Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la Migration et des Matières administratives

Commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken

 

du

 

Mardi 21 juin 2022

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 21 juni 2022

 

Namiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.11 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 11 et présidée par M. Ortwin Depoortere.

 

De teksten van de ingediende vragen worden integraal als bijlage bij dit verslag gepubliceerd.

Les textes des questions déposées sont publiés intégralement en annexe de ce compte rendu.

 

01 Échange de vues sur le suivi des recommandations de la commission d’enquête "Attentats terroristes" et questions jointes de

- Olivier Vajda à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations après les attentats et les recommandations législatives" (55028330C)

- Olivier Vajda à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations après les attentats et la coopération entre police et partenaires" (55028337C)

- Philippe Pivin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations de la CEP Attentats terroristes pour la police" (55028643C)

- Philippe Pivin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations de la CEP Attentats terroristes pour la police" (55028645C)

- Philippe Pivin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations de la CEP Attentats terroristes pour la police" (55028646C)

- Philippe Pivin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations de la CEP Attentats terroristes pour la police" (55028647C)

- Denis Ducarme à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations de la CEP Attentats terroristes" (55028798C)

- Denis Ducarme à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les recommandations de la CEP Attentats terroristes" (55028800C)

- Denis Ducarme à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les recommandations de la CEP Attentats terroristes" (55028802C)

- Denis Ducarme à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les recommandations de la CEP Attentats terroristes" (55028803C)

- Georges Dallemagne à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations de la CEP Attentats terroristes pour la police" (55028979C)

- Georges Dallemagne à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations de la CEP Attentats terroristes pour la police" (55028980C)

- Georges Dallemagne à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations de la CEP Attentats terroristes pour la police" (55028981C)

- Georges Dallemagne à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations de la CEP Attentats terroristes pour la police" (55028982C)

01 Gedachtewisseling over de opvolging van de aanbevelingen van de onderzoekscommissie "Terroristische aanslagen" en toegevoegde vragen van

- Olivier Vajda aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De follow-up van de aanbevelingen na de aanslagen en de aanbevelingen op het stuk van de wetgeving" (55028330C)

- Olivier Vajda aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De follow-up v.d. aanbevelingen na de aanslagen en de samenwerking tussen politie en partners" (55028337C)

- Philippe Pivin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De opvolging van de aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen m.b.t. de politie" (55028643C)

- Philippe Pivin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De opvolging van de aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen m.b.t. de politie" (55028645C)

- Philippe Pivin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De opvolging van de aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen m.b.t. de politie" (55028646C)

- Philippe Pivin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De opvolging van de aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen m.b.t. de politie" (55028647C)

- Denis Ducarme aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De follow-up van de aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen" (55028798C)

- Denis Ducarme aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen" (55028800C)

- Denis Ducarme aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen" (55028802C)

- Denis Ducarme aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen" (55028803C)

- Georges Dallemagne aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De follow-up van de aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen m.b.t. de politie" (55028979C)

- Georges Dallemagne aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De follow-up van de aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen m.b.t. de politie" (55028980C)

- Georges Dallemagne aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De follow-up van de aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen m.b.t. de politie" (55028981C)

- Georges Dallemagne aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De follow-up van de aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen m.b.t. de politie" (55028982C)

 

01.01 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, geachte commissieleden, dames en heren, op 25 mei gaf ik reeds de stand van zaken en voortgang aangaande de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie terroristische aanslagen. Ook mijn ambtgenoot, de heer Van Quickenborne, minister van Justitie, heeft reeds een overzicht gegeven vanuit zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden, waaronder de thema's slachtoffers, Veiligheid van de Staat, gevangenissen, de GGB, de erkenning van geloofsgemeenschappen met inbegrip van moskeeën, en het proces over de aanslagen. Ik dank u in elk geval voor de vele vragen om toelichting en verduidelijking, als ik goed geteld heb meer dan honderd, waarop ik vandaag verder in detail zal ingaan.

 

De vragen heb ik geclusterd, zodat ik ze in mijn antwoord samen kan behandelen. Ik zal starten met de aanbevelingen van de POC voor de politie, gevolgd door de vragen over het OCAD, het Crisiscentrum, Astrid en finaal ook de noodcentrales.

 

Inzake de politie hebben de N-VA-fractie en Ecolo-Groen vragen ingediend over het informatiebeheer. In het bijzonder stelt de N-VA een vraag naar meer duidelijkheid voor het contextualiseren van het informatiebeheer, dat wordt gekenmerkt door ICT-technologie. Daarover kan ik stellen dat dit deel zal uitmaken van i-Police, waarmee het mogelijk zal worden om de op dat moment relevante informatiedelen ter beschikking te stellen voor de politiemedewerker. I-Police zal er op die manier dus voor zorgen dat de juiste informatie op het juiste moment getoond wordt aan de juiste personen.

 

De Ecolo-Groenfractie stelt een vraag over de omschakeling van het need-to-knowprincipe naar het need-to-shareprincipe. Daarop kan ik antwoorden dat bij i-Police normaal gesproken beide principes worden toegepast, waarbij het need-to-shareprincipe zal primeren. Dat laatste betekent dat informatie onmiddellijk centraal geregistreerd wordt. Vervolgens komt die informatie in aanmerking om te worden gedeeld. Informatiedeling kan automatisch gebeuren. Indien men bijvoorbeeld op voorhand heeft aangegeven dat informatie wordt gezocht over een entiteit of fenomeen, dan wordt dat automatisch genotificeerd. Zo kan de informatie bijvoorbeeld ter beschikking komen in het kader van een lopend onderzoek en zodoende het gerechtelijk dossier verrijken. Indien informatie zoals voormeld niet automatisch kan worden gedeeld, zijn de regels inzake het need-to-knowprincipe van toepassing. In functie van het profiel van de politieambtenaar die informatie wenst, wordt dan bepaald welke informatie hij krijgt.

 

Er bestaan zelfs modaliteiten als een HIT-systeem, waarbij men eerst slechts een melding krijgt dat de informatie bestaat, zelfs als deze nog geanonimiseerd is, bijvoorbeeld omdat zij onder embargo staat. Men zal dan contact moeten opnemen om verder af te stemmen hoe de geclassificeerde informatie kan worden gedeeld.

 

In de schoot van het Crisiscentrum werd het need-to-shareprincipe onder ander geoperationaliseerd binnen de werking van de PIU, waar vier veiligheids- en inlichtingendiensten actief zijn. Bovendien werd dit geïntegreerd in de wetten en het koninklijk besluit inzake de werking van deze PIU. De reglementering stelt dat in het geval dat meerdere diensten een positieve overeenstemming hebben inzake één en dezelfde passagier, onmiddellijk en automatisch de betrokken diensten door het IT-systeem op de hoogte worden gebracht. Dus hier wordt de informatie al een eerste keer verplicht gedeeld volgens het need-to sharebeginsel.

 

Vervolgens vindt een verplicht coördinatiemechanisme plaats waarbinnen de diensten ook de contextuele informatie over deze verdachte passagier delen met elkaar, om een gecoördineerde actie mogelijk te maken. De Wet op de PIU stelt eveneens dat deze informatie moet worden gedeeld met de andere PIU’s indien relevant. Dit is eveneens een voorbeeld van een need-to-shareprincipe.

 

Verschillende fracties hebben een aantal vragen gesteld over de kruispuntbank Veiligheid, onder meer de N-VA, Ecolo-Groen, de MR, Vooruit en Les Engagés. Ik kan u zeggen dat de aanbeveling inzake de kruispuntbank Veiligheid inderdaad in uitvoering is, en dit op basis van een gemeenschappelijke visienota die samen met Justitie goedgekeurd is. In afwachting van de volledige uitvoering hiervan, hebben wij alvast volgende stappen gezet om informatie efficiënter te laten doorstromen.

 

Eerst en vooral hebben wij voor de geïntegreerde politie gekozen voor het project i-Police die met één applicatie verschillende achterliggende databanken zal consulteren. Hier kom ik later nog op terug. Ten tweede krijgen de inlichtingendiensten toegang tot de ANG van de politie. Daartoe werd in 2020 toegang gegeven, en in 2021 startte de Veiligheid van de Staat met de integratie ervan in haar systemen.

 

Depuis fin 2021, les développements sont terminés et les tests nécessaires sont en cours entre les deux parties, la VSSE (Sûreté de l'État) et la police fédérale. Une nouvelle réunion de suivi est prévue dans le courant de ce mois pour faire le point sur les développements encore à exécuter. Dès lors que les tests seront réalisés avec la Sûreté de l'État, les développements pour le Service général du renseignement et de la sécurité débuteront.

 

Daarnaast bestaat ook de gemeenschappelijke gegevensbank van het OCAD. Deze databank bevat in principe alle relevante niet-geclassificeerde informatie die de Belgische bevoegde diensten hebben aangaande de entiteiten in de databank. Ze is ook door het merendeel van de aangesloten diensten rechtstreeks consulteerbaar, ofwel via het hit/no-hitsysteem. Er bestaat dus een reeks aan geconnecteerde databanken waarvan men moet analyseren of de bestaande systemen versterkt moeten worden alvorens een nieuwe kruispuntbank veiligheid te creëren.

 

En ce qui concerne les aspects juridiques, la police fédérale travaille avec ses partenaires pour élaborer un protocole et un arrêté royal décrivant l'accès à la BNG.

 

Er is vandaag geen specifieke wetgeving voor de kruispuntbank Veiligheid. Het principe van de kruispuntbank is dat de informatie op een efficiënte wijze gedeeld wordt tussen de verschillende veiligheids- en inlichtingendiensten: de GPI, het OCAD, de Veiligheid van de Staat, de ADIV, de douane, het Crisiscentrum en de PIU. Er is een wetgevend initiatief nodig om deze informatiedeling toe te laten en te organiseren.

 

Met betrekking tot de politiediensten zijn er zowel op wetgevend vlak als op technisch vlak reeds stappen gezet om deze informatiedeling mogelijk te maken. De publicatie van de richtlijn houdende koppelingen, in uitwerking van de wet op het politieambt, is op wettelijk vlak een belangrijke stap. De richtlijn bepaalt immers het kader en de voorwaarden waarbinnen gegevensbanken op een meer geautomatiseerde wijze met elkaar gekoppeld kunnen worden, opdat een efficiënte uitwisseling zou kunnen plaatsvinden tussen de politiediensten en de andere veiligheidsdiensten. Op technisch vlak werd bij de politiediensten gewerkt aan een unieke toegangspoort voor derde veiligheidsdiensten, om op een gecontroleerde wijze toegang te hebben tot politionele informatie.

 

Ensuite, il y avait une question du PS au sujet de i-Police pour savoir comment ce projet s'intègre dans les recommandations, notamment dans l'échange d'informations avec les services de renseignement belges voire avec les polices européennes et internationales.

 

I-Police rationalise un certain nombre d'applications existantes aux niveaux local et fédéral en créant un système commun de gestion des données et un système de gestion des dossiers. Ce case management system remplace les différentes banques nationales générales existantes aujourd'hui, notamment la banque nationale judiciaire, la banque nationale administrative et la banque nationale trafic. Cette nouvelle banque nationale générale (BNG) unique permettra la mise à disposition des données des différents partenaires de la chaîne de sécurité via une architecture open data et une gestion fine des accès. Les flux d'information existants avec les partenaires belges et internationaux (Schengen, Europol, Interpol) seront préservés mais seront, à terme, plus riches en information.

 

Afin de répondre à un certain nombre de recommandations issues des audits des agences internationales, la nouvelle gestion des dossiers sera mise en œuvre en tant que pilote dans les services de la Direction de la coopération policière internationale de la police fédérale dans le courant de 2023.

 

Een volgende set vragen, van Open Vld, MR en Ecolo-Groen, ging over de internationale informatie-uitwisseling. In het bijzonder wat de vragen van en Ecolo-Groen betreft, met betrekking tot de technische implementatie van de SIENA point-to-pointverbinding met de Passengers Information Unit (PIU) geef ik graag de volgende stand van zaken.

 

De technische implementatie heeft geen betrekking op de informatie-uitwisseling via de SIENA point-to-pointverbinding van de PIU, die al operationeel is. Ze heeft wel betrekking op de vergelijking van de Passengers Name Record (PNR)-data met internationale signaleringen in de databases van het Schengen Information System (SIS) en van Interpol.

 

In december 2020 werd tussen de geïntegreerde politie (GPI) en BelPIU afgesproken om de vergelijking van passagiersgegevens met internationale signaleringen gefaseerd aan te pakken. In een eerste fase zal worden gestart met de signaleringen van artikel 26 van de SIS-wetgeving, dat handelt over aanhoudingen, en artikels 36.2 en 36.3 betreffende de onopvallende en de gerichte controles, aangezien deze types signalering het dichtst aansluiten bij de wettelijke scope van de PNR-regelgeving. Binnen deze eerste fase wordt gestart met de signaleringen over de aanhouding.

 

De vergelijking met signaleringen van artikel 36 SIS, betreffende de onopvallende en gerichte controle, zal starten onder het nieuwe SIS-recast. Momenteel voeren we de discussies over dit wetsontwerp op politiek niveau. In een tweede fase zullen de Interpoldata die binnen de PNR-scope vallen, ter beschikking gesteld worden. In een derde en laatste fase kan onder diezelfde voorwaarde de vergelijking met de overige SIS-artikelen van start gaan. De technische ontwikkelingen daarvoor beginnen in september 2022 en de testen zijn gepland in oktober.

 

Wat de toegang van de GPI tot het Europol Information System (EIS) via de informatiekiosk betreft, kan ik bevestigen dat die geanalyseerd werd. De technische realisatie is afhankelijk van de keuze van de prioriteiten, vastgelegd door het Strategisch Comité Informatie en ICT.

 

Une question du MR, en particulier de M. Ducarme, qui semble être absent, portait sur les signalements internationaux et d'éventuels retards d'encodage de signalements relevant de la compétence de la police fédérale. Je peux vous dire que depuis 2020, il n'y a plus de retard dans le traitement de signalements internationaux au niveau du CJI. Les signalements internationaux en général et les signalements "terro" en particulier sont toujours exécutés de manière prioritaire.

 

Collega Vandenput, ik kom dan bij uw vraag inzake de Belgische PIU en de performantie van de IT-systemen. Er wordt gebruikgemaakt van een automatische flux die naar de ANG gaat. De huidige ANG zal vervangen worden door een nieuwe en performantere ANG in het kader van het project i-Police. BelPIU zal in de toekomst ook van deze nieuwe mogelijkheden gebruik kunnen maken.

 

De collega's van de Ecolo-Groenfractie hadden vervolgens vragen inzake gegevensbescherming en de aanbevelingen van het COC. Sinds de inwerkingtreding van de GDPR en de wet van 30 juli 2018 zijn er veel acties ondernomen om te voldoen aan de eisen op het gebied van gegevensbescherming, informatiebeheer en de daaruit voortvloeiende verplichtingen. Zo hebben de lokale politiezones en de directies van de federale politie een data protection officer aangesteld. Deze DPO heeft onder meer de taak om toe te zien op de naleving van de regelgeving en de interne voorschriften met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens, met inbegrip van de bewustmaking en de opleiding van het personeel dat bij de verwerking betrokken is.

 

De politiediensten hebben daarom verschillende opleidings- en bewustmakingsprogramma's opgezet. In de gerechtelijke arrondissementen zijn eveneens uitwisselingsplatforms tussen de DPO's actief, waar goede praktijken en antwoorden op vragen worden uitgewisseld. Hieronder vallen ook de aanbevelingen van het COC, die bijvoorbeeld betrekking hebben op de kwaliteit van de registraties in het verwerkingsregister RegPol. Dit register moet immers alle verwerkingen omvatten waarbij persoonsgegevens zijn betrokken. Het register bevat momenteel meer dan 6.100 verwerkingen en wordt nog dagelijks bijgewerkt door de DPO’s.

 

Een volgende vraag van uw fractie ging over de Open Source Intelligence, meer bepaald waarom OSINT niet werd gerealiseerd. De federale politie was als partner ingestapt in een OSINT-project samen met Defensie. De overheidsopdracht is echter gestopt omdat de aangereikte oplossing niet voldeed aan de eisen van de opdrachtgevers.

 

Als oplossing werden de behoeften rond OSINT en de Social Media Intelligence in het lastenboek van i-Police opgenomen. In het kader van de uitvoering van i-Police wordt momenteel geïnventariseerd welke verschillende tools binnen de GPI in gebruik zijn, voor welke doeleinden ze gebruikt worden en welke functionele behoeften er zijn, om deze dan mee te nemen in de applicaties die worden ontwikkeld.

