Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la
Migration et des Matières administratives |
Commissie
voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken |
du Mercredi 29 juin 2022 Après-midi ______ |
van Woensdag 29 juni 2022 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.21 uur en voorgezeten door de heer Koen Metsu.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 21 et présidée par M. Koen Metsu.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
01 Actualiteitsdebat over de audit van het Rekenhof over de politieopleiding en toegevoegde vragen van
- Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De langere opleiding voor politieagenten" (55028995C)
- Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De audit van het Rekenhof over de basisopleiding voor politie-inspecteurs" (55028997C)
- Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De uitspraken van de minister in de media over de duur van de opleiding van politie-inspecteurs" (55029014C)
- Caroline Taquin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De verlenging van de duur van de opleiding van de politieagenten" (55029016C)
- Franky Demon aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het rapport van het Rekenhof over de politieopleiding" (55029065C)
- Sigrid Goethals aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het rapport van het Rekenhof over de basisopleiding van politie-inspecteurs" (55029076C)
- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De aanbeveling van het Rekenhof over de basisopleiding van de politie-inspecteurs" (55029077C)
- Eva Platteau aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De audit van het Rekenhof over de basisopleiding voor politie-inspecteurs" (55029161C)
- Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De opleiding van de politieagenten" (55029211C)
- Eva Platteau aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De hervorming van de politieopleiding en de uitspraken van de minister daarover in de pers" (55029212C)
- Nabil Boukili aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het rapport van het Rekenhof over de basisopleiding voor politie-inspecteurs" (55029213C)
- Vanessa Matz aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De kritiek van het Rekenhof op de opleiding van de politieagenten" (55029243C)
01 Débat d'actualité sur l'audit de la Cour des comptes sur la formation des policiers et questions jointes de
- Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Une formation plus longue pour les policiers" (55028995C)
- Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'audit de la Cour des comptes concernant la formation de base des inspecteurs de police" (55028997C)
- Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les propos tenus par la ministre dans les médias sur la durée de la formation d'inspecteur de police" (55029014C)
- Caroline Taquin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'allongement de la durée de formation des policiers" (55029016C)
- Franky Demon à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le rapport de la Cour des comptes sur la formation des policiers" (55029065C)
- Sigrid Goethals à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le rapport de la Cour des comptes sur la formation de base des inspecteurs de police" (55029076C)
- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La recommandation de la Cour des comptes concernant la formation de base des inspecteurs de police" (55029077C)
- Eva Platteau à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'audit de la Cour des comptes portant sur la formation de base des inspecteurs de police" (55029161C)
- Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La formation des policiers" (55029211C)
- Eva Platteau à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La réforme de la formation policière et les propos de la ministre à ce sujet dans la presse" (55029212C)
- Nabil Boukili à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le rapport de la Cour des comptes sur la formation de base des inspecteurs de police" (55029213C)
- Vanessa Matz à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les critiques de la Cour des comptes sur la formation des policiers" (55029243C)
De voorzitter: Mevrouw de minister, collega's, mag ik een voorstel doen voor deze twaalf samengevoegde vragen? Kunnen wij de minister onmiddellijk laten antwoorden, waarna er desgewenst nog een repliek kan volgen? Er is geen livestream en er worden ook geen beelden gecapteerd. Ik denk dat de inhoud vandaag het belangrijkste is, zoals dat altijd het geval zou moeten zijn. Is iedereen het daarmee eens? (Instemming)
01.01 Bert Moyaers (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, ik veronderstel dat de vragen van de aanwezige parlementsleden wel in het verslag worden opgenomen?
De voorzitter: Inderdaad. De collega's Depoortere, Taquin, Demon, Dillen, Boukili en Matz zijn afwezig.
01.02 Bert Moyaers (Vooruit):
Mevrouw de minister
In verschillende kranten van maandag 20
juni kon ik lezen dat U erover nadenkt om de politieopleiding te hervormen.
Vandaag gaan aspiranten Tien maanden naar één van de tien politiescholen in ons
land.
Het is voor deze beleidsploeg een
prioriteit om elk jaar 1600 nieuwe politieagenten te werven. Anderzijds gingen
er ook al heel lang stemmen op om de opleiding zelf te hervormen of op zijn
minst te verlengen omdat deze te kort zou zijn.
In het programma van Vooruit spraken we
in 2019 al over de nood aan een professioneel politieonderwijs dat gelijke
kwaliteitsgaranties en een even hoog onderwijsniveau heeft als het hoger
onderwijs.
Ook in deze commissievergadering heb ik
zelf al meer dan eens gepleit om de opleiding van politieagent te herbekijken
naar het niveau van een bachelor analoog aan de situatie in Finland. U
antwoordde daar vorig jaar op dat de duur van de opleiding geen doelstelling op
zich vormde en dat er aan beide systemen voor- en nadelen zijn verbonden. Zo
betaalt men in landen waar het regulier onderwijs het politieonderwijs voor
zijn rekening neemt, geen salaris aan de aspiranten.
Ik ben uiteraard aangenaam verrast met
deze nieuwe kijk, maar heb daar uiteraard wel enkele vragen bij:
De tijd is, zoals U zelf aangaf, eerder
beperkt om dit deze legislatuur nog allemaal op poten te zetten. Welke stappen
acht U haalbaar op korte termijn?
Bent U dan ook van plan om niet langer
een salaris aan aspiranten te geven?
Moet U daarvoor in overleg met de
bevoegde ministers van onderwijs in de verschillende gemeenschappen?
Bent U ook van mening dat wanneer
politiemensen een bachelordiploma hebben, ze ook een rijker palet aan
perspectieven bezitten indien ze na een aantal jaren toch tot de conclusie
zouden komen dat het politieambt hen niet op het lijf geschreven is?
Uiteindelijk gaan heel wat mensen in hun carrière nieuwe uitdagingen aan.
Wat denkt U ervan om in zo'n opleiding ook met de nodige specialisaties te werken, bijvoorbeeld recherche of wijkpolitie?
Geachte minister
Op 16 juni jongstleden stelde het
Rekenhof haar audit voor over de basisopleiding voor politie-inspecteurs, die
essentieel is voor de goede werking van de geïntegreerde politie. Het rapport
oogt niet meteen rooskleurig.
Zo zou er geen homogene opleiding noch
een gelijkwaardige validering van de verworven kennis in alle scholen kunnen
gewaarborgd worden. De reglementaire kwaliteitsnormen kunnen niet worden
opgevolgd bij gebrek aan een gecentraliseerd kader. De middelen die ter
beschikking zijn, verschillen sterk van school tot school. En de Federale
Politie heeft geen zicht op de totale kostprijs van de opleiding per aspirant.
Er is echter ook licht aan het eind van
de tunnel.
Zo is bijvoorbeeld de gegevensverzameling
over de meerjarenbehoeften op het vlak van operationeel personeel er duidelijk
op vooruit gegaan. Hierdoor wordt het aantal te rekruteren aspiranten verfijnd
en kan er ook rekening worden gehouden met de behoeften van de Federale
Politie.
Zoals ik het rapport kan lezen, lijkt dit
rapport vooral betrekking te hebben op de periode tot en met 2020. Men wijst er
op dat er in 2021-2022 een actieplan voor de opleiding werd gepland waarbij
onder meer de onderwijsmodules zouden worden geanalyseerd met het oog op een
meer eenvormige inspecteursopleiding voor alle scholen.
Ik heb hierover de volgende vragen
mevrouw de minister:
Heeft U akte genomen van de audit van het
Rekenhof en wat waren uw eerste bevindingen?
Een audit legt de vinger op de wonde,
maar wel met de positieve intentie om te remediëren waar mogelijk. Waar kan er
volgens U op korte termijn veel vooruitgang geboekt worden?
Men spreekt dat men niet in alle scholen
kan waarborgen dat er eenvormige opleiding kan gegeven worden. Zijn er scholen
die wel zeer goed scoren? Zo ja, welke zijn dat? En waar maken ze effectief het
verschil?
Is het op basis van dit rapport dat U
eventueel overweegt om van de politieopleiding een bachelorsopleiding te maken?
Kan U al resultaten meegeven van het
actieplan voor de opleiding dat in 2021-2022 zou komen?
Waarom verschillen de middelen die ter
beschikking worden gesteld van school tot school.
En wat is de reden dat de Federale
Politie geen zicht heeft op de totale kostprijs van de opleiding per aspirant?
01.03 Sigrid Goethals (N-VA): Geachte mevrouw de minister,
Het Rekenhof voerde een audit uit over de
basisopleiding van politie-inspecteurs. Ze bekeek niet alleen de selectiefase
maar ook de opleidingsbehoeften, controle en coördinatie van de kwaliteit van
de opleiding en de kosten ervan. Het rapport raakt belangrijke zaken aan met
betrekking tot de opleiding van de politie. Uit dit rapport bespreek ik graag
met u de drie volgende zaken;
Allereerst, wat een politie-inspecteur
moet kennen of kunnen, is anno 2022 niet meer hetzelfde als in 2015. In 2017
werden daaromtrent zelfs enquêtes gehouden bij de politie maar de inhoud van de
lessen werd tot op heden niet aangepast.
Welke stappen acht u voor dit legislatuur
nog mogelijk wat betreft een actualisering van de inhoud van de lessen?
Past dit in dezelfde denkoefening inzake
een verlenging van de duur van de basisopleiding?
Het Rekenhof wijst tevens op de grote
verschillen in de inhoud van de opleidingsmodules tussen de politiescholen. Ook
worden kandidaten anders geëvalueerd afhankelijk van de school. Een centrale
aansturing verantwoordelijk voor kwaliteitsverzekering -en controle is afwezig.
Verder zien zij ook een grote discrepantie tussen de ANPA en de DRP.
Welke actie wenst u hieromtrent te nemen?
Zal u initiatief nemen om zo'n centrale instantie in te stellen die verzekert dat
de praktijk worden gehomogeniseerd en de kwaliteit van de hele opleiding wordt
gewaarborgd?
Tenslotte, Het Rekenhof stelt ook dat de
scholen geen duidelijk zicht hebben op hun werkingsbudget omdat de federale
tussenkomst hier elk jaar voor verschilt en werkt met een 17 jaar oude
verdeelsleutel. Zonder duidelijk werkingsbudget, is het moeilijk voor de
scholen om plannen voor het werkingsjaar te maken.
Kan u een stand van zaken meegeven over
het model van beheerscontract tussen de Federale Politie en de erkende scholen?
Wanneer worden deze geïmplementeerd?
In uw vorige beleidsnota gaf u aan een studie naar de financiering van de politiescholen te zijn opgestart om de efficiëntie van de basisopleiding te verbeteren. Is deze studie afgerond?
01.04 Eva Platteau (Ecolo-Groen):
Het auditverslag van het Rekenhof over de basisopleiding voor
politie-inspecteurs bevat interessante aanbevelingen.
Het opleidingsproces moet beter worden
afgestemd op de personeelsbehoeften. De DPR FP beschikt niet over informatie
over het werkelijk aantal aspiranten dat de politiescholen kunnen opvangen en
de verdeelsleutel is niet meer up-to-date. Er is een gebrek aan informatie, en
als die er is, wordt die informatie ook niet altijd systematische verwerkt en
gebruikt. Voorbeelden zijn de totale kostprijs van de opleiding per aspirant,
de duurtijd van de opleiding, de termijn tussen selectie en indiensttreding,
... Ook stelt het Rekenhof dat de coördinatie- en controlemiddelen van de
FP ontoereikend zijn om kwaliteitsvolle
opleidingen te garanderen die gelijkwaardig zijn over hele land. Er zijn grote
verschillen in evaluatiepraktijken, de organisatie van werkplekleren,... De cel
belast met de bewaking van de kwaliteit van de opleiding bestaat niet meer.
Volgens het Rekenhof ontbreekt een
strategische langetermijnvisie voor de politieopleiding. Ten tijde van de audit
was er echter nog geen gevolg gegeven door de FP en de politiescholen aan de
evaluaties van 2017 en was er geen mechanisme voor systematische verbetering.
Het Rekenhof stelt dat ondanks de reeds
hoge slaagpercentages, de FP voorstander is om de regels om te slagen voor blok
1 te versoepelen. Het is nu al mogelijk om te delibereren op individuele basis.
Uit een bevraging door DRP van de
politiescholen in 2017 dat 8 van de 9 scholen de opleiding te kort vonden om
alle doelstellingen te halen. Sommige scholen pleitten er in het verleden al
voor om de opleiding te verlening tot 1,5 jaar.
Het rapport kaart ook enkele problemen
aan met het werkplekleren. In 2020 kwam er wel een handleiding voor
werkplekleren. Mijn vragen zijn:
1) Hoe zal u het opleidingsproces beter
afstemmen op de personeelsbehoeften?
2) Hoe kan ervoor gezorgd worden dat de
grote behoefte aan aspiranten er niet toe leidt dat de lat te laag gelegd
wordt?
3) Bent u voorstander van het versoepelen
van de regels om te slagen voor de theoretisch basiskennis?
4) Hoe kan de kwaliteit van het
werkplekleren als onderdeel van de opleiding verbeterd worden?
5) U heeft al gezegd dat u voorstander
bent om de politieopleiding te hervormen en af te stemmen op het reguliere
onderwijs. Welke timing acht u realistisch?
6) Bent u voorstander om de bestaande
basisopleiding te verlengen?
7) Komen er veranderingen in de financiering van de politiescholen?
De politieopleiding is al jaren voorwerp van debat. In 2011 werd een visitatie uitgevoerd waarin een aantal belangrijke mankementen aan het licht kwamen. De kwaliteit van het politieonderwijs bleek onvoldoende in vergelijking met het regulier onderwijs. Er was ook te weinig controle op de kwaliteit van de opleiding zelf. Dat laatste kwam opnieuw naar voren als een pijnpunt uit de recente audit van het Rekenhof.
In 2012 waren er in de Kamer hoorzittingen over. Experten wezen erop dat politiemensen niet over een diploma beschikken en dat de politieloopbaan om die reden bijna "een dead-end street" is: eens je binnengeraakt, geraak je er nog moeilijk uit. Ook werd gesteld dat de opleiding te kort is om het vooropgestelde profiel te verwerven. Het bijzonder hoge slaagpercentage van 99 % werd aangehaald als een illustratie van het feit dat er geen selectieve evaluatie plaatsvindt.
België is ongeveer het enige Europese
land waar geen Bachelor-Master structuur is voor het politieonderwijs.
De academische wereld, het middenveld, vakorganisaties en politiemensen zelf vragen een grondige hervorming van de opleiding. Onlangs heeft in de pers gezegd dat u de politieopleiding wil hervormen. U vindt tien maanden onvoldoende om mensen klaar te stomen voor de gigantische uitdagingen van vandaag.
Mijn vragen zijn dan ook:
1) Welke hervorming heeft u voor ogen?
Welke landen bieden inspiratie?
2) Bent u voorstander van het invoeren
van bachelor-master structuur? Wat zijn de voordelen?
3) Welke consequenties zou de hervorming
van de opleiding hebben op de verloning tijdens de opleiding?
01.05 Daniel Senesael (PS): Madame la
ministre, vous avez indiqué dans la presse vos intentions de revoir notamment
la durée de formation des aspirants policiers que vous jugez trop courte. Cette
formation a lieu actuellement dans l'une des dix écoles de police de notre pays
pendant dix mois.
Vous semblez donc envisager une réforme
durant cette législature en vous basant notamment sur l'exemple finlandais où
la formation dure 3 ans et débouche sur un diplôme.
J'aimerais dès lors, madame la ministre, vous poser les questions suivantes : A quel stade votre volonté de réforme de la formation des policiers se situe-t-elle? Disposez-vous déjà d'un calendrier et pouvez-vous me communiquer davantage d'informations sur vos intentions et lignes de force tant au niveau de la formation en elle-même que des écoles de police (localisation, …)? Comment s'articulerait cette prolongation avec les objectifs ambitieux de recrutement? Dans cette lignée, une réflexion sur la formation continue des policiers est-elle engagée? Dans ce cadre, qu'en est-il ou qu'en sera-t-il de la concertation avec les partenaires sociaux et les autres niveaux de pouvoirs concernés?
01.06 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, ik dank u voor de efficiëntie. Dit laat ons inderdaad toe om van gedachten te wisselen over een bijzonder belangrijk onderwerp voor de toekomst van ons land en voor onze veiligheid.
In een sector waar mensen instaan voor de veiligheid van onze samenleving is een afdoende en kwaliteitsvolle opleiding essentieel. In eerste instantie gaat onze aandacht dan ook naar de inhoud en de kwaliteit van de basisopleiding van onze politie-inspecteurs. De nood om bijkomende aspiranten te rekruteren mag wat mij betreft onder geen beding aanleiding geven tot een vermindering van de kwaliteit. Dat geldt zowel voor de selectie als voor de opleiding van de toekomstige politie-inspecteurs.
In dat kader bevinden we ons in een veranderende maatschappelijke situatie. Er zijn veel evoluties en er zijn vanuit de maatschappij toegenomen verwachtingen ten aanzien van de politie en veiligheidsdiensten en heel wat nieuwe uitdagingen. Daarom ben ik voorstander van een verlenging van de basispolitieopleiding, niet om te verlengen op zich, maar wel om een antwoord te kunnen bieden op de uitdagingen die we ervaren ten aanzien van de politieorganisatie.
Wat mij betreft, is die verlenging ook gerechtvaardigd omdat een opleiding tot politie-inspecteur of politiemedewerker niet beperkt zou moeten zijn tot het beheersen van de zuiver politionele kennis, vaardigheden, technieken en wetgeving, maar ook sociale, persoonlijke en communicatieve vaardigheden zou moeten omvatten. Dat soort zaken trainen en daarin opleiding geven, vraagt nu eenmaal tijd en men kan dat niet in een beperkt aantal uren afhaspelen.
Ik heb dat trouwens ook kunnen vaststellen en bespreken tijdens twee buitenlandse werkbezoeken die ik heb gebracht aan onder meer Helsinki en voorbije maandag nog aan Berlijn. Ik leerde daar dat de politieopleidingen veel langer zijn dan in ons land en dat men bijzonder veel aandacht schenkt aan opleidingen in cultuur, normen en waarden van de politieorganisatie, veel meer dan aan de zuivere technieken en wetgeving, waar men die opleidingen en technieken naar de praktijk en de eigenlijke werkomgeving overbrengt.
Ik ben dan ook voorstander van de afstemming van de politieopleidingen op de organisatie van het regulier hoger onderwijs.
