Commission
des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions |
Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen |
du Mercredi 22 juin 2022 Après-midi ______ |
van Woensdag 22 juni 2022 Namiddag ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 04 et présidée par Mme Marie-Colline Leroy.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.04 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Colline Leroy.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01 Actualiteitsdebat over de pensioenhervorming en toegevoegde vragen van
- Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De Commissie Pensioenhervorming 2020-2040" (55027725C)
- Maggie De Block aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De pensioenhervorming" (55028246C)
- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De pensioenhervorming" (55028543C)
- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het pensioenhervormingsplan" (55028681C)
- Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De pensioenhervorming" (55028728C)
- Christophe Bombled aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De nota betreffende de pensioenhervorming" (55029001C)
- Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De pensioenhervorming" (55029006C)
- Marie-Colline Leroy aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De plannen en het tijdpad met betrekking tot het pensioendossier" (55029019C)
- Sophie Rohonyi aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De stand van zaken met betrekking tot de pensioenhervorming" (55029026C)
- Jean-Marc Delizée aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De pensioenhervorming" (55029028C)
01 Débat d'actualité sur la réforme des pensions et questions jointes de
- Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La Commission de réforme des pensions 2020-2040" (55027725C)
- Maggie De Block à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La réforme des pensions" (55028246C)
- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La réforme des pensions" (55028543C)
- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le plan de réforme des pensions" (55028681C)
- Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La réforme des pensions" (55028728C)
- Christophe Bombled à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La note relative à la réforme des pensions" (55029001C)
- Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La réforme des pensions" (55029006C)
- Marie-Colline Leroy à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les intentions et l'agenda en ce qui concerne le dossier des pensions" (55029019C)
- Sophie Rohonyi à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La situation concernant la réforme des pensions" (55029026C)
- Jean-Marc Delizée à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La réforme des pensions" (55029028C)
01.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, voor mijn eerste vraag gaan we even terug in de tijd, naar het heel omstandige en genuanceerde verslag van de commissie die zich boog over de pensioenhervorming 2020-2040, pensioenhervorming die België, aldus vice-eersteminister Vandenbroucke, een van de auteurs van het verslag, in vergelijking met Nederland en Frankrijk, nogal amateuristisch aanpakte. In dat verslag stond een hele reeks voorstellen, maar daar hebt u in uw aangekondigde plannen weinig van overgenomen.
Zult u alsnog voorstellen van die commissie overnemen, mevrouw de minister? Zo ja, welke? Kunt u toelichten waarom of waarom niet?
In de plenaire vergadering van 2 juni stelde een PS-collega u een vraag over de stand van zaken. In de commissie antwoordt u altijd wat omfloerst, maar toen hebt u verrassend genoeg toch een tipje van de sluier opgelicht. U sprak over vier concrete maatregelen die meer sociale rechtvaardigheid zullen brengen, werk zullen ondersteunen en de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen wegwerken. Concreet ging het over de pensioenbonus, het deeltijds pensioen, het minimumpensioen, en maatregelen om de waarde van arbeid te vergroten gericht op het verkleinen van de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen. Dat klinkt allemaal heel mooi.
U bent alleszins zo handig geweest om het hete hangijzer, namelijk de betaalbaarheid en financiële houdbaarheid van de pensioenen, door te schuiven naar een latere datum en naar de sociale partners.
In het kader van de vier aangekondigde maatregelen, is het voor de vivaldiregering voldoende dat men 10 jaar effectief gewerkt heeft om toegang te krijgen tot het minimumpensioen? Blijven de bestaande gelijkgestelde periodes behouden?
Maatregelen in verband met de financiële houdbaarheid van ons pensioenstelsel stuurt u dus door. Kunt u alvast meedelen wat de budgettaire raming is van de vier genoemde maatregelen, die tot doel hebben meer sociale rechtvaardigheid te brengen, werk te ondersteunen en de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen weg te werken? Ik verwijs graag naar de uitspraak van uw voorzitter, de heer Magnette, dat uw plannen volledig doorgerekend zijn.
01.02 Maggie De Block (Open Vld): Mijn vraag dateert al van een tijdje geleden. We lazen in de pers dat u voor het zomerreces concrete plannen naar buiten zou brengen. Er zouden afspraken zijn gemaakt over de agenda, het tijdschema en de te volgen werkwijze. Vier maatregelen zouden hierin cruciaal zijn: de pensioenbonus, het deeltijds pensioen, de reële tewerkstellingsgraad en het wegwerken van genderongelijkheden. Graag vernam ik van u over welke genderongelijkheden het gaat.
Parallel zou er een tweede onderdeel van het plan opgestart worden, waarvoor het advies van de sociale partners gevraagd wordt. Ik neem dus aan dat dat ook niet meer voor de zomer verwacht mag worden.
Klopt het dat u de globale pensioenhervorming aan de regering zult voorstellen? Wat is het tijdschema? Wat zijn de belangrijkste maatregelen in beide onderdelen van de hervorming? Wordt er ook nagedacht over concretere maatregelen om de financiële houdbaarheid van ons pensioenstelsel te verzekeren? U zegt dat het geen extra kosten met zich meebrengt, maar het geld moet wel ergens vandaan komen.
Hoe kunt u meer convergentie bewerkstelligen tussen de verschillende pensioenstelsels voor ambtenaren, werknemers en zelfstandigen?
01.03 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, het lijkt traditie te worden dat we u, zodra u naar de commissie komt, vragen stellen over de pensioenhervorming. In De Standaard van 21 juni 2022 lezen we dat de regering zichzelf nog twee weken geeft om toch nog resultaten te boeken inzake de pensioenbonus, het deeltijds pensioen, de toegang tot het minimumpensioen en enkele maatregelen in verband met de gendergelijkheid.
Een van de stokpaardjes van uw pensioenhervorming is de loopbaanvoorwaarde voor het vervroegd pensioen. Ik keek er reikhalzend naar uit en u hebt daarover het voorbije anderhalve jaar uitvoerig bericht in de pers. U wilde die voorwaarde aanpassen naar 42 jaar. Volgens De Standaard verlaat u nu die piste, die nochtans een oplossing moest bieden voor werknemers met een lange loopbaan en zelfs voor de zware beroepen.
In het begin van de legislatuur verklaarde u in De Standaard van 10 november 2020 dat de regeling voor de zware beroepen vroeg of laat op de onderhandelingstafel zou komen, hoewel dat niet in het regeerakkoord staat. Mijn definitie van 'vroeg' is alleszins anders dan wat er in de praktijk gebeurt.
Is de piste om vervroegd pensioen mogelijk te maken na een loopbaan van 42 jaar, volledig verlaten? Wanneer komt de regeling inzake de zware beroepen opnieuw op de onderhandelingstafel?
Hoe staat het met de loopbaanvoorwaarden om toegang te krijgen tot het minimumpensioen? Wordt het nu tien, vijftien of twintig jaar tewerkstelling? Hoeveel mensen zullen daardoor geen toegang meer hebben tot het minimumpensioen?
Wat gebeurt er met het deeltijds pensioen, als de piste van een loopbaan van 42 jaar in de koelkast gaat, zoals te lezen is in het krantenartikel? Het deeltijds pensioen zou ook mogelijk zijn, zodra men op vervroegd pensioen zou kunnen gaan. In uw plan is dat ten vroegste op de leeftijd van 60 jaar na een loopbaan van 42 jaar. Geldt dat ook voor het deeltijds pensioen? Zullen er naast de voorwaarde van een loopbaan van 42 jaar nog andere voorwaarden aan het deeltijds pensioen gekoppeld worden? Zullen ook deeltijdse werknemers toegang hebben tot deeltijds pensioen?
01.04 Christophe Bombled (MR): Madame la présidente, madame la ministre, nous attendons la réforme des pensions. Dernièrement, la presse se faisait écho de la rédaction d'une nouvelle note méthodologique relative à celle-ci.
Cette note se compose de deux volets. L'un concerne les points suivants, sur lesquels le gouvernement a convenu d'arriver à un consensus, à savoir le retour du bonus pension, la durée du travail effectif pour prétendre à la pension, la pension à temps partiel et la revalorisation des pensions des femmes.
Le deuxième volet regroupe une série de questions envoyées aux partenaires sociaux. Elles concernent la soutenabilité financière et sociale du système de pensions, la généralisation et le renforcement des pensions complémentaires, et la modernisation de la dimension familiale.
Madame la ministre, la réintroduction du bonus pension ne sera pas gratuite pour l'État. Pouvez-vous nous donner une évaluation de son coût budgétaire net au fil des années? De manière plus générale, comment sera évaluée la soutenabilité financière du premier volet de votre note?
Les partenaires sociaux doivent remettre un rapport intermédiaire pour le 6 juillet, soit cinq semaines après que le gouvernement leur en a fait la demande. Ce délai vous paraît-il tenable?
Enfin, l'accord sur la réforme des pensions pourra-t-il intervenir pour le 21 juillet 2022 comme envisagé? Je vous remercie pour vos réponses.
01.05 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, we wachten al een tijdje op de voorstellen voor de pensioenhervorming. Via de media vernamen we recent dat u in dat kader vier maatregelen naar voren hebt geschoven die prioritair zouden worden behandeld, namelijk de pensioenbonus, het deeltijds pensioen, de voorwaarden voor de toegang tot het minimumpensioen en maatregelen voor gendergelijkheid binnen de pensioenen. De gesprekken daarover lopen in de regering.
U weet dat wij zelf een concreet voorstel hebben gedaan met het pensioenplan dat we in januari hebben voorgelegd. Ik lees dat u met minister Clarinval de sociale partners hebt gevraagd een rapport op te maken over drie pensioengerelateerde thema's: de belangrijke financiële en sociale houdbaarheid van ons pensioenstelsel, de veralgemening en versterking van de aanvullende pensioenen, waar wij ook achter staan, en tot slot de modernisering van de gezinsdimensie. U zou voor 6 juli al een eerste tussentijds rapport vragen aan de sociale partners.
Kunt u mij voor de eerste vier concrete maatregelen een stand van zaken geven? Welke voorstellen liggen er concreet op tafel? Hoe wordt dit verder uitgerold?
Ten tweede, welk tijdpad voorziet u voor de uitwerking van die vier maatregelen? Wat verwacht u juist op 6 juli? Het is immers zeer kort dag nadat u de sociale partners de vraag hebt gesteld. Wat moeten zij juist klaar hebben? Gaat het om een werkwijze of moet dat iets meer inhoudelijk zijn? De inhoudelijke werkwijze zal pas tegen het einde van dit jaar klaar zijn, neem ik aan. Wat bent u na de data van 6 juli en eind dit jaar van plan?
Welke rol ziet u weggelegd voor de pensioencommissie? In uw eerdere nota met tijdpad die u in december vrijgaf, zat een rol vervat voor de nationale pensioencommissie. Is dat ook hier het geval?
01.06 Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame
la Ministre, il y a quelques jours à peine, les regards et toute notre
attention se tournait vers le Kern en vue de l’annonce d’un éventuel accord sur
le dossier très attendu des pensions. De toute évidence, des discussions seront
encore nécessaires et un accord entre partenaires de majorité ne semble pas
encore prêt.
Madame la Ministre, quelles sont donc vos intentions en ce qui concerne les balises fixées par l’accord de gouvernement et rappelées récemment entre partenaires de majorité ? Pouvez-vous nous rappeler les différents points précis qui font l’objet des discussions ? Pouvez-vous par ailleurs redéfinir l’agenda que vous espérez, à ce stade des discussions, tenir ? Je vous remercie pour vos réponses.
01.07 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la ministre, nous sommes nombreux à avoir suivi la conférence de presse donnée par vos collègues vendredi dernier et qui était consacrée au deal sur l'emploi. Des mesures ont enfin pu être annoncées dans ce cadre. Nous sommes quand même un peu déçus parce qu'aucune mesure concernant les pensions n'est ressortie de cette conférence de presse, alors qu'il y a un lien très clair à faire entre les mesures pour soutenir l'emploi et les mesures relatives aux pensions.
Comme l'ont dit mes collègues, c'est finalement un énième état des lieux qui en est ressorti puisque plusieurs réunions intercabinets ont été consacrées à la réduction des inégalités entre hommes et femmes face à la pension, à la pension à temps partiel, au bonus pension et aux conditions de 'travail effectif' pour bénéficier de la pension minimum. Ce faisant, sans vouloir minimiser ces enjeux fondamentaux, nous restons bien loin de projets plus ambitieux que l'on pouvait attendre à l'issue de votre accord de gouvernement en matière d'accès à la pension.
Madame la ministre, pouvons-nous espérer une approche des enjeux liés à la pension en dehors d’une politique de l’emploi qui viserait essentiellement à maintenir les seniors au travail le plus longtemps possible? Quand allez-vous enfin dépasser le stade des états des lieux, des constats et des promesses? Où en est votre fameux projet de réforme, tant de fois annoncé et reporté? Qu'en est-il d’un financement durable des pensions? À quand une approche globale de nos trois piliers traditionnels (pension légale, pension collective, pension individuelle)?
Je vous remercie déjà pour vos réponses.
01.08 Jean-Marc Delizée (PS): Madame la présidente, ce projet de réforme des pensions qui est sur la table du gouvernement depuis un certain temps mériterait mieux qu'un débat d'actualité de plus. Il mériterait un arbitrage au sein du gouvernement et un grand débat au Parlement.
Madame la ministre, je suis certain que vous avez la volonté de venir le plus vite possible avec un accord au sein du gouvernement.
Je note votre volonté d'améliorer la vie des retraités et de réduire les inégalités. Votre proposition de condition de carrière unique de 42 ans dès 60 ans serait un pas important vers la reconnaissance de la pénibilité des métiers pour les travailleurs qui ont commencé à travailler très jeune. Je note également votre volonté de réduire les inégalités entre hommes et femmes. On sait que, pour une série de raisons, les retraites sont en moyenne 33 % plus basses pour les femmes. Nous rejoignons bien entendu tous ces objectifs.
Madame la
ministre, quel est l'état des lieux des discussions sur le sujet? Quels sont
les points d'attention qui mériteraient encore quelques arbitrages? Quel est le
calendrier de mise en œuvre de cette réforme?
01.09 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, geachte collega's, het is waar dat wij in overleg met de eerste minister hebben besloten om de pensioenhervorming aan de ministerraad voor te leggen. Er hebben besprekingen in de IKW, de DAB en het kernkabinet plaatsgevonden. We hebben nog geen consensus bereikt over de definitieve maatregelen die onder deel A zijn goedgekeurd. Het doel van de premier, en ook dat van mij, is om voor de zomer een consensus te bereiken.
Dans ce volet, quatre mesures sont discutées: le bonus pension, la pension à temps partiel, la pension minimale et le volet relatif aux femmes. Il n'y a pas encore d'accord sur le contenu de ces mesures. Le gouvernement sera garant de l'équilibre de cet accord, M. Bombled y a fait référence. Faites confiance à votre vice-premier ministre.
Le contenu de ces mesures est en discussion entre les partenaires, en collaboration avec le Centre de connaissances du Service fédéral des Pensions. Je ne pourrai pas vous dire ce qu'il y a sur la table, car cela ferait capoter les négociations qui ont lieu pour le moment. Je serai donc discrète et, si vous trouvez des informations dans la presse, elles ne viennent pas de moi.
Le volet B est discuté avec les partenaires sociaux au sein d'une commission ad hoc au niveau du Conseil national du Travail (CNT) et du Conseil Central de l'Économie (CCE), dans un premier temps. Il est trop tôt pour dire ce qui sortira de ce travail des partenaires sociaux. Je peux seulement vous dire qu'une réunion a lieu aujourd'hui, à la suite de la demande que M. Clarinval, le premier ministre et moi-même leur avons faite. Leur apport est demandé dans trois dossiers spécifiques: modernisation de la dimension familiale, généralisation de la pension complémentaire et soutenabilité financière et sociale.
Deze thema's zijn uitermate belangrijk voor het uitbouwen van het toekomstige pensioenstelsel.
Monsieur Bombled, il est vrai qu'un premier rapport est demandé pour le 6 juillet. C'est très ambitieux, mais cela montre aussi l'importance de la discussion. Les partenaires sociaux ne fourniront pas de plan en un mois, mais cela devrait leur permettre de faire un premier tour de table sur ces questions qu'ils connaissent déjà très bien en tant que gestionnaires de la sécurité sociale. Le gouvernement actuel demande vraiment aux partenaires sociaux de se prononcer sur ces questions d'ici la fin de l'année. Leur avis est pour nous fondamental.
Mijnheer Colebunders, het blijft mijn overtuiging dat werknemers die vroeg zijn begonnen met werken gelijk moeten worden behandeld. Dat is ook de overtuiging van de meeste andere regeringspartners. Een unieke loopbaanvoorwaarde blijft voor mij een kwestie van sociale rechtvaardigheid. Het blijft ook mijn overtuiging dat zwaar werk zoveel mogelijk moet worden vermeden. Dat gaat ruimer dan de eindeloopbaandiscussie. Het gaat over werkbaar werk doorheen de volledige loopbaan. De regering maakt hier vandaag al werk van. Ik verwees in eerdere antwoorden reeds naar beslissingen genomen door de minister van Werk, de heer Dermagne.
Madame Rohonyi, pour le deal pour l'emploi, je vous renvoie évidemment à M. Dermagne. Je continuerai bien entendu à vous tenir informée de l'avancement des travaux du gouvernement, mais sans entraver les négociations actuelles. Je resterai donc dans la discrétion.
01.10 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. We zijn er echter niet veel wijzer van geworden. Ik stel me soms de vraag of deze vivaldiregering wel de urgentie van een spoedige pensioenhervorming beseft om de betaalbaarheid van de pensioenen in de toekomst te kunnen garanderen. U beseft volgens mij wel voor welke uitdaging we staan, want als we het beleid niet wijzigen, zal de jaarlijkse pensioenlast in 2050 14 miljard euro meer bedragen dan vandaag. Dat is een enorm bedrag.
U hebt al eens gezegd dat het niet zo erg gesteld is en dat het wel in orde zal komen. Een werkzaamheidgraad van 80 % is dé oplossing om dit probleem op te lossen. Ik merk daar echter weinig of niets van op het terrein. De huidige mini-arbeidsdeal zal volgens ons en de experts weinig of geen soelaas bieden. Volgens u en uw partijvoorzitter, de heer Magnette, is die pensioenhervorming budgetneutraal en moet men daarover niet panikeren.
Ik volg de visie van deze regering op dat vlak niet, want die houding is mijns inziens nogal onverantwoordelijk, zowel voor de huidige als de toekomstige gepensioneerden. Het gaat dan ook nog over mensen die pech hebben gehad in het leven en dies meer. U hebt in verband hiermee in februari al eens gezegd dat u veel belang hecht aan het evenwicht tussen het verzekeringsprincipe en de solidariteit. Ik heb u reeds een aantal keren gezegd, mevrouw de minister, dat uw beleid alleen op uitgaven is gericht. U zoekt niet naar inkomsten. Dat wordt stilaan dramatisch voor de toekomst. Ik roep u en de vivaldiregering daarom nogmaals dringend op om, als u wilt uitgeven, ook centen te zoeken om het te kunnen betalen.
01.11 Maggie De Block (Open Vld): Mevrouw de minister, u zegt dat u discreet blijft, maar ik wil toch een bezorgdheid met u delen. In de sociale zekerheid, die is opgebouwd door de generaties voor ons, bestaat het principe dat men rechten moet opbouwen door afdrachten te doen. Dat geldt ook voor het pensioen. Mensen hebben recht op een pensioen, maar men moet daarvoor eerst hebben bijgedragen. Dat algemene principe van de sociale zekerheid mag echt niet op de schop. Om van een tak van de sociale zekerheid te kunnen genieten – al is 'genieten' veel gezegd, want het gaat ook over ziekte- en invaliditeitsuitkeringen – moet men eerst zelf of moet de persoon van wie men ten laste is, hebben bijgedragen. Dat is voor mij een principe dat als een paal boven water moet blijven staan.