 

In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest loopt wel een project rond OSINT. Het regionale Cybercenter BXL bevat verschillende projecten die geïntegreerd zijn en hoofdzakelijk worden gefinancierd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dat cybercenter is een samenwerking van verschillende actoren, onder andere de lokale politiezones, de diensten van de DirCo en de diensten onder coördinatie van de directeur Operaties van de FGP Brussel en haar Regional Computer Crime Unit.

 

Uit de evaluatie van OSINT is gebleken dat het niet als een afzonderlijke tool mag worden bekeken, want wanneer mensenlevens in gevaar zijn of bij andere belangrijke gebeurtenissen is het essentieel dat alle pertinente data worden verzameld. Daarvoor moeten meerdere OSINT-tools worden gebruikt en vergeleken met andere data.

 

Een volgende vraag van dezelfde fractie ging over de informatie-uitwisseling inzake terrorisme en radicalisme. U vroeg mij in het bijzonder meer uitleg over de cultuur van informatiedeling die ondertussen in uitvoering is, omdat – dat onderschrijf ik uiteraard volledig – een geïntegreerde aanpak van de fenomenen radicalisering, gewelddadig extremisme en terrorisme absoluut noodzakelijk is om de veiligheid van burgers te garanderen.

 

De richtlijn inzake informatiebeheer in de strijd tegen terrorisme en gewelddadig extremisme werd op 10 oktober 2018 verspreid. Die richtlijn werd in de loop van 2021 met de ondersteuning van de vijf FGP’s Terro en de DJSOC/Terro aangepast en een nieuwe versie is in werking getreden op 30 september 2021.

 

Wat de cultuur van het delen van informatie betreft, verwijs ik naar de wet van 27 april 2016 inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, die een wettelijke basis geeft aan het concept van gemeenschappelijke gegevensbanken ter preventie en ter bestrijding van het terrorisme en het extremisme dat kan leiden tot terrorisme.

 

In het kader daarvan werd een tool ontwikkeld die dergelijke informatiedeling mogelijk maakt. Een eerste versie die werd ingevoerd eind 2015, kende technische en performantieproblemen. Daarom heb ik beslist om een nieuwe database op te zetten volgens de nieuwste technieken en standaarden. Die nieuwe databank is operationeel sinds november 2021.

 

Vervolgens was er een vraag van de heer Demon omtrent de samenwerking met het Verenigd Koninkrijk inzake de bestrijding van terrorisme en radicalisering alsook over mijn werkbezoek aan het Counter Terrorism Operations Centre en het National Situation Centre in Londen enkele weken geleden. Het Counter Terrorism Operations Centre huisvest verschillende Britse diensten die belast zijn met de strijd tegen terrorisme om zo tot een meer geïntegreerde en integrale aanpak te komen.

 

Het belang van CTOC is onlosmakelijk verbonden met het grote aantal politiediensten en law enforcement agencies in het Verenigd Koninkrijk. Het National Situation Centre kan worden beschouwd als het equivalent van ons Nationaal Crisiscentrum. Bij mijn bezoek daar heb ik kunnen vaststellen dat er veel parallellen zijn, maar uiteraard werken zij binnen een ander regelgevend kader.

 

Het hoeft geen betoog dat ondanks de Brexit beide instellingen, zijnde CTOC en het National Situation Centre, ook voor ons een grote meerwaarde betekenen. Het is om die reden dat wij met de politie sinds het voorjaar van 2020 een verbindingsofficier in London hebben, om ervoor te zorgen dat de gegevensuitwisseling zo vlot mogelijk gebeurt. Ik meen dat ik hier in de commissie al heb verteld dat wij aan een samenwerkingsakkoord met het Verenigd Koninkrijk werken, om ervoor te zorgen dat real-time information kan worden gedeeld en dat op die manier een geïntegreerde aanpak mogelijk wordt gemaakt. De besprekingen zijn opgestart naar aanleiding van mijn bezoek in maart 2022. De werkgroepen daarvoor zijn momenteel actief.

 

Mijnheer Demon, u had net als de N-VA-fractie een vraag over de samenwerking met Turkije, in het bijzonder over de Hotspotprocedure. Ik vermoed dat u de heel actuele toestand in uw achterhoofd hebt, maar daarover kunnen wij het mogelijk straks nog hebben. Ik kan u over de Hotspotprocedure mededelen dat er een goede samenwerking en wederzijds vertrouwen is met Turkije. Zoals u weet, werd de Hotspotprocedure destijds opgezet, om de Belgische Foreign Terrorist Fighters die Turkije worden uitgezet op een veilige maar ook gecontroleerde wijze naar België te laten terugkeren.

 

Sinds de inwerkingtreding van de Hotspotomzendbrief heeft de Directie van de Internationale Politiesamenwerking van de federale politie de samenwerking tussen de Belgische diplomatieke posten en de post van de verbindingsofficier van de politie van Istanboel als uitstekend beoordeeld in het kader van de organisatie van uitzettingsoperaties van Belgische en vermeende Belgische FTF'ers. De uitwisseling van informatie tussen de partijen geschiedt realtime, uiteraard met gebruikmaking van alle beschikbare communicatiemiddelen.

 

Om de samenwerking met Turkije te stimuleren, werd op initiatief van de CGI op 27 juni 2019 in Brussel een actieplan voor de jaren 2019-2020 ondertekend. Zo werd in december 2019 in Ankara een eerste studiebezoek georganiseerd in het kader van de strijd tegen criminele organisaties. Andere geplande activiteiten werden hoofdzakelijk als gevolg van de coronacrisis en de daarmee samenhangende beperkingen opgeschort. Ik kan u echter wel meedelen dat behoudens onvoorziene omstandigheden alle in het actieplan 2019-2020 geplande activiteiten in 2022 zullen worden uitgevoerd.

 

De internationale politiesamenwerking met in het licht daarvan de samenhang tussen de lokale en de federale politie van de Ecolo-Groenfractie is zeker ook een aandachtspunt. Het overleg tussen de federale en de lokale politie over de internationale politiesamenwerking vindt voornamelijk plaats in het Coördinatiecomité van de Geïntegreerde Politie. Zo werd vorig jaar op mijn vraag een gezamenlijk actieplan van de GPI uitgewerkt om uitvoering te geven aan de aanbevelingen die het Comité P formuleerde in het rapport over de grensoverschrijdende politiesamenwerking tussen België en Frankrijk voor de lokale politiezones van de provincies Henegouwen en West-Vlaanderen. Uiteraard worden de werkzaamheden over die activiteit in het CCGPI ook voortgezet.

 

Mijnheer Vandenput, u had een vraag over de verbindingsofficieren en meer bepaald over de post van verbindingsofficier in Turkije. Die post werd al in 2018 met een operationele assistent versterkt. Wanneer de verbindingsofficier afwezig is, staat de operationele assistent in voor de opvolging van de operationele dossiers. De overige verbindingsofficieren nemen de nodige schikkingen om de operationele diensten die een beroep op hen wensen te doen, te informeren. Dringende berichten tijdens hun afwezigheid moeten dan via de klassieke kanalen voor politiële informatie-uitwisseling, met name Europol of Interpol, worden verstuurd.

 

Naar aanleiding van de ondertekening van het nieuwe Benelux-politiesamenwerkingsverdrag in 2018 werd een afspraak over het gebruik van elkaars verbindingsofficieren opgesteld. Daarin wordt onder meer bepaald dat dringende opdrachten van een LO van een land die tijdelijk afwezig is, onder bepaalde voorwaarden door een LO van een ander Benelux-land kunnen worden uitgevoerd om zo te zorgen voor de continuïteit van de opdrachten.

 

Er waren heel wat vragen van Ecolo-Groen over het dagelijks beheer van de FGP. Wij hebben vorige week al uitgebreid over de FGP van gedachten gewisseld. De DGJ heeft een opdrachtbrief met de visie DGJ 3.0 gemaakt, waarin de strategische doelstellingen worden gedefinieerd. Die zijn in overleg met de mandatarissen van de FGP opgesteld en moeten met een sterke interne communicatie gepaard gaan.

 

De uitvoering van de doelstellingen inzake de strategie wordt regelmatig gemonitord. Op operationeel niveau bestaat er een netwerk van operationele directeurs, DirOps, die centraal worden aangestuurd. Daarin zijn alle FGP's vertegenwoordigd, waardoor de operationele werkingsprocessen permanent kunnen worden bijgestuurd. De sturende rol van de directeur-generaal van de FGP's om de coördinatie tussen de FGP's waar te maken, is dus gevoelig toegenomen.

 

Mijnheer Depoortere, u had een vraag over de mogelijkheid van de federaal procureur of een onderzoeksrechter om één leidinggevende politieofficier aan te duiden voor een onderzoek door verschillende FGP's. Ik kan u meedelen dat die werkmethode frequent wordt toegepast, niet alleen in het kader van terrorismedossiers, maar ook in andere dossiers.

 

Mijnheer Vandenput, wat uw vraag over de informatie-uitwisseling tussen de FGP's onderling betreft, kan ik opnieuw verwijzen naar de richtlijn van oktober 2018 inzake informatiebeheer in de strijd tegen terrorisme en gewelddadig extremisme. Daarover werd voorafgaandelijk een gunstig advies verkregen van het College van procureurs-generaal. Het doel van die richtlijn is het beheer van de informatie, zowel met betrekking tot de gestructureerde en de niet-gestructureerde gegevens als de geclassificeerde en de niet-geclassificeerde informatie.

 

De richtlijn bepaalt dat alle negen niet-gespecialiseerde FGP's inzake terrorisme ook over een informatiepositie beschikken in dat domein en dat die informatie telkens moet worden bezorgd aan de vijf FGP's Terro. De richtlijn beschrijft eveneens de werkprocessen voor de informatie-uitwisseling tussen de vijf FGP's Terro en met de centrale dienst DJSOC Terro.

 

De DGJ heeft in 2020 een bevraging gedaan bij de vijf FGP's Terro en heeft vastgesteld dat de informatieoverdracht correct wordt uitgevoerd door de negen niet-gespecialiseerde FGP's. Op termijn lijkt het mij wel noodzakelijk om de bestaande systemen, processen en IT-toepassingen te herzien en te vervangen door voor een meer gecoördineerde aanpak.

 

De fracties van de N-VA, het Vlaams Belang en Open Vld hadden een vraag over het betrekken van de minister van Justitie en het College van procureurs-generaal bij het dagelijkse beheer van de FGP. De directeur-generaal van de federale gerechtelijke politie pleegt regelmatig pleegt met het College van procureurs-generaal en met de minister van Justitie over het beleid, alsook over het beheer van de middelen. Op die manier wordt aan de doelstelling van de betrokkenheid van de minister van Justitie en het College van procureurs-generaal tegemoetgekomen.

 

Daarnaast werd met de optimalisatiewet van 2014 het overlegplatform Justipol opgericht tussen de GPI en de geïntegreerde overheden. Justipol moet onder andere de gezamenlijke strategie en de samenwerkingsmodaliteiten tussen de gerechtelijke overheden en de GPI versterken en formuleert ook aanbevelingen over gemeenschappelijke onderwerpen. Justipol vergadert ten minste eenmaal per semester. Op mijn niveau van minister van Binnenlandse Zaken heb ik beslist om in de toekomst een systematischer en structureel overleg te organiseren met de DGJ, het College van procureurs-generaal en de minister van Justitie, om zodoende het beheer en beleid van de FGP te kunnen opvolgen, conform de recente beslissing van de ministerraad van vrijdag 17 juni omtrent de verdeling van de middelen voor de GPI, in het bijzonder de FGP.

 

Wat de capaciteitsvragen van de FGP betreft, verwijs ik naar de uitgebreide gedachtewisseling van vorige week woensdag in de gemeenschappelijke commissie voor Binnenlandse Zaken en voor Justitie. Het Directiecomité van de Federale Politie heeft in februari van dit jaar beslist om te voorzien in een tijdelijke versterking van DJSOC/Terro in de vorm van detacheringen. Bovendien gebeurt er een permanente monitoring van de beschikbare middelen op het niveau DGJ. Er is een methode uitgewerkt om de onderlinge werkdruk tussen de FGP’s te meten en indien nodig, wordt er tijdelijk laterale steun in de vorm van detacheringen geleverd. Zoals vorige week besproken, zullen we ook de komende jaren fors investeren in onze gerechtelijke politie. We kunnen het betreuren, maar de middelen zijn nu eenmaal niet onbeperkt en moeten dus efficiënt worden ingezet. Daarom heb ik opdracht gegeven aan de federale politie om na te gaan hoe de beschikbare middelen op de meest efficiënte wijze kunnen worden ingezet ter wille van de veiligheid van onze burgers en ondernemingen.

 

De N-VA vraagt of we 6 jaar na de aanslagen beter zijn voorbereid indien het ergste scenario zich opnieuw voltrekt. Er zijn heel wat lessen getrokken tijdens de afgelopen jaren. Tal van procedures en werkmethodes werden uitgewerkt, zowel in de proactieve fase als in de fase van het beheer van het incident. Het risico van een aanslag kunnen we jammer genoeg nooit helemaal uitsluiten. In het buitenland hebben we de afgelopen jaren verschillende aanslagen gezien. Waakzaamheid is dus nog steeds de boodschap.

 

Een nulrisico bestaat niet, maar het OCAD analyseert constant het dreigingsniveau, houdt ons daarvan op de hoogte en zet ons aan om vervolgens de juiste maatregelen te nemen.

 

Dan was er een vraag van de Ecolo-Groenfractie over online terroristische content. Inzake de meldingsprocedure in het kader van online terroristische inhoud kan ik u wijzen op de activiteiten van DJSOC/i2-IRU, die werd aangewezen als SPOC voor de verwijdering van content bij de internetproviders. Het gaat vandaag nog steeds over een vrijwillige verwijdering, omdat de dienst de wettelijke bevoegdheid niet heeft om zelf illegale inhoud te verwijderen. Behoudens een gerechtelijke beslissing is het vandaag zo dat het internetplatform als enige beschikt over de mogelijkheid om dergelijke inhoud na een auto-evaluatie zelf te verwijderen. Wij moeten ook kijken naar de Europese initiatieven die hieromtrent worden genomen. Vorig jaar werd 367 keer verdachte content aangetroffen. Internetplatformen hebben deze 183 keer verwijderd, vanwege die techniek van vrijwillige verwijdering.

 

De sectie i2-IRU spoort informatie op die vrij beschikbaar is op het internet met betrekking tot haatpropaganda, terrorisme, radicalisme en gewelddadig extremisme. Als deze sectie een Belgische betrokkenheid ontdekt, neemt de dienst contact op met de politiedienst die de territoriale bevoegdheid heeft.

 

Met betrekking tot het begrip trusted flagger, de sectie-DJSOC/i2-IRU heeft zich bij de internetplatformen gemeld als SPOC voor het melden van haatzaaiende inhoud. Omdat deze dienst erkend is door deze platformen deelt de sectie de inhoud en de elementen aan de platformen mee, via een adres dat herkenbaar is als afkomstig van de sectie i2-IRU en dus van een politiedienst. De platformen hebben de afdeling een speciale status gegeven als vertrouwenswaardige rapporteur, dit is die trusted flagger.

 

De N-VA had een vraag over radicalisering en de National and Local Task Forces. De twee nieuwe categorieën, namelijk de potentieel gewelddadige extremisten, PGE, en de terrorismeveroordeelden, TV, zijn wel degelijk opgenomen in de gemeenschappelijke gegevensbank foreign fighters, sinds 31 januari 2019. De invoering ervan garandeert een vollediger afdekking van de te volgen entiteiten binnen de strategische nota Extremisme en Terrorisme.

 

De bestaande categorieën van opgevolgde entiteiten betreffen een groot aantal personen die voor terrorisme veroordeeld werden. Ze vallen echter niet allemaal onder het statuut ‘terrorismeveroordeelde’. Die laatste categorie garandeert dat personen over wie alle partners binnen de Strategie TER het eens zijn dat ze nog steeds een mogelijk risico inhouden voor de maatschappij, opgevolgd kunnen blijven worden, ook nadat ze hun straf hebben uitgezeten na een veroordeling voor terrorisme.

 

Vervolgens waren er vragen van vier fracties omtrent de oprichting van het Joint Information Center en het Joint Decision Center. Momenteel bestaat er inderdaad slechts één JIC/JDC binnen het rechtsgebied Brussel. Dat is echter een tijdelijke situatie, aangezien er vooruitgang wordt geboekt in de andere rechtsgebieden van het hof van beroep.

 

Het JIC en het JDC zijn vanaf 1 januari 2019 de norm in het rechtsgebied van het hof van beroep in Brussel. Alle informatie die relevant is voor het hof van beroep en die een terroristisch karakter kan hebben, wordt in de overgrote meerderheid van de zaken besproken in het JIC en voorgelegd aan het JDC. Voor de andere Terro-eenheden is de huidige situatie een tussentijdse fase met een Counter Terrorism Forum, maar het is de bedoeling dat er uiteindelijk JIC's/JDC's worden opgericht op hun respectieve niveaus.

