Commission de la Justice

Commissie voor Justitie

 

du

 

Mercredi 29 juin 2022

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 29 juni 2022

 

Namiddag

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 17.00 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.

Le développement des questions et interpellations commence à 17 h 00. La réunion est présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.

 

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

 

01 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De aanvraag tot herstel in eer en rechten en de betaalbewijzen" (55028657C)

01 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La demande de réhabilitation et les méthodes de paiement" (55028657C)

 

01.01  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.

 

Veroordeelden die een aanvraag wensen in te dienen om herstel in eer en rechten te verkrijgen, moeten voldoen aan een aantal voorwaarden. Zo moeten onder meer alle uitgesproken straffen zijn ondergaan, moeten de opgelegde geldboetes betaald zijn en moet de aanvrager voldaan hebben aan de in het vonnis bepaalde verplichting tot teruggave, schadevergoeding en betaling van de kosten.

 

Uit een interessante vraag van Open Vld-collega De Caluwé aan Minister van Financiën Vincent Van Peteghem blijkt dat “door een interne reorganisatie bij de FOD Financiën enkel nog het digitaal archief wordt geraadpleegd en niet langer het papieren archief. Het probleem hierbij is dat in principe enkel veroordelingen na 2011 opgenomen werden in het computersysteem."

 

Wanneer een veroordeelde in het kader van de aanvraag tot herstel in eer en rechten zelf het betalingsbewijs niet meer kan voorleggen en het een betaling betreft voor 2011, blijkt dat het dossier niet kan worden behandeld voor de Kamer van Inbeschuldigingstelling die dient te oordelen over de aanvraag en dat dit dossier onbepaald wordt uitgesteld omdat er geen zekerheid is of de geldboete al dan niet is betaald.

 

Dit is echter onaanvaardbaar, zeker wanneer het herstel in eer en rechten noodzakelijk is om beroepsdoeleinden.

Bent u op de hoogte van deze problematiek? Is dit een algemeen probleem of is dit beperkt tot sommige afdelingen van de FOD Financiën en zo ja, welke?

Hebt u hierover reeds overleg gehad met minister Van Financiën Vincent Van Peteghem?

Welke initiatieven gaat u nemen om ervoor te zorgen dat deze dossiers niet onbepaald worden uitgesteld in afwachting van het verkrijgen van de nodige gegevens vanuit de FOD Financiën?

Bent u bereid te werken aan een initiatief dat ervoor zorgt dat indien de FOD Financiën in gebreke blijft binnen een redelijke termijn de nodige informatie te bezorgen, de Kamer van Inbeschuldigingstelling die dient te oordelen over de aanvraag, er mag van uitgaan dat alle geldboetes en gerechtskosten en dat de bewijslast niet langer rust bij de aanvrager?

 

01.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, voor een gedetailleerder antwoord verwijs ik u door naar de minister van Financiën.

 

De problematiek waarnaar u verwijst, is ontstaan ingevolge een hervorming binnen de Algemene Administratie van de Inning en Invordering bij de FOD Financiën. De FOD Justitie werd in april 2021 ingelicht over de hervorming die binnen deze administratie zou plaatsvinden. De kantoren 'niet-fiscale inning' zouden ophouden te bestaan en hun bevoegdheden, waaronder de invordering van de penale boetes en de bijzondere verbeurdverklaring, zouden worden overgedragen naar de teams Invordering. Deze operatie werd doorgevoerd zonder voorafgaand overleg met Justitie. Sinds die datum is het niet meer mogelijk voor de parketten om informatie op te vragen inzake veroordelingen van voor 2011 met het oog op eerherstel.

 

Toen voormeld probleem, dus geen informatie meer kunnen opvragen over veroordelingen van voor 2011, duidelijk werd, hebben verschillende magistraten van het openbaar ministerie contact opgenomen met de FOD Financiën. In oktober 2021 werd vervolgens een ad-hocwerkgroep opgestart om te onderzoeken welke oplossing er kon worden gevonden. Dit overleg bracht aan het licht dat de gevraagde informatie wel nog beschikbaar is in de meeste niet-fiscale inningskantoren, maar dat men door de hervorming, die was ingegaan op 1 mei 2021, op vele praktische problemen stuitte. De oude leggers, dus de boeken waarin alle inningen en invorderingen handmatig werden genoteerd, of de computerbestanden die sommige ontvangers op eigen initiatief hadden aangemaakt, zijn nog fysiek aanwezig in de oude niet-fiscale inningskantoren, terwijl de infocenters zich op een andere locatie bevinden. Personeel om deze leggers en computerbestanden te kunnen raadplegen, zou nog moeilijk te vinden zijn. De FOD Financiën wenste aldus enkel nog de gegevens die sinds 2011 digitaal verwerkt worden in hun computerprogramma First mee te delen.

 

Dossiers zijn momenteel helaas in veel parketten on hold gezet. Nochtans zouden deze onbetaalde, reeds verjaarde geldstraffen toch nog kunnen worden geïnd, waarbij de personeelskosten ruimschoots overschreden worden, en daardoor als een bijkomende inkomstenbron kunnen worden beschouwd. We bekijken momenteel met de FOD Financiën hoe we alsnog deze dossiers op een pragmatische manier kunnen behandelen.

 

Eerherstel is een gunst die in veel landen niet bestaat of heel uitzonderlijk is door het te koppelen aan zeer strenge voorwaarden. De buitenlandse overheden waaraan de Belgische uittreksels van het strafregister worden voorgelegd in het kader van een tijdelijk of langdurig verblijf van Belgen in het buitenland, gaan er bijgevolg niet noodzakelijkerwijze van uit dat de betrokkene in het verleden al zou kunnen zijn veroordeeld en dat er eerherstel werd verleend.

 

Het verlenen van eerherstel heeft belangrijke gevolgen in het geval dat de veroordelingen een argument waren voor het negatieve advies van het openbaar ministerie dan wel een wettelijk beletsel, zoals het verkrijgen van de Belgische nationaliteit, het laten afleveren van een wapenvergunning, een veiligheidsattest voor het plaatsen van (…), een deelname door een zaakvoerder of bestuurder aan openbare aanbestedingen, tewerkstelling bij bepaalde overheidsdiensten en werk of vrijwilligerswerk waarbij er contact is met minderjarigen.

 

Uw suggestie komt neer op een automatische uitwissing, die al bestaat voor politiestraffen. Dat uitbreiden tot correctionele en criminele geldstraffen is volgens ons niet te verantwoorden ten aanzien van de maatschappij, die uiteindelijk de prijs betaalt voor de overheidsschulden, waaronder niet-betaalde geldstraffen, nog verschuldigde socialezekerheidsbijdragen en fiscale schulden. Het spreekt voor zich dat dat tevens een ongelijkheid zou creëren met de diligente verzoekers die wel willen en kunnen aantonen dat zij alle schulden hebben betaald. Ten slotte zou door het omkeren van de bewijslast van de betaling iedere veroordeelde kunnen beweren dat alle geldstraffen door hem of haar zijn uitgevoerd.