Daarbij moet mijns inziens worden gewerkt aan een hernieuwing van de visie op het politieonderwijs. Ik werk die visie samen met experts verder uit. Daarnaast wordt er ook vanop het terrein nagedacht over die visie, waarbij in elk geval een oriëntering zal moeten plaatsvinden naar een erkenning van de politieopleidingen conform de Europese akkoorden van Kopenhagen en Bologna. Bij een hervorming van het onderwijs zullen zeker keuzes moeten worden gemaakt, bijvoorbeeld over de vraag naar de vergoeding van de aspiranten tijdens de opleiding. Dat zijn relevante en legitieme vragen, maar het is nu te vroeg om daarop in te gaan, omdat dit momenteel nog verder moet worden geanalyseerd. We hebben ons niet eens definitief uitgesproken over de duurtijd, dus dat soort vragen moet samen worden bekeken. Het spreekt voor zich dat een oriëntatie van de basisopleiding voor politie-inspecteurs naar het regulier onderwijs ook moeten worden afgestemd met de Vlaamse, Franse en Duitstalige Gemeenschappen, waarbij het noodzakelijk zal zijn om de uniformiteit, kwaliteit, inhoud en competenties te garanderen omdat er gelijkheid moet zijn tussen alle politie-inspecteurs die nadien binnen de geïntegreerde politie zullen worden tewerkgesteld. De politieopleiding inschrijven in of afstemmen op het reguliere onderwijs zou de gediplomeerden het voordeel kunnen bieden van een rijker palet aan loopbaanperspectieven, aangezien de diploma's dan een ruimere erkenning kunnen krijgen dan enkel binnen de politieorganisatie. Ik ben dus voorstander van een langere opleiding. Wat een echte inbedding in het reguliere onderwijs betreft, wil ik nogmaals onderstrepen dat de voor- en nadelen daarvan nog verder geanalyseerd moeten worden. De verlenging als zodanig is een meer evidente aangelegenheid dan de precieze structuur of de inbedding in het gewone hoger onderwijs.
La durée moyenne de sélection est de 24 semaines, mais l'ambition est, grâce au nouveau concept de sélection et de recrutement, d'abaisser la durée à 18 semaines. En principe, la durée de la formation de base est de 12 mois. Le rapport d'audit récent de la Cour des comptes reprend les détails à ce niveau et souligne que 38 % des aspirants restent 13 à 14 mois en formation, 4,2 % entre 14 et 20 mois et 1,4 % plus de 20 mois. Ces chiffres s'expliquent par les secondes sessions, les demandes de sursis et la possibilité de recommencer tout ou partie en cas d'échec. Je rappelle qu'à l'issue de leur formation, les policiers sont soumis à une période de stage probatoire d'en principe 6 mois au sein de leur unité d'affectation.
Il est prématuré d'apporter des précisions relatives aux modules qui seraient allongés ou intégrés dans la formation de base étant donné que l'allongement de la formation doit encore faire l'objet de réflexions. Je tiens à préciser que dans l'immédiat, un projet visant à harmoniser et à actualiser les contenus des apprentissages des fiches "cluster" est en cours. Ce projet est mené compte tenu du cadre légal existant, soit une durée globale de 12 mois et un nombre de clusters fixé à 15. Ce projet est piloté par la Direction du personnel de la police fédérale en collaboration avec les directions de la police fédérale, la Commission permanente de la police locale ainsi que les écoles de police.
Les concertations entre partenaires se déroulent par clusters selon un planning prévisionnel s'étalant tout au long de l'année 2022. La mise en œuvre concrète des travaux réalisés aura lieu après validation du Comité de Coordination de la Police Intégrée actuellement fixée à la fin du premier semestre 2023.
Lors de la mise en place, il a été décidé de ne pas intégrer de fast track compte tenu du nouveau concept de sélection. Si les services de recrutement et de sélection de la police fédérale parviennent à maintenir des délais courts et à tenir leurs objectifs d'incorporation de lauréats de la sélection, la plus-value des fast tracks diminue fortement.
Omtrent de vragen over de audit van het Rekenhof wil ik onderstrepen dat ik de audit uiteraard met veel aandacht heb gelezen, aangezien die audit een inventaris opmaakt van de tekortkomingen, maar ook van de verbeterpunten van de basisopleiding. Er worden in de audit aanbevelingen geformuleerd. De vooruitgang die de jongste jaren werd geboekt bij het politieonderwijs wordt eveneens erkend.
Naast het vermeld actieplan, waarvan sprake in het verslag van het Rekenhof, heb ik de directie van het personeel van de federale politie gevraagd om mij een meer specifiek actieplan te bezorgen om gevolg te geven aan de aanbevelingen van die audit. Ik kan nu al onderstrepen, zoals we al eerder bespraken, dat de beheersovereenkomsten met de erkende politiescholen in opmaak zijn. Dat hadden we als voornemen geuit, omdat die beheerscontracten ertoe kunnen bijdragen dat de planning van de rekrutering en de klassen van het politieonderwijs beter rekening houden met de specifieke realiteiten en de moeilijkheden van de scholen. Bovendien kunnen ze ervoor zorgen dat de kwaliteitseisen die wij aan ons politieonderwijs zouden moeten stellen, beter gehaald zullen kunnen worden.
Daarenboven wordt er op mijn initiatief een nieuwe dienst opgezet voor het management van de politieopleidingen op het niveau van de directie van het personeel van de federale politie. In afwachting van de doorvoering van een vernieuwde visie op het politieonderwijs, zal die dienst alvast de kwaliteit van de opleidingen en de harmonisatie verder kunnen coördineren. De dienst zal een belangrijke rol spelen bij het gecentraliseerd toezicht op de uitvoering van het opleidingsbeleid van de politie, de coördinatie van de acties van de politiescholen, maar ook de kwaliteitsbewaking en de kwaliteitscontrole.
Momenteel wordt ook gewerkt aan de uniformering en actualisering van de leerdoelen, maar ook van de inhoud per cluster van de basisopleiding voor politie-inspecteurs. Zowel de federale politie als de vaste commissie voor de lokale politie en de politiescholen zijn betrokken bij dat proces.
Ik wil graag nog verduidelijken dat er in de audit geen sprake van is dat bepaalde politiescholen de aspirant-politieagenten beter of slechter zouden opleiden dan andere politiescholen, noch is er sprake van verschillen in scores of niveaus tussen die scholen. In het verslag wordt wel gewezen op een gebrek aan harmonisatie en verschillen in de feitelijke leerinhoud, de methode voor de rekrutering van docenten, de onderwezen technieken of de aard van het gebruikte materiaal en onder meer de veelheid van betrokken politiedocenten. Momenteel heeft elke politieschool eigen richtlijnen inzake de selectie en aanwerving van gastdocenten. De federale opleiders, die ter beschikking gesteld worden door de federale politie, kunnen in overleg met de directeurs van de betrokken scholen geselecteerd worden.
Hoe dan ook zal de selectie en rekrutering van onderwijzend personeel in de toekomst, zoals ook aanbevolen door het Rekenhof, deel uitmaken van een ruimer actieplan. Daarbij dienen de aantrekkelijkheid en de waardering van de functie van docent in een politieschool ook verhoogd te worden en moeten de procedures voor de selectie van docenten worden verduidelijkt, zodat we ons ook op die manier kunnen vergewissen van de kwaliteit van het onderwijs.
U weet dat de federale subsidie voor de politiescholen slechts een deel is van de financiering van het politieonderwijs. Het andere deel wordt onder meer door de provincies bijgepast. Daardoor kunnen er verschillen optreden tussen de financiële middelen van de politiescholen. Zoals het Rekenhof in zijn verslag opmerkt, beschikken de erkende scholen ook over middelen van de provinciale overheden of, in voorkomend geval, van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waardoor er verschillen zijn en er geen eenduidig bedrag gekleefd kan worden op de kostprijs van de opleiding per aspirant-politie-inspecteur.
Le nombre d'aspirants inspecteurs incorporés ne correspond pas forcément au nombre de lauréats. En effet, les personnes ayant terminé avec succès la procédure de sélection sont invitées à participer à la formation mais, pour divers motifs, certaines ne sont pas incorporées. L'objectif de 1 600 inspecteurs recrutés par an n'a été fixé qu'à partir de l'année 2021, ce qui explique que la Cour des comptes se réfère à l'objectif de 1 400 inspecteurs recrutés. Tout sera mis en œuvre pour atteindre l'objectif de 1 600 inspecteurs de cette année.
Collega's, laat het duidelijk zijn, ik ben ervan overtuigd dat wij goedopgeleide politie-inspecteurs de straat op moeten sturen, omdat zij weerbaar moeten zijn en moeten kunnen omgaan met de vele uitdagingen in onze maatschappij vandaag. Dit proces, de aanpassingen aan de politieopleiding, gaat uiteraard niet over één nacht ijs en zal ook niet overnight kunnen worden ingevoerd. Ik ben er echter wel rotsvast van overtuigd, op basis van de gesprekken die ik hierover de laatste maanden gevoerd heb, dat wij dit moeten doen en dat wij deze legislatuur concrete stappen moeten zetten om te werken aan die politieopleiding van de toekomst.
01.07 Bert Moyaers (Vooruit): Mevrouw de minister, u hebt op heel wat van mijn vragen een antwoord gegeven. Het is natuurlijk nog een beetje afwachten. Er moet bekeken worden welke stappen echt haalbaar zijn. De tijd is op dat vlak beperkt, als ik alleen naar deze legislatuur kijk, om al die dingen te kunnen veranderen. U zei dat u een aantal dingen wil veranderen, maar er zal vooral heel veel moeten worden samengezeten met al die regionale overheden, die de inrichters zijn van het onderwijs, vooraleer men die hernieuwing van de visie kan uitrollen. Daar zullen zo snel mogelijk stappen voor moeten worden gezet.
Het is uiteraard juist dat de verwachtingen voor de politie steeds toenemen. Een uitbreiding van de opleiding is daarom echt wel te verantwoorden, want een kwaliteitsvolle opleiding tot politie-inspecteur is natuurlijk de basis van een veilige maatschappij.
De enige vraag waarop ik niet echt een antwoord heb gekregen, is wat u er zelf van denkt om in zo'n opleiding met de nodige specialisaties te werken, bijvoorbeeld recherche of wijkpolitie. Misschien was het wel gewoon te vroeg om deze vraag al te beantwoorden.
Het Rekenhof heeft een audit afgeleverd. Een audit legt steeds de vinger op de wonde, maar wel met de positieve intentie om te kunnen remediëren waar mogelijk.
Ik begrijp dat er veel verschillen bestaan tussen de provincies op het vlak van docenten en richtlijnen. Ik heb zelf in het onderwijs gestaan. Op de school waar ik lesgaf, werd eens een inspectie gehouden en een bepaald vak had slechter gescoord. De inspecteur zei toen dat een kind zich gelukkig mocht prijzen om in de klas van bepaalde leerkrachten terecht te komen. Iets gelijkaardigs is hier het geval. Het is daarom belangrijk dat we overal hetzelfde kunnen aanbieden. De richtlijnen voor gastdocenten zouden dus uniformer moeten zijn.
Is de visie om het onderwijs te verlengen er voor of na het rapport gekomen? Dat is me niet geheel duidelijk. Het is een beetje de vraag van de kip of het ei.
Vooruit steunt alleszins de uitbreiding van de politieopleiding. Als we iets willen veranderen, moeten we nu wel snel actie ondernemen, want de legislatuur nadert haar einde.
De voorzitter: Dank u, mijnheer Moyaers.
De heer Depoortere is helaas ziek en is verontschuldigd. Mevrouw Taquin is eveneens verontschuldigd. De heer Demon is niet aanwezig. Ik geef het woord aan mevrouw Goethals.
01.08 Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord op mijn vragen.
De heer Moyaers heeft al veel zaken vermeld die ik ook wilde zeggen. Ik zal die zaken niet herhalen. U sprak over het verlengen van de opleiding. Ik ben daar in principe niet tegen, maar het eerste wat daarvoor nodig is, is de financiering en het zal niet evident zijn om die in te schatten. We weten immers dat de financieringskwestie al vaker stokken in de wielen steekt. Die financiering zou beter vooraf worden gepland. Dat is niet eenvoudig, maar dat is het punt niet. Die zaken zouden hoe dan ook toch aan elkaar gelinkt moeten worden, dat lijkt me logisch.
Het is ook belangrijk om uniformiteit van opleiders en begeleiders voor de opleiding van de rekruten te bereiken. Ze verdienen allen dezelfde opleiding te krijgen. Het actieplan dat u opstelt, moet goed zijn en uitgebreid genoeg om aan zoveel mogelijk opmerkingen van het Rekenhof te beantwoorden. Er mag niet worden getalmd, want elke dag dat het langer duurt, is een dag te veel voor onze rekruten, voor de politie en voor onze veiligheid in het algemeen.
01.09 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik was iets later. Ik verwachtte uw antwoord niet zo snel. Ik heb niettemin uw antwoord grotendeels kunnen horen.
Ik heb nog twee opmerkingen.
Ten eerste, wat betreft het overgaan naar een langere opleiding, met name een bachelor-masteropleiding, weet u dat ook onze fractie daar voorstander van is.
Ten tweede, wat betreft het auditrapport van het Rekenhof. Het debat over de politieopleiding is natuurlijk niet nieuw. Het is iets waarover wij al jaren spreken. In 2012 zijn er al hoorzittingen over geweest in de Kamer. De conclusie was dat het feit dat een politieagent niet beschikt over een bachelor- of masteropleiding heel wat beperkingen inhoudt, zoals voor zij-instromers. Wij bespreken tegenwoordig dat mensen een lange loopbaan moeten hebben en tot 65 jaar moeten werken. Als zijn naar een andere branche willen gaat, worden politieagenten gehinderd door het feit dat zij niet beschikken over dat diploma.
Mevrouw de minister, wij moeten dus absoluut snel werk maken van die opleiding. Ik hoop dus dat wij dat nog tijdens de huidige legislatuur kunnen doen. Misschien kunnen wij de basisopleiding een tijdje dubbel laten lopen en al starten met een bacheloropleiding. Aan de universiteiten, in de faculteit Criminologie, is er heel wat expertise aanwezig om daar snel mee te starten. Het is absoluut belangrijk dat wij daar niet nog vele jaren over blijven debatteren.
In het auditrapport duiken dezelfde pijnpunten op die tien jaar geleden al naar voren kwamen. Opnieuw zijn dat de opleiding, de controle op de kwaliteit en de gelijkvormigheid van de politieopleidingen. Het is frappant dat ze nog steeds terugkomen in het rapport. Wat mij vooral ook heeft gefrappeerd, is het gebrek aan het verzamelen van echte informatie door de federale politie. Wanneer de informatie er wel is, is er dan weer een gebrek aan een systematische verwerking ervan. Hoeveel kost de opleiding per aspirant? Hoe lang duurt een opleiding? Wat is de termijn tussen selectie en de indiensttreding? Dat zijn zaken waarop wij snel een zicht moeten kunnen krijgen om de basisopleiding nu al kwaliteitsvol te kunnen inzetten.
Wat mij ook opviel zijn de slaagpercentages, die een bezorgdheid vormen. Wij zien heel hoge slaagpercentages, maar wij willen natuurlijk dat iedereen die de opleiding volgt wel degelijk kwaliteit kan bieden. Ik hoor dat de federale politie zelfs voorstander zou zijn van een verdere versoepeling ten bate van de slaagpercentages. Zij spreekt over het versoepelen van de regels voor blok 1, hoewel blok 1 over heel essentiële zaken gaat, zoals de wet op het politieambt, de politionele deontologie en de inleiding tot het recht. Die theoretische kennis is onmisbaar om het ambt in te vullen. Ik ben er ter zake dan ook pleitbezorger van om op dat vlak niet te versoepelen. De selectie moet effectief een selectie zijn, niet alleen een pro-formagebeuren. Het rapport kaart ook problemen aan met werkplekleren. Ook daar moeten er snel verbeteringen komen.
Ik zal uw antwoord nog eens goed nalezen. Ik wens u alvast veel succes zodat nog deze legislatuur de eerste steen van die nieuwe en hervormde politieopleiding kan worden gelegd.
01.10 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je tiens à vous remercier pour la qualité de votre réponse.
Je partage évidemment votre volonté de réforme de la formation de nos policiers pour pouvoir répondre aux nombreux défis qui s'imposent à notre société.
La vision de l'enseignement supérieur régulier pour ce qui concerne la longueur de la formation est une piste intéressante, à partir du moment où les trois Communautés peuvent se mettre d'accord sur les contenus et les compétences.
Comme on le voit, on est au début du processus d'analyse et de réflexion. Je ne manquerai donc pas de revenir vers vous ultérieurement sur les objectifs ambitieux qui ont été exprimés.
Permettez-moi d'attirer votre attention sur deux choses, madame la ministre. Cette formation est nécessaire, mais le recrutement est également indispensable. Il faut donc trouver une belle synergie entre la qualité, la durée de la formation et la nécessité de recrutement. Il faut également favoriser la concertation avec les partenaires sociaux et les autres niveaux de pouvoir concernés.
L'incident est clos.
02 Vraag van Koen Metsu aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De civiele veiligheid en de financiering van de brandweerdiensten" (55028294C)
02 Question de Koen Metsu à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La sécurité civile et le financement des services d'incendie" (55028294C)
02.01 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Tijdens de ministerraad van 20 mei 2022
werd op uw voorstel een ontwerp van koninklijk besluit goed gekeurd tot
vaststelling van de verhouding op 31 december 2007 tussen de middelen van de
gemeenten en de federale overheid, alsook de inkomsten- en uitgavenposten die
in aanmerking worden genomen om deze verhouding te berekenen.
De wet van 15 mei 2007 betreffende de
civiele veiligheid bepaalt dat zolang de verhouding tussen de middelen die voor
de toepassing van deze wet worden voorzien door de gemeenten en federale
overheid niet gelijk is aan één, de gemeenten van een zone, samen, in reële
termen niet meer zullen bijdragen dan hun actuele bijdrage.
Hierover heb ik de volgende vragen:
Om de bovenstaande bepaling uit te
voeren, zou uw ontwerp van KB het volgende bepalen:
a. de verhouding van de gemeentelijke
uitgaven voor de brandweerdiensten enerzijds en de federale uitgaven anderzijds
op 31 december 2007
b. de inkomsten- en uitgavenposten die
het mogelijk maken deze verhouding te bepalen op 31 december 2007, maar ook
voor de toekomst
Kan u ons iets meer informatie en detail
geven over hoe die verhouding er dan finaal zal uitzien? Wie zal de zwaarste
lasten dragen? Welke verantwoording wordt hiertegenover gezet?
Heeft u hiervoor eerst de steden en
gemeenten gecontacteerd en met hen overlegd? Wat waren hun voornaamste
opmerkingen en hoe heeft u hieraan proberen remediëren in het ontwerp KB? Aan
welke van hun opmerkingen heeft u niets kunnen doen/gedaan en wat waren de
redenen daarvoor?
Heeft u reeds advies van de Raad van
State hierover? Kan u ons hun belangrijkste opmerkingen meegeven en de manier
waarop u hieraan zal remediëren?
Wanneer denkt u dat het KB in werking
kan/zal treden?
02.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Metsu, in bijlage 5 van het ontwerp van koninklijk besluit wordt de verhouding bepaald van de middelen die voor de toepassing van de wet door de gemeenten en de federale overheid worden vastgelegd. Daaruit blijkt dat de gemeenten op 31 december 2007 gemiddeld 92,25 % en de federale overheid 7,75 % bijdroegen in de uitgaven van de gemeentelijke brandweerdiensten. Let wel, dat was de situatie op 31 december 2007 en zegt niets over toekomstige verhoudingen. Bij de opstelling van het ontwerp van KB zijn de verenigingen van steden en gemeenten nauw betrokken. Ze waren vertegenwoordigd in de werkgroep die bij de begeleidingscommissie voor de civiele veiligheid is opgericht om de inkomsten- en uitgavenposten vast te stellen die in aanmerking worden genomen bij de berekening van de verhouding tussen de middelen van de gemeenten en die van de federale overheid. Ze werden ook verzocht om een advies uit te brengen over een ontwerp van besluit.
