Commission de la Justice

Commissie voor Justitie

 

du

 

Mercredi 27 avril 2022

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 27 april 2022

 

Voormiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.15 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.

La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 15 et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.

 

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

 

De voorzitster: Dames en heren, er staan veel vragen aan de agenda, dus omwille van de efficiëntie mag u zeker verwijzen naar de ingediende vragen.

 

01 Interpellatie van Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De behandeling van fraudedossiers in Brussel" (55000275I)

01 Interpellation de Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le traitement des dossiers de fraude à Bruxelles" (55000275I)

 

01.01  Katleen Bury (VB): Mevrouw de voorzitster, ik zal meteen het goede voorbeeld geven. Normaal gezien heb ik tien minuten de tijd voor een interpellatie, maar ik zal het kort houden.

 

Mijnheer de minister, mijn interpellatie is niet aan bod gekomen voor de paasvakantie, toen daar al een debat over gevoerd is. Ze was wel tijdig ingediend, maar ze werd niet toegevoegd omdat er volgens uw kabinet op bepaalde subvragen nog geen antwoord kon worden geformuleerd. Ik apprecieerde het enorm dat u er verder werk van wou maken om de antwoorden daarop te zoeken.

 

Ik verzoek de diensten om mijn volledige interpellatie op te nemen in het verslag. Ik zal mijn vragen wel even stellen.

 

Mijnheer de minister, de speurders hebben de afgelopen zes maanden al 53 fraudedossiers niet behandeld. Bent u op de hoogte van het triagesysteem? Welke initiatieven neemt u om er op korte termijn voor te zorgen dat de federale gerechtelijke politie over voldoende manschappen beschikt om al die onderzoeken te voeren? Welke initiatieven zult u op korte termijn nemen om de gigantische achterstand in strafzaken bij het hof van beroep eindelijk aan te pakken?

 

Bijna maandelijks verschijnen er in de media berichten over grote personeelstekorten binnen de federale gerechtelijke politie, bijna evenveel wordt de belofte gedaan dat deze tekorten zullen verholpen worden.

 

Deze week was het Brussels parket wederom de protagonist.

 

Bij gebrek aan gespecialiseerde speurders heeft de federale gerechtelijke politie van Brussel de afgelopen zes maanden beslist al 53 dossiers van fraude en andere vormen van economische en financiële criminaliteit niet meer te onderzoeken, hetgeen wordt bevestigd door de procureur-generaal van Brussel Johan Delmulle.

 

'Crime doesn't pay', maar onder meer in Brussel wordt er blijkbaar geregeld een uitzondering gemaakt. Reeds in september 2021 waarschuwde Delmulle dat het Brusselse gerecht gedwongen was scherpere keuzes te maken in de strijd tegen financiële, fiscale, economische en sociale misdrijven in de hoofdstad. In 2014 werkten er 103 speurders, op 1 september nog 87. Ook in het Hof van Beroep is de achterstand in strafzaken niet meer te overzien.

 

Sinds 12 oktober voegt het Brussels gerecht de daad bij het woord, en trieert ze elke maand alle dossiers van economisch-financiële criminaliteit die het parket of de onderzoeksrechter wil laten onderzoeken, waarbij er wordt gewerkt van score 1 (prioriteit), over 2 (routine), naar 3 (dossiers die niet langer worden onderzocht). De voorbije 6 maanden zijn al 290 lopende dossiers getrieerd, waarbij bij de laatste triageronde in februari en maart minstens de helft van de dossiers een score 3 kreeg.

 

50% van de aangegeven misdrijven die niet meer kan worden onderzocht. Waanzin. Ook elk Europees onderzoeksbevel of internationaal rechtshulpverzoek in economisch-financiële dossiers wordt niet meer automatisch uitgevoerd. België maakt zich - zoals stilaan de gewoonte is - wederom bijzonder populair in het buitenland. Maar alsof zelfs dat niet genoeg is vreest de procureur- generaal dat zelfs de dossiers waaraan een triagescore van twee werd gegeven niet meer, of niet meer binnen een redelijke termijn kan worden gevoerd.

