Commission de la Justice |
Commissie
voor Justitie |
du Mercredi 4 mai 2022 Après-midi ______ |
van Woensdag 4 mei 2022 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.17 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 17 et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De voorzitster: Collega's, onze agenda start normaal gezien met een actualiteitsdebat over de gerechtelijke expertises.
Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, ik heb de gewoonte collegiaal te zijn. Verschillende collega's zijn nog niet aanwezig. Daarom stel ik voor dat u mij het woord verleent voor een mondelinge vraag waaraan geen vragen van collega's gekoppeld zijn.
01 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het transitiehuis in Mechelen en de uitrol van dit project" (55027001C)
01 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La maison de transition de Malines et le déploiement du projet" (55027001C)
01.01 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, u hoort dat ik nog altijd kamp met stemproblemen. Ik veronderstel dat de volledige schriftelijke voorbereide vraag in het verslag wordt opgenomen als ik daarnaar verwijs.
De voorzitster: Ja, dat klopt.
01.02 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik verwijs naar de tekst van mijn vraag zoals ingediend.
Het transitiehuis in Mechelen werd in
2019 opgericht als proefproject. Hier worden gedetineerden geholpen met hun
re-integratie in de maatschappij. Voor velen is de stap van de gevangenis naar
het gewone leven blijkbaar zeer moeilijk, wat het risico op hervallen in de
criminaliteit inhoudt. Ze krijgen een persoonlijke begeleiding van kracht- en
leefcoaches die werken op maat van elke deelnemer. Volgens de media werden er
in totaal al 39 gedetineerden met succes gere-integreerd in de maatschappij.
Wanneer ze het transitiehuis verlaten, hebben ze hun straf niet uitgezeten maar
stappen ze over op de volgende strafuitvoeringsmodaliteit, doorgaans een
enkelband. De regering heeft nu beslist om dit project uit te rollen in het
ganse land.
Kan de minister meer toelichting geven
betreffende de organisatie van dit transitiehuis? Op welke wijze worden de
deelnemers hier begeleid?
Hoeveel personeelsleden zijn er betrokken
bij de werking van het transitiehuis in Mechelen en wat is de specifieke
functie van de kracht- en leefcoaches?
Hoeveel gedetineerden hebben er tot op
heden de kans gekregen om te verblijven in dit transitiehuis? Wat is de
gemiddelde duurtijd van hun verblijf?
Hebben alle deelnemers dit project met
succes afgerond of zijn er deelnemers geweest die hervallen zijn tijdens hun
verblijf in het transitiehuis en terug dienden te keren naar de gevangenis? Zo
ja, hoeveel?
Wanneer de deelnemer het transitiehuis
verlaten, hebben ze hun straf niet uitgezeten maar stappen ze over naar de
volgende strafuitvoeringsmodaliteit, meestal een enkelband. Op welke wijze
gebeurt de begeleiding nadien? Worden de coaches uit het transitiehuis hier nog
bij betrokken?
Wat is de totale kostprijs van dit
proefproject?
Welke veroordeelden kunnen in aanmerking
komen voor een transitiehuis? Wat is de te volgen procedure?
U hebt beslist dit project uit te rollen in heel het land. Is er reeds een concrete planning en timing? Kan de minister mededelen waar deze transitiehuizen zullen komen?
01.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, inhoudelijk houdt het samenwerkingsverband Sterkhuis vast aan een coherente visie voor een transitiehuis, zoals ontwikkeld in het kader van het proefproject gericht op het versterken van het actief burgerschap van gedetineerden. Vanwege hun actieve rol in het programma worden de bewoners van een transitiehuis deelnemers genoemd. Het concept hanteert drie pijlers om deelnemers te ondersteunen, namelijk kracht, herstel en verbinding.
Conform de krachtgerichte methodiek wordt in verschillende fases specifiek gewerkt rond tien levensdomeinen. Vanuit een herstelperspectief wordt steeds gewerkt rond vier verbindingen, zijnde de deelnemer zelf, het slachtoffer, het sociaal netwerk en de samenleving.
Naast de individuele kracht van de deelnemers bij kracht- en herstelgericht werken, staat echter ook de verbinding tussen mensen centraal. Deelnemers leren aan de hand van groepsgericht werken in de collectiviteit samen te leven, te communiceren en om te gaan met problemen en conflicten.
Wat uw tweede vraag betreft, het team van het transitiehuis bestaat uit een multidisciplinair team van elf medewerkers: zeven leefcoaches, drie krachtcoaches en één coördinator. Het is een team waarin verschillende psychosociale opleidingsachtergronden en expertises worden gecombineerd, met onder meer psychologen, orthopedagogen en criminologen.
In het transitiethuis is er 24 uur per dag, 7 dagen per week minstens één leefcoach aanwezig, die het samenleven ondersteunt en tot taak heeft de dagelijkse gang van zaken in het transitiehuis op te volgen. Krachtcoaches zetten dan weer in op kracht- en herstelgericht trajectwerk. Iedere deelnemer heeft een individueel uitgestippeld kracht- en herstelgericht traject. De krachtcoaches staan de deelnemers bij en fungeren als coach, gids en bemiddelaar. Daarbij wordt er gefocust op de talenten, zonder ontkenning van de risico's, en gezorgd voor toeleiding naar de bestaande zorg-, hulp- en dienstverlening. Elke krachtcoach begeleidt vijf deelnemers in het transitiehuis en volgt een tot drie mensen op in een nazorgtraject.
Wat uw derde vraag betreft, de penitentiaire administratie spoort, samen met het team van het transitiehuis, de deelnemers aan de stap naar het transitiehuis efficiënt voor te bereiden. Sinds de start werden er 60 gedetineerden geplaatst in het transitiehuis van Mechelen. Gedetineerden die er niet langer verblijven, hebben er gemiddeld 192,4 dagen gezeten, dus iets meer dan een half jaar.
Wat uw vierde vraag betreft, momenteel konden 38 deelnemers het transitiehuis reeds op een positieve manier verlaten. Daarbij staan 32 van hen onder elektronisch toezicht, terwijl 4 personen voorwaardelijk werden vrijgelaten en 2 personen het strafeinde hadden bereikt. Verder werden 12 deelnemers teruggestuurd naar de gevangenis. Een van hen gaf zelf aan dat het regime niet voor hem geschikt was.
Wat uw vijfde vraag betreft, over de modaliteit van de strafuitvoering die volgt op een verblijf in een transitiehuis wordt beslist door de SURB. De begeleiding bij bijvoorbeeld een elektronisch toezicht of een voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt opgenomen door het justitiehuis, waar een justitieassistent wordt aangeduid om de voorwaarden van de veroordeelde verder op te volgen. Het transitiehuis neemt na het verblijf geen formele rol meer op in de begeleiding.
Om de overgang naar buiten zo goed mogelijk en met de nodige zorg te laten verlopen, kunnen deelnemers echter gebruikmaken van een nazorgtraject, in de vorm van bezoeken aan het transitiehuis en gesprekken met de coaches. De duur en de frequentie hiervan worden bepaald door de individuele nood. Deze momenten worden in het geval van elektronisch toezicht steeds vastgelegd in samenspraak met de justitieassistenten.
U vroeg ook naar de kostprijs. Tijdens het proefproject kostte een deelnemer het transitiehuis 166,25 euro per dag. Dat betekent dat het hele proefproject tussen 1 september 2019 en eind februari van dit jaar 2.274.300 euro heeft gekost. Ter vergelijking, in een klassieke gevangenis is de gemiddelde kostprijs per dag 200 tot 250 euro.
Om als deelnemer toegelaten te worden moet men aan vijf voorwaarden voldoen. Men moet zich op 18 maanden na de tijdsvoorwaarde voor voorwaardelijke invrijheidsstelling bevinden. Daarnaast moet men over de vaardigheid beschikken om in gemeenschap te leven. Er mogen ook geen tegenaanwijzingen zijn die we niet met bijzondere voorwaarden kunnen bemeesteren. De gedetineerde moet eveneens schriftelijk akkoord gaan met het plaatsingsplan en het huishoudelijk reglement.
De bevoegdheid tot toekenning en intrekking behoort de dienst detentiebeheer toe. Enkel de gevangenisdirecteur kan een plaatsingsverzoek initiëren. Alvorens de directeur het uiteindelijke plaatsingsplan ter beslissing overmaakt aan de Directie Detentiebeheer, vindt er een intakegesprek plaats tussen de geïnteresseerde gedetineerde en coaches van het transitiehuis. Zo weet de gedetineerde wat hij al dan niet kan verwachten, mocht hij worden toegelaten.
Tot slot, na afloop van het proefproject werd er een oproep gelanceerd in het Belgisch Staatsblad. De exploitatie werd uitgebreid tot drie jaar. Hierdoor kon het transitiehuis in Mechelen worden voortgezet. Het transitiehuis van Enghien werd overgenomen door een nieuwe uitbater en de voorbereiding van de opening is lopende. Een dossier rond een derde, nieuw transitiehuis wordt binnenkort voorgelegd aan de ministerraad ter goedkeuring. In de loop van de volgende maand plannen we een nieuwe oproep te lanceren waarbij organisaties worden uitgenodigd om een dossier in te dienen. In tegenstelling tot de vorige oproep zullen wij deze pas afsluiten wanneer er 100 plaatsen zijn ingevuld. Er is nog geen zicht op de locatie van de nieuwe transitiehuizen. Wij streven evenwel naar een evenwichtige geografische spreiding.
01.04 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u vriendelijk voor uw bijzonder uitvoerige antwoord.
U ging echter net iets te snel. Hoeveel betrokkenen zijn er teruggekeerd naar de gevangenis omdat zij het regime niet geschikt vonden?
01.05 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, 38 betrokkenen hebben het transitiehuis op een positieve manier verlaten en 12 deelnemers werden naar de gevangenis teruggestuurd. Van die 12 betrokkenen heeft één persoon zelf aangegeven dat het regime voor hem niet geschikt was.
01.06 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, 12 personen is nog een behoorlijk aantal op het totaal. Als zij echter zelf beseffen dat het regime voor hen niet geschikt is, dan zegt dat veel over hun zelfkennis.
In uw antwoord op mijn zevende vraag stelde u dat ongeacht de feiten waarvoor iemand is veroordeeld, die persoon in aanmerking kan komen wanneer hij voldoet aan de vijf voorwaarden die u hebt opgesomd.
Het verheugt mij vast te stellen dat er ook behoorlijk wat positieve resultaten zijn geboekt. U mag mij hierop afrekenen en u mag het uiteraard nakijken, maar ik heb altijd gesteld dat iemand die in de gevangenis zit daar goed moet worden begeleid, zeker met het oog op de terugkeer naar de samenleving. Iemand zomaar opnieuw in de samenleving vrijlaten zonder enige vorm van begeleiding is immers niet de beste oplossing.
Zoals nu ook blijkt uit de positieve getuigenissen van het proefproject in Mechelen kunnen er via een dergelijk transitiehuis voor een aantal gedetineerden positieve resultaten worden geboekt. Dat verheugt mij.
L'incident est clos.
02 Vraag van Ben Segers aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Lokprofielen in zaken van seksuele uitbuiting van minderjarigen en mensenhandelzaken" (55027008C)
02 Question de Ben Segers à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les profils appâts dans des affaires d'exploitation sexuelle de mineurs et de trafic d'êtres humains" (55027008C)
02.01 Ben Segers (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, Het Laatste Nieuws ging onlangs undercover en ontdekte hoe het verlangen naar steeds meer volgers en likes kan eindigen in seksuele uitbuiting. Op Instagram vallen tienermeisjes steeds vaker ten prooi aan zogenaamde shout-outpagina's die, in ruil voor weinig verhullende foto's, hun profiel promoten, wat vervolgens tot uitbuiting kan leiden.
In Nederland zet men sinds kort in die strijd lokprofielen in via de virtuele creatie van een minderjarige. Ik verwijs naar een bijzonder interessante brief van 17 december 2021, getiteld "Opsporing en Vervolging Mensenhandel 2021", waarin Ankie Broekers-Knol, de Nederlandse staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de Nederlandse Kamer informeert en daarbij het onderscheid maakt tussen enerzijds lokprofielen voor de aanpak van mensenhandelaars – laat ons dat Variant 1 noemen – en anderzijds lokprofielen voor de aanpak van klant-daders, met name Variant 2. Vooral de eerste vorm lijkt wel potentieel te hebben.
Wat lokprofielen bij de aanpak van uitbuiters en mensenhandelaars - Variant 1 dus - betreft, verwees ze naar een recente rechtszaak en stelde daarbij vast dat, hoewel de verdachte in dat concrete geval vrijgesproken werd, de jurisprudentie principieel wel had bevestigd dat het inzetten van lokprofielen onder specifieke omstandigheden een bijdrage kan leveren in de strijd tegen mensenhandel. Dat is vervolgens ook bevestigd door politie en het Openbaar Ministerie, en lokprofielen kunnen er, mits inachtneming van een aantal voorwaarden, nu ook als opsporingsmiddel ingezet worden. De Nederlandse staatssecretaris wees - geheel terecht overigens - ook op het preventieve effect van het inzetten van lokprofielen.
Ten eerste, bent u principieel van oordeel dat lokprofielen ook in België een belangrijke toegevoegde waarde kunnen betekenen zijn in de strijd tegen seksuele uitbuiting en mensenhandel – Variant 1 dus – gericht op bijvoorbeeld de shout-outpagina's?
Ten tweede, bent u
van oordeel dat het huidige Belgisch recht het mogelijk maakt om lokprofielen
in te zetten in de strijd tegen mensenhandelaars? Het gaat hierbij nogmaals om
Variant 1.
Ten derde, indien
u van oordeel bent dat deze aanpak een belangrijke toegevoegde waarde zou
bieden, en indien uit uw analyse zou blijken dat de huidige Belgische
regelgeving niet volstaat, zult u dan een initiatief daartoe nemen?
Tot slot, indien u
ervan overtuigd bent en indien de huidige Belgische regelgeving zou volstaan,
zult u dan een initiatief nemen om dit in de praktijk te brengen, door
bijvoorbeeld standaardmodules met minimale voorwaarden uit te werken zodat men
ook op het terrein geneigd is de volgende stap te zetten?
Ik dank u alvast
voor uw antwoorden, mijnheer de minister.
02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer Segers, ik heb met enige verbijstering het undercoveronderzoek van Het Laatste Nieuws gelezen. Zij hebben hiervoor trouwens nauw samengewerkt met Child Focus. Het is mede dankzij hen dat dit onderbelicht fenomeen aan de oppervlakte is gekomen.
Minderjarigen, vaak meisjes, die door middel van een feed nieuwsoverzicht worden gepusht om seksueel getinte beelden van zichzelf online te plaatsen, lopen een groot risico om seksueel te worden uitgebuit. Ook groomers, oudere mannen die minderjarige meisjes online lokken met het oog op een seksueel getinte ontmoeting, vinden namelijk hun weg naar Instagram.
Ik heb onmiddellijk contact opgenomen met Meta, het moederbedrijf van Instagam, alsook met Child Focus, voor overleg. Safetyteams verwijderen na melding zwaar ongewenste beelden, maar ik ben het met u eens dat er veel proactiever moet worden opgetreden. Lokprofielen zijn inderdaad een voorbeeld van een dergelijke mogelijke goede proactieve aanpak.
Daarnaast wil ik ook op het belang van preventie wijzen. Kinderen moeten op de gevaren van het delen van foto's op Instagram worden gewezen. Jongeren moeten leren omgaan met hun seksuele ontwikkeling, zeker in relatie tot de sociale media.
De techniek van de inzet van eventuele lokprofielen wordt volgens mijn informatie nog niet gebruikt in ons land in deze context. U kent de voorzichtigheid om zulke technieken in te zetten. We mogen immers niet terechtkomen in situaties van provocatie van misdrijven, wat in ons land verboden is.
Deze materie werd nog niet besproken op het niveau van het openbaar ministerie. Om de juiste chronologie te bewaken, lijkt het mij raadzaam om eerst overleg met Meta te voeren. Daarna kunnen we bekijken of en welke initiatieven desgevallend nodig zijn. Dit wordt dus vervolgd.
02.03 Ben Segers (Vooruit): Mijnheer de minister, dank u voor uw actieve houding, want mensenhandel is een absolute beleidsprioriteit. Dat staat ook zo in het regeerakkoord. Dat mag het niet alleen op papier zijn, maar dat moet het ook in de feiten zijn.
Sinds een aantal jaren zien we dat het aantal politievaststellingen daalt en het aantal seponeringen jaar na jaar stijgt. Minderjarigen krijgen we al helemaal niet op de radar. Daarnaast is er ook de evolutie naar een onlinerealiteit in alle fases van mensenhandel, van rekrutering tot uitbuiting. We zien steeds meer dat iedereen een mogelijk slachtoffer is door de nabijheid en de alomtegenwoordigheid van het internet.
Ook in het Nationaal Veiligheidsplan staat dat er meer verborgen seksuele uitbuiting is dan vroeger, dat dit door corona versterkt is, dat er minder vaststellingen zijn. In het Nationaal Veiligheidsplan constateert men die trend wel, maar men stelt geen oplossingen voor.
Als mensenhandel van vorm verandert, dan moet ook onze strijd hiertegen volgen.
De journalist van Het Laatste Nieuws heeft een inkijk gegeven in wat er echt gebeurt. Wat die journalist kan, moeten de politie en het gerecht nog beter kunnen. Het is natuurlijk schitterend dat die journalist ervoor heeft gezorgd dat die accounts via een virtueel profiel werden opgeschort, maar de politie kan ervoor zorgen dat de man achter het profiel wordt opgepakt, dat de uitbuiting structureel stopt, dat een eventueel netwerk wordt opgerold. Het moet de bedoeling zijn om mensenhandel op de radar te krijgen.
U zegt terecht dat er geen uitlokking mag zijn, maar ik verwijs naar wat de Nederlandse rechtbank ter zake heeft gezegd. Wanneer de politie een lokprofiel inzet, mag dat de verdachte niet tot verdergaande handelingen brengen dan zijn vooraf bepaalde opzet, omdat er dan sprake is van uitlokking door de politie.
Principieel heeft de rechtbank het wel degelijk aanvaard, maar ik deel uw bekommernis dat wij hiermee voorzichtig moeten zijn. Vandaar mijn vragen aan u om een bepaalde standaardmodule uit te werken, zodat men op het terrein ook geneigd is om die nieuwe techniek in te zetten. Wat in Nederland kan, moet ook in België kunnen, zeker gezien de grote preventieve werking.