Er is zo veel mogelijk rekening gehouden met de opmerkingen van de verenigingen. Zo is er tegemoetgekomen aan verzoeken om bepaalde berekeningscriteria te motiveren of om een termijn vast te stellen waarbinnen de verhouding opnieuw zou moeten worden berekend. Aan de verzoeken die buiten het kader vielen van de strikte uitvoering van bovengenoemd artikel 67, °2, kon niet worden voldaan. Het ging onder meer om de verzoeken om artikel 67, °2, te wijzigen of om rekening te houden met de uitgaven die de gemeenten hebben gedaan na de inwerkingtreding van de zones, aangezien artikel 67, °2, bepaalt dat de verhouding op 31 december 2007 moet worden vastgesteld.
Ik heb intussen ook het advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State ontvangen, waarna nog enkele beperkte technische aanpassingen werden aangebracht. Het KB werd vervolgens door de Koning en door mezelf ondertekend en bezorgd aan de diensten van het Belgisch Staatsblad met het oog op een spoedige publicatie ervan. Het zal volgens de algemene regel in werking treden op de tiende dag na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Dat was geen eenvoudige oefening, temeer omdat de teleologische bedoeling om rekening te houden met de uitgaven in 2007 van de KB-gever van destijds in overweging moest worden genomen. Wij hopen alleszins dat we gelet op onze werkzaamheden vooraf en de uitgebreide overlegmomenten nu een nieuw evenwicht en duidelijkheid hebben gevonden.
02.03 Koen Metsu (N-VA): Ik hoop het samen met u.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55028658C van de heer Delizée wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
03 Question de Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L’utilisation de bodycams par nos services de police" (55028805C)
03 Vraag van Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het gebruik van bodycams door onze politiediensten" (55028805C)
03.01 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, le cadre légal encadrant l'utilisation des
bodycams par nos policiers présente une série de manquements. Si une étude de
la KU Leuven, ainsi qu'un avis rendu par l'Organe de contrôle de l'information policière
– le COC – ont révélé les défauts légaux de cet usage, aucune suite n'a encore
été rendue à ce sujet.
Actuellement, la loi prévoit un délai
maximal d'un an de conservation des vidéos. Ce délai peut être également
allongé si un enregistrement est déposé auprès du ministère public dans le
cadre d'un dossier judiciaire jusqu'à la fin de la procédure en cours. Pour
accéder aux images, un.e citoyen.e est obligé.e d'en faire la demande auprès du
COC ou s'il.elle est inquiété.e dans un dossier judiciaire, en faire la demande
auprès du parquet judiciaire ou juge d'instruction.
Par ailleurs, la presse relayait la
multiplicité des processus d'utilisation des caméras et des options possibles
sur ces dernières : infrarouge, bluetooth, captation du son, etc. Si certaines
zones réservent l'utilisation à leurs unités spéciales, d'autres les imposent à
tous leurs policiers, et d'autres encore conditionnent le départ de
l'enregistrement à l'appréciation du policier ou non. Tant de disparités qui
existent et qui posent donc la question d'une uniformisation par une directive
ministérielle et par un cadre juridique précis respectant la législation
notamment en matière de protection de la vie privée.
Il est en effet essentiel que le respect
uniforme à l'échelle nationale des réglementations en matière de vie privée, de
droit à l'information et de protection des données régisse la réflexion et la
législation relatives aux bodycams.
Permettez-moi,
madame la ministre, de vous poser les questions suivantes : • Quelles sont vos
intentions en termes d'encadrement légal et d'harmonisation des processus
d'utilisation concernant l'utilisation des bodycams par nos policiers? • Une
directive ministérielle et un projet de loi sont-ils en cours de développement
sur le sujet en concertation avec votre collègue en charge de la Justice? Si
oui, quel en est l'état d'avancement, quel agenda est-il prévu et quelle en est
la teneur?
03.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Senesael, l'utilisation de bodycams par les services de police est actuellement couverte par les dispositions relatives à l'utilisation générale des caméras par les services de police, comme le prévoit la loi sur la fonction de police. Mes services ont pris connaissance du contenu tant des avis de l'organe de contrôle de l'information policière (COC) que des résultats de l'étude de la KU Leuven. Les avis concernant les caméras et en particulier les caméras "piéton" ont été examinés par un groupe de travail créé au sein de la police intégrée qui a abouti à un projet de loi dans lequel la plupart des préoccupations ont été examinées et plusieurs points clarifiés.
Ce projet est actuellement à l'étude au sein de mon cabinet et de celui du ministre de la Justice. Il restera encore quelques ajustements à faire une fois que la modification de la loi sera mise en œuvre. Ces ajustements concernent principalement la question des préenregistrements, l'utilisation des bodycams en cas de poursuite sur le territoire d'autres zones de police et la durée de conservation des enregistrements.
Compte tenu du stade de développement dans lequel se trouve le projet, je ne peux pas en dire plus à ce sujet. Je peux toutefois vous assurer que les différentes observations du COC et de l'Université catholique de Louvain sont prises en compte et font l'objet d'un suivi.
Mon collègue ministre de la Justice et moi-même avons l'ambition de faire adopter ce projet de loi par le Conseil des ministres dans un avenir proche et souhaitons ensuite le soumettre au Parlement pour discussion.
03.03 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je comprends que nous sommes encore dans l'expectative tant que les ajustements n'ont pas été trouvés entre votre cabinet et celui de la Justice.
Nous reviendrons donc vers vous à la rentrée pour le suivi de ce dossier.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Question de Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La confiance envers nos services de police" (55028806C)
04 Vraag van Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het vertrouwen in onze politiediensten" (55028806C)
04.01 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, récemment, un rapport, intitulé «
Diagnostic intersectionnel du vécu des femmes, des personnes sexisées, racisées
et faisant partie de la communauté LGTBQIA+ dans le milieu festif et des bars
en particulier », a été commandité par la commune d'Ixelles auprès du cabinet «
Egerie Research » en suite du mouvement BalanceTonBar et des évènements
survenus notamment dans les quartiers du cimetière d'Ixelles et de la Place
Flagey. La commune d'Ixelles avait, pour rappel, été pointé du doigt par ce
mouvement et une manifestation avait même été organisée devant son hôtel de
Ville.
Les données, désormais chiffrées, de cette
étude menée par des entretiens sur 826 personnes, développent un constat qui
dépasse les frontières de la seule commune d'Ixelles et amènent, actuellement,
à une réflexion importante concernant les agressions dans le monde de la nuit,
et surtout, la confiance et la prise en charge des victimes par nos services de
police.
Ainsi, 96 % des répondant.e.s affirment
avoir déjà dû faire face à au moins une des situations de violence sexiste ou
sexuelle citée dans le questionnaire, allant du sifflement au fait de subir une
agression sexuelle. Ces chiffres alarmants, sont suivis d'une inquiétude
concernant la confiance que ces victimes indiquent ressentir envers les
institutions : la moitié des personnes interrogées affirment vouloir faire
appel à la police face à une agression, mais seulement 36 % déclarent
avoir confiance en elle. Dans ce cadre, le personnel de sécurité des lieux
festifs est également pointé dans cette étude puisque seule une personne sur
quatre déclare considérer ce personnel comme étant « digne de confiance ».
Permettez-moi, madame la ministre, de vous
poser les questions suivantes : • En plus de mes précédentes questions,
pourrais-je recevoir votre retour sur cette étude, notamment au regard de la
situation actuelle d'augmentation des tentatives d'attaques à la seringue ou
par ingestion de drogues dans les soirées festives? • Quelles mesures
sont-elles, ou seront-elles, entreprises afin de mieux former l'ensemble des
travailleur.se.s de la police intégrée, ainsi que des services de gardiennage à
la prévention, la lutte contre ces agressions sexuelles (et leurs évolutions)
mais aussi à l'accueil des victimes d'agressions sexuelles? Je vous remercie,
madame la ministre, pour vos éléments de réponse.
04.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Senesael, s'agissant de la confiance envers nos services de police, je souhaite avant tout souligner qu'il me tient particulièrement à cœur de renforcer la confiance entre les jeunes et la police.
La campagne "Respect mutuel" et le projet "Kindtoets" qui en découlent sont quelques initiatives que j'ai proposées afin de réduire le fossé entre les citoyens et plus spécifiquement entre les jeunes et la police. En sensibilisant, en informant et en prenant des initiatives visant à organiser et à faciliter un dialogue positif, mon administration tente de rapprocher les citoyens et les métiers de la sécurité.
Pour ce qui concerne le premier aspect de votre question dans le cadre de laquelle vous évoquez une augmentation récente des tentatives d'attaques à la seringue ou par ingestion de drogue, les services de police ne disposent pas encore d'une vue chiffrée des plaintes déposées pour l'année 2020.
Concernant la police intégrée, parmi les nombreuses formations ayant trait à des problèmes spécifiques que les policiers de terrain ont à gérer, il y a des formations pour l'aide aux victimes et plus précisément aux victimes de violences sexuelles.
Suivant les chiffres à disposition depuis 2006, en moyenne 590 membres par année ont été formés. Ces formations visent essentiellement les policiers de terrain, à savoir les inspecteurs et les inspecteurs principaux, c'est-à-dire 87 % des participants.
Pour les années 2020, 2021 et 2022 en cours, pas moins de quatorze formations différentes ont été dispensées à 1 480 membres. Dans le cadre de ces formations, on tente de mieux cibler l'actualité. Je pense ici notamment aux formations 'Harcèlement de rue et Sexisme au quotidien' ou encore 'Inspecteur Mœurs' (centre de soins violences sexuelles) qui représentent 65 % des participations. Au-delà de la qualité, il est à noter que cela représente un effort de 442 500 heures de formations consacrées par nos membres à ce thème, soit 28,7 heures en moyenne par membre formé. Enfin, nous ne relâchons pas notre effort puisque des sessions de formation sont d'ores et déjà programmées pour cette fin d'année.
Pour ce qui est du phénomène des comportements sexuels transgressifs dans le cadre de la vie nocturne que vous avez signalé, la Commission formation gardiennage présidée par mon administration se penche sur une formation à destination du personnel de gardiennage. L'initiative a été prise de voir dans quelle mesure la formation obligatoire des agents de gardiennage peut être complétée par un cours axé sur les caractéristiques suivantes: reconnaître et détecter à un stade précoce un comportement transgressif; être capable d'intervenir en cas de comportements transgressifs; accueillir correctement la victime et l'orienter vers les bonnes autorités.
Ces aspects figureront dans le profil des compétences auquel ces agents de gardiennage devront correspondre. Les discussions et les travaux à cet égard sont encore en cours.
04.03 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour toutes ces précisions utiles et la qualité de votre réponse. C'est un dossier qui vous tient particulièrement à cœur et je m'en réjouis. Pour ma part, j'en fais une priorité. Je vous remercie du suivi qui y sera réservé.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Question de Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les alertes unilingues envoyées aux zones de secours" (55028807C)
05 Vraag van Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het doorgeven van eentalige informatie bij noodoproepen aan de hulpverleningszones" (55028807C)
05.01 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, la zone de secours de Wallonie picarde
connait une situation problématique depuis quelques semaines. En effet, depuis
la migration technologique des centrales d'urgence 112, et en particulier celle
de la centrale de Mons du 3 mai 2022, les adresses d'intervention pour les
communes wallonnes à facilités pour les néerlandophones et se situant en
bordure de la Région flamande ne leur parviennent qu'en une seule langue : le
néerlandais.
Ces informations étant, auparavant,
transmises en néerlandais et en français, ce changement apporte une
incompréhension mais surtout des conséquences concrètes lors d'une intervention
d'urgence. Les personnels de secours de la zone sont habitués à recevoir des
noms de rue en français et les traductions peuvent varier ou rester méconnues
pour ces derniers. La perte de temps qu'induit la recherche de la traduction
exacte du lieu d'intervention fait craindre un délai important pouvant porter
préjudice à la population devant être secourue.
Par ailleurs, les acteurs concernés
déplorent le fait que ce changement ait été opéré sans réelle concertation avec
les acteurs de terrain.
Permettez-moi, madame la ministre, de vous poser les questions suivantes : • Avez-vous été mise au courant de cette situation problématique? Ce changement linguistique dans l'envoi unilingue des informations se limite-t-il qu'à la Zone de secours de Wallonie picarde ou touche-t-il d'autres zones de notre pays? • Une solution conjointe avec les représentants des centrales d'urgences peut-elle être mise en place afin de résoudre ce problème et de rétablir la situation telle qu'elle se trouvait avant la migration technologique? • Une concertation avec les Zones de secours est-elle envisagée à propos des conséquences possibles de ce changement? Je vous remercie, madame la ministre, pour vos éléments de réponse.
05.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Senesael, concernant les alertes envoyées aux zones de secours, les centres d'urgence 112 du Luxembourg, de Liège, de Namur, du Hainaut, du Limbourg et d'Anvers travaillent déjà avec l'architecture supra-provinciale. Jusqu'à aujourd'hui, nous n'avons reçu que peu ou pas de plaintes sur les recherches d'adresses. C'est en mai 2022 que la centrale d'urgence du Hainaut a commencé à utiliser le nouvel outil de dispatching et que les problèmes se sont multipliés. Le nouveau logiciel envoyait trop souvent des adresses unilingues au lieu de bilingues et même dans une langue qui n'était pas celle du destinataire.
Entre-temps, une solution a été trouvée et mise en œuvre devant résoudre le problème. Mais lors de circonstances exceptionnelles, comme dans le cas d'une province flamande qui mobiliserait directement des moyens sur le territoire d'une province wallonne, la solution n'est pas sans failles.
Á court terme et en tant que solution définitive, nous transmettrons les adresses dans les deux langues dans les communes à facilités mais pour cela, les services d'ambulance devront mettre à jour leur radio avec une version minimale du firmware supportant plus de 140 caractères. Nous avons remarqué que la version actuelle du firmware a souvent entre cinq et dix ans. Une éternité en informatique! Les services qui ne souhaitent pas faire les mises à niveau recevront des messages texte coupés à 140 caractères. Il est probable qu'ils ne recevront pas toutes les informations complémentaires à la suite de l'adresse, mais une boucle de sécurité est assurée par les opérateurs des centrales d'urgence 112 qui contactent systématiquement les services par radio ou téléphone.
05.03 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Question de Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les discriminations au sein de la police" (55028808C)
06 Vraag van Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Discriminatie bij de politie" (55028808C)
06.01 Daniel Senesael (PS): Madame la
ministre, comme trop souvent rappelé, les faits de discriminations au sein de
nos services de police semblent en hause flagrante depuis ces derniers mois. En
effet, encore tout récemment, ce seraient 29 agents de la police locale
anversoise et du corps de sécurité du SPF Justice qui auraient été renvoyées
devant le tribunal correctionnel pour des faits de harcèlement envers leurs
collègues par des messages racistes et sexistes sur une conversation WhatsApp
dédiée à l'organisation de leurs opérations. La presse annonce qu'une enquête
interne aurait été ouverte et que des mesures disciplinaires et
d'accompagnement auraient été entreprises.
Cette actualité récente démontre, une
nouvelle fois, l'ampleur de cette problématique qui doit faire l'objet de
mesures importantes. Mon Groupe a pu, d'ailleurs, vous interroger à plusieurs
reprises au sujet de l'importance – en plus du suivi disciplinaire et judicaire
– de la sensibilisation et surtout de la formation de base continue des membres
de la police intégrée dans le but de lutter contre toutes formes de
discriminations. Celles-ci sont toute simplement inacceptables. Moi-même, je
vous interrogeais en mars dernier, par une question écrite à ce sujet. Vous
m'indiquiez alors la formation et la désignation d'agents de référence par Unia
dans les services de première ligne conformément à la circulaire COL.13/2013,
de nouvelles initiatives en matière de formation et des initiatives locales au
sein des zones de police. Concernant la police fédérale, vous annonciez une
concertation préliminaire avec le cabinet de Madame la Secrétaire d'Etat à
l'Egalité des chances afin d'élaborer des objectifs concrets à reprendre dans
le plan d'action SOGIESC.
Madame la ministre, mes questions sont donc
les suivantes : • Une procédure judiciaire est en cours mais pouvez-vous d'ores
et déjà nous partager votre retour sur la situation décrite au sein de la zone
de police d'Anvers? • Qu'est-il mis en œuvre afin de combler les manquements
constatés dans certaines zones de polices? Quel est l'état des lieux des
initiatives annoncées en matière de formations et de lutte contre les
discriminations au sein de la police intégrée? • Enfin, où en est le processus
de concertation concernant le plan d'action SOGIESC avec votre collègue en
charge de la lutte contre les discriminations? Un agenda a-t-il été défini pour
l'entrée en vigueur de ce plan? Quels sont les objectifs concrets repris dans
ce dernier? Je vous remercie, madame la ministre, pour vos éléments de réponse.
06.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Senesael, pour le premier aspect de votre question, je ne peux me prononcer sur la situation au sein de la zone de police anversoise dès lors que, comme vous le mentionnez, une procédure judiciaire est en cours. Si les faits sont avérés, il est clair que des sanctions devront être prises. L'analyse du contenu des formations est en cours afin de permettre leur actualisation. Un protocole renforçant la coopération avec l'ASBL Rainbow Cops Belgium a été signé lors de la dernière Journée internationale contre l'homophobie, la transphobie et la biphobie. Ce protocole vise un engagement de principe afin de rechercher, en partenariat, de possibles synergies et complémentarités au profit du groupe cible, et ceci en respectant la mission, la vision et les valeurs des organisations précitées.
Le protocole précise notamment que l'ASBL Rainbow Cops Belgium LGBTQI+ Police pourra utiliser les canaux et moyens de communication de la police fédérale afin de communiquer ses initiatives nationales en partenariat avec la Direction de la communication. L'association est aussi autorisée à utiliser gratuitement l'infrastructure de la police fédérale pour l'organisation de ses assemblées, de ses réunions, de ses journées d'étude et de ses formations.
L'amélioration de la lutte effective contre les crimes de haine et les discours haineux envers le personnel est en cours au sein du groupe de travail COL 13/2013, qui avance sur l'amélioration de l'enregistrement des délits de haine. L'avancée des actions dans la lutte contre la discrimination des personnes LGBTQIA+ concerne surtout le recrutement où une analyse des profils pour déceler toute forme de biais discrimination est prévue.
Le suivi des aspirants est un point sur lequel se penchent les services concernés. En ce qui concerne les formations de base et continuées, il existe différentes initiatives. En plus des formations déjà existantes, avec notamment une plus grande attention pour le professionnalisme et le respect, l'offre de formations a été encore renforcée.
Concernant le plan Sexual Orientation, Gender Identity or Expression and Sex Characteristics, les actions formulées par la cellule Diversité de la police fédérale du plan ont déjà fait l'objet d'une concertation au sein de la police intégrée et ont été transmises à mon cabinet. Celles-ci, intégrées dans le plan global, ont à leur tour fait l'objet d'une première concertation avec la société civile. Cependant, il reste encore quelques points sur lesquels il est nécessaire de travailler pour finaliser le plan global afin de le mettre en application.
Il est nécessaire de signaler que certaines actions concernant la police fédérale, notamment au niveau des recrutements, sont déjà en cours d'application au sein du nouveau processus de recrutement et au niveau de la formation policière.