 

De malaise is totaal.

 

1. Bent u op de hoogte van het voormelde ingevoerde triagesysteem? Wat vindt u daarvan? Hoe kunt u een straffeloosheid van 50% verdedigen in het algemeen en ten aanzien van de slachtoffers in het bijzonder?

 

2. Welke initiatieven gaat u nemen om op korte termijn ervoor te zorgen dat de federale gerechtelijke politie over voldoende manschappen beschikt om alle nodige onderzoeken te voeren, zowel ten aanzien van de financiële, economische, fiscale en sociale fraude enerzijds als ervoor te zorgen dat er voldoende personeel is om de Europese onderzoeksbevelen of internationale rechtshulpverzoeken te kunnen uitvoeren in de economisch-financiële dossiers? Gaat u een concreet stappenplan uitwerken om eindelijk een halte toe roepen aan deze vorm van straffeloosheid?

 

3. Welke initiatieven gaat u op korte termijn nemen om de gigantische achterstand in strafzaken in het Hof van beroep te Brussel eindelijk aan te pakken?

 

01.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Bury, we hebben hier in de commissie voor Justitie op 30 maart al een uitgebreid debat over gevoerd, waarnaar ik wil verwijzen. Er kwamen toen heel veel vragen aan bod en ik heb toen vijf punten aangehaald. Ik denk dat de voorzitster het niet zou appreciëren mocht ik die nu allemaal herhalen. Ik verwijs dus zeker naar dat antwoord, maar ik kan er wel nog een en ander aan toevoegen.

 

Als men de capaciteit van de gerechtelijke pijler of FGP bekijkt, zijn we in oktober 2020 gestart met 4.197 mensen. Op 31 maart 2022 zaten we al aan 4.392 mensen, wat wil zeggen dat er ongeveer 200 bij zijn gekomen. Is dat voldoende? Waarschijnlijk niet. U hebt een punt wanneer u zegt dat er nood is aan meer  gespecialiseerde speurders. We zullen daarover een debat voeren in de gemeenschappelijke commissie voor Binnenlandse Zaken en Justitie. Sommigen beweren dat het constant achteruitgaat, maar dat klopt dus niet. De cijfers liegen niet.

 

Ten tweede plannen we vijf bijkomende raadsheren voor het hof van beroep, boven op het wettelijke kader, drie bijkomende griffiers, negen administratieve deskundigen en zeven assistenten. Alles bij elkaar genomen gaat het om 24 bijkomende mensen bij het hof van beroep in Brussel. We doen zeker wel een inspanning om meer personeel te voorzien. We kunnen ons wel de vraag stellen of dat het enige is waarmee we het probleem zullen oplossen. Daarnaast hebben we ook inspanningen geleverd voor het proces in verband met de aanslagen, dat dit najaar zal starten.

 

We wachten de resultaten van de audit van de Hoge Raad af over het hof van beroep te Brussel. We hebben het rapport inmiddels ontvangen. Het hof van beroep heeft een maand de tijd gevraagd om erop te reageren. Zodra de reacties verwerkt zijn, zal het rapport openbaar worden gemaakt en zullen we erover kunnen debatteren. Ik ben het uiteraard met u eens dat de achterstand die zich daar voordoet onaanvaardbaar is.

 

01.03  Katleen Bury (VB): (…) U doet zeker inspanningen. Ook de gemeenschappelijke commissie, waarvoor ook collega Depoorter gepleit heeft, zal hopelijk enig soelaas bieden. Zal dat volstaan, gelet op de achterstand die we ook bij het hof van beroep zien? Daar vrees ik voor. Verder wachten we de audit van de Hoge Raad voor de Justitie af. Voor het overige verwijs ik naar de motie die ik heb ingediend.

