Commission des Relations extérieures |
Commissie
voor Buitenlandse Betrekkingen |
du Mercredi 15 juin 2022 Après-midi ______ |
van Woensdag 15 juni 2022 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.23 uur en voorgezeten door mevrouw Els Van Hoof.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 23 et présidée par Mme Els Van Hoof.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
- Kathleen Depoorter aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "Het bezoek aan de Palestijnse gebieden" (55027687C)
- Kathleen Depoorter aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "Het contact met de besturen van de Palestijnse gebieden" (55027718C)
- Malik Ben Achour aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "Het nieuwe bilaterale samenwerkingsprogramma met Palestina" (55028633C)
- Barbara Creemers aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De humanitaire en ontwikkelingssteun aan Palestijnse gemeenschappen" (55028689C)
- Kathleen Depoorter à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "La visite dans les territoires palestiniens" (55027687C)
- Kathleen Depoorter à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "Le contact avec les autorités des territoires palestiniens" (55027718C)
- Malik Ben Achour à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "Le nouveau programme de coopération bilatérale avec la Palestine" (55028633C)
- Barbara Creemers à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "L'aide humanitaire et l'aide au développement en faveur des communautés palestiniennes" (55028689C)
De voorzitter: De heer Ben Achour is verontschuldigd.
01.01 Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, zestien Belgische organisaties hebben een brief geschreven naar aanleiding van uw bezoek aan Palestina een paar weken geleden. Ze voegden ook een aantal aanbevelingen toe, waaronder het versterken van de humanitaire en ontwikkelingshulp aan de Palestijnse gemeenschap in zone C op de Westelijke Jordaanoever en het benadrukken van de noodzaak van een krachtiger en ambitieuzer Europees antwoord op de Israëlische afbraak van de Palestijnse structuren in zone C.
U hebt hier al aangegeven dat u de Belgische steun aan het Palestijnse middenveld doorzet, ondanks de beschuldigingen door de Israëlische overheid van 'terroristische' – ik plaats dat woord bewust tussen aanhalingstekens – activiteiten.
Wij steunen uiteraard die aanbeveling en geloven ook in de rol van België op Europees niveau in het dossier. Wij steunen u dan ook in uw rol als minister van Ontwikkelingssamenwerking en in de acties die u binnen die rol reeds ondernam.
Ik heb een paar concrete vragen daarover.
Wat is uw reactie op de aanbeveling om de ontwikkelingshulp en humanitaire ondersteuning te versterken in zone C?
Welke initiatieven zult u nemen op Europees niveau, zowel in het kader van de afbraak van de Palestijnse structuren als van de krimpende werkingsruimte van partnerorganisaties van België in Palestina?
Zult u er op het Europese niveau actief voor ijveren dat de Europese Unie en de andere lidstaten de aanduiding door Israël van zes Palestijnse ngo's als terreurorganisaties afwijzen en publiek verklaren dat het geleverde bewijsmateriaal geen schuld aantoont? Indien ja, welke specifieke stappen zult u daartoe ondernemen? Indien niet, waarom zult u dat niet doen?
Wat is uw reactie op de analyse van de Palestijnse, Israëlische en internationale mensenrechtenorganisaties evenals van de ngo-koepels dat de situatie in bezet Palestijns gebied en in Israël voldoet aan de criteria van de internationaalrechtelijke definitie van apartheid op grond van de anti-apartheidsconventie en het Statuut van Rome? Hebben uw diensten en/of uw collega van Buitenlandse Zaken in dat verband reeds een eigen juridische analyse uitgevoerd? Indien niet, waarom is dat niet gebeurd? Zal die analyse nog gebeuren?
Ik was enigszins verbaasd over de weinige reacties op het feit dat u niet naar de Palestijnse gebieden kon gaan. Welke acties koppelt u daar nog aan, om u tegen die beslissing te verzetten?
01.02 Kathleen Depoorter (N-VA): In berichtgeving van het Laatste Nieuws vernemen
we dat u vanaf 9 mei een vijfdaags werkbezoek naar de Palestijnse gebieden
plande. Deze gebieden vormen al geruime tijd één van de partnerlanden voor de
Belgische ontwikkelingssamenwerking. Volgens dezelfde berichtgeving wil u het
signaal geven dat de aandacht – ondanks het conflict in Oekraïne – voor de
problematiek(en) in de gebieden aangehouden blijft. U zou ook een terreinbezoek
brengen aan Zone C en in Hebron staat een schoolbezoek op het programma. Dat
wordt vervolgd door een bezoek bij de Palestijnse premier in het kader van een
nieuw bilateraal samenwerkingsprogramma.
Mijn vragen voor de minister:
1. Bij vorige bezoeken aan de Palestijnse
gebieden was het veelal de gewoonte ook een officiële ontmoeting met een
Israëlische beleidsmaker te doen.
a. Wat is de reden waarom zulke
ontmoeting niet in het programma werd opgenomen?
b. Welk belang hecht de minister aan
dergelijke ontmoeting?
c. Meent de minister dat het bezoek
opportuun was gegeven de aangehouden spanningen van de laatste weken?
2. Houdt het antwoord op vraag 1 verband
met – op moment van berichtgeving – dat er geen duidelijkheid was of u de
Gazastrook zou bezoeken?
3. Welke was de samenstelling van uw
werkbezoek? Welke personeelsleden namen deel en in welke hoedanigheid?
4. Wat zijn de contouren van het nieuwe
bilaterale samenwerkingsprogramma?
a. Welke budgetten zijn hiervoor
voorzien?
b. Betreft het bestaande allocaties of
nieuwe voorzieningen?
c. Met welke organisaties wordt er samengewerkt?
d. Welke evaluatie is er voorzien voor
deze samenwerking?
e. Welke samenwerking werd er – buiten de
bilaterale – afgesproken?
5. Is er een interne of externe controle
uitgevoerd voor de controlesystemen waar u eerder verklaarde het vertrouwen in
te behouden?
In uw telefonisch interview bij De
Ochtend van 10 mei gaf u meer duiding bij uw bezoek aan de Palestijnse gebieden
en in het bijzonder het programma dat u in Gaza wil uitrollen. U verklaarde dat
het programma de focus zal leggen op het saneren van de waterlopen daar, de
opleiding van jongeren en het contact met de lokale bevolking. Uw bezoek valt
in een traditioneel onrustige periode in het gebied; in recente onlusten vielen
aan verschillende zijdes meerdere doden en gewonden te betreuren. De hoofdfocus
ging volgens u naar het doospreken van het samenwerkingsakkoord met de
Palestijnse overheid; over de Israëlische contacten was u eerder kort en u
hield het op een “beleefdheidsbezoek”.
Mijn vragen voor de minister:
1. Werd er binnen de regering ook
gevraagd om uitgebreider contact te leggen met het Israelische bestuur naast
het bezoek aan de Palestijnse autoriteit?
a. Zo ja: wat was de argumentatie?
b. Zo nee: vindt u dat diplomatisch
gezien verstandig? Op basis van welk advies wordt dit gesteund?
c. Zo ja: wat is uw beweegreden om
hiervan af te zien? Op basis van welk advies nam u deze beslissing?
2. Kan u precies aangeven wat u bedoelt
met een “beleefdheidbezoek” bij het Israëlisch Bestuur?
a. Welke diplomatieke betekenis geeft u
hier aan?
b. Hoe schat u de diplomatieke betekenis
/ het signaal in voor de Palestijnse besturen?
c. Hoe schat u de diplomatieke betekenis
/ het signaal in voor de het Israëlisch bestuur?
3. Klopt het dat de toegang tot Gaza u
geweigerd werd? Zo ja: wat meent u dat hiervoor de reden was? Houdt dit verband
met uw antwoorden op vraag 1?
01.03 Minister Meryame Kitir: Dank u voor uw vragen, collega's. Zoals u weet, is Palestina een van de 14 partners in onze gouvernementele samenwerking. Mijn gesprekspartner voor deze samenwerking is dan ook de Palestijnse Autoriteit. Tijdens mijn dienstreis had ik daarom gesprekken met de Palestijnse eerste minister en de minister van Buitenlandse Zaken. We sloten net een nieuw samenwerkingsakkoord met Palestina af. Dat was dan ook het kader voor het bezoek.
In de nieuwe portefeuille zit een budget van 70 miljoen euro over vijf jaar; met een focus op de Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook en Oost-Jeruzalem.
Er zal verder worden gebouwd op de succesvolle interventies van het vorige programma rond werk en beroepsopleiding voor jongeren. Er zal gefocust worden op de empowerment van jongeren, gaande van het ontwikkelen van vaardigheden tot de toegang tot werkgelegenheid en ondernemerschap. Er zal specifiek aandacht gaan naar onderwijs en leren. We gaan onder andere vier scholen bouwen en vijf scholen renoveren. Er zal ook specifieke aandacht gaan naar maatschappelijke betrokkenheid en de bescherming van jongeren, het stimuleren van ondernemerschap en de arbeidsmarktparticipatie van jonge vrouwen.
Er zullen 2.100 jongeren een professionele vorming krijgen. Minimum 40 % van hen zullen meisjes zijn. Minstens de helft komt van de meest kwetsbare groepen.
Er is ook vernieuwing in die zin dat een pijler 'klimaat en leefmilieu' werd opgenomen. Specifieke aandacht zal gaan naar de versterking van waardeketens en kansen voor sociaal-economisch ondernemerschap en het scheppen van banen in een opkomende groene economie. Daarnaast zal worden gewerkt aan de ontwikkeling van duurzame steden, openbare diensten en territoria met een focus op afvalbeheer, recyclage, hernieuwbare energie en energie-efficiënte.
Het Belgisch Ontwikkelingsagentschap Enabel zit nu in de opstartfase van de portefeuille. In deze periode wordt de exacte lijst van partners vastgelegd met wie zal worden gewerkt. Tot de vooraf geselecteerde partners behoren onder meer universiteiten, scholen en hogescholen, ngo's, publieke instellingen, kamers van koophandel en overheidsinstanties.
De opvolging en evaluatie van deze portefeuille zullen volgens vaste procedures verlopen, namelijk een jaarlijkse rapportage over de vooruitgang, een tussentijdse evaluatie door externe evaluatoren, een eindevaluatie door externen en een eindrapport over de behaalde resultaten. Daarnaast is er ook de gebruikelijke externe financiële controle.
Ik heb ook een onderhoud gehad met dokter Issawi Freij, die als minister voor Regionale Samenwerking in de Israëlische regering verantwoordelijk is voor de betrekkingen met de Palestijnse gebieden. Ik heb met hem van gedachten gewisseld over de Israëlische initiatieven ter verbetering van de economische situatie van de Palestijnse bevolking en de moeilijkheden die deze bevolking ondervindt ten gevolge van de bezetting.
De Israëlische autoriteiten weigerden mij inderdaad toegang te verlenen tot de Gazastrook. De opgegeven reden was dat Israël op dit moment geen politiek bezoek toelaat tot Gaza. Ook een groep Europese parlementsleden is recentelijk de toegang geweigerd tot Gaza.
Ik betreur deze weigering. Een bezoek aan Gaza zou immers mogelijk gemaakt hebben op het terrein kennis te nemen van de activiteiten van onze belangrijke multilaterale humanitaire partners en van ons eigen ontwikkelingsagentschap, Enabel. Onze teleurstelling over deze beslissing werd dan ook officieel gecommuniceerd aan de Israëlische autoriteiten.
Wat de deelname van leden van mijn beleidscel betreft, er reisden vier medewerkers mee: mijn woordvoerder en mijn communicatiemedewerkster, mijn diplomatiek adviseur en mijn adviseur Gouvernementele Samenwerking en Onderwijs.
Inzake de Europese hulp aan de Palestijnse autoriteiten voor het jaar 2021, ben ik zeer verheugd u te kunnen meedelen dat er een oplossing is gevonden en dat de voorzitter van de Comissie, mevrouw Von der Leyen, gisteren tijdens haar bezoek aan Ramallah heeft aangekondigd dat die hulp snel zou worden uitbetaald.
Mevrouw Creemers, wat uw vragen betreft, ben ik het eens met de aanbevelingen. In de Belgische context komt dit tot uiting in de lancering van de nieuwe gouvernementelesamenwerkingsportefeuille en de goedkeuring van de nieuwe niet-gouvernementele programma's.
Wat humanitaire hulp betreft, is de Belgische financiering voor UNRWA in Palestina stabiel gebleven van 2021 tot 2022. De Belgische regering zal haar financiering van de algemene middelen van UNRWA in 2022 voortzetten op het niveau van 7 miljoen euro, zoals bepaald is in de overeenkomst voor 2021-2023.
Wat de kwestie van de afbraak van Palestijnse structuren betreft, weet u dat België een zeer actieve donor is van het West Bank Protection Consortium, een groepering van humanitaire ngo's die actief zijn in zone C. Hun doel is de meest kwetsbare gemeenschappen te steunen, gedwongen verplaatsingen van bevolkingsgroepen te voorkomen en gemeenschappen die getroffen zijn door afbraak te ondersteunen.
