Commission
des Finances et du Budget |
Commissie voor Financiën en Begroting |
du Mardi 28 juin 2022 Après-midi ______ |
van Dinsdag 28 juni 2022 Namiddag ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 13 et présidée par Mme Marie-Christine Marghem.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.13 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Christine Marghem.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01 Actualiteitsdebat over de communicatie met de FOD Financiën en toegevoegde vragen van
- Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De communicatie met de fiscus" (55027650C)
- Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het niet meer vermelden van het telefoonnummer in de briefwisseling van een administratie" (55027863C)
- Christian Leysen aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De stroomlijning van de communicatie van de FOD Financiën" (55029191C)
01 Débat d'actualité sur la communication avec le SPF Finances et questions jointes de
- Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La communication avec le fisc" (55027650C)
- Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La suppression du numéro de téléphone dans le courrier de l’administration" (55027863C)
- Christian Leysen à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La rationalisation de la communication du SPF Finances" (55029191C)
01.01 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, we hebben het al eerder gehad over de nood aan directe contacten met belastingambtenaren. Sinds december is uw administratie echter gestopt met het standaard vermelden van de naam, het e-mailadres en het telefoonnummer van de ambtenaar die een dossier behandelt of een bericht verzendt.
Er zijn echter enkele wetten die hieromtrent het een en ander vastleggen. Zo stelt het Handvest van de gebruiker van openbare diensten onder meer dat de overheid een behoorlijk onthaal en kwaliteitsvolle contacten moet garanderen. In omzendbrief nr. 360 wordt verduidelijkt dat dit betekent dat overheidsdiensten systematisch de naam, hoedanigheid en het telefoonnummer moeten vermelden in de briefwisseling. Ook de wet op de openbaarheid van bestuur van 11 april 1994 bevat deze bepaling. Hoe verhoudt de beslissing van december zich tot die normen?
In uw antwoord op mijn vorige vragen hierover haalde u als hoofdreden voor de beslissing van december het gevaar van phishing aan. Indien alle communicatie gebeurt via de versleutelde digitale overheidsplatformen en de burgers dit weten, kan men phishing inderdaad voorkomen. Is dit echter de enige motivatie van de beslissing?
Het ITAA spreekt in die context zelfs over 'het wegvallen van gelijke wapens', aangezien belastingcontroleurs elk moment inlichtingen kunnen inwinnen, maar boekhouders minder in staat zijn om proactief te handelen in een dossier. Het lijkt dus dat zij deze beslissing vanuit een breder perspectief interpreteren. Speelt de mogelijke invloed van persoonlijke contacten tussen de belastingcontroleur en de mandataris van de belastingplichtige ook een rol in dat beslissingsproces?
Ten slotte verwees u in uw antwoorden ook naar de nieuwsbrief van het ITAA. Als ik het goed begrijp, hebben zij nu dienstcodes ontvangen. Hiermee kunnen ze de juiste dienst bellen, zonder telkens het algemene keuzemenu te moeten doorlopen. Het is voor mij echter onduidelijk in welke mate iedereen een gelijke toegang heeft tot die informatie. Het ITAA deelt die codes alleen met zijn leden en speelt ook een sleutelrol in de sector. Vanuit mededingingsperspectief lijkt het echter onbillijk dat boekhouders die geen lid zijn van ITAA, minder gemakkelijk toegang krijgen tot de administratie. Kunt u dat toelichten?
01.02 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le ministre, c'est un peu Kafka qui s'invite au SPF Finances! Les agents du SPF Finances m'expliquent qu'ils ne sont plus autorisés à mentionner leur numéro de téléphone sur le courrier qu’ils adressent aux contribuables. Le seul numéro indiqué est un numéro général du SPF Finances, ou en tout cas un numéro global pour certaines entités, à partir duquel il serait particulièrement difficile d’obtenir l’information recherchée car il s'agit de nombreux dossiers individuels.
Prenons le cas d’un contrôleur fiscal procédant à un contrôle chez un contribuable et qui lui envoie ensuite un avis de rectification. Le contribuable reçoit cet avis de rectification et n'en comprend pas bien le point 6. La seule personne qui peut répondre à sa question bien précise est évidemment l'auteur de cet avis de rectification, le contrôleur fiscal. Or il est impossible pour le contribuable d'atteindre ce contrôleur fiscal.
Hier, un agent des Finances me disait que le plus incroyable, c'est que s'il laisse un message sur le répondeur du contribuable, celui-ci ne pourra pas lui répondre car il ne peut pas lui laisser son numéro de téléphone. Cette situation est assez incroyable!
Monsieur le ministre, confirmez-vous cette interdiction qui semble établie? Quels cas sont-ils visés par cette interdiction? Comment justifiez-vous une telle interdiction? Comment fait-on dans le cas que je viens de vous citer?
La présidente: Monsieur le ministre, je vous donne la parole car M. Leysen préside en commission de l'Énergie.
01.03 Minister Vincent Van Peteghem: De FOD Financiën startte in 2019 inderdaad met een reorganisatie van het interne telefoniesysteem om de telefonische dienstverlening te centraliseren en te optimaliseren. De individuele dienstnummers zijn niet meer rechtstreeks te bereiken, maar de medewerkers maken voortaan deel uit van materiegeoriënteerde antwoordgroepen. De FOD Financiën heeft voor die strategie gekozen om de algemene telefonische bereikbaarheid te verhogen.
Terwijl vroeger de diensttelefoon misschien af en toe gewoon bleef rinkelen, is dat nu niet meer het geval. Er is nu gegarandeerde permanentie tussen 9 uur 's morgens en 5 uur 's avonds. Daarenboven is er nu één centraal nummer, wat het voor de belastingplichtige natuurlijk ook makkelijker maakt. In de briefwisseling wordt trouwens het rechtstreekse nummer geleidelijk aan vervangen door een directe oproepcode. Door het ingeven van die oproepcode komt de belastingplichtige meteen in contact met de bevoegde antwoordgroep en dus met de medeweker die direct in eerste lijn op zijn of haar vraag kan antwoorden. Betreft het een vraag waar de medewerker in eerste lijn niet op kan antwoorden, omdat de vraag te complex is of omdat er nog bijkomende handelingen zouden moeten gebeuren, dan zal de vraag ter opvolging naar de bevoegde dienst worden gestuurd. In sommige gevallen wordt de belastingplichtige meteen doorverbonden met de dossierbeheerder in kwestie.
U haalt de wet op de openbaarheid van bestuur aan. Volgens die wet vermeldt elke briefwisseling uitgaande van een federale administratieve overheid, de naam, de hoedanigheid, het adres en het telefoonnummer van degene die meer inlichtingen kan verstrekken over het dossier. Degene die meer inlichtingen over het dossier kan verstrekken, is natuurlijk niet per se degene die de brief zelf heeft opgemaakt of de dossierbeheerder. De contactgegevens op de brieven zullen de belastingplichtige doorverbinden met een medewerker die algemene informatie zal kunnen verstrekken over het dossier en, indien nodig, wel zal kunnen doorverbinden met de dossierbeheerder. Ook voor de behandeling van onze dossiers evolueren we trouwens naar centralisatie, zonder vaste dossierbeheerders, om op die manier ook een gelijke behandeling van de dossiers te verzekeren en om efficiënter te werken.
De directe oproepcodes van onze voornaamste antwoordgroepen zijn inderdaad door mijn administratie aan het ITAA bezorgd. Op die manier kunnen accountants meteen in contact komen met een medewerker van een bepaalde antwoordgroep. Dat zijn echter geen andere medewerkers of antwoordgroepen dan dewelke waarmee de burgers of mandatarissen in contact komen, als ze de weg via het keuzemenu doorlopen.
Door het ingeven van de directe oproepcode hoeft het keuzemenu niet meer doorlopen te worden. Dat vormt natuurlijk geen aparte behandeling of een ruimere toegang tot de administratieve dienstverlening en informatie.
Monsieur Van Hees, il n'est donc pas question d'une interdiction, mais plutôt d'une nouvelle étape dans un processus qui a débuté en 2019. L'activation du groupe de réponse et la suppression logique du numéro de téléphone individuel constituent une étape suivante en vue de relever les défis sur le terrain. Cette stratégie de téléphonie fait encore l'objet de consultations avec les groupes d'intérêts externes afin de pouvoir aborder de manière concertée les points d'amélioration opérationnels.
01.04 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, wij zullen de zaak uiteraard blijven volgen en de nodige contacten blijven onderhouden met de verschillende actoren. Wij blijven ijveren voor maximale mogelijkheden voor direct contact tussen belastingambtenaren en belastingplichtigen. Wij zullen het systeem zijn kansen geven en via het middenveld op de hoogte blijven over de werking ervan. Indien nodig zullen we hierop later nog eens terugkomen.
01.05 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je suis étonné. En effet, vous me dites qu'il ne s'agit pas d'une interdiction, mais les agents avec qui j'ai discuté m'ont fait savoir que c'était le cas. Ils ne peuvent pas communiquer leur numéro de téléphone aux usagers, aux contribuables. Ils ne peuvent notamment pas l'indiquer sur leur courrier. Pour moi, cela correspond à la définition d'une interdiction. Cela crée clairement une insatisfaction. Les fonctionnaires, les contribuables, les comptables ne comprennent pas cette interdiction. On sent ce qui se cache derrière. Auparavant, il arrivait que le citoyen qui téléphonait n'obtienne pas tout de suite une réponse. On a donc voulu noyer le poisson en créant des numéros généraux. Désormais, on répond sans donner de réponse: la personne qui décroche n'est pas en mesure de le faire car elle ne connaît pas le dossier. Finalement, cela complique beaucoup plus les choses que cela ne les améliore. J'espère donc que vous reviendrez sur cette interdiction.
01.06 Wouter Vermeersch (VB): Mevrouw de voorzitster, graag maak ik van de gelegenheid gebruik om in het actualiteitsdebat even het woord te nemen. Wij hebben over het thema al mondelinge vragen gesteld in een vorige sessie. Ik heb er ondertussen ook al schriftelijke vragen over gesteld. Ik beklemtoon dat het Vlaams Belang niet akkoord gaat met de gang van zaken.
De wetgeving in dit land is bijzonder duidelijk. In de wet op de openbaarheid van bestuur lezen we: "Elke briefwisseling uitgaande van een federale administratieve overheid vermeldt de naam, de hoedanigheid, het adres en het telefoonnummer van degene die meer inlichtingen kan verstrekken over het dossier". De wet is bijzonder duidelijk, maar wordt hier niet of flou toegepast.
Bovendien is het recht om gehoord te worden in administratieve of gerechtelijke procedures, een essentieel onderdeel van de rechten van verdediging, die in een rechtstaat moeten worden gewaarborgd. Dat recht is ook verankerd in het Europees handvest van de grondrechten.
Kortom, wij zouden het wenselijk vinden dat de praktijk van voorheen, waarbij de dossierbeheerder wordt vermeld zodat de belastingplichtige daarmee contact kan opnemen, opnieuw ingang kan vinden. Immers, anonimisering van de fiscus bevordert de rechten van verdediging en de fiscale transparantie absoluut niet.
01.07 Vanessa Matz (Les Engagés): Madame la présidente, je corroborerai les différents propos tenus par certains de nos collègues. Très récemment, il y a 15 jours, j'ai eu l'expérience de ce numéro de téléphone général: 45 minutes avant d'être entendue par un agent et, une fois que je l'ai eu, il m'a dit que je n'étais pas dans le bon service, qu'en conséquence il me renvoyait à la centrale, et cela m'a pris à nouveau 35 minutes.
Ce n'était pas très grave. J'ai mis le haut-parleur pendant cette attente. Vous affirmez que cela fait partie du plan d'amélioration du service au citoyen. Cela ne l'est pas. Cela donne une impression d'éloignement du citoyen de son administration et de toute proximité. Nous y reviendrons au travers des questions suivantes
Effectivement, quand vous demandez à reparler à l'agent qui vous a extrêmement bien renseigné la première fois, on vous annonce qu'on vous ne le passera pas, étant donné que c'est un pôle général d'agents qui sont censés traiter toutes les matières. Mais vous êtes obligé de répéter l'historique de votre dossier.
Vraiment, c'est inefficace! Ce n'est pas un service de proximité. Quand les citoyens ont cette impression de ne pas être entendus – en période de tension et de crise majeure comme nous les vivons –, ils sont angoissés. Si, en plus, ils ne reçoivent pas de réponse ou de manière extrêmement compliquée, à leurs questions, le service public ne gagne pas leur confiance. Globalement, nous devrions revenir à un système d'agents de référence pour les courriers échangés avec l'administration fiscale.
Het incident is gesloten.
02 Débat d'actualité sur les travailleurs frontaliers et questions jointes de
- Kattrin Jadin à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le télétravail pour les Belges travaillant à l’étranger" (55027703C)
- Josy Arens à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les 48 jours de télétravail pour les frontaliers" (55027905C)
- Josy Arens à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les travailleurs frontaliers en situation de handicap" (55028134C)
- Josy Arens à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La concrétisation de l'accord des 48 jours de télétravail pour les travailleurs frontaliers" (55028136C)
- Anja Vanrobaeys à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'exécution de la résolution relative aux règles fiscales pour les frontaliers" (55028148C)
- Servais Verherstraeten à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le télétravail pour les travailleurs frontaliers" (55029142C)
02 Actualiteitsdebat over de grensarbeiders en toegevoegde vragen van
- Kattrin Jadin aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het telewerk voor Belgen die vanuit het buitenland werken" (55027703C)
- Josy Arens aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De 48 dagen telewerk voor grensarbeiders" (55027905C)
- Josy Arens aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De grensarbeiders met een handicap" (55028134C)
- Josy Arens aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De concrete invulling van het akkoord over de 48 telewerkdagen voor grensarbeiders" (55028136C)
- Anja Vanrobaeys aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De uitvoering van de resolutie over de fiscale regels voor grenswerkers" (55028148C)
- Servais Verherstraeten aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Telewerk voor grenswerknemers" (55029142C)
02.01 Josy Arens (Les Engagés): Monsieur
le Ministre, il y a quinze jours, ce parlement a adopté une résolution vous
demandant notamment u d'étudier
la possibilité de porter à 48 jours le nombre de jours de télétravail autorisés
en dehors de l'Etat d'activité pour les travailleurs frontaliers v d’entamer des discussions au niveau international en vue de la
révision de la définition internationale du télétravail et de l’intégration de
cette définition dans le modèle de convention de l’OCDE et simultanément
d’entamer des discussions au sein de l’Union européenne en vue de prévoir des
tolérances supplémentaires au profit des travailleurs frontaliers dans le
règlement (CE) n° 883/2004 portant sur la coordination des systèmes de sécurité
sociale.
Comment comptez-vous mettre en oeuvre les recommandations de cette résolution et quand?
Monsieur le Ministre, les travailleurs
frontaliers en situation de handicap (reconnu par la Vierge noire) ne
bénéficient pas de traitement particulier dans la convention fiscale
belgo-luxembourgeoise en matière de journées de télétravail autorisées. Une
personne souffrant d’une invalidité importante (50% et plus) qui travaille à
plein temps est évidemment plus vite fatiguée qu’une autre sans parler des
douleurs subies au quotidien. Il me semble nécessaire de permettre à ces
personnes de télétravailler de manière plus régulière et surtout de leur
octroyer la possibilité de prester des journées partielles et ou à horaires
décalés sur le territoire du pays employeur. Il s’agit d’aider ces personnes à
travailler et à rester indépendantes le plus longtemps possible.
Je vous avais déjà interrogé à ce sujet (QE N° 586 du 24 08 2021) et vous m’aviez répondu que ces mesures pourraient faire l’objet d’un examen futur. Je me permets de revenir vers vous pour savoir si des éclaircies sont en vue. Et si pas vous demander de négocier ces avancées pour les personnes en situation de handicap lors de votre prochain entretien à ce sujet avec les autorités du Grand-Duché de Luxembourg. Qu'en pensez-vous?
Monsieur le Ministre, les premières
questions que je vous ai adressées concernant le télétravail des travailleurs
frontaliers belgo-luxembourgeois concernaient la concrétisation de l'accord des
48 jours de télétravail en restant imposé dans l'Etat qui procure l'emploi (ici
au Grand-Duché de Luxembourg). En effet, le 18 mai 2019, les deux Premiers
Ministres belge et luxembourgeois, Charles Michel et Xavier Bettel, annonçaient
la bonne nouvelle de cet accord concernant 48 jours.
Depuis mon retour dans ce parlement, je vous
ai donc interrogé à ce sujet: quand cet accord serait-il appliqué? C’est dans
ce contexte que vous m'appreniez que l'accord concernant 24 jours n'était pas
encore entériné par notre Parlement. Un accord qui avait été annoncé en 2015 et
qui a attendu 2044 jours avant d’être présenté au parlement.
Monsieur le Ministre, pourquoi n'avez-vous pas repris les discussions dans ce dossier à partir de l'accord du 18 mai 2019? Qu'a fait l'administration des Finances depuis l'accord des 48 jours de 2019? Comptez-vous renégocier à partir de cet accord? Pouvez-vous m'expliquer les raisons qui font que les administrations ne sont pas favorables à cette évolution alors que tant au niveau de la mobilité qu'au niveau de l'environnement, nous avons plus que jamais besoin du télétravail qui nous permettra de diminuer le nombre de véhicules présents sur nos routes et ainsi de réduire la pollution d'une façon importante?
De voorzitster: Mevrouw Vanrobaeys en de heer Verherstraeten zijn niet aanwezig.
Mijnheer de minister, u hebt het woord.
02.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Arens, une prolongation des accords relatifs au covid-19 au-delà du mois de juin 2022 n'est pas envisagée. Les mesures spécifiques pour lutter contre la pandémie ont presque toutes été abandonnées dans notre pays et dans les pays limitrophes. Une prolongation des accords ne se justifie donc plus.
Le télétravail reste possible sans que les accords covid-19 ne soient applicables, mais les conséquences fiscales sont bien entendu différentes. Sur le plan fiscal, l'État de résidence devient également l'État d'activité, ce qui signifie que les salaires, rémunérations et autres traitements relatifs aux jours de télétravail deviennent imposables dans cet État de résidence.
Les rémunérations pour quelques jours de travail effectué dans un État tiers en télétravail ou pour une autre raison sont, en principe, également imposables dans l'État de résidence du contribuable. En outre, il est prévu d'organiser des entretiens exploratoires dans le contexte du Benelux sur un régime structurel pour les travailleurs frontaliers qui travaillent à domicile.
Une telle approche permet, si nécessaire, d'adopter une position commune dans les discussions au niveau international, notamment au sein du groupe de travail numéro 1 de l'OCDE, chargé de rédiger et d'adapter le modèle de convention de l'OCDE et ses commentaires.
Overigens zal de OESO binnenkort ook een reeks werkzaamheden wijden aan deze nieuwe werkvormen. België zal hieraan zeker actief deelnemen. Er is momenteel nog geen duidelijk zicht op de timing van de bespreking van dit onderwerp op OESO-niveau. De OESO heeft wel al aangegeven dat de grensoverschrijdende mobiliteit van werknemers de komende jaren een prioritair debat is.
De toezegging in 2019 van voormalig eerste minister Charles Michel en zijn Luxemburgse collega Xavier Bettel bestond erin onderhandelingen op te starten voor het herzien van de 24-dagenregel. Dat engagement werd nagekomen in de zomer van 2021. Er werden onderhandelingen gevoerd en op 31 augustus 2021 werd het nieuwe avenant ondertekend dat de tolerantieregel van 24 dagen uitbreidt tot 34 dagen. Er is geen sprake meer van 48 dagen. De procedure ter voorbereiding van de parlementaire goedkeuring van dit avenant is nog niet afgerond.
Au demeurant, il est toujours possible de télétravailler pendant plus de trente-quatre jours. Bien que les conséquences fiscales soient différentes, le simple fait qu'une partie de l'impôt sur les revenus soit versée en Belgique, au lieu du Grand-Duché de Luxembourg, ne doit pas être présenté comme une impossibilité de télétravailler. Des milliers de résidents belges dont les employeurs sont installés ici exercent leur activité professionnelle par le biais du télétravail et paient intégralement leurs impôts en Belgique.
Er wordt momenteel niet overwogen om onderhandelingen op te starten teneinde de overeenkomst met Luxemburg nogmaals te herzien.
Tot slot, merk ik nog op dat de coördinatie van maatregelen op het vlak van sociale zekerheid niet tot mijn bevoegdheid behoort. Hiervoor verwijs ik naar de minister van Sociale Zaken.
De voorzitster: Mevrouw Vanrobaeys en de heer Verherstraeten zijn ondertussen aanwezig en kunnen straks hun repliek geven.
02.03 Josy Arens (Les Engagés): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos différentes réponses. Je me permets néanmoins d'insister sur plusieurs faits.
Je viens d'apprendre par les médias que le Grand-Duché de Luxembourg a prolongé ses mesures covid-19 jusqu'au 31 décembre 2022.
En outre, l'une de mes trois questions concernait les travailleurs frontaliers en situation de handicap. Vous m'aviez répondu, au travers d'une question écrite du 24 août 2021, que des mesures spécifiques en faveur de ces travailleurs pourraient faire l'objet d'un examen futur. Je vous demande de poursuivre dans cette voie, qui me semble importante pour certaines personnes porteuses de handicap.
Enfin, vous avez parlé de quarante-huit jours de télétravail, et non de trente-quatre. J'espère donc qu'on arrivera à quarante-huit jours avec le Grand-Duché de Luxembourg et les autres pays frontaliers. C'est très important pour moi.
02.04 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, het is nogal moeilijk om u van repliek te dienen. Al mijn vragen van de afgelopen maand staan immers deze namiddag geagendeerd en ik moest ook in de zaal hiernaast zijn, in de commissie voor Mobiliteit. Waar het mij echter vooral om gaat, is dat ik uit de replieken van daarnet min of meer kan afleiden dat er toch nog getelewerkt kan worden zonder dat daar nadelige fiscale gevolgen aan vasthangen. Er was hier sprake van 38 en van 48 dagen – mij is het niet duidelijk. Wat ik wel belangrijk vind, is dat er inzake sociale zekerheid een soort van administratieve richtlijn is aangenomen, waardoor de neutralisatie verder doorgetrokken zal worden tot begin 2023. In afwachting daarvan zal men de tijd gebruiken om een echt structurele regeling op te zetten.
Ik hoorde u verwijzen naar initiatieven van de OESO en naar andere, bilaterale initiatieven. Dat vind ik het belangrijkste: telewerkende grenswerkers moeten kunnen blijven telewerken. Het is een nieuwe vorm van werken die niet meer weg te denken valt. Ik ken iemand die ondertussen in onderling overleg met zijn werkgever in Nederland van plan is om deze zomer zijn werk op te zeggen, gewoon omdat hij niet meer kan telewerken. Dergelijke situaties, of het nu gaat om werkgevers in Nederland of in België, moeten we absoluut vermijden. Daarom hebben we in dit Parlement een resolutie aangenomen waarin we vragen om een minimale oplossing, in afwachting van verder onderzoek en van een ruimere, structurele oplossing.
Ik pleit ervoor om in elk geval tot 2023 die minimale oplossing te blijven bieden, zodat mensen op een redelijke manier een of twee dagen kunnen blijven telewerken, in afwachting van een structurelere oplossing, die aangepast is aan het nieuwe telewerken en aan de nieuwe vormen van werken.
02.05 Servais Verherstraeten (CD&V): Ik vermoed dat vele grensarbeiders de regering dankbaar waren voor de uitzonderingsmaatregelen die getroffen werden tijdens de coronacrisis en die tot 30 juni verlengd werden. Wat de sociale zekerheid betreft, geldt die uitzonderlijke regeling tot 31 december, dacht ik. Ik had natuurlijk liever gezien dat die twee termijnen op elkaar afgestemd waren geweest, maar ik begrijp uiteraard dat dat niet zo eenvoudig is.
Ik denk wel dat door corona het begrip 'plaats van tewerkstelling' een andere invulling zal krijgen in de toekomst.
Ik hoop op een structurele oplossing op een zo kort mogelijke termijn. Uiteraard onderschrijf ik uw suggestie om dat op het niveau van de Benelux aan te pakken en daarover gesprekken te voeren. Ik steun ze dus en hoop dat er in de tweede jaarhelft een oplossing kan komen. Zo komt er rechtszekerheid voor de duizenden betrokkenen in dit land.
02.06 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour la réponse à mes collègues.
Nous avons voté une résolution au Parlement fédéral mais également au Parlement Benelux. Vous dites aujourd'hui que l'OCDE se saisit du sujet. C'est une bonne nouvelle car on se rend compte, d'autant plus avec le prix du carburant, que la solution du télétravail est une partie de la solution. Ce n'est pas toute la solution parce que les employeurs ne veulent pas non plus que leurs travailleurs ne soient que des télétravailleurs; ils veulent aussi les voir. Cependant, l'extension du nombre de jours est probablement une bonne idée. Toutefois, il va falloir trouver des accords fiscaux et sociaux.
Certes, il y a moyen de faire preuve d'imagination parce que des modalités et des modulations sont possibles dans l'imposition ou dans le calcul des cotisations sociales. Il faut raisonner globalement avec la plupart des pays européens en tout cas, voire de l'OCDE, et essayer d'arriver à des solutions. J'entends que vous êtes bien disposé par rapport à cela et je vous encourage à travailler dans ce sens.
Je voudrais dire un mot sur un des points qui n'a pas été évoqué aujourd'hui. Vous aviez confirmé qu'au-delà du 30 juin, les jours de télétravail autorisés (34 pour le Luxembourg) étaient bien un quota complet pour les six derniers mois de l'année. C'est une disposition favorable aux travailleurs frontaliers. La situation jusqu'au 30 juin et les 34 jours pour les six derniers mois constituent malgré tout une bonne nouvelle.
Het incident is gesloten.