 

Moties

Motions

 

De voorzitster:

 

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Katleen Bury en luidt als volgt:

 

"De Kamer,

 

gehoord de interpellatie van mevrouw Katleen Bury

 

en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Justitie, belast met Noordzee,

 

- overwegende dat de personeelsproblematiek bij de federale gerechtelijke politie, parketten en magistratuur al jarenlang een bijzonder groot probleem is;

 

- overwegende dat in het bijzonder wat het Brusselse gerecht betreft Procureur-Generaal Delmulle in september 2021 aan de alarmbel trok en stelde dat gelet op het prangende personeelstekort de parketten gedwongen werden om keuzes te maken in het vervolgingsbeleid;

 

- overwegende dat dit op zich geen bijzonderheid is, ware het niet dat er in casu sprake is van 50 % van de aangegeven economisch-financiële misdrijven die niet meer kunnen worden onderzocht, en er gevreesd wordt dat dit percentage alleen nog maar zal toenemen;

 

- overwegende dat straffeloosheid op dergelijke grote schaal niet alleen ongehoord is binnen een rechtstaat, maar bovendien allerhande vormen van misdrijven in de hand werkt;

 

- overwegende dat te meer elk Europees onderzoeksbevel of internationaal rechtshulpverzoek in economisch-financiële dossiers niet meer automatisch wordt uitgevoerd door de Brusselse federale gerechtelijke politie;

 

vraagt de regering

 

op korte termijn de nodige maatregelen te nemen zodat de federale gerechtelijke politie over voldoende manschappen beschikt om alle nodige strafrechtelijke onderzoeken te voeren, zowel ten aanzien van de financiële, economische, fiscale en sociale fraude enerzijds als ervoor te zorgen dat er voldoende personeel is om de Europese onderzoeksbevelen of internationale rechtshulpverzoeken te kunnen uitvoeren in de economisch-financiële dossiers anderzijds."

 

Une motion de recommandation a été déposée par Mme Katleen Bury et est libellée comme suit:

"La Chambre,

 

ayant entendu l'interpellation de Mme Katleen Bury

 

et la réponse du vice-premier ministre et ministre de la Justice, chargé de la Mer du Nord,

 

- considérant que la problématique du personnel de la police judiciaire fédérale, des parquets et de la magistrature est un problème particulièrement important depuis des années;

 

- considérant que, particulièrement en ce qui concerne la justice bruxelloise, le procureur général Delmulle a tiré la sonnette d’alarme en septembre 2021 et a déclaré qu’au vu du manque de personnel, les parquets ont été contraints de faire des choix dans la politique de poursuite;

 

- considérant qu’il ne s’agit pas d’un cas particulier, si ce n’est que, dans ce cas, 50 % des délits économico-financiers déclarés ne peuvent plus faire l’objet d’une enquête, et il est à craindre que ce pourcentage ne fasse qu’augmenter;

 

- que cette impunité à si grande échelle est non seulement inouïe dans un État de droit, mais qu'elle encourage en plus toutes sortes de délits;

 

- considérant d’autant plus que toute décision d’enquête européenne ou toute demande d'entraide judiciaire internationale en matière économico-financière ne provient plus automatiquement de la police judiciaire fédérale de Bruxelles;

 

demande au gouvernement

 

d’adopter à court terme les mesures nécessaires pour que la police judiciaire fédérale dispose d’effectifs suffisants pour, d’une part, mener toutes les enquêtes pénales requises, tant en matière de fraude financière, économique, fiscale que sociale, et, d’autre part, s'assurer qu'il y a suffisamment de personnel pour pouvoir exécuter les décisions d'enquête européennes ou les demandes d’entraide judiciaire internationale en matière économico-financière."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Katja Gabriëls.