 

Le point de vue défendu par M. le procureur général Johan Delmulle, qu’il a par ailleurs exposé au Comité de coordination du renseignement et de la sécurité du 27 avril 2022, est le suivant: les membres du JIC-JDC se prononcent en faveur d'un élargissement du JIC-JDC vers les autres ressorts, dans ce cadre, le concept du JIC-JDC Bruxelles, avec tous les processus et modèles qui y sont fixés, doit être utilisé comme concept de base. Après trois ans, la méthode de travail du JIC-JDC Bruxelles peut être considérée comme consolidée et elle ne peut pas être modifiée.

 

La prochaine piste d’élargissement est discutée: cinq JIC de ressort, à l’exemple du JIC Bruxelles, ou un JDC national, à l’exemple du JDC Bruxelles, avec composition variable; les JIC de ressort opèrent depuis leur siège (PJF Liège, Charleroi, Gand, Anvers et Bruxelles) ou le JDC national se déplace au ressort concerné ou – si c'est possible au niveau technique et budgétaire – il opère à l’aide d'une communication numérique sécurisée.

 

Wat het delen van informatie binnen het JIC/JDC betreft, moet worden benadrukt dat alle partners van het JIC/JDC Brussel bevestigen dat de uitwisseling van informatie vlot verloopt. Wat de Brusselse federale gerechtelijke politie betreft, zijn er procedures ingevoerd voor de controle en kwalitatieve uitwisseling van beschikbare informatie, en tot dusver is er geen melding gemaakt van incidenten. Wat de andere rechtsgebieden van het hof van beroep betreft, zijn mij geen problemen of incidenten bekend, ook al is het JIC/JDC-systeem daar nog niet operationeel.

 

Een van de beginselen die door procureur-generaal Johan Delmulle zijn vastgelegd, is het feit dat de JIC/JDC niet in de plaats treden van de Local Taskforce. In tegenstelling tot de JIC/JDC, die zijn toegespitst op de analyse van nieuwe informatie of op de uitwisseling van informatie in het kader van lopende gerechtelijke dossiers, is de Local Taskforce toegespitst op de maatregelen die moeten worden genomen met het oog op de follow-up van personen die in de Gemeenschappelijke Gegevensbank kunnen worden opgenomen. De binnen die JIC/JDC verrichte analyse zou dus kunnen leiden tot een besluit om de informatie door te verwijzen voor ad-hocfollow-up binnen een Local Taskforce.

 

Mijnheer Depoorter, met betrekking tot uw vraag over de uitbreiding van de Intelligence Fusion Cell van de FGP Brussel naar de vier andere FGP-Terro kan ik u meedelen dat nog niet elke FGP-Terro over een Intelligence Fusion Cell beschikt. Wel zijn er fora voor Counter Terrorism die werken volgens gelijkaardige beginselen, maar met lokale accenten.

 

Wat de vraag van de N-VA-fractie over het Fugitive Active Search Team betreft, dat was betrokken bij de opsporing van terreurverdachten tot begin dit jaar. De vaststelling was echter dat zowat 1.850 voortvluchtigen opsporen onbegonnen werk is voor dit team alleen. Bovendien laat de wet op het politieambt toe deze onderzoeksdaden uit te laten voeren door elke politiemedewerker. Bijgevolg werd een COL 08/2021 opgemaakt om de uitvoering van de verruimde onderzoeksmogelijkheden in het kader van de strafuitvoering te regelen en tegelijk een coördinatie mogelijk te maken tussen alle politiediensten.

 

Mijnheer Depoorter, u stelde een vraag over de techniek van de ‘rode dossiers’, waarbij bepaalde dossiers niet verder werden behandeld door de FGP Brussel, maar wel door een andere FGP. Dat is vandaag niet meer aan de orde. De piek van de te behandelen dossiers is immers afgenomen. Men kan deze techniek dan ook niet vergelijken met het sepotbeleid van het parket.

 

De vragen inzake de ondersteunende diensten bij de federale politie voor personeelsbeheer, budget en middelen werden reeds uitvoerig behandeld tijdens gedachtewisseling van vorige week, samen met de minister van Justitie.

 

Voor wat de zorg van de N-VA betreft inzake de aankoopprocedures voor materieel en uitrusting die sneller en efficiënter moeten verlopen, kan ik u meegeven dat binnen de federale politie een plan werd opgesteld om onderbenutting van de kredieten tegen te gaan. De directie Financiën heeft reeds aanpassingen gedaan aan de aankoopstructuur en de integratie van de aankoopdienst. Verdere stappen in de andere directies moeten nog genomen worden om nog meer concrete resultaten te verkrijgen.

 

Dan wil ik nog iets zeggen over de bestuurlijke politie en de betrokkenheid van de Algemene Directie Bestuurlijke Politie bij terrorismebestrijding. Dat is dan ook meteen een antwoord op de vragen van de fractie van Open Vld en Ecolo-Groen. Inzake de inschakeling van de operationele diensten van de DGA werd vooruitgang geboekt met het wet- en regelgevingskader, de evolutie van de technologie, het gebruik van geschiktere technieken en de versterking van de samenwerking met de betrokken partners.

 

Specifiek voor de luchtvaartpolitie werd vooruitgang geboekt door het gebruik van nieuwe technologieën. Ook de scheepvaartpolitie investeert in betere technologie en heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van het e-formulier voor de registratie van bemanningen in het kader van de extra Schengencontrole. De scheepvaartpolitie heeft, in nauwe samenwerking met de havenautoriteit, actief meegewerkt aan de invoering van de ISPS-code in België, in de vorm van een wetsontwerp van de minister van Justitie. De veiligheid van onze havens wordt versterkt door het gebruik van bewakingscamera's, met name het Europese Beacon-project in Zeebrugge.

 

De federale wegpolitie is eveneens betrokken bij verschillende projecten om de veiligheid van onze wegen en parkings met camera's te verbeteren. De WPR heeft intussen ook veel energie besteed aan de samenwerking met de buurlanden, onder meer in het kader van een Benelux-samenwerking. De WPR werkt ook aan een verdere verbetering van de samenwerking met de federale gerechtelijke politie en ze gebruikt hun onderzoeksinstrumenten, zoals de GES-toepassing in het kader van recherchemanagement.

 

Ten slotte zijn de interventieteams van de politiediensten beter voorbereid dankzij aangepaste opleidingen, zoals die tot Behaviour Detection Officer, maar ook van bepaalde werkmethodes. Bij de spoorwegpolitie bijvoorbeeld heeft het vertrek van de militairen geleid tot de oprichting van specifieke patrouilles onder de naam 'Protect Rail'.

 

Al die eenheden maken onder meer gebruik van hondenbrigades, in het bijzonder van explosievenhonden, die een bijzondere opleiding hebben gekregen binnen de directie Hondensteun. Die directie beschikt zelfs over een certificeringscentrum dat explosievenhondenteams in de particuliere beveiligingssector helpt opleiden.

 

Mevrouw Ingels diende een vraag in over de veiligheid van de luchthavens. Vorige week nog werd op het niveau van de nationale luchthaven het luchthavenveiligheidsplan voorgesteld, in uitvoering van een van de concrete aanbevelingen van de POC. Een nauwe en constructieve samenwerking tussen alle actoren op het terrein werd bewerkstelligd, in plaats van in de SILO's te werken zoals voorheen.

 

Conform de EASA-regelgeving organiseert BAC als uitbater om de twee jaar een grootschalige rampoefening. Tussentijds worden ook monodisciplinair oefeningen georganiseerd, zowel intern met airportstakeholders als externe disciplines. De laatste grootschalige oefening, Exit geheten, dateert van 23 oktober 2021. Voordien werd op 18 mei 2019 Coach geoefend en op 2 december 2017 de oefening Hammer. In 2023 is er een nieuwe grootschalige oefening gepland. Het Directoraat-Generaal van de Luchtvaart wordt bij die oefeningen ook steeds nauw bij betrokken.

 

Wat het medisch materiaal in de terminal betreft, zijn automatisch externe defibrillatoren voorzien en is het medisch kabinet van het Airport Rescueteam vlakbij gelegen. Daarnaast zijn de beide brandweerwagens van de Fire and Emergency Services voorzien van elk zes TECC-kits voor de bemanning. Dat zijn speciale kits voor levensreddende handelingen bij terreur. Aangezien het gebruik van die kits een speciale opleiding vereist, lijkt het ons geen meerwaarde om die ook voor het publiek te voorzien in de terminal. Ze moeten dus worden ingezet door de hulpverleners.

 

Met betrekking tot de screening van het luchthavenpersoneel kan ik melden dat er bij de directie van de luchtvaartpolitie een veiligheidsofficier werd aangesteld. Hij onderhoudt onder meer contacten met het veiligheidspersoneel bij de private partners, wat de samenwerking ten goede komt. Voorts neemt de veiligheidsofficier ook deel aan de beraadslagingcommissies van de Air Navigation Service over de veiligheidsmededelingen die aan de afgifte van een luchthavenbadge voorafgaan.

 

Ik zou hieraan willen toevoegen dat de Nationale Veiligheidsraad in februari van dit jaar heeft besloten de huidige bevoegdheden van de NVO op te splitsen tussen de Veiligheid van de Staat en de federale politie. Momenteel werkt een werkgroep met alle partners aan een aanpassing van de wet- en regelgeving en een aangepaste structuur voor personeel, uitrusting, gebouwen en ICT-ontwikkelingen.

 

Le groupe PS a posé une question sur la Direction de la sécurisation (DAB). À l’heure actuelle, la DAB compte 1 300 membres du personnel, à savoir 1 commissaire divisionnaire de police, 24 commissaires, 110 inspecteurs principaux, 3 coordonnateurs de sécurisation de police, 336 assistants, 769 agents de sécurisation de police et 57 membres du cadre administratif et logistique.

 

Les missions de sécurisation des sites nucléaires en Flandre (Doel et Mol/Dessel/Geel), des domaines et palais royaux, du Supreme Headquarters Allied Powers Europe (SHAPE) et du siège de l’Organisation du traité de l'Atlantique Nord (OTAN), n’ont pas encore été reprises par la DAB. La sécurisation des sites nucléaires par la DAB est prévue pour janvier 2023.

 

Monsieur Pivin, vous avez posé une question concernant le rôle du commissaire général. Celui-ci assure une vision cohérente pour la police fédérale, notamment via le principe de cascade des lettres de mission des mandataires. Le commissaire général et le comité de direction de la police fédérale travaillent quotidiennement ensemble dans le cadre de cette vision.

 

Les modifications légales indiquées par la commission d’enquête parlementaire afin de créer un parallélisme entre les directions judiciaires déconcentrées et les directions de coordination et d'appui déconcentrées (DCA) n’ont pas encore été effectuées. Au niveau de la stratégie, les structures mises en place par la loi sur la police intégrée, à condition d’être appliquées correctement, permettent en suffisance de prendre les décisions nécessaires pour le fonctionnement de la police fédérale (PJF).

 

La coordination des activités entre les PJF et les DCA est déjà inscrite dans la loi sur la police intégrée. Les synergies entre les PJF et les DCA sont réalisées via un PLIF (personnel, logistique, ICT et finance) commun, des infrastructures communes, une participation commune aux task forces "terro", les concertations provinciales et les concertations de recherche des arrondissements. Pour ce qui concerne la gestion de l’information, il faut noter l’appui par les DCA à la PJF dans la gestion et l’exploitation des informations, soit la tâche des carrefours d’information d’arrondissement (CIA) au sein des services d'information et de communication de l'arrondissement (SICAD).

 

Vervolgens had de Vooruitfractie een vraag over integriteit en meer bepaald het lekken van informatie. Sinds de publicatie van het rapport van de POC wordt op het terrein bijzondere aandacht besteed aan de opvolging en de controle van het informatiebeheer. In 2021 werden concrete, duidelijke richtlijnen opgesteld om de illegale raadpleging van databanken in het algemeen en het lekken van informatie in het bijzonder tegen te gaan. Op het illegaal consulteren van databanken kunnen zware tuchtstraffen staan.

 

In de nota over integriteitsbeleid, ondertekend door de commissaris-generaal in december 2021, stelt de federale politie een globaal en geïntegreerd integriteitsmanagement voorop waarbij controle en stimulans in evenwicht zijn. Er wordt gestreefd naar een open organisatiecultuur waarin alle personeelsleden samenwerken aan professionele verantwoordelijkheid.

 

Hiertoe werden door de federale politie negen strategische doelstellingen vooropgesteld. Ik zal ze kort overlopen. Ten eerste gaat het over een permanente beeldvorming van de kwetsbaarste functies en processen op het vlak van integriteit en integriteitsvraagstukken. Ten tweede gaat het over het uitbouwen van netwerken en overlegstructuren tussen alle primaire integriteitsactoren van de federale politie, zoals de medische dienst, de dienst welzijn, personeelsdiensten en het stressteam, ter bevordering van het integriteitsmanagement. Ten derde gaat het over het ontwikkelen en implementeren van specifieke integriteitsprojecten en -acties, ten vierde over het versterken van de omkadering en het bevorderen van ethisch leiderschap, waarbij een waardekompas werd gerealiseerd dat geïntegreerd is in de opleidingen van de politiemedewerkers, ten vijfde gaat het over het implementeren van de wetgeving rond het melden van integriteitsschendingen, de zogenaamde klokkenluidersregeling. Het wetsontwerp hierover werd vorige week behandeld voor het onderhandelingscomité met de politievakbonden. Ten zesde gaat het over de optimalisering van het klachtenbeheer, ten zevende over de optimalisering van de toepassing van de tuchtprocedure, ten achtste over het ontwikkelen van een evaluatie- en monitoringsysteem voor de integriteitsprojecten en het integriteitsmanagement, en ten slotte over het verder uitbouwen en kenbaar maken van de dienst Integriteit bij de commissaris-generaal.

 

Bovendien organiseert de federale politie een staten-generaal met betrekking tot politionele integriteit. In dat kader werden de integriteitactoren van de GPI uitgenodigd om mee na te denken over de uitdagingen inzake integriteitmanagement en integriteitthema's en -risico's bij de politie. In het najaar van 2022 wordt in dat kader eveneens een inspiratiedag georganiseerd.

 

Wat de bestuurlijke handhaving betreft, waarover de N-VA en Open Vld vragen hadden, het is absoluut mijn betrachting om de informatiepositie van bestuurlijke overheden te verbeteren door een intensievere uitwisseling met het openbaar ministerie. Die samenwerking of informatie-uitwisseling maakt ook deel uit van mijn wetsontwerp inzake bestuurlijke handhaving, waaraan wij werken. Zoals ik al herhaaldelijk, zelfs vorige week nog, heb aangegeven hier in de commissie, is het een prioriteit om lokale besturen meer instrumenten aan te reiken, namelijk een uitbatingvergunning, een integriteitonderzoek en bestuurlijke dwangsommen, om op te treden tegen malafide uitbaters.

 

Het voorontwerp van wet betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving van ondermijnende criminaliteit werd de voorbij maanden voorgelegd aan verschillende stakeholders in dat domein. Ik kan u ook meegeven dat het voorontwerp eerstdaags zal worden besproken in de regering. Uiteraard moet het ontwerp daarna nog worden voorgelegd aan de Raad van State, de Gegevensbeschermingsautoriteit en het COC, waarna het hopelijk – ik zal er alles aan doen – zo snel mogelijk kan worden voorgelegd aan de commissie en de Kamer.

 

Een laatste vragencluster, namelijk van de N-VA, betrof de politiezones en de schaalgrootte. Naar mijn oordeel – ik heb de indruk dat mijn oordeel gedeeld wordt – maakt de beperkte schaalgrootte van bepaalde politiezones het vaak moeilijk om efficiënt en adequaat in te spelen op niet alleen de veiligheidsnoden maar ook op de noden voor de interne organisatie van onze politiewerking. Daarom wordt al geijverd voor de vergroting van een aantal politiezones, die vandaag op vrijwillige basis gebeurt, niet alleen door fusies maar ook door een echte operationele samenwerking, waardoor de lokale korpsen over meer operationele en ook financiële slagkracht beschikken.