03 Débat d'actualité sur le Plan Infrastructure Horizon 2024 et questions jointes de
- Vanessa Matz à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le Plan Infrastructure Horizon 2024 du SPF Finances" (55028127C)
- Vanessa Matz à Mathieu Michel (Digitalisation, Simplification administrative, Protection de la vie privée et Régie des Bâtiments) sur "Le Plan Infrastructure Horizon 2024 du SPF Finances" (55028128C)
- Julie Chanson à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La fermeture de l’implantation du SPF Finances à Malmedy" (55028475C)
- Patrick Prévot à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La fermeture du bureau des Finances de Ath" (55029066C)
- Chanelle Bonaventure à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L’annonce de la fermeture des services du SPF Finances à Malmedy" (55029114C)
03 Actualiteitsdebat over het Infrastructuurplan Horizon 2024 en toegevoegde vragen van
- Vanessa Matz aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het Infrastructuurplan Horizon 2024 van de FOD Financiën" (55028127C)
- Vanessa Matz aan Mathieu Michel (Digitalisering, Administratieve Vereenvoudiging, Privacy en Regie der Gebouwen) over "Het Infrastructuurplan Horizon 2024 van de FOD Financiën" (55028128C)
- Julie Chanson aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De sluiting van de kantoren van de FOD Financiën te Malmedy" (55028475C)
- Patrick Prévot aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De sluiting van het kantoor van de FOD Financiën in Aat" (55029066C)
- Chanelle Bonaventure aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De aangekondigde sluiting van de diensten van de FOD Financiën te Malmedy" (55029114C)
03.01 Vanessa Matz (Les Engagés): Monsieur le ministre, le nouveau Plan Infrastructure Horizon 2024 du SPF Finances annonce de nombreuses fermetures de bâtiments et met à mal le service de proximité. Il ne restera plus que trois ou quatre bâtiments par province. Il s'agit d'une centralisation à l'extrême et, en quelque sorte, de la mort du service de proximité!
Ce plan ne prend pas en considération de nombreux critères: la fracture numérique, les spécificités de chaque province, les problèmes d'accessibilité et de parking dans les grands centres et les gares, l'empreinte carbone des déplacements, les soucis informatiques et téléphoniques récurrents au SPF Finances.
Les conséquences seront importantes non seulement pour les administrés mais également pour certains professionnels qui seront amenés à parcourir plus de kilomètres pour se rendre dans un bureau du SPF Finances.
Il s'avère que dans ce plan, toutes les provinces sont touchées par les fermetures.
En tant que représentante de la province de Liège, vous me permettrez de m'attarder sur la fermeture de Malmedy, qui vient s'ajouter aux suppressions du plan précédent, à savoir Eupen et Huy. La situation spécifique de Malmedy et des communes avoisinantes aura aussi pour conséquence, par exemple, l'aspect linguistique et la situation des citoyens germanophones, qui seront une fois de plus lésés par la fermeture de ce bureau.
Monsieur le ministre, confirmez-vous la mise en application du Plan Infrastructure du SPF Finances en 2024? Comptez-vous mettre en place des alternatives pour apporter un service accessible et de qualité aux citoyens?
Quelles sont les raisons de ce plan infrastructure? Si c'est une question de moyens, ne serait-il pas envisageable de regrouper des services publics fédéraux au sein d'un même bâtiment à plusieurs endroits d'une même province de manière à réduire les coûts tout en gardant la proximité et l'accessibilité des différents services?
Que deviendront ces bâtiments? Vont-ils être réutilisés ou vendus?
03.02 Patrick Prévot (PS): Monsieur le ministre, législature après législature, force est de constater que les services publics souffrent d'une tendance à la centralisation qui affecte fortement fonctionnaires et contribuables. Car si moins d'établissements gérés par l'État signifie plus d'économies, cela signifie aussi plus de kilomètres à parcourir pour la population.
Ainsi, le syndicat CoFede de l'Union nationale des services publics (UNSP) a eu vent d'un nouveau plan Infrastructure au sein de l'administration des Finances à l'horizon 2024. Au nom de la généralisation du télétravail, du développement des canaux numériques ou encore de la baisse de fréquentation, ce plan s'inscrit dans cette continuité. Il serait question de supprimer une série de "petits" centres comme ceux de Mouscron, La Louvière, Thuin ou encore Ath.
Qu'importe la hausse du prix des carburants ou la difficulté de relier deux points en transports en commun, les contribuables seront donc condamnés à réaliser de plus grandes distances pour joindre le fonctionnaire compétent, et les travailleurs attachés à leur ressort seront également soumis à cette obligation. En outre, si les services en ligne existent et peuvent contenter une partie de la population, nous savons tous qu'une véritable fracture numérique affecte un public souvent défavorisé, dont la vulnérabilité n'est que renforcée.
Parmi les villes citées dans ce nouveau plan Infrastructure, l'une d'elles attire particulièrement mon attention: la ville de Ath. Le bureau des Finances est situé au cœur de la ville, carrefour de lignes de transport en commun, une situation idéale qui assure la desserte de tout le Pays Vert. Sa fermeture est, pour nombre d'habitants, un non-sens.
Monsieur le ministre, confirmez-vous la fermeture du bureau des Finances de la ville de Ath d'ici 2024? Si oui, comment la justifiez-vous?
Quel est votre avis sur le projet, souhaité par mon collègue Christophe Lacroix, de création de 25 espaces citoyens qui pourraient héberger le personnel des Finances?
Si la fermeture est actée, où devront se diriger les contribuables athois pour bénéficier du service public qu'ils méritent?
Enfin, comment votre administration compte-t-elle gérer les difficultés que rencontreront les contribuables qui ne possèdent pas de matériel numérique ou ne savent pas l'utiliser?
03.03 Chanelle Bonaventure (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, en février dernier, mon collègue Malik Ben Achour s'inquiétait déjà des rumeurs qui faisaient état de la fermeture prochaine des services du SPF Finances de Malmedy dans le cadre du nouveau Plan Horizon 2024. Votre réponse n'avait, d'ailleurs, pas été rassurante.
Cette volonté de mettre un terme à la présence de l'administration des Finances à Malmedy a depuis été rendue publique, et le moins que l'on puisse dire, c'est qu'elle suscite l'incompréhension sur place. Elle y est perçue, tant par la population que par les autorités, comme une attaque contre la ruralité. Je partage ce sentiment tout comme je regrette cet objectif de réduire l'accessibilité à des services publics de proximité.
Dans le cas particulier de la région malmédienne, je me dois d'attirer votre attention sur certains éléments propres au contexte local. Il y a, tout d'abord, la couverture géographique très large qu'assurent les services présents à Malmedy et qui équivaut à tout le quart sud-est de la province de Liège.
Ensuite, cette zone est une des moins bien pourvues du pays en matière de transports en commun. Cela fait plusieurs décennies que Malmedy n'est plus desservie par le train, pas plus que ses communes voisines, et les lignes de bus y sont bien souvent lacunaires, notamment sur les axes Malmedy-Spa et Malmedy-Eupen.
Je voudrais surtout rappeler que Waimes et Malmedy sont des communes francophones où s'applique le régime des facilités linguistiques pour la Communauté germanophone. Ces populations doivent pouvoir continuer de se rendre dans un lieu où elles peuvent faire le choix de s'exprimer en français ou en allemand.
Monsieur le ministre, un contact a-t-il été établi avec les édiles de Malmedy et de Waimes? Que répondez-vous aux inquiétudes de ces dernières ainsi qu'à celles des travailleurs, des usagers et de la population en général? De quelle façon sera-t-il tenu compte de la spécificité linguistique de Malmedy et de Waimes? Envisagez-vous de revenir sur cette décision de fermeture?
03.04 Vincent Van Peteghem, ministre: Madame la présidente, madame Bonaventure, la mise en œuvre du Plan Infrastructure Horizon 2024 du SPF Finances est en effet confirmée.
Le SPF Finances joue la carte de la digitalisation déjà depuis un certain temps. Une équipe au sein dudit SPF s'occupe des relations avec les clients et de la manière dont on peut aider au mieux ces personnes.
Suite à la crise sanitaire, nos visiteurs ont été poussés à prendre rendez-vous en ligne et par téléphone puisque l'accueil physique était impossible.
Depuis l'assouplissement des mesures, les bureaux ont été rouverts. Ils sont donc à nouveau accessibles aux visiteurs sur rendez-vous. De cette façon, les visiteurs qui ne sont pas suffisamment familiarisés à l'internet ou pour qui le service téléphonique ne suffit pas peuvent toujours nous rendre visite physiquement sur rendez-vous. Les visiteurs qui se présentent sans rendez-vous sont dirigés vers les canaux numériques.
Des efforts sont également fournis pour sensibiliser ces personnes à contacter nos services en ligne ou par téléphone.
Enfin, un projet pilote d'agent virtuel est en cours à Liège et à Anvers. Depuis une borne située, par exemple, dans une administration communale, il sera possible aux citoyens de contacter directement un collaborateur du SPF Finances. La raison principale de ce plan d'infrastructure est l'occupation des bâtiments. À cause de la crise sanitaire, le télétravail s'est imposé. Nos chiffres quotidiens montrent que, depuis le retour à la normalité, l'occupation est limitée à un maximum de 33 %. Il en résulte une forte sous-utilisation de nos locaux. Compte tenu du prix élevé de l'énergie, des loyers, des coûts d'entretien, etc., l'impact budgétaire est important. Madame Chanson, par extension, le bail du bâtiment de Malmedy expire le 27 décembre prochain et ne sera pas renouvelé. Quant au bâtiment d'Ath, monsieur Prévot, le bail expire en 2024.
Mon administration est ouverte aux demandes de présence temporaire, lorsqu'il existe un réel potentiel d'accueil, ainsi qu'un nombre suffisant de citoyens justifiant la présence d'un fonctionnaire sur place pendant un ou plusieurs jours par mois.
Le SPF Finances est en effet demandeur que les bureaux soient partagés avec d'autres SPF, sous la forme de bureaux satellites. La Régie des Bâtiments est responsable de l'hébergement de toutes les administrations fédérales et dispose donc d'une vue d'ensemble des besoins de tous leurs clients. Les bâtiments seront libérés par le SPF Finances et remis à la Régie, laquelle est seule habilitée à décider s'il convient d'accueillir d'autres occupants, de résilier ou de renouveler le bail ou, dans le cas d'une propriété de l'État, de revendre le bien.
03.05 Vanessa Matz (Les Engagés): Monsieur le ministre, votre réponse est assez stupéfiante si on la lit au regard de celle que vous avez formulée tout à l'heure au sujet des contacts téléphoniques entre l'administration et le citoyen. À la fois, c'est très compliqué par téléphone, mais en plus, ce n'est plus possible non plus physiquement. C'est complètement absurde!
J'entends bien les économies d'énergie que vous faites dans les bâtiments, mais comptez-vous les non-économies que les citoyens vont devoir subir lorsqu'ils vont se déplacer dans d'autres bâtiments plus éloignés pour avoir un renseignement?
C'est vraiment la fin de la proximité, la fin du service public. On parle toujours des gilets jaunes en France. Cela a commencé de la même manière. C'est cette disparité qui existe entre les régions rurales et les régions plus citadines. On ne peut pas accéder à la transition énergétique parce qu'on est obligé de prendre notre voiture pour aller travailler ou se rendre dans un service public. C'est une inégalité de traitement des citoyens devant l'administration. C'est un non-sens total!
Effectivement, il y a plus de télétravail, mais il y a quand même moyen aussi de s'organiser pour que chacun assure une permanence au niveau des services et que le citoyen puisse s'y rendre de manière proche. C'est un non-sens total! C'est toujours dans ce sens que cela se passe. On s'étonne quand les gens se lassent de toutes ces mesures qui les pénalisent sans arrêt et qui les éloignent du politique. On s'étonne après d'une montée des extrêmes et d'une série de révoltes dans la population.
Je regrette vraiment cette décision, qu'elle soit à Malmedy ou ailleurs.
03.06 Patrick Prévot (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. J'entends effectivement la généralisation du télétravail structurel. J'entends également de facto cette sous-utilisation des bâtiments, qui représente évidemment un coût important. Je connais notre situation et cette nécessité de faire des économies. Cependant, il est dommage que ces économies soient systématiquement faites sur le dos des personnes qui rencontrent le plus de difficultés.
Parfois, il s'agit de difficultés à utiliser l'outil numérique. Parfois, ces personnes habitent dans des zones quelque peu reculées. Je vous parlais de l'exemple concret de Ath, mais j'entends que La Louvière, Thuin ou encore Mouscron pour ne parler que de la province que je connais le mieux, le Hainaut, devraient également connaître des suppressions de services.
Vous n'avez pas répondu à une de mes questions. Comment votre administration compte-t-elle gérer demain les difficultés que vont rencontrer ces contribuables qui ne possèdent pas de matériel numérique ou qui ne savent pas l'utiliser? C'est vraiment une préoccupation importante des citoyens. J'étais encore hier soir en débat et ce sujet est revenu très régulièrement. Les gens ont l'impression qu'ils paient toujours davantage mais qu'ils ont toujours moins de services, que ce soit au niveau des services bancaires ou au niveau de nos administrations. Étant moi-même un grand défenseur des services publics, je pense que nous devons pouvoir assurer ces services à l'ensemble de la population.
J'entends vos réponses mais j'espère sincèrement qu'avec le gouvernement, vous aurez à cœur de garantir également un vrai service à la population, qui en a marre! Elle aimerait pouvoir bénéficier des services minimums qui ne sont aujourd'hui plus garantis.
03.07 Chanelle Bonaventure (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse, que je transmettrai à mon collègue Malik Ben Achour. J'imagine qu'il sera comme moi très déçu; je pense que la population malmédienne partagera notre réaction. Je pense aussi que la population et les autorités pourraient percevoir ceci comme vexatoire. Il s'avère que le SPF Finances est logé dans l'ancien bâtiment du gouverneur Baltia qui fut à l'époque chargé par l'État belge d'arrimer les nouveaux territoires provenant de l'Allemagne suite au traité de Versailles. L'abandon par l'État fédéral de cet édifice, siège de la première autorité belge dans la région, est donc symboliquement très lourd pour nous.
03.08 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, vous avez évoqué les expériences avec des agents virtuels du SPF Finances. Moi, parfois, j'ai l'impression d'avoir un ministre virtuel devant moi, parce qu'il n'y a vraiment aucune écoute des problèmes des citoyens. Tout à l'heure, on évoquait, avec Mme Matz qui a fait le lien, la question des téléphones au SPF Finances. Visiblement, on embête les usagers quand ils veulent prendre contact par téléphone. En présentiel, ce sera le même problème parce qu'on ferme la plupart des bâtiments. On détruit donc vraiment le service public de proximité. Je prends l'exemple de ma région, la région du Centre. On a tout concentré sur La Louvière, à une époque. La région du Centre, c'est quand même un quart de million d'habitants. Et aujourd'hui on ferme le bâtiment de La Louvière. C'est incompréhensible et justement, le conseil communal de La Louvière a produit une motion à l'initiative du PTB pour maintenir le bâtiment. Il y a eu une large majorité pour cette motion, qui a dû vous parvenir. J'espère que vous entendez les messages qui vous sont envoyés par les autorités locales qui se font le relais du citoyen.
Outre cela, il y a aussi le problème du transfert des charges sur les travailleurs du SPF, surtout au vu des indemnités ridicules que ceux-ci perçoivent pour le télétravail, qui sont nettement inférieures aux indemnités versées dans le secteur privé. Cela veut dire qu'il est en réalité impossible pour les agents du SPF Finances d'aller travailler dans le bâtiment, pour la bonne et simple raison qu'il n'y a plus assez de place!
En d'autres termes, on les renvoie chez eux car cela coûte moins cher de leur faire payer, à eux, le loyer, le chauffage, l'informatique, etc. Vous pouvez donc facilement faire des économies budgétaires en transférant les charges sur les fonctionnaires.
03.09 Wouter Vermeersch (VB): Mevrouw de voorzitster, ik wou nog even reageren, omdat ik verbluft ben door het schouwspel dat wij net in de commissie hebben gezien vanwege twee leden van de PS, die ondertussen alweer vertrokken zijn. De PS domineert enerzijds de regering maar trekt anderzijds van leer en voert oppositie tegen beslissingen van diezelfde regering. Ik vind die gespleten manier van politiek voeren heel vreemd en denk dat alleen de PS dat kan op deze manier.
Het incident is gesloten.
04 Interpellatie van Joy Donné aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De BBI-controles inzake de roerende voorheffing in het X/N-stelsel" (55000288I)
04 Interpellation de Joy Donné à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les contrôles de l'ISI portant sur le précompte mobilier dans le système X/N" (55000288I)
De voorzitster: De heer Donné zal ons eind deze maand verlaten. De heer Loones zal de interpellatie in de plenaire vergadering verdedigen.
04.01 Joy Donné (N-VA): Mijnheer de minister, mijn eerste en enige interpellatie in een commissie is voor u bestemd. De aanleiding ervan is een schriftelijke vraag die ik op 1 april 2022 heb ingediend in verband met de BBI-controles inzake de roerende voorheffing in het X/N-stelsel. Dat klinkt misschien een beetje complex, maar het X/N-stelsel is gewoon een stelsel van vrijstelling of niet-vrijstelling van de roerende voorheffing inzake bepaalde effecten, vooral met betrekking tot een bepaalde categorie van rechthebbenden. Deze rechthebbenden zijn onder andere gemeentebesturen, gemeenten, provincies, onderwijsinstellingen en banken. Dat is belangrijk voor het vervolg van mijn verhaal.
In dat antwoord op mijn vraag hebt u enerzijds bevestigd dat de BBI-controles uitvoert bij gemeentebesturen, gemeenten, provincies, onderwijsinstellingen, banken, een begeleidingscentrum en twee natuurlijke personen. U bevestigde ook dat er in totaal 23 dossiers opgestart werden en dat er 12 afgehandeld werden zonder resultaat.
Op mijn vraag hoeveel aanslagen er reeds gevestigd en betwist werden, antwoordde u dat er momenteel nog geen aanslagen gevestigd zijn en er derhalve ook nog geen betwistingen zijn. Uw antwoord en het optreden van de BBI in deze dossiers, heeft mij op drie punten verbaasd en vind ik op drie punten problematisch. Enerzijds is er de waarheid of de werkelijkheid van de door u meegedeelde informatie, anderzijds is er de wettelijkheid van het optreden van de BBI en ten derde ook de opportuniteit van het optreden van de BBI.
Wat het eerste punt betreft, verbaast het antwoord ons. We hebben namelijk kennis van een aantal aanslagen en kennisgevingen die niet alleen dateren van voor de datum waarop ik een antwoord kreeg op mijn schriftelijke vraag, maar zelfs van voor de indieningsdatum van de vraag. Wanneer u dus stelt dat er nog geen aanslagen zijn gevestigd, kan ik alleen vaststellen dat deze informatie niet klopt. Ik ken u, uit de periode waarin ik met u gewerkt heb, als een integer en correct iemand. Ik kan daaruit dus enkel afleiden dat u door uw administratie verkeerd werd ingelicht, dat u dus verkeerde input hebt gekregen om de vraag te beantwoorden. U zult mij daarover straks wellicht meer informatie geven.
Wat het tweede punt betreft, verbazen de BBI-controles op zich ons ook, om twee redenen. De eerste heeft te maken met het feit dat de naheffing van de roerende voorheffing in deze dossiers volgens ons ten onrechte is en niet strookt met de wet. De naheffing van die roerende voorheffing in de rechtspersonenbelasting is verschuldigd sinds 1997 in zoverre er overeenkomstig de vigerende wettelijke en reglementaire bepalingen een roerende voorheffing verschuldigd is en de roerende inkomsten verkregen werden zonder enige inhouding of storting van roerende voorheffing.
Dat regime van 1997 wijzigde het systeem van 1993 en de restregering heeft in maart 2019 via een wetsvoorstel wel geprobeerd om terug te grijpen naar het systeem zoals het in 1993 bestond. Wij hebben ten tijde van dat wetsvoorstel, waar de restregering geen meerderheid voor had, die intentie om terug te grijpen naar het systeem van 1993 tegengehouden, omdat dit een aanzienlijke belastingverhoging zou hebben betekend voor heel wat lagere overheden die liquiditeiten beleggen in schatkistcertificaten of OLO's. Mede door aansturen van onze fractie werd uiteindelijk in het wetsvoorstel het ontwerpartikel 262 van het WIB geamendeerd om de tekst opnieuw te laten aansluiten bij de wettekst van 1997 en duidelijk tot uiting te brengen dat de verkrijger de roerende voorheffing slechts verschuldigd is op Belgische roerende inkomsten, in zoverre er overeenkomstig de vigerende wetgeving ten onrechte geen onroerende voorheffing werd ingehouden.
Het is voor ons heel duidelijk dat de BBI in dezen de wil van de wetgever uit 2019 genegeerd heeft en blijft negeren wanneer zij in dergelijke dossiers een navordering doet van die roerende voorheffing.
Het optreden van de BBI is niet alleen problematisch omwille van de wettelijkheid. Ik stel me namelijk ook vragen bij de opportuniteit van BBI-controles bij gemeenten, provincies, schoolbesturen, gemeenten, provincies, schoolbesturen, autonome gemeentebedrijven en ziekenhuizen. De BBI is opgericht om georganiseerde belastingontduiking te bestrijden.
Mij komt het voor dat de eerdergenoemde entiteiten niet opgericht worden met het oog op georganiseerde belastingontduiking. Als er fraude voorkomt, dan is dat uit hoofde van degenen die deze entiteiten besturen, maar niet om de entiteiten zelf op frauduleuze wijze te verrijken.
Hoeveel aanslagen en voor welke bedragen aan roerende voorheffing werden er tot 12 mei jongstleden, de datum waarop ik uw antwoord ontving, per gewestelijke directie van de BBI werkelijk gevestigd naar aanleiding van de X/N-controles bij de overheidssector? Hoeveel van deze aanslagen en welke bedragen zijn definitief gevestigd of worden betwist?
Waarom negeert de BBI de uitdrukkelijke wil van de wetgever in 1997 en 2019 dat de verkrijger van die inkomsten geen roerende voorheffing verschuldigd is?
Volgens welke criteria beantwoordt een controle van territoriale overheden, schoolbesturen, ziekenhuizen enzovoort aan georganiseerde belastingontduiking? Waarom kunnen de inspectiediensten van de algemene administratie fiscaliteit (AAF) dergelijke controles op het X/N-stelsel niet uitvoeren?
04.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Donné, de reden waarom de cijfers als antwoord op uw schriftelijke vraag niet konden worden meegedeeld, is dat ze nog niet waren opgenomen in de toepassing waarmee de BBI haar resultaten opvolgt. Dat veronderstelt een manuele handeling, waardoor er een vertraging op de rapportering zit. Dat is nu wel gebeurd en een gedetailleerde lijst van de inkohieringen tot 10 mei 2022 zal hierbij ter beschikking worden gesteld.
Het antwoord met betrekking tot het aantal betwistingen wijzigt niet op datum van 31 mei 2022. Bovendien kan worden meegedeeld dat het merendeel van deze taxaties met het akkoord van de belastingplichtige gevestigd is. Mijn administratie doet wat ze kan om vragen over cijfers tijdig te beantwoorden, maar ik vraag enig begrip voor de vertraging als gevolg van een noodzakelijke en complexe opzoekingsverrichting.
Wat uw overige vragen betreft, bevestig ik dat mijn administratie de wet toepast, overeenkomstig artikel 267 WIB '92, dat stelt dat de toekenning of de betaalbaarstelling van inkomsten, in geld of natura, de opeisbaarheid van de roerende voorheffing met zich meebrengt. In het kader van het X/N-vereffeningsstelsel wordt de Nationale Bank van België, als beheerder van het stelsel, aangeduid als schuldenaar van de roerende voorheffing.
Artikel 4 van het KB van 26 mei 1994 somt de categorie van personen op waarvoor, overeenkomstig artikel 16, eerste lid van de wet van 6 augustus 1993, wordt afgezien van de inning van de RV. Indien de verkrijger van inkomsten onderworpen is aan de rechtspersonenbelasting, dient evenwel rekening te worden gehouden met artikel 262 §1 WIB '92, op basis waarvan de belastingplichtige zelf kan worden aangeduid als schuldenaar van de RV.
De indirecte aanleiding voor de gevoerde controles is de internationale commotie naar aanleiding van de zogenaamde CumEx-Files en CumCum-Files en de bezorgdheid omtrent eventuele tekortkomingen in het controlesysteem op de roerende voorheffing. Zo is er ook gekeken naar het vereffeningstelsel dat werd ingevoerd betreffende transacties met bepaalde effecten van 6 augustus 1993. De BBI heeft zich niet beperkt tot de verplichting inzake RV, maar heeft ook de naleving van rapporteringverplichtingen en de consolidatie van de aangeleverde informatie nagezien. Daarbij is gebleken dat de wet niet altijd consequent wordt toegepast. In de toekomst wordt dit verder opgevolgd door de diensten van de AAF.
04.03 Joy Donné (N-VA): Mijnheer de minister, wat de vertraging van de rapportering betreft, zal ik u op uw woord geloven. Wat uw opmerking betreft dat er steeds het akkoord van de belastingplichtige is wanneer de aanslag wordt gevestigd, stel ik me de vraag wie er genoeg kennis heeft van die materie van de lokale besturen. Het is al zo technisch en moeilijk dat we er hier zelf niet helemaal aan uit kunnen en dat ieder bij zijn standpunt blijft. Laat staan dat een belastingplichtige daar aan uit zou kunnen, die dan ook nog eens de BBI aan de deur krijgt.
Ik heb al meermaals aangehaald dat men de positie van de fiscus, en zeker die van de BBI, niet mag onderschatten wanneer die aanklopt bij een gewone belastingplichtige die niets met georganiseerde fraude te maken heeft. U vindt dat steeds juridisch zeer wollig, maar de rechten van de belastingplichtige in het kader van een administratieve procedure zijn zeer belangrijk en onder de vlag van de bestrijding van de georganiseerde fraude kan niet alles worden goedgepraat.
'Met akkoord van de belastingplichtige' vind ik dus geen goed argument in deze.
U zei ook met betrekking tot die territoriale overheden, de lokale besturen, dat die CumEx-Files en CumCum-Files de indirecte aanleiding zijn. Ik vind dat geen afdoende verklaring waarom dergelijke belastingplichtigen niet gewoon door de Algemene Administratie van de Fiscaliteit kunnen bezocht en gecontroleerd worden en waarom de BBI daarop gezet moet worden. Volgens mij heeft de BBI voldoende ander werk of zou die voldoende andere activiteiten kunnen ontplooien die veel nuttiger zijn en veel meer zouden bijdragen aan het gevoel van fiscale rechtvaardigheid dan wat ze nu regelmatig doet.
De voorzitster: Ik heb een motie van aanbeveling ontvangen van de heer Loones en een eenvoudige motie van de heer Verherstraeten.
04.04 Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de voorzitster, ik heb het antwoord van de minister gehoord en ik denk dat we daarmee kunnen overgaan tot de orde van de dag. Ik houd er toch aan om naar aanleiding van deze interpellatie collega Donné te bedanken voor zijn parlementaire werkzaamheden en vooral voor zijn respectvol parlementair handelen, zowel naar de collega's van de meerderheid als naar anderen toe. Ik wens hem namens onze fractie het allerbeste toe in zijn nieuwe loopbaan.
04.05 Minister Vincent Van Peteghem: Ik wil die boodschap ook onderschrijven, maar hoop dat hij hier morgen toch nog aanwezig is om te stemmen.