 

01.03  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik heb deze vraag gesteld nadat ik had gezien dat een collega van Open Vld de vraag aan minister Van Peteghem had gesteld, maar daar geen antwoord op heeft gekregen. Daarom richt ik mij tot u.

 

Er is blijkbaar een onderzoeksgroep opgericht die op verschillende praktische problemen stuit. Zijn de werkzaamheden van die groep al definitief afgerond of loopt dat onderzoek nog? U hebt vrij uitvoerig geantwoord, dus voor het overige zal ik uw antwoord nog eens bekijken om te zien of er eventueel nog bijkomende vragen dienen te worden gesteld.

 

01.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik zal u het antwoord op de vragen die u gesteld hebt nasturen.

 

01.05  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, voor alle duidelijkheid, met betrekking tot iemand die een zware correctionele boete heeft gekregen, wij kunnen hier moeilijk pleiten voor een strenge bestraffing van strafbare feiten en dan zeggen dat die boetes niet betaald moeten worden. Laat dat duidelijk zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: Vraag nr. 55028436C van mevrouw Matz wordt ingetrokken.

 

02 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het centraliseren van gerechtsgebouwen en het creëren van synergieën" (55028661C)

02 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La centralisation des palais de justice et la création de synergies" (55028661C)

 

02.01  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Een aantal jaren geleden waren er nog meer dan 300 gerechtsgebouwen in dit land, bij het begin van deze legislatuur waren dat er nog 225. In uw beleidsverklaring stelde u dat een moderne Justitie het moet doen met minder maar betere gerechtsgebouwen. U hebt aangekondigd dat u samen met de Regie der Gebouwen een masterplan zou ontwikkelen. U zou rationaliseren door middel van centralisatie en het creëren van synergiën.

 

Kan de minister mij mededelen of het aantal gerechtsgebouwen deze legislatuur reeds is gedaald? En zo ja, welke? Zo neen, zijn er concrete plannen om hiervan werk te maken tijdens deze legislatuur?

Wat is de stand van zaken van dit aangekondigde masterplan? Heeft er ter zake reeds overleg plaatsgevonden met de bevoegde staatssecretaris? Wanneer zal dit masterplan worden gerealiseerd?

Welke synergiën werden er inmiddels gecreëerd? Kan de minister hier meer toelichting geven betreffende de stand van zaken?

 

02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, ter voorbereiding van de opmaak van een volledig masterplan heeft de FOD Justitie het huidige immobiliënpark doorgelicht, waarbij alle partijen in categorieën werden opgedeeld, namelijk te behouden, te behouden mits renovatie en andere.

 

Om de situatie en de uitvoering van de doelen op te volgen en een en ander in het masterplan te berekenen, wordt op regelmatige basis overleg gepleegd met het kabinet van de staatssecretaris. De administraties van de FOD Justitie en van de Regie der Gebouwen werken op een transparante en flexibele wijze en voltijds aan de nadere verwerking van de gegevens in het meerjareninvesteringsplan van de Regie der Gebouwen.

 

Justitie werkt aan nieuwe behoeftenprogramma's voor de gerechtsgebouwen, rekening houdende met de new way of working, de digitalisering, telewerk en de organisatie van nieuwe onthalen.

 

Voor de overtuigingsstukken wordt eveneens verder ingezet op centralisatie op het niveau van het arrondissement of het ressort in speciaal daarvoor bestemde loodsen, in navolging van het pilootproject in het arrondissement Antwerpen te Herentals.

 

Over de aanzet tot masterplan werd reeds verschillende malen overlegd met de Regie der Gebouwen. Diverse projecten werden ook reeds in het meerjareninvesteringsprogramma opgenomen. Na dat voorbereidende werk moeten wij nu concreet aan de slag.

 

In antwoord op uw derde vraag geef ik u mee dat er voor nieuwbouwprojecten enkele synergieën in voorbereiding zijn. Voor de nieuwbouw te Asse loopt er een synergie met de FOD Financiën. Voor Mechelen is er samen met de stad Mechelen, de lokale en de federale politie en de FOD Justitie een projectsynergie lopende.

 

Tijdens de renovatie van het gerechtsgebouw van Verviers worden de gerechtelijke diensten ondergebracht in de Rue de Dison, in een gebouw dat wordt gedeeld met de FOD Financiën.

 

Belangrijk is dat er in het kader van de hertekening van de veiligheidsarchitectuur, waarover ik al eerder sprak in de gemengde commissie voor Binnenlandse Zaken en Justitie naar aanleiding van de bespreking van de regeringsbeslissing ter versterking van de FGP, rationaliseringen zullen worden bekeken, zowel op het niveau van de gerechtelijke politie als op dat van de parketten en van de zetel.

 

02.03  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Wij zullen de kwestie opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02.04  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik trek mijn interpellatie nr. 55000295I in. Wij hebben het daarover daarstraks immers gehad en ik wil niet in herhaling vallen.

 

De voorzitster: Vraag nr. 55028677C van mevrouw Buyst wordt uitgesteld. De vragen nrs. 55028734C, 55028740C en 55028756C van mevrouw De Wit worden uitgesteld.

 

03 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De toegang tot de gegevensbank SIDIS Suite door ADIV" (55029078C)

03 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'accès du SGRS à la banque de données SIDIS Suite" (55029078C)

 

03.01  Marijke Dillen (VB): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

In het verleden betreurde de ADIV dat het niet op een systematische wijze werd gewaarschuwd door de FOD Justitie noch door de partners van de FOD Justitie betreffende de vrijlating van terro-gedetineerden die een link vertoonden met Defensie, iets wat ADIV slechts vernam ter gelegenheid van de operationele vergaderingen van de Local Task Force (LTF). De toegang tot de gegevensbank SIDIS Suite zou het mogelijk maken om dergelijk gebrek aan informatie aan te pakken. Deze toegang is evenwel nog steeds niet geregeld en er wordt gewacht op een koninklijk besluit voor de uitvoering van de wet van 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank. (B.S. 19 juni 2019). Deze wet kent een leesrecht met betrekking tot de SIDIS Suite toe aan verschillende diensten waaronder de VSSE, de ADIV en het OCAS. De draagwijdte en de nadere regels voor toepassing van dit leesrecht moeten nog worden vastgesteld in een koninklijk besluit.

 

Kan de minister mij mededelen waarom er nog geen KB is ter uitvoering van hogervermelde wet, wat nochtans belangrijk is voor de ADIV?

Werden er reeds initiatieven genomen om werk te maken van dit noodzakelijk KB? Wanneer mag dit worden verwacht?

Kan de minister mij mededelen hoeveel terro-gedetineerden een link hebben met Defensie?

Hoeveel werden er inmiddels vrijgelaten en op welke wijze worden ze opgevolgd? Graag een opsplitsing op jaarbasis sinds 2017.