Sinds 2017 hebben de EU en de lidstaten van dit consortium op initiatief van België een gemeenschappelijke strategie ontwikkeld in geval van vernielingen en confiscaties. Zij eisen systematisch financiële compensatie voor vernielingen die door de Israëlische autoriteiten zijn uitgevoerd.
Inzake de vraag over de aanduiding van zes Palestijnse ngo's als terroristische organisaties en onze blijvende ondersteuning van het Palestijnse middenveld, heb ik mijn standpunt in deze commissie al meermaals toegelicht. Dat is ook het standpunt dat wij aanhouden in contacten met onze EU-partners over deze kwestie. Net als België hebben ook andere EU-lidstaten ondertussen al publiekelijk aangegeven dat de door Israël bezorgde elementen niet toelaten de beschuldigingen te bevestigen.
Ik heb nota genomen van de verschillende rapporten waarin het Israëlische beleid tegenover de Palestijnen als een apartheidsregime wordt omschreven. Dat is een juridische kwalificatie. Het is niet aan mij om daarover te oordelen. Ongeacht die kwalificatie zullen België en de Europese Unie echter blijven ijveren voor de eerbiediging van het internationaal recht in Palestina, met name de internationale mensenrechten en het internationaal humanitair recht. Die worden nu jammer genoeg al te vaak geschonden.
01.04 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, u geeft aan dat u de Israëlische minister voor Regionale Samenwerking hebt ontmoet, maar eigenlijk gaat u niet dieper in op mijn vraag over dat beleefdheidsbezoek.
Ik vond het heel bijzonder dat u in het interview in De Ochtend stelde teleurgesteld te zijn dat u Gaza niet kon bezoeken. Dat kan ik begrijpen, maar daar kwam dan in één zin bij dat we een beleefdheidsbezoek aan de Israëlische autoriteiten zouden brengen. Ik denk dat het diplomatiek echt belangrijk is dat ons land onpartijdig is en dat dit ook op die manier wordt geuit.
Ik heb u duidelijk gevraagd wat de diplomatieke betekenis voor ons land is van zowel het feit dat u niet werd toegelaten tot de Gazastrook als van uw uitspraak rond het beleefdheidsbezoek. U bent daar vrij ver gegaan en het is toch bijzonder dat een minister in functie op die manier communiceert over een bevriende staat.
U hebt het ook gehad over een issue waarover we het al vaker hebben gehad, namelijk de zes terroristische organisaties, die door de Europese Unie nog altijd als dusdanig worden beschouwd. U blijft herhalen dat ons land geen hulp voorziet via deze organisaties, maar ik blijf op mijn honger zitten als het gaat om echt onafhankelijke onderzoeken vanuit ons land. U verwijst telkens opnieuw naar de onderzoeken die in Europa lopen, maar ook daar denk ik dat wij het Nederlandse model moeten volgen en onafhankelijk moeten onderzoeken of de middelen in Gaza op de juiste plaats terechtkomen. De Palestijnse gebieden en de Palestijnse bevolking kunnen en moeten worden geholpen. Iedereen heeft het recht op respect, onderwijs en mensenrechten en dat recht moet worden gegarandeerd.
Wat betreft de landenovereenkomst, ik vind op uw site moeilijk de concrete overeenkomsten tussen de verschillende partnerlanden terug. Misschien kunt u in de toekomst zorgen voor wat meer transparantie daarrond en rond de gemaakte afspraken, zodat we niet telkens in de commissie daarnaar moeten vragen.
01.05 Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Ik begrijp meer en meer de gevoeligheden. Voor mij zal die teleurstelling die u officieel gecommuniceerd hebt dat u niet naar Gaza kon wellicht niet hard genoeg geklonken hebben en voor anderen zal die wellicht al te hard geklonken hebben. Wij vertrouwen op u dat u het juiste evenwicht vindt.
Tegelijkertijd is het jammer dat dit als normaal wordt bestempeld. De aanwezige Europese parlementsleden werd de toegang ontzegd. Hoe vaker het gebeurt, hoe normaler we het vinden, terwijl u toch vertegenwoordiger bent van ons land. We mogen toch wel eisen om daar naartoe te mogen gaan.
U stelt heel voorzichtig dat het niet aan u is om de classificatie van apartheid uit te drukken. Tegelijkertijd kunt u uw stem daarvoor wel gebruiken om nog meer op te treden tegen zaken die we hoe langer hoe meer als normaal zullen beschouwen. U weet dat u altijd een partner in Ecolo-Groen zult vinden als u dat luider wilt laten klinken.
L'incident est clos.
02 Vraag van Kathleen Depoorter aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De dumping van geneesmiddelen in Oekraïne" (55027981C)
02 Question de Kathleen Depoorter à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "L'envoi en Ukraine de médicaments périmés" (55027981C)
02.01 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, wij hebben het hier al kort gehad over het feit dat geneesmiddelen naar Oekraïne zijn gestuurd door uw collega-minister Vandenbroucke. Dat valt echter uiteraard onder de humanitaire acties die door ons land worden ondernomen. Het blijkt om geneesmiddelen te gaan die bijna vervallen of vervallen waren. Minister Vandenbroucke geeft aan dat de middelen op de FOD Volksgezondheid worden verhaald. Ik heb u zelf in de commissie gevraagd of er toch geen middelen rond humanitaire hulp bij betrokken zijn. Kan ik daarvan misschien nogmaals de bevestiging krijgen?
Mevrouw de minister, het logistieke deel zou worden betaald door Europa. Wat belangrijk is voor u is echter dat de internationale regels zijn overschreden door het sturen van die vervallen of bijna vervallen medicatie. In welke mate wordt daarmee rekening gehouden? In welke mate zal u daaraan aanpassingen toevoegen?
Er is ook nog het derven van de vervallen geneesmiddelen. De Oekraïense overheid zou nu immers de derving moeten betalen. Bijzonder is ook dat u de ervaring had met COVAX en de vaccins die worden opgestuurd naar het Zuiden. Ter zake was heel duidelijk aangegeven dat de vaccins een vervaldatum van langer dan drie maanden hebben. Hoe komt het dat niet is overlegd? Was u op de hoogte van het feit dat die geneesmiddelen werden gestuurd? Was u op de hoogte van het feit dat de vervaldatum van drie maanden niet werd gerespecteerd?
02.02 Minister Meryame Kitir: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Depoorter, ik dank u voor uw vragen.
U hebt het zelf in uw vraagstelling vermeld en dus weet u dat een en ander de bevoegdheid is van collega Vandenbroucke. Hij heeft tijdens de plenaire vergadering van 19 mei 2022 trouwens al vragen beantwoord over de levering van de geneesmiddelen aan Oekraïne. Indien u nog meer vragen hebt daarover, stel ik voor dat u ze stelt aan de bevoegde minister.
Voor mijn bevoegdheid kan ik u mededelen dat de levering niet is uitgevoerd door de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en evenmin is gefinancierd door het budget voor ontwikkelingssamenwerking of humanitaire hulp.
02.03 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, u zit samen in de regering. Wanneer er humanitaire hulp naar Oekraïne vertrekt, is overleg over de medicatie die wordt verstuurd, met de ervaring die u had met COVAX, toch echt wel een kleintje. Het is makkelijk om nu te verwijzen naar uw collega, maar dit zijn zaken waarmee wij ons op internationaal niveau niet echt populair maken. Er is een fout gebeurd die had kunnen worden vermeden.
L'incident est clos.
- Kathleen Depoorter aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De wereldwijde graan- en voedselcrisis" (55027994C)
- Kathleen Depoorter aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "Indiase graanexport en lokale zelfredzaamheid" (55027995C)
- Steven De Vuyst aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Het Oxfam-rapport over de globale voedselonzekerheid" (55028245C)
- Barbara Creemers aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De strategische alliantie tussen de FAO en CropLife International" (55028612C)
- Barbara Creemers aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De vergeten hongersnoden" (55028684C)
- Els Van Hoof aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De mondiale voedseltekorten" (55028852C)
- Kathleen Depoorter à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "La crise mondiale de l’approvisionnement en nourriture et en blé" (55027994C)
- Kathleen Depoorter à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "L'exportation céréalière indienne et l'autonomie locale" (55027995C)
- Steven De Vuyst à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Le rapport d'Oxfam sur l'insécurité alimentaire globale" (55028245C)
- Barbara Creemers à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "L'alliance stratégique entre la FAO et CropLife International" (55028612C)
- Barbara Creemers à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "Les famines oubliées" (55028684C)
- Els Van Hoof à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "Les pénuries alimentaires mondiales" (55028852C)
03.01 Kathleen Depoorter (N-VA): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
De Verenigde Naties waarschuwen voor
een wereldwijde voedselcrisis die vooral de ontwikkelende landen zal treffen.
Op dit moment worden dubbel zoveel mensen met voedseltekorten geconfronteerd
als we vergelijken met 2020. De oorzaak ligt hierbij voornamelijk bij het
conflict tussen Oekraïne en de Russische federatie – aangevuld met
tegenvallende oogsten in bepaalde gebieden. Daarom wordt er gepleit om de
Oekraïense voorraden die opgeslagen liggen in de havens laten vertrekken: gaat
dan voornamelijk over graan en zonnebloemolie. Zo zou er volgens de VN ongeveer
20 miljoen ton graan vastzitten in de havens en ook de aanvoer van
kunstmeststoffen uit Rusland en Wit-Rusland verloopt stroef. Volgen
secretaris-generaal van de VN, Antonio Guterres, is er genoeg voedsel om de
hele wereldbevolking te voeden maar dan moet deze logistieke keten nu terug
toegestaan worden aan volle capaciteit te werken. India verklaarde korte tijd
geleden dat ze maar beperkt graan zal exporteren waardoor landen nu meer zijn
aangewezen op eigen productie
Mijn vragen voor de minister: 1. Welke berichten ontvangt u uit de voornaamste partnerlanden omtrent de bij hen beschikbare voedselvoorraden? a. Wordt er stijging van sociale onrust door uw diensten/partners waargenomen? b. Hoe wil de minister hier op inspelen? 2. Welke percentages van graan wordt door deze landen geïmporteerd? Wat zijn de landen van herkomst van deze geïmporteerde graanvolumes? 3. Hoeveel graan wordt er door de betrokken landen zelf geproduceerd? 4. Welke initiatieven wil de minister doen om de zelfredzaamheidsgraad van deze partnerlanden op dit vlak te verhogen? 5. Wil de minister de ontwikkeling van agro-KMO’s in de partnerlanden stimuleren? Zo nee: valt dit te rijmen met de urgente noodzaak om minder af te hangen van import?
De voorzitter: De heer De Vuyst is niet aanwezig.
03.02 Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, twee jaar geleden ging de FAO een strategische alliantie aan met CropLife International, een wereldwijde belangenorganisatie die de agrochemische en biotechnologische industrie en de pesticidenindustrie vertegenwoordigt. Toen we het onlangs hadden over voedselzekerheid, gaf de vertegenwoordiger van de FAO in onze commissie een toelichting bij de langetermijnvisie van de FAO en onderstreepte hij dat agro-ecologie en duurzame landbouw daarvan pijlers zijn. Dat de FAO een strategische alliantie aangaat met een bedrijf als CropLife, doet dan wel de wenkbrauwen fronsen. CropLife International staat namelijk haaks op de waarden die de FAO hier en in haar langetermijnvisie beklemtoont.
Er werden al verschillende acties ondernomen. Al bij de ondertekening van het partnerschap riepen ngo’s en wetenschappers de FAO op tot voorzichtigheid. Meer dan 180.000 individuen en organisaties uit 107 landen ondertekenden in 2021 een petitie, maar de alliantie bleef overeind. Nu kijkt de civiele maatschappij naar de lidstaten van de FAO om de bezorgdheden vanuit het middenveld, wetenschappers, boeren, landarbeiders en inheemse gemeenschappen en van de speciale rapporteur van de VN voor het recht op voedsel, serieus te nemen en aan te dringen bij de FAO om dat partnerschap stop te zetten.
Wat is de positie van België ten opzichte van het partnerschap tussen de FAO en CropLife International? Welke actie kunt en zult u ondernemen ten aanzien van de FAO?
Hoe kunnen we zulke partnerschappen in de toekomst voorkomen?
Volgt u de memorandums of understanding die de FAO sluit met private actoren en door de lidstaten kunnen worden geraadpleegd, in het algemeen op? Welke principes toets u af om al dan niet in actie te treden? Als u dat nog niet doet, hoe zal dat in de toekomst verlopen?
De tweede vraag is van een heel andere orde, maar zeker niet onbelangrijk.
U hebt wellicht samen met ons in alle media kunnen volgen dat de gevaarlijke cocktail van omstandigheden tot heel veel honger in de wereld leidt. In sommige regio's is de situatie op dit moment kritiek aan het worden. Ik heb daar enkele concrete vragen over.