Men kan echter inventief zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan het afkopen van studiejaren. Voor de legerdienst is er ook een regeling getroffen. Daarvoor geldt namelijk enkel het jaar, maar niet het inkomen. Dat mag van mij allemaal, want ik vind dat zoveel mogelijk mensen een goed pensioen moeten krijgen om het einde van hun leven waardig te beleven.
Tegenwoordig kunnen mensen ook lang van hun pensioen genieten. Vroeger haalden mensen de pensioenleeftijd nauwelijks. Mijn grootvader is bijvoorbeeld 65 jaar geworden. Hij was dus nog net niet met pensioen. Dat is het grote verschil met nu. We hebben tientallen jaren gewonnen op een paar generaties en dat is een goede zaak. Het is echter moeilijker geworden om enkel met het pensioen bijvoorbeeld een huis te onderhouden. Ik zou dus echt willen vragen om niet te raken aan dat algemene principe.
01.12 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, sta me toe wat ongerust te zijn. Ik neem u even mee naar begin september van vorig jaar. Toen zijn de liberalen voor u naar de media gegaan met uw pensioenhervormingsplan. U hebt daar meteen op gereageerd en toen was het al duidelijk dat er iets niet goed zat.
We hebben u toen in de commissie meerdere keren dezelfde vragen gesteld als vandaag. Waarschijnlijk zult u die nog wel een paar keer krijgen. In september vorig jaar zei u ook dat het voor het einde van het jaar was. Vervolgens sprak u over januari, daarna was het maart. Ondertussen is het bijna juli en we hebben nog altijd niets.
U hebt nog steeds geen consensus gevonden. Mevrouw de minister, u zegt dat het uw overtuiging is dat het op 42 jaar moet worden gehouden. Dat kan wel zo zijn, maar u bent niet alleen en het wordt me hoe langer hoe meer duidelijk dat de liberalen hun steentje bijdragen aan deze regering en het u echt niet gemakkelijk maken. Iedereen weet dat de liberalen op pensioenvlak niet af willen van de erfenis van de regering-Michel. Dat wil dus zeggen dat iedereen langer moet werken en dat er geen consensus wordt gevonden.
Dat u vasthoudt aan die 42 jaar, wil nog niet zeggen dat het dilemma van de zware beroepen ontmijnd is. Die 42 jaar geldt immers voor iedereen, zonder onderscheid naar aard van de job. Bovendien komt de helft van de vrouwen niet eens aan zo'n lange loopbaan. Voor hen zit er dus niets anders op dan langer te werken.
U beloofde een sociale hervorming, maar ik weet niet of u die nog rondkrijgt voor het einde van deze legislatuur. Er is immers nog altijd geen consensus en laten we eerlijk zijn, de tijd begint te kort te worden. U hebt geen twee jaar meer. Nochtans is het absoluut nodig om de erfenis van de regering-Michel en de logica van tot elke prijs langer blijven werken terug te draaien. De realiteit is namelijk dat voor veel werkende mensen langer werken gewoon onhoudbaar is.
Wat de gelijkgestelde periodes betreft, heb ik over een groot aantal punten nog helemaal niets gehoord. U zei al dat er nog niets concreet was, onder andere over gelijkgestelde periodes, deeltijds en de pensioenbonus. Ik weet al wat mijn medewerkers te doen staat. De vragen die al een paar maanden geleden gesteld zijn, moeten ze gewoon opnieuw indienen voor de volgende keer dat u ons komt bezoeken.
01.13 Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, merci pour vos réponses. Petite précision: je suis libéral et je n'ai pas l'impression que je vous rends la vie difficile, contrairement à ce qu'affirme mon collègue du PTB.
Comme vous l'avez dit, la réforme des pensions sera le fruit d'un large consensus en ce qui concerne son contenu, mais également à l'égard de la soutenabilité financière de cette réforme. Je comprends qu'il serait hasardeux d'en dire beaucoup plus aujourd'hui, surtout s'il n'y a pas encore d'accord global.
Vous nous avez néanmoins appris que le Conseil national du Travail et le Conseil Central de l'Économie se réunissaient aujourd'hui pour discuter du deuxième volet. Nous espérons que vous pourrez présenter la réforme des pensions dans les meilleurs délais, car, comme dit l'adage, tout vient à point à qui sait attendre.
01.14 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord, maar we hoorden van u niet veel meer dan wat we al via de kranten en onze kabinetten vernamen.
Die vier eerste maatregelen in deel A steunen we zeker, maar ze zijn absoluut niet voldoende. Deel B, waarin het gaat over betaalbaarheid, de tweede pijler en de gezinsdimensie, is op zich goed, maar komt er pas volgend jaar. Zal er op dat moment nog genoeg tijd zijn om effectief de aangekondigde grondige pensioenhervorming door te voeren? Daar maak ik mij zorgen over. Een grondige pensioenhervorming is iets waar we nu aan moeten beginnen, want zoiets vergt tijd.
Ik vind ook een heleboel zaken niet terug in deel A. Waarom kan deel A niet uitgebreid worden? Ik lees er niets over de pensioenhervorming voor ambtenaren. Ik lees ook niets over een beter pensioen voor iedereen, zodat iedereen erop vooruitgaat en niet alleen diegenen op wie het minimumpensioen van toepassing is. Er staat ook niets in over een regeling rond de uittreding. Laten we hopen dat we zoveel mogelijk mensen kunnen stimuleren om langer te werken, maar er zijn bijvoorbeeld mensen met een zwaar beroep voor wie langer werken niet mogelijk is en voor wie er ook een deftige regeling nodig is. Het gaat ook niet over de gendergelijkheid, die u een warm hart toedraagt en waar u maatregelen voor gepland hebt. Ik heb zelf een voorstel ingediend voor de pensioensplit, maar ik lees daar vandaag niets meer over. Is dat niet iets wat we eventueel op korte termijn kunnen realiseren? De ombudsman heeft verder veel klachten gekregen over de transparantie en de informatie op mypension.be. Daar zal ik straks nog een vraag over stellen.
Dat zijn allemaal maatregelen waar we op korte termijn mee aan de slag kunnen. Ik hoop dus dat we verder kunnen gaan dan die vier maatregelen en dat ook deel B heel concreet wordt en geen vijf jaar doorgeschoven wordt. We moeten er nu aan werken om de pensioenen van later veilig te stellen.
01.15 Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre transparence quand vous nous avez dit que vous étiez très attentive à la discrétion ainsi que pour la transparence de la méthode utilisée. Pour avoir suivi la complexité de ce dossier depuis le début, il vaut effectivement mieux éviter d'échauffer les esprits. Cette réforme est tellement sensible et capitale que, dès l'instant où des informations sortent ou sont partagées, on sent bien que c'est peut-être au détriment d'une réforme qui ferait l'objet d'un compromis, d'un consensus. Cela provoque un détricotage ou des tensions qui sont sans doute inutiles.
Vous avez rappelé les éléments essentiels. J'ai bien entendu la volonté d'expliquer le contexte et le principe même d'une pension: on cotise, on contribue et, ensuite, on peut récolter les fruits de cette cotisation et de cette contribution. A priori, cela semble extrêmement logique. Par contre, dans les faits, on sait que ce n'est pas nécessairement un problème de volonté de cotisation et de contribution mais que c'est, plus largement, le contexte réel sociétal et économique du marché de l'emploi et des réalités de l'emploi entre les hommes et les femmes qui font qu'au moment où on devrait pouvoir bénéficier sereinement d'une pension, en raison d'accidents de la vie ou d'accidents professionnels, on n'y arrive pas toujours décemment. J'espère dès lors que ce gouvernement va faire ce qu'un gouvernement peut faire dans un État social tel que celui que nous prônons, c'est-à-dire réparer les accidents indépendants des uns et des autres. Nous vous y encourageons et nous vous soutenons dans ce travail que vous menez discrètement mais, j'en suis sûre, avec beaucoup d'énergie depuis maintenant de longs mois.
01.16 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse, même si, contrairement à mes collègues de la majorité, je me dois de regretter que vous ayez finalement botté en touche.
Tout d'abord, vous me renvoyez vers le ministre de l'Emploi, alors que, comme ma collègue Leroy vient de le souligner, il y a un lien très clair entre les réformes de l'emploi et l'accès à la pension, en particulier pour les travailleurs d'un certain âge ou aux carrières très lourdes. C'est d'ailleurs pour cette raison que l'on voit que les réformes successives en matière de pension ont permis, certes, de diminuer le nombre de prépensionnés mais que, dans le même temps, le nombre de chômeurs de longue durée de plus de 55 ans a explosé de même que le nombre de malades de longue durée.
Il en ressort que ce que l'on gagne d'un côté, on le perd de l'autre au niveau de notre sécurité sociale. Si l'on allonge sans cesse les carrières, on doit le faire à tout le moins dans le cadre d'une stratégie globale, notamment pour aménager les fins de carrière.
Pour le reste, vous avez également botté en touche en disant que vous vouliez être discrète pour ne pas faire capoter les négociations. Je le comprends parfaitement, mais force est de constater que depuis un an, vous sortez dans la presse. Cela pousse vos collègues de la majorité à exposer leur propre vision des choses. Aujourd'hui, on connaît votre vision des choses, on connaît la vision des choses de vos partenaires de majorité et des présidents de parti en particulier. À côté de cela, on ne connaît toujours pas la vision des choses du gouvernement en tant que tel. Comme vous l'avez dit, il n'y a toujours pas de consensus aujourd'hui. Je conviens que votre démarche soit difficile, mais en conséquence, les personnes qui ont travaillé toute leur vie restent dans le flou le plus total alors qu'elles ont le droit d'appréhender leur retraite avec sérénité. Elles ne savent toujours pas si elles auront 1 500 euros net ou brut pour une carrière complète.
01.17 Karine Lalieux, ministre: Je me permets juste de réagir à ce sujet. Comme je l'ai déjà dit à de nombreuses reprises devant le Parlement, il y a une augmentation garantie des pensions à 1 500 euros net. Le gouvernement l'a décidée en octobre 2020, non pas au moment de l'accord de gouvernement, mais au moment du budget – vous l'avez votée ici au Parlement en décembre 2020. L'augmentation pourrait même être supérieure grâce au 1,2 milliard d'argent nouveau qu'a mis le gouvernement dans les pensions, grâce aux indexations – on en avait prévu quatre et on arrive maintenant à six – et grâce aux enveloppes bien-être qui sont garanties. La première a déjà été distribuée et la deuxième est garantie par le gouvernement. Quoi qu'il ressorte de l'accord des partenaires sociaux, l'argent est garanti. N'allez pas dire cela car je ne voudrais pas que vous semiez encore de la défiance chez les pensionnés, ce qui constituerait vraiment de la désinformation!
01.18 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la ministre, ce ne sont pas des informations que je relaie moi-même, mais ce sont des préoccupations des citoyens. Vous pouvez le lire également parce qu'apparemment, l'information ne leur est pas parvenue. En tout cas, l'argent n'est toujours pas dans leur poche alors que c'est finalement le sujet qui les inquiète. Toujours est-il que le flou demeure pour d'autres points de cette réforme: le nombre d'années de travail pour y avoir accès, la définition des métiers pénibles ou encore le nombre de personnes qui seront concernées.
Donc, le flou le plus total subsiste sur un point crucial, à savoir la manière dont on va pouvoir financer ces pensions de manière durable.
Pour conclure positivement, madame la ministre, je ne peux que vous encourager à l'occasion des efforts que vous faites aujourd'hui. En effet, vous avez fait une promesse à l'ensemble de nos concitoyens qui doit pouvoir être tenue. Il est ici question d'accorder une pension digne à tous les travailleurs qui ont cotisé toute leur vie. Je ne peux donc que vous encourager en ce sens.
01.19 Jean-Marc Delizée (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Consensus, tel est le mot clé de votre réponse. Vous recherchez le consensus. Ce mot est également le mot clé de la vie politique belge. C'est finalement un peu notre ADN. Nos voisins français commencent à découvrir cette notion; ils n'ont aucune expérience, ni compétence en la matière.
Par ailleurs, je retiens votre volonté de ne pas faire capoter les négociations. C'est la raison pour laquelle, dans ce débat d'actualité, les propos diffèrent suivant que l'on se trouve dans l'opposition où l'on est plus radical ou dans la majorité. Mais je constate qu'au sein de la Vivaldi, les propos sont assez mesurés, voire parfois un peu creux. En effet, comme l'a dit la présidente de notre commission, le sujet est sensible, complexe et il a son histoire.
Pour conclure, je dirai que nous allons attendre les réflexions et inputs des partenaires sociaux et le suivi des IKW, DAB, kern pour reprendre le jargon belgo-belge que nous utilisons régulièrement. Nous espérons, en tout cas, vous revoir assez rapidement dans cette commission avec un dossier ficelé et approuvé par le gouvernement.
01.20 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, bedankt voor uw toelichting. U bleef natuurlijk discreet. Eerlijk gezegd vind ik dat de beste garantie om de pensioenhervorming te doen slagen. Het is belangrijk dat de pensioenhervorming slaagt, juist om zekerheid te bieden. Ik heb het hier al meermaals gezegd, meer dan de helft van de jongeren gelooft niet meer dat ze nog een pensioen zullen hebben. Wij moeten het vertrouwen herstellen.
Ik hoor hier van de PVDA dat we nog niets gedaan hebben. Ik hoor hier van Défi dat er nog niets gegarandeerd is. Ik wil toch zeggen dat het budget voor de eerste fase vastligt. Wij zullen die fase ook uitvoeren. Wij gaan naar een minimumpensioen van 1.500 euro. Wij wilden dat halen in 2024, maar we zullen het volgend jaar al halen, in de zomer van 2023. We investeren meer dan 2 miljard in betere pensioen. Dat budget is gegarandeerd, dat traject ligt vast. Het is hier goedgekeurd en het wordt gewoon uitgevoerd.
In ieder geval, mijn moeder heeft een onvolledige loopbaan. Zij merkt het verschil al. Ook een van onze bestuursleden, eveneens een vrouw met een onvolledige loopbaan, heeft mij twee weken geleden, toen we op een terras zaten, gevraagd om de minister te zeggen dat ze het verschil al voelt. Ze zei dat het de eerste keer was in al die jaren dat ze met pensioen is, want voordien had ze daar niet veel van gemerkt.
Wat de hervorming betreft, is het voor ons belangrijk dat werken beloond wordt. Daarom willen wij dat er een pensioenbonus is als er langer gewerkt wordt. Ook deeltijds werk en zorgtaken moeten echter gewaardeerd worden. Ik hoor hier altijd zeggen dat de oude dag een last is, een kostenpost. Men heeft het over de betaalbaarheid. Ik vind het wel straf dat de N-VA het heeft over betaalbaarheid. De taxshift, dat was pas een ongedekte cheque voor onze sociale zekerheid.
Hier hebben we de keuze. Ofwel betalen we het collectief, in solidariteit en uiteraard ook met het verzekeringsprincipe, ofwel zeggen we tegen de mensen: trek uw plan en los het zelf op als u oud bent. Mevrouw de minister, ik wens u veel succes voor een solidaire oplossing.
01.21 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, uit wat we de voorbije maanden en weken opvangen in de pers, kunnen we afleiden dat uw pensioenhervorming stilaan een lijdensweg wordt, met twee fases, drie fases, blijkbaar nu ook deel A en B, tegen 6 juli 2022, tegen 21 juli 2022, tegen eind 2022 of pas voor de volgende legislatuur. Dat zijn weinig geruststellende berichten.
U hebt meermaals aangegeven dat uw hervorming budgetneutraal zou zijn. "Ce sera neutre, affirme Lalieux", blokletterde L'Écho op 23 april 2022. Iedereen wist toen al beter, behalve u, die dat precies niet wilde toegeven. Nu al moet u onder druk van de coalitiepartners gas terugnemen. De grote hervorming was al verworden tot wat kleine ingrepen, zoals de pensioenbonus. Ook die bonus blijkt echter niet budgetneutraal te zijn volgens de berekeningen van het Planbureau, doorgaans toch goed geïnformeerd als het op berekeningen aankomt.
De hervorming kan pas lukken als u van een wit blad vertrekt, de drie statuten gelijkstelt en datzelfde doet met de berekeningswijze van de pensioenen. Inzake de gelijkstelling van de drie grote statuten hebt u echter al laten weten dat ze er ten vroegste in de volgende legislatuur kan komen. Dat is natuurlijk het eenvoudigste, namelijk de hete aardappel voor zich uitschuiven. Dat doet de huidige regering helaas in alle grote dossiers, of het nu gaat om de energiebevoorrading, het legerbudget, de arbeidsmarkthervorming en nu blijkbaar ook de pensioenen. Op dat vlak zit de regering alvast wel op één lijn.
01.22 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik wil even reageren op de tussenkomst van Vooruit. Wij hebben niet beweerd dat er niets is gebeurd, dat hebben wij absoluut niet gedaan. Wij hebben het nog niet over de minimumpensioenen gehad. Dat is een andere vraag, die straks aan bod komt. Het enige wat ik heb gedaan, is de woorden van de minister zelf herhalen, namelijk dat er geen consensus was en dat het blijft duren. Dat zijn haar woorden, niet de mijne. Ik heb ze gewoon herhaald en ik heb akte genomen van wat er is verklaard.
L'incident est clos.
02 Vraag van Gitta Vanpeborgh aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De parkeerkaarten voor personen met een beperking" (55027474C)
02 Question de Gitta Vanpeborgh à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les cartes de stationnement pour personnes à mobilité réduite" (55027474C)
02.01 Gitta Vanpeborgh (Vooruit): Mevrouw de minister, ik kreeg van bezorgde ouders een nogal kafkaiaans voorbeeld van de manier waarop de samenwerking tussen de Vlaamse en de federale diensten ervoor zorgt dat de overheid, in plaats van personen met een handicap het leven gemakkelijker te maken, het hen af en toe extra moeilijk maakt.
Voor de aanvraag van een parkeerkaart werd gebruikgemaakt van een automatische machtiging tussen het Agentschap Opgroeien en de FOD Sociale Zekerheid. Die regeling werd blijkbaar ongedaan gemaakt. Nu moeten ouders eerst een attest ontvangen van het Agentschap Opgroeien en dat moeten ze dan zelf bezorgen aan de FOD Sociale Zekerheid. Aangezien het lang kan duren voor ze dat attest ontvangen – dat is ook een feit – krijgen ze de raad de parkeerkaart alvast aan te vragen bij de FOD Sociale Zekerheid. Hier moeten ze dan alle medische informatie opnieuw opladen. Bovendien zijn ze dan nog niet zeker dat de FOD Sociale Zekerheid hetzelfde oordeel velt als het Agentschap Opgroeien, dat daarover ook zijn zeg moet doen.
Bent u op de hoogte van die problematiek? Zo ja, wat zult u eraan doen om de betrokkenen vlotter te helpen?
Zult u hiervoor contact opnemen met uw Vlaamse collega om de problematiek uit te klaren?
02.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Vanpeborgh, mijn kabinet werd vorige maand geïnformeerd over die kafkaiaanse toestand. Wij hebben uiteraard gevraagd dat meteen te onderzoeken. De problemen die u noemt, zijn te wijten aan het feit dat de Directie-generaal Personen met een handicap (DG HAN) geen toegang heeft tot het nieuwe systeem dat het Vlaamse Agentschap Opgroeien sinds 1 februari gebruikt. Daarom gebruikt de DG HAN momenteel de papieren attesten van het agentschap. Het is de bedoeling over te schakelen op de controle van de rechten via HandiService. Die toepassing zal worden ontwikkeld door mijn administratie. Dat zal de administratieve lasten voor de burgers verminderen en de behandelingstermijnen inkorten.