06.03 Daniel Senesael (PS): Je vous remercie à nouveau pour la qualité de votre réponse, madame la ministre.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Question de Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La mise en place des chèques-repas pour le personnel de la police intégrée" (55029122C)
07 Vraag van Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De invoering van maaltijdcheques voor het personeel van de geïntegreerde politie" (55029122C)
07.01 Daniel Senesael (PS): Madame la
ministre, les négociations sectorielles dans le but d'aboutir à un accord de
revalorisation de la fonction publique a notamment débouché sur la décision
d'octroyer des chèques repas au personnel de la Défense et de la Police. Il est
prévu que l'ensemble des membres de notre police intégrée, ce compris le
personnel administratif, reçoive ces chèques.
Il s'agit évidemment d'un accord important
au sein d'une approche plus globale visant la revalorisation du statut de nos
fonctionnaires. J'aimerais cependant recevoir de plus amples informations
concernant la mise en place concrète de cette initiative au sein de la police.
Il semble en effet que la charge administrative causée par ce projet poserait
des difficultés au sein des services de notre police afin d'assumer cette
nouvelle tâche, qui ne serait suivie d'une augmentation du personnel
administratif.
Permettez-moi donc, madame la ministre, de vous poser les questions suivantes : • Quel agenda est-il défini pour la mise en place de la distribution de ces chèques-repas au sein de la police? • Quelles sont vos intentions au sujet de la mise en œuvre concrète? Des difficultés sont-elles rencontrées? Dans ce cadre, une prise en considération de l'augmentation de la charge de travail administratif est-elle prévue? • Enfin, combien de personnes bénéficieront de chèques repas au sein de la police? A combien s'élèvera la valeur de ces chèques mensuellement par personne? Et, quel est l'investissement total prévu afin de subvenir aux coûts de ce projet? D'avance, je vous remercie, madame la ministre, pour vos éléments de réponse.
07.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Senesael, concernant la mise en place des chèques-repas pour le personnel de la police, je peux vous dire que le nouveau régime des chèques-repas entrera en vigueur le 1er novembre de cette année. La distribution des chèques-repas sera effective dès le 1er janvier 2023 pour le personnel de la police intégrée qui a opté pour ce système. Les services d'appui de la police fédérale ont uni leurs efforts pour mettre en place ce nouveau régime de chèques-repas, à savoir adapter les textes statutaires, les procédures administratives et les outils informatiques, et réaliser un marché public ouvert à toutes les zones de police.
Une difficulté a effectivement été rencontrée avec le recours devant le Conseil d'État d'un candidat non retenu dans la procédure de marché public. Le Conseil d'État a toutefois donné raison à la police fédérale, qui peut désormais avancer avec le fournisseur retenu pour la distribution des chèques-repas. Un membre du personnel de niveau A a été engagé en renfort de la police fédérale pour coordonner ce nouveau processus de travail et pour servir d'interface avec le fournisseur.
Les membres du personnel de la police intégrée peuvent, jusqu'au 1er novembre 2022, exprimer leur souhait de conserver l'indemnité de repas ou de passer dans le nouveau régime des chèques-repas. Au 1er novembre de cette année, tous les membres du personnel qui n'auront pas exprimé de choix bénéficieront automatiquement des chèques-repas, avec ceux qui auront opté pour ce régime. Au-delà du 1er novembre, seuls les membres du personnel de la police intégrée qui auront choisi de conserver les indemnités de repas pourront encore modifier leur choix. Tous les nouveaux engagés bénéficieront automatiquement des chèques-repas.
En date du 24 juin, 34 754 membres du personnel de la police intégrée avaient déjà exprimé leur souhait de bénéficier des chèques-repas; 14 256 membres du personnel doivent encore se prononcer et 4 471 ont préféré conserver leur indemnité de repas.
Chaque
chèque-repas présente une valeur nominale de 6 euros. L'intervention de
l'employeur s'élève à 4,91 euros. Les membres du personnel payeront
l'intervention minimale légale de 1,09 euro par chèque-repas reçu. Cette
intervention sera déduite du salaire net. Un cheque-repas sera octroyé par
prestation de service de 7 h 36 minutes. L'investissement total
prévu afin de subvenir au coût total de ce projet est de
2 138 570,94 euros pour l'année 2022.
07.03 Daniel Senesael (PS): Merci pour votre réponse, madame la ministre.
Merci, monsieur le président, pour votre clémence et votre largesse.
L'incident est clos.
08 Vraag van Sigrid Goethals aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het inzetten van de private veiligheidssector" (55028826C)
08 Question de Sigrid Goethals à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le recours au secteur de la sécurité privée" (55028826C)
08.01 Sigrid
Goethals (N-VA): Mevrouw de minister,
de wet op de private veiligheid is nagenoeg al vijf jaar van kracht. Onder meer
een overheidsopdracht in het kader van de bewaking van de snelwegparkings werd
al uitgeschreven in de strijd tegen de transmigranten. Dat de private
bewakingssector wordt aangesproken en ingezet om een bijdrage te leveren aan
veiligheidsopdrachten is een positieve vaststelling. Het was immers een
doelstelling van de nieuwe wet tot regeling van de private en de bijzondere veiligheid.
Die wet maakt het mogelijk om de private veiligheidssector meer in te schakelen
in publieke veiligheidsinitiatieven.
Uw voorganger moedigde dergelijke
samenwerkingsverbanden tussen politie en private sector aan. De positieve
mogelijkheden worden aangetoond door voorbeelden als de preventieve inzet van
bewakingsagenten op snelwegparkings, voetbalwedstrijden, kritische
infrastructuren of evenementen op de openbare weg. Het huidige wettelijk kader
biedt wel degelijk heel wat mogelijkheden om de politiediensten van bepaalde
taken te ontlasten.
In dit kader volgende vraag:
Kan de minister meedelen hoeveel
overheidsopdrachten de federale politie inmiddels heeft uitgeschreven die
betrekking hebben op de private bewakingsdiensten? Wat waren de opdrachten?
Met welke maatregelen moedigt u de
samenwerking tussen de politie en private sector aan? Wat moet er volgens u nog
gebeuren om de nieuwe mogelijkheden effectief te gaan gebruiken in de praktijk?
Om een oplossing te bieden aan de
ernstige personeelstekorten bij heel wat politiezones werd al vaker het idee
geopperd om gebruik te maken van de rechtspersoonlijkheid van de
meergemeentepolitiezones om een private veiligheidsonderneming op te richten.
Dit is geen volwaardige politiedienst, maar wel als een Intern Verzelfstandigd
Agentschap (zgn. IVA), waarbij de taken afgelijnd en berekend worden. Het zou
vervolgens aan de FOD Binnenlandse Zaken om dergelijke vergunningen te
verlenen.
Hoe staat u hier tegenover?
Is deze piste al eerder onderzocht? Zo
ja, is dit juridisch haalbaar? Wat zijn mogelijke bezwaren?
08.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Goethals, wat betreft uw eerste vraag, meer specifiek inzake de politie, werden er twee overheidsopdrachten met betrekking tot private bewakingsdiensten uitgeschreven en genotificeerd. Een eerste opdracht betreft de beveiliging van snelwegparkings, een tweede opdracht betreft de bewaking van het "complex polycenter Eratsin". De Algemene Directie Veiligheid en Preventie wijst stelselmatig op de mogelijkheden geboden door de wet op de private veiligheid en tracht de samenwerking tussen de politie en de private sector te bevorderen. Zo zijn onder meer in de recent opgerichte Adviesraad voor private veiligheid zowel de private veiligheidssector als de politie, naast andere publieke sectoren en academici, als vaste leden opgenomen. Zij worden samen betrokken bij de verdere uitbouw van het veiligheidsbeleid.
Verschillende steden en gemeenten hebben eigen interne bewakingsdiensten opgericht, zoals bepaald door de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. De piste om via een meergemeentepolitiezone een dergelijke interne bewakingsdienst op te richten onder het statuut van een intern verzelfstandigd agentschap, is evenwel niet gekend in enig formeel verzoek of initiatief en werd dus tot op heden nog niet juridisch onderzocht. In dat kader is het evenwel belangrijk dat de bevoegdheden van interne bewakingsdiensten, ongeacht hun rechtsvorm, bepaald zijn in de wet op de private veiligheid. Elke overheveling van taken van de politie naar de private sector zal dus steeds conform die wet dienen te gebeuren.
08.03 Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, de vraag die ik had gesteld over een intern verzelfstandigd agentschap komt van mijn eigen korpschef. Hij had in het verleden zelf al een aantal keer die vraag gesteld, maar het werd nooit goedgekeurd. Ik heb de informatie dus van hem gekregen, maar ik kan niet zeggen dat dat vorig jaar of twee jaar geleden was. Hij zei dat hij daarvoor nooit de toelating heeft gekregen. Nochtans ziet hij daar een grote meerwaarde in.
L'incident est clos.
09 Vraag van Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Zelfredzaamheid bij wateroverlast" (55028859C)
09 Question de Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'autonomie en cas d'inondations" (55028859C)
09.01 Bert Moyaers (Vooruit): Mevrouw de minister, deze vraag heeft alles te maken met een kortstondige maar hevige regenbui met Pinksteren. Ik heb zelf met mijn laarzen in het water mogen staan. Naderhand noemde mijn brandweercommandant het niet geruststellend dat steeds opnieuw bij dezelfde mensen, soms tot tienmaal toe, de kelders leeggepompt moeten worden, aangezien die mensen zichzelf niet beschermen tegen wateroverlast.
Mevrouw de minister, wat kan de federale overheid doen om mensen bewust te maken dat ze daadwerkelijk iets moeten ondernemen om zichzelf beter te beschermen tegen mogelijke wateroverlast? Kan dat eventueel ook in de leercommissie behandeld worden?
09.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Moyaers, ik was verheugd te horen dat u een vraag had over Pinksteren. In verband met bewustmaking en acties om mensen aan te moedigen om zichzelf beter te beschermen, kan ik verwijzen naar initiatieven die al worden en nog zullen worden genomen door het Nationaal Crisiscentrum. Daarover hebben we gisteren nog gesproken in de commissie voor Gezondheid. Sinds 2016 heeft het Crisiscentrum campagnes gevoerd rond risico's en noodsituaties in België, waarbij telkens alle aspecten van weerbaarheid en zelfredzaamheid met betrekking tot risico's en noodsituaties aan bod komen. Noodweer en overstromingen zijn daarbij uiteraard terugkerende thema's.
Vier grote pijlers blijven telkens terugkomen in die campagnes. Ten eerste, informeer je. Het gaat dan bijvoorbeeld over BE-Alert of kennis van de juiste kanalen in geval van een noodsituatie. Ten tweede, gaat het om efficiënt handelen, weten wat precies te doen, bijvoorbeeld schuilen of weten wat te doen in geval van een bevel tot evacuatie. Ten derde, uiteraard is de voorbereiding ook zeer belangrijk, waartoe kennis van de omgeving en het maken van eigen noodplannen behoort. Tot slot, gaat het om de noodzaak om samen dingen aan te pakken, zoals helpen en bijstand geven, uiteraard zonder zichzelf in gevaar te brengen.
Ook in de nabije toekomst, zo bespraken we gisteren nog, zal het Nationaal Crisiscentrum aandacht schenken aan een doelgerichte en geïntegreerde communicatiestrategie, wat behoort tot de opdracht, om die campagnes te coördineren, met focus op handelingsreflexen zoals schuilen, evacueren en alarmeren, de ondersteuning van lokale initiatieven, templates en hands-on materiaal en samenwerking met relevante middenveldorganisaties.
Er ligt volgens mij verantwoordelijkheid op alle niveaus, ook bij lokale besturen die noodplannen opmaken. In die zin kunnen lokale besturen eigen oefeningen organiseren, wat soms gebeurt samen met bedrijven. Een cultuur van omgang met risico is absoluut essentieel. Dat kan niet op papier worden uitgewerkt zonder het in praktijk te brengen. Ik denk dat we daar met zijn allen bijzonder veel aandacht voor moeten hebben. Die initiatieven van communicatie moeten we ook blijven ondersteunen, omdat ze bijzonder waardevol zijn.
In het kader van de leercommissie is het element zelfredzaamheid niet onder de loep genomen, want het gaat daar meer over de structuren van het crisisbeheer, de organisatie en de verantwoordelijkheden. De leercommissie heeft immers op zich een andere finaliteit, die veeleer focust op de evaluatie van het crisisbeheer in het licht van de bestaande regelgeving en de verantwoordelijkheid inzake noodplanning. Gisteren hebben we dit uitgebreid besproken naar aanleiding van de aanbevelingen over corona. Daarbij heb ik het meer opengetrokken naar andere crisissen. De communicatie is daar een essentieel onderdeel van. We doen dit bijvoorbeeld ook al met BE-Alert op andere fora en binnenkort ook in apps zoals Waze en dergelijke, zodat mensen zo snel mogelijk op de hoogte gebracht kunnen worden.
09.03 Bert Moyaers (Vooruit): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.
Ik heb vooral veel gehoord over wat mensen kunnen doen op het vlak van schuilen en evacueren. In mijn vraag doelde ik eerder op hoe we mensen ervan bewust kunnen maken dat ze op voorhand iets moeten ondernemen om hun huis beter te beschermen.
Wij gaan bijvoorbeeld als lokaal bestuur samen met de VMM, de Vlaamse Milieumaatschappij, het initiatief nemen om een infosessie te organiseren. Daar worden mensen op ervan bewust gemaakt dat ze bijvoorbeeld met behulp van wat plankjes hun deuropeningen kunnen dichttimmeren en goed beveiligen, of dat ze mits een kleine subsidie ook andere beveiligingsmogelijkheden hebben. Zo kan er heel wat kommer en kwel voorkomen worden.
Zo heeft onze brandweer ook wat minder werk. Uiteraard helpt de brandweer zeer graag, dat is één van hun taken, maar als steeds weer dezelfde kelders leeggepompt moeten worden, is het belangrijk om mensen ervan bewust te maken dat ze zelf proactief iets kunnen doen.
L'incident est clos.
- Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De centralisering van de FGP" (55028996C)
- Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Diverse uitspraken van de minister in de media en in commissie inzake de investeringen voor de FGP" (55029015C)
- Vanessa Matz aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het personeelstekort bij de federale gerechtelijke politie (FGP)" (55029235C)
- Vanessa Matz aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het meerjarenplan voor de versterking van de geïntegreerde politie" (55029237C)
- Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La centralisation de la PJF" (55028996C)
- Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les propos de la ministre dans les médias et en commission sur les investissements pour la PJF" (55029015C)
- Vanessa Matz à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le déficit en personnel de la police judiciaire fédérale (PJF)" (55029235C)
- Vanessa Matz à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le plan pluriannuel visant à renforcer la police intégrée" (55029237C)
De voorzitter: De heer Depoortere is verontschuldigd. Mevrouw Matz zit in een andere commissie.
10.01 Bert Moyaers (Vooruit): Recent hebben we in de commissie hier toch heel wat aandacht besteed aan de noodkreet van de federale gerechtelijke politie. Vandaag is de federale gerechtelijke politie op verschillende plekken gehuisvest en u vroeg zelf al of we in deze tijden niet beter een aantal diensten zouden laten samenkomen. Door te centraliseren kunnen bepaalde diensten zich inderdaad meer specialiseren en zet men de beschikbare mensen op de best mogelijke manier in.
Net als u wil ik me niet vastpinnen op het
aantal gebouwen, maar ik ben wel geïnteresseerd naar uw visie over een
mogelijke centralisering. Kunt u daar wat meer toelichting bij geven?
10.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Moyaers, vandaag wordt de federale gerechtelijke politie op arrondissementsniveau georganiseerd met 14 gedeconcentreerde directies, waarbij sommige afdelingen ervan door gebrek aan voldoende infrastructuur ook nog op verschillende locaties gehuisvest zijn. Dat leidt soms tot functioneringsproblemen en draagt mijns inziens niet bij aan een efficiënte samenwerking. Bepaalde resterende sites worden ook bezet door een klein aantal medewerkers, waardoor er weinig zichtbare samenwerking optreedt.
Sinds de optimalisatie van de federale politie in 2004 zijn er verschillende projecten tot centralisatie lopende die vooralsnog niet konden worden afgerond. Zo is het plan voor de FGP in West-Vlaanderen om de overgebleven sites van Ieper en Veurne te sluiten en de medewerkers in Kortrijk en in Brugge te verzamelen. Daarnaast wordt voor de FGP Namen gewerkt aan de verhuizing van medewerkers die nog in Dinant zijn gevestigd naar de grotere gebouwen in Namen. Voor de FGP van Luik zal de verdere uitrol van fase twee van het masterplan alle medewerkers die momenteel nog verspreid werkzaam zijn op vier locaties in de stad Luik, samenbrengen op de site in Vottem.
Centralisatie lijkt me aangewezen, niet alleen vanuit het oogpunt van de verspreide infrastructuur, ten bewijze de lopende projecten in dat verband, maar ook vanuit het oogpunt van specialisatie.
In het kader van de herziening van de visie heb ik de federale politie gevraagd om te onderzoeken of elke FGP moet inzetten op alle domeinen waarin de FGP's actief zijn, dan wel of er nood is aan specialisatie. Immers, door deconcentratie zou men wel eens een verlies aan kennis en expertise kunnen vaststellen. Ik zal het debat over de investeringen in de FGP en de personeelscapaciteit hier niet overdoen. Het is te vroeg om me vast te pinnen op aantallen of op de precieze toewijzing van bepaalde taken. Mijn visie op de toekomst van de FGP is alleszins dat zij moet evolueren naar specialisatie, zeker gelet op de grote onveiligheidsfenomenen zoals cybercrime, drugs en mensensmokkel, zonder dat er gewerkt wordt in silo's. Dat doet ook de vraag rijzen in verband met de aanwezigheid van de recherche en gerechtelijke onderzoekstaken in de lokale politiezones, die nog meer verspreid zijn. Het lijkt me geen goed idee om alle activiteiten van de FGP te verdelen over de lokale zones.
U kent mijn overtuiging dat we vandaag te veel zones tellen. Ik geloof meer in toegenomen centralisatie, uiteraard conform het vervolgingsbeleid, waarover de procureurs beslissen, en in toegenomen rationalisatie. De FGP en de federale politie werken momenteel aan die operatie.
10.03 Bert Moyaers (Vooruit): Dank u, mevrouw de minister, voor het open en eerlijke antwoord.
Het incident is gesloten.
11 Question de Olivier Vajda à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'utilisation pour la seconde fois d'un pistolet à impulsion électrique à Virton" (55028890C)
11 Vraag van Olivier Vajda aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De tweede keer dat een stroomstootwapen in Virton gebruikt werd" (55028890C)
11.01 Olivier Vajda (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie pour votre flexibilité. J'étais retenu dans une autre commission.
Madame la ministre, comme d'autres zones, la zone de police de Gaume participe depuis 2018 au projet pilote de l’utilisation du pistolet à impulsion électrique (PIE) comme arme alternative en cas d’intervention délicate. Particulièrement pendant cette période de test, les conditions d’utilisation de ce taser sont strictes et limitées à certaines interventions. Et c’est déjà dans la zone de police de Gaume que fut utilisé, pour la première fois en Belgique, ce pistolet à impulsion électrique.
La presse locale de ce 3 juin 2022 nous apprend qu’il a été utilisé une deuxième fois dans la même zone, toujours dans le cadre d’un conflit familial, ce qui m'apparaît un peu interpellant.