 

03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, in antwoord op uw eerste en tweede vraag, ik weet niet vanwaar de bewering komt als zou de ADIV betreuren niet in kennis te worden gesteld van de invrijheidstelling van terrogedetineerden met een link naar Defensie. Ik onderstreep – dit is toch wel cruciaal – dat informatie wel degelijk doorstroomt via de gemeenschappelijke gegevensbank en via de werkgroep Strafuitvoering in het kader van de strategische nota Strat TER, de opvolger van het vroegere Plan R. Op die manier worden trouwens ook burgemeesters op de hoogte gebracht van een invrijheidstelling.

 

Meer zelfs, de ADIV is een van de basisdiensten, met lees- en schrijfrechten in de GGB. De ADIV wordt ook telkens uitgenodigd op de LTF, de local taskforce, waar personen in de GGB worden overlopen. In de veronderstelling dat de ADIV die bewering zou hebben gedaan, ze is onjuist. Ik verwijs overigens ook naar het verslag van het Comité I over het onderzoek naar de heer Conings.

 

Dat gezegd zijnde, over de juridische vraag tot toegang tot SIDIS Suite via koninklijk besluit kan ik het volgende zeggen. De ADIV is inderdaad opgenomen bij de actoren met een leesrecht in SIDIS Suite, in artikel 7 van de wet van 5 mei 2019. Dat gebeurde op advies van het Comité I bij de redactie van de wet. De ADIV heeft zich echter, voor zover mij bekend, sindsdien nooit gemanifesteerd om concreet de behoefte inzake de kennisname van gegevens uit SIDIS Suite toe te lichten met het oog op de redactie van het koninklijk besluit.

 

Mijn administratie onderzoekt momenteel of het uitblijven van uitvoeringsbesluiten, waarin wel degelijk initiatieven werden genomen, niet mede te wijten is aan de wijze waarop de wet van 5 mei 2019, met name artikel 7, is opgevat.

 

De wet is immers opgevat als een lex specialis, die uitputtend bepaalt wie om welke reden toegang krijgt tot de gegevens uit SIDIS Suite, in die zin dat dat per actor bij KB moet worden bepaald. De vraag die onderzocht wordt, is enerzijds of dat instrument-KB niet te rigide is om evaluerende behoeften te regelen, en of anderzijds de in artikel 7 opgesomde actoren op dat punt allemaal over dezelfde kam moeten worden geschoren, kortom of het statuut van lex specialis houdbaar is.

 

Ook kan het ontwerp tot wijziging van de wet van 30 juli 2018, dat in voorbereiding is, een impact hebben op de wet van 5 mei 2019. Ook de wet van 5 mei 2019 zal voortaan aan een onderzoek op conformiteit met de ruimere wetgeving rond gegevensbescherming onderworpen worden. Het is raadzaam de onderzoeken en mogelijke wetswijziging af te wachten.

 

Wat uw derde en vierde vraag betreft, zijn er op dit moment, op basis van een inhoudelijk nazicht van de actuele dossiers, geen terrogedetineerden die in detentie worden opgevolgd en een link met Defensie hebben. De laatste militair die in de gevangenis zat op verdenking van of wegens feiten van terrorisme, was een persoon die in 2014 veroordeeld werd voor feiten van terrorisme in het kader van het proces rond Bloed, Bodem, Eer en Trouw.

 

Het is voor mij niet helemaal duidelijk of uw vierde vraag betrekking heeft op alle terrogedetineerden en niet op terrogedetineerden met een link naar Defensie. Als dat zo is, dan vraag ik u mij de vraag schriftelijk te stellen, zodat ik u de exacte cijfers schriftelijk kan bezorgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De veiligheidscoördinatoren voor de gevangenissen" (55029079C)

04 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les coordinateurs de sécurité pour les prisons" (55029079C)

 

04.01  Marijke Dillen (VB): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

In december 2021 hebt u tijdens de plenaire vergadering van de Kamer van Volksvertegenwoordigers aangekondigd dat er 22 veiligheidscoördinatoren voor de gevangenissen zullen worden aangeworven. Dit moeten mensen zijn die het aanspreekpunt zijn voor de Veiligheid van de Staat en tegelijkertijd moeten ze instaan voor een nog betere risicotaxatie. In het kader van  een proefproject van het DG EPI zullen deze veiligheidscoördinatoren deze opdrachten vervullen waarin is voorzien voor de Prison Information Officier (PIO.)

 

Wat is de stand van zaken betreffende de aanwerving van deze veiligheidscoördinatoren voor de gevangenissen?

Werd het proefproject van het DG EPI reeds opgestart? Kan hierover meer toelichting worden gegeven?

 

Kan de minister meer toelichting geven betreffende de specifieke taken voor de veiligheidscoördinatoren?

 

Aangezien de leden van de directieteams van de gevangenissen ook managementtaken op zich zullen nemen, verschilt deze functie van die van de PIO zoals bedacht door de VSSE. Welke initiatieven zijn er genomen om te voorzien in de bewustmaking van de medewerkers door de VSSE?

 

Wanneer wordt een evaluatie van de veiligheidscoördinatoren gepland om na te gaan of het noodzakelijk is om bijkomende veiligheidscoördinatoren aan te werven en om na te gaan of de managementstaken geen afbreuk doen aan de tijd die nodig is voor de opvolging van terro-gedetineerden en geradicaliseerde gedetineerden?

 

04.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, in iedere gevangenis dient een coördinator security & safety te worden aangesteld. We hebben ervoor gekozen die belangrijke en delicate job toe te vertrouwen aan personen met ervaring in het gevangeniswezen. De functie werd daarom geïntegreerd in het lokaal directieteam. Uiteraard zorgen we voor compensatie voor de extra werklast. Dat is het geval in de vier pilootgevangenissen in Lantin, Andenne, Gent en Brugge.

 

De coördinator security & safety is de referentiepersoon bij uitstek in het lokaal directieteam op het gebied van het veiligheidsbeleid. Op preventief vlak zal de coördinator de veiligheidsprocessen opvolgen, instaan voor de goede werking van het interventieteam, bijzondere veiligheidsinterventies organiseren en tevens instaan voor de infrastructurele veiligheid. De coördinator zal ook geïsoleerde, individuele of groepsincidenten opvolgen alsook specifieke veiligheidsfenomenen. Daarvoor zal de coördinator analyses uitvoeren, aanbevelingen formuleren en de uitvoering ervan controleren in samenspraak met interne en externe partners. De behoefte aan interventieplannen zal ook door de coördinator worden opgevolgd in samenwerking met de preventieadviseur. In het kader van de risicoprofielen en meer bepaald de profielen gelinkt aan radicalisme, extremisme of terrorisme zullen de coördinators instaan voor de organisatie van de penitentiaire integrale veiligheidscellen. Voor al die opdrachten zal de coördinator een lokaal veiligheidsnetwerk uitbouwen.