 

In 2009 en 2016 werd de nodige regelgeving uitgewerkt via de wet op de geïntegreerde politie. De vaststelling blijft evenwel, zoals ook werd aangetoond door wetenschappelijk onderzoek van de UGent uit 2018, dat de meeste lokale bestuurlijke overheden pas in een proces van schaalvergroting zullen stappen indien aan bepaalde randvoorwaarden kan worden voldaan, zoals voorwaarden inzake nabijheidspolitie en de lokale verankering, alsook financiën en governance. Om daaraan tegemoet te komen, werd er deze legislatuur door middel van de multidisciplinaire commissie bij de staten-generaal vergaderd over het vraagstuk van de optimale schaalgrootte en daaraan gekoppeld de financiering van de Lokale Politie. Het is absoluut noodzakelijk dat we daar werk van maken. Ook op de werkvloer wordt aangehaald dat hier iets aan moet worden gedaan.

 

In 2023 wil ik daarvoor een tekening op tafel leggen. Daartoe hebben we ook een werkgroep met betrekking tot de basisfunctionaliteiten van de politie samengesteld. We moeten immers natuurlijk bepalen wat we verwachten van de lokale politiezones. Een andere werkgroep zal zich richten op de optimale schaalgrootte. Er wordt mij al eens de vraag gesteld hoeveel zones er van de 185 moeten overblijven. Ik kan mij daar vandaag nog niet over uitspreken. Er is echter weinig discussie over dat we naar een schaalvergroting moeten gaan. We hebben daarbij als uitgangspunt alvast de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek over de tien afgeronde fusietrajecten door de UGent.

 

De tussentijdse bevindingen van het onderzoek wijzen duidelijk in de richting van een meerwaarde, onder meer op het vlak van de dienstverlening en zeker op het vlak van specialisatie, lastenverlaging en backofficediensten, waarvan de noden sterk zijn toegenomen en complexer zijn geworden. Ik heb het over HR, welzijn en stressteams op de werkvloer voor onze politiemedewerkers. Daar moeten we dus zeker mee aan de slag.

 

Ik kom nu tot mijn antwoorden over het OCAD en de samenwerking van het OCAD met andere diensten, waaronder de lokale integrale veiligheidscellen (LIVC). Wij sporen de lokale besturen aan om zo'n LIVC op te richten, maar dat blijft uiteindelijk een bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de burgemeesters. Ook de beslissing inzake deelname van de OCMW’s komt toe aan de lokale besturen.

 

Voorts deel ik mee dat de politieke onderhandelingen met de deelstaten over het ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen voor de oprichting van LIVC's inzake radicalisme, extremisme en terrorisme zullen worden heropgestart. Die waren on hold gezet, omdat de penitentiaire LIVC’s inzake radicalisering en terrorisme, de zogenaamde P-LIVC-R's, eerst door de interdepartementale werkgroep moesten worden besproken. De P-LIVC-R's zullen ook mee opgenomen worden in het samenwerkingsakkoord, waaraan we op het moment werken.

 

Voor een antwoord op de vragen over het proefproject rond de oprichting van penitentiaire LIVC's inzake radicalisering, extremisme en terrorisme binnen de gevangenismuren, wijs ik u graag door naar de minister van Justitie, die u daarover ongetwijfeld meer kan vertellen.

 

Na de evaluatie van Plan Radicalisme ofte Plan R en de omvorming tot de Strategische nota Extremisme en Terrorisme zijn we ervan uitgegaan dat de betrokken diensten nauwer moesten samenwerken. Dat was een hoofdthema van het rapport van de POC. Het Plan R werd eind 2015 goedgekeurd, inspelend op de realiteit van dat moment. Intussen is de dreiging duidelijk geëvolueerd, want niet meer alleen islamitisch geïnspireerd. We moeten nu rekening houden met dreigingen uit alle ideologische hoeken met een veeleer diffuus karakter.

 

Bovendien werd vastgesteld dat het Plan R alleen door het federale niveau was aangenomen. Als wij echter willen uitgaan van een multidisciplinaire aanpak, dan moeten alle actoren worden betrokken. Het was ook van belang, bij de evaluatie van het Plan R, om de structuren te actualiseren conform de aangenomen wettelijke kaders.

Ten slotte werd bij de evaluatie, en dus ook de actualisatie, uitgegaan van de vaststelling dat de realiteit verschilt van regio tot regio en soms zelfs van provincie tot provincie of van gemeente tot gemeente. Een plan met algemene maatregelen voor het hele grondgebied werd niet nuttig geacht. Er werd de voorkeur gegeven aan een gemeenschappelijk kader, een strategische nota extremisme en terrorisme waarin alle betrokken actoren zich ertoe verbinden samen te werken op een uniforme manier. Nadien wordt dat dan uiteraard verder regionaal of lokaal vertaald.

 

J'en arrive à la question du groupe MR sur la détention d'armes et sur la manière dont les informations sur la détention d'armes sont transmises. Pour les cas où les services de renseignement constatent que le détenteur est radicalisé ou potentiellement dangereux, dans le cadre du "StratTER", une procédure a été développée au sein de la task force locale concernant les permis d'armes pour les personnes se trouvant "sous statut" en banque de données commune (BDC). Cette procédure implique des contrôles réguliers des personnes "sous statut" pour la détention d'armes et les demandes de permis d'armes. Cette procédure a également été mise au point avec les services des gouverneurs qui sont ainsi informés du fonctionnement de cette procédure.

 

Un rôle clé est joué par la police locale et par le chef de corps qui est censé rendre un avis aux services du gouverneur dans le cadre d'une demande de prolongation ou de suppression. La police locale doit alors, en étroite coopération avec l'information officer de la zone qui participe à la task force locale, veiller à ce qu'une personne "sous statut" n'introduise pas une demande. Si tel est le cas, il est clair qu'il n'est pas souhaitable que cette personne obtienne un avis positif. En cas de besoin, la zone de police locale peut utiliser des données de la BDC.

 

Mijnheer Vandenput, aan de opleiding tot information officer hebben tot nu toe 386 personen deelgenomen. Die opleiding wordt momenteel herzien om nog beter aan de behoeften te voldoen.

 

Ik wil ook bekijken om ze open te stellen voor andere personeelsleden, zowel van de federale als lokale politie. Het doel is immers om niet alleen de nood aan nieuw benoemde information officers te lenigen, maar ook om hun collega's en iedereen die betrokken is bij de aanpak van gewelddadig extremisme en terrorisme, goed op te leiden. Er wordt ook overwogen om de opleiding aan te vullen met andere voortgezette opleidingen die de betrokken personeelsleden in staat moeten stellen om hun kennis in de materie te versterken en bij te werken.

 

Omtrent de vraag rond de vroegdetectie door de Local Taskforces (LTF's) en de Lokale Integrale Veiligheidscellen (LIVC) kan ik toelichten dat het concept van vroegdetectie vanuit twee perspectieven moeten worden begrepen. Ten eerste is er het veiligheidsperspectief. Op basis van hun informatie en inlichtingen bespreken de diensten of een persoon moet worden gevolgd door een statuut in de Gemeenschappelijke Gegevensbank (GGB), dan wel of er een behoefte is aan informatie met een vooronderzoek gedurende zes maanden. Indien er geen verdere informatie beschikbaar is, wordt de persoon niet langer in aanmerking genomen.

 

Ten tweede is er het sociaal-preventief perspectief. Dat is een taak voor de LIVC-R. Wanneer er geen veiligheidsprobleem is of wanneer er geen elementen worden opgemerkt, worden die diensten niet ingelicht. Het is dan wel de verantwoordelijkheid van het lokale niveau en de preventiediensten.

 

De strategie TER heeft dat systeem geconsolideerd. Bij de veiligheidsdiensten was die cultuur van informatie-uitwisseling al aanwezig. Het is evenwel correct dat we moeten blijven werken aan de bewustmaking van de rol van de LIVC-R en zijn opdracht inzake vroegdetectie, die in de eerste plaats in het belang van het individu is, voordat hij of zij een maatschappelijk probleem kan worden.

 

De diensten zijn hier momenteel mee bezig, maar we hebben daarbij de medewerking nodig van de diensten op andere beleidsniveaus en de bereidheid van lokale besturen om hun LIVC-R's op te zetten. Een belangrijk verbeterpunt is de terugkoppeling van de LIVC-R naar de LTF.

 

Wat de vroege detectie betreft van een dreiging met rechtsextremistisch geweld, is de afgelopen jaren hard ingezet op het counteren van de dreiging uit rechtsextremistische hoek. Dat reflecteert zich in een stijging van het aantal entiteiten dat in het kader van de strategie TER wordt opgevolgd voor dat fenomeen. De uitgezette structuren zijn in principe voldoende om aan vroegdetectie te kunnen doen. Door de aard van het fenomeen, zoals een lone-actordreiging waarbij sprake is van zelfradicalisering, bijvoorbeeld achter een laptop, blijft het uiteraard niet evident om elke vorm van dreiging op te sporen. Dat is ook een van de redenen waarom buitenlandse inlichtingendiensten er niet steeds in slagen om lone actors vroegtijdig op te sporen, wat we nog hebben gezien naar aanleiding van aanslagen in het dichtere of verdere buitenland.

 

Het OCAD werd gevraagd om het aspect van de interstatelijke dreiging ten opzichte van ons land onder de loep te nemen, uiteraard naar aanleiding van het conflict tussen Oekraïne en Rusland. Daarbij ging het om een analyse van old threads, waarbij werd gekeken naar ontwikkeling op het vlak van extremisme en terrorisme, cyberdreiging, de dreiging tegen kritieke infrastructuur, tegen gevoelige sectoren, vertrekbewegingen van oorlogsvrijwilligers en andere elementen op het vlak van spionage in het kader van dat conflict. Er is naar aanleiding van het conflict beslist om een taskforce op te richten die zich zal buigen over de vraag in welke mate dergelijke interstatelijke dreigingen meegenomen dienen te worden in het mandaat van het OCAD. Dan zal inderdaad ook de wetgeving inzake het OCAD, die we recent nog hebben aangepast, ook verder moeten worden bijgestuurd.

 

Wat het personeelsstatuut bij het OCAD betreft, zoals ik eerder al heb aangegeven, wordt er gewerkt aan de ontwikkeling van een eengemaakt statuut voor de medewerkers van het OCAD en de Veiligheid van de Staat en het burgerpersoneel van de ADIV. Dat eengemaakt statuut werd ook uitgebreid tot het personeel van het Crisiscentrum. De diensten vormen een gemeenschappelijke kerngroep die tot een mission statement is gekomen, waarbij een vergelijking is gemaakt van de statuten in die diensten en ook werd gekeken naar relevante statuten in binnen- en buitenland.

 

Intussen heeft de kerngroep een nieuw statuut ontwikkeld dat momenteel wordt omgezet naar nieuwe regelgeving. We gaan ervan uit dat het overleg nog enige tijd in beslag zal nemen, omdat daarover ook met de vakbonden in gesprek moet worden gegaan. Het is alleszins de bedoeling van alle betrokkenen om het eengemaakte statuut te in de loop van 2023 in te voeren. Dat is ambitieus, maar we gaan ervoor. Het nieuwe statuut moet ook meer mobiliteit creëren tussen de personeelsleden van de verschillende inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan een van de aanbevelingen van de POC.

 

Een volgende set van vragen ging over het crisiscentrum. Zijn we nu beter voorbereid op terrorisme? We stellen vast dat het crisiscentrum verschillende acties heeft ondernomen om beter voorbereid te zijn op nieuwe crisissen en om een incident beter te kunnen beheersen. Sinds de aanslagen van 22 maart 2016 werd een aantal regelgevende initiatieven genomen om ons land beter voor te bereiden. Zo werden volgende KB's met betrekking tot noodplanning en crisisbeheer herzien en diepgaand uitgewerkt. Ik verwijs als voorbeeld naar het KB betreffende de lokale noodplanning van 16 februari 2006, dat ondertussen werd gewijzigd door het KB van 22 mei 2019, dat de gemeentelijke en provinciale niveaus en de rol van de burgemeesters en de provinciegouverneurs in geval van crisis duidelijker zou moeten maken, uiteraard steeds in samenwerking met het nationale niveau.

 

Daarnaast werd het gebruik van het nationaal veiligheidsportaal expliciet opgenomen in het KB Terro, onder meer voor het bijhouden van algemene logboeken in de verschillende cellen en voor de informatie-uitwisseling tussen de actoren. Intussen is het gebruik van de toepassing al goed ingeburgerd bij de betrokken diensten.

 

Er worden ook regelmatig opleidingen in het gebruik van het veiligheidsportaal georganiseerd voor de actoren van het crisisbeheer, inclusief het parket en de gerechtelijke politie. Het lijkt mij evident dat we het nationaal veiligheidsportaal verder ontwikkelen om tegemoet te komen aan de multidisciplinaire behoeften ter ondersteuning van het crisisbeheer.

 

Er was vraag over de alarmering van de bevolking en het BE-Alertsysteem. We hebben dat systeem op nationale schaal uitgerold en we blijven dat promoten. We merken immers dat er na elke publiciteit meer abonnees komen. Dat systeem maakt het mogelijk om in geval van een crisis of dreigende noodsituatie de bevolking rechtstreeks te alarmeren, zowel op basis van de vrijwillige inschrijvingen als op basis van de aanwezigheid in een risicozone.

 

Sinds de lancering in 2017 heeft BE-Alert al in meer dan 600 noodsituaties een grote meerwaarde geleverd, waarbij evident wordt samengewerkt met de diensten van de gouverneurs om eenieder ervan overtuigen om in te stappen op BE-Alert. Zo heeft het crisiscentrum een reeks plaatsbezoeken georganiseerd om in gesprek te treden met de gemeenten die nog niet zijn aangesloten. Bovendien is er een nieuwe aanbesteding gelanceerd met betrekking tot BE-Alert, die zou kunnen resulteren in nog lagere instap- en gebruikskosten voor de gemeenten. We hopen dus ook op die manier het alarmsysteem nog veel ruimer ingang doen vinden.

 

Ook de nieuwe functionaliteit met betrekking tot de extra kanalen voor BE-Alert, die we enkele weken geleden hebben aangekondigd, betekent een meerwaarde voor de gemeenten. Op het moment kunnen alle gemeenten via hun elektronische informatieborden een koppeling maken met BE-Alert, zodat naast het versturen van sms'en ook boodschappen kunnen worden geplaatst op informatieborden van lokale besturen. We bekijken momenteel hoe we de boodschappen van BE-Alert kunnen verspreiden op websites of apps zoals Waze, zodat ook bestuurders zo snel mogelijk toegang hebben tot de informatie, wanneer dat aan de orde is.

 

De eerste contacten werden al gelegd met mogelijke partners om de toepassing uit te breiden, maar ik neem aan dat we ons daarbij zullen kunnen verhalen op de technologische ontwikkelingen die binnen afzienbare tijd een en ander mogelijk maken.

 

J'en arrive aux questions du MR et de la N-VA sur la nouvelle vision du Centre de crise National.

 

In de eerste beleidsnota stond al dat we het Nationaal Crisiscentrum verder willen zien evolueren naar een multidisciplinair, interdepartementaal en interfederaal Nationaal Crisiscentrum, met sterke linken naar bilateraal en multilateraal risico- en crisisbeheer. In dat verband zijn recent al heel wat bilaterale en multilaterale contacten gelegd door het Crisiscentrum.

 

En tant qu'organisation, le Centre de crise national a été progressivement mis en place au cours des dernières années. La structure a entre-temps plus que prouvé son utilité. Par exemple, dans la gestion et la coordination des nombreuses crises fédérales et des opérations interdépartementales; dans le soutien aux crises gérées par les gouverneurs; dans la coordination de la protection des VIP et des personnalités, des autorités et des événements importants (nous en avons quelques-uns dans notre pays, comme cette semaine avec le sommet européen; l'organisation de la transition de la Belgian passengers information unit vers le National travel targeting center; et récemment pour la coordination de toutes les initiatives et mesures concernant la résilience nationale.

 

Le recrutement et les investissements sont dans une phase cruciale. Certaines échéances difficiles, comme le remplacement du portail de sécurité du ICMS, doivent être respectées d'ici 2023. Le recrutement doit également être une priorité, car la pression du travail, avec les nombreuses crises ces dernières années, a pesé lourdement sur le personnel de cette organisation.

 

En outre, comme je l'ai dit précédemment, sur la base de la nouvelle mission et de la nouvelle vision du Centre de crise nationale, nous travaillons à une nouvelle base législative pour le Centre de crise.

 

Een specifiek onderdeel van de uitwerking van de nieuwe visie voor het Nationaal Crisiscentrum betreft de verhuizing van het NCCN naar één locatie, die aangepast is aan een efficiënt en modern crisisbeheer. Van de huidige locatie kan dat niet echt gezegd worden. Daarvoor is eind 2021 een gebouw aangekocht. Vervolgens startte de Regie der Gebouwen de werkzaamheden op voor de concrete inplanting van de verschillende diensten van het NCCN in dat gebouw. Daarbij gaan veel aandacht en geld naar een gepaste beveiliging. Rekening houdend met de aanbestedingstermijnen en de uit te voeren werkzaamheden zal er pas in 2024 verhuisd kunnen worden naar de nieuwe locatie, maar nu al worden de nodige voorbereidingen getroffen.