Madame la ministre, pouvez-vous nous rappeler les conditions et les limites dans lesquelles un pistolet à impulsion électrique peut être utilisé, à tout le moins durant la période de test? Ces conditions ont-elles été respectées dans cette intervention à Virton dont je vous faisais part? À défaut, des mesures d’adaptation sont-elles ou seront-elles prises? De manière générale, quand les prochaines évaluations de cette période de test peuvent-elles être attendues?
11.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, monsieur Vajda, le pistolet à impulsion électrique (PIE) est actuellement en phase de test au niveau national depuis mai 2018. La zone de police de Gaume fait partie des premières zones pilotes autorisées à utiliser cet armement et la lettre du procureur général de Mons de juin 2018 valide l'expérience pilote pour ces zones concernées.
Le 14 juin 2018, la zone de police de Gaume a rédigé une circulaire zonale à l'intention des membres du personnel et en a informé le collège de police, le procureur du Roi, le DirCo, la CPPL et la zone de secours. Celle-ci a été adaptée en avril 2021 et la dernière autorisation ministérielle reçue par la zone de police de Gaume est datée du 29 novembre 2021 et est valable jusqu'au 31 décembre de cette année.
Pour rappel, l'utilisation du PIE ne peut avoir lieu que conformément au prescrit de l'article 37 de la loi sur la fonction de police qui soumet tout recours à la force à l'existence préalable d'un motif légitime subsidiaire raisonnable et proportionné à l'objectif poursuivi. Le recours à la force par tout membre des services de police dans le cadre de ses missions de police administrative ou judiciaire est donc soumis à des conditions cumulatives de légalité, nécessité ou subsidiarité, proportionnalité et avertissement pour autant que celui-ci ne rende pas l'usage inopérant.
Le PIE sera autorisé dans le cadre strict des missions légales suivantes et sous réserve du respect des conditions énoncées ci-dessus: mission d'une unité d'assistance spéciale conforme à la GPI 81, intervention et appui dans un milieu pénitentiaire ou dans une cellule à l'encontre d'une personne physiquement dangereuse, appui pour le transfert de détenus avec menace ou risque, mission d'une unité d'appui en renfort aux services d'intervention ou d'une équipe de première ligne pour la maîtrise d'une personne dangereuse menaçante chez qui l'effet de la matraque ou de pepperspray est inefficient.
Le 31 mai de cette année, les policiers de la zone de police de Gaume ont été appelés suite à des faits de violence intrafamiliale. Trois équipes d'intervention se sont rendues sur place et ont dû maîtriser un individu violent. Ce dernier a été privé de liberté au niveau judiciaire, le temps des auditions, en accord avec le parquet.
Dans le respect des procédures, le suivi médical de l'intéressé a été assuré par le service 100. Comme pour tous les faits de rébellion, l'enquête a été reprise, à la demande du magistrat, par le service d'enquête et de recherche de la zone de police de Gaume afin d'entendre toutes les parties.
Compte tenu du secret de l'information judiciaire, il ne nous appartient pas de donner de plus amples détails.
Les conditions d'utilisation du PIE ont pleinement été respectées, en ce compris le cadre légal et médical.
Enfin, le projet pilote se termine au 31 décembre de cette année. Son évaluation est toujours en cours au sein de la CVPL.
11.03 Olivier Vajda (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Vous me dites effectivement que toutes les conditions ont été respectées. Les faits se sont déroulés dans un cadre familial. J'entends, certes, que la personne semblait assez violente. Mais je note aussi que si la personne était dangereuse et menaçante, il y avait quand même trois équipes d'intervention sur place.
Comme vous le dites, l'enquête est toujours en cours. Le secret de l'instruction l'emporte donc. Nous en saurons plus ultérieurement. Je vous remercie pour les réponses à ce jour.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: M.Patrick Prévot n'est pas là, sa question n°5502900C est sans objet.
- Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Diverse schietincidenten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest" (55029013C)
- Philippe Pivin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De schietpartijen en vuurgevechten in Brussel" (55029061C)
- Sigrid Goethals aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het drugsgeweld in Molenbeek" (55029097C)
- Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Différents incidents de tir dans la Région de Bruxelles-Capitale" (55029013C)
- Philippe Pivin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les tirs à l'arme à feu et fusillades à Bruxelles" (55029061C)
- Sigrid Goethals à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La violence liée à la drogue à Molenbeek" (55029097C)
12.01 Philippe Pivin (MR): Madame la ministre, en novembre 2021, à l'occasion des discussions relatives à votre note de politique générale, je vous interpellais sur l'augmentation des faits de tir dans l'espace public et contre nos policiers. Je vous demandais alors si vous disposiez de statistiques reprenant les faits de tir, et si oui, quel rapport aviez-vous reçu. Aviez-vous une évaluation coordonnée entre les zones et l'appui de la police fédérale de cette situation? Quel rapport d'analyse vous avait-il été transmis notamment dans le cadre du Plan Canal? Quels contacts aviez-vous avec les directions de zones? Une action particulière avait-elle été envisagée? Je n'avais pas reçu alors de réponse à toutes ces questions. Il est cependant vrai qu'il y avait bien des sujets de questionnement lors de la présentation de votre note de politique générale.
La semaine dernière, jeudi, je vous ai à nouveau interrogée à ce sujet. S'il est évident qu'aucun niveau de compétence ne doit se déresponsabiliser face à ces fusillades et règlements de comptes, notamment dans le cadre des trafics de drogues, l'on ne peut pas continuer à laisser les mois s'écouler dans une telle escalade de violence. Rien que sur une période de quelques semaines fin 2021, ce fut au minimum cinq faits de fusillade en Région bruxelloise (Bruxelles Ouest et Molenbeek).
Madame la ministre, aujourd'hui par le biais de la presse, je trouve réponse à mes questions de novembre 2021 concernant le nombre de faits de tir d'arme dans l'espace public: 22 fusillades en 2022 à ce jour en Région bruxelloise, annoncées par le procureur du Roi de Bruxelles et se traduisant par un mort et seize blessés dans nos rues sur six mois. Dès novembre, je vous l'avais dit: de parole de policier, on n'avait jamais connu de telles répétitions de faits de cette nature!
De quel bilan disposez-vous pour gérer cette situation? Quelle est l'évolution de ces fusillades entre 2020 et 2021? Quelles sont les mesures qui ont été prises pour lutter contre les bandes urbaines depuis novembre 2021? Quel soutien spécifique a-t-il dû être octroyé à certaines zones de police du pays? Une évaluation coordonnée entre les zones bruxelloises et les services d'appui de la police fédérale a-t-elle été réalisée concernant le Plan Canal? La semaine dernière, vous avez indiqué qu'actuellement 52 policiers sont en renfort, mais que ce renfort devrait être augmenté. À quelle hauteur?
Considérant les liens avec les trafics de drogues, quelles précisions pouvez-vous nous communiquer quant aux renforts de la PJF à ce niveau? Vous n'ignorez pas que nous les avons entendus hier sur cette question!
Enfin, pourriez-vous préciser ce que prévoit votre projet visant à conférer des compétences de commandement des services de police des six zones bruxelloises aux autorités régionales? Pourrions-nous avoir des données concernant ce projet et le délai dans lequel vous allez pouvoir nous le présenter?
12.02 Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister,
Een oorlog tussen drugsbendes, openlijk
uitgevochten op straat, teistert de gemeente Molenbeek. Daarbij circuleert het
cijfer van 'twaalf opeenvolgende schietpartijen' sinds september vorig jaar. De
schoten vinden niet uitzonderlijk plaats op klaarlichte dag en vlakbij scholen
of kinderdagverblijven.
Molenbeek is maar 1 van de gemeenten van
Brussel waar de georganiseerde misdaad meer dan 1 voet aan de grond heeft. Naar
Antwerps voorbeeld heeft ook Brussel nood aan een “war on drugs".
Voor Brussel speelt niet alleen speelt de
versnippering van de politiezones hen parten, ook de samenwerking tussen politie
en justitie loopt mank. De vervolging volgt meestal niet.
Het is belangrijk om op twee fronten te
blijven inzetten: een politiekorps dat dicht bij de bevolking staat en meer
repressieve maatregelen om deze oplaaiende drugscriminaliteit de kop in te drukken.
Graag de volgende vragen:
Welke initiatieven betreffende
nabijheidspolitie (cf. inzet vrijwilligers, volwaardige wijkteams,
aantrekkelijker maken functie wijkinspecteur, aangepaste opleiding, etc (1))
zijn de Brusselse gemeenten, en meer bepaald Molenbeek, al ten goede gekomen?
Wat kan hier nog gebeuren?
Kan u nader toelichten hoe u de huidige
coördinerende bevoegdheden van de Brusselse minister-president zal uitbreiden?
Klopt de bewering van de korpschef van
Brussel-West dat het kanaalplan, waarbij men op de steun kan rekenen van de
federale politie, mogelijks zou verdwijnen?
Hoeveel huiszoekingen hebben er in
navolging van deze incidenten al plaatsgevonden en hoeveel personen zijn er
gearresteerd?
Alvast bedankt voor de antwoorden.
12.03 Minister Annelies Verlinden: Collega's, ik hoef er u niet aan te herinneren dat ik in de plenaire vergadering van 23 juni 2022 al geantwoord heb op dit thema.
Monsieur Pivin, pour ce qui concerne votre première question relative à la fusillade qui s'est déroulée ce 20 juin à Molenbeek-Saint-Jean, vous comprendrez que je ne suis pas en mesure d'évoquer cet incident de manière précise. L'enquête judiciaire est, en effet, toujours en cours. Je ne peux que vous relayer les éléments qui m'ont été communiqués par la zone de police de Bruxelles-Ouest, à savoir que, suivant les premiers éléments de l'enquête, il semblerait que l'origine soit la rivalité entre bandes dans le cadre du trafic de stupéfiants. L'approche des bandes urbaines fait l'objet d'une circulaire confidentielle du 28 décembre 1999 qui a été mise à jour en 2010.
Pour ce qui concerne le soutien aux zones de police, il faut mentionner le travail de la police judiciaire fédérale (PJF) de Bruxelles qui peut s'investir, par exemple, dans certaines enquêtes ainsi qu'au travers de ses services d'appui. La police technique et scientifique ainsi que le Regional Computer Crime Unit peuvent notamment être mobilisés pour des faits de ce type. La PJF s'inscrit également dans un plan global pour lutter contre les stupéfiants. En ce moment, la PJF de Bruxelles, en collaboration étroite avec le directeur coordinateur de la police fédérale, réalise également une image quantitative et qualitative. Celle-ci devrait donner une idée de l'ampleur du problème. Une réunion entre les zones de police et la PJF de Bruxelles est prévue prochainement.
Concernant les autres fusillades qui se sont produites sur la Région bruxelloise, je peux vous communiquer les éléments suivants. Alors que trois zones de police bruxelloises n'ont connu aucun fait, la zone de police Midi a connu, entre septembre 2021 et juin 2022, sept faits d'usage d'armes similaires dont cinq seraient liés à du trafic de stupéfiants. La zone de Bruxelles-Capitale-Ixelles a été confrontée, pour sa part, à quatre faits similaires dont un avec une personne décédée. Plusieurs enquêtes sont encore en cours. La communication étant du ressort des autorités judiciaires, je ne peux les commenter.
Zoals u weet, had ik vorige week een uitgebreid en constructief overleg met Catherine Moureaux, de burgemeester van Molenbeek. Ook de korpschef van de politiezone Brussel-West was daar aanwezig. Daar werd door hen de vraag gesteld om de federale politieversterking te handhaven zoals voorzien in het Kanaalplan.
Vanuit het federale niveau kan de politiezone Brussel-West rekenen op een subsidiëring van 46 personeelsleden in het kader van de verhoging van de veiligheid op en rond het openbaar vervoer. Daarenboven worden via de federale politie 52 politiemensen in de verschillende zones ter beschikking gesteld in het kader van het Kanaalplan. Ik ben mij ervan bewust dat het kader voor het Kanaalplan niet volledig is opgevuld. Dat heeft te maken met historische redenen. Ik wil ook geen beloftes maken die ik niet kan waarmaken. De federale politiemensen moeten immers gevonden worden en daar ook willen blijven. Dat was in het verleden niet altijd het geval. Maar ik heb ook aan hen gezegd dat ik de urgente vraag gehoord heb. In de zone Brussel-West mist men bijna 170 politie-inspecteurs. Het is natuurlijk de bedoeling dat dit kader wordt opgevuld. De vraag naar twintig bijkomende politiemensen is uiteraard in dat perspectief te plaatsen. Ik heb dan ook samen met de commissaris-generaal onmiddellijk bekeken hoe we extra capaciteit kunnen vrijmaken in het kader van het Kanaalplan.
Je pense également qu'il serait opportun de procéder à une réévaluation de ce Plan Canal et d'affiner éventuellement les objectifs de celui-ci en fonction de la situation à laquelle nous sommes confrontés aujourd'hui. Il n'est ici plus question de terrorisme mais de criminalité liée aux stupéfiants.
Daarnaast – dat hebben wij uitgebreid besproken – zet ik al in op de rekrutering en de versterking van de FGP's. Er zijn vandaag 6.000 mensen in het politiekader van de zes Brusselse zones. Het lijkt mij evident dat zij optimaal worden ingezet en dat er een doorgedreven samenwerking tussen de Brusselse zones is, wat overigens volgens het wettelijke kader vandaag al kan. De politiezone Brussel-West heeft zich ingeschreven in het beleidsplan en in het onderdeel van de politie als aantrekkelijke en moderne werkgever. Dat werd ook vertaald in de opdrachtbrief aan de korpschefs voor de jaren 2021-2025.
De versterkte en efficiëntere rekrutering via de federale politie is een absolute prioriteit in deze legislatuur. In de zone Brussel-West loopt het tekort aan operationele politiemensen op tot 16 % of 170 politie-inspecteurs. Er werden initiatieven genomen, zoals een specifiek rekruteringsteam, en er zijn ook initiatieven om collega's te overtuigen om in de politiezone tewerkgesteld te blijven. In het kader van de versterking van de nabijheidspolitie tracht de politiezone via informatiesessies en contactmomenten geïnteresseerden te bereiken die wonen in het Brusselse, want het is natuurlijk essentieel dat de politie ook daar een afspiegeling van de maatschappij kan zijn.
In het kader van de vraag hoe ik de coördinerende bevoegdheid van de Brusselse minister-president wil uitbreiden, wil ik er vooreerst op wijzen dat de minister-president ingevolge de zesde staatshervorming al een centrale rol toebedeeld heeft gekregen in het veiligheidsbeleid van de negentien Brusselse gemeenten. Zo dient hij te zorgen voor het handhaven van de openbare orde, de openbare rust, de veiligheid en de gezondheid. Hij kan daarvoor een beroep doen op de federale politie en moet ook toezien op een goede samenwerking tussen de zes politiezones. Voorts oefent hij in subsidiaire orde de bevoegdheden van de burgemeester van een van de negentien Brusselse gemeenten uit wanneer deze laatste zijn of haar verantwoordelijkheden niet nakomt, wanneer de verstoring van de openbare orde zich uitstrekt over het grondgebied van verscheidene gemeenten of wanneer, ook al is de gebeurtenis of de situatie slechts in een enkele gemeente gelokaliseerd, het algemeen belang een dergelijke tussenkomst van de minister-president vereist. Voorts is de minister-president ook verantwoordelijk voor de coördinatie van de lokale veiligheidsmonitoring, de uniforme registratie van de criminaliteit in Brussel en de permanente monitoring van de straatcriminaliteit en andere prioritaire vormen van criminaliteit.
De bevoegdheden die de minister-president vandaag heeft, geven hem niet het recht om rechtstreeks bevelen, onderrichtingen of richtlijnen te geven aan de lokale politie. Vooral op dat laatste punt is het aangewezen om de minister-president verdere bevoegdheden te geven.
De politiezones dienen in specifieke situaties onder de coördinatie en het gezag van de minister-president te kunnen komen, wat nodig is om specifieke veiligheidsproblemen waarmee Brussel geconfronteerd wordt krachtdadiger, gecoördineerd en efficiënter te kunnen aanpakken.
Daarom heb ik een wetsontwerp voorbereid, in uitvoering van het regeerakkoord, om de bevoegdheden van de minister-president uit te breiden bij uitzonderlijke veiligheidsproblemen, in het bijzonder als die de grenzen van de lokale politiezones overschrijden. Dat ligt, zoals ik zei, in lijn met het regeerakkoord, dat erin voorziet dat de politiezones voor uitzonderlijke, acute of onverwachte veiligheidsproblemen die de grenzen van de lokale politiezone overschrijden, onder de coördinatie en het gezag van de minister-president komen te staan, teneinde in het bijzonder de eenheid van commando te verzekeren.
12.04 Philippe Pivin (MR): Madame la ministre, qu'il n'y ait pas de malentendu: je ne vous ai pas demandé de détails sur la dernière fusillade dans mes questions.
Vous nous dites qu'il y a sept faits pointés à Bruxelles-Midi, quatre à Bruxelles-Ixelles. Cela veut dire, par soustraction, que dans la zone de Bruxelles-Ouest, il y a exactement le même nombre, soit onze. La zone de Bruxelles-Ouest cumule l'équivalent des deux autres zones, en faits, sur les derniers mois. C'est un constat que je fais.
Je suis bien d'accord sur une évaluation du Plan Canal par rapport à l'objectif, qui était initialement le terrorisme. Il doit probablement être réévalué en fonction d'un nouvel objectif. Cela me paraît certain, comme il me paraît presque certain qu'une augmentation ponctuelle du nombre d'agents sur le territoire, dans les rues, ne va pas vraiment aider à lutter contre ce type de criminalité. C'est un avis personnel.
Quant au commandement unifié, au MR, nous le réclamons depuis des années. C'est une très bonne chose que vous avanciez vers un commandement régional, d'autant qu'il semble y avoir assez peu d'entrain à cet égard, malgré la sixième réforme de l'État. Je vous encourage vivement dans cette direction. Je vous remercie pour les éléments de réponse que vous nous avez apportés.
12.05 Sigrid Goethals (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het is duidelijk dat we in Brussel een beetje in een wespennest zijn verzeild. Niemand wil zijn hand erin steken en niemand draagt schuld, tenzij de criminelen. Toch moeten we durven erkennen dat het niet meer om alleenstaande feiten gaat. Hoe langer hoe meer is er georganiseerde misdaad, die onze volle aandacht verdient. Drugs lijken hand in hand te gaan met illegale wapenhandel, afrekeningen en dergelijke.
België staat bekend als een draaischijf van de wapenhandel. Voor de Belgische politiediensten vormt die vandaag geen prioriteit, bij Europol is wapenhandel echter wel een prioriteit. Wapenhandel is weliswaar opgenomen in het Nationaal Veiligheidsplan, maar in de praktijk wordt er weinig tegen ondernomen. Een eerste probleem is de registratieprocedure die de politieagenten moeten volgen. Een tweede probleem is het gebrek aan expertise, veel personeel komt en gaat. Bovendien is er nauwelijks onderzoek naar de oorsprong van die smokkelroutes en de weg die de wapens afleggen naar België. De oorzaak daarvan is de onderbemanning van de diensten.
