Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la
Migration et des Matières administratives |
Commissie
voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken |
du Mardi 5 juillet 2022 Après-midi ______ |
van Dinsdag 5 juli 2022 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 13.35 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.
La réunion publique de commission est ouverte à 13 h 35 et présidée par M. Ortwin Depoortere.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
De voorzitter: Collega's, gelet op zijn agenda, kan de eerste minister in onze vergadering aanwezig zijn tot ongeveer 15.30 uur.
01 Actualiteitsdebat over de koopkracht en toegevoegde vragen van
- Kris Verduyckt aan Alexander De Croo (eerste minister, belast met BZ en EZ) over "De overwinsten van ENGIE" (55027379C)
- Katrien Houtmeyers aan Pierre-Yves Dermagne (VEM Economie en Werk) over "De expertengroep inzake koopkracht en concurrentievermogen" (55028204C)
- Reccino Van Lommel aan Alexander De Croo (eerste minister, belast met BZ en EZ) over "De onderhandelingen met ENGIE Electrabel" (55028516C)
- Peter De Roover aan Alexander De Croo (eerste minister, belast met BZ en EZ) over "De onenigheid binnen de regering over het permanent maken van het sociaal energietarief" (55029146C)
- Peter De Roover aan Alexander De Croo (eerste minister, belast met BZ en EZ) over "De stavaza van de onderhandelingen met ENGIE" (55029149C)
- Raoul Hedebouw aan Alexander De Croo (eerste minister, belast met BZ en EZ) over "De wijziging van de wet van 1996 en de koopkrachtproblemen" (55029321C)
- Sofie Merckx aan Alexander De Croo (eerste minister, belast met BZ en EZ) over "De wijziging van de wet van 1996 en de koopkrachtproblemen" (55029322C)
- Sofie Merckx aan Alexander De Croo (eerste minister, belast met BZ en EZ) over "De koopkrachtmaatregelen en de uitspraak van de heer Egbert Lachaert" (55029369C)
- Wim Van der Donckt aan Alexander De Croo (eerste minister, belast met BZ en EZ) over "De politieke staking van 20 juni 2022" (55028941C)
01 Débat d'actualité sur le pouvoir d'achat et questions jointes de
- Kris Verduyckt à Alexander De Croo (premier ministre, chargé des AET et AEUR) sur "Les bénéfices excédentaires d'ENGIE" (55027379C)
- Katrien Houtmeyers à Pierre-Yves Dermagne (VPM Économie et Travail) sur "Le groupe d'experts en matière de pouvoir d’achat et de compétitivité" (55028204C)
- Reccino Van Lommel à Alexander De Croo (premier ministre, chargé des AET et AEUR) sur "Les négociations avec ENGIE Electrabel" (55028516C)
- Peter De Roover à Alexander De Croo (premier ministre, chargé des AET et AEUR) sur "Le désaccord au sein du gouvernement concernant la pérennisation du tarif social de l'énergie" (55029146C)
- Peter De Roover à Alexander De Croo (premier ministre, chargé des AET et AEUR) sur "Le point sur les négociations avec ENGIE" (55029149C)
- Raoul Hedebouw à Alexander De Croo (premier ministre, chargé des AET et AEUR) sur "La modification de la loi de 1996 et les problèmes de pouvoir d’achat" (55029321C)
- Sofie Merckx à Alexander De Croo (premier ministre, chargé des AET et AEUR) sur "La modification de la loi de 1996 et les problèmes de pouvoir d’achat" (55029322C)
- Sofie Merckx à Alexander De Croo (premier ministre, chargé des AET et AEUR) sur "Les mesures pour préserver le pouvoir d'achat et les propos de M. Egbert Lachaert" (55029369C)
- Wim Van der Donckt à Alexander De Croo (premier ministre, chargé des AET et AEUR) sur "La grève politique du 20 juin 2022" (55028941C)
De voorzitter: De heren Verduyckt, Van Lommel en De Roover zijn niet aanwezig.
01.01 Katrien Houtmeyers (N-VA): Mijnheer de eerste minister, graag had ik verwezen naar de schriftelijke versie van mijn vraag, zodat de vergadering vlot kan verlopen. Intussen is ze echter al wat achterhaald, want ik heb ze op 5 mei ingediend, exact twee maanden geleden, nadat ik een mondelinge vraag had gesteld aan minister Dermagne.
Van minister Dermagne heb ik toen over de expertengroep zeer weinig feedback gekregen, hij is zeer vaag gebleven en erg aan de oppervlakte gebleven, met als gevolg dat ik de dag erna opnieuw een vraag heb ingediend, onder andere om te vernemen of het Parlement betrokken zal worden en inzage krijgt in de adviezen. Ondertussen is het antwoord mij bekend. Neen, het Parlement zal niet betrokken worden, we zullen de informatie eerst via de pers moeten vernemen. Verbazingwekkend is dat niet, we zijn dat ondertussen gewoon, al maakt dat het niet minder erg. Mijn vraag naar de timing is ondertussen ook al beantwoord, namelijk vandaag of gisteren. Mijn vraag of de expertengroep nu stopt, dan wel nog verder zal samenkomen, staat nog open.
Minister Dermagne had ook meegedeeld dat er overleg plaats zou vinden met de sociale partners.
Ik stel vast dat de expertengroep vooral is samengesteld uit professoren en hooggeplaatste functionarissen, we zien geen mensen van het veld, hoewel zij elke dag voeling hebben met de beslissingen. Waarom werden er geen mensen van het werkveld betrokken?
01.02 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Mijnheer de eerste minister, de jongste tijd zijn er veel discussies in de regering, onder andere tijdens barbecues voor de regering, waar veel wordt gepraat, maar wordt daar ook gesproken over de koopkracht van de bevolking? Er kwamen op 20 juni 80.000 mensen op straat om loonopslag boven op de indexering te vragen, de hoge prijzen aan te klagen en op maatregelen in verband met de energieprijzen, waaronder de benzineprijs, aan te dringen. Afgelopen weekend schrok ik dan ook toen ik de verklaring van de heer Lachaert las in de krant dat er geen bijkomende steunmaatregelen inzake de hoge energieprijzen zouden komen, wegens te duur voor de begroting, en dat de winter hard zou zijn.
Bevestigt u de uitspraak van de heer Lachaert in de pers? Zult u niets doen voor de koopkracht van de mensen en tegen de hoge energieprijzen? De mensen verwachten meer dan wat u tot nu toe hebt beslist.
De vraag is ook voor wie de winter hard zal zijn. De zomer zal ook hard zijn. Veel mensen hebben hun vakantieplannen moeten opbergen wegens de hoge energieprijzen. De energie- en oliemultinationals boeken gigantische overwinsten. ENGIE Electrabel boekte vorig jaar 3,4 miljard euro winst en kon de eerste drie maanden van dit jaar meer dan een half miljard euro extra winst noteren dankzij de Belgische kerncentrales. Total Energy boekte vorig jaar 14 miljard euro winst en Shell 18 miljard euro. Zult u extra initiatieven nemen ter vrijwaring van de koopkracht van onze burgers? Zult u nu eindelijk ook eens de overwinsten onder de loep nemen en beslissen om die te belasten?
01.03 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de premier, ik heb enkele korte, aanvullende vragen. Na het tussentijdse rapport is nu ook het definitieve rapport van de expertencommissie van gouverneur Wunsch opgeleverd. U zult zich herinneren dat wij, bij de voorstelling van het voorlopige rapport, hadden gevraagd om dat ook aan het Parlement te bezorgen om het in de commissie te kunnen bespreken. Dat is toen niet gebeurd. We hebben die tekst niet ontvangen. Tenzij ik mij vergis, hebben we ook de definitieve versie nog niet ontvangen. Kan dat rapport, dat toch publieke informatie bevat, ook aan het Parlement worden bezorgd?
De analyse die al een tijdje circuleert, ook in het Parlement, is dat de expertengroep een handige politieke zet van u was om enkele vragen van meer linkse coalitiepartners te kunnen parkeren, zodat het dossier over de koopkracht pas na de zomer zou worden behandeld. Ik kan me indenken dat die analyse enige waarheid zou kunnen bevatten. Na de zomer volgt immers ook de begrotingsopmaak, een context bij uitstek voor de bespreking van grote budgettaire uitdagingen. Klopt die analyse? Was het effectief uw bedoeling om de extra koopkrachtmaatregelen pas na de zomer aan bod te laten komen? Wat wilt u dit jaar nog verwezenlijken? Er wordt intussen ook al geopperd dat het de bedoeling zou zijn om het debat van de koopkracht te doen verschuiven naar het debat over de voorbereiding op de winter, wanneer de gastoevoer in het gedrang komt. Is iemand in uw regering analyses aan het voeden dat het wat minder over de koopkracht moet gaan en wat meer over andere maatregelen? Is het de bedoeling om het actuele thema te doen veranderen?
Wat mij in alle debatten over koopkracht opvalt, is dat er nooit de vraag wordt gesteld hoe de overheid zelf zuiniger zou kunnen zijn en het met minder zou kunnen doen. Waarom lezen we hieromtrent geen voorstellen van de experten? Is die vraag niet gesteld aan de experten inzake koopkracht of durfden ze hier geen antwoord op te formuleren?
01.04 Minister Alexander De Croo: Neemt de regering maatregelen? Twee weken geleden hebben we een van de voornaamste beslissingen genomen die men maar kan nemen: we hebben namelijk de energiemaatregelen tot het einde van het jaar verlengd. Die beslissing, de verlaging van de facturen, kost meer dan 1 miljard euro, meer bepaald 1,3 miljard euro. Dus ja, de regering heeft beslist om maatregelen te verlengen. Het gaat over de verlaging van de btw naar 6 %, voor zowel elektriciteit als gas. We hebben ook besloten om de verhoging van de mazoutcheques te verlengen, zodat die het hele jaar bestrijken. We hebben ook de accijnsverlaging op brandstoffen en het uitgebreid sociaal tarief verlengd.
We stellen de zaken dus helemaal niet uit, integendeel. De regering heeft niet gewacht op de crisis om maatregelen te nemen. Zo is de invoering van het uitgebreide sociaal tarief volgens een analyse van de Nationale Bank een zeer effectieve maatregel. We hadden dus al maatregelen genomen voordat Rusland Oekraïne binnenviel. Nu hebben we ook al beslist, dus voor het begin van de zomer, dat we de maatregelen tot het einde van het jaar aanhouden.
We hebben gevraagd aan de experts om te onderzoeken welke bijkomende maatregelen nuttig kunnen zijn. Daaruit is een zeer breed spectrum aan maatregelen gekomen. Gisteren hebben we het definitieve rapport gekregen. We zullen dus nu de tijd nemen om dat goed te analyseren en na te gaan welke maatregelen we zouden kunnen toevoegen aan die waartoe we twee weken geleden hebben beslist.
Mijnheer Loones, ik moet uw opmerking over het rapport even voorleggen aan de expertengroep zelf. We hadden hun namelijk gevraagd een rapport te maken voor de regering. Ik wil hun gerust vragen of zij akkoord gaan om het ook met het Parlement te delen. Ik denk dat u begrijpt dat ik dat even met hen moet overleggen, maar ik heb daar geen principieel probleem mee.
Van de expertengroep maken niet alleen academici deel uit. Een aantal namen van academici in die expertengroep valt u op, omdat zij vaak in de media komen. Die expertengroep is dus samengesteld uit personen met een diverse achtergrond. Sommigen zijn macro-economen, anderen zijn dan weer arbeidsmarktspecialisten en nog iemand anders is dan weer gespecialiseerd in internet en e-commerce. Aangezien het hier een eindrapport betreft, geven we de expertengroep in principe geen extra opdracht meer. We hebben gisteren de gouverneur bedankt voor zijn coördinerende rol en de experts voor hun inspanningen.
Wat de overwinsten betreft, heeft de minister van Energie op 28 juni 2022 in de commissie al uitgebreid het onderzoek van de Nationale Bank en de CREG toegelicht. Het komt haar en de minister van Financiën toe om voorstellen aan de regering voor te leggen. Naast de overwinstenproblematiek onderzoekt zij ook de omvorming van de btw naar accijnzen voor de elektriciteit- en gasfactuur. Het expertenrapport stelde trouwens dat die hervorming erg nuttig zou kunnen zijn.
Mijns inziens kunnen we dus spreken van een zeer nuttige oefening, waardoor we inzicht hebben verworven welke maatregelen het beoogde effect hebben gehad en dus nuttig zijn gebleken. Voorts heeft het ons ook geholpen te beslissen om maatregelen tot het einde van het jaar te verlengen. Daarnaast kunnen we op basis van het rapport ook nog bijkomende maatregelen nemen. We hebben pas gisteren het rapport ontvangen, dus u begrijpt wel dat we enkele weken de maatregelen goed zullen analyseren, om vervolgens te beslissen welke maatregelen we eventueel overnemen.
Mevrouw Merckx, u zei dat het geen makkelijke winter zal worden. Het is ook geen makkelijke zomer. Op dat vlak hebt u absoluut gelijk. Nemen we de situatie op de energiemarkten onder de loep, dan stellen we vast dat er in sommige landen niet alleen over de prijs wordt gediscussieerd, maar dat er ook bezorgdheid is over de bevoorradingsveiligheid. Dat is in België niet het geval, gelet op onze toereikende voorraad gas dankzij onze investeringen in het verleden.
België is een doorvoerland voor gas. Onze invoer is ook zeer gediversifieerd en zeer weinig blootgesteld aan Rusland. Voor een aantal andere, grote Europese economieën is er wel een gevaar op het vlak van de bevoorradingszekerheid. Rechtstreeks heeft dat geen impact op ons, maar onrechtstreeks kan die impact natuurlijk gigantisch zijn. Mochten in bepaalde landen de industriële activiteiten vertragen omdat ze minder gas krijgen, dan zou dat natuurlijk ook een impact op onze economie hebben.
Laat het echter duidelijk zijn dat de regering van bij het begin de nodige maatregelen heeft genomen om de mensen die het meest in de problemen zitten, zoveel mogelijk te steunen. Wij zijn er steeds duidelijk over geweest dat wij de maatregelen zouden verlengen, als de prijzen hoog bleven. Wij hebben voor de zomer al een beslissing genomen waardoor de mensen nu al duidelijk weten dat de verlaging van de btw en de accijnzen en het uitgebreide sociaal tarief ook de komende winter van toepassing blijven.
01.05 Katrien Houtmeyers (N-VA): Mijnheer de eerste minister, ik heb de indruk dat de vivaldiregering ons leven compleet wil controleren met de bijkomende maatregelen. Ik zou dan ook nog moeten geloven dat dat voor mijn eigen bestwil is. Dat is toch echt een serieuze betutteling. U fronst de wenkbrauwen, maar als de regering de mensen aanraadt om minder energie te gebruiken en om slechts 100 kilometer per uur te rijden, dan komt dat echt neer op controlesystemen van de regering en een zeer hoge mate van betutteling. Ik zou daar graag zelf over kunnen beslissen.
Collega Loones haalde daarnet aan dat de samenstelling van de expertengroep een handige politieke zet kan zijn geweest. U zegt wel dat de keuze van de experten zeer divers is, maar het blijven absoluut mensen die functioneren vanuit hun bureau en die niet echt in het veld staan. Dat hebben wij ook twee jaar geleden in de commissie voor Economie al aangehaald, toen wij minister Dermagne er tijdens de coronacrisis op wezen dat de containerprijzen gigantisch aan het stijgen waren en dat de problemen eraan kwamen. Volgens hem was er echter geen probleem. Er was volgens hem geen probleem met de stijgende transportprijzen en van de prijsstijgingen en de inflatie in het algemeen zei men dat die beperkt zouden blijven. Het is uiteindelijk allemaal anders uitgedraaid.
Men zou dan toch lessons learned verwachten en een grote betrokkenheid van meer mensen uit de praktijk, maar dat is absoluut niet het geval geweest. In het begin was ik teleurgesteld, maar hoopte ik toch dat het nog zou keren. Het rapport is nu met veel toeters en bellen aangekondigd, maar de inhoud is toch twijfelachtig. Het is logisch dat u het rapport zeker en vast nuttig noemt, maar het is zeker ook zeer tijd- en waarschijnlijk ook zeer kostenintensief geweest. Ik vind dat absoluut teleurstellend.
01.06 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, si je comprends bien ce que vous avez dit, il n'y aura pas de nouvelle mesure pour le pouvoir d'achat. Vous avez décidé de prolonger ce qui était en cours.
N'avez-vous pas dit cela?
01.07 Minister Alexander De Croo: Ik heb mij daar niet over uitgesproken, u legt mij woorden in de mond.
Je n'ai pas dit cela. J'ai dit que les mesures actuelles sont prolongées jusqu'à la fin de l'année. Vous avez dit qu'on n'avait pas l'intention de prendre des mesures. La prolongation est quand même une mesure. Je ne me suis pas exprimé sur la question de savoir s'il y aura, oui ou non, plus de mesures.
01.08 Sofie Merckx (PVDA-PTB): D'accord. En tout cas, je pense que vous n'avez pas dit un mot sur la manifestation de 80 000 personnes qui a eu lieu le 20 juin dans la rue. Ces gens ont été dans la rue quand les mesures sur le pouvoir d'achat étaient déjà décidées; la situation des gens est vraiment intenable. Ils ne peuvent plus faire leurs courses, ils ne peuvent pas aller en vacances. Je pense que vous ne vous rendez toujours pas compte qu'il faut justement plus de mesures. Aujourd'hui, le prix à la pompe reste beaucoup trop haut par exemple. Mais effectivement, vous n'osez pas non plus demander quelque chose à ceux qui aujourd'hui profitent de la crise. Parce qu'ils sont là, les ENGIE-Electrabel, et les multinationales du pétrole, entre autres. Vous tardez à prendre aussi des mesures pour financer éventuellement d'autres mesures. En tout cas, si vous ne prenez pas de nouvelles mesures, je pense que cela a déjà été annoncé: les gens seront de nouveau dans la rue cet automne pour en réclamer davantage. Le 19 septembre et le 7 novembre notamment sont déjà annoncés comme jours d'action et de grève.