 

De coördinatoren security & safety zijn de vertaling van wat de Veiligheid van de Staat, het OCAD en DJSOC-Terro de prisoner information officers of PIO's hebben genoemd, naar analogie van de information officers van de lokale politie, conform een reeks aanbevelingen in het kader van het actieplan Radicalisering in de gevangenissen. De partnerdiensten die ook actief zijn in de nationale werkgroep Gevangenissen in het kader van het plan Strat TER hebben dat altijd nadrukkelijk naar voren geschoven in de gezamenlijke behoeftelijst die ze opstelden na onder meer de zaak-Benjamin Herman en de daaruit voortvloeiende aanbevelingen van het Comité I.

 

De filosofie was een betere en vooral verfijndere informatiedoorstroming vanuit het gevangeniswezen naar de veiligheidsdiensten rond de fenomenen extremisme en terrorisme. De Veiligheid van de Staat heeft reeds aangeboden om de prison information officers te briefen en op te leiden, naar analogie van andere opleidingsinitiatieven waaraan de Veiligheid van de Staat haar medewerking heeft verleend. Doorlopend werken de Veiligheid van de Staat en EPI ook samen rond andere opleidingstrajecten met betrekking tot radicalisering, extremisme en terrorisme. Voorbeelden daarvan zijn de gespecialiseerde tiendaagse vorming rond radicalisering en de studiedag die EPI in november 2022 organiseert.

 

Op uw laatste vraag, na de aanstelling van de coördinatoren in iedere gevangenis en de aanwerving van de attachés zal bekeken worden of er bijkomende versterking nodig is. De Veiligheid van de Staat is uiteraard steeds bereid om mee te werken aan de evaluatie van het proefproject. Op het terrein is die samenwerking momenteel al opgestart in die gevangenissen waar al een coördinator is aangesteld.

 

04.03  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw uitvoerige antwoord. Ik heb begrepen dat er op dit moment vier proefprojecten lopen. U zult die evalueren en vervolgens is het de bedoeling om in alle gevangenissen een coördinator aan te stellen.

 

Wat is de tijdspanne?

 

04.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, dat antwoord zal ik u nasturen, want ik kan daar niet onmiddellijk op antwoorden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Katja Gabriëls aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De akte van erfopvolging" (55029060C)

05 Question de Katja Gabriëls à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'acte de succession" (55029060C)

 

05.01  Katja Gabriëls (Open Vld): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.

 

Op 1 juli (2022) treden de artikelen 3.30., § 1, 7°, en 3.30., § 2, tweede lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in werking. Die artikelen voorzien in de overschrijving van een akte van erfopvolging die vaststelt dat iemand onroerende zakelijke rechten heeft verkregen naar aanleiding van een overlijden, typisch ingevolge erfenis.

 

Artikel 3.30., §2, tweede lid stelt daarbij dat “een akte of een rechterlijke beslissing tot vestiging, overdracht of vaststelling van een onroerend zakelijk recht enkel (kan) worden overgeschreven in de registers van het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie indien een akte van erfopvolging die de beschikker aanwijst of een akte van verdeling is overgeschreven."

 

Het lijkt moeilijk denkbaar dat personen die in het verleden een onroerend goed hebben gekregen uit nalatenschap, soms zelfs opeenvolgende nalatenschappen, plots nog een akte van erfopvolging zouden moeten opmaken indien zij dit in de toekomst bijvoorbeeld zouden willen verkopen.

 

Mag worden aangenomen dat de voorwaarde uit artikel 3.30., §2, tweede lid van boek 3 van het BW enkel geldt voor de overlijdens die gebeuren na de inwerkingtreding op 1 juli, en niet retroactief voor het verleden?

 

05.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Gabriëls, bedankt voor uw interessante vraag.

 

Er mag inderdaad worden aangenomen dat de voorwaarden uit artikel 3.30 § 2, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek enkel gelden voor de overlijdens die plaatsvinden na de inwerkingtreding op 1 juli 2022. De voorwaarden zullen niet retroactief gelden voor overlijdens die voor de inwerkingtreding hebben plaatsgevonden. Dit kan worden afgeleid uit de overgangsregeling die werd opgenomen in artikel 37 van de wet van 4 februari 2020, houdende Boek III. In § 1, eerste lid, van het artikel wordt uitdrukkelijk bepaald dat de wet enkel van toepassing is op de rechtsfeiten die hebben plaatsgevonden na haar inwerkingtreding, dus op overlijdens met ingang van 1 juli 2022. Een overlijden betreft namelijk een rechtsfeit. Dit is ook in overeenstemming met het rechtszekerheidsbeginsel.

 

05.03  Katja Gabriëls (Open Vld): Dank u, mijnheer de minister.

 

Het was een belangrijke vraag voor het notariaat, gelet op het feit dat 1 juli dichtbij komt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het penitentiair verlof en de vrijlating van de moordenaar van Kitty Van Nieuwenhuysen" (55029047C)

06 Question de Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le congé pénitentiaire et la libération du meurtrier de Kitty Van Nieuwenhuysen" (55029047C)

 

06.01  Katleen Bury (VB): Ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.

 

De strafuitvoeringsrechtbank heeft beslist Galip Kurum (44), de moordenaar van agente Kitty Van Nieuwenhuysen, penitentiair verlof te geven. Hij mag vier keer 36 uur lang de gevangenis verlaten.

 

In oktober wordt bekeken of hij met een enkelband mag vrijkomen. Hij krijgt wel enkele voorwaarden opgelegd. Zo mag hij geen enkel contact hebben met de slachtoffers en moet hij wegblijven uit Leuven, Beersel, Halle, Sint-Pieters-Leeuw, Enghien, Tubize, Etterbeek, Elsene, Brussel en Gent, kort geschetst bijna het halve grondgebied… Op dit moment heeft de dader vijftien van zijn dertig jaar cel voor de moord op de agente uitgezeten, voorhechtenis inbegrepen.

 

In december 2021 had Kurum al gevraagd om beperkte detentie te krijgen, maar dat verzoek werd door de strafuitvoeringsrechtbank afgewezen. Een eerdere vraag om voorwaardelijk vrij te komen, was ook al afgewezen. Beide keren werd zijn aanvraag met veel kritiek onthaald.

 

Op 4 februari 2022 mocht Kurum de gevangenis trouwens ook al eens verlaten voor een periode van 36 uur, ten gevolge van een procedurefout. Ook toen was er veel woede bij zowel nabestaanden, de politievakbonden als het gevangeniswezen.

 

Het penitentiair verlof en desgevallend de vervroegde vrijlating van een misdadiger die voor de moord reeds 33 feiten pleegde en steeds herviel, is op geen enkele wijze te verantwoorden en zal leiden tot zeer veel onbegrip en woede bij de nabestaanden en de collega's van het slachtoffer. Bovendien komt dit de geloofwaardigheid van justitie en de veiligheid van de samenleving absoluut niet ten goede.

 

U nam ongetwijfeld kennis van de beslissing van de strafuitvoeringrechtbank: Wat is uw (persoonlijke) reactie hierop?

Bent u van oordeel dat een crimineel die geen schuldinzicht heeft en/of nog steeds een gevaar vormt voor de samenleving, penitentiair verlof zou mogen kunnen genieten? Dient het wettelijk kader minstens in dit opzicht te worden bijgesteld?

