en vervolgens vrijlaten
onder voorwaarden kan in die gevallen zelfs een “trigger" zijn voor
escalatie en het geweld", stelt Liesbeth Stevens. De dader is op dat
moment immers gekrenkt en doelt op (nog meer) wraak…
Beter onderzoek en adequatere
instrumenten dringen zich op.
1. Wordt er op heden reeds onderzoek
gevoerd naar patroonherkenning bij misdrijven inzake partnergeweld (cfr.
Verenigd Koninkrijk)?
2. Gaat u de stalkingsapp versneld over
het gehele grondgebied uitrollen?
3. Gaat U in geval van extreem
gewelddadige feiten overwegen om de anti-toenaderingsarmband in te voeren (cfr.
Frankrijk en Spanje) waarbij het slachtoffer niet meer op een knop moet
drukken, maar de hulpdiensten automatisch ter plaatse komen wanneer de dader
zich in de perimeter van het slachtoffer begeeft?
4. Europa vraagt dat u tegen 2025 een
handleiding zou klaar hebben voor onderzoeksrechters. Die moet hen kunnen
helpen inschatten of ze iemand al dan niet kunnen vrijlaten onder voorwaarden.
Welke initiatieven hebt u ter zake reeds genomen en wanneer denkt u deze
handleiding te kunnen finaliseren?
5. Gaat u initiatief nemen om in geval
van o.a. partnergeweld en (kinder-)mishandeling een onderzoeksrechter bij
hoogdringendheid verplicht advies van een psychiater te laten inwinnen? Het
uitvaardingen van een aanhoudingsbevel voor een korte periode kan hier soelaas
bieden, zodat een psychiater enkele dagen de tijd heeft i.p.v. 24u.
6. In Nederland in een factsheet intieme
terreur opgesteld. Daarin staan rode vlaggen in opgelijst die kunnen wijzen op
escalatie of fatale afloop. Overweegt u dat ook in België in te voeren?
08.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Bury, wat in Merksplas is gebeurd, waren dramatische feiten met een dramatische afloop. Niets kan deze feiten goedpraten. Mijn gedachten zijn bij de slachtoffers. Ik dank ook de speciale eenheden van de federale politie voor hun professionele werk. Zij hebben deze gijzeling kunnen beëindigen.
Het parket van Antwerpen heeft bij het onderzoek maximale transparantie aan de dag gelegd en dat hoort ook zo. Uit de communicatie bleek dat het slachtoffer eind mei aangifte deed lastens de verdachte, dat het parket bij de onderzoeksrechter de aanhouding heeft gevorderd en dat de onderzoeksrechter de beslissing heeft genomen om de verdachte vrij te laten onder voorwaarden, zoals een straat- en contactverbod en psychiatrische begeleiding.
Intrafamiliaal geweld is een prioriteit voor justitie en politie. Dat moet duidelijk zijn. De tijd waarin dit niet ernstig werd genomen door politie en justitie ligt achter ons. Kijk onder meer naar de multidisciplinaire aanpak via de Family Justice Centers. Ook in de Kempen is er zo'n FJC. Wij zijn die aanpak aan het versterken in het belang van slachtoffers met een stalkingalarm. Ik kom daar straks op terug.
Dan kom ik tot het punt van de risicotaxatie. Ik ben natuurlijk niet ongevoelig voor de opgeworpen argumenten. Om de maatschappij maximaal te beschermen, is een goede risicotaxatie van seksuele delinquenten en het inschatten van het risico van recidive van wezenlijk belang. De risicotaxatie moet gestructureerd verlopen en evidencebased zijn. De risicotaxatie moet in een vroeg stadium worden uitgevoerd. In Oost- en West-Vlaanderen bestaat al een uitgewerkte risicotaxatie voor parket en politie. Ik wil met het College van de zetel en de onderzoeksrechters bekijken hoe we een dergelijke taxatie ook met de onderzoeksrechters kunnen delen.
We werken ook aan een voorstel tot aanpassing van artikel 43 van het Wetboek van strafvordering via een werkgroep van magistraten en deskundigen die overleg plegen met het terrein. Het doel is dat het parket en de onderzoeksrechter vanaf het begin van het onderzoek psychologen en psychiaters de opdracht kunnen geven om een kwaliteitsvolle risicotaxatie op te stellen. Het psychologisch onderzoek geeft inzicht in de verdachte, zijn of haar handelen, het gevaar, hoe dat te ondervangen en de nood aan behandeling.