L'incident est clos.
03 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De stand van zaken in de strijd tegen de overmatige schuldenlast" (55027131C)
03 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le point sur la lutte contre le surendettement" (55027131C)
03.01 Marijke Dillen (VB): Ik verwijs naar mijn schriftelijke voorbereiding.
In het regeerakkoord werd er beloofd dat
deze Vivaldi-regering via nieuwe wetgeving een einde zou maken aan de
schuldindustrie waarbij incassobureaus en sommige gerechtsdeurwaarders grof
geld verdienen op kap van mensen met schulden. Op 16 februari jl. heb ik u in
deze commissie geïnterpelleerd over het pleidooi van de Nationale kamer van
Gerechtsdeurwaarders (NKGB) om een wettelijk kader te creëren om ophopingen van
schulden te voorkomen. Hierbij werden er een aantal maatregelen voorgesteld om
mensen beter te beschermen en ophopingen van schulden en eventuele drama's te
vermijden. Ook wil de NKGB dat er een wettelijk kader wordt gecreëerd voor het
Communicatieplatform CPC, een pilootproject in Antwerpen, dat in samenwerking
met het OCMW alle schulden die door een persoon zijn gemaakt bundelt. Dankzij
dit project krijgen mensen met een schuldenlast enige ademruimte gezien de
uitvoering maximaal drie maanden wordt geschorst zodat het OCMW een overzicht
van de totale schulden kan maken. Op deze wijze worden kosten en procedures
vermeden.
Ook de vrederechters dringen al lang aan
op een oplossing en vragen dat de centrale schuldbemiddeling wordt verankerd in
de wet. Zij verzekeren hierbij dat duizenden burgers hiermee zouden geholpen
zijn.
U hebt toen geantwoord dat dit één van de
elementen is die bij de evaluatie voor de hervorming van de gerechtelijke
schuldinvordering en de strijd tegen overmatige schuldenlast in aanmerking wordt
genomen. Verder stelde u dat naast deze piste ook een aantal andere pistes
worden geanalyseerd om vervolgens een pakket maatregelen te kunnen voorstellen
dat ervoor zorgt dat financieel zwakkeren beter zullen worden beschermd tegen
oplopende gerechts- en uitvoeringskosten.
Maar het blijft bij aankondigingen. We
zijn nu meer dan twee maanden verder en nog steeds ligt er niets concreets op
tafel. Nochtans kost het aanpassen van de wetgeving nul euro. Terecht wordt
erop aangedrongen dat u nu eindelijk op de gaspedaal mag duwen.
Wat is de stand van zaken?
Welke andere pistes worden hierbij naast
het CPC geanalyseerd?
Wanneer zal u met concrete voorstellen naar deze commissie Justitie komen om eindelijk ervoor te zorgen dat financieel zwakkeren beter zullen worden beschermd tegen oplopende gerechts- en uitvoeringskosten?
03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, ik geef u een stand van zaken.
Zoals u weet, vond op 9 december 2021 een eerste vergadering plaats met de experts. Een tweede overlegmoment werd gehouden op 15 maart 2022, nadat alle nota's en voorstellen die mijn beleidscel ontving in dat verband werden geanalyseerd. De interessantste elementen die daaruit werden geselecteerd, werden op dat overleg toegelicht, nader besproken en verfijnd. Bepaalde elementen werden niet weerhouden of moesten nader worden onderzocht.
De redactie van de tekst werd reeds gestart voor de onderdelen die zeker zullen worden meegenomen. Het is de bedoeling de tekst zo snel mogelijk te finaliseren, zodra alle knopen definitief zijn doorgehakt. Nadien zal de tekst eerst nogmaals worden afgetoetst bij de experts en vervolgens worden besproken met de belanghebbenden.
Als antwoord op uw tweede vraag geef ik mee dat in samenwerking met de gerechtsdeurwaarders een aantal pistes worden besproken die moeten leiden tot een verlaging van de invorderingskosten. In het kader van het project tot hervorming van het statuut van de gerechtsdeurwaarders, dat een ander project is, wordt aan een oplossing gewerkt om de tarieven voor akten van gerechtsdeurwaarders te hervormen die zijn vastgelegd in het koninklijk besluit van 30 november 1976. We hebben dat ook voor de notarissen gedaan, zoals u weet.
Behalve die maatregelen hebben wij een andere reeks maatregelen voor ogen die gericht zijn op de vroegtijdige opsporing van insolventie en op de vermindering van invorderingskosten voor de schuldenaars.
Met het oog op de voortijdige opsporing van insolventie wordt gewerkt aan de optimalisatie of verbetering van het fameuze Centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling en protest, met de bedoeling sneller te kunnen ingrijpen bij problemen.
Bovendien willen wij de kosten verminderen voor mensen die met verschillende schulden worden geconfronteerd en daardoor meerdere keren uitvoeringskosten moeten betalen. Dat moet zoveel mogelijk worden vermeden.
Voor een echte beperking van de uitvoeringskosten moet echter nog grondiger worden nagedacht om oplossingen te vinden die rekening houden met alle situaties die in het kader van de uitvoering naar voren kunnen komen. Geen enkel voorstel dat mijn beleidscel ontving, biedt daarop een duidelijk antwoord.
Ik kom tot uw derde vraag. Ik wens te benadrukken dat ik er alles aan doe om in het dossier zo snel mogelijk vooruitgang te boeken. Hoewel in de vele voorstellen vaak goede elementen terug te vinden zijn, bieden zij meestal geen kant en klare oplossing en zijn er soms ook nadelen. Dat blijkt trouwens ook uit de feedback van verschillende experts die voor een aantal zaken niet op dezelfde lijn zitten. Het is belangrijk dat een goed evenwicht wordt gevonden, waarin alle partijen zich kunnen vinden en dat bovendien echt ten goede komt aan de burger.
Op de vraag wanneer wij met voorstellen naar de commissie voor Justitie komen, moet ik eerlijk antwoorden dat wij op dit ogenblik nog geen wettekst hebben. De discussies lopen en wij hebben een aantal ideeën die worden afgetoetst. Ik herhaal echter dat een aantal experts soms van mening verschilt. Ik hoop, eerlijk gezegd, dat ik tegen de zomer een IKW kan houden, om dan in het najaar met de voorstellen naar het Parlement te komen.
03.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik begrijp dat dit geen eenvoudig dossier is. Aan deze materie zijn heel veel aspecten verbonden. In elk geval staat in uw regeerakkoord de belofte om een einde te maken aan de 'schuldindustrie', zoals dat in het akkoord werd genoemd. Het is een feit dat een beperkt aantal incassobureaus en gerechtsdeurwaarders – niet allemaal voor alle duidelijkheid – grof geld verdient op de kap van mensen met schulden. Daar moet paal en perk aan worden gesteld.
Ik wil erop aandringen dat u een tandje bijsteekt en dat u hopelijk in het najaar teksten bezorgt aan de commissie, want de bespreking daarvan in deze commissie zal ook nog enige tijd in beslag nemen. Er heeft in het Parlement onlangs een hoorzitting plaatsgevonden over onder andere deze problematiek. Daarop waren vertegenwoordigers van het OCMW van Antwerpen aanwezig die in het proefproject van het communicatieplatform met de deurwaarders samenwerken om het dossier on hold te zetten. Zij waren bijzonder positief over dat proefproject in Antwerpen en zijn ook vragende partij om dat in het hele land uit te rollen. Volgens hen levert het in de meeste gevallen positieve resultaten op. Natuurlijk moet de schuldenaar ook meewerken, wat in de praktijk niet altijd evident is, maar dat is een ander verhaal. Ik wens u dus veel succes en hoop dat wij heel snel uw teksten ontvangen.
Het incident is gesloten.
04 Débat d'actualité sur le budget consacré aux expertises judiciaires et questions jointes de
- Marie-Christine Marghem à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les besoins des experts médicolégaux" (55027419C)
- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le budget consacré aux médecins légistes" (55027433C)
- Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les défaillances dues au manque de moyens en matière d’autopsie légale" (55027442C)
- Nabil Boukili à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Des moyens supplémentaires pour mettre fin aux crimes parfaits en Belgique" (55027444C)
- Khalil Aouasti à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le manque de moyens pour les expertises judiciaires" (55027471C)
- Olivier Vajda à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les difficultés rencontrées par les experts en matière pénale" (55027487C)
04 Actualiteitsdebat over het budget voor gerechtelijke expertises en toegevoegde vragen van
- Marie-Christine Marghem aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De noodzakelijke middelen voor de forensische experts" (55027419C)
- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het budget voor wetsdokters" (55027433C)
- Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De tekortkomingen op het stuk van gerechtelijke autopsieën door het gebrek aan middelen" (55027442C)
- Nabil Boukili aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Bijkomende middelen in de strijd tegen de perfecte misdaad in België" (55027444C)
- Khalil Aouasti aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het tekort aan middelen voor gerechtelijke expertises" (55027471C)
- Olivier Vajda aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De problemen waarmee deskundigen in strafzaken worden geconfronteerd" (55027487C)
04.01 Marijke Dillen (VB): Ik verwijs opnieuw naar mijn ingediende vraag, mevrouw de voorzitster.
Volgens bepaalde media zouden er
jaarlijks 75 moorden onopgemerkt blijven en deze onterecht als natuurlijk
overlijden worden gekwalificeerd.
Specialisten rekenden uit dat 15 %
van de 'natuurlijk' verklaarde overlijdens dat in feite niet zijn.
Onheilspellende cijfers die grotendeels
verklaard kunnen worden door het feit dat er in België veel te weinig
autopsieën worden uitgevoerd. Daar waar Europa aanbeveelt om bij 10 % van
de overlijdens over te gaan tot het uitvoeren van een autopsie is dat in België
slechts het geval voor 1 à 2 %.
De jarenlange onderfinanciering en het
beperkte budget dat voorzien is voor onder andere de wetsdokters zouden hieraan
ten grondslag liggen. Ook zou er nog steeds een significante achterstand zijn
in de betalingen vanuit Justitie.
Wat is uw reactie op voormelde
berichtgeving
Bent u van plan ervoor te zorgen dat de
cijfermatige aanbevelingen vanuit Europa (10 % -norm) in de toekomst zal
worden gerealiseerd? Hoe zult u dit doen
Welk budget is er de laatste jaren
voorzien voor de wetsdokters? Bent u bereid dit budget te verhogen? Zo ja,
wanneer en naar hoeveel?
Klopt het dat de wetsdokters hebben
moeten dreigen met gerechtelijke procedures om überhaupt betaald te worden? In
de media is er sprake dat er van het beloofde 1 miljoen euro slechts 800.000 €
werd betaald? Kunt u dit toelichten
Hoelang moeten wetsdokters gemiddeld op
betaling van hun facturen wachten? Is de duurtijd tussen facturatie en betaling
de laatste jaren ingekort? Werden alle facturen van de jaren 2020 en 2021 reeds
betaald? Zo niet, hoeveel nog niet en wanneer zult u daartoe opdracht geven?
Binnen welke termijn vindt u dat de door Justitie verschuldigde facturen moeten betaald worden? En wat gaat u doen om dit te realiseren?
04.02 Sophie Rohonyi (DéFI):
Monsieur le Ministre, un article du quotidien Le Soir révélait, ce
lundi, la situation déplorable dans laquelle se trouvent les médecins-légistes
qui travaillent pour la justice.
Les retards de paiement récurrents, les
lourdeurs administratives quotidiennes et les pressions qu’ils subissent de
toute part rendent leurs tâches extrêmement pénibles, ce qui, évidemment, se
répercute sur la qualité de leur travail.
C’est sans doute notamment pour ces raisons
qu’en matière d’autopsie légale, notre pays fait partie du bas du classement si
l’on prend les recommandations du Conseil de l’Europe, qui préconisent de
réaliser une autopsie dans 10 % des cas de décès. En effet, en Belgique,
on n’atteindrait même pas les 2 %.
Selon les estimations évoquées dans
l’article, environ 15 % des morts déclarées “naturelles” ne le seraient en
fait pas. Cela signifie que 75 meurtres passeraient à la trappe
annuellement en raison de ces dysfonctionnements.
En conséquence, Monsieur le Ministre:
• Ma première question porte sur le
budget annuel nécessaire pour accroître les interventions de médecine légale et
ainsi faire chuter le nombre de crimes parfaits commis chaque année. Les
experts le chiffrent à 20 millions d’euros. Des discussions seraient déjà
en cours à ce sujet avec votre cabinet. Quel budget êtes-vous prêt à libérer
pour remédier à la situation décrite supra? Pouvez-vous nous informer de l’état
de ces négociations?
• Comment expliquez-vous les retards
récurrents dans le paiement des experts médico-légaux? Que pouvez-vous faire
pour éviter ces retards et ainsi éviter qu’ils ne doivent négocier pour
percevoir leur arriéré?
• Estimez-vous que la charge
administrative qui pèse sur les médecins-légistes qui travaillent pour la
justice soit trop lourde et doive être simplifiée? Si oui, de quelle manière?
N’estimez-vous pas, par ailleurs, qu’il soit délicat, en termes d’indépendance
des experts, que les magistrats doivent valider les rapports qu’ils ont
eux-mêmes sollicités?
• Enfin, les praticiens font état de
pressions, de la part de la police, mais aussi des pompes funèbres, pour
déclarer une mort suspecte comme une mort naturelle pour éviter les
conséquences administratives ou pratiques qui en découlent. Ces situations
ont-elles été objectivées? Dans l’affirmative, quelles mesures envisagez-vous
de prendre pour mettre fin à ce type de pressions? Je vous remercie d’avance
pour vos réponses.
04.03 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le ministre, les médecins légistes tirent la sonnette d'alarme. Le Conseil de l'Europe nous recommande de pratiquer une autopsie dans 10 % des décès. Nous nous situons entre 1 et 2 %.
"Le crime parfait n'existe en Belgique que par défaut des pouvoirs publics", indique dans le journal Le Soir le Dr Philippe Boxho, ancien vice-président et porte-parole francophone de l'Ordre des médecins. Il dénonce le manque de moyens dont disposent les médecins légistes, à tel point que les étudiants ne veulent pas travailler pour la Justice, et que la surcharge de travail a poussé le Dr Boxho à la démission au mois d'avril.
L'institut médico-légal de Liège a dû menacer le ministère de la Justice de poursuites pour que celui-ci lui rembourse une part des arriérés.
Quelle situation absurde, monsieur le ministre! Les médecins légistes doivent faire approuver leurs dépenses par les juges d'instruction ou procureurs du Roi, mais ceux-ci ont de nombreuses autres tâches. Magistrats et médecins légistes sont poussés à travailler dans des conditions intenables. Cela a pour conséquence des pertes d'argent pour les médecins légistes, qui ne se font pas rembourser des frais avancés, mais aussi un moins bon service au regard des objectifs européens.
En guise de comparaison, le taux d'autopsies oscillerait autour de 8 % en Allemagne, 12 % aux États-Unis et 24 % en Angleterre, et même de 30 à 50 % dans les pays scandinaves. On estime qu'en Belgique, 15 % des morts déclarées naturelles ne le seraient pas. Cela représente 75 crimes par an qui ne sont même pas déclarés comme tels. Les spécialistes estiment qu'un budget annuel de 20 millions d'euros serait nécessaire pour y mettre fin.
Monsieur le ministre, la question est donc très simple. Allez-vous mettre ces 20 millions sur la table pour permettre aux médecins légistes de faire leur travail et pour atteindre, au minimum, ce taux de 10 % d'autopsies?
04.04 Khalil Aouasti (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, j'ai également attentivement lu l'article paru dans Le Soir. Vous constaterez en entendant ma question que je n'ai volontairement pas choisi de m'attarder sur les crimes dont on a aucune preuve qu'il s'agit réellement de crimes. Finalement, on lance des rumeurs selon lesquelles 75 crimes par an ne sont potentiellement pas élucidés en Belgique alors que personne ne le sait vraiment. Cette façon de faire est malsaine. De plus, cela a peut-être déforcé la sortie et la posture de certains alors que ces rumeurs ne se fondent sur aucun fait concret.
Par contre, une chose est certaine: il y a un réel sous-financement chronique des auxiliaires de justice. On a pu également le constater, par le passé, pour les médecins qui exercent en prison, etc. On constate d'importants arriérés de rémunération, l'accroissement des formalités administratives, une surcharge de travail. Tous ces éléments rendent la fonction compliquée et complexe, difficile à exercer et bien moins attractive, parce qu'elle est, comme d'autres secteurs, sous-financée.
Monsieur le ministre, je souhaiterais donc vous poser des questions concrètes et factuelles. Ainsi, pourriez-vous m'indiquer quels sont les moyens financiers qui seront débloqués rapidement afin de résorber les arriérés dont question? Des mesures sont-elles prévues afin de revaloriser le statut et la profession d'expert judiciaire? Une simplification administrative est-elle à l'ordre du jour?
04.05 Olivier Vajda (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, j'ai manifestement les mêmes lectures d'actualités que mes collègues. Le fait que l'Europe préconise de réaliser une autopsie pour au moins 10 % des décès et que la Belgique n'arrive qu'à en faire 1 ou 2 % pose question. Je ne tirerai pas davantage de conclusions que mon collègue M. Aouasti sur les autres chiffres qui sont avancés par la personne interviewée, mais il y a manifestement un problème.
Je souhaite élargir ce problème à l'ensemble des experts judiciaires en matière pénale, qui doivent faire face à une lourdeur administrative décourageante, à une charge de travail accrue et, surtout, à de nombreux arriérés de paiement. Cela fait longtemps que ces experts tirent la sonnette d'alarme et il est un fait que le désinvestissement public et le manque de considération pour les experts judiciaires génère une certaine impunité.
Vous n'êtes vous-même pas insensible à cette situation et avez déjà identifié cette problématique dans votre précédente note de politique générale. Vous annonciez notamment payer sans délai les experts judiciaires, réformer le système des experts judiciaires au niveau des tarifs pratiqués et des procédures administratives.
Monsieur le ministre, où en êtes-vous dans la réalisation des mesures annoncées dans votre note de politique générale d'octobre 2021? Le règlement des arriérés, qualifié de priorité, a-t-il été réalisé? Quels sont l'état d'avancement et les conclusions, si elles sont déjà disponibles, de l'audit externe des bureaux de taxation et de liquidation? Les collaborateurs dédiés à l'apurement de cet arriéré ont-ils été engagés? Depuis quand? Et combien sont-ils?