04.06 Joy Donné (N-VA): Morgen ben ik er nog wel even, maar niet de hele dag. Ik heb een aantal dubbelboekingen.
Ik ben heel slecht in afscheid nemen, maar
het was voor mij ook een hele eer om in deze commissie te mogen zetelen. De
commissie voor Financiën is toch wel de plaats waar het gebeurt. Ik heb goed
kunnen samenwerken met u allemaal. Het was vaak frustrerend, dat weet de
minister ook. Aan deze kant is het soms iets frustrerender dan aan uw kant,
maar ik houd toch goede herinneringen over aan de samenwerking. Maar het is
nooit een definitief afscheid. On ne sait jamais.
De voorzitster: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Sander Loones en luidt als volgt:
"De
Kamer,
gehoord
de interpellatie van de heer Joy Donné
en het
antwoord van de vice-eersteminister en minister van
Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding,
- gelet
op artikel 101 van de Grondwet waardoor de minister verantwoordelijk is
tegenover de Kamer van volksvertegenwoordigers;
- gelet
op de politieke controle die de Kamer uitoefent, veronderstelt dat de leden
informatie kunnen krijgen over alle aspecten van het regeringsbeleid en de
werking van het bestuur;
- gelet
op artikel 262 WlB92, zoals gewijzigd bij artikel 17 de wet van
28 april 2019 houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging
van artikel 1, § 1ter, van de wet van 5 april 1955
en het advies nr. 64.323/2-3 van 4 januari 2019 van de Raad van
State;
- gelet
op de missie van de BBI om de georganiseerde belastingontduiking te bestrijden;
vraagt de
regering
- uw
administratie in de hand te nemen teneinde de leden van de Kamer juist te
informeren;
- de
inkomsten in het X/N-stelsel van de entiteit die deel uitmaken van de sector
overheid in het ESR 2010 vrij te stellen van de roerende voorheffing zoals
de wetgever in 1997 en 2019 beoogde;
- de BBI controles te laten uitvoeren die beantwoorden aan de criteria van georganiseerde belastingontduiking."
Une motion de recommandation a été déposée par M. Sander Loones et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Joy Donné
et la réponse du vice-premier ministre et ministre des Finances, chargé de la Coordination de la lutte contre la fraude,
- vu l'article 101 de la Constitution qui dispose que le ministre est responsable devant la Chambre des représentants;
- vu le contrôle politique qu'exerce la Chambre, qui implique que les membres peuvent obtenir des informations sur tous les aspects de la politique du gouvernement et sur le fonctionnement de l'administration;
- vu l'article 262 du CIR92, tel que modifié par l'article 17 de la loi du 28 avril 2019 portant des dispositions fiscales diverses et modifiant l'article 1er, § 1ter de la loi du 5 avril 1955 et l'avis n° 64 323/2-3 du 4 janvier 2009 rendu par le Conseil d'État;
- vu la mission de l'ISI, qui consiste à lutter contre la fraude fiscale organisée;
demande au ministre
- d’interpeller son administration afin de veiller à ce que les membres de la Chambre soient informés correctement;
- d'exonérer du précompte mobilier les revenus dans le système X/N de l'entité faisant partie du secteur des administrations publiques du SEC 2010, tel qu’envisagé par le législateur en 1997 et 2019;
- de veiller à ce que l'ISI effectue des contrôles qui répondent aux critères de la fraude fiscale organisée."
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Servais Verherstraeten.
Une motion pure et simple a été déposée par
M. Servais Verherstraeten.
Over de motie zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur la motion aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
05 Question de Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'engagement du ministre à revoir la loi sanctionnant fiscalement des allocataires" (55027559C)
05 Vraag van Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De belofte van de minister om de wet die uitkeringstrekkers een fiscale sanctie oplegt, te hervormen" (55027559C)
05.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, j'avais soulevé un lièvre lors de la discussion de ce qui est devenu la loi du 17 mars 2022. Vous présentiez cette loi comme étant favorable aux allocataires dans le cadre de la taxation des allocations de chômage sauf qu'une partie des allocataires qui n'étaient pas imposables le devenaient à partir de l'exercice 2023.
Vous vous étiez finalement engagé à corriger cet effet pervers. Un projet de loi nous a été soumis en commission et va arriver en plénière. Mais la correction ne vaut que pour l'exercice 2024 puisque, à partir de l'exercice 2024, la déduction complémentaire va diminuer de 20 % chaque année. Donc, cinq ans plus tard, on se retrouvera à la situation qu'il fallait corriger.
Monsieur le ministre, vous avez tenu votre engagement seulement pour une année. J'estime donc qu'il y a un problème. Vous justifiez cette non-correction par le fait qu'il faut supprimer des discriminations. Finalement, au nom de la suppression de discriminations, vous faites un nivellement par le bas: tout le monde va payer de l'impôt, même ceux qui n'en payaient pas précédemment.
Je trouve cela incompréhensible d'abord d'agir de la sorte et ensuite qu'un contribuable, quel que soit son type de revenu, soit soumis à de l'impôt à partir d'un revenu brut de 16 000 euros par an, ce qui revient à un revenu brut de 1 340 euros par mois. Comment justifiez-vous qu'on commence à payer de l'impôt avec un tel revenu mensuel? Pour moi, c'est incompréhensible.
05.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Van Hees, vous avez déjà soulevé la question. Voici donc ma réponse. Lors de la discussion de projet de dispositions fiscales diverses lors de la réunion de commission du mercredi 15 juin, vous avez pu prendre note de la réponse.
05.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Effectivement, votre réponse était fort brève. Elle donne une réponse à la procédure. Voilà comment vous avez répondu à mon objection sur la loi du 17 mars 2022! Mais vous n'avez donné aucune réponse quant au fond. Le fond concerne le fait qu'au nom d'une discrimination, vous rendiez imposables les allocations de revenus de 1 340 euros bruts par mois. Excusez-moi mais, qui peut comprendre cela? Demandez à n'importe qui, c'est incompréhensible qu'avec un montant brut déjà insuffisant pour vivre, il faille payer de l'impôt! Vous n'y répondez pas! C'est vraiment cela le problème, monsieur le ministre. J'y reviendrai non seulement en séance plénière jeudi prochain, mais encore très souvent, car ce pays a un gros problème au niveau de sa fiscalité.
L'incident est clos.
06 Vraag van Joy Donné aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De indieningstermijn voor het aanvragen van de nieuwe expatregeling" (55027606C)
06 Question de Joy Donné à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le délai de dépôt des demandes dans le cadre du nouveau régime pour les expatriés" (55027606C)
06.01 Joy Donné (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, u hebt mijn vraag ondertussen beantwoord in het kader van de bespreking van het wetsontwerp diverse fiscale bepalingen. Dus kan mijn vraag voor mij als beantwoord worden beschouwd. Voor mij is het niet nodig dat u nog op mijn vraag antwoordt.
06.02 Minister Vincent Van Peteghem: (…)
De voorzitster: De minister gaat ermee akkoord.
L'incident est clos.
07 Vraag van Joy Donné aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De uitholling van de rechtsbescherming door de Antigoonleer" (55027608C)
07 Question de Joy Donné à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'érosion de la protection juridique par la doctrine Antigone" (55027608C)
07.01 Joy Donné (N-VA): Mijnheer de minister, het Hof van Cassatie heeft op 21 april 2022 duidelijk gemaakt dat de Antigoonleer de rechtsbescherming van burgers steeds verder uitholt. De BBI had in het voorliggend geval wel een machtiging gevraagd aan de politierechter, maar die laatste had blijkbaar nagelaten zijn machtiging wettig te motiveren.
Wij moeten vaststellen dat de politierechter niet de meest aangewezen magistraat is om een machtiging tot visitatie van een woning door de belastinginspectie op zich te nemen. De onderzoeksrechter is, onder meer gezien zijn ervaring als onderzoekmagistraat, meer beslagen indien het erop aankomt een afweging te maken tussen de grondwettelijk beschermde rechten, waaronder de bescherming van de woning, en de noodzaak van de administratie om haar controletaken uit te voeren.
Die vaststelling werd reeds gedaan in 2008 naar aanleiding van de invoering van het Sociaal Strafwetboek. De machtiging door de politierechter werd vervangen door een machtiging van een onderzoeksrechter. In 2013 werd om dezelfde reden de onderzoeksrechter bevoegd om machtiging te verlenen voor een visitatie van een woning door de Economische Inspectie.
De fiscus moet zich nog steeds tot de politierechter wenden om een woonst te betreden, terwijl het cassatiearrest nogmaals bevestigt dat hij daartoe niet de meest geschikte rechter is. De woning zou beter moeten worden beschermd tegen het optreden van de belastinginspectie op basis van een onwettig gemotiveerde machtiging van een politierechter.
Ik heb hierover de volgende vragen.
Dient de bescherming van de woonst en dus het privéleven niet ernstiger te worden genomen, zeker in geval van een onwettige of onregelmatige wijze van optreden door de belastinginspectie?
Dient een schending van een woning door de belastinginspectie op basis van een onwettig gemotiveerde machtiging niet op dezelfde wijze te worden gesanctioneerd als een betreding zonder machtiging? Wat is immers het verschil tussen geen of een blanco machtiging?
Bemoeilijkt het verlenen van een visitatie van een woning door een verschillend bevoegde rechter de samenwerking tussen de fiscale, sociale en economische inspecties?
Hoe staat u tegenover het feit dat de belastinginspectie zich tot de onderzoeksrechter in plaats van de politierechter zou moeten wenden voor de visitatie van een woning?
07.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Donné, ten aanzien van het arrest waarnaar u verwijst, heeft de belastinginspectie de wettelijk voorziene procedure gevolgd en een machtiging gevraagd en verkregen op basis van duidelijke en concrete informatie inzake mogelijk zware onregelmatigheden of fraude. De betrokkenen werden bovendien ook strafrechtelijk veroordeeld voor de feiten die aan het licht kwamen in dit dossier.
Elke overheidsinmenging in het recht op de eerbiediging van het privéleven en de woning moet worden voorgeschreven in een voldoende precieze wettelijke bepaling, moet aan een dwingende maatschappelijke behoefte beantwoorden, en evenredig zijn met de nagestreefde wettige doelstelling. Dat is het geval voor een huisvisitatie, daar de wet voorziet in een dubbele gerechtelijke controle, voorafgaand door de politierechter, en achteraf door de fiscale rechter.
Er bestaat een verschil tussen een gebrek aan machtiging, wat hier niet het geval was, en een machtiging die niet afdoend gemotiveerd werd. Overeenkomstig het vermelde arrest van Cassatie moet het gebruik door de administratie van onrechtmatig verkregen bewijs worden getoetst aan de beginselen van behoorlijk bestuur en het recht op een eerlijk proces.
Behoudens wanneer de wetgever ter zake in bijzondere sanctiemaatregelen voorziet, kan het gebruik van onrechtmatig gekregen bewijs in fiscale zaken slechts worden geweerd indien de bewijsmiddelen verkregen zijn op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat dit gebruik in alle omstandigheden als ontoelaatbaar moet worden geacht, of indien dit gebruik het recht van de belastingplichtige op een eerlijk proces in het gedrang brengt.
Zoals gezegd, is het de fiscale rechter die het belang moet afwegen. De rechter kan bij die afweging onder meer rekening houden met één of meer van volgende omstandigheden: het zuiver formele karakter van de onregelmatigheid; de beperkte weerslag ervan op het recht of de vrijheid die door de overtreden norm worden beschermd; het niet-opzettelijke karakter van de betrokken onrechtmatigheid; en de omstandigheid dat de ernst van de inbreuk zwaarder doorweegt dan de begane onrechtmatigheid.
Een overdracht van de machtigingsbevoegdheid van een politierechter naar een onderzoeksrechter zou verkeerdelijk de indruk kunnen wekken dat een fiscale controle het karakter zou hebben van een gerechtelijk onderzoek. Gelet op de louter administratieve onderzoeks- en controlebevoegdheden van mijn administratie lijkt de allocatie van de machtigingsbevoegdheid bij de politierechter weloverwogen, temeer daar de politierechter nog andere bevoegdheden in de administratieve sfeer heeft.
Daarenboven is de politierechter niet alleen bevoegd in fiscale zaken betreffende toelating tot visitaties in de huizen, erven en panden van particulieren, die bevoegdheid komt namelijk ook aan de politierechter toe inzake onder meer ruimtelijke ordening en het vergunningsrecht. Mogelijk komt het de beoordeling van een dergelijke machtigingsaanvraag niet ten goede indien die bevoegdheid thans zo zou worden gefragmenteerd.
Uw verwijzing en vergelijking met de strijd tegen de sociale fraude, waarin er een directe samenwerking bestaat tussen het openbaar ministerie en de Sociale Inspectie, doet vermoeden dat u dit als een voorbeeld vooropstelt voor de strijd tegen de fiscale fraude. Dit vergt natuurlijk een bredere analyse en bespreking.
07.03 Joy Donné (N-VA): Mijnheer de minister, ik blijf er toch wel van overtuigd dat een onderzoeksrechter de meer aangewezen rechter is om die afweging te maken tussen grondwettelijk beschermde rechten. De Fiscale, Sociale en Economische Inspectie moeten nu een beroep doen op verschillende rechters. In onze opvatting moet dat allemaal terechtkomen bij de onderzoeksrechter, die het meest garant staat voor de juiste en accurate afweging van die verschillende grondwettelijk beschermde rechten. Wij verschillen daar dus wel van mening.
L'incident est clos.
08 Vraag van Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De controle op de wapendoorvoer" (55027653C)
08 Question de Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le contrôle du transit d'armes" (55027653C)
08.01 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, eerder dit jaar stelde ik u enkele vragen over de controle op de wapendoorvoer in België. Een van de uitdagingen betreft de samenwerking tussen de regionale vergunningsdiensten en de douane. U antwoordde mij dat er nood is aan een betere, geformaliseerde samenwerking tussen de betrokken diensten. Om die tot stand te brengen, werd in het verleden een werkgroep opgericht, maar de meest recente vergadering vond plaats in 2017 en kreeg geen opvolging.
De wetgeving wat de wapendoorvoer betreft, is verschillend per Gewest. Dat bemoeilijkt de controle door de douane, maar mag geen excuus zijn voor een gebrekkige controle. Nu veel Europese landen wapens hebben gestuurd naar Oekraïne, is het risico van illegale wapenhandel op het Europese grondgebied toegenomen. Het is een zeer belangrijke incentive om de eigen controlecapaciteit te verbeteren.
Denkt u dat de Gewesten de wetgeving op de wapendoorvoer zouden moeten harmoniseren om tot een gedragen oplossing te komen? Kan het federale niveau hierin een coördinerende rol spelen? Hebben hierover reeds gesprekken plaatsgevonden?
De focus op strategische goederen is een van de prioriteiten in de strategische beleidsdomeinen van de Algemene Administratie. U liet dan ook weten dat de douaneadministratie zal inzetten op een formele samenwerking met de exportcontrolediensten. Zijn hiervoor vandaag reeds concrete stappen gezet?
De recentste formele samenwerking dateert van 2017. Naar aanleiding van de bijeenkomst van de werkgroep zouden de bevoegde gewestelijke autoriteiten een gezamenlijk initiatief ontwikkelen ten opzichte van het federale niveau om dat politiek te beslechten. U zei in januari dat u niet wist welke opvolging daaraan was gegeven. Hebt u vandaag meer inzicht in wat er toen is misgegaan? Hoe zult u verzekeren dat de nieuwe formele samenwerking wel tot resultaten zal leiden?
Oorlog doet de wapenhandel toenemen, zowel legaal als illegaal. Ditmaal zal dat het geval zijn op Europees grondgebied. Welke bijkomende inspanningen levert de douane vandaag gezien de veranderde veiligheidssituatie?
08.02 Minister Vincent Van Peteghem: Sinds de regionalisering van de wapenwet van 5 augustus 1991 staan de drie Gewesten elk op zich in voor de uitwerking van een wettelijk kader aangaande de in-, uit- en doorvoer van militaire goederen. In die wetgeving hebben de Gewesten eigen accenten uitgewerkt, zoals op het vlak van vergunningsvereisten bij doorvoer zonder overlading. Het uniformiseren van de vergunningsvereisten bij doorvoer zonder overlading zou de controle door de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen (AADA) op die bewegingen niet gemakkelijker maken. Zendingen in doorvoer zonder overlading zijn niet wettelijk verplicht aan te melden bij de douanediensten, waardoor controle hierop bijzonder moeilijk is. De douanediensten blijven voor controle op die zendingen dus afhankelijk van de aansturing van de betrokken bevoegde autoriteiten.
Ik ben niet op de hoogte van eventuele gesprekken die al zouden hebben plaatsgevonden over een harmonisering van de gewestelijke wetgeving. Recent zijn de eerste stappen ondernomen om de samenwerking op het vlak van doorvoercontrole tussen de AADA en de dienst Controle Strategische Goederen van de Vlaamse overheid in een protocol vast te leggen en op ambtelijk niveau te valideren.
De AADA heeft ten slotte geen zicht op zogenaamde intracommunautaire bewegingen van goederen tussen de lidstaten, aangezien hiervoor geen douaneformaliteiten gelden, en focust een groot deel van haar capaciteit op de controles op extracommunautaire bewegingen. De controle op strategische goederen maakt hier een onderdeel van uit en geeft uitvoering aan de recente mondiale ontwikkelingen. Door de huidige situatie is er een uitgebreide directe samenwerking met de bevoegde autoriteiten in specifieke dossiers.
08.03 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): U blijft ietwat vaag in uw antwoord. De problematiek is immers al eerder besproken. Toen bleek toch dat de samenwerking tussen de douane en de diensten voor vergunning, waarvoor de Gewesten bevoegd zijn, moeizaam verloopt. Door de oorlog vandaag is de problematiek plots wel urgenter en belangrijker geworden. Dat feit biedt natuurlijk de gelegenheid om het thema op de agenda te zetten en om er prioritaire aandacht voor te krijgen, ook bij de Gewesten. Hopelijk zal dat alsnog gebeuren, worden de procedures hierrond onder de loep genomen en gaat er voldoende aandacht naar de problematiek.
L'incident est clos.
09 Vraag van Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De vraag van de non-profitsector voor een hogere kilometervergoeding bij gebruik van de eigen wagen" (55027716C)
09 Question de Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La demande du secteur non marchand d'indexer l'indemnité kilométrique pour voiture personnelle" (55027716C)
09.01 Wouter Vermeersch (VB): Ongeveer 450 werknemers van de non-profitsector zijn begin
mei samengekomen om te betogen aan het Brusselse Albertinaplein, aan de
Kunstberg. Dat meldt de politie van de zone Brussel-Elsene. Met de actie wil de
sector duidelijk maken dat het voor hen onmogelijk is geworden om hun werk uit
te voeren door de hoge kosten die vasthangen aan het gebruik van een
privéwagen. Volgens de manifestanten volstaat de kilometervergoeding dus niet
meer om de kosten te dekken.
Een delegatie van de manifestanten sprak
met de minister van Economie en Werk, maar ook met vertegenwoordigers van de
premier en de minister van Financiën.
Wat kan de minister van Financiën
betekenen in dit dossier?
Het bedrag van de forfaitaire
kilometervergoeding voor dienstverplaatsingen van overheidspersoneel (dat in de
privésector als referentie geldt) is voor de periode van 1 juli 2021 tot 30
juni 2022 vastgesteld op 0,3707 euro per kilometer (omzendbrief nr. 695). Dit
bedrag wordt jaarlijks herzien via een omzendbrief die in het Belgisch
Staatsblad verschijnt.
Zijn de minister van Financiën en de
regering gewonnen om het bedrag vroeger te herzien gezien de uitzonderlijk
sterke stijgingen van de prijs aan de pomp?
09.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vermeersch, leden van mijn beleidscel hebben inderdaad deelgenomen aan de bespreking met de non-profitsector naar aanleiding van de manifestatie van begin mei.
In die zin was de aanwezigheid van mijn beleidscel eerder technisch en ondersteunend. Ik ben mij immers bewust van de gevolgen die de internationale crisis op verschillende domeinen heeft. Daarom heeft mijn beleidscel na dit overleg meegewerkt aan de hervorming van de kilometervergoeding zoals die werd uitgewerkt door de beleidscel van collega De Sutter.
09.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
L'incident est clos.
10 Vraag van Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De uitwisseling van financiële gegevens met Turkije" (55027728C)
10 Question de Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'échange de données financières avec la Turquie" (55027728C)
10.01 Wouter Vermeersch (VB): In het kader van de Common Reporting Standard (CRS) heeft Turkije aan de FOD Financiën financiële inlichtingen over het jaar 2019 meegedeeld. De inlichtingen hebben betrekking op de rekeningen van Belgische ingezetenen die bij Turkse financiële instellingen worden gehouden of gecontroleerd. De Belgische administratie beschikt nu dus over de namen van de rekeninghouders, de saldi en de inkomsten, zoals renten, dividenden en meerwaarden, alsook over betalingen in het kader van levens- en kapitaalsverzekeringen en pensioencontracten. De fiscus heeft de houders van de rekeningen een vraag om inlichtingen toegezonden, het document 332. Daarin wordt ook gevraagd of zij onroerend goed bezitten in Turkije.
Mijnheer de minister, aangezien u tot nu toe weigerde te antwoorden op mijn vragen, doe ik een nieuwe poging. In uw antwoord op mijn parlementaire vraag nr. 954 van 22 maart 2022 weigerde u als minister om algemene informatie te verstrekken over de uitwisseling van financiële gegevens.
Hoeveel Belgische inwoners hadden in 2019 een bankrekening in Turkije? In een parlementaire democratie zou zo'n algemene vraag moeten kunnen worden beantwoord.
Hoeveel bankrekeningen hadden die personen in 2019 in Turkije?
Hoeveel bankrekeningen werden spontaan aangegeven door de houders van de rekeningen, voordat de vraag om inlichtingen werd verstuurd?
Wat zijn de sancties voor het niet opgeven van bankrekeningen in Turkije in 2019? In welke boetes en belastingverhogingen voorziet uw administratie?
Hoeveel onroerende goederen werden door de houders van die rekeningen aangegeven na het verzenden van het verzoek om inlichtingen?
Zal de FOD Financiën gegevens over die onroerende goederen aan de gewestelijke administraties bezorgen, zodat die kunnen nagaan of de betrokkenen van een sociale woning genieten?
10.02 Minister Vincent Van Peteghem: In het kader van de CRS-uitwisselingen heeft Turkije aan de FOD Financiën inderdaad financiële inlichtingen betreffende het jaar 2019 meegedeeld. De inlichtingen die mijn administratie uit het buitenland krijgt naar aanleiding van de internationale uitwisseling van inlichtingen, samen met de statische informatie hierover, zijn onderworpen aan wettelijke bepalingen inzake vertrouwelijkheid en gegevensbeveiliging. Om die reden kan de gevraagde informatie met betrekking tot de uitwisseling van inlichtingen niet publiek gecommuniceerd worden.
Het niet vermelden in de aangifte van het bestaan van een buitenlandse rekening is inderdaad een overtreding. Er kan hiervoor bijgevolg een boete worden opgelegd. Indien blijkt dat het niet vermelden van het bestaan van een buitenlandse rekening gepaard gaat met de onterechte niet-aangifte van roerende inkomsten, zal de administratie in principe een belastingverhoging toepassen op de belasting verschuldigd op de niet aangegeven inkomsten.
Zowel voor het bedrag van de boete als het percentage van die verhoging worden de respectievelijke regels toegepast die vastgelegd zijn bij het koninklijk besluit. Op die manier wordt de informatie opgenomen in de aangifte van de betrokken belastingplichtige die de gemachtigde diensten zullen kunnen raadplegen.
Voor het overige beschikt mijn administratie niet over de gegevens om andere vragen te beantwoorden.
10.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik kan u moeilijk bedanken voor uw antwoord, want mijn eenvoudige vraag, namelijk hoeveel Belgische inwoners in 2019 een bankrekening hadden in Turkije, hebt u niet beantwoord. Daarmee wordt de privacy van de betrokkenen niet geschonden. Het betreft een algemene vraag naar een cijfer en het is dus onaanvaardbaar dat zo'n vraag dan niet wordt beantwoord. Dat is een parlement onwaardig.
Het is frustrerend om in een parlement zitting te hebben als gewone algemene vragen al niet kunnen worden beantwoord. Ik betreur het dus ten stelligste, mijnheer de minister, dat u noch schriftelijk, noch mondeling het publiek de algemene gegevens verstrekt. Parlementsleden hebben de taak de regering te controleren en algemene beleidsvragen te stellen.
Het incident is gesloten.
De voorzitster: De heer Donné is afwezig.
- Joy Donné aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Fiscale rechtsbescherming" (55027737C)
- Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De langere onderzoekstermijnen voor de fiscus" (55028741C)
- Joy Donné à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La protection juridique en matière fiscale" (55027737C)
- Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La prolongation des délais d'investigation du fisc" (55028741C)
11.01 Wouter Vermeersch (VB): Op radiozender Bel RTL haalde de MR-voorzitter uit naar de fiscale plannen van de minister van Financiën. Volgens de MR-voorzitter heeft "een bankovervaller in België meer rechten dan een belastingbetaler." Dat de administratie ook gebruik kan maken van onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal, betekent voor de MR-voorzitter "dat de fiscus een nieuwe Stasi wordt". Ik citeer hem nog een laatste keer: "Wij zijn bezig kleine zelfstandigen en kmo's af te knallen, terwijl tegelijkertijd grote internationale belastingontduiking aan alles ontsnapt."
Ten eerste, zakenkranten De Tijd en L'Echo berichtten eerder al dat de verjaringstermijn van bepaalde fiscale dossiers wordt uitgebreid van drie naar tien jaar. Kan de minister van Financiën dat bevestigen? Wanneer zal het wetsontwerp worden voorgelegd aan het Parlement?
Ten tweede, in een beknopte reactie liet het kabinet van de minister reeds weten dat alle regeringspartijen de fiscale plannen van de minister van Financiën hebben goedgekeurd, maar na de MR verzet nu ook de Open Vld zich tegen deze fiscale plannen. Wat is het nu? Was er wel of niet een akkoord binnen de regering?
Ten derde, het wetsontwerp van de minister van Financiën zou verder gaan dan de afspraken in april, zeggen de liberalen. Klopt dat? Gaat het wetsontwerp effectief verder?
Ten vierde, de MR stelt voor om een einde te maken aan de Antigoonrechtspraak op fiscaal gebied. Wat is het standpunt van de minister van Financiën? Acht de minister het wenselijk om wettelijk een einde te stellen aan die Antigoonrechtspraak?