Als we dit probleem kordaat willen aanpakken, zijn er maar drie mogelijkheden. We moeten financieel investeren, capaciteiten verhogen en de opsporing mogelijk maken. We moeten de aanvoerlijnen dus kunnen doorknippen. Dat is de enige oplossing.
L'incident est clos.
13 Vraag van Eva Platteau aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Politionele interventies bij mensen met een verstandelijke beperking" (55029048C)
13 Question de Eva Platteau à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les interventions de police qui concernent des personnes souffrant d’une déficience mentale" (55029048C)
13.01 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, een week geleden konden we in de pers lezen dat een vijfentwintigjarige jongeman met een ernstige vorm van autisme al enkele weken vastzat in een isoleercel van het arresthuis in Antwerpen. De zus van de jongeman gaf in de media aan dat ze teleurgesteld was in de aanpak van de politie. Blijkbaar was er een escalatie tijdens een interventie, waarbij een agente een wapen had getrokken. Ik wil niet dieper ingaan op deze concrete casus. Onlangs kreeg ik echter een bericht van een andere man, die ook aan autisme lijdt. Ook hij kreeg een politiewapen op zich gericht na een interventie bij een ruzie in zijn appartementsgebouw en ook hij heeft een nacht in de cel moeten doorbrengen. Ik beweer zeker niet dat mensen met een mentale beperking of autisme nooit gewelddadig gedrag kunnen stellen.
Naar aanleiding van deze twee feiten heb ik wel een vraag over de omgang met mensen met een mentale beperking. Uit onderzoek weten we dat zij, als dader of slachtoffer, extra kwetsbaar zijn bij interacties met politiemensen. Een verstandelijke beperking is vaak moeilijk te herkennen, en dat verhoogt het risico van miscommunicatie, overbevraging of onnodige escalatie.
Ik maak zeker geen verwijten naar de politieagenten, want het is geen gemakkelijke job en het is niet evident om te weten met wie je te maken hebt. Politiemensen moeten wel voldoende kennis en handvaten hebben om juist te kunnen handelen als ze in contact komen met die doelgroep. Zo kan een onnodige geweldescalatie vermeden worden.
Bestaan er handleidingen voor politieagenten voor de omgang met die doelgroep? Komt het onderwerp aan bod in hun basisopleiding? Die opleiding is al heel kort, dus ik kan me voorstellen dat dat misschien niet mogelijk is. Bestaan er bijscholingen voor politieagenten over hoe ze moeten omgaan met die mensen? Hoe kunnen de eventuele risico's in de interactie tussen politiemensen en mensen met een verstandelijke beperking verminderd worden?
13.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Platteau, in het kader van het actieplan Excited Delirium Syndrome (EDS) werd een preventiefiche opgesteld door de federale politie voor de eerstelijnspolitieambtenaren en werden ook specifieke opleidingen ontwikkeld. Dat actieplan is inmiddels uitgewerkt en er wordt momenteel ook gewerkt aan een meer uitgebreide handleiding. Het is de bedoeling om zich niet te beperken tot het fenomeen van EDS en de aandacht ook te richten op mensen met een verstandelijke beperking.
Het omgaan met mensen met een verstandelijke beperking komt aan bod in de basisopleiding van de aspirant-politie-inspecteur, meer bepaald tijdens de studie van de procedures betreffende de politionele bijstand bij de observatie en het transport van geesteszieken. Daarenboven wordt er ook een praktische module specifiek aan dat EDS-fenomeen gewijd. Ook de opleiding die inspecteurs kunnen volgen om een officier van gerechtelijke politie te worden, omvat een module die specifiek is gewijd aan de benadering van kwetsbare personen, waaronder personen met een verstandelijke beperking. De politiescholen bieden daarnaast een aantal voortgezette opleidingen voor politieambtenaren op dit gebied aan. Het lijkt mij mee de verantwoordelijkheid van de plaatselijke overheden van de politiezones om hun noden inzake opleiding aan die politiescholen kenbaar te maken, om zo te kunnen garanderen dat eerstelijnspolitieambtenaren voldoende opgeleid zijn in dit thema.
Naast de bovengenoemde opleidingen dragen ook de diversiteits- en respectcampagnes door de geïntegreerde politie (GPI) bij tot de sensibilisering van politieambtenaren die in contact staan met de bevolking. De GPI is in elk geval geëngageerd om die inspanningen met betrekking tot kwetsbare personen verder te zetten. Zoals gezegd in ons eerste actualiteitsdebat: als we al die zaken willen bijbrengen aan kandidaat-politie-inspecteurs, waarbij het vooral gaat om communicatieve, sociale en persoonlijke vaardigheden, hebben we een langere opleiding nodig. We kunnen politiemensen wel laten kennismaken met bepaalde fenomenen, maar om hen daarvan te doordringen, is tijd nodig. Dat is precies de reden dat we pleiten voor een langere opleiding.
13.03 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, dank voor uw antwoord. Ik ben het er volmondig mee eens.
L'incident est clos.
14 Vraag van Koen Metsu aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De ministeriële omzendbrief betreffende de shiften van 24 uur" (55029057C)
14 Question de Koen Metsu à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La circulaire ministérielle relative aux shifts de 24 heures" (55029057C)
14.01 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister, ik verwijs naar de tekst van mijn vraag zoals ingediend.
Geachte mevrouw de minister,
Op 3 juni 2022 publiceerde u een
ministeriële omzendbrief betreffende de 24-uur shiften die de ministeriële
omzendbrief van 24 mei 2016 betreffenden shiften van 24uur vervangt en opheft.
Hoewel de wet van 19 april 2014 geen
bevoegdheid toekent aan de minister BiZa over het bepalen van de arbeidsregimes
in de hulpverleningzones, publiceerde u onlangs toch de ministeriële
omzendbrief betreffende de 24-uur shiften. U stelt dat het uw bevoegdheid wel uitmaakt
om in het kader van dit vraagstuk de hulpverleningszones te wijzen op de
mogelijke risico's, plichten en gevolgen op vlak van gezondheid en welzijn van
het personeel en de burgers.
Hierover heb ik volgende vragen:
- Is er, in aanloop van de opmaak van uw
nieuwe ministeriële omzendbrief van 3 juni 2022 over de 24-urenshift, een
evaluatie geweest of nieuwe elementen die de vervanging en opheffing van de
oude rechtvaardigde? Zo ja, kan u ons hier iets meer details over geven?
- Heeft u voor publicatie van de nieuwe
omzendbrief samengezeten met de betrokken actoren? Zo ja, wie?
- Hulpverleningszones kiezen zelf of ze
overgaan tot het implementeren van de 24-urenshift. Hoeveel hulpverleningszones
doen dit vandaag? Zijn bij deze zones de juiste waarborgen ingebouwd qua
gezondheid en welzijn naar de werknemers toe? Op welke wijze? Zijn er ook zones
die hieraan verzaken? Welke acties kunnen werknemers hiertegen ondernemen?
- U stelt in uw omzendbrief dat de extra
kosten die een implementatie van de 24-urenshift met zich meebrengt, niet
beschouwd kunnen worden als een meerkost voor de federale overheid. Hoeveel
bedraagt deze kost momenteel voor een gemiddelde hulpverleningszone? Heeft u
daar een zicht op?
14.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Metsu, naar aanleiding van de vernietiging van een beslissing van de zoneraad van Hainaut-Centre is er in het begin van de zomer van 2021 heel wat commotie ontstaan over de al dan niet mogelijke toepassing van 24-urendiensten. Om een antwoord te kunnen bieden op die vragen en ongerustheden, heb ik beslist om een werkgroep op te richten om te bekijken of en onder welke voorwaarden de hulpverleningszones een arbeidsregime met shiften van 24 uur kunnen invoeren. Die werkgroep is tussen september 2021 en april 2022 vijf keer samengekomen, waarbij onder meer werd kennisgenomen van wetenschappelijke studies omtrent de problematiek.
Zoals vermeld in de omzendbrief, bestond de werkgroep uit vertegenwoordigers van de werkgevers, zoals het Netwerk Brandweer en ReZonWal, en van de werknemers, met name de drie representatieve vakbonden, aangevuld met experts van de FOD WASO, de FOD BOSA en vertegenwoordigers van mijn diensten. Het zal u verblijden te vernemen dat sommige werkgroepen ook al resultaten opleveren, in dit geval meer bepaald in de vorm van die omzendbrief.
De gegevens waarover mijn diensten momenteel beschikken, houden in dat er momenteel 24-urenshiften bestaan bij de brandweer van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in elf verschillende hulpverleningszones voor minstens één post of minstens een deel van het personeel.
Zoals vermeld in de omzendbrief, zijn er veel waarborgen inzake gezondheid en welzijn van de werknemers opgenomen in de codex voor het welzijn op het werk. Wij hebben daarvoor ook in de voorwaarden en de procedure bijzondere aandacht gehad, opdat bij de invoering daarvan rekening wordt gehouden met het welzijn en de gezondheid. De controle op de naleving van die bepalingen gebeurt door de bevoegde diensten van de minister van Werk. Mijn diensten controleren de toepassing van de wet van 19 april 2014 aangaande de arbeidstijd van de operationele brandweerpersoneelsleden en zullen in de toekomst ook de omzendbrief van 3 juni 2022 als leidraad gebruiken.
Hoeveel de meerkosten zullen bedragen van de invoering van een 24-urenshift, is afhankelijk van een hele reeks factoren en kan dus moeilijk algemeen gesteld worden. Het hangt af van de samenstelling van het personeel en de aanwending van die shiften. Onder meer het aantal personeelsleden dat in een dergelijk systeem zal werken, heeft een invloed, ook de mate van nodige wijzigingen aan de infrastructuur om het personeel voldoende te kunnen laten rusten en ook de mate waarin er gedifferentieerd wordt in de inzet van personeel. Door de verscheidenheid binnen die zones is het niet mogelijk om een exact cijfer te kleven op de meerkosten voor een gemiddelde zone.
Met de invoering van het gedifferentieerd systeem, waarbij zones dat kunnen invoeren als zij dat willen, menen wij een antwoord te hebben geboden op de uitdrukkelijke vraag, ook van bepaalde vakbonden, om dat te kunnen doen. Tegelijkertijd hebben we geen verplichting opgelegd, aangezien dat systeem in sommige zones niet mogelijk is, bijvoorbeeld vanwege de infrastructuur of vanwege de overwegingen inzake gezondheid en welzijn.
14.03 Koen Metsu (N-VA): Dank u wel, mevrouw de minister. Ik zal uw antwoord nog eens rustig nalezen.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: De heer Bombled is niet aanwezig om zijn vraag nr. 55029058C te stellen.
- Koen Metsu aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De opvolging van de aanbevelingen van de POC Terro (JIC en JDC)" (55029074C)
- Koen Metsu aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanbevelingen van de POC Terro (hiërarchische organisatie van de politie)" (55029075C)
- Koen Metsu à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations de la CEP Attentats terroristes (JIC et JDC)" (55029074C)
- Koen Metsu à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les recommandations de la CEP Attentats terroristes (organisation hiérarchique de la police)" (55029075C)
15.01 Koen Metsu (N-VA): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vragen.
Op 21 juni 2022 gaf u ons eindelijk een
uitgebreide stand van zaken m.b.t. de uitvoering van de aanbevelingen van de
POC Terro. Tot onze spijt mochten we van uw regering nog steeds niet één
duidelijk synthesedocument ontvangen waarop alle diensten samenwerkten, maar
wel een versnipperd aantal documenten voor de 5 betrokken domeinen, waarin
iedere dienst voor zijn eigen bevoegdheid documenten had doorgegeven. Niet echt
overzichtelijk en soms zelfs overlappend…Niettemin waren uw antwoorden ditmaal
zeer uitgebreid, waarvoor dank.
Graag had ik toch nog een opvolgvraag
gesteld over één van de aanbevelingen van de POC. Het betreft verdere
implementering van de JIC's en JDC's naar andere hoven van beroep.
Momenteel zijn deze enkel bestaande in
het Hof van Beroep van Brussel. In de tabellen over de opvolging van de
aanbevelingen van de POC Terro (meer specifiek: in de tabel van de politie)
staat deze aanbeveling echter aangemerkt als 'in uitvoering' er wordt er als
verantwoording gegeven dat “in de huidige stand van zaken, het niet opportuun
lijkt om het JDC/JIC zo maar te implementeren in de andere Hoven van beroep
(werkvolumes zijn niet hetzelfde)" . In commissie op 21 juni 2022
antwoordde u ons echter dat het wél de bedoeling was om JICs en JDCs verder uit
te breiden naar andere arrondissementen.
Kan u ons hier iets meer informatie over
geven alstublieft?
Waarom werd opgenomen in de tabellen van
de politie dat het niet opportuun is om JICs/JDCs uit te breiden tot de andere
arrondissementen binnen het Hof van Beroep terwijl u in commissie net
verklaarde dat deze uitbreiding wel zal plaatsvinden?
Welke stappen moeten nog worden
ondernomen?
Welke hindernissen staan dergelijke
uitbreiding in de weg?
Op welke termijn mogen wij dergelijke
uitbreiding verwachten?
Op 21.06.2022 gaf u ons eindelijk een
uitgebreide stavaza m.b.t. de uitvoering van de aanbevelingen van de POC Terro.
Tot onze spijt mochten we van uw regering nog steeds niet één duidelijk
synthesedocument ontvangen waarop alle diensten samenwerkten, maar wel een
versnipperd aantal documenten voor de 5 betrokken domeinen, waarin iedere
dienst voor zijn eigen bevoegdheid documenten had doorgegeven. Niet echt
overzichtelijk en soms zelfs overlappend… Niettemin waren uw antwoorden ditmaal
zeer uitgebreid, waarvoor dank.
De POC stelde tijdens zijn onderzoek vast
dat de Commissaris-generaal (CG) te weinig armslag had en zijn macht niet kon
doorduwen omdat er steeds naar consensus gezocht werd binnen directiecomité.
Het gevolg daarvan was een aanbeveling die verzocht om de fed pol als
hiërarchische structuur te bekijken, met eenheid van leiding en commando. De CG
diende beschouwd te worden als de hiërarchische chef van de gehele fed pol.
M.b.t. een meer hiërarchische organisatie van de top van de fed pol stelde de
POC dat de rol van de CG diende te worden versterkt. Het consensusmodel moest
het uitgangspunt blijven maar bij gebrek aan consensus met de directeur van de
bestuurlijke en/of de ger pol, moest het de CG zijn die beslist. In de tabel
van Justitie konden we alvast terugvinden dat deze aanbeveling niet werd
gerealiseerd wegens reeds (voldoende effectieve) bestaande wetgeving. Dat de
aanbeveling bij nader onderzoek inderdaad misschien beter niet werd uitgevoerd,
kan zeker zo zijn.
Is het mogelijk dat u ons hier iets meer
informatie over geeft?
Wat waren de pro's en contra's?
Wat is uw visie hierop?
Pro memorie geven wij ook graag mee dat
hierover een wv van Vooruit op tafel ligt: zal dit dan nooit gestemd worden?
M.b.t. de aanbeveling rond 'de politie
als hiërarchische organisatie' konden we bij uw stand van zaken over de
uitvoering van aanbevelingen hierover enkel iets terugvinden in de tabel van
Justitie. Heel kort stellen zij dat de aanbeveling “wijziging van de wet van 7
december 1998 m.b.t. geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op 2 niveaus:
wijziging art. 8bis, 93 en 100: federale politie als hiërarchische
organisatie" niet werd geïmplementeerd. Er staat ook niets voor ingepland
in de toekomst. Opnieuw, dat dit werd onderzocht en besloten dat het toch niet
opportuun was om de aanbeveling uit te voeren, is plausibel.
Kan u ons hier iets meer toelichting over
geven?
Wat waren de exacte beweegredenen om deze
aanbeveling niet uit te voeren?
15.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Metsu, een van de aanbevelingen van de POC Terro had inderdaad betrekking op de uitwerking van het concept JIC en JDC. De samenwerking werd opgestart en volwaardig uitgebouwd bij het hof van beroep in Brussel. In de andere hoven van beroep vindt eveneens zo'n overleg plaats, met en onder de verschillende veiligheidsactoren. Dat gebeurt nog niet volgens het concept JIC en JDC, maar wel binnen de zogenaamde counterterrorismplatformen.
Recent heeft de procureur-generaal in Brussel tijdens het Coördinatiecomité voor Inlichtingen en Veiligheid (CCIV) een evaluatie toegelicht na drie jaar werking van JIC en JDC binnen zijn hof van beroep. Daarbij werd voorgesteld om dit concept uit te breiden naar de andere hoven van beroep. Alle leden van het CCIV zullen dat voorstel eerst intern bespreken, waarna hun standpunten en adviezen zullen worden bijeengelegd op een volgende bijeenkomst van het CCIV in het najaar.
Inzake de aanbeveling over de hiërarchische positie van de commissaris-generaal en de politie als hiërarchische organisatie kan ik het volgende meegeven. Overeenkomstig de wet op de geïntegreerde politie staat de gehele federale politie onder leiding van de CG. Hij moet dan ook de coördinatie verzekeren tussen de diverse algemene directies en staat ook borg voor de geïntegreerde uitvoering van de opdrachten van de gehele federale politie. Hij moet er in het bijzonder op toezien dat de bestuurlijke directeur-coördinator en de gerechtelijke directeur hun activiteiten coördineren. De CG zorgt al voor de uitvoering van een coherente visie binnen de hele federale politie, onder meer door de goedkeuring van de opdrachtbrieven aan de politiemandatarissen. Hij werkt binnen het directiecomité van de federale politie op basis van een consensusmodel, maar kan ook zelf beslissingen nemen.
De bij wet ingevoerde bevoegdheden en structuren volstaan dus voor de CG om de nodige beslissingen te nemen voor de goede werking van de federale politie, hoewel het soms tijd vraagt om in dat overleg te voorzien. Om die redenen zijn de door de parlementaire onderzoekscommissie aangegeven wetswijzigingen nooit doorgevoerd, ook niet door de vorige ministers van Binnenlandse Zaken.
15.03 Koen Metsu (N-VA): Dat was een antwoord op beide vragen.
De eerste vraag zal ik na het CCIV opnieuw indienen. U sprak immers over het najaar.
Wat de tweede vraag betreft, hadden we gisteren ook een interessante hoorzitting. Daarover zult u via uw kabinet ongetwijfeld nog iets vernemen.
Het incident is gesloten.
16 Question de Vanessa Matz à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'avancement du rapport de la commission d’apprentissage et de l’étude sur la Protection civile" (55029090C)
16 Vraag van Vanessa Matz aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De voortgang inzake het rapport van de leercommissie en de studie over de Civiele Bescherming" (55029090C)
16.01 Vanessa Matz (Les Engagés): Monsieur le président, cette question concerne la suite donnée aux inondations.
Cela fait désormais bientôt un an que notre pays a été le théâtre de catastrophes naturelles sans précédent. Nous avons tous été profondément marqués par les images de désolation qu'ont laissées derrières elles les inondations des 14 et 15 juillet derniers. Vous aviez évidemment pris un certain nombre d'engagements. La mise en place éventuelle d'une commission d'enquête était alors à l'ordre du jour. Il avait été temporisé en disant que probablement le gouvernement fédéral et les autres gouvernements avaient pris la mesure de l'impréparation de notre pays. Lors des commissions de septembre et octobre qui avaient été consacrées uniquement aux inondations, vous aviez donc annoncé la mise en place d'une commission d'apprentissage. Celle-ci a notamment pour objet d'évaluer la gestion de crise lors d'événements exceptionnels et d'en tirer les enseignements sous forme de recommandations afin de pouvoir encore mieux gérer une crise d'une telle ampleur et développer ainsi une culture du risque. Vous vous êtes également engagée à mettre en œuvre la résolution n° 947 qui a pour objet la mise en place d'une étude relative à l'impact sur les services de secours de la réforme de la Protection civile. Ce point est lié au rapport de la commission d'apprentissage, sachant à quel point il est important de disposer d'une sécurité civile de qualité.