De voorzitter: Hoewel het enigszins tegen het Reglement indruist, krijgt u het woord voor een repliek, mijnheer Loones.
01.09 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik had hier niet op gerekend maar ik maak er graag gebruik van.
Mijnheer de eerste minister, ten eerste zei u dat het een nuttige oefening was die 'ons' veel inzicht geeft. De vraag is wie die 'ons' is. Het gaat in elk geval al om de regering, want u hebt het rapport gekregen, en ook om de pers, want we lazen alle analyses van dat rapport al in de kranten. Het Parlement hoort er blijkbaar echter niet bij. Dat hebben we vorige week trouwens ook kunnen vaststellen, naar aanleiding van de analyse die mevrouw De Bleeker alleen aan De Standaard en Le Soir had bezorgd. Zelfs binnen de pers zijn er dus blijkbaar nog groepjes. We willen u graag uitnodigen om ons op te nemen in uw bubbel en transparant te zijn wat betreft de documentatie die wordt opgesteld.
Ten tweede, u zei dat de maatregelen van de experts een heel breed spectrum beslaan. Ik kan alleen vaststellen dat in heel wat domeinen en bij heel wat experts de basisreflex is verdwenen om eerst te bekijken of we niet wat zuiniger kunnen zijn binnen de overheid zelf, of we niet op onszelf kunnen besparen vooraleer we extra lasten opleggen. Ik heb gouverneur Wunsch daar trouwens ook op aangesproken. Als we wat op onszelf besparen, kunnen we misschien ook wat meer doen voor de mensen die smeken om extra koopkracht.
L'incident est clos.
- Koen Metsu aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De verduidelijking van de Nationale Veiligheidsstrategie" (55027325C)
- Koen Metsu aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De haalbaarheid van de Nationale Veiligheidsstrategie" (55027326C)
- Koen Metsu aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De problemen bij de FGP" (55027327C)
- Koen Metsu aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De complexe (staats)structuur" (55027328C)
- Sigrid Goethals aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De noodkreet van de federale gerechtelijke politie" (55027775C)
- Peter Buysrogge aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Een hostile operating environment" (55027950C)
- Koen Metsu aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De Nationale Veiligheidsstrategie en PPS voor technologie en innovatie" (55028091C)
- Koen Metsu à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Des précisions sur la Stratégie de sécurité nationale" (55027325C)
- Koen Metsu à Alexander De Croo (premier ministre) sur "La faisabilité de la Stratégie de sécurité nationale" (55027326C)
- Koen Metsu à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Les problèmes à la PJF" (55027327C)
- Koen Metsu à Alexander De Croo (premier ministre) sur "La structure (étatique) complexe" (55027328C)
- Sigrid Goethals à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Le cri d'alarme lancé par la police judiciaire fédérale" (55027775C)
- Peter Buysrogge à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Un environnement opérationnel hostile" (55027950C)
- Koen Metsu à Alexander De Croo (premier ministre) sur "La Stratégie de sécurité nationale et les PPP en matière de technologie et d'innovation" (55028091C)
02.01 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de voorzitter, gelet op de beperkte tijd van de eerste minister en het feit dat ik iedereen de kans wil geven om zijn vraag nog voor het reces te stellen en er ook een antwoord op te krijgen, verwijs ik naar de ingediende vragen.
Geachte premier, volgens de Nationale
Veiligheidsstrategie (NVS) “heeft enkel de EU zowel de relevante schaal, de
bevoegdheden en de middelen om over het spectrum van zowat alle relevante dreigingen
die in de NVS aan bod komen, een adequaat beleid tot stand te brengen. Ons land
zal in die context ook zelf alle nodige inspanningen leveren om mee
verantwoordelijkheid opnemen voor zijn eigen en de gezamenlijke veiligheid van
de EU, de NAVO en hun lidstaten." Het is de doelstelling van deze NVS dat
België zelf een adequaat beleid tot stand brengt. We kunnen niet alleen op de
EU rekenen. We moeten wel degelijk zelf de nodige inspanningen leveren. In de
NVS staat ook dat “de bestrijding van straffeloosheid voor ernstige misdrijven
uit hoofde van het internationaal recht van essentieel belang is om de
rechtsstaat op internationaal niveau te versterken, slachtoffers recht te doen
en duurzame vrede te waarborgen."
Daarom heb ik volgende vragen: Kan u deze
contradictie even verduidelijken (a.d.h.v. het subsidiariteitsprincipe)? Wat
moet België zelf doen? En wat moeten de EU en de NAVO doen? (NVS) werden zowel
bestaande beleidsmaatregelen opgenomen die reeds tegemoetkomen aan bestaande
noden, als nieuwe beleidsoriëntaties en nieuwe beleidsinitiatieven? Kan u
verduidelijken op welke concrete manier misdrijven tegen het internationaal
recht zullen worden bestraft? Kan u dat toelichten met het praktijkvoorbeeld
van Rusland en hun invasie in Oekraïne (schending ius ad bellum en ius in
bello)?
Geachte premier, de Nationale
Veiligheidsstrategie (NVS) biedt een langetermijnvisie van 10 à 15 jaar. Hij
moet bijdragen tot een veiligheidscultuur waarin een verhoogd bewustzijn van
risico's en dreigingen wordt gekoppeld aan de expliciete verdediging van
belangen en waarden. Centraal staan weerbaarheid en een proactief beleid
(intern en extern). Weerbaarheid is een geheel van maatregelen die onze
samenleving in staat moet stellen om te blijven functioneren door zich te beschermen
tegen en te reageren op incidenten die haar vitale belangen en fundamentele
waarden onder druk zetten, zelfs wanneer deze rechtstreeks worden aangevallen
of door grootschalige crisissen in gevaar gebracht worden. Nationale
zelfredzaamheid is niet voldoende. Het gaat ook over Europese zelfredzaamheid
en de zelfredzaamheid van de NAVO. Risico's en bedreigingen worden bij voorkeur
zo vroeg en zo ver mogelijk aangepakt. Volgens het principe “cooperate when you
can, push back when you must" zal België ernaar streven alle landen,
inclusief de grootmachten, actief te betrekken bij multilaterale samenwerking
om gedeelde uitdagingen aan te pakken. Een inclusieve wereldorde is de meest
effectieve. We kunnen van mening verschillen over de wenselijkheid van heel wat
beleidsoriëntaties in uw NVS. De cruciale vraag is naar de haalbaarheid van de
vele wensen die in de NVS terug zijn te vinden. We leven vandaag helaas niet in
de ideale wereld.
Daarom heb ik volgende vragen: Op welke
manier zal de premier de beleidsmakers overtuigen van de noodzakelijke
veiligheidscultuur? Hoe schat de premier de huidige weerbaarheid en
zelfredzaamheid van België in? Wat is het verschil tussen de 'what is' en de
'to be' situatie? Hoe groot is het gat dat moet worden gedicht?
Zelfde vraag voor de EU en de NAVO. Acht
de premier alle doelstellingen en beleidsoriëntatie van de NVS haalbaar en
realistisch? Wij alvast niet. We mogen wensen niet voor werkelijkheid nemen.
Hoe gaat België zijn stempel drukken in het buitenland door een leidersrol in
te nemen? Hoe gaat België de beoogde rol van bruggenbouwer invullen? Welke
verplichtingen en verantwoordelijkheden horen daarbij? Kan u het principe
“cooperate when you can, push back when you must" eens toepassen op de
oorlog in Oekraïne voor België, de EU, de NAVO en de VN?
Geachte premier, de uitvoering van
strategische (Nationale Veiligheidsstrategie en Kadernota Integrale Veiligheid)
en operationele plannen (Nationaal Veiligheidsplan) kan pas slagen wanneer een
financieel plan de nodige budgetten voorziet voor de uitvoering ervan. Het is
essentieel dat wordt voorzien in voldoende en adequate mensen en middelen. Zo
niet, worden het symbolische plannen of wenslijsten. Het kan niet dat aan geen
van deze plannen begrotingen of budgetplannen zijn gekoppeld. De toestand van
de begrotingen is vandaag rampzalig. Er is een schrijnend gebrek aan geld. Maar
bovendien ook aan personeel. Bij de federale gerechtelijke politie is de
toestand zo ernstig dat zij haar taken niet meer kan uitvoeren. Ze zullen ook de
KIV en het NVP niet kunnen uitvoeren. Op een bijeenkomst van de Nationale
Veiligheidsraad op 1 december 2021 kregen vertegenwoordigers van het Openbaar
Ministerie en van de federale gerechtelijke politie de gelegenheid de
problematiek van het gebrek aan middelen in extenso uiteen te zetten, gevolgd
door een bespreking met de premier en de bevoegde ministers. De ernst van de
problematiek werd door de NVR onderkend. U formuleerde als conclusie dat de
problematiek het voorwerp zou uitmaken van verder overleg tussen de Eerste
Minister, de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken.
Daarom heb ik volgende vragen: Kan u
meedelen waarom aan geen enkel van de drie veiligheidsplannen (NVS, KIV &
NVP) een begroting of budgetplan is gekoppeld dat voorziet in de mensen en
middelen om de plannen uit te voeren? Zal daar werk worden van gemaakt? Kunt u
bevestigen dat het NVP en de KIV zijn goedgekeurd door het SCIV, de NVR, de
Federale Ministerraad en de IMC? Op welke data gebeurde dat? Waarom kreeg het parlement
tot op heden nog geen inzage in of toelichting van de beide plannen door de
bevoegde ministers? Kan u verslag uitbrengen van de uiteenzetting van de
vertegenwoordigers van het Openbaar Ministerie en van de federale gerechtelijke
politie op de NVR d.d. 1 december 2021? Heeft de problematiek inmiddels het
voorwerp uitgemaakt van overleg tussen u en de Ministers van Justitie en
Binnenlandse Zaken? Wat is het resultaat van dit oplossingsgericht overleg?
Geachte premier, de Nationale
Veiligheidsstrategie (NVS) merkt terecht op dat België wordt gekenmerkt door
een historisch gegroeide complexe institutionele en politieke structuur waarmee
rekening moet worden gehouden in het veiligheidsbeleid. Voor de opvolging en
implementatie van de NVS wordt gerekend op de bestaande Nationale
Veiligheidsraad (NVR) en de voorbereidende comités (Strategisch Comité
Inlichtingen en Veiligheid (SCIV) en Coördinatiecomité Inlichtingen en
Veiligheid (CCIV)). Binnen de FOD Kanselarij zal een extra
coördinatiecapaciteit worden uitgebouwd. Interdepartementale teams voor
beleidsontwikkeling en -uitvoering zullen ook verder worden ontwikkeld. En er
wordt gekeken hoe een nationale veiligheidscel kan bijdragen tot samenwerking
met de sectoren. De complexe structuur wordt dus nog wat complexer. In het
verslag van de heer Willy Bruggeman d.d. 24 augustus 2018 met een stand van
zaken betreffende de opvolging van de aanbevelingen van de POC 223 lazen we dat
er een behoefte was om (onder de coördinatie van de NVR) de vele richtlijnen,
structuren, werkgroepen en ad hoc comités te saneren en te structureren. Er was
nood aan een evaluatie van de inhoudelijke werking van de NVR en het CCIV,
SCIV. Er was nood aan een overzicht van de werkzaamheden van de werkgroepen en
platformen die onder deze organen werkzaam zijn.
Daarom heb ik volgende vragen: Met welke
maatregelen zal u de historisch gegroeide complexe institutionele en politieke
structuur in het veiligheidsbeleid aanpakken en vereenvoudigen? Gaat u werk maken van een evaluatie van de inhoudelijke
werking van de NVR, de NVO, het CCIV en het SCIV? Wat is uw over de werking van
deze organen? Waar zijn verbeteringen mogelijk en dewelke? Kan u een overzicht
geven van de werkzaamheden van de werkgroepen en platformen die nu al onder
deze organen werkzaam zijn? Waarom worden er nog bij gecreëerd? Welke ruimte
voor sanering en herstructurering is er hier? Werd al een extra
coördinatiecapaciteit uitgebouwd binnen de FOD Kanselarij? Zijn er
interdepartementale teams voor beleidsontwikkeling en -uitvoering ontwikkeld?
Wat zijn hun opdrachten? Op welke manier zal een nationale veiligheidscel
bijdragen tot samenwerking met de sectoren?
Geachte premier, volgens de Nationale
Veiligheidsstrategie (NVS) zullen voor een krachtige bestrijding van de
(georganiseerde) criminaliteit digitale innovatie en specifieke innovatieve
onderzoekstechnieken worden aangewend, met de nodige waarborgen voor de
privacy. Het monitoren van nieuwe technologieën zal een belangrijk onderdeel
zijn van de Strategische toekomstanalyse (Strategic Foresight Analysis).
Technologische onafhankelijkheid van buitenlandse mogendheden is van cruciaal
belang. Er moet ook een kader worden geschapen waarin bedrijfsleven en
veiligheidsdiensten nauwer samenwerken. Een nieuw wetgevend kader moet meer
systematische samenwerking mogelijk maken tussen de bedrijfswereld en de
veiligheids- en inlichtingendiensten.
Daarom heb ik volgende vragen: Welke
digitale innovatie en specifieke innovatieve technologieën zullen worden
aangewend in de strijd tegen de criminaliteit? Voor welke doeleinden? Welke
ethische vraagstukken roepen ze op? Hoe zal de privacy worden gewaarborgd? Hoe
en door wie zal de monitoring van nieuwe technologieën in het kader van de
Strategische toekomstanalyse plaatsvinden? Op welke manier zal de regering de
technologische onafhankelijkheid van buitenlandse mogendheden bewerkstelligen?
Waarom moet een kader worden geschapen waarin bedrijfsleven en
veiligheidsdiensten nauwer samenwerken? Wat is het probleem vandaag? Kunt u het
kader schetsen van het nieuw wetgevend initiatief om meer systematische
samenwerking mogelijk te maken tussen de bedrijfswereld en de veiligheids- en
inlichtingendiensten? Wat zijn de doeleinden, hoe zullen die worden bereikt,
wat zijn de materiële en procedurele voorwaarden en hoe zal de transparantie
worden verzekerd? Wat is de huidige stand van zaken? Hartelijk dank voor uw
antwoorden.
02.02 Sigrid Goethals (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik volg het voorbeeld van collega Metsu en verwijs naar de ingediende vraag.
Geachte meneer de eerste minister, het
werd afgelopen woensdag tijdens de hoorzitting met de top van het openbaar
ministerie zeer duidelijk dat onze overheid niet meer adequaat kan voorzien in
elementaire taken zoals het garanderen van de veiligheid. Met foto's van
folteringen en liquidaties slaakt het gerecht een noodkreet over het gebrek aan
onderzoekscapaciteit. Een tekort aan personeel en middelen maakt het hen
nauwelijks tot niet meer mogelijk om de internationale criminaliteit gevestigd
in België het hoofd te kunnen bieden. In deze nooit gezien noodkreet
vraagt de federale gerechtelijke politie (FGP) concreet om een verhoging van
het jaarlijks budget van 35 naar 55 miljoen euro en een versterking van hun
speurders op het terrein. Bij gebrek aan capaciteit moest nu al, en we spreken
over georganiseerde criminaliteit, het onderzoek in twee dossiers, en niet de
minste – een wapentrafiek en een voertuigentrafiek – worden stil gelegd en
worden twee informaties over georganiseerde criminaliteit in Brussel niet
verder geëxploiteerd. De Brusselse procureur-generaal benadrukte dat ze eind
vorig jaar, op de nationale veiligheidsraad (NVR) van 1 december, de regering
inlichtte over deze precaire situatie. De vraag is echter op de rotsbodem
gevallen.
Meneer de eerste minister, mijn vragen
hierover zijn de volgende: Wat is er sinds de nationale veiligheidsraad van 1
december 2021 gebeurd? U werd op dat moment, samen met de minister van
Binnenlandse Zaken en Justitie, geattendeerd op de kritieke toestand bij de
FGP. Welke overlegmomenten hebben wanneer plaatsgevonden na de NVR en wat is op
die momenten exact gezegd of beslist? Wat is er tijdens de
begrotingsbesprekingen van december 2021 beslist inzake deze problematiek? Werd
er effectief meer budget gevraagd door de minister van Binnenlandse Zaken?
Waarom hebt u, gezien de ernst van de situatie, deze problematiek niet op tafel
gegooid om tegemoet te komen aan de precaire situatie bij de FGP?
02.03 Peter Buysrogge (N-VA): Mijnheer de eerste minister, mijn vraag werd ongeveer 50 dagen geleden ingediend en misschien denkt men dat de thematiek intussen wat verouderd is, maar niets is minder waar. Als men ziet dat heel wat diplomaten en inlichtingendiensten in Europa en België actief zijn op het vlak van spionage en inmenging, dan doet ons dat allen de wenkbrauwen fronsen. Als men verder ziet dat diplomaten veroordeeld worden voor terrorisme, als men ziet wat er gebeurt met Assadollah Assadi, dan doet dat nog meer de wenkbrauwen fronsen.
In de Nationale Veiligheidsstrategie wordt specifiek aandacht besteed aan het onderwerp van diplomaten en buitenlandse inlichtingendiensten die in België actief zijn. België is immers een aantrekkingspool, met de Europese Unie en het hoofdkwartier van de NAVO. Een kleine passus in de Nationale Veiligheidsstrategie spreekt over de hostile operating environment. Wij moeten ons diplomatenkorps, onze medewerkers en onze politieke vertegenwoordigers bewust maken van de gevaren van spionage en van inmenging door allerlei regimes.
Welke acties zullen er allemaal voortvloeien uit die Nationale Veiligheidsstrategie? Als men weet dat er eind maart nog 21 Russische diplomaten het land werden uitgezet op verdenking van spionage, dan is een ernstig en doordacht beleid niet meer dan op zijn plaats.
02.04 Minister Alexander De Croo: Geachte leden, wij hebben hier reeds een aantal keren uitgebreid gesproken over de Nationale Veiligheidsstrategie. Misschien moeten wij een vaste afspraak maken in deze commissie, bijvoorbeeld elk jaar in maart, om een discussie te hebben over die Nationale Veiligheidsstrategie, hoe ver wij staan en wat de veiligheidsevolutie is. Dan kunnen wij die punten enigszins concentreren. Een strategie is immers niet iets wat voor tien jaar in steen gebeiteld is. Misschien is het een goede werkwijze om dan alle vragen te bundelen.
Er werden vragen gesteld over de verhouding tussen het nationale en het internationale niveau. Wij hebben dat in maart uitgebreid besproken. In het plan zelf staat daarover een duidelijke toelichting, met name over de sterke verwevenheid van onze interne met onze externe veiligheid.
Het veiligheidsbeleid vereist dat we zowel doortastende maatregelen hebben in België, om ons land weerbaarder te maken, als in het buitenland, om ervoor te zorgen dat de op regels gebaseerde internationale orde kan worden gerespecteerd. Ik ben ervan overtuigd dat we dit alleen maar kunnen doen in partnerschappen. Enerzijds moeten we dat doen in EU-verband. Daarom sluit onze strategie heel nauw aan bij multilaterale veiligheidsstrategieën zoals de EU Global Strategy en het Strategisch Concept van de NAVO. Als gastland van de EU en de NAVO hebben we ook een bijzondere verantwoordelijkheid.
In het plan staat ook heel duidelijk hoe we de bestraffing van misdrijven tegen het internationaal recht zullen aanpakken. Een samenwerking tussen staten maar ook tussen staten en internationale strafhoven en andere onderzoeksmechanismen zijn noodzakelijk om die doelstelling te bereiken. België hecht hier veel belang aan. Het is een van de grote prioriteiten in ons buitenlands beleid.
Op intern niveau vereist de intrinsieke ernst van deze misdaden, die niet alleen in België maar ook internationaal de openbare orde ondermijnen, een prioritaire aanpak van onderzoeken naar ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht, met name deze die betrekking hebben op genocide en misdaden tegen de menselijkheid en de ernstige oorlogsmisdaden.
Een concreet voorbeeld daarvan is de Belgische financiële bijdrage aan het Internationaal Strafhof, via een vrijwillige bijdrage aan het trustfonds om de hogere werklast het hoofd te kunnen bieden, bijvoorbeeld met betrekking tot Oekraïne. België en meer dan 40 andere landen die partij zijn van het statuut van Rome hebben de situatie in Oekraïne trouwens naar het Internationaal Strafhof doorverwezen. Wij stellen ook forensische experts ter beschikking van het Strafhof.
We hebben het in maart ook al gehad over de haalbaarheid van de strategie. Het is geen plan dat tot in details is uitgewerkt, maar eerder een globale strategie. Het is de bedoeling dat de verschillende departementen die betrokken zijn bij de internationale veiligheidsstrategie deze specifieke key performance indicators zullen definiëren. Binnen de Kanselarij zal een cel van twee personen worden gecreëerd voor de operationele opvolging hiervan. Het zal de taak van elke minister zijn om vervolgens de vertaalslag naar zijn of haar beleid te maken.
Een van de kernelementen van de Nationale Veiligheidsstrategie is dat veiligheid en veerkracht niet alleen beperkt zijn tot de klassieke veiligheidsdepartementen. We moeten naar een bredere veiligheidscultuur kunnen gaan, waarin ook economische elementen een zeer belangrijke rol kunnen spelen.
Met betrekking tot de veiligheidsstrategie of de veiligheidscultuur zijn er aanpassingen gebeurd in de samenstelling van het Coördinatiecomité voor Inlichtingen en Veiligheid. Er is ook een nieuwe strategie opgesteld op het gebied van cyberveiligheid en het Centre for Cyber Security werd geherwaardeerd. Tevens is er een principeakkoord over de hervorming van de Nationale Veiligheidsoverheid. We zijn dus een aantal hervormingen aan het doorvoeren om voldoende sterke structuren in de veiligheidsstrategie te brengen, om ze ook in praktijk te kunnen brengen. Daar staan ook extra middelen tegenover. Ik begrijp natuurlijk ook de verzuchtingen van de justitie en de politie. Als we daar een oplossing voor willen bieden, moeten we een structurele oplossing bieden die ook werkt op het gebied van efficiëntie. Ze moet er dus voor zorgen dat we een grotere effectiviteit en efficiëntie kunnen hebben ten opzichte van de investeringen die we doen.
Een correcte herwaardering van de federale gerechtelijke politie is een van de elementen die aan de orde zijn. Daar zijn de voorbije weken ook al aankondigingen over geweest. We moeten zorgen dat we radicalisering, terrorisme en georganiseerde drugshandel op de juiste manier kunnen aanpakken. Er zijn beslissingen genomen die de federale gerechtelijke politie sterker moeten kunnen maken.
Mijnheer Buysrogge, uw vraag over de hostile operating environment gaat eerder over welke methoden onze inlichtingendiensten hanteren. Het is moeilijk om daar in een publieke zitting op in te gaan. De ambitie is uiteraard om onze eigen diensten verder bewust te maken en te kunnen versterken. Inzake attributie heb ik in het verleden al een paar keer geantwoord dat daarvoor effectief procedures bestaan, maar dat het niet altijd mogelijk is om een attributie definitief te doen. Het is niet omdat er een procedure is, dat men er ook in slaagt om een attributie te doen.
Mevrouw Goethals, we hebben inderdaad in de strategie opgenomen dat er een wettelijk kader zou komen voor meer samenwerking tussen de veiligheidsdiensten en de bedrijfswereld. Dat past ook binnen de algemene filosofie dat investeringen in onze veiligheid, bijvoorbeeld ook de investeringen die we zullen doen in defensie, een veel grotere economische return moeten kunnen realiseren. Zeker op het gebied van cybersecurity is dat het geval en is een zeer nauwe samenwerking met de private sector cruciaal.
Bij de bespreking in maart heb ik ook al voor een stuk gewezen op de ethische vraagstukken die kunnen opduiken. Technologie kan ons natuurlijk bijzonder goed helpen om veiligheid beter te organiseren, maar technologie wordt soms ook gebruikt door bijvoorbeeld autoritaire regimes, op een zeer efficiënte manier en vaak onder het mom van veiligheid. Als nieuwe technologie gebruikt wordt, bijvoorbeeld technologie op het gebied van gezichtsherkenning, moeten we er ook voor zorgen dat er geen secundaire effecten zijn die, onder het mom van vrijheid, uiteindelijk een grote stap achteruit zouden betekenen ten opzichte van onze basismensenrechten.
In mijn ogen kunnen dergelijke systemen enkel gebruikt worden als er voldoende transparantie kan worden gegarandeerd.
02.05 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de eerste minister, uw voorstel om de Nationale Veiligheidsstrategie jaarlijks te evalueren en op te volgen, vind ik een goed voorstel, dat wij zeker kunnen en willen steunen.
Ik meen echter te mogen stellen dat de rest van uw antwoorden eerder mager was. Ik vond ze ook erg vaag. U antwoordde dat we zaken zullen doen voor de FGP, dat we technologie zullen gebruiken enzovoort. Nog geen twee weken geleden vond een vernietigende hoorzitting plaats met vertegenwoordigers van de FGP. De daar gebruikte woorden waren aberrant, het was ongelooflijk. Zelden heb ik dergelijke krasse uitspraken gehoord van pioniers of heel belangrijke personen binnen ons veiligheidsmilieu.
Mijnheer de voorzitter, in onze commissie Binnenlandse Zaken zijn we het wel gewend dat er nooit echt geantwoord wordt op de gestelde vragen, dat de antwoorden eerder vaag en hol blijven. Dat lijkt mij toch een aandachtspunt te worden. Om tijd te winnen verwijzen wij hier naar onze ingediende vragen, maar ik ben van de antwoorden helaas niet veel wijzer geworden.
02.06 Sigrid Goethals (N-VA): Mijnheer de premier, bedankt voor uw antwoord. Jammer genoeg moet ik het met mijn collega eens zijn als hij stelt dat uw antwoorden zeer vaag blijven. Daarmee staat u overigens niet alleen, want van de minister van Binnenlandse Zaken krijgen we eigenlijk heel vaak soortgelijke antwoorden.
Op 1 december kwam de Nationale Veiligheidsraad samen en u hebt toen ook een schrijven ontvangen, maar ik vind het heel jammer dat er toen niet is gereageerd. Wij hebben hier vertegenwoordigers van de FGP moeten horen vooraleer er echt tot actie werd overgegaan. Maanden zijn verloren gegaan. Die tijd had uw regering nochtans goed kunnen gebruiken. Ik blijf dus enigszins op mijn honger. Ik vind het sneu voor alle betrokkenen dat er niet eerder gereageerd is.
02.07 Peter Buysrogge (N-VA): Mijnheer Metsu, de strategie om te verwijzen naar de ingediende vraag, in de hoop om dan een volledig antwoord te krijgen, werkt niet. Ik kan u zeggen dat de vraag hier volledig toelichten in de hoop op een volledig antwoord echter evenmin werkt.
Mijnheer de eerste minister, u hanteert blijkbaar het motto luister naar mijn woorden, kijk niet naar mijn daden. In de Nationale Veiligheidsstrategie is de hostile operating environment opgenomen als een actiepunt. U hebt de mond vol van een veiligheidscultuur. U zei verder dat u hier eigenlijk niet detail kunt treden over wat dat precies inhoudt. Ik zal dus via het Comité I en de Begeleidingscommissie een vervolgvraag moeten stellen, in de hoop daar wel vertrouwelijke informatie te kunnen krijgen.
Ik kan mij echter voorstellen dat het voor de inlichtingendiensten niet echt inspirerend werkt als u enerzijds zegt dat u werkt aan thema's als spionage door diplomaten terwijl u anderzijds de deur openzet en met Iran deals maakt over veroordeelde terroristen. Dat werkt toch niet echt motiverend voor onze inlichtingendiensten.
Het incident is gesloten.
03 Question de François De Smet à Alexander De Croo (premier ministre) sur "La convocation d’un Codeco par le gouvernement wallon sur la question des finances communales" (55027619C)
03 Vraag van François De Smet aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De bijeenroeping van het Overlegcomité door de Waalse regering over de gemeentefinanciën" (55027619C)
03.01 François De Smet (DéFI): Monsieur
le Premier Ministre, depuis des années, nos communes peinent à garder la tête
hors de l’eau. Au fil des réformes successives, le fédéral s’est en effet
déchargé de toute une série de politiques, au détriment des pouvoirs locaux,
qui doivent désormais en assumer humainement et aussi financièrement la charge.
Rien que cette année, l’Union des villes et des communes de Wallonie rapporte
que les municipalités wallonnes seront impactées à hauteur de 295 millions
d’euros, et jusqu’à 337 millions à l’horizon 2024. Ce sont des sommes énormes
auxquelles elles ne peuvent résolument plus faire face aujourd’hui. Et il ne faut
pas nous tromper, la principale victime de ce désinvestissement, c’est le
citoyen, qui ne pourra plus compter sur des services publics locaux de qualité,
faute de financement suffisant. C’est la raison pour laquelle, le gouvernement
wallon a saisi le Codeco début mai: Pour remettre la question des finances
communales sur la table et parvenir à un accord plus équilibré qui permettra de
donner enfin une bouffée d’air à nos pouvoirs locaux.
En conséquence, Monsieur le Premier Ministre: •Reconnaissez-vous que la charge financière que le fédéral fait peser aux communes devient de plus en plus importante? Pourriez-vous me communiquer les montants qui sont redistribués par le fédéral chaque année aux pouvoirs locaux? •Face à l’accumulation des impacts financiers sur les budgets communaux, la Région wallonne a lancé un plan d’urgence pour permettre aux communes de lever 3 milliards d’euros. Un plan d’urgence adapté est-il envisageable au niveau fédéral? •Quand le Codeco sur la question des finances communales est-il planifié? Des représentants des pouvoirs provinciaux pourront-ils être associés à ces travaux? Le gouvernement est-il disposé à soutenir, comme ce que propose le gouvernement wallon, la mise en place d’un groupe de travail qui serait chargé de réaliser un état des lieux des principales dépenses de transfert à l’origine des déséquilibres budgétaires des communes wallonnes, qui relèvent en tout ou en partie des dispositifs et des financements fédéraux? •Le gouvernement wallon plaide pour l’instauration d’une culture de neutralité budgétaire, ou à tout le moins de concertation budgétaire. Votre gouvernement pourrait-il s’engager à atteindre au moins un de ces deux objectifs? Je vous remercie d’avance pour vos réponses."
03.02 Alexander De Croo, ministre: J'ai bien conscience de la situation financière d'un certain nombre de pouvoirs publics, qui est en effet précaire. Je n'y suppose pas un calcul exact des transferts du pouvoir fédéral aux communes car ceux-ci impliquent des flux financiers variés. Certains sont bien sûr connus, comme les dotations aux zones de police pour lesquelles vous pouvez obtenir des chiffres.
Les pouvoirs subordonnés relèvent au premier chef de la responsabilité des Régions qui doivent garantir que les communes puissent exécuter leurs missions de base. Les communes sont, il est vrai, également chargées d'un certain nombre de missions fédérales pour lesquelles elles perçoivent dans la plupart des cas une rémunération.
Nous sommes tout à fait disposés à examiner avec les communes si ce financement est adéquat mais ces discussions peuvent aller au-delà du simple octroi des moyens supplémentaires. Nous devons également examiner comment accomplir les tâches existantes avec plus d'efficacité dans les structures appropriées.
Le gouvernement fédéral ne reste pas les bras croisés. Le financement et les recrutements prévus dans l'accord de gouvernement pour la police et la Justice sont en cours. Des gains d'efficacité peuvent également être réalisés grâce à des économies d'échelle et des spécialisations. La question du nombre de zones de police doit par exemple pouvoir être posée.
Le gouvernement wallon a effectivement inscrit la question d'un groupe de travail à l'ordre du jour de la réunion du Comité de concertation du 1er juin. La proposition d'un groupe de travail y a été examinée et des questions ont été soulevées quant à la portée exacte de celui-ci. Il a donc été décidé de demander au gouvernement wallon de formuler une proposition de missions, d'objectifs et de domaines de compétence envisageables pour un groupe de travail interfédéral. Nous en discuterons de façon plus approfondie lors d'un prochain Comité de concertation.
Chacun doit être conscient de ses responsabilités. Les Régions ne peuvent échapper à leurs responsabilités en tentant de percevoir des recettes supplémentaires pour les communes via le fédéral. Dans de nombreux domaines, nous nous concertons directement avec les communes sur le financement adéquat. À l'inverse, il n'est probablement pas dans les intentions du niveau fédéral de s'immiscer dans la répartition du fonds des communes ou dans le débat sur la fusion de communes afin d'améliorer la capacité financière des communes. Chaque niveau a ses responsabilités vis-à-vis des pouvoirs locaux et il est préférable qu'il en soit ainsi.
03.03 François De Smet (DéFI): Monsieur le premier ministre, je vous remercie de votre réponse.
Je salue votre ouverture concernant la discussion avec les communes. En effet, les trois Régions du pays se plaignent de charges croissantes en provenance du fédéral, sans que les moyens y afférents soient engagés. Cela requiert non seulement une plus grande objectivation, mais également une plus grande prise de responsabilités par le premier niveau concerné, à savoir les Régions, ainsi que par le fédéral. Par conséquent, je suis ravi de recevoir la confirmation qu'un Comité de concertation relatif à cette question se tiendra.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: De vragen nr. 55027706C en nr. 55029339C van mevrouw Kathleen Depoorter worden in schriftelijke vragen omgezet.
- Barbara Pas aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De repatriëring van IS-gangsters" (55027856C)
- Barbara Pas aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De repatriëring van IS-gangsters" (55028030C)
- Barbara Pas aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De repatriëring van IS-gangsters" (55029053C)
- Koen Metsu aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De kosten van de repatriëringsactie van IS-terroristen" (55029174C)
- Barbara Pas à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le rapatriement de femmes de l'EI" (55027856C)
- Barbara Pas à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Le rapatriement de femmes de l'EI" (55028030C)
- Barbara Pas à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Le rapatriement de femmes de l'EI" (55029053C)
- Koen Metsu à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Le coût de l'action de rapatriement de terroristes de l'EI" (55029174C)
04.01 Barbara Pas (VB):
Via de media vernamen we dat er opnieuw een consulaire missie heeft
plaatsgevonden in de Syrische kampen. De verzamelde gegevens zouden de volgende
maanden in detail worden geanalyseerd. Er zijn momenteel geen concrete plannen
beslist met het oog op een eventuele repatriëring.
Tegen wanneer mogen we de resultaten van
deze analyse verwachten? Als we goed zijn ingelicht, moesten betrokken moeders
te kennen geven of ze naar België willen vertrekken en of ze hun kinderen zouden
laten gaan wanneer zij zelf niet aan de vereisten voor een repatriëring
voldoen. Hoeveel moeders gaven te kennen naar België te willen terugkeren?
Hoeveel moeders gaven aan hun kinderen te willen laten gaan indien ze zelf niet
aan de voorwaarden voldoen? Kan u bevestigen dat er ook sprake is van twee
moeders die vorige keer niet wilden vertrekken (met hun vijf kinderen) maar
zich ondertussen bedacht hebben? Volgens VUB-professor Gerrit Loots, die
betrokken was bij de missies, is er ook in het kamp Roj een radicalisering aan
de gang en stellen sommige moeders dat ze bang zijn van hun eigen kind(eren).
Acht u een repatriëring in dit geval nog verantwoord? Wat was de kostprijs van
de afgelopen consulaire missie(s) in Syrië?
Via de media vernamen we dat er opnieuw
een consulaire missie heeft plaatsgevonden in de Syrische kampen. De verzamelde
gegevens zouden worden de volgende maanden in detail worden geanalyseerd. Vorig
jaar repatrieerde uw regering reeds 6 Syriëgangsters en 10 kinderen uit Syrië.
Hoewel er nog geen beslissing is gevallen, bestaat er dus een kans dat die
repatriëring een verlengstuk krijgt. Volgens de media was u kabinet karig met
commentaar en dat was u ook toen ik u hierover eerder in de plenaire
vergadering ondervroeg.
Daarom graag een duidelijk antwoord op
volgende concrete vragen: Tegen wanneer mogen we de resultaten van deze
gegevensanalyse verwachten? Als we goed zijn ingelicht, moesten betrokken
moeders te kennen geven of ze naar België willen vertrekken en of ze hun
kinderen zouden laten gaan wanneer zij zelf niet aan de vereisten voor een
repatriëring voldoen. Hoeveel moeders gaven te kennen naar België te willen
terugkeren? Hoeveel moeders gaven aan hun kinderen te willen laten gaan indien
ze zelf niet aan de voorwaarden voldoen? Kan u bevestigen dat er ook sprake is
van twee moeders die vorige keer niet wilden vertrekken (met hun vijf kinderen)
maar zich ondertussen bedacht hebben? Volgens VUB-professor Gerrit Loots, die
betrokken was bij de missies, is er ook in het kamp Roj een radicalisering aan
de gang en stellen sommige moeders dat ze bang zijn van hun eigen kind(eren).
Kan u dat bevestigen? Zo ja, acht u een repatriëring in dit geval nog
verantwoord? Wat was de kostprijs van de afgelopen consulaire missie in Syrië?
Deze regering stelde eerder reeds dat de
repatriëring van Syriëgangsters in het belang was van onze nationale veiligheid
aangezien 'ze hier achter slot en grendel gaan'. Nu blijkt dat van de zes
Syriëgangsters die nauwelijks tien maanden geleden gerepatrieerd werden er nog
maar twee effectief achter slot en grendel zitten, twee onder voorwaarden
werden vrijgelaten en twee anderen zelfs volledig op vrije voeten zijn, blijkt
dat die uitspraken op zijn zachtst gezegd met een ferme schep zout moeten
genomen worden. Vormt deze vaststelling - met name dat van de in het
vooruitzicht getelde bestraffing in de praktijk niet veel in huis komt - geen
reden om met deze missie te stop te zetten? Midden mei raakte bekend dat er
opnieuw een consulaire missie had plaatsgevonden in de Syrische kampen “zonder
dat er concrete planning (met het oog op een eventuele repatriëring) zijn
beslist." Op 21 juni, zegge en schrijve vijf weken later, vernemen we dat
er - heel concreet – zes vrouwen en zestien kinderen werden gerepatrieerd.
Kan u deze cijfers bevestigen? Volgens
'De Tijd' (21.06.2022) bevindt zich onder de gerepatrieerde vrouwen een moeder
van twee kinderen die vorige zomer weigerde uit al-Roj te vertrekken omdat haar
moeder (die geen minderjarige kinderen had) niet mee mocht. Kan u deze
informatie bevestigen? Zo ja, waarom werd deze uitzondering gemaakt? Nog
volgens 'De Tijd' dook vorige week een zesde vrouw met drie kinderen op 'die
ook zou meereizen'. Kan u deze informatie bevestigen? Zo ja, kwam ook zij
vorige maand in contact met vertegenwoordigers van de consulaire missie en
werden er DNA-testen uitgevoerd? Hoeveel vrouwen en kinderen blijven na deze
repatriëring (vermoedelijk) nog achter in de kampen in Syrië? Wat is de totale
kostprijs van deze operatie - consulaire missie inbegrepen?
04.02 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag betreft een bedrag en ik stel ze dus even kort. Een jaar geleden was er tijd voor een eerste repatriëring. Ik maak de premier er vaak op attent, hoewel ik het vervelend vind dat ik het moet blijven doen, dat hij in 2019 tegen de repatriëring was en dat de visie van deze regering nu anders is. Het bedrag dat circuleert is 1,7 miljoen euro. Er is nu een tweede repatriëring van 6 IS-terroristes en 16 kinderen gebeurd. Ik heb begrepen dat dit maanden voorbereiding heeft gevraagd. We hebben gezien welke vliegtuigen werden ingelicht voor die repatriëring. Ik vraag de premier om het kostenplaatje in globo, niet enkel voor de vluchten. Ik zou graag weten wat deze operatie de Staat heeft gekost.
04.03 Minister Alexander De Croo: We hebben hierover al een debat gevoerd in plenaire vergadering op 19 mei en 23 juni. Zoals gezegd heb ik er moeite mee dat men de term IS-gangsters in dezelfde adem gebruikt als met kinderen die jonger zijn dan twaalf jaar, die het slachtoffer zijn van een fatale beslissing van hun ouders en waar zij zelf geen schuld aan hebben. Dit zijn kinderen met de Belgische nationaliteit en ik vind niet dat we die kinderen voor het leven moeten veroordelen op basis van de foute keuzes die hun ouders gemaakt hebben.
Mevrouw Pas, u stelt heel specifieke vragen over de situatie van particulieren. Om redenen van nationale veiligheid en van privacy kan ik daar niet op ingaan. Ik denk trouwens dat het Reglement van de Kamer dat ook niet toestaat. De regering heeft wel altijd heel transparant gecommuniceerd over de criteria die zij hanteert en is ook onmiddellijk naar het Parlement gegaan bij de missie die heeft plaatsgevonden in 2021. Ook inzake de kostprijs van de consulaire missies hebben verschillende ministers steeds geantwoord.
Ik heb in de plenaire vergadering reeds meermaals gezegd dat het terughalen van kinderen zonder moeder niet kan. De reden is dat de Koerden, die de kampen beheren, zich daartegen steeds hebben verzet. De Koerden hebben steeds gezegd dat zij niet zullen toelaten dat kinderen van hun moeder worden gescheiden. Het is met die kennis dat wij uiteindelijk een analyse hebben gemaakt.
De hoofdbezorgdheid is steeds de nationale veiligheid geweest. Daarom hebben wij geluisterd naar het OCAD, dat de dreigingsanalyse maakt. Het OCAD was heel duidelijk. Ik herhaal wat ik reeds zei in de plenaire vergadering: voor de nationale veiligheid is het beter om de kinderen op een georganiseerde manier terug te halen en de moeders op een zeer systematische manier op te volgen.
Justitie heeft geoordeeld dat bepaalde moeders niet langer in de gevangenis moeten blijven. Voor anderen is dat wel het geval. Dat ze niet meer in de gevangenis zitten, betekent niet dat ze niet van zeer nabij opgevolgd worden. In een rechtstaat maakt justitie deze keuzes, niet de politiek.
Mevrouw Pas, u haalde de professor in de psychologie Gerrit Loots van de VUB aan in uw vraag. Hij bezocht reeds tweemaal met een team de kampen van Al Hol en Al Roj en heeft met betrokkenen gesproken. Ik wijs erop dat hij in de kranten verklaarde dat het terughalen van kinderen en moeders in zijn ogen de enige juiste keuze was. Hij verwerpt het idee van de tikkende tijdbommen, zoals hier soms wordt gepropageerd. Ik citeer professor Loots: "Het enige dat zij" de moeders dus, "nog willen, is een goede moeder zijn voor hun kinderen. Ze willen zo snel mogelijk uit de gevangenis komen, een diploma halen of werken. Dat is waarmee ze bezig zijn, niet met IS."
Met betrekking tot de kostprijs kan ik u de informatie geven voor het departement dat onder mijn bevoegdheid valt, namelijk Buitenlandse Zaken. Daar gaat het over 5.848,92 euro. Het gaat hier om de kosten van betrokken personeel voor vluchten, overnachting en dagvergoeding. De ministers van Defensie, Justitie en Binnenlandse Zaken kunnen de kosten geven met betrekking tot hun departement.
Ik heb in de plenaire vergadering gezegd dat Nederland en Duitsland gelijkaardige initiatieven genomen hebben. Vandaag vernamen we dat ook Frankrijk 35 kinderen heeft gerepatrieerd en daarmee 16 moeders heeft teruggebracht.
De politiek die wij volgen, is een politiek die volledig gesteund is op de analyse van veiligheidsprofessionelen. Dat zijn mensen die hele dagen niets anders doen dan bezig zijn met onze nationale veiligheid. De analyse die zij maken, wordt gedeeld door dezelfde professionelen in Duitsland, Nederland en nu ook in Frankrijk.
04.04 Barbara Pas (VB): Mijnheer de eerste minister, ik dank u voor het antwoord. Het is de tweede keer dat ik een poging doe om de totale kostprijs te weten te komen. In tegenstelling tot het antwoord op mijn vraag in de plenaire vergadering heb ik nu wel een deeltje van het antwoord gekregen, maar we zullen verplicht zijn om de ministers van Defensie, Justitie en Binnenlandse Zaken daarover nog te ondervragen om aan het totale kostenplaatje te geraken, want blijkbaar moeten we het op die manier doen.
Ik heb toch enkele elementen van repliek, mijnheer de premier. Ik heb inderdaad VUB-professor Loots aangehaald. U zegt: "Hij verwerpt het idee van de tikkende tijdbommen." Die tikkende tijdbommen zijn niet mijn woorden, maar die van de Duitse staatsveiligheid van twee jaar geleden als het ging over het terughalen van IS-kinderen. Professor Loots zei op Radio 1 over de radicalisering in die kampen – in dat kader heb ik hem in mijn vraag geciteerd – dat zelfs de eigen moeders schrik hebben van die kinderen. Dat kan toch tellen als het over nationale veiligheid gaat.
U zegt nu dat het terughalen van de kinderen zonder de moeders niet kan. In maart 2021 nam deze regering plots een bocht van 180 graden en wilde men de moeders wel mee terughalen. Voorheen was dat nooit de bedoeling. U hebt zelfs succesvol rechtszaken gevoerd om de kinderen alleen terug te halen zonder de moeders. Toen u in maart 2021 het geweer van schouder veranderde, was dat niet het argument. U verschool zich toen achter de zogenaamde analyse van het OCAD dat het in het kader van de nationale veiligheid veiliger zou zijn om ze naar hier te halen, omdat men ze dan beter kan opvolgen.
Dat argument herhaalt u vandaag opnieuw. Mijn vrees is dat u na de moeders van IS-terroristen met dezelfde argumenten ook andere IS-terroristen naar hier zult halen. Ik blijf erbij dat het in het kader van de nationale veiligheid een zeer slecht idee is om die IS-terroristes naar hier te halen. Die voorwaarden waarnaar u verwijst, zoals het geen aanhanger meer van IS mogen zijn, getuigt van een onverantwoorde naïviteit of van een vergaand cynisme. De ervaring heeft geleerd dat die IS-gangsters wel beloven om alle banden met islamitische groeperingen te verbreken, maar vervolgens wordt maar al te vaak het bewijs geleverd dat ze niet rehabiliteerbaar zijn.
Ik hoop dus dat het totale kostenplaatje minder zwaar zal uitvallen dan bij de vorige editie en ik hoop vooral dat er geen volgende edities van repatriëringen meer komen.
04.05 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de eerste minister, u zegt dat wij wat moeten gaan puzzelen. Ik stel mijn vraag aan de eerste minister, aan de kapitein van het schip, niet aan een vakminister of een staatssecretaris. U hebt een Excellijst en weet perfect wat de repatriëring heeft gekost en toch wilt u dat niet delen. U zegt dat wij het maar aan A, B en C moeten vragen en zo wordt het over het reces getild, waardoor wij geen antwoorden meer krijgen. Ik vind het vreselijk en bijzonder jammer dat u niet gewoon open en eerlijk wilt zeggen hoeveel die repatriëring ons land heeft gekost.
Daarnaast betreur ik het ook dat u altijd verwijst naar de kindjes. Daarover valt iets te zeggen, maar u doet precies alsof u de moeders er gewoon bijneemt, omdat zij toch geen gevaar meer vormen. Tijdens de plenaire vergadering van twee weken geleden zei u letterlijk dat het mooi is om te zien hoe zij hun tweede kans grijpen. Ik vind dat ongelofelijk. Morgen hebben wij in de Kamer een hoorzitting met de verenigingen voor slachtoffers van terrorisme. Zowel V-Europe als Life For Brussels zal daar zijn. Zij vertegenwoordigen allebei slachtoffers die nooit een tweede kans hebben gekregen, die geen schijn van kans hebben gekregen, en toch blijft u datzelfde riedeltje opzeggen. Misschien zal het reces enige bezinning brengen bij de regering, maar ik hoop dat u in uw diepste binnenste ook weet dat dit een gevaarlijk spel is.
L'incident est clos.
05 Vraag van Anneleen Van Bossuyt aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "Het bezoek aan Berlijn" (55027799C)
05 Question de Anneleen Van Bossuyt à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "La visite à Berlin" (55027799C)
05.01 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de premier, deze vraag heb ik al een hele tijd geleden ingediend ter attentie van minister Wilmès, die op dat moment nog aan het werk was. De vragen in mijn ingediende tekst zijn voor een stuk achterhaald, dus ik zal ze actualiseren.
Mijn eerste vraag blijft nog altijd even actueel. Naar aanleiding van uw bezoek aan Berlijn hebt u met bondskanselier Scholz gesproken. Ongetwijfeld werd daar gesproken over de vraag of er op Europees niveau meer met een gekwalificeerde meerderheid dan met unanimiteit beslist moet worden. Wat is uw mening daarover?
Mijn tweede vraag gaat over de uitbreiding. Ondertussen zijn we al enkele Europese toppen verder. Eigenlijk had ik graag opvolging van een vraag die ik u eerder stelde in het kader van het federaal adviescomité Europese aangelegenheden. Ter voorbereiding van de recentste top hadden we het over de Europese politieke gemeenschap. Ik vroeg u om ervoor te pleiten dat de Europese politieke gemeenschap geen ambigu karakter zou krijgen, met andere woorden, dat er niet zowel kandidaat-lidstaten in worden opgenomen als landen die er expliciet voor kiezen om nooit lid te worden van de Europese Unie, waarbij ik voor die laatste groep denk aan bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk. U leek daarin wel iets te zien. Bent u op de recentste top dieper ingegaan op de Europese politieke gemeenschap? Wat is er uit die vergadering gekomen? Hebt u dat aandachtspunt daar ook naar voren gebracht?
Een derde element van mijn vraag gaat over de Europese energieonafhankelijkheid en hoe die het best kan worden bevorderd. Morgen vindt er in het Europees Parlement een stemming plaats over de taxonomie, een heel belangrijk kader, waarbij er beslist wordt of kernenergie al dan niet een groene investering is. Die beslissing is heel erg belangrijk voor onze energieonafhankelijkheid, wat u ongetwijfeld zult bevestigen. Veronderstel dat de stemming in het Europees Parlement negatief uitdraait, zal België er dan voor pleiten om kernenergie alsnog als een groene investering te kwalificeren?
05.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, ik zal proberen perfect binnen de spreektijd te blijven.
Mevrouw Van Bossuyt, de trip naar Berlijn is inderdaad al een tijd geleden. Bondskanselier Scholz heb ik ondertussen ook bij een paar andere gelegenheden gezien.
Ten eerste, ons land is voorstander om de qualified majority op een aantal domeinen mogelijk te maken, bijvoorbeeld voor het buitenlands beleid of de fiscaliteit. Ik heb dat punt in Berlijn ook verdedigd.
Met betrekking tot de uitbreiding weet u dat de positie van ons land steeds is geweest dat het geven van de kandidaatsstatus aan een land enerzijds symbolisch is, maar anderzijds ook verder gaat dan symboliek. Wij begrijpen wel dat het op een moment als vandaag, waarop landen die geloven in democratie en in multilateralisme naar Europa kijken, een fout signaal zou zijn, mochten wij geen antwoord op hun vragen geven.
Het geven van die kandidaatsstatus heeft dus een hoge symbolische waarde, maar is natuurlijk ook niet onschuldig. Daarmee wordt immers aangegeven dat Europa in de richting gaat van een organisatie die aan grondige verandering onderhevig zou zijn. Mochten op termijn Oekraïne, Moldavië en andere landen deel worden van de Europese Unie, dan moet men geen expert in Europese aangelegenheden zijn, om te weten dat Europa dan een ander beest wordt.
Desgevallend moeten in mijn ogen dan ook een aantal andere zaken worden uitgeklaard. In mijn ogen hangen vier zaken aan elkaar vast.
Er is, ten eerste, de status die wordt gegeven aan Oekraïne en Moldavië en er is het feit dat voor Bosnië-Herzegovina een proces is uitgezet.
Er is, ten tweede, de fysieke en immateriële wederopbouw van Oekraïne. Ik ben heel blij dat Ursula von der Leyen bijvoorbeeld de nadruk heeft gelegd op het wegwerken van corruptie. Dat moet immers een van de prioriteiten zijn in Oekraïne.
Ten derde, de discussie kan niet worden gevoerd zonder over de Westelijke Balkan te spreken. Een deel van de Europese Top ging over Oekraïne, maar in de voormiddag zagen wij de landen van de Westelijke Balkan. Het is logisch dat die landen, wanneer zij worden uitgenodigd op een evenement, waarop de Europese status zal worden gegeven aan Oekraïne en Moldavië, aangeven dat zij al lang in een bepaald proces zitten en zich afvragen hoe daarnaar moet worden gekeken.
Ten vierde, in mijn ogen hangt ook het beslissingsmechanisme daaraan vast. Daarover hebt u al een vraag gesteld.
Over de Europese politieke gemeenschap is er een aparte discussie geweest tijdens het diner. De conclusie was dat aan het Tsjechische voorzitterschap zou worden gevraagd dat op poten te zetten. Men zou twee vergaderingen per jaar willen organiseren, zijnde een vergadering die plaatsvindt in een land dat deel uitmaakt van de Europese Unie en een tweede vergadering die plaatsvindt in een land dat geen deel uitmaakt van de Europese Unie.
Het idee zou zijn om zeer breed uit te nodigen, van Noorwegen over Groot-Brittannië tot en met bijvoorbeeld Oekraïne, Moldavië enzovoort. Voor mij zijn een aantal onderwerpen cruciaal voor de eerste vergadering, zoals veiligheidsonderwerpen, energie en politiek, misschien met aankoppeling aan de eengemaakte markt. Het is goed dat we niet in de theoretische discussie zijn blijven steken, maar dat dit georganiseerd wordt. We zien wel waar we daarmee uitkomen. Lidmaatschap daarvan is inderdaad exclusief. Ofwel zit een land in het toetredingsproces, ofwel zit het land in dat andere geval, maar die redenering is niet weerhouden tot nu toe. Tot nu toe wordt het eerder breder gedefinieerd, maar ik kan uw redenering ook wel volgen. Er zijn verschillende manieren om ernaar te kijken.
België redeneert dat elke vorm van energie nodig zal zijn, en dus ook kernenergie. We zullen heel veel hernieuwbare energie nodig hebben. We zullen heel veel kernenergie nodig hebben. We zullen wat gas nodig hebben. De komende winters zullen we elke vorm van energie nodig hebben om bevoorradingszekerheid te garanderen en zo weinig mogelijk afhankelijk te zijn van de energiebevoorrading van Rusland. België heeft de keuze gemaakt om twee kernreactoren te verlengen en heeft ook de keuze gemaakt om te investeren in kerntechnologie van de toekomst, namelijk de SMR-technologie.
05.03 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): De vergaderingen rond concrete thema's van de Europese politieke gemeenschap zouden voor u onder andere veiligheid en energie, maar ook de aankoppeling aan de eengemaakte markt moeten vermelden. Daar moeten we toch wel mee opletten, juist door het dubbele statuut van de landen die daarin zitten. Enerzijds zitten er de momenteel nog kandidaat-lidstaten in, anderzijds de landen die nooit lid zouden willen worden. De eengemaakte markt is net de hoeksteen van onze Europese samenwerking, die gekoppeld is aan specifieke standaarden enzovoort, gepaard gaand met allerlei vrijheden. Het is bijzonder dat zij die nog geen lidstaat zijn en zelfs zij die nooit lidstaat willen worden, aangekoppeld worden aan de eengemaakte markt. Daar moeten we zeer voorzichtig en zeer aandachtig voor zijn, voor we het volledige concept van de eengemaakte markt met de vier vrijheden volledig ondergraven.
Inzake de Europese energieonafhankelijkheid zegt u dat België achter elke vorm van energie staat die we nodig hebben. U hebt echter niet geantwoord op mijn vraag. Als het voorstel over de taxonomie verworpen wordt, zal België er dan alsnog voor pleiten om kernenergie als een groene investering te definiëren? Graag had ik van u vernomen of België op Europees niveau een voortrekkersrol zal spelen om kernenergie als een groene investering te definiëren. Op die vraag zou ik toch nog graag een antwoord krijgen.
05.04 Minister Alexander De Croo: Mevrouw Van Bossuyt, ik heb het niet specifiek opgezocht, maar ik denk dat de positie van de Commissie was dat zowel kernenergie als gas daarin moeten zitten en dat is volgens mij het juiste evenwicht. Gas zullen we uiteraard zoveel mogelijk afbouwen, maar als transitietechnologie hebben we dat nodig om hernieuwbare technologie mogelijk te maken. Als ik kijk naar de beschikbare technologieën om tegen 2050 CO2-neutraal te kunnen zijn, dan zie ik vandaag niet veel andere technologieën dan de nucleaire om daarvan een essentieel deel uit te maken.
De voorzitter: Volstaat dat, mevrouw Van Bossuyt?
05.05 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Ja, dank u wel.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De samengevoegde vragen nrs. 55028163C van mevrouw Van Hoof en 55028706C van de heer Roggeman vervallen.
- Barbara Pas aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De stand van zaken met betrekking tot de institutionele hervormingen" (55028180C)
- Sander Loones aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De institutionele gesprekken" (55028622C)
- Barbara Pas à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Le point sur les réformes institutionnelles" (55028180C)
- Sander Loones à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Les discussions institutionnelles" (55028622C)
06.01 Barbara Pas (VB): Ik hoef u niet uit te leggen dat de enkele bepalingen in het regeerakkoord over de institutionele hervormingen, althans de voorbereiding ervan, mij ten zeerste interesseren.
In dat kader heb ik zelf nog deel uitgemaakt van de parlementaire commissie belast met de evaluatie van de staatshervormingen sinds 1970, die haar werkzaamheden intussen heeft afgerond. Tijdens de slotvergadering eind mei waren er enkele opmerkelijke verklaringen van de fractievoorzitter van de CD&V, vooralsnog een regeringspartij. Hij nodigde de regering uit om eindelijk werk te maken van de institutionele hervormingen in het regeerakkoord waarvoor er geen tweederdemeerderheid nodig was, en ook de nodige contacten te leggen met de oppositie voor hervormingen waarvoor wel een tweederdemeerderheid nodig is. Dat klonk meer als een wanhoopskreet en suggereert dat daar tot op heden nog geen werk van werd gemaakt. Dat werd ook bevestigd toen ik vorige week de ministers bevoegd voor institutionele hervormingen daarover ondervroeg. Volgens hen is er in die twee jaar tijd alleen nog maar één opdracht van het kernkabinet uitgegaan naar die twee ministers, namelijk om contact te leggen met de verschillende vice-eersteministers. Die consultatieronde is nog niet afgerond. We kennen ook geen enkel tijdpad en we hebben vooral geen weet van concrete stappen.
Wat is de huidige stand van zaken? Welke stappen werden er reeds gezet en welke contacten werden er gelegd met de oppositie om een tweederdemeerderheid te bereiken?
Zult u als eerste minister en bewaker van het regeerakkoord maatregelen nemen om de trein weer op het goede spoor te krijgen?
06.02 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de premier, voor de groepssfeer in de regering is het belangrijk niet alleen om samen lekker te eten, maar ook om elkaar iets te gunnen. Ik denk dat het nu tijd wordt om CD&V iets te gunnen. De partij heeft hard gevochten om toch maar iets in het regeerakkoord te krijgen en het is niet altijd gemakkelijk om daar effectief iets van te realiseren.
Collega Barbara Pas verwees naar het feit dat Servais Verherstraeten daarover een aantal verklaringen heeft afgelegd in de gemengde commissie van Kamer en Senaat. Ook minister Verlinden heeft dat gedaan: in de commissie heeft ze ons duidelijk gemaakt dat de werkzaamheden van de gemengde commissie zeker voor april afgerond moesten zijn, omdat dan de burgerbevraging moest beginnen, die zeker tegen de zomer afgerond moest zijn, zodat er tijdens de zomer over institutionele dossiers zou kunnen worden gepraat. Maar daar horen we niets meer over, in de pers noch in de wandelgangen.
Mijnheer de premier, wordt het geen tijd om dat aan CD&V te gunnen?
06.03 Minister Alexander De Croo: Het is verbazend hoe een barbecue die twee maanden geleden gepland werd, een dominante factor geworden is in bepaalde grote politieke analyses. Het is een nieuw aspect van de politicologie om symbolen te vinden die minder symbolisch zijn dan velen denken.
Mevrouw Verlinden is in de commissie voor Grondwet en Institutionele Hervormingen al deels ingegaan op uw vragen. Het regeerakkoord geeft aan welke methode de regering wil hanteren inzake de institutionele hervormingen in de aanloop naar 2024 en beklemtoont het belang van een goede voorbereiding, de evaluatie van het verleden en de mogelijkheid om een breder participatief debat te houden over de inhoud van toekomstige hervormingen.
Daartoe werden verschillende trajecten opgezet, zoals een gemengde commissie Kamer-Senaat, die recent een eindverslag heeft goedgekeurd. Er zijn op vraag van het Overlegcomité een aantal interfederale ambtelijke werkgroepen aan de slag, die in de komende weken hun verslag zullen indienen. Van de onlineburgerbevraging, die vorige maand werd afgesloten, worden nu de resultaten verwerkt. In de Kamer zijn er de gemengde panels van burgers en parlementsleden, die zich over een aantal thema's buigen. Op basis van die elementen bepaalt de regering de politieke oriëntatie, met natuurlijk het regeerakkoord als leidraad. Daarover zijn de gesprekken in de regering aan de gang. Ik volg dat proces in het kernkabinet op.
Het is voorbarig om het nu al te hebben over gesprekken met de oppositie. In het regeerakkoord staat dat, als de regering het akkoord geeft voor teksten die een bijzondere meerderheid vereisen, de ministers van Institutionele Hervormingen contacten dienen te leggen om de noodzakelijke meerderheden te bereiken. Die contacten zijn nu nog niet aan de orde.
06.04 Barbara Pas (VB): Mijnheer de eerste minister, u hebt niets nieuws verteld. We hebben geen enkele concrete stap of geen enkele concrete timing van u mogen vernemen. Nochtans heeft minister Verlinden vorige week nog gezegd dat het tempo van de regering op het vlak van de staatshervorming wat hoger mag liggen. Ze heeft gezegd dat zij dat engagement zeker zal opnemen. Zij heeft ook gezegd dat het aan u is om te waken over de uitvoering van het regeerakkoord.
U steekt zich weg achter burgerbevragingen die door 14.500 deelnemers werden ingevuld. Als u zich daarop stoelt ter uitvoering van het eigen regeerakkoord, dat nochtans duidelijk is inzake homogene bevoegdheidspakketten voor onder meer de gezondheidszorg, dan vrees ik dat we nog lang zullen surplacen.
Uw collega-ministers van Institutionele Hervormingen zeggen dat het wel nodig is om nu al na te denken, niet alleen over de voorstellen zelf, maar ook over de vraag waar men die meerderheden zal vinden. Zij willen daarmee niet tot op het laatste moment wachten.
U geeft zelfs geen timing voor de consultatieronde die bezig is met de vicepremiers. Wij hebben heel veel vicepremiers in de regering. Ik begrijp dat die consultatieronde even kan duren, maar ik had gehoopt dat we van u toch een timing zouden krijgen. Ik had niet meteen een uitnodiging voor een barbecue verwacht om te onderhandelen over tweederdemeerderheden, maar wel een concrete timing en concrete stappen van de regering, maar het is duidelijk dat het animo voor een staatshervorming slechts bij één van de zeven partijen ligt.
06.05 Sander Loones (N-VA): Mevrouw Pas, ik denk dat ik al weet wie er op de barbecue op de grill beland zou zijn.
Mijnheer de premier, ik ben voorstander van responsabilisering op elk niveau. Het is goed dat wij u nu kunnen ondervragen, maar de eerste verantwoordelijkheid ligt natuurlijk bij de vakministers, en bij CD&V, om dat dossier op te nemen. Zij hebben natuurlijk de eerste steek laten vallen. U antwoordde dat u het thema van nabij opvolgt in het kernkabinet. In realiteit komt dat thema echter niet aan de orde in het kernkabinet, want uw regeerakkoord bepaalt dat de institutionele hervorming toebedeeld is aan een vice-eersteminister. CD&V heeft er zelf voor gekozen om van die passage in het regeerakkoord geen gebruik te maken en om de verantwoordelijkheid ter zake ondermaats in te vullen.
Ik ben een voorstander van responsabilisering en daarnaast ook van politici die hun beloftes waarmaken. In het regeerakkoord staan de afspraken zwart op wit. Wij gaan ervan uit dat u ter zake uw rol zult opnemen, dat u niet alleen de passages van het regeerakkoord bekijkt die u misschien wat interessanter lijken, maar de totaliteit van de oefening in ogenschouw neemt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55028220C van de heer Francken wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
- Peter De Roover aan Alexander De Croo (eerste minister, belast met BZ en EZ) over "Een federale kieskring" (55028222C)
- Sofie Merckx aan Alexander De Croo (eerste minister, belast met BZ en EZ) over "Een federale kieskring" (55029383C)
- Peter De Roover à Alexander De Croo (premier ministre, chargé des AET et AEUR) sur "Une circonscription électorale fédérale" (55028222C)
- Sofie Merckx à Alexander De Croo (premier ministre, chargé des AET et AEUR) sur "Une circonscription électorale fédérale" (55029383C)
De heer De Roover laat zich verontschuldigen.
07.01 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Mijnheer de eerste minister, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag, opdat de vergadering sneller kan verlopen.
Monsieur le Premier ministre, dans le
Standaard de ce 24 juin, on peut lire que Monsieur Lachaert, président de
l'Open Vld a introduit une proposition de révision de l'article 63 de la
Constitution en vue d'y instaurer une circonscription électorale fédérale qui
désignerait 20 des 150 députés à la Chambre. "Alexander De Croo n'a aucun
compte à rendre en Wallonie car personne ne peut y voter pour lui"
souligne votre président. Vous n'êtes pas sans savoir qu'avec le PTB, nous
plaidons depuis longtemps pour cette solution. Nous proposons cependant que 20
sièges attribués via une circonscription électorale fédérale viennent s'ajouter
aux 150 élus actuels. Bien sûr, tous devraient accepter une réduction de
salaire. Cela va de soi. Nous proposons également la règle de "un homme,
une voix".
1. Que pensez-vous de l'idée ? 2. Qu'en
pense le gouvernement ? Est-il intéressé par la question ? Que va-t-il faire
dans ce sens ? 3. L'idée sera-t-elle débattue au sein du panel de citoyens
tirés au sort que prévoit votre gouvernement pour "renforcer la
participation des citoyens" ? L'article 63 de la Constitution étant
actuellement ouvert à révision, cette modification pourrait théoriquement être
votée durant cette législature.
07.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, het is niet de gewoonte dat ik commentaar geef op elk voorstel dat in het Parlement wordt ingediend door de een of andere fractie. Ik ben verantwoordelijk voor het regeringswerk en niet voor wat meerderheidsfracties indienen in het Parlement, zelfs niet als het gaat over mijn eigen partij.
Het is natuurlijk wel zo dat ik in het verleden verklaringen gedaan heb over een federale kieskring. Ik ben voorstander van zo'n systeem. Het regeerakkoord bevat echter geen engagementen daartoe, ook al is het bewuste artikel van de Grondwet wel voor herziening vatbaar verklaard.
Het kiesstelsel is echter wel een thema dat aan bod kwam in de online burgerbevraging. Het kan ook onderdeel uitmaken van reflectie in de Kamer, zoals het regeerakkoord bepaalt. De regering heeft de Kamer daartoe ook uitgenodigd. Ik veronderstel dus dat het voorstel verder in dat kader behandeld zal worden.
07.03 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Mijnheer de eerste minister, de PVDA is daarvan voorstander. Het artikel is inderdaad voor herziening vatbaar verklaard. Het huidige electorale systeem zorgt ervoor dat het nationalistische opbod aan de beide zijden steeds hoge toppen kan scheren, want geen enkel Nederlandstalig parlementslid of minister moet verantwoording afleggen aan de andere taalgroep. Dat zorgt toch wel voor heel wat problemen. Wij denken dat de invoering van een federale kieskring daaraan deels een einde zou kunnen stellen.
L'incident est clos.
- Peter De Roover aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De stand van zaken van het zomerakkoord" (55028548C)
- Sander Loones aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Het zomerakkoord" (55028956C)
- Peter De Roover à Alexander De Croo (premier ministre) sur "L'état d'avancement de l'accord de l'été" (55028548C)
- Sander Loones à Alexander De Croo (premier ministre) sur "L'accord de l'été" (55028956C)
08.01 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de premier, we zitten allen op het puntje van onze stoel; we lezen analyses in de kranten en vragen ons af wat we de komende weken nog kunnen verwachten. Komt er nog een groot zomerakkoord? Er werd aangekondigd dat er nog aan zeven werven zou worden gewerkt, allemaal in één grote deal. Bekijken we het van verderaf, dan lijkt het wel of de bouwvakantie in de regering al begonnen is. We zien geen akkoorden komen. De sfeer lijkt ook niet helemaal optimaal tussen de coalitiepartners. Blijkbaar is zelfs de kleur van de kledij belangrijk om akkoorden te kunnen sluiten en moet men verkleed in regenboog komen om sympathie op te wekken, maar dat is een ander debat. Het is belangrijk dat het Parlement weet waaraan en waaraf.
Wat kunnen wij nog verwachten? Is het effectief de bedoeling om nog tot een zomerakkoord te komen? Liggen de zeven werven nog op tafel? Waar staat men precies met de onderhandelingen over de kerncentrales? Wordt het debat over de zomer getild? Minister Van der Straeten zei dat het nog in juli aan de orde is.
Hoe zit het met de pensioenen? Liggen er inderdaad maar voorstellen inzake vier deelthema's op tafel? Wordt het een minipensioendeal of mag er iets meer worden verwacht?
Hoe ver staat het met de fiscale hervorming? Tijdens de studiedag, waarop enkele experts een en ander bespreken, gaf de minister van Financiën vanochtend aan dat hij nog voor het reces met een voorstel naar de regering komt. Zal daarover al worden onderhandeld?
Kortom, wat is de stand van zaken in de werven? Of is het effectief al bouwvakantie voor de regering?
08.02 Minister Alexander De Croo: Ik kan slechts vaststellen dat de hitte bij sommige politieke journalisten heeft toegeslagen, in de vorm van een overdreven verbeelding. Als ik sommige analyses lees, vraag ik mij af wat men 's morgens heeft gegeten.
Er is nooit gesproken over een zomerdeal. Er is gesproken over een zomeragenda. Ik heb duidelijk gemaakt welke dossiers in mijn ogen moeten worden afgehandeld de komende zomer. Mijn methode is altijd geweest om dossiers één na één te bekijken en niet voor een gigantische koppeling te gaan, waarbij men allerlei dossiers met elkaar verbindt.
De zomeragenda schiet goed op. Een punt was de arbeidsdeal naar het Parlement krijgen en dat is gebeurd. Een ander punt was onze engagementen in de NAVO duidelijk stellen en die beslissing is genomen. Nog een punt was de verlenging van de energiemaatregelen. Een aantal punten van de agenda is afgewerkt, met een aantal andere zijn we volop bezig, waaronder de hervorming van de pensioenen. Die discussies lopen en het tempo ligt daar zeer hoog. De onderhandelingen met ENGIE vinden ook plaats aan een zeer hoog tempo. De begroting zal nog een ander punt zijn. Het Monitoringcomité komt op 14 juli met cijfers en op basis daarvan zullen we de eerste stappen zetten.
Het is mijn rol de agenda van de regering uit te zetten. Stap voor stap worden de punten van de zomeragenda, één voor één, afgewerkt. Dat zullen wij in de komende weken voortzetten.
08.03 Sander Loones (N-VA): "De tael is gansch het volk," maar ik zal niet op die lijn verder gaan.
Ik herinner mij het interview met uw partijvoorzitter, de heer Lachaert, op Radio 1, een paar weken geleden. Hij had het toen zeer duidelijk over het feit dat u aan het toewerken was naar een groot akkoord. Ik vond dat een zeer interessant interview, omdat de heer Lachaert gaandeweg zijn positie wat wijzigde en opeens meende dat het misschien niet zo verstandig was alles aan elkaar te koppelen, waarna hij opmerkte dat men alles zou opdelen, eraan toevoegend dat men er wel voor zou zorgen dat alles vóór de start van de zomer in orde zou zijn.
Opnieuw, mijnheer de eerste minister, de taal is ongetwijfeld heel het volk; ik hoop vooral dat u iets doet. U verwijst naar het feit dat u al een aantal dingen gerealiseerd hebt. Uw arbeidsdeal komt naar het Parlement. Het zou er nog aan mankeren. Het wordt de derde of vierde keer dat er over de arbeidsdeal wordt beslist. Maar dat is niet de vraag. De echte vraag luidt: wanneer komen de echte arbeidsmarkthervormingen? Dat is wat collega Lachaert hier een aantal weken geleden in de plenaire vergadering bepleitte. De arbeidsdeal is maar een minideal.
U gaat er ook prat op dat het NAVO-engagement opgenomen wordt, maar dat is niet de echte vraag. De echte vraag werd gesteld door onder andere collega Pillen van Open Vld. Hij wou geen vaag akkoord, maar concrete, idealiter wettelijk verankerde, engagementen voor de manier waarop dat precies geoperationaliseerd zal worden.
U verwijst naar de verlenging van de energiesteunmaatregelen, maar dat is opnieuw niet de echte vraag. De echte vraag horen wij hier in het Parlement onder andere vertolken door collega Leysen, ook van Open Vld, die onderstreept dat er over de kernuitstap gebetonneerde akkoorden tot stand moeten worden gebracht.
U probeert natuurlijk kleine stapjes te verkopen, op zijn Belgisch, als iets groots. Maar wij kijken door die newspeak heen, mijnheer de eerste minister.
L'incident est clos.
09 Interpellatie van Barbara Pas aan Sophie Wilmès (VEM Buitenlandse en Europese Zaken) over "De veelvuldige schendingen van de taalwetgeving bij onze diplomatieke en consulaire posten" (55000291I)
09 Interpellation de Barbara Pas à Sophie Wilmès (VPM Affaires étrangères et européennes) sur "Les multiples entorses à notre législation linguistique dans les postes diplomatiques et consulaires" (55000291I)
09.01 Barbara Pas (VB): Mijnheer de eerste minister, de Belgische diplomatieke en consulaire posten in het buitenland zijn verplicht om hun diensten aan te bieden in de landstaal die onze burgers prefereren. Zij moeten dus alle drie de officiële landstalen machtig zijn. Wij hadden al een sterk vermoeden dat er schendingen van de taalwetgeving plaatsvonden bij de dienstverlening en namen dan ook de proef op de som. Heel wat diplomatieke posten antwoordden tweetalig bij een Nederlandse mail, maar enkel in het Frans bij een Franstalige mail.
Frappanter is dat een hele reeks Belgische diplomatieke vertegenwoordigingen enkel in het Engels antwoordde, namelijk Bangladesh, Bermuda, Bhutan, Burkina Faso, Bolivia, de Filippijnen, Georgië, Ghana, Ierland, Indonesië, Irak, Israël, Ivoorkust, Jemen, Jersey, Jeruzalem, Jordanië, Kroatië, Liberia, de Malediven, Maleisië, de Marshalleilanden, Micronesië, India, Nepal, Niger, Oman, Oostenrijk, de Palestijnse gebieden, Saoedi-Arabië, Sierra Leone, Sri Lanka en Togo. Nog merkwaardiger is het eentalig Franse antwoord van onze vertegenwoordigingen in Burkina Faso, Mali en Nigeria, het eentalig Duitse antwoord van de ambassade in Berlijn en de eentalig Spaanse respons van de posten in Paraguay en Uruguay.
Onze vermoedens werden dus helaas bevestigd, mijnheer de eerste minister, lang niet alle medewerkers van onze ambassades, consulaten en ereconsulaten kunnen een antwoord in zowel het Frans als het Nederlands of het Duits bieden. Er is inzake de controle op en de naleving van de taalwetgeving dus nog heel wat werk voor de boeg. Ik heb u hierover nog niet zo lang geleden een schriftelijke vraag gesteld, omdat het om inbreuken tegen de taalwetgeving, een wet van openbare orde, gaat. U gaf in uw antwoord zelf ook te kennen dat er problemen rijzen hieromtrent.
Daarom interpelleer ik u ook graag hierover.
Zult u deze problematiek ter harte nemen en de betrokken ambassades en consulaten contacteren om hen op de taalwetgeving te wijzen? Zo ja, binnen welk tijdsbestek zal dat gebeuren?
Welk beleid zult u uitrollen ter controle en evaluatie van de taalwetgeving in onze ambassades, consulaten en ereconsulaten? Met welke frequentie zullen die controles en evaluaties plaatsvinden en door welke ambtenaren, onderzoekers of instanties?
Welke maatregelen zult u nemen om herhaalde en bewuste schendingen van de taalwetgeving in de toekomst te sanctioneren? Binnen welk tijdsbestek zult u dat beleid uitrollen?
09.02 Minister Alexander De Croo: Mevrouw Pas, u bent een beoefenaar van praktijktesten, in ieder geval toch in dit onderwerp. In andere domeinen bent u daar duidelijk geen voorstander van, maar hier heb ik wel enige bewondering voor de grondigheid waarmee u de hele wereld afgedweild bent op zoek naar antwoorden. Het is een interessant precedent voor andere domeinen.
Alle personeelsleden van een buitencarrière, consulaire carrière of een carrière hoofdbestuur die zijn aangeduid op een diplomatieke of consulaire beroepspost zijn in het bezit van een taalcertificaat. Ze staan ter beschikking van onze landgenoten in hun eigen taal om onze landgenoten in hun eigen taal bij te staan, zoals voorzien is in de taalwetgeving. Voor de uitgezonden contractuelen en het lokaal aangeworven contractueel personeel op post is er evenwel geen reglementaire verplichting om dit taalcertificaat te behalen.
De Belgische vertegenwoordiging in Bangladesh, Bermuda, Bhutan, Bolivia, Georgië, Ghana, Jersey, Liberia, de Malediven, Micronesië, Nepal, Oman, Sierra Leone, Sri Lanka, Togo, Uruguay en Paraguay, waarmee u contact had, zijn geen ambassades of beroepsconsulaten, maar ereconsulaire posten. Ereconsuls worden daar benoemd waar geen Belgische beroepsvertegenwoordiging is. Ze hebben geen arbeidsrechtelijke band met de FOD Buitenlandse Zaken en worden dus niet bezoldigd door de FOD.
Onze ereconsuls worden in de eerste plaats gekozen op basis van de voorwaarden zoals vermeld in het artikel 2 van het KB van 21 september 2016, houdende het statuut van de ereconsul, zoals een goede kennis van de lokale omstandigheden, een goed netwerk, een capaciteit om snel consulaire bijstand te leveren en de nodige middelen om het functioneren van de ereconsulaire post te verzekeren. Onze ereconsuls bezitten niet altijd de Belgische nationaliteit, maar dikwijls de lokale nationaliteit van het land waar de ereconsulaire post gevestigd is. Ze behoren niet tot een bepaalde taalrol en de wetten op het gebruik van taal in bestuurszaken zijn als dusdanig niet op hen van toepassing, zoals dit het geval is voor de door Staat bezoldigde statutaire ambtenaren.
Het is dikwijls moeilijk of onmogelijk om kandidaten te vinden die zowel voldoende aan de voorwaarde van artikel 2 van het KB van 21 september 2016 houdende het statuut van de ereconsul en die daarnaast ook nog de kennis bezitten van de landstalen. Toch wordt er in de mate van het mogelijke naar gestreefd dat onze ereconsuls of een van hun medewerkers een zekere kennis van een of meer van de landstalen bezitten.
Indien dat niet mogelijk blijkt, wordt gekozen voor een goede kennis van een internationale taal, zoals het Engels of het Spaans.
Indien een Belg die een beroep wil doen op de Belgische vertegenwoordiging, vaststelt dat een ereconsul onvoldoende kennis van de gewenste landstaal bezit, kan hij of zij steeds contact opnemen met bijvoorbeeld de beroepsvertegenwoordiging van België, waar de verzoeker in zijn of haar landstaal te woord kan worden gestaan. De beroepsposten antwoorden in principe in de taal van de Belgische burger. Indien het onmogelijk is de landstaal van een Belgische burger te identificeren, bijvoorbeeld via aanmelding in een andere taal, zal het antwoord in een internationale taal worden gegeven.
Bovendien kan het, wanneer een statutaire medewerker niet onmiddellijk beschikbaar is, eventueel voorvallen dat een lokaal personeelslid een antwoord opstelt in een andere taal, bijvoorbeeld het Engels of het Frans, teneinde de betrokkene zo snel mogelijk te helpen. Indien een Belgische onderdaan toch bijkomende hulp nodig zou hebben, zijn de statutaire medewerkers wel altijd beschikbaar.
09.03 Barbara Pas (VB): Mijnheer de eerste minister, ik wil u bedanken voor uw uitgebreide toelichting over de ereconsuls en over de beroepsprocedure die daarvoor kan worden aangewend. Dat neemt echter niet weg dat u geen antwoord hebt gegeven op het feit dat de taalwetgeving ook niet wordt toegepast door de beroepsvertegenwoordiging bij de ambassades en bij de consulaire posten. Zoals u in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag ook aangaf, is er op dat vlak wel degelijk een probleem. Zij vallen wel onder de taalwetgeving.
Ik dank u dus voor het ene deel van het antwoord, maar op het andere deel van het antwoord wacht ik nog. Mijn vragen gingen over concrete maatregelen, om te zorgen dat de taalwetgeving strikt zou worden gevolgd of minstens zou worden gecontroleerd. Op die vragen gaat u niet in. Het is zoals elke keer opnieuw, wanneer ik minister Verlinden ondervraag over de toepassing van de taalwetgeving in Brusselse openbare besturen, bij de politie in Brussel en bij de postkantoren in Brussel. Ik krijg dan steeds als antwoord dat het punt niet in het regeerakkoord staat en dat de regering er dus niets aan zal doen. Mijnheer de eerste minister, ik vrees dat uw antwoord enigszins hetzelfde is en dat u wat aanmoediging kan gebruiken.
Mijnheer de voorzitter, ik heb dan ook een motie van aanbeveling klaar bij mijn interpellatie, waarin ik de regering aanbeveel om de Belgische ambassades op hun verplichtingen inzake de taalwetgeving te wijzen en om controles en evaluaties daarover uit te werken. Mijn motie gaat niet over de ereconsuls, maar wel degelijk over de Belgische ambassade.
Mijnheer de voorzitter, ik weet niet of ik ze nog moet overhandigen dan wel of u ze al elektronisch hebt ontvangen. Ik ben er echter van overtuigd, nadat ik het flauwe antwoord heb gehoord, dat de huidige regering een aanmoediging in de juiste richting kan gebruiken.
De voorzitter:
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Barbara Pas en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Barbara Pas
en het
antwoord van de eerste minister, belast met Buitenlandse Zaken en Europese
Zaken,
- gelet op het feit dat de Belgische diplomatieke en consulaire posten in het buitenland verplicht zijn om hun diensten aan te bieden in de landstaal die de burgers prefereren;
- gelet op het feit dat uit onderzoek blijkt dat lang niet alle medewerkers van onze ambassades, consulaten en ereconsulaten een antwoord in zowel het Frans als het Nederlands (of Duits) kunnen bieden;
- gelet op het feit dat sommige van onze diplomatieke en consulaire posten enkel in het Engels antwoorden op vragen van burgers die in het Frans of het Nederlands worden gesteld;
- overwegende dat de taalwetgeving wetgeving van openbare orde is;
- overwegende dat de eerste minister in antwoord op een schriftelijke vraag zelf reeds te kennen gaf dat er zich problemen stellen bij de naleving van de taalwetgeving in onze diplomatieke en consulaire posten;
vraagt de regering
- de Belgische ambassades en consulaten te wijzen op hun verplichting de taalwetgeving na te leven;
- regelmatig controles en evaluaties in te stellen op de naleving van de taalwetgeving door de Belgische ambassades en consulaten;
- maatregelen te nemen tegen die Belgische ambassades en consulaten die de taalwetgeving bewust en herhaaldelijk schenden."
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Barbara Pas et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de Mme Barbara Pas
et la réponse du premier ministre, chargé des Affaires étrangères et des Affaires européennes,
- étant donné que les postes diplomatiques et consulaires belges à l’étranger sont tenus de proposer leurs services dans la langue nationale de préférence du citoyen;
- étant donné qu’il ressort d’une enquête que les collaborateurs
de nos ambassades, consulats et consulats honoraires sont loin d’être tous en
mesure de fournir une réponse tant en français qu’en néerlandais (ou en
allemand);
- étant donné que certains de nos postes diplomatiques et consulaires répondent uniquement en anglais aux questions de citoyens posées en français ou en néerlandais;
- considérant que la législation linguistique est une législation d’ordre public;
- considérant qu’en réponse à une question écrite, le premier ministre a déjà reconnu l’existence de problèmes de respect de la législation linguistique dans nos postes diplomatiques et consulaires;
demande au
gouvernement
- d’attirer l’attention des ambassades et consulats belges sur leur obligation de respecter la législation linguistique;
- d’organiser régulièrement des contrôles et des évaluations concernant le respect de la législation linguistique par les ambassades et consulats belges;
- de prendre des mesures à l’encontre des ambassades et consulats belges qui enfreignent de manière manifeste et répétée la législation linguistique."
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Tim Vandenput.
Une motion pure et simple a été déposée par
M. Tim Vandenput.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
- Sander Loones aan Alexander De Croo (eerste minister, belast met BZ en EZ) over "De Recovery and Resilience Facility" (55028631C)
- Sander Loones aan Alexander De Croo (eerste minister, belast met BZ en EZ) over "De minderinkomsten en het Europese relanceplan" (55028699C)
- Ellen Samyn aan Alexander De Croo (eerste minister, belast met BZ en EZ) over "Het nationaal plan voor herstel en veerkracht" (55028743C)
- Sander Loones à Alexander De Croo (premier ministre, chargé des AET et AEUR) sur "La Facilité pour la Reprise et la Résilience" (55028631C)
- Sander Loones à Alexander De Croo (premier ministre, chargé des AET et AEUR) sur "Le manque à gagner et le plan de relance européen" (55028699C)
- Ellen Samyn à Alexander De Croo (premier ministre, chargé des AET et AEUR) sur "Le plan national pour la reprise et la résilience" (55028743C)
10.01 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de premier, wat de Recovery and Resilience Facility (RRF) betreft, de Europese coronasteun of de herstelcenten, blijkt nu bevestigd te worden wat al een tijdje was aangekondigd: we krijgen minder, terwijl we al te weinig kregen. Er zou 5,9 miljard uit het Europese coronasteunfonds naar België komen, wat eigenlijk maar de helft was van wat andere landen kregen. Nu blijkt tevens, zoals we voorspeld hadden, dat daar nog 1,4 miljard af gaat. Het resultaat is dat er maar 4,5 miljard naar de verschillende Belgische overheden komt. Staatssecretarissen Dermine en De Bleeker noemden dat in verschillende antwoorden op mijn vragen schitterend nieuws, omdat het volgens hen bewijst dat het dit land economisch voor de wind gaat. Als ik er dan op wijs dat we de laagste economische groei van Europa hebben en zowat de slechtste begroting, dan maakt dat blijkbaar geen indruk en vinden ze het nog altijd schitterend nieuws dat we minder krijgen dan te weinig.
Mijnheer de premier, kunt u eindelijk erkennen dat we slecht onderhandeld hebben en te weinig krijgen? Blijft u soms volharden in de boosheid en blijft u het normaal vinden dat die andere landen veel meer krijgen? We zijn het land dat procentueel het meest verliest, namelijk 23 % van wat voorgespiegeld was of 1,4 miljard. Geen enkel ander Europees land verliest procentueel zoveel. U hebt die cijfers ongetwijfeld ook gezien. Bent u er gelukkig mee dat wij van alle Europese landen het meest verliezen?
Stel dat u zou zeggen dat u dat niet zo erg vindt en dat het wel degelijk een goed akkoord is, kunt u mij dan zeggen waarom uw administratie en het diplomatieke netwerk er alles aan doen om ervoor te zorgen dat bij het REPowerEU-plan andere parameters worden gebruikt dan bij de RRF? Als u de RRF-parameters zo schitterend zou vinden, dan zou het logisch zijn dat die voor REPowerEU ook gelden, maar dat lijkt niet het geval te zijn. Kunt u daar toelichting bij geven?
We hebben gezien dat de Waalse regering bij monde van minister-president Di Rupo een vraag tot compensatie formuleert. Ze voelen zich onderbedeeld in de verdeling tussen de Gewesten, die nochtans het voorwerp uitmaakt van een akkoord dat ze zelf gesloten hebben. De heer Dermine zei in de krant - ik parafraseer het even - dat als de overstromingen zich in Vlaanderen hadden voorgedaan, de federale steunmaatregelen er veel sneller gekomen waren. Alsof er geen steun geweest is. Ik verwijs naar de lening die de federale overheid op juridisch creatieve wijze heeft toegekend. De heer Di Rupo vraagt dus extra middelen om dat te compenseren. Wat plant u daarmee te doen?
Ik veronderstel dat u naar het Overlegcomité zult verwijzen, maar het zou fijn zijn als u wat concretere informatie zou kunnen geven.
De Europese deal die werd gesloten is niet gekoppeld aan een lijst met ontwerpen en hervormingen, maar eenvoudigweg aan die parameters en die formule. U hebt zich geëngageerd voor een heleboel zaken, ongeacht of het nu om 5,9 of 4,5 miljard euro gaat. U kunt daar niet zomaar hervormingen of projecten uithalen, want die zijn gelinkt aan de formule. Hoe zult u daarmee omgaan? Dit impliceert immers dat de federale overheid zelf zal moeten bijspringen of dat men een andere oplossing zal moeten vinden. Ik wil graag de bevestiging horen dat het ambitieniveau niet afneemt.
10.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer Loones, het klopt dat de Commissie uiteindelijk beslist heeft dat België 4,53 miljard euro zal ontvangen. Dat is inderdaad minder dan aanvankelijk werd voorzien. Ons land is zeer alert geweest in deze discussie. Ik heb in de Europese Raad de effecten van die herberekening aangekaart. Er waren ook zeer intensieve gesprekken met de Commissie.
We zijn in zekere zin slachtoffer van ons eigen succes. De eerste 70 % van de middelen werden toegekend op basis van een voorlopige verdeelsleutel. De resterende 30 % zou verdeeld worden onder de landen die er het meest nood aan hebben op basis van de prestaties van hun economie. De Belgische economie herstelde vorig jaar beter dan voorspeld van de coronacrisis. In plaats van een krimp van 4,6 % voor de jaren 2020 en 2021, groeide de economie tijdens die periode met 0,1 %.
In bepaalde crisissituaties, zoals tijdens de coronacrisis, hebben we vastgesteld dat men bij aanvang nogal ruwe parameters heeft gehanteerd voor de eerste verdeling. Op basis daarvan werd een eerste investeringsplanning gemaakt, die nu wordt doorkruist, wat zeker niet ideaal is. Het zomaar doortrekken van de vroegere parameters is sowieso niet de juiste aanpak, aangezien ieder plan immers ook zijn eigen finaliteit heeft en de behoeften en opportuniteiten per land verschillen. Hoe preciezer de parameters, hoe meer het uiteindelijke resultaat als rechtvaardig wordt beschouwd.
Ons land verliest inderdaad een flinke hap. Voor Nederland is dat trouwens ook het geval. In de periode die men in aanmerking neemt voor de berekening van het toegewezen deel van de Recovery and Resilience Facility, heeft België het een stuk beter gedaan. We hebben de coronapandemie een stuk beter doorstaan dan andere landen.
We worden dus enigszins het slachtoffer van ons eigen succes.
Wat REPowerEU betreft, ben ik in de Europese Raad zeer duidelijk geweest. Ik zie absoluut niet in waarom men voor REPowerEU dezelfde parameters zou moeten gebruiken als voor de RRF. De RRF had te maken met een pandemie en REPowerEU heeft te maken met een energiecrisis, een heel andere situatie dus. Ik was absoluut niet de enige die dat punt heeft gemaakt. Wel was ik de eerste die dit heeft aangekaart. Heel veel landen hebben zich daarbij aangesloten, omdat ze niet willen aanvaarden dat dezelfde sleutel zou worden gebruikt.
Ik heb inderdaad een brief ontvangen van de Waalse regering met betrekking tot het toekennen van de middelen uit het Europese herstelfonds. Zoals ik eerder al zei, kennen we nu het uiteindelijke bedrag waar ons land recht op heeft. Het is zo dat de uitkering van de middelen afhankelijk is van het bereiken van een aantal mijlpalen. In het kader daarvan heeft de minister-president mij een brief gestuurd, omdat bepaalde hervormingen afhankelijk zijn van de samenwerking tussen de entiteiten. Deze brief wordt nu verder onderzocht in het kader van de algemene opvolging van het Europese herstelplan. Het uiteindelijke bedrag dat wordt toegekend heeft natuurlijk ook een impact op de deelstaten. Het was vooralsnog niet voorzien dat de federale regering hiervoor een vorm van compensatie zou uittrekken.
10.03 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de premier, dat was zeer interessant, zoals altijd. Ik begrijp dat het moeilijk is om toe te geven dat dit niet ideaal was, maar er zit een zeker spanningsveld tussen uw respectievelijke antwoorden. U zegt dat u zeer alert was, wat de verdeling betreft, maar anderzijds zegt u dat het verdere gebruik van de oude parameters niet correct zou zijn, zeker niet voor REPowerEU. U bent blijkbaar toch niet helemaal tevreden met die parameters.
Ik had verwacht dat u opnieuw zou zeggen dat België het slachtoffer is van zijn eigen succes en dat we daardoor minder ontvangen. Dat is wat we hier al maanden horen. U moet mij toch eens tonen waar dat succes zich dan precies manifesteert, want ik zie het echt niet. Samen met mij zien ook de OESO, het IMF, het Planbureau en de Hoge Raad voor Financiën het niet. Allemaal wijzen ze erop dat wij bij de slechtste leerlingen van de klas horen, niet alleen binnen Europa maar ook in de geïndustrialiseerde wereld. U moet dan wel over andere cijfers beschikken, als we het toch zo schitterend doen. Ik stel vast dat geen andere Europese lidstaat er zo sterk op achteruitgaat, namelijk -23 % in vergelijking met wat beloofd was, wat eigenlijk al te weinig was.
Ik vond het interessant dat u verwees naar de brief van de heer Di Rupo. Daarmee hebt u mijn interesse enigszins geprikkeld. Ik verwachtte dat hij daarin zou vragen om compensatie en dat stond er blijkbaar ook in. U zei dat de federale regering vandaag niet de intentie heeft om in die compensatie te voorzien. Het is belangrijk dat dit ook eens gezegd wordt in het Parlement.
U verwees verder naar het feit dat de heer Di Rupo linken legt tussen wat zijn deelstaat moet doen en de mijlpalen die georganiseerd moeten worden. Ik zou daarover graag wat meer weten. Ik zal dan ook verdere vragen indienen. Men ziet die linken immers wel. Als de deelstaten een aantal doelstellingen moeten of willen halen, zal er ook op federaal niveau geschakeld moeten worden. Die interactie geeft inspiratie voor extra vragen.
Het incident is gesloten.
11 Question de Marco Van Hees à Alexander De Croo (premier ministre) sur "L'indemnité de logement et le logement de fonction des ministres" (55028662C)
11 Vraag van Marco Van Hees aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De huisvestingsvergoeding en de ambtswoning van de ministers" (55028662C)
11.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le premier ministre, je vous avais déjà posé cette question par écrit mais je n'ai jamais reçu de réponse. Entre-temps, le sujet est revenu dans la presse. En effet, Le Vif-L'Express apporte un nouvel éclairage et de nouvelles questions sur le sujet.
Il semble que certains ministres – David Clarinval, par exemple – disposent d’un logement de fonction payé par les finances publiques et d’autres pas. Par ailleurs, l’ensemble des ministres – avec ou sans logement de fonction – bénéficieraient d’indemnités non taxables couvrant entre autres les frais de logement.
Monsieur le premier ministre, combien de membres du gouvernement disposent d’un logement de fonction payé par les finances publiques? De qui s’agit-il? Comment justifiez-vous cet avantage?
Quel est le montant des loyers de ce type pris en charge par l’État? Des frais annexes (chauffage, électricité, connexion internet, etc.) sont-ils également à charge de l’État? Si oui, pour quel montant? Du personnel est-il affecté à ce logement?
Confirmez-vous que les ministres bénéficiant d’un tel logement de fonction bénéficient malgré tout d’une indemnité de logement? Quel en est le montant? Et comment justifiez-vous ce double emploi?
Vous-même, vous disposez du Lambermont, la résidence du premier ministre. Celle-ci remplit de multiples fonctions, dont celle de logement. Comment se fait-il alors que vous perceviez également une indemnité de logement?
Dans quels documents figurent d’une part, l’attribution des logements de fonction et d’autre part, le détail des différentes indemnités (frais de logement, frais domestiques, frais de représentation, etc.) versées aux ministres? Puis-je disposer d’une copie de ces documents? Pourquoi ces indemnités et avantages ne sont-ils pas publics et pourquoi n’apparaissent-ils pas distinctement dans les documents budgétaires?
11.02 Alexander De Croo, ministre: Monsieur le président, tout d'abord, aucun membre du gouvernement ne dispose automatiquement d'un logement de fonction, comme c'est le cas par exemple pour les gouverneurs. Un ministre reçoit une allocation de logement forfaitaire pour son logement privé. Plusieurs ministres ont également la possibilité, en fonction des besoins réels de l'exercice de leur fonction, de disposer d'un logis à Bruxelles, soit dans les bâtiments de l'État ou du cabinet, soit dans un appartement spécifiquement désigné. Cela concerne les membres suivants du gouvernement: Wilmès, Van Peteghem, Vandenbroucke, Clarinval, Lalieux, Verlinden, Kitir, Madhi, Michel et moi-même. Dans mon cas, il s'agit en effet du bâtiment sis rue Lambermont qui a plusieurs fonctions, mais qui est, dans mon cas, uniquement utilisé pour les besoins réels de l'exercice de ma fonction. Je n'y ai jamais logé jusqu'à présent et je n'ai pas du tout l'intention de l'utiliser pour du logement. Je dors chez moi à la maison et c'est très bien.
En ce qui concerne les frais d'hébergement direct de la Régie des Bâtiments, cela représente un total annuel d'environ 96 372 euros. En ce qui concerne les frais annexes, cela dépend de la situation. Certains coûts sont absorbés par la Régie des Bâtiments qui fournit le bien; dans d'autres cas, les frais sont payés via les crédits du cabinet. Pour cette raison, il n'est pas possible de donner un calcul global de ces coûts. Je n'ai pas connaissance de l'emploi du personnel spécifique. Il s'agit d'une pratique administrative telle qu'appliquée par la Régie des Bâtiments ou telle que prévue dans les conventions pour les bâtiments ou pour des cabinets spécifiques. Pour des détails spécifiques, vous pouvez vous adresser au secrétaire d'État responsable de la Régie des Bâtiments ou aux membres respectifs du gouvernement.
11.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le premier ministre, je vous remercie pour vos réponses. Elles me semblent un peu incomplètes. Il y avait une question centrale: quelle est la justification de ces logements de fonction d'une part, et de l'indemnité d'autre part; et surtout du cumul des deux? Vous n'avez pas nié qu'il y avait un tel cumul. Mais alors, comment peut-on le justifier?
Pour un simple travailleur, il est déjà difficile de concevoir qu'on reçoive gratuitement un logement de fonction. À la rigueur, admettons. Mais alors, pourquoi maintenir une indemnité qui couvre la même chose, c'est-à-dire ce logement?
Par ailleurs, vous m'avez donné peu de détails. J'avais demandé dans quels documents on pouvait la retrouver et si je pouvais disposer de ces documents. Il n'y a pas de transparence à ce sujet. Vous me renvoyez vers les ministres en question.
Tant en matière de transparence qu'en termes de justification de ce double emploi, je trouve votre réponse assez lacunaire, monsieur le premier ministre.
L'incident est clos.
12 Vraag van Sigrid Goethals aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De staking van het overheidspersoneel en de nood aan een kerntakendebat" (55028759C)
12 Question de Sigrid Goethals à Alexander De Croo (premier ministre) sur "La grève dans la fonction publique et la nécessité d'un débat sur les tâches essentielles" (55028759C)
12.01 Sigrid Goethals (N-VA): Mijnheer de eerste minister, de voorbije maanden hebben wij verschillende noodkreten om meer geld voor onder andere de politie, justitie, de openbare sector en de NMBS gehoord. Aan de noodkreet die het overheidspersoneel op 31 mei uitte, kwam de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken vrij snel tegemoet met haar repliek dat zij de noodkreet van het overheidspersoneel begreep en dat zij voorstander was van meer investeringen in de sector, omdat er de voorbije jaren heel fors is bespaard. U was het daar niet mee eens en hebt daar anders op gereageerd. Intussen heeft de minister van Ambtenarenzaken een akkoord gesloten met de vakbonden voor een loonsverhoging met 7 % in allerlei vormen.
Er staan België grote begrotingsinspanningen te wachten. Wij hoeven daar niet gek over te doen. Wij missen in de regering echter nog altijd – dit is nochtans ontzettend belangrijk – een ernstig debat over de kerntaken van de overheid. Dat zou ons voor een stuk in de goede richting kunnen zetten.
Hoe staat u tegenover het akkoord inzake een loonopslag met 7 %, dat minister De Sutter heeft bereikt? Zult u daaraan tegemoetkomen tijdens de volgende begrotingsbesprekingen? De kernvraag is hoe de voltallige regering hierop zal reageren. Vanwaar zal dat extra geld bovendien komen? Sinterklaas spelen is ontzettend leuk, maar de zak moet steeds worden gevuld.
Durft u te erkennen dat er in ons land in veel opzichten eigenlijk geen gebrek aan geld en personeel is, maar dat er in ons apparaat een gigantisch verschil is tussen de inkomsten en de kwaliteit van de dienstverlening die wij daarvoor in de plaats krijgen? Bent u het daarmee eens?
Bent u, tot slot, bereid om het kerntakendebat aan te vatten en erin een coördinerende rol te spelen? Hoe zult u dat aanpakken en ervoor zorgen dat alle vakministers hun job doen?
12.02 Minister Alexander De Croo: Vragen over kerntaken geven aanleiding tot een debat dat soms ideologisch wordt ingekleurd, aangezien iedere fractie wellicht haar visie heeft op wat nu de essentiële taken van een overheid juist zijn. Tot op zekere hoogte kan ik volgen dat geld en personeel niet altijd de oplossing zijn om bepaalde maatschappelijke uitdagingen aan te pakken.
Wanneer pleidooien voor extra personeel of herfinanciering aan de orde zijn, kan het inderdaad nooit kwaad om zich af te vragen of de structuren nog aangepast zijn aan de noden, zoals bij politie en Justitie, waar vaak de roep om meer middelen klinkt. Daar kan misschien ook de vraag gesteld worden of de huidige organisatie van die domeinen nog steeds de meest relevante is.
Het is nogal ambitieus dat de eerste minister voor de hele federale overheid een kerntaken- en efficiëntieplan zou kunnen opstellen. Ik dring er wel steeds op aan bij elke minister om permanent de uitgaven te evalueren. In het kader van de begrotingsgesprekken zullen we verder werk maken van de zogenaamde spending reviews, waar we bij het begin van deze legislatuur mee begonnen zijn. De staatssecretaris van Begroting begeleidt dat proces.
12.03 Sigrid Goethals (N-VA): Kerntaken vormen de basis voor besparingen. We moeten daar duidelijk over zijn. Elk mag zijn accenten leggen, maar uiteindelijk zult u in de regering wel tot een consensus moeten komen, anders blijft iedereen maar uitgeven. Dat is geen goed idee.
Ik begrijp uit uw antwoord dat een kerntakendebat nog te veel een ver-van-mijn-bedshow is en dat vind ik ontzettend jammer. U gaf ook geen antwoord op de vragen hoe u staat tegenover de loonsverhoging van 7 % die mevrouw De Sutter heeft beloofd, en waar het geld eventueel vandaan moet komen. We zullen het dossier nauwgezet opvolgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De heer De Vuyst is niet aanwezig voor zijn vraag nr. 55028909C.
- Sander Loones aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De besparingen op de kabinetskredieten" (55028938C)
- Sofie Merckx aan Alexander De Croo (eerste minister, belast met BZ en EZ) over "Het aantal kabinetsmedewerkers in België" (55029378C)
- Sander Loones à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Les économies sur les crédits des cabinets" (55028938C)
- Sofie Merckx à Alexander De Croo (premier ministre, chargé des AET et AEUR) sur "Le nombre de cabinettards en Belgique" (55029378C)
13.01 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, deze vraag gaat over het aantal medewerkers op de verschillende regeringskabinetten. Ik ben reeds een tijdje bezig om te proberen die gegevens naar boven te krijgen, maar dat lukt maar niet. Ik heb u hierover een schriftelijke vraag gesteld in december 2021, net als aan alle andere ministers. De andere ministers stelden niet te willen antwoorden. U zou voor iedereen antwoorden. U hebt dat ook gedaan, op 11 februari. U zei dat u voor de hele ploeg antwoordde, maar dat de ministers autonoom beslissen wat ze precies doen.
Ik heb dan alle ministers opnieuw aangeschreven, zeggend dat u wel geantwoord had maar eigenlijk verwees naar de autonomie van de ministers. Ik vroeg aan de ministers hoe zij deze autonomie invulden, hoe ze omgaan met hun kabinetskredieten. Daarop antwoordden alle ministers dat ze niet zelf zouden antwoorden. Ze verwezen naar u om in één keer te antwoorden. Dat hebt u dan gedaan. U hebt één algemeen antwoord gegeven. Maar dan vond u een andere repliek en zei u niet te kunnen zeggen hoe de ministers zouden besparen, omdat dit over de toekomst gaat en dat besparingen alleen maar geanalyseerd kunnen worden als ze doorgevoerd zijn, dat de controle dus pas ergens volgend jaar gegeven kan worden, wanneer u weet wat er precies gebeurd is.
Ik word daarvan een beetje nerveus. Ik vind dat immers niet correct. Het is een principiële vraag die ik aan u wil stellen. Elke begroting gaat per definitie over de toekomst, over de intenties van de regering. Een parlement moet de mogelijkheid hebben om die intenties te kennen en te kunnen opvolgen en controleren. In uw antwoord staat eigenlijk dat die intenties er niet toe doen, dat ik binnen een jaar eens moet terugkomen en dat ik dan inzicht krijg in de cijfers.
Ik heb de Kamervoorzitster hierover aangesproken. Zij zei mij dat ik er terecht van uitga dat de ministers verantwoording verschuldigd zijn aan het Parlement, dat de Kamerleden alle parlementaire controlemiddelen daartoe moeten aanwenden. Zij vervolgde echter met te zeggen dat een antwoord dat de vraagsteller niet bevalt een antwoord is en blijft. Mijnheer de eerste minister, het antwoord bevalt mij niet. Ik weet dat het een antwoord is maar het bevalt mij niet.
Graag krijg ik toch duidelijkheid. Geef alstublieft eens de cijfers, zodat wij deze niet alleen kunnen opvolgen maar ook echt kunnen controleren, zodat er transparantie is voor de bevolking, zodat wij het niet moeten doen met algemene Exceltabellen van mevrouw De Bleeker. En dan krijgen wij het verwijt dat we ze gebruiken in een parlementair debat. Als wij zijdelingse informatie krijgen en die informatie gebruiken, krijgen wij het verwijt dat die informatie gekregen van de staatssecretaris voor Begroting niet correct zou zijn.
Er is een manier om dat gemakkelijk op te lossen. Het volstaat om uw computer open te zetten, de Exceltabel eruit te halen en deze even door de sturen naar eliane.tillieux@dekamer.be of @lachambre.be.
13.02 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, en Belgique, environ 2 000 personnes travaillent dans les cabinets ministériels. Sous ce gouvernement, les ministres fédéraux ont vu passer de 769 à 838 le nombre de leurs collaborateurs. Il est ici question d'une moyenne de 41 collaborateurs par ministre. Selon un article paru dans La Libre Belgique, le fonctionnement du gouvernement fédéral coûterait 13 millions de plus que le précédent gouvernement de M. Michel.
On dit parfois qu’en Belgique, il y a beaucoup de personnes qui travaillent dans les cabinets en raison d'une charge de coordination importante, des coalitions très larges, ce qui justifierait d’avoir des cabinets aussi importants. Mais il suffit de voir ce qui se passe dans d'autres pays qui fonctionnent alors que leur situation est encore plus compliquée que la nôtre. Au Danemark, par exemple, chaque ministre ne dispose que de quatre ou cinq conseillers spéciaux. Aux Pays-Bas, il n'y a que trois conseillers. "En France, quand on leur dit qu’on a en Belgique entre 50 et 80 cabinettards par ministre, ils hallucinent", pour reprendre les propos de La Libre Belgique. Dans ce pays, ils sont entre 20 et 30. Les cabinets sont donc plus restreints alors que ce pays compte – faut-il le dire – quelques habitants en plus que le nôtre.
Monsieur le premier ministre, si, comme M. Loones l'a demandé, vous pouviez nous donner des chiffres précis, cela serait intéressant. Mais je souhaiterais aussi connaître votre opinion concernant la très grande taille des cabinets en Belgique. Cela signifie-t-il que vous ne faites pas confiance à l'administration? Ne pensez-vous pas qu'il faut travailler directement avec celle-ci? Comment justifiez-vous une telle différence avec nos voisins qui comptent plus d'habitants que notre pays? Comptez-vous opérer une réforme pour réduire le nombre de collaborateurs dans les cabinets? Pourriez-vous envisager de demander une étude en droit comparé des cabinets en Europe?
13.03 Minister Alexander De Croo: Mijnheer Loones, over iedere euro die door het kabinet wordt uitgegeven, moet de regering natuurlijk verantwoording afleggen. Het is geen probleem om te communiceren over de kredieten en huidige samenstelling van de kabinetten. Die gegevens staan in de begroting en kunnen zonder problemen worden bezorgd. Daaruit kunt u ook afleiden dat op de kredieten van de kabinetten dit jaar 1,11 % werd bespaard. Dit zijn gesloten enveloppen. Het is niet mogelijk dat een kabinet de kredieten overschrijdt. Dat zijn de vaststaande feiten.
U vroeg of er regeringsleden waren met hogere besparingsambities en wat de intenties en plannen van regeringsleden zijn inzake de diverse aspecten van kabinetswerking. Het lijkt mij logisch dat u die vraag stelt aan de ministers tijdens het lopende begrotingsjaar. Men kan moeilijk elke maatregel objectief oplijsten die hij of zij nog wil bereiken. Het is ook een vaststaande regel dat het controlerecht van het Parlement niet bedoeld is om bindende richtlijnen aan de ministers op te leggen. Daarom is het peilen naar de intenties van de ministers in parlementaire vragen in principe niet toegelaten.
Op dat punt heb ik namens de regering voorbehoud gemaakt in de schriftelijke antwoorden. Als een parlementslid bijvoorbeeld aan een minister zou vragen hoeveel vte's er op het einde van het jaar in zijn kabinet zullen werken, dan zou die minister gebonden zijn door wat in het Parlement is verklaard, terwijl de eigenlijke begroting ter zake niets heeft bepaald. De minister moet de doelstellingen behalen die in het regeerakkoord zijn afgesproken en moet daarop worden afgerekend. Daaraan kunnen achteraf geen parameters worden toegevoegd.
Men kan via vragen perfect nagaan of de bedoelde doelstellingen worden behaald, maar niet alle regeringsleden zullen nu al in staat zijn om elke maatregel die ze nog van plan zijn te nemen tussen nu en het einde van het jaar uit de doeken te doen.
Madame Merckx, le débat sur le rôle et la taille des cabinets est ancien. Je note que les cabinets existent également aux autres niveaux de gouvernement. Il ne s'agit donc certainement pas d'un problème uniquement fédéral. Je peux répéter ici que ce gouvernement économise sur les cabinets. Nous économisons 1,11 % sur les budgets chaque année. Dès l'entrée en fonction de ce gouvernement, nous avons également décidé de le faire avec 8 % de collaborateurs en moins que ce à quoi les membres du gouvernement ont théoriquement droit.
Il est vrai que la Belgique, avec ses gouvernements en coalition, possède un système politique où le degré et le besoin de coordination politique sont élevés. Il est également vrai qu'il y a certainement beaucoup de connaissances et d'expertise au sein de notre administration publique mais que, dans le contexte actuel, il n'est pas possible pour un ministre de s'appuyer simplement sur sa propre administration pour définir une stratégie politique. Les choses peuvent sans doute être différentes. Je pense qu'un débat sur notre culture politique n'est certainement pas inapproprié mais je n'ai pas l'intention de faire des déclarations audacieuses ici en disant que nous allons supprimer ou réduire de moitié les cabinets du jour au lendemain. En cette matière, les cabinets jouent également un rôle important en termes de consultation et de communication avec les sociétés. Je ne veux pas que cette valeur ajoutée soit gaspillée.
13.04 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de premier, opnieuw ben ik niet tevreden over uw antwoord.
U zegt dat alle gegevens aanwezig zijn in de begroting, maar u weet dat dat niet juist is. We kunnen de macrocijfers van de kabinetten bekijken, maar we weten niet hoeveel vte's er zijn tewerkgesteld, of hoeveel concrete personeelsleden per kabinet er zijn. Andere regeringen communiceren daar wel transparant over. We weten niet hoeveel kabinetten er met gedetacheerden werken. We hebben die cijfers gewoon niet.
Wel hebben we een algemene tabel van de staatssecretaris van Begroting, die mij werd bezorgd in oktober. U had voor de begroting 2022 de ambitie om 1,9 miljoen te besparen op de kabinetten, maar bij de begrotingscontrole in april hebt u onmiddellijk beslist om die inspanning te halveren. U zult geen 1,9 miljoen besparen op de kabinetten dit jaar, maar slechts de helft daarvan. Die cijfers kunnen we in de begroting zien. U had eerst gecommuniceerd dat u iets zou doen, maar nu zult u misschien de helft doen.
U wijst er opnieuw op dat we individuele ministers moeten ondervragen. Ik doe dat, maar zij verwijzen terug naar u. Ik zal dat blijven doen, tot het zo op uw zenuwen werkt dat u transparante gegevens verschaft. In het verleden communiceerden ministers dat ze hogere ambities hadden om te besparen op kabinetten, zoals minister Dermagne, maar die heeft die ambitie laten vallen: hij doet als de rest en heeft geen goesting om het goede voorbeeld te geven.
U lijkt te insinueren dat ik via mijn vragen een soort van bindende ambities hoe een minister zijn kabinet moet besturen, zou willen opleggen, maar daarover gaat het niet. Het draait om de vraag op welke manier er wordt samengewerkt met de administratie en hoe een minister bezig is met de professionalisering van zijn kabinet. Daarover gaat het. Laat ik eerlijk zijn, ik droom ervan dat uw begroting een bindende ambitie zou zijn. Dan hadden wij bij de begrotingscontrole misschien geen extra tekort van 4 miljard gezien, omdat eerdere afspraken dan bindend waren geweest.
13.05 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je ne sais pas si vous avez un agenda fort chargé, mais il s'agit quand même d'un sujet délicat, et vous avez parlé tellement vite que j'ai à peine compris le contenu de votre réponse. Je vais donc relire le compte rendu pour me faire une meilleure idée.
Quoi qu'il en soit, une chose est claire: lorsqu'on vous met face au fait, c'est qu'on est en présence d'un système malsain en Belgique, selon moi, dans le financement des partis politiques, par exemple. Ces partis sont très grassement financés par l'État, mais c'est aussi le cas des cabinets. Comparons la situation à celle de la France, par exemple: un ministre y a moins de collaborateurs, alors que notre pays est objectivement beaucoup plus petit. Un tel nombre de collaborateurs ne se justifie donc absolument pas.
Par ailleurs, on jongle avec les chiffres: 1,11 % d'économies, 8 % de collaborateurs en moins, mais vous ne communiquez pas d'année de référence. C'est de la poudre aux yeux, de l'homéopathie pour pouvoir dire quelque chose, mais nous attendons encore une vraie réforme à ce niveau-là. Je pense qu'il est malsain d'avoir autant de collaborateurs par ministre. Il faut travailler davantage avec l'administration, ce serait beaucoup plus sain et nettement moins cher, donc meilleur pour le budget.
L'incident est clos.
14 Vraag van Sander Loones aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De besparingsinspanning" (55028955C)
14 Question de Sander Loones à Alexander De Croo (premier ministre) sur "L'effort d'économie" (55028955C)
14.01 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de
premier, in een antwoord op mijn mondelinge vragen aan u over de budgettaire
toestand zei u onder meer het volgende over de vaste besparingsinspanning:
“Voor het zomerreces is het de bedoeling de invulling van de vaste inspanning,
zijnde 0,2 % per jaar, te stabiliseren. Er zal worden nagegaan of de vaste
inspanning voor de begrotingsopmaak voor 2023 volledig is ingevuld. Bij de
vaste inspanning gaat het over maatregelen die we bij het begin van de
regeerperiode hebben afgesproken en waar een groeipad in zat." U verwijst
bij de vaste inspanning naar maatregelen die werden afgesproken bij het begin
van de regeerperiode met groeipad.
Graag leg ik u volgende vragen voor: 1/
Over welke maatregelen gaat dit precies? 2/ Zijn er extra maatregelen die
volgens u op tafel moeten komen?
14.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer Loones, tijdens de vorige commissievergadering heb ik inderdaad gezegd dat wij de vaste inspanning zullen evalueren. Het gaat dan concreet over de begrotingslijnen die we tijdens het investituurdebat in oktober 2020 hebben meegedeeld aan het Parlement, waaruit u kunt afleiden dat wij via een groeipad jaarlijks een inspanning van 0,2 % zullen doen. Deze inspanning is dan ook opgenomen in de begrotingstabel voor de begrotingsopmaak 2022, waarin ook de variabele inspanning is vermeld.
Ook die maatregel zullen we nog voor de zomer evalueren, namelijk om na te gaan of de afgesproken targets worden gehaald. Voor nieuwe maatregelen verwijs ik natuurlijk naar de begrotingsopmaak in september.
14.03 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de eerste minister, ik dank u voor het antwoord.
Ik heb genoteerd dat de begrotingsbesprekingen in het najaar geconcretiseerd zullen worden, maar dat u de zomermaanden niet verloren laat gaan en het traject al opstart. Ik heb van mevrouw De Bleeker begrepen dat er al technische werkgroepen aan de slag zijn gegaan.
Ik hoop oprecht dat, zoals u eerder al aankondigde, zeker die vaste besparingsinspanning concreet en gedetailleerd is ingevuld voor het zomerreces wordt ingeluid. Ik weet niet of u zich dat herinnert, maar in de plenaire vergadering hebben we daar vorig jaar over een discussie gehad. Het komt mij voor dat degene die veranderingen wil zich altijd in een moeilijke positie bevindt. De anderen moeten immers gewoon weigeren en dan haalt hij niets binnen.
Als u veranderingen wil, dan is het belangrijk om daar op tijd mee te beginnen en niet tot het laatste moment te wachten. De tijd speelt dan immers steeds in uw nadeel. Bij deze roep ik u op om voldoende ambitieus te zijn bij het concretiseren van de afspraken die u zelf hebt gemaakt.
Het incident is gesloten.
15 Question de Sofie Merckx à Alexander De Croo (premier ministre, chargé des AET et AEUR) sur "L’abolition du droit à l’avortement aux USA" (55029392C)
15 Vraag van Sofie Merckx aan Alexander De Croo (eerste minister, belast met BZ en EZ) over "De afschaffing van het recht op abortus in de VS" (55029392C)
15.01 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Monsieur le premier ministre, ce 24 juin, la Cour suprême des États-Unis a aboli l'emblématique arrêt Roe vs Wade de 1973 qui, depuis près d'un demi-siècle, garantissait le droit des Américaines à avorter.
Depuis l’annonce de la Cour suprême, neuf États ont décidé d’interdire l’avortement sur leur territoire. À terme, la moitié des États-Unis pourrait faire de même. Dans certaines parties du pays, les cliniques pratiquant l’avortement vont donc fermer leurs portes, obligeant de nombreuses femmes à faire des centaines de kilomètres pour interrompre leur grossesse ou à se débrouiller clandestinement. "Voyager est coûteux et la décision de la Cour suprême pénalisera davantage les femmes pauvres ou élevant seules des enfants, sur-représentées dans les minorités noires et hispaniques" soulignent les défenseurs du droit à l'avortement sur le territoire. Cette violente attaque aux droits des femmes a suscité des réactions partout dans le monde autant qu'en Belgique.
Comment la Belgique compte-t-elle se positionner pour dénoncer cette violation des droits de l'homme de la part d'un pays désigné comme allié? Avez-vous prévu une intervention sur la scène internationale pour condamner cette attaque aux droits fondamentaux? Quelles seront les conséquences sur notre participation au sein d'institutions internationales dont le pays en question est membre?
15.02 Alexander De Croo, ministre: Lorsque la décision a été annoncée, j'ai été un des premiers chefs de gouvernement internationaux à réagir. J'ai alors fait savoir que j'étais fort préoccupé par les conséquences de la décision de la Cour suprême et par le signal qu'elle envoyait non seulement aux États-Unis, mais également à l'ensemble de la communauté mondiale.
L'interdiction de l'avortement, comme de nombreux États américains envisagent de le faire, n'entraînera jamais la diminution du nombre d'avortements mais plutôt une augmentation du nombre d'avortements dangereux. Je suis donc très préoccupé par les conséquences que cette décision engendrera. Il s'agit en effet d'une question de droits fondamentaux. Je déduis de votre question que vous recherchez quelques représailles d'initiative diplomatique à l'égard des États-Unis. Il est également vrai qu'il existe peu d'instruments internationaux qui rendraient le droit à l'avortement applicable au niveau international. Par exemple, en Europe, certains pays ont encore une législation très restrictive. Il me semble qu'une meilleure approche consisterait à déployer des efforts encore plus importants avec les pays qui partagent les mêmes idées pour promouvoir les droits sexuels en matière de santé et de reproduction dans le monde entier.
Dans une précédente fonction, j'ai été un des pionniers en cette matière et je suis heureux que notre pays continue à jouer un rôle actif dans ce domaine.
15.03 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Vous avez condamné ce qui s'est passé aux Etats-Unis mais vous dites en même temps que vous n'avez plus de moyens pour agir envers eux. Quand il s'agit d'autres pays, vous êtes plus créatif pour trouver des sanctions quand les droits humains ne sont pas respectés. Quand il s'agit d'alliés comme les États-Unis, on se limite à une petite condamnation et on ne va pas beaucoup plus loin. On ne peut pas continuer comme ça.
On parle aussi souvent du grand exemple des États-Unis, pays de la liberté et on a vu la sanglante attaque qui a eu lieu. Le port d'armes est autorisé là-bas. Ce qu'il se passe aux États-Unis est loin d'être idéal et je pense qu'une condamnation plus ferme doit être de mise.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 15 h 39.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.39 uur.