11.02 Minister Vincent Van Peteghem: Een wetsontwerp dat uitvoering geeft aan de beslissingen van het ministerieel comité wordt momenteel besproken in de regering. Het voorziet inderdaad in een onderzoeks- en aanslagtermijn van maximum tien jaar in sommige gevallen. Aangezien de besprekingen nog volop aan de gang zijn, zult u begrijpen dat ik momenteel niet kan preciseren wanneer precies het ontwerp aan het Parlement zal worden voorgelegd. De beslissing voorziet dat een begrip nog verder bepaald moet worden in de werkgroep. Logischerwijze is een ontwerp van definitie overeenkomstig die beslissing voor bespreking voorgelegd aan de werkgroep waarbinnen de technische bespreking is voortgezet.
Antigoonrechtspraak bestaat niet enkel in fiscaal recht, maar ook in verschillende andere rechtstakken en houdt eigenlijk een soort van proportionaliteitstoets in, om het materieel fiscaal recht niet door formalisme te laten overheersen. Er worden uiteraard ook criteria gehandhaafd bij de beoordeling of onrechtmatig verkregen bewijs mag worden aangewend. Men denke daarbij aan het zuiver formele karakter van een onregelmatigheid, of het niet opzettelijke karakter, de ernst van de inbreuk en de weerslag van de onrechtmatigheid op het recht waardoor de norm wordt beschermd.
De Antigoondoctrine is met andere woorden een nuttige toetssteen in een fiscale procedure om tot een rechtvaardig en evenredig resultaat te komen.
Aangezien deze rechtspraak bovendien het voorwerp heeft uitgemaakt van een omzetting in de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, lijkt het op dit ogenblik niet opportuun een einde te maken aan die rechtspraak in fiscale zaken, vooral omdat dat alleen van toepassing zou zijn op het zuiver administratieve luik maar niet op het strafrechtelijke luik, wat het invoeren van een discriminatie zou inhouden.
Door die afwijking in te voeren, zou een discriminatie worden gerealiseerd die niet opportuun is, behalve indien men de strijd tegen de fiscale fraude wenst te verzwakken.
Ik heb ook nog het antwoord op de vraag van de heer Donné.
Mijnheer Donné, in antwoord op uw vraag verwijs ik ter aanvulling naar de besprekingen tijdens de gedachtewisseling betreffende Panama en andere aanbevelingen van 24 mei 2022.
Voor het horizontaal toezicht maken op dit ogenblik acht groepen ondernemingen deel uit van het Co-operative Tax Compliance Programme, waarvan één groep het gentlemen's agreement heeft ondertekend en volwaardig lid is.
Eind 2021-begin 2022 is een enquête uitgevoerd die peilde naar de kennis, de indruk, de meningen, ervaringen en verwachtingen inzake het Co-operative Tax Compliance Programme. De respondenten hebben op de verschillende vragen een positief beeld van het CTCP. Alle scores per categorie overschrijden de neutrale waarde van vier op een schaal van één tot zeven. Vertrouwen, samenwerking en transparantie zijn de associaties die de respondenten maken. Zij stellen ook dat het een intensief proces betreft, dat veel tijd vraagt.
Mijn administratie blijft inzetten op de communicatie over het CTCP, zowel intern en extern, alsook op het verhogen van de efficiëntie en de effectiviteit daarvan.
Binnen de Algemene Administratie van de Fiscaliteit behandelt de Cel Interne Inspectie zowel interne als externe klachten met mogelijke deontologische inbreuken. Daaronder vallen mogelijks ongeoorloofde controlepraktijken, waarnaar u verwijst. Deze cel is een onafhankelijke dienst, die rechtstreeks onder de administrateur-generaal ressorteert en aan hem rapporteert.
Het onderzoek door de Cel Interne Inspectie is een administratief verslag à charge en à décharge. Na de afsluiting van het onderzoek wordt het verslag overgezonden aan de tuchtoverheid, die oordeelt over een passend gevolg en sancties. Een dergelijk onderzoek kan uitmonden in zowel tucht- als strafrechtelijke gevolgen.
Voor 2021 heeft de Cel Interne Inspectie 75 externe klachten behandeld, waarvan slechts enkele betrekking hadden op klachten over vermoedelijke integriteitschendingen tijdens de controleopdrachten.
11.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, u gaat niet in op mijn nochtans duidelijke vraag of er nu al dan niet een akkoord binnen de regering was en verwijst naar technische werkgroepen die alles nog moeten uitwerken. Ik begrijp dus dat een en ander binnen de regering nog zal worden herbekeken en dat de soep minder heet zal worden gegeten dan zij werd opgediend.
In de teksten van het fraudeplan die een aantal van uw coalitiepartners in handen kreeg, stond te lezen dat het begrip complexe aangifte nog moest worden gedefinieerd, maar dat het vooral zou gaan over grensoverschrijdende activiteiten. Men dient niet noodzakelijk een complexe aangifte in omdat men internationale activiteiten heeft. Zelf ben ik internationaal actief geweest met een onderneming. Als ik vandaag fiscale vragen over tien jaar geleden zou krijgen, zou ik het ook even bijzonder moeilijk vinden om die allemaal tot in de puntjes te beantwoorden. Zeker als men internationaal actief is met verschillende partners en ondernemingen wereldwijd verspreid, is het bijzonder moeilijk om aan de nodige gegevens te komen na een heel lange termijn, wat tien jaar toch wel is.
Ook wij staan dus zeker en vast niet te springen voor de langere onderzoekstermijnen. Gelet op de rechten van de verdediging moet het voor een ondernemer immers ook nog mogelijk zijn om de nodige informatie op een gedegen manier te kunnen verzamelen en zich te kunnen verantwoorden bij de fiscus in verband met deze of gene vraag die zou worden gesteld. Ik kan dus wel in de kritiek van onder andere de liberalen komen. Een ander probleem is inderdaad dat de echte, grote fraudeurs nog al te vaak ontsnappen. Dat zien wij ook in het Parlement met de verschillende soorten files over belastingparadijzen die hier al gepasseerd zijn. Ik dank u voor uw antwoord. Wij volgen de zaak verder op.
L'incident est clos.
- Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De fiscale hervorming" (55027795C)
- Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De belastinghervorming en de rijkentaks" (55027862C)
- Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La réforme fiscale" (55027795C)
- Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La réforme fiscale et la taxe des millionnaires" (55027862C)
12.01 Wouter Vermeersch (VB): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.
La Libre pakte
recent uit met een advies van de Hoge Raad van Financiën, waarin de contouren
worden geschetst van de zogenaamde 'brede fiscale hervorming' die de regering
voor ogen heeft. Er is sprake van het afschaffen van maaltijd- en ecocheques,
het schrappen van het fiscaal voordeel voor pensioensparen, het afvoeren van de
lagere inkomstenbelasting voor gehuwden, het zwaarder belasten van
huurinkomsten, het stopzetten van de gunstregeling voor tankkaarten en het
verder verhogen van de BTW van 21% naar 22%.
Verschillende
fracties, waaronder Vlaams Belang, overvroegen de minister van Financiën
tijdens het vragenuurtje over de fiscale hervorming. De
minister antwoordde: 'Les analyses préparatoires sont toujours en cours.
J'attends encore l'avis du coordinateur, celui du Conseil supérieur des
Finances ainsi que celui de mon administration, à qui j'ai demandé
de préciser et d'approfondir techniquement certaines pistes.'
1. Op 19
januari 2022 schoof de minister op mijn mondelinge vraag over "De fiscale
big bang" (55023186C) een andere timing naar voor: 'Mijn administratie
laat mij weten dat de coördinator van de fiscale hervorming begin 2022 een
eerste rapport zal opleveren. Ik ga ervan uit dat dat verslag er tijdens dit
eerste kwartaal van 2022 nog komt'.
Wanneer mag het
parlement nu (a) het rapport van de coördinator Delanote, (b) het tweede
rapport van de Hoge Raad voor Financiën, (c) het advies van de administratie
Financiën en (d) de blauwdruk zelf verwachten?
2. Kan de
minister een concreet engagement geven om nog tijdens deze legislatuur te
landen met de fiscale hervorming? Zo niet, waarom niet?
3.
Regeringspartij MR verklaarde tijdens datzelfde vragenuurtje: 'Plus encore que
d'un tax shift, nous avons besoin d'un tax down'. Moet de fiscale hervorming
uiteindelijk aanleiding geven tot een belastingverhoging, een
belastingverschuiving of een belastingverlaging?
4. Voormalig
CD&V-voorzitter Joachim Coens pleitte in de krant De Zondag voor een nieuwe
belastingverschuiving 'naar de grootste vermogens'. In het politieke opbod
richting 1 mei pleitten verschillende regeringspartijen voor een 'rijkentaks'.
Is een 'rijkentaks' één van de maatregelen die concreet op tafel ligt van de
fiscale hervorming?
5. Fiscale
maatregelen gericht op 'de grootste vermogens' dreigen vaak terecht te komen
bij de middenklasse. Hoe wil de minister van Financiën vermijden dat de
belastingdruk op de hardwerkende middenklasse nog verder stijgt?
12.02 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, vous avez répondu en séance plénière de la Chambre le 12 mai dernier aux questions des députés sur les fuites du document élaboré par le président du Conseil supérieur des Finances concernant la réforme fiscale inscrite dans l'accord de gouvernement. Je dirais plutôt "dont la préparation est inscrite dans l'accord de gouvernement".
Le problème, c'est que vos réponses suscitent davantage de questions qu'elles n'apportent de réponse aux interrogations. D'abord sur la méthode. Outre le calendrier, une récente déclaration du vice-premier ministre écologiste Georges Gilkinet a rejoint celle des dirigeants du PS mettant en doute la réalisation de la réforme fiscale sous cette législature. Selon eux, l'accord de gouvernement n'évoque que la préparation de la réforme fiscale et non de sa réalisation proprement dite.
Ensuite, sur le contenu. En effet, vous vous êtes distancié du document mis en cause, mais sans récuser aucune de ses pistes. Dans votre réponse en séance plénière, mis à part une déclaration vague sur une réforme équilibrée et équitable, vous mentionnez une seule piste, à savoir la hausse du revenu net pour les personnes qui travaillent. Rappelons pourtant que c'était également le leitmotiv du gouvernement Michel et que cela avait débouché sur un tax shift particulièrement antisocial! Rappelons également qu'un CEO qui travaille pour cinq millions d'euros par an ou une aide ménagère qui travaille pour deux fois rien, ce n'est pas pareil.
Allez-vous déposer votre projet de réforme fiscale en juin, juillet au plus tard, comme vous l'avez déclaré au journal Le Soir? Je vous rappelle qu'on est aujourd'hui le 28 juin.
S'agira-t-il d'un vrai projet abouti de réforme fiscale ou juste de quelques pistes vagues?
Votre attention au revenu net des personnes qui travaillent signifie-t-elle que les pensionnés, qui contribuent pour un quart aux recettes de l'impôt des personnes physiques, seront à nouveau les victimes de la réforme, comme elles l'ont été lors du tax shift?
De nouvelles hausses de taxes antisociales sur la consommation, TVA ou accises, sont-elles à attendre?
Enfin, cinq des sept partis de la Vivaldi – y compris le vôtre – défendent une taxation des grandes fortunes. Une récente étude montre qu'en Belgique, le pour cent de citoyens les plus riches possède un patrimoine équivalant aux trois-quarts de la population la moins riche. Votre projet de réforme entend-il taxer ce patrimoine gigantesque de 660 milliards d'euros?
12.03 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, heel wat voorbereidende analyses zijn afgerond. Op 5 juli organiseert de FOD Financiën overigens een studiedag waarop de diverse rapporten zullen worden voorgesteld. Ik zal de diverse aanbevelingen uiteraard doornemen en meenemen. In elk geval mag u erop rekenen dat ik binnenkort mijn blauwdruk bekend zal maken.
L'accord de gouvernement prévoit l'élaboration d'une vaste réforme fiscale. Vous savez que je suis très ambitieux à cet égard. Par conséquent, je mettrai tout en œuvre pour mener à bien cette tâche.
Het regeerakkoord voorziet in een belastingverschuiving, met als inzet de lasten op arbeid te verlagen. Daarbij zal rekening worden gehouden met de redelijke terugverdieneffecten. Het is vanuit die premisse dat ik mijn werkzaamheden voortzet.
Lorsque nous parlons d'une réforme fiscale cohérente, cela signifie qu'il faut également prêter attention à la nécessité de redistribution qui est l'un des fondements d'une bonne fiscalité. Une application concrète est le principe de la capacité contributive. L'objectif n'est pas de viser les plus grandes fortunes mais de faire en sorte que chacun contribue correctement en fonction de sa capacité financière.
Zoals reeds werd aangehaald, is de inzet van de hervorming een verlaging van de lasten op arbeid, wat mijns inziens per definitie ten goede komt aan de werkende klasse.
12.04 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, in de loop van vorig jaar zei u dat men de blauwdruk aan het einde van dat jaar mocht verwachten. In uw antwoorden op latere mondelinge vragen stelde u dat die blauwdruk in het laatste kwartaal van 2021 klaar zou zijn. Nog later zei u dat we die voor de zomer mochten verwachten. Ondertussen is er alleen sprake van een studiedag voor de zomer. U bent intussen slimmer geworden en u hebt aangekondigd dat uw blauwdruk 'binnenkort' klaar zal zijn. Dat kan dus eender wanneer zijn, 2023 of zo, en misschien komt die er zelfs niet meer, indien de regering zou vallen. 'Binnenkort' is inderdaad het nieuwe 'onverwijld' geworden.
Mevrouw de voorzitster, zullen de werkzaamheden van de commissie worden afgestemd op de studiedag? Op die manier kunnen wij en de minister daar aanwezig zijn. Misschien verneemt hij daar wat de plannen zijn. (lacht)
Wij zullen dit thema uiteraard blijven opvolgen. We kunnen er wel over grappen, maar intussen is duidelijk geworden dat een grondige fiscale hervorming zeker niet meer tijdens deze legislatuur zal plaatsvinden. Die werd immers door zowel de PS als de MR getorpedeerd. Zelfs die blauwdruk, een plan op papier zetten, is blijkbaar al explosieve materie geworden voor deze regering. We zijn bijzonder benieuwd hoe het verder gaat met dit thema en we zullen proberen aanwezig te zijn op de studiedag.
12.05 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, vous êtes impressionnant! Le 5 juillet, vous organisez une journée d'études et vous présenterez la réforme fiscale en juin ou en juillet. Vous avez une capacité extraordinaire à concrétiser les choses. Permettez-moi quand même d'être sceptique quant à cette promesse que vous aviez faite de venir en juin-juillet avec votre réforme fiscale! À part des déclarations vaines et toujours les mêmes formules relatives à la charge sur le travail, on n'a toujours pas eu le moindre élément de contenu.
Par contre, on sait ce qu'il n'y aura pas dans cette réforme fiscale. Aujourd'hui, je pense que c'est la seule réponse qui soit digne d'intérêt. Le but n'est pas de viser les plus grandes fortunes. C'est ce que vous avez dit explicitement. J'en prends note. Le 1er mai, la presse avait montré que cinq des sept partis de la Vivaldi voulaient viser les grandes fortunes. Or, vous nous dites que cela ne figurera pas dans ce projet de réforme fiscale. Si ce n'est pas dans cette réforme fiscale, je ne vois pas très bien où ce sera d'autre. J'en prends note. Taxer les travailleurs, oui! Mais pas taxer les grandes fortunes!
L'incident est clos.
13 Vraag van Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De hervorming van de fiscale voordelen in het topvoetbal" (55027840C)
13 Question de Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La réforme des avantages fiscaux dans le domaine du football de haut niveau" (55027840C)
13.01 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, in de tabel van de begrotingsopmaak voor 2022 staat een hervorming van de RSZ-bijdragen voor sportbeoefenaars, inclusief de beperkte aftrekbaarheid van de makelaarslonen, conform de FIFA-regeling, ten belope van 43 miljoen euro.
In de begrotingsnotificaties van 20 oktober 2021 is er sprake van een hervorming van de RSZ-werkgevers- en werknemersbijdragen van betaalde sportbeoefenaars voor een jaarlijks bedrag van 30 miljoen euro en een hervorming van de aftrek van de beroepskosten op makelaarscommissies en andere fiscale maatregelen om misbruiken tegen te gaan, voor een jaarlijks bedrag van 13 miljoen euro. Dat is dus samen goed voor 43 miljoen euro.
De Pro League denkt dat ze door de nieuwe
regels inzake sociale zekerheid en fiscaliteit 51 miljoen euro meer aan de
overheid zal moeten betalen. Dat is een pak meer dan de 43 miljoen euro die de
regering aanvankelijk bij alle sporttakken zou ophalen. "En dan is de
aangekondigde fiscale hervorming nog niet eens rond", zo meldde Het
Nieuwsblad.
De berekening van de Pro League staat in mijn ingediende vraag. Ik zal die hier niet opnieuw maken.
Mijnheer de minister, kunt u de berekeningen van de Pro League bevestigen? Zo neen, wat zijn de correcte bedragen volgens u? Waarin ligt het verschil tussen de begrotingsdoelstelling van 43 miljoen euro en de berekeningen van de Pro League van 51 miljoen euro?
Bent u bereid om verder in overleg te gaan met de Pro League?
Is het voornemen van de regering om de vooropgestelde 43 miljoen euro binnen te halen bij het topvoetbal of wilt u deze legislatuur veel meer binnenhalen?
Komt er ook nog een hervorming van de bedrijfsvoorheffing voor het topvoetbal? Zo ja, hoeveel moet die opleveren?
13.02 Minister Vincent Van Peteghem: Wat uw vraag over de sociale zekerheid betreft, verwijs ik u naar mijn collega, de minister van Sociale Zaken.
Wat de opbrengsten van de fiscale maatregelen betreft, die zijn geraamd op 13 miljoen euro in totaal. De nieuwe regels inzake de vrijstelling van bedrijfsvoorheffing zijn goed voor 6,7 miljoen euro. Het afzonderlijk tarief van 33 % voor de sporters van 23 tot 25 jaar in plaats van 16,5 %, is goed voor 2 miljoen euro en de aftrekbeperking voor makelaarslonen voor 4,3 miljoen euro.
Wij zijn al geruime tijd in overleg met de Pro League. Ik ben zeker bereid dat overleg voort te zetten. Ik verwacht dat die bereidheid na de aanstelling van de heer Lorin Parys als nieuwe CEO ook bij de Pro League bestaat.
Het is inderdaad nog steeds mijn bedoeling de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor sportbeoefenaars verder te hervormen. Op dit ogenblik is het niet mijn bedoeling daar een bepaald vooropgesteld rendement tegenover te stellen, maar wel ervoor te zorgen dat dit voordeel meer wordt aangewend voor de financiering van de jeugdopleiding en voor de investeringen in, en de exploitatie van nieuwe sportinfrastructuur, zoals ik steeds heb aangegeven.
13.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, inzake het verschil tussen die 43 en 51 miljoen euro moet ik mij wellicht tot uw collega, minister Vandenbroucke richten. Dat zal ik dan ook doen.
Ik hoor uw bereidheid verder in dialoog te gaan met de Pro League. Ook heb ik goed genoteerd dat u wel degelijk van plan bent een hervorming van de bedrijfsvoorheffing voor het topvoetbal door te voeren, waardoor die 43 miljoen euro, die nu vooropgesteld werd als begrotingsdoelstelling, voor u duidelijk geen eindpunt is. U bent van plan nog veel meer binnen te halen bij het topvoetbal. Ook dat is genoteerd. Deze boodschap zal worden overgebracht. Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister.
Het incident is gesloten.
14 Question de Benoît Piedboeuf à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les agences immobilières sociales (AIS) et l'exemption de TVA" (55027854C)
14 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De sociale verhuurkantoren (SVK's) en de btw-vrijstelling" (55027854C)
14.01 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le
Ministre, les Agences immobilières sociales (ci-après, AIS) sont actives dans
l’aide au logement. Elles ont pour mission de fournir des logements dans le
cadre de la politique sociale à certaines catégories de personnes pouvant
bénéficier de cette aide, à savoir tout ménage ou personne à revenus précaires
ou modestes. Dans ce contexte, les AIS perçoivent une subvention annuelle. Les
AIS perçoivent également une marge d’intermédiation annuelle ne pouvant excéder
15 % des loyers contractuellement dus par les locataires. Les agences
immobilières sociales conservent cette marge d’intermédiation afin de financer,
partiellement, leurs coûts de fonctionnement. Cette marge sert à mutualiser les
risques (loyers impayés, dégâts locatifs, …) ainsi qu’à maintenir les biens en
l’état et effectuer des démarches administratives et sociales pour aider les
locataires.
Plusieurs arguments plaident en faveur de
l’application de l’exemption prévue à l’article 44, § 2, 2° CTVA en faveur des
AIS:
La mission principale de l’AIS consiste à
aider les personnes défavorisées à se loger décemment pour un loyer modéré. Les
divers services rendus à titre onéreux aux propriétaires ou aux locataires,
sont des prestations de services étroitement liées à cette activité relevant de
l’assistance sociale et de la sécurité sociale. Ces services sont même
indispensables à cette activité: sans cette gestion locative active, l’AIS ne
pourrait pas réaliser sa mission d’intérêt général. Ensuite, les services
rendus à titre onéreux aux propriétaires ou aux locataires ne rentrent pas en
concurrence directe avec ceux proposés par des entreprises commerciales car les
AIS n’agissent pas sur le marché locatif classique mais uniquement sur leur
propre marché locatif. Etant en dehors du marché concurrentiel, la différence
de traitement entre la gestion locative d’une AIS et celle proposée par une
entreprise commerciale ne contrevient pas au principe de neutralité de la taxe.
Les AIS sont des ASBL reconnues, agréées et
subventionnées par les autorités régionales et doivent être considérées à ce
titre comme des organismes reconnus comme ayant un caractère social par
l’autorité compétente.
A votre estime, est-ce que les services rendus par une AIS aux propriétaires ou aux locataires d’un immeuble sont des services qui tombent dans le champ d’application de l’article 44, §2, 2° du code de la TVA et sont exonérés de la taxe?
14.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Madame la présidente, monsieur Piedboeuf, mon administration a déjà décidé précédemment que les travaux mineurs d'entretien et de réparation que les agences immobilières sociales reconnues par l'autorité compétente effectuent aux logements qu'elles louent sont exemptés en vertu de l'article 44, § 2, 2° du Code de la TVA lorsqu'ils sont effectués pour le compte du locataire. Cette exemption ne concerne que des travaux mineurs qui sont normalement à charge du locataire et qui sont fournis par l'agence immobilière sociale et facturés séparément à cette dernière. Dans ce cas, il s'agit de prestations de services étroitement liés à l'assistance sociale effectuées par des organismes visés dans la disposition susmentionnée du Code de la TVA.
Si vous envisagez d'autres services, je vous invite à me fournir de plus amples informations à ce sujet afin que je puisse faire examiner la question par mon administration.
14.03 Benoît Piedboeuf (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse qui précise les choses et qui correspond, finalement, à ce qui est recherché, à savoir le soutien des personnes en difficulté.
Je ne manquerai pas de revenir vers vous, le cas échéant.
Het incident is gesloten.
15 Question de Benoît Piedboeuf à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les zones franches et les entreprises sinistrées lors des inondations de juillet 2021" (55027855C)
15 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De steunzones en de door de overstromingen van juli 2021 getroffen bedrijven" (55027855C)
15.01 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le
Ministre, cher Monsieur Van Peteghem, dans le contexte des mesures d'aide aux
entreprises sinistrées lors des inondations de juillet 2021, la Région Wallonne
souhaite que l'Etat fédéral redéfinisse les zones franches en vue d'y intégrer
les zones sinistrées par les inondations et y appliquer certaines mesures
d'exonération de versement de précompte professionnel. Il me revient que vous
seriez sensible à ce problème.
u Pourriez-vous me dire quelle est l'évolution de ce dossier? v Peut-on s'attendre prochainement à une modification des zones franches en vue d'y intégrer les zones sinistrées par les inondations et les entreprises y situées qui en ont cruellement besoin? Je vous remercie de vos réponses.
15.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Piedboeuf, au cours des derniers mois, mes collaborateurs ont eu plusieurs discussions avec les représentants de la Région wallonne au sujet de cette proposition. Il était convenu, en concertation avec le cabinet du premier ministre, que la proposition de la Région wallonne serait reprise dans les discussions budgétaires fédérales du printemps 2022. En fin de compte, la proposition n'a pas été reprise dans ces discussions budgétaires du printemps 2022.
Entretemps, mes collaborateurs poursuivent leurs efforts en vue d'une discussion pendant le prochain conclave budgétaire.
15.03 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse. Je le regrette évidemment, mais je comprends que les impératifs budgétaires puissent faire envisager les choses avec un délai complémentaire.
Het incident is gesloten.
La présidente: Les députés qui ont beaucoup de questions et qui sont encore présents voient-ils un inconvénient à ce que M. Piedboeuf pose sa dernière question?
16 Question de Benoît Piedboeuf à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La taxation du personnel soignant pensionné" (55028322C)
16 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De belastingregeling voor het gepensioneerde zorgpersoneel" (55028322C)
16.01 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le
Ministre, dans le cadre de la lutte contre le coronavirus, toute une série de
mesures stratégiques ont été mises en place afin de faire face à la pénurie
très inquiétante du personnel dans le secteur des soins.
A ce titre, je pense notamment aux avantages
fiscaux prévus pour le personnel soignant pensionné ayant fait le choix de
revenir dans le monde du travail afin de participer à la lutte contre le
covid-19.
Cependant, monsieur le Ministre, malgré les
dispositifs dont il est ici question, la surprise a été grande pour bon nombre
de ces personnes pensionnées du secteur lorsqu'elles ont découvert leur fiche
de déclaration fiscale. Contre toute attente, les revenus considérés allaient
être taxés comme une rémunération de salarié et donc cumulés à leur pension
déjà fortement taxée.
Visiblement, ces revenus ne sont pas repris
dans la case 19 (Revenus dans le cadre de la lutte au Covid ) car il ne
s'agirait pas d'heures supplémentaires.
Au regard de ceci Monsieur le Ministre,
voici donc mes questions:
- Avez-vous récemment été interpellé
par le personnel soignant pensionné ayant fait le choix d'un retour au travail
dans le cadre de la lutte contre le coronavirus et n'ayant pu bénéficier des
avantages fiscaux prévus? Si oui, dans quelle mesure?
- Comment évaluez-vous le dispositif
d'exonération en place et est-il envisageable qu'un mécanisme correctif soit
appliqué pour la catégorie du personnel n'ayant pu en bénéficier?
- Dans ce dossier, il semblerait que la
communication vers le personnel pensionné du secteur des soins n'a pas été
correctement interprétée. Compte tenu de ceci, comment évaluez-vous cette
communication? Comptez-vous adapter celle-ci au vu des situations rencontrées?