De familie van de slachtoffers krijgen levenslang, de daders kunnen dikwijls na de helft van het uitzitten van hun straf vrijkomen, bent U van mening dat de vervroegde vrijlatingsmechanismen moeten herbekeken worden? Wat gaat u hiertoe ondernemen?

U verklaarde reeds maanden geleden dat er voor bepaalde criminelen een levenslange verplichte TBS zou moeten kunnen worden opgelegd. Gaat u het desbetreffende wetsvoorstel van het Vlaams Belang steunen of gaat u een ander wettelijk initiatief nemen om uw aankondigingen in realiteit om te zetten?

 

06.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Allereerst wil ik erop wijzen dat ik geen individuele beslissingen van rechtbanken kan becommentariëren. Dat weet u ook. Zoiets betaamt een minister van Justitie niet.

 

Concreet, uw vraag handelde in de grond over de vrijlatingsmechanismen. U weet dat de vorige regering die heeft aangepast. Op dit moment bereiden wij de grondige verandering in het Strafwetboek voor, en daarna gaan we door met de werkzaamheden rond het Strafuitvoeringswetboek. Het belangrijkste is dat we de kwaliteit in de strafuitvoering weer omhoog krijgen. We moeten ervoor zorgen dat de straffen worden uitgevoerd, waarvan we stapsgewijs werk zullen maken vanaf september, en daarnaast moeten we inzetten op zinvolle detentie en het voorbereiden van de reclassering vanuit detentie. Enkel op die manier kunnen we de strijd aangaan met recidive. Dat is voor mij een prioritaire uitdaging.

 

Zoals u weet, werden er de laatste maanden intensieve besprekingen gevoerd binnen de regering over het nieuwe Strafwetboek, onder meer over een straffere aanpak en een verbetering van de TBS. We leggen op dit moment de laatste hand aan dit ontwerp. De straffen, de concepten, opgelegde behandeling, verlengde opvolging TBS willen we verbeteren. Deze straffen staan in feite voor één globale doelstelling, en dat is de noodzaak tot opvolging, behandeling en begeleiding van veroordeelden die tijdens of na hun straf een gevaar vormen voor de maatschappij. Binnenkort zal ik u daarover meer informatie kunnen geven.

 

06.03  Katleen Bury (VB): Ik hoor u het graag hebben over zinvolle detentie, de verbetering van de TBS en de noodzaak van opvolging, maar mijn concrete vraag was of u dat voor bepaalde criminelen levenslang zou verplichten. Dat is een heel belangrijke doelstelling die wij heel graag verwezenlijkt zouden zien. Daar krijg ik echter geen antwoord op. Wat u zei, was wel heel diplomatisch. Ik zal dan ook afwachten wat u de commissie zult voorleggen.

 

Over criminelen die totaal geen schuldinzicht hebben en gruwelijke feiten plegen, kan toch wel een oordeel van de minister van Justitie worden gevraagd? Hoe staat u daartegenover? Waarin wilt u in de toekomst voor die mensen voorzien? Ook daar heb ik jammer genoeg geen antwoord op gehoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Khalil Aouasti à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La rémunération des médiateurs de dettes" (55029081C)

07 Vraag van Khalil Aouasti aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De vergoeding van de schuldbemiddelaars" (55029081C)

 

07.01  Khalil Aouasti (PS): Monsieur le Ministre, un projet d'informatisation du registre central est en cours de développement afin d'améliorer le système de gestion de dossiers en matière de règlement collectif de dettes. Ce projet s'apparente et bénéficie, par ailleurs, de l'expérience du projet « REGSOL » mis en place pour les curateurs. Une inquiétude croit, néanmoins, au sein des médiateurs. En effet, actuellement, la rémunération des médiateurs est, notamment, tributaire des actes posés (ex : Courriers envoyés, … ). Or, dans le futur système informatique, ces actes deviendront obsolètes et ne constitueront plus une source de revenus pour les médiateurs. Il convient pourtant de rappeler que la rémunération des médiateurs de dettes n'est pas élevée et que cette rémunération devrait donc être revue sur la base du nouveau système sous peine de s'en trouver diminuée à l'avenir en cas de statu quo.

 

Monsieur le Ministre, en parallèle des travaux d'informatisation, quelles réflexions menez-vous afin de s'assurer que cette informatisation n'ait pas d'impact négatif sur la rémunération des médiateurs? Un système de rémunération alternatif ou, à tout le moins, intégrant les évolutions futures est-il en réflexion et si oui où en sont les négociations? Merci pour vos réponses. ​

 

07.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Mevrouw de voorzitster, cher collègue, les frais et honoraires régis par l'arrêté royal du 18 décembre 1998 sont en effet basés sur la situation qui prévalait lorsque la procédure de règlement collectif de dettes se faisait entièrement sur papier, du moins en ce qui concerne les indemnités distinctes et forfaitaires visées à l'article 4 pour des frais administratifs encourus par un médiateur de dettes dans le cadre de ces dossiers.

 

C'est pour cette raison qu'un groupe de travail a commencé à élaborer différents scénarios en vue d'adapter cet arrêté royal à la nouvelle réalité. Dans ce cadre, nous prendrons en compte les aspirations des médiateurs de dettes, mais nous nous efforcerons également de maintenir le coût total d'une procédure de règlement collectif de dettes aussi bas que possible, afin qu'il reste également supportable pour les débiteurs.

 

07.03  Khalil Aouasti (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie. C'est effectivement important, puisque le processus est lui-même en train d'être digitalisé. Cela devrait prendre cours au 1er janvier. Il y a donc une inquiétude grandissante dans la profession.

 

Je suis satisfait de savoir que la rédaction est en cours d'un nouvel arrêté royal qui revoit les modes de rémunération, simplement pour maintenir la rémunération actuelle des médiateurs. J'espère qu'il verra le jour avant le 1er janvier, date effective de la modification du process. Je vous remercie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de Khalil Aouasti à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L’indexation des seuils d’insaisissabilité" (55029082C)

08 Vraag van Khalil Aouasti aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De indexering van de inbeslagnemingsdrempels" (55029082C)

 

08.01  Khalil Aouasti (PS): Monsieur le Ministre,  la question de la précarité est centrale en cette période d'inflation.

 

Or, il doit être constaté que, contrairement aux salaires et allocations qui ont bénéficié du mécanisme de l'index à plusieurs reprises depuis le mois de novembre 2021, le minimum insaisissable n'a pas été indexé.

 

En effet, l'article 1409 du Code Judiciaire règle les modalités d'indexation des seuils d'insaisissabilité et prévoit qu'une telle indexation n'intervient qu'une fois par an, au mois de novembre.

 

En résumé, les personnes faisant l'objet d'une saisie sur salaire ont vu leurs revenus de base augmenter sans, pour autant, que les sommes – hors saisie - dont ils bénéficient pour vivre n'évoluent plus depuis le mois de novembre dernier.