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Katja Gabriëls.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

02 Vraag van Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De jongerenopvolgingskamer" (55026770C)

02 Question de Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La chambre de suivi des jeunes" (55026770C)

 

02.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, de jongerenopvolgingskamer (JOK) heeft onlangs haar eerste verjaardag gevierd. Het ziet ernaar uit dat de resultaten van dat eerste jaar bevredigend zijn. Zo'n JOK zorgt ervoor dat jongvolwassenen tussen 18 en 25 jaar die geen uitgebreid strafblad hebben, de kans krijgen om onder begeleiding van de rechtbank aan hun problematiek te werken.

 

Op die manier kan men korter op de bal spelen dan bij een klassieke procedure. Op langere termijn lijkt me dat zinvoller om recidive te vermijden. Als de jongvolwassenen dat traject met succes doorlopen, krijgen ze nadien een opschorting. In het eerste jaar zijn 62 dossiers opgestart, waarvan er 10 dossiers met succes zijn afgerond en 26 dossiers nog lopen.

 

Plant u het concept van de jongerenopvolgingskamer uit te breiden naar andere arrondissementen? Zijn daarvoor al stappen gezet?

 

02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw De Wit, de jongerenopvolgingskamer is een proefproject dat in Antwerpen tot stand kwam door een goede samenwerking tussen het parket, het justitiehuis en de hulpverlening. De jongerenopvolgingskamer hanteert dezelfde filosofie als die van de reeds bestaande drugopvolgings- en drugbehandelingskamers, namelijk personen met een bepaalde problematiek volgen therapie of begeleiding. De rechtbank volgt op en zal na deze periode bij de uitspraak rekening kunnen houden met het al dan niet gunstige gedrag van de verdachte. Op die manier wordt justitie dankzij de samenwerking met andere diensten effectiever en is het veel meer dan een loutere 'vonnissenfabriek' – excuseer me voor het woord.

 

Zoals gezegd, hebben de initiatieven dezelfde methodiek. Die methodiek kan nu al worden toegepast, maar is nog niet ingeschreven in de wet. Ik heb een ontwerptekst opgesteld om hersteltrajecten wettelijk te verankeren. We willen hiermee een wettelijk kader scheppen om deze werkwijze voor meerdere problematieken toe te passen, of het nu gaat om jongeren in een moeilijke leefsituatie – de situatie waar u naar verwijst –, drugverslaving, alcoholverslaving of agressieproblematiek.

 

De ontwerptekst wordt nu besproken op de IMC Justitiehuizen, omdat zij onze eerste partners zijn en een cruciale functie vervullen bij het welslagen van deze concepten.

 

02.03  Sophie De Wit (N-VA): Bedankt voor uw antwoord, mijnheer de minister. We volgen het zeker verder op want ik denk dat het een heel interessante piste is om verder te onderzoeken. Zo kunnen we de jongere delinquenten zo snel mogelijk krijgen op de plaats waar we ze willen hebben, met name op het rechte pad. Daar kunnen we nog alleen maar winsten boeken.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de Vanessa Matz à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La condamnation de l’État belge à transférer un interné" (55026772C)

03 Vraag van Vanessa Matz aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De veroordeling van de Belgische Staat tot de overplaatsing van een geïnterneerde" (55026772C)

 

03.01  Vanessa Matz (Les Engagés): Monsieur le ministre, il ressort de la presse que l'État belge vient d'être condamné à transférer un interné d'une annexe psychiatrique de la prison de Jamioulx vers un établissement de défense sociale. Cette condamnation est assortie d'une astreinte de 500 euros par jour avec un plafond à 25 000 euros.

 

La décision pourrait faire jurisprudence et entraîner un effet boule de neige, de nombreuses personnes étant dans la même situation.

 

Il apparaît que l'homme, âgé de 71 ans et détenu depuis plus de deux ans en prison faute de place, était en janvier dernier seulement quatorzième sur la liste d'attente pour son transfert.

 

Les délais semblent dès lors bien plus importants que ceux qui étaient évoqués récemment en commission. Si le masterplan se poursuit pour la création de nouvelles places, celles-ci n'arriveront que d'ici plusieurs années et risquent d'être immédiatement insuffisantes.