16.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Piedboeuf, les mesures de soutien auxquelles vous faites référence sont des mesures qui touchent à la conservation des droits à la pension uniquement. Les professionnels de la santé pensionnés qui ont contribué à répondre à l'appel pour prêter main forte dans le cadre de la gestion de la pandémie de covid-19 ne pouvaient pas être pénalisés par rapport à leur droit à la pension. Dans ce cadre, la loi du 7 mai 2020 a introduit un décumul en tant que combinaison de revenus covid-19 et de revenus provenant d'une pension légale, d'une pension complémentaire ou d'un revenu d'intégration afin de ne pas perdre les droits à ces derniers. Pour plus d'informations à ce propos, je me permets de vous renvoyer vers ma collègue, Karine Lalieux, ministre compétente dans cette matière.
Aucune mesure dérogatoire fiscale n'a été prévue par le législateur pour ces revenus covid-19. Dès lors, ils sont traités et imposés comme des revenus classiques et cumulés aux autres revenus du contribuable, entre autres sa pension.
16.03 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie.
Á mon avis, la communication qui a été faite à l'époque n'était pas bonne parce que les infirmières pensionnées qui ont décidé d'aider en cas de pénurie ont pensé qu'il y avait une exonération fiscale. Aujourd'hui, la surprise est grande de voir que la rémunération pour ces prestations est taxée. C'était un encouragement et on aurait pu penser que le gouvernement allait le prendre à charge. Manifestement, il y a eu une mauvaise communication, vu les réactions actuelles. Je comprends le souci de ne pas pénaliser l'attribution des pensions mais un geste complémentaire aurait dû être fait au niveau fiscal.
Het incident is gesloten.
17 Question de Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le rapport 2021 inquiétant de la CTIF" (55027860C)
17 Vraag van Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het verontrustende activiteitenverslag 2021 van de CFI" (55027860C)
17.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, "jamais autant d’argent sale n’a été repéré en Belgique". C’est le constat qui ressort du rapport 2021 de la Cellule de Traitement des Informations Financières (CTIF). Le nombre de dénonciations auprès de celle-ci a progressé de 50 % depuis 2020, qui était déjà une année record.
Le nombre de dossiers transmis à la justice augmente également: ainsi, de 2019 à 2021, le nombre de dossiers transmis liés à la criminalité organisée a presque doublé, pour des montants qui ont presque quadruplé. Or on sait que la justice manque cruellement de moyens et doit jeter à la poubelle nombre de dossiers, même relatifs à des faits graves.
La CTIF constate que le blanchiment de l’argent poursuit son essor en Belgique, à la suite de la mise sous coupe réglée du port d’Anvers par d’importants réseaux criminels, faisant de la Belgique l’une des principales portes d’entrée du trafic de cocaïne en Europe.
Monsieur le ministre, quelles conclusions et mesures tirez-vous du rapport de la CTIF en ce qui concerne vos compétences ministérielles?
Il est clair que, face à cette situation, les douaniers peuvent jouer un rôle important. Quelle est l’évolution des effectifs ces trois dernières années pour l’ensemble de l’administration générale des Douanes et Accises (AGDA), pour les agents contrôleurs de cette administration ainsi que pour les agents contrôleurs actifs au port d’Anvers?
17.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Van Hees, la lutte contre le blanchiment d'argent à l'échelle internationale gagne en intensité. Le rapport d'activité montre que cela vaut également pour la Belgique, comme en témoigne l'importance de la CTIF dans le volet préventif de cette lutte, notamment au regard de son rôle très constructif de sensibilisation de tous les acteurs. Cette année, nous avons renforcé la composition de l'unité en nommant cinq membres.
Le rapport d'activité montre également que le travail en commun favorise une plus grande efficacité. Plusieurs mesures distinctes, mais aux objectifs communs, ont permis l'augmentation du nombre de déclarations auprès de la CTIF. Ainsi, avec la loi du 20 décembre 2020, le gouvernement a ajouté la communication du solde des comptes et des contrats auprès du point de contact central de la Banque nationale de Belgique. Cette dernière a, à son tour, publié en date du 8 juin 2021 une circulaire intitulée "Obligation de vigilance concernant le rapatriement de fonds en provenance de l'étranger". La prise en compte des procédures de régularisation fiscale dans l'application de la loi anti-blanchiment impose en effet des règles, ainsi qu'une obligation de look back à l'ensemble du secteur financier.
Dans le cadre du premier plan d'action du Collège pour la lutte contre la fraude fiscale et sociale, la coopération entre la CTIF et le Comité anti-fraude (CAF) du SPF Finances a été renforcée. La CTIF fournit au CAF les informations utiles sur leurs dossiers déclarés. Ces enquêtes sont automatiquement enrichies par les informations dont dispose le SPF Finances. Le rapport d'activité de la CTIF estime qu'il s'agit d'une grande valeur ajoutée.
L'ensemble de ces mesures entraîne un nombre considérable de déclarations à la CTIF. Au niveau préventif, les objectifs ont été atteints. Il appartient maintenant à la CTIF d'enrichir ses révélations et de transmettre les dossiers utiles aux autorités judiciaires afin de réaliser le volet répressif de la lutte contre le blanchiment d'argent.
Enfin, je tiens à remercier les parties prenantes telles que l'État et ses membres pour leur participation à la lutte contre le blanchiment d'argent. Le nombre de rapports de ce secteur est passé à 314. L'État fait d'énormes efforts pour sensibiliser ses membres mais aussi pour contrôler ses obligations. Ces efforts sont grandement appréciés.
Au 1er janvier 2020, l'effectif en personnel de l'administration générale des Douanes et Accises était de 3 365 agents. Au 1er janvier 2021, il était de 3 343 et début 2022 de 3 312. Les fonctions de contrôle au sein de l'AGDA sont tous des agents de l'administration Recherche, des agents de niveau B des services de contrôle de première et deuxième lignes et des agents de niveaux B et C des succursales de l'administration Opérations qui ne travaillent pas en shifts. Le nombre de fonctions de contrôle était de 850 en 2020, 846 en 2021 et 836 en 2022. Pour la région d'Anvers, ce nombre était de 161 en 2020, 168 en 2021 et 169 en 2022.
17.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie.
Toute la question est de savoir si la forte augmentation constatée dans les statistiques de la CTIF concerne la lutte contre le blanchiment ou les faits de blanchiment. On peut lire le rapport dans les deux sens. Il est vrai que les banques fournissent des quantités astronomiques de dénonciations de blanchiment. On a l'impression qu'ils ont des machines automatiques à dénonciation. Que peut-on arriver à faire avec ces informations? Elles sont transmises aux autorités judiciaires. Cependant, les grands magistrats du pays signalent qu'ils n'ont plus les troupes pour faire face à la grande criminalité et, a fortiori, à la grande criminalité financière.
Concernant l'administration générale des Douanes et Accises, on constate une diminution. Vous venez de le prouver par les chiffres. Le nombre de douaniers diminue. Le chiffre que vous avez donné pour 2022 me semble un peu problématique. On passerait de 3 300 à 1 300 agents. J'ai dû mal vous comprendre. Vous vouliez peut-être parler de 3 312 agents. En tout état de cause, on constate une diminution.
Vous vous êtes engagé à maintenir, si ce n'est pas les effectifs du SPF Finances, au moins les effectifs des contrôleurs du SPF Finances. On voit dans les chiffres que vous donnez que ce n'est pas le cas pour l'es fonctions de contrôle puisqu'on passe de 850 effectifs en 2020 à 836 effectifs en 2022. Vous êtes bien d'accord qu'il s'agit là d'une diminution. Quant à Anvers, on passe de 168 à 169 effectifs. Il y a là un agent en plus. On constate une augmentation.
Globalement, on dégarnit le SPF Finances, dont l'AGDA, ainsi que les agents contrôleurs. Vous ne respectez donc pas votre engagement de maintenir le nombre de contrôleurs constant. C'est problématique, monsieur le ministre.
Het incident is gesloten.
18 Question de Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La suppression de la prime AFER" (55027865C)
18 Vraag van Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De afschaffing van de AOIF-premie" (55027865C)
18.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le président, Il me revient que le SPF Finances envisage de supprimer totalement la prime AFER d’ici la fin de l’année 2023.
Cette prime avait été instaurée, il y a de nombreuses années, lors de la création des centres de contrôle, services regroupant les fonctionnaires chargés d’effectuer des contrôles fiscaux approfondis en matière de contributions directes et de TVA. C'était avant d'autres réformes du SPF Finances. La prime était justifiée par le fait que ces tâches de contrôle impliquent un fréquent travail en mission extérieure.
Selon mes informations, la situation actuelle serait assez confuse: de nouveaux contrôleurs n’auraient plus eu droit à cette prime, tandis que des agents ayant obtenu la prime dans le passé l’auraient conservée même en n’effectuant plus de contrôle à l’extérieur.
Monsieur le ministre, confirmez-vous le projet du SPF Finances de supprimer la prime AFER d’ici la fin de l’année 2023? Comment justifiez-vous la suppression de cet acquis du personnel? Une compensation pécuniaire est-elle envisagée? Pourquoi ne pas appliquer une règle simple et transparente: accorder la prime aux agents qui font effectivement des contrôles à l’extérieur?
18.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Van Hees, la prime à laquelle vous faites référence est une allocation transitoire introduite en 2013 dans le cadre d'une réforme plus large de la rémunération de la fonction publique appelée le "basculement".
Vous faites donc erreur en parlant d'une prime d'application générale telle que prévue dans le cadre de l'harmonisation et de la simplification des allocations et indemnités de l'arrêté royal du 13 juillet 2017 sur la base duquel chaque agent reçoit de manière transparente une indemnité pour ses frais de parcours et de séjour.
Depuis cette réforme, cette prime est une allocation à titre personnel amenée à disparaître pour les agents qui y avaient droit dans le passé. Elle cesse automatiquement pour ceux promus à un certain niveau. Il n'est actuellement pas question de la supprimer anticipativement.
18.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je n'ai pas compris votre dernière allusion à une suppression anticipative, mais j'entends qu'elle est amenée à disparaître. Je vous ai demandé s'il est prévu de la supprimer à la fin de l'année 2023. Il ne me semble pas avoir eu de réponse à cette question précise. J'aimerais savoir ce qu'il va se passer à la fin de l'année 2023 pour cette prime AFER.
Vous me dites que c'est une allocation transitoire, prévue en 2013 lors du basculement. Je pense que vous vous trompez. La prime AFER est bien antérieure à cette époque. Il ne s'agissait pas d'une allocation transitoire. C'est effectivement le risque avec les primes: leur suppression. Ici, c'est un bon exemple.
Les fonctionnaires n'ont plus connu d'augmentation de leur barème depuis plus de vingt ans et, lorsqu'ils se raccrochent à une prime comme celle-là qui me semblait assez justifiée, on la supprime également. Ce n'est pas un bon signal que vous envoyez aux agents du SPF Finances.
Si vous avez une réponse plus précise quant à ce qui se passera à la fin de l'année 2023, elle m'intéresse. Mais je n'ai pas l'impression que ce soit le cas. J'y reviendrai donc.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La présidente: M. Cogolati est absent et ne peut poser sa question n° 55027868C.
Mijnheer Loones, u hebt een vraag nr. 55028012C over het verslag van het Rekenhof over de begrotingscontrole.
18.04 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de voorzitster, de minister heeft deze vraag beantwoord tijdens de begrotingsbespreking vorige week. Ze mag dus geschrapt worden.
19 Vraag van Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het asymmetrisch beleid" (55028028C)
19 Question de Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La politique asymétrique" (55028028C)
19.01 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, wie met een vergrootglas zoekt naar communautaire zaken in het regeerakkoord, kan mogelijk toch iets bespeuren. De mogelijkheid om een zogenaamd asymmetrisch beleid te voeren was namelijk een van de weinige communautaire elementen in het regeerakkoord. Dit voornemen tot asymmetrisch bestuur bleef echter tot vandaag dode letter.
In januari 2021 vroeg de CD&V-minister van Institutionele Hervormingen aan al haar collega-ministers om uiterlijk tegen de zomer van 2021 mee te delen hoe ze dat asymmetrische beleid zouden realiseren. In oktober 2021 deed de minister van Institutionele Hervormingen de oproep opnieuw. Tot heden kreeg de minister echter slechts vier schriftelijke antwoorden, namelijk van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, een partijgenoot van u, en van de ministers van Volksgezondheid, Defensie en Financiën.
Mijnheer de minister, kunt u bevestigen dat u een antwoord hebt gestuurd op de vraag van de minister van Institutionele Hervormingen? Wat zijn de belangrijkste klemtonen in uw antwoord?
Hoe zult u uitvoering geven aan de asymmetrische ambities in het regeerakkoord? Kunt u aangeven welke asymmetrische beleidsplannen u binnen de bevoegdheid Financiën plant?
19.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vermeersch, ik heb inderdaad een vraag gekregen van mijn collega's bevoegd voor Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing. Wij hebben die vraag ook beantwoord.
U weet dat het regeerakkoord de klemtoon legt op gezondheidszorg en arbeidsmarkt als de belangrijkste domeinen die vandaag in aanmerking komen voor asymmetrisch beleid. Wat mijn bevoegdheid betreft, moet worden vastgesteld dat er in feite al regelgeving bestaat die asymmetrisch beleid mogelijk maakt. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor steunzones, waarbij de Gewesten de mogelijkheid hebben om deze regelgeving al dan niet toe te passen. In het geval van de steunzones kwam de vraag van de Gewesten zelf en regelen de respectievelijke samenwerkingsakkoorden hoe de regelgeving toegepast wordt, met respect voor ieders bevoegdheid. Dat is dus asymmetrisch.
Bovendien kregen de Gewesten door de laatste staatshervorming ook de mogelijkheid om een asymmetrisch beleid te voeren. Er dient vastgesteld te worden dat geen Gewest daarvan gebruik heeft gemaakt, zodat vermoed kan worden dat een asymmetrisch beleid voor de Gewesten geen doel op zich vormt.
Een vraag tot invulling van een asymmetrisch beleid binnen mijn bevoegdheid kan steeds gesteld worden, uiteraard met respect voor een rechtvaardige fiscaliteit, de principes van gelijkheid en non-discriminatie.
Tot slot zal daarbij eveneens geanalyseerd worden of dit al dan niet een nieuwe usurperende bevoegdheid doet ontstaan.
19.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, u bent bezig met uw fiscale hervorming. Ik hoop dat u in uw blauwdruk en plannen of op uw studiedag één zaak niet vergeten bent, namelijk de befaamde vijf resoluties van het Vlaams Parlement over de staatshervorming.
Een van die resoluties ging over fiscale autonomie, de resolutie betreffende de uitbouw van financiële en fiscale autonomie in de volgende staatshervorming. In de commissie hebben we ooit, bij de start van het hele proces van de fiscale hervorming, een gedachtewisseling gehouden. Toen heeft het Vlaams Belang benadrukt dat die fiscale autonomie, wat ons betreft een volledige fiscale autonomie, voor de regio's deel moet uitmaken van de fiscale hervorming in dit land. Zo niet zal die niet het gewenste doel bereiken.
Fiscale autonomie laat toe om rekening te houden met regionale verschillen. Heffingen zijn natuurlijk een belangrijk instrument voor overheidsbeleid op het Vlaamse niveau. Zo wordt uiteraard ook de democratische legitimiteit versterkt van de deelstaten, of van wat voor ons ooit autonome regio's moeten worden. Ik doe dus een oproep om in uw fiscale hervorming ook een speerpunt te maken van fiscale autonomie voor Vlaanderen.
L'incident est clos.
20 Vraag van Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De Europese begrotingsregels" (55028032C)
20 Question de Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les règles budgétaires européennes" (55028032C)
20.01 Wouter Vermeersch (VB): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Bij de aanvang van de coronacrisis
besliste de Europese Commissie om de algemene ontsnappingsclausule te activeren
waardoor lidstaten niet langer gebonden zijn aan het stabiliteits- en
groeipact. Het stabiliteits- en groeipact stelt dat het tekort van eurolanden
niet meer dan 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp) mag bedragen en
de staatsschuld niet meer dan 60 procent.
Landen die
grote tekorten vertonen kunnen overeenkomstig de buitensporige tekortprocedure
(BTP), het zogeheten 'Europees strafbankje', onder verscherpt toezicht worden
geplaatst door de Europese Commissie.
Pas ten vroegste
in 2023 zullen de regels weer van kracht worden. Intussen wordt er, onder
leiding van de Europese Commissie, een debat ten gronde gevoerd over de zin en
de onzin van de huidige regels.
Voor de
begroting van 2022 past de Europese Commissie dus nog altijd een
ontsnappingsclausule toe, waardoor België̈ ondanks een begrotingstekort
van 28,3 miljard euro (5,2 procent bbp) en een schuldgraad van 108 procent bbp
aan het 'Europees strafbankje' kan ontsnappen.
Als leidraad
voor de discussies op Europees vlak werd, op voorstel van de minister van
Financiën, een federale positionering over de Europese Begrotingsregels
uitgewerkt. De Vlaamse regering heeft een strenger standpunt en vroeg op 14
januari 2022 dat de Europese begrotingsregels verder worden aangescherpt.
Heeft de
minister ondertussen het standpunt van de andere deelstaten ontvangen? Welke
deelstaten moeten hun standpunt nog kenbaar maken? Wanneer en hoe wordt het
Belgische standpunt doorgesproken en afgeklopt met de deelstaten?
Wat is de
actuele status van het debat rond de Europese begrotingsregels in de Raad
Economische en Financiële Zaken (Ecofin)?
Wegens de energiecrisis en de Oekraïense
crisis zijn er stemmen die opgaan om ook in 2023 niet terug te keren naar de
Europese begrotingsnormen. Acht de minister van Financiën een verder uitstel in
de schoot van Ecofin haalbaar? En acht de minister een uitstel wenselijk?
20.02 Minister Vincent Van Peteghem: Het is duidelijk dat er over het belangrijke dossier van de Europese begrotingsregels verschillende meningen bestaan. Ik heb daarover in het verleden al intensief overlegd met alle partners, tijdens diverse overlegmomenten, ook hier in de commissie.
Het federale standpunt waarnaar u verwijst, kwam tot stand na intense beraadslagingen in de regering en werd ook gedeeld met de ministers-presidenten van de deelstaten. Ik heb hierover ook reeds in detail gebriefd in de IMC Financiën en Begroting. Alle partners zijn dus betrokken.
Het is wel belangrijk om te begrijpen dat er momenteel nog geen concrete voorstellen van de Europese Commissie op tafel liggen. We kunnen dus ook nog geen formele positie bepalen. Eens er concrete voorstellen op tafel liggen, zal de Belgische positie bepaald worden via de gebruikelijke DGE-procedure. We vermoeden dat de discussie over een herziening van de begrotingsregels in de loop van het tweede semester opgestart zal worden.
Momenteel loopt het Europese debat voornamelijk op informele basis. Dat is natuurlijk ook omdat er verschillende onzekerheden zijn, zoals de impact van de Oekraïnecrisis, de energie- en koopkrachtcrisis. Op basis van die onzekerheden werd er trouwens ook beslist dat we de general escape clause met een jaar verlengen tot het einde van 2023.
20.03 Wouter Vermeersch (VB): Sinds de indiening van mijn vraag is er natuurlijk een en ander gewijzigd. De begrotingsregels worden namelijk tot eind 2023 on hold gezet. Het uitstel is zowat het enige lichtpuntje wat in de hele begrotingsdiscussie te bespeuren viel.
Er waren de dag van de aankondiging van het uitstel toch wel twee opmerkelijke reacties, namelijk van u en van de Waalse minister-president Di Rupo. Die laatste was toch wel bijzonder opgelucht dat de regels nog een jaar werden uitgesteld. Zowel de federale begroting als de Waalse begroting is namelijk totaal niet meer op orde. Ik citeer even: "Minister Vincent Van Peteghem toont zich tevreden met het Europese uitstel." Er waren nog dergelijke krantenkoppen te vinden. Het was dus toch opmerkelijk dat er twee personen heel tevreden waren met het verdere uitstel.
We moeten echter eerlijk zijn; dat hebben we ook gezien bij de begrotingsdiscussie van vorige week. Mochten de effecten van de coronacrisis en die van de oorlog in Oekraïne uit de begroting worden gelicht, dan zat België vandaag ongetwijfeld al op het Europese strafbankje. De structurele uitgaven in dit land zijn manifest gestegen. Het structurele tekort is ook toegenomen, waardoor we nooit meer aan de begrotingsregels zouden kunnen voldoen, zelfs als men een abstractie maakt van de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne. Het zou alle hens aan dek moeten zijn; daar hebben we vanmorgen ook al een gedachtewisseling over gehad met de staatssecretaris van Begroting.
L'incident est clos.
21 Vraag van Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "DAVO" (55028157C)
21 Question de Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le SECAL" (55028157C)
21.01 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, de Dienst voor Alimentatievorderingen werd bij wet van 21 februari 2003 opgericht en de werking ging van start medio 2005. Deze dienst zou een belangrijke schakel moeten zijn in de armoedebestrijding en dat voornamelijk voor de grote groep van alleenstaande moeders die een alimentatie moeten ontvangen, maar waarvan de onderhoudsplichtige deze weigert te betalen.
De gevolgen van de coronacrisis, de energiecrisis en de Oekraïnecrisis dreigen ook deze dienst met extra werk te belasten.
In antwoord op een parlementaire vraag van collega Ellen Samyn stelde u: "Er werden inderdaad geen jaarverslagen meer gepubliceerd sinds 2010. Er is immers een periode geweest dat de Evaluatiecommissie niet meer geldig was samengesteld."
Werden er ondertussen nieuwe jaarverslagen gepubliceerd? Zo niet, waarom niet?
U antwoordde ook: "Nu er een nieuwe regering is gevormd, zullen de fractieleiders en de belangengroepen zo snel mogelijk worden geconsulteerd voor de aanstelling van hun vertegenwoordigers. Vanaf het ogenblik dat alle namen gekend zijn, zullen de nodige besluiten worden genomen."
Is de Evaluatiecommissie ondertussen geldig samengesteld? Deze regering trad namelijk reeds aan in oktober 2020. Wie zijn de leden? Hoeveel keer per jaar komt deze commissie samen?
Wat is de actuele verwerkingstermijn van de dossiers en is die, sinds de start van deze regering, verbeterd?
21.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, er werd nog geen nieuw jaarverslag gepubliceerd, omdat de Evaluatiecommissie nog niet is samengesteld. Aangezien nog niet alle namen van de kandidaat-leden gekend zijn, kan ik u hun namen en het ritme van vergaderen natuurlijk niet meedelen.
De Dienst voor Alimentatievorderingen (DAVO) beschikt, zodra de aanvraag van de onderhoudsgerechtigde volledig is, over een termijn van 30 dagen om te beslissen of de dienst al dan niet zal optreden voor de onderhoudsgerechtigde. Het informaticasysteem dwingt trouwens automatisch een beslissing af na 30 dagen.
Alles hangt dus af van het moment waarop de aanvraag volledig is. De grote vertragende factor daarin was het terugsturen van het door de aanvrager ondertekende mandaat, waarin de DAVO alle informatie en de verschuldigde bedragen samenvatte. Ondertussen werd het terugsturen van het mandaat afgeschaft, zodat dit niet langer voor vertraging zorgt.
21.03 Wouter Vermeersch (VB): Uw antwoord is toch wel bijzonder ontstellend. Deze regering is gestart in oktober 2020. U moet mij nu, in juni 2022, echter antwoorden dat de Evaluatiecommissie nog steeds niet geldig is samengesteld.
Dat is onvoorstelbaar. De DAVO is namelijk een belangrijke schakel voor de armoedebestrijding. We hebben de coronacrisis achter de rug en de energiecrisis woedt volop. We hebben ook te maken met de Oekraïnecrisis en de koopkrachtcrisis. Deze dienst is dus uiteraard extra bevraagd op dit moment. De regering moet op dit moment echter antwoorden dat de DAVO nog steeds niet op een afdoende manier werkt. Dat is dus onvoorstelbaar. We zullen daaraan vanuit het Vlaams Belang zeker nog gevolg geven, want dat probleem moet worden opgelost.
L'incident est clos.
22 Vraag van Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De toegang tot gevoelige kaaien in de Antwerpse haven" (55028209C)
22 Question de Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'accès aux quais sensibles dans le port d'Anvers" (55028209C)
22.01 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, u weet dat ik een bijzondere affiniteit heb met de douane. De douaniers in de haven van Antwerpen moeten zich blijkbaar registreren bij de beveiliging van de uitbater, alvorens een terminal te kunnen betreden. Daarbij dient de aanstelling te worden getoond en moeten het stamnummer en de nummerplaat geregistreerd worden.
Nochtans staat in de wetgeving van dit land dat de douane vrije toegang heeft op eenvoudig vertoon van de aanstelling. Een snelle toegang tot de kaaien wordt dus onmogelijk, terwijl criminelen over een zogenaamde alfapass beschikken: een aanmeldingskaart waarmee vlot toegang wordt verkregen tot een groot deel van de terreinen in de Antwerpse haven. Criminelen kunnen zo de kaaien betreden en verlaten door eenvoudigweg te badgen. Maar de douane kan dat niet.
Tot voor kort beschikte de douane ook over een alfapass, maar deze aanmeldkaarten werden opnieuw ingetrokken omdat de terminaluitbaters onvoldoende meewerkten bij de activering van die passen. Kortom, bij een melding van verdachte omstandigheden op de kaaien verlaten criminelen snel en efficiënt het terrein, terwijl de douaniers nog staan aan te schuiven bij de registratie.
Mijnheer de minister, kent u deze problematiek? Zo niet ben ik blij dat ik die bij u kan aankaarten en onder de aandacht brengen. Gaat u akkoord met de vraag van de douane om sneller en efficiënter toegang te krijgen tot de terreinen van havens en luchthavens? Wat kunt u als minister concreet doen om deze problematiek aan te pakken?
22.02 Minister Vincent Van Peteghem: Deze problematiek is complexer en genuanceerder dan door u wordt beschreven. In havengebieden zijn regels voor beveiliging van de havenfaciliteiten van toepassing. Deze regels zijn vastgelegd door de Internationale Maritieme Organisatie. Die veiligheidsbepalingen zijn overgenomen in een Europese verordening die vertaald is naar Belgisch recht, onder andere via het koninklijk besluit van 21 april 2007 betreffende de maritieme beveiliging. Dit KB vormt de basis voor de werking van de Nationale autoriteit voor maritieme beveiliging, waarin ook de administratie van douane en accijnzen zetelt. Deze autoriteit regelt onder andere ook de toegang tot de terminals.