 

Avec l'inflation et l'augmentation du coût de la vie, la stagnation de ces seuils accentue la situation de précarité des personnes qui font, déjà, face à des difficultés financières.

 

Dans l'article 1409 précité, il est expressément stipulé au paragraphe 3 que le Roi peut adapter les montants en question en fonction de la situation économique.

 

Monsieur le Ministre, u Comment comptez-vous pallier cette situation? v Serait-il envisageable, sans attendre le mois de novembre 2022, et sur la base du paraphe 3 de l'article 1409, d'anticiper l'indexation des seuils d'insaisissabilité à l'indice santé actuel tout en prévoyant le maintien de l'indexation réglementaire au mois de novembre prochain? Merci pour vos réponses.

 

08.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Cher collègue, l'article 1409 paragraphe 3 du Code judiciaire permet au Roi d'adapter ces seuils en tenant compte de la situation économique après avoir recueilli l'avis du Conseil national du travail. Ce paragraphe contient toutefois un second alinéa disposant que l'arrêté ainsi adopté entre en vigueur le 1er janvier de l'année suivant sa publication au Moniteur belge. Compte tenu de ce second alinéa, le paragraphe 3 de cet article ne semble pas constituer une dérogation à la périodicité d'indexation mais bien une dérogation au mode de calcul de l'adaptation de ces montants.

 

Il n'est en revanche pas possible d'adapter ces seuils avec une entrée en vigueur immédiate. Il faudra donc attendre le mois de novembre 2022 pour pouvoir les adapter avec une entrée en vigueur le 1er janvier 2023.

 

08.03  Khalil Aouasti (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie. Je regrette partiellement la réponse car je ne demandais pas de modifier les montants de base mais de voir si ces montants de base, qui ont été indexés pour la dernière fois au mois de novembre dernier sur base d'un arrêté royal, eu égard à l'inflation, ne pourraient pas être indexés plus rapidement dès lors que ces personnes bénéficient de revenus ou d'allocations indexés et d'un pécule – qui peut descendre jusqu'au seuil d'insaisissabilité – qui ne fait pas l'objet d'une indexation, alors qu'elles paient des factures plus importantes.

 

Je comprends votre situation et je voudrais – si on considère qu'on ne peut utiliser le paragraphe 3 – savoir s'il n'est pas possible de trouver un véhicule urgent, quitte à faire une dérogation cette année, par une modification législative urgente, en permettant d'indexer ce seuil maintenant, quitte à ce qu'il soit réindexé au mois de novembre au regard de l'inflation complémentaire.

 

Je vous propose, si vous l'acceptez, de voir quels moyens urgents nous pouvons mettre en place pour travailler à cela.

 

08.04  Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur Aouasti, je voudrais rajouter que vous êtes bien informé que le groupe d'experts présidé par M. Wunsch a discuté notamment de l'indexation des seuils fiscaux. À un certain moment, pour moi, cela se retrouve dans la même catégorie de discussions. Je ne sais pas si nous allons notamment en discuter au sein du kern. Je pense que les questions que vous posez sont des questions légitimes. Je ne vais pas faire de promesse de résultat. Ma réponse était plutôt technique, c'est-à-dire qu'on ne peut pas le faire par le biais d'un arrêté royal mais on pourrait le faire par un changement de loi. C'est ce que vous dites. Si le thème est soumis au kern, je ferai le nécessaire pour en discuter et voir quelles réponses on pourrait donner.

 

08.05  Khalil Aouasti (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre ouverture et pour la réflexion que vous entamez. Effectivement, l'avantage c'est que, contrairement à l'indexation des seuils fiscaux qui entraîne une modification de la norme, ici, on ne fait qu'adapter les choses à l'inflation.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de Khalil Aouasti à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les prisons et la canicule" (55029083C)

09 Vraag van Khalil Aouasti aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De gevangenissen en de hittegolf" (55029083C)

 

09.01  Khalil Aouasti (PS): Monsieur le Ministre, les prisons belges sont en situation de surpopulation carcérale. Malgré la recherche de solutions, ce problème n'est ni exceptionnel, ni temporaire. Il s'agit, malheureusement, d'une des caractéristiques structurelles de l'univers carcéral dans notre pays. Nous avons déjà eu l'occasion d'aborder cette question à de nombreuses reprises. La Belgique a connu ces derniers jours et connaitra au cours de l'été de très fortes chaleurs. Des températures similaires devraient être attendues prochainement. Les établissements pénitentiaires se caractérisent, en raison de la surpopulation, par une grande promiscuité entre les personnes détenues. Les établissements anciens n'offrent que peu d'isolation à la chaleur, de très nombreux détenus n'ont pas accès à une douche tous les jours, d'autres n'ont accès qu'à une heure de sortie par jour. Dans ces circonstances, les hautes chaleurs et les périodes de canicule déjà difficile à supporter, en deviennent infernales et, parfois, inhumaines.

 

Monsieur le Ministre, u Quels dispositifs comptez-vous mettre en place afin de tenter d'assurer une détention humaine et supportable aux personnes détenues? v Comment sont garanties aux personnes détenues un accès suffisant à l'eau, aux douches ainsi qu'à des zones de fraîcheur?

•Un « plan canicule » au niveau fédéral existe-t-il ou les directions sont-elles responsables de prendre des mesures adaptées au niveau local? Pourriez-vous le cas échéant nous faire état des mesures prises par les directions? Merci pour vos réponses.

 

09.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Cher collègue, il existe autant de réalités de gestion de la canicule que d'établissements pénitentiaires dans notre pays. Comment, en effet, appliquer les mêmes règles dans une prison moderne comme celle de Leuze que dans la prison d'Arlon, qui est la plus vieille du pays? Je cite la prison d'Arlon car des travaux ont été annoncés en février dernier à ce propos. C'est évidemment le second facteur lié à la prise en compte de la chaleur dans les prisons.

 

Certaines prisons ont fait l'objet de travaux de rénovation et permettent déjà une meilleure gestion des périodes de canicule, comparativement aux prisons qui sont restées avec leurs installations initiales. Dans tous les cas, des adaptations sont faites au régime de détention. Il s'agira, par exemple, de donner plus d'accès aux douches pour les prisons qui n'ont pas encore cette possibilité en cellule ou encore de permettre que les guichets de porte restent ouverts pour améliorer l'aération des cellules et de prévoir la distribution d'eau.

 

Vous le voyez, la situation n'est pas facile, mais les directions et le personnel des prisons font toujours preuve de dynamisme et de créativité pour que ces situations soient les moins pénibles possible pour tous et toutes. Je leur en suis très reconnaissant.

 

09.03  Khalil Aouasti (PS): Je vous remercie, monsieur le ministre, et je me joins à vos remerciements pour les directions et le personnel des établissements pénitentiaires. Je suis certain qu'ils font effectivement au mieux. Déjà, en liberté, la canicule est difficile à supporter pour de nombreuses personnes. Quand elles sont dans un régime carcéral, c'est encore pire.