 

Par ailleurs, plusieurs prisons ont fait grève récemment, notamment la prison de Bruges où des agressions étaient dénoncées sur le personnel, liées à la surpopulation, cette situation étant mise en corollaire avec la présence de nombreux détenus souffrant de troubles mentaux et n'ayant pas leur place en prison.

 

Il est évident que chaque place occupée en prison par un interné est une place de moins pour un détenu "ordinaire".

 

Pouvez-vous nous indiquer le nombre d'internés actuellement détenus dans nos prisons? Quelle est la durée de détention en prison des dix premières personnes sur la liste d'attente pour les Marronniers et Paifve?

 

Vous avez annoncé un groupe de travail multidisciplinaire sur le sujet avec votre collègue, le ministre de la Santé. Qu'en est-il? Quel est le résultat?

 

En 2018, votre prédécesseur indiquait que le transfert d'internés vers le circuit psychiatrique régulier se poursuivait en collaboration avec le ministre de la Santé. Cette procédure est-elle toujours en cours?

 

03.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame Matz, en ce qui concerne votre première question, 764 internés sont actuellement enfermés dans nos prisons. Les détenus figurant sur la liste d'attente sont placés dans une section spécialisée de la prison. Pour Paifve, le premier interné est inscrit sur la liste d'attente depuis le 3 juin 2020 et le dixième, depuis le 28 septembre 2021. Pour les Marronniers, le premier interné est inscrit sur la liste d'attente depuis le 19 mars 2019 et le dixième, depuis le 8 octobre 2019.

 

La liste d'attente des Marronniers est souvent allongée en raison de condamnations avec placement forcé, des arrestations immédiates et des placements en raison de procédures en référé qui sont prioritaires.

 

Je voudrais également mentionner que le centre des Marronniers est également confronté à une surpopulation.

 

Pour répondre à votre deuxième question, la collaboration avec le ministre de la Santé pour fluidifier - quel beau mot! - la prise en charge des internés dans le secteur régulier se poursuit. Le 9 février dernier, la Santé publique a annoncé un nouvel appel à projets destiné à améliorer et renforcer l'offre de soins pour les internés. L'objectif de ce nouvel appel est de favoriser la sortie des internés des établissements pénitentiaires et d'optimaliser l'organisation, l'offre et la fluidité des soins pour les personnes internées. Dans ce contexte, des réunions bilatérales entre l'État fédéral et les entités fédérées sont en cours.

 

Nous avons décidé de nous concentrer d'abord sur le nouveau Code pénal puis de voir si nous devons également adapter la loi sur l'internement. Notre première priorité est d'étendre le circuit de soins médico-légaux. Nous sommes en train d'élaborer un plan pour ce faire avec la Santé publique. Cela profitera certainement aussi aux internés.

 

Enfin, je peux vous dire qu'entre-temps, nous investissons dans l'amélioration des soins dans les prisons. Comme vous le savez, l'année dernière, nous avons décidé de débloquer des ressources pour renforcer les équipes de soins de Merksplas et de Paifve avec un total de 50 membres du personnel dont 37 personnes sont déjà actives. Lors du Conseil des ministres du 1er avril, nous avons décidé une deuxième vague de recrutement de 116 personnes supplémentaires pour les équipes de soins, soit un investissement de 5 millions d'euros, madame Matz. Ceci concerne d'ailleurs tous les autres internés dans toutes les autres prisons! Ainsi, tous les détenus se verront proposer des soins sur mesure pendant leur séjour en prison en attendant l'ouverture de trois nouveaux centres de psychiatrie légale, c'est-à-dire un à Alost et deux en Wallonie, à Paifve et à Wavre.

 

Au total, le nombre de personnes des équipes de soins qui se trouvent dans les prisons va augmenter de 137 personnes à 303 personnes. Je pense que c'est un effort non négligeable.