Op basis van de reglementering kan een douanier op vertoon van zijn of haar aanstelling toegang tot de terminal krijgen. De terminal is natuurlijk ook gebonden aan de ISPS-regels en moet de toegang tot zijn terreinen aantoonbaar controleren. De terminals verantwoorden de toegang van de douanier door registratie van het personeelsnummer en de nummerplaat van het dienstvoertuig dat binnenrijdt.
De alfapass is een soort badgesysteem dat kan zorgen voor een vereenvoudigde
toegang tot de terminal. Ook de douane maakt gebruik van die alfapass, zij het
enkel voor de administratie Opsporing, aangezien de douaniers van de Opsporing
soms onverwacht op een terminal moeten zijn.
Om ook de administratie Operaties toegang tot de terminal te geven en daar ook vlot te kunnen werken, zijn afspraken gemaakt met de terminaluitbaters en is er ook regelmatig overleg, om te kunnen bijsturen bij problemen. Los daarvan beschikt de douane natuurlijk, net zoals de andere veiligheidsdiensten, over de mogelijkheid om ongehinderd de terminal op te rijden, indien onder prioritair regime wordt gereden, dus met sirenes en zwaailichten. Wij willen die manier van werken echter voorbehouden voor heel uitzonderlijke gevallen.
22.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, u hebt een correct antwoord gegeven op de vraag. U begrijpt ook het probleem.
Het probleem is dat ook de douaniers niet alleen de indruk hebben, maar in de praktijk ook vaststellen dat criminelen vlot in en uit de haven kunnen, terwijl zij problemen hebben om binnen te komen, wat natuurlijk een efficiënte criminaliteitsbestrijding niet ten goede komt. Tussen de regels meen ik echter te hebben begrepen dat het probleem duidelijk is en dat de nodige acties zullen worden ondernomen, zodat de situatie in de toekomst minder problematisch is.
Ik zal de kwestie zeker opvolgen. Mocht het probleem op de kaaien zich herhalen, komen wij er zeker mee terug naar het Parlement.
L'incident est clos.
- Joris Vandenbroucke aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het uitstel van de digitaks" (55028233C)
- Joris Vandenbroucke aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De minimumtaks" (55029031C)
- Joris Vandenbroucke à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le report de la digitaxe" (55028233C)
- Joris Vandenbroucke à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La taxe minimale" (55029031C)
23.01 Joris Vandenbroucke (Vooruit): Deze vragen zijn deels wel en deels niet achterhaald. Ik verwijs naar de ingediende vragen.
Op 24 mei deelde Mathias Cormann,
secretaris-generaal van de OESO, mee dat de implementatie van de eerste pijler
van het BEPS 2.0-akkoord, de digitax, uitgesteld is naar 2024.
Ook de Europese uitwerking van de tweede
pijler, de globale minimumbelasting, stokt in de ECOFIN-raad, doordat Polen de
stemming blokkeert. Ondanks een recent bezoek van Janet Yellen aan de EU, die
het onderwerp pushte, werd de wet niet besproken in de daaropvolgende Raad. Dat
is zeer verontrustend gezien die minimumbelasting wel in 2023 in voege zou
moeten treden.
Wat zijn de beweegredenen voor Polen om
de richtlijn over de globale minimumbelasting te blokkeren en ziet u ruimte
voor een doorbraak?
Wat zijn de budgettaire implicaties van
het uitstellen van pijler 1 naar 2024? Er was hiervoor een bedrag begroot voor
2023.
De saga van de Europese omzetting van de
minimumbelasting voor multinationals begint stilaan een thriller te worden.
Nadat Polen maandenlang de goedkeuring in ECOFIN gegijzeld heeft, is het nu
Hongarije die vrijdag 17 juni zijn veto stelde. De ambitie om in 2023 de tweede
pijler van het OESO-akkoord in België actief te hebben, begint zo steeds
onwaarschijnlijker te lijken.
Welke zijn de redenen voor het Hongaarse
veto?
Met welke middelen heeft men Polen kunnen
overtuigen, en wil Hongarije gelijkaardige concessies?
Hoe schat u de kansen in voor een tijdige
omzetting van de minimumbelasting, en wat betekent dat voor de Belgische
begroting?
Wat zijn de mogelijkheden voor een
procedure van “versterkte samenwerking” binnen de EU, waarbij enkele landen het
voortouw nemen. Wordt daarover gesproken binnen ECOFIN, en zal België daaraan
deelnemen?
23.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vandenbroucke, alles is actueel, hoop ik. (Hilariteit)
Mevrouw de voorzitster, mijnheer Vandenbroucke, naar de precieze redenen voor de huidige Hongaarse blokkering blijft het gissen. Officieel wordt de veranderende economische toestand aangehaald en het korte uitstel bij de afronding van de regels rond pijler 1 in OESO-verband. Finaal hebben we Polen wel akkoord kunnen laten gaan met het voorstel tijdens de afgelopen Ecofin van 17 juni. Om de bezwaren van Polen weg te nemen, heeft de Raad enerzijds de nadruk gelegd op het belang van pijler 1 en anderzijds op de toezegging door de lidstaten om mee te werken aan de opmaak en uitvoering ervan, zowel in de overwegingen bij het ontwerp van richtlijn als in een afzonderlijke verklaring.
Bovendien kreeg de Commissie de opdracht om tegen midden 2023 de stand van de onderhandelingen inzake pijler 1 te evalueren. Indien er dan te weinig vooruitgang is, moet ze aan de Raad een Europees wetgevingsvoorstel voorleggen bij wijze van alternatief voor pijler 1. Dat heeft Polen kunnen overtuigen, maar voor Hongarije, dat zich tot dan toe wel positief opstelde, was het dan ineens onvoldoende.
Het Franse voorzitterschap hoopt Hongarije nog te kunnen overtuigen voor eind juni, maar dan zal het zich moeten haasten, aangezien het Tsjechische voorzitterschap het vanaf 1 juli overneemt.
Een versterkte samenwerking in het dossier draagt momenteel niet onze voorkeur weg. De aanpak van belastingparadijzen moeten we met zoveel mogelijk landen samen doen, vandaar het werk op OESO-niveau. Wanneer de eigen Europese lidstaten toch niet zouden meewerken aan de Europese omzetting, gaan we eigenlijk in tegen de ambitie van een uniforme implementatie van een internationale overeenkomst.
Voor mij gaat eerlijke fiscaliteit net om de uitschakeling van een race to the bottom tussen lidstaten. Daarom is het cruciaal dat alle lidstaten aan boord zijn. Eerder dan na te denken over een versterkte samenwerking, pleit ik ervoor om de unanimiteit in dergelijke dossiers ter discussie te stellen. Alleen op die manier kunnen we een einde maken aan chantagepraktijken van enkele lidstaten.
Tot slot kan ik meegeven dat er, op grond van een initiële inwerkingtreding van pijler 1 in 2023, inderdaad rekening werd gehouden met een aanvullende fiscale ontvangst ter hoogte van 100 miljoen euro voor het begrotingsjaar 2023.
23.03 Joris Vandenbroucke (Vooruit): Dank u voor uw interessant antwoord, mijnheer de minister. Ik deel uw visie dat de ambitie moet zijn om met z'n allen de Rubicon over te steken en werk te maken van een internationale eerlijke fiscaliteit. U spreekt zelf over chantagepraktijken. Dat is een zwaar woord, maar misschien is het wel op zijn plaats. Ik hoop vooral dat het geen processie van Echternach wordt, waardoor wij op een bepaald moment zullen moeten besluiten dat wij misschien toch de piste van de versterkte samenwerking moeten bewandelen. Zolang u echter perspectieven op unanimiteit ziet, blijf ik hopen, maar wij zullen er zeker nog op terugkomen.
23.04 Sander Loones (N-VA): (…)
(De microfoon van de spreker is niet
ingeschakeld.)
23.05 Minister Vincent Van Peteghem: (…)
(De microfoon van de spreker is niet
ingeschakeld.)
23.06 Wouter Vermeersch (VB): (…)
(De microfoon van de spreker is niet
ingeschakeld.)
L'incident est clos.
La réunion publique de commission est suspendue de 16 h 39 à 16 h 46.
De openbare commissievergadering wordt geschorst van 16.39 uur tot 16.46 uur.
- Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De btw-verlagingen voor appartementsbewoners" (55028286C)
- Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De verlaging v.d. btw op elektriciteit in woonzorgcentra, ziekenhuizen, vzw's en gemeentebesturen" (55029186C)
- Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les réductions de TVA pour les habitants d'immeubles à appartements" (55028286C)
- Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La réduction de la TVA sur l'électricité dans les MRS, hôpitaux, ASBL et administrations communales" (55029186C)
24.01 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik zal het vooral over de tweede vraag hebben, want de eerste is ondertussen achterhaald.
De regering verlengde op 18 juni de energiemaatregelen tot eind dit jaar. Het gaat onder meer om het sociaal tarief, de btw-verlaging naar 6 % op elektriciteit en gas en de eerste accijnsverlaging op brandstoffen. We zijn in blijde verwachting van de tweede accijnsverlaging. Deze maatregelen liepen normaal tot 30 september 2022.
Ook voor mede-eigenaars is nu eindelijk een oplossing uitgewerkt en wordt de btw voor gas verlaagd. Daarvoor wordt een budget van 70 miljoen euro uitgetrokken. U bevestigde op 18 juni dat de verlaging van de btw op gas vanaf 1 juli ook zal gelden voor woon-zorgcentra, ziekenhuizen, vzw's en zelfs voor gemeentebesturen.
Mijn collega Ravyts bevraagt de bevoegde minister daarover in de commissie voor Energie en we zullen onze antwoorden samenleggen. Klopt het dat de aanvangsdatum van de btw-verlaging op gas voor woon-zorgcentra, ziekenhuizen, vzw's en gemeentebesturen werd uitgesteld van 1 juli tot 1 augustus?
Zal het voorziene budget van 70 miljoen euro volstaan? Ik was namelijk verrast dat bijvoorbeeld ook gemeentebesturen die btw-verlaging krijgen. Ik denk dan aan sporthallen en zwembaden die moeten worden verwarmd en vraag mij af of het budget van 70 miljoen euro zal volstaan om de gemeentebesturen een volwaardige btw-verlaging te geven.
In De Tijd vraagt het Vlaams Onafhankelijk Zorgnetwerk of Vlozo, de Vlaamse sectorfederatie van private zorgondernemers, om de btw-verlaging op gas ook mogelijk te maken in de wintermaanden januari en februari. Bent u bereid om hierop in te gaan? Vlozo vraagt om ook de btw op elektriciteit te verlagen. Daarvan is tot nog toe geen spoor in de communicatie van de overheid. Dat is wat dubbel. De btw-verlaging kwam er eerst op elektriciteit en dan pas op gas, maar hier is het precies omgekeerd. Bent u bereid om een btw-verlaging op elektriciteit toe te staan en dus in te gaan op de vraag van de sector?
24.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vermeersch, de regering investeerde reeds in verschillende maatregelen om de energiefactuur voor Belgische gezinnen te verlichten. Om reeds te anticiperen op de hoge prijzen deze winter hebben we beslist om nu al duidelijkheid te brengen over de btw-verlaging voor gas en elektriciteit en die te verlengen tot 31 december van dit jaar. Uiteraard blijven we de evolutie van de prijzen op de voet volgen. We kunnen steeds beslissen of een verdere verlenging vereist is.
De regering heeft tevens een oplossing gezocht en gevonden voor de gezinnen die zich verwarmen met een collectieve gasinstallatie, zodat ook zij tijdens de koudere maanden van de btw-verlaging kunnen genieten. De enige oplossing die snel in de praktijk kan worden omgezet, bleek de uitbreiding van een btw-tarief voor gas te zijn.
Ik ben dan ook bijzonder verheugd dat op die manier ook de verwarmingsfactuur van woon-zorgcentra, scholen en gemeenten die beschikken over een gasketel in de komende maanden significant zal worden verlaagd.
Het is juist dat de uitbreiding van de btw-verlaging voor gas naar alle contracten in werking treedt vanaf 1 augustus 2022. De energiesector heeft met aandrang verzocht om dat pas te doen op 1 september, omdat het voor hen onmogelijk zou zijn om hun IT en facturatie op korte termijn aan te passen, maar wij kunnen ons alleen vinden in een uitstel tot 1 augustus. Op die manier wordt de impact ook beperkt, gelet op het beperkte verbruik tijdens de zomermaanden.
24.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, u gaat niet in op mijn vraag of het budget van 70 miljoen euro zal volstaan. U gaat ook niet op de vraag of u al dan niet bereid bent om de btw op elektriciteit te verlagen. U hebt daarop jammer genoeg geen antwoord gegeven, maar geen antwoord is natuurlijk ook een antwoord.
Wat u wel hebt gezegd, is dat u de btw-verlaging op gas in de koudere maanden toekent, maar die koudere maanden stoppen natuurlijk niet in december. Eigenlijk start de winter pas vanaf 20 december. We moeten dus zeker overwegen om dat te verlengen in januari en februari. Ik begrijp uit uw mimiek dat u dat kunt beslissen bij de begrotingsopmaak voor 2023.
Ik vraag mij echt wel af of die 70 miljoen euro zal volstaan. Ik zag de heer Vanbesien wat ongemakkelijk op zijn stoel schuiven toen werd bevestigd dat het alleen om gas gaat en niet om elektriciteit. Ik begrijp dat dit om praktische redenen gebeurt, omdat het voor gas gemakkelijker te realiseren was dan voor elektriciteit. Politiek gezien ligt dat natuurlijk wel anders, zeker voor een groene partij die wel een verlaging van de btw op gas toestaat, maar niet op elektriciteit.
Onder andere minister Van der Straeten had iets anders gecommuniceerd.
Betreurenswaardig inzake de communicatie is natuurlijk dat er op 18 juni een persconferentie werd gegeven waarin werd verteld dat de btw op gas wordt verlaagd vanaf 1 juli, terwijl dat een kleine week later al bijgesteld moest worden naar 1 augustus. Dat is geen correcte manier van communiceren. De regering weet ondertussen dat leveranciers hun systemen moeten kunnen aanpassen en dat dit enige tijd vergt. Bij de originele communicatie op 18 juni had natuurlijk gezegd moeten worden dat het 1 augustus zou worden. Dat is correcte communicatie. U hebt wat te voorbarig gesproken. In uw achterhoofd wist u wellicht ook wel dat 1 juli bijzonder moeilijk zou worden voor alle partijen. Het valt te betreuren dat de regering op dat vlak niet correct communiceert.
24.04 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vermeersch, ik kom nog even terug op de voorziene 70 miljoen. Er is een btw-verlaging zowel voor particulieren als voor professionelen. Bij de professionelen zijn er uiteraard vele btw-plichtigen die de btw kunnen recupereren. Dit heeft dan geen impact op het budget. Het gaat eigenlijk om de professionelen, zoals de woon-zorgcentra, lokale besturen, maar ook mensen die in een collectieve voorziening wonen en niet btw-plichtig zijn, waardoor zij die ook niet kunnen recupereren. Op die manier is de kostprijs eerder beperkt, maar het is uiteraard nog altijd 70 miljoen voor de tweede helft van het jaar.
L'incident est clos.
25 Vraag van Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De private en wealth houses van Belfius" (55028297C)
25 Question de Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les private and wealth houses de Belfius" (55028297C)
25.01 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, vorig jaar had ik het met u over de reclamecampagne van Belfius in twee veelgelezen kranten, specifiek gericht tot rijke mensen. Daarin gaf Belfius aan dat rijke klanten een exclusieve dienstverlening kunnen genieten, waarvan de uitmuntendheid dagelijks gegarandeerd kan worden. Dat was toen hun reclamecampagne. Ik wees er toen op dat die stellingen impliciet inhielden dat minder gefortuneerden niet dagelijks op een dergelijke dienstverlening konden rekenen, wat sociaal onwenselijk is.
Het lijkt er nu op dat Belfius nu verder de ingeslagen weg bewandelt, want de speciale dienstverlening voor de rijken wordt nu uitgebreid van 5 naar 70 kantoren. In die kantoren zullen zij niet alleen terechtkunnen voor zeer specifieke vermogensplanningsdiensten – die dienstverlening is dus niet voor iedereen open – maar ook voor de normale dienstverlening, zoals de verkoop van verzekeringen, woonkredieten of zakelijke kredieten. Ik breng u in herinnering dat de normale bankdienstverlening voor een deel van de bevolking, dikwijls de lagere inkomens, steeds moeilijker bereikbaar is.
Gelooft u dat dit commercieel beleid de ongelijkheid groter maakt, aangezien de vermogenden meer kansen krijgen en tegelijk de minder vermogenden minder kansen krijgen door het sluiten van bankautomaten en kantoren?
Hoe kijkt u vandaag naar de mogelijkheid om, wat ik al eerder heb gesuggereerd, een beheerscontract af te sluiten met Belfius om op die manier het beleid bij te sturen naar een beleid waarin alle Belgen zich kunnen terugvinden?
Hoe ver staan we met de onderhandelingen met Febelfin over een bankierseed?
25.02 Minister Vincent Van Peteghem: Dankzij initiatieven zoals Batopin kunnen we ervoor zorgen dat ook niet-vermogenden toegang blijven hebben tot basisbankdiensten. Tevens bekijk ik momenteel, samen met collega De Sutter, de mogelijkheid om gebruik te maken van het kantoornetwerk van bpost om ook daar basisbankdiensten te kunnen aanbieden. De centralisatie van Belfius binnen de balans van FPIM zal ervoor zorgen dat dit aandeelhouderschap ook actiever wordt opgenomen. De kennis die FPIM ter beschikking heeft, zal zorgen voor een beter beheer en een doeltreffender beleid op lange termijn.
Ook zal FPIM waken over de balans tussen sociale en ecologische doelstellingen en winstgevendheid. Dat zal zij onder meer doen door het CSR-charter dat op haar raad van bestuur werd goedgekeurd en waaraan zij haar participaties zal onderwerpen.
Ik heb sinds mijn aantreden dan ook zo snel mogelijk werk gemaakt van die centralisatie, mede omdat ik echt wel geloof dat de overheid haar aandeelhoudersrol actiever kan opnemen. Naar aanleiding van de passage in het regeerakkoord werd een advies gevraagd aan de FSMA over de wettelijke regeling die in het parlement werd goedgekeurd inzake de zogenaamde bankierseed. De wet van 22 april 2019 voert in het Belgisch recht een regeling inzake tucht en deontologische regels in, die berust op een gedeeltelijk geprivatiseerd zelfreguleringssysteem dat bijna volledig onafhankelijk is van de klassieke toezichtstructuren van de financiële sector.
Omdat de huidige regeling in de Belgische wet sterk op het Nederlandse model is geënt, heeft de FSMA verschillende vergaderingen georganiseerd met de betrokken Nederlandse instellingen, namelijk de Stichting Tuchtrecht, de banken en de Nederlandsche Bank. Er wordt opgemerkt dat Nederland de enige EU-lidstaat is die zo'n regeling heeft ingevoerd. Rekening houdend met de lessen die uit de in Nederland opgedane ervaring kunnen worden getrokken, stelt de FSMA voor om gebruik te maken van de bij de FSMA bestaande structuren en procedures. Ze stelt ook voor om voort te bouwen op de bestaande toezichtstructuren op de financiële sector, ervaringen en bevoegdheden om de kwaliteit en de geloofwaardigheid van het systeem te garanderen en bovendien ook de kosten voor de sector te beperken.
Er werd aan de FSMA gevraagd om op basis van haar advies en het verrichte studiewerk een voorontwerp van wet en eventuele uitvoeringsbesluiten uit te werken. Zodra deze teksten binnen zijn, zullen we ze uiteraard ook bespreken binnen de regering en zal ik ook de sector zelf gaan raadplegen.
25.03 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Belfius is een overheidsbank en voor 100 % eigendom van de Belgische Staat en de Belgische burgers. Dat brengt verantwoordelijkheden met zich mee, zowel voor de bank als voor de Staat. Het is dan ook aan ons om het beleid van die bank mee te bepalen. U zegt dat dat met de hervorming van FPIM ook meer het geval zal zijn. Dat is een goede zaak en we zullen dat ook mee in het oog houden en nagaan of de zaken ook in die richting evolueren.
Wat de bankierseed betreft, begrijp ik dat de FSMA een voorstel zal voorbereiden en daar kijken we naar uit. Ook hier zullen we volgen welke richting het uitgaat.
L'incident est clos.
26 Vraag van Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De hervorming van de verpakkingsheffing" (55028298C)
26 Question de Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La réforme de la cotisation d'emballage" (55028298C)
26.01 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Bij een vorige vraag over de verdeling van de kosten van de Europese plasticheffing hebt u geantwoord dat er op dit ogenblik interfederale onderhandelingen bezig zijn over de verpakkingsheffing in het algemeen en dat u hoopte dat die zouden uitmonden in een interfederaal samenwerkingsakkoord.
Hoe staat het met de interfederale onderhandelingen over de verpakkingsheffing? Gaan die onderhandelingen uitsluitend over de verdeling van de lasten van de Europese verpakkingsheffing?
Uit uw antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 801 blijkt dat de huidige verpakkingsheffing tot stand is gekomen omdat die administratief aansloot bij de accijnzen die worden geheven op dranken. Dit heeft als belangrijk nadeel dat de huidige verpakkingsheffing niet zomaar kan worden uitgebreid naar andere, niet-recycleerbare plastic verpakkingen. Zou het niet beter zijn dit wel te doen in het licht van de invoering van de Europese plastictaks?
Betekent dat dan ook dat we de huidige verpakkingsheffing moeten hervormen?
De opbrengsten van de milieutaks op verpakkingen zijn momenteel algemene inkomsten. Zouden die inkomsten, om een maximale winst voor ons leefmilieu te garanderen, niet beter een specifieke bestemming krijgen, bijvoorbeeld om de kosten van recycleerbare verpakkingen te drukken?
26.02 Minister Vincent Van Peteghem: De interfederale onderhandelingen waarnaar u verwijst, hebben tot doel een akkoord te bereiken over de toepassing in België van een nieuwe nationale bijdrage aan de Europese eigen middelen, die wordt berekend op grond van niet-gerecycleerd verpakkingsafval in kunststof. Die onderhandelingen gaan dus niet over de federale verpakkingsheffing. De hervorming van de verpakkingsheffing kan wel worden bekeken in het kader van een vergroening van de fiscaliteit.
Tot slot ben ik in principe geen voorstander om bepaalde belastinginkomsten specifiek toe te wijzen aan een bepaalde bestemming. De voorziene uitgaven kunnen in de begroting worden opgenomen en kunnen dan worden gefinancierd via de algemene ontvangsten.
26.03 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Dank u voor uw antwoorden, mijnheer de minister.
L'incident est clos.
27 Vraag van Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De Net-Zero Banking Alliance" (55028299C)
27 Question de Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La Net Zero Banking Alliance" (55028299C)
27.01 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Een jaar geleden hebben 43 banken de Net-Zero Banking Alliance opgericht. Vandaag is die uitgebreid tot 111 banken in 41 landen. Die banken vertegenwoordigen samen een waarde van 68 biljoen dollar, wat ongeveer overeenkomt met 38 % van de wereldwijde bankactiva. De leden van de alliantie verbinden zich ertoe hun leningen en hun investeringen in overeenstemming te brengen met beleidsplannen die een realistisch pad uittekenen naar klimaatneutraliteit tegen uiterlijk 2050. Hiervoor moeten de deelnemende partijen tussentijdse doelstellingen en plannen formuleren en ook jaarlijks rapporteren over de uitstoot die hun financiële activiteiten veroorzaken.
Verschillende milieuorganisaties geven aan dat die alliantie een positieve impact heeft. De jaarlijkse rapportageverplichting betekent in het bijzonder dat de ondertekenende partijen transparanter zijn over hun activiteiten en over de uitstoot die die vertegenwoordigen. Het is daarom een jammerlijke vaststelling dat geen enkele Belgische bank lid is van de alliantie.
Ik heb dan ook volgende vragen voor u, gelet op de contacten die u hebt in de financiële sector en de bankensector. Ten eerste, hebt u sinds de oprichting van de alliantie overleg gevoerd met Belgische banken over een eventuele toetreding tot die alliantie?
Ten tweede, waarom zijn er volgens u nog geen Belgische banken lid? Bereiden de Belgische banken die de principes voor verantwoordelijk bankieren hebben ondertekend, zich voor op een eventuele toetreding?
Ten derde, Belfius is voor 100 % in handen van de overheid. Het federaal regeerakkoord is op het vlak van klimaat zeer ambitieus. Waarom vereist de Belgische Staat als eigenaar in die context van Belfius minder ambitie dan wat de alliantie zou voorschrijven?
Ten vierde en tot slot, gelooft u dat een beheersovereenkomst met Belfius een manier zou zijn om het klimaatbeleid van die bank bij te sturen? U zult ongetwijfeld op een gelijkaardige manier als daarnet antwoorden en opwerpen dat u eerst zult onderzoeken of de invloed via de nieuwe FPIM-regels vergroot kan worden. De andere drie vragen blijven wel nog steeds relevant.
27.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vanbesien, op Europees en internationaal niveau bestaan er verschillende initiatieven gelijkaardig aan de Net-Zero Banking Alliance. Elk initiatief heeft een ander tijdspad en een andere manier van aanpak. Dat maakt het voor de banken natuurlijk niet gemakkelijk om een onderscheid te maken. Wij moeten namelijk vermijden dat banken zich engageren tot niet-onderbouwde verbintenissen. Heel wat Belgische financiële instellingen zijn reeds effectief tot een of meerdere initiatieven toegetreden.
In lijn met zijn raison d'être, namelijk Meaningful Inspiring for Belgian Society. Together', heeft Belfius een uitgesproken klimaatambitie en -aanpak om de transitie naar een duurzame economie en samenleving te ondersteunen en te promoten. Belfius is bijvoorbeeld sinds 2019 klimaatneutraal voor de eigen operationele werking, gecertificeerd door Vinçotte.
Vanuit het besef dat de klimaatimpact via gefinancierde emissies nog veel groter is dan de eigen operationele impact, was Belfius de eerste grootbank die in 2020 lid werd van de Belgian Alliance for Climate Action. In het verlengde daarvan sloot Belfius zich begin 2022 aan bij het Science Based Targets Initiative. Met het Science Based Targets Initiative engageerde Belfius zich om emissiereductiedoelstellingen te bepalen op een wetenschappelijk onderbouwde manier, die in lijn liggen met de ambities van het Klimaatakkoord van Parijs, zijnde de opwarming van de aarde beperken tot minder dan 2 % boven het pre-industriële niveau en inspanningen blijven leveren om de opwarming te beperken tot 1,5 %.
Het initiatief is, enerzijds, gelijkaardig aan de Net-Zero Banking Alliance, maar gaat gelijktijdig ook verder op een aantal vlakken, omdat er behalve een ambitie op Horizon 2050 ook een afbouwtraject wordt aangereikt aan de hand van een wetenschappelijk onderbouwde en opgelegde methodologie. De Net Zero Banking Alliance beperkt zich tot het aanreiken van principes. Het SBTi schrijft ook de methodologie voor, om naar net zero te gaan.