David Beasley, de directeur van het Wereldvoedselprogramma, roept op tot een pragmatische aanpak bij de financiering van projecten. Hoe reageert u op die vraag? Tot welke concrete beleidskeuzes leidt dat? Welke prioriteiten kiest u? Welke maatregelen neemt u in het kader van de wereldwijde hongersnoden?
Welk budget heeft België uitgetrokken voor de problematiek? Waaruit is dat budget specifiek opgebouwd?
Hoe zult u ervoor zorgen dat de problematiek de nodige aandacht krijgt op nationaal, Europees en internationaal niveau?
03.03 Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de minister, sinds de invasie in Oekraïne kunnen we niet anders dan het belang vaststellen van Oekraïne en zelfs Rusland, niet alleen voor de energiebevoorrading, maar ook voor de mondiale voedselvoorziening als mondiale graanschuren. Eigenlijk zijn wij in de wereld afhankelijk van Rusland en Oekraïne. Het gaat niet alleen om graan, maar ook maïs, zonnebloemolie en kunstmeststoffen. Die kunstmeststoffen zijn niet alleen belangrijk voor onze boeren, maar ook voor Afrika, waar mensen geconfronteerd worden met voedselonzekerheid en de hongersnood alleen maar dreigt toe te nemen, denk in het bijzonder maar aan Somalië.
Mevrouw de minister, hoe reageert België op de voedseltekorten, onder andere in de internationale samenwerkingsverbanden?
Voorziet u in bijkomende ondersteuning via internationale hulporganisaties, zoals het Wereldvoedselprogramma? Die organisaties melden zelf bevoorradingsproblemen. Hoe gaan wij daarmee om?
Hebben wij iets extra's gedaan tegen de hongersnood in Somalië?
03.04 Minister Meryame Kitir: Mevrouw de voorzitster, met uw goedvinden zal ik ook de vragen van de heer De Vuyst beantwoorden, zodat hij het antwoord kan lezen in het integraal verslag van de vergadering, aangezien hij zich heeft laten verontschuldigen wegens zijn aanwezigheid in een andere commissievergadering.
De oorlog in Oekraïne heeft ernstige gevolgen voor de voedselzekerheid in de wereld. Dat conflict is echter slechts een van de oorzaken van de scherper wordende voedselcrisissen. De hongersnood wordt ook veroorzaakt door lokale conflicten, zoals in Ethiopië, klimaatverandering en sociale ongelijkheid. Laten wij ook niet vergeten dat de wereld nog aan het herstellen is van de gevolgen van de covidpandemie. Al die factoren samen zorgen voor een perfecte storm, waardoor ook nu weer de meest kwetsbaren in de wereld het hardst worden getroffen.
De globale gevolgen van de oorlog in Oekraïne staan ook bij de EU hoog op de agenda. De sancties van de EU zijn niet bedoeld om de export aan banden te leggen, maar zijn gericht tegen de Russische regering, de financiële sector en de economische elites om het Kremlin te beperken in zijn mogelijkheden om de agressie te financieren. Het is Rusland dat de havens aan de Zwarte Zee blokkeert. Het zijn Russische aanvallen die ervoor zorgen dat landbouwers in Oekraïne niet kunnen oogsten en planten. In tegenstelling tot de Russische desinformatie is het de Russische agressie die tot voedselonzekerheid leidt en niet de sancties.
De EU doet er ondertussen alles aan om de export van graanvoorraden mogelijk te maken. Ik verwelkom dan ook de diplomatieke initiatieven van de EU en de inspanningen van de VN om vooruitgang te boeken op dat vlak. Rusland is de op een na grootste exporteur van tarwe, Oekraïne de vierde grootste. Minstens twintig landen in de wereld importeren meer dan de helft van de tarwe uit Oekraïne en Rusland. Landen zoals Eritrea, Somalië en DRC zijn in grote mate afhankelijk van import van granen uit de landen rond de Zwarte Zee. Onze partnerlanden, voornamelijk in de Sahel en de Grote Merenregio, berichtten al langere tijd dat de voedselonzekerheid toeneemt. Zij voelen vooral de gevolgen van de prijsstijgingen van voedsel in het algemeen. Niet alleen de voedselprijzen stijgen, ook de energieprijzen en de kosten van meststoffen stijgen. Dat alles zorgt inderdaad voor een sociaal onrustig klimaat. VN-secretaris-generaal de heer Guterres zei het al: "If we don't feed the people, we feed conflict". De strijd tegen de honger is en blijft dan ook een prioriteit voor mij.
Op korte termijn is het essentieel om humanitaire levensreddende hulp tot bij de mensen te brengen. Voedselhulp, voedingswaarde en landbouwherstel behoren tot de vijf thematische prioriteiten van de Belgische strategie voor humanitaire hulp. We werken daarvoor samen met het Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA), het Wereldvoedselprogramma en met de Food and Agriculture Organization of the United Nations (FAO) om de hulp zo snel en efficiënt mogelijk ter plekke te krijgen. Die organisaties krijgen meerjarige financiering, zodat zij hun hulp op de beste manier kunnen inplannen. Er wordt 5 miljoen euro per jaar uitgetrokken voor het Wereldvoedselprogramma voor de periode 2021-2023, 5 miljoen euro per jaar voor het hulpfonds Immediate Response Account (IRA) voor de periode 2021-2022 en 5 miljoen euro per jaar voor het hulpfonds Special Fund for Emergency and Rehabilitation (SFERA). Daarnaast wordt er 7,5 miljoen euro toebedeeld aan een specifiek project met het Wereldvoedselprogramma in 2022 in de drie geografische prioriteitenregio's van de Belgische humanitaire hulp, namelijk de Sahel, de regio van de Grote Meren, Syrië en Ethiopië
Om snel te kunnen reageren op humanitaire crisissen, heb ik daarenboven gekozen voor een flexibele financiering van de humanitaire respons. Momenteel wordt meer dan 60 % van de Belgische humanitaire financiering op niet-geoormerkte wijze toegewezen, waardoor humanitaire organisaties sneller kunnen reageren op crisissituaties wanneer die zich voordoen.
Via de flexibele financiering dragen wij ook bij aan de noden in Somalië, al behoort het land niet tot de geografische prioriteitenregio's van de Belgische humanitaire hulp en ontvangt het dus geen geoormerkte humanitaire financiering. Zo heeft het CERF, het globale VN-fonds waar België jaarlijks 17 miljoen euro aan bijdraagt, reeds in januari 2022 17 miljoen dollar vrijgemaakt om 450.000 mensen in het land te helpen. In april 2022 kwam daar nog eens 14 miljoen dollar bij, specifiek voor voedselhulp in Somalië.
Ook voor de noden in Oekraïne zelf hebben we met de regering bijkomende fondsen vrijgemaakt. In totaal werd er 30 miljoen euro via onze partners, OCHA, ICRC, UNICEF, de Wereldbank, IAMO en een internationale ngo toegekend voor humanitaire steun en de ondersteuning van basisdiensten.
Tegelijkertijd moeten we ook werken aan structurele oplossingen. Samen met onze partners willen we de oorzaken van de voedselcrisis aanpakken door in te zetten op een transitie naar meer duurzame en veerkrachtige voedselsystemen. Kleinschalige boeren, vrouwen en jongeren staan hierin centraal. Er wordt bijvoorbeeld gewerkt om hun een betere toegang te verlenen tot lokale markten, productiemiddelen te geven en toegang te geven tot financiering. Daarnaast worden veel inspanningen geleverd om hun recht op grondbezit te garanderen, eerlijke arbeidsvoorwaarden te verlenen en een toegang tot kennis en technologie te versterken.
We zetten in op agro-ecologie in verschillende van onze partnerlanden, onder andere in de Sahel. Zo helpen we kleinschalige landbouwers om meer maar ook duurzamer te produceren, waardoor zij bijvoorbeeld minder afhankelijk worden van chemische meststoffen, waarvan de prijzen nu de hoogte in geschoten zijn.
Door de versterking van lokale en diverse waardeketens in plaats van monocultuur vergemakkelijken we de toegang tot gezonde voeding. In de DRC hebben we bijvoorbeeld tussen 2015 en 2022 al meer dan 50.000 producenten en 2.000 producentenorganisaties ondersteund. We werken er aan de verhoging van de productie van een aantal gewassen voor consumptie, zoals maïs, maniok en bonen.
Onder andere door het gebruik van agro-ecologische principes werken we ook aan een betere kwaliteit en meer diversificatie. In de nieuwe portefeuille die in voorbereiding is, zal dat nog uitgebreid worden.
In de Sahel zal er in het klimaatpartnerschap worden ingezet op het weerbaar maken van landbouwers tegen de gevolgen van de klimaatverandering. Het regenseizoen wordt in die regio's steeds minder voorspelbaar. Dat heeft een enorme impact op de oogst van landbouwers en dus de voedselzekerheid. Samen willen we tools ontwikkelen om landbouwers beter te wapenen tegen die veranderde omstandigheden en hun weerbaarheid te versterken. Het is te verwachten dat 650.000 mensen hiervan de vruchten zullen plukken. In dat kader zetten we ook sterk in op gendergelijkheid. Zo zal minstens 40 tot 50 % van het land dat hersteld wordt, aan vrouwen worden toegekend.
De ondersteuning van kleinschalige producentenorganisaties gebeurt trouwens niet alleen door Enabel, maar ook door onze multilaterale partners en verschillende ngo's. Via het sociaal investeringsfonds Kampani ondersteunen we ook lokale kmo's.
Mevrouw Creemers, de alliantie tussen CropLife en de FAO bestaat al sinds 2010 en heeft als doelstelling de industrie verantwoordelijker te maken en bij te dragen aan een beperking van de risico's van pesticidegebruik en een duurzamere plaagbestrijding. De FAO heeft een dertigtal dergelijke partnerschapovereenkomsten met actoren uit de private sector. Die samenwerkingen moeten de FAO in staat stellen af te stemmen met de private sector rond de wereldwijde transformatie van de agrovoedingssystemen. Dat neemt niet weg dat uw bezorgdheid over de samenwerking met CropLife terecht is. Ik zal mijn administratie dan ook verzoeken meer informatie op te vragen bij de FAO.
Mevrouw Depoorter, de beperking van de graanexport door India is deels te wijten aan klimatologische omstandigheden. Het land wordt al enkele maanden geteisterd door extreme hitte, waardoor de graanoogst in het hele land werd aangetast. Volgens schattingen zullen de opbrengsten van dit seizoen met 10 tot 50 % dalen. India is geen partnerland van de Belgische gouvernementele samenwerking. Wel worden er 3 ngo-programma's gefinancierd. Geen van die programma's is echter gericht op voedselproductie. Het gaat bovendien niet om een samenwerking van staat tot staat. Dus er kunnen ook geen diplomatieke voorwaarden aan gehecht zijn.
De globale voedselzekerheid staat erg hoog op de internationale en Europese agenda vanwege de stijgende noden en de impact van de oorlog in Oekraïne. Zo was het thema ook een van de agendapunten van de jongste bijeenkomst van de Europese Raad van Ontwikkelingssamenwerking, waar ik mijn beleid toelichtte en aandacht vroeg voor structurele oplossingen en gelijkwaardige partnerschappen. De EU heeft intussen al bijkomende middelen vrijgemaakt als antwoord op de huidige crisis en er is een plan van aanpak opgesteld dat samen met de lidstaten uitgevoerd zal worden in een Team-Europa-aanpak.
De stijgende voedsel- en energieprijzen raken ons allen, maar laten we niet vergeten dat de impact niet voor iedereen hetzelfde is. Sommige landen, gemeenschappen en mensen voelen het effect van de crisis meer dan andere. Net daarom is er meer dan ooit nood aan internationale solidariteit, want enkel samen kunnen we de globale crisis aanpakken.
03.05 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, voedselzekerheid is inderdaad een ontzettend grote bron van ongerustheid wereldwijd. U haalt terecht aan dat regio's waar geen voedsel is, een groot risico lopen op conflicten.
De door u opgesomde middelen die voor humanitaire hulp worden vrijgemaakt, bevatten 7,5 miljoen euro die u verschoven hebt van publiek-private samenwerking naar op korte termijn werkende humanitaire hulp. Het is goed dat we in tijden van crisis onze toevlucht nemen tot kortetermijnwerking, maar de duurzame oplossingen die u aanhaalt, zouden prioritair moeten worden uitgevoerd.
Ik mis in uw antwoord de langetermijnvisie op bijvoorbeeld de capacitatie van de landbouw in Afrika. Ook in uw beleidsnota focust u op kleinschalige projecten. Het is goed dat u daarbij aandacht besteedt aan onder andere gendergelijkheid, maar we zouden ambitieuzer kunnen zijn. Er zijn heel wat mogelijkheden en ook heel wat grondstoffen voorhanden om grotere projecten te realiseren en het economische weefsel te stimuleren in de landen die het nu echt moeilijk hebben. Men kan dat economisch weefsel laten groeien en er onder andere sociale bescherming aan koppelen. Dat is het grote ideologische verschil tussen u en mij. Het is een goede zaak om ook in kleinschalige projecten te helpen, maar de capacitatie van de landen in nood moet een prioriteit zijn.