 

03.03  Vanessa Matz (Les Engagés): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses très complètes.

 

Il existe évidemment des points noirs que je ne souhaite pas vous imputer directement. Certaines personnes figurent sur une liste d'attente depuis 2019 pour obtenir une place dans un centre. Les délais d'attente sont de deux ou trois ans, ce qui est très interpellant. Je ne vous les impute pas. Je constate simplement. Aujourd'hui, 764 personnes sont dans l'attente d'une place.

 

Par ailleurs, il y a la question de la création de places complémentaires à Paifve, à Wavre, mais aussi en Flandre. Je tiens à souligner l'aspect très positif du renforcement général du personnel de soins dans les prisons.

 

J'ai déposé une autre question qui figure également à notre ordre du jour. À mon avis, les réponses qui seront données seront du même genre. En effet, des directeurs de prison ont notamment tiré la sonnette d'alarme à ce sujet.

 

Vous avez pris les choses en main. On sait que cela prend du temps. Le recrutement constitue, en tout cas, un point positif. Il y a aussi et surtout la voie alternative qui consiste à accélérer la collaboration avec le ministre de la Santé. En effet, il y a là effectivement des possibilités de placement de personnes. Mais, en la matière, on a le sentiment que cela traîne un peu des pieds, si je puis m'exprimer ainsi. Je ne pense pas que vous traîniez des pieds. Toutefois, au niveau de la Santé, on semble être un peu lent à la détente. Pourtant, ces collaborations sont institutionnalisées depuis un certain temps. C'est simplement la mise en œuvre de ces collaborations qui semble prendre du temps. Or, c'est dans cette collaboration que se trouve une partie de la réponse à apporter d'urgence aux internés.

 

Nous continuerons à suivre ce dossier, d'autant que nous avons travaillé avec vous à la rédaction d'un texte. C'est un dossier qui nous est cher. Je pense que c'est également votre cas, mais il est bien que nous puissions le suivre.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- Wouter Raskin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Quota en tolerantiemarges" (55026775C)

- Wouter Raskin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De afschaffing van de tolerantiemarges en quota" (55026881C)

04 Questions jointes de

- Wouter Raskin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les quotas et marges de tolérance" (55026775C)

- Wouter Raskin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La suppression des marges de tolérance et des quotas" (55026881C)

 

04.01  Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb twee vragen over hetzelfde thema, de quota en marges. Mijn eerste vraag stel ik naar aanleiding van een schriftelijk antwoord van u en een verwijzing daarnaar tijdens de plenaire vergadering van 24 maart 2022. Mijn tweede vraag gaat over het lopende proefproject.

 

Tijdens de plenaire vergadering van 24 maart 2022 hebt u bevestigd dat het parket van Limburg geen quota en tolerantiemarges hanteert. Daarmee is Limburg een voorbeeld en dat is niet voor het eerst zo, als ik zo vrij mag zijn. Uit de door u bezorgde gegevens blijkt dat er nog een tweede parket die strikte lijn aanhoudt. Om welk parket gaat het?

 

Er zijn vier parketten die quota hanteren. Dat houdt in dat er vanaf een bepaald aantal overtredingen geen processen-verbaal meer worden uitgeschreven. Over welke parketten gaat het? Voor de duidelijkheid, het louter geven van namen lijkt me niet nefast voor de veiligheid, omdat een bestuurder immers nooit kan weten wanneer het quotum werd bereikt en bijgevolg zijn rijgedrag hier niet op kan afstemmen. Bovendien vraag ik slechts de naam zonder vermelding van het gehanteerde quotum.