Terwijl de NZBA vraagt om doelstellingen te bepalen voor 2030 en 2050, legt het SBTi boven op een langetermijnengagement ook een kortetermijndoelstelling op, waardoor onmiddellijke actie aangewezen is. Daarbij wordt het initiatief ook naar voren geschoven in het Europese wetgevende kader.
Belfius benadrukt ook dat de strijd om het klimaat niet ten koste mag gaan van een sociale samenleving. De energie- en klimaattransitie mag niet ten koste gaan van de zwakkere bevolkingsgroepen, maar moet samen met hen gebeuren.
Daar wil Belfius over waken door te kiezen voor een holistische benadering van zijn rol in de Belgische economie en samenleving, waar de drie componenten van duurzaamheid, environment, social en governance, in evenwicht worden gehouden.
27.03 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord, zeker op de vragen in verband met Belfius. Maar het gaat ook over de andere banken in ons land en hun engagementen. De relatie tussen de financiële wereld en het klimaat wordt alsmaar duidelijker. Dat zagen wij onlangs nog toen de Nationale Bank de banken waarschuwde voor de risico's bij leningen voor slecht geïsoleerde huizen. Hoe meer er getreuzeld wordt met de transitie naar een klimaatneutrale maatschappij, hoe groter het risico wordt voor de financiële sector.
De sector wordt zich daarvan steeds meer bewust. In dat verband noteer ik de engagementen van Belfius. Andere banken gaan ook engagementen aan, ik besef wel dat ze niet stilstaan. Toch wil ik hen er regelmatig aan herinneren om niet stil te vallen, maar om daarin steeds verder te gaan. Een dergelijke alliantie, die toch 38 % van de bankactiva wereldwijd representeert, is toch ook niet niets.
L'incident est clos.
28 Vraag van Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De handelsketen van cacao" (55028309C)
28 Question de Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La chaîne de commercialisation du cacao" (55028309C)
28.01 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Tijdens
de paasperiode genereren onze chocolatiers ongeveer 10% van hun inkomsten.
Chocolade is een Belgische specialiteit. België is de op een na grootste
chocolade-exporteur en een van de belangrijkste importeurs van cacaobonen. Hoe
goed onze chocolade echter ook smaakt, het heeft een schaduwzijde. Vorig jaar
publiceerde Fairfin daarover het rapport "Eieren voor ons geld",
waarin zij o.a. aanhaalden dat 90% van de cacaoboeren geen leefbaar inkomen
verdient. De teelt gaat ook gepaard met ontbossing en kinderarbeid. Kinderen
vanaf vijf jaar moeten werken met machetes en giftige pesticiden.
Om het tij te proberen keren startte in
2018 het "Beyond Chocolate"-initiatief. In hun meest recente
jaarrapport geven de initiatiefnemers zelf aan dat ze voor sommige belangrijke
doelstellingen weinig vordering maken. Het initiatief blijft eerder
vrijblijvend en effectieve controles op het terrein blijven uit. Daarnaast zijn
belangrijke financiers van de cacaoteelt niet betrokken. Zij kunnen nochtans
voorwaarden koppelen aan hun financiering. Belgische banken investeren samen
meer dan 26,5 miljard euro in de cacaosector. Zo heeft KBC bijvoorbeeld voor
170 miljoen euro leningen uitstaan aan Barry Callebaut, een cacaobedrijf dat
werd aangeklaagd voor het gebruiken van kindslaven. BNP Paribas heeft in totaal
leningen ter waarde van 10,6 miljard euro uitstaan.
Heeft u kennisgenomen van het rapport
"Eieren voor ons geld"?
Bent u vertrouwt met het Beyond Chocolate
initiatief?
Beyond Chocolate geeft zelf aan dat de
klassieke investeerders (o.a. grootbanken) in de chocolade sector betrokken
moeten zijn opdat het initiatief in zijn opzet kan slagen. Bent u bereid om
voor uw bevoegdheden te onderzoeken welke overheids- en private actoren
betrokken kunnen worden in het initiatief?
Gelooft u dat ook banken via hun
financiering medeverantwoordelijk zijn voor de systematische schendingen van
sociale en ecologische normen die plaatsvinden bij de cacaoteelt?
Bent u van oordeel dat banken hun
doelstellingen over ontbossing, kinderarbeid en armoedebestrijding in de
cacaosector duidelijker moeten definiëren en de doelstellingen daarrond ook
moeten opleggen aan actoren waarin zij investeren?
28.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, het Beyond Chocolate initiatief is een belangrijk initiatief van de Belgische overheid en de chocoladesector uit 2018 waarin de overheid en de betrokken stakeholders samenwerken aan de verduurzaming van de chocoladesector.
De financiële sector is reeds betrokken bij vele sectorspecifieke initiatieven betreffende duurzaamheid maar nog niet bij Beyond Chocolate.
Febelfin geeft wel aan te willen bekijken hoe de betrokkenheid van de sector kan worden georganiseerd. De financiële sector is zich er uiteraard van bewust dat de cacaowaardeketen gevoelig is voor maatschappelijke en milieukwesties. Daarom wordt bijzonder voorzichtig te werk gegaan bij de financiering van deze sector. Bijvoorbeeld als onderdeel van algemene ESC-zorgvuldigheidsprocedures hanteren financiële instellingen sectorspecifieke beleidslijnen om de negatieve milieu- en sociale impact te monitoren in bepaalde gevoelige sectoren. De waardeketen van cacao valt meestal onder het bredere beleid met betrekking tot landbouw, landbouwgrondstoffen of bosbouw.
Het beheersen van duurzaamheidsrisico's in de waardeketen van ondernemingen is natuurlijk complex en vraagt een duidelijker kader, dat de verantwoordelijkheden van de verschillende betrokkenen adequaat aflijnt. Daarom ben ik bijzonder tevreden dat de Europese Commissie in februari van dit jaar uiteindelijk een breder due-diligencevoorstel op tafel heeft gelegd. Dit voorstel stelt een geharmoniseerde horizontale aanpak voor als alternatief voor de huidige versnipperde nationale en sectorale initiatieven.
Via dit voorstel zullen ondernemingen verantwoordelijk gesteld worden voor de negatieve gevolgen voor de mensenrechten en het milieu van hun eigen activiteiten, maar ook van activiteiten in hun waardeketen. Ook financiële actoren vallen onder het toepassingsgebied van deze richtlijn en zullen hiermee dus moeten rekening houden bij kredietverlening.
Voor financiële instellingen is het belangrijk dat de sectoren die het meest risico lopen op schending van mensenrechten in hun waardeketen, onderworpen zijn om voldoende transparantieverplichtingen over deze zorgvuldigheidsprincipes te hebben. Alleen zo kunnen banken en vermogensbeheerders degelijke beslissingen nemen over het al dan niet financieren van bepaalde projecten.
28.03 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, het was een positief antwoord. Dit is een thema waar de financiële sector een morele verantwoordelijkheid heeft. Deze keer gaat het niet alleen over klimaat, maar ook over mensenrechten, kinderarbeid en ontbossing. Dat zijn maatschappelijke problemen waarvoor wij stappen vooruit moeten zetten richting een betere wereld.
Het initiatief in Europa inzake due diligence zal ons inderdaad hopelijk kunnen helpen om meer dan kleine, om grotere stappen te zetten in de juiste richting. Dat is iets wat wij uiteraard verder zullen opvolgen via de middenveldorganisaties en rapporten die verschijnen.
L'incident est clos.
29 Vraag van Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het voordeel van alle aard voor verwarming en elektriciteit" (55028311C)
29 Question de Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'avantage de toute nature pour le chauffage et l'électricité" (55028311C)
29.01 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): In februari vroeg ik u naar de hervorming van het voordeel alle aard elektriciteit en verwarming. Ik heb er toen op gewezen dat de hervorming mogelijk kon botsen met het gelijkheidsbeginsel. Ook de Jan Tuerlinckx waarschuwde recent in Trends voor de mogelijke ongrondwettigheid van de hervorming. Het gaat hier in het bijzonder om het onderscheid dat wordt gemaakt tussen begunstigden die verwarming of elektriciteit ter beschikking krijgen en al dan niet ook een woonst ter beschikking krijgen. Hij verwees hiervoor onder andere naar het negatieve advies van de Raad van State over het koninklijk besluit dat de hervorming introduceerde.
Ik vroeg u destijds ook naar de legitimiteit van het onderscheid. U antwoordde daarop dat het onderscheid volgens u verantwoord is, aangezien de begunstigde van elektriciteit of verwarming die ook een woning ter beschikking krijgt, veelal geen invloed heeft op de energiezuinigheid van die woonst en op de overeenkomst over de levering van elektriciteit en gas. Men zou kunnen argumenteren dat in het geval dat de bedrijfsleider ook de woning ter beschikking krijgt van de werkgever, hij wel een wezenlijke invloed heeft op de energieovereenkomsten en de energiezuinigheid van de woning. Daarnaast is het een open vraag in hoeveel gevallen begunstigden van alleen gas en elektriciteitslevering wel of niet zeggenschap hebben over de modaliteiten van de energieovereenkomsten.
Kunt u voorgaande argumentatie verder verduidelijken? Waarom is het onderscheid dat gemaakt wordt door de hervorming verantwoord in het licht van het gelijkheidsbeginsel?
Ik vroeg u in februari ook of de forfaitaire waardering van het voordeel alle aard elektriciteit en verwarming niet vastgelegd kan worden aan de hand van een reeks variabele parameters, naast de indexering. U antwoordde toen dat u aan uw administratie zou vragen om die mogelijkheid te onderzoeken. Hebt u dat intussen gedaan? Wat zijn de resultaten van dit onderzoek?
De reële kostprijs voor elektriciteit en gas lag in december 2021 respectievelijk meer dan 300 en 600 euro hoger dan het forfaitaire bedrag voor deze voordelen, en ondertussen nog veel meer. Waarom hebt u de hervorming van het voordeel alle aard niet aangegrepen om deze forfaitaire bedragen aan te passen? Zou dat eventueel alsnog kunnen gebeuren?
29.02 Minister Vincent Van Peteghem: Wanneer een belastingplichtige verwarming of elektriciteit ter beschikking krijgt zonder ook een woning ter beschikking te krijgen, gaat het veelal om een terbeschikkingstelling van verwarming en elektriciteit in het kader van cafetariaplannen. De belastingplichtige beslist in dat geval zelf of hij die terbeschikkingstelling van verwarming of elektriciteit al dan niet meeneemt in zijn cafetariaplan.
Dat is niet het geval bij een conciërge, aan wie in de regel een welbepaalde woning ter beschikking wordt gesteld en waarbij de levering van verwarming en elektriciteit gebeurt volgens de modaliteiten die de werkgever met de energieleverancier is overeengekomen. In dat opzicht is het onderscheid in de behandeling van het voordeel van de verstrekking van verwarming en elektriciteit tussen een werknemer met een cafetariaplan en een conciërge, die een woning met verwarming en elektriciteit ter beschikking krijgt, verantwoord.
Mijn administratie bekijkt momenteel of het mogelijk is om het voordeel van alle aard forfaitair te bepalen aan de hand van de gemiddelde prijzen van bijvoorbeeld elektriciteit en gas over een bepaalde periode, eventueel rekening houdend met een gemiddeld verbruik. Er wordt in dat kader bijvoorbeeld nagegaan over welke periode die gemiddelde prijs het best kan worden vastgelegd, en ook of het toepassingsgebied van het forfaitair bepaalde voordeel van alle aard eventueel beperkter kan worden omschreven.
29.03 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Dank u wel voor uw antwoord, mijnheer de minister. We zullen het nog eens grondig bekijken. Ik ben in elk geval blij dat de administratie de mogelijkheden verder onderzoekt om eventueel wat aanpassingen te doen.
L'incident est clos.
De voorzitster: De vragen nrs. 55028312C van de heer Wollants en 55028379C en 55028405C van mevrouw Cornet worden omgezet in schriftelijke vragen.
30 Vraag van Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De koopkracht en de stijgende energieprijzen" (55028463C)
30 Question de Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le pouvoir d'achat et la hausse des prix de l'énergie" (55028463C)
30.01 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, het Europese embargo op Russische olie zorgt voor de hoogste olieprijzen in maanden en dat voelen we aan de pomp. Ook vandaag zien we opnieuw forse stijgingen en bereiken de prijzen absolute recordhoogtes.
U denkt aan een tijdelijke en verdere verlaging van de accijnzen op benzine en diesel tot het Europese minimum. Dat hebt u in de Kamer geantwoord op vragen van het Vlaams Belang. Tegelijk werkt u aan een nieuw pakket van koopkrachtmaatregelen, maar dat deel van mijn vraag is uiteraard achterhaald.
Ik had beloofd dit verder op te volgen. Wat is de stand van zaken van de beloofde accijnsverlaging? Wanneer moet deze in werking treden? Wanneer komt het nieuwe pakket koopkrachtmaatregelen eraan? Die laatste vraag is natuurlijk achterhaald.
30.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vermeersch, inderdaad, de vragen die u nu stelt hebben we vorige week al behandeld in het Parlement. De koopkrachtmaatregelen zijn verlengd en versterkt tot het einde van het jaar. Ook de accijnsverlaging op diesel en benzine, die in maart werd beslist, werd verlengd tot het einde van het jaar.
30.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, het belangrijke aspect is dat u voor de tweede keer op rij niet meer spreekt over uw belofte om werk te maken van een nog verdere verlaging tot het Europese minimum. Die belofte slikt u blijkbaar in. Wij nemen daar akte van en zullen niet nalaten om bij verdere prijsverhogingen opnieuw op deze nagel te kloppen.
L'incident est clos.
- Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De speciale trekkingsrechten van het IMF" (55028477C)
- Malik Ben Achour aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De door het IMF opgelegde bijkomende toeslagen" (55028532C)
- Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les droits de tirage spéciaux du FMI" (55028477C)
- Malik Ben Achour à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les commissions additionnelles imposées par le FMI" (55028532C)
De voorzitster: De heer Ben Achour is afwezig.
31.01 Dieter
Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de
minister, in september vorig jaar vroeg ik naar uw intenties om binnen het IMF
te werken aan een herverdelingsmechanisme voor de Speciale Trekkingsrechten
(STR). STR's worden toegekend op basis van het relatieve gewicht van de
aandeelhouders van het IMF. Dit heeft een conservatieve werking, aangezien het
gewicht van het aandeelhouderschap door de band overeenkomt met de relatieve
rijkdom van de leden. In de context van een wereldwijde post-covid
schuldencrisis, waarvan de armste landen de grootste slachtoffers zijn is deze
werking contraproductief en onrechtvaardig. Een sociaal herverdelend mechanisme
is nodig om de STR's te kunnen inzetten tegen de globale ongelijkheid. Zoals u
weet is het verkleinen van de ongelijkheid en de schulden een noodzakelijk
voorwaarde om over te kunnen gaan tot een situatie van mondiale stabiliteit,
economisch herstel en klimaatneutraliteit.
België heeft de intentie om extra STR's
over te dragen via het nieuwe Resilience and Sustainability Fund (RST) van het
IMF. Dit trad in werking 1 mei 2022.
Heeft België reeds STR's overgemaakt aan
dit fonds?
Indien niet, heeft de NBB al duidelijk
gemaakt hoeveel STR's België zal overmaken? Is het al afgesproken wanneer de
transactie zal plaatsvinden?
Hoe gebruikt België haar resterende STR's
op dit moment, naast de eerdere overdracht aan het Poverty Reduction and Growth
Trust en naar Somalië? Overweegt België verdere bilaterale overdrachten van
STR's?
Heeft België de ambitie om zoals andere
Europese landen 20% van haar STR's over te dragen?
Naar wie zullen de terugbetalingen van
die leningen gaan? Is dat het IMF of krijgt België finaal haar overgedragen
STR's terug?
Aan het gebruikmaken van het RST worden
voorwaarden gekoppeld. Het gaat hier over beleidshervormingen, het gelijktijdig
volgen van andere IMF-programma's en schuldmonitoring. Op deze manier dreigt de
voorwaardelijkheid van de hulpverlening waar het IMF zo voor wordt verguisd
gekoppeld te worden aan het RST en de STR's. Gaat u ermee akkoord dat een
dergelijke voorwaardelijkheid tegen de logica van de STR's ingaat, die in
principe een niet-conditionele financieringstool zijn? Welke positie verdedigt
u op het niveau van de IMF hieromtrent?
Eén van de doelstellingen van het RST is
'duurzaam herstel'. Wil dit zeggen dat de overdracht van STR's aan het fonds
als officiële ontwikkelingssamenwerking en/of klimaatfinanciering aangerekend
zal worden
31.02 Minister Vincent Van Peteghem: De schuldenproblematiek is ernstig en staat ook op de agenda van de G20, omdat samenwerking op mondiaal niveau noodzakelijk is. Er moet prioriteit worden gegeven aan het verbeteren van de operationaliteit van het common framework, dat bedoeld is om structurele oplossingen voor de schulden van landen te vinden, zodat dit kader effectieve oplossingen kan bieden aan landen met schuldproblemen.
België is voorstander om de procedure, met inbegrip van de tijdslijnen, dwingender te maken. De implementatie verloopt nu immers tergend traag, met name door de gebrekkige medewerking van China.
Er gaan regelmatig stemmen op om de internationale financiële instellingen en de multilaterale ontwikkelingsbanken mee te betrekken in het schuldverlichtingsoperatietraject. Dat is een optie, maar men moet beseffen dat deze instellingen in dat geval moeten worden gecompenseerd voor de verliezen die zij zouden incasseren. Dat niet doen zou hun toekomstige werking in het gedrang brengen en op termijn schadelijk zijn voor de landen die men wil helpen. Het is met name van belang dat de ontwikkelingsbanken hun gunstige rating kunnen behouden.
De verkoop van een gedeelte van de goudvoorraad door het IMF, op basis waarvan met de gegenereerde winsten een gedeelte van de multilaterale schuldverlichting zou kunnen worden gefinancierd, is in theorie mogelijk, maar feitelijk onrealistisch. Daarvoor is een meerderheid van 85 % in de raad van beheer van het IMF vereist. Uit recente discussies is gebleken dat die meerderheid niet binnen handbereik ligt.
U had ook een vraag over de afschaffing van de extra commissies, de surcharges, die het IMF oplegt. Ik kan u meedelen dat het ontwerp sinds mijn vorige antwoord nog niet terug op de agenda van de raad van beheer van het IMF is geplaatst. Ik herhaal hierbij mijn expliciete steun voor een holistische herziening van dat beleid in de context van het inkomensmodel van het fonds en de algemene en financiële vooruitzichten.
België zal te gelegener tijd aan gelijkgezinde landen vragen om met betrekking tot dit ontwerp een eensgezind standpunt te formuleren.
Het is duidelijk dat het IMF een belangrijke internationale rol te vervullen heeft. Ik heb tijdens de lentevergadering van het IMF aangegeven dat België de intentie heeft om significant bij te dragen aan de Resilience and Sustainability Trust van het IMF, die intussen is opgericht.
In een brief van 21 april 2022 verzocht de managing director van het IMF, Kristalina Georgieva, nogmaals om die expliciete steun van België aan deze trust. Ik zal binnenkort aan de ministerraad dan ook een concreet voorstel voorleggen voor een Belgische bijdrage, via de aanwending van een deel van de aan ons land toegewezen SDR's, de speciale trekkingsrechten.
De bijdrage zal grotendeels via de Nationale Bank van België verlopen, via kredietlijnen onder staatswaarborg. Eens de ministerraad heeft beslist en ook het directiecomité van de Nationale Bank zich akkoord heeft verklaard, zal de Nationale Bank van België de nodige overeenkomsten met het IMF moeten onderhandelen en ondertekenen. Daarna kan de transactie worden uitgevoerd.
Met de middelen van de RST zal het IMF tot 2030 leningen kunnen verstrekken aan lage- en middeninkomenslanden. Naast de bijdrage aan de Resilience and Sustainability Trust zit ook een kanalisering naar de Poverty Reduction and Growth Trust in de pijplijn, voor een bedrag van 200 miljoen aan speciale trekkingsrechten. Voorlopig wordt geen verdere kanalisering van SDR's voorzien. Buiten het IMF komt voorlopig geen enkele instelling voor zo'n kanalisering in aanmerking, omdat die speciale trekkingsrechten hun reservestatus niet mogen verliezen. Bilaterale overdrachten zijn dus uitgesloten.
Het bedrag van de bijdrage aan de RST moet nog worden gevalideerd door de ministerraad en de Nationale Bank. De middelen van de RST zullen worden uitgeleend aan landen die daarom vragen. Deze leningen, met een looptijd van 20 jaar zullen worden terugbetaald aan het IMF. Die middelen zullen dan ook parallel terugvloeien naar de landen en instellingen die ze ter beschikking stelden. In ons geval is dat onze Nationale Bank.
De RST-leningen zullen inderdaad verbonden worden aan een IMF-programma, met bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden zijn noodzakelijk om de reservestatus van de middelen te waarborgen en om de correcte en effectieve aanwending te verzekeren. Ik wijs er ook op dat elke lidstaat van het IMF een bepaald bedrag aan SDR's, die onvoorwaardelijk kunnen worden aangewend, kreeg toegewezen.
De RST heeft als doel de betrokken landen te helpen om cruciale langetermijnuitdagingen aan te pakken, zoals de klimaatproblematiek, maar ook het bestrijden van toekomstige pandemieën, waarmee kwetsbare landen te kampen zullen hebben.
Aangezien de doelgroep van de RST lage- en middeninkomenslanden zijn, is het mijn verwachting dat de bijdragen aan de RST beschouwd zullen worden als officiële ontwikkelingshulp.
31.03 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Dank u voor uw uitgebreid antwoord, mijnheer de minister. Ik zal het verslag nog eens rustig nalezen en analyseren wat u allemaal gezegd hebt en dan komen wij daarop later nog wel eens terug.
L'incident est clos.
32 Vraag van Anja Vanrobaeys aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De hogere fiscale vrijstelling voor de professionele verplaatsingsvergoeding" (55028557C)
32 Question de Anja Vanrobaeys à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le relèvement de l'exonération fiscale de l'indemnité pour déplacements professionnels" (55028557C)
32.01 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, op 3 juni heeft de regering beslist om het bedrag van de kilometervergoedingen voor beroepsmatige verplaatsingen op te trekken van 37 tot 40 eurocent per kilometer, retroactief tot maart. Dat is vooral bedoeld om de hogere verplaatsingsvergoedingen voor bijvoorbeeld poetshulpen, maar ook thuisverplegers, te helpen bekostigen. Zeker poetshulpen leggen nu bij om te gaan werken, vanwege de stijgende brandstofprijzen.
Tegelijkertijd komt er ook een fiscale stimulans voor werkgevers die een hogere tegemoetkoming toekennen, om hen toe te laten of ertoe aan te zetten om binnen de fiscaal vrijgestelde vork het maximum of toch de hoogst mogelijke vergoeding toe te kennen aan het personeel. Daarvoor wordt een budget van 30 miljoen euro ingezet. De sociale partners bereikten daarover geen akkoord, daarom heeft de regering nu knopen doorgehakt.
Mijnheer de minister, kunt u de concrete toepassingsmodaliteiten van de maatregel nader toelichten? In welke mate kunnen niet alleen commerciële dienstenchequebedrijven, maar ook vzw's een beroep doen op die maatregel, zodat er een gelijk speelveld bestaat tussen de verschillende spelers die op die markt actief zijn? Ook voor de poetshulpen is dat belangrijk, ongeacht de aard van de werkgever, want de kosten zijn voor iedereen dezelfde.
Zult u ook een informatiecampagne voeren, zodat de werkgevers goed op de hoogte zijn en goed weten dat die optie bestaat, dat die fiscale stimulans bestaat met terugwerkende kracht tot maart 2022, zodat zij ook effectief van die maatregel zullen gebruikmaken?
32.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw Vanrobaeys, de regering heeft inderdaad beslist om in een fiscale stimulans te voorzien, om werkgevers aan te moedigen hun medewerkers de maximumkilometervergoeding uit te betalen. De stimulans zal vorm worden gegeven via een belastingkrediet, dat van toepassing zal zijn in zowel de personenbelasting als de vennootschapsbelasting, de rechtspersonenbelasting als de belasting niet-inwoners. Wij zijn momenteel bezig met de nadere uitwerking van de modaliteiten van het krediet. Het is nog net iets te vroeg om daarop in te gaan.
Via het belastingkrediet tracht ik, natuurlijk binnen het kader van mijn bevoegdheden, de werkgevers aan te moedigen om de kosten die door hun werknemers worden gemaakt voor dienstverplaatsingen, voor hetzelfde bedrag te vergoeden als de vergoeding die de federale overheid toekent aan haar personeelsleden. Dat is de zogenaamde 'ernstige norm', die jaarlijks wordt geïndexeerd. Dat is dus die forfaitaire kilometervergoeding, die wij op 3 juni 2022 ook retroactief hebben verhoogd naar 40,2 cent per kilometer.
Terwijl het bedrag vroeger jaarlijks werd geïndexeerd, zullen wij dat voortaan per kwartaal indexeren, zodat het effectief dichter en beter aansluit bij de reële brandstofkosten. Ik had immers in voorbereiding van de vergadering waarop wij de maatregel hebben beslist, een en ander nog eens bekeken. De vorige berekening was in juni 2021. Toen was de prijs anderhalve euro. Het duurde dus een jaar vooraleer de vergoeding mee evolueerde. Om die reden hebben wij ervoor gekozen de indexering nu per kwartaal te organiseren.
32.03 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik had al aangegeven dat het voor mij op zich een goede maatregel is, vooral voor de poetshulpen, voor wie er nu ook een sectoraal akkoord is, dat daar ook mee op inzet. Vooral voor de poetshulpen is de maatregel belangrijk. Dat zijn immers mensen die al tegen een laag loon werkten en quasi geen verplaatsingsvergoeding kregen. Voor hen zijn er dus nu meer mogelijkheden.
Ik herhaal dat ik geen fiscalist ben. Ik ben normaal gezien een lid van de commissie voor Sociale Zaken. U hebt het echter over vennootschapsbelasting en rechtspersonenbelasting. Ik ga er dus vanuit dat de maatregel ook geldt voor vzw's via de rechtspersonenbelasting. Tot daar reikt mijn kennis van de fiscaliteit.
De maatregel is dus goed nieuws. Voor de poetshulpen is het immers belangrijk dat zij uit de kosten komen en dat de vergoeding per kwartaal wordt herzien. Dat laat immers toe om sneller mee te evolueren met de brandstofprijzen en sneller in te grijpen wanneer ze de pan uit swingen.
L'incident est clos.
33 Vraag van Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het einde van het bankgeheim" (55028582C)
33 Question de Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La fin du secret bancaire" (55028582C)
33.01 Wouter Vermeersch (VB): Een studie van de
FOD Financiën, die werd overgemaakt aan de minister van Financiën, bevat 12
projecten van de verschillende departementen van de financiële administratie
die allemaal in dezelfde richting gaan: het Centraal Aanspreekpunt (CAP)
gebruiken als een instrument om fraude op te sporen. Deze nieuwe manier van
werken zou op 1 april 2022 zijn goedgekeurd door de regering, dat schreef La
Libre op 4 mei 2022, waardoor 'definitief een einde wordt gemaakt aan het
bankgeheim'.
Om toegang te krijgen tot het Centraal
Aanspreekpunt (CAP) moeten er tot op vandaag aanwijzingen zijn van fraude en
moet er vooraf een verzoek om inlichtingen worden doorgegeven aan de
belastingplichtige, die dan weet dat er een onderzoek loopt. De nieuwe
aanbevelingen, die op 1 april 2022 door de regering zouden gevalideerd, willen
het tegenovergestelde te doen: namelijk toegang krijgen tot de gegevens in het
CAP om fraude te zoeken via 'datamining'.
In het regeerakkoord konden we
lezen: "Met het oog op verder onderzoek van dossiers, waarvoor in kader
van datamining door de fiscus één of meer aanwijzingen van
belastingontduiking zijn, of tekenen en indicies, kan het cap worden bevraagd.
Deze opvraging kan slechts gebeuren mits goedkeuring van 2 adviseurs generaals.
Met het oog op de invoering van deze datamining tegen september 2021 zal de
administratie evenals de Gegevensbeschermingsautoriteit een studie uitvoeren."
Hoever staat de minister van Financiën
met dit voornemen?
Om het CAP te gebruiken voor datamining
is een wetswijziging en een aanpassing van Wetboek van de inkomstenbelastingen
nodig. Kan de minister dat bevestigen?
Wat is de visie van de minister van
Financiën op het behoud van het bankgeheim en de privacy van
belastingplichtigen?
33.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vermeersch, ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 55026403C van de heer Marco Van Hees. Wat de Gegevensbeschermingsautoriteit betreft, die deelt mee dat ze een dergelijke studie niet kan uitvoeren. Mijn administratie heeft de gevraagde studie opgemaakt en toegelicht in het College voor de strijd tegen fiscale en sociale fraude op 24 januari 2022. Voor de uitvoering van sommige van de door mijn administratie voorgestelde initiatieven zijn wetswijzigingen inderdaad noodzakelijk.
Op 1 april 2022 heeft het Ministerieel Comité voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude kennisgenomen van die studie. Momenteel wordt er nagegaan hoe men binnen de structuur van de FOD Financiën, rekening houdend met de gemaakte analyse en binnen het kader van het regeerakkoord, een risicoanalyse kan worden uitgevoerd.
Uw stelling dat er met deze risicoanalyse definitief een einde wordt gemaakt aan het bankgeheim, komt niet overeen met de doelstelling van datamining. Datamining heeft het detecteren van een risico als doel, in casu van niet-aangegeven inkomsten. Zoals u in uw vraag beschrijft, zullen de bestaande voorwaarden voor de toegang tot het CAP in het individueel dossier aanwezig moeten zijn. Ter herinnering vormt die procedure ook een onderdeel van een relatief bankgeheim. Uit de studie blijkt dat die procedure niet in alle materies van toepassing is.
Tot slot zal men rekening moeten houden met evoluties met betrekking tot de internationale standaard inzake transparantie. Zo hebt u in dit Parlement twijfels geuit over het nut en doel van het UBO-register. Een performant UBO-register blijkt echter bijzonder belangrijk voor de effectiviteit van de Europese sanctiepakketten in het kader van de Oekraïnecrisis.
33.03 Wouter Vermeersch (VB): Dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Voor het Vlaams Belang moet die privacy blijvend gerespecteerd worden. We zullen de wetteksten afwachten om te zien wat er precies wordt bedoeld met die datamining. Ik zal uw antwoord zeker nog nalezen.
L'incident est clos.
De voorzitster: Aan de orde is vraag nr. 55028603C van de heer Troosters. Hij is niet aanwezig.
33.04 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer Troosters heeft mij laten weten dat zijn vraag mag worden omgezet in een schriftelijke vraag.
De voorzitster: Waarvan akte.
34 Vraag van Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Auteursrechten" (55028614C)
34 Question de Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les droits d'auteur" (55028614C)
34.01 Wouter Vermeersch (VB): Ik verwijs naar mijn vraag zoals ze schriftelijk werd ingediend.
Door het gunstige belastingtarief wordt
in steeds meer bedrijven een deel van het loonpakket in auteursrechten
uitbetaald. In 2020 ging het om een totaalbedrag van ruim 400 miljoen euro,
verspreid over meer dan 50.000 begunstigden. (De Standaard, 14 Mei 2022)
Op dinsdag 28 september 2021 antwoordde
de minister van Financiën in de commissie Financiën en Begroting op mijn vragen
inzake de auteursrechten (55020226C):
'Ik ga niet vooruitlopen op de komende
begrotingscontrole en de mogelijke maatregelen die daar uiteraard voorgesteld
zouden kunnen worden. In ieder geval kan ik meegeven dat de regering een tijdje
geleden een aantal engagementen heeft bevestigd in het kader van het
fraudeplan. Daarin wordt onder meer gewezen op het feit dat het
toepassingsgebied van het huidige regime van de auteursrechten verduidelijkt
moet worden en dat bepaalde onnauwkeurigheden in de huidige teksten moeten
worden gecorrigeerd. Daar zijn we momenteel ook aan het werken.'
Wil de minister van Financiën nog steeds
het toepassingsgebied van de auteursrechten deze legislatuur 'verduidelijken'?
Overweegt de regering een volledige of
gedeeltelijke afschaffing van het fiscale regime van de auteursrechten?
Indien het zou gaan om een gedeeltelijke
afschaffing: welke beperkingen overweegt de regering in te voeren in
vergelijking tot het huidige stelsel?
Welke kan de budgettaire impact zijn van
een algehele afschaffing van het fiscale regime van de auteursrechten? (In
miljoen euro)
Overweegt de regering compenserende
maatregelen in geval van volledige afschaffing van het stelsel ten behoeve van
die auteurs die het grootste deel van de inkomsten in één belastbaar tijdperk
realiseren terwijl de productie van het werk over meerdere jaren gespreid kan
zijn?
34.02 Minister Vincent Van Peteghem: Overeenkomstig de beslissing van het ministeriële comité en de regering zal het toepassingsgebied van de auteursrechten verduidelijkt worden. De afschaffing van de huidige regeling werd nooit overwogen.
Er zijn echter wel problemen met de huidige regeling en daarom moet het toepassingsgebied verduidelijkt worden in het licht van de oorspronkelijke doelstellingen van de regeling. Het betreft een meer gedetailleerde afbakening van het toepassingsgebied van de huidige regeling op basis van de oorspronkelijke doelstelling van de wet van 16 juni 2008. Zoals reeds is aangegeven, wordt de volledige afschaffing van de huidige regeling niet overwogen. De gewenste wijzigingen zijn er net op gericht om die regeling te behouden voor belastingplichtigen die tijdens opeenvolgende belastbare tijdperken onregelmatige en onzekere inkomsten ontvangen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
34.03 Wouter Vermeersch (VB): Mevrouw de voorzitster, ik moet om 19.00 uur in Kortrijk zijn, dus ik zou nu de vergadering willen verlaten. Ik zou alle resterende mondelinge vragen willen laten behandelen tijdens een volgende vergadering.
De voorzitster: Vragen nrs. 55028669C, 55028775C, 55028832C, 55028882C en 55028912C van de heer Vermeersch worden uitgesteld.
35 Vraag van Sander Loones aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De kapitaalsleutel van de ECB" (55028939C)
35 Question de Sander Loones à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La 'Capital Key' à la BCE" (55028939C)
35.01 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, mijn vraag gaat over de toekomst van de financiële stabiliteit van de euro en de aanpak daarvan. Wij zien immers dat er nogal wat schulden ontstaan, dat er discussies zijn over Oekraïne en dat er wordt gedebatteerd over de inflatie en de vraag of de intrestvoeten moeten stijgen. Mevrouw Lagarde heeft vandaag daarover een nieuwe, wat scherpere communicatie gedaan.
Het is steeds meer de vraag hoe de Europese Centrale Bank (ECB) zich in dat debat zal positioneren, zeker wanneer zij geld print, zoals dat kort door de bocht wordt gezegd, of obligaties opkoopt. Vandaag houdt de ECB zich aan een kapitaalsleutel: lidstaten dragen bij en kunnen steun verwachten in dezelfde verhouding als hun bijdrage. Dat is een belangrijk principe. De ECB noemt het zelf een voorwaarde om de markt goed te laten functioneren en om neutraal te blijven, maar hoe langer hoe meer lijkt dat principe op de schop te gaan.
Hoe beoordeelt u dat, mijnheer de minister?
35.02 Minister Vincent Van Peteghem: De ECB handelt inzake het monetaire beleid natuurlijk in volle onafhankelijkheid. Het is niet aan de lidstaten om instructies te geven aan de ECB in dat verband.
De ECB heeft sinds 2015 beslist aankopen van overheidsobligaties uit te voeren onder het Public Sector Purchase Programme, dat een onderdeel is van het Asset Purchase Programme.
Sinds de coronacrisis gebeuren dergelijke aankopen ook via het Pandemic Emergency Purchase Programme.
Zowel voor het Asset Purchase Programme als het Pandemic Emergency Purchase Programme geldt de kapitaalsleutel van de ECB als een referentie om de aankoop van overheidsobligaties over de verschillende landen van het eurogebied te spreiden.
De aankopen onder het PEPP kunnen hier echter tijdelijk van afwijken indien de marktomstandigheden dit vereisen. Zo werden vooral tijdens de eerste maanden van de crisis natuurlijk relatief meer overheidsobligaties aangekocht in landen als Italië en Spanje, maar naarmate de financieringsvoorwaarden voor de overheden van die landen stabiliseerden, namen deze afwijkingen van de kapitaalsleutel weer af.
De kapitaalverdeelsleutel is op zich dus niet verplicht bij dit soort operaties, maar geldt natuurlijk als een belangrijke indicatie. Om te zorgen dat het ECB-beleid geen moral hazard in de hand werkt, kan de ECB ook voorzien in andere maatregelen om te zorgen dat de prikkel om een gezond begrotingsbeleid te voeren niet wordt beperkt.
Voorzitter Lagarde zei deze ochtend op het ECB-forum in Portugal heel duidelijk dat het nieuwe fragmentatie-instrument voldoende waarborgen zal bevatten om gezond fiscaal beleid van lidstaten aan te moedigen. Die bezorgdheid leeft niet enkel op het monetaire, maar ook op het budgettaire front. Daarom pleit ik er trouwens op het Europese niveau ook voor om, ondanks de verlenging van de general escape clause, de SGP-hervorming voldoende hoog op de agenda te houden. Dit kan namelijk ook een teken van stabiliteit zijn in de discussies die daaromtrent nog zullen volgen.
35.03 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, dat de ECB maatregelen zal nemen die een gezond fiscaal beleid van de lidstaten aanmoedigen, kan ik alleen maar hopen. Wij hebben die belofte van de ECB echter reeds een aantal keren gehoord de laatste jaren en die is niet altijd werkelijkheid geworden.
Daarom leg ik nadruk op die kapitaalsleutel. Dat is een belangrijk criterium om ervoor te zorgen dat er geen monetaire transfers komen, dat er geen schuldenunie komt.
Ik heb daarvoor trouwens een zeer goede woordvoerder gevonden, namelijk Friedrich Merz, die u allicht kent als de voorzitter van de Duitse christendemocraten, van de CDU. Hij hield daarover vorige week een mooie uiteenzetting in het parlement.
(De heer Loones speelt een
geluidsfragment af in het Duits):
De heer Friedrich Merz: "Vor allem
sind Sie gebunden an die strikte Regel, dass Anleihen von der Europäischen
Zentralbank nur quotal nach den jeweiligen Kapitalschlüsseln der nationalen
Zentralbanken gekauft werden. Das hört sich jetzt sehr technisch an. In
Wahrheit, meine Damen und Herren, ist dies eine ganz wesentliche politische Frage
der zukünftigen Stabilität der Europäischen Währungsunion, wenn die Europäische
Zentralbank ihren Auftrag weiter erfüllen will, für Geldwertstabilität zu
sorgen, und zwar nur für Geldwertstabilität. Ein anderes Mandat hat die
Europäische Zentralbank nicht."
U ziet dat men applaus krijgt wanneer men gezond fiscaal beleid en het behoud van de kapitaalsleutel verdedigt. Dat is zo in het Duitse Parlement. Ik ben er zeker van dat het ook hier in de Kamer het geval zal zijn.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La présidente: Les questions n° 55029069C de M. Senesael et nos 55028669C, 55028775C, 55028832C, 55028882C, 55028912C de M. Vermeersch sont transformées en questions écrites de même que les questions jointes n° 55029136C de M. Vermeersch et n° 55029145C de M. De Roover. Mme Cornet transforme également ses questions nos 55028379C, 55028405C et 55029162C en questions écrites. Les questions n° 55029185C M. Vanden Burre et n° 55027782C de M. Laaouej sont reportées.
35.04 Sander Loones (N-VA): (…) U moet het van uw eigen partijgenoten hebben om hier zo lang te blijven zitten.
La présidente:
C'est toujours comme ça! In
de beste gezinnen!
Voorzitter:
Sander Loones.
Président:
Sander Loones.
36 Vraag van Servais Verherstraeten aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Discriminatie bij co-ouderschap" (55029150C)
36 Question de Servais Verherstraeten à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La discrimination en cas de coparentalité" (55029150C)
36.01 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb een vraag over de fiscale voordelen voor kinderen bij co-ouderschap voor de Vlaamse onroerende voorheffing. In Vlaanderen is de belastingvermindering verbonden aan het domicilieadres van kinderen. Hierdoor geniet bij co-ouderschap uitsluitend de ouder waarbij het kind gedomicilieerd staat van de belastingvermindering, terwijl in heel wat situaties beide ouders een deel van de tijd voor hun kinderen zorgen. Het Grondwettelijk Hof heeft geoordeeld dat deze regeling discriminerend is. Mensen in co-ouderschap worden niet gelijk behandeld omdat kinderen slechts op een plaats kunnen worden gedomicilieerd.
Heeft het standpunt van het Grondwettelijk Hof ook gevolgen voor de federale overheid? Zijn er naar uw mening fiscale bepalingen die moeten worden aangepast?
Met betrekking tot het fiscale co-ouderschap is het zo dat de belastingvrije som gelijkmatig wordt verdeeld tussen de co-ouders. Indien een co-ouder later in een nieuwe relatie een bijkomend kind ten laste heeft, is de hoogte van de belastingvrije som afhankelijk van de werkelijke domiciliëring van het kind in co-ouderschap. Bent u zich bewust van dit onderscheid? Bent u van mening dat dit onderscheid moet worden aangepast?
36.02 Minister Vincent Van Peteghem: Alhoewel de voordelen voor kinderen in co-ouderschap in principe over beide ouders worden verdeeld, kan er inderdaad een verschil zijn in de berekening van de toeslagen voor kinderen in co-ouderschap in nieuw samengestelde gezinnen. Dat verschil heeft te maken met een progressiviteit van de toeslagen op de belastingvrije som voor kinderen ten laste.
Voor een nieuw samengesteld gezin met drie kinderen ten laste, waarvan twee in co-ouderschap, bedraagt de toeslag op de belastingvrije som voor het aanslagjaar 2022 7.380 euro, zijnde de toeslag voor 3 kinderen ten laste, wat 9.500 euro is, verminderd met de helft van de toeslag voor 2 kinderen ten laste, 4.240 gedeeld door 2, of 2.120 euro. Dat is dan 7.380 euro.
Voor een nieuw samengesteld gezin met één kind ten laste en twee kinderen in co-ouderschap, die niet ten laste zijn, bedraagt de toeslag 3.770 euro: de som van de toeslag voor één kind ten laste, 1.650 euro, en de helft van de toeslag voor twee kinderen ten laste, 2.120 euro.
Dit verschil tussen twee gezinnen zou er niet zijn wanneer voor elk kind dezelfde toeslag zou worden toegekend en wanneer men dus zou afstappen van de progressiviteit van de toeslagen voor kinderen ten laste. De beide nieuw samengestelde gezinnen zouden dan immers recht hebben op één keer de volledige toeslag voor hun kind ten laste en op twee keer de helft van die toeslag.
Voor de bedrijfsvoorheffing wordt nu ook abstractie gemaakt van fiscaal co-ouderschap. De ouder die het kind ten laste heeft, krijgt het volledige voordeel voor kinderen ten laste in de bedrijfsvoorheffing. De andere ouder niet. De progressiviteit van de toeslagen voor kinderen ten laste vormt ook hier weer een grote hinderpaal.
Een stelsel met gelijke toeslagen voor elk kind zou de implementatie van fiscaal co-ouderschap in de bedrijfsvoorheffing wellicht vereenvoudigen. Het zou echter nog eenvoudiger zijn om te werken met een directe belastingvermindering per kind ten laste in de plaats van een belastingvrije som waarop een belasting wordt berekend. Een directe vermindering kan simpelweg worden gehalveerd voor kinderen in co-ouderschap, zowel in de bedrijfsvoorheffing als in de personenbelasting. Het maximumbedrag van het belastingkrediet voor kinderen ten laste wordt momenteel bepaald aan de hand van het aantal kinderen ten laste van de belastingplichtige.
Kinderen in een co-ouderschapregeling verhogen dus het maximumbedrag van het belastingkrediet voor het gezin dat die kinderen ten laste heeft, maar niet voor het gezin waarnaar een deel van de belastingvrije som wordt overgeheveld. Ik zal aan mijn administratie vragen om voorstellen uit te werken, zodat ook bij dat laatste gezin rekening wordt gehouden met de kinderen in co-ouderschap, om het maximumbedrag van het belastingkrediet te bepalen. Het lijkt mij logisch om voor kinderen in co-ouderschap bij elke ouder de helft van het maximumbedrag in rekening te brengen.
36.03 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de minister, die laatste conclusie is ook volledig mijn overtuiging. Ik kijk reikhalzend uit naar de voorstellen die ter zake zullen worden uitgewerkt. Ieder kind gelijk in gelijke omstandigheden, dat streef ik na.
L'incident est clos.
37 Vraag van Servais Verherstraeten aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De invoering van een minimumbelasting" (55029137C)
37 Question de Servais Verherstraeten à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'instauration d'un impôt minimum" (55029137C)
37.01 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de minister, de invoering van een wereldwijde minimumbelasting is een belangrijk scharniermoment in de internationale fiscale samenwerking. Het is een belangrijke stap om ontwijkingspraktijken tegen te gaan. Het traject voor de implementatie is ambitieus en vertrekt vanuit het werk van de OESO. Op het Europese niveau wordt een richtlijn uitgewerkt om de minimumbelasting in te voeren. Het is belangrijk dat België op een constructieve en proactieve wijze meewerkt aan de totstandkoming van een wereldwijde minimumbelasting.
Ik steun uiteraard de snelle implementatie van het wereldwijde akkoord, maar het is ook belangrijk dat de toe te passen wetgeving goed doordacht is. In dat verband is het belangrijk dat het concurrentievermogen van bepaalde sectoren kan worden behouden.
Mijnheer de minister, hoe zult u, conform het regeerakkoord het Belgische concurrentievermogen bij de omzetting van de OESO-pijler 2 waarborgen?
37.02 Minister Vincent Van Peteghem: Conform het regeerakkoord zullen wij erover waken dat het concurrentievermogen van bepaalde belangrijke sectoren van de Belgische economie behouden blijft. Dat zal zich vertalen op meerdere vlakken.
Ten eerste zal ik voor de omzetting van de pijler 2 van de globale minimumbelasting een voorstel van technische uitwerking voorleggen, die vanzelfsprekend optimaal moet aansluiten bij de modelregels van het inclusive framework dat bij de OESO is opgesteld. Het is essentieel dat de belangrijke sectoren van de Belgische economie zich internationaal positief in de markt kunnen blijven zetten ten opzichte van de toenemende buitenlandse concurrentie en zo investeringen op Belgische bodem duurzaam kunnen aantrekken.
Dat vereist dat de eigen fiscaliteit waar nodig wordt afgestemd op de mogelijkheden die de modelregels daartoe bieden. Buurlanden hebben al sterke signalen uitgezonden om hun aantrekkelijke investeringsklimaat te promoten. Daarom is het van belang om in dezelfde zin tijdig te schakelen en zo de economisch belangrijke sectoren zuurstof te geven in hun investeringsbeslissingen richting België. Het zijn immers die investeringen die garant staan voor het behoud en de creatie van werkgelegenheid. Dergelijke omvangrijke investeringsbeslissingen worden vandaag gemaakt en zijn pas jaren later zichtbaar op het terrein.
Ten tweede zal deze omzetting een volledig nieuwe regelgeving in het leven roepen die niet aansluit bij, maar eerder een aanvulling is op, de vennootschapsbelasting zoals wij die vandaag in ons fiscaal landschap kennen. Dat betekent dan ook dat de globale minimumbelasting op wetgevend vlak niet zonder meer kan worden ingebed in de bestaande regels, maar in beginsel als een soort afzonderlijke materie moet worden geregeld. Ook om de implementatie op de meest aangewezen manier te aligneren met de OESO-regels en de EU-richtlijn zal enige aanpassing van ons huidige stelsel onvermijdelijk zijn. In lijn met het regeerakkoord dient dit evident te gebeuren met oog voor het behoud van ons concurrentievermogen.
Gelet op de complexiteit van deze materie, vergt de implementatie van de minimumbelasting voor zowel mijn administratie als voor de ondernemingen die onderworpen worden aan de globale minimumbelasting een gedegen inspanning om alles bij de inwerkingtreding op operationeel vlak vlot te laten verlopen. Rechtszekerheid is daarbij primordiaal. Met het oog op een eenduidig begrip van de regels en een correcte, maar vlotte toepassing van de globale minimumbelasting is het in ieders belang dat dit in dialoog tot een werkbare praktijk zal worden gebracht. Met duidelijke regels en voldoende administratieve ondersteuning kunnen geschillen zoveel mogelijk worden vermeden. Overigens worden ook vandaag reeds internationale disputen door mijn administratie, in onderling overleg, vakkundig en vlot behandeld. Deze lijn wil ik uiteraard graag voortzetten voor de omzetting van pijler 2 in de nabije toekomst.
37.03 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de minister, ik ben het ermee eens dat de implementatie van regelgeving best in overleg met de belastingplichtige plaatsvindt. Ik stel me echter de vraag of een verschillende minimumbelasting in het kader van het gelijkheidsprincipe te verantwoorden zou zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan een minimumbelasting voor energieproducenten.
L'incident est clos.
38 Vraag van Servais Verherstraeten aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De verlichting van de administratieve lasten voor ouders van een sterrenkindje" (55029187C)
38 Question de Servais Verherstraeten à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'allègement des charges administratives pour les parents traversant un deuil périnatal" (55029187C)
38.01 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mag ik erop aandringen dat de vraag en het antwoord van de minister exhaustief in het verslag worden opgenomen? Immers, de problematiek belangt menigeen aan, onder andere om emotionele redenen. Er bestaat daarover veel discussie en enige tijd terug werd het debat ook in de media gevoerd.
Voor ouders van een levenloos geboren kind, een zogenaamd sterrenkindje, breekt er een zware emotionele periode aan. Bovendien worden ze geconfronteerd met diverse wettelijke en maatschappelijke barrières. Sinds enkele jaren maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van aangifte van een levenloos kind op, wanneer een kind is overleden na een zwangerschapsduur van honderdtachtig dagen. In de personenbelasting worden sterrenkinderen als volwaardig kind erkend. De ouders hebben hierdoor recht op de belastingvrije som voor een kind ten laste en de verhoogde belastingvrije som voor kinderen jonger dan 3 jaar. Hoewel de overheid via de inschrijving in het bevolkingsregister op de hoogte is van het bestaan van een sterrenkindje, wordt die informatie niet automatisch opgenomen in Tax-on-web.
Ouders in een dergelijke situatie hebben geen boodschap aan administratieve verplichtingen of zijn niet op de hoogte van alle fiscale toepassingen. Het lijkt me dan ook aangewezen om de informatie uit de burgerlijke stand automatisch op te laden in Tax-on-web.
Mijnheer de minister, ondersteunt u dit standpunt?
Welke initiatieven zijn noodzakelijk om dit mogelijk te maken?
Wanneer zou een dergelijke link kunnen worden toegepast?
38.02 Minister Vincent Van Peteghem: Doodgeboren kinderen, dan wel verloren na een miskraam en een zwangerschap van ten minste 180 dagen, tijdens het belastbare tijdperk, worden effectief geacht deel uit te maken van het gezin van de belastingplichtige en de ouders hebben dus recht op de toeslag op de belastingvrije som voor kinderen ten laste en de bijkomende toeslag op de belastingvrije som voor een kind ten laste jonger dan 3 jaar. Het kind is niet ingeschreven in het bevolkingsregister en heeft dus geen nationaal nummer, waardoor dit gegeven niet automatisch meegedeeld wordt aan mijn administratie, die dat dus ook niet kan opnemen in Tax-on-web.
De ambtenaar van de burgerlijke stand zal echter wel een akte van burgerlijke aangifte van een levenloos kind opmaken.
Het spreekt voor zich dat de administratie in dergelijke omstandigheden haar best moet doen om de ouders te helpen met de verschillende obstakels waarmee zij worden geconfronteerd. Op fiscaal vlak is dat door ervoor te zorgen dat zij de toeslagen waarop zij recht hebben zonder veel moeite krijgen. Bovendien zouden de burgers overeenkomstig het only once-beginsel dezelfde gegevens niet meer dan één keer moeten meedelen, wanneer die al aan een andere federale overheidsdienst zijn meegedeeld.
Mijn administratie zal dan ook zo snel mogelijk contact opnemen met de FOD Binnenlandse Zaken om toegang te krijgen tot informatie betreffende de aangifte van levenloze kinderen, zodat die zo snel mogelijk kan worden opgenomen in de vooraf ingevulde aangifte van de betrokken ouders.
38.03 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de minister, het slot van uw antwoord is zeer belangrijk en ik hoop dat het op korte termijn kan worden geïmplementeerd. Dat lijkt mij mogelijk en perfect haalbaar, met respect voor de privacy.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.54 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17 h 54.