Verder verwijs ik op macroniveau ook naar een belangrijk beleidsondersteunend instrument, zijnde het project Recidivemonitor en de recidivecel. Justitie heeft het NICC een verhoging van de dotatie toegekend voor de oprichting van een recidivemonitor en recidivecel. Wetenschappelijk onderzoek rond recidive is zeer belangrijk, meten is weten.
Collega Bury, dan kom ik aan uw puntsgewijze vragen. U legt mij praktijken voor uit het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Frankrijk, met de vraag waarom wij die niet overnemen. Wij kunnen natuurlijk niet alle systemen uit andere landen overnemen. Wij volgen ons eigen beleid en hebben onze eigen systemen, wat niet wegneemt dat we best practices uit het buitenland grondig bekijken.
Wat uw eerste vraag betreft, op vraag van collega Schlitz onderzoeken het NICC en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen een methodologie inzake domestic review. De werkgroep onderzoekt hoe de analyse van femicide en gendergerelateerde dodingen kan bijdragen tot de aanpak van het fenomeen.
Wat uw tweede en derde vraag betreft, het stalkingalarm werd op 1 maart van dit jaar ingevoerd. De toepassing van het mobiele stalkingalarm verloopt goed. Wij nemen nog bijkomende initiatieven om de vertrouwdheid met deze tool te laten toenemen. Zo wordt de tool extra toegelicht op overlegmomenten met de verschillende korpschefs en op het arrondissementeel overleg. Er komt een SharePointpagina voor de politiediensten, waar niet alleen de noodzakelijke nuttige informatie met betrekking tot IFG te vinden is, maar waar ook informatie over het mobiel stalkingalarm te raadplegen zal zijn, net als informatie inzake seksueel geweld. Er wordt tevens een studiedag georganiseerd voor zowel politie als magistratuur, waar het belang van een mobiel stalkingalarm nogmaals zal worden benadrukt, dit aan de hand van casussen en getuigenissen van slachtoffers. Daarna bekijk ik samen met collega Schlitz de nationale invoering.
Op 27 juni is een landelijke begeleidingscommissie ingesteld om het project uit te breiden naar andere politiegebieden. Momenteel zijn er nog zeven andere politiezones geïnteresseerd, namelijk Antwerpen, Brussel Noord, Brussel Hoofdstad-Elsene, Zuid, Montgomery, Marlow en Luik.
Wat betreft de antitoenaderingsband die in Frankrijk bestaat, heb ik u al maanden geleden een uitgebreid antwoord gegeven om toe te lichten waarom we in ons land niet voor dit systeem kiezen. Het wordt immers ook negatief beoordeeld door verschillende vrouwen en slachtofferorganisaties.
Wat betreft uw vierde vraag, de ontwerprichtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding van geweld tegen vrouwen doorloopt nog de wetgevende procedure en is derhalve nog in volle onderhandeling. Uw vraag hierover komt dus iets te vroeg. Natuurlijk volgen wij de werkzaamheden in het Europees Parlement goed op.
Wat betreft uw vijfde vraag, de arrestatietermijn bedraagt tegenwoordig geen 24, maar 48 uur. De onderzoeksrechters hebben diverse mogelijkheden wanneer ze worden geconfronteerd met een verdachte van wie men vermoedt dat die een onderliggend psychisch probleem heeft. Zo kunnen ze eerst en vooral een expert aanstellen die met kennis van zaken de psychiatrische toestand van de verdachte bepaalt. Dit wordt geregeld in artikel 5 van de interneringswet. Wanneer de onderzoeksrechter zich laat informeren over de geestestoestand van een verdachte maar tegelijkertijd de veiligheid wil garanderen, dan kan hij beslissen om de verdachte op te sluiten in een psychiatrische annex van de gevangenis in afwachting van het expertiseverslag.
Daarnaast kan de onderzoeksrechter ook bevelen dat de verdachte dient te worden opgenomen in een beveiligd klinisch observatorium. De meerwaarde hiervan is dat er in het centrum ook observatie van de verdachte plaatsvindt. Deze observatie vormt een meerwaarde voor het verslag van de expert. Hiervoor zijn plaatsen vrijgehouden in de gevangenis van Sint-Gillis, in afwachting van de opening van de gevangenis van Haren.
Indien de onderzoeksrechter een plaatsing in een psychiatrische instelling aangewezen vindt, kan dit in het kader van een vrijheid onder voorwaarden (VOV), met andere woorden als een noodzakelijke voorwaarde om in vrijheid te worden gesteld in afwachting van de procedure ten gronde. Dit betekent dat de verdachte moet instemmen met deze voorwaarden om in vrijheid te worden gesteld. Concreet moet hij of zij akkoord gaan met de tijdelijke opname in een psychiatrische instelling, erkennen dat hij of zij een onderliggende problematiek heeft en bereid zijn om zich te laten behandelen.
Ik vermeld ook de mogelijkheid tot wijziging van artikel 43 van het Wetboek van strafvordering.
Dan kom ik bij uw laatste vraag. De COL 15/2020, die voorziet in de invoering van het hergebruik door de politiediensten van een tool voor de eerstelijnsrisico-evaluatie inzake partnergeweld, staat een risicobeoordelingsschema voor dat de politieagent moet invullen op basis van de slachtofferverklaring. Die lijst met risico- en beschermende factoren, op een toegankelijke manier opgesteld, gaat over de aan de kaak gestelde feiten, de verdachte, het slachtoffer en de relatie die zij hebben. De lijst omvat met name de intensivering van geweld, de toename van de frequentie ervan of het gebruik van nieuwe vormen van geweld, de doodsbedreiging tegen kinderen, de overtuiging dat het slachtoffer een relatie onderhoudt met een andere persoon, het isolement van het slachtoffer en zelfs geweld tegen huisdieren. Bij verontrustende indicatoren moet de politieagent contact opnemen met de magistraat om hem of haar op de hoogte te stellen van de urgentie van de situatie. Het doel is de meest risicovolle situaties te identificeren, onafhankelijk van de intrinsieke ernst van de feiten. Het rooster van factoren wordt bij elke nieuwe eerste melding aangevuld op basis van het verhoor van het slachtoffer, wat een regelmatige herbeoordeling van de situatie bevordert.
08.03 Katleen Bury (VB): Bedankt voor het uitgebreide antwoord, mijnheer de minister. U bent intensief bezig met de Recidivemonitor. De risicotaxatie wordt in Oost- en West-Vlaanderen al gedeeld met de onderzoeksrechters. Wat al bestaat, kan op vrij korte termijn gedeeld worden met de onderzoeksrechters. Daar kan snel werk van worden gemaakt.
Kan de stalkingsapp versneld uitgerold worden? U hebt het over een studiedag. We hebben het nog altijd over Oost- en West-Vlaanderen. Zeven politiezones hebben interesse. U hebt echter geen concrete datum meegedeeld voor de inwerkingtreding.
De vrouw in Merksplas was niet geholpen met een stalkingsapp. Zij sliep en de zoon was al vermoord voor de vrouw op de hoogte was van wat er gaande was. Er zijn een aantal gevallen van extreme gewelddaden en geweldenaars, waarbij een anti-toenaderingsarmband met een perimeter de slachtoffers beter beschermt. U hebt daarop geantwoord dat er ook negatieve ervaringen met daders zijn die een klein beetje in de perimeter komen en er dan weer uit gaan. Dan gaat er een alarm voor niks af. Dan is het aan de rechters en de politie om daarop te reageren en de persoon die de toenaderingsarmband misbruikt, naar de cel te sturen. Dat is heel simpel. Ik ben ervan overtuigd dat het een middel kan zijn dat slachtoffers wel helpt. Een dader heeft zich maar te houden aan de perimeter en moet daarmee geen spelletjes spelen.
Ik blijf ervan overtuigd en ik zal dezelfde vragen blijven stellen als de drama's zich blijven herhalen. Dat zal ook gebeuren. Misschien komt u dan tot het inzicht dat het nuttig zou kunnen zijn om dat ook te bekijken.
Wat uw uitleg over de onderzoeksrechters betreft, artikel 5 van de interneringswet bestaat. De psychologische of psychiatrische bijstand bestaat. In de praktijk kunnen daders die zich vreemd gedragen of extreem gewelddadig zijn geweest, echter ook opgesloten worden in afwachting van het onderzoek.