 

Mijn tweede vraag gaat over het proefproject. Wat is de exacte timing die u voor ogen hebt? U zei namelijk dat u tegen de zomer een einde wilt stellen aan de quota en de marges. Is het de bedoeling dat de afschaffing van de marges en quota voor alle parketten op hetzelfde ogenblik plaatsvindt? Of wordt in een periode voorzien waarin de parketten dat in orde moeten brengen? Zijn alle parketten bereid mee te gaan in uw initiatief? Zult u actie ondernemen tegen die parketten die weigeren de hervorming toe te passen? Kunt u de tussentijdse resultaten van het proefproject delen met de commissie?

 

04.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer Raskin, u stelt een vraag over een interessant thema. Ik denk dat onze regering als eerste iets doet aan de quota en de tolerantiemarges. Dat moet u toegeven. Hoeveel de quota en de tolerantiemarges waren, was het best bewaarde geheim van de Wetstraat. Wij zullen dat probleem oplossen, maar dat zal niet in een-twee-drie gebeuren. Ik heb intussen bij Justitie geleerd dat men problemen die al decennialang duren, niet in een-twee-drie kan oplossen.

 

Wij zijn gestart met proefprojecten: twee in Vlaanderen en vijf in Wallonië. Er zijn er dus meer in Wallonië dan in Vlaanderen, mijnheer Raskin. Daarin hebben wij de marges en de quota gewoon afgeschaft. De heel gedetailleerde resultaten, traject per traject, zal ik u schriftelijk geven.

 

Ik heb er bij het College van procureurs-generaal enorm op gedrukt om u die informatie geanonimiseerd te geven, waarna u ze hebt gekregen. Ik heb daarvoor mijn best gedaan voor u, want normaal heb ik die toelating niet. Ik heb in de plenaire vergadering inderdaad de naam Limburg laten vallen, maar dat werd niet geapprecieerd. Parketten kijken immers naar elkaar en als er dan een parket is dat eruit springt, kan de vraag worden gesteld waarom de andere dat niet doen. Twee parketten hanteren geen marges. Als ik de naam van het tweede parket geef, dan weet u onmiddellijk welke parketten wel marges hanteren. Ik ben daarin al vrij ver gegaan; ik kan u de tweede naam niet geven, waarvoor mijn excuses. Ik heb u zoveel informatie gegeven als ik kan geven.

 

Het belangrijkste is dat ik komaf wil maken met de marges en de quota. Die mechanismen werden destijds in het leven geroepen om de werklast van politie en justitie te kunnen beheersen. Bij mijn aantreden heb ik de nodige maatregelen genomen om de werkprocessen te digitaliseren en ze af te stemmen. Dankzij minister Verlinden hebben wij onder meer de gewestelijke verwerkingscentra enorm versterkt. Wij zijn daar gestart met 67 mensen en zitten nu ver boven de 100 mensen en er komen nog meer en meer mensen bij. Dat is ook nodig, want u hebt gezien dat de Vlaamse regering nog meer inzet op trajectcontroles. Dat is een goede zaak, maar wij moeten er ook voor zorgen dat die trajectcontroles kunnen draaien, vandaar zetten wij de gewestelijke verwerkingscentra in.

 

Wij werken voorts aan de oprichting van het nationaal verkeersparket. Ik weet niet of u daar voorstander van was, maar uw partij heeft zich bij de stemming daarover onthouden, mijnheer Raskin, wat ik betreur.

 

Het nationaal verkeersparket zal namelijk wel degelijk zorgen voor uniformiteit. Het parket zal regels uitvaardigen die van toepassing zijn op het hele land. Parketten kunnen dan dus geen aparte regels meer maken, wat tot nu toe het geval is. Het nationaal parket zal bijna vijftig mensen tellen. We zijn volop bezig met de aanwerving. Dat parket zal zich uitsluitend bezighouden met de zogenaamde relatief kleine overtredingen, vooral snelheid. De zeer zware overtredingen met betrekking tot alcohol en drugs en de slachtofferhulp worden de bevoegdheid van de lokale parketten, die ook versterkt zijn met bijna honderd mensen. Van die honderd mensen zijn al tachtig mensen effectief aangeworven en in functie.

 

Tegen de zomer willen we de quota en de marges op onze snelwegen volledig afgeschaft hebben, zowel in Vlaanderen als in Wallonië. Alle functionerende trajectcontroles zullen dan zonder marges en quota functioneren. Daarnaast willen we stap voor stap en in samenspraak met de Gewesten de andere marges, dus op onder andere de gewestwegen, afschaffen.

 

Er wordt in nauw overleg met het openbaar ministerie, de politie en Mobiliteit een actieplan uitgewerkt om tolerantiemarges en quota gradueel weg te werken. Dat plan houdt rekening met de beschikbare capaciteit van de federale en lokale politie, het openbaar ministerie, de hoven en rechtbanken. De evolutie van het actieplan wordt opgevolgd in een businessintelligencetool die wekelijks de evolutie van de situatie opvolgt. De gegevens worden vervolgens met de verschillende actoren besproken. Dat zorgt ervoor dat we op basis van zeer actuele gegevens de volgende stappen samen kunnen bepalen.

 

De parketten tonen zich zeker bereidwillig om in het kader van de verkeersveiligheid mee te gaan in het actieplan, te meer omdat de proefprojecten hebben aangetoond dat de bijkomende werklast voor de parketten en politierechtbanken goed binnen de perken blijft. In die zeven proefprojecten is het meerwerk relatief beperkt. Het gaat over enkele vte's. Nationaal is de impact onder controle. Dat is net het voordeel geweest van de proefprojecten. De tussentijdse resultaten deel ik schriftelijk met u.

 

Mijnheer Raskin, het is goed dat u op die nagel blijft kloppen. Het is echter wel vreemd dat partijgenoten van u de zaken die ik onderneem compleet ridiculiseren. Een van uw partijgenoten tweette het volgende: "Om de kleine Vlaming nog wat meer in de zakken te zitten, schafte Quickie ook de tolerantiegrens af."

 

Weet u van wie dat citaat komt? Weet u wie die partijgenoot is?  U kunt het zich waarschijnlijk wel voorstellen. Die persoon is alleszins nogal fel gebekt op Twitter. Ik vernam overigens graag eens of uw partij nu voor of tegen de quota en de marges is. U bent daar terecht tegen. Uw partijgenoten zijn echter voorstander. Eerlijk gezegd, er is dus een tweespalt in uw partij. U weet heel goed wie dat heeft geschreven. Dat is populisme eersteklas, want ofwel bent u voor de marges en de quota ofwel bent u tegen.

 

Ik zit op de lijn van u, mijnheer Raskin. Ik vrees echter dat de rest van de partij op een andere lijn zit.

 

04.03  Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de minister, ik ben er niet zo zeker van dat de partij op een andere lijn zit dan ik. Ik heb er ook geen enkele boodschap aan dat u mij in een antwoord op een vraag die ik u hier mag stellen, verwijst naar collega's die hier in het Parlement geen vraag over het onderwerp hebben gesteld.

 

04.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Het gaat over leden van uw partij. Dat mag ik toch doen?

 

04.05  Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de minister, het doet hier niet ter zake. Ik verwachtte vooral een antwoord van u.

 

Mijnheer de minister, ik wil u ook heel uitdrukkelijk bedanken voor het antwoord op de schriftelijke vraag van een tijdje geleden. Ik besef heel goed dat het niet erg evident was om dergelijke gegevens te ontvangen. Ik wil u daarvoor dus bedanken. Ik wil u ook bedanken voor de tussentijdse resultaten die u mij zult bezorgen. Ik neem aan dat zulks relatief snel kan gaan.

 

Ik apprecieerde het antwoord dus. Nu stelt u echter dat u Limburg hebt genoemd. Misschien was dat een slip of the tongue, maar het andere dan weer niet. Eerst belooft u mij dat u mij alle cijfers zult bezorgen. Toen ik u aan uw belofte herinnerde, antwoordde u dat het niