Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la
Migration et des Matières administratives |
Commissie
voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken |
du Mercredi 27 avril 2022 Après-midi ______ |
van Woensdag 27 april 2022 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.10 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 10 et présidée par M. Ortwin Depoortere.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
01 Vraag van Barbara Pas aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De beslissing van het Schaarbeekse schepencollege over het Engels als ‘officiële’ derde taal" (55025918C)
01 Question de Barbara Pas à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La décision du collège échevinal de Schaerbeek d'instaurer l'anglais comme 3ème langue "officielle"" (55025918C)
01.01 Barbara Pas (VB):
Bij collegebesluit van 29 juni 2021 besliste het Schaarbeekse schepencollege
het volgende:
“Onverminderd de wetgeving inzake het
gebruik van talen, voor alle procedures dier niet afhankelijk zijn van de
noodzaak om een beëdigde vertaler te gebruiken, in het geval de burger de
Franse of de Nederlandse taal niet beheerst, en enkel voor mondelinge
uitwisselingen (de geschriften zullen enkel in het Frans of het Nederlands zijn
zoals geëist in de wetgeving):
1.Dat enkel het Nederlands en het Frans
in de dienst Bevolking & Burgerlijke stand kan gesproken worden en het
Engels in de mondelinge verwisselingen. Deze zijn de talen die gratis worden
gebruikt in de directie diensten;
2. Dat het gebruikt van een andere taal
mogelijk zal zijn, door zich aan te kondigen met een vertaler die in het
Nederlands of het Frans kan vertalen. In dit geval, zal er geen vergoeding
gevraagd worden. U kan ook een vertaler vragen tegen vergoeding van 20€ per
bezoek en dit kan enkel op afspraak;
3. Dat indien er niemand in de dienst is
die kan vertalen, de dienst contact kan opnemen met SETIS vzw om te vertalen;
4. Dat de invoering van deze nieuwe
vergoeding vanaf 1/1/2022 zal geheven worden;
5. Dat de communicatieafdeling deze
informatie aan de burgers zal vrijgeven via alle beschikbare
communicatiemiddelen.”
Hiermee vaardigt de gemeente Schaarbeek
een aantal taalregels uit omtrent het taalgebruik in en door haar diensten die
niet alleen strijdig zijn met de taalwet in bestuurszaken, maar ook met de
Grondwet.
Overeenkomstig artikel 30 van de Grondwet
kan het gebruik der talen immers alleen worden geregeld door de wet, niet
krachtens een besluit van een ondergeschikt bestuur.
Bovendien zijn een aantal bepalingen
manifest strijdig met de gecoördineerde taalwetten van 18 juli 1966, meer
bepaald met artikel 19, eerste lid, dat stelt dat de Brusselse plaatselijke
diensten de taal van de particulier gebruiken, voor zover dat het Frans of het
Nederlands is.
Heeft u de Brusselse instanties hierover
reeds gevat en zo ja, wat was het resultaat daarvan? Zo neen, overweegt u dat
nog te doen, bijvoorbeeld via het Overlegcomité of anderszins?
Neemt u zelf, als bevoegd minister inzake
taalwetgeving, initiatieven ter zake?
01.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Pas, ik heb in deze commissie al in januari en in juni van vorig jaar, en in de commissie voor Grondwet van 16 maart van dit jaar, aangegeven dat de wet op het Taalgebruik in Bestuurszaken van openbare orde is. Het is voor mij dan ook evident dat die wordt nageleefd, in het bijzonder ook door de lokale besturen van het tweetalige gebied Brussel Hoofdstad.
Wat het concrete onderzoek, het toezicht en de handhaving van het collegebesluit van de gemeente Schaarbeek betreft, is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest overeenkomstig artikel 4 van de wet van 12 januari 1989 juncto artikel 7 van de wet van 8 augustus 1980, bevoegd voor het administratief toezicht op de Brusselse gemeenten. De bevoegdheid het collegebesluit van 29 juni 2021 te schorsen of te vernietigen komt dan ook toe aan de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Om die reden moet ik naar die instantie verwijzen.
01.03 Barbara Pas (VB): Eerst en vooral, het citaat van het collegebesluit dat ik in mijn vraag heb gezet, heb ik letterlijk overgenomen. Inclusief de schrijffouten en de taalfouten tegen het Nederlands. Die komen niet van mijnentwege.
Mevrouw de minister, deze discussie is niet nieuw. De taalwetgeving is van openbare orde. Zij wordt in Brussel door de plaatselijke besturen met de voeten getreden, nu ook weer door dit voorbeeld in Schaarbeek, waar het schepencollege meent het Engels als officiële taal te moeten instellen en waar dat meent dat het zijn taak is tolken ter beschikking te stellen voor andere talen. Wij weten allemaal dat Brussel niet optreedt.
De Brusselse regering heeft inderdaad de schorsingsbevoegdheid. Ik heb u al meermaals gevraagd die daar weg te halen omdat zij niet optreedt. In dit geval is het niet alleen strijdig met de wet op het Taalgebruik in Bestuurszaken, die inderdaad van openbare orde is, maar is het ook strijdig met de Grondwet.
U bent bevoegd voor de taalwetgeving. Het volledig afschuiven op Brussel is natuurlijk wel heel gemakkelijk, maar u weet beter dan ik dat volgens artikel 30 van de Grondwet het gebruik der talen alleen geregeld kan worden door een wet, en niet overruled kan worden door een besluit van een ondergeschikt bestuur.
Ik had van u dus op z'n minst een wat krachtdadiger antwoord verwacht.
L'incident est clos.
02 Vraag van Barbara Pas aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De toepassing van de taalwet in de Brusselse openbare ziekenhuizen en het toezicht daarop" (55026834C)
02 Question de Barbara Pas à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le contrôle de l'application de la loi sur l'emploi des langues dans les hôpitaux publics bruxellois" (55026834C)
02.01 Barbara Pas (VB):
De Brusselse openbare ziekenhuizen zijn onderhevig aan de taalwet in
bestuurszaken, wat onder meer impliceert dat het personeel er tweetalig moet
zijn. Het is een open deur intrappen, wanneer ik zeg dat dit nauwelijks het
geval is, in de regel ten nadele van het Nederlands. Bovendien weigeren deze
ziekenhuizen, sinds zij gegroepeerd zijn in de IRIS-structuur, om hun
personeelsdossiers nog door te sturen naar de vicegouverneur opdat deze die
dossiers aan zijn controle zou kunnen onderwerpen. Nochtans is deze laatste wel
degelijk van oordeel dat, juridisch gezien, zij hiertoe wel degelijk verplicht
zijn, iets wat overigens ook in de gespecialiseerde rechtsleer (De Pelsmaecker;
Vandenbossche, huidige voorzitter van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht)
wordt bevestigd.
Op 16 juni 2021 stuurde de voorzitter van
de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, op uw vraag, een omzendbrief naar de
Brusselse burgemeesters waarin hen de beginselen van de taalwet in
bestuurszaken die op hun diensten van toepassing zijn in herinnering werden
gebracht, meer bepaald wat artikel 65 betreft, het toezicht van de
vicegouverneur en de plicht van deze besturen om hem hun benoemingsdossiers te
bezorgen.
Bevestigt u dat de Brusselse
OCMW-ziekenhuizen hun personeelsdossiers naar de vicegouverneur moeten
opsturen?
Stuurt u in dat geval, al dan niet via de
Vaste Commissie voor Taaltoezicht, een omzendbrief naar de directies van deze
ziekenhuizen om hen op deze verplichting te wijzen?
Neemt u eventueel bijkomende maatregelen
om ervoor te zorgen dat deze directies deze verplichting ook effectief nakomen,
bijvoorbeeld via de invoering van een buitengewoon administratief toezicht? Zo
ja, welke?
02.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Pas, het is inderdaad juist dat de Brusselse openbare ziekenhuizen, net als andere openbare diensten, onderworpen zijn aan de bepalingen van de bestuurstaalwet. Zoals u aangeeft maken de Brusselse openbare ziekenhuizen sinds eind 1995 deel uit van een aparte structuur, het irisnet. Dat impliceert dat zij sindsdien geen overheidsdienst van één gemeente meer zijn en dat hun personeel niet meer aangeworven wordt door een Brussels gemeente- of OCMW-bestuur.
Het schorsingstoezicht van de vicegouverneur is voorzien in artikel 65, paragraaf 2 en 3 van de bestuurstaalwet met betrekking tot de personeelsbeslissingen van de Brusselse gemeente- en OCMW-besturen. De personeelsbeslissingen van andere overheidsdiensten vallen hier niet onder. Dat is dus ook het geval voor de openbare ziekenhuizen uit het irisnet. Er is mij overigens geen uitspraak van de vicegouverneur bekend die het tegendeel zou voorhouden. Bovendien wijs ik u erop dat ook de juristen Tom De Pelsmaeker en Emmanuel Vandenbossche, naar wie u verwijst, in een wetenschappelijk artikel uit 2006, "De toepassing van taalkennisvereisten in de Brusselse gemeenten", precies wezen op de impact van de oprichting van het irisnet. Zij besloten dat als gevolg van deze nieuwe regeling de Brusselse openbare ziekenhuizen niet langer onderworpen zijn aan dezelfde toezichtregeling als de Brusselse OCMW'S.
De omzendbrief van 16 juli 2021 betreffende de verplichtingen van de gemeente- en OCMW-besturen in het kader van artikel 65 van de bestuurstaalwet verwijst dan ook uitsluitend naar de personeelsbeslissingen van de gemeenten en de OCMW-besturen zelf. Ik ben dan ook niet van plan om af te wijken van wat voorzien is in het huidige artikel 65 van de bestuurstaalwet.
U vroeg of ik bijkomende maatregelen zal nemen om ervoor te zorgen dat directies van de openbare ziekenhuizen van het irisnet deze verplichting ook effectief nakomen, bijvoorbeeld door de invoering van een buitengewoon administratief toezicht. Daarvoor verwijs ik naar mijn eerdere antwoorden in de commissie voor Binnenlandse Zaken van 30 juni 2021 en in de commissie voor Grondwet van 16 maart. Ik heb toen ook toegelicht dat een wijziging van de bestuurstaalwet geen deel uitmaakt van het huidige federale regeerakkoord. Het is overigens ook geen eenvoudige oefening om daar een politieke meerderheid voor te vinden, dat hoef ik u niet te vertellen.
In die commissies heb ik wel het idee geopperd dat het u vrijstaat om in dialoog te gaan met de verschillende fracties in het Parlement, als u daarover zelf ideeën zou hebben en als u mogelijkheden ziet om de nodige meerderheden te kunnen vinden. Ik zou u heel graag bevragen over hoever u hiermee staat, maar zoals u weet kunnen enkel de parlementsleden vragen stellen aan de minister en is er voor de minister geen mogelijkheid om vragen te stellen aan de parlementsleden. Ik wil gewoon even mijn oproep in herinnering brengen. Ik nodig u nogmaals uit om aan de slag te gaan met dit vraagstuk en hiervoor steun te zoeken in dit Parlement.
02.03 Barbara Pas (VB): Ik dank de minister voor haar antwoord.
Ze verwijst terecht naar de schorsingsbevoegdheid van de vicegouverneur, maar de essentie van het probleem is dat de Brusselse OCMW-ziekenhuizen hun personeelsdossiers helemaal niet naar de vicegouverneur opsturen. Hij kan ze dus niet controleren. U bevestigt vandaag niet dat ze dat moeten doen. Het gaat blijkbaar alleen over de personeelsdossiers van de gemeentebesturen en de OCMW's zelf, verneem ik uit uw antwoord, maar daarmee is het probleem niet opgelost. U kent de hardnekkigheid van de Brusselse besturen.
Het is gemakkelijk om de bal terug te kaatsen. Ideeën daarover heb ik zeker, namelijk de bevoegdheid bij de Brusselse autoriteiten weghalen en bij de vicegouverneur zelf leggen, maar die ideeën zijn al weggestemd in dit Huis, mevrouw de minister. U zit aan de knoppen. Het mag dan misschien niet in het regeerakkoord staan, maar het is wel nefast voor de volksgezondheid. Er werden vorig jaar massaal klachten ingediend bij het Vlaams Meldpunt Taalklachten over de taalwantoestanden in Brusselse ziekenhuizen, veel meer dan andere jaren, zelfs bij de spoedafdelingen. Als patiënten niet in hun eigen taal in hun eigen hoofdstad kunnen worden behandeld, heeft dat soms gevaarlijke gevolgen. Of dat nu in het regeerakkoord staat of niet, het is aan u om daar een oplossing voor te zoeken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vragen nrs. 55026080C en 55026113C van de heer Boukili zijn in schriftelijke vragen omgezet.
- Eva Platteau aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De kennis en de toepassing van de privacywetgeving bij de politie" (55026154C)
- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De naleving van de AVG door de politie" (55026164C)
- Hervé Rigot aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De politiedatabanken" (55027158C)
- Eva Platteau à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La maîtrise et l'application de la législation sur la protection de la vie privée par la police" (55026154C)
- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le respect du RGPD par la police" (55026164C)
- Hervé Rigot à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les bases de données de la police" (55027158C)
03.01 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, op 9 maart vond in deze commissie een hoorzitting plaats met het COC over zijn onderzoek naar aanleiding van het gebruik van de Clearview AI-software door politie. Dat was een heel interessante hoorzitting.
De conclusie van het COC was dat er in verschillende politiezones onvoldoende bewustzijn is rond privacy, terwijl de politieagenten en -diensten dagelijks omgaan met erg gevoelige persoonsgebonden informatie. De bescherming van persoonsgegevens is dus duidelijk een kerntaak van de politie. Het bewustzijn van en de naleving van de GDPR-regelgeving zou toch vanzelfsprekend moeten zijn in onze rechtsstaat. Volgens het COC hebben veel politiezones ook nog altijd geen eigen informatieveiligheidsplan. Elke politiezone zou daarover moeten beschikken. Een andere opmerkelijke vaststelling die tijdens die hoorzitting naar voren kwam, was dat er bijvoorbeeld voor de hele provincie Limburg slechts één Data Protection Officer (DPO) was. We zouden toch mogen veronderstellen dat elke politiezone daarover beschikt.
Wat vindt u van deze conclusies van het COC over het gebrekkige bewustzijn rond privacywetgeving bij de Belgische politiezones?
Klopt het dat niet elke politiezone over een informatieveiligheidsplan beschikt? Zo ja, wat zult u ondernemen om die zones daarin te ondersteunen?
Moet volgens u elke politiezone beschikken over een DPO?
Hoe wordt de privacywetgeving gedoceerd aan de politiescholen? In welke vakken van de basisopleiding komt privacywetgeving aan bod? Komt privacywetgeving aan bod bij de opleidingen tot commissaris? Bestaan er voortgezette opleidingen aan de politiescholen die specifiek betrekking hebben op de verwerking en bescherming van persoonsgegevens?
Welke plannen hebt u om meer bewustzijn te creëren rond privacywetgeving bij de Belgische politiediensten?
03.02 Julie Chanson (Ecolo-Groen):
Nous l’avons encore vu récemment avec le dossier Clearview, le respect du
RGPD par la police est un véritable enjeu d’actualité.
Hélas, force est de constater que nos
services de police méconnaissent encore trop cette législation.
En outre, conformément à l’article 37 du
RGPD et à l’article 63 de la LPD, les services de police sont tenus de désigner
un délégué à la protection des données (Data Protection Officer ou « DPO »).
Cette obligation vaut également pour les zones de police locale.
Madame la Ministre, mes questions sont donc
les suivantes :
- A quel moment de la formation des agents
de police, la législation relative à la protection de la vie privée est-elle
enseignée ? Ne faudrait-il pas améliorer ce volet de la formation ? Est-il
prévu de l’allonger ou de le renforcer ?
- Enfin, pouvez-vous m’indiquer dans quelle mesure l’article 63 de LPD est respecté ? Combien de DPO sont-ils actuellement désignés au sein de la police fédérale ? Et qu’en est-il au sein des zones de police locale ? Y a-t-il au moins un DPO par zone ?
03.03 Minister Annelies Verlinden: Uiteraard zijn een gedegen kennis en de toepassing van de privacywetgeving belangrijk. Zowel sensibilisering als wet- en regelgeving zijn belangrijke pijlers van het uitbouwen van een gedegen beleid inzake het beschermen van persoonsgegevens en het verwerken van politionele informatie.
De geïntegreerde politie zet op een permanente manier in op de aanscherping van het onderbewustzijn van haar medewerkers voor de privacywetgeving. Dat doet ze via uiteenlopende communicatiemiddelen en leermomenten, zoals infosessies, opleidingen, bewustmakingsmodules, instructienota's en nieuwsberichten.
De dwingende richtlijn van de minister van Justitie en mezelf legt een informatiebeveiligingsbeleid op aan de lokale politiezones. Daaraan gelinkt moet echter ook nog een informatieveiligheidspolitiek ontwikkeld worden. De federale politie heeft een intranetsite ontwikkeld die de politiezones hierbij kan ondersteunen. De beveiligingspolitiek voor de geïntegreerde politie zal binnenkort door alle eenheden op deze site geconsulteerd kunnen worden. Die houdt in dat de beveiligingsdoelstellingen, de aanbeveling en de modellen voor beveiligingsplannen en bestaande beveiligingsplannen op centrale wijze voor de geïntegreerde politie geformuleerd worden. Deze beveiligingspolitiek ligt klaar ter validatie bij het Coördinatiecomité van de Geïntegreerde Politie.
De vertaling van de SharePointsite loopt eveneens. Normaal gezien zal de site live gaan voor de zomer van dit jaar. Op basis van deze beveiligingspolitiek moeten de eenheden hun eigen veiligheidsplan maken. Voor centrale toepassingen zal de Directie van de politionele informatie en ICT-middelen van de federale politie een eigen veiligheidsplan opstellen. Voor de niet-centrale systemen zullen zowel lokale eenheden als gedeconcentreerde diensten hun eigen veiligheidsplan moeten opstellen. De federale politie zal de niet-gevoelige delen van de veiligheidsplannen ook ter beschikking kunnen stellen op die website. In elk geval zal zij er zeker voor zorgen dat templates of goede praktijken van veiligheidsplannen daar ter beschikking zijn van de eenheden die hun veiligheidsplan zelf nog moeten opstellen.
L'article 144 de la loi organisant un service de police intégrée dispose que chaque responsable de traitement et au moins chaque zone de police, le commissariat général, chaque direction générale et chaque direction de la police fédérale désigne un ou plusieurs membres du personnel de la police en tant que délégué à la protection des données (DPO), conformément à l'article 37 du règlement général relatif à la protection des données et à l'article 63 de la loi relative à la protection des données.
Au sein de la police fédérale, le commissaire général, les directeurs généraux et les directeurs ont désigné au moins une personne pour exercer cette fonction. Comme le prévoit l'article 144 précité, différents collaborateurs exercent la fonction au profit de plusieurs directeurs. Quant à la police locale, d'après les derniers renseignements dont je dispose, 134 DPO sont désignés, certains exerçant leur fonction au profit de plusieurs zones de police.
De privacywetgeving komt aan bod in de basisopleiding voor inspecteurs tijdens de module Informatiemanagement, net als in de voorbereidende opleiding tot commissaris waar ze uitgebreid aan bod komt. Tijdens de basisopleiding voor commissaris verstrekt het controleorgaan een module die privacy en gegevensbescherming behandelt. Er is tevens een aanbod van voortgezette opleidingen rond de bescherming van persoonsgegevens. Zo zijn er opleidingen over de verwerking van politionele informatie en persoonsgegevens in een databank, zoals de ANG, en ook in de opleiding Register van de verwerkingsactiviteiten komt de Gegevensbeschermingswet aan bod. Een nieuwe opleiding Verwerking van operationele politionele informatie CALog zal binnenkort starten.
Ten slotte, werkt de geïntegreerde politie verder aan de omzetting van de GDPR-regels naar politionele wet en regelgeving. In het licht van nieuwe mogelijkheden van gegevensverwerking en de nood om nieuwe technologieën in te zetten op een manier die tevens de nodige bescherming biedt is dit een belangrijke werf.
03.04 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord.
U zegt dat het heel belangrijk is dat de privacywetgeving niet alleen gekend is, maar ook wordt nageleefd. Uw antwoord bevat heel veel elementen waaruit blijkt dat dit een belangrijke werf is voor de komende maanden om er niet alleen voor te zorgen dat elke politiezone een informatieveiligheidsbeleid heeft of een plan daarvoor, maar dat dit plan ook echt leeft. Het is goed dat er binnen een zone een persoon wordt toegewezen om dat nauwgezet op te volgen. Die behoefte aan opleidingen is zeker aanwezig, maar ik hoorde u zeggen dat er daarvoor al in de basisopleiding aandacht is en dat er ook voortgezette opleidingen zullen zijn, ook voor CALog-personeel, om te leren omgaan met gevoelige persoonsgegevens.
Dit is zeker iets dat we moeten blijven opvolgen omdat het alleen maar belangrijker zal worden bij de inzet van nieuwe technologieën, maar bijvoorbeeld ook bij het gebruik van bodycams. Al dat soort zaken zorgt voor eigen problemen van verwerking. Dit is iets heel belangrijks voor onze fractie en wij zullen dat verder in het oog houden.
03.05 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Monsieur le président, comme je n'ai rien à ajouter, je vais me joindre à ce que ma collègue a dit.
Het incident is gesloten.
04 Question de Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'accord de coopération entre l’UE et INTERPOL" (55026284C)
04 Vraag van Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het samenwerkingsakkoord tussen de EU en INTERPOL" (55026284C)
04.01 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, d’ici peu, le Conseil des ministres de l’Union européenne se réunira pour définir les termes de l’accord de coopération qui liera INTERPOL et l’Union européenne. Je me rends compte que ma question remonte au 18 mars. Par conséquent, il est possible que la réunion ait déjà eu lieu. Vous m'en informerez sans aucun doute.
Madame la ministre, quand ces discussions sont-elles prévues? Est-ce bien vous qui siégerez à ce Conseil pour représenter la Belgique? Que contiendrait, selon vous, l’accord de coopération idéal? Quels sont les grands principes que vous défendrez? Quelles sont les lignes rouges sur lesquelles vous ne transigerez pas?
04.02 Annelies Verlinden, ministre: Madame Chanson, conformément à la procédure prévue par le traité sur le fonctionnement de l'Union européenne, la Commission européenne négocie l'accord avec INTERPOL au nom de l'Union, sur la base du mandat de négociation qui a été approuvé par le Conseil l'été dernier.
La première réunion entre INTERPOL et la Commission européenne s'est déroulée fin 2021. Entre-temps, une réunion technique a également été organisée.
Comme prévu dans le mandat de négociation, la Commission européenne fait rapport au groupe de travail du Conseil sur l'échange d'informations et leur gestion. À partir de ce rapport, je puis vous faire savoir que les négociations sont encore pleinement en cours et que nous ne sommes pas encore parvenus à un stade où une proposition de texte précise peut être soumise au Conseil.
Il a été convenu que les cycles de négociation s'organiseraient tous les deux mois et seraient entrecoupés de réunions techniques. Des dernières informations reçues de la Commission européenne, il apparaît que les négociations avancent plutôt bien. En fonction de leur évolution, la Commission européenne devra soumettre l'accord au Conseil. Je ne suis donc actuellement pas en mesure d'apporter des précisions quant au calendrier.
J'adhère au contenu du mandat de négociation établi par le Conseil s'il permet d'approfondir la question de l'accès à certaines bases de données d'INTERPOL par les États membres de l'Union européenne, comme le prévoit le règlement relatif à l'interopérabilité. Cet accord sert également la coopération entre INTERPOL et les agences de l'Union européenne concernées, telles Europol, Eurojust et le Parquet européen.
Enfin, il est de même très clairement indiqué dans ce mandat que la coopération visée doit satisfaire à la réglementation en vigueur dans l'Union européenne en matière de protection des données et respecter pleinement la Charte des droits fondamentaux de l'Union européenne.
04.03 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour les précisions que vous m'avez données.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 55026353C de M. Rigot est transformée en question écrite.
05 Vraag van Steven Creyelman aan Frank Vandenbroucke (VEM Sociale Zaken en Volksgezondheid) over "De gevolgen van de bosbranden rond de kerncentrale van Tsjernobyl" (55026468C)
05 Question de Steven Creyelman à Frank Vandenbroucke (VPM Affaires sociales et Santé publique) sur "Les conséquences des feux de forêt aux alentours de la centrale nucléaire de Tchernobyl" (55026468C)
05.01 Steven Creyelman (VB): Mevrouw de minister, ik had deze vraag initieel gericht aan minister Vandenbroucke, maar hij heeft mij in al zijn wijsheid naar u verwezen, wat de kans dat ik een antwoord krijg natuurlijk aanzienlijk verhoogt.
Ten gevolge van de inval van Rusland in Oekraïne is in de laatste week van maart in de bossen rond de kerncentrale van Tsjernobyl een aantal branden uitgebroken. Omdat het gebied in handen van Russische troepen was, en nog steeds is trouwens, kon de lokale Oekraïense brandweer de branden niet blussen, waardoor zich potentieel radioactieve deeltjes konden verspreiden.
Mevrouw de minister, houdt dit een potentieel risico in voor ons land?
Zijn er door de branden wel of geen indirecte gevaren voor onze volksgezondheid, bijvoorbeeld ten gevolge van de import van levensmiddelen uit Oekraïne of zijn buurlanden?
Vervolgens heb ik voor beide vragen nog enkele subvragen. Welke gevaren zijn dit eventueel? Welke maatregelen zullen er worden genomen, of zijn er al genomen, om de veiligheid te garanderen?
05.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Creyelman, sinds het begin van het conflict in Oekraïne is het zowel aan het IAEA als het FANC om de situatie inzake eventuele radiologische impact op te volgen. Zij doen dat ook, zij volgen de situatie van zeer nabij op.
Tot vandaag is er in België geen abnormale toename van radioactiviteit gemeten door de meetstations van het systeem TELERAD. Op Belgisch grondgebied is er dus geen toegenomen risico geweest voor de bevolking en voor het milieu. Als gevolg van die situatie moesten dus geen bijkomende of specifieke maatregelen genomen worden.
Indien ergens in de wereld radioactieve deeltjes in de lucht komen ten gevolge van bosbranden, ongevallen of gelijkaardige incidenten, volgt het FANC dankzij zijn meetstations de radioactiviteitniveaus op die op het Belgisch grondgebied gemeten worden. Om voor België voorspellingen te kunnen opstellen over de verspreiding van de radioactieve deeltjes werkt het FANC nauw samen met de Belgische onderzoekers van het Studiecentrum voor Kernenergie en ook met het KMI. Op internationaal niveau staat het FANC hiervoor regelmatig in contact met Europese collega's en internationale organisaties zoals het Internationaal Atoomenergieagentschap.
Bij eventuele evoluties in de situatie in Oekraïne informeert het FANC samen met het Nationaal Crisiscentrum de Belgische bevolking via sociale netwerken en de website van het FANC maar ook via een specifiek door het Crisiscentrum opgezette website, www.info-ukraine.be, en uiteraard ook via alle andere mogelijke communicatiekanalen.
Aangezien de impact van de bosbranden zeer beperkt is en voornamelijk te situeren is in de exclusiezone, is het risico van impact op voedingswaren die worden uitgevoerd naar België verwaarloosbaar. We blijven uiteraard de situatie op de voet volgen.
05.03 Steven Creyelman (VB): Mevrouw de minister, ik ben blij dat u mij en vooral de bevolking kunt geruststellen over het eventuele gevaar naar aanleiding van die branden. Ik heb voorlopig geen reden om aan te nemen dat u een Armand Pientje doet en het gevaar wilt minimaliseren, zoals de meest bekende en beruchte weerman van Vlaanderen dat deed in 1986.
Het incident is gesloten.
- Eric Thiébaut à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les procédures disciplinaires au sein de la police" (55026495C)
- Eric Thiébaut à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La réforme du statut disciplinaire de la police" (55027061C)
- Eric Thiébaut aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De tuchtprocedures bij de politie" (55026495C)
- Eric Thiébaut aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De hervorming van het tuchtstatuut van de politie" (55027061C)
06.01 Éric Thiébaut (PS): Madame la ministre, au début de l’année 2021, vous nous aviez annoncé en commission préparer une réforme de la procédure disciplinaire au sein de la police, en réponse à de nombreuses questions sur des incidents qui impliqueraient des policiers, dont celui révélé par la presse d’une vidéo remontant à 2018 dans laquelle on voyait deux policières circulant en voiture tout en proférant des propos racistes et homophobes par leur haut-parleur. Pour rappel, des sanctions disciplinaires avaient été prises à leur encontre, mais annulées par le Conseil d'État pour des questions de procédure.
Cette réforme devait notamment éviter les risques d'annulation pour des raisons de forme. Vous aviez, à raison, aussi proclamé la "tolérance zéro" sur le racisme qui pourrait s'exprimer dans la police.
Selon une analyse de l’Inspection générale de la police (AIG) rendue publique courant 2020, actuellement, il n'y a pas d'unité de sanction. Une des 12 propositions de l’AIG pour une meilleure intégrité à la police vise à élaborer un nouveau statut disciplinaire et un statut relatif aux mesures d’ordre. Pour l’AIG, il faut adopter à ce sujet une double approche: des sanctions disciplinaires pour les infractions les plus graves et des mesures d’ordre pour les manquements.
Madame la ministre, pourriez-vous faire le point sur la réforme du statut disciplinaire de la police que vous aviez lancée, tant sur le plan de l'agenda que des concertations menées?
La question des procédures disciplinaires au sein de la police a déjà été abordée à de nombreuses reprises au sein de notre commission. J'aimerais cependant pouvoir faire le point avec vous sur ce qu'un conseil de police peut, ou non, faire dans un tel contexte afin de s'assurer que le fonctionnaire concerné ait droit à une procédure impartiale, mais aussi pour éviter tout vice de procédure.
Lorsqu'une procédure disciplinaire est ouverte au sein de la police, celle-ci peut-elle être évoquée au sein d'un conseil de police où les faits reprochés ont eu lieu? Quelles sont ses prérogatives potentielles en matière disciplinaire dans une telle situation d'un conseil de police? Quels sont les garde-fous pour préserver les droits de la personne concernée, son droit à la vie privée, mais aussi afin d'éviter d'interférer avec la procédure disciplinaire interne, voire judiciaire?
06.02 Annelies Verlinden, ministre: Cher collègue, la loi de la police intégrée prévoit que le statut disciplinaire des membres du cadre opérationnel et du cadre administratif et logistique est fixé par la loi. Cette loi disciplinaire s'applique à tous les membres statutaires du personnel de la police intégrée. Elle confie au chef de corps, au bourgmestre ou au collège de police la compétence disciplinaire au niveau de la police locale, à l'exclusion donc du conseil de police, qui ne dispose d'aucune prérogative en matière disciplinaire. Par ailleurs, ces autorités disciplinaires locales sont tenues par le devoir de confidentialité, visé par la loi disciplinaire, laquelle interdit de divulguer les faits et documents dont ils ont eu connaissance en cette qualité, et ce, tant pour préserver le droit à la vie privée de l'agent concerné, que pour éviter toute interférence avec la procédure disciplinaire.
Le traitement des données personnelles contenues dans un dossier disciplinaire en vue d'informer les membres d'un conseil de police est susceptible de méconnaître les dispositions du RGPD relatives au caractère adéquat, pertinent et non excessif d'un traitement de données personnelles par rapport aux finalités de ce traitement qui échappe légalement aux compétences du conseil de police. Une procédure disciplinaire en cours, ouverte au sein de la police locale, ne peut donc pas être évoquée au sein d'un conseil de police, d'un conseil communal ou d'un collège communal, qu'il soit ou non celui de la zone de police dont relève le membre du personnel concerné par cette procédure.
En ce qui concerne la révision du statut disciplinaire, un groupe de travail composé de représentants de la police locale et de la police fédérale s'est réuni de septembre 2021 à mars 2022 pour analyser l'avant-projet de la nouvelle loi disciplinaire. Les conclusions de ce groupe de travail doivent encore m'être communiquées par la police intégrée. Il conviendra ensuite de les soumettre à mon collègue de la Justice, et de répondre à d'éventuelles questions restées en suspens. Ensuite, il faut recueillir les avis de l'Inspection générale des services de police et de l'organe de contrôle de l'information policière avant de donner, avec mon collègue de la Justice, des directives nécessaires pour finaliser l'avant-projet de loi disciplinaire, ainsi qu'un projet d'arrêté royal l'exécutant.
Un agenda des travaux n'a pas encore pu être établi.
06.03 Éric Thiébaut (PS): Merci pour votre réponse.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 55027245C de M. Thiébaut est transformée en question écrite.
07 Question de Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'utilisation par la police de caméras montées sur des drones" (55026502C)
07 Vraag van Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het gebruik van cameradrones door de politie" (55026502C)
07.01 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, il ressort d’un récent avis du COC que, très souvent, les drones utilisés par la police ne sont pas identifiables comme tels. La condition de visibilité, prévue à l’article 25/2, § 2, 2° de la loi sur la fonction de police, n’est donc pas satisfaite. Dès lors, ce sont les règles qui encadrent une utilisation non visible qui devraient être respectées.
En résumé, Il est à craindre que les utilisations par la police de caméras montées sur des drones souffrent pour l’heure d’une certaine illégalité.
C'est pourquoi madame la ministre, mes questions sont les suivantes. Le COC recommande d'introduire une obligation d'éclairage réfléchissant ou de gyrophares bleus pour rendre les drones de la police plus clairement visibles et identifiables, comme tels. Est-il prévu d’équiper tous les drones de la police fédérale et des polices locales d’un tel dispositif? Si oui, quand cela sera-t-il effectif? Avez-vous l'intention de contacter les zones de police qui utilisent déjà des drones équipés de caméras pour les avertir des recommandations du COC et leur demander de faire les ajustements nécessaires?
07.02 Annelies Verlinden, ministre: Chère collègue, pour répondre à votre première question, je tiens à préciser que, dans l'état actuel de la législation et en particulier de la loi sur la fonction de police, les drones utilisés par la police fédérale sont rendus identifiables comme aéronefs de police par un marquage reprenant le logo de la police. Les caméras dont sont équipés ces drones répondent donc à la condition légale pour être réputés visibles comme confirmé dans l'exposé des motifs de la loi du 21 mars 2018 par laquelle les articles relatifs à l'utilisation de caméras ont été insérés dans la loi sur la fonction de police.
Toutefois l'avis de l'Organe de contrôle souligne un point d'attention important qui pourrait amener des adaptations de certains textes de loi dans le futur. L'amélioration de l'évidence de l'utilisation par la police des drones sera étudiée sans délai au sein du groupe de travail réunissant les opérateurs de drones de la police fédérale et de la police locale. Des solutions techniques comme celles proposées par le COC dans son avis, auquel vous faites référence, ainsi que des procédures, seront examinées. Cependant, il est essentiel que les trois critères suivants soient respectés:
1. Les moyens et les procédés mis en œuvre ne pourront affecter négativement la conformité des drones aux normes et certifications requises pour leur catégorie d'opération.
2. Ils ne pourront être aisément falsifiés par des utilisateurs peu scrupuleux.
3. Ils ne pourront perturber ou gêner la circulation aérienne ou le contrôle aérien.
À cette fin, la Direction générale du transport aérien du Service public fédéral Mobilité et la Composante Air de la Défense seront consultées. Enfin, il est possible que l'entrée en vigueur prochaine de certaines dispositions de la réglementation européenne dont l'obligation de munir certains drones d'un système d'identification directe à distance apporte également une amélioration à l'évidence de leur utilisation par les services de police. L'évolution de cette réglementation sera suivie avec attention.
En ce qui concerne votre seconde question, je pars du principe que les zones de police sont informées car les recommandations du COC sont adressées d'office tant à la police fédérale qu'à la Commission permanente de la police locale et sont également consultables sur le site internet de l'organe de contrôle. Les chefs de corps ont une responsabilité autonome qui n'est pas soumise au contrôle de ma fonction. Ils ont, d'une part, une responsabilité finale en ce qui concerne le traitement des données à caractère personnel en leur qualité de responsables du traitement et, d'autre part, ils sont chargés de veiller à l'utilisation légale des moyens disponibles dans leurs zones de police respectives. Les chefs de police sont mandatés pour superviser l'exécution des tâches essentielles de la police dans leurs zones de police et pour assurer que cette exécution est conforme aux lois et directives en vigueur. La police fédérale ainsi que les corps de police zonale sont soumis au contrôle du COC et sont censés prendre connaissance de ses avis et prendre des mesures lorsque cela est nécessaire.
07.03 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Je me réjouis d'entendre que, évidemment, vous allez étudier toute cette problématique des drones et des données que ceux-ci peuvent récolter. J'entends que vous allez également examiner les avis du COC dans le cadre de ce travail. Évidemment, je me doute qu'il ne faut pas affecter la conformité des drones mais en tout cas, je pense qu'il faut mener une réflexion sur les différentes problématiques et sur les différents avis que nous avons reçus jusqu'à présent.
Pour la partie plus locale, je ne savais pas que la CPPL recevait systématiquement les avis du COC. Effectivement, il n'y a pas lieu de surinformer les polices locales dont vous avez notamment rappelé l'autonomie.
C'est un dossier à suivre, sans aucun doute, et je vous remercie de l'attention que vous y porterez.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 55026731C de Mme Cornet est sans objet.
08 Question de Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les dysfonctionnements du moteur salarial pour les policiers" (55026739C)
08 Vraag van Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De problemen met de loonmotor bij de politie" (55026739C)
08.01 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, depuis le 1er octobre 2021, le Secrétariat de la police intégrée (SSGPI), chargé de la gestion des salaires des policiers locaux et fédéraux, remplit cette mission au moyen d’un nouveau programme informatique. Il semble, et c’est un constat largement partagé, que depuis ce changement, le nouveau moteur salarial n’a de cesse de générer des salaires excédentaires ou déficitaires, sans que le SSGPI n’en comprenne les raisons puisqu’il est question de bugs informatiques.
Je déplore évidemment cette situation qui entraîne une lourde surcharge de travail pour le SSGPI, qui doit sans cesse faire des vérifications et des recalculs en amont, aussi bien en positif qu’en négatif, parfois même au-delà du délai de prescription légal de cinq ans. Les membres du SSGPI nous rapportent ainsi des non-paiements de salaire, des pécules de vacances de 2011 refusés, des salaires payés à moitié, etc.
Bref, les problèmes s’accumulent mais ne semblent pas pouvoir se résoudre de manière informatique. Au total, toutes erreurs confondues, pas moins de la moitié des membres du personnel de la police locale et fédérale a été victime des bugs informatiques de ce nouveau moteur salarial.
Madame la ministre, nous devons évidemment assurer la sécurité de paiement des salaires de nos policiers. Êtes-vous au fait de ce problème? Quand avez-vous eu les premiers échos de ces dysfonctionnements?
Est-il vrai que ce nouveau moteur salarial n’a pas fait l’objet d’une phase de test dans un environnement protégé?
Enfin, quelles pistes de solution envisagez-vous? L’amélioration du programme actuel ou bien le passage à un autre programme sont-ils prévus? Si oui, quelle est l'option retenue et quand sera-t-elle mise en œuvre?
08.02 Annelies Verlinden, ministre: Chère collègue, depuis le début de la mise en service du nouveau moteur salarial, j'ai été informée des problèmes liés à cette implémentation. Je suis au courant de ces problèmes depuis le mois de novembre, soit dès leur apparition. Certains problèmes ne sont survenus qu'après le début de l'année.
Le nouveau moteur salarial a effectivement été testé avant sa mise en service. Plusieurs exécutions parallèles ont été effectuées sur un environnement qui n'était pas encore en production.
Au cours des mois d'octobre, novembre et décembre, il y a également eu des exécutions parallèles dans lesquelles le nouveau moteur salarial a été utilisé comme principal, et l'ancien système comme parallèle. C'est également sur la base de ces exécutions parallèles que le nouveau fournisseur est intervenu manuellement pour ne pas effectuer notamment des recalculs en attendant une enquête plus approfondie. Cette enquête est toujours en cours et devrait être terminée dans les prochains mois, de sorte que les derniers dossiers actuellement bloqués pour recalcul puissent être libérés pour paiement. L'intention est de continuer avec le nouveau moteur salarial. Les mesures nécessaires ont été prises en collaboration avec les collègues de la Défense pour inciter le fournisseur à régler les problèmes en suspens dans les plus brefs délais.
Actuellement, le fournisseur se concentre sur la mise en ordre de la déclaration fiscale pour l'année 2021 et sur la correction des calculs erronés de manière permanente.
Il y a encore deux types de fichiers qui posent problème. Tout d'abord, il y a encore des fichiers bloqués pour des recalculs en raison des exécutions parallèles, comme indiqué précédemment. Ce nombre est en cours d'examen. Il a été établi que la plupart des calculs effectués par le nouveau moteur salarial étaient corrects.
Deuxièmement, il y a encore des dossiers d'employés ayant des dettes, où il reste encore beaucoup à faire et pour lesquels l'examen, dossier par dossier, est entrepris par les collaborateurs du SSGPI et le fournisseur. Une mesure provisoire concernant les dettes a déjà été mise en place dans l'attente d'une solution définitive. Cela garantit qu'aucune retenue automatique n'est effectuée pour les employés de la police intégrée à la suite d'un recalcul, avec pour conséquence que le traitement payé à certains collaborateurs est inférieur à ce que l'on pouvait attendre.
Une fois que les calculs du moteur salarial correspondent à ce qui est attendu, l'accent sera mis sur la visualisation des données pour les collaborateurs du SSGPI afin qu'ils voient eux aussi les données correctes pour tous les dossiers. Je vous remercie.
08.03 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie.
J'entends que certaines mesures ont été prises pour remédier aux problèmes de dysfonctionnement et c'est très bien! Je crois que cela rassurera tout le monde. Néanmoins, on attend toujours les résultats de l'enquête approfondie. J'espère que vous pourrez revenir vers nous au moment voulu avec ces différentes informations qui seront sans doute très intéressantes.
L'incident est clos.
- Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De noodkreet van de korpschefs uit Halle-Vilvoorde" (55026750C)
- Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De ontmoeting met korpschefs van het arrondissement Halle-Vilvoorde" (55026893C)
- Sigrid Goethals aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De noodkreet van de lokale politie van Halle-Vilvoorde" (55027107C)
- Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le cri d'alarme lancé par les chefs de corps de Hal-Vilvorde" (55026750C)
- Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La rencontre avec des chefs de corps de l'arrondissement de Hal-Vilvorde" (55026893C)
- Sigrid Goethals à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'appel à l'aide de la police locale de Hal-Vilvorde" (55027107C)
09.01 Bert Moyaers (Vooruit): Mevrouw de minister, op donderdag 24 maart werd er een brief naar verschillende overheden verstuurd. Ik heb begrepen dat deze onder andere ook naar u als minister van Binnenlandse Zaken werd gestuurd alsook naar uw collega van Justitie. Verder werden de provinciegouverneur, de procureur-generaal, de procureur des Konings en de commissaris-generaal van de federale politie aangeschreven.
In deze open brief werd de aandacht gevestigd op het feit dat de veiligheidstoestand in de verschillende politiezones van Halle-Vilvoorde precair is door een chronisch gebrek aan politieambtenaren. De basispolitiezorg staat ernstig onder druk en om deze kwalitatief te kunnen blijven uitvoeren en de veiligheid van inwoners en medewerkers te kunnen blijven garanderen, moest er snel een plan van aanpak komen.
De bestaande initiatieven voor het rekruterings- en selectieproject zijn een eerste stap, maar dekken de lading niet. Men denkt er bijvoorbeeld aan het implementeren van een solidariteitsmechanisme waarbij men een beroep kan doen op andere eenheden van de GPI. Ook vraagt men om de normen van de minimale dienstverlening onder de loep te nemen en de uitstroom van medewerkers een halt toe te roepen door hen langer aan het werk te houden. De onrechtvaardige en structurele ongelijkheid in verloning met de politiezone Brussel wil men weggewerkt zien. Tot slot wil men ook een debat over de financiering van de politiezones gekoppeld aan een debat over schaalgrootte.
Mevrouw de minister, op mijn eerste vraag heb ik het antwoord intussen eigenlijk al gevonden. Hebt u de brief in goede orde ontvangen? Zo ja, werd er al contact opgenomen met de afzenders? Ik heb begrepen dat u ondertussen al een webinar hebt georganiseerd.
Hoe staat u tegenover de vraag betreffende het solidariteitsmechanisme?
In uw recent sectoraal akkoord was één van de doelen om agenten langer aan het werk te houden, hoewel aan de NAVAP-regeling niet geraakt zou worden. Is hier al een plan van aanpak?
Is deze specifieke problematiek ook al onder de loep genomen in het kader van de staten-generaal?
Denkt u dat het vergroten van de schaalgrootte mogelijk soelaas kan bieden in deze specifieke situatie? Wat zijn hierin volgens u mogelijke quick wins? We hebben gisteren in de hoorzitting gemerkt dat er in schaalvergroting ook wel valkuilen kunnen schuilen. Welke zijn deze valkuilen volgens u?
09.02 Tim Vandenput (Open Vld): Op 31 maart van dit jaar ontving u een open brief van
dertien korpschefs van politiezones uit het arrondissement Halle-Vilvoorde.
Reden is het aanhoudende personeelstekort en het feit dat bepaalde basistaken
van de politie niet meer uitgevoerd worden.
Het is niet de eerste keer dat ik u
ondervraag over de rekruteringsproblematiek bij bepaalde politiezones. Ook in
mijn zone, PZ Druivenstreek, geraken openstaande vacatures niet ingevuld. Onze
agenten moeten keuzes maken en de veiligheid garanderen wordt steeds
moeilijker. Het is geen verrassing dat politieagenten de Druivenstreek of het
Pajottenland links laten liggen als ze vijf kilometer verderop 400 euro netto
meer kunnen verdienen. Die ongelijkheid moeten we wegwerken. Een politieagent,
waar dan ook actief in ons land, is evenveel waard.
Daarom ook volgende vragen:
Hoe verliep het overleg met de korpschefs
die de open brief schreven?
Welke resultaten en/of oplossingen
leverde deze ontmoeting op?
Hoe zal u de ongelijke verloning van
politieagenten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en zones in Arrondissement
Halle-Vilvoorde proberen weg te werken?
09.03 Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, de laatste jaren kampen tal van Vlaams-Brabantse politiezones met gigantische personeelstekorten. Door een steeds toenemende taakverschuiving vanuit justitie en de federale politie worden deze tekorten bij de politiezones nog sterker gevoeld. Bovendien is het voornamelijk de regio Halle-Vilvoorde die bijkomend geconfronteerd wordt met grootstedelijke problemen, onder meer door de nabijheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De regio heeft dringend nood aan erkenning van die specifieke situatie.
Ik heb dit probleem al verschillende keren aangeklaagd in deze commissie. Ondanks de stedelijke problemen waarmee de regio kampt, zijn onze politiezones structureel ondergefinancierd, waarbij vooral het contrast met de Brusselse zones frappant is. Het behoeft verder geen betoog dat hier dringend verandering nodig is.
De politiezones kampen niet alleen met onderfinanciering maar ook met grote rekruteringsproblemen. De meest deficitaire zones van Vlaanderen bevinden zich steevast rond Brussel, inclusief de luchthavenpolitie van Zaventem. Op een operationeel kader van ongeveer 1.000 voltijdsequivalenten (VTE's) in Halle-Vilvoorde, hebben we vandaag al te kampen met een tekort van 330 VTE's.
Wat de brief van de 13 korpschefs betreft, hebt u al een e-overleg gehad met de burgemeesters. In essentie vragen zij positieve discriminatie van de Vlaams-Brabantse kandidaten in het PIVO en een gelijk speelveld met Brussel waarbij ze een randpremie opperen, als een soort verbintenissenpremie.
Hoe ziet u, vanuit uw bevoegdheid, een verbetering voor de regio mogelijk binnen een redelijke termijn? Ik begrijp uiteraard dat het probleem morgen noch overmorgen opgelost zal zijn.
De korpschefs vragen om de onrechtvaardige en structurele ongelijkheid weg te werken en stellen verschillende opties voor. Welke voorgestelde pistes zijn volgens u haalbaar of op zijn minst het onderzoeken waard?
U gaf eerder al aan geen voorstander te zijn van een dergelijke randpremie. Hoe staat u daar na het horen van deze noodkreet tegenover? In welke vorm zou die volgens u wel haalbaar zijn?
Wat vindt u van de vraag om een solidariteitsmechanisme te implementeren? Kan het vernieuwde HyCap-systeem hier een rol in spelen?
09.04 Minister Annelies Verlinden: Collega's, na het ontvangen van de open brief van de korpschefs heb ik op 4 april onmiddellijk een virtueel overleg gehouden met de burgemeesters en korpschefs van het arrondissement Halle-Vilvoorde. We hebben uitvoerig verschillende thema's en mogelijke oplossingen besproken, zowel op lokaal als supralokaal en federaal niveau. Ik heb het overleg zelf als constructief ervaren, maar we zijn natuurlijk nog niet bij de oplossingen gekomen.
Zoals aangegeven tegenover de burgemeesters en korpschefs van Halle-Vilvoorde is het mijn ambitie om oplossingen te zoeken die enerzijds het geïntegreerde politielandschap dienen en anderzijds ook aandacht hebben voor lokale specificiteiten. In die context is het essentieel dat twee vertegenwoordigers van de politiezones van Halle-Vilvoorde hun bezorgdheden ook kenbaar maken in de Vaste Commissie van de Lokale Politie en meezoeken naar oplossingen die de lokale politie kunnen dienen.
Bekwame en betrokken politiemensen aantrekken en lang aan het werk houden is een uitdaging, ook in de Vlaamse Rand. Ik heb mij geëngageerd om jaarlijks 1.600 aspiranten aan te trekken. Dat is vorig jaar gelukt. We willen dat uiteraard ook ten goede doen komen aan het arrondissement Halle-Vilvoorde. Specifiek voor de regio Halle-Vilvoorde laat ik onderzoeken wat de instroom is van kandidaten afkomstig van en van buiten Vlaams-Brabant in PIVO, alsook in de andere erkende politiescholen en in de 13 zones. Een gelijkaardige analyse heb ik gevraagd aan de federale politie voor de plaatsen die in de betrokken zones vacant worden verklaard en niet ingevuld raken. Vlaanderen kampt met een groter politioneel rekruteringsprobleem dan Wallonië. Het is ook belangrijk om met die algemene en specifieke beeldvorming en dus met kennis van zaken gerichte maatregelen te kunnen nemen.
Wat de NAVAP betreft, is het mijn betrachting om werknemers zo lang mogelijk aan het werk te houden. Dat is deels een verantwoordelijkheid van elke werkgever. In die context vallen er initiatieven aan te kondigen, in het bijzonder een draaiboek absenteïsme dat focust op retentie en re-integratie van politiemedewerkers. Het is aangewezen dat de 13 politiezones, voor zover dat nog niet is gebeurd, nagaan welke initiatieven en maatregelen ze ter zake kunnen nemen. Verder heb ik op 7 maart aan de Vaste Commissie van de Lokale Politie en de federale politie gevraagd om een actieplan te ontwikkelen met het oog op het langer aan het werk houden van oudere medewerkers door onder meer het openstellen van aangepaste functies, het inzetten op telewerk en het opzetten van een driemaandelijkse monitoring en rapportering van de non-activiteit in de activeringsmaatregelen. Ik krijg hier voor de zomer vanuit het Coördinatiecomité van de Geïntegreerde Politie nog voorstellen over.
Naast de maatregelen die op personeelsvlak worden genomen, is het belangrijk om ook meer organisatorische maatregelen te voorzien. Rekening houdend met de intrinsieke en extrinsieke motivatie van de personeelsleden om in een bepaald korps te werken, blijft het aantrekken en het houden van kandidaten een complex verhaal. Naast statutaire en pecuniaire aspecten zijn ook de korpscultuur, de organisatie en de middelen zoals voor de uitwisseling en infrastructuur bepalend om bekwame, betrokken en finaal ook gelukkige medewerkers te kunnen hebben en houden.
Ook op het vlak van de politieorganisatie in de Vlaamse Rand kunnen er mijns inziens nog extra initiatieven genomen worden. Ik denk daarbij aan een verhoogde samenwerking en associatie, maar mogelijk ook een fusie van de politiezones. De lopende werven over de financiering en schaalgrootte van de politiezones, alsook de reflecties in de schoot van de staten-generaal van de Politie kunnen inspirerend zijn voor de Vlaamse Rand. De burgemeesters hebben alvast aangegeven dat zij het debat over een ideale schaalgrootte van politiezones in de Vlaamse Rand willen aangaan, wat mij uiteraard bijzonder verheugt.
De Brusselse politieambtenaren krijgen inderdaad een premie voor werk in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in bepaalde gevallen ook een vergoeding voor de vereiste tweetaligheid. Ik begrijp dat de Vlaamse Rand, en zeker de aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest grenzende politiezones, te maken hebben met verplaatsingseffecten en fenomenen gelinkt aan de Brusselse grootstedelijke context. Ik wil dan ook laten uitklaren of de bewering klopt dat de Vlaamse Rand kandidaten verliest aan de Brusselse politiezones vanwege die statutaire premies, aangezien de Brusselse politiezones moeilijkheden kennen om Nederlandstalige kandidaten aan te trekken.
Dat brengt mij tot het debat over de premies. Enige tijd geleden is beslist om de premies af te schaffen. We moeten dat bekijken. Sommigen vinden dat de Brusselpremie afgeschaft moet worden om de ongelijkheid op dat vlak weg te werken. Ik weet niet of zulke zaken ons helpen om zoveel mogelijk mensen bij de politie aan te trekken. Naast de vraag over de extra premie lijkt het mij dus wenselijk om bij de financiering van korpsen rekening te houden met specifieke criteria en om werk te maken van een meer aantrekkelijke politie in het algemeen. Dat moet al geholpen worden door het tussentijds sectoraal akkoord. De onderhandelingen over het kwalitatief luik van het sectoraal akkoord lopen nog.
Mevrouw Goethals, zoals vermeld in het gesprek van 4 april met de korpschefs en de burgemeesters, bestaat het solidariteitsmechanisme tussen de lokale politiediensten HyCap, gehypothekeerde capaciteit, wat eigenlijk een percentage is van de capaciteit die elke lokale politiedienst geacht wordt vrij te houden om onderling steun te verlenen. Daarnaast zijn er ook de interzonale politiesamenwerking en de politieassociaties. Ook de federale politie kan, zoals u weet, steun leveren via het Interventiekorps bij de directeurs-coördinatoren.
Kortom, zoals ik afgesproken heb met de burgemeesters en de korpschefs, zal ik de situatie in de Vlaamse Rand van nabij blijven opvolgen. Ik meen echt dat het aan ons is om samen oplossingen te zoeken en daar samen over na te denken. De analyse is één deel van het verhaal, de oplossingen vormen een ander deel.
Wij moeten dit samen doen, gelet op de structuur van onze politiewerking. Ik meen dat het een taak is van ons allemaal, ook van de overheden en de leidinggevenden van de zones, om na te gaan of en hoe de organisatie en de werking geoptimaliseerd kunnen worden. Met die samenwerking en met die gezamenlijke maatregelen hoop ik dat wij de aantrekkelijkheid van de politie in de Vlaamse Rand, en bij uitbreiding in het hele land, verder kunnen verhogen.
09.05 Bert Moyaers (Vooruit): Dank u wel voor uw antwoord, mevrouw de minister.
Ik meen dat ik een aantal goede dingen gehoord heb, vooral dat er onderzoek gedaan zal worden naar de instroom van kandidaten. Ik heb begrepen dat wij het PIVO zouden moeten kunnen versterken. De NAVAP-regeling blijft natuurlijk een angel. Iedereen langer aan het werk houden is een gedeelde verantwoordelijkheid, maar vandaag zijn er nog maar weinig tools. Ik kijk uit naar het actieplan dat wordt opgesteld om de mensen langer aan het werk te houden. Als wij die voorstellen nog voor de zomer kunnen ontvangen, zou dat ons misschien toch iets wijzer maken.
Ik heb gemerkt dat er onderzoek zal worden gevoerd naar het draagvlak om naar een schaalvergroting voor de politiezones te gaan. Dat zou een goede zaak kunnen zijn.
Dan blijf ik wel zitten met de kwestie van de Randpremie. Ik heb het misschien verkeerd begrepen. Is er tussen de burgemeesters en de korpschefs onderling afgesproken dat zij wat de Randpremie betreft onderling een voorstel zouden uitwerken? Heb ik het goed begrepen dat men toch tot een Randpremie zou overgaan? Dat is mij niet heel duidelijk.
09.06 Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
In Vlaams-Brabant is er heel veel schaarste op de arbeidsmarkt. Dat ziet men in de veiligheidssector, maar ook in alle andere sectoren. Dat is de realiteit vandaag in Vlaams-Brabant, in de rand rond Brussel.
Daarom is die instroom bij de politie cruciaal. U hebt de cijfers zelf gegeven. U hebt uw belofte nagekomen en er zijn 1.600 mensen ingestroomd. Die cijfers zijn bevestigd en belanden ook bij de burgemeesters en de korpschefs. Ik wil u dus bedanken omdat dit al helemaal op niveau is. De politiescholen versterken is iets voor de lange termijn, maar ze kunnen vandaag wel deliveren om die 1.600 mensen op een degelijke manier op te leiden.
Wat de premies betreft, ik ben al 15 jaar burgemeester en zetel dus al 15 jaar in het politiecollege. Ik zie al jaren dat er zesmaandelijks mensen via een mobiliteitsronde naar Brussel trekken omdat ze daar meer kunnen verdienen. Ze gaan werken bij de metropolitie en de lokale politiezones in Brussel omdat ze daar 350 euro krijgen boven op het salaris dat ze bij ons krijgen. Ondertussen is dat misschien al iets meer. Wij proberen daar in onze zones op een inventieve manier aan tegemoet te komen. We hebben een meertaligheidspremie ingevoerd en geven bedrijfsfietsen aan mensen die wat verderaf wonen. Dat is allemaal fiscaal geregeld, geen zorgen, maar wij moeten dergelijke zaken doen om mensen te krijgen.
Ik blijf erbij dat we een manier moeten proberen vinden om de instroom eerst naar de meest deficitaire zones te kunnen laten gaan, zoals naar Grimbergen dat op -20 % zit, Vilvoorde-Halle dat op -28 % zit en AMOW dat rond -20 % zit, zodat er geen competitie hoeft te zijn tussen de zones in Halle-Vilvoorde.
Ten slotte, ik geloof sterk in schaalvergroting. Die moet er komen, maar dat zal het probleem van de deficitaire zones niet oplossen. Zeker op het vlak van interventies en in de wijkwerking is er vandaag een groot probleem in elke zone. Die schaalvergroting betekent vooral synergieën in CALog en processen vinden, maar de instroom is het belangrijkste. Die staat op punt en we moeten daarop blijven inzetten, zodat we op de schaarse arbeidsmarkt toch mensen kunnen aantrekken.
09.07 Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb van onze burgemeester en korpschef vernomen dat het overleg constructief was. Beide partijen hebben het overleg dus als constructief ervaren.
Het gaat om de aantrekkelijkheid van in een politiezone werken. Aantrekkelijkheid heeft in se ook te maken met het loon. Op het einde van de rit werken mensen om hun boterham te verdienen. Zoals de heer Vandenput al zei, trekken vaak jonge mensen jammer genoeg weg uit onze rand richting Brussel, omdat ze er soms 400 tot 500 euro meer verdienen. Ik zou zelf waarschijnlijk net hetzelfde doen. Als ik een hypotheeklening voor mijn huis moet afbetalen en ik op het einde van de rit 500 euro meer op mijn rekening heb, dan is mijn keuze snel gemaakt. Op de hoorzittingen gisteren over de KUL-norm is vaak gezegd dat we deze kwestie moeten opentrekken naar de volledige financiering van de politiezones. De vakbonden waren het daarover eens. Zij spraken ook over het welzijn. Aantrekkelijkheid bestaat voor een deel uit geld. Voor veel mensen is dat belangrijk.
Bij dat debat met de vakbonden was CD&V afwezig. Ik vond het jammer dat uw partij daar niet aan deelgenomen heeft, want dat belangt ook u aan. Op mijn vraag aan de vakbonden in hoeverre ze werden betrokken bij de hervorming van de staten-generaal, antwoordden ze dat zij daar niet bij betrokken werden. Ik vind dat zeer jammer, want het werkterrein moet betrokken worden bij dergelijke belangrijke zaken. Ik ben ervan overtuigd dat u daar grondig werk van wil maken, maar alle actoren moeten kunnen participeren in dit verhaal. Dat stoot me wat tegen de borst. U hebt daarvoor misschien wel een heel goede reden, maar mij ontglipt die. Oplossingen zijn niet evident. Niemand zal het u uiteindelijk kwalijk nemen dat er morgen nog geen oplossing is. We moeten daar samen aan werken, maar alle partijen moeten aan tafel zitten om een grondige hervorming door te voeren.
De voorzitter: Uw repliek oversteeg de problematiek van de vraag een beetje, maar de vrije meningsuiting is ook belangrijk.
Het incident is gesloten.
10 Question de Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'identification des policiers" (55026757C)
10 Vraag van Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De identificatie van politieagenten" (55026757C)
10.01 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, l’article 41, § 1er, de la loi sur la fonction de police prévoit que "tout membre du cadre opérationnel en service doit pouvoir être identifié en toutes circonstances. Les membres du cadre opérationnel en uniforme portent ainsi une plaquette nominative apposée de manière visible et lisible à un endroit déterminé de leur uniforme".
Il me revient cependant, et le Comité P le relève également dans l'un de ses derniers rapports consécutivement aux manifestations "Black Lives Matter" et "Extinction Rebellion", que des policiers ne respectent malheureusement toujours pas cette disposition légale.
En effet, il semblerait que parfois, notamment dans un contexte de manifestation, des agents couvrent le nom inscrit sur leur uniforme, le détachent de leur uniforme ou refusent de faire connaître leur identité à ceux qui la demandent. Madame la ministre, lors de certains incidents, notamment aux casernes d'Etterbeek pendant le confinement, de tels problèmes nous avaient été rapportés. Nous avions pu en discuter lors d'un échange de questions-réponses à ce sujet. Sans doute serez-vous d'accord si je vous dis que nous ne pouvons pas tolérer ce type de comportement.
Aussi, le Comité P recommande de "rendre le personnel de police qui travaille en uniforme reconnaissable en portant une nominette ou, selon la mission et l’appréciation du chef de corps, une plaque sur laquelle le numéro d'identification est mentionné. La simple indication du numéro de peloton sur les casques du personnel qui est engagé sur le terrain n’est évidemment pas suffisante pour garantir une identification personnelle".
Madame la ministre, avez-vous pu prendre connaissance de ce rapport du Comité P? Avez-vous reçu des retours du terrain? D'après mes informations, ce problème semble surtout se présenter en Région bruxelloise, qui concentre plus de 90 % des manifestations sur notre territoire. Cela semble donc logique. Enfin, comment comptez-vous faire strictement appliquer l’article 41, § 1er de la loi sur la fonction de police et les recommandations du Comité P qui s’y réfèrent, de manière à pouvoir sensibiliser les policiers à l'importance de porter leur nominette? Il s'agit en effet d'éviter que les citoyens entretiennent des doutes quant à d'éventuelles mauvaises intentions qui n'existent peut-être pas ou qui existent en cas de plainte.
10.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, chère collègue, j'ai évidemment pris connaissance de ce rapport du Comité P.
Au niveau méthodologique, aucune statistique permettant d'estimer l'étendue du problème dénoncé ne semble disponible. Le rapport indique la réception de diverses plaintes en précisant d'emblée que, pour plusieurs d'entre elles, plusieurs aspects dénoncés sont rapportés de manière inexacte et que le plaignant n'est pas lui-même la victime. Il est également frappant de constater que les prétendues victimes n'ont elles-mêmes pas déposé plainte. Le service juridique de la police fédérale n'a pas connaissance d'un contentieux spécifique en la matière. Ces constats n'enlèvent, bien entendu, rien au fait qu'une seule plainte en la matière serait déjà une plainte de trop. En tout état de cause, les rapports mentionnent que les éventuels faits pénaux ont été dénoncés auprès des parquets concernés.
La recommandation du Comité P en matière d'identification semble paraphraser l'article 41 de la loi sur la fonction de police. L'obligation légale d'identification et ses diverses modalités d'exécution existent donc bel et bien. Il appartient aux supérieurs des services de police de veiller à ce que la loi soit respectée en toute occasion, ce faisant, également lors des missions de police évoquées dans le rapport du Comité P.
Dès lors, il me semble suffisant de demander, par la voie de la présente réponse, au commissaire général de la police fédérale et aux chefs de corps de la police locale d'accorder une attention particulière à cette obligation légale, d'estimer la nécessité locale et de la rappeler spécifiquement.
10.03 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Rappeler ces dispositions légales n'est jamais superflu. Il s'agit évidemment d'échos dont il est régulièrement question et dont le Comité P a déjà fait état dans différents rapports. Cela semble malheureusement arriver lors de certaines manifestations, ce surtout, comme je le disais tout à l'heure, sur le territoire bruxellois. Même si aucune plainte n'est déposée – on sait que les victimes déposent rarement plainte dans ce type de contexte –, nous devons néanmoins y être attentifs. En effet, je crois sincèrement que, même si ce type de comportement n'a lieu qu'une seule fois à l'occasion d'une seule manifestation, il ne va pas nous aider à consolider le rapport de confiance entre nos policiers et nos citoyens.
J'espère que nous pourrons inciter nos policiers à être très attentifs à cette problématique, mais aussi nos chefs de corps qui pourront – je l'espère – attirer particulièrement l'attention de leurs policiers sur l'importance d'être identifiables à tout moment, ce dans un souci de se protéger eux-mêmes, mais aussi pour que nos concitoyens puissent avoir confiance en eux.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mevrouw Buyst is niet aanwezig, haar vraag nr. 55026767C vervalt. De samengevoegde vragen nr. 55026773C van de heer Prévot en nr. 55027015C van mevrouw Rohonyi worden uitgesteld.
11 Vraag van Eva Platteau aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Beschuldigingen van fraude door de top van Frontex" (55026877C)
11 Question de Eva Platteau à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les accusations de fraude au sommet de la hiérarchie de Frontex" (55026877C)
11.01 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Ik stel voor om te verwijzen naar mijn vraag zoals ze schriftelijk werd ingediend.
In 2019 werd het mandaat van Frontex fors
uitgebreid. Frontex kreeg meer budget en meer personeel. Tot wel 10.000
grenswachters worden voorzien. Het ruimere mandaat ging gepaard met strengere
voorwaarden inzake mensenrechten. Frontex moet niet alleen de internationale
verplichtingen inzake het VN-vluchtelingenverdrag waarborgen, maar in principe
ook actief voorkomen dat het non-refoulementprincipe wordt geschonden.
Echter, de praktijk staat mijlenver af
van wat Europese regelgeving Frontex voorschrijft. Dat bleek recent nogmaals:
de Duitse krant ‘Der Spiegel’ heeft bewijsmateriaal gepubliceerd dat Frontex
pushbacks door Griekse kustwacht oogluikend laat gebeuren. Dit bewijsmateriaal
zou komen uit een rapport van het Europees Bureau voor fraudebestrijding OLAF.
Dat rapport zou vernietigend zijn voor Frontex. De top van Frontex zou op de
hoogte zijn van illegale pushbacks. De Fundamental Rights Officer zou
bijvoorbeeld niet worden ingelicht bij schendingen van mensenrechten.
Frontex baas Fabrice Leggeri heeft
meermaals in het Europees Parlement ontkend dat het agentschap betrokken was
bij illegale pushbacks. Het moedwillig stilhouden van illegale pushbacks is
bijzonder ernstig. In het artikel van ‘Der Spiegel’ staat dat OLAF
disciplinaire maatregelen eist voor drie betrokken personen. Daarom deze
vragen:
Heeft u als minister van Binnenlandse
Zaken inzage gekregen in het OLAF-rapport?
Werd het OLAF-rapport reeds besproken in
de Management Board van Frontex?
Heeft u instructies gegeven aan de
Belgische vertegenwoordiging in de Management Board van Frontex?
Wat is het Belgische standpunt naar
aanleiding van dit bewijsmateriaal dat de betrokkenheid bij pushbacks door
Frontex en mogelijke fraude bij de top van Frontex, aantoont?
11.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Platteau, als minister van Binnenlandse Zaken heb ik in deze fase van de procedure nog geen inzage in het rapport. De administratieve procedures worden uitsluitend gevoerd op het niveau van de raad van bestuur van Frontex. De raad van bestuur treedt op als tuchtrechtelijke overheid en heeft de plicht om de procedure correct te laten verlopen, eenieders rechten te respecteren en een correcte procedurele afhandeling te garanderen. Aangezien deze administratieve procedures nog lopen, mogen de leden van de raad van bestuur momenteel geen verdere commentaar geven, ter bescherming van de vertrouwelijkheid van de lopende en mogelijk nog uit te voeren administratieve procedures.
Het OLAF-rapport waarnaar u verwijst, gaf de aanleiding tot de bijeenroeping van enkele bijzondere raden van bestuur van Frontex die op 25 februari en 25 en 29 maart van dit jaar zijn samengekomen. Tijdens deze bijzondere zittingen van de raad van bestuur werden de geldende EU-rechtsregels en de te volgen procedures naar aanleiding van het OLAF-onderzoek toegelicht. Er werd tijdens deze zittingen nog niet inhoudelijk op het dossier ingegaan. Wel heeft de raad van bestuur van Frontex beslist om het OLAF-verslag in de vereiste vorm over te maken aan de betrokkenen. Deze beslissing werd intussen al uitgevoerd.
Op 28 en 29 april 2022 zal het dossier voor de eerste keer inhoudelijk worden besproken binnen de raad van bestuur van Frontex. In dat kader zullen de sleutelfiguren in het dossier hun standpunten ook kunnen toelichten.
Er wordt regelmatig overleg gepleegd met onze vertegenwoordigers in de raad van bestuur. We delen de aandacht voor het eerbiedigen van de procedurele waarborgen.
Bij de verderzetting van de procedure in een tuchtonderzoek zal het Belgische standpunt in overleg met de staatssecretaris voor Asiel en Migratie bepaald worden. Ook zal de Belgische vertegenwoordiger in de raad van bestuur de noodzakelijke instructies krijgen voor de uitvoering ervan.
Het is op dit moment nog voorbarig om hierover een standpunt in te nemen aangezien de procedure nog volop aan de gang is.
11.03 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Als ik uw antwoord goed begrepen heb, is er dus een tuchtrechtelijke procedure lopende binnen de raad van bestuur die als tuchtrechtelijke overheid optreedt. Zij zullen dus eind deze week voor het eerst het dossier inhoudelijk bespreken. Voor de rest weten we dus niet wat er zal gebeuren. We hebben nog steeds geen inzage in het OLAF-rapport.
Er zijn wel al bepaalde zaken gelekt in de krant. We lezen daar namelijk ernstige beschuldigingen over de toedekking van bewijsmateriaal van pushbacks door de directie. We lezen dat in de krant terwijl het uiteindelijke rapport nog niet publiekelijk beschikbaar is.
Ik denk dat we dan inderdaad moeten afwachten tot er een uitspraak volgt. Meer kan ik daar dus op dit moment niet over zeggen. We zullen de volgende stappen afwachten.
L'incident est clos.
12 Vraag van Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Grensoverschrijdende stadionverboden" (55026894C)
12 Question de Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les interdictions de stade transfrontalières" (55026894C)
12.01 Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, het geweld tijdens de voetbalwedstrijden houdt maar niet op. Ook tijdens het afgelopen weekend waren er in Brugge supporters van Royal Antwerp FC die zichzelf niet konden beheersen en over de omheining van de tribunes klommen. Begin april waren er ook al zware incidenten tijdens een wedstrijd in Lier van de Lierse Kempenzonen. De politie onderschepte daar toen tien hooligans, waarvan er acht een stadionverbod hadden in Nederland. Het kan niet de bedoeling zijn dat hooligans met een stadionverbod in Nederland, Duitsland of Frankrijk zonder probleem naar het Belgisch voetbal komen kijken.
Ik heb gehoord dat u onlangs hierover een gesprek met de Pro League hebt gehad. Hoe staat u tegenover die grensoverschrijdende stadionverboden? Is er een bilateraal of multilateraal akkoord met één of meerdere buurlanden? Is dat een optie om het voetbalgeweld een halt toe te roepen? Hebt u hierover gecommuniceerd met uw ambtsgenoten in de buurlanden? Hoever staat u met het wetsontwerp over de wijziging van de voetbalwet waardoor er strengere straffen en zwaardere geldboetes kunnen worden opgelegd? Ik hoop dat die ook op buitenlandse voetbalsupporters van toepassing zal kunnen zijn.
12.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Vandenput, ik ben het volmondig met u eens dat een gezamenlijke aanpak nodig is om het fenomeen waarbij buitenlandse supportersgroepen met slechte bedoelingen, waarvan de leden al dan niet een geldend stadionverbod in eigen land hebben, afzakken naar België. We stelden dit trouwens ook vast bij de finale van de Beker van België afgelopen week.
In de eerste plaats is een goede informatie-uitwisseling tijdens de voorbereiding van een voetbalmatch cruciaal. De uitwisseling van informatie tussen de politiediensten met Nederland loopt bijvoorbeeld goed. Het huidige wettelijke kader laat informatie-uitwisseling met onze buurlanden toe. Zoals u weet, bereiden we ook een nieuw politieverdrag voor dat de informatie-uitwisseling nog verder zal bevorderen.
In de tweede plaats moet er worden onderzocht hoe informatie over stadionverboden moet worden uitgewisseld met onze buurlanden. De voetbalcel van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie volgt dit onderwerp op in het kader van de Benelux-werkgroep. In de werkgroep wordt onderzocht hoe de drie landen de handhaving van stadionverboden kunnen afstemmen. Verder wordt de regelgeving geëvalueerd zodat men een stadionverbod dat in één van de lidstaten werd opgelegd, ook in de twee andere lidstaten kan handhaven.
Naar aanleiding van een bilateraal overleg tussen de Belgische federale regering en de Nederlandse regering op 19 april 2022, het zogenaamde Thalassaoverleg, heb ik dat onderwerp ook kort aangehaald op de bespreking met mijn ambtsgenoot in Nederland omdat er ook Belgische supporters naar Nederland of Frankrijk gaan. Blijkbaar is dat een hobby.
Er ligt een wetsontwerp klaar dat voorziet in strengere straffen, langere stadionverboden en hogere geldboetes, ook voor het bezit en gebruik van pyrotechniek. Voordat het ontwerp aan het Parlement bezorgd wordt, wens ik eerst de lopende gesprekken binnen de werkgroep Voetbalveiligheid af te ronden, uiteraard in overleg met de Koninklijke Voetbalbond en de Pro League. Voor de start van het nieuwe voetbalseizoen moeten die werkzaamheden afgerond zijn. We zullen dan bekijken hoe de zaak het best aangepakt wordt, want dergelijke regelgeving moet ook gehandhaafd worden. Zoals ik de voorbije maanden heb mogen ervaren, is het overigens een heel gevoelig onderwerp.
12.03 Tim Vandenput (Open Vld): Ik ben blij dat er overleg en uitwisseling is, en dat een aantal zaken in de steigers staat. U spreekt zelf over de handhaving. Hoe weten onze politiemensen dat iemand uit het buitenland een stadionverbod heeft, vooraleer hij een stadion wil binnengaan? Misschien moeten we de technologische mogelijkheden op het vlak van gezichtsherkenning uitproberen in één stadion, als proeftuin, met een blacklist? Het COC heeft dat trouwens ook al voorgesteld. Ik ben een voorstander van technologie, zeker in een gecontroleerde omgeving.
De handhaving blijft inderdaad het grote probleem. We moeten daar stap voor stap vooruitgaan, en de kennis van de identiteit van buitenlanders met een stadionverbod is zo'n stap vooruit.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55026903C van de heer Demon wordt omgezet in een schriftelijke vraag, evenals zijn samengevoegde vragen nrs. 55026904C en 55026905C en zijn vraag nr. 55026906C.
- Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het gebruik van de Pegasusspyware door de Belgische politie" (55027060C)
- Nabil Boukili aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het gebruik van de Pegasussoftware" (55027170C)
- Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le recours au logiciel espion Pegasus par la police belge" (55027060C)
- Nabil Boukili à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L’utilisation du logiciel Pegasus" (55027170C)
13.01 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, uit een artikel in De Standaard blijkt dat de Belgische federale politie in gerechtelijke onderzoeken gebruikmaakt van de spionagesoftware Pegasus. Die software is afkomstig van de Israëlische NSO Group en kon via een veiligheidslek in WhatsApp door diverse veiligheidsdiensten wereldwijd worden geïnstalleerd op smartphones van gebruikers, waardoor men volledige toegang krijgt tot het toestel.
Deze software kan worden ingezet in de strijd tegen terrorisme en zware criminaliteit, maar Spanje blijkt ze als spionagetechniek te hebben gebruikt tegen Catalaanse politici. In het Amerikaanse weekblad The New Yorker stelt de CEO van de NSO Group dat "bijna alle Europese regeringen onze tools gebruiken". Ook België wordt genoemd als een van de klanten.
In een reactie weigert de federale politie te communiceren over de middelen die worden ingezet in het kader van onze onderzoeken en missies, maar anoniem wordt wel bevestigd dat België Pegasus gebruikt in de strijd tegen zware criminaliteit, zoals drugshandel, kindermisbruik en terrorisme.
Om toch wat klaarheid te proberen krijgen, heb ik de volgende vragen.
Is de federale politie klant bij NSO Group? Indien ja, sinds wanneer? Wat is het totale jaarlijkse budget voor het gebruik van deze software? Op wiens initiatief werd een contract met NSO Group gesloten? Was u en de regering daarvan op de hoogte? Werden er andere concurrerende bedrijven gecontacteerd die gelijkaardige diensten leveren en zijn daar offertes gevraagd?
Kunt u aangeven of navragen in hoeveel gerechtelijke onderzoeken van deze software werd gebruikgemaakt? Naar aanleiding van welke strafrechtelijke feiten werd deze software ingezet? Was er telkens goedkeuring door een onderzoeksrechter?
Hebben nog andere Belgische instanties toegang tot die software? Hoe verloopt die procedure desgevallend bij het OCAD, de Veiligheid van de Staat, de ADIV of enige andere inlichtingendienst?
De volgende vragen zijn cruciaal. Binnen welk wettelijk kader en onder welke voorwaarden mag in België van deze software worden gebruikgemaakt? Hebben Belgische politie- of veiligheidsdiensten deze software ooit gebruikt voor andere doeleinden dan voor een gerechtelijk onderzoek?
13.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Depoorter, ik wil in de eerste plaats wijzen op de antwoorden van de minister van Justitie op soortgelijke vragen over dit onderwerp op 22 september.
Over de gebruikte methodes en instrumenten worden zo weinig mogelijk details in het openbaar gecommuniceerd, conform de wettelijke bepalingen van het wetboek van strafvordering. Dat is noodzakelijk om de doeltreffendheid en duurzaamheid van de in het kader van de kennisneming van privécommunicatie gebruikte middelen te garanderen. Men moet er zich van bewust zijn dat te veel transparantie of te veel publiciteit van de middelen die de politie gebruikt om bepaalde onderzoeksopdrachten van gerechtelijke overheden uit te voeren, tot gevolg kan hebben dat criminele organisaties en terroristen hun gedragingen aanpassen en contrastrategieën ontwikkelen rekening houdend met de informatie die we hen gegeven hebben. Dat kan als gevolg hebben dat het dreigingsniveau voor ons land toeneemt. Dat is de reden waarom de verwerving van die middelen, die ook door onze inlichtingendiensten kunnen worden gebruikt, altijd wordt geclassificeerd met een niveau van geheimhouding.
Toegang tot privécommunicatie is enkel mogelijk mits het juridische kader strikt wordt nageleefd. In de gevallen waarin dat aan de orde is, antwoordt de federale politie op de vragen van een onderzoeksrechter. Hij zal een officier van de gerechtelijke politie de opdracht geven, doorgaans via een schriftelijke onderzoeksvraag die beperkt is in zowel voorwerp als tijd en die ook gemotiveerd moet zijn. Dat betekent dat op het moment dat er zo'n instructie wordt gegeven, de mensen die het voorwerp uitmaken van zo'n telefoon- of communicatietap, toegang hebben tot hun gerechtelijk dossier en tot de gegevens die getapt of opgevangen zijn.
Er is finaal ook nog een controle a posteriori mogelijk door de kamer van inbeschuldigingstelling en eveneens bij de behandeling van de zaak ten gronde. Op die manier is er nog een controle mogelijk van de uitgevoerde of de gevolgde methode.
13.03 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik zal alleszins ook de antwoorden van de minister van Justitie opvragen en herlezen.
Ik heb begrip voor een zekere geheimhouding, zeker aangezien het om onder meer terrorismeonderzoek gaat. Sta me tegelijk toe te zeggen dat ik mij niet altijd veilig waan op dat gebied. In sommige rapporten van veiligheids- en inlichtingendiensten lees ik dat de strijd tegen het extremisme moet worden opgevoerd. Dat is nogal ruim omschreven. Soms vraag ik me af of ook mijn smartphone getapt wordt, want in de ogen van veiligheids- en inlichtingendiensten ben ik een extremist vanwege mijn politieke opvattingen, aangezien ik voorstander ben van een andere staatsvorm dan België. Ik ben voorstander van een Vlaamse onafhankelijke staat en kan mij voorstellen dat de Belgische inlichtingendiensten daarmee niet zo blij zijn. Ik breng mijn standpunt uiteraard op een democratische manier naar voren, maar niets kan mij ervan overtuigen dat onze Belgische inlichtingendiensten mij bijvoorbeeld niet volgen vanwege mijn andere politieke opvattingen dan die van het heersend regime. Voor dat gevaar wil ik toch waarschuwen.
Daarenboven lees ik dat in Spanje bijvoorbeeld dezelfde software wordt gebruikt om een geestesgenoot, een Catalaanse onafhankelijkheidsstrijder, te volgen. Dat baart mij grote zorgen en dat zou eigenlijk iedere democraat grote zorgen moeten baren.
De voorzitter: Vraag nr. 55027170C van de heer Boukili was met deze vraag samengevoegd, maar de heer Boukili is niet aanwezig.
L'incident est clos.
14 Vraag van Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De herhaaldelijke schietpartijen in de Brusselse wijk Beekkant" (55027072C)
14 Question de Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les fusillades à répétition dans le quartier bruxellois Beekkant" (55027072C)
14.01 Ortwin Depoortere (VB): In de Beekkantwijk in Sint-Jans-Molenbeek vond maandagavond 18 april 2022 een schietpartij plaats waarbij een persoon is overleden. Het slachtoffer is een 20-jarige man. “De dader is zijn voertuig binnengedrongen en heeft hem neergeschoten. Het slachtoffer overleed ter plekke," aldus het Brusselse parket. Gezien de aard van de feiten lijkt het om een afrekening te gaan, maar het parket kon dat op het moment nog niet bevestigen.
Volgens de media houdt het incident verband met een territoriumstrijd tussen rivaliserende drugsbendes. Dergelijke incidenten vonden namelijk het voorbije halfjaar gemiddeld één keer per maand plaats. Het is al de negende schietpartij in de Brusselse gemeente sinds begin september. In april dit jaar was er nog een dergelijk schietincident op de Merchtemsesteenweg waarbij een slachtoffer in het been werd geschoten. Het incident was zelfs de tweede schietpartij in de Merchtemsesteenweg sinds oktober. Ook in de nabijgelegen Schoolstraat, Pastorijstraat, Bonneviestraat, Paalstraat en Menenstraat vonden schietincidenten plaats in het afgelopen halfjaar. Al die plaatsen delict bevinden zich in een straal van maximaal een kilometer tussen de metrohaltes Beekkant, Graaf van Vlaanderen en Zwarte Vijvers.
Kunt u de feiten van 18 april bevestigen? Werden er reeds aanhoudingen verricht?
Kunt u bevestigen dat er reeds negen schietpartijen sinds september 2021 plaatsvonden? Is er, zoals de media suggereren, sprake van afrekeningen tussen drugsbendes? Wordt de problematiek in kaart gebracht en hoe wordt hier door de politiediensten op geanticipeerd?
Is de lokale politiezone nog in staat om het hoofd te beiden aan die escalatie van geweld? Hebt u hieromtrent reeds contact opgenomen met de burgemeester of de zonechef van de politie? Is er nood aan bijkomende capaciteit vanuit de federale politie, bijkomende middelen, meer geavanceerde apparatuur of meer personeel? Zo ja, in welk opzicht?
14.02 Minister Annelies Verlinden: Ik geef u graag een overzicht van de tien schietincidenten op het grondgebied van Sint-Jans-Molenbeek sinds 1 september 2021. Zes daarvan kunnen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid – daarbij spreek ik mij niet uit over lopende dossiers – aan elkaar worden gelinkt. Daarin zijn drie slachtoffers gewond geraakt; gelukkig vielen er geen dodelijke slachtoffers. Er zijn wel pv's opgesteld voor moord, doodslag of poging daartoe en één voor slagen en verwondingen. In drie andere zaken zijn er geen slachtoffers bekend en zou er enkel materiële schade zijn door vuurschoten op een gevel, een auto en een bushalte. Twee andere incidenten staan bijna zeker met elkaar in verband, maar niet met de overige dossiers. Twee keer gaat het vermoedelijk om een geïsoleerd geval, waarbij één keer een dodelijk slachtoffer viel en één keer een gewonde.
De steundienst Lokaal Informatiekruispunt bij de politiezone Brussel-West algemene directie Operaties verzamelt alle gerechtelijke informatie, analyseert die en stuurt die door naar de specifieke diensten of de betrokken sectie van de recherche voor verder onderzoek. De dienst kan rekenen op onder meer een misdrijfanalist en een strategisch analist. De dienst brengt alle gerechtelijke fenomenen op het grondgebied van de politiezone in kaart en stelt naast statistieken ook kaarten ter beschikking van het personeel. Aan de hand van de analyses worden de diensten en patrouilles bijgstuurd of worden diepgaandere gerechtelijke onderzoeken gevoerd. De dienst stelt ook verschillende digitale tools, zoals een dagverslag en een briefingtool., ter beschikking van het personeel.
Uit het jaarverslag van de politiezone blijkt dat het aantal gewelddelicten stijgt. In het kader van zulke geweldmisdrijven is het moeilijk om preventief werk te verrichten. Dat betekent dat de zone, nadat de feiten zich hebben voorgedaan, in samenwerking met andere partners gepast moet optreden door een degelijk opsporingsonderzoek te voeren. De nazorg via de dienst Slachtofferbejegening levert in dat kader ook uitstekend werk.
De feiten hebben zelden een impact op de handhaving en het herstel van de openbare orde op het grondgebied van de gemeente. Als er nood is aan bijkomende capaciteit, kunnen wij altijd rekenen op de solidariteit van de andere Brusselse politiekorpsen en de DirCo van Brussel.
14.03 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, uit uw antwoord begrijp ik dat er werk wordt gemaakt van een analyse van de fenomenen in de wijken van politiezone Brussel-West, die het hard te verduren heeft. We moeten ons ook de vraag stellen waar het fenomeen vandaan komt. We stellen samen met u vast dat drugsbendes in onze grootsteden wijk per wijk aan het veroveren zijn. Ik denk niet dat we nog kunnen wachten en dat enkel preventie volstaat om die fenomenen te bestrijden. We moeten werk maken van meer repressie en de angst van kamp laten veranderen, van de angst van de burger in de straat naar de crimineel. Wij moeten de criminaliteit harder durven aan te pakken. Daarvoor is politieke moed nodig. Daarvoor zijn meer manschappen en moderne technieken nodig. Daarvoor is een justitieel apparaat nodig. Ik heb al meermaals gezegd dat we zonder een streng vervolgingsbeleid blijven dweilen met de kraan open. Dat demotiveert onze veiligheidsdiensten.
Mevrouw de minister, ik roep u op om hier samen met de minister van Justitie werk van te maken. Het is niet vijf voor twaalf, het is vijf over twaalf in sommige grote steden en zeker in sommige wijken van onze hoofdstad.
L'incident est clos.
- Joy Donné aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De onwettige opvraging van persoonsgegevens uit de Kruispuntbank van de Voertuigen" (55027090C)
- Wouter Vermeersch aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het onwettig opzoeken van gegevens van burgers voor parkeerboetes in Kortrijk" (55027255C)
- Joy Donné à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La consultation illégale des données à caractère personnel dans la Banque-Carrefour des Véhicules" (55027090C)
- Wouter Vermeersch à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La collecte illégale de données de citoyens pour les amendes de stationnement à Courtrai" (55027255C)
De voorzitter: De heer Donné laat zich verontschuldigen.
15.01 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de stad Kortrijk vraagt sinds 2020 op onwettige wijze nummerplaatgegevens op om parkeerovertredingen te beboeten. Dat stelt de Geschillenkamer van de Gegevensbeschermingsautoriteit in een recente beslissing nadat een klacht daarover werd ingediend bij de Gegevensbeschermingsautoriteit door een inwoner van de stad.
Het gaat om een bijzonder complexe beslissing waarbij onder meer geoordeeld wordt dat de stad Kortrijk, maar ook de FOD Mobiliteit, niet over een correcte machtiging beschikten om toegang te krijgen tot de Kruispuntbank van de Voertuigen. De Geschillenkamer is van oordeel dat er een schending is van het transparantiebeginsel, maar ook van de verantwoordingsplicht zoals vervat in de Algemene Verordening Gegevensbescherming. De Geschillenkamer heeft deze zaak aangegrepen om de verhouding van de Belgische regelgeving inzake machtigingen in het licht van de Algemene Verordening Gegevensbescherming aan te kaarten en gaf aan dat er onduidelijkheden zijn in de Belgische regelgeving en dat die vooral het gevolg zijn van keuzes van regelgevende aard.
Heeft u kennisgenomen van de beslissing van de Geschillenkamer? Hoe reageert u op deze beslissing?
Hebt u zicht of er nog andere steden, gemeenten of instanties zijn in dit land die niet over een correcte machtiging beschikken? Wellicht zal Kortrijk niet de enige stad zijn met dat probleem, maar dat probleem is net aan het licht gekomen doordat in Kortrijk een burger de nodige stappen heeft ondernomen. Kunt u een opsomming geven van de betrokken steden, gemeenten en instanties die eventueel niet over een correcte machtiging beschikken?
De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en een gewoon hoger beroep is niet mogelijk tegen een beslissing van de Geschillenkamer. Er is wel een administratief hoger beroep mogelijk, vergelijkbaar met de Raad van State. Dat gebeurt bij het bevoegde Marktenhof in Brussel. Stad Kortrijk heeft ondertussen beslist om administratief hoger beroep aan te tekenen, maar dat schort de bestreden beslissing niet op, die uitvoerbaar is bij voorraad. Wat als burgers vandaag deze beslissing aangrijpen om hun boetes aan te vechten? Heeft u zicht op de impact van alle boetes die werden uitgeschreven met onwettig verkregen gegevens? Staan deze boetes op de helling?
Plant u wet- en regelgevende initiatieven om de door de Geschillenkamer geschetste onduidelijkheden eindelijk weg te werken?
15.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Vermeersch, de beslissing van de Geschillenkamer van de GBA van 4 maart heeft inderdaad betrekking op de toepassing van een lokale parkeerretributie, waarbij de stad Kortrijk, maar ook de FOD Mobiliteit, betrokken zijn als verwerende partijen. Ik ben als minister van Binnenlandse Zaken geen rechtstreeks betrokken partij in de zaak en het komt mij ook niet toe om daarover een oordeel te vellen, al ken ik die beslissing en neem ik er akte van.
Zoals u hebt gezegd, heeft de Geschillenkamer bepaald dat de stad en de FOD de mededeling van gegevens uit de Kruispuntbank van de Voertuigen aan de diensten van de stad in overeenstemming moet brengen met de Algemene Verordening Gegevensbescherming en dat binnen een termijn van twee maanden. Het zal dus aan hen toekomen om effectief gevolg te geven aan die bij voorraad uitvoerbare beslissing.
Voor bijkomende informatie over dat dossier, de stand van zaken en de eventuele gevolgen voor de beboete burgers moet u zich wenden tot de stad Kortrijk of de FOD Mobiliteit, want ik heb daar zelf geen verdere gegevens over.
Ik wil nog opmerken dat de Geschillenkamer in haar beslissing heeft gesproken over mogelijke onduidelijkheden in het regelgevend kader en dat ze zich daarover wat mij betreft niet in absolute termen heeft uitgesproken. Het spreekt voor zich dat er rekening zal worden gehouden met de overwegingen die werden gemaakt voor de materies die binnen mijn bevoegdheidsdomein vallen, niet zozeer met deze beslissing of beroepen ten aanzien van deze beslissingen, maar mogelijks wel met andere elementen. We zullen dat zeker meenemen voor andere besluitvorming.
15.03 Wouter Vermeersch (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik neem akte van het feit dat u dit zult meenemen in de toekomst.
De reden waarom wij deze vraag stellen, is dat ze het lokale niveau overstijgt. Dat was niet alleen mijn aanvoelen, maar blijkbaar ook dat van collega Donné. Steden en gemeenten en ook andere instanties moeten immers over een correcte machtiging beschikken. Dat is de reden waarom dit het lokale overstijgt, maar er werd ook vastgesteld dat burgers boetes hebben moeten betalen waarvoor de gegevens op volstrekt onwettelijke manier werden verkregen. Dat kan tellen wat onzorgvuldig bestuur betreft.
Het probleem is ontstaan toen huidig minister van Justitie, Vincent Van Quickenborne, nog verantwoordelijk burgemeester van Kortrijk was. Tot op vandaag is hij titelvoerend burgemeester. Het is niet te vatten dat er uitgerekend in de stad waar de minister van Justitie titelvoerend burgemeester is op een schandalige manier wordt omgesprongen met de persoonsgegevens van inwoners.
De stad Kortrijk, maar ook de FOD Mobiliteit hadden niet de correcte machtigingen om de data van die nummerplaten te consulteren bij de Dienst voor Inschrijvingen van Voertuigen. Ik heb over deze kwestie ook een mondelinge vraag voorbereid voor uw collega Gilkinet.
Na ontvangst van een parkeerboete van 30 euro is de wakkere Kortrijkzaan naar de Geschillenkamer getrokken. Zonder de bijstand van enige advocaat heeft hij tegenover de topadvocaten van de stad en de FOD Mobiliteit uiteindelijk zijn gelijk gehaald. De stad Kortrijk heeft al 60.000 euro kosten aan advocaten moeten betalen. Met het beroep dat daarbij komt, zal dat leiden tot een bedrag van 100.000 euro. Van Quickenborne en de zijnen spenderen liever 100.000 euro aan procedures om ten strijde te trekken tegen een van zijn eigen inwoners, dan toe te geven dat die ene boete van 30 euro onterecht werd geïnd.
Ik vind dit een dossier dat het lokale overstijgt. Daarom zal ik op uw aangeven, maar dat waren wij ook al van plan, ook minister Gilkinet ondervragen en zullen wij dit dossier verder uitspitten.
L'incident est clos.
16 Vraag van Sigrid Goethals aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De sterke uitstroom van politiepersoneel" (55027108C)
16 Question de Sigrid Goethals à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les nombreux départs au sein du personnel de police" (55027108C)
16.01 Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, in het verslag betreffende de aanbevelingen van de POC Terroristische Aanslagen merkte professor Bruggeman in 2019 al op dat het personeelsbestand van de federale politie onderhevig is aan een sterke personeelsuitstroom. We stelden vast dat een derde van het personeel ouder dan 50 jaar is. Hieruit volgt dat die personeelsleden over ongeveer 10 jaar zullen uitstromen. Dat stelt de federale politie voor de gigantische uitdaging om die uitstroom op te vangen. Dit gaat dan onder meer over het langer werken, de uitbesteding van de kerntaken, private veiligheidsondernemingen en slimme investeringen. Wij menen dat er op dat vlak nog veel ruimte voor verbetering is. Er werden vorig jaar reeds stappen ondernomen om de instroom te verhogen. Dat is fantastisch, maar het zal niet volstaan. Niet alleen de federale politie, maar ook veel lokale politiezones kampen met een grote uitstroom van politiemedewerkers. Dit liet de korpschef van Halle-Vilvoorde weten via de open brief waarover we het reeds hebben gehad.
In uw tussenakkoord met de politievakbonden moedigt u het personeel aan om zo lang mogelijk actief te blijven tot aan de wettelijke pensioenleeftijd. U gaf aan dat men alles in het werk stelt om de medewerkers die geen beroep kunnen doen op die NAVAP-regeling de mogelijkheid te bieden andere taken uit te voeren, zodat zij na de leeftijd van 58 jaar aan het werk kunnen blijven. Zo zouden ze in de toekomst aangepaste functies mogen uitoefenen.
Kunt u bevestigen dat een derde van het personeel van de federale politie effectief ouder dan 50 jaar is? Kunt u het aandeel van deze groep geven voor het officieren-, midden- en basiskader en het CALog-personeel? Hoe groot is het aandeel van de personeelsleden van de lokale politie dat zal uitstromen? Welke maatregelen kunnen ervoor zorgen dat de personeelsleden van de politie langer blijven werken?
U zegt vaak dat er acties zullen worden ondernomen, maar tot op heden heb ik nog geen kennis kunnen nemen van concrete maatregelen. De huidige uitstapregeling is, zoals geweten, van tijdige aard, totdat een nieuwe regeling wordt getroffen. Kunt u hierover een stand van zaken geven? Kunt u meer uitleg geven over de alternatieve taken en de aangepaste functies waarmee u het personeel wenst aan te moedigen om actief te blijven na de leeftijd van 58 jaar?
16.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Goethals, op basis van het personeelsbestand van de federale politie van 31 maart 2022 kunnen we vaststellen dat 36 % van het totale personeelsbestand ouder is dan 50 jaar. Binnen de operationele personeelsleden en de CALog-personeelsleden staat de groep 50-plussers in voor respectievelijk 38,1 % en 30,4 % van de personeelsleden. Bij de officieren is dat 71,7 %, bij het middenkader 46,7 % en bij het basiskader 27 %. Op basis van het personeelsbestand van de lokale politie, konden we op 31 maart 2022 vaststellen dat 30,4 % van het totale personeelsbestand ouder is dan 50 jaar. Binnen de operationele personeelsleden en de CALog-personeelsleden staat de groep 50-plussers in voor respectievelijk 28,7 % en 38,2 % van de personeelsleden. Die verhouding is dus tegengesteld aan die bij de federale politie. Bij de officieren is dat 62,1 %, bij het middenkader 39,4 % en bij het basiskader 22,3 %, dus wat lager dan bij de federale politie.
De 50-plussers zullen binnen nu en zeventien jaar de organisatie verlaten door leeftijdsredenen. Ik heb recent aan de de federale politie gevraagd om het eindeloopbaanbeleid verder uit te werken. Er spelen namelijk organisatorische elementen. We werken met federale en lokale politie en de mobiliteit tussen de zones is door voorspelbare redenen niet altijd evident. Als men al die functies van op afstand in hun globaliteit bekijkt, dan lijkt het evident dat mensen willen schuiven, maar wegens de structuur ligt dat niet zo voor de hand. Sommige zones geven ook de voorkeur aan het aanwerven van nieuwe, jonge politie-inspecteurs, in plaats van een iets oudere inspecteur, ook al zou die hetzelfde werk kunnen doen. Dat geven die zones zelf toe. Hiervoor bestaat momenteel geen mechanisme in de financiering. Personen die veel interventies gewend zijn, zijn ook niet altijd op zoek naar een functie die op een volledig andere manier moet worden ingevuld, ook al lijkt dat op papier zeer denkbaar. Dat is het soort problemen waar we tegenaan lopen en waar we verder werk van moeten maken.
Men zou kunnen nadenken over een aanpassing van de omzendbrief GPI 85, waarbij de aangepaste betrekkingen ruimer toegankelijk worden gemaakt binnen de geïntegreerde politie, waarbij een voldoende aantal aangepaste betrekkingen wordt voorgesteld en waarbij statutaire mogelijkheden worden verduidelijkt als deel van een eindeloopbaanbeleid zoals een vierdagenwerkweek of halftijds werk vanaf een bepaalde leeftijd en de mogelijkheid tot thuiswerk op maat. Dat zijn allemaal onderdelen van dat plan. Het is de bedoeling om daarmee vooruit te gaan. We willen zoveel mogelijk mensen bij de politie houden. Er zijn ook heel gemotiveerde mensen die zelfs geen externe overtuiging nodig hebben. Het is een puzzel met veel stukjes, maar we werken eraan.
16.03 Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, het is inderdaad zoals u het hebt aangekaart, de theorie en de praktijk liggen vaak mijlenver van elkaar. Het is niet omdat we iets willen dat het daadwerkelijk zou worden uitgevoerd. We merken echter duidelijk aan de cijfers dat er ontzettend veel werk aan de winkel is. Er moet heel snel werk worden gemaakt van een concreet plan, van een activering van die mensen, want anders kan de situatie nog schrijnender worden.
Het incident is gesloten.
17 Question de Philippe Pivin à Sammy Mahdi (Asile, Migration et Loterie Nationale) sur "Les migrations illégales en Europe et les moyens de l’agence Frontex" (55027174C)
17 Vraag van Philippe Pivin aan Sammy Mahdi (Asiel, Migratie en Nationale Loterij) over "De illegale migratie in Europa en de middelen van Frontex" (55027174C)
17.01 Philippe Pivin (MR): Monsieur le président, madame la ministre, j'ai déjà pu vous questionner à plusieurs reprises et, d'ailleurs, le secrétaire d'État Mahdi aussi, au sujet de cette question de l'intégrité des frontières de l'Union européenne. On sait que des moyens financiers nouveaux avaient été annoncés voici un moment déjà pour renforcer Frontex et vous m'aviez d'ailleurs très pertinemment précisé les décisions européennes qui avaient été prises et les objectifs de renforcement en moyens humains et matériels de l'agence européenne.
Nous avons toutefois reçu une dernière note conjoncturelle de Frontex qui indique que les migrations illégales et les franchissements illégaux des frontières extérieures de l'Union européenne n'ont plus été aussi important depuis 2016. On constate ainsi pour l'année dernière, en comparaison avec la même période de l'année précédente, une augmentation de 57 % des franchissements illégaux. C'est donc Frontex qui le précise dans sa note. On parle bien ici du premier trimestre 2022. On parle d'illégaux, lesquels n'ont donc aucun lien avec la protection temporaire qui est en vigueur pour les réfugiés ukrainiens. Cela concernerait principalement, et à nouveau, des Syriens et des Afghans par la route des Balkans, des Nigériens et des Congolais par l'Est de la Méditerranée, des Marocains et des Guinéens par l'Ouest.
Frontex lance clairement l'alerte par rapport à cette augmentation, ce qui semble être assez en contradiction avec les précédentes annonces européennes faisant état d'une priorité donnée au respect de l'intégrité des frontières de l'Union. C'est évidemment une question d'autant plus fondamentale que l'on doit actuellement – je ne vous l'apprends pas – assurer une solidarité, inédite sur le continent européen, avec un flux de réfugiés de guerre ukrainien aux portes de l'Europe, comme cela n'avait plus été le cas depuis la seconde guerre mondiale.
C'est une question fondamentale aussi compte tenu de la situation dans certains États européens frontaliers mais aussi du point de vue de la démocratie, avec la montée des extrêmes et – on l'a vu notamment assez récemment chez nos voisins français – une présence lourde de l'extrême droite au second tour de l'élection présidentielle.
Dès lors madame la ministre, pouvez-vous m'indiquer quelle est l'analyse qui est réalisée par vos services des dernières informations communiquées par Frontex. Quels sont les moyens nouveaux concrets prévus en 2022 et 2023 pour renforcer Frontex et son rôle aux frontières? Quel calendrier avait été décidé par l'Union à ce sujet? Où en sommes-nous dans l'effectivité de ces renforts? Plus précisément, quels renforts ont été apportés au service de contrôle et de surveillance ces six derniers mois, en quels endroits et avec quelles collaborations? Enfin, quelles démarches nouvelles avez-vous pu éventuellement initier au sein des conseils européens et auprès de vos homologues afin d'accélérer le renforcement aux frontières, je vous remercie déjà.
17.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Pivin, Frontex accomplit les analyses en se basant notamment sur les informations statistiques fournies par les États membres. Ces analyses sont réalisées au profit de l'agence et de tous les États membres et celles-ci font partie de la base de réorientation des opérations communes.
En 2019, pour donner suite au règlement 2019/1896 en ses articles 54 et suivants, un corps permanent, le Frontex standing corps, a été créé pour renforcer Frontex et faire face à la pression migratoire croissante. Ce corps est actif depuis le 1er janvier 2021. Il était initialement composé de 6 500 membres. Il sera encore étendu dans les années à venir et, d'ici 2027, il comptera 10 000 personnes. Les membres actuels de ce corps sont déployés selon les besoins en fonction de l'analyse des risques. Chaque État membre est tenu de contribuer à ce corps. Toutefois, le lieu définitif et la période de déploiement sont décidés par Frontex en fonction des besoins et des priorités. Les effectifs déployés des corps permanents et les opérations dans lesquelles ils opèrent peuvent changer et se déplacer en fonction de l'évolution constante des besoins et des exigences. La situation à nos frontières extérieures avec l'Ukraine en est un bon exemple.
Étant donné que le corps permanent est encore en cours de développement, il est prématuré de proposer de nouvelles initiatives à ce stade. En outre, le règlement lui-même prévoit une évaluation tant de la taille du corps permanent que du contenu du règlement, exercice qui a été récemment lancé par la Commission européenne et qui doit maintenant être achevé.
17.03 Philippe Pivin (MR): Je vous remercie, madame la ministre. Je n'ai pas de réplique à formuler à ce stade de votre exposé.
L'incident est clos.
18 Vraag van Eva Platteau aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het Police Watch-rapport over het gebrekkige klachtenmechanisme na politiegeweld" (55027176C)
18 Question de Eva Platteau à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le rapport de Police Watch sur les manquements du mécanisme de plainte pour violences policières" (55027176C)
18.01 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, Police Watch, een project van de Liga voor Mensenrechten, heeft onlangs een rapport gepubliceerd over het klachtenmechanisme bij de politie. Ze hebben een onderzoek gevoerd waarbij ze slachtoffers van politiegeweld hebben geïnterviewd. Dat heeft een aantal belangrijke pijnpunten blootgelegd over de bestaande klachtenmechanismen. Ten eerste zijn de klachtenmechanismen onvoldoende toegankelijk. Ten tweede bestaat er een jungle aan procedures waardoor slachtoffers door de bomen het bos niet meer zien als ze klacht willen indienen. Ten derde belemmert een gebrekkige informatieverstrekking de toegang tot de procedures.
Tussen 2013 en 2017 zijn er in België 145 definitieve rechterlijke uitspraken geweest waarbij in totaal 20 politieagenten werden veroordeeld. Het rapport van Police Watch concludeert dat die cijfers erg laag zijn in vergelijking met de meer dan 3.000 klachtendossiers die het Comité P alleen al in 2020 heeft ontvangen. Door de beperkte resultaten krijgen slachtoffers het gevoel dat een procedure aanspannen tegen wangedrag van de politie verloren moeite is. Een andere belangrijke bezorgdheid die in het rapport naar voren komt, is de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de klachtenprocedure. Het Comité P zou te weinig rekening houden met het perspectief van de slachtoffers. Ze vragen een meer multidisciplinaire samenstelling van het orgaan, omdat dit een grote stap vooruit zou zijn. Die aanbeveling deed de AIG ook al.
Het rapport concludeert verder dat de controle op politie inefficiënt is en dat een hervorming zich opdringt. De vraag naar een beter, onafhankelijk klachtenmechanisme is niet nieuw. Ook het Comité tegen Foltering van de Verenigde Naties heeft de Belgische Staat al opgeroepen om de interne en externe controlemechanismen te verbeteren. Ook de Vlaamse Jeugdraad heeft daarover al een aanbeveling gegeven.
Heeft u het rapport van Police Watch gelezen? Welke conclusies trekt u hieruit?
Hoe kunnen we de informatieverstrekking van de verschillende klachtenprocedures verbeteren?
In het rapport wordt ook gepleit voor één loket waar de slachtoffers zich kunnen aanmelden en waar ze begeleiding krijgen met betrekking tot de procedures voor het neerleggen van klachten. Bent u voorstander van één aanmeldingsloket voor klachten?
Bent u het eens met de kritiek op de samenstelling van de onderzoeksafdeling van het Comité P? Vindt u ook dat die verruimd moet worden of meer multidisciplinair moet worden samengesteld?
Welke stappen zult u zetten om het klantenmechanisme toegankelijker, efficiënter en onafhankelijker te maken?
18.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Platteau, uiteraard hebben we kennisgenomen van dat rapport van Police Watch. In ons land heeft een burger verschillende mogelijkheden om een klacht te formuleren met betrekking tot geweld door politiediensten, namelijk via de dienst intern toezicht, via de AIG of via het Comité P.
Voor de federale politie kan dat ook via het klachtenformulier op de website van de federale politie. Op die website staat in principe alle nuttige informatie over de mogelijkheid voor een burger om een klacht in te dienen over een interventie of een contact met haar diensten.
Het verhogen van de toegankelijkheid van en het vertrouwen in het klachtenmechanisme is een voortdurend aandachtspunt. Dit element hebben we ook met de Vlaamse Jeugdraad besproken. Mogelijk gaat het meer om informatienood dan om nood om effectief de systemen te veranderen. Ook daar moeten we dan aan werken.
In elk geval heeft de federale politie de uitbouw van een klantgericht klachtbeheer als strategische doelstelling opgenomen in de nota Integriteitsbeleid voor de federale politie. Die doelstelling wordt nu verder uitgewerkt aan de hand van vijf operationele doelstellingen, waarbij er aandacht is voor een betere zichtbaarheid en beschikbaarheid van het unieke klachtenloket voor burgers, maar ook voor de registratie van klachten, de doorlooptijd en de kwalitatieve opvolging van klachten, alsook voor constructieve relaties met het controleorgaan en met Unia, aan de hand van een rapportering in de vorm van een jaarverslag met aanbevelingen. Ik ben er dus van overtuigd dat we over dit thema op een later tijdstip nog verder in debat zullen kunnen gaan.
18.03 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, u zegt het eigenlijk zelf, er zijn verschillende manieren waarop de burger een klacht kan indienen, namelijk intern toezicht, AIG en Comité P. Het is natuurlijk niet evident om als burger te weten wat nu de beste manier is. Het is belangrijk om die wirwar van klachtenprocedures beter te stroomlijnen, zodat ook de klachtenbehandeling zelf gestroomlijnd kan worden. Wordt een interne klacht bij een politiezone momenteel op dezelfde manier behandeld in elke zone? Is er een overkoepelend zicht op alle klachten die binnenkomen?
Naast de nood aan informatie is het heel belangrijk dat de klachtenbehandeling zelf meer wordt gestroomlijnd. Men moet daar vooral ook lessen uit trekken en vanuit de organisatiebeheersing bekijken hoe het klachtenbeheer kan worden aangewend om de organisatie te verbeteren. Dat moet uiteindelijk ook een doelstelling van het klachtenbeheer zijn.
Ik sta er in ieder geval voor open om hierover verder in debat te gaan. Er zijn ook al wetsvoorstellen over het klachtenmechanisme in behandeling in de commissie. U kunt dus op de steun en medewerking van onze fractie rekenen om de klachtenprocedures te verbeteren.
L'incident est clos.
- Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De kritiek van de commissaris-generaal van de federale politie op het regeringsbeleid" (55027205C)
- Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De uitspraken van de commissaris-generaal van de federale politie" (55027256C)
- Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les critiques du commissaire général de la police fédérale portant sur la politique du gouvernement" (55027205C)
- Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les déclarations du commissaire général de la police fédérale" (55027256C)
19.01 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, deze vraag gaat over een interview met de commissaris-generaal van de federale politie in De Standaard van 11 april.
Het is zeer uitzonderlijk dat een commissaris-generaal een boekje opendoet en zijn mening uit over de zeer slechte regeling van de financiering van de politie. Ik citeer: “Eind vorig jaar heeft de regering beslist om te besparen. Tegen 2024 valt 83 miljoen van onze werkingsmiddelen weg". Hij merkt op dat het grootste deel van de zogenaamde extra middelen die de federale politie ontvangt, nodig is om de werking te financieren. Hij noemt de besparing een grote streep door de rekening en zegt dat de regering zijn korps in een catch 22 steekt. De federale politiediensten moeten besparen, maar tegelijk wil u dat er extra mensen aangeworven worden en dat de mensen langer aan het werk worden gehouden, zo zegt de heer De Mesmaeker, commissaris-generaal van de federale politie.
Mij lijkt dat een zeer ernstige crisis te zijn binnen ons politieapparaat. Dat roept uiteraard vragen op. Het is niet de eerste en naar ik vrees ook niet de laatste maal dat wij u moeten en zullen ondervragen over de heersende malaise binnen het politiekorps.
Mevrouw de minister, hoe reageert u op de onverholen kritiek van de commissaris-generaal, met wie u wekelijks contact hebt? Is er nog wederzijds vertrouwen tussen u en de commissaris-generaal?
Wat vindt u van zijn bewering dat de gevraagde besparing van 83 miljoen euro wiskundig gezien niet te realiseren valt?
U bent al een tijdje bezig met de fameuze staten-generaal van de politie. Er wordt veel over verteld, maar wij zien weinig concrete resultaten. Ik wil deze gelegenheid daarom aangrijpen om u te vragen welke concrete resultaten daar al uit zijn voortgekomen, of wanneer u concrete resultaten verwacht. Houdt u zich aan een tijdschema? Is dat tijdschema nog altijd in voege of dient u het aan te passen?
Een van de zaken die de commissaris-generaal ook aanstipt, is een reductie van het aantal politiezones van 185 naar ongeveer 50, wat tot efficiëntie moet leiden. Bent u het eens met die visie? Bent u het ook met hem eens wat betreft het capaciteitsprobleem dat hij aankaart?
Een ander probleem dat de commissaris-generaal aankaart, betreft de helikopters van de federale politie die aan vervanging toe zouden zijn. Over hoeveel helikopters beschikt het korps nu? Klopt het dat er drie nieuwe helikopters van 15 miljoen euro per stuk nodig zouden zijn? Hebt u daarvoor een budget voorzien in de begroting? Zijn er nog andere substantiële materiaalaankopen die dit jaar en de komende jaren moeten worden voorzien? Indien ja, welke?
19.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Depoortere, wat uw eerste vraag betreft, kan ik u geruststellen. Er is zeker nog vertrouwen in de commissaris-generaal, met wie ik een heel nauw contact heb om alle werkzaamheden, maar ook de prioriteiten van de geïntegreerde politie op te volgen, waaronder ook het budget.
Wat betreft de werkzaamheden rond de staten-generaal die is aangekondigd als een koepel en waarbij verschillende initiatieven vooral bottom-up worden genomen en opgevolgd, worden momenteel de voorbereidingen getroffen om voor de diverse werkgroepen een stand van zaken te geven. Dat zal gebeuren op het tussentijds event in Kortrijk op 10 mei. Ik heb gevraagd om de parlementsleden van deze commissie uit te nodigen voor dat event en ik wil u oproepen om daaraan deel te nemen. Het slotevent dat we hebben voorzien, zal in principe in maart 2023 plaatsvinden.
Met betrekking tot de vraag over de schaalgrootte en het aantal zones, lijkt het mij duidelijk dat de beperkte schaal van sommige zones het moeilijk maakt om efficiënt een antwoord te geven op alle veiligheidsvraagstukken. Het is niet altijd mogelijk om, gelet op de beperkte schaal, op de basisfunctionaliteiten, wat we dan zeker in de materiële zin van het woord bedoelen, een antwoord te geven, gelet op de beperkte middelen en capaciteiten die er binnen de zones zijn.
Ik zal mij vandaag niet uitspreken over het ideaal aantal zones. Ik denk dat we dat niet moeten doen, maar er zijn een aantal vrijwillige fusies geweest en onze doelstelling zou toch moeten zijn om daarin verder te gaan. Men ziet ook dat bepaalde zones, zelfs zonder een fusie, verder samenwerken omdat op die manier ook bepaalde bedrijfsmatige concepten, zoals het delen van hr-bijstand, kunnen worden gerealiseerd.
De toestand van de federale gerechtelijke politie waarnaar u verwijst, maakt het voorwerp uit van een bijzondere opvolging. Ik doe dat niet alleen, maar samen met de minister van Justitie, waarbij er enorme uitdagingen zijn voor de federale gerechtelijke politie. Dat houdt op het terrein in grote mate verband met het dossier Sky ECC, waar grote hoeveelheden data ter beschikking worden gesteld en waarbij de capaciteit in de strijd tegen de georganiseerde misdaad wordt ingezet in het dossier Sky ECC. Die inzet heeft natuurlijk repercussies op de capaciteiten voor andere dossiers. Het is ook zo dat de technieken voor gerechtelijk onderzoek de laatste jaren complexer zijn geworden en dat we daar dus een antwoord moeten op geven.
De regering is zich terdege bewust van de uitdagingen van de FGP. Samen met de minister van Justitie heb ik in de plenaire vergadering van 3 februari een aantal overwogen doelstellingen besproken. We bespreken deze ook verder en zoeken naar bijkomende middelen, die we al voor een deel hebben ingezet om de FGP verder uit te rusten. Ik kan de desinvesteringen uit het verleden niet rechtzetten, maar we zoeken nu wel bijkomende middelen om, niet alleen de FGP, maar de volledige politie te helpen. De minister van Justitie en ikzelf zitten binnenkort ook samen met het directiecomité van de federale politie om een en ander te bespreken.
Voor wat bepaalde infrastructuren, materialen of middelen betreft, mijnheer Depoortere, kan ik u zeggen dat de federale politie beschikt over een vloot van vijf tweemotorige helikopters die respectievelijk 25, 24, 22, 14 en 13 jaar oud zijn, twee eenmotorige helikopters van 22 en 21 jaar oud en twee vliegtuigen die 43 en 42 jaar oud zijn. De twee oudste tweemotorige helikopters, de twee eenmotorige helikopters en de vliegtuigen zouden moeten worden vervangen maar daar zijn zeer grote budgetten voor nodig. Uiteraard zal de finale aankoopprijs afhangen van het merk en het model. Dat is te bepalen en uit te maken in het kader van toekomstige overheidsopdrachten, waarbij de indicatieve grootteorde van de kostprijs op 15 miljoen euro wordt geraamd.
De federale politie bestudeert momenteel hoe die investering in de beschikbare kredieten zou kunnen worden ingeschreven. Binnen onze enveloppe voorzien wel elk jaar voor de werkings- en investeringsuitgaven van de federale politie in middelen die structureel noodzakelijk zijn. Daarnaast moeten we elk jaar basisinvesteringen vervangen door nieuwe aankopen, zoals voor ICT-materiaal maar ook voertuigen. Ten slotte zijn er bepaalde omvangrijke, punctuele materiaalaankopen aan de orde, zoals de uitbreiding van het ANPR-netwerk, de vervanging van de celwagens die DAB gebruikt voor het transport van gedetineerden, maar ook enkele andere uitgaven.
In deze legislatuur voorziet de federale regering in een bijkomende budgettaire injectie. Netto bedraagt die 240 miljoen euro aan extra middelen, cumulatief gerekend ten opzichte van de meerjarenbegroting bij ongewijzigd beleid. Dat staat nog los van de middelen voor het sectoraal akkoord. De extra budgetten voor de politie overstijgen dus ruimschoots de generieke besparingen die werden opgelegd aan alle federale departementen en dus ook aan de federale politie. In deze legislatuur gaan er dus meer middelen naar de politie dan voorheen, maar er moet natuurlijk een achterstand ingehaald worden.
19.03 Ortwin Depoortere (VB): Dat laatste is zeker waar.
Het interview met commissaris-generaal Marc De Mesmaeker komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. Ook het College van procureurs-generaal heeft al een dringende oproep gedaan, via voorzitter Ignacio de la Serna. Ook hij trok aan de alarmbel over de situatie bij de FGP.
In deze commissie was er gisteren een hoorzitting naar aanleiding van een wetsvoorstel over de financiering van de politiezones. Als sluitstuk kwamen de vier politievakbonden over de vloer. Ik was verwonderd dat zij zich niet betrokken voelen bij de totstandkoming en de uitwerking van de staten-generaal die u hebt uitgerold.
We gaan alleszins in op uw uitnodiging voor het event op 10 mei. Ik heb aan het commissiesecretariaat zelfs gevraagd om alle werkzaamheden van die dag uit te stellen zodat geen enkel lid van de commissie voor Binnenlandse Zaken een excuus heeft om daar niet naartoe te gaan.
Ik volg u als u zegt vandaag geen concreet cijfer te willen plakken op het precieze aantal politiezones. Maar we zijn het er wel over eens dat het moet worden gereduceerd. Maar daar is nog wel wat werk aan de winkel, mevrouw de minister. Ook gisteren tijdens de hoorzittingen merkte ik een groot verschil in visie tussen het noorden en zuiden van het land. Aan Waalse zijde lijkt men veel minder geneigd om grotere politiezones te vormen dan aan de Nederlandstalige kant. Uiteraard, zou ik zeggen.
U geeft wel extra middelen maar het grote pijnpunt is dat die moeten gebruikt worden om het deficit te verkleinen dat de afgelopen jaren opgebouwd is. Dat is net het probleem. Er zijn meer extra middelen nodig. Nu wordt het deficit min of meer verkleind. Dat zal niet voldoende blijken in de toekomst als men tot een deftig veiligheidsbeleid wil komen. De noodkreten geuit door topmagistraten en de commissaris-generaal dat de georganiseerde criminaliteit niet voldoende bestreden kan worden met de middelen die ze nu hebben, zeggen toch voldoende. U wil een plan 3.0 uitrollen om de FGP te versterken met meer wagens, meer mensen en meer middelen. Dat vergt echter bijkomende middelen. Daarvoor moet u op de begrotingstafel kloppen.
U moet het opnemen voor onze politiediensten, samen met de heer Van Quickenborne. Ik reken daarop en de politie- en veiligheidsdiensten nog veel meer.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55027256C
van de heer Senesael is uitgesteld. Vraag nr. 55027224C van de heer
Vandenput is ingetrokken. Vraag nr. 55027245C van de heer Thiébaut is
omgezet in een schriftelijke vraag. Vragen nrs. 55027257C en 55027260C van
de heer Senesael zijn uitgesteld.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.20 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 20.