Het klopt dat de huidige procedure lang kan duren en omslachtig is, zowel voor de begunstigden als voor de betrokken diensten, maar ik kan u verzekeren dat er geen nieuwe evaluatie plaatsvindt wanneer het Agentschap Opgroeien een attest heeft afgeleverd. De DG HAN volgt namelijk altijd het oordeel van dat agentschap. Alleen wanneer een attest van het agentschap ons bereikt, moet de DG HAN zelf een controle uitvoeren, maar nogmaals, het is de bedoeling om snel over te schakelen op de controle van de rechten via HandiService. Ik zet mij elke dag in voor administratieve vereenvoudiging en de strijd tegen de non-take-up van rechten. Ik zal dit dossier dan ook van nabij blijven opvolgen.
02.03 Gitta Vanpeborgh (Vooruit): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
U vangt kennelijk dezelfde signalen op en het stelt mij zeker gerust dat u actie zult ondernemen. Het stemt mij ook tevreden dat de DG HAN het oordeel van het Agentschap Opgroeien volgt.
Ik ben wel minder gerustgesteld wanneer ik merk dat het Agentschap Opgroeien een maatregel neemt zonder dat alles op elkaar is afgestemd. Ik betreur dat en ik hoop dat de onderlinge afstemming, die u belooft, heel snel wordt gerealiseerd. Ik zal daarop terugkomen om na te gaan hoever het daarmee staat.
Het incident is gesloten.
- Sophie Rohonyi à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La hausse du nombre de victimes de la rue en 2021" (55027622C)
- Sophie Rohonyi à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La lutte contre la pauvreté et le sans-abrisme chez les jeunes" (55028992C)
- Sophie Rohonyi aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De stijging van het aantal straatdoden in 2021" (55027622C)
- Sophie Rohonyi aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De strijd tegen armoede en dakloosheid bij jongeren" (55028992C)
03.01 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la ministre, en 2022, des citoyens continuent de mourir dans la rue. L’année dernière, le Collectif des morts de la rue a recensé 76 décès de personnes sans domicile fixe en Région de Bruxelles-Capitale, un record depuis 2005.
Nous pouvons interpréter ces chiffres à l’aune du renforcement des ressources du Collectif, mais il faut bien admettre que cette croissance est due surtout à l’augmentation du nombre de personnes sans abri à Bruxelles. C’est en tout cas ce que confirme Bruss’help, l’organisme bruxellois chargé du développement de l'aide aux personnes sans abri.
Madame la ministre, vous mettez l’accent, depuis votre entrée en fonction, sur l’adresse de référence et le programme Housing First. Pouvez-vous faire un état des lieux des autres initiatives prises depuis votre entrée en fonction pour faire diminuer concrètement le nombre de victimes de la rue?
L’accord de gouvernement et vos différentes notes de politique générale ont pour objectif l’actualisation de l’accord de coopération de 2014 concernant le sans-abrisme et le sans-chez-soi via une conférence interministérielle (CIM) spécifique. En octobre dernier, vous avez déclaré que la première réunion de cette CIM ne s’était toujours pas tenue, parce que la liste des points qu’elle devait traiter n’avait pas encore été déterminée. Qu’en est-il sept mois plus tard? Disposez-vous d’un calendrier, même provisoire, des travaux de cette CIM?
Enfin, une étude récente de l’UCLouvain révélait que, parmi les sans-abri, l’on recensait 26 % d’enfants. Quelles mesures ciblées envisagez-vous de prendre pour faire sortir de la rue, prioritairement et en urgence, ces enfants?
J'en viens à ma deuxième question. Le mois dernier, le Forum des Jeunes, l’organe officiel représentant les jeunes de 16 à 30 ans en Belgique francophone, a publié un avis extensif contenant un certain nombre de recommandations pour en finir avec le sans-abrisme, en particulier chez les jeunes. Cet avis émet plusieurs pistes qui pourraient très bien faire l’objet d’une coordination entre le fédéral et les entités fédérées.
Cela tombe plutôt bien, puisqu’il a été décidé, voilà plusieurs mois, qu’une CIM de la jeunesse, dont la première réunion devait se tenir au milieu de ce mois, serait organisée. J’entends pourtant qu’aucun ministre fédéral n’est, pour l’instant, associé à ces travaux. C'est assez interpellant.
Avez-vous pris connaissance des recommandations émises par le Forum des Jeunes à travers l'avis que j'ai explicité tout à l'heure? Que retenez-vous finalement de cet avis? Quel suivi entendez-vous y apporter de manière générale, quelle mesure avez-vous prises et quelles sont les propositions actuellement sur la table du gouvernement fédéral pour en finir avec le sans-abrisme chez les jeunes et pour lutter contre la précarité chez les jeunes?
Dans votre note de politique générale 2022, vous évoquez les travaux du Housing First Lab qui organise le soutien, la promotion et le développement du modèle Housing First dans notre pays. C’est évidemment une initiative essentielle qui est d’ailleurs soutenue par le Forum des Jeunes. Un appel à projets a été lancé en août 2021 pour financer la mise en œuvre de près d’une centaine de nouvelles trajectoires d’Housing First, avec une attention particulière notamment sur les jeunes sans-abri. Pouvez-vous nous faire un état des lieux de cette initiative? Les trajectoires ont-elles été lancées aujourd'hui? Combien de jeunes en seraient-ils bénéficiaires? Quelle est la tranche d’âge visée? Des trajectoires supplémentaires pourront-elles être financées prochainement?
Enfin,
confirmez-vous qu’aucun ministre fédéral n’est associé, pour l’instant, aux
travaux de cette Conférence interministérielle Jeunesse? N'estimez-vous pas
pertinent que votre SPF y soit associé étant donné la centralité, la
problématique de la pauvreté et du sans-abrisme chez les jeunes? Si la première
réunion a déjà eu lieu, qu’en est-il ressorti concernant les compétences qui
sont les vôtres?
03.02 Karine Lalieux, ministre: Madame la députée, bien que les compétences attribuées au fédéral soient vraiment résiduelles en la matière, je m'attèle à apporter des solutions pérennes. J'ai voulu donner au fédéral un rôle d'incubateur de pratiques innovantes afin de les diffuser à travers le pays. J'ai ainsi multiplié les appels à projets autour du Housing First, vous l'avez dit. Par exemple, dix millions d'euros ont été alloués à l'investissement dans des logements à destination des sans-abri et 2,5 millions d'euros ont servi à augmenter l'accompagnement des projets Housing First via la Loterie Nationale.
Avec mon administration, nous réfléchissons déjà à la thématique du prochain appel à projet. Il y en aura donc un nouveau. Concernant le Forum des Jeunes, je les ai reçus en janvier dernier à mon cabinet pour échanger sur les travaux en cours. Ils m'ont bien transmis ce rapport et j'ai pris connaissance des recommandations. Consciente de la problématique, j'ai souhaité que les deux derniers appels de projet Housing First concernent notamment les jeunes en rue.
Dans le cas de l'appel "Augmentation des trajectoires Housing First", en six mois, ce sont 30 nouveaux travailleurs qui ont été formés à la méthodologie avec le soutien du Housing First Lab. Ainsi, 25 nouvelles trajectoires d'accompagnement Housing First ont déjà été démarrées et sont en cours de préparation.
En parallèle, j'ai soumis à ma collègue Annelies Verlinden une nouvelle circulaire clarifiant l'usage de l'adresse de référence, que nous devrions pouvoir publier avant la fin de l'année.
S'agissant de l'actualisation de l'accord de coopération, nous avons commencé à établir avec les entités fédérées la liste des points sur lesquels nous devrons travailler. Je chargerai mon administration d'organiser des réunions préparatoires dès la rentrée pour, je l'espère, convoquer la CIM au plus vite.
Concernant la CIM Jeunesse, j'ai appelé – dès 2020 – à sa création et exprimé mon souhait d'y participer. Les désignations sont toujours en cours. J'espère qu'elle contribuera à renforcer les politiques à tous les niveaux de pouvoir, à l'intention des jeunes en général et de ceux qui connaissent la précarité en particulier. Pour le dire simplement, je demande d'en faire partie. Cependant, les entités fédérées ne m'ont toujours pas répondu.
Enfin, la situation des enfants sans abri et mal logés est inacceptable. Il s'agit d'une conséquence directe de la pauvreté des parents, qui rappelle combien il est urgent de les en extraire. C'est pourquoi des mesures de soutien structurelles telles que l'augmentation des minima sociaux ou le soutien fédéral aux CPAS – dernier filet de sécurité – sont essentielles. C'est aussi la raison pour laquelle nous développons des projets destinés à soutenir les familles monoparentales. Vous savez également que j'ai souhaité lancer auprès des CPAS dix projets pilotes de lutte contre la pauvreté infantile, pour un budget de 1,2 million d'euros, et que je suis engagée dans la Garantie européenne pour l'enfance. Malgré la thématique, c'est le fédéral qui coordonne en effet ce dossier. Cette garantie met l'accent sur le logement – compétence qui relève des entités fédérées – et s'inscrit dans un processus collaboratif. Je vous remercie de votre attention.
03.03 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse.
Votre tâche est ardue, étant donné que vos compétences sont résiduelles. Malgré cette lasagne institutionnelle qui ne joue pas en votre faveur, je vous remercie de prendre des initiatives en vue d'actualiser cet accord de coopération sur le sans-abrisme. En tout cas, cette volonté s'affichait dès votre première note de politique générale.
Pour l'adresse de référence, j'entends qu'un travail est en cours avec la ministre de l'Intérieur. Quant au modèle Housing First, j'ai compris que vous souhaitiez le pérenniser. C'est indispensable, puisque ce modèle porte désormais ses fruits.
Je vous remercie également d'avoir rencontré le Forum des Jeunes. Il est en effet indispensable de consulter les premiers concernés qui ont été trop mis sur le côté durant la crise sanitaire. Nous ne devons pas répéter cette erreur, eu égard à leur précarité grandissante, même si j'aurais voulu en connaître davantage au sujet de votre calendrier de travail.
Pour ce qui concerne la Conférence interministérielle (CIM) de la jeunesse, je suis dans l'incompréhension totale. Vous dites que vous en avez fait la demande mais qu'elle n'a pas, jusqu'ici, été acceptée. Je n'en comprends pas les raisons, car c'est là aussi un des grands enseignements de la crise sanitaire: il faut s'assurer que tous les niveaux de pouvoir se réunissent pour établir un plan de relance de la jeunesse. Il y avait une volonté politique, mais maintenant que l'on songe à ce levier, on ne fait pas en sorte de l'activer et d'avoir toutes les ressources nécessaires autour de la table. C'est vraiment un échec! J'ose espérer que votre demande sera in fine entendue.
S'agissant enfin du problème de la pauvreté des jeunes, il est vrai qu'il y a un important travail à effectuer en amont en matière de soutien aux parents, et aux familles monoparentales en particulier. Le parti DéFi a appuyé un plan de soutien aux familles monoparentales au niveau de la Région bruxelloise. Je ne peux donc que vous soutenir. Il y a cependant des éléments à mettre en place individuellement au niveau des jeunes, notamment dans l'accès aux bourses d'études, au logement, etc. Là aussi, la CIM se justifie, en particulier avec vous-même, mais aussi avec les ministres fédéraux chargés de l'Emploi et des Finances, pour mettre en place une vraie réforme fiscale qui pourrait faciliter la vie des jeunes.
L'incident est clos.
04 Vraag van Vicky Reynaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De toepassing door de OCMW's van de regels inzake toegang tot het Gas- en Elektriciteitsfonds" (55027711C)
04 Question de Vicky Reynaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'application des règles d'accès au Fonds gaz et électricité par les CPAS" (55027711C)
04.01 Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, tijdens de vorige zitting wisselden we al van gedachten over het Gas- en Elektriciteitsfonds, het fonds waarmee de OCMW’s steun kunnen toekennen aan gezinnen die moeite hebben om hun energiefacturen te betalen. Volgens artikel 2 van de wet van 4 september 2002 over dat fonds kan iedereen een beroep doen op het Gas- en Elektriciteitsfonds, of men nu al cliënt is bij het OCMW of niet. Wij houden de vinger aan de pols bij onze raadsleden in de OCMW's en het Bijzonder Comité. Daaruit blijkt dat sommige OCMW’s het fonds toch voorbehouden voor mensen die reeds cliënt zijn bij het OCMW. Sommige OCMW's blijken mensen ook te verplichten om in budgetbegeleiding of budgetbeheer te gaan voor ze aanspraak kunnen maken op dat fonds. Dat is niet conform de wetgeving.
Bent u het met mij eens dat elk OCMW
verplicht is om het fonds open te stellen voor iedereen, dus ook voor mensen
die nog geen cliënt zijn bij het OCMW? Hebt u al signalen gekregen dat er
OCMW’s zijn die dat niet doen? Op welke manier zult u ingrijpen bij
OCMW’s die dit niet zo toepassen?
04.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Reynaert, de taken van het Gas- en Elektriciteitsfonds zijn duidelijk omschreven in de wet van 4 september 2002, zoals u hebt gezegd. Ik zal het artikel niet voorlezen. Het is evident dat budgetbegeleiding geen voorwaarde is om hulp te krijgen, al kan dit op zich wel als steun worden beschouwd. Alleen een sociaal onderzoek kan bepalen welke hulp nodig is, aangepast aan de specifieke situatie van elke persoon. Soms gaat het om de betaling van de rekening, in andere gevallen om budgetbegeleiding of de vervanging van een defect toestel en soms om een combinatie van de verschillende maatregelen. Er zijn kortom geen andere voorwaarden dan de voorwaarde die in de wet staat, namelijk dat de betrokkene zoveel schulden heeft dat hij ondanks alle inspanningen de gas- en elektriciteitsrekening niet meer kan betalen.
De steun hangt wel af van het sociaal onderzoek en is dus niet onvoorwaardelijk. Voor de rest ken ik geen OCMW's die principieel hulp zouden weigeren aan niet-cliënten, los van een sociaal onderzoek. Indien dat echter het geval is, kan elke beslissing van het OCMW worden aangevochten voor de arbeidsrechtbank.
U mag het mij altijd melden wanneer het om een problematiek in verschillende OCMW's gaat. Dat is hier in mijn ogen echter niet het geval.
04.03 Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, ik dank u voor het erg duidelijke antwoord. Het is heel duidelijk dat er geen enkele voorwaarde is behalve dat het na een sociaal onderzoek kan worden toegekend. Er is echter geen enkele andere voorwaarde.
Dat antwoord hadden wij graag ontvangen. We zullen het uiteraard doorgeven aan onze raadsleden die met het dossier bezig zijn op het lokale niveau. We zullen ook meegeven dat zij zo nodig een zaak aanhangig kunnen maken bij de arbeidsrechtbank.
L'incident est clos.
05 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het doneren van pensioenrechten aan de partner" (55027724C)
05 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le don des droits en matière de pension entre partenaires" (55027724C)
05.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, ik lees heel wat over pensioenen, omdat het mij boeit en omdat het past in het kader van mijn mandaat. Zo stootte ik op het gegeven dat blijkbaar de kans op vrijwillig werken toeneemt wanneer een van de twee partners met pensioen is en de andere nog blijft werken. Het begrip 'onvrijwillig werken' betekent dat men liever met pensioen zou gaan om er samen lekker romantisch van te genieten.
In die optiek zijn er een aantal arbeidsexperts die aanbevelen dat partners aan elkaar pensioenrechten zouden kunnen doneren. Het gaat daarbij niet om rechten doorgeven. De oudste partner zou dan iets langer blijven werken en zou dan zijn pensioenpunten – of hoe men die ook noemt – kunnen doorgeven aan zijn jongere partner, zodat ze op hetzelfde moment met pensioen kunnen gaan. Dat zou voor beiden een win-winsituatie zijn. Ik denk dat deze maatregel zelfs budgetneutraal is. Hij verhoogt zeker het welzijn van het koppel.
Hoe staat u tegenover dit principe van verhandelbare pensioenrechten binnen een koppel?
05.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Van der Donckt, het doneren van pensioenrechten tussen partners zou een oplossing kunnen zijn voor onvrijwillig werken. Het zou echter geen oplossing bieden voor alleenstaanden, aan wie niemand pensioenrechten kan doneren. Bovendien willen we de activeringsgraad bij de oudere arbeidsbevolking net verhogen. Het principe van het geven van pensioenrechten tussen partners staat evenmin in het regeerakkoord en is dan ook niet terug te vinden in mijn pensioenhervorming.
05.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, uw vergelijking met de alleenstaanden loopt een beetje mank, maar ik zal daar niet dieper op ingaan. Het is echter niet omdat het niet in het regeerakkoord staat, dat het geen goed idee kan zijn. Misschien kunt u hiermee uitpakken en het als pasmunt gebruiken voor andere elementen die wel in het regeerakkoord staan, maar moeilijk haalbaar zijn. Het is een mooi idee. Het is budgetneutraal en zorgt voor het welzijn.
L'incident est clos.
06 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De Federale Pensioendienst als aankoopcentrale voor de aanvullende pensioenen" (55027726C)
06 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le Service fédéral des Pensions en tant que centrale d'achats pour les pensions complémentaires" (55027726C)
06.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Ik verwijs naar de ingediende vraag.
Geachte mevrouw de minister. Ten gevolge
van het Wetsvoorstel tot toewijzing aan de Federale Pensioendienst van bepaalde
opdrachten inzake de aanvullende pensioenen van de contractuele personeelsleden
van de provinciale en plaatselijke besturen dat begin dit jaar werd
goedgekeurd, kan de Federale Pensioendienst optreden als aankoopcentrale, als
openbaar aanbesteder, namens lokale en provinciale besturen in de zoektocht
naar een nieuwe financiële instelling voor de (continuïteit van) aanvullende
pensioenen. De uiteindelijke beslissing komt weliswaar toe aan het
beheerscomité van de lokale en provinciale besturen.
Mevrouw de minister, mijn vragen zijn de
volgende: In welke fase van de procedure bevinden we ons momenteel? Hebt u al
meer zicht op het aantal deelnemende gemeenten? De potentiële kandidaten zouden
bekend zijn in de tweede helft van april. Kunt u iets meer info geven over de
kandidaten? Ik dank u voor uw antwoord.
06.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Van der Donckt, de opdracht wordt geplaatst door middel van de procedure van mededinging met onderhandeling. Die verloopt in twee fasen. In de eerste fase heeft de Pensioendienst de overheidsopdracht aangekondigd en heeft ze aan potentiële kandidaten de selectiecriteria meegedeeld. Die fase is inmiddels afgerond. Er werden drie kandidaten geselecteerd.
In de tweede fase nodigt de Pensioendienst de kandidaten uit hun offerte in te dienen, waarna onderhandelingen kunnen worden opgestart. Dit gebeurt op basis van een lastenboek dat op 29 april werd goedgekeurd door het beheerscomité van de lokale besturen. Dit moet het beheerscomité toelaten om tegen september een beslissing te nemen over de toewijzing van het contract.
Inmiddels heeft de Pensioendienst op 2 juni ook een webinar georganiseerd voor de lokale besturen. Daaruit bleek een ruime interesse voor het initiatief. Deze procedure wordt dus nauw opgevolgd en zit on track.
06.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, dank u voor uw concrete antwoord. Wordt vervolgd, maar men zit blijkbaar op schema. Ik zal dit opvolgen, aangezien het mij interesseert.