 

Wat de integratie van de Passengers Information Unit (PIU) en het National Travel Targeting Center binnen het Nationaal Crisiscentrum betreft, kunnen we stellen dat de informatiepositie van de vier betrokken veiligheids- en inlichtingendiensten op het vlak van reisbewegingen in het kader van de aanpak van terrorisme en zware criminaliteit, er nu al substantieel op vooruitgegaan is. De PIU boekt elke dag concrete resultaten, ook in het kader van de aanpak van terrorisme.

 

Het Nationaal Crisiscentrum heeft het nationaal noodplan terrorisme in 2018 herschreven, samen met de gouverneurs en de federale partners, waaronder de federale politie, het federaal parket en de procureur-generaal. Daarbij wordt rekening gehouden met de structuren van de normale noodplanning. Dit nieuwe KB Terro wordt gedragen door de gouverneurs, maar ook door alle bevoegde veiligheidsdiensten.

 

Voor de organisatie van het lokale niveau tijdens een federale fase heb ik daarnet al verwezen naar het KB van 2019. Het KB Terro werd goedgekeurd op 18 mei 2020 en gepubliceerd op 4 juni 2020. De commissaris-generaal van de federale politie en de directeur-generaal van de FGP hebben intern richtlijnen uitgevaardigd. Er worden met het Nationaal Crisiscentrum en alle partners regelmatig oefeningen gehouden. Het noodplan werd bijvoorbeeld nog gehanteerd, toegepast en geëvalueerd in het kader van de zaak-Jürgen Conings.

 

Over de bijzondere nood- en interventieplannen of BNIP's kan ik melden dat aan de gouverneurs werd gevraagd om deze plannen te actualiseren op basis van het nieuwe KB Terro van 18 mei 2020. Intussen heeft het NCCN minstens een eerste herwerkte versie van alle provinciale BNIP’s ontvangen en is men tot heden bezig met de analyse ervan. Het NCCN zal die analyse vervolgens aan mijn kabinet bezorgen, waarna ik mij kan uitspreken over de mogelijke goedkeuring ervan.

 

De BNIP’s van de gouverneurs van Limburg, Antwerpen, Vlaams-Brabant, Waals-Brabant en West-Vlaanderen werden intussen reeds goedgekeurd. Het NCCN ontving ook de ontwerpen van de Hoge Ambtenaar van Brussel en van de gouverneurs van Henegouwen, Luik, Luxemburg, Namen, en Oost-Vlaanderen voor nalezing.

 

Om het goedkeuringsproces vlot te laten verlopen, heeft het NCCN over de ontvangen nood- en interventieplannen telkens de nodige feedback aan de betrokken gouverneurs gegeven, met de vraag om zo spoedig mogelijk een herwerkte versie te bezorgen. De herwerking van de BNIP’s heeft bij sommige gouverneurs vertraging opgelopen door het crisisbeheer tijdens de coronapandemie, de overstromingen in de zomer van 2021 en de organisatie van de noodopvang voor de personen op de vlucht vanuit Oekraïne.

 

Ik kom nu tot de vragen over de oefeningen en opleidingen. Op het gemeentelijke niveau wordt door de veiligheidscel het initiatief genomen voor het organiseren van oefeningen voor het testen en evalueren van de noodplanning. Lokale besturen zijn verplicht om minstens één keer per jaar een multidisciplinaire oefening te organiseren. In het kader van het oefenbeleid stellen de bevoegde overheden een oefenkalender op, in nauw overleg met de disciplines binnen de veiligheidscel, de andere beleidsniveaus en alle andere betrokken partijen, rekening houdend met alle wettelijke verplichtingen.

 

De covidcrisis maakte het moeilijk om oefeningen te organiseren in 2020 en het grootste deel van 2021, maar daaraan wordt nu wel verder gewerkt.

 

Ik geef enkele voorbeelden van de grootschalige thematische oefeningen inzake terroristische en gijzelingssituaties betreft. De stad Charleroi organiseerde in 2020 een terreinoefening met het Casualty Extraction Team. De federale diensten van de gouverneur hebben in Limburg in 2017 een alarmeringsoefening georganiseerd. Begin 2020 organiseerde het NCCN de internationale oefening Piratex, waarbij een gijzeling getest werd tijdens een tabletopoefening.

 

Op 29 januari 2019 werd het noodplan terrorisme uitvoerig getest tijdens een oefening in Brugge.

 

In de nacht van 5 op 6 juni van dit jaar vond een multidisciplinaire operationele terro-oefening plaats op het terrein in het station Brussel-Centraal.

 

Het beheer van de zoektocht naar de vermiste militair Conings, waarbij een federale fase werd afgekondigd, heeft het ook mogelijk gemaakt de verschillende cellen en procedures te testen die zijn voorzien in het nieuwe nationale noodplan terrorisme uit 2020.

 

Het Crisiscentrum organiseerde informatie- en opleidingsmomenten in oktober en november 2020 voor de gouverneurs en leden van het federaal coördinatiecomité.

 

Intern binnen het Crisiscentrum werden tevens de nodige opleidingen gegeven door de dienst Noodplanning aan verschillende betrokken diensten. Opleidingen over noodplanning en over het gebruik van ICMS werden ook georganiseerd door het Crisiscentrum voor de magistraten en de gerechtelijke politie.

 

Dan kom ik bij de vraag van de heer Demon over de codificatie van het nationaal risicobeheer, de noodplanning en het crisisbeheer. Ik heb in mijn beleidsnota reeds aangekondigd dat hierbij rekening zou worden gehouden met de lessen die kunnen worden getrokken uit het beheer van de federale fase van de overstromingen van vorige zomer en de aanbevelingen met betrekking tot het beheer van de coronacrisis.

 

Het Crisiscentrum zal werken met een reeks workshops en verschillende werkgroepen, zodat de verschillende partners hier van bij de aanvang actief bij worden betrokken. Deze workshops zullen in het najaar starten. Er wordt hiermee ook rekening gehouden met de evaluatie van het crisisbeheer, maar uiteraard ook met de aanbevelingen van verschillende commissies.

 

En ce qui concerne la question du MR sur les Dir-PC-Ops, dans le contexte actuel de la planification d'urgence et de la gestion de crise, on tend de plus en plus vers un Dir-PC-Ops multidisciplinaire, comme l'a encore montré la gestion des inondations.

 

L'essence de la mission du Dir-PC-Ops est de faciliter la concertation entre les différentes disciplines afin que leurs tâches puissent être exécutées de manière coordonnée, efficace et sûre. La personne qui exerce la fonction de Dir-PC-Ops se distancie de la discipline à laquelle elle peut ou non appartenir et adopte une vision globale, indépendante de toute discipline, en étant attentive aux besoins de toutes les disciplines et à la coordination des différentes actions opérationnelles.

 

Dans les premiers instants d'une situation d'urgence, il n'est pas toujours évident qu'il s'agit d'un acte de terrorisme. Un Dir-PC-Ops doit, toutefois, être désigné rapidement afin de permettre une prise en charge rapide de la coordination opérationnelle de la situation d’urgence. Il n'est donc pas souhaitable, ni pour la police, ni pour les autorités concernées, ni par l'expérience pratique, que la fonction de Dir-PC-Ops soit attribuée uniquement à la police. Sur la base des considérations qui précèdent, différentes modifications réglementaires et initiatives ont été prises entre-temps.

 

L'arrêté royal du 22 mai 2019 prévoit, depuis le 1er janvier 2020, qu’il faut être titulaire de l’attestation d’aptitude Dir-PC-Ops pour être nommé directeur du poste de commandement opérationnel. L’arrêté royal prévoit un système de désignation automatique du Dir-PC-Ops. L’article 18 de l’arrêté royal prévoit que "la fonction multidisciplinaire de Dir-PC-Ops est exercée par l’officier de la zone de secours sur le territoire de laquelle a lieu l’intervention, présent sur les lieux de l’intervention et détenteur de l’attestation d’aptitude Dir-PC-Ops, quel que soit le grade du personnel présent des autres zones de secours".

 

Si plusieurs personnes répondent à ces critères, elles peuvent s’accorder pour déterminer laquelle d’entre elles exerce la fonction de Dir-PC-Ops. En l’absence d’accord, l’officier le plus haut gradé exerce la fonction. En cas d’égalité de grade, le plus ancien en grade a priorité.

 

Si, immédiatement ou après un certain temps, l'incident s'avère être lié au terrorisme, l'autorité compétente dispose de deux possibilités supplémentaires pour désigner un autre Dir-PC-Ops: elle a le pouvoir de nommer un membre d'une autre discipline, dans ce cas, par exemple, un membre de la discipline 3 (la police) ou elle peut déterminer à l’avance dans le PPUI la discipline qui exercera la fonction de Dir-PC-Ops, notamment dans le cadre d’une phase fédérale terroriste, c’est-à-dire lorsqu'une crise fait l'objet d'une enquête pénale fédérale et que les faits sont qualifiés par le procureur fédéral de prise d'otage terroriste ou d'attentat terroriste conformément au plan d’urgence national terrorisme.

 

Mevrouw Ingels, in verband met het Incident & Crisis Management System kan ik u het volgende zeggen. Om de operationele vertalingen van de beslissingen van de beleidscel sneller te communiceren aan de diensten die actie moeten ondernemen, werd het gebruik van het nationaal veiligheidsportaal expliciet voorzien in het KB Terro, met name voor het bijhouden van logboeken in de verschillende cellen en voor de informatie-uitwisseling tussen hen. Intussen is op het terrein gebleken dat het gebruik van de toepassing al goed ingeburgerd is bij de betrokken diensten. Er worden ook regelmatig opleidingen in het gebruik van het veiligheidsportaal georganiseerd voor de actoren binnen het crisisbeheer.

 

Zoals u weet zal het ICMS vervangen worden door Paragon. Een eerste versie voor intern gebruik binnen het Crisiscentrum gaat live in de eerste helft van juli. De versie die ICMS daadwerkelijk gaat vervangen voor alle gebruikers, is voorzien om tegen eind 2023 operationeel te zijn, dus nog voor het aflopen van het contract met de leverancier van het huidige ICMS. Belangrijk te vermelden is dat, gelet op de opportuniteit van de uitbouw van een nieuw platform, de getrokken lessen uit het technische gebruik van het eerdere platform ICMS en ook uit het operationele gebruik ervan tijdens crisissen, worden meegenomen in de opbouw van Paragon.

 

De gebruikers worden betrokken via werkgroepen op verschillende niveaus. Zij komen geregeld samen voor een stand van zaken, waarbij zij hun opmerkingen mogen geven. Het Paragon-developmentteam wil de applicatie zo gebruiksvriendelijk mogelijk maken. De voorziene functionaliteiten zijn zo gekozen en ontwikkeld dat ze een meerwaarde bieden aan de gebruikers, zowel tijdens het crisisbeheer - beeldvorming en beslissingsondersteuning - als bij de voorbereiding - noodplanning en risicoanalyse. Het Crisiscentrum zal ook in informatie en training voorzien om de gebruikers zo goed mogelijk met de applicatie te leren omgaan bij de transitie.

 

Zo is Paragon ook een breed inzetbaar platform, dat gebouwd wordt door maximaal gebruik te maken van standaardtechnologie. Dat wordt dan wel zelf gedaan door het Crisiscentrum, en dat is redelijk uitzonderlijk, zeker in vergelijking met onze buurlanden. Zo wordt interconnecteren alleszins gemakkelijker. Omwille van die interconnectie zet het Paragonteam ook maximaal in op het identificeren en faciliteren van een zo breed mogelijke gebruikersbasis, zodat alle beschikbare informatie kan worden gedeeld. Voor het gebruik van Paragon zal geen vergoeding gevraagd worden.

 

Mijnheer Vandenput, een volgende vraag met betrekking tot het Crisiscentrum betrof BelPIU. U formuleerde een terechte bekommernis omtrent de performantie van het BelPIU IT-systeem om die grote hoeveelheden informatie te kunnen verwerken. Het is correct dat het IT-systeem achter BelPIU in het algemeen, en specifiek de performantie ervan, een belangrijke uitdaging was, is en wellicht ook zal blijven omdat het achterliggende systeem dagelijks heel intensief en continu wordt gebruikt door de vier veiligheids- en inlichtingendiensten die binnen BelPIU actief zijn.

 

De financiering voor de opstart ervan werd in 2017 voorzien op tijdelijke nationale kredieten, alsook binnen de kredieten van een Europese enveloppe uit het Internal Security Fund. Binnen de nieuwe Europese enveloppe zal daarvoor opnieuw een project worden voorbereid. Vanaf 2023 dient ook in recurrente IT-werkingskredieten te worden voorzien om in combinatie met de Europese kredieten continuïteit te kunnen garanderen voor dit systeem, wat uiteraard noodzakelijk is.

 

Mevrouw Ingels, een volgend thema betrof de CBRN-noodplannen die worden opgemaakt binnen het Crisiscentrum. U weet dat een dergelijk noodplan werd opgesteld in 2018 en dat er vervolgens acties zijn ondernomen om dat noodplan te herzien en te herschrijven. Die werkzaamheden worden vandaag voortgezet met de bevoegde diensten en overheden.

 

In het CBRN-expertisecentrum van het Crisiscentrum werd in samenwerking met sleutelpartners en operationele experts een awarenessopleiding ontworpen voor de eerste intervenanten van de verschillende disciplines. Die opleiding voorziet in een basiskennis aangaande de CBRN-risico's en werd goedgekeurd door de opleidingsverantwoordelijke van de betrokken partnerdiensten, waaronder de Fedpol, maar ook de Algemene Directie Civiele Veiligheid en de FOD Volksgezondheid.

 

Het is de bedoeling de opleiding uit te rollen binnen de federale en provinciale opleidingscentra voor wat betreft de politie- en brandweerdiensten, alsook via een onlineleerplatform van de FOD Volksgezondheid. Het CBRN-expertisecentrum ondersteunt daarnaast de implementatie van het Nationaal Terrorisme Noodplan. Verder werd ondersteuning geboden bij de grootschalige terreinoefeningen. Dat zal uiteraard in de toekomst eveneens het geval zijn.

 

Vervolgens zijn er nog twee vragen van mevrouw Ingels over het Crisiscentrum. Wat de procedure voor evacuatie en sluiting van de metro betreft, kan ik u het volgende zeggen. U kent allicht de operationele procedure waarbij in de reflexfase, wanneer de federale fase nog niet is afgekondigd of de bevoegde diensten nog niet zijn samengekomen, de directeur-generaal van het Crisiscentrum kan beslissen dat het openbaar vervoer moet worden stilgelegd. De Directie van de Operaties inzake Bestuurlijke Politie van de federale politie moet dan door het Crisiscentrum van deze beslissing op de hoogte worden gebracht. De DAO kan vervolgens contact opnemen met alle betrokken lokale en federale politiediensten.

 

Wanneer de federale fase wel is afgekondigd, is de sluiting van het openbaar vervoer een beslissing van de beleidscel. Deze beslissing moet hierna bezorgd worden aan alle operationele provinciale bevoegde cellen en aan de departementale crisiscel van de FOD Mobiliteit. Dat gebeurt dan via zijn/haar vertegenwoordiger in de beleidscel.

 

Het is uiteraard ook belangrijk om een goede afstemming te hebben tussen het OCAD en het Crisiscentrum inzake de opdrachten van beide diensten. Daarover kan ik u zeggen dat er werkafspraken gemaakt werden over hoe de permanentie van het Crisiscentrum in contact kan treden met die van het OCAD wanneer er dreigingsanalyses gemaakt moeten worden. We horen van de diensten dat het systeem goed werkt en dat er, wat dat betreft, een duidelijke taakverdeling is tussen het OCAD en het Crisiscentrum. Het is uiteraard de taak van het OCAD om dreigingsevaluaties op te maken in het kader van terrorisme, extremisme en georganiseerde criminaliteit. In het kader van de oorlog in Oekraïne werd dat takenpakket, zoals net gezegd werd, uitgebreid met de interstatelijke analyse.

 

Vervolgens doet het Crisiscentrum de risicoanalyse, die ook de basis is voor de nationale noodplanning en uiteraard de coördinatie van de nationale weerbaarheid. Verder is het werk van het OCAD gericht op de dreigingsevaluatie voor specifieke gevallen waarbij het Crisiscentrum, op basis daarvan, de specifieke maatregelen bepaalt voor een bepaalde infrastructuur of bepaalde personen.

 

Wat betreft het verkrijgen van een verbeterde informatiepositie werden in de OCAD-wet reeds verplichtingen opgelegd aan de partnerdiensten om informatie te delen. Dat hebben we met elkaar afgesproken in de recente aanpassing. Dit werd weliswaar nog niet doorgevoerd voor het Crisiscentrum. Hiervoor moet zoals voor het OCAD in de nieuwe crisiscentrumwet een verplichting ingevoerd worden voor de partnerdiensten om informatie te delen. De onderlinge werkrelatie tussen het OCAD en het Crisiscentrum wordt door beide diensten als zeer goed bestempeld. Als u andere informatie hebt, zult u mij dat zeker zeggen.

 

Mevrouw Ingels had een vraag gesteld over dreigingsniveaus 3 en 4. In de aanbevelingen van de POC werd voorzien dat alle nood- en hulpdiensten hiervan op de hoogte zouden worden gesteld. Het noodplan Terrorisme van mei 2020 voorziet dat in geval van een dreigingsniveau 4 minimaal het vooralarm van de federale fase wordt afgekondigd, waarbij alle bevoegde diensten onmiddellijk geconvoceerd worden voor een coördinatievergadering en, via de permanentie van het Crisiscentrum, de informatiedoorstroming georganiseerd wordt en de nodige veiligheidsmaatregelen genomen worden. Bovendien kan de directeur-generaal van het Crisiscentrum, ook in geval van een dreigingsniveau 3 en afhankelijk van de beoordeling van de situatie, beslissen om een coördinatievergadering samen te roepen. Het niveau van de terroristische dreiging wordt uiteraard permanent aangegeven op de homepage van het nationale veiligheidsportaal, dat voor iedereen raadpleegbaar is.

 

Tot slot nog enkele antwoorden met betrekking tot ASTRID.

 

ASTRID zal in de toekomst een nieuw 5G-radionetwerk ontwikkelen. Communicatie is een sleutelelement en kan op cruciale momenten het verschil maken tussen leven en dood. Het innovatieve breedbandnetwerk dat ASTRID de komende jaren wil ontwikkelen en installeren, zal op een veilige en betrouwbare manier grotere hoeveelheden data kunnen versturen naar en tussen de hulpdiensten in het geval van een incident. Ook de twee types meldkamers 101 en 112, krijgen een upgrade in de plannen die ASTRID naar voren schuift.

 

De technologie evolueert razendsnel: AI, internet of things, smart city, video, drones… Er is een enorme datatoename. Al deze toepassingen bieden mogelijkheden die ook voor de hulp- en veiligheidsdiensten een grote meerwaarde kunnen betekenen op het terrein. Dat hangt er wel van af of ze werken. Ik heb recent nog een demonstratie van een smart brandweerhelm bijgewoond. Op basis van de informatie in de helm konden instructies worden gegeven over de meest aangewezen bluswijze, zelfs indien de zichtbaarheid uiterst minimaal was, door middel van infraroodcamera's die informatie delen met een post op een andere site dan die van incident. Die informatie moet dan echter wel goed worden doorgegeven. De TETRA-communicatie die we vandaag kennen, is echter niet gebouwd om grote hoeveelheden data te versturen. Een nieuw breedbandnetwerk voor missiekritieke communicatie, dat minstens aan dezelfde strenge eisen moet voldoen als het huidige TETRA-netwerk, zal in de toekomst de mogelijkheden van deze nieuwe technologieën dichter bij de hulpverlener brengen.

 

ASTRID kiest met het nieuwe breedbandnetwerk voor een hybride oplossing. Omdat het te duur zou zijn om aparte antennes en zendmasten te bouwen, alsook omdat die steeds moeilijker vergund raken, zal het netwerk gebruikmaken van de infrastructuur van de commerciële telecomoperatoren. Maar de kern van het netwerk, het ‘brein’, blijft volledig in handen van ASTRID. De telecomoperator voor de hulp- en veiligheidsdiensten garandeert hiermee de veiligheid, de betrouwbaarheid en de vertrouwelijkheid van alle communicatie.

 

De plannen voor de technologische transformatie van het radionetwerk en de meldkamers zijn het resultaat van een uitgebreide consultatie bij alle hulp- en veiligheidsdiensten. Dat wordt nu verder uitgewerkt. Het bedrijfsplan van ASTRID moet nog bekrachtigd worden door een nieuw beheerscontract tussen ASTRID en de federale Staat. Intussen werd het huidige beheerscontract verlengd.

 

Wat de vraag over de 112-noodcentrales betreft, ik heb ook die problematiek reeds eerder met u kunnen bespreken. De ontwikkeling van de bovenprovinciale architectuur heeft enige vertraging opgelopen. Die vertraging is deels veroorzaakt door de coronacrisis, maar vooral door de complexiteit van de te ontwikkelen software. Eind 2021 was de ontwikkeling van zowel de nieuwe telefoonapplicatie als de nieuwe dispatchingsoftware voldoende gevorderd om de uitrol van de bovenprovinciale architectuur op te starten. Nog in 2021 werd de noodcentrale 112 van Luxemburg gemigreerd. In de eerste helft van 2022 zijn de noodcentrales 112 van Luik, Namen, Limburg, Henegouwen en Antwerpen gevolgd.

 

Nu resten dus nog de noodcentrales van Vlaams-Brabant en Oost- en West-Vlaanderen. De migratie van deze centrales staat gepland voor 2022/2023. Hiervoor moet iets meer tijd worden genomen, omdat een intensievere opleiding van de operatoren van deze centrales vereist is. Dit zijn immers centrales die vandaag nog werken met een telefoonapplicatie en een dispatchingtechnologie die verder afstaan van hun nieuwe werkinstrumenten. Daardoor is de opleiding dus cruciaal.

 

Samengevat betekent dit dat vandaag reeds alle 112-noodcentrales in Wallonië met de bovenprovinciale software werken. Ik kan ook vermelden dat de nieuwe architectuur, zo blijkt uit informatie van op het terrein, reeds zijn toegevoegde waarde heeft bewezen. Niet alle noodcentrales 112 en 101 zitten reeds op dezelfde locatie. Dit is wel reeds het geval voor de centrales van West- en Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, Limburg, Luik, Namen en Luxemburg. De twee nog resterende centrales zullen volgen wanneer de verhuisplannen die betrekking hebben op deze centrales, concreet worden.

 

De covidpandemie heeft aangetoond dat het niet altijd aangewezen is om de operatoren van de 112 en de calltakers van de 101 in dezelfde meldkamer te laten zitten. Daarom werd de beslissing genomen om in de toekomst nog wel in te zetten op gezamenlijke huisvesting, met het delen van apparatuur en infrastructuur, maar niet langer op het delen van dezelfde meldkamer.

 

Dan kom ik bij de vraag over de leercommissie van de overstromingen en de hervorming van de Civiele Bescherming. Dat stond allicht niet in de aanbevelingen van de POC, maar het houdt wel verband met het crisisbeheer. De leercommissie over de overstromingen evalueert uiteraard ook het crisisbeheer, in het licht van de regelgeving inzake de noodplanning.

 

Het onderzoek moet het mogelijk maken om een beeld te krijgen van het verloop van de crisis, de evaluatie van het beheer en de lessen en aanbevelingen die eruit moeten worden getrokken, alsook van het werk van alle actoren van het crisisbeheer, zoals vermeld in de relevante KB's. Het doel van het onderzoek is dus om lessen te trekken, zodat een crisis van deze omvang nog beter kan worden beheerd en het crisisbeheer, waar nodig, constructief te verbeteren, zeker door het verbeteren van de communicatielijnen. U weet ook dat we begin dit jaar een begeleidingscomité hebben opgericht om de kwaliteit van de werkzaamheden te garanderen. Er hebben ondertussen al werkvergaderingen plaatsgevonden, in aanwezigheid van het academisch consortium ULB-VUB, aan wie het onderzoek werd toevertrouwd.

 

Het onderzoek vordert goed. Het consortium heeft heel veel kwalitatieve interviews uitgevoerd in verband met het crisisbeheer bij de overstromingen, afgenomen bij contactpersonen maar ook bij sleutelfiguren binnen het crisisbeheer uit de disciplines 1, 3, 4 en 5, de hulpverleningszones, bij de politie, de Civiele Bescherming en zeker ook bij de betrokken actoren op het vlak van communicatie, want dat is essentieel. Het consortium heeft eveneens interviews afgenomen bij de bevolking die door de dramatische overstromingen werd getroffen. De tussentijdse resultaten zullen in de loop van juli beschikbaar zijn. Het eindverslag wordt in de loop van november 2022 verwacht. Ik zal dat verslag en eventuele andere resultaten met plezier in deze commissie komen toelichten.

 

Het eindverslag zal conclusies voor de verschillende aspecten van het crisisbeheer omvatten. Ik heb het dan over de bewustmaking voor dergelijke meteorologische fenomenen en het nemen van administratieve maatregelen, in het bijzonder de evacuatiemaatregelen, de uitvoering en de opvolging daarvan door de bevolking en het inzetten en coördineren van de hulpverlening. De heer Pivin noemde dat in zijn uiteenzettingen het tot stand brengen van een cultuur van crisis.

 

Het verslag zal ook de aanbevelingen uit de studie vermelden voor de verbetering, waar nodig, van de verschillende aspecten van de veiligheidsketen in het kader van het crisisbeheer.

 

Het onderzoek over de hervorming van de Civiele Bescherming dat wordt uitgevoerd door de universiteiten van Hasselt en Luik, analyseert nu de ontvangen antwoorden op de online-enquêtes die de voornaamste partners van de Civiele Bescherming bevroegen over hun samenwerking en verwachtingen met betrekking tot de activiteiten van de Civiele Bescherming. Er wordt verder gewerkt aan die analyse, waarbij ook verschillende hypotheses inzake de inplanting van kazernes wordt meegenomen, teneinde een optimale interventiecapaciteit te kunnen waarborgen op het hele Belgische grondgebied. Het consortium rondt de kwalitatieve onderzoeksfase af, namelijk het grondig interviewen van verschillende sleutelpartners over de toekomstvisie van de Civiele Bescherming. Wij verwachten het eindverslag van dat onderzoek tegen eind juli 2022, waarna het zal worden voorgelegd aan de administratie, die na een analyse haar commentaren zal meegeven. Daarna zal ik ook die studie met veel plezier en energie aan u komen voorstellen.

 

Mijnheer de voorzitter, commissieleden, ik rond af.

 

Ik hoop dat ik u in aansluiting op de uiteenzetting van 25 mei 2022 nadere details heb kunnen geven op de vragen die u mij hebt gesteld over de POC alsook over de vragen naar aanleiding van de vorige commissievergadering.

 

Uiteraard heb ik daarbij de vrijheid genomen om te verwijzen naar de gedachtewisseling van vorige week, alsook naar de uiteenzettingen van de minister van Justitie over de opvolging van de POC, waardoor op andere momenten al uitvoerig is ingegaan op het thema.

 

Ik dank u bijzonder voor uw aandacht. Het betreft immers een volgehouden inspanning. Ik kijk uit naar een nadere gedachtewisseling.

 

De voorzitter: Mevrouw de minister, ik dank u voor deze uitgebreide toelichting. Er waren meer dan 100 vragen, dus dat behoefde inderdaad een iets langer antwoord.

 

01.02  Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord.

 

Ik wil een algemene opmerking maken voor de toekomst.

 

We zijn nu 2022 en we hebben een stand van zaken gekregen met betrekking tot de uitvoering van de aanbevelingen van de POC Terro, maar op een bepaald moment zullen we de oefening moeten consolideren. We kunnen de oefening over twee of vier jaar nog eens herhalen, maar wanneer stopt het dan? Mijn voorstel aan de regering is om een algemeen scorebord te creëren. Daartoe werd al een aanzet gegeven in de uitgebreide documenten die we hebben gekregen. Het gaat erom een soort eindoefening te maken over wat we al hebben gedaan, wat we niet zullen doen en wat een permanent aandachtspunt is. Op een bepaald ogenblik moeten we, ter afsluiting van de opvolging, die oefening beschouwen als afgerond. Zo niet kunnen we volgend jaar opnieuw dezelfde vragen stellen of vragen waarom iets wel of niet werd uitgevoerd. Op een bepaald moment moet u afspreken wanneer u de oefening zult consolideren. Dat wil niet zeggen dat bepaalde thema's niet belangrijk blijven.

 

01.03  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, u hebt inderdaad veel antwoorden gegeven. Wij hadden nog vragen ter verduidelijking bij de teksten die we gekregen hebben. Ik kan me aansluiten bij de opmerking van mevrouw Ingels. Er zijn inderdaad heel veel aanbevelingen, waaronder ook heel veel technische, maar het is niet altijd duidelijk welke globale evaluatie daarvan te maken valt. Staan we er nu echt beter voor? Ik denk het wel, als we bekijken wat er allemaal gebeurt, maar de uitwerking daarvan op het terrein inschatten is moeilijker.

 

Daarvoor kijk ik naar u als minister, omdat u een algemeen beeld kunt geven. U hebt er zicht op welke projecten nog in een proeffase zitten of waar nog op een analyse of een evaluatie gewacht wordt. Vandaar mijn vraag wanneer we echt zullen weten hoe het nu staat op het terrein, bijvoorbeeld met betrekking tot de aanbevelingen over informatiedeling. Het is aangetoond dat een cultuurverandering nodig is van need to know naar need to share. Is die cultuuromslag al gebeurd? Zijn alle diensten daarvan doordrongen? Het is goed dat we de vragen kunnen stellen en dat we zien dat er met die aanbevelingen aan de slag wordt gegaan. Op basis van de nota is het echter moeilijk daar een goed beeld van te krijgen.

 

01.04  Philippe Pivin (MR): Madame la ministre, vous avez fait un exposé extrêmement dense et complet. Je l'avais communiqué au départ: j'avais quand même une petite remarque de méthodologie. L'année dernière, nous avions été confrontés à un document très indigeste, de plus de 600 pages, qui n'était pas totalement traduit. Cette fois-ci, honnêtement, c'est un bel exercice auquel vous vous êtes livrée, comme d'ailleurs votre collègue de la Justice il y a quelques jours. Je vous en remercie sincèrement.

 

Nous avons eu beaucoup d'informations. En tout cas, j'ai eu des réponses à la quasi totalité des questions que j'avais introduites à votre attention.

 

Je voudrais simplement évoquer ici le temps qui passe. Tout simplement et très brièvement, sous deux aspects. Le premier, par rapport au Centre de crise. Vous indiquez qu'on évolue vers un Centre de crise multidisciplinaire, interdépartemental, interrégional, que des contacts existent déjà, qu'il y a une réflexion sur la vision d'un nouveau centre de crise.

 

J'attendais la réponse précise à la question que je vous avais posée, par rapport à l'achat du nouveau bâtiment fin 2021. Je vous demandais dans quel délai tout cela allait être finalisé. Vous avez fini par dire que ce sera probablement en 2024.

 

En même temps, je me dis que les recommandations datent d'octobre 2017. Vous n'en êtes pas responsable; mais c'est là que je veux parler du temps qui passe. Cela fera sept ans. Cela fera sept ans que les recommandations auront été formulées. C'est déjà un aspect.

 

Le deuxième aspect reste pour moi quelque peu énigmatique: je veux parler des réponses fournies au sujet des détentions d'armes. J'établis ici un parallélisme entre l'affaire Conings, dont de nombreux enseignements ont dû être tirés, et la situation – que je connais, comme je l'ai indiqué au ministre de la Justice – de quelqu'un qui est non seulement signalé comme dangereux, mais également comme représentant un risque de passage à l'acte. Il possède en effet bon nombre d'armes à feu à son domicile, sans que le gouverneur de la province dans laquelle est établi ce domicile soit au courant. Cela ne me paraît pas normal.

 

Vous avez précisé, mais je n'ai pas bien compris votre réponse, que le système est mis au point avec le gouverneur, lequel est tenu informé de son bon fonctionnement. Je veux bien que ce soit le cas, mais je demande surtout qu'il soit tenu au courant de l'existence de quelqu'un qui est potentiellement dangereux et qui détient des armes. Pourquoi le gouverneur? Parce qu'il est le seul à pouvoir prendre des mesures conservatoires de suspension ou de retrait de permis de détention d'armes. M. Van Quickenborne m'a répondu en apportant un élément légèrement différent du vôtre, puisqu'il m'a indiqué: "Toutes les personnes qui sont fichées à la banque de données commune sont contrôlées pour savoir si elles détiennent un permis de port d'armes. La TFL (task force locale) discute de l'opportunité de soumettre un rapport au gouverneur pour l'évoquer." C'est déjà différent, puisque cela signifie qu'on apprécie au cas par cas si un gouverneur peut être informé de la correspondance de quelqu'un avec tous les critères retenus.