Aussi madame la ministre, j'aurais souhaité savoir si vous pouviez revenir sur la composition de la commission d'apprentissage, le nombre de membres qui la composent ainsi que leurs fonctions, faire le point sur l'état d'avancement de ses travaux, indiquer à quel moment vous comptez en discuter avec le Parlement. Vous aviez communiqué un calendrier de l'étude relative à l'impact de la réforme de la protection civile. La date de remise du rapport final bilingue est fixée au moins de juin 2022, soit 220 jours à partir de novembre 2021. Le rapport est donc venu à échéance. Quelle conclusion en tirez-vous? Comment comptez-vous le mettre en œuvre? Comment comptez-vous y associer le Parlement? Je vous remercie.
16.02 Annelies Verlinden, ministre: Les travaux en cours de la commission d'apprentissage relative aux inondations de juillet 2021 doivent évaluer la gestion de la crise exclusivement au regard de la réglementation de la planification d'urgence. Le but de l'étude est donc de tirer des leçons afin de pouvoir encore mieux gérer une crise, et globalement d'améliorer de manière constructive ce qui est nécessaire en matière de gestion de crise. Le rapport final devra contenir des conclusions, en particulier concernant la sensibilisation à de tels phénomènes météorologiques, la prise de mesures administratives, en particulier les mesures d'évacuation et le déploiement et la coordination des secours. Il mentionnera également des recommandations issues de l'étude en vue d'améliorer les différents aspects de la chaîne de sécurité dans le cadre de la gestion de crise. Le comité d'accompagnement dont vous parlez a été mis en place en début d'année afin d'assurer la qualité des travaux et ce comité d'accompagnement s'est déjà réuni à trois reprises à l'occasion des réunions de travail en présence du consortium académique ULB-VUB, à qui l'étude a été confiée.
Le comité d'accompagnement est composé de 11 représentants au total, issus des domaines du monde académique et spécialisés en gestion de crise. Les disciplines 1,3 et 4 du monde politique, deux gouverneurs et un bourgmestre, en font partie, ainsi que la direction générale sécurité civile.
L'étude avance à un bon rythme. Le consortium a réalisé de très nombreuses interviews qualitatives portant sur la gestion de la crise des inondations auprès des personnes ressources, des acteurs clés de la gestion de la crise issues des disciplines 1,3,4 et 5, soit les zones de secours, la police, la protection civile et les acteurs concernés en charge de la communication. Le consortium a également mené des interviews auprès de la population concernée par les inondations dramatiques. Des résultats intermédiaires seront normalement disponibles dans le courant du mois de juillet. Il est prévu que le rapport final de l'étude soit finalisé dans le courant du mois de novembre 2022 et j'aurai certainement l'honneur d'en informer le Parlement.
D'autre part, le rapport final de l'étude relative à l'impact de la réforme de la protection civile que vous évoquez est en fait attendu dans le courant du mois d'août de cette année, la notification du marché attribuant l'étude ayant été faite le 7 décembre de l'année dernière. En outre une des phases importantes de l'étude a été retardée. Il s'agit de l'enquête quantitative à l'adresse des principaux partenaires de la protection civile. Le taux de réponse de certaines catégories clés ayant été jugé faible par le comité de pilotage, il a été décidé de retarder quelque peu la clôture de cette phase pour permettre d'augmenter le taux de réponse en question. Cela a pour conséquence de retarder quelque peu le délai de remise du rapport final.
Dès lors, je ne suis pas en mesure de vous annoncer mes conclusions sur le sujet. Lorsque mon administration aura reçu ce rapport final, elle me le transmettra accompagné de ses commentaires et observations. Sur cette base, je tirerai des conclusions dont je ferai évidemment part au Parlement, comme je m'y suis engagée. Compte tenu du calendrier, cela n'aura pas lieu avant la reprise de la session parlementaire en septembre.
16.03 Vanessa Matz (Les Engagés): Merci pour votre réponse, madame la ministre. Je ne vous cache pas ma stupéfaction quant au délai. Nous avions, lorsqu'il s'agissait de ces différentes études et évaluations, déjà trouvé que les délais étaient horriblement longs par rapport aux enjeux et à la récurrence probable de ce type d'événements, compte tenu du changement climatique notamment. Nous sommes très inquiets. D'une part, ces rapports doivent arriver à l'automne et, d'autre part, il faut, sur la base de ces rapports, tirer des enseignements et mettre en pratique des modifications de législation, etc.
Cela aura donc pris un temps énorme. Dernièrement, il y a encore eu des inondations du côté de Hannut, qui ont fort affecté la population. Je suis toujours très perplexe par rapport au temps que prennent ces études, même si elles sont intéressantes.
J'ai été interpellée par différents organes de sécurité qui me disent que le comité d'accompagnement ne comporte que des néerlandophones. Pouvez-vous confirmer cette information? Il aurait été décidé de ne pas prendre de francophones issus de la zone sinistrée parce qu'ils seraient juges et parties. Cela me semble hallucinant. Ce sont eux qui ont vécu les choses en direct. Les néerlandophones de ce comité n'ont pas de connaissance du terrain. Comment peut-on imaginer décliner des recommandations sur un terrain, ne fût-ce que géographique, qu'on ne connaît pas?
Au mois de septembre, nous vous avons fait confiance et pensions que ce processus serait rapide. Nous sommes maintenant un an plus tard et rien n'a encore été mis en œuvre. Nous ne pouvons pas discuter d'un projet, rien n'a été concrétisé dans la législation, dans des arrêtés que vous auriez pu prendre pour améliorer la coordination des évacuations et les autres points qui avaient été soulevés.
Je ne vous cache pas ma très grande déception devant le timing que vous venez d'annoncer et la lenteur à conclure relativement à plusieurs sujets, que – tout comme les services de secours – nous avons constatée depuis des mois.
Het incident is gesloten.
17 Question de Guillaume Defossé à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les aspects pratiques du droit de vote à 16 ans pour les élections européennes" (55029106C)
17 Vraag van Guillaume Defossé aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De praktische aspecten van het stemrecht op 16 jaar voor de Europese verkiezingen" (55029106C)
17.01 Guillaume Defossé (Ecolo-Groen): Madame la ministre, voici maintenant deux mois que nous avons voté en séance plénière le texte accordant le droit de vote aux jeunes dès 16 ans pour les élections européennes. Aujourd'hui, il nous reste donc deux ans pour mettre en place le dispositif et sensibiliser les jeunes à ce nouveau droit.
Dès lors, pouvez-vous me dire à partir de quand il sera possible à un jeune concerné de s'inscrire? Quel est le mode opératoire prévu pour l'inscription? L'inscription en ligne sera-t-elle disponible, et de quelle manière? Si oui, sera-t-elle toujours possible via la commune?
Quel est le plan de communication prévu à ce sujet? De quelle manière allez-vous informer et sensibiliser les jeunes? Une lettre personnalisée pour chaque jeune concerné est-elle prévue? Des vidéos ou autres supports sont-ils envisagés? Quel est le rôle prévu pour les communes?
17.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Defossé, la proposition de loi a en effet été votée à la Chambre le 19 mai. Elle a ensuite été promulguée par le Roi le 1er juin et a été publiée hier au Moniteur belge.
Comme vous le savez, le dernier article de cette loi en fixe l'entrée en vigueur au 1er mai 2023. Par conséquent, il est impossible à un jeune de s'inscrire avant cette date. Ce délai est notamment nécessaire pour permettre aux services concernés de prévoir l'enregistrement informatique de l'inscription dans le registre de la population. Les jeunes citoyens pourront alors s'inscrire, comme c'est le cas pour le citoyen européen, jusqu'à la date officielle d'arrêt des listes électorales, soit le 1er mars 2024, si l'élection du Parlement européen se déroule en mai de la même année.
Concernant cette inscription, le SPF Intérieur travaille en ce moment au développement d'une application en ligne permettant aux jeunes électeurs de transmettre par voie numérique à leur administration communale leur demande d'inscription. De la sorte, un passage à ladite administration leur sera épargné. Toutefois, une inscription traditionnelle aux guichets de la commune sera, bien entendu, toujours possible.
Une bonne diffusion de l'information vers ce public-cible est évidemment primordiale. Le plan de communication en la matière est en cours d'élaboration. À cet effet, mes services veillent à rencontrer les associations représentatives afin de recourir aux moyens de communication les plus adéquats. Cette campagne, dont le lancement est prévu en septembre 2023, soit lors de la rentrée scolaire, devrait notamment comporter – dans la limite des moyens budgétaires disponibles – la transmission d'un courrier aux jeunes concernés, des supports pédagogiques à l'intention des établissements scolaires qui le souhaitent ou bien encore la réalisation d'une campagne via les réseaux sociaux.
Cette communication sera répétée pour veiller à sensibiliser au maximum le public cible. Les communes qui, comme prévu par la loi, recevront les demandes d'inscription des jeunes, pourront diffuser les informations nécessaires via leur site web ou le périodique de la commune.
17.03 Guillaume Defossé (Ecolo-Groen): Oui, c'est important, mais le délai est court. On le sait! Or, nous devrons faire un travail de fond pour sensibiliser et convaincre les jeunes de voter et leur expliquer comment cela doit fonctionner. Nous disposerons d'un an pour le faire. C'est réalisable. La communication devra commencer au plus tôt, du moins la préparation. Pour le reste, je vous encourage tous à faire ce travail de sensibilisation dans votre quotidien.
L'incident est clos.
18 Vraag van Koen Metsu aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het preventief weren van amokmakers in recreatiedomeinen" (55029130C)
18 Question de Koen Metsu à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'interdiction d’accès préventive aux domaines récréatifs pour les fauteurs de troubles" (55029130C)
18.01 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister,
zoals voorspeld deden er zich opnieuw problemen voor in recreatiedomeinen, o.m.
vechtpartijen, verbale agressie, intimidatie, vandalisme… Dit schreeuwt opnieuw
om dringende actie door strengere veiligheidsmaatregelen op te leggen. De
Nekker in Mechelen gaat zo snel mogelijk digitale identiteitscontrole invoeren
o.b.v. de beslissing v/d Antwerpse deputatie. Zonder onlineticket kom je De
Nekker dus niet meer binnen. Dit lazen we in een artikel van de GvA. Wat ons
betreft, een zeer wijze en terechte beslissing om amokmakers beter te kunnen
weren. Wij zijn blij te vernemen dat dit systeem op korte termijn wordt
geïmplementeerd. Men overweegt eveneens extra camerabewaking te voorzien op het
domein en de politie zou extra mensen inzetten om toezicht te houden. In de
Brusselse treinstations worden groepen jongeren op de inschrijvingsplicht
gewezen en vervoersbewijzen worden door spoorwegpolitie gecontroleerd.
1. Bent u op de hoogte v/d implementatie
van dit systeem in De Nekker? Indien ja, kan u meer toelichting geven over de
werking v/h systeem? Met welke gegevens(bank) is de digitale controle
verbonden? Gaat dit over gegevens over de grenzen v/d gemeente/stad/provincie
heen?
U stelde eerder dat de plaatsverboden nu
ook worden opgenomen in de ANG: is deze digitale controle dan hiermee verbonden
(bv. via een hit/no hit systeem)? Welke wetswijzigingen dienen hiervoor eerst
in orde te worden gebracht? Dergelijk systeem zou het immers mogelijk maken om
eindelijk een preventief systeem tegen amokmakers op te zetten, dat over de
provinciegrenzen heen gaat.
2. Welke actie ondernemen de
spoorwegpolitie en Securail op dit moment om ervoor te zorgen dat zij, zoals
aangekondigd in het artikel, jongeren in Brusselse stations al kunnen wijzen op
de inschrijvingsplicht voor De Nekker? Is dit louter informatief of zal hier
ook actie op kunnen volgen? Welke pistes worden daarvoor verkend?
3. Het artikel maakt tevens melding v/h
feit dat er eerder deze week reeds gebruik werd gemaakt van inspecteurs in
burger en 'preventiewerkers' om proactief werk te verrichten. Kan u iets meer
duiding geven rond de figuur van deze preventiewerkers? Tot welke dienst
behoren zij en wat zijn hun exacte bevoegdheden en opdrachten?
4. Kunt u garanderen dat er voldoende
extra politie beschikbaar is om toezicht te houden? Welke plannen heeft u
hiertoe gemaakt voor de toekomst?
18.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Metsu, zoals ik reeds aangegeven heb in antwoord op de actuele vragen in de plenaire vergadering van vorige week, betreur ik ten zeerste de recente incidenten in en rond een aantal recreatiedomeinen. Wij kunnen uiteraard niet tolereren dat het plezier van vele jongeren en families verstoord wordt door een kleine groep relschoppers.
Ik heb dan ook nog voor de recente incidenten zich voordeden een aantal concrete maatregelen genomen om de lokale overheden en de uitbaters van recreatiedomeinen meer slagkracht te geven om de veiligheid in de recreatiedomeinen te waarborgen. Daartoe publiceerde ik, zoals u weet, een omzendbrief met zowel preventieve als repressieve maatregelen om de overlast zoveel mogelijk te vermijden. Eén daarvan is werken met een capaciteitsbeperking en met een reservatiesysteem. Wij weten dat het beperken van het aantal bezoekers een positieve invloed heeft op het beheersen van overlast. Zo heeft het recreatiedomein De Nekker recentelijk beslist te voorzien in een capaciteitsbeperking, maar ook in een verplichte reservatie, om overlast te vermijden.
Daarnaast kunnen de burgemeesters, zoals voor andere feiten, een plaatsverbod opleggen bij verstoring van de openbare orde. Wij hebben dat plaatsverbod vorig jaar al doen opnemen in de ANG, zodat elke politie-inspecteur onmiddellijk kan controleren of er een plaatsverbod is en of de betrokkene moet worden geweerd uit het recreatiedomein. Het reservatiesysteem van De Nekker bijvoorbeeld, staat wel los van de ANG. Die informatie kan niet zonder meer gedeeld worden.
Daarnaast houden de spoorwegpolitie en Securail ook toezicht in de Brusselse stations, zowel fysiek als via camerabewaking. Wanneer grote groepen jongeren zich met de trein naar Mechelen begeven, zal de spoorwegpolitie, maar ook Securail, aan de politiezone Mechelen-Willebroek informatie kunnen doorgeven met het oog op verder toezicht en opvolging. Daarnaast heeft de politiezone Mechelen-Willebroek afspraken gemaakt met de federale politie inzake de aanwezigheid van politie in de stations en in het recreatiedomein, zowel in burger als in uniform.
Daarnaast zal de politiezone naast de reguliere aanwezigheid in extra inzet voorzien in de stations in de buurt van De Nekker, en ook in de onmiddellijke omgeving van De Nekker, om eventuele overlast op te sporen. Periodiek zullen er ook gerichte acties plaatsvinden tegen mogelijk druggebruik in het recreatiedomein. Uiteraard kan bij eventuele problemen ook een vraag om versterking worden gericht aan de federale politie om in bijkomende hulp en bijstand te voorzien.
U had het over preventie en preventiewerkers. In de eerste plaats gaat het om de preventiediensten van de steden en de gemeenten. Die personen hebben geen handhavingsbevoegdheid. De preventiewerkers kunnen de jongeren aanspreken vanuit hun expertise, en ze uiteraard ook sensibiliseren en wijzen op hun ongepast gedrag in het recreatiegebied. Op die manier volgen zij dit op.
Ik wil in verband daarmee nog onderstrepen dat er een verschil is tussen recreatiedomeinen en voetbalstadions, die veel beter zijn afgeschermd en waar de toegangscontrole veel eenvoudiger is, aangezien daar vaak maar een beperkt aantal ingangen zijn. Niet alle recreatiedomeinen zijn daarentegen omheind. Wanneer men spreekt over kustgebieden, komt men al helemaal in ander vaarwater terecht. Niet alle recreatiedomeinen worden door hetzelfde type uitbater uitgebaat. Soms zijn het publieke entiteiten, soms zijn het private entiteiten. Daarom is het vandaag niet mogelijk om die gegevens zomaar te delen tussen de verschillende uitbaters, want daar is immers een wettelijke basis voor nodig. Het is nog maar de vraag hoe dat omschreven zou kunnen worden. Ik blijf zoeken naar bijkomende instrumenten om de lokale besturen en de uitbaters te ondersteunen in hun strijd tegen die overlast. We moeten daarbij uiteraard rekening houden met het huidige wettelijke kader.
18.03 Koen Metsu (N-VA): Dank u wel, mevrouw de minister.
Ik was een beetje verbaasd dat collega Demon vorige week tijdens de plenaire vergadering sprak over een zwarte lijst met amokmakers, die tussen de verschillende recreatiedomeinen zouden moeten worden overgedragen, zoals een stadionverbod. Waarom was ik daarover verbaasd? Dat was niet omdat het een goed idee was van de heer Demon. Hij heeft namelijk wel vaker goede ideeën. Ik was wel verbaasd dat hij het voorstel voor resolutie al mee had ondertekend en dat die resolutie nota bene op 16 juni 2020 goedgekeurd werd in het Parlement. Ik heb hem die vraag gesteld en het bleek dat hij dat even was vergeten. Ik heb hem die tekst nog eens doorgestuurd.
Het klopt dat een recreatiedomein niet kan worden gelijkgesteld aan een voetbalstadion. Het is misschien moeilijker te beveiligen dan een voetbalstadion, maar dat betekent niet dat het onmogelijk is. Die directies zijn zelf vragende partij en daarom zou men kunnen overwegen om vrijwillig in te tekenen op dergelijk systeem van het lezen van de identiteitskaart. Indien men op de lijst van amokmakers staat, dan wordt men, in overeenstemming met het stadionverbod, gedurende een periode van drie maanden tot vijf jaar geweerd uit die recreatieparken en zelfs een perimeter daarrond. De recreatiedomeinen die de moeite doen om hun domein te omheinen, zouden op die manier geholpen kunnen worden. Dat is mijn advies.
Ik verzoek u om die resolutie zeker en vast nog eens na te lezen. We hebben die trouwens samen geschreven met de directies van onder andere De Ster en Redfed. Het is de moeite waard en er werd al enig werk verricht.
L'incident est clos.
19 Vraag van Yngvild Ingels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Extra veiligheidsmaatregelen en politieversterking aan de kust" (55029192C)
19 Question de Yngvild Ingels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les mesures de sécurité supplémentaires et le renforcement de la présence policière à la côte" (55029192C)
19.01 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, ik wil graag een aantal zaken duidelijk krijgen.
In welke extra maatregelen is er voor de kust voorzien? Ik kan me voorstellen dat gouverneur Carl Decaluwé ook al bij u is geweest. Met mijn vraag wil ik niet suggereren dat u alles moet overnemen. Natuurlijk hebben de lokale besturen daarin absoluut hun verantwoordelijkheid en heeft de gouverneur een coördinerende rol. Maar als het echt fout loopt en het lokale niveau het niet aan kan, welke federale steun is er dan beschikbaar?
Ik hoorde ook dat bijvoorbeeld Knokke-Heist samenwerkt met de Nederlandse politie, indien er amok is met Nederlandse jongeren die de grens oversteken. Er doen allerlei zaken de ronde. Daarom wilde ik u vragen wat er al voorzien is en welke extra steun u kunt voorzien vanuit de federale politie.
19.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Ingels, er is inderdaad veel overleg geweest, niet alleen ter voorbereiding van de zomer van dit jaar, maar ook vorig jaar al. Het overleg was constructief en die feedback hebben we ook gekregen van onder meer de gouverneur. We hebben dit alles nu tijdig en gestructureerd besproken.
Er is natuurlijk geen onbeperkte reserve van federale politie-inspecteurs die uitgestuurd kan worden naar de kust. Dat horen we ook in Knokke. Ze hebben daar maar 90 graden waarbinnen ze kunnen rekruteren, want ze hebben de grens met Nederland en de grens van de kust. Omdat er ook veel Nederlandse jongeren daarheen afzakken, in het bijzonder midden juli, werken zij op die manier samen. Dat houdt zeker steek.
De extra steun voor de kustzones tijdens de zomermaanden gebeurt in principe met detacheringen vanuit de federale politie en de operationele politiemedewerkers, waarbij in het voorjaar van dit jaar al naar de behoeften van de zones werd gevraagd. Die detacheringen gebeuren door de diensten van de federale politie, vanuit de federale en de lokale politie. Zoals u misschien weet, sturen sommige lokale zones ook mensen naar de lokale zones aan de kust.
Vanuit de federale politie wordt er een versterking geleverd van 28 operationele politiemedewerkers. De directeur-coördinator van West-Vlaanderen heeft die 28 mensen volgens een bepaalde verdeelsleutel toegewezen aan de zeven kustzones, waarbij daarnaast uiteraard bij calamiteiten of bij bepaalde incidenten de kustzones ook een beroep kunnen doen op de nationale reserve en andere gespecialiseerde steun, zoals de luchtsteun of de cavalerie. Bovendien zal de federale politie gespecialiseerde steun leveren met zes ruiters. Dat was trouwens vorig jaar ook al het geval.
Daarnaast zal de spoorwegpolitie zich in het bijzonder richten op groepjes amokmakers. Ze zal daarbij nauw samenwerken met de NMBS en Securail, die in principe in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor de veiligheid op hun treinen en voor de openbare orde. Wanneer er goed weer wordt voorspeld, met eventueel als gevolg daarvan ook extra overlast, zal de spoorwegpolitie haar aanwezigheid in de grote stations en op de risicolijnen verder uitbreiden. De lokale politiezones staan in principe in voor de veiligheid in de stations aan de kust, maar de spoorwegpolitie zal dus voor extra versterking zorgen.
19.03 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, ik hoop samen met u dat het rustig blijft aan de kust.
Het incident is gesloten.
20 Vraag van Sigrid Goethals aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De opvolging van het sectoraal akkoord" (55029223C)
20 Question de Sigrid Goethals à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi de l'accord sectoriel" (55029223C)
20.01 Sigrid Goethals (N-VA): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Geachte mevrouw de minister,
Op 28 januari bereikte u een
tussenakkoord over de verbetering van de loonvoorwaarden van de politiemensen.
Dit akkoord, zo verklaarde u, is een begin in het verbeteren van het statuut
van de politie.
Het is belangrijk dat er, naast een
tussenakkoord over de kwantiteit, ook een kwalitatieve luik wordt onderhandeld
om een verbetering van de arbeidsomstandigheden te bekomen. In dit traject zou
de job van de politiemedewerker aantrekkelijker moeten worden. Graag had ik een
stand van zaken opgemaakt over mogelijke ontwikkelingen betreffende dit
kwalitatieve luik van het sectoraal akkoord.
•Hebt u in navolging van het bereikte
loonakkoord opnieuw overleg gehad met de politievakbonden? Wat werd er
besproken?
•Kan u al meer toelichting geven over de
openstaande vraagstukken van het kwalitatieve luik? Welke elementen maken hier
nog, of niet meer, deel van uit?
•Wat is de vooropgestelde timing?
Alvast bedankt voor de antwoorden,
20.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Goethals, op 28 januari 2022 hebben we een tussentijds voorwaardelijk akkoord bereikt over het eerste, kwantitatieve luik. Nu lopen de onderhandelingen over het kwalitatieve luik.
In een eerste fase werd er dit voorjaar, op basis van voorstellen van de geïntegreerde politie en de verwachtingen van de syndicale partners een keuze gemaakt voor de aan te pakken punten in het kader van het kwalitatieve luik. Vervolgens werd er voor elk thema een ontwerptekst opgesteld. Die tekst is intussen driemaal formeel op de onderhandelingstafel gelegd, met name op 12 mei, 1 juni en 16 juni en er is al een volgende vergadering gepland.
Ik hoop dat u begrijpt dat ik momenteel niet zal ingaan op de details van de lopende vraagstukken om de onderhandelingen zo sereen mogelijk te laten verlopen. Ik kan u wel nog meegeven dat het globale voorstel voor het kwalitatieve luik dertien punten omvat. Daarbij is er een evenwichtige verdeling gemaakt tussen de punten die de overheid wil, met de federale en lokale politie, enerzijds, en de punten die een antwoord moeten kunnen bieden op de eisen en verzuchtingen van de vakorganisaties, anderzijds. Het gaat onder meer om uitbreidingen van het pilootproject "eigen werving op maat", naar aanleiding van de vraag van de zones om zelf te kunnen rekruteren, om de aantrekkelijkheid van gespecialiseerde functies bij zowel de federale als de lokale politie, om de versoepeling van het systeem van sociale promotie en van de mobiliteitsregels, om de herziening van de opleiding voor gespecialiseerde functies, om de organisatie van 12-urige diensten en om het geweld tegen de politie. Alle dertien thema's maken momenteel het voorwerp uit van de lopende onderhandelingen. Er zal pas een akkoord zijn als alle partners rond de tafel met de punten kunnen instemmen.
Het forum van het onderhandelingscomité voor de politiediensten doet momenteel zijn werk. Wij hopen dat de onderhandelingen verder voorspoedig verlopen. Het is alvast mijn intentie om de komende zomer met de teksten voor het kwalitatieve luik van de sectorale onderhandelingen te kunnen landen. Daarbij moeten we rekening houden met zomeragenda's. Ik reken ook op de vakbonden om dat akkoord mee te bewerkstelligen, omdat dat volgens mij kan bijdragen aan de aantrekkelijkheid van de politie en zo de rekrutering en het behoud van medewerkers kan vergemakkelijken.
20.03 Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, ik denk dat het goed is om te blijven overleggen en de punten voor alle actoren evenwichtig uit te balanceren.
Het toeval wil dat ik vandaag in een krantenartikel las dat het absenteïsme bij de politie hoger ligt dan in andere sectoren, zowel in aantal personen, frequentie als aantal dagen. Ik denk dat daar rekening mee moet worden gehouden bij de verdere besprekingen. In het artikel is sprake van een absenteïsme van 3.600 agenten op 48.000. Dat is toch wel aanzienlijk en des te erger in het licht van de moeizame rekrutering en de uitstroom. U zou eens moeten nagaan waarom het absenteïsme zo hoog is.
L'incident est clos.
21 Vraag van Koen Metsu aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De begrotingscontrole 2022 en de Raad van State" (55029238C)
21 Question de Koen Metsu à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le contrôle budgétaire 2022 et le Conseil d'État" (55029238C)
21.01
Koen Metsu (N-VA): Geachte mevrouw de
minister,
De Raad van State krijgt in de
begrotingscontrole een extra 5 miljoen euro toegekend.
Dit, zo lezen we in de tabellen van de
uitgavenbegroting en in de notificaties, komt door:
Een stijging in de bezoldigingen van de
ambtsdragers
Een voorstel tot hervorming van de Raad
de State
Tijdens de besprekingen in commissie van
25.05.2022 bevestigde u dat dit inderdaad niet alleen een indexaanpassing
betrof maar tevens bijkomende middelen betrof om een kaderuitbreiding te
realiseren en de procedures te kunnen updaten.
Het is voor ons vandaag echter nog steeds
onduidelijk hoeveel middelen naar die hervorming van de procedures van de Raad
van State zullen gaan gezien er in de effectieve tabellen van de
uitgavenbegroting bij de begrotingscontrole enkel een verhoging van de middelen
voor de bezoldigingen te zien is.
Kunt u dit bijgevolg verduidelijken?
Daarnaast had u reeds eerder aangegeven
dat u eind mei met een voorstel tot hervorming van de Raad van State zou komen
op de ministerraad.
Wanneer mogen wij dit in parlement
verwachten?
21.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Metsu, met betrekking tot uw eerste vraag over de begrotingscontrole van 2022 kan ik u meedelen dat het inderdaad zo is dat de ministerraad op 3 juni een voorontwerp van wet tot wijziging van artikel 69 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State heeft goedgekeurd. Die wetswijziging voorziet in een substantiële uitbreiding van het personeelskader van de Raad van State. De budgettaire kost voor de uitbreiding van het personeelskader is opgenomen in de begroting bij de laatste begrotingscontrole. De bijkomende middelen voor de Raad van State gaan uitsluitend en integraal naar die personeelsuitbreiding. De werkzaamheden van de Raad van State zijn immers in grote mate people's business.
Vorige week heb ik het gunstige advies ontvangen van de afdeling Wetgeving van de Raad van State met betrekking tot de voorgestelde wijziging van het artikel 69. U vraagt naar de timing voor de indiening van het wetsontwerp. Ik kan bevestigen dat het nodige is gedaan om het wetontwerp bij het Parlement in te dienen.
De ministerraad heeft daarnaast op 3 juni akte genomen van de voorstellen en krachtlijnen met betrekking tot de inhoudelijke hervorming van de afdeling Wetgeving en de afdeling Bestuursrechtspraak. De ministerraad heeft mij belast met de uitwerking van regelgevende teksten voor die inhoudelijke hervorming. Die voorstellen beogen in het bijzonder het verkrijgen van een meer efficiënte en kwaliteitsvolle beslechting van alle bestuursgeschillen en een optimalisatie van het wetgevend proces, met de adviesverlening door de afdeling Wetgeving. Er wordt beoogd om dit voorstel tot wetswijziging met kwalitatieve, inhoudelijke bijsturingen in het najaar bij het Parlement in te dienen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
22 Vraag van Koen Metsu aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De begrotingscontrole 2022 en de NAVAP" (55029239C)
22 Question de Koen Metsu à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le contrôle budgétaire 2022 et la NAPAP" (55029239C)
22.01
Koen Metsu (N-VA): Geachte mevrouw de
minister,
In de begrotingscontrole zagen we voor
NAVAP geen afdoende budgetten.
U heeft reeds meerdere malen aangehaald
dat u het systeem van de NAVAP geen solide oplossing vindt. Dat hebben wij ook
nooit beweerd, het is een tijdelijk systeem dat in plaats werd gesteld tot een
structurele oplossing werd gevonden.
Ondanks uw aankondigingen omtrent
dergelijk structureel systeem (en het niet volledig behouden van de tijdelijke
NAVAP-regeling), hebben we van u dergelijke systeem tot op heden nog niet mogen
zien verschijnen.
Vandaar mijn volgende vragen:
Wanneer komt er een nieuwe, structurele
oplossing voor de Navap-regeling?
Welke onderhandelingen zijn hierover
bezig met welke actoren?
In welke mate zijn de afspraken over een
eindeloopbaanregeling in het voorlopig sectoraal akkoord hierover finaal?
Wanneer denkt u het eindresultaat te
kunnen bereiken?
22.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Metsu, u weet dat we in het kader van de sectorale onderhandelingen over het kwantitatief luik ook een protocolakkoord hebben afgesloten met twee van de vier vakorganisaties over de NAVAP. In die context heb ik aan het CCGPI gevraagd om voorstellen te formuleren met betrekking tot een eindeloopbaanbeleid waarin mijns inziens vijf doelstellingen moeten zijn vervat.
Ten eerste, gaat het om de responsabilisering van de organisatie om tijdig in voldoende aangepaste functies te voorzien en om dat waar mogelijk, op basis van het aantal personeelsleden dat aan de voorwaarden van de NAVAP voldoet in de verschillende korpsen van de GPI, in kaart te brengen.
Ten tweede, gaat het om het openstellen van aangepaste functies voor de betrokken doelgroep binnen de GPI en in eerste instantie binnen de eigen dienst of het eigen korps maar mogelijk ook daarbuiten.
Ten derde, gaat het om het verduidelijken van de voorziene activeringsmaatregelen in het statuut die als een onderdeel van een eindeloopbaanbeleid kunnen worden beschouwd.
Ten vierde, is er het inzetten op het telewerkbeleid op maat van de betrokken personeelsleden.
Ten vijfde, gaat het om het opzetten van een driemaandelijkse monitoring en rapportering om nauwgezet de evolutie van de non-activiteit en de opnames van aangepast werk en activeringsmaatregelen op te volgen en waar nodig bij te sturen. Ik heb namelijk vastgesteld dat dit nog niet zo helder in kaart wordt gebracht.
Daarnaast hebben we de syndicale partners in het kader van het kwalitatieve luik van de sectorale onderhandelingen ook gevraagd naar een activeringsbeleid voor het personeel voor wie het einde van de loopbaan nadert, om daarvoor in meer faciliterende maatregelen te voorzien. De bedoeling is om hen gemotiveerd en comfortabel aan het werk te houden, ervan uitgaand dat iedereen de organisatie blijvend wil dienen en niet per se zo vroeg mogelijk met pensioen wil gaan.
We realiseren ons natuurlijk dat het politieberoep specifiek en veeleisend is, dat er veel verschillende diensten zijn bij de federale en de lokale politie en dat die niveaus autonoom zijn, maar ook afhangen van verschillende overheden, waardoor er dus ook een impact is van die lokale autonomie en van de bevoegdheden. Toch lijkt het opportuun om een algemeen kader inzake hr-beleid op te stellen, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende generaties van medewerkers die er werkzaam zijn. Dit maakt eveneens deel uit van het kwalitatieve luik van de lopende sectorale onderhandelingen. We hopen op dit gebied de komende weken vooruitgang te boeken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
23 Vraag van Koen Metsu aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De begrotingscontrole 2022 en de kritiek van het Rekenhof" (55029240C)
23 Question de Koen Metsu à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le contrôle budgétaire 2022 et les critiques de la Cour des comptes" (55029240C)
23.01
Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de
voorzitter, Geachte mevrouw de minister,
Het Rekenhof heeft uw
begrotingsaanpassing ook onder de loep genomen en was niet erg tevreden. Zij
gaven kritiek op 2 zaken:
(1) Met bijzondere bepaling 2.17.5. mag
Fedpol in afwijking van artikel 1-01-3 van de wet van 23 december 2021 (tot
goedkeuring van de begroting 2022) de vastleggingskredieten van de
basisallocaties met de personeelskosten herverdelen naar de basisallocaties met
de werkings- en investeringskosten van het programma 17.80.4 i-Police. Deze
afwijking moet toelaten om de onderbenutting bij de personeelskredieten aan te
wenden voor de financiering van het programma I-Police en dit conform de
beslissing van de ministerraad van 19 november 2021. Deze ministerraad keurde
ook het financieringsplan voor I-Police goed waarbij voor 2022 15 miljoen euro
aan onbenutte personeelskredieten zouden worden aangewend.
Het Rekenhof merkte hierbij op dat deze
nieuwe wetsbepaling het specialiteitsbeginsel aantast en hierdoor de
budgettaire transparantie schaadt. Een begrotingsprogramma moet zoveel mogelijk
de middelen bevatten om de desbetreffende (beleids)doelstellingen te bereiken.
Zoals bij de initiële begroting 2022, beveelt het Rekenhof aan de vereiste
kredieten i.v.m. i-Police zoveel mogelijk rechtstreeks in het programma 17.80.4
in te schrijven
(2) In uitvoering van het RA besliste de
regering bij de begrotingsopmaak 2021 om de middelen van Fedpol voor de periode
2021-2024 te verhogen met 50, 70, 90 en 110 miljoen euro. Deze bijkomende
middelen werden in 2021 opgenomen in de interdepartementale provisie. De
ministerraad van 23 oktober 2020 besliste wel dat de middelen zouden worden
opgenomen in de betrokken programma's zodra de herverdeling was gebeurd.
Het Rekenhof merkt op dat bij het
afsluiten van de begrotingscontrole 2022 er nog steeds geen akkoord is van de
bevoegde ministers over de verdeling van de bijkomende middelen voor 2022 en de
middelen dus nog steeds onderverdeeld blijven opgenomen in de interdepartementale
provisie. Dit kan mogelijk de efficiënte en doeltreffende aanwending van de
middelen bemoeilijken.
Onze fractie heeft de minister hier op
25/05/22 reeds over ondervraagd maar een duidelijk antwoord bleef uit. Daarom
vragen wij u graag nog eens naar uw actieplannen omtrent de kritiek van het
Rekenhof. Hoe zal u dit oplossen? Voor de verdeling van de middelen kregen we
op 25/05/22 enkel te horen dat dit nog in het directiecomité van Fedpol werd
bekeken. Hoe ver staat de minister daar vandaag mee?
23.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Metsu, vorig jaar werd specifiek voor i-Police een bijkomend budget van 79,3 miljoen euro toegevoegd aan de budgetten in het kader van het herstel- en transitieplan. Dat gebeurde via een bijblad bij de begroting. Daarnaast zullen eventuele onderbenuttingen in de personeelskredieten overgeheveld worden voor de periode 2022-2024. Die bedragen zijn uiteraard nog niet gekend en zullen pas later in het jaar kunnen worden bepaald. Het project i-Police wordt slechts zeer gedeeltelijk gefinancierd met mogelijke onderbenuttingen op personeelskredieten. Het gros van het budget is voorzien via reguliere begrotingskredieten.
Het Rekenhof wees mijns inziens terecht op een belangrijk element dat nog niet in deze budgetcontrole is opgenomen, namelijk de extra beleidsenveloppe van 70 miljoen euro. Zoals u weet, en zoals ook uitvoerig besproken tijdens de discussies over de federale gerechtelijke politie, heeft de ministerraad op 17 juni mijn voorstel voor de verdeling van die bijkomende middelen binnen de extra beleidsenveloppe goedgekeurd, waarbij onmiddellijk ook invulling werd gegeven aan de toekomstige budgetten van 90 en 100 miljoen euro voor respectievelijk 2023 en 2024, zodat die bijkomende middelen voor 2023 onmiddellijk in de begroting kunnen worden ingeschreven en dus niet langer op de interdepartementale provisie moeten blijven staan. Op die manier wordt tegemoetgekomen aan de kritiek van het Rekenhof, waaraan wij ondertussen geremedieerd hebben. Dergelijke kritiek willen we ook voorkomen in de volgende jaren.
23.03 Koen Metsu (N-VA): Perfect, dat is heel goed nieuws, in die zin dat het op die manier veel duidelijker is.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.19 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 19.