U geeft aan dat in India de oogst 10 tot 50 % lager zal uitvallen. Dat is een zeer grote marge. Dat moet sowieso worden opgevolgd, want bij 50 % is het een ander verhaal dan bij 10 %. In dat laatste geval kunnen mensen worden geholpen met de resterende 40 % die ter beschikking van de markt kan worden gesteld.
Het is goed dat de EU diplomatieke pogingen onderneemt, maar de tijd dringt. De huidige opgeslagen granen en grondstoffen dreigen te vervallen. Het zou ontzettend jammer zijn dat er mensen sterven van de honger terwijl er op een andere plaats in de wereld graan ligt te verrotten.
03.06 Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Uiteraard is het goed dat de partners jaarlijks budgetten krijgen, maar de prijzen van granen en producten die zij nodig hebben, swingen de pan uit. Het lijkt mij dus niet onlogisch om de budgetten te verhogen. Ik begrijp dat dat vanuit mijn standpunt gemakkelijker te zeggen valt dan vanuit het uwe. Hoe dan ook vind ik het mijn plicht om daar even op te wijzen. Als de crisishulp ook de levering van goederen omvat, dan kan dat de lokale economie verstoren. Ik hoop dus dat u daarop ook bedacht bent en dat er zoveel mogelijk op de lokale markten wordt aangekocht.
Over agro-ecologie en de kleinschalige projecten moet ik collega Depoorter toch even tegenspreken. Dat heeft niets te maken met ideologie. Tijdens een heel interessante hoorzitting – het is jammer dat uw agenda het niet toeliet om die bij te wonen, mevrouw Depoorter – kregen we voorbeelden van heel kleine projecten in Rwanda, waarvan duidelijk werd gezegd dat het net door de kleinschaligheid en de agro-ecologie was dat zij de crisis nu niet of nauwelijks voelen. Natuurlijk krijgen zij ook te maken met de hoge energieprijzen om hun tractoren te laten rijden, maar ze zijn niet afhankelijk van kunstmest en van zaadgoed dat van de andere kant van de wereld moet komen. Net daar zit de kracht. Het is uiteraard moeilijk om dat in een globaal plan te schuiven, maar daar ligt wel de toekomst. Men moet opnieuw inzetten op lokale gewassen die daar goed groeien.
Als men agro-ecologie helemaal uitrolt, dan zit daarin ook sociale bescherming. Bovendien zegt u, mevrouw de minister, dat het budget en de focus daarop zullen nog vergroten. Welnu, dan kunnen we leren van de projecten van agro-ecologie die in het verleden werden opgezet en waarvan we, ideologisch of niet, moeten erkennen dat ze de juiste oplossingen bieden.
Mevrouw de minister, bedankt dat u de administratie zult gelasten meer informatie op te vragen bij de FAO over CropLife international. Agro-ecologie is de toekomst en dan kan men niet samenwerken met een bedrijf dat zijn verdienmodel net haalt uit producten waarvan men onafhankelijk wil worden. Dan zal men daar zeker niet mee samenwerken. We stellen geen veto tegen de samenwerking van de FAO met actoren uit de private sector. Dat zal zeker de toekomst zijn, maar dan moet de FAO dat wel doen met bedrijven die meegaan in de filosofie en de langetermijnvisie dat het van kleine projecten zal afhangen of we in de toekomst die regio's blijven voeden met crisishulp dan wel of we ze echt onafhankelijk kunnen maken. Ik hoop dat u daarop snel een antwoord vindt en dat het duidelijk wordt dat we als lidstaat niet akkoord kunnen gaan met die samenwerking.
03.07 Els Van Hoof (CD&V): Dank u voor uw antwoord. Ik heb daarin elementen van duurzaamheid gehoord, maar dat is op de lange termijn, namelijk het recht op grondbezit en de zorg om productiecapaciteit en financiering. Vandaar het belang van kleinschalige landbouw voor zelfvoorziening. Een ongezonde, ondervoede boer kan niet werken. We moeten erover waken dat hun basisbehoeften zoals onderwijs en medische hulp gelenigd zijn. Daartoe, en gelet op de grote investeringen, moeten we vooral inzetten op de rechtsstaat. We zullen het niet in hun plaats doen, maar moeten hun de middelen geven om het te kunnen doen en om investeringen toe te laten.
Ik ben ook voorstander van meer kleinschaligheid en zelfvoorziening onder andere in de basisbehoeften, zodat ze in de toekomst de zaken in eigen handen nemen en wij dat niet in hun plaats moeten doen.
L'incident est clos.
04 Vraag van Kathleen Depoorter aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De stand van zaken van het hiv-plan" (55028031C)
04 Question de Kathleen Depoorter à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "L'état d'avancement du plan VIH" (55028031C)
04.01 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, een van de grootste uitdagingen op het Afrikaanse continent blijft de strijd tegen hiv. Hoewel er virusremmers bestaan, is de beschikbaarheid en toegankelijkheid in ontwikkelingslanden vaak een probleem. Zeker bij pasgeboren kinderen en jongeren zien we een vrij grote problematiek. Verschillende studies wijzen uit dat de neurologische gevolgen voor deze groep aanzienlijk zijn.
Mevrouw de minister, kunt u de stand van zaken van het hiv-plan toelichten? Wordt in dit plan extra aandacht besteed aan de neurologische gevolgen voor hiv-positieve moeders en hun pasgeborenen? Welke focus wordt gelegd op pasgeborenen en kinderen die aan een retrovirale therapie werden blootgesteld?
Is de voorziening van virusremmers voor hiv-bestrijding in ontwikkelingslanden gegarandeerd? Welke extra stappen zullen worden gezet? Zult u bijsturen? Hoe zit het met de evaluatiemechanismes?
Door de coronacrisis is er een middel op de markt dat gebruikmaakt van ritonavir. Dat middel wordt ook ingezet in de bestrijding tegen hiv. Er is een dreigend tekort aan ritonavir. Men vreest dat de hiv-plannen daardoor onder druk zouden komen te staan. Hebt u daar weet van? Kan daaraan iets worden gedaan?
04.02 Minister Meryame Kitir: Mevrouw Depoorter, de Belgische strategie voor gezondheid en hiv erkent de noodzaak voor gerichte financiële programmatische acties en beleidsacties in de bijdrage aan de hiv-doelstellingen voor 2030. De Belgische aanpak onderschrijft de recente Global AIDS Strategy 2021-2026, die vorig jaar in de UNAIDS werd goedgekeurd, ook door België.
De hiv/aids-strategie zet in op het vermijden van overdracht van hiv van moeder op kind tijdens de zwangerschap, de bevalling en de eerste weken van de pasgeborenen. De eerste aanpak bestaat erin om de moeder gericht vroeg aidsremmers te geven. Vanwege het risico op overdracht tijdens de bevalling en tijdens de eerste weken van borstvoeding krijgen de pasgeboren ook aangepaste aidsremmers om risico's op een hiv-infectie te minimaliseren. De borstvoeding blijft aanbevolen.
De WHO-richtlijnen voor de behandeling van hiv benadrukt de urgentie van het starten van een behandeling bij pasgeboren jonge kinderen. De hiv-strategie en de meeste nationale hiv-plannen zetten in op een persoonsgerichte gezondheidszorg. Er wordt naast de behandeling met aidsremmers ook ingezet op het vroegtijdig en postnataal testen van de pasgeborenen, alsook op raadgevingen en begeleiding van de moeders en familie.
In de behandeling van hiv wordt ingezet op een combinatie van verschillende geneesmiddelen, gekend als highly active antiretroviral therapy. In de eerste combinaties, die in 2015 en 2016 werden toegediend, werd melding gemaakt van neurologische gevolgen. De huidige combinatietherapie, die mondiaal wordt ingezet als aidsremmer, heeft niet langer de gekende gevolgen.
De toegang tot aidsremmers is de voorbije jaren globaal sterk gestegen dankzij gerichte programma's van onder meer het Global Fund, dat instaat voor een kwart van de financiering wereldwijd.
Er werd begin 2020 erg gevreesd voor de logistieke impact van COVID-19, maar de toegang bleef verzekerd. Eind 2021 werd gewaarschuwd voor een tekort aan ritonavir vanwege het gebruik ervan als onderdeel van een COVID-19-behandeling. Er zijn tot dusver echter geen meldingen gekomen dat de beschikbaarheid van ritonavir als hiv-remmer in het gedrang is gekomen.
Mijn administratie blijft het van nabij opvolgen onder meer via haar deelname aan de board meetings van UNAIDS en het Global Fund, en volgt daar ook de uitvoering van de Global AIDS Strategy op.
04.03 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. De nieuwe retrovirale therapieën geven inderdaad minder kans op neurologische bijwerkingen, maar in de laatste studie waar ik aan refereer wordt er toch verwezen naar mogelijke problemen. Ik denk dat het hoe dan ook opgevolgd moet worden.
Wat het opvolgen betreft van baby's en kinderen die retrovirale therapie hebben ontvangen, zegt u dat er begeleid wordt en dat er gesprekken en medische consults georganiseerd worden voor de moeders en voor de kinderen. Maar ik denk dat het aandachtspunt rond de neurologische problematiek er hoe dan ook moet zijn en meegenomen zou moeten worden in de protocollen. Hiv zelf kan de neurologische problematiek inciteren, de therapie kan dat ook. Daarom is het hoe dan ook een aandachtspunt.
Wat ritonavir betreft, is er vandaag geen probleem. De vrees bestaat wel dat er een probleem zou kunnen ontstaan. Ook daar zal de aandacht moeten gaan naar wat een eventuele volgende golf kan veroorzaken. Momenteel zitten we in B4 en B5. Daarom lijkt het mij dat dit blijvend moet worden opgevolgd.
L'incident est clos.
05 Vraag van Ellen Samyn aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "Het nieuwe mobiliteitsproject in Senegal" (55028318C)
05 Question de Ellen Samyn à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "Le projet pour la mobilité des entrepreneurs au Sénégal" (55028318C)
05.01 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitster, ik zou willen verwijzen naar de schriftelijk ingediende vraag.
Onlangs kwam weer een staaltje
islamitische homohaat aan het licht vanuit Senegal. Het ging om de Senegalese
profvoetballer bij PSG, Idrissa Gueye, die verstek gaf op een officiële
wedstrijd die in het teken stond van de strijd tegen homofobie. Hij werd hierin
gesteund door zijn president, Macky Sall. Senegal is dan ook een streng
islamland waar homoseksuele relaties bij wet verboden zijn.
Met dit soort regimes blijven wij echter
zaken doen, via Enabel bijvoorbeeld. België had een portefeuille als donor voor
Senegal van maar liefst 5,82 miljoen euro, tussen 2018 en 2022. En nu blijkt
dat onze samenwerking zelfs verder geïntensiveerd wordt. Op de nieuwsberichten
van de overheid konden we namelijk lezen dat Flanders Investment & Trade en
Enabel een samenwerkingsovereenkomst in het kader van het “Pilot project for
entrepreneurial mobility" gesloten hebben. Dit betreft een
bedrijfsmobiliteitsproject dat Enabel opstart in Senegal en België.
Hoe rijmt u deze
samenwerkingsovereenkomst met Senegal met de mensenrechtenagenda die deze
regering beweert na te streven? Welke eisen omtrent respect voor holebi- en
vrouwenrechten en de rechten van andersgelovigen worden opgenomen in de
overeenkomst?
Wat is het budget voor deze overeenkomst?
Hoeveel wordt er geïnvesteerd in Senegal en hoe wordt dit ingebracht in de
ontwikkelingsbegroting?
Kan u zo gedetailleerd mogelijk de
financieringsstromen weergeven? Naar welke organisaties, instellingen,
bedrijven en overheden vloeit er geld en hoeveel?
Hoe wordt er samengewerkt met Senegal? Gaat het vooral om de Senegalese overheid of om internationale of lokale partners? Met welke NGO's werkt men samen?
Daarnaast heb ik één bijkomend vraagje: denkt u dat het mogelijk de deur openzet voor arbeidsmigratie vanuit Senegal?
05.02 Minister Meryame Kitir: In Senegal moeten er nog belangrijke stappen gezet worden om elke vorm van discriminatie tegen te gaan, dus ook homofobie. In het land zijn homoseksuele activiteiten tot nader order strafbaar en dat is onaanvaardbaar. In de Belgische internationale solidariteit staat een mensenrechtenaanpak centraal, meer zelfs: het is een vereiste voor de financiering voor alle Belgische partnerorganisaties.
Vorig jaar heb ik meerdere ngo-projecten goedgekeurd, in verschillende van onze partnerlanden, die inzetten op de ondersteuning van lgbtqi-organisaties, tolerantie voor genderdiversiteit in de samenleving en de bescherming van lgbtqi-activisten. Met die aanpak wensen we concrete stappen vooruit te zetten om de levensomstandigheden van holebi's in onze partnerlanden te verbeteren.
Binnen de Belgische intergouvernementele samenwerking met Senegal voert Enabel projecten uit, die inzetten op de gezondheid van vrouwen, pasgeborenen, kinderen en adolescenten, waarin ook aandacht gegeven wordt aan gendergebaseerd geweld. Ook duurzaam ondernemerschap, waardig werk en toegang tot kwalitatieve geneesmiddelen en vaccins komen daarin aan bod. Die portefeuille loopt nog tot juli 2024 voor een budget van 49 miljoen euro.
Gendergelijkheid is ook een belangrijk onderdeel van de thematische portefeuille klimaat, die Enabel onder andere in Senegal uitvoert, ter waarde 11,5 miljoen euro. Zo zullen we in Senegal met een tweehonderdtal vrouwenorganisaties samenwerken. Ook de EU heeft de non-discriminatie van minderheden inclusief lgbtqi+ opgenomen als een van de prioriteiten van hun mensenrechtenstrategie in Senegal voor de periode 2021-2024. De Belgische ambassade in Dakar heeft actief bijgedragen tot de opmaak van die strategie en volgt de uitvoering ervan momenteel op. Mensenrechten staan ook altijd op de agenda van het politieke overleg tussen de Europese Unie, de EU-lidstaten en Senegal. De volgende vergadering is gepland voor dit najaar. De input hiervoor en de opvolging ervan vallen onder de bevoegdheid van de minister van Buitenlandse Zaken.
Voor de andere financieringsstromen naar Senegal verwijs ik naar de niet-gouvernementele ontwikkelingssamenwerking, waarvan we zojuist de nieuwe programma's voor 2022-2026 hebben goedgekeurd. In deze periode zullen 25 nieuwe programma's voor de Senegalese bevolking worden uitgevoerd voor een bedrag van 21,4 miljoen euro door Belgische ngo's en 5 institutionele actoren. Al die organisaties werken samen met lokale partnerorganisaties en zijn actief in verschillende sectoren, zoals landbouw, voedselzekerheid, gendergelijkheid, gezondheid, ondernemerschap, onderwijs, waardig werk en decentralisatie.
Tot slot doet België op multilateraal niveau aan core funding, dat zijn bijdragen die naar de algemene middelen gaan van de organisaties. In Senegal werd in 2020 echter een extra bedrag van 2 miljoen euro toegewezen aan het Global Flagship Programme on Building Social Protection Floors for All, dat door de Internationale Arbeidsorganisatie ILO is uitgevoerd om socialebeschermingssystemen in het land uit te werken en te versterken.
Mevrouw Samyn, het specifieke project waarnaar u verwijst, betreft een zogenaamd contract voor derden. Dat zijn projecten die Enabel uitvoert met financiering voor andere opdrachtgevers. In dit geval betreft het een financiering van de Europese Unie in samenwerking met het International Centre for Migration Policy Development, voor een totaalbedrag van 2.611.596 euro. De Dienst Vreemdelingenzaken heeft dat project gecofinancierd voor 5 % van het bedrag, dus 130.596 euro. Voor meer details over dat specifieke project stel ik voor dat u staatssecretaris Mahdi bevraagt.
05.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. De mensenrechtensituatie in Senegal is niet bepaald rooskleurig te noemen. Vrije mening wordt er nog te vaak aan banden gelegd. Leden van de oppositie en andersdenkenden worden na oneerlijke processen gevangengezet. Ook de willekeurige arrestaties en buitensporig geweld tegen de lgbtqi-gemeenschap zijn absoluut ten zeerste af te keuren. Ik hoop dan ook dat op internationale fora duidelijk wordt gemaakt – dit blijkt ook uit uw antwoord – dat dergelijke feiten absoluut niet door de beugel kunnen.
Op de financiering wil ik nog even terugkomen. Het wordt deels gefinancierd door de EU, door de Dienst Vreemdelingenzaken en door de FOD Binnenlandse Zaken van België. Die middelen worden dus eigenlijk buiten uw budget gehouden. Het is, met andere woorden, extra budget voor Ontwikkelingssamenwerking. Zodoende wordt extra ontwikkelingshulp vanuit België cadeau gedaan aan Senegal.
Met een verontschuldiging voor mijn laatste vraag wil ik ook nog even terugkomen op de mogelijke arbeidsmigratie vanuit Senegal. Dat is toch zeker iets om alert voor te zijn. De economie en arbeidsmarkt vragen niet om extra arbeidsmigratie. Wij hebben meer dan genoeg inactieve Belgen om hier aan het werk te zetten. Bovendien moeten we opletten, want op die manier creëren we een braindrain door het economisch potentieel uit een groeiland als Senegal weg te halen.
L'incident est clos.
06 Vraag van Kathleen Depoorter aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De stand van zaken van het KB over de bestrijding van seksueel misbruik" (55028535C)
06 Question de Kathleen Depoorter à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "L'état d'avancement de l'arrêté royal relatif à la lutte contre les abus sexuels" (55028535C)
06.01 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, het is ondertussen twee jaar geleden dat de wet over het bestrijden van seksueel misbruik in de ontwikkelingssamenwerking werd goedgekeurd. Daarvoor moest een aantal koninklijke besluiten worden uitgeschreven.
Seksueel misbruik is jammer genoeg een probleem dat wij te vaak in schandalen tegenkomen in het kader van de ontwikkelingssamenwerking. Daarom werd indertijd een wetsvoorstel hieromtrent ingediend en werd de wet ook goedgekeurd.
Wat is de stand van zaken inzake het koninklijk besluit dat moest worden genomen? Zijn er sancties opgenomen in dat KB? Zo ja, op basis van welke argumentatie? Zo niet, waarom? Hoeveel meldingen van seksueel misbruik gelinkt aan ontwikkelingssamenwerking en ngo's werden er ontvangen in 2020, 2021 en 2022?
06.02 Minister Meryame Kitir: Mevrouw Depoorter, ik weet dat dit onderwerp u nauw aan het hart ligt. Mijn administratie heeft een ontwerp van KB uitgewerkt dat vorige week voor een laatste toetsing is bezorgd aan de federaties van niet-gouvernementele en institutionele actoren, Enabel en BIO. Dat is conform de wet, die stelt dat het KB overlegd moet worden met de betrokken actoren. Daarna zal het ontwerp van KB worden gefinaliseerd en aan mij worden bezorgd, waarna ik het zal voorleggen aan de Raad van State voor advies.
Het KB zal inderdaad voorzien in een sanctiemechanisme, waarbij een partnerorganisatie haar erkenning en eventueel lopende financiering kunnen worden ontnomen. Mijn administratie heeft geen meldingen ontvangen van seksueel misbruik voor de periode waarnaar u verwijst en beschikt niet over de cijfers van meldingen die bij de actoren zelf zijn binnengekomen. Het Charter Integriteit bepaalt namelijk dat de actoren hier zelf over communiceren.
06.03 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, het is goed nieuws dat er twee jaar na datum dan toch een KB in de maak zou zijn. Ik kijk daar vooral naar uit omdat wij slachtoffers zo zullen kunnen helpen. Het lijkt mij zeer goed dat er ook een sanctiemechanisme wordt ingevoerd. Zodra ik de tekst krijg, zal ik natuurlijk wel nagaan in hoeverre de argumenten effectief zijn meegenomen zoals wij ze hadden bedoeld bij de bespreking van het wetsvoorstel.
Ik heb echter wel een bemerking. Het is een probleem dat de actoren de meldingen moeten doorgeven aan uw diensten en dat dit niet automatisch gebeurt. Slachtoffers zouden op een heel eenvoudige manier moeten kunnen melden dat er ergens in de wereld een probleem is opgetreden met een ngo die werkt in het kader van de ontwikkelingssamenwerking. Uw diensten zouden daar zeker van op de hoogte moeten worden gebracht via een automatisch systeem. Hier moet verder aan worden gewerkt, want het is onaanvaardbaar dat slachtoffers afhankelijk zouden zijn van de goodwill van bepaalde spelers.
L'incident est clos.
- Kathleen Depoorter aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "Het bezoek aan Congo en Rwanda" (55028551C)
- Barbara Creemers aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "Het staatsbezoek aan Congo" (55028641C)
- Kathleen Depoorter aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De samenwerkingsovereenkomst over jobcreatie in Congo" (55028720C)
- Els Van Hoof aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "Het bezoek aan Bukavu" (55028855C)
- Kathleen Depoorter à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "La visite au Congo et au Rwanda" (55028551C)
- Barbara Creemers à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "La visite d'État au Congo" (55028641C)
- Kathleen Depoorter à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "L'accord de coopération relatif à la création d'emplois au Congo" (55028720C)
- Els Van Hoof à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "La visite à Bukavu" (55028855C)
07.01 Kathleen Depoorter (N-VA): We vernemen dat premier De Croo een bezoek plant aan de
DR Congo en buurland Rwanda. Hierbij zou ook een minister meereizen – maar ook
koninklijke aanwezigheid. Dit bezoek zal plaatsvinden bij een achtergrond van
oplopende spanningen tussen de twee landen: recent werden verschillende
aanvallen van rebellengroeperingen uitgevoerd waarbij meerdere doden en
gewonden vielen. Dit zou te maken met de rebellengroep M23 in Oost-Congo die op
een bepaald ogenblik de stad Goma onder haar controle had. Van M23 vermoedt de
Congolese regering dat zij door het buurland in kwestie gesteund worden. In Le
Soir werd zelfs de term “agressor” aangehaald. U verklaarde in het dossier van
de projecten die u in Gaza ondersteunde en het beleefdheidsbezoek dat u deed
bij de Israëlische overheid dat u een scheiding maakte tussen
ontwikkelingssamenwerking en diplomatie – dit ook bij een achtergrond waarbij
de spanningen in het betrokken gebied hoog zijn.
Mijn vragen voor de minister:
1. Wenst de minister dezelfde scheiding
tussen diplomatieke verhoudingen en ontwikkelingssamenwerking te houden?
a.Zo nee: op welke argumentatie is deze
gestoeld?
b. Meent u dat het bezoek van de
Belgische delegatie passend is in deze context?
2.Welke minister zal naast de premier afreizen
naar het gebied? Indien u gaat: welke concrete doelstellingen verbindt u aan
deze missie?
In berichtgeving vernemen we dat u €16
miljoen uittrekt om een samenwerking te faciliteren die Congolese burgers aan
kwalitatief goede jobs – ongeveer een kleine 12.000 - moet helpen. U tekende
hiervoor een overeenkomst in het kielzog van het staatsbezoek van koning Filip
en koningin Mathilde aan Congo. Congo zou op haar beurt werk maken van betere
sociale bescherming, betere opleidingen en het opstarten van een
arbeidsbemiddelingsdienst. Dit type initiatief wil u blijkbaar ook in Rwanda en
Oeganda uitrollen, dit aan de achtergrond van oplopende spanningen tussen Congo
en Rwanda.
Mijn vragen voor de minister:
1. Kan u verduidelijken wat er precies
met kwalitatief goede jobs wordt bedoeld?
2. Op basis van welke parameters maakt u
de inschatting dat het over ongeveer 12.000 jobs zou gaan?
3. Hoe wordt de overeenkomst opgevolgd?
a. Welke evaluatiecriteria hanteert u?
Wanneer valt het evaluatiemoment?
b. Wanneer beschouwt u deze overeenkomst
als een succes?
c. Zijn er voorzieningen voor eventuele
sancties / bijsturingen indien de evaluatiecriteria niet worden gehaald?
4. Zijn de overeenkomsten die u in
Oeganda en Rwanda wil afsluiten van hetzelfde type? Waarin verschillen deze?
5. Welke bedragen worden vrijgemaakt voor
dergelijke overeenkomst voor Rwanda enerzijds en Oeganda anderzijds?
07.02 Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, u bent in Bukavu geweest, waar een jarenlang conflict een opflakkering kent. In dit conflict zijn zowel Congo als enkele van zijn buurlanden en verschillende rebellengroepen met elkaar verwikkeld. Ook de Congolese overheid heeft dus een belang en een aandeel in het conflict. Volgens mevrouw Nsayi zou onze overheid ook nog kunnen werken aan een betere en meer transparante ontwikkelingssamenwerking met Congo. De samenwerking zou meer gericht kunnen zijn op de ondersteuning van lokale Congolese bedrijven en organisaties, in plaats van projecten die worden uitgevoerd door Belgische bedrijven.
Welke bezoeken deed u in Bukavu, naast het bezoek aan het ziekenhuis van de heer Mukwege? Met welk doel was dat? Waartoe hebben die bezoeken geleid? Was er ook gelegenheid voor een dialoog met de lokale bevolking? Wat hebt u daaruit geleerd?
Hoe reageert u op de bedenkingen van mevrouw Nsayi wat betreft ontwikkelingssamenwerking?
Welke nieuwe ontwikkelingen en plannen liggen er momenteel op tafel wat betreft ontwikkelingssamenwerking met Congo? Hoe is hierbij rekening gehouden met de mogelijke impact van de verkiezingsuitslagen?
Hoe reageert u op het aandeel van de
Congolese president in het conflict in Oost-Congo? Welke boodschap zult
u uitdragen in de internationale gemeenschap hierover?
07.03 Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de minister, dokter Mukwege stelde dat het conflict in Oost-Congo hetzelfde niveau heeft als dat in Oekraïne en op die manier zou moeten worden behandeld. Toen ik de eerste keer in de Senaat kwam, in 2010, richtte mevrouw Miet Smet een programma op met dokter Mukwege, om ervoor te zorgen dat seksueel geweld zou worden aangepakt vanuit België en dat slachtoffers van seksueel geweld zouden worden geholpen. We zijn nu 12 jaar later en het probleem is alleen maar verergerd.
Wij zien dat er een balkanisering bezig is van Oost-Congo, waar rebellengroepen, Rwanda en Congo belang hebben bij een verdeel-en-heersstrategie, om de mijnen te kunnen exploiteren. De rebellen worden daar gemakkelijk soldaat en omgekeerd. Ondertussen worden vrouwen daarvan het slachtoffer. Overal ter wereld, maar in het bijzonder in Congo worden zij het slachtoffer van seksueel geweld. Men kan daar geen water halen of het land bewerken zonder het risico van verkrachting. Dat gaat niet alleen over vrouwen, dat gaat over meisjes, dat gaat over baby's, die verkracht worden in dat vreselijke geweld.
Ik begrijp dus de wanhoop van dokter Mukwege. Ik kan mij indenken dat u ook met hem gepraat hebt daarover, en over de uitbreiding van de opvang van slachtoffers van seksueel geweld in de regio Oost-Congo en de rol van België hierin. Op welke manier zal dat worden opgenomen in het programma voor 2023-2027?
U weet ook dat in Oost-Congo protest in de kiem wordt gesmoord, niet alleen door de rebellen maar ook door de overheid. Hebt u gepraat met mensenrechtenverdedigers? Zijn er concrete afspraken gemaakt hoe België kan bijdragen aan de ondersteuning van mensenrechtenverdedigers?
07.04 Minister Meryame Kitir: Mevrouw de voorzitster, op uitnodiging van president Tshisekedi hebben de Koning en de Koningin een officieel bezoek gebracht aan de Democratische Republiek Congo van dinsdag 7 juni tot maandag 13 juni. Ze werden vergezeld door de eerste minister, staatssecretaris Dermine en mezelf. De Belgische delegatie bracht een bezoek aan Kinshasa, Lubumbashi en Bukavu.
Zoals minister Gilkinet, in naam van de eerste minister, vorige week al uitgebreid toelichtte in de plenaire vergadering, was dit een historisch bezoek met een grote symbolische waarde. Met Congo delen we een lange geschiedenis. Het bezoek erkende het gemeenschappelijke verleden, maar ook de negatieve kanten ervan. Zo'n erkenning laat ook toe om vooruit te kunnen kijken en te werken aan een partnerschap dat de mensen en de bevolking van Congo vooruit zal helpen. Dat is precies wat ik als minister van Ontwikkelingssamenwerking wil doen. De uitdagingen waarvoor de Congolese bevolking staat, zijn immers immens. Van de Congolese bevolking is 46 % jonger dan 15 jaar, en meer dan driekwart van de bevolking leeft in armoede.
Zoals u weet, werken we volop aan een nieuw vijfjarenprogramma voor de gouvernementele samenwerking met de DRC. In de nieuwe portefeuille zal worden samengewerkt aan de versterking van de sociaal-economische integratie van Congolese jeugd en aan een betere toegang tot basisdiensten zoals onderwijs en gezondheidszorg. Daarnaast zullen ook de familiale landbouw en het agrarisch ondernemerschap worden ondersteund. Ten slotte komt er een onderdeel 'Versterking van de democratie en de rechtsstaat', met bijzondere aandacht voor de bestrijding van seksueel geweld en voor een goed financieel beheer.
Het is de bedoeling om de nieuwe portefeuille tegen eind dit jaar rond te krijgen. Het bezoek liet ons toe om hierover verder in dialoog te gaan. Ook konden we tijdens het bezoek al enkele andere samenwerkingsinitiatieven officieel bekrachtigen. Zo heb ik samen met de Congolese partner het Congolese hoofdstuk ondertekend van de nieuwe thematische portefeuille rond sociale bescherming, die wordt uitgevoerd in Congo, Rwanda en Oeganda van 2022 tot 2026, voor een totaalbudget van 50 miljoen euro. Die portefeuille is heel belangrijk, want hiermee willen we jongeren en vrouwen in de drie landen naar waardig werk toeleiden, meer bescherming bieden op de werkvloer, hun sociale zekerheid versterken en tot een meer inclusievere sociale dialoog komen. Speciale aandacht gaat naar vrouwen die in de informele economie werken, maar ook naar artisanale mijnwerkers.
Onder 'waardige jobs' verstaan we jobs die beantwoorden aan de definitie van de internationale arbeidsorganisaties. In het geval van Congo gaat het om banen met een minimuminkomen, toegang tot basisziekteverzekering, bescherming op de werkvloer en het versterken van de sociale dialoog. De berekening van de target van 12.000 jobs in Congo gebeurde op basis van een berekening van de bekende kosten van de activiteiten die Enabel zal uitvoeren met zijn partners en binnen het beschikbare budget. Zoals ik al in meerdere antwoorden heb toegelicht, zal ook hier de evaluatie bestaan uit een tussentijdse en een finale evaluatie. Voor het evaluatiekader van deze portefeuille zal worden samengewerkt met het HIVA, het Hoger Instituut voor de Arbeid van de KU Leuven.
Dezelfde aanpak zal worden gevolgd voor Oeganda en Rwanda. Het budget voor Oeganda bedraagt 16,2 miljoen euro en voor Rwanda 17,6 miljoen euro. Daarnaast heb ik tijdens het bezoek met de Congolese minister een memorandum ondertekend, waarin we de gezamenlijke intenties uitdrukken om samen te werken rond het versterken van de rol van jongeren bij de reconstitutie, het behoud en de promotie van cultureel erfgoed. Het is immers belangrijk dat de Congolese jongeren ook bij dat debat betrokken worden en ook actief ondersteund worden met opleidingen in die sector. Het is te vroeg om nu al te speculeren over de mogelijke impact van de Congolese verkiezingen van 2023 op onze samenwerking. Het is voor de Congolese burgers uiteraard van groot belang dat het verkiezingsproces geloofwaardig en transparant verloopt, zodat zij een regering krijgen die zij vertrouwen en die zich inzet voor de verbetering van hun levensomstandigheden.
Mevrouw Van Hoof, u stelde een vraag over het bezoek aan het Panzi-ziekenhuis en de bijdrage van België aan de opvang van slachtoffers van seksueel geweld. De bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen en meisjes, en in het bijzonder seksueel geweld, is al bijna twintig jaar een prioriteit van onze ontwikkelingssamenwerking en ons buitenlands beleid. In de DRC voeren we via ons ontwikkelingsagentschap Enabel een specifiek programma uit dat gericht is op het verbeteren van de toegankelijkheid en de kwaliteit van de zorg voor slachtoffers van seksueel geweld. Naast medische en psychosociale zorg is dit programma ook gericht op het opzetten van een preventiesysteem en op het versterken van de juridische zorg. Zo'n holistische aanpak is gebaseerd op de ervaringen van de heer Mukwege in het Panzi-ziekenhuis. Eind vorig jaar besliste ik nog om het budget van het programma te verdubbelen, zodat het kan worden uitgevoerd in twee extra provincies. In het nieuwe vijfjarenprogramma dat we met de DRC voorbereiden, zal dit project voortgezet worden.
Ook financieren we een project waarin de universiteit van Luik samen met de Panzi Foundation deze holistische zorgaanpak wetenschappelijk onderbouwt en versterkt. Om seksueel geweld te bestrijden, is het ook belangrijk om preventief te werken. Vorig jaar keurde ik daarom twee specifieke projecten goed die in de DRC inzetten op gendergelijkheid en positieve mannelijkheid, waaronder een in Zuid-Kivu. Tot slot financieren we ook een project van het Mensenrechtenbureau van de Verenigde Naties dat in zeven provincies, waaronder opnieuw Zuid-Kivu, de bestrijding van de straffeloosheid en de bescherming van slachtoffers beoogt. Naast deze specifieke projecten mogen we natuurlijk ook onze algemene bijdrage aan de VN-organisaties UN Women, het United Nations Population Fund en UNICEF niet vergeten. Deze drie zijn zeer actief rond deze thematiek. Op dit vlak gebeurt er dus heel wat, zowel in Kivu als daarbuiten.
Naast het bezoek aan het Panzi-ziekenhuis vergezelde ik in Bukavu het vorstenpaar ook tijdens hun bezoek aan het Internationaal Instituut voor Tropische Landbouw. Dit is een onderzoeksinstelling die wij ondersteunen en die werkt aan het verhogen van de voedingswaarde en de opbrengst van landbouwgewassen. Dit werk kan uiteraard niet relevanter zijn in de huidige context van voedselonzekerheid ten gevolge van de crisis in Oekraïne.
Mevrouw Creemers, wat betreft uw vraag over de uitspraken van Nadia Nsayi over wegenaanleg waarbij Belgische bedrijven betrokken zouden zijn, ons agentschap Enabel heeft in het verleden in verschillende provincies projecten uitgevoerd waarbij landelijke wegen worden aangelegd en overzetboten hersteld. Het doel van die projecten is net om de lokale economie te versterken door kleine landbouwers te verbinden met de lokale markten. Bovendien wordt een aanpak gevolgd waarbij de trajecten in kleine stukjes worden verdeeld om zoveel mogelijk de kleine lokale firma's de kans te geven om een deel van het werk uit te voeren. Dat is een bewuste keuze, want anders zouden alleen maar grote bedrijven de capaciteit hebben om deze werken uit te voeren.
Bovendien wordt dan de HIMO-methode toegepast, Haute Intensité de Main-d'Oeuvre. Dat betekent dat er is gekozen voor meer handenarbeid in plaats van gemechaniseerd werk. Ook dat is een bewuste keuze geweest, om zoveel mogelijk werk te creëren voor de lokale bevolking. Uiteraard moeten de regels voor overheidsopdrachten worden gevolgd, net zoals in België. Dat betekent dat Belgische bedrijven inderdaad kunnen deelnemen en een overheidsopdracht kunnen winnen, maar in de praktijk is dat heel beperkt.
Ik geef het voorbeeld van het project PRODADEKK, een project dat Enabel heeft uitgevoerd in de provincies Kwilu en Kwango en dat is afgesloten in 2018. Daar werd 583 km weg gerehabiliteerd, zijn 9 bruggen gebouwd en 6 overzetboten gebouwd of hersteld. In totaal werden hiervoor 92 overheidsopdrachten georganiseerd. Een daarvan werd uitgevoerd door het Belgische bedrijf Meuse & Sambre voor de bouw van een overzetboot. De werken aan de wegen zijn allemaal uitgevoerd door Congolese bedrijven. Dat past dus binnen de Belgische visie om op een ongebonden manier te werken. In het laatste rapport van de OESO over ongebonden hulp werd België nog gefeliciteerd voor de transparantie hierover.
Wat betreft de diplomatieke inspanningen van België over het conflict in het oosten, stel ik voor dat u de eerste minister hierover bevraagt, aangezien hij op dit moment bevoegd is voor Buitenlandse Zaken. De grootste slachtoffers in zulke situaties zijn altijd lokale burgers, niet het minst de meisjes en de vrouwen die te maken krijgen met seksueel geweld als oorlogswapen. Het is dan ook dringend dat er een einde komt aan de instabiliteit en de onveiligheid die de regio nu al vele jaren plagen.
07.05 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, de aankondiging van de 12.000 jobs is dus een voorafname van het vijfjarenplan dat u uitwerkt?
07.06 Minister Meryame Kitir: Ja, dat klopt.
07.07 Kathleen Depoorter (N-VA): Ook daar moeten we blijven waken over de duurzaamheid. Zijn het 12.000 jobs die bij wijze van spreken voor eeuwig in de maatschappij bijgecreëerd worden, dan is dat alleen maar positief. Aandacht voor de aankomende verkiezingen is zeker nodig, want instabiliteit loert om de hoek bij verkiezingen in deze regio.
Wat de projecten rond gezondheidszorg betreft, wil ik de aandacht vestigen op enerzijds de toegang tot contraceptie en de sensibilisering daarrond – daar is nog veel werk aan de winkel – en anderzijds op moedersterfte. Op vandaag sterven in Congo 473 vrouwen per 100.000 geboren baby's, in Vlaanderen zijn dat er 5. Dit is en blijft een aandachtspunt.
Wat de evaluatie betreft, spreekt u over een tussentijdse en over een finale evaluatie. Collega Creemers had het over de overheidsopdrachten, maar deze week was er ook de publicatie over de acties van het parket inzake de Congo hold-up, die een gevolg is van intransparantie en gebrek aan controle. Onze fractie pleit al lang voor gerichte, transparant uitgevoerde controles. Dat kan het draagvlak voor mondiale solidariteit enkel verhogen. Het moet een aandachtspunt blijven.
Voor de diplomatieke vraag verwijst u naar premier De Croo. Het verwondert me dat u dat voor het conflict Israël-Gaza niet hebt gedaan. Conflicten moeten overal ter wereld op dezelfde manier worden beoordeeld, en de regering moet daarvoor zorgen.
07.08 Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, er zaten een aantal interessante zaken in uw antwoord en zeker in de inleiding, waarin u zegt dat het uw taak is als minister van Ontwikkelingssamenwerking om naar de toekomst en naar de mogelijkheden te kijken. Ik denk ook dat u dat de voorbije week goed heeft gedaan.
Collega Depoorter verwees naar het draagvlak om de mondiale solidariteit te verhogen. Dit kan nu, door erover te blijven communiceren, door de goede voorbeelden die u heeft gezien blijvend mee te nemen. Net voor uw vertrek zei u in de pers dat u iedereen eigenlijk eens naar daar zou willen meenemen. U kan blijven communiceren over de ervaringen die u nu heeft opgedaan. U prikkelt mij bijvoorbeeld met het verhaal over het Instituut voor Tropische Landbouw. Het is uiteraard een andere realiteit, zeker met de klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit, dan een aantal decennia geleden, toen zij wel nog in hun lokale kleinschalige landbouwgemeenschappen leefden.
Dank voor uw uitleg wat betreft de lokale versus de Belgische tewerkstelling. Wanneer er 92 overheidsopdrachten door lokale bedrijven worden uitgevoerd en één door de Belgen, dan zitten we op de juiste lijn, want het is uiteraard de bedoeling om de lokale economie te versterken en landbouwers te verbinden. Als dat maximaal kan met lokale bedrijven, zitten we op dezelfde lijn, en dan heeft u bij deze de kritiek daarover rechtgezet.
Er zit nog heel veel communicatiemateriaal in uw reis. U kan zeker de goede voorbeelden nog meer uitrollen, en dan vooral de kleinschalige waar nog veel toekomst in zit.
07.09 Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de minister, in uw antwoorden wordt er duidelijk ook voorzien in een nieuw programma in de basisbehoeften, dus ook sociale bescherming en waardig werk, waar ik zeker heel sterk achter sta.
U begon uw verhaal met het feit dat driekwart in armoede leeft. U bent daar ook blijkbaar door gechoqueerd tijdens uw Congobezoek. De vraag blijft hoe we daarin een steen kunnen verleggen.
Een ander knelpunt in Congo blijft de rechtstaat, de democratie en de mensenrechten. Als we dat kader beter kunnen ondersteunen, zou er veel meer mogelijk zijn op het vlak van voorziening in de basisbehoeften. In Oost-Congo is er weinig sprake van rechtstaat en mensenrechten. Ik zag de wanhoop in de ogen van dokter Mukwege. Het is daar oorlog. Vrouwen worden daar, net zoals in Oekraïne of Afghanistan, waar meisjes worden verkracht of gebruikt als oorlogswapen. Er wordt daar veel op ingezet, maar als men de oorzaak daarvan niet aanpakt, blijft het dweilen met de kraan open.
Het is daarom erg belangrijk dat u die vierde pijler van de rechtstaat, de democratie en de mensenrechten hebt toegevoegd om daarop te focussen. U zult merken dat indien de aankomende verkiezingen niet goed zullen verlopen, de huidige Congolese regering misschien de eerste zal zijn om die ondersteuning stop te zetten, zoals Kabila ooit heeft gedaan, en de zaken zelf te bestieren. Dat is gevaarlijk en daarom is die dialoog belangrijk om ervoor te zorgen dat investeringen mogelijk zijn. Veel bedrijven zijn immers niet bereid om in onzekere omstandigheden te investeren. Het is een goede zaak dat u dat element hebt toegevoegd en als prioriteit hebt aangemerkt. We zullen dit zeker in het oog houden in het kader van de verkiezingen van 2023.
L'incident est clos.
- Kathleen Depoorter aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De koppeling van het budget van Defensie aan dat van Ontwikkelingssamenwerking" (55028552C)
- Els Van Hoof aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "Defensie en ontwikkelingssamenwerking" (55028851C)
- Kathleen Depoorter à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "La liaison du budget de la Défense à celui de la Coopération au développement" (55028552C)
- Els Van Hoof à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "La Défense et la coopération au développement" (55028851C)
08.01 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, in een bericht in L'Echo kwam naar voren dat Vooruit in het regeerakkoord afspraken zou vragen over de koppeling tussen investeringen in Defensie en budgetten voor Ontwikkelingssamenwerking.
Of er naar 2 % gestreefd zal worden of niet, hangt af van de grote vraag of de regering daar een overeenkomst over zal bereiken. Blijkbaar is dat vandaag het geval nog niet. Die 2 % kwam op tafel, zeker als gevolg van het conflict in Oekraïne.
Ik verneem graag van u hoe het nu zit met die koppeling tussen die beleidsdomeinen. Klopt de berichtgeving in L'Echo, of niet? Welke verdeelsleutel zou u dan nemen tussen Ontwikkelingssamenwerking en Defensie?
Werd dit ook met de minister van Defensie besproken? Is dit überhaupt een regeringsstandpunt?
08.02 Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik zou mij bij de vraag willen aansluiten.
Mevrouw de minister heeft in het begin gezegd wat Guterres heeft gezegd: "If you don't feed the world, you feed the conflict." Ik ben van mening dat conflicten niet alleen moeten worden gevoed met Defensie, maar dat wij vooral de wereld moeten helpen voeden om conflicten te voorkomen.
Het is niet gekoppeld aan het regeerakkoord, maar die 2 % komt hier nu ter sprake. De 0,7 % staat heel duidelijk wel in het regeerakkoord, met het groeipad.
Wij hebben er al verschillende keren over gesproken. Persoonlijk meen ik ook, om wat Guterres stelt, maar ook om wat u verklaart, dat de koppeling mag worden gemaakt zonder dat ze expliciet in het regeerakkoord is gemaakt. Toen wisten wij ook nog niet dat er een conflict zou komen in Oekraïne, waaruit die 2 % veel sneller voortvloeit vandaag dan gepland.
U hebt al dikwijls, ook hier in de commissie, aangegeven dat u aan een concreet plan werkt. Dat verklaarde u ook in mei 2022, hier in de commissie. U wilt namelijk naar de budgetbesprekingen gaan met dat plan.
Hoe ver staat het daarmee? Hebt u al een concreet plan uitgewerkt waarin wij inzage kunnen krijgen?
08.03 Minister Meryame Kitir: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Depoorter, mevrouw Van Hoof, ik dank jullie voor de vragen.
De oorlog in Oekraïne toont aan dat onze veiligheid een collectieve opdracht is en dat Europa ter zake niet afhankelijk mag zijn van anderen. België moet dan ook zijn verantwoordelijkheid nemen om bij te dragen aan de collectieve veiligheid.
Dat stopt echter niet bij Defensie, het gaat ook over diplomatie en ontwikkeling. Onze internationale solidariteit is gewoon onlosmakelijk verbonden met de collectieve veiligheid, omdat wij op die manier de grondoorzaken van instabiliteit en conflicten aanpakken. Er is geen ontwikkeling mogelijk zonder veiligheid. Er is ook geen veiligheid zonder ontwikkeling.
Voor mij is het groeipad naar 0,7 % dan ook een essentieel onderdeel van de veiligheidsstrategie van ons land, waarin ook de investeringen voor Defensie passen. Het regeerakkoord is op dat punt trouwens glashelder: er moet een groeipad komen voor solidariteit naar 0,7 % van het bruto nationaal inkomen.
Ik heb dan ook mijn verantwoordelijkheid genomen en een voorstel op tafel gelegd. De besprekingen binnen de regering over dat voorstel lopen momenteel. Om die gesprekken alle kansen op slagen te geven, weid ik op dit moment liever niet uit over de details van het voorstel. Wij zullen het eerst nader bespreken binnen de regering.
08.04 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, ik vind het toch een hallucinant antwoord. U zegt eigenlijk dat het groeipad inzake ontwikkelingssamenwerking, waar ik u al verschillende keren naar heb gevraagd en waarover u met minister Van Peteghem niet echt tot een akkoord kwam, zal worden ingevuld door iets af te snoepen van de verhoging van het defensiebudget tot 2 %, zoals wordt gevraagd door de NAVO. U zult de eerste minister dus eind juni naar de NAVO sturen …
08.05 Minister Meryame Kitir: Sorry, u koppelt twee dingen aan elkaar. Mijn groeipad naar 0,7 % heeft niets te maken met het budget van Defensie. Dat komt niet van dat budget. Daar wil ik duidelijk over zijn.
08.06 Kathleen Depoorter (N-VA): Zo had ik het wel begrepen, vandaar dat ik het hallucinant noemde. Ik neem die woorden dan ook terug.
Het verontrust mij in elk geval, want de boodschap dat België extra zal investeren in ontwikkelingssamenwerking en een beetje minder zal doen voor Defensie, kan de eerste minister niet brengen bij de NAVO. Ik wacht tot de regering tot een akkoord komt. Ik heb al gelezen dat het een salamiakkoord wordt. Ik weet niet wat het uiteindelijk zal zijn, maar ik ben in elk geval benieuwd.
08.07 Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de minister, wij zijn daar allemaal benieuwd naar, u ook. U hoopt dat de 0,7 % er zal komen en het stemt mij gerust dat u dat op tafel hebt gelegd, samen met andere partners in de regering, omdat mijn partij ook de indiener was van een voorstel voor een verhoging tot 0,7 % in het Parlement en dit mee heeft verdedigd in het regeerakkoord.
Ik ben uiteraard blij dat er uiteindelijk een groeipad voorligt naar 2030. Dat is de eerste keer in meer dan vijftien jaar tijd. Ik ben bijzonder blij dat het op tafel ligt en hoop uiteraard dat het uit de onderhandelingen komt deze week of ten laatste volgende week, voordat de eerste minister naar Madrid vertrekt voor de NAVO-top.
Het incident is gesloten.
09 Question de Séverine de Laveleye à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "Le suivi concernant Feronia" (55028746C)
09 Vraag van Séverine de Laveleye aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De stand van zaken met betrekking tot Feronia" (55028746C)
09.01 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, à la suite de la faillite de Feronia en juillet 2020, la banque BIO avait marqué son accord pour annuler 50 % de la dette dont Feronia devait s'acquitter auprès d’elle, à condition qu'un nouveau plan d'action environnemental et social soit adopté pour améliorer les aspects environnementaux et sociaux du projet ainsi que la situation des communautés vivant dans sa zone d'influence. Si les objectifs de ce plan devaient être atteints, la dette serait alors effacée à raison de 80 %. Pour rappel, cette dette s’élevait à 11 millions de dollars. C'était donc potentiellement un cadeau d'argent public relativement significatif.
En février 2021, vous nous disiez en commission que vous aviez demandé que BIO sorte progressivement de Feronia d'ici au 30 juin 2022. Cette sortie avait été actée par le conseil d'administration de BIO en janvier 2021. Dans l'intervalle, tout devait être fait pour améliorer les salaires et les conditions de travail. Vous disiez aussi que le plan comprenait plusieurs phases de mise en œuvre visant à améliorer les conditions de travail des ouvriers, les conditions de vie des communautés locales et le statut environnemental de l'entreprise.
En outre, BIO s’est engagée à appuyer et accélérer la médiation devant découler du traitement de la plainte déposée par plusieurs communautés auprès du mécanisme indépendant de plainte. Cependant, quand j'ai posé ma question en 2021, cette médiation n'avait pas pu démarrer à la suite de la crise sanitaire.
Madame la ministre, la sortie totale de BIO de Feronia est-elle confirmée? Nous sommes presque le 30 juin.
Le plan d'action environnemental et social a t-il effectivement été exécuté? Un rapport détaillé d'exécution est-il disponible; et si oui, ce rapport peut-il être transmis à la Chambre?
Avez-vous des données concrètes sur l'amélioration des salaires et des conditions de travail?
La médiation faisant suite à la plainte déposée par les communautés locales a t-elle débuté? Si oui, où en est-on exactement? Quelle en a été l'issue?
09.02 Meryame Kitir, ministre: Madame la députée, depuis mars 2022, BIO n'est plus actionnaire de la société Plantations et huileries du Congo (PHC). Le dernier comité économique, social et de gouvernance avec PHC s'est tenu en décembre 2021. De cette réunion, BIO retient que 58 actions sur les 83 du plan d'action environnemental et social ont été achevées ou sont en bonne voie, 19 sont en attente et 6 sont en retard. De cette dernière réunion, BIO retient aussi que PHC progresse bien dans la mise en œuvre des investissements prévus pour 2021 et convenus avec les communautés locales.
À la fin du troisième trimestre 2021, PHC a finalisé deux écoles à Lokoto. Dix écoles sont encore en construction. Au terme du planning 2021, un tiers des écoles et centres de santé promis auront été construits. Les équipements de protection individuelle ne sont toujours pas disponibles pour tous les travailleurs à cause des retards d'approvisionnement. Un expert en développement communautaire agricole a été embauché pour soutenir le programme d'investissement communautaire local que PHC souhaite développer davantage conformément à sa nouvelle stratégie.
Le dernier rapport reçu par BIO sur la rémunération des salariés et les conditions de travail des travailleurs montre qu'au troisième trimestre 2021, l'effectif permanent de PHC était de 6 462 personnes, soit une augmentation de 40 % par rapport au deuxième trimestre 2021. Cette augmentation significative est consécutive à la stratégie de PHC d'arrêter les travailleurs occasionnels. Les retards de paiement des salariés sont devenus moins fréquents qu'auparavant mais nécessitent toujours une attention particulière. PHC a augmenté les salaires en lien avec l'inflation. Tous les emplois de PHC sont payés plus que le salaire minimum légal de la RDC.
Les médiateurs de l'Independent Complaint Mechanism ont démarré leur mission sur place en mai 2022. BIO recevra un premier rapport la semaine prochaine.
Madame de Laveleye, malgré des progrès dans certains domaines, je me rends compte que les résultats sont mitigés. Je suis d'avis que cet investissement n'aurait jamais dû se faire. Je veux à tout prix éviter des cas comme Feronia dans le futur. Je veillerai donc à ce que BIO investisse plus, avec une diligence meilleure et raisonnable, et renforce son suivi des volets écologiques et sociaux de ses investissements.
09.03 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Merci, beaucoup, madame la ministre, pour votre réponse. Je pense que vous aviez déjà été très claire dès le début de votre mandat, en disant que le projet de Feronia ne correspondait en rien à votre vision de ce qu'était un travail de coopération au développement. Je pense que c'était très clair depuis le début.
Je note qu'il y a des améliorations, notamment moins de travailleurs occasionnels, et une augmentation de salaire. Ce qui n'est pas très clair pour moi, c'est la chose suivante. A-t-on acté les 80 % d'annulation de dettes? Est-ce totalement acté ou non? Arrive-t-on à la solution prévue, à savoir que dès le projet social et environnemental mis en œuvre, 80 % de la dette doivent être effacés. Est-ce confirmé?
09.04 Minister Meryame Kitir: Ik zal het later opzoeken.
09.05 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Merci. Ce point était assez central dans ma question et je voudrais que ce soit acté.
Vous n'avez pas non plus répondu à la question suivante; pourra-t-on avoir le rapport d'exécution du projet d'amélioration des conditions sociales et environnementales du projet? Avec BIO, je sais que la transparence de leurs projets est souvent un enjeu. Il peut être intéressant, vu le don d'argent que l'on fait dans ce cadre, que le projet soit exécuté en toute transparence. J'espère que cela pourra être le cas.
Dans l'attente de ces deux réponses complémentaires, nous clôturerons ici pour aujourd'hui, mais je serais intéressée d'avoir le suivi. Je ne sais pas si je repasserai encore par une question ou si je recevrai l'information par ailleurs. J'entends que la médiation est en cours et qu'il y aura un retour. Je reviendrai sur cet aspect à un autre moment. Mais merci beaucoup pour le suivi.
Het incident is gesloten.
10 Question de Séverine de Laveleye à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "Le financement de JTF-Tozzi Green par BIO" (55028748C)
10 Vraag van Séverine de Laveleye aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De financiering van JTF-Tozzi Green door BIO" (55028748C)
10.01 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, dans une étude menée par la Coalition contre la Faim et les coupoles flamandes et francophones de la coopération au développement (11.11.11 et le CNCD-11.11.11), il apparaît que l'entreprise malgache JTF, filiale de la multinationale italienne Tozzi Green, capte le troisième plus gros financement de BIO dans l'agroalimentaire. Cette entreprise cultive plus de 10 000 hectares à Madagascar, principalement du maïs pour l'alimentation animale, ainsi que du soja et des cultures pour la production d'huile essentielle.
Les impacts de Tozzi Green-JTF sur le terrain, notamment en matière de conflit foncier et de manque de consultation des populations locales, ont donné lieu à des contestations de la population malgache dès 2012 et ont fait l'objet de publications de la société civile européenne – notamment sur le plan académique. Une équipe d'Entraide et Fraternité et du CETRI s'est ainsi récemment rendue sur place pour examiner en profondeur les effets de ces activités sur le développement. De nouvelles publications sont prévues à ce sujet.
Bien que consciente des conflits préalables et des accusations d'accaparements de terres par l'entreprise, BIO a pourtant octroyé en novembre 2019 – bref, des années après que ce problème fut rendu public – un prêt de 3,75 millions d'euros à JTF. Cela pose question, surtout au vu des controverses relatives au financement de Feronia en République démocratique du Congo, qui ont mené au désengagement de la Belgique de cet investissement nuisible aux populations.
Madame la ministre, le remboursement du prêt par JTF a-t-il déjà été exécuté? Sinon, quelles sont les échéances? Un financement ultérieur est-il déjà envisagé?
De plus, deux subventions ont été octroyées par BIO, pour un total de 75 000 euros en 2019 et 2020. La première était destinée notamment à la confection d'une "étude de base socio-économique pour combler les lacunes de l'évaluation des incidences sur l'environnement, élaborer un plan de suivi pour évaluer les incidences du développement à long terme et informer les futures décisions d'acquisition de terres de JTF en conséquence". Cette étude a-t-elle pu être partagée? Il y est fait référence aux "lacunes de l'évaluation des incidences sur l'environnement". De quoi s'agit-il exactement?
10.02 Meryame Kitir, ministre: Madame de Laveleye, le remboursement du prêt de BIO à l'entreprise Tozzi Green-JTF a commencé en janvier 2022 et s'étalera jusqu'en janvier 2028. BIO n'envisage actuellement pas de financement supplémentaire pour cette entreprise.
L'étude socioéconomique à laquelle vous faites référence a été réalisée pour améliorer le processus d'acquisition de la propriété foncière de JTF et pour accroître la participation des communautés touchées. L'un des objets de l'étude était d'identifier et de décrire les communautés concernées et d'analyser les impacts positifs et négatifs des activités de l'entreprise sur les communautés locales. Les résultats du rapport ont été pris en considération pour élaborer un plan stratégique de développement communautaire sur quatre ans, dont la mise en œuvre a débuté en 2021. Cette étude socioéconomique étant la propriété de JTF, je ne puis vous la communiquer.
Selon BIO, l'étude présente des lacunes importantes en ce qui concerne l'analyse de la situation socioéconomique, de la biodiversité et du patrimoine culturel. Il manque également une évaluation de la perte potentielle d'accès aux terres et aux moyens de subsistance. En conséquence, une étude de diligence raisonnable a été menée par la société externe MFS Social and Environment Performance. Cette étude confirme l'augmentation des revenus des communautés locales et l'absence de plaintes concernant la perte d'accès aux terres agricoles. Toutefois, elle conclut qu'il est nécessaire d'établir une ligne de conduite et de suivre l'évolution des moyens de subsistance des communautés locales.
10.03 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Merci beaucoup pour votre réponse, madame la ministre. J'espère sincèrement que l'on ne se retrouve pas à nouveau devant un projet vis-à-vis duquel BIO aurait fait un choix économique avant de faire un choix de développement. On sort à peine de ce mauvais investissement de Feronia. J'espère sincèrement que l'on n'est pas en train de reproduire les mêmes difficultés.
J'entends que pour l'instant, il y aurait une augmentation des revenus, et qu'il n'y a pas de plainte. Je reste très perplexe face au fait que des investissements aient été faits par notre banque de développement en 2019, en connaissance de cause, d'un terrain qui n'était pas propice à une vision réellement ambitieuse en matière de coopération au développement, de respect des travailleurs, des droits fonciers et de la protection de la biodiversité. Je reste très perplexe. On est au début d'un long processus qui va aller jusque 2028. Il y a moyen de faire de bonnes choses sur ce temps-là. Il y a aussi moyen de faire de très mauvaises choses. Cela va nécessiter tout votre suivi et le nôtre, à partir du Parlement, en plus de celui exercé par la société civile sur ce dossier. Nous y reviendrons sûrement, mais je vous remercie déjà pour votre attention à ce dossier.
Het incident is gesloten.
11 Question de Séverine de Laveleye à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "L'étude relative à BIO" (55028869C)
11 Vraag van Séverine de Laveleye aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De studie betreffende BIO" (55028869C)
11.01 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, le CNCD-11.11.11, la coupole flamande 11.11.11 et la Coalition contre la faim ont récemment publié trois policy briefs sur la base d’une étude réalisée par une équipe de l’Université d’Anvers, étude intitulée La Société belge d’investissement pour les pays en développement (BIO) en tant qu’acteur du développement durable. Ces trois policy briefs se concentrent sur l’impact de BIO dans les domaines du climat et de l’agriculture et en tant qu’acteur de la coopération au développement.
Un résumé de l’étude a aussi été publié par les commanditaires. Sans rentrer à ce stade dans les recommandations des policy briefs, car notre commission a invité BIO et cette équipe universitaire à venir en débattre dans quelques jours, je viens déjà vers vous sur la base du constat général de l’étude, résumé comme suit: "Tant BIO que l’État belge ne semblent pas se rendre compte que BIO est sur un pied d’égalité avec l’État dans l’exécution de son objectif public. En outre, l’État belge semble exercer peu de contrôle sur l’institution et un dialogue informel semble même s’instaurer entre les deux. Plusieurs éléments appellent pourtant à une plus grande vigilance: les investissements controversés tels que ceux de Feronia; une focalisation sur la dimension économique du développement durable; un degré élevé de confiance envers les clients; l’absence d’une approche basée sur les droits concernant les risques économiques et sociaux; le manque de transparence; et l’absence d’une implication systématique obligatoire des communautés (potentiellement) affectées. Bien que des changements positifs aient certainement été apportés au cadre opérationnel, des améliorations sont encore possibles afin de créer un véritable développement durable dans les pays d’intervention ciblés."
Madame la ministre, je ne doute pas que vous ayez pris connaissance de cette étude. Comment travaillez-vous avec BIO sur la base de ces conclusions, ainsi que des recommandations établies dans les policy briefs? Je ne demande pas une réponse complète, car je pense que ce serait trop pour cette commission-ci, mais plutôt des perspectives de travail.
11.02 Meryame Kitir, ministre: Madame, j'ai pris connaissance de cette étude. Je tiens à souligner que j'apprécie beaucoup l'intérêt et les efforts de la société civile pour analyser la performance de BIO et formuler des recommandations pour l'améliorer.
L'expertise des ONG peut apporter une valeur ajoutée à une organisation comme BIO, vu l'objectif de développement durable qu'ils partagent. Le dialogue avec les organisations de la société civile est un élément important de l'engagement de BIO avec ses parties prenantes.
Je me félicite donc de la récente décision de BIO d'entamer un dialogue structurel avec les ONG. BIO a organisé un premier atelier en mars et continuera à consulter les ONG dans les mois à venir sur la base de trois thèmes de policy briefing.
Les recommandations des ONG dans les policy briefings contiennent des idées, des suggestions et des recommandations qui méritent d'être examinées et discutées. Lors de la dernière réunion du conseil d'administration, mon commissaire du gouvernement a demandé que BIO prenne à cœur les recommandations contenues dans les lettres de politique des ONG et prépare une réponse du management.
Je veillerai à ce que l'organisation s'en occupe. J'attends avec impatience les résultats des échanges entre BIO et les ONG.
11.03 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie beaucoup pour ce premier retour. L'étude de l'Université d'Anvers et le travail d'analyse de la société civile sont d'une grande densité.
J'entends qu'un dialogue s'est établi entre BIO et la société civile. C'est sûrement souhaitable et très positif. Cependant, il nous incombe, à vous comme ministre et à nous en qualité de parlementaires, de donner des directives extrêmement claires à BIO. Nous savons que leur contrat de gestion sera renouvelé en 2023. Cette étude me semble donc sortir au moment opportun pour se saisir à bras-le-corps des questions graves qui se posent.
Pour ma part, je reste très perplexe lorsque j'observe que de l'argent public continue d'être versé à BIO, qui continue pourtant à financer des énergies fossiles et à investir dans l'agriculture intensive – laquelle ne répond pas véritablement au problème de la faim dans les pays concernés – et qui place les intérêts économiques avant ceux des populations locales. C'est profondément préoccupant. Je sais que vous vous en souciez également.
Cette étude doit être prise pour ce qu'elle est, c'est-à-dire une occasion pour entreprendre un travail de fond avec BIO et se donner un nouveau cap à partir de 2023 au moyen du nouveau contrat de gestion. Je suis certaine que c'est la direction que vous allez prendre. Vous avez tout notre soutien.
Nous allons débattre avec les intéressés à la fin du mois…
11.04 Meryame Kitir, ministre: En juillet.
11.05 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): En juillet? Très bien. Ce sera sûrement un moment intéressant, à la suite de quoi nous pourrons revenir vers vous. Je vous remercie.
Het incident is gesloten.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.04 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 04.