 

Je ne doute pas qu'il faille prendre des mesures prison par prison, en fonction des situations particulières de chacune. Je vous remercie d'y être attentif parce que l'été qui arrive annonce des températures très élevées. Être enfermé 23 heures sur 24 sans accès à l'eau, dans sa cellule et parfois dans une situation de surpopulation, sera vraiment très difficile à supporter. C'est même une question de sécurité, que ce soit pour les détenus ou pour les agents.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: Vraag nr. 55029093C van mevrouw Jadin wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vragen nrs. 55029194C, 55029196C en 55029198C van de heer Goffin worden uitgesteld. De heer Ducarme is verontschuldigd.

 

10 Vraag van Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het plan van aanpak van kindermisbruik (wijziging van het seksueel strafrecht)" (55029216C)

10 Question de Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le plan de lutte contre les abus commis sur des enfants (modification du droit pénal sexuel)" (55029216C)

 

10.01  Katleen Bury (VB): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.

 

Een kinder(!)-arts die na bewezen strafrechtelijke feiten wegens het bezit van kinderporno ongestoord zijn praktijk verder kan zetten, zijn speelterrein kan uitbreiden naar een sportclub en een weeshuis in het buitenland,… Het kan enkel in België…

Ook al staat de 'al dan niet-veroordeling' van de arts in kwestie 20 jaar geleden los van het vernieuwde seksueel strafrecht dat U hierover hebt uitgestippeld, toch wenst onze fractie aan te stippen en te waarschuwen dat de verschillende desastreuze beleidskeuzes in deze nieuwe wetgeving, met name geen verplichte (levenslange) terbeschikkingstelling, geen wijziging van beroepsgeheim in een meldingsplicht bij vaststelling van (kinder)mishandeling/misbruik, geen verplicht advies bij zedendelinquenten, geen mogelijkheid tot verplichte behandeling van de daders,… ervoor zorgen dat ook in de toekomst de maatschappij niet voldoende gewapend is tegen dit soort daders.

 

Tijdens de plenaire vergadering van donderdag 23 juni 2022 gaf U geen antwoord op het invoeren van deze noodzakelijke beschermingsmechanismen.

 

Vandaar mijn volgende vragen:

Bent U bereid om het seksueel strafrecht uit te breiden met deze broodnodige maatregelen?

Wanneer kunnen we hieromtrent een nieuw ontwerp verwachten?

 

10.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Bury, uw vraag getuigt niet van veel respect voor het onderzoek van het parket en de onderzoeksrechter. Toch wil ik u een aantal elementen van antwoord geven.

 

Het nieuwe seksueel strafrecht dat in werking is getreden op 1 juni 2022, bevat de artikelen 417/57 tot en met 457/60. Ik citeer enkel artikel 417/59, § 2, tweede lid, en § 3:

 

"Onverminderd andere wettelijke bepalingen, kan de rechter (…) wegens feiten gepleegd ten nadele van een minderjarige of met zijn deelneming, de ontzetting uitspreken van het recht om, voor een termijn van een jaar tot twintig jaar 1) in welke hoedanigheid ook deel te nemen aan onderwijs in een openbare of particuliere instelling die minderjarigen opvangt; 2) deel uit te maken, als vrijwilliger, lid van het statutair of contractueel personeel dan wel als lid van de bestuurs- en beheersorganen, van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging waarvan de activiteit in hoofdzaak op minderjarigen is gericht; 3) een activiteit toegewezen te krijgen die de veroordeelde in een vertrouwens- of een gezagsrelatie tegenover minderjarigen plaatst, als vrijwilliger, lid van het statutair of contractueel personeel dan wel als lid van de bestuurs- en beheersorganen, van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging."

 

§ 3: "De verboden en ontzettingen bedoeld in dit artikel gaan in vanaf de dag waarop de veroordeling in kracht van gewijsde is getreden. De termijn wordt evenwel verlengd met de duur van de periode waarin de gevangenisstraf of opsluiting wordt uitgevoerd met uitzondering van de periode van vervroegde invrijheidstelling."

 

Voor dergelijke verregaande maatregelen moet natuurlijk de schuld vaststaan via een veroordeling door de strafrechter. Dat neemt niet weg dat in de loop van het onderzoek ook al maatregelen kunnen worden genomen, bijvoorbeeld via de voorlopige hechtenis of andere maatregelen, zoals de vrijheid onder voorwaarden.

 

Lopende het onderzoek bepalen de richtlijnen dat er al informatie uit het onderzoek kan worden meegedeeld aan de werkgever en de beroepsgroep, opdat die ook de nodige maatregelen kunnen nemen. Dat zijn dan tuchtmaatregelen.

 

Wat uw tweede vraag betreft, we werken volop aan een nieuw Strafwetboek waarin de maatregelen rond de TBS en de opvolging te bespreken zijn. Uw vraag rond de uitbreiding en de verplichting van TBS ligt daar op tafel. Ik ben het volledig met u eens dat we streng moeten optreden tegen daders van strafbare feiten, niet alleen seksuele, maar tegen alle daders die een aanzienlijke en blijvende bedreiging voor onze maatschappij vormen. U weet maar al te goed dat we deze discussie niet uitsluitend over seksuele misdrijven konden voeren. Voor het nieuwe Strafwetboek moest de discussie gaan over alle misdrijven.

 

Vervolgens uw derde vraag. De rechter in alle gevallen verplichten om een advies bij zedendelinquenten te vragen, is niet altijd nuttig. Geef de rechter de kans om een advies te vragen en laat hem daarover zelf beslissen. In sommige dossiers zal alles helder zijn voor de rechter en dan werkt zo'n advies alleen maar vertragend. Een advies vragen kost immers tijd. Laat de rechter dus zelf beslissen of hij of zij het nodig acht een advies in te winnen.

 

Ten vierde, in verband met de wijziging van het beroepsgeheim van de advocaat bepaalt het artikel 458 van het Strafwetboek inderdaad dat personen die kennis krijgen van een misdrijf dat een ernstig en bedreigend gevaar oplevert voor bepaalde personen, dit misdrijf toch ter kennis kunnen brengen van de procureur des Konings. Advocaten zijn niet onderworpen aan een automatische spreekplicht. Advocaat.be heeft zelf gesteld dat ze het niet kunnen, want advocaten zouden dan in het kader van hun beroepsuitoefening alle informatie moeten delen met de procureur des Konings wanneer dit incriminerend is voor hun cliënt. Ook hier, collega, staat deze discussie volledig los van de hervorming van het nieuwe seksueel strafrecht.

 

10.03  Katleen Bury (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, mijn vragen gingen niet specifiek over dit dossier. U zegt dat het getuigt van weinig respect. Ik heb u dat niet horen zeggen in de plenaire vergadering vorige week, toen collega Liekens het daarover had. Dat mag dan wel. Vreemd.