 

M. Van Quickenborne a ajouté: "Pour l'adaptation légale de la BDC que nous préparons, nous voulons faire en sorte que ces mécanismes se déclenchent automatiquement." C'est évidemment la solution: il importe que les gouverneurs soient systématiquement informés.

 

J'en reviens alors à ma remarque de départ au sujet du temps qui passe. Nous sommes en 2022 et je ne comprends pas pourquoi on doit encore réfléchir à la question d'une information systématique du gouverneur plutôt que d'une information au cas par cas. Tout ça pour en arriver au questionnement de l'anti-terrorisme – qui s'est retrouvé dans les médias au mois de décembre –, à savoir que si on était confronté au même "problème" qu'en mars 2016, on n'est pas du tout certain de pouvoir y faire face.

 

Je sais que vous faites l'impossible, je sais que vous recrutez des effectifs, je sais que vous êtes sensible aux appels de M. Snoeck mais je ne voudrais pas qu'on doive à un moment constater qu'on n'a pas pu réagir adéquatement à une situation.

 

Je ne peux que vous engager à accélérer au maximum la mise en œuvre de toutes les recommandations qui ont été formulées en 2017.

 

01.05  Franky Demon (CD&V): Mevrouw de minister, u hebt onze vragen allemaal zeer punctueel beantwoord, waarvoor dank. Ik wil aansluiten bij wat mevrouw Ingels daarnet zei, we moeten bekijken hoe we dit proces zullen afronden, hoe we ervoor zullen zorgen dat alles operationeel wordt. U hebt onze volledige steun.

 

01.06  Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, ik onthoud dat wij de federale politie nodig hebben en dat wij niet de weg mogen inslaan waarbij de federale politie, die vandaag zwak is, nog zwakker wordt gemaakt en er overgegaan wordt naar een regionale agenda. Er zijn partijen hier in het Parlement die soms willen dat de politie geregionaliseerd wordt. Dat is niet de weg vooruit. Wij moeten de federale politie versterken en efficiënter maken. Dat is de weg die wij op moeten gaan. Uw antwoorden wijzen ook allemaal in die richting.

 

De tweede boodschap is efficiëntie. Er moet worden samengewerkt op het terrein. De cultuur waarover collega Pivin, maar ook zijn collega, burgemeester Bacquelaine, sprak, die awareness, dat omgaan met calamiteiten, moet weer worden aangeleerd. Dat zal iets voor de heel lange termijn zijn. Dat zit in onze hoofden. Dat moeten wij blijvend inbedden in de politiediensten en alle andere hulpdiensten.

 

01.07  Bert Moyaers (Vooruit): Dank u voor de uitgebreide antwoorden, mevrouw de minister. Ik bewonder u enigszins, want uit een studie blijkt dat een mens per dag gemiddeld 25.000 woorden gebruikt. Ik vraag me af of u nog iets zult zeggen wanneer u vandaag thuiskomt. U spreekt trouwens aan een tempo waarop ik als Limburger alleen maar jaloers kan zijn. (Gelach)

 

Ik ben het niet gewend dat mensen in mijn omgeving zo snel spreken en dan mis ik misschien wel eens een antwoord. Ik zou daarom wat verduidelijkingen willen vragen.

 

Wordt er een budget uitgetrokken voor de ontwikkeling van die automatische toegang tot de kruispuntbank? Hoe zal die gezamenlijke databank werken indien er nu al sprake is van het slecht functioneren van de huidige ANG en de politiediensten geen tijd hebben om die aan te vullen?

 

U zei dat alles wat met JDC en JIC te maken heeft niet zou worden opgevangen via de Local Taskforces. Hoe zal men dat dan wel doen?

 

Over mijn vraag betreffende de integriteit, hebt u uitgebreid geantwoord. Ik heb nog één vraagje hierover. Wanneer is men van plan om dit naar het Parlement te brengen?

 

01.08  Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik volg mevrouw Ingels als ze zegt dat we de hele oefening op een bepaald moment moeten kunnen afronden. Anderzijds worden er zoveel elementen aan toegevoegd dat het moeilijk wordt om dat moment vast te leggen. Ik verklaar me nader.

 

De minister zegt dat we moeten inzetten op informatisering en investeren in i-Police. Maar tegelijk zien we dat die i-Police ook uitgerold wordt in de volgende jaren en pas afgerond zal worden in de volgende legislatuur. Dat betekent dat we deze aanbevelingen net wel moeten blijven opvolgen. We kunnen niet vier jaar wachten en dan bekijken wat het resultaat is op het terrein. Het Parlement heeft de taak om dit blijvend op te volgen.

 

Ik ben wel gelukkig dat die gecoördineerde tabel er eindelijk gekomen is. We hebben daar zeer lang moeten op wachten. Nu is ze er, iets te laat, maar beter laat dan nooit. Die tabel met de aanbevelingen per vakminister is een goede zaak en een goede manier voor het Parlement om die zaak op te volgen.

 

Mijnheer Vandenput had het over de versterking van de federale politie en de regionalisering daarvan. Mijnheer Vandenput, uiteraard willen wij de FGP versterken, maar dat is niet hetzelfde als het centraliseren van alle taken. Er moet op maat gewerkt worden van de taken in elke politiezone. Daarom juich ik de huidige oefening over de schaalgrootte van de politiezones ook toe. U merkt ook, net zoals wij, dat er in Vlaanderen een veel grotere bereidheid is om politiezones te fuseren dan in Wallonië.

 

Ten slotte, mevrouw de minister, als men merkt dat het JIC/JDC-project in Brussel goed werkt, dat er goede resultaten mee geboekt worden, wat houdt u dan tegen om dit systeem uit te rollen over de rest van het land? Momenteel is dat niet het geval. Ik krijg graag wat meer duidelijkheid daarover.

 

01.09 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Ingels, ik denk dat het een goed idee is om te landen. Ik vermoed dat we de acties die dan nog moeten worden opgevolgd wel ergens anders zullen bekijken. Anders blijven we inderdaad te veel naar het verleden kijken.

 

Mevrouw Platteau, we doen er alles aan om zoveel mogelijk te investeren. Nulrisico zullen we allicht nooit kunnen bereiken. Veel hangt af van een goede voorbereiding en het is onze taak om rekening te houden met verschillende scenario's, in de wetenschap dat de wereld verandert en dat het terrorisme waarop we ons in 2016 hadden kunnen of moeten voorbereiden niet meer het terrorisme van vandaag is. Dat is veranderd om de redenen die ik daarnet heb opgesomd. Zoals gezegd, is het belangrijkste element de samenwerking tussen de verschillende diensten.

 

Monsieur Pivin, depuis 2017, on a cherché un bâtiment pour le Centre de crise. Cette recherche fut difficile comme l'a été également la préparation de la décision de 2021. Le budget est relativement important. Par ailleurs, on a l'intention de regrouper divers services dans ce nouveau bâtiment qui est assez grand. Plusieurs scénarios (achat, leasing, etc.) ont été évalués par la Régie des Bâtiments. Finalement, on a vraiment poussé pour l'achat du bâtiment actuel. Ce n'est que lorsque la décision d'achat a été prise que l'on a pu évaluer et étudier l'équipement et les mesures nécessaires en matière de sécurité et de sûreté de ce bâtiment. En la matière, la procédure de marchés publics doit être suivie, et cela prend du temps. J'ai l'ambition de déménager au début 2024, mais ce n'est pas encore sûr. Aujourd'hui, on est au stade de la planification mais rien n'est certain. J'ai donc été prudente lors de mon intervention.

 

Concernant la détention d'armes, je ne sais pas si mes propos diffèrent de ceux du ministre de la Justice, car je n'ai pas lu sa réponse. Le but est d'aller vers une automaticité de la procédure. Si une personne figurant dans la Banque de données commune lance une demande de permis, cette demande doit immédiatement être annulée. Un groupe de travail sous la direction du ministre de la Justice travaille à l'amélioration du flux d'informations vers les gouverneurs.

 

Mijnheer Demon, u sloot zich aan bij mevrouw Ingels over het afronden van het proces. Het is inderdaad de bedoeling dat we daarover nog van gedachten kunnen wisselen, mijnheer Vandenput. Die risicocultuur is echt belangrijk bij het nadenken over evacuaties. Het gaat er niet alleen om BE-Alerts te versturen, maar ook de mensen diets te maken dat het soms nodig is te handelen. Uit de verslaggeving van de burgemeesters over de overstromingen van vorig jaar blijkt dat zij van deur tot deur moesten gaan om de mensen te overtuigen. We moeten die zaken trainen en zeker ook blijven vertellen.

 

Wat de kruispuntbank betreft, mijnheer Moyaers, de budgetten daarvoor maken deel uit van het budget van i-Police. Om in te gaan op de tussenkomst van de heer Depoortere, dat is een groot project. Weliswaar implementeren we al wat we kunnen, maar de hele uitrol, waarbij de databanken via i-Police gecentraliseerd worden, vraagt tijd, omdat we daar al aan werken en ook omdat we de lokale en de federale politie raadplegen over hun prioriteiten voor de applicaties die eerst aan de beurt moeten komen. Ik geef liever enkel een tijdschema dat duidelijk vastgelegd is dan onrealistische termijnen te geven, waarop ik dan later moet terugkomen.

 

Mijnheer Moyaers, wat de toegang tot de kruispuntbank voor de Veiligheid van de Staat betreft, de budgetten daarvoor zijn uitgetrokken.

 

Wat het tijdschema betreft om met het integriteitsbeleid naar het Parlement te komen, dat kan ik nog niet concreet geven. Ik neem de vraag mee en u mag er mij de komende weken aan herinneren.

 

Mijnheer Depoortere, in verband met i-Police en de schaalvergroting, we kennen de situatie van vandaag met de vrijwillige fusies. Het debat is op het terrein al begonnen en ik wil daar liever geen communautaire zaak van maken. We moeten zoeken naar hefbomen om de best mogelijke organisatie te bereiken, zowel voor de lokale besturen als voor de dotaties vanuit de federale overheid.

 

Tot slot, de evaluatie van JIC en JDC is gebeurd en de bedoeling is om de lessons learned daarvan verder uit te rollen naar de andere FGP's. Wij zijn al in de helft van het jaar, dus ik weet niet of dat nog allemaal dit jaar zal worden voltrokken, maar zeker in 2023.

 

De voorzitter: Dank u voor de bijkomende antwoorden en toelichting, mevrouw de minister. Ik veronderstel dat niemand nog vragen heeft. Ik dank u nogmaals voor uw komst.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.15 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16 h 15.

 


ANNEXE

 

BIJLAGE

 

 

 

Question de Olivier Vajda à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations après les attentats et les recommandations législatives" (55028330C)

Vraag van Olivier Vajda aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De follow-up van de aanbevelingen na de aanslagen en de aanbevelingen op het stuk van de wetgeving" (55028330C)

 

Madame la Ministre,

 

Une discussion générale est prévue prochainement en commission au sujet du dernier rapport global de suivi des recommandations de la de la commission d’enquête parlementaire suite aux attentats du 22.03.2016.

 

J’observe, de manière générale, que plusieurs recommandations législatives en matière de police n’ont pas été mise en œuvre, sans toujours en préciser la raison.

 

Cela concerne notamment la loi du 7.12.1998 organisant le service de police intégrée (pages 8 et 9) mais aussi un nouvelle loi de gestion de l’information policière, qui semble en stand by depuis 2020 (p.10)

 

Mes questions sont les suivantes:

 

pour les recommandations législatives, votre cabinet souhaite-t-il, à court ou moyen terme, déposer les projets de lois recommandés?

 

Avez-vous répertorié des recommandations qu’il serait inutile ou contre-productif de suivre?

 

Estimez-vous que tout ou partie de ces recommandations législatives peuvent être traitées par la voie de propositions de lois?

 

Je vous remercie pour vos réponses.

 

Question de Olivier Vajda à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations après les attentats et la coopération entre police et partenaires" (55028337C)

Vraag van Olivier Vajda aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De follow-up v.d. aanbevelingen na de aanslagen en de samenwerking tussen politie en partners" (55028337C)

 

Madame la Ministre,

 

Une discussion générale est prévue prochainement en commission au sujet du dernier rapport global de suivi des recommandations de la de la commission d’enquête parlementaire suite aux attentats du 22.03.2016.

 

La promotion de la coopération de la police avec d’autres partenaires publics et privés est présentée comme une recommandation en cours et faisant l’objet d’un point d’attention permanent. (page 12). 

 

Sans expérience sur le sujet, mes questions sont donc simples:

 

Pouvez-vous me fournir des exemples de coopération, déjà en œuvre ou à venir, entre la police et d’autres partenaires?

 

La recommandation étant « en cours », quels sont les partenariats envisagés et non encore mis en œuvre? D’autres réflexions sont-elles en cours?

 

Je vous remercie pour vos réponses.

 

Question de Philippe Pivin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations de la CEP Attentats terroristes pour la police" (55028643C)

Vraag van Philippe Pivin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De opvolging van de aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen m.b.t. de politie" (55028643C)

 

Madame la Ministre,

 

Dans les recommandations du rapport de la Commission d'enquête parlementaire, la transmission des informations au sein des services de Police et avec les organes de renseignement a été analysée:

 

 

- Nouvelle loi relative à la gestion de l'information policière: créer une loi-cadre, indépendamment de l'article 44 de la loi sur la fonction de police – des banques de données des services de renseignement et de sécurité qui seraient valables pour toutes les infractions terroristes + tendre vers une réglementation cohérente et accessible pour la gestion de l'information en général et la transmission d'informations policières et judiciaires aux autorités administratives en particulier. 

 

Point d'attention permanent:

 

Depuis le 25 mai 2018, la Sûreté de l'État et le SGRS peuvent accéder directement aux images (en temps réel), aux informations et aux données à caractère personnel qui sont recueillies par les caméras des services de police. Les développements techniques pour l'accès direct à la BNG sont en cours. 

 

Le jeudi 10 septembre 2020, la police fédérale et la Sûreté de l'État ont signé un protocole d'accord réglant la coopération entre les deux services en ce qui concerne les officiers de liaison de la police belge à l'étranger. Ce protocole offre aux officiers de liaison un cadre clair concernant le traitement d'informations provenant des services de renseignements étrangers et des services disposant de pouvoirs mixtes de renseignement et de police.

 

Pourriez-vous dès lors m'indiquer:

 

Etant donné que ces éléments sont en cours de mises en œuvre, quelles mesures doivent encore être prises pour assurer le niveau d'efficacité du dispositif de partage des informations?

Je vous remercie.

 

Question de Philippe Pivin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations de la CEP Attentats terroristes pour la police" (55028645C)

Vraag van Philippe Pivin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De opvolging van de aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen m.b.t. de politie" (55028645C)

 

Madame la Ministre,

 

Dans les recommandations du rapport de la Commission d'enquête parlementaire, la transmission des informations au sein des services de Police et avec les organes de renseignement a été analysée:

 

Modification de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police intégré, structuré à deux niveaux: modification des articles 8bis, 93 et 100: police fédérale comme organisation hiérarchique.

 

Il apparait en effet que cette recommandation n'a pas été mise en œuvre.

 

Pourriez-vous dès lors m'indiquer:

 

Pour quelles raisons et selon quelles analyses précises ces modifications n'ont pas été effectuées? Quelles alternatives ont été apportées et évaluées?

Je vous remercie.

 

Question de Philippe Pivin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations de la CEP Attentats terroristes pour la police" (55028646C)

Vraag van Philippe Pivin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De opvolging van de aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen m.b.t. de politie" (55028646C)

 

Madame la Ministre,

 

Dans les recommandations du rapport de la Commission d'enquête parlementaire, la transmission des informations au sein des services de Police et avec les organes de renseignement a été analysée (page 8):

 

Modification de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police intégré, structuré à deux niveaux: 

 

modification des articles 103 et 105: parallélisme directions judiciaires déconcentrées et directions de coordination et d'appui déconcentrées

 

Les modifications législatives indiquées par la CEP n'ont pas été mises en œuvre. 

 

Pourriez-vous dès lors préciser:

 

Les alternatives précises qui ont été choisies et évaluées afin d'atteindre l'objectif de cette recommandation de la CEP?

Je vous remercie.

 

Question de Philippe Pivin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations de la CEP Attentats terroristes pour la police" (55028646C)

Vraag van Philippe Pivin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De opvolging van de aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen m.b.t. de politie" (55028646C)

 

Madame la Ministre,

 

Dans les recommandations du rapport de la Commission d'enquête parlementaire, la transmission des informations au sein des services de Police et avec les organes de renseignement a été analysée :

 

Création et promotion de 'joint intelligence centers' et de 'joint decisions centers'.