De manière plus générale, quel suivi assurez-vous de la situation des experts judiciaires et, notamment, des médecins légistes?
Enfin, suivant les dires du directeur de
l'Institut médico-légal de l'Université de Liège, aucun étudiant n'envisage la
carrière de médecin légiste tant la situation est précaire. Quelles mesures
mettez-vous en place pour prévenir une potentielle pénurie de médecins légistes
et d'experts judiciaires?
04.06 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, il arrive qu'une strangulation soit maquillée par une pendaison ou qu'un meurtre devienne un accident parce qu'on veut le dissimuler. Ce sont des moyens parmi tant d'autres pour tenter d'échapper à la justice et certains malheureusement y recourent.
Malgré la qualité de nos policiers, ce genre de ruse ne peut être déjouée que par des médecins légistes dans le cadre d'une expertise judiciaire et disant cela, je ne fais qu'enfoncer une porte ouverte puisque le Conseil de l'Europe recommande d'autopsier au minimum 10 % des cas de décès afin de lutter au mieux contre le crime. En dépit de cette recommandation de bon sens, la Belgique n'en serait qu'à 1 ou 2 % au mieux. Pourquoi cela? D'abord, il faut le reconnaître, la mentalité dans notre pays n'est pas à l'autopsie systématique comme c'est le cas en Allemagne où 12 % des décédés sont autopsiés, ce chiffre pouvant même monter à 50 % dans les pays scandinaves. Ensuite, et cela est plus préoccupant, c'est le manque de moyens des instituts médico-légaux
L'institut de Liège par exemple souffre d'arriérés de paiement de la part du ministre de la Justice. Le manque est tel que si une machine indispensable aux experts tombe en panne, elle ne peut être remplacée. Ce manque de moyens n'a pas que des conséquences à court terme. Sur le long terme, le secteur des experts risque de manquer de bras. En voyant les conditions de travail actuelles, les étudiants depuis leurs amphithéâtres décident déjà de s'orienter vers d'autres filières de la médecine.
D'après une étude menée par le Dr Jean-Pol Beauthier et le Pr Wim Van de Voorde, 75 crimes au moins échapperaient à l'attention de la justice faute d'expertises légales. En Belgique, le crime parfait n'existe qu'à cause peut-être de la faiblesse des pouvoirs publics et cela est évidemment intolérable!
En 2012 néanmoins, le Pr Jacques Brotchi, libéral de valeur et président honoraire de notre Sénat, avait déposé une proposition de loi prévoyant une présence plus systématique d'un expert lorsqu'un décès peut sembler suspect. Cette excellente proposition de loi n'a jamais été adoptée mais elle existe toujours.
Dès lors, quels sont les moyens qui peuvent être alloués pour soulager les instituts médico-légaux de leurs problèmes financiers? Envisagez-vous une campagne de recrutement d'experts médicaux pour le service de la Justice comme vous l'avez fait pour le recrutement de magistrats et de criminologues par exemple? Êtes-vous disposé à transposer la proposition de loi sur l'examen post mortem en projet de loi et à le porter devant le gouvernement et le Parlement?
04.07 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, chers collègues, je vous remercie pour vos questions. Je vais donner une réponse groupée.
Premièrement, ce problème ne date pas d'hier. Déjà en 2013, lors d'un colloque sur la médecine légale organisée par la Société royale de Médecine légale de Belgique, il a été souligné qu'environ 70 décès suspects passent inaperçus chaque année. Mme Marghem fait d'ailleurs référence à cet égard à une proposition de loi de cette époque.
Eerst en vooral wil ik duiden dat het, wanneer een overlijden plaatsvindt, de taak is van de eerste aanwezige arts, vaak een huisdokter, om in te schatten of het gaat om een niet-natuurlijk en dus een verdacht overlijden. Wanneer de inschatting bevestigend is, dan zal het parket worden gecontacteerd en gebeurt er een afstapping door het laboratorium voor wetenschappelijke en technische politie en de wetsgeneesheer.
Het labo kan een eerste sporenonderzoek doen op de mogelijke plaats van het delict en de wetsgeneesheer kan al een eerste en oppervlakkige uitwendige schouwing van het lijk verrichten. In samenspraak en na overleg met de wetsdokter en het labo zal het parket vervolgens bepalen of verder onderzoek aangewezen is.
Het meest voor de hand liggende onderzoek om de juiste doodsoorzaak te bepalen, is natuurlijk een autopsie, een inwendige schouwing.
Malheureusement, le prétendu chiffre noir des meurtres non détectés est largement dû à une évaluation initiale erronée du décès et non à des raisons budgétaires. Dans la procédure que je viens de décrire, il n'y a pas de contrôle budgétaire, ni par le médecin généraliste ni par le magistrat du parquet.
Je me réfère à la circulaire 1/2016 du procureur général d'Anvers relative à l'enquête et à la gestion du lieu du délit en cas de délit violent ou grave. Cette circulaire contient des consignes précises au niveau du ressort pour procéder à une enquête approfondie en cas de mort suspecte. Bien sûr, les consignes de la justice ne s'étendent pas aux médecins généralistes.
D'ailleurs, l'intention était à l'époque d'étendre l'application de ces directives du niveau du ressort au niveau national en 2015 mais cela n'a jamais été fait. Il est peut-être temps de revoir cette mise en œuvre nationale.
Het klopt wel, en dat is een probleem dat ik niet uit de weg wil gaan, dat er de laatste jaren steeds minder wetsdokters werkzaam zijn. Er zijn daarvoor vele redenen, zoals het feit dat het beroep onregelmatige uren heeft en een lange scholing vergt, met een opleiding van maar liefst 11 jaar, maar uiteraard ken ik ook de problematiek van de verloning en de achterstallige betalingstermijnen.
Chers collègues, il n'y a pas de budget spécifique alloué aux experts médico-légaux. Il n'existe qu'un seul budget général pour les frais de justice dans les affaires pénales qui est utilisé pour tous les frais encourus par les experts dans les affaires pénales, y compris pour les experts médico-légaux. Le budget total pour les frais de justice s'élève à 103 millions d'euros pour cette année-ci.
Voor alle duidelijkheid, wij weigeren niet om dergelijke onderzoeken te betalen vanwege een gebrek aan middelen. Als er extra kosten komen, zullen wij die ook betalen.
En vue de rendre le poste d'expert médico-légal plus attrayant, je suis en train d'examiner comment nous pourrions ajuster les taux en plus de l'indexation annuelle existante.
Wat betreft de betalingsachterstallen, waarnaar onder meer de heer Vajda vraagt, heb ik in de commissie voor Justitie al aangehaald dat dit een van mijn belangrijkste to do's is voor 2022. De realiteit is dat tegenwoordig slechts 30 % van de prestatieverdieners binnen de dertig dagen wordt betaald. Tegen het einde van dit jaar moet dat merkelijk beter zijn. Om dat te realiseren, lanceren wij voor deze zomer de applicatie Just Invoice, zodat de kostenstaten van de wetsdokters een betere en snellere opvolging kennen. Het hele end-to-endproces van gerechtskosten wordt momenteel in kaart gebracht met het oog op een volledige digitale stroom.
Je lis également que cela est perçu comme une charge administrative inutile, mais la nouvelle procédure a été fondée sur les principes de processus budgétaires et comptables tels que décrits dans la loi du 22 mai 2003, qui s'applique bien sûr aussi à la justice et est contrôlée par la Cour des comptes. Actuellement, une trentaine de factures, pour un montant d'environ 20 000 euros, sont connues dans le système comptable et en attente de paiement.
La grande majorité de ces factures est constituée de factures récentes datant de mars et avril 2022. Ce sont des états de frais qui ont été soumis aux différents bureaux de taxation.
Ik geef graag het goede voorbeeld van de provincies Limburg en West-Vlaanderen, waar de kostenstaat die wordt overgemaakt aan het bevoegde gemiddeld binnen de zeven dagen wordt betaald. Er bestaan heel grote verschillen tussen de taxatiebureaus.
Madame Marghem, en ce qui concerne le recrutement, il faut savoir que le SPF Justice ne recrute pas d'experts médico-légaux comme il le fait pour des magistrats. Un expert médico-légal agit toujours en tant qu'expert judiciaire indépendant ou pour le compte d'un organisme indépendant de l'État, tel qu'un hôpital par exemple. Pour pouvoir pratiquer des autopsies médico-légales, les experts médico-légaux doivent être inscrits au registre national des experts judiciaires et traducteurs-interprètes jurés.
Pour être inscrits aux registres des experts judiciaires en tant qu'experts médico-légaux, les médecins concernés doivent prouver qu'ils ou elles ont la formation et les connaissances juridiques requises. Il y a actuellement 40 médecins inscrits au registre national qui sont spécialisés dans le domaine de la médecine légale, et particulièrement dans l'autopsie.
Geachte collega's, dat zijn de elementen van antwoord die ik u kan geven als minister van Justitie. Ik geef mij rekenschap van het belang van voldoende en goed opgeleide wetsdokters en van goede laboratoria voor sporen- en ander onderzoek op plaatsen delict.
Ce que je sais, c'est que pour éliminer ce chiffre noir, il faut non seulement des médecins légistes mais aussi des médecins généralistes bien formés, capables de détecter les signes éventuels de mort non naturelle.
Je suis disposé à examiner les initiatives de cet hémisphère avec mon collègue de la Santé publique.
04.08 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le ministre, j'entends bien ce que vous dites en termes de retards de paiement. Il semble que des retards qui existaient à un certain moment n'existent plus à ce jour. C'est une bonne chose et je vérifierai afin d'adapter les prémisses de mon raisonnement en fonction de la réalité d'aujourd'hui.
Naturellement, vous ne dites pas quand on les paye. Vous parlez de factures assez récentes, mais sans dire quand elles seront réglées.
Ensuite, le terme "recruter" n'était pas utilisé dans le sens symbolique consistant à dire qu'un patron recrute des employés. Il est évident que ces gens pratiquent une profession libérale en toute indépendance et doivent rester sous ce statut. C'est volontairement ou non – manifestement, la profession d'expert judiciaire n'attire pas beaucoup – qu'ils s'inscrivent à ce registre national. C'est bien cela le problème.
Ne voyez donc pas dans le terme "recruter", une erreur de conception de l'organisation telle qu'elle se présente aujourd'hui et depuis toujours, mais plutôt une volonté de vous inciter à rendre la profession attractive, à faire en sorte que celle-ci intéresse des jeunes médecins diplômés qui, dès lors, pourraient rendre service à la justice en partageant leurs compétences acquises durant leurs études.
En ce qui concerne la proposition de loi, je n'ai pas entendu que vous souhaitiez vous en emparer et la transformer en projet de loi. Je me permettrai donc de la redéposer, ce qui nous permettra, lorsque nous examinerons les propositions de loi prioritaires, d'en débattre prochainement en commission.
04.09 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik ben blij dat u het belang van goed opgeleide wetsdokters beklemtoont. Het is ook belangrijk om jonge dokters er warm voor te maken om die specialisatie te kiezen, hoewel ik eerlijk gezegd schrok toen u zei dat de opleiding elf jaar duurt. Daar moeten voldoende honoraria tegenover staan, anders zullen weinig jonge dokters voor de opleiding van wetsdokter kiezen, aangezien ze in andere specialisaties wel behoorlijk hun boterham verdienen.
Dit probleem is inderdaad niet nieuw en sleept al jaren aan. In de media vernemen we dat volgens specialisten ongeveer 15 % van de zogenaamd natuurlijk verklaarde overlijdens dat in feite niet zou zijn, dus het is een probleem waar de nodige aandacht aan besteed moet worden.
04.10 Khalil Aouasti (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.
04.11 Olivier Vajda (Ecolo-Groen): Merci à M. le ministre pour ses réponses. On dit toujours – et cela devient une habitude – qu'un ministre hérite de la situation de son prédécesseur et qu'il laissera également un héritage à son successeur. En ce qui concerne les arriérés de paiement, j'ai pris bonne note des efforts en cours.
Je prends toutefois acte de ce qu'il n'y a pas de budget spécifique. Peut-être faudrait-il ajouter une sous-section dans le budget de la Justice pour préciser que certaines parties du budget doivent être consacrées à ces collaborateurs indépendants de la Justice.
Hier, nous parlions en commission de la Justice de l'attractivité du poste de magistrat. C'est un chantier que vous prenez à bras-le-corps. Aujourd'hui, peut-être devons-nous entamer un nouveau chantier sur l'attractivité du poste d'expert médico-légal et d'expert judiciaire au pénal. Je sais que vous n'êtes pas avare d'efforts et que vous préparez beaucoup de chantiers durant cette législature. Je vous souhaite bonne chance également dans celui-ci.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55026898C van mevrouw Matz wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
05 Vraag van Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De overbevolking in de Antwerpse gevangenis" (55026969C)
05 Question de Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La surpopulation à la prison d'Anvers" (55026969C)
05.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, in februari zag de burgemeester van Antwerpen zich genoodzaakt een besluit ter vaststelling van de maximumcapaciteit voor het Antwerpse arresthuis te nemen. Hoewel de alarmbel vaak was geluid en stakingen waren uitgebroken wegens de overbevolking, werd het probleem niet verholpen. Na de adviezen van de veiligheidsdiensten en de gezondheidsdiensten heeft de burgemeester bij besluit bepaald dat vanaf 1 mei nog hoogstens 680 gedetineerden opgesloten mochten worden, en vanaf 1 juli nog hoogstens 660. Ook al is er dan nog een overbevolking van 50 %, het zou het gevangenispersoneel wel moeten toelaten om te werken in veilige omstandigheden.
Op 9 maart heb ik u daar reeds een vraag over gesteld, mijnheer de minister en u hebt me geantwoord dat er op dat ogenblik 819 gedetineerden verbleven, een aantal dat met 39 zou dalen tegen 1 mei.
Kunt u me zeggen hoeveel gedetineerden er momenteel verblijven in het arresthuis aan de Begijnenstraat in Antwerpen? Is het aantal inmiddels afgenomen? Hoe hebt u dat verwezenlijkt?
Mocht het aantal nog niet zijn afgenomen, hebt u dan een plan om die doelstelling alsnog te realiseren en het aantal gedetineerden te doen dalen tot 680 en vervolgens 660 tegen 1 juli?
05.02 Minister Vincent Van Quickenborne: In de gevangenis van Antwerpen bevinden zich momenteel 643 mannelijke en 44 vrouwelijke gedetineerden, in totaal dus 7 gedetineerden boven de norm. De daling is het gevolg van transfers vanuit de gevangenis van Antwerpen naar andere gevangenissen. Zoals ik reeds meermaals heb uitgelegd, werden in diverse gevangenissen tijdelijk stapelbedden bijgeplaatst om de extra gedetineerden op te vangen.
De uitbreiding van de capaciteit van de gevangenissen, conform het masterplan, zal een gunstige invloed hebben, onder meer op de gevangenis van Antwerpen.
Er worden daarenboven nog wettelijke aanpassingen voorbereid om de in- en uitstroom vlotter te laten verlopen. Na de opening van de gevangenissen van Haren en Dendermonde, die een bijkomende capaciteit opleveren van 382 plaatsen, is er ook nog de tijdelijke capaciteitsuitbreiding met 350 plaatsen door een deel van de gevangenis van Sint-Gillis en de oude gevangenis van Dendermonde langer open te houden.
De cijfers worden voortdurend opgevolgd en we doen ons uiterste best om het vooropgestelde aantal van 680 te halen. Ik meen dat er gisteren 701 gedetineerden verbleven en vandaag 687. Zoals gezegd, volgen we de situatie elke dag op de voet.
05.03 Sophie De Wit (N-VA): Ik dank u alvast voor uw antwoord. Dat is inderdaad een mooie afname op één dag. Mocht dat elke dag zo zijn, dan zou dat een mooie zaak zijn, maar helaas is dat uiteraard niet het geval.
U verwijst naar de gevangenissen van Haren en Dendermonde, en de nieuwe gevangenissen die binnenkort opengaan, maar dat is uiteraard niet tegen 1 juli. U kunt zich dus verwachten aan een nieuwe vraag naar de stand van zaken rond 1 juli.
L'incident est clos.
06 Vraag van Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De omzendbrief met betrekking tot de Brusselse druggebruiksruimte" (55026971C)
06 Question de Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La circulaire relative à la salle de consommation de drogues à Bruxelles" (55026971C)
06.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ook over dit onderwerp heb ik u al vragen gesteld. De drugsgebruiksruimte die men in Brussel wil openen, zal ervoor zorgen dat mensen in de omgeving rondlopen met drugs op zak. Dat is eigenlijk verboden. Het parket zou een omzendbrief hebben opgemaakt die bepaalt dat er geen vervolging zal worden ingesteld voor inbreuk op de drugswet in de gebruiksruimte en de gedoogzone eromheen. U weet dat dit strikt genomen tegen de vigerende wetgeving is, maar men wijkt daarvan af met een omzendbrief.
Toen ik u die vraag eerder stelde, verwees u mij door naar het parket omdat het om plaatselijke richtlijnen gaat. Ik heb mij, volgzaam als ik ben, dus tot de procureur des Konings gewend, maar heb van het parket geen antwoord gekregen. Ik vind het als volksvertegenwoordiger nochtans belangrijk om op de hoogte te blijven van het vervolgingsbeleid. Ik meen dat ik ook hier mijn controlerecht moet kunnen uitoefenen, zeker wanneer er via omzendbrieven wordt afgeweken van de bestaande wetgeving. Dat gebeurt hier ook met die drugsgebruiksruimte. Daarom vraag ik u om het Parlement die omzendbrief te bezorgen.
06.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, het strafrechtelijk beleid wordt in de eerste plaats beschreven in de verschillende omzendbrieven van het College van procureurs-generaal, beschikbaar op de website van het openbaar ministerie. Die brieven zijn dus vrij toegankelijk. De lokale richtlijnen uitgevaardigd door lokale procureurs betreffen de specifieke afspraken tussen het lokale parket en de politiediensten van het arrondissement. Deze richtlijnen worden niet gepubliceerd.
Om u een ander voorbeeld te geven, de omzendbrief van het parket van Antwerpen van september 2013 over de aanpak van drugsgebruikers en drugsbezitters in de openbare ruimte wordt ook niet gepubliceerd.