L'incident est clos.
- Anja Vanrobaeys aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De digitale kloof op mypension" (55027771C)
- Maggie De Block aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Mypension.be" (55028111C)
- Anja Vanrobaeys à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La fracture numérique sur mypension" (55027771C)
- Maggie De Block à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Mypension.be" (55028111C)
07.01 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, naar aanleiding van de publicatie van het jaarverslag van de Ombudsdienst Pensioenen, heeft de ombudsman aangeklaagd dat 78 % van de gepensioneerden niet weet dat er online berichten op hen wachten op mypension.be. Volgens de ombudsman worden nieuwe berichten alleen via mail gemeld, maar slechts 22 % van de 2,5 miljoen gepensioneerden heeft een mailadres. Dat betekent dat 78 % van de gepensioneerden, toch heel wat mensen, de berichten pas zien wanneer ze mypension.be raadplegen. Bovendien worden zij er niet over geïnformeerd dat de Federale Pensioendienst heel wat betalingsinformatie alleen nog digitaal communiceert.
Vorig jaar heb ik u rond deze periode een vergelijkbare vraag gesteld over de fiscale fiche van het voorstel tot vereenvoudigde aangifte, die ook alleen via mypension.be ter beschikking wordt gesteld. Gepensioneerden kunnen wel nog een papieren versie vragen, maar die optie wordt alleen bekendgemaakt via de website. Ook dit jaar heb ik weer heel wat gepensioneerden die dat graag controleren verder moeten helpen. Die vereenvoudigde belastingaangifte controleren blijkt wel nodig, omdat er hier en daar zaken ontbreken die een enorme impact hebben op de te betalen belastingen of omdat er fouten in staan.
De Ombudsdienst Pensioenen beveelt aan om, voor wie digitaal niet meekan, te blijven investeren in de bereikbaarheid via telefoon en via onthaalpunten. Daarnaast vraagt men dat gepensioneerden die dat uitdrukkelijk vragen alle pensioeninformatie op papier zouden moeten blijven krijgen.
Hoe gaat u om met de aanbevelingen van de Ombudsdienst Pensioenen? Wat zult u daar concreet mee doen? U zou inzetten op de professionele toegang tot mypension.be. We hebben dit al in de commissie besproken. Kunt u een stand van zaken geven, vermits dit ook een belangrijk punt is om de digitale kloof te dichten?
07.02 La présidente : Je précise que, étant donné la séance plénière, Mme la ministre proposait de répondre aux questions jointes, même si les personnes n'ont pas pu être présentes en raison des nombreuses allées et venues que cela génère.
07.03 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Vanrobaeys, in hun jaarverslag schrijven de ombudsmannen dat bijna acht op de tien gepensioneerden niet weten dat er post op hen wacht in hun online pensioendossier. Correcter is te stellen dat driekwart van de gepensioneerden mypension.be nog niet gebruikt. Zij ontvangen uiteraard wel hun belangrijke briefwisseling op papier. Gepensioneerden ontvangen dus alle belangrijke documenten, ofwel per post, ofwel via mypension.be.
De Pensioendienst is zich er wel van bewust dat het online pensioendossier voorlopig vooral een succes is bij de toekomstige gepensioneerden. Natuurlijk erken ik dat er een digitale kloof bestaat. Daarom vind ik sterke en toegankelijke openbare diensten zo belangrijk. Zeker voor sociaal kwetsbaren, maar ook voor ouderen vormt de digitalisering vaak een probleem. Ik laat hen echter niet aan hun lot over en werk aan duidelijke instrumenten, met speciale aandacht voor de toegankelijkheid van de informatie. Dit staat ook in mijn beleidsverklaring.
Deze problematiek is specifiek opgenomen in de nieuwe bestuursovereenkomst met de Federale Pensioendienst. Daarnaast willen we een professionele toegang tot mypension.be creëren. Zo zouden bijvoorbeeld maatschappelijk werkers mensen kunnen helpen in hun digitale contacten met de sociale zekerheid. De Federale Pensioendienst maakt hiervoor een methodologische analyse en zal dit jaar nog een voorstel tot implementatie doen.
Deze analyse zal de verschillende noden van de burgers en de professionals in kaart brengen en uitwijzen wat de beste oplossing is in de verschillende gevallen. Het blijft essentieel te investeren in telefonische dienstverlening, briefwisseling via de post en onthaalpunten. De synergie tussen deze verschillende kanalen moet verder worden ontwikkeld. Ik zal erop toezien dat mensen die niet over de nodige digitale tools of vaardigheden beschikken, toch bereikt worden via andere kanalen.
De Pensioendienst buigt zich momenteel over dit rapport. Daarna zal de Pensioendienst samen met de ombudsmannen het rapport overlopen in collegiaal overleg, om dan de conclusies en eventuele actiepunten voor te stellen aan het beheerscomité van de Pensioendienst. Dan zullen ook uw vragen beantwoord worden. Nog even geduld dus.
07.04 Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, ik ben het met u eens als u zegt dat er sterke openbare diensten moeten zijn. Sociaal kwetsbaren of gepensioneerden die niet digitaal verbonden zijn, voelen zich momenteel al erg in de steek gelaten. Ik voer ook regelmatig actie tegen de verdwijning van geldautomaten en bankkantoren. Ik krijg daar ook enorm veel reacties op. Dit is eigenlijk hetzelfde. De betrokkenen willen namelijk fysiek contact.
U zegt dat u blijft inzetten op de onthaalpunten, de briefwisseling en het telefonisch contact. Ik denk dat dit voor deze mensen superbelangrijk is als u niet wilt dat ze zich in de steek gelaten voelen door de overheid.
Ik kijk uit naar wat er in navolging van het rapport zal worden uitgerold. Ik zie daar echter ook een rol voor de maatschappelijk werkers, via de professionele toegang. Het zijn namelijk zij die nauw contact hebben met deze mensen. Zij kunnen hun informatie geven zodat ze onder andere hun belastingen goed kunnen invullen. Dat vind ik heel belangrijk, maar momenteel kan dat nog niet.
Het incident is gesloten.
08 Question de Sophie Thémont à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le sans-abrisme et les procédures online" (55027906C)
08 Vraag van Sophie Thémont aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Daklozen en onlineprocedures" (55027906C)
08.01 Sophie Thémont (PS): Madame la ministre, depuis deux ans, la Fondation Roi Baudouin a publié une série d'études sur le sans-abrisme et l'absence de chez soi en Belgique. Récemment, la Fondation a comptabilisé 3 847 personnes contraintes de vivre dans cette situation. Fait encore plus inquiétant, un quart des personnes dénombrées sont des enfants: 200 à Charleroi, 272 à Namur, 479 dans le sud de la Flandre Occidentale et 51 à Vilvoorde. La majorité d'entre eux ne vit heureusement pas à la rue, mais aucun enfant ne devrait avoir à subir l'instabilité des logements de transit.
Madame la ministre, nous savons que vous accordez une grande importance à la question du sans-abrisme et de l'absence de chez soi. Vous portez d'ailleurs de nombreuses initiatives visant à sortir les citoyens de cette situation insupportable et de la pauvreté en général. L'une d'entre elles est l'accessibilité numérique de certaines procédures et de certains services des CPAS, via le projet CPAS Online. Dans votre note de politique générale, vous mentionniez être en train de définir les contours d'un formulaire qui permettrait à un demandeur d'aide d'établir électroniquement un premier contact avec un CPAS en vue d'introduire un dossier.
Pouvez-vous-nous dire où vous en êtes dans la réalisation de ce projet? Sera-t-il accessible à un public faisant face à une situation de sans-abrisme ou d'absence de chez soi? Pourriez-vous m'assurer que les services proposés sur cette plateforme continueront à être fournis par les différentes antennes du CPAS?
08.02 Karine Lalieux, ministre: Chère collègue, je travaille avec mon administration à plusieurs chantiers nécessaires dans la lutte contre la pauvreté, notamment la question de l'automatisation des droits et la simplification administrative dont il est question ici. Cette simplification est importante pour les travailleurs sociaux afin d'alléger leur charge de travail et de leur permettre de se consacrer à l'accompagnement social. Celle-ci permet aussi d'éviter des erreurs et d'assurer une uniformité des droits sur le territoire. Cela permet encore d'éliminer certains obstacles auxquels les citoyens se heurtent lorsqu'ils introduisent une demande.
C'est dans cette optique que j'ai constitué un groupe de travail consacré à la simplification administrative réunissant mon cabinet, le SPP Intégration, les cinq grands CPAS du pays et les fédérations de CPAS. L'un des volets des travaux en cours concerne la simplification des procédures de demandes dont le but est d'éviter aux citoyens de devoir fournir des informations dont les pouvoirs publics disposent déjà. Dans cette optique, le projet CPAS Online est développé afin de permettre aux citoyens d'introduire une demande auprès d'un CPAS via un formulaire accessible en ligne et non plus sur place. Le projet avance bien. Le principe et la valeur du formulaire ont été validés par les groupes de travail. D'ici la fin de l'année, nous devrions présenter les projets aux firmes informatiques pour le développement et l'introduction dans les logiciels CPAS. En 2023, nous travaillerons sur l'enrichissement des fonctionnalités du formulaire.
Ce formulaire est également réalisé en collaboration avec des experts du vécu afin de veiller à sa lisibilité, sa compréhension et son efficacité. Le but est qu'il soit simple et rapide.
Si ce projet peut profiter aux travailleurs sociaux, d'une part, et aux citoyens qui préfèreraient opter pour un premier contact virtuel, d'autre part, cela ne remplace pas les autres possibilités d'introduction de demande d'aide.
Il est à noter que ces bornes seront mises à disposition. C'est important pour les personnes en situation de sans-abrisme qui ne disposent d'aucun accès à internet.
08.03 Sophie Thémont (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je suis évidemment très satisfaite. Le processus est en cours. Ce sera bientôt mis en place et il est vrai que, pour les personnes sans abri, il n'est pas toujours aisé d'obtenir les informations correctes. Même le pas vers le CPAS est parfois aussi compliqué. Alors, combinées à la fracture numérique, les démarches risquent d'être très difficiles pour elles. Comme vous venez de le dire, l'objectif est que ce soit simple, rapide et que cela bénéficie aux partenaires mais aussi aux personnes concernées. Félicitations! Je ne manquerai pas de vous réinterroger d'ici 2023.
L'incident est clos.
09 Vraag van Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Fouten in de berekening op mypension.be" (55027933C)
09 Question de Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Des erreurs de calcul sur mypension.be" (55027933C)
09.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, bijna elke gepensioneerde kan vandaag zijn pensioendossier online raadplegen via MyPension. Dat is uiteraard een goede zaak, maar er duiken in de praktijk nog heel vaak problemen op. Zo is dat ook vermeld in het jaarverslag van de Ombudsdienst Pensioenen. Die zegt bijvoorbeeld dat er bij verschillende uitzonderingssituaties verkeerde berekeningen worden gemaakt bij de berekening van het pensioen en/of de vervroegde pensioendatum. Er moet bekeken worden hoe een systematische controle op de correctheid van de ingegeven gegevens kan plaatsvinden. De Pensioendienst geeft zelf ook aan dat deze controle, bijvoorbeeld bij diplomagegevens, vaak ontbreekt. Hierdoor worden in sommige gevallen foutieve gegevens meegedeeld.
Daarnaast is er sprake van een slechte communicatie tussen de verschillende diensten die instaan voor de berekening van het pensioen. Vervolgens is het belangrijk om het digitale aspect verder te bekijken. Ongeveer 10 % van de huishoudens in België beschikt immers niet over een internetverbinding. Er is een digitale kloof. Ouderen zijn vaak ook minder vertrouwd met nieuwe technologieën en hebben meer moeite om hun weg te vinden op het internet. Dat is niet bij iedereen het geval, maar toch bij een deel van de mensen, soms ook bij jongeren. Hier wordt een ongelijkheid gecreëerd tussen burgers die een betere digitale kennis hebben en wie deze kennis niet heeft. Er moet geïnvesteerd worden in voldoende menselijk contact, zodat mensen die op zoek zijn naar informatie over hun pensioen of hun pensioenberekening via menselijk, telefonisch contact die informatie kunnen vinden.
Het kan niet de bedoeling zijn dat de gepensioneerden zelf volledig moeten instaan voor de controle van hun gegevens. Soms heeft een persoon die ook niet. Bovendien is er een grote kennis nodig van de pensioenwetgeving en een inzicht in logica en de algoritmen van de berekeningsbarema's. Wat lijkt u de beste manier om deze systematische controle te globaliseren over alle gegevens?
Wat zijn uw conclusies op vlak van de communicatie tussen de verschillende diensten zoals die van Loopbaanbeheer en de vzw Sigedis die communiceert met de Dienst Loopbaanbeheer? Wat kan er beter volgens u?
Wat lijkt volgens u de beste manier om deze digitale shift binnen het pensioendomein te overbruggen en ervoor te zorgen dat geen enkele gepensioneerde nadelig wordt behandeld door een gebrek aan kennis of vaardigheden?
09.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Lanjri, het is inderdaad niet de bedoeling dat burgers zelf hun loopbaangegevens controleren. Daarom zet ik in op een proactieve en automatische controle van de loopbaangegevens. De administratie gaat na of de gegevens correct en coherent zijn. Pas dan kunnen ze worden gebruikt voor de raming van de pensioendatum en het pensioenbedrag op MyPension.
Ik ben mij er goed van bewust dat de pensioendatum voor de burgers en hun pensioenplanning zeer belangrijk is. Als er twijfel is over de kwaliteit of volledigheid van de loopbaangegevens, wordt er geen raming van de pensioendatum en/of het pensioenbedrag gegeven op mypension.be.
Na zijn goede technische uitbouw gaat de Pensioendienst ook proactief te werk. Mijn ambitie is dat elke burger voor zijn vroegste pensioendatum weet wanneer hij met pensioen kan. In lijn met de aanbeveling van de ombudsmannen onderzoekt de Pensioendienst vandaag reeds de loopbanen van burgers die 19 maanden voor hun wettelijke pensioendatum nog niet met pensioen zijn.
Met betrekking tot uw tweede vraag, mijn diensten worden vandaag reeds gestimuleerd om in hun dagelijkse contacten met de burgers alles in het werk te stellen om snel en adequaat te antwoorden.
Voor de digital shift verwijs ik naar mijn antwoord aan mevrouw Vanrobaeys en mevrouw De Block daarnet.
09.03 Nahima Lanjri (CD&V): Dank u wel, mevrouw de minister. Ik begreep trouwens niet waarom mijn vraag ook niet samengevoegd was met de andere. Maar goed, dat is niet erg. Wij zullen dit zeker nog verder nakijken. Bedankt voor uw antwoord.
Bedankt ook voor de inspanningen die u doet om alvast een aantal aanbevelingen van de Ombudsdienst Pensioenen ter harte te nemen. Ik vind die van groot belang.
U hebt al een aantal zaken gedaan, zoals het proactief contacteren van mensen. Maar het is echt geen overbodige luxe om uw diensten te doen samenzitten met de Ombudsdienst Pensioenen om de andere pijnpunten aan te pakken. De Ombudsdienst Pensioenen wordt geconfronteerd met concrete dossiers, met foute berekeningen, die vandaag nog altijd voorvallen.
Ik meen dat u de bedoeling hebt de problemen op te lossen. Ik meen dat het nuttig is verder aan tafel te gaan zitten met de Ombudsdienst Pensioenen. Ik hoop dat u die suggestie ter harte wilt nemen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
La présidente: M Piedboeuf est probablement retenu en plénière. On me signale que les débats y sont vifs.
09.04 Christophe Bombled (MR): Madame la présidente, il a transformé ses questions n°s 55027915C et 55028604C en questions écrites.
10 Vraag van Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De prioriteiten voor de financiering van de pensioenhervorming" (55028047C)
10 Question de Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les priorités en matière de financement de la réforme des pensions" (55028047C)
10.01 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): In de BTB-podcast zegt u dat de betaalbaarheid van de pensioenen een kwestie is van maatschappelijke en politieke keuzes. U concludeert dat we niet over het pensioen mogen spreken in het licht van de onbetaalbaarheid, maar in het licht van de prioriteiten.
Welke prioriteiten stelt u voorop om uw pensioenplan te financieren?
10.02 Minister Karine Lalieux: De komende jaren zal het aantal gepensioneerden sterk toenemen. Een stijging van de uitgaven voor pensioenen is dan ook onvermijdelijk, toch als we er als maatschappij voor kiezen om ouderen een inkomen te geven dat hen in staat stelt in goede omstandigheden te leven. Dat is in elk geval mijn ambitie.
Om de budgettaire impact van de vergrijzing op te vangen, moet een beleid worden gevoerd dat berust op drie pijlers: structureel gezonde overheidsfinanciën, een gezonde en dynamische economie door een verhoging van de werkgelegenheidsgraad en de productiviteit, en een beheersing van de verwachte toename van de pensioenuitgaven.
Die drie aspecten kunnen niet los van elkaar worden gezien. Zo is een gezonde en dynamische economie uiteraard van belang om te komen tot structureel gezonde overheidsfinanciën, maar het vergroten van het economische draagvlak is ook cruciaal voor de financiering van de pensioenuitgaven en bij uitbreiding voor een adequate en doeltreffende sociale bescherming. Hiervoor moeten we de arbeidsparticipatie en de productiviteit verhogen.
De regering heeft reeds tal van maatregelen genomen om die doelstelling te bereiken. Uiteraard zal er ook in de pensioenhervorming gefocust worden op maatregelen die mensen stimuleren om langer te werken, onder meer via een pensioenbonus.
10.03 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, u spreekt terecht over de drie pijlers, maar u legt nogal sterk de nadruk op de werkzaamheidsgraad. De financiering van de sociale zekerheid is alvast voer voor even boeiende debatten. Die waren er trouwens al hier in commissie samen met experten en het middenveld.
Waarom gaan we daar niet verder in? Men zou kunnen overwegen om budgetten in de algemene middelen te verschuiven naar de gezondheidszorg, om een vermogensbelasting in te voeren, groene hervormingen te realiseren, de werkgeversbijdragen te herstellen, de strijd tegen fiscale fraude op te voeren en in het kluwen van de nettoloonvormen te snoeien.
Ik ben dus wat teleurgesteld over uw antwoord. Ik wacht op het volledige pakket.
L'incident est clos.
11 Vraag van Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De inflatie en het effect ervan op het minimumpensioen" (55028051C)
11 Question de Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'inflation et son impact sur la pension minimum" (55028051C)
11.01 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, in het begin van de legislatuur kondigde u aan dat u het minimumpensioen zou optrekken tot 1.500 euro. U hebt toen mooi uitgelegd hoe dat zou worden geïmplementeerd. Ten eerste zou het pensioenbedrag gradueel worden verhoogd met 11 % in 2024. Daar werd een specifiek budget voor vrijgemaakt, dat kunnen we niet ontkennen. Ten tweede rekent u op de toekenning van de welvaartsenveloppe. Ten slotte zouden deze verhogingen boven op de indexatie komen. Zo zou het minimumpensioen in 2024 1.500 euro moeten bedragen. Dankzij de torenhoge inflatie zit u op koers om dat bedrag al in 2023 te halen. Ik vraag me echter af in hoeverre dat daadwerkelijk de verdienste van uw beleid is.
Is een indexering voor gepensioneerden, net zoals voor werknemers, niet meer een aanpassing aan de gestegen levensduurte in plaats van een echte pensioenverhoging?
11.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Colebunders, het minimumpensioen zal geleidelijk worden opgetrokken richting 1.500 euro netto voor de volledige loopbaan. Dat staat in het regeerakkoord. Toen hierover een akkoord werd bereikt in het kader van de regeringsonderhandelingen, werd ervan uitgegaan dat de minimumpensioenen zouden stijgen op basis van meerdere factoren. Ten eerste gaat het om de verhoging met telkens 2,65 % op 1 januari 2021 tot 1 januari 2024. Deze verhogingen zijn goedgekeurd in december 2020 en resulteren in een totale toename van ruim 11 %. Ten tweede zijn er de welvaartsaanpassingen, waarvoor werd gerekend op 1 % per jaar, dus gecumuleerd ruim 4 % in 2024.
De derde factor zijn de indexaanpassingen, waardoor de pensioenen telkens met 2 % zouden worden verhoogd, dus ruim 6 % in totaal.
Als gevolg van de eerste twee factoren, namelijk de jaarlijkse verhoging op 1 januari en de welvaartsaanpassingen, wordt de koopkracht van personen met een minimumpensioen verhoogd met meer dan 15 %. De indexaanpassingen zorgen van hun kant voor het behoud van de koopkracht van het inkomen in de context van stijgende prijzen.
Het is duidelijk dat de prijzen veel sneller stijgen dan initieel werd verwacht. Ondertussen zijn er reeds vier indexaanpassingen geweest. Het Federaal Planbureau verwacht nieuwe aanpassingen in het najaar van 2022 en aan het begin van 2023. In dat geval zouden er tijdens de huidige legislatuur geen drie, maar zes indexaanpassingen zijn. Die extra indexaanpassingen leiden ertoe dat het minimumpensioen voor een volledige loopbaan van 45 jaar op het einde van de legislatuur hoger zal zijn dan 1.500 euro netto.
De koopkracht van de personen met een minimumpensioen zal hoe dan ook toegenomen zijn met ruim 15 %.
Laat mij nogmaals duidelijk stellen dat de ongeziene herwaardering van het minimumpensioen niet wordt opgeslokt door de inflatie. Wij hebben naast die verhoging ook de automatische indexering verzekerd en de enveloppes voor de welvaart gegarandeerd. Met de PS aan boord wordt de koopkracht van de werknemers, actief of inactief, gegarandeerd.
11.03 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, dat bedrag van 1.500 euro komt niet uit de lucht gevallen. In 2019 was dat de verkiezingsslogan voor heel veel linkse partijen. Zelfs andere partijen hebben die slogan overgenomen. Dat bedrag van 1.500 euro was bepaald vanuit het oogpunt van wat mensen nodig hadden om menswaardig te kunnen leven in 2019. Wij zijn het erover eens dat tegen 2024 het bedrag van 1.500 euro niet meer hetzelfde waard zal zijn. Wanneer wij de huidige inflatie berekenen voor 2024, zouden we op 1.750 euro moeten uitkomen. Dat is een heel ander getal dan 1.500 euro.
Over uw verwezenlijkingen geef ik nog mee dat 43 % van de stijging te danken is aan de verhoging van de minimumpensioenen, zoals vastgelegd in het koninklijk besluit van december 2020, 41 % hangt samen met de indexeringen en 16 % is het gevolg van de toekenning van de welvaartsenveloppe.
Meer dan de helft is dus het gevolg van zaken waarop u totaal geen invloed hebt. Als u zichzelf die pluim dan op de hoed steekt, dan vind ik dat pure aankondigingspolitiek.
L'incident est clos.
- Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De tewerkstelling van personen met een handicap bij de federale overheid" (55028158C)
- Jean-Marc Delizée aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het in dienst nemen en houden van personen met een handicap bij de federale overheid" (55028168C)
- Christophe Bombled aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het verslag van de BCAPH" (55028999C)
- Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'emploi des personnes porteuses d'un handicap auprès de l'administration fédérale" (55028158C)
- Jean-Marc Delizée à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'insertion et le maintien des personnes avec un handicap dans la fonction publique fédérale" (55028168C)
- Christophe Bombled à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le rapport du CARPH" (55028999C)
12.01 Ellen Samyn (VB): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Mevrouw de voorzitster, mevrouw de
minister, het recente evaluatieverslag van de Begeleidingscommissie voor de
aanwerving van personen met een handicap in het federaal openbaar ambt (BCAPH)
toont weer eens aan dat er van een beleid ter zake geen sprake is. Ook het
laatste jaar is het aantal personen met een handicap die tewerkgesteld worden
bij de federale overheid weer gedaald. Bovendien laat de leeftijdscurve van
deze personen duidelijk zien dat die situatie de eerstkomende jaren nog fel zal
verslechteren. Nochtans was het uw doelstelling om tot een
3 %-tewerkstelling te komen en heeft u in uw Federaal Actieplan Handicap
2021-2024 maar liefst 145 maatregelen voorgesteld. Zelf wordt er in de
evaluatie van de BCAPH 13 aanbevelingen gedaan om de aanwerving van personen
met een handicap te bevorderen.
Zal u de voorgestelde maatregelen van het
BCAPH uitvoeren? Tegen wanneer en zo niet, waarom? Hoever staat de
implementatie van de door uzelf voorgestelde 145 maatregelen in uw Federaal
Actieplan Handicap? Voor welke voorgestelde maatregelen werd er intussen
overleg gepleegd met de andere betrokken ministers/staatssecretarissen? Zal u,
aangezien de FOD Werkgeleenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de
Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid beduidend beter scoren (bijna 4%), hun
best-practices overnemen? Welke maatregelen, door middel van wetgevende
initiatieven, ter bevordering van de situatie van personen met een handicap
(zowel op vlak van werkgelegenheid als andere) heeft u sinds het begin van uw
mandaat als minister bevoegd voor personen met een handicap genomen?
12.02 Jean-Marc Delizée (PS): Madame la
Ministre, en 2021, l'administration fédérale employait à peine 1,06 % de
personnes porteuses d'un handicap contre 1,22 % en 2020. Il s'agit du taux
le plus bas depuis 2010. Ainsi, malgré différents dispositifs pour encourager
l'engagement des personnes avec un handicap, nous pouvons constater que le taux
d'emploi dans la fonction publique fédérale diminue. Le quota légal de 3 %
de collaborateurs porteurs d'un handicap est donc loin d'être atteint puisqu'il
faudrait engager 1100 personnes porteuses d'un handicap pour pouvoir atteindre
ce quota.
L'inclusion des personnes en situation de
handicap au sein de la sphère professionnelle demande un engagement fort de
tous les acteurs concernés, et en particulier du gouvernement. En ce sens, la
fonction publique se doit de montrer l'exemple aux autres secteurs, en menant
une politique active et efficace d'insertion et de maintien des personnes avec
un handicap.
Madame la Ministre, la CARPH pointe notamment
le départ à la pension de travailleurs en situation de handicap comme étant
l'un des facteurs expliquant la diminution du taux de travail de ces
travailleurs. Quelles sont les autres causes expliquant cette situation ?
Vous avez récemment déclaré que la bonne
volonté ne suffisait plus et qu'il fallait enclencher la vitesse supérieure.
Vous avez d'ailleurs annoncé préparer une note pour le Conseil des ministres
avec des mesures concrètes pour soutenir l'emploi des personnes porteuses d'un
handicap.
Quelles devraient être les lignes
directrices de cette note et quel calendrier prévoyez-vous pour la mise en
place d'initiatives nouvelles afin d'inciter les organisations fédérales à
pratiquer une politique d'embauche plus inclusive ? Quels objectifs vous fixez
vous aujourd'hui ?
Des concertations ont-elles déjà été menées avec vos collègues du Gouvernement, notamment la Ministre De Sutter en charge de la Fonction publique, avec l'Administration fédérale mais également avec le Conseil supérieur national des personnes handicapées dans ce cadre ? Je vous remercie.
12.03 Christophe Bombled (MR): Madame la
Ministre, selon le rapport de la Commission d'accompagnement pour le
recrutement de personnes en situation de handicap dans la fonction publique
fédérale (CARPH), le nombre de personnes en situation de handicap engagées dans
les Services publics fédéraux sont en baisse et le taux de 3 %, pourtant
fixé par un arrêté royal de 2005, n'est pas atteint.
Mes questions sont les suivantes. Quel est votre sentiment à la lecture de ce rapport ? Ne trouvez-vous pas que l'Administration fédérale doit montrer l'exemple en matière de recrutement de personnes porteuses d'un handicap ? Avez-vous concerté avec la Ministre de la Fonction publique sur le sujet ? Que comptez-vous entreprendre comme actions pour améliorer la situation, en vue d'atteindre le taux de 3 % fixé par arrêté royal ? Je vous remercie, Madame la Ministre, pour les réponses que vous voudrez bien m'apporter.
12.04 Karine Lalieux, ministre: Chers collègues, depuis plusieurs années, les rapports se suivent et sont tous plus alarmants les uns que les autres. L'année dernière, le taux d'emploi des collaborateurs en situation de handicap dépassait à peine 1 %. Nous étions auparavant à 1,06 % – encore plus bas que le 1,22 % déjà peu glorieux de 2020. Les raisons de cette réduction sont évidemment multiples: les départs à la retraite, départs non remplacés de collaborateurs en situation de handicap et la diminution générale des recrutements dans la Fonction publique – en dix ans, le nombre de fonctionnaires fédéraux a en effet baissé de 25 %.
Ces résultats me mettent en colère. Je refuse qu'en 2022, le gouvernement se contente de prendre acte de telles défaillances et qu'il se tourne vers autre chose. Nous devons passer à la vitesse supérieure afin de faire bouger les choses pour de bon.
Samen met de minister van Ambtenarenzaken zal ik er dus zeker op toezien dat de aanbevelingen van de BCAPH worden uitgevoerd, maar volgens mij zal dat niet volstaan. Daarom ben ik van plan aan de ministerraad een strategie voor te stellen om de werkgelegenheid voor personen met een handicap bij de federale overheid te bevorderen.
Cette stratégie viserait tout d'abord à responsabiliser toutes les administrations, leurs présidents et ministres de tutelle. Il est en effet fondamental de conscientiser à l'enjeu et à l'objectif poursuivis, mais aussi de confronter chaque entité à ses défaillances et lacunes. Chaque responsable devra présenter des engagements clairs, ainsi que des solutions et des initiatives pour les honorer. S'ils sont remplis, je propose d'envisager un système incitatif, débouchant sur une immunisation partielle des efforts d'économie imposés à la Fonction publique. Si, en revanche, les objectifs n'étaient pas atteints, je proposerais de développer un mécanisme de sanctions. Vu l'enjeu que ce chantier représente, j'entends que l'on se fasse accompagner par des experts.
Zoals u begrijpt, wil ik dat de hele regering zich hiervoor inzet. In dat kader werden al contacten gelegd met het kabinet van de eerste minister en van minister De Sutter. Daarna gaan we naar de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH).
C'est-à-dire le Conseil supérieur.
Pour conclure, lorsque l'on parle des services publics et des emplois publics, on se doit de se montrer exemplaire. En effet, les bonnes pratiques que nous appliquons en tant qu'autorité publique se répercutent sur l'ensemble de la société, laquelle se doit d'être inclusive.
Mevrouw Samyn, in de tweede helft van dit jaar zal een tussentijdse evaluatie worden gemaakt van het Federaal Actieplan Handicap.
Wat de bevordering van de werkgelegenheid voor personen met een handicap betreft, verwijs ik naar de wetswijziging inzake de prijs van de arbeid. Dat is zeker mijn belangrijkste realisatie op dat vlak sinds het begin van de legislatuur.
12.05 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord, maar laten we eerlijk zijn, de situatie is ronduit bedroevend.
Straks zal ik u nog de vraag stellen wat u in New York bent gaan vertellen over ons gehandicaptenbeleid. Ik hoop dat u niet met de aangehaalde tewerkstellingscijfers bent gaan zwaaien.
Waar ik eind 2019 in de commissie voor gewaarschuwd heb, is helaas bewaarheid geworden: veel plannen alweer, veel strategieën en evaluaties en nog meer beloftes. Maar er moet feitelijk nog gestart worden met wetgevend werk. De legislatuur is al meer dan halfweg.
U kunt quota opleggen, maar dat is in feite een zwaktebod. Bij gebrek aan beleid worden quota ingesteld. Zo wordt de verantwoordelijkheid alweer bij iemand anders gelegd.
Het is niet de eerste keer dat ik u hierover ondervraag en het zal ook niet de laatste keer zijn. Personen met een handicap verdienen meer dan onze aandacht.
12.06 Jean-Marc Delizée (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Je partage votre volonté de passer à la vitesse supérieure. Il est vrai que ce sujet n'est pas simple. En effet, l'emploi ne se décrète pas. Mais un plan d'action précis, avec des objectifs, et éventuellement des contraintes constitue une étape nécessaire. Je suis également d'accord pour dire que les services publics doivent montrer l'exemple. Mais tel n'est pas le cas jusqu'à présent. Je ne peux donc que vous inviter à aller de l'avant et dans le sens que vous avez indiqué.
Il serait intéressant que, quand ce dossier aura été approuvé par le Conseil des ministres, notre commission puisse en avoir connaissance et en débattre plus amplement.
Quoi qu'il en soit, je ne peux que vous encourager à poursuivre vos efforts. Vous avez, en tout cas, le soutien du Parlement.
La présidente: J'imagine qu'il s'agit d'une invitation, monsieur Delizée.
12.07 Jean-Marc Delizée (PS): Je n'ai jamais entendu un groupe dire qu'il fallait réduire l'intégration des personnes handicapées ou ne rien faire pour favoriser l'intégration de celles-ci. Je me base donc sur un consensus politique qui existe depuis longtemps sur cette question. Sans vouloir m'avancer pour tout le monde, je ne pense pas que l'on pourrait me démentir sur ce point.
La présidente: L'invitation a, en tout cas, été bien entendue, y compris pour ce qui concerne la présentation des pistes.
12.08 Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
J'ai relu le plan d'action fédéral Handicap (2021-2024). À la page 22, il y est clairement stipulé que le fédéral estime avoir une responsabilité, un rôle exemplaire à jouer en matière d'emploi des personnes handicapées au sein de l'autorité fédérale.
S'il existe des difficultés de recrutement, il est, en effet, indispensable de mener des actions concrètes. J'entends que vous allez conscientiser l'administration, voire exercer une certaine pression. Cela peut, par exemple, également se traduire par des campagnes de recrutement ciblées, par la définition d'emplois avec un profil spécifique, voire une modification des procédures de recrutement actuelles.
Quoi qu'il en soit, les services publics fédéraux doivent montrer l'exemple. Sinon, il sera de plus en plus difficile d'imposer aux employeurs privés l'engagement de personnes en situation de handicap. Je rejoins évidemment mon collègue du PS. Vous avez également tout le soutien de mon groupe pour mener à bien votre politique pour les personnes handicapées et le recrutement de celles-ci au sein de l'administration fédérale.
12.09 Karine Lalieux, ministre: Madame la présidente, je tiens à dire que nous recrutons actuellement près de 100 collaborateurs à la direction générale des Personnes handicapées. J'ai en effet obtenu les finances nécessaires dans les conclaves budgétaires. Dans ce cadre, avec le président du comité de direction du SPF Sécurité sociale, nous avons effectué une campagne ciblée sur les personnes handicapées et avons demandé au Selor de faire des examens ciblés. En effet, une personne souffrant de difficultés de mobilité des bras doit disposer de plus de temps pour répondre à un questionnaire informatique que quelqu'un qui jouit d'une pleine mobilité. Pour les personnes malvoyantes, alors que rien n'était prévu chez Selor, il y aura dorénavant des aménagements raisonnables. Il était temps, mais personne ne l'avait fait auparavant. Nous travaillons dans ce sens, et des recrutements ont lieu. Si vous connaissez des candidats, n'hésitez pas, parce qu'un grand nombre de postes sont ouverts.
L'incident est clos.
13 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het landenrapport van de Europese Commissie en de vervroegde uittreding in de publieke sector" (55028161C)
13 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le rapport par pays de la Commission européenne et la pension anticipée dans le secteur public" (55028161C)
13.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, u hebt ongetwijfeld ook inzage gekregen in het landenrapport 2022 voor België van de Europese Commissie. Ik vraag uw bijzondere aandacht voor het hoofdstuk 'Sustainability of Public Finances'. Daarin staat dat de werkelijke pensioenleeftijd in België in 2018 op 61,9 jaar lag. Dat is volgens de Commissie te laag. En het is vooral het geval in de publieke sector. Want in die sector is de helft van de beroepsbevolking uiterlijk op de leeftijd van 60 al gepensioneerd, en 22 % gaat zelfs voor die leeftijd met pensioen. Daar keek ik toch wel van op.
Wat denkt u als u die cijfers ziet? Schrikt u daar ook van? Of kunnen er vandaag betere cijfers worden voorgelegd, aangezien de genoemde cijfers van 2018 dateren? Hebt u prognoses over de evolutie van die cijfers?
Plant u maatregelen, voornamelijk in de publieke sector, om mensen te motiveren langer aan het werk te blijven? Indien ja, welke?
13.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Van der Donckt, het verhogen van de werkgelegenheidsgraad is een van de belangrijkste doelstellingen van deze regering. Op die manier versterken we de Belgische economie en vergroten we het economisch draagvlak voor een adequate en doeltreffende sociale bescherming.
De pensioenhervormingen waren in het verleden vooral gericht op het verhogen van de pensioenleeftijd. Het effect ervan komt tot uiting in de cijfers. In 2000 was slechts 25 % van de mensen tussen 55 en 66 aan het werk: 35 % van de mannen en 15 % van de vrouwen. Ik zal u de cijfers bezorgen.
Op dit moment, in 2022, is dat 52 % en het aantal werkenden in deze leeftijdsgroep zal volgens de prognoses van de Studiecommissie voor de Vergrijzing verder stijgen tot 63 % in 2030 en 68 % in 2040. Ook het aantal personen in het ambtenarenstelsel die hun pensioen opnemen voor de leeftijd van 60 jaar, daalt. In 2018 ging het om 22 % van de nieuwe gepensioneerden in dit pensioenstelsel. In 2020 ging het om 15 %.
We willen deze tendens van de verhoging van de werkgelegenheidsgraad voor 55+'ers versnellen. In de pensioenhervorming zal er daarom een belangrijke focus liggen op maatregelen die mensen stimuleren om langer aan de slag te blijven. Daarom zal er een pensioenbonus worden ingevoerd, waardoor mensen die blijven werken na de datum waarop ze hun vervroegd pensioen zouden kunnen opnemen, extra pensioen opbouwen. Deze regeling zou zowel gelden voor werknemers als voor zelfstandigen en ambtenaren.
13.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, het siert u dat u bezorgd bent over de cijfers en dat u er iets aan wilt doen. Ik hoop wel dat u niet te veel heil hoopt te vinden in de pensioenbonus, want die heeft in het verleden niet echt zijn dienst bewezen, tenzij u er een veredelde vorm van wilt uitwerken. Ik kijk dus uit naar wat dit oplevert.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est suspendue de 15 h 55 à 16 h 03.
De openbare commissievergadering wordt geschorst van 15.55 uur tot 16.03 uur.
14 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De FPD en de klachten door gepensioneerden die in het buitenland wonen" (55028162C)
14 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le SFP et les plaintes de retraités qui résident à l'étranger" (55028162C)
14.01 Wim Van der Donckt (N-VA) Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Mevrouw de minister, in 2021 waren de top
drie klachten bij de Ombudsdienst Pensioenen: toekenningsvoorwaarden pensioen
(betwisting loopbaangegevens, loopbaanvoorwaarde, berekeningswijze,..),
bedrijfsvoorheffing op pensioen, communicatie van pensioeninformatie door
Federale Pensioendienst (digital by default). 23 % van de klachten werden
ingediend door gepensioneerden die in het buitenland wonen. Ik citeer het
jaarverslag: “De hoofdreden is dat de Federale Pensioendienst mails niet
beantwoordt per mail. Een antwoord wordt verstuurd via het beveiligd platform
mypension (waarbij inloggen vanuit het buitenland voor niet-Belgen in
verschillende gevallen onmogelijk is) of per post (wat impliceert dat het
antwoord enige tijd onderweg kan zijn). Verder zijn de extra telefoonkosten die
buitenlandse telefoonoperatoren soms hanteren voor het internationaal
servicenummer van de Belgische pensioenlijn een hinderpaal."