Ik heb het hier wel over een verplicht advies, iets wat in een handleiding voor onderzoeksrechters moet komen, waarin staat dat een onderzoeksrechter zich bij zaken van geweld en alle vormen van mishandeling moet laten bijstaan door een psycholoog of psychiater. Dat kan met een soort wachtdienstsysteem. Valt dat te overwegen? Kan daarover nagedacht worden? We zien namelijk nog vaak dat een onderzoeksrechter er alleen voor staat of denkt dat het niet nodig is. Enkel de mogelijkheid tot bijstand kan dus al helpen.
De voorzitster: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Katleen Bury en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Katleen Bury
en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee,
- overwegende dat de fatale gijzeling in Merksplas op zaterdag 25 juni jongstleden een zoveelste geval van zinloos dodelijk partnergeweld is;
- overwegende dat de slachtoffers in dezen niet adequaat geholpen werden;
- overwegende dat onderzoeksrechters te vaak moeten oordelen op basis van ervaring en hun buikgevoel;
- overwegende dat een beter onderzoek en adequatere instrumenten om dodelijk partnergeweld te vermijden zich opdringen;
vraagt de
regering
-na te gaan of er op heden reeds onderzoek gevoerd wordt naar patroonherkenning bij misdrijven inzake partnergeweld (cf. Verenigd Koninkrijk);
- op korte termijn de stalkingsapp versneld over het gehele grondgebied uit te rollen;
- op korte termijn, in het geval van extreem gewelddadige feiten, de antitoenaderingsarmband in te voeren (cf. Frankrijk en Spanje), waardoor de slachtoffers automatisch gewaarschuwd worden en hulp krijgen bij levensbedreigende situaties;
- na te gaan welke initiatieven er al werden genomen betreffende de handleiding voor onderzoeksrechters en na te gaan wanneer deze handleiding gefinaliseerd kan worden;
- op korte tijd te willen verifiëren of het mogelijk is om in geval van onder andere partnergeweld en (kinder)mishandeling een onderzoeksrechter bij hoogdringendheid verplicht advies van een psychiater te laten inwinnen en desgevallend hiertoe een wetgevend initiatief te nemen;
- na te gaan of de factsheets 'intieme terreur' uit Nederland – naast de risicotaxatietool – een meerwaarde kunnen bieden voor de hulpverleners en dit in positief geval ook in te voeren."
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Katleen Bury et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de Mme Katleen Bury
et la réponse du vice-premier ministre et ministre de la Justice et de la Mer du Nord,
- considérant que la prise d'otages mortelle survenue à Merksplas le samedi 25 juin dernier est un nouveau cas de violence insensée entre partenaires entraînant la mort;
- considérant que les victimes n’ont pas été aidées de manière adéquate;
- considérant que les juges d’instruction doivent trop souvent statuer sur la base de leur expérience et de leur intuition;
- considérant qu’une meilleure enquête et des instruments plus adéquats pour éviter les violences entre partenaires entraînant la mort s’imposent;
demande au gouvernement
- de vérifier si des recherches sur la reconnaissance de schémas dans les crimes de violence entre partenaires (cf. Royaume-Uni) ont déjà été menées;
- à court terme, d’accélérer le déploiement de l'application anti-harcèlement sur l’ensemble du territoire;
- à court terme – en cas d'actes extrêmement violents – de mettre en place le bracelet anti-rapprochement (comme en France et en Espagne), qui fait que les victimes sont automatiquement prévenues et secourues dans les situations où leur vie est en danger;
- de vérifier quelles initiatives ont déjà été prises concernant le guide pour les juges d'instruction et de vérifier quand ce guide pourra être finalisé;
- de vouloir bien vérifier à court terme s'il est possible, entre autres dans les cas de violence entre partenaires et de maltraitance (d’enfants), qu'un juge d'instruction doive demander l'avis d'un psychiatre en urgence et, le cas échéant, de prendre une initiative législative à cet égard;
- d’examiner si les « factsheets intieme terreur » utilisées aux Pays-Bas – ainsi que l'outil d'évaluation des risques – peuvent représenter une valeur ajoutée pour les travailleurs sociaux et, le cas échéant, de mettre en place ces deux outils."
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Katja Gabriëls.
Une motion pure et simple a été déposée par Mme Katja Gabriëls.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
Vraag nr. 55029420C van de heer Boukili wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.59 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17 h 59.