Ik heb mij naar aanleiding van uw vraag expliciet tot de bevoegde procureur-generaal gewend. Hij bevestigde me dat de niet-publicatie van dergelijke omzendbrieven impliceert dat ze niet worden meegedeeld aan het Parlement. Het feit dat ik u die omzendbrief niet kan bezorgen is dus geen kwestie van gebrek aan respect voor uw werk als Parlementslid, maar wel van rechtlijnigheid in het kader van het strafrechtelijk beleid, zoals dat bepaald wordt door het openbaar ministerie.
06.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik vind dat bijzonder jammer. De vergelijking met Antwerpen gaat eigenlijk niet helemaal op. In Antwerpen heeft men namelijk een lacune in de wetgeving gevonden, waardoor het eigenlijk kan. Hier gaat het over een omzendbrief die tegen de wetgeving indruist. Wij zijn de wetgevende macht, u behoort tot de uitvoerende macht en we hebben ook nog de rechterlijke macht. Er is dus een scheiding der machten. Ik denk echter dat wij de wetgeving wel moeten kunnen nakijken.
Men wijkt namelijk heel uitdrukkelijk van de gemaakte wetgeving af en wij mogen niet weten op welke manier? Men loopt daar dus nu rond met drugs, men gebruikt drugs, wat dus eigenlijk niet mag, maar men lost dat via omzendbrieven op. Ik vind dat niet oké en bijzonder jammer.
Ik noteer dat het geen onwil is vanuit uw kabinet, maar ik vind dat het niet kan. Het is totaal onterecht als men meent dat men wetgeving die hier – ook al is het een tijd geleden – goedgekeurd is zomaar kan veranderen, zonder dat de wetgever kan zien wat ermee gebeurt. Dat druist volgens mij in tegen het controlerecht dat wij hebben. Dat is een heel kwalijke praktijk.
L'incident est clos.
07 Vraag van Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Internering na strafeinde voor (zeden)delinquenten" (55026973C)
07 Question de Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'internement au terme de la peine pour les délinquants (sexuels)" (55026973C)
07.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, bij een incident, zeker in zedenzaken, zijn we met z'n allen verontwaardigd, in dit Huis, maar ook in de kranten. De kranten schrijven gemakkelijker daarover dan over het feit dat strafuitvoering wordt opgeschort. Een zedenfeit waarvan de straf niet hoog genoeg is, krijgt wel een titel op de voorpagina.
In zedenfeiten en verkrachtingen zijn de zaken die naar boven komen eigenlijk maar een klein aantal van de effectieve verkrachtingen. Heel vaak worden die zaken niet aangegeven. Er is een heel groot dark number, met 9 aangiftes per dag die slechts 10 % van de eigenlijke slachtoffers vertegenwoordigen die naar de politie durven te stappen. Dat betekent dat er ongeveer 90 verkrachtingen per dag zouden gebeuren. Dat is bijna een andere soort van epidemie en we vinden daar maar geen oplossing voor.
Tijdens de paasvakantie kwam er weer zo'n zaak naar boven. Een man die in 2010 veroordeeld was tot 9 jaar cel zat zijn straf volledig uit, wat al knap is, en werd zonder voorwaarden weer in vrijheid gesteld. Anderhalf jaar na zijn vrijlating werd hij opnieuw in verdenking gesteld van gelijkaardige feiten. We kunnen niet over dat concrete dossier oordelen of er een stelling over innemen.
De N-VA is voorstander van de terbeschikkingstelling bij zware zedenfeiten, ook na strafeinde. U bent dat in uw aankondigingen ook, maar in uw handelingen niet. Onze amendementen, zelfs aangepast aan hetgeen u had opgemerkt tijdens de commissie, worden immers nog altijd weggestemd door deze Kamer. Er is een oplossing in de vorm van terbeschikkingstelling, om zo iemand toch op te volgen. Hier titelden de kranten dat het niet kan dat die man niet wordt opgevolgd. Zelfs de advocaten riepen dit. U hebt toen gemakkelijk geantwoord dat u niks mag zeggen door de scheiding der machten. U had echter wel kunnen zeggen dat daar oplossingen voor zijn en dat u daar als minister aan zou werken.
Raadsman Walter Damen, de advocaat van het slachtoffer, heeft gesuggereerd om aan de strafuitvoeringsrechtbank de bevoegdheid te geven om eventueel een college van psychiaters aan te stellen. Dat kan beoordelen wat de kans op recidive is. Als die groot is, zou er eventueel een internering mogelijk zijn. Dat is een heel andere en zeker geen evidente piste. Ik ben dus benieuwd naar uw standpunt over die suggestie, mijnheer de minister.
07.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw De Wit, net als u zijn wij op zoek naar oplossingen om veroordeelden die strafeinde doen, beter te kunnen opvolgen. In overleg met experts analyseren we alle opties. Die afweging is een complex debat, want we moeten binnen de grenzen van de rechtspraak en de Europese verdragen blijven.
De suggestie van meester Damen is waardevol, maar we hebben dit al eens voorgelegd aan de experts. Zij stellen dat internering slechts mogelijk is als de betrokkene ontoerekeningsvatbaar is of wordt tijdens zijn detentie.
We blijven wel naar manieren zoeken om zo een zo goed mogelijk antwoord te bieden op deze problematiek. Een nulrisico bestaat niet, en we zullen dat ook nooit kunnen realiseren. Denken dat er nooit meer zo'n geval zal zijn, klopt niet, hoe goed de wetgeving ook moge zijn.
Een tweede kanttekening is dat we er met een wet alleen niet zullen raken. We moeten inzetten op de uitvoering in de praktijk, want het kan niet de bedoeling zijn dat we alle veroordeelden gewoon verder opsluiten en de sleutel weggooien. Er moet een forensisch zorgcircuit uitgewerkt worden en daarin moet worden geïnvesteerd. Dan gaat het wel over vele tientallen miljoenen euro's. Zo kunnen gedetineerden zowel tijdens als na detentie een behandeling op maat krijgen die de kans op recidive serieus doet afnemen. De verantwoordelijkheid van dat forensisch zorgcircuit ligt niet zozeer bij Justitie, maar bij Volksgezondheid en de deelstaten. Maak u geen zorgen, daartoe zijn ook al enkele maanden initiatieven genomen. Daar wordt nu verder op gewerkt. We hopen tot een overeenkomst te komen met de collega's, goed wetende dat dit een serieuze investering vergt.
07.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik begrijp dat deze problematiek niet kan worden opgelost met alleen maar wetgeving. Dat weten wij ook. Zonder wetgeving op basis waarvan het werkveld iets kan beginnen uit te werken, zal het moeilijk zijn om een en ander te laten gebeuren, tenzij ter zake ook omzendbrieven worden gemaakt om van andere wetgeving af te wijken. Ik hoop dan maar dat wij die brieven wel te zien krijgen.
Mijnheer de minister, voor de toerekeningsvatbaarheid en de internering moeten wij iets mogelijk kunnen maken. Het is echt tijd om te werken aan de partiële toerekeningsvatbaarheid. Nederland doet dat ook. Dat is een graduele aanpak. Wij moeten naar die piste durven kijken en nagaan wat een gepaste aanpak van een betrokkene is, zodat inderdaad, zelfs na het strafeinde, iemand die gevaarlijk is en een hoog risico vertoont, niet zonder enige opvolging zomaar terug in de maatschappij wordt gestuurd en nieuwe slachtoffers kan maken. Anders kunnen wij immers blijven roepen op de bühne en allemaal verontwaardigd blijven. Het is echter onze plicht om te proberen daaraan iets te doen.
Zullen wij elke zaak oplossen? Die illusie moeten wij ons niet maken. Daarin hebt u gelijk. Wij moeten echter minstens de ambitie vooropstellen om zoveel mogelijk risico's te weren. Ik verwacht dan ook van u, van de leden en van mijzelf de nodige creativiteit, om een en ander op te lossen. De terbeschikkingstelling is een mogelijkheid; partiële ontoerekeningsvatbaarheid is een oplossing. Op die manier kan de brug naar de internering worden geslagen, om toch te zorgen dat zo iemand niet zomaar op vrije voeten komt, zonder te worden opgevolgd.
Leg dat immers maar eens uit aan nieuwe slachtoffers: wij konden het niet doen. Dat mogen wij niet aanvaarden en wij mogen ons daar niet bij neerleggen.
L'incident est clos.
- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De aankondiging van het parket van Halle-Vilvoorde inzake dossiers van oplichting onder 10.000 euro" (55026996C)
- Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aankondiging van het parket van Halle-Vilvoorde inzake dossiers van oplichting onder 10.000 euro" (55026998C)
- Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het niet langer onderzoeken door het parket van Halle-Vilvoorde van fraudezaken onder de 10.000 euro" (55027025C)
- Kristien Van Vaerenbergh aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De aankondiging van het parket van Halle-Vilvoorde inzake dossiers van oplichting onder 10.000 euro" (55027043C)
- Nabil Boukili aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het niet langer onderzoeken door het parket van Halle-Vilvoorde van fraudezaken onder de 10.000 euro" (55027152C)
- Marie-Christine Marghem aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De beslissing van het parket Halle-Vilvoorde" (55027249C)
- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'annonce du parquet de Hal-Vilvorde concernant les dossiers d'escroquerie de moins de 10 000 euros" (55026996C)
- Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'annonce du parquet de Hal-Vilvorde concernant les dossiers d'escroquerie de moins de 10 000 euros" (55026998C)
- Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L’abandon par le parquet de Hal-Vilvorde des dossiers d'escroquerie de moins de 10 000 euros" (55027025C)
- Kristien Van Vaerenbergh à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'annonce du parquet de Hal-Vilvorde concernant les dossiers d'escroquerie de moins de 10 000 euros" (55027043C)
- Nabil Boukili à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'abandon des dossiers d'escroquerie de moins de 10 000 euros par le parquet de Hal-Vilvorde" (55027152C)
- Marie-Christine Marghem à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La décision du parquet de Hal-Vilvorde" (55027249C)
08.01 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, mijn collega Ortwin Depoortere had de vraag eigenlijk aan minister Verlinden gesteld, omdat het toch een beetje vanuit een ander perspectief is. Voor de rest gaat het echter over hetzelfde. De diensten hebben de vraag blijkbaar aan deze commissie gekoppeld.
Gezien de integrale tekst wordt opgenomen
in het verslag, verwijs ik naar mijn schriftelijke voorbereiding.
Het parket van Halle-Vilvoorde heeft
aangekondigd geen dossiers meer op te starten voor gevallen van oplichting als
het nadeel minder dan 10.000 euro bedraagt en als de daders niet in België
moeten worden gezocht. Dergelijke zaken blijven voortaan een zaak van de lokale
politie. De lokale politie wordt nog geacht elke klacht over een financieel misdrijf
op te tekenen en dit ongeacht de omvang van de schade. Maar als het gaat om een oplichting van
minder dan 10.000 euro zal deze klacht niet langer worden doorgestuurd naar het
parket en enkel bij de politie worden bewaard voor verder onderzoek.
Was de minister op de hoogte van deze
beslissing voor dit werd gecommuniceerd in de media?
Wat is het standpunt van de minister?
De lokale politie mag de klacht nog wel
noteren om te bewaren voor verder onderzoek maar zonder vervolging door het
parket. Kan de minister hierover meer toelichting geven?
Heeft er hierover overleg plaatsgevonden
met minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden?
Zijn er nog andere gerechtelijke
arrondissementen waar er een dergelijke werd genomen?
Bij deze beslissing dient de bedenking te
worden gemaakt dat voor vele burgers een verlies van 10.000 euro een zeer groot
bedrag is. Voor andere burgers die het financieel beter hebben, kunnen de
gevolgen minder erg zijn, ook al blijven ze natuurlijk het slachtoffer. Deze beslissing
kan dan ook leiden tot klassenjustitie. Iedere burger verdient bescherming door
Justitie. Alle dossiers van oplichting ongeacht de omvang van de schade dienen
te worden onderzocht en vervolgd als de dader gekend is. Wat is hier het
standpunt van de minister?
Procureur-generaal Delmulle heeft er
reeds voor gewaarschuwd dat Justitie noodgedwongen één op vijf fraudezaken moet
laten liggen door een nijpend tekort aan gespecialiseerde speurders bij de
federale gerechtelijke politie. Is de minister nu eindelijk bereid om ook
daadwerkelijk te voorzien in voldoende middelen en mensen om deze dossiers ook
daadwerkelijk te laten vervolgen? Het blijven immers zware strafbare feiten die
een grote impact hebben op het slachtoffer.
08.02 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Ik verwijs eveneens naar de schriftelijke versie van mijn ingediende vraag.
Tijdens het paasweekend communiceerde het
parket van Halle-Vilvoorde geen dossiers meer op te starten voor gevallen van
oplichting als het slachtoffer werd opgelicht voor minder dan 10.000 euro en
als de daders niet in België moeten worden gezocht.
De zaken zullen verder worden behandeld
door de lokale politie die verondersteld blijven elk financieel misdrijf te
onderzoeken. Alleen zal in voornoemd geval de klacht niet meer doorgestuurd
worden naar het parket waardoor vervolging en straf uitblijft.
1. Werd deze beslissing vooraf met u
overlegd? Wat is uw standpunt over deze beslissing?
2. Hoe wordt dit soort dossiers behandeld
binnen de andere parketten? Wat gaat u doen als andere parketten dezelfde
richtlijn uitvaardigen?
3. Op basis van welke parameters werd de
grens van 10.000 euro bepaald?
4. Vreest u niet dat deze beslissing een
aanzuigeffect creëert bij buitenlandse criminelen om hun activiteiten (nog)
meer op België te richten? België heeft sowieso al een reputatie van
straffeloosheid, en ook dit is goed nieuws voor criminelen.
5. Wat is actueel de bezetting van het parket van Halle-Vilvoorde? Hoeveel vacante plaatsen zijn er? Wat is de stand van zaken van deze vacatures/aanwervingen?
De voorzitster: De heer Boukili is niet aanwezig.
08.03 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, à l'occasion du week-end de Pâques, c'est un étrange son de cloche qu'on a pu entendre dans l'arrondissement judiciaire de Hal-Vilvorde. En effet, le parquet de Hal-Vilvorde a décidé de ne plus traiter les dossiers d'escroquerie. Ou, plus précisément, le parquet ne se saisira plus des dossiers d'escroquerie dont le préjudice financier est inférieur à 10 000 euros et dont les auteurs présumés ne pourraient pas être appréhendés en Belgique. Cette directive est déjà d'application au sein de la police judiciaire. Désormais, les fonctionnaires de police recevront une plainte en sachant qu'elle ne débouchera sur aucune suite judiciaire.
On imagine sans peine la motivation de nos policiers et la transformation du commissariat en usine à gaz qui pourraient en résulter, sans oublier la réaction des victimes qui verront la justice se refuser à elles, en particulier celles qui considèrent que 10 000 euros, c'est déjà beaucoup.
La décision est justifiée par le parquet en raison du manque de moyens et de personnel, non seulement en son sein mais aussi dans les rangs de la police.
Les cloches ont sonné mais n'ont pas récolté d'œufs, juste les mêmes explications pour ne pas dire les mêmes excuses sur les failles habituelles de la justice.
Monsieur le ministre, que pensez-vous de cette décision du parquet de Hal-Vilvorde? Étant donné sa situation géographique proche de Bruxelles, métropole ouverte et connectée au reste du monde mais aussi l'étroitesse du territoire belge, cette décision n'est-elle pas un incitant à commettre une escroquerie - je vais un peu loin - de moindre ampleur, puis à quitter le territoire avec l'assurance de ne pas être poursuivi, autrement dit, à saucissonner les dossiers? Face à cette situation, disposez-vous de réserves de personnel d'urgence à déployer sur place, même de manière temporaire, pour faire revenir le parquet sur sa décision et remédier concrètement à la situation qu'il connaît? Ceci, évidemment, dans l'attente de solutions pérennes et structurelles. Le parquet et la police de Hal-Vilvorde ne sont malheureusement pas des exceptions ou des cas isolés. Savez-vous dès lors si des décisions du même ordre sont prises ou seront prises par d'autres parquets? Je pense en particulier à ceux des zones frontalières, notamment à celui de Tournai.
Des enquêtes à l'étranger sur des infractions valant moins de 10 000 euros seraient rarement efficaces. Pouvez-vous vous engager auprès de nos partenaires européens et internationaux pour accroître l'efficacité et l'effectivité des poursuites? Le crime, en effet, ne doit payer ni en Belgique ni ailleurs!
08.04 Sophie Rohonyi (DéFI): Il y a un
mois c’était le grand banditisme, puis il y a eu la criminalité financière,
puis certains dossiers de criminalité grave et organisée… Un représentant du
Collège des procureurs généraux déclarait en février que la mafia prenait
possession du pays et fin mars, la justice bruxelloise mettait 53 enquêtes
financières au frigo, faute de moyens…
À force, on a l’impression que plus le
gouvernement dit prendre des mesures pour renforcer le budget de la justice ou
de la police, plus des acteurs judiciaires et des policiers des quatre coins de
notre pays annoncent devoir abandonner toujours plus de dossiers en raison d’un
manque de moyens et de personnel.
Cette fois, c’est le parquet de Hal-Vilvorde
qui annonce laisser à la police le soin de prendre en charge les dossiers
d'escroquerie de moins de 10.000 euros dans lesquels rien n’indique que les
auteurs doivent être recherchés à l’étranger.
Si je suis consciente que tout cela ne va
pas changer du jour au lendemain, je me devais de vous interroger sur cette
situation, Monsieur le Ministre:
Comment expliquez-vous que plus vous
renforcez le cadre budgétaire de la justice, plus des dossiers sont abandonnés?
Pourquoi n’a-t-on pas l’impression que la situation est en train de s’arranger?
Estimez-vous que les mesures que vous avez prises, notamment avec votre
homologue à l’Intérieur pour ce qui concerne la PJF, soient suffisantes? Pour
quand sommes-nous en droit d’espérer des effets concrets positifs des
recrutements que vous avez annoncés?
Quelles mesures supplémentaires sur le court
et le moyen terme pouvez-vous prendre pour renforcer encore davantage les
moyens financiers et humains des parquets bruxellois?
Vous êtes-vous concerté avec la Ministre Verlinden pour faire peser la charge d’enquête sur la police, qui elle aussi doit faire face à un manque de moyens, pour ce qui est des dossiers d’escroquerie de moins de 10.000 euros?
08.05 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega's, de berichtgeving in de media over het beleid inzake onderzoeken naar feiten van oplichting is er gekomen na het verspreiden van informatie uitgaande van de procureur des Konings van Halle-Vilvoorde naar de federale en de lokale politie. Zulke informatie is conform artikel 151 van de Grondwet, dat bepaalt dat het strafrechtelijk beleid wordt bepaald door het openbaar ministerie. Het is belangrijk dat we die informatie correct kunnen toelichten.
Wat zijn de concrete richtlijnen? De omzendbrief 2021/03 betreffende de beleidsfiche inzake preventiecode 20 heeft als opzet de recherchecapaciteit te oriënteren naar die onderzoeken waarin de opheldering van de feiten en de vervolging van de verdachten mogelijk is. Men wil de recherchecapaciteit slim inzetten, namelijk wanneer er kans is op succes. Dat noemt men recherchemanagement, met de bedoeling de bestaande capaciteit zo efficiënt en effectief mogelijk in te zetten in functie van een aantal criteria, op basis van de ervaring die is opgedaan in eerdere onderzoeken.
Het is belangrijk op te merken dat phishing vaak een vorm is van internationaal georganiseerde criminaliteit, waarbij de daders of organisatoren zich vaak in het buitenland bevinden, wat een succesvolle opsporing en vervolging kan hypothekeren. Dat is geen keuze, het is helaas de realiteit. In die context voorziet de omzendbrief dat voor bepaalde oplichtingsvormen onder bepaalde voorwaarden geen verder onderzoek zal worden gevoerd.
Je veux parler plus précisément de dossiers dépourvus de tout lien avec la Belgique et pour lesquels seule une enquête à l'étranger est possible. Par exemple, pour un numéro de compte étranger, aucune enquête n'est ordonnée par l'Office lorsque le préjudice s'élève à moins de 10 000 euros. Dans ce cas, le dossier est conservé par la police pour une enquête policière d'office (EPO). Cela signifie que les faits sont repris dans un PV, mais que celui-ci n'est pas soumis au parquet. Dans le cadre d'une EPO, le service de police peut mener des investigations limitées.
Si le préjudice dépasse 10 000 euros, dans les cas également dépourvus de tout lien avec la Belgique, la police soumettra le dossier au parquet sous la forme d'un procès-verbal classique. Le magistrat du parquet compétent décidera alors, en fonction du pays sur lequel porte l'enquête, de la pertinence d'une décision d'enquête européenne et d'une demande en assistance judiciaire en vue d'identifier et d'interroger le titulaire d'un numéro de compte.
Le montant de 10 000 euros mentionné est indicatif et se fonde sur l'expérience acquise lors des enquêtes. Si le préjudice est moindre, mais qu'il existe une chance de récupérer ce montant, le parquet mènera une enquête.
Wat ging er vooraf aan deze omzendbrief?
Le problème résidait dans le fait que les orientations politiques des instructions relatives aux enquêtes sur les faits d'escroquerie étaient dispersées dans différentes autres directives tant locales que nationales. Cela donnait lieu à un manque d'uniformité dans les décisions prises par les magistrats.
Met deze omzendbrief wenst de procureur des Konings meer eenvormigheid en rechtszekerheid te bieden en een beter zicht te krijgen op waar de recherchecapaciteit naartoe gaat, zowel op het niveau van het parket als op dat van de politie. Deze sturing is geen aantasting van de individuele beoordelingsmarge van elke magistraat in elk dossier, het gaat om bakens. Een magistraat kan afwijken in elk dossier, al dan niet na overleg met de team- of korpschef. De politie kan ook voor elk dossier waarin ze het zinvol vindt of nodig acht contact opnemen met het parket voor andere, aangepaste richtlijnen.
Vroeger werd er veel meer met bedragen gewerkt, zelfs vaak alleen met het bedrag van het nadeel als doorslaggevende factor voor de beslissing van het parket inzake verder onderzoek. Nu is het nadeel een indicator, net als andere elementen.
Deze richtlijnen zijn tot stand gekomen na analyse van de ophelderingsgraad voor verschillende oplichtingsfenomenen en na analyse van de succesfactoren om tot opheldering van het misdrijf te komen.
Les liens avec notre pays sont, bien sûr, importants à ce niveau. Le montant du préjudice n'est qu'un indicateur limité des possibilités de clarification. C'est la raison pour laquelle, comme je l'ai dit, ce montant n'est qu'indicatif, après consultation de la police, des magistrats concernés et du parquet général.
Op verschillende zonale veiligheidsraden werd de visie van het parket uiteengezet en de nadruk gelegd op het belang van preventie.
Ten vierde, gelet op de omvang en het per definitie internationaal karakter van het fenomeen is slim rechercheren via recherchemanagement een noodzaak.
Il est inutile de toujours requérir un certain nombre d'actes d'enquête standard pour chaque dossier alors que le parquet sait à l'avance qu'ils n'aboutiront à rien et qu'ils mobiliseront des capacités d'enquête.
Ten vijfde, het APO-BP, het Ambtshalve Politioneel Onderzoek-Bewaring bij Politie, is nationaal geregeld door een omzendbrief van het College van procureurs-generaal. De grote meerderheid van pv's over inbraken in woningen, waarbij de onderzoeksmogelijkheden uitgeput zijn en er geen dader kon worden geïdentificeerd, wordt bijvoorbeeld bewaard bij de politie. Het voordeel is dat het parket die dossiers niet ontvangt, wat een administratieve verlichting betekent. Het kan echter wel nog altijd worden gevraagd, dossier per dossier.
Les citoyens peuvent obtenir une copie du dossier, par exemple à des fins d'assurance. Cela n'a aucun impact sur les victimes. Il s'agit d'une mesure qui n'a rien à voir avec le traitement réel de l'affaire. Cette méthode existe depuis des années dans différents domaines.
Een transparante aanpak van het vervolgingsbeleid van het parket naar de politie is een zeer bewuste keuze van de procureur des Konings van Halle-Vilvoorde. Wat betreft het kader van het parket van Halle-Vilvoorde kan ik de volgende cijfers meegeven. Het wettelijk kader bedraagt 24 magistraten. Daarvan zijn er twee gedetacheerd naar het IGO. Er zijn voorts vier plaatsen niet ingevuld, een magistraat is met bevallingsverlof, er is een selectieprocedure lopend voor een plaats en er zijn drie gedetacheerde Franstalige magistraten en een Nederlandstalige magistraat van het parket van Brussel werkzaam voor het parket van Halle-Vilvoorde.
Wat de aanpak van phishing betreft, blijven wij niet bij de pakken zitten. Het is belangrijk dat Justitie en politie hun verantwoordelijkheid opnemen en dat doen wij, zeker ten aanzien van een fenomeen waarvan wij weten dat het meer dan onrustwekkende vormen aanneemt. Phishing en bij uitbreiding cybercrime zijn een criminele dreiging waarmee wij allen worden geconfronteerd. U weet dat wij investeren in Justitie. Specifiek in dit domein gaat het om 33 extra mensen ter versterking van de parketten.
Dans la lutte contre le phishing, la police et la justice ne suffisent pas. Nous devons avant tout empêcher les citoyens d'être victimes de cette fraude. À ce niveau, ma collègue chargée de la Protection des consommateurs, en concertation avec les banques, prendra les initiatives nécessaires pour lutter contre le phishing ou pour empêcher que l'argent n'aboutisse chez les organisateurs de hameçonnage. Le Centre pour la Cybersécurité Belgique développe des initiatives pour alerter et sensibiliser les citoyens, notamment via le site Safeonweb.
Straffeloosheid is dus niet hetgeen wij installeren met deze omzendbrief. Integendeel, deze richtlijn zorgt ervoor dat de criminelen lastens wie een pakkans bestaat, ook effectief kunnen worden vervolgd. In eerste instantie moeten wij de slaagkans van de phishers zoveel mogelijk verkleinen, door burgers te waarschuwen, door ervoor te zorgen dat het geld tijdig wordt geblokkeerd, nog voor het op de rekening van de organisatoren terechtkomt.
Enfin, nous voulons augmenter les possibilités de se faire prendre, mais aussi d'être puni, et ce, grâce à un renforcement ciblé du ministère public, avec 33 personnes de plus pour lutter contre ce phénomène.
08.06 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, uw uitvoerige antwoord nuanceert toch een klein beetje de krantenkoppen. Ik noteer dat wanneer er een pakkans is, de criminelen zullen worden vervolgd, ongeacht of het bedrag hoger of lager dan 10.000 euro is. Het strafrechtelijk beleid in een arrondissement uitwerken, is de bevoegdheid van het openbaar ministerie, maar ik begrijp toch heel goed dat er vervolging zal komen wanneer de dader gepakt kan worden, ongeacht het bedrag.
Mijnheer de minister, voor heel veel mensen is een bedrag van minder dan 10.000 euro ook een heel groot verlies. Andere burgers, die het misschien financieel beter hebben, zullen dat iets minder erg voelen, maar natuurlijk moeten zij ook beschermd worden, zijn zij ook slachtoffer en hebben zij ook recht op vervolging van de daders.
Ik ben blij kennis te hebben kunnen krijgen van deze nuancering.
08.07 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, u nuanceert inderdaad de berichtgeving. Ik begrijp dat dergelijke onderzoeken in het buitenland moeilijk zijn en niet altijd slagen en dat er soms een afweging moet gemaakt worden. Het valt echter inderdaad moeilijk uit te leggen aan een slachtoffer. Bij phishing van 10.000 euro gaat het toch reeds over zware misdrijven.
U zegt dat de dader nog steeds vervolgd kan worden wanneer het bedrag lager is dan die 10.000 euro, maar het is dan niet echt een afschrikkend signaal aan de dader, als men toch weet dat de kans zeer groot is dat de misdrijven niet vervolgd zullen worden. Dat is uiteraard ook frustrerend voor de politie.
Uiteraard blijf ik ook oproepen om het parket van Halle-Vilvoorde te blijven versterken.
Wij hebben volgende week een heel ruime hoorzitting met de parketten, de procureurs des Konings, een vertegenwoordiger van de procureurs-generaal en de federale gerechtelijke politie. Wij zullen daar meer in het algemeen het gebrek aan mensen en middelen bespreken. Het gaat dan ruimer dan phishing en het parket van Halle-Vilvoorde.
08.08 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Vous me dites que les choix de poursuites criminelles ont toujours existé et qu'ils sont posés par le ministère public et non par le gouvernement. C'est vrai! Sauf que ces choix doivent être de vrais choix et non pas le résultat de contraintes budgétaires imposées par le gouvernement qui renforcent, par conséquent, le sentiment d'impunité auprès des auteurs et ce sentiment de justice de classe, de justice à deux vitesses qui existe déjà au sein de la population.
Pour nous rassurer, vous avancez plusieurs éléments et notamment le fait que le cadre du ministère public devra être en conséquence renforcé. La question est de savoir quand, puisque sans ce cadre renforcé, on aura beau nous dire que les infractions seront poursuivies indépendamment du seuil de préjudice de 10 000 euros, ce ne seront que des effets d'annonce.
En attendant, vous dites que ce seuil de 10 000 euros est indicatif, mais il reste un seuil malgré tout alors qu'il ne révèle en rien la gravité d'une infraction ni la nécessité ou non de poursuivre l'auteur à l'étranger. Ce seuil de 10 000 euros représente une somme extrêmement importante surtout pour les victimes en situation de précarité.
Par rapport à ce seuil très arbitraire de 10 000 euros, il ne faut pas oublier qu'un auteur peut faire plusieurs victimes dans plusieurs pays. Vous l'avez vous-mêmes reconnu, de sorte que si nous ne sommes pas à même d'établir le lien entre les affaires grâce à une enquête approfondie transmise au parquet, on ne connaîtra jamais l'ampleur de l'escroquerie qu'il convient de poursuivre.
08.09 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse détaillée mais je ne comprends pas une chose. Je souscris au fait que les parquets et la justice en général, dans les opérations de poursuite et de recherche des auteurs des infractions, agissent selon des directives et soient sous-tendus par l'efficacité dans l'action. On n'a pas la possibilité de recruter suffisamment d'inspecteurs et d'officiers de police judiciaire pour poursuivre toutes les infractions quelles qu'elles soient. Nous en sommes bien conscients.
D'ailleurs et c'est là que je ne comprends pas très bien le seuil de 10 000 euros, quand une infraction n'a pas beaucoup de chances d'aboutir pour des tas de raisons parce qu'il manque beaucoup d'éléments, pourquoi faut-il qu'un seuil assez élevé soit ainsi fixé?
En vérité, ce raisonnement d'efficacité pourrait s'appliquer à toutes les infractions, si je me limite aux infractions d'escroquerie, en dépit ou nonobstant leur seuil maximum ou minimum.
Dans un dossier, quand il y a une possibilité d'aboutir, pourquoi s'arrêter? Vous le dites vous-même, ils ne le font pas. Si, en dessous de 10 000 euros, il y a possibilité d'aboutir, ils y travaillent. Cela doit être valable pour tous les dossiers. Pourquoi s'acharner dans des dossiers de plus grande ampleur alors qu'on sait qu'on ne récupérera rien? C'est ce que je ne comprends pas. C'est le premier principe.
Le deuxième principe, comme on le sait, concerne le fait qu'il y a un problème de recrutement. On confond les choses. Il est impossible d'argumenter. Je vois la difficulté dans laquelle vous vous trouvez entre le fond et la forme. Tant qu'il y aura des problèmes de recrutement raisonnables, il y aura une suspicion de laisser tomber certaines affaires qui pourraient aboutir. C'est ça le vrai problème. Je trouve que dans la communication - qui nous permet aujourd'hui de poser une question -, le seuil a été énoncé de manière très ferme, comme si on ne pouvait pas descendre en dessous.
Votre réponse est intéressante à plus d'un titre puisqu'il apparaît qu'on peut quand même le faire. Mais je crois que c'est tout le raisonnement lui-même qui n'est pas bon. Soit, on est efficace - chaque fois qu'on peut récupérer quelque chose, on agit -, soit, on n'y arrive pas - parce qu'on n'a de toute façon pas assez de personnel. Il faut alors le dire et faire preuve de clarté envers une catégorie de justiciables en leur annonçant qu'en dessous d'un certain montant, cela coûte trop cher de mettre en œuvre les forces de police et l'organisation judiciaire, et qu'on ne le fera donc pas.
Mais je sais bien qu'on n'arrivera jamais à cette clarté-là. Il faut alors être ambitieux. Il faut reprendre le travail dans l'ambition et faire en sorte qu'il y ait suffisamment de personnes pour traiter l'ensemble des dossiers qui en valent la peine et qui donneront aux justiciables le sentiment que la justice a été rendue.
Het incident is gesloten.
La présidente: Les questions nos 55027016C, 55027019C et 55027023C de Mme Sophie Rohonyi sont reportées.
09 Question de Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le suivi des déclarations du ministre relatives au revenge porn" (55026880C)
09 Vraag van Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De stand van zaken met betrekking tot de uitspraken van de minister inzake wraakporno" (55026880C)
09.01 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, en janvier 2021, je vous interrogerais sur la coopération des médias sociaux dans le retrait d'images contrevenant à la loi sur le revenge porn. Plus précisément, je vous demandais le nombre de demandes de retrait d'images à caractère sexuel qui avaient été formulées par nos tribunaux auprès des plateformes numériques, mais aussi et surtout le nombre d'images qui avaient effectivement ainsi pu être retirées.
À l'époque, vous me répondiez que les données chiffrées dont dispose le service d'appui du collège des cours et tribunaux sont extraites des applications avec lesquelles les greffes gèrent les dossiers judiciaires. Il ressortait aussi de votre réponse que l'application IT des tribunaux civils de première instance ne permettrait pas d'enregistrer ces données demandées parce qu'il n'existerait pas aujourd'hui de code distinct qui permettrait d'identifier les affaires en rapport avec le retrait d'images à caractère sexuel. La situation serait différente concernant les affaires civiles – par rapport aux affaires correctionnelles – pour lesquelles il serait par contre possible de générer des chiffres.
C'est assez interpellant, d'autant plus qu'il est essentiel aujourd'hui de pouvoir disposer de ces chiffres en matière de revenge porn. En effet, cette violence est encore trop répandue chez nous. Les conséquences délétères sont extrêmement importantes auprès des victimes, et en particulier des jeunes victimes.
Où en est-on dans l'examen que vous aviez annoncé avoir mené avec le collège des cours et tribunaux sur la mise à disposition de ces chiffres pour ce qui concerne les affaires civiles?
De quelle façon la coopération avec les médias sociaux dans le cadre du retrait d'images à caractère sexuel se déroule-t-elle actuellement?
Des initiatives complémentaires à cette coopération avec les médias sociaux sont-elles prises par votre cabinet pour lutter contre ce phénomène?
Êtes-vous au courant de la création de la plate-forme Stop Non-Consensual Intimate Image Abuse (StopNCII), qui permet aux victimes d'enregistrer leurs photos compromettantes avant que ce contenu ne soit analysé et ensuite partagé aux entreprises coopérantes telles que Facebook – qui vont ainsi repérer les photos litigieuses sur leur plate-forme et les supprimer? Soutenez-vous cette initiative?
Quelle est selon vous sa plus-value par rapport à la coopération mise en place entre le pouvoir judiciaire et les médias sociaux via cette fameuse loi sur le revenge porn?
09.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: La réponse à votre première question ne diffère pas de la réponse que j'ai donnée, à savoir que les données chiffrées dont dispose le service d'appui du collège des cours et tribunaux qui sont extraites des applications utilisées par les greffes pour gérer les dossiers judiciaires ne permettent pas d'enregistrer les données demandées. En effet, il n'existe pas de code distinct pour identifier des affaires relatives à un retrait d'images à caractère sexuel. Par contre, la Justice mise énormément sur la numérisation et la gestion efficace des données.
Avec notre plan de transformation numérique, nous voulons assurer de meilleurs matériels et logiciels, concevoir des dossiers numériques, relier les bases de données existantes entre elles, développer Just-on-web et de cette façon travailler plus efficacement. L'approche des données, la création de nouveaux codes seront aussi traités mais ultérieurement. Malheureusement, je ne peux encore vous donner directement des réponses puisque l'on dépend des codes – un système d'encodage qui est vieux et que l'on voudrait changer.
Une fois que la banque de données des jugements et des arrêts sera opérationnelle – c'est prévu pour 2023 –, le projet de loi sera présenté au Parlement. L'entreprise responsable de la banque de données sera sélectionnée pour l'été. Une fois prête, sur base de l'analyse des noms des termes, il sera possible de donner plus d'informations que ce que nous pouvons faire aujourd'hui.
En ce qui concerne votre deuxième question, depuis l'introduction de la loi du 4 mai 2020, l'Institut pour l'Égalité des Femmes et des Hommes (IEFH) est devenu un signaleur de confiance fiable (trusted flagger) permettant aux plateformes internet telles que Facebook de retirer rapidement les images. Child Focus fait d'ailleurs la même chose lorsqu'il s'agit de mineurs. À cette fin, ils coopèrent avec la police fédérale (service IRU: Internet Referral Unit). Nous tentons de faire comprendre de manière accessible que l'IEFH est un signaleur de confiance. Un formulaire de signalement est disponible sur son site internet par lequel les citoyens peuvent signaler du revenge porn afin que les images soient rapidement mises hors ligne et ne puissent plus être diffusées. Nous sommes en dialogue permanent avec le directeur de l'IEFH. Il faut voir quel pourrait être le rôle actif de la Justice en ce domaine. Enfin, la lutte contre le revenge porn fait également partie du plan d'action national contre les violences basées sur le genre.
Pour répondre à votre troisième question, le nouveau droit pénal sexuel, qui entrera en vigueur le 1er juin prochain – la nouvelle loi ayant été publiée au Moniteur belge le 30 mars dernier –, comprend une infraction de base explicite de non diffusion, de non consultation d'images et d'enregistrements à caractère sexuel assortie d'une peine sévère.
Une personne qui diffuse des images sexuelles d'un adulte intentionnellement ou dans un but lucratif risque une peine de prison effective de cinq ans. En cas d'infraction aggravée, la peine peut atteindre un maximum de quinze ans.
Je m'attends à une démarche encore plus active de la part des grands acteurs des médias tels que Facebook, Meta et Google. Ceux-ci ont d'ailleurs promis de le faire.
Une réunion est prévue le 16 mai prochain avec l'IEFH et les entreprises de médias sociaux au sujet de la loi. L'objectif est d'affiner techniquement la loi afin que les médias sociaux puissent mettre plus rapidement hors ligne les images sexuelles non consensuelles.
J'en arrive à votre quatrième question. Cette initiative forte est déjà activement soutenue par l'IEFH. En effet, celui-ci y fait explicitement référence sur son site internet. Je ne peux que saluer cette initiative.
09.03 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses détaillées même si votre réponse à ma première question – qui est pourtant fondamentale – est identique à celle qui m'a été donnée précédemment. En effet, il n'existe toujours pas de code distinct permettant d'obtenir des données chiffrées.
Vous dites que cela sera fait ultérieurement. Qu'entendez-vous concrètement par là? Sommes-nous dépendants de la mise en place de la fameuse banque de données des jugements et arrêts attendue pour 2023?
Pour le reste, le problème subsiste. En effet, vous dites de manière récurrente que la lutte contre les violences sexuelles est une priorité du gouvernement, ce dont je ne doute absolument pas. C'est d'ailleurs la raison pour laquelle nous avons soutenu votre Code pénal sexuel. Mais, dans le même temps, il demeure un gros problème de récolte des données relatives aux violences sexuelles. Qu'il s'agisse des féminicides, du revenge porn ou des violences sexuelles, c'est chaque fois le même problème. Or ces données sont essentielles pour pouvoir objectiver ces phénomènes et prendre par conséquent des mesures ciblées et efficaces.
Je pense en particulier aux infractions commises par des mineurs. C'est souvent le cas en ce qui concerne le revenge porn. Il convient d'avoir des mesures de prévention qui soient adaptées en ce qui concerne la diffusion des images mais aussi les complices des auteurs qui repartagent ensuite ces images litigieuses.
Je pense que ce travail de récolte des données doit pouvoir déjà aujourd'hui être fait auprès des tribunaux civils mais aussi auprès des organismes qui reçoivent des plaintes. Vous l'avez dit, l'IEFH est devenu entre-temps signaleur de confiance. Un travail de récolte de données peut être fait auprès de Child Focus, auprès de l'autorité de protection des données. C'est important de pouvoir les sonder, également pour connaître la durée qu'il a fallu aux plateformes pour retirer ces images litigieuses. On le sait, plus l'image reste longtemps sur internet, plus elle fera de mal à la victime.
Enfin, j'en viens à mes questions sur la plate-forme d'aide StopNCII. Serait-il intéressant de l'institutionnaliser et de la doter d'un cadre légal pour veiller à ce que la vie privée des victimes soit scrupuleusement respectée?
L'incident est clos.
10 Vraag van Kristien Van Vaerenbergh aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De pro-Deobetalingen aan advocaten" (55027042C)
10 Question de Kristien Van Vaerenbergh à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le paiement des prestations pro deo aux avocats" (55027042C)
10.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Ik verwijs naar mijn vraag zoals ik ze schriftelijk heb ingediend.
Men berichtte mij dat de pro deo-gelden
reeds enige weken op de rekeningen van de ordes zijn gestort. Naar verluidt zou
dit zijn omdat men begrijpt dat de sociale context van heden zich ertoe leende
een vroege uitbetaling van de pro deo-gelden te garanderen.
Evenwel staan, half april, die gelden nog
steeds op rekening van de OVB en werden ze nog niet uitbetaald op de rekening
van de pro deo-advocaten.
Normaal krijgen de advocaten – wanneer
men deze uitbetaling voorbereidt – een mail om hun rekeningnummer na te gaan in
het Privaat Luik. En dan volgt ongeveer tussen de 1 à 2 weken daarna de
effectieve betaling.
Dergelijke mail is op het tijdstip van
het indienen van de vraag nog niet ontvangen, zodat een effectieve uitbetaling
niet voor eind april te verwachten is. Dat zou betekenen dat deze gelden meer
dan 1,5 maand op de rekening van de orde blijven staan.
Wanneer stortte de Belgische staat de gelden door aan de ordes? Heeft u weet waarom de orde deze gelden met vertraging doorstort aan de advocaten? Wanneer zal de orde deze gelden doorstorten aan de rechthebbende advocaten?
10.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, uw bekommernis met betrekking tot deze betaling is uiteraard terecht, maar de pro-Deogelden voor het gerechtelijk jaar 2020-2021 zijn nog niet aan de ordes overgemaakt. Dit gebeurt traditioneel na de begrotingscontrole en die is, zoals u weet, net achter de rug. Het dossier wordt binnenkort verder afgewerkt zodat men zo snel mogelijk de betaling kan uitvoeren.
Het administratief bestuurlijk proces dat we stapsgewijs moeten volgen ingevolge het KB van 20 december 1999 neemt helaas veel tijd in beslag. De concrete waarde van het punt is intussen – denk ik – vorige week goedgekeurd door de ministerraad, indien ik me niet vergis. De ordes zullen vervolgens, naar alle verwachtingen, zoals steeds, de gelden zo snel mogelijk doorstorten naar de individuele advocaten.
10.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, ik hoop inderdaad dat de situatie snel kan evolueren. Zoals u weet, doen veel advocaten pro-Deowerk. In de huidige context zullen veel advocaten, vaak jonge advocaten, wel aan het wachten zijn op dat pro-Deogeld. Ik hoop dat dit inderdaad snel kan worden uitbetaald aan de ordes en vervolgens aan de individuele advocaten.
Het incident is gesloten.
11 Question de Olivier Vajda à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L’arrêt de la CEDH concernant la procédure belge de reconnaissance des cultes" (55027052C)
11 Vraag van Olivier Vajda aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het arrest van het EHRM inzake de Belgische procedure voor de erkenning van de erediensten" (55027052C)
11.01 Olivier Vajda (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, le 12 avril dernier, la Cour européenne des droits de l’homme (CEDH) a rendu un arrêt reconnaissant une discrimination subie par des congrégations de Témoins de Jéhovah installées en Région bruxelloise, où a été supprimée leur exonération du précompte immobilier. Si je ne souhaite pas m'appesantir sur le cas particulier des Témoins de Jéhovah bruxellois, je suis tout de même surpris par quelques considérants et analyses de l’arrêt de la CEDH.
En effet, selon la Cour, "ni les critères de reconnaissance ni la procédure au terme de laquelle un culte peut être reconnu par l’autorité fédérale ne sont prévus par un texte satisfaisant aux exigences d’accessibilité et de prévisibilité". Le même arrêt ajoute: "En outre, libellés en des termes particulièrement vagues, ils ne peuvent, à l’estime de la Cour, être considérés comme offrant un degré suffisant de sécurité juridique." En réalité, l'arrêt de la Cour dénonce l'absence d'un texte encadrant la procédure relative à la reconnaissance d’un culte. Il n’existe également aucun délai pour la procédure. La RTBF, qui relayait l’information, note, du reste, qu’aucune décision n’a été prise à ce jour concernant les demandes de reconnaissance introduites par l’Union bouddhique belge et par le Forum hindou de Belgique, respectivement en 2006 et 2013. Ce ne sont donc pas des dossiers neufs qui vous ont été confiés.
Un tel flou juridique ouvre la porte à une prise de décision subjective, entravant les bonnes relations entre l’État et les organes de cultes belges. Dans le cas de la procédure susmentionnée, celle-ci s’est soldée par une amende pour la Belgique – ce qui n'est jamais agréable sur le plan de la bonne gouvernance.
Dès lors, monsieur le ministre, confirmez-vous l’absence de cadre législatif relatif à la procédure de reconnaissance d'un culte? Que mettez-vous en œuvre afin de régulariser la situation aux yeux de la Cour européenne des droits de l'homme et de clarifier le processus de reconnaissance de culte? Une liste de critères à remplir est-elle en cours de rédaction ou de mise à jour? Incidemment, où en sont les procédures de reconnaissance des cultes bouddhique et hindou, dont question ci-dessus?
11.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, cher collègue, les critères de reconnaissance dans le cadre d'une demande de reconnaissance d'un culte ou d'une organisation philosophique non confessionnelle n'ont jamais été et ne sont pas repris dans une loi. Il s'agit en effet d'une pratique administrative.
Mes services comptent analyser l'arrêt de la Cour dès sa publication. Les conséquences de l'arrêt et les actions à prendre sont actuellement à l'étude par un groupe de travail interne au SPF Justice, à qui j'ai demandé de me présenter les résultats au plus tard le 20 juillet. J'en ai aussi parlé lors du dernier conseil de dialogue, qui s'est déroulé, il y a quelques jours, dans mon cabinet.
La Cour parle de la nécessité d'un texte accessible et prévisible, et c'est là le plus important pour moi. Je ne vais pas anticiper les propositions du groupe de travail, mais cela ne me semble pas manquer de clarté. La liste des critères de reconnaissance se trouve quelque part cachée sur le site du SPF Justice. Je peux vous en envoyer le lien. Nous devons examiner si ces critères sont suffisants et comment nous pouvons ensuite les traduire de manière efficace dans un texte accessible et prévisible.
Les procédures de reconnaissance du bouddhisme, en tant qu'organisation philosophique non confessionnelle, et de l'hindouisme, en tant que culte, sont en cours. La reconnaissance du bouddhisme a été inscrite dans l'accord de gouvernement et a été intégrée dans ma note de politique générale. Mes services travaillent en étroite collaboration avec l'Union bouddhiste de Belgique en ce qui concerne un texte prévoyant sa reconnaissance, que j'espère soumettre au Parlement cette année, et avec le Forum hindou de Belgique à propos de la matérialisation de l'octroi d'un subside pour la structuration de son organe représentatif.
11.03 Olivier Vajda (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je me doute bien que, pour analyser un tel arrêt, il ne faut pas agir dans la précipitation. Je prends donc rendez-vous avec vous en juillet prochain pour comprendre les meilleures conséquences que vous tirerez de cet arrêt.
Que l'on soit pour la laïcité ou la neutralité de l'État, il est important que l'on ait des critères objectifs et accessibles en toute matière. Si ces critères existent et qu'ils sont sur le site du SPF Justice, ils sont cachés quelque part, comme vous l'avez dit. C'est évidemment à améliorer.
Het incident is gesloten.
12 Question de Claire Hugon à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les méthodes de calcul des contributions alimentaires en Belgique" (55027059C)
12 Vraag van Claire Hugon aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De berekeningswijzen voor de onderhoudsbijdragen in België" (55027059C)
12.01 Claire Hugon (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, l’année dernière, la Ligue des familles a réalisé une étude comparative et critique relative à cinq méthodes de calcul des contributions alimentaires utilisées par les juges, les médiateurs, les avocats et les parents. Cette étude mettait en lumière leurs avantages et inconvénients respectifs, en vérifiait la conformité aux dispositions légales – aussi bien le Code civil que les arrêtés – et montrait également sur quels résultats parfois considérablement différents elles pouvaient déboucher.
En outre, si certaines méthodes sont payantes, d’autres sont mises à disposition gratuitement. Cela pose aussi question, vu que la légalité des méthodes et leur conformité à l’intérêt de l’enfant semblent inégales. La Ligue des familles et le Gezinsbond déconseillent, du reste, le recours à la méthode Hobin, qui ne serait pas conforme aux bases légales, mais qui déboucherait, en outre, sur des résultats ne respectant pas l’intérêt supérieur de l’enfant. C’est pourtant cette méthode critiquée qui est disponible gratuitement sur le site des cours et tribunaux.
La Ligue concluait son étude par la revendication d’une "méthode de calcul unique, flexible et obligatoire pour calculer les contributions alimentaires, afin de lutter contre la pauvreté des familles monoparentales, mais également contre la pauvreté infantile et les inégalités de genre". Elle recommandait ainsi d’augmenter les moyens de la Commission fédérale des contributions alimentaires pour former un groupe de travail chargé de l’élaboration d’une telle méthode de calcul unique.
Monsieur le ministre, partagez-vous le constat que la coexistence de ces méthodes ne conduit pas à des résultats suffisamment prévisibles, objectifs et équitables pour les parents? Quelle suite comptez-vous réserver à la recommandation de développer une méthode de calcul unique telle que préconisée par ces associations? Un financement supplémentaire pour ce faire pourrait-il être confié à la Commission des contributions alimentaires? Si oui, dans quel délai?
Pourriez-vous ensuite m’indiquer si, actuellement, chaque professionnel de la justice qui souhaite se servir d'un logiciel payant doit l’acquérir personnellement et à ses frais ou bien si une forme de collectivisation est organisée? Que pourriez-vous répondre aux inquiétudes de la Ligue des familles concernant la mise à disposition gratuite de la méthode Hobin, sachant qu'elle n'est ni proposée ni recommandée par la Commission des contributions alimentaires?
12.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur le président, chers collègues, pour répondre à vos deux questions, je vous confirme qu'actuellement, aucune méthode de calcul des contributions respectives des parents n'est privilégiée par la loi, celle-ci se contentant de déterminer de manière générale la nature des facultés financières des parents et des frais à prendre en considération dans le calcul. Par conséquent, chaque juge est susceptible de développer sa propre méthode de calcul en fonction de la prise en compte d'une ou l'autre source de revenus qu'il estime pertinente, ce qui rend, en effet, la détermination du montant de cette contribution peu prévisible.
Il existe certes des logiciels payants tels que PCA-VOB qui permettent de l'anticiper quelque peu mais son utilisation n'est pas obligatoire et doit être prise en charge financièrement par celui qui l'emploie.
Fort de ces constats, une commission des contributions alimentaires a été instituée en vertu de l'article 1322 du Code judiciaire. Cette commission a pour vocation de donner des recommandations concernant la fixation de la contribution de chacun des père et mère conformément à l'article 203bis du Code civil. Cet article 1322 prévoit également que le Roi peut déterminer une méthode de calcul pour faciliter les recommandations de la commission des contributions alimentaires.
La commission des contributions alimentaires vient de reprendre ses travaux et continue d'affiner sa méthode de calcul des contributions sur base des méthodes utilisées par les praticiens. Des moyens financiers ont été dégagés pour soutenir la commission dans l'étude de ces différentes méthodes.
J'attends les recommandations de la commission avant de proposer éventuellement une méthode de calcul particulière. Une méthode de calcul unique pourrait faciliter le travail des juges et pourrait mener à l'octroi des contributions alimentaires qui ne seraient pas trop différentes selon le lieu de résidence du citoyen. Toutefois, je tiens à souligner que la détermination d'une méthode de calcul unique ne doit pas empêcher le juge d'exercer son pouvoir d'appréciation, notamment au regard de l'intérêt supérieur de l'enfant.
12.03 Claire Hugon (Ecolo-Groen): Merci beaucoup, monsieur le ministre, pour vos réponses. Je suis contente de savoir que la commission poursuit des travaux pour affiner une méthode de calcul et que vous envisagez effectivement l'issue des travaux. Je ne sais pas si vous avez une date prévue pour l'instant. Je vois que vous dites non. Il serait peut-être intéressant de savoir quand ou vers quel moment la commission penserait avoir terminé ses travaux afin de savoir si vous pourrez effectivement proposer une méthode unique. J'entends bien qu'il faut préserver une certaine marge d'appréciation pour le juge. Je pense que ce n'est pas ce qui était ici particulièrement mis en cause.
Mais ce que veulent faire les associations, c'est insister, comme vous l'avez dit vous-même, sur l'importance de pouvoir un minimum prévoir le résultat. Dans l'étude de la Ligue des familles figurent deux études de cas qui appliquent chacune des méthodes à la même famille avec des résultats considérablement différents. Il y a des variations de plusieurs centaines d'euros. Il y a même un cas où c'est un parent pour une méthode et l'autre pour l'autre méthode qui se trouve à devoir payer. C'est évidemment quelque chose de compliqué pour les parents. Vous savez que la dimension genrée des choses me tient beaucoup à cœur. Ces questions ne sont pas neutres du point de vue du genre puisque la plupart des familles monoparentales sont des familles avec des mères seules. Pour toutes ces raisons, je suis contente de savoir que le travail est en cours. Je serais vraiment heureuse de pouvoir prendre connaissance des conclusions de la commission quand elles seront disponibles.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitster: Vraag nr. 55027067C van de heer Van Hecke wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
13 Question de Olivier Vajda à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les conséquences de la pénurie de juges pour les victimes des attentats de Bruxelles" (55027071C)
13 Vraag van Olivier Vajda aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De gevolgen van het tekort aan rechters voor de slachtoffers van de aanslagen in Brussel" (55027071C)
13.01 Olivier Vajda (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, la présente question avait été introduite avant notre intéressant débat d'hier sur l'attractivité des magistrats, néanmoins elle conserve une certaine utilité dans l'urgence donnée par l'arrivée de ces gros procès. Six ans après ces attentats qu'a connus Bruxelles, des procès d'indemnisation étaient prévus pour ce 19 avril. Les victimes qui attendent toujours que soient établis les montants à verser par les assureurs ont cependant vu les audiences reportées pour cause d'absence du juge titulaire de la chambre. Vu la carence en juges effectifs, la cause est remise d'office au 13 juin 2023 pour plaidoirie. Il y a clairement un manque flagrant de magistrats au tribunal de première instance à Bruxelles.
La pénurie n'est pas nouvelle. Je rappelle que votre note de politique générale développée fin 2021 était volontariste quant aux nouveaux moyens, notamment humains, à mettre à la disposition de la Justice.
Ma première question générale a déjà trouvé réponse hier. Un suivi des pénuries de juges est-il assuré en collaboration avec les tribunaux de première instance? Dans l'urgence, quel rôle pouvez-vous jouer en tant que ministre de la justice pour faire face à cette pénurie, particulièrement dans l'urgence des débats judiciaires actuels?
13.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Cher collègue, nous menons une constante réflexion avec le collège des cours et tribunaux pour permettre le recrutement des magistrats du siège. Le Collège nous a transmis des fiches de recrutement pour l'année 2021 pour le tribunal de première instance de Bruxelles réparties comme suit:
- le tribunal néerlandophone: quatre places vacantes de juges publiées;
- le tribunal francophone: vingt-deux places vacantes de juges publiées et deux de plus pour les juges spécialisés en matière fiscale.
Pour ce qui concerne le dossier relatif aux attentats de Zaventem et Maelbeek, quatre juges y sont spécialement dédiés dans le cadre du recrutement spécifique pour ce procès hors norme. Les actions nécessaires sont donc entreprises. Nous publions des annonces et de nouveaux juges sont recrutés.
S'agissant de votre deuxième question, depuis le début de la législature, nous avons eu à cœur de renforcer le personnel judiciaire en ouvrant de nombreuses places de magistrat, greffier, juriste, référendaire. Au total, il s'agit de 1 400 personnes supplémentaires pour la Justice, dont 827 magistrats et du personnel d'appui judiciaire. C'est un effort considérable de ce gouvernement! Ceci a entraîné une très grande vague de recrutement et plus de la moitié de ces personnes travaillent entre-temps pour la Justice.
Le collège des cours et tribunaux et le collège du ministère public sont des organes indépendants chargés d'évaluer les besoins en personnel des différents cours et tribunaux et parquets du pays. Nous ouvrons les places vacantes en fonction des fiches de recrutement qui nous sont communiquées par ces deux collèges.
S'agissant de l'organisation propre à chaque tribunal, il va de soi que le ministre de la Justice n'a aucun pouvoir d'intervention dans le fonctionnement. Cette compétence est exclusivement réservée au chef de corps.
Je peux néanmoins vous assurer que la situation est suivie de près afin de permettre un fonctionnement plus rapide et plus efficace de la Justice, notamment à Bruxelles.
13.03 Olivier Vajda (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. En ce qui concerne les attentats, vous nous dites que la nomination particulière n'est pas de votre compétence mais ressort des demandes qui sont faites par les collèges des magistrats et des cours et tribunaux. Vous dites également que quatre juges seront dédiés pour ce procès hors norme, ce dont je me réjouis.
Je signale encore la nécessité de maintenir l'attention sur ces procès qui sont d'une grande importance dans l'immédiat de notre Justice.
Het incident is gesloten.
14 Question de Marie-Christine Marghem à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La création d'un pôle judiciaire "cold cases"" (55027086C)
14 Vraag van Marie-Christine Marghem aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De oprichting van een gerechtelijke pool 'cold cases'" (55027086C)
14.01 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre de la Justice, vous voyez que je n'ai peur de rien et que malgré les difficultés de l'organisation judiciaire, j'envisage à travers cette question la création d'un service nouveau. En effet, la France va s'attaquer à ses cold cases; chez notre voisin tricolore, ce ne sont pas moins de 173 dossiers de crimes non élucidés qui sont entre les mains de la justice sans qu'elle ait eu jusqu'ici les moyens de les résoudre. Cela a changé depuis l'instauration au sein du tribunal de Nanterre d'un pôle national dédié aux crimes non élucidés et aux crimes sériels.
Cette nouvelle entité est dotée de trois juges d'instruction parmi les plus aguerris, d'un vice-procureur, de greffiers, d'assistants de justice, sans compter deux officiers de police judiciaire afin de mener à bien ces missions. Ce pôle "cold cases" a pour tâche de traiter des affaires particulièrement complexes avec un caractère sériel et dont les auteurs des crimes n'auraient pu être identifiés jusqu'à présent, après plus de 18 mois. Grands enjeux, technicité et expertise sont au cœur du réacteur de ce pôle des affaires non élucidées. Le pôle "cold cases" va pouvoir reprendre, depuis le début, des enquêtes sensibles, complexes, en mal d'avancement ou laissées de côté.
De par sa compétence nationale, il va disposer d'une vision plus large que les limites territoriales de chaque juridiction. Pour ce faire, le pôle sera aidé par une trentaine d'enquêteurs spécialisés de la Gendarmerie nationale, analystes en comportement et spécialistes du crime en série. Cette initiative a été saluée en France par les familles des victimes de crimes qui ne sont toujours pas élucidés aujourd'hui.
Je trouve, en ce qui me concerne, que c'est une initiative très intéressante. En matière de cold cases, la Belgique, hélas, n'est pas en reste. Doit-on rappeler l'affaire de Kim et Ken jamais résolue et dont personne ne se souvient ou bien l'affaire des tueurs du Brabant pour laquelle le délai de prescription est devenu un élastique qu'on étire sans fin? Combien de tueurs en série auraient pu être neutralisés et traduits en justice si ce pôle avait existé chez nous avec une vision et des compétences les plus larges possible?
Monsieur le ministre de la Justice, vous avez entamé, depuis votre entrée en fonction, le recrutement de davantage de magistrats. Vous avez entrepris de donner à notre pouvoir judiciaire des moyens modernes. Dans le cadre de ces renforcements que vous conduisez, comment considérez-vous cette réforme française? Pouvez-vous vous engager à créer, avant la fin de cette législature, un pôle dédié aux affaires de crimes en série et non résolues? Êtes-vous en mesure de regrouper le même nombre de personnel qu'en France pour un pôle "cold cases" belge? Allez-vous instaurer une entité spécialisée au sein, par exemple, du tribunal de Bruxelles?
Par ailleurs, pareille entité aurait le mérite de soulager de dossiers complexes les enquêteurs de première ligne et concentrerait, au sein d'une même équipe, des enquêteurs et des magistrats spécialisés qui avanceraient sans s'éparpiller.
Enfin, il s'agit de prévenir des crimes dont l'horreur n'a déjà que trop bouleversé notre pays. La recherche de la justice n'est pas une question de temps ou de moyens mais surtout une question de compétences et de volonté.
14.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame Marghem, vous me posez en effet une question intéressante. Dans notre pays aussi, il y a de nombreuses affaires de crimes non élucidés. Dans l'intérêt des victimes ou des proches, il est de notre devoir de continuer, dans la mesure du possible, à œuvrer pour trouver la vérité et élucider le plus grand nombre d'affaires possible. Mais dans notre pays, cela ne signifie pas que nous devons ou voulons le faire par le biais d'un pool central à Bruxelles. Le traitement de cold cases par la police judiciaire fédérale ne nécessite pas la création de cellules ad hoc, d'après les informations qui m'ont été communiquées, car dans un service de recherche régulier, il y a suffisamment d'expertise pour traiter ce type d'affaires. Il en va de même pour le ministère public.
Par ailleurs, il est clair que des techniques d'enquête médico-légales ou d'autres techniques d'enquête spécialisées peuvent être fournies ou soutenues par un organisme central, à savoir l'Institut national de criminalistique et de criminologie. Prenons l'exemple de la recherche sur l'ADN qui a permis, tout récemment, dans une affaire très connue en Flandre, une percée dans une enquête sur des meurtres non résolus.
En d'autres termes, la création de ces cellules cold cases ne crée pas suffisamment de valeur ajoutée. Cela n'empêche toutefois pas la police judiciaire fédérale (PJF) de le faire à titre exceptionnel, comme par exemple avec la cellule Bande de Nivelles
14.03 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je ne suis pas de votre avis en ce qui concerne l'inutilité d'une telle structure. D'ailleurs, vous en reconnaissez l'utilité puisque, effectivement, à certains moments, au niveau de la PJF, des initiatives de ce type sont prises. L'idée est, lorsqu'on n'avance pas dans le traitement d'un cas, qu'on ne parvient pas à élucider ou à trouver l'auteur d'une infraction et qu'on reste en rade pendant des mois et des années, d'essayer de mettre autour du cas toutes les possibilités techniques existantes, les plus modernes et les plus intéressantes, pour trouver l'auteur et faire en sorte que les victimes de ces infractions atroces reçoivent une aide et puissent connaître la vérité.
Vous évoquez un cas en Flandre que je ne connais pas mais nous pouvons en parler off the record pour ma gouverne personnelle. Il est évident que les nouvelles techniques permettent des percées intéressantes mais je ne sais pas dans quels cas et avec quelle agrégation de compétences on les a utilisées car elles sont valables partout. Ce n'est donc pas seulement parce qu'une technique de pointe est utilisée qu'on peut trouver la vérité pour tous les cas qui sont restés en rade. C'est aussi dû au fait que les enquêteurs ont une expérience et des spécificités tout à fait particulières, et se souviennent de certaines choses.
Par exemple, des enquêteurs sont spécialisés dans la reconnaissance de véhicules au départ de débris de véhicules. Ces gens connaissent toutes les marques de tous les véhicules et sont capables d'identifier, avec une grande précision, un véhicule au départ de traces recueillies dans le cadre d'une enquête. Ils ne sont pas nécessairement à la disposition de tous les enquêteurs. C'est donc cela qui, à un moment donné, doit pouvoir être rassemblé autour d'un cas pour le faire évoluer.
Je suis convaincue que, si nous faisions le total de tous les cas non élucidés depuis longtemps en Belgique, nous en trouverions malheureusement quasiment tout autant qu'en France. Dès lors, pourquoi ne pas envisager qu'on les mette dans un périmètre circonscrit avec des enquêteurs qui, ponctuellement, travailleraient sur ces cas pour essayer de les solutionner?
Je suivrai évidemment ces dossiers particuliers, notamment celui dont vous avez parlé et pour lequel les enquêteurs se sont regroupés autour d'une situation bien précise, pour voir comment ils ont fait et ce qu'ils attendent de ce rassemblement de compétences.
L'incident est clos.
15 Vraag van Ben Segers aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het plaatsen van drie kleine kinderen in een gesloten centrum" (55027075C)
15 Question de Ben Segers à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le placement en centre fermé de trois enfants en bas âge" (55027075C)
15.01 Ben Segers (Vooruit): Mijnheer de minister, in De Morgen lazen we recent dat twee Servische meisjes van ongeveer twaalf jaar en ook een jongen, mogelijk de broer, van ongeveer tien jaar oud op zondag 10 april werden betrapt bij een poging tot inbraak in Flémalle bij Luik. Er zijn vermoedens van mensenhandel en gedwongen criminaliteit. Na een nacht in een Luikse politiecel werden de meisjes maandagochtend naar het gesloten centrum in Holsbeek overgebracht, en de jongen naar het gesloten centrum van Merksplas.
Werd er op enig ogenblik een officiële leeftijdstwijfel geuit? Zo ja, door wie en wanneer? Ik begreep immers dat het erg duidelijk was dat het om minderjarigen ging.
In De Morgen las ik dat het parket van Luik stelt dat die nacht de Dienst Voogdij is verwittigd. Is die informatie correct? Hoe verloopt de permanentieregeling van de Dienst Voogdij op dit ogenblik? Wordt de telefoon er opgenomen en door wie? Wordt er dan ook actief gezocht naar een oplossing voor de problemen die zich voordoen of wordt er slechts gevraagd om tijdens de kantooruren terug te bellen? Zou het kunnen dat de politiediensten op dat ogenblik geen gehoor kregen en de kinderen dan maar naar de cel en vervolgens naar het gesloten centrum hebben overgebracht?
U voorziet in bijkomende middelen voor de Dienst Voogdij. Zult u daarmee ook kunnen zorgen voor een duurzame nacht- en weekendregeling?
Wanneer exact en om hoe laat werd er een voogd aangesteld en wanneer precies was dat bij het parket bekend? Zijn de drie kinderen bij dezelfde voogd ondergebracht, of verblijven ze minstens in hetzelfde arrondissement?
In dit soort zaken gaat vaak kostbare tijd verloren, onder meer met het oog op een tijdelijke plaatsing of een vordering door de jeugdrechter, omwille van het grote kluwen en de zoektocht naar het bevoegde parket. Het bevoegde parket is immers dat van de woonplaats van de voogd. Welke mogelijkheden tot verbetering ziet u met betrekking tot dit aspect?
Het jeugdparket oordeelde dat er geen sprake was van een verontrustende opvoedingssituatie. Ik vind dat, gezien de feiten, toch opmerkelijk. Het gaat om zeer jonge kinderen die gevat zijn bij een poging tot diefstal, die zich ver van huis bevinden en mogelijk betrokken zijn bij mensenhandel en verplichting tot het plegen van criminele feiten. Hoe verklaart u dat oordeel? Klopt het dat de jeugdrechter hierdoor ook geen maatschappelijk onderzoek heeft bevolen, iets wat me erg verontrustend lijkt?
Hoe verliep de communicatie tussen het jeugdparket en de referentiemagistraat voor mensenhandel? Werd deze laatste op de hoogte gebracht? Wat is de stand van zaken?
We weten van de twee meisjes dat ze uiteindelijk terecht konden in het net opgerichte Meza, het centrum voor minderjarige slachtoffers mensenhandel. Kon ook de jongen ergens terecht en zo ja, waar?
Zijn ze daar nog steeds? Waar bevinden de kinderen zich nu? Wordt er op de een of andere manier geprobeerd om met hen in contact te blijven?
Zijn er statistieken beschikbaar van het aantal strafzaken mensenhandel met het bijzondere opzet gedwongen criminaliteit die respectievelijk geopend werden, geseponeerd werden en geleid hebben tot een veroordeling? Wat leidt u daaruit af?
15.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer Segers, vooraf verwijs ik naar het antwoord dat collega Sammy Mahdi op uw mondelinge vraag heeft gegeven in de commissie van vorige week. Hij ging al in op de beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken en de overbrenging van de meisjes naar het gesloten centrum van Holsbeek. Ik zal daarop niet meer terugkomen. Ik zal echter antwoorden vanuit het oogpunt van de Dienst Voogdij. Het is een vrij uitvoerig antwoord, mevrouw de voorzitster, waarvoor mijn excuses.
Mijnheer Segers, volgens de Dienst Voogdij werd geen twijfel geuit door de betrokken politiedienst.
Het antwoord op het eerste deel van uw tweede vraag luidt als volgt. De Dienst Voogdij heeft op de dag van de interceptie, 10 april, geen signalementsfiche ontvangen. De Dienst Voogdij werd op 11 april in de loop van de dag gecontacteerd over de drie kinderen. De betrokken lokale politie meldt mij wel dat de nachtpermanentie van de Dienst Voogdij werd gecontacteerd, maar dat niemand opnam. U weet dat de werking van de Dienst Voogdij momenteel niet optimaal is omwille van stakingsacties. U weet ook wat wij daaraan willen doen.
Op 11 april ontving de Dienst Voogdij de signalementsfiche van de jongen. Op deze fiche was de leeftijd van de jongen niet vermeld. Ze bevatte ook geen indicaties over eventuele mensenhandel of over een bijzondere kwetsbaarheid van de jongen. Bovendien was de jongen al bekend bij de Dienst Voogdij. De dienst werd door de dispatching van Fedasil geïnformeerd dat de jongen aangeboden opvang had geweigerd en finaal vertrokken was.
De twee meisjes bleken op 11 april te zijn overgebracht naar het gesloten centrum te Holsbeek, waar werd vastgesteld dat het minderjarigen betrof. De twee meisjes werden gesignaleerd nadat het gesloten centrum telefonisch contact had opgenomen met de Dienst Voogdij. Ook op de signalementsfiches van de twee meisjes was geen informatie over eventuele indicaties van mensenhandel opgenomen. Een begeleider van de Dienst Voogdij is vervolgens naar het centrum van Holsbeek gereden om de meisjes op te halen en over te brengen naar een opvangcentrum voor minderjarigen, Meza. Aan de twee meisjes werd de volgende dag een voogd toegewezen. Er vond een ontmoeting tussen de voogd en de meisjes plaats. Ze verdwenen echter uit het centrum, waarna de voogd een aangifte van verdwijning heeft gedaan bij de politie.
Ik wil daarnaast ook aangeven dat, conform de omzendbrief betreffende mensenhandel en mensensmokkel van 2016 en de omzendbrief van 2016 betreffende het vademecum met betrekking tot de interdisciplinaire tenlasteneming van de niet-begeleide minderjarigen, de politiediensten en het openbaar ministerie bevoegd zijn om jongeren die mogelijkerwijze het slachtoffer van mensenhandel zijn aan een gespecialiseerd centrum toe te wijzen.
Om op uw vragen 2b en 2c te antwoorden: zoals u weet wordt er een vakbondsactie gehouden, waardoor de dienst na de kantooruren niet bereikbaar is. Er wordt gevraagd om tijdens de kantooruren meteen weer contact op te nemen. Daarnaast wordt aangegeven dat voor de opvang van zeer jonge of zeer kwetsbare minderjarigen contact kan worden opgenomen met de dienst bevoegd voor jeugdhulp. Voor de opvang van minderjarigen aan de grens kunnen diensten zich rechtstreeks wenden tot de observatie- en oriëntatiecentra van Fedasil in Steenokkerzeel en Neder-Over-Heembeek. De gesprekken en onderhandelingen zijn lopende, meer kan ik daar momenteel niet over kwijt. U begrijpt wel dat dit overleg alle kansen moet kunnen krijgen. Ik werk intussen aan een structurele versterking van de Dienst Voogdij. De gesprekken hierover worden op basis van een concreet voorstel momenteel in de regering gevoerd. Met het extra personeel zal er een gedegen permanentieregeling opnieuw mogelijk zijn. In de tussentijd werd ook al een interne oproep gelanceerd via het Special Federal Forcesprogramma van Selor voor een tijdelijke versterking van de Dienst Voogdij.
Wat uw derde vraag betreft, de Dienst Voogdij heeft op 12 april om 08.46 uur voor de twee jonge meisjes een voogd aangesteld, omdat zij, in tegenstelling tot de jongen, wel nog gelokaliseerd konden worden. De twee meisjes werden op 11 april 2022 omstreeks 14 uur door de Dienst Voogdij opgehaald en overgebracht naar het opvanghuis. De jongen verdween op 11 april 2022 onmiddellijk na zijn aankomst bij de dispatching van Fedasil.
Ik ga verder naar uw vierde vraag. Ik kan u meegeven dat de omzendbrief betreffende het vademecum aangeeft dat, indien de niet-begeleide minderjarige geen voogd heeft, het bevoegde parket is bepaald door de plaats van de feiten wanneer de niet-begeleide minderjarige ervan wordt verdacht een als misdrijf omschreven feit te hebben gepleegd en in andere gevallen door de plaats waar de niet-begeleide minderjarige werd aangetroffen.
Het parket kan in MenaWeb, een lightversie van onze databank, zien of een voogd werd aangesteld. De Dienst Voogdij probeert daarna een voogd aan te stellen in het arrondissement van het parket dat de maatregelen heeft getroffen.
Voor uw vijfde en zesde vraag heb ik een antwoord opgevraagd bij het parket van Luik, dat mij laat weten dat, aangezien het hier over een individueel dossier gaat, in het huidige stadium van de procedure geen nadere details kunnen worden gegeven.
Op uw zevende vraag kan ik u melden dat de jongen naar de dispatching van Fedasil werd gebracht door de politie van Flémalle. Hij weigerde opvang en vertrok onmiddellijk.
Op uw achtste vraag kan ik u antwoorden dat de twee meisjes bij het opvanghuis Meza werden geplaatst. Zij verdwenen echter de volgende dag. Zij werden de volgende dagen opnieuw aangetroffen en overgebracht naar het opvanghuis Meza. Omdat zij opnieuw aangaven te zullen weglopen, besliste het centrum hen te begeleiden tot bij een familie. Evenwel verdwenen zij opnieuw, ondanks een eerdere ontmoeting met de aangestelde voogd. De jongen verdween onmiddellijk na zijn aankomst bij de dispatching van Fedasil. De drie jongeren kunnen op dit moment niet meer worden gelokaliseerd.
Voor het antwoord op uw negende vraag heb ik heel wat cijfers bij mij. Ik zal ze u echter schriftelijk bezorgen.
15.03 Ben Segers (Vooruit): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerige antwoord.
De reden waarom ik vaak inga op specifieke casussen is om de grotere problematiek onder de aandacht te brengen.
In de commissie Mensenhandel zijn wij al wat dieper ingegaan op de vaststelling dat bijvoorbeeld gedwongen criminaliteit amper op de radar lijkt te staan. Het blijkt ook hier dat de verschillende betrokken diensten niet echt de reflex hebben gehad om het mogelijke grotere netwerk te zien. Dat manifesteert zich ook in de cijfers die u mij zal bezorgen. In de cijfers die ik al ken, verschijnt de gedwongen criminaliteit amper. In Nederland is dat wel het geval. Daar moet dringend iets aan gebeuren.
Ten tweede, de Interdepartementale Cel heeft tijdens de commissie Mensenhandel aangegeven dat de communicatie tussen het jeugdparket en de referentiemagistraat beter moet. Ik kan mij voorstellen dat dit ook hier het geval is. Ik weet het niet zeker, maar ik heb wel vermoedens in die richting.
Ten derde, ik hoop dat de situatie van de permanentie snel opgelost geraakt, maar ik heb begrepen dat u dit effectief zult verwezenlijken. Ik blijf het bijzonder vreemd vinden dat het ernstig genoeg wordt ingeschat om die jongeren naar de cel en vervolgens naar een gesloten centrum over te brengen, maar omdat het geen verontrustende opvoedingssituatie is het op dat ogenblik voor niemand de moeite is om die jongeren op te volgen, waardoor we nu niet weten waar ze zijn. Een maatschappelijk onderzoek en een samenwerking met een organisatie als de Foyer op dat ogenblik zou die jongeren op de radar kunnen houden. We zouden een aanklampende aanpak kunnen doen via Meza. Het kan inderdaad zijn dat de jongeren daar een paar keer uit vertrekken, maar bij de derde keer kan het misschien toch nog werken.
Ik vind het jammer dat door al wat hier is misgegaan de continuïteit ontbrak. Die permanentie bij de FOD Justitie of bij de Dienst Voogdij zal alleszins een heel grote meerwaarde betekenen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitster: Vraag nr. 55027201C van de heer Boukili wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
16 Vraag van Ben Segers aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De voogden voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen" (55027261C)
16 Question de Ben Segers à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les tuteurs pour mineurs étrangers non accompagnés" (55027261C)
16.01 Ben Segers (Vooruit): Mijnheer de minister, u liet weten dat er 6,6 miljoen extra zou geïnvesteerd worden in de Dienst Voogdij. Daarmee zou u op de eerste plaats 60 werknemers-voogden extra aannemen. Bovendien zou u 23 personeelsleden extra aanwerven op de Dienst Voogdij, boven op de 27 die er nu al werken.
Er zou ook budget worden uitgetrokken voor extra tolken en vrijwillige en zelfstandige voogden. Aanvankelijk had ik begrepen dat die deels gefinancierd zouden worden vanuit de middelen voor Oekraïne, maar later bleek dat dat niet het geval is. Ondertussen zou dat misschien weer wel het geval zijn; u moet me dus maar eens vertellen wat de exacte plannen zijn.
Worden die middelen ook gebruikt voor een verbeterde permanentieregeling? Hoe evolueerde de situatie sinds 30 maart, toen 307 niet-begeleide minderjarigen uit Oekraïne waren gesignaleerd. Hoeveel niet-begeleide minderjarige Oekraïense vluchtelingen werden er ondertussen geregistreerd? Waar kwamen die meldingen vandaan? Was dat van registratiecentrum of van steden of gemeenten? Tegen welk tempo gebeuren die registraties op dagbasis?
Eerder zei u dat er voor 34 niet-begeleide Oekraïense minderjarigen een voogd werd aangesteld. Hoe vaak gebeurde dat ondertussen? Wat betekent dat voor de totale achterstand vandaag? U zei vorige keer dat voor 735 niet-begeleide minderjarigen een voogd moest worden aangesteld. Hoeveel zijn er dat vandaag?
Hoe vaak werden er de voorbije weken grondige identificatieonderzoeken opgestart bij Oekraïense niet-begeleide minderjarigen? Wat was daarvan het resultaat? Waren er al vermoedens over mensenhandel en konden die bevestigd worden?
Kon de Dienst Voogdij bij de registratie via de Heizel van een minderjarige die begeleid wordt door een niet-ouder en die geen opvangnood zou hebben, zich ervan vergewissen dat dat een duurzame oplossing is in het belang van de minderjarige? Dat is overigens ook de wettelijke opdracht van de Dienst Voogdij.
Hoe worden contactgegevens in die situatie zonder beweerde opvangnood bijgehouden en gecontroleerd op correctheid, aangezien er hier geen toewijzing gebeurt en men zich nog via de gemeente zal moeten melden?
Hoe reageren de voogden op de vraag om meer voogdijen op te nemen?
16.02 Minister Vincent Van Quickenborne: De ministerraad heeft, ten eerste, op 1 april een provisie van 800 miljoen euro goedgekeurd. Een deel van dat budget is bedoeld voor personeelsversterking op de Dienst Voogdij en de inschakeling van extra werknemers-voogden. Aangezien het Celeval-rapport van 25 april de prognose van 200.000 mogelijk te verwachten ontheemden heeft bijgesteld naar 78.000, heb ik mijn vraag naar bijkomende middelen logischerwijze aangepast. De vraag naar bijkomende middelen voor IDP Oekraïne als gevolg van de Oekraïnecrisis werd naar de Inspectie van Financiën gestuurd en wordt momenteel in de regering ter goedkeuring besproken. Ik hoop u hier snel meer informatie over te kunnen geven en houd hierbij wel rekening met toekomstige schommelingen in de Celeval-rapportage door veranderende omstandigheden.
Ten tweede, het is de bedoeling dat het extra personeel ook wordt ingeschakeld in de permanentieregeling.
Ten derde, op de Dienst Voogdij werden tot en met 1 mei 709 niet-begeleide minderjarigen uit Oekraïne gesignaleerd. De 63 op 21 april uit Oekraïne geëvacueerde kinderen zijn hier nog niet bijgeteld. Het werkelijke aantal ligt dus hoger. De overgrote meerderheid van signalementen is afkomstig van het registratiecentrum. De Dienst Voogdij kan echter geen specifieke cijfers geven over de afkomst van de signalementen.
De jongste dagen ontvangt de Dienst Voogdij dagelijks zo'n tiental signalementen van niet-begeleide minderjarigen uit Oekraïne. De Dienst Voogdij stelde tot 1 mei voor 89 niet-begeleide minderjarige vreemdelingen uit Oekraïne een voogd aan. Momenteel moet de Dienst Voogdij voor 1.039 niet-begeleide minderjarigen, waarvan 660 Oekraïense minderjarigen een voogd aanstellen.
Een tweehonderdtal van die jongeren is recent aangekomen en verblijft momenteel in een observatie- en oriëntatiecentrum van Fedasil. Voor hen wordt in eerste fase gezocht naar een meer duurzame verblijfplaats. Zo kan in een tweede fase een voogd in de lokale omgeving worden gezocht en aangesteld. Momenteel duurt het ongeveer vijf maanden vooraleer de Dienst Voogdij een voogd kan aanstellen. Met mijn vraag naar bijkomende middelen aan de regering wil ik die achterstand stelselmatig wegwerken.
Ten zevende, op dit moment lopen er tien dossiers waarin er twijfel wordt geuit over de ouderlijke band of de voogdij. Er zijn nog geen concrete dossiers aan de Dienst Voogdij gemeld waarin een vermoeden van mensenhandel bestaat.
Ten achtste, het registratiecentrum aan de Heizel voorziet in een apart loket voor minderjarigen, dat door de DVZ wordt bemand. Die medewerkers voeren een eerste gesprek met de minderjarige, waarbij zij onder meer vragen naar de verblijfplaats en de omstandigheden waarin zij verblijven. Daarnaast versturen zij een signalementfiche naar de Dienst Voogdij. Het opgegeven adres van de niet-begeleide minderjarige wordt bij registratie op de signalementfiche vermeld. Na een positieve woonstcontrole door de wijkagent zal het adres van de niet-begeleide minderjarige ook in het rijksregister worden vermeld.
Ten negende, een aantal voogden reageerde positief op de oproep om meer voogdijen op te nemen. Het gaat om ongeveer vijftig voogden, die een tot vijf extra voogdijen opnamen. Een vijftiental ex-voogden, die in de afgelopen twee jaar als voogd zijn gestopt, beslisten na de oproep om tijdelijk opnieuw voogdijen op te nemen.
16.03 Ben Segers (Vooruit): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. U bent natuurlijk een aantal engagementen aangegaan, ook in Terzake. Ik zal dat blijven opvolgen. Ik begrijp dat een en ander is bijgesteld, aangezien er minder vluchtelingen aankomen dan oorspronkelijk was verwacht.
Ik reken er wel op dat u in voldoende middelen zult voorzien, niet alleen uit de pot voor Oekraine, maar ook aanvullend, om het probleem dat er voordien al was, duurzaam te kunnen oplossen. Ik zal het dossier van nabij blijven opvolgen.
Ik heb ook veel cijfers gevraagd, omdat ik mij echt zorgen maak. Ik begrijp uit uw antwoord dat er voor best nog veel Oekraïense niet-begeleide minderjarigen nog geen voogd is aangesteld. Voor hen is er wel sprake van een extra urgentie. Voor alle duidelijkheid, ik wil dat er voor alle niet-begeleide minderjarigen een voogd wordt aangesteld, ook voor de Afghaanse jongeren in het observatiecentrum. Daar is er, in tegenstelling tot in thuisomgevingen, tenminste wel nog controle door de overheid.
Er is mij via OCMW's al ter ore gekomen dat de opvang van door een niet-ouder begeleide minderjarige die in de Heizel werd geregistreerd, waarvoor er dus geen match werd gezocht op basis van de inschatting dat er geen opvangnood is, en die werd meegegeven met de persoon die hem of haar begeleidt, ook als dat geen ouder is, niet goed verloopt. Het gaat hier dan nog om optimale situaties, want dan is de hulpvraag al bij een OCMW terechtgekomen waar men dan de juiste reflex heeft gehad om andere diensten op de Heizel te contacteren. Dat zal in veel andere situaties niet gebeuren.
De enige manier om ervoor te zorgen dat de opvang van kortbij wordt opgevolgd, is de systematische aanstelling van een voogd voor alle niet-begeleide minderjarigen in een thuissituatie. Ik besef dat het nog even kan duren voor al die voogden zijn opgeleid, maar ik denk dat u toch over een tussenoplossing zult moeten nadenken om echt de veiligheid van de niet-begeleide minderjarige Oekraïense jongeren te garanderen.
Het incident is gesloten.
17 Question de Malik Ben Achour à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La coopération judiciaire européenne sur le Liban" (55027270C)
17 Vraag van Malik Ben Achour aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De Europese justitiële samenwerking met betrekking tot Libanon" (55027270C)
17.01 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, les dernières semaines ont à nouveau été très riches en rebondissements en ce qui concerne les enquêtes en cours en matière de criminalité financière visant certains hauts responsables libanais. Le gouverneur de la Banque centrale du Liban, M. Riad Salamé, est concerné au premier chef et souvent au centre de l'attention. Au Liban, il a ainsi été inculpé le 21 mars dernier pour enrichissement illicite et son frère a par ailleurs été arrêté et incarcéré.
À l'étranger, Eurojust a annoncé le 28 mars que la France, l'Allemagne et le Luxembourg avaient saisi l'équivalent de 120 millions d'euros d'avoirs dans le cadre d'une enquête portant sur cinq individus suspectés d'avoir détourné des fonds publics au Liban. L'Agence de l'Union européenne pour la coopération judiciaire ne dévoile pas l'identité de ces cinq personnes, mais plusieurs titres de presse s'en sont chargés. Il apparaît qu'il s'agit bien du gouverneur de la Banque centrale et de certains de ses proches.
En ce qui concerne la Belgique, Eurojust communique le fait que figure parmi les biens confisqués un immeuble bruxellois d'une valeur de 7 millions d'euros. La Libre Belgique révélait ainsi ce week-end qu'une enquête menée par la Cellule de traitement des informations judiciaires avait constaté "des indices sérieux de blanchiment de capitaux provenant de la corruption et/ou de détournements par une personne exerçant une fonction publique".
Ces nouveaux éléments m'amènent à vous poser les questions suivantes. Pourriez-vous me confirmer que la Belgique a pris part de façon spécifique à la coopération judiciaire ayant mené à ces résultats? Pourriez-vous également me dire quelles sont les suites données, chez nous, notamment en ce qui concerne ce bien immobilier bruxellois? Enfin, dernière question, une instruction a-t-elle dès lors été ouverte?
17.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, cher collègue, la Belgique a été saisie d'une demande d'entraide judiciaire des autorités judiciaires de Paris dans le cadre du dossier ayant donné lieu au communiqué d'Eurojust du 28 mars 2022. Cette demande est actuellement traitée par les autorités judiciaires belges. Pour le surplus, je peux vous renvoyer vers le communiqué d'Eurojust que je tiens à votre disposition à titre d'information.
J'ajoute que le Liban a par ailleurs également adressé une demande d'entraide judiciaire dans le cadre d'une instruction menée du chef de détournement de fonds publics, blanchiment d'argent aggravé, faux et usage de faux, enrichissement illicite et évasion fiscale au sein de la Banque du Liban. Cette demande qui a pour objet le gel des avoirs détenus possédés par ces personnes en Belgique est également traitée en ce moment par les autorités judiciaires belges.
17.03 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse.
Je ne sais pas si le traitement par les autorités judiciaires belges auquel vous faites référence dans votre réponse signifie l'ouverture d'une instruction formelle ou pas. Je ne sais pas.
Ce que je peux vous dire en guise de réplique, c'est d'abord que j'ai beaucoup interpellé le gouvernement depuis longtemps sur cette question qui est essentielle car on touche au cœur du système de corruption qui provoque sous nos yeux l'effondrement d'un pays et la ruine du peuple libanais.
Ensuite, les magistrats courageux qui, au Liban, combattent ce système sont aujourd'hui menacés. Ils sont intimidés, mis sous pression.
Enfin, les demandes de collaboration judiciaire qui sont lancées au niveau international sont souvent bloquées, tuées dans l'œuf. Elles sont sabotées au cœur même du pilier judiciaire libanais par ceux qui sont les complices de ce système de corruption qui a mis le peuple libanais à genoux.
Au sein du système judiciaire libanais, il y a des gens qui ont intérêt à ce que ces demandes de coopération judiciaire n'avancent pas. De ce point de vue là, je pense que la Belgique a un rôle majeur à jouer. En effet, au moins un bien mal acquis se situe à quelques kilomètres d'ici, au cœur des beaux quartiers bruxellois.
Tout en respectant les principes de séparation des pouvoirs, j'espère vraiment que les services judiciaires belges feront tout ce qu'ils peuvent et mobiliseront les ressources nécessaires pour entraver et mettre fin à ce système de corruption qui ruine un pays et qui menace d'effondrement l'ensemble d'une région.
L'incident est clos.
De voorzitster: Vraag nr. 55027280C van mevrouw Zanchetta vervalt en vraag nr. 55027437C van de heer Van Hecke wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.38 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 38.