 

La collaboration et l'échange d'informations entre les services de sécurité et de renseignement et la Justice sont optimisés, selon le modèle du Joint Decision Center (JDC)/Joint Information Center (JIC), compte tenu de la spécificité de chaque arrondissement. En outre, l'interaction entre les JIC-JDC et la task force locale 'radicalisme' (TFL) est précisée afin de définir les rapports et d'assurer une procédure uniforme du partage d'informations.

 

Par voie de directive des PG de Bruxelles du 14 décembre 2018, la création d'un JIC-JDC a été annoncée au sein de l'arrondissement judiciaire de Bruxelles à partir du 1er janvier 2019.

 

Actuellement, ce JIC-JDC est opérationnel et a été étendu entre-temps aux autres arrondissements au sein de la cour d'appel de Bruxelles.

 

Dans le même temps, un MoU a été implémenté par les DirJud de la PJF Liège, de la PJF Charleroi, de la PJF Anvers et de la PJF Gand sur la base des expériences de la PJF Bruxelles.

 

Certains experts ont pourtant proposé de mettre ceux-ci en place auprès de chaque Cour d'Appel du Pays.

 

Pourriez-vous dès lors m'indiquer :

 

Quelle évaluation a pu être réalisée à ce niveau ?

Précisément, quels experts ont proposé d'installer cette collaboration de manière plus large ? Selon quels critères a-t-il été fait le choix de ne pas installer, actuellement, de Joint intelligence centers et Joint decisions centers dans toutes les Cours d'Appel du pays ?

 

Je vous remercie.

 

Question de Denis Ducarme à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations de la CEP Attentats terroristes" (55028798C)

Vraag van Denis Ducarme aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De follow-up van de aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen" (55028798C)

 

Nous avons pris connaissance avec une attention toute particulière de ces 3 points essentiels que ceux traitant de l'art 36.2/36.3, du traitement des informations classifiées et des signalements internationaux. Si nous ne doutons pas des efforts qui sont faits, nous constatons cependant que les attentes à l'égard de CGI et de DJSOC, entre autres, sont particulièrement importantes.

 

Sur ce plan, et en matière de traitement et de coordination de l'information, qu'elle soit classifiée ou non, la CEP Terro avait relevé différents problèmes lors de son enquête. Un des problèmes majeurs étaient liés à la capacité disponible au niveau de certains services de la police fédérale pour faire face aux nombreux défis auxquels les gens de terrain étaient confrontés déjà préalablement aux attentats très meurtriers de Paris et Bruxelles.

 

Sur ce plan d'ailleurs, non seulement les services en question avaient été mis sous pression mais également, et plus fortement encore les services d'enquête, tout particulièrement la PJF de Bruxelles par le biais de son service anti-terrorisme, la DR3.

 

En juin 2017, à l'issue de la publication du 3e rapport intermédiaire de la CEP terro, à combien s'élevaient les effectifs en personnel des services suivants:

 

- CGI

- DJSOC Terro

- DR3 de la PJF de Bruxelles (laquelle avait par ailleurs obtenu un renforcement significatif de sa capacité dès 2015, ceci sous l'impulsion directe du gouvernement de l'époque).Le service anti-terrorisme de la PJF de Anvers ?​A la date du 01 juin 2022, sachant que différentes « nouvelles » règles, pratiques, au autres ont été mises en place, que les attentes vis-à-vis de ces services sont nombreuses, que même si la situation est un peu moins tendue qu'en 2014 ou 15 il convient, à coup sûr, de se préparer à toute nouvelle flambée du phénomène (quelle qu'en soi l'orientation cfr Anvers l'année passée), nous souhaitons connaître les capacités actuelles de ces différents services dont le renforcement en moyen humain avait été annoncé et amorcé sous la précédente législature ?

 

Nous souhaitons également connaître les perspectives prévues en la matière par Madame la Ministre ainsi que la politique mise en œuvre pour renforcer l'attractivité des unités de première ligne (PJF) afin de motiver les membres du personnel à rejoindre ces services où il est très particulièrement délicat de travailler et surtout au niveau desquels l'investissement individuel et la charge émotionnelle est extrêmement importante ?

 

Question de Denis Ducarme à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les recommandations de la CEP Attentats terroristes" (55028800C)

Vraag van Denis Ducarme aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen" (55028800C)

 

On se questionne par rapport au monitoring qualifié de « permanent » des ressources humaines.

 

Sur le plan quantitatif, nous pouvons sans doute espérer des réponses précises de Madame la Ministre, par contre, de manière plus générale et « transversale,  qu'en est-il des actions prévues au plan qualitatif.

 

Qu'en est-il par rapport à la spécificité du travail dans le pilier judiciaire et de l'attractivité de ce pilier si on la compare, par exemple, à celle d'une zone de police ?

 

En effet, aux aspects liés au « travail » s'adjoignent, quoiqu'on en dise et sans doute pour encore quelques temps, l'aspect distance du lieu de domicile et moyen à utiliser pour s'y rendre à toute heure du jour ou de la nuit.

 

Nous nous posons par des questions par rapport à l'assertion reprise dans le texte au point 2.1.2 page 21 : « Toutes les PJF ont prévu la capacité nécessaire pour exécuter les réquisitoires du Parquet Fédéral ».

 

Pensez-vous réellement que cela soit le cas, le témoignage récent de Mr Van Leuw en commission nous a largement laissé l'impression inverse, qu'en est-il réellement dès lors?

 

Cette situation aurait-elle trouvé réponse entre-temps ? Cela se fait-il alors au détriment de l'exécution des missions au profit du parquet « local »?

 

Les informations reçues faisant état du fait, par exemple, que la PJF d'Anvers serait confrontée à un déficit en personnel supérieur à 20 % et que ce déficit serait plus grand encore au niveau de la PJF de Bruxelles sont-elles fausses ?

 

Notons encore que le point 3.2 ne répond absolument pas à la problématique posée par une rémunération fonctionnelle « adaptée » en matière de police judiciaire . Que ce soit dans le cadre de la lutte contre le terrorisme, contre la grande criminalité ou , de manière plus large, dans le cadre de  l'exercice de la police judiciaire spécialisée.

 

Une prime fonctionnelle judiciaire est-elle envisagée par Madame la Ministre ? Le recul sur ce plan négocié en 2018 montre déjà tous ces effets pervers, des mesures rapides sont-elles envisageables ?

 

Question de Denis Ducarme à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les recommandations de la CEP Attentats terroristes" (55028802C)

Vraag van Denis Ducarme aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen" (55028802C)

 

En matière de signalements internationaux, Madame la ministre nous soumet un « catalogue » assez touffu d'actions entamées voire réalisées, ceci que ce soit en termes de modifications législatives, de contrôle, de formation du personnel ou d'information de manière plus générale. Madame la ministre nous parle également des projets en la matière, du SIS et de la mise en œuvre de ses 3 nouveaux règlements etc etc…

 

S'il s'agissait sans doute d'actions à entreprendre, pour notre part, tenant compte de la situation vécue en 2015/2016, relevées notamment dans le cadre de la CEP Terro comme étant très sensibles, d'autres problématiques nous paraissent cependant plus essentielles à aborder, elles ne font pourtant l'objet d'aucune attention au niveau du présent.

 

En l'occurrence, nous faisons référence à l'effectivité du traitement, en temps utile, par le service adéquat tenant compte des « bons canaux », des entités nécessitant « signalement ».

 

Il nous revient sur ce plan , qu'il pourrait toujours y avoir certains retards en la matière, parfois très importants, diverses informations feraient état de milliers de signalements en retard au niveau de CGI, DJSOC ou ailleurs…

 

Madame la Ministre pourrait-elle nous rassurer sur ce plan ou nous éclairer sur la situation.

 

Existe -t-il effectivement des retards d'encodage par rapport aux signalements relevant de la compétence de la Police Fédérale, si oui à quels niveaux se situent ces retards? De quelle nature sont-ils ? A combien s'élèvent le nombre de signalements non effectivement réalisés ? Quels sont la portée et les risques engendrés par ces retards ?

 

Si les choses devaient se vérifier, ceci 7 ans après les attentats de Paris, alors que la problématique était à ce point sensible déjà à l'époque, le procès à Paris nous l'a rappeler il y a peu encore,  comment expliquer que la Police Fédérale n'ait pas pu résoudre ce problème pourtant essentiel? Quels facteurs ou qui est responsable de cette situation pour le moins extrêmement dangereuse ?

 

Quelles actions concrètes à ce sujet Madame la Ministre a-t-elle entrepris ou va-t-elle entreprendre pour résorber l'arriéré et dans quels délais ?

A notre estime, ce défi « de base »  aurait dû constituer la priorité absolue des autorités ministérielles et policières tant en ce qui concerne la résolution des choses au profit globale de la sécurité de la population qu'en termes de gestion des risques.

 

Question de Denis Ducarme à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les recommandations de la CEP Attentats terroristes" (55028803C)

Vraag van Denis Ducarme aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen" (55028803C)

 

Une simplification est évoquée eu égard aux recommandations de la KPMG en matière de procédures d'achats. Ceci est assez intéressant mais revient de manière récurrente sur la table depuis quelques années déjà. A cela s'ajoute l'effectivité réelle de la possibilité d'utiliser les budgets dans les temps impartis, notamment du fait des procédures longues.

 

Sur ce plan nous avons une question en rapport avec les budgets Terro alloués en 2004 par les Ministres de l'intérieur et de la justice à cette époque, budgets récurrents dont nous avons appris en 2015/2016 lors de la CEP Terro qu'ils avaient eu un effet très bénéfiques sur la préparation des unités en charge de la lutte contre le terrorisme et singulièrement la DR3.

 

Une des choses mises en exergue à l'époque était justement la flexibilité d'engagement (sans compromis en matière de procédure) garantissant une relativement rapide mise en œuvre et une parfaite adéquation avec les besoins du terrain.

 

Sur ce plan et à l'heure actuelle, il nous revient que des changements sont intervenus et que les services directement concernés ne bénéficient plus de ces moyens spécifiques…A l'heure ou l'Article 114 a été évoqué en commission parlementaire récente (les moyens du pilier judiciaire) nous souhaiterions obtenir les informations suivantes :

 

Si les budgets spécifiques à la lutte contre le terrorisme ont bien été maintenus, nous souhaitons obtenir les réponses aux questions suivantes :

 

Les unités PJF disposent-elles bien de ces budgets ? La DJSOC Terro également ?

Comment est réglée la clef de  répartition des moyens en question (proportionnelle ? par taille de l'unité Terro ? par unité en général ? etc…)

La DR3 a-t-elle toujours accès aux budgets obtenus en 2004, le montant initial a-t-il été indexé ou amputé d'un pourcentage prédéfini?

Dans le cas où les budgets en question ne seraient plus disponibles pour les unités anti-terrorisme:

 

Tenant compte de la situation spécifique et particulière, qui a décidé de supprimer cet appui très important au travail des Unités en première ligne

A quelle destination ces fonds tout à fait spécifiques ont-ils été alloués ?

Quelles mesures la ministre envisage-t-elle de prendre afin que les Unités terro puissent bénéficier à nouveau de ces moyens déjà alloués et spécifiquement dédicacés sous les législatures précédentes.

 

Question de Georges Dallemagne à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations de la CEP Attentats terroristes pour la police" (55028979C)

Vraag van Georges Dallemagne aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De follow-up van de aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen m.b.t. de politie" (55028979C)

 

La commission d'enquête parlementaire "Attentats" a fait de la création d'une banque-carrefour de la sécurité la recommandation la plus importante avec le plus d'impact possible pour l'architecture de sécurité.

 

Sous le précédent gouvernement, un comité de concertation avec des représentants des différents services de sécurité a été mis en place sous la direction des ministres de l'Intérieur (M. P. Decrem)  et de la Justice (M. Geens).

 

Ledit comité a remis son rapport, le 18 mai 2019, alors que le gouvernement était en affaires courantes.

 

Lors de la présente législature, votre gouvernement n'a jamais pris la peine de se concerter avec le Parlement sur les orientations suggérées dans cette note de vision.

 

Pourtant, il n'est plus question d'une nouvelle banque de données indépendante mais d'un système qui permettrait uniquement une interconnexion sécurisée entre les différentes banques de données existantes.

 

De plus, même si l'on opte pour une interconnexion entre les différentes banques de données, le comité invite à poser des choix quant à son champ d'application entre soit un projet restrictif sur le modèle du hit/no hit soit un projet évolutif qui permettrait un accès aux informations des différents partenaires.

Le comité opterait pour un champ d'application plus large que celui du terrorisme, de la radicalisation et de l'extrémisme comme la lutte contre l'ingérence, l'espionnage, etc.

 

Madame la Ministre,

 

Pour quelle raison, le présent gouvernement a-t-il décidé d'abandonner la création d'une nouvelle banque de données indépendantes à l'instar de celle de la sécurité sociale alors que cette option avait été ardemment défendue y compris par les membres de votre majorité?

Quand et comment comptez-vous répondre aux différentes options suggérées dans le rapport? Comptez-vous y associer le Parlement?

Comment comptez-vous faire interagir le projet I-police avec la mise en place de la banque carrefour sécurité ainsi que la banque de données communes? Je suppose que cette dernière sera supprimée à terme.

Quels sont les moyens budgétaires propres alloués à ce projet? Selon le comité de concertation, la création de la banque-carrefour sécurité n'est possible que si des moyens budgétaires propres à ce projet sont octroyés.

 

Question de Georges Dallemagne à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations de la CEP Attentats terroristes pour la police" (55028980C)

Vraag van Georges Dallemagne aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De follow-up van de aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen m.b.t. de politie" (55028980C)

 

La Cellule de traitement des informations financières (CTIF) joue un rôle important dans la lutte contre le financement du terrorisme. Les banques et les établissements financiers sont tenus de déclarer les transactions suspectes à cette cellule, au même titre que les notaires, les huissiers de justice, les réviseurs d'entreprises, les experts-comptables et les avocats.

 

La communication et l'exploitation de ces informations se sont avérées si importantes que la commission d'enquête parlementaire "Attentats" recommande de renforcer cette cellule et l'associer plus activement à la lutte contre le terrorisme.

 

Madame la Ministre,

 

Comment avez-vous procédé à la mise en œuvre de cette recommandation?

Dans le même ordre d'idées, la commission a recommandé la création de 5 Joint Intelligence Centre et Joint Decision Center afin que ces centres de renseignement puissent échanger des informations, procéder à une analyse commune et établir une liste commune des priorités. Lors de la commission du 3 juin dernier, votre homologue de la justice s'est éloigné de cette recommandation en soulignant la création d'un seul  Joint Intelligence Center et Joint Decision Center (JIC-JDC), au niveau du ressort de la Cour d'appel de Bruxelles tandis qu'il est question de" forum Counter terrorism (CT)", au niveau des Cours d'appel de Liège, Charleroi, Gand et Anvers. Quelle est la différence entre ces deux plateformes de sécurité? pour quelle raison les 5 JIC/les JDC ne sont pas créées conformément aux recommandations de la commission d'enquête? Comment vous positionnez-vous à ce sujet?

 

Question de Georges Dallemagne à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations de la CEP Attentats terroristes pour la police" (55028981C)

Vraag van Georges Dallemagne aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De follow-up van de aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen m.b.t. de politie" (55028981C)

 

Le Plan National de Sécurité (PNS) est la transposition policière de la politique de sécurité intégrale et intégrée, telle que définie dans la Stratégie nationale de sécurité, la Note-cadre sur la sécurité intégrale et les exposés d’orientation politique au niveau fédéral et régional.

 

Les deux documents de politique ont été approuvés par le Conseil national de sécurité le 28 janvier 2022. Le Conseil des ministres les a ensuite validés le 4 février. Lors de la Conférence interministérielle de politique de maintien et de gestion de la sécurité du 10 mars 2022, le PNS a également été présenté aux entités fédérées.

 

Pour quelle raison n'avez-vous toujours pas présenté ce Plan au Parlement? Quand comptez-vous le faire?

 

Question de Georges Dallemagne à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le suivi des recommandations de la CEP Attentats terroristes pour la police" (55028982C)

Vraag van Georges Dallemagne aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De follow-up van de aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen m.b.t. de politie" (55028982C)

 

Je reviens aux questions  que je vous ai posées en séance plénière et en commission de l'Intérieur sur la reconstitution d'une cellule Art et Antiquités puisque que celle-ci a été démantelée lors de la précédente législature.

 

Où en êtes-vous dans la reconstitution d'une capacité centralisée de lutte contre cette forme de criminalité qui alimente les mafias et les guerres, et pille des trésors patrimoniaux chez nous et à l'étranger? La banque de données ARTIST est-elle depuis lors complétée? La  lutte contre le vol des biens dont notamment les œuvres d'Arts constitue une priorité dans le nouveau Plan national de Sécurité (PNS). Comment comptez-vous la mettre en œuvre?