Mevrouw de minister, mijn vraag is de
volgende: welke acties zult u ondernemen om het aantal klachten door – vaak
digitaal ongeletterde – gepensioneerden die in het buitenland wonen (m.b.t de
communicatie van de Federale Pensioendienst) te doen dalen?
14.02 Minister Karine Lalieux: Ik ben inderdaad op de hoogte van de geschetste problematiek. Privacy en gebruiksvriendelijkheid verzoenen is zoals steeds een uitdaging. De Federale Pensioendienst antwoordt inderdaad niet per mail. De Europese GDPR-richtlijnen maken dat onmogelijk.
Alle berichten van de Pensioendienst zijn ook beschikbaar in de eBox en de burger kan eveneens kiezen voor klassieke post. In verschillende landen kunnen Europeanen al gebruikmaken van eIDAS om zich vanuit andere Europese landen aan te melden. Het systeem is vandaag in volle ontwikkeling. Vandaag kan het al gebruikt worden door burgers uit dertien Europese landen, waaronder Duitsland, Nederland, Luxemburg, Spanje en Italië.
Omdat niet-Europeanen en Europeanen uit bepaalde landen geen of nog geen toegang hebben tot eIDAS, is er een project opgestart bij de federale overheid om de lokale registratiekantoren te digitaliseren. Daar kan de burger terecht om hulp te krijgen bij het inlogproces. Er wordt samen met de informatieambtenaar een digitale sleutel aangemaakt. Sinds 2019 heeft de Pensioendienst al meer dan 400 digitale sleutels uitgereikt. Andere pistes worden ook bewandeld om de burger te sensibiliseren om de digitale band met België te behouden, ook na een verhuizing. Ik zal de kwestie zeker opnemen met de heer Michel op basis van zijn transversale bevoegdheid inzake het digitaliseren, om onze digitale diensten zoals mypension.be maximaal toegankelijk te maken. De Pensioendienst volgt alle evoluties in dat domein nauwgezet op en zoekt steeds naar opportuniteiten voor zijn gepensioneerden.
14.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Dank u wel voor uw antwoord, mevrouw de minister. Ik stel vast dat u met de problematiek, waarvan ik via de Ombudsdienst Pensioenen kennisnam, aan de slag gaat. Dat is goed nieuws.
L'incident est clos.
15 Vraag van Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De toegang tot het minimumpensioen" (55028248C)
15 Question de Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'accès à la pension minimum" (55028248C)
15.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, wie minstens 30 jaar gewerkt heeft, krijgt toegang tot het gewaarborgd minimumpensioen, indien hij of zij zelf niet voldoende pensioen heeft. Wie dus minstens 30 jaar aan de sociale zekerheid heeft bijgedragen, zou zich dan ook geen zorgen over zijn of haar pensioen hoeven te maken. Dat is een goede zaak. Bovendien werd het minimumpensioen deze legislatuur al meermaals verhoogd en zal het voor een volledige loopbaan nog verder worden opgetrokken tot 1.500 euro netto, wat we uiteraard toejuichen.
Maar wij zien helaas dat er toch nog een en ander fout loopt, zelfs voor wie langer dan 30 jaar gewerkt heeft. Werknemers met een gemengde loopbaan, die een aantal jaren hebben gewerkt voor de overheid en een aantal jaren in de privésector of als zelfstandige en die zelfs aan 42 jaar raken, hebben geen recht op een minimumpensioen. Ik geef een voorbeeld uit de praktijk. Een vrouw heeft 6 jaar gewerkt als werknemer, 22 jaar als zelfstandige en 15 jaar als ambtenaar. Zij heeft 43 jaar gewerkt, maar ze krijgt geen minimumpensioen, omdat enkel de eerste 28 jaar worden meegeteld en niet haar jaren bij de overheid. Ze heeft haar beklag gedaan bij de Ombudsdienst. Die heeft haar geantwoord dat het probleem al sinds 2009 aangekaart wordt, maar dat het aan de politieke wereld is om de wet te wijzigen.
Mevrouw de minister, wij vinden het ongetwijfeld allemaal onaanvaardbaar dat wie 43 jaar gewerkt heeft, niet aanmerking komt voor het minimumpensioen.
Moet het onderscheid in de pensioenberekening voor personen met een gemengde loopbaan versus anderen overeind blijven? Zult u ervoor zorgen dat ook werknemers met een gemengde loopbaan kunnen rekenen op een minimumpensioen?
15.02 Minister Karine Lalieux: Ik ben vertrouwd met de problematiek van de gemengde loopbanen in het kader van de toegang tot het minimumpensioen. Het onderscheid tussen mensen met een gemengde loopbaan en anderen is naar mijn mening inderdaad niet gerechtvaardigd. Er zijn in het kader van de pensioenhervorming op regeringsniveau besprekingen lopende over de modaliteiten van het minimumpensioen. De aangehaalde problematiek kan in die context zeker aan bod komen. U zult echter ongetwijfeld begrijpen dat ik moeilijk vooruit kan lopen op de besprekingen die gaande zijn tussen de regeringspartners.
15.03 Nahima Lanjri (CD&V): Dank u wel, mevrouw de minister, het is goed te horen dat u dat probleem op tafel zult leggen bij de bespreking van de criteria om recht te hebben op het minimumpensioen. Ik besef dat die discussie volop bezig is. Ik heb daarover in het verleden al vragen gesteld, aangezien ik er bezorgd over ben dat indien men te veel gewerkte jaren eist, veel vrouwen uit de boot zullen vallen. U hebt mij toen cijfers bezorgd en het was inderdaad een zorgwekkend punt. Het is evenmin correct dat mensen die meer dan 30 jaar, 40 jaar en zelfs 43 jaar hebben gewerkt, waarvan enkele jaren bij de overheid, niet voor het minimumpensioen in aanmerking komen. Ik hoop dat die discriminatie zo snel mogelijk wordt weggewerkt. Dat had eigenlijk al eerder moeten gebeuren.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
16 Vraag van Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De stand van zaken van het wetsontwerp over het preferentiële tantième binnen Douane en Accijnzen" (55028288C)
16 Question de Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le projet de loi relatif au tantième préférentiel au sein des Douanes et Accises" (55028288C)
16.01 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Op woensdag 27 april laatstleden
interpelleerde ik u in deze commissie over de toepassing van de preferentiële
tantième binnen de Douane en Accijnzen. U heeft toen verklaard dat u uw
administratie de opdracht zou geven het wetsontwerp dat eerder op 21 mei 2021
binnen de regering was goedgekeurd aan te passen op basis van de opmerkingen
die werden geformuleerd door de Raad van State.
Graag informeer ik naar de stand van
zaken in dit dossier. Wanneer zal er geland worden met dit wetsontwerp?
16.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Samyn, zoals al aangegeven, heb ik mijn administratie gevraagd een nieuw wetsontwerp op te stellen na het advies van de Inspecteur van Financiën en de Raad van State.
Het wetsontwerp gaat een stap verder dan het arrest van het Grondwettelijk Hof, door het preferentiële tantième niet te beperken tot douanebeambten van niveau 2 en 2+, die op 1 januari 1939 in één gemotoriseerde brigade zijn opgenomen.
De meerderheidspartijen hebben de tekst besproken. Helaas heeft de staatssecretaris voor Begroting nog geen akkoord gegeven.
Daarom heb ik in het Comité A van 2 juni 2022 het eerste door de ministerraad goedgekeurde ontwerp opnieuw ingediend om te voldoen aan de uitspraak van het Grondwettelijk Hof. Alle partijen die aanwezig waren in het Comité A, hebben een protocolakkoord ondertekend.
16.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, er is dus lichte beweging in de zaak. Het oorspronkelijke wetsontwerp is immers meer dan een jaar oud. Onze interpellatie had u twee maanden geleden ook positief beantwoord. Er was toen echter nog geen beweging in de zaak. De betrokken douaniers mogen zeker niet op hun honger blijven.
Ik meen ook dat het nu echt niet het moment is voor sociale onrust, die her en der de kop opsteekt. Kijk maar naar de luchthaven en naar het openbaar vervoer. Het zou dan ook zonde zijn mochten ook onze havens worden platgelegd.
Ik zou ook nog even willen terugkomen op de uitspraak van het Grondwettelijk Hof. Individuele personen hebben niet de middelen om een dergelijk vonnis voor zichzelf te laten uitvoeren. Ik hoop in het belang van de getroffenen dus echt dat zij over een aantal maanden krijgen waar ze recht op hebben.
L'incident est clos.
17 Vraag van Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De pensioenberekening bij SWT’ers" (55028320C)
17 Question de Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le calcul de la pension des bénéficiaires du RCC" (55028320C)
17.01 Ellen Samyn (VB): Oudere werknemers die
ontslaan worden krijgen een bedrijfstoeslag naast een werkloosheidsuitkering.
De jaren van werkloosheid en SWT worden niet meer gelijkgesteld op basis van
het laatste loon voorafgaand aan de betrokken periode maar op basis van een
minimumbedrag, het zgn. beperkt fictief loon. Uitzondering is wel de
SWT-stelsels in het kader van ondernemingen in moeilijkheden, in
herstructurering of voor zware beroepen.
Er zijn tal van gevallen waar er niet met
het effectief loon maar met een beperkt fictief loon wordt rekening gehouden
bij de pensioenberekening. Vindt u dat onderscheid aanvaardbaar? Heeft u plannen om in uw pensioenhervorming dit aan
te passen en zo ja, wat zou uw precieze voorstel zijn in deze problematiek?
17.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Samyn, we betreuren de beslissingen van de vorige regering inzake de gelijkgestelde periodes. Deze worden momenteel behandeld door de Raad van State. Er werd namelijk een beroep tot nietigverklaring ingediend. Meer dan een jaar geleden werd een memorie ingediend, maar tot vandaag werd er nog geen hoorzitting gepland. Het regeerakkoord voorziet niet in een inperking van de periodes die meetellen voor het pensioen. Voor mij is de discussie daarmee gesloten.
17.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, dank u voor dit korte antwoord. Dit voorbeeld is maar een van de vele inconsistenties die in de loop der jaren in het pensioensysteem zijn geslopen, waaronder de voorwaarden om aan het minimumpensioen te komen, de valkuilen voor wie in twee of meer statuten actief is geweest, laat staan voor degenen die langer dan 45 jaar werken. Zij worden in principe en in de feiten gestraft. Ik hoop dat er in de pensioenhervorming nog ruimte is om die pensioenverdeling eerlijker te maken.
Het incident is gesloten.
18 Question de Jean-Marc Delizée à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les mesures de soutien aux consommateurs de bonbonnes de gaz en milieu rural" (55028343C)
18 Vraag van Jean-Marc Delizée aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De steunmaatregelen voor de mensen op het platteland die gebruikmaken van flessengas" (55028343C)
18.01 Jean-Marc Delizée (PS): Madame la
présidente, madame la ministre, dans les zones rurales de notre pays, un
certain nombre de nos concitoyens les plus démunis sont contraints de recourir
à des bonbonnes de gaz pour chauffer leur logement. Je me réfère ici notamment
aux personnes ne pouvant raccorder une chaudière au réseau de gaz naturel, ou
installer une chaudière au mazout; aux personnes résidant, par exemple, dans
des chalets ou des caravanes.
À n'en point douter, la période de forte
hausse des prix de l'énergie – et du gaz en particulier – a impacté
le prix des bonbonnes de gaz, et, ce faisant, les personnes devant y recourir.
Si cette situation ne semble pas concerner une part considérable de la
population belge, ces personnes comptent parmi les plus vulnérables, qu'il
s'agit d'aider en priorité.
Madame la ministre, de manière générale,
pouvez-vous nous informer des aides accessibles aux personnes faisait face à
une telle situation? Plus précisément, des dispositions sont-elles prévues pour
les personnes devant recourir aux bonbonnes de gaz par les CPAS?
Après avoir interrogé votre collègue en
charge de l'Énergie, celle-ci m'a indiqué que "les citoyens qui répondent
aux conditions peuvent faire appel au Fonds social chauffage via les
CPAS". Pouvons-nous en apprendre plus au sujet de ces conditions? Dans
quelle mesure ce fonds peut-il être utilisé pour soutenir les personnes faisant
face à la situation évoquée?
En outre, savons-nous si le Fonds social Gaz
et Électricité concerne ces personnes?
Enfin, en cas de réponse négative à
plusieurs de mes questions, une mesure d'aide spécifique peut-elle être
envisagée?
18.02 Karine Lalieux, ministre: Madame la présidente, monsieur Delizée, par définition, les portes des CPAS sont ouvertes à toute personne qui se trouve en état de besoin. À la suite de l'enquête sociale, il appartient aux CPAS de déterminer l'aide adéquate à apporter. Cela peut se concrétiser, par exemple, par l'aide à l'achat de telles bonbonnes.
S'il n'y a pas d'aide spécifique pour les utilisateurs de bonbonnes à gaz, les CPAS disposent d'une variété de dispositifs qui permettent par ailleurs de les aider. Le Fonds Gaz et Électricité que j'ai refinancé à hauteur de 16 millions d'euros en 2022 pourrait aider ces personnes si elles présentent des risques d'endettement ou si elles ne peuvent plus faire face au paiement de leurs factures de gaz et d'électricité.
En ce qui concerne le Fonds Mazout, les produits éligibles à allocations sont les suivants: le gasoil de chauffage, le pétrole lampant et le propane en vrac. Le butane n'est pas repris dans les produits éligibles car celui-ci n'est pas utilisé pour le chauffage, puisqu'il gèle. Une personne qui vit dans une caravane non raccordée et qui, pour se chauffer et cuisiner, a besoin de bonbonnes à gaz propane, par exemple, peut donc être aidée par le CPAS, conformément au premier point de ma réponse, mais pas via le Fonds Mazout.
18.03 Jean-Marc Delizée (PS): Madame la ministre, je vous remercie. Je reconnais que cette situation est souvent assez spécifique à la ruralité. Je pense notamment aux personnes qui vivent dans des petits chalets ou dans des caravanes et qui passaient à côté des aides prévues pour d'autres types de sources de chauffage. Je relaierai donc votre réponse au CPAS de la commune rurale concernée. Il y a, d'une part, la théorie et, d'autre part, l'autonomie des conseils, etc.
Vous avez toutefois raison de dire que le but est d'aider tout le monde. Ce public est certainement parmi les plus précarisés. C'est celui qui aurait le plus besoin d'aides en matière d'énergie, même si c'est déjà un peu du bricolage d'utiliser ce type de moyen pour se chauffer tant bien que mal.
L'incident est clos.
19 Vraag van Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Sociaal tarief gas en elektriciteit voor personen met een handicap" (55028574C)
19 Question de Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le tarif social pour le gaz et l'électricité pour les personnes en situation de handicap" (55028574C)
19.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, drie jaar na de goedkeuring van de wet van 24 februari 2019 tot wijziging van de programmawet die voorzag in de toekenning van het sociaal tarief voor gas en elektriciteit, een wijziging die bepaalt dat het sociaal tarief voor personen met een handicap automatisch retroactief wordt toegekend, met dezelfde ingangsdatum als die van het recht op een tegemoetkoming als persoon met een handicap, is die bepaling nog altijd dode letter. Volgens de FOD Economie is er wegens technische redenen nog altijd geen automatische toekenning mogelijk.
Toen ik u vorig jaar deze vraag stelde, gaf u aan dat u samen met de minister van Energie een oplossing aan het uitwerken was. U zei dat er een soort retroactieve premie zou komen, die de mensen zou compenseren voor die verloren maanden sociaal tarief. De personen met een handicap hebben immers recht op dat sociaal tarief vanaf de eerste dag van het trimester waarin ze door de DG HAN erkend worden en recht hebben op een tegemoetkoming. De federale ombudsman blijft het probleem aankaarten, het is dus nog altijd niet opgelost.
Hoever staat de uitwerking van die retroactieve premie? Wanneer zullen mensen die krijgen? Ik lees er her en der over, maar de premie is nog niet te krijgen.
Werkt u samen met de minister van Energie verder aan de automatische toekenning? Is daar al een oplossing voor gevonden? Want die premie is maar een tussenoplossing, personen met een handicap hebben recht op een automatische toekenning in toepassing van de wet die tijdens de vorige zittingsperiode is goedgekeurd.
Ik heb daarnaast een ander wetsvoorstel ingediend om een oplossing te bieden aan personen die door de regionalisering van deze bevoegdheden een aantal uitkeringen waar ze recht op hadden, onder meer het retroactieve sociaal tarief, verliezen. Hoe staat u tegenover een dergelijke regeling?
19.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Lanjri, de retroactieve toepassing van het sociaal tarief is een van de maatregelen in het federaal actieplan. Voor mij is dit een essentiële maatregel. Het is aan mijn collega, de minister van Energie, om het alternatief uit te werken. Ik volg dit dossier met grote aandacht.
Er wordt inderdaad overwogen om een premie toe te kennen in plaats van de toepassing met terugwerkende kracht van het sociaal tarief. Deze premie zou een compensatie zijn voor het niet-toegekende sociaal tarief tussen de ingangsdatum van de beslissing tot toekenning van de tegemoetkoming en de datum van de kennisgeving van deze beslissing.
Ik dank minister Van der Straeten voor de goede samenwerking tussen onze kabinetten, alsook de FOD Economie en de CREG.
De voorbereidingen voor de invoering van deze premie zijn bezig, met veel aandacht voor een vermindering van de administratieve lasten. Gezien de huidige context en de stijging van energieprijzen is dit voor mij alleszins een belangrijk dossier.
19.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, het wetsvoorstel met betrekking tot de automatische toekenning dat ik heb ingediend, werd in het Parlement goedgekeurd. Wij moeten aan de mensen geven waar ze recht op hebben. Als dat voorlopig technisch niet mogelijk is en men wil het voorlopig oplossen door een premie, dan kan ik daarachter staan. Ik stel echter vast dat dit vandaag nog altijd niet is uitgevoerd. Ik hoop het dit er snel komt en dat dit een tussenoplossing is.
Ik hoop ook dat mensen geen enkel recht verliezen. Het is niet de bedoeling dat de premie die mensen krijgen, lager is dan het bedrag waarop ze normaal recht hebben. Ik wil dat de wet wordt gerespecteerd en dat mensen krijgen waarop ze recht hebben. Als die premie volledig zou compenseren waarop men recht heeft, dan kan ik daarmee akkoord gaan.
Momenteel wordt de wetgeving niet uitgevoerd, terwijl ze er wel is. U verdedigt mee de belangen van personen met een handicap. Ik hoop dat u er bij minister Van der Straeten op aandringt dat die oplossing er snel komt, want we wachten er al een jaar op.
Het incident is gesloten.
- Florence Reuter à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le projet MIRIAM" (55028599C)
- Chanelle Bonaventure à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le projet MIRIAM" (55028985C)
- Florence Reuter aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het MIRIAM-project" (55028599C)
- Chanelle Bonaventure aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het MIRIAM-project" (55028985C)
La présidente: Mme Reuter n'est pas là, elle vient de s'excuser. Si vous le voulez bien, vous pouvez répondre à sa question.
20.01 Chanelle Bonaventure (PS): Madame la ministre, dans le cadre d'une réunion avec les CPAS retenus, vous avez présenté, le 31 mai dernier, la quatrième édition du projet MIRIAM. Né en 2015, MIRIAM a pour but d'accompagner les mères célibataires dans leur lutte contre la précarité et l'isolement social. Ainsi, 435 000 euros avaient été consacrés à chacune des trois premières éditions, et ce au bénéfice de 6 CPAS et pour un total de 270 mamans aidées.
Le projet présenté récemment est donc bien plus ambitieux, et nous vous félicitons de cet engagement. De 435 000 euros, nous sommes passés à 4,5 millions d'euros promis annuellement jusqu'en 2024. Cela permettra de soutenir près de 40 CPAS. Sur la seule première année, 1 100 femmes devraient de la sorte être accompagnées.
L'intérêt de cette amplification, par rapport à la mouture de 2015, réside également dans le fait de pouvoir ainsi toucher certains CPAS de plus petite taille. Á ce titre, je me réjouis de ce que le CPAS de Dison ait été retenu.
Autre avancée positive: outre les bénéficiaires du RIS, les femmes percevant des aides complémentaires ou se trouvant en médiation de dettes pourront, elles aussi, avoir accès aux bienfaits du projet MIRIAM. Enfin, le critère d'âge pour les enfants – qui était de moins de 6 ans – n'est plus d'actualité.
Madame la ministre, quelles sont vos attentes concernant cette édition, notamment de la part des CPAS? À quelle échéance la plateforme MIRIAM sera-t-elle opérationnelle? Quel est le profil des case managers déjà en place? Des moments d'échange de bonnes pratiques avec ceux-ci sont-ils prévus pour les CPAS nouvellement investis?
20.02 Karine Lalieux, ministre: Madame Bonaventure, j'ai en effet défendu et obtenu l'augmentation des moyens disponibles pour les projets MIRIAM passant de 430 000 euros de budget à 4,5 millions d'euros chaque année jusqu'en 2024, avec une série de nouveautés, comme vous le rappelez, madame Bonaventure. Ce budget multiplié par dix a permis d'ouvrir pour une première fois le projet à tous les CPAS, petits et grands, via un appel. Je me réjouis de l'engouement des CPAS participants. Je compte sur leur engagement et espère des résultats concrets pour ce public particulièrement vulnérable.
Concernant la première question de Mme Reuter, la problématique de la monoparentalité est un phénomène genré. Les chiffres en attestent: plus de 80 % des personnes à la tête de ces familles sont des femmes en Belgique.
En 2020, sur les 50 840 parents isolés touchant le RIS, 44 678 étaient des femmes, soit près de 90 %. De plus, les femmes tendent à rester plus longtemps dans des situations d'isolement.
C'est face à ce constat interpellant et pour lutter contre les inégalités de genre que le projet MIRIAM a été mis sur pied par le gouvernement, déjà en 2016. Les hommes à la tête des familles monoparentales peuvent, bien évidemment, bénéficier d'un accompagnement classique dans les CPAS.
Concernant la question de Mme Reuter sur le Brabant wallon, le SPP Intégration sociale a reçu un dossier du CPAS de Wavre qui n'a malheureusement pas obtenu un score suffisant, et ce, suite à une sélection réalisée par un jury sur la base de critères objectifs et selon un système de cotations clair. Néanmoins, Wavre pourra à nouveau introduire un dossier l'an prochain et peut contacter le SPP Intégration sociale afin de savoir ce qui doit être amélioré.
Enfin, les case managers sont des travailleurs sociaux formés pour l'accompagnement, durant un an, d'un groupe maximum de quinze bénéficiaires. Il s'agit majoritairement de travailleurs sociaux. L'accompagnement est collectif, individuel et régulier. Il concerne de nombreux aspects de la vie des bénéficiaires, notamment l'insertion socioprofessionnelle. Un budget de 57 500 euros est prévu par case manager. N'hésitez pas à consulter le site pour voir le descriptif du projet.
La plateforme sera lancée au plus vite. Le SPP se tient prêt. Elle permettra l'organisation de formations, des échanges d'expérience, des moments de rencontre. Actuellement, les CPAS désignent leur case manger et sélectionnent les mamans. Le démarrage du projet aura lieu en septembre.
20.03 Chanelle Bonaventure (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Lorsque nous avons communiqué à Dison via différents canaux concernant l'appel à projets que nous avons lancé et fort heureusement obtenu, nombreuses ont été les réactions très positives des citoyennes et des citoyens qui accueillent avec bonheur et soulagement cette initiative dans notre commune. J'espère que les résultats seront à la hauteur de vos attentes et des nôtres.
Quoi qu'il en soit, de nombreuses familles monoparentales, à Dison et partout en Wallonie, pourront trouver le soutien, l'apaisement, et l'émancipation dans leur quotidien souvent difficile à porter.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La présidente: La question n° 55028604C de M. Benoît Piedboeuf est
transformée en question écrite.
21 Vraag van Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De berekening van de integratietegemoetkoming" (55028609C)
21 Question de Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Le calcul de l'allocation d'intégration" (55028609C)
21.01 Nahima Lanjri (CD&V): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Recent zijn er door deze regering heel
wat stappen gezet om de toekenning van de integratietegemoetkoming aan personen
met een handicap te verbeteren. Sinds 1 januari 2021 heeft samenwonen niet
langer een negatieve impact op de berekening van de integratietegemoetkoming.
Mensen worden zo niet langer afgestraft wanneer ze gaan samenwonen. Daarnaast
werd ook de prijs van de arbeid sterk verlaagd waardoor personen met een
handicap heel wat meer mogen verdienen alvorens hun integratietegemoetkoming
zou dalen. Toch zijn er vandaag nog steeds een groep mensen die in aanmerking komt
voor een integratietegemoetkoming, maar deze niet ontvangen omdat ze bv. ook
een ziekte- of werkloosheidsuitkering ontvangen. Het bedrag van hun uitkering
ligt boven het plafondbedrag van de vrijstelling. Ze verliezen dan niet alleen
geheel of gedeeltelijk hun integratietegemoetkoming, ze kunnen ook geen
aanspraak maken op de afgeleide sociale rechten zoals een verhoogde tussenkomst
in de gezondheidszorg of een sociaal tarief voor water en energie. Dit is
onterecht aangezien de meerkost ten gevolge van een handicap niet verdwijnt
wanneer iemand aan de slag gaat.
Het is om deze reden dat ik meer dan 1
jaar geleden een voorstel deed om ervoor te zorgen dat de
integratietegemoetkoming van wie hiervoor in aanmerking komt, nooit 0 euro kan
zijn. Door minimaal 1 euro toe te kennen, kunnen we voorkomen dat zij hun
sociale voordelen verliezen. In uw Federaal Actieplan Handicap toonde u de
bereidheid om de mogelijkheid te bestuderen van een forfaitair en variabel deel
voor de Integratietegemoetkoming (maatregel 11). U gaf aan dat de werkzaamheden
volop bezig waren.
Hoe ver staat u met het onderzoek naar de
mogelijkheid om een forfaitair en variabel deel voor de
integratietegemoetkoming te voorzien?
Hoeveel zou het forfaitair gedeelte van
de IT bedragen?
Wanneer zal u met uw voorstel hierover naar de regering
komen?
21.02 Minister Karine Lalieux: Nog nooit heeft de federale regering zoveel gedaan voor personen met een handicap. Ik sta ook volledig achter de door u aangehaalde doelstelling. Ze is ook opgenomen in het federale actieplan. Met betrekking tot de integratietegemoetkoming (IT) en het verlies van afgeleide rechten heb ik er in het kader van de prijs van de arbeid voor gepleit om personen met een vervangingsinkomen niet te vergeten. Op dat vlak kreeg ik echter nauwelijks steun van uw partij. In het federaal actieplan staat inderdaad dat ik wil laten onderzoeken of het mogelijk is de IT op te splitsen in een vast en een variabel deel. Die maatregel vereist een grondige analyse van de uitvoeringsbepalingen, een analyse die mijn administratie het komende najaar plant. Ik zal u op de hoogte houden van de verdere ontwikkelingen.
21.03 Nahima Lanjri (CD&V): U zegt dat u geen steun hebt gekregen van mijn partij. Nochtans betreft het een voorstel dat ik u vorig jaar heb gedaan. Ik was blij dat u het toen wilde onderzoeken. U hebt de maatregel nadien opgenomen in uw actieplan. Misschien vergist u zich en ging het niet over het aangehaalde dossier. Alleszins mag u rekenen op de steun van CD&V voor het voorstel over de IT met een variabel en vast gedeelte. Ik geef u mijn woord.
L'incident est clos.
22 Vraag van Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De traagheid van de erkenning van een handicap bij de DG HAN" (55028613C)
22 Question de Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La lenteur de la reconnaissance d'un handicap à la DG HAN" (55028613C)
22.01 Ellen Samyn (VB): Ik stelde u, samen met enkele andere collega's, eerder vragen over de achterstand bij de DG HAN. Die raakt blijkbaar maar niet weggewerkt, integendeel. Er worden zo schrijnende toestanden gecreëerd. Mensen krijgen geen toelage bij het Groeipakket, noch een tegemoetkoming voor het sociaal tarief voor gas, elektriciteit en water, doordat de DG HAN de handicap eerst moet vaststellen.
Ons bereikte het schrijnende verhaal van een zesjarig kind dat door een DNA-afwijking de leeftijd heeft van een van drie maanden. Haar levensverwachting is tien jaar. De klok tikt dus ongenadig verder voor de ouders. De herziening van haar dossier is echter voor de zoveelste maal uitgesteld, tot mei 2023. Dat is een zeer droevige en schrijnende situatie. Triestig genoeg is het bijlange niet het enige dossier.
Mevrouw de minister, wat is de achterstand bij de DG HAN? Bestaat er geen mogelijkheid om dergelijke schrijnende dossiers, waarin het gaat over mensen met zo'n korte levensverwachting, versneld te behandelen? Hebt u gegevens over het aantal vergelijkbare dossiers?
22.02 Minister Karine Lalieux: Mag ik u er eerst aan herinneren dat de cijfers op de website DG HAN staan? Ze worden regelmatig bijgewerkt met het oog op transparantie. In april was de gemiddelde behandelingstermijn voor aanvragen met evaluatie iets langer dan zeven maanden; voor aanvragen zonder evaluatie bedroeg die net geen twee maanden. De belangrijkste reden voor de lange wachttijden is het tekort aan evaluerende artsen.
Daarom werft mijn administratie momenteel nieuwe medewerkers aan met de daarvoor bij het jongste conclaaf toegewezen budgetten. Stilaan krijgen de multidisciplinaire teams vorm. Zij zullen de evaluerende artsen ondersteunen en de evaluatie moderniseren.
Ik heb altijd geijverd voor een menselijker en gepersonaliseerd beleid, dat aangepast is aan de noden van de burgers.
Daarom worden aanvragen van de mensen met een korte levensverwachting vandaag al sneller behandeld op basis van specifieke vragen die bij de toelating van hun dossiers worden gesteld. Uw verhaal is inderdaad zeer triest, maar ik wil u er toch op wijzen dat het Agentschap Opgroeien sinds de zesde staatshervorming de medische evaluatiedossiers van kinderen beheert. De overgangsperiode liep tot 13 juni 2022. Mijn dienst kan u dan ook geen informatie over die dossiers geven.
22.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. Ik heb de cijfers ook gelezen. De achterstand bedraagt 56.000 dossiers. Ik twijfel er niet aan dat u daar bezorgd over bent. Maar u zegt nu al maanden dat er een tekort is aan medisch personeel, aan controlerende artsen. Dat probleem sleept al maanden of misschien jaren aan en het is een spijtige zaak dat er geen beweging in komt, zeker voor dergelijke dossiers.
Ook al krijgen die kinderen zogezegd voorrang, toch is er een wachttijd van een jaar of anderhalf jaar. Dat is zeker in dergelijke dossiers onvoorstelbaar schrijnend.
Nogmaals, het is geen nieuw probleem. Het raakt helaas gewoon niet opgelost.
Vergeet bovendien niet dat het bij een groot deel van die personen met een handicap om onmondige mensen gaat. Zij dragen hun leed vaak in stilte. Wij moeten er als maatschappij over waken dat ze alle steun en aandacht krijgen die ze verdienen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitster: De vragen nrs. 55028847C van de heer Vanbesien en 55028891C van de heer Van der Donckt worden omgezet in schriftelijke vragen.
23 Question de Sophie Thémont à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'impact de la hausse des prix sur la vie des étudiants" (55028875C)
23 Vraag van Sophie Thémont aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De impact van de stijgende prijzen op de bestaansmiddelen van studenten" (55028875C)
23.01 Sophie Thémont (PS): Madame la
Ministre, une fois de plus, les effets des crises se font le plus ressentir
chez les groupes les plus vulnérables. Les étudiants sont ainsi également
touchés de plein fouet par la hausse des prix et voient également leur pouvoir
d'achat s'effondrer. Nombreux sont celles et ceux qui sont contraints de changer
leurs habitudes alimentaires ou de reporter des soins de santé pour pouvoir
boucler les fins de mois.
Madame la Ministre, nous savons que les
difficultés financières sont un frein qui empêchent de nombreux jeunes
d'entamer ou poursuivre des études. Durant la crise sanitaire, vous aviez
débloqué un subside de 24 millions afin de soutenir tout jeune ou étudiant de
18 à 25 ans qui a pu faire appel au CPAS et pour lequel un état de besoin a été
constaté. L'intervention fédérale avait également été majorée de 10% pour les
trajectoires PIIS des jeunes de moins de 25 ans.
Face à la hausse actuelle des prix, avez-vous constaté une augmentation du nombre de jeunes et étudiants faisant appel au soutien des CPAS ? Etudiez-vous la possibilité d'apporter une aide sociale simple, efficace et ciblée afin d'éviter que ces jeunes ne basculent dans l'engrenage de la précarité ? Je vous remercie.
23.02 Karine Lalieux, ministre: Madame Thémont, la précarité étudiante va croissant et vous avez raison de le souligner. La crise du covid a fortement affecté, pour ne pas dire stigmatisé, les jeunes dans une période charnière de leur vie: décrochage scolaire, isolement, perte de job étudiant, santé mentale, etc. La vie a repris son cours, mais des effets durables se font sentir, en particulier pour les jeunes les plus vulnérables, qui ne peuvent compter sur le soutien familial, notamment financier.
Dans le contexte de la crise, j'ai en effet pris une série de mesures temporaires spécifiques. Vous les connaissez. Mais j'ai aussi pérennisé certaines mesures. J'ai pérennisé la mesure prise durant la crise du covid afin de supprimer la différence de montant prévu en matière d'exonération socioprofessionnelle, qui pénalisait les étudiants boursiers par rapport aux non-boursiers. J'ai aussi augmenté les moyens structurels pour l'aide alimentaire, et développé l'aide matérielle, notamment pour les protections menstruelles, les kits d'hygiène, etc. qui profitent, malheureusement ai-je envie d'ajouter, aussi aux jeunes.
Si nous nous réjouissons que des publics moins favorisés entament de plus en plus des études supérieures, nous ne pouvons pas fermer les yeux sur les inégalités et les difficultés qu'ils rencontrent et sur l'impact que cela a sur leurs chances de réussite. Le nombre d'étudiants faisant appel au CPAS est en augmentation. Cela témoigne de ce phénomène.
Pour joindre les deux bouts, une bourse d'études ou un job d'étudiant ne suffisent pas toujours. L'augmentation des coûts de la vie ne va pas arranger cette situation. J'invite donc tous les jeunes en difficulté à pousser la porte du CPAS.
Il nous revient de communiquer positivement à ce sujet, pour que la démarche ne soit pas perçue à tort comme stigmatisante. Permettre à un jeune d'être aidé par le CPAS, c'est lui donner les moyens de faire face à une situation, qui doit être la plus courte possible, de précarité. C'est donc aussi contribuer à son émancipation.
J'assisterai demain à l'ULB à un événement organisé par la Street Law Clinic sur cette thématique de la précarité étudiante, et en particulier la question du non-recours aux droits. En effet, beaucoup de jeunes méconnaissent leurs droits. À cet égard, la Street Law Clinic a réalisé un formidable outil, un guide de l'étudiant concernant l'aide sociale. Nous devons encourager ce type d'initiatives pour rendre l'accès à l'aide sociale simple, compréhensible, voire automatique à chaque fois que c'est possible.
En plus, à mon initiative, une étude est actuellement menée par le SPP Intégration sociale sur les jeunes en situation de précarité émargeant au CPAS. J'espère pouvoir disposer des résultats à la fin de l'année prochaine afin de pouvoir mieux cibler les politiques menées à l'égard des jeunes.
Je finalise avec mes collègues du gouvernement un plan fédéral de lutte contre la pauvreté et les inégalités. Dans ce cadre également, nous veillons, bien sûr, à ce que la dimension spécifique de pauvreté des jeunes soit prise en compte.
23.03 Sophie Thémont (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse complète. Vous l'avez dit, un étudiant qui doit chercher des solutions pour pouvoir manger, c'est aussi un étudiant qui ne peut pas pleinement se consacrer à ses études et à ses examens, un étudiant qui se verra sans doute exposé au rallongement des études ou encore au décrochage scolaire. Il est donc vraiment capital de leur venir en aide dès à présent pour les sauver d'une précarité future.
Je voudrais vraiment souligner toutes les mesures que vous avez déjà mises en place. Je sais que c'est un sujet, parmi tant d'autres, auquel vous êtes attentive. Il convient aussi, selon moi, de porter une attention particulière au cas des jeunes en situation de conflit familial parce qu'il leur est souvent difficile de récupérer des documents qui attestent des revenus des parents pour avoir droit à certaines allocations notamment via les CPAS. Comme vous le dites, frapper à la porte du CPAS, ce n'est pas une gêne. C'est pouvoir, à un moment donné, obtenir une écoute et une aide quand on en a le plus besoin. Je vous félicite encore pour tout ce que vous faites.
Het incident is gesloten.
24 Question de Sophie Thémont à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les moyens débloqués en faveur des banques alimentaires dans le cadre du FEAD" (55028876C)
24 Vraag van Sophie Thémont aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De middelen die in het kader van het FEAD worden uitgetrokken voor de voedselbanken" (55028876C)
24.01 Sophie Thémont (PS): Madame la Ministre,
face aux crises successives, les besoins en colis alimentaires ne cessent
d'augmenter. En 2021, 177.238 personnes avaient fait appel aux banques
alimentaires, pour près de 22.229 tonnes de nourriture distribuées.
L'augmentation du coût de la vie ainsi que l'impact de la guerre en Ukraine ne
freinent pas cette tendance. Récemment, en Conseil des Ministres, vous avez pu
faire approuver le cahier des charges organisant l'achat de denrées
alimentaires dans le cadre du Fonds Européen d'aide aux plus démunis (FEAD). 24
millions d'euros ont ainsi pu être débloqués pour l'année 2022.
Madame la Ministre, quelles ont été les
critères utilisés par les experts pour déterminer les 27 lots de denrées
alimentaires repris dans le cahier des charges ? Comment ces denrées sont-elles
mises à la disposition des banques alimentaires, des CPAS et des organisations
partenaires qui se chargent ensuite de la distribution aux plus démunis en
Belgique. Je vous remercie.
24.02 Karine Lalieux, ministre: Le budget dégagé pour la campagne FEAD 2022 est de 24 millions, soit 6 millions de plus que pour la campagne FEAD 2021. Cette augmentation nous a permis de varier les produits: nous sommes passés de 20 produits à 27 produits proposés. La liste des produits est déterminée en collaboration avec plusieurs partenaires, tels que la Fédération des banques alimentaires, la Croix-Rouge, la Société Saint-Vincent-de-Paul et la Fédération des services sociaux, notamment, et suivant plusieurs critères.
Différents aspects sont pris en compte: les aspects nutritionnels, la diversité, le feed-back des bénéficiaires, la durabilité et l'impact sur la santé. L'objectif final est de proposer aux bénéficiaires un colis alimentaire FEAD équilibré et diversifié. Ce faisant, nous évitons un gaspillage alimentaire en raison d'un volume trop important ou de la distribution de produits alimentaires peu attractifs.
Les denrées sont contrôlées par mes services avant d'être mises à la disposition des bénéficiaires. Les contrôles se font sur 100 % des lots produits. Une fois ce contrôle effectué, les lots sont libérés pour distribution. Les produits sont donc acheminés vers les grands entrepôts avec lesquels collabore le FEAD. De là, ils sont distribués vers les neuf banques alimentaires du pays et vers les 750 organisations et CPAS agréés FEAD, pour pouvoir être distribués au public. Enfin, les produits sont distribués de manière continue, toute l'année, à raison de deux à trois produits par mois.
24.03 Sophie Thémont (PS): Je tiens à souligner que 24 millions, ce n'est pas rien pour une chose aussi importante. Le soutien aux banques alimentaires est primordial pour permettre à tout un chacun de satisfaire ses besoins les plus élémentaires. La lutte contre la précarité alimentaire est également indispensable pour sortir de l'exclusion sociale. Il est en effet difficile de trouver un emploi ou une formation lorsqu'on a le ventre vide, comme c'est le cas de plus en plus de personnes. Et comme vous l'avez vous-même souligné, ce n'est pas parce qu'il s'agit de colis alimentaires qu'ils ne doivent pas être équilibrés et contenir de bons produits. Je tenais à mettre cela en exergue et je me permets de vous féliciter, car trouver 7 millions supplémentaires, ce n'est pas rien.
L'incident est clos.
25 Vraag van Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het beleid ten aanzien van personen met een handicap" (55028914C)
25 Question de Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La politique à l'égard des personnes handicapées" (55028914C)
25.01 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.
Wij konden vernemen dat u deze week een
toespraak heeft gehouden voor de Algemene Vergadering van de UN in New York
voor de 15th Conference of State Parties (COSP 15) rond de Conventie rond
rechten voor personen met een handicap.
Wat heeft u daar precies gezegd over uw
beleid? Hoever staat u met de uitwerking van de 145 actiepunten die u in uw
Federaal Plan Handicap heeft aangegeven? Welke actiepunten werden intussen
gerealiseerd en in wetgevend initiatief omgezet?
25.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Samyn, vorige week was ik in New York om onze realisaties in het kader van de VN-conventie voor de inclusie van personen met een handicap voor te stellen. Ons land heeft deze conventie in 2009 ondertekend en geratificeerd.
België heeft de laatste jaren belangrijke stappen gezet. Ik denk bijvoorbeeld aan de afschaffing van de prijs van de liefde, de vermindering van de prijs van de arbeid, het optrekken van de IVT naar de armoededrempel en de opname van artikel 22ter in de Grondwet. Ik denk zeker ook aan het federaal actieplan, het symbool van het engagement van deze regering, op het vlak van handistreaming.
Zoals gezegd zullen wij dit plan in oktober tussentijds evalueren. Ik zal u dan hier in de commissie de acties kunnen voorstellen die al worden uitgevoerd of waaraan wij nog verder moeten werken.
25.03 Ellen Samyn (VB): Ik kijk alvast uit naar de voorstelling van het actieplan. U verwijst ook terecht naar een aantal zeer belangrijke realisaties die de discriminatie wegwerken, zoals de prijs van de liefde en van de arbeid.
Er zijn echter nog een heel aantal punten die gerealiseerd moeten worden. We blijven daarom altijd op dezelfde nagel kloppen. Soms krijgen we dan ook dezelfde excuses. Deze doelgroep heeft echter het nadeel dat de materie veel verschillende bevoegde ministers en staatssecretarissen kent. Bovendien betreft het ook bevoegdheden van het federale en gewestelijke niveau, alsook dat van de Gemeenschappen.
U hebt in een persbericht op 31 mei 2022 aangekondigd vijf pistes te zullen voorleggen aan de regering om de tewerkstellingsgraad van personen met een handicap te verhogen en verder te ondersteunen. De aangekondigde maatregelen zijn echter op zijn minst een beetje vreemd. Men zou zelfs de eigen federale diensten straffen indien ze geen personen met een handicap in dienst zouden nemen. Zult u zichzelf dan ook straffen en beboeten?
Het is toch ook een beetje cynisch dat de bevoegde minister in New York gaat vertellen hoe goed het beleid hier wel niet wordt gevoerd, terwijl, en ik verwijs naar de vraag van daarnet, er in bepaalde dossiers een enorme achterstand is die niet wordt weggewerkt.
L'incident est clos.
26 Vraag van Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De afhouding van de ZIV- en solidariteitsbijdragen op de pensioenen" (55028926C)
26 Question de Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La retenue des cotisations AMI et des cotisations de solidarité sur les pensions" (55028926C)
26.01 Ellen Samyn (VB): De
solidariteitsbijdrage werd bij wet van 30 maart 1994 (art. 68) ingevoerd als
een tijdelijke besparingsmaatregel. Deze maatregel loopt nog steeds en spijts
een kleine verhoging van de grensbedragen van toepassing voor de bepaling van
de solidariteitsafhouding inzake pensioenen is het gunstig effect van deze
maatregel intussen grotendeels weggevallen.
Er wordt eveneens een ZIV-bijdrage van
3,55 % afgehouden als het pensioen een bepaald bedrag overschrijdt. Om dat
bedrag te bepalen wordt er rekening gehouden met het bedrag van het wettelijk
pensioen én het extralegaal pensioenkapitaal (waarvan de berekening nog steeds
gebeurt op basis van een fictieve rentevoet van 4,75 %). In sommige
gevallen wordt er toch 3,55 % ZIV-bijdrage ingehouden op het totale bedrag
zelfs al heeft de verzekeraar of pensioenfonds reeds bij de bron deze afhouding
gedaan. De Ombudsman Pensioenen adviseerde in 2020 om die dubbelzinnigheid in
de wet weg te werken.
Zal u tijdens de besprekingen van de
pensioenhervorming deze in 1994 als tijdelijke maatregel ingevoerde
solidariteitsbijdrage afschaffen? Hoever staat u met de aanpassing van de
fictieve rentevoet naar een reële rentevoet om te beletten dat mensen belasting
betalen op nooit ontvangen gelden? Wanneer zal u de aanbeveling van de
Ombudsman pensioenen (2020/4) uitvoeren?
26.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, geachte collega, het regeerakkoord benadrukt het belang van solidariteit tussen de hoogste en de laagste pensioenen. De solidariteitsbijdrage op de pensioenen draagt daartoe bij. Het zijn alleen de 15 % hoogste pensioenen die de solidariteitsbijdrage betalen. Ik zal dan ook niet aansturen op een afschaffing ervan.
Zoals ik eerder reeds aangaf, moet de berekening van de sociale bijdragen op pensioenen rechtvaardiger. Vandaag kan het bijvoorbeeld gebeuren dat mensen die een klein pensioenkapitaal ontvangen, na verloop van tijd meer betalen aan extra sociale bijdragen dan het bedrag van het kapitaaltje. Dat kan uiteraard niet de bedoeling zijn.
Mijn administratie bereidt momenteel een wetsontwerp voor om dit probleem te verhelpen. Concreet zullen wij de omzettingscoëfficiënten aanpassen die worden gebruikt bij de berekening van de zogenaamde fictieve rente. Hierdoor zullen mensen die een klein aanvullend pensioen ontvingen, een lagere ZIV-bijdrage moeten betalen. Wij volgen daarbij het unanieme advies van de Nationale Arbeidsraad.
Het wetsontwerp zal ook een oplossing bevatten voor de problematiek die door de ombudsman van de pensioenen was aangekaart in zijn jaarverslag 2020. Het betreft een probleem waarbij sommige mensen voor een beperkt bedrag worden onderworpen aan een dubbele inhouding. Ook dat is niet correct en moet dus worden aangepakt.
De Nationale Arbeidsraad stelde vast dat de omzettingscoëfficiënten voor de berekening van de solidariteitsbijdrage eveneens verouderd zijn, maar dat de aanpassing van de coëfficiënten mogelijk ongewenste gevolgen kan hebben. De Raad gaf aan dat deze problematiek verder moet worden onderzocht en neemt zich voor om hierover later, bij voorkeur tegen eind 2022, een advies uit te brengen.
26.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, het is goed dat u werk zult maken van de berekening van die fictieve rente en dat verder zult opvolgen. Het is inderdaad een onbillijkheid.
De solidariteitsbijdrage zorgt voor heel wat wrevel bij de gepensioneerden. Samen met de ZIV-bijdragen is die goed voor omzeggens 1,5 miljard euro, die de gepensioneerden betalen op hun pensioen en waarbij geen rekening wordt gehouden met de andere fiscaliteit.
We hebben eerder al aangegeven dat de berekeningswijze van de solidariteitsbijdrage ervoor zorgt dat sommige mensen meer bijdragen betalen dan dat ze ooit aan extra pensioenkapitaal zullen hebben opgebouwd. Ook dat kan worden vermeden door een afhouding bij de bron. Ook daar loopt het evenwel verkeerd en zijn er gepensioneerden die een dubbele inhouding van de ZIV betalen.
U verwees naar de ombudsmannen, die overigens prima werk leveren. Hun aanbevelingen uitvoeren getuigt van goed en deugdelijk bestuur, maar uit uw antwoord maak ik op dat u daar rekening mee zult houden. Ik blijf deze zaak mee opvolgen.
L'incident est clos.
- Yngvild Ingels aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De gebrekkige federale steun voor de door de watersnood van vorig jaar veroorzaakte schade" (55028945C)
- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "Het geblunder met de federale steun na de overstromingen" (55029032C)
- Yngvild Ingels à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "L'aide fédérale défaillante dans le cadre des dommages causés par les inondations de l'an dernier" (55028945C)
- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "Les erreurs commises lors de l'octroi de l'aide fédérale à la suite des inondations" (55029032C)
27.01 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, vorige week vrijdag lazen we iets zeer vreemds in La DH. Het gebeurt niet vaak dat we iets van de Inspectie van Financiën in de krant kunnen lezen. Het artikel ging over federale steun die werd toegekend aan gemeenten die vorig jaar door de overstromingen werden getroffen. Die steun was op zich een zeer nobele doelstelling. U hebt toen snel gereageerd, want op 23 juli verklaarde u 20 miljoen euro aan de OCMW's van de getroffen gemeenten te bezorgen, wat zeer lovenswaardig is. Eind augustus maakte u een eerste schijf van 10 miljoen euro over.
Nu blijkt echter dat een vijftigtal gemeenten die helemaal niet door de watersnood werden getroffen, geld hebben ontvangen. Het gaat dan over een aantal gemeenten in de provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Antwerpen. Alleen in de provincies Vlaams-Brabant en Limburg werd een klein aantal gemeenten getroffen door de overstromingen.
Hoe kan zoiets gebeuren? De opsteller van zulk besluit moet toch zien dat daar gemeenten in zijn opgenomen die er niet in thuis horen. De pers berichtte destijds immers duidelijk over de overstromingen in Wallonië. De IF klaagt ook aan dat de normale procedure niet werd gevolgd. Ik begrijp dat u snel wilde handelen, maar een spoedadvies van de IF is steeds een mogelijkheid. In het krantenartikel stond ook dat de gouverneurs de namen hadden doorgegeven. Ik heb zelf contact opgenomen met een aantal gouverneurs. Zij vielen uit de lucht en verklaarden daar niets mee te maken te hebben. Ik heb ook contact gehad met de Vlaamse gemeenten Oostende en Nieuwpoort, die verklaarden het geld reeds terug te hebben gestort omdat ze de fout hadden opgemerkt.
Wat is er methodologisch fout gelopen? Hebt u al het geld reeds kunnen recupereren? Waarom duurde het zo lang, tot vorige week vrijdag op de ministerraad, om de fout recht te zetten, aangezien die al van vorig jaar dateert?
27.02 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Zoals mevrouw Ingels zei, blijkt uit de nota van de Inspectie van Financiën dat een deel van de eerste schijf voor noodhulp, namelijk 3,2 miljoen euro, verkeerd is terechtgekomen. Dat is bijna één zesde van het totaalbedrag. De Tijd kon de nota inkijken en vatte het als volgt samen: "Terwijl de steun naar Vlaamse gemeenten zonder schade vloeide, wachten zwaar getroffen Waalse gemeenten nog steeds op het geld."
Op 29 september ondervroeg ik u hierover in deze commissie en ik drukte u toen op het hart dat het bijzonder belangrijk blijft de getroffen burgers in de getroffen gebieden te steunen. Het is daarbij van het grootste belang dat de middelen bij de getroffenen terechtkomen en doeltreffend besteed worden. U antwoordde mij dat het over een uitzonderlijke en flexibele maatregel ging.
Als ik dit lees, lijkt het me te flexibel. Het ergste vind ik dan dat enkele zwaar getroffen gemeenten in Wallonië bijna een jaar na de ramp nog steeds op geld wachten. Luik heeft nog recht op een half miljoen euro, Chaudfontaine op 100.000 euro, Wanze op 150.000 euro en Trooz op bijna 200.000 euro.
Kunt u de verslagen van de Inspectie van Financiën aan het Parlement bezorgen? Bent u het eens met de conclusies? Wie besliste er over deze toekenning? Was u dat?
Sinds wanneer bent u hiervan op de hoogte? Wanneer en hoe hebt u uiteindelijk bijgestuurd? Welke gemeenten hebben onterecht steun aangevraagd en ontvangen? Graag alle gemeenten en bedragen. Waar zijn die middelen juist aan besteed? Wanneer krijgen de getroffen gemeenten ten laatste het geld waar ze nog recht op hebben?
27.03 Minister Karine Lalieux: Zoals u zich kunt voorstellen, was het vlak na de overstroming heel erg moeilijk om een overzicht te krijgen van de getroffen gemeenten. Het probleem was hoe we zicht konden krijgen op deze cijfers. Conform de beslissing van de regering werd de eerste schijf van 10 miljoen euro verdeeld op basis van de gegevens die verkregen werden via de provinciegouverneurs. Ik heb geen cijfers.
Een tweede schijf van 10 miljoen euro werd verdeeld op basis van de definitieve gegevens van de regeringen van de verschillende Gewesten. Het bleek inderdaad dat er bij de eerste schijf heel wat gemeenten zaten die de impact van de overstroming op hun grondgebied hadden overschat. Zoals gezegd gebeurde dit conform de tekst van het KB op basis van de gegevens van de gouverneurs. Dat staat in het KB. Daarom werd het basis-KB eind december gewijzigd. Het geld dat werd uitbetaald aan OCMW's die volgens de definitieve lijst geen of minder slachtoffers hadden, werd teruggevorderd. Hierbij werd rekening gehouden met eventueel uitbetaalde steun conform het KB.
In dit dossier hebben wij tot vier keer toe advies gevraagd aan de IF, zoals dat overigens altijd gebeurt. De derde schijf is vorige week door de regering goedgekeurd. Hierdoor kunnen de zwaarst getroffen gemeenten alsnog de steun krijgen waar ze recht op hebben.
Mijnheer Colebunders, ik denk dat ik de grote lijnen van uw vraag bij deze heb beantwoord. Voor de gedetailleerde cijferinformatie waar u mij om vraagt, stel ik voor dat u een schriftelijke vraag indient.
27.04 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, ik hoor wat u zegt, maar de gouverneurs ontkennen dat. Dat vind ik heel vreemd. Ik blijf het ook vreemd vinden dat er geen lichtje gaat branden als er geen enkele Vlaamse gemeente vernoemd wordt. Zegt u nu dat wat de IF tegenover La Dernière Heure heeft verklaard over die nota, fout is? Ik meen uit uw antwoord te kunnen afleiden dat de IF wel bevraagd is geweest en dat alles conform de methodologie is verlopen. Maar dat is niet wat er in de pers stond. Liegt de IF dan in de pers? Ik begrijp het niet zo goed.
27.05 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik wil geen valse beschuldigingen uiten, maar het Parlement heeft een controlefunctie. Het is mijn plicht u over deze problemen te bevragen. Ik ben vorige zomer zelf twee maanden gaan helpen in de Vesdervallei. De nood was daar enorm. Ik ben in december en januari nog een keer gaan kijken, en veel was er niet veranderd. Die mensen zitten nog altijd dik in de miserie. Het is zeer kwalijk dat bijna een zesde van de door u beloofde steun niet tijdig en goed is terechtgekomen. Er heeft duidelijk iemand steken laten vallen en die achteraf opgeraapt. Dat hoor ik ook uit uw verhaal. Ik vind het jammer dat we dat allemaal moeten vernemen uit de krant, maar dat is tegenwoordig blijkbaar de normale gang van zaken.
Als lokale overheden geld aanvragen waar ze geen recht op hebben, zegt dat misschien ook iets over een structurele onderfinanciering. Ik ontvang dan ook graag van u alle informatie, ook de twee nota's van de IF, om dat alles nog eens grondig te bekijken. Ik zal daartoe een schriftelijke vraag indienen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
28 Vraag van Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie) over "De loopbaanvoorwaarde voor het vervroegd pensioen" (55029034C)
28 Question de Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale) sur "La condition de carrière pour la pension anticipée" (55029034C)
28.01 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, een van de denksporen van uw pensioenplan is het vervroegd pensioen op 60 jaar mogelijk maken vanaf 42 jaar carrière in plaats van na 44 jaar. Daardoor zouden werknemers met een lange carrière sneller met pensioen kunnen gaan. Tot nu toe werd in de pers vermeld dat de maatregel ervoor zou zorgen dat daardoor jaarlijks 6.000 werknemers extra met pensioen zouden kunnen gaan. In een antwoord op een schriftelijke vraag is er echter sprake van 58.000 extra gepensioneerden in 2024.
Hoe verklaart u dat verschil? Kunt u ons duidelijk maken hoeveel personen op 60 jaar aan 42 loopbaanjaren komen en dus extra met pensioen zouden kunnen gaan?
Ik dank u alvast voor uw antwoord.
28.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Colebunders, het cijfer van 6.000 personen waarover u spreekt, werd nooit door mij medegedeeld aan de pers. Ik weet dus niet waar dat cijfer vandaan komt, net zoals het cijfer dat werd aangehaald in verband met de overstromingen.
Het enige wat ik kan meegeven, is dat het wel gaat over een grote groep van ongeveer 58.000 personen die, indien zij dat willen, een jaar vroeger met pensioen kunnen. Dat komt door de uniforme loopbaanwaarden van 42 jaar voor het vervroegde pensioen. Dat stel ik ook op die manier voor in mijn pensioenhervorming.
Ik hoop dat mijn antwoord duidelijkheid heeft gecreëerd.
28.03 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, dat komt ervan wanneer wij alle informatie uit de krant moeten halen en dan nog moeten filteren wat wel en niet de waarheid is en wat juist en niet juist is.
28.04 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Colebunders, de waarheid ligt bij de minister en niet bij de kranten.
28.05 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Daar twijfel ik niet aan, mevrouw de minister. Maar wanneer u niet spreekt en blijft uitstellen, blijven wij op onze honger.
Ik ben alvast blij met uw bevestiging dat het gaat om 58.000 extra werknemers. Ik weet niet vanwaar het getal van 6.000 komt. Hoe dan ook, we houden het dus voorlopig op 58.000 personen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.02 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17 h 02.