 

Ik kijk gewoon naar de beleidskeuzes die u maakt. Dan zet ik die zaak ernaast en denk ik dat wij op die manier dergelijke zaken kunnen verhinderen, zodat dit in de toekomst minder gebeurt. Wij weten goed genoeg dat niemand op het hoofd van iemand anders durft te zweren dat het nooit meer zal gebeuren.

 

U hebt daarnet geantwoord met betrekking tot die TBS, ik zal dat ontwerp afwachten.

 

Met betrekking tot de wijziging van het beroepsgeheim en de meldingsplicht denk ik dat ik duidelijker moet zijn. Ik heb het over artsen en zo. Ik weet dat er een uitzondering was voor advocaten, dat werd ook besproken bij die wijziging van het seksueel strafrecht. Ik heb het over een meldingsplicht, niet van advocaten die kunnen melden als er zwaarwichtige feiten zijn, maar over artsen en CLB-personeelsleden die de plicht hebben om zaken te melden als ze zien dat er iets niet pluis is. Ik heb eens het voorbeeld aangehaald van de beul uit Vilvoorde, die jarenlang sigarettenpeuken uitdrukte op de armen van zijn nieuwe partner en kinderen. Het CLB was daarvan op de hoogte en verschuilde zich achter het beroepsgeheim. Voor dergelijke zaken moet er een meldingsplicht zijn. Als hulpverleners zoiets zien bij kinderen, mogen en kunnen ze zich niet verschuilen achter het beroepsgeheim. Daarop zijn we niet verder ingegaan, maar dat is een belangrijk punt.

 

Over het verplicht advies bij de zedendelinquenten hebben wij een andere mening. Wij denken dat het wel opportuun is, afgebakend voor een aantal misdrijven. De rechters kunnen zo alleen maar worden geholpen bij de moeilijke keuzes die ze moeten maken.

 

Tot slot, de verplichte behandeling. Ook hier is het allemaal wat gemakkelijk. De dader zegt dat hij er geen zin in heeft en daar stopt het, men kan niets afdwingen. In sommige gevallen zou een behandeling moeten kunnen worden afgedwongen als de maatschappij op die manier veiliger wordt. Ook daar heb ik geen antwoord op gekregen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Claire Hugon à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'accès des services externes aux prisons de Bruxelles" (55029229C)

11 Vraag van Claire Hugon aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De toegang tot de Brusselse gevangenissen voor de externe diensten" (55029229C)

 

11.01  Claire Hugon (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, les missions menées par les services externes dans les prisons sont fondamentales pour les détenus à de nombreux égards. Or, cet accès est actuellement mis en difficulté au sein des prisons bruxelloises, en raison principalement de la surpopulation carcérale particulièrement inquiétante.

 

Les services indiquent avoir de plus en plus de difficultés d’accès : limitations drastiques du nombre de personnes autorisées par jour ou simultanément, mais également interdiction des entretiens en l’attente d’un nombre moins élevé de détenus, ou encore, à Berkendael, interdiction pour l’asbl I.Care d’accéder aux cellules des détenues alors qu’elles mènent un travail de proximité qui nécessite ce contact plus confidentiel. Il apparaît également que les travailleurs et travailleuses des services externes ne sont pas autorisés à emporter leurs sacs à main contenant des effets utiles à leurs missions (brochures explicatives par exemple). 

 

Ces problèmes ont été portés à l’attention des directions, sans que la situation ne s’améliore jusqu’à présent – que du contraire puisque c’est tout récemment que l’accès des services communautaires à Saint Gilles a été réduit à 5 personnes – pour plus de 900 détenus ! 

 

Monsieur le ministre, j’ai bien conscience que vous vous attaquez avec détermination à la question de la surpopulation carcérale et de ce que vous mettez ou projetez de mettre en œuvre pour y apporter des réponses. 

 

Pour autant, il est fondamental que cessent dans les plus brefs délais les entraves que subissent les services externes dans leurs missions aux détenu.e.s, missions qui visent à assurer leur santé, leur information, leur réinsertion. Qu’allez-vous mettre en œuvre pour rétablir et garantir des accès suffisants aux travailleuses et travailleurs des services externes?

 

11.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame Hugon, je suis en effet informé de la situation à la prison de Saint-Gilles, que j'ai visitée. À ce titre, j'ai reçu un courrier de Mme Trachte, présidente de la COCOF, ainsi que de la ministre Glatigny.

 

Concrètement, il est certain que la surpopulation y est particulièrement élevée. De nombreux transferts ont lieu pour la réduire et tenter de revenir sous le seuil des 900 détenus. À la fin de la semaine dernière, un total de 45 transferts avaient été effectués vers d'autres prisons, tandis que 9 le sont encore cette semaine. Toutefois, je ne puis que constater que nous ne descendons pas sous la barre des 900, de nombreuses mises sous écrou continuant d'être appliquées. Le 28 juin, la population carcérale comptait encore 913 détenus pour un total de 11 132 dans le pays.

 

Dans de telles conditions, le personnel et la direction font leur possible pour garantir un maximum d'activités, mais il me faut bien constater que cela limite fortement celles des services d'aide. Mon cabinet entretient des contacts quasi journaliers à propos de cette situation avec la prison et les partenaires sociaux, afin d'évaluer ce qu'il est possible d'entreprendre, mais il est actuellement difficile d'envisager d'autres activités que celles qui sont organisées.

 

Il a été convenu de réévaluer la situation le 1er juillet et de continuer à suivre l'évolution tout au long de l'été. En effet, heureusement, la population pénitentiaire baisse systématiquement durant la période estivale. Par ailleurs, l'ouverture de Haren à l'automne va permettre d'accélérer le mouvement de désengorgement des trois établissements bruxellois.

 

11.03  Claire Hugon (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je ne doute évidemment pas que le personnel fait vraiment tout ce qu'il peut pour gérer une situation particulièrement compliquée. Ce n'est certainement pas ce que je voulais suggérer.

 

Par contre, cela reste un réel problème, vous l'avez vous-même souligné, par rapport à la nécessité impérieuse pour les détenus d'avoir accès à ces services externes. Je me demande si cette jauge de 900 détenus est réellement la meilleure idée à garder. J'ai peur que cela crée un précédent et que chaque fois qu'on la dépassera, les services externes ne pourront plus agir comme ils le devraient. Cela m'inquiète un peu.

 

J'aimerais plaider, même si je ne doute pas que vous faites tout ce que vous pouvez, pour que le retour des services externes de façon plus satisfaisante en prison ne dépende pas uniquement de la jauge de 900. En effet, pour les détenus, avoir un service qui fait on-off en fonction du nombre de détenus n'est pas efficace. Je voulais vous signaler ma réelle préoccupation. Je ne doute pas que vous la partagez.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: Mevrouw Cornet had haar komst aangekondigd, maar zij is niet aanwezig, waardoor ik veronderstel dat haar vraag nr. 55028901C mag worden uitgesteld. De vragen van de collega's van wie wij niets hebben vernomen, vervallen.

 

De interpellatie nr. 55000294I van mevrouw Bury wordt met haar akkoord uitgesteld tot volgende week.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.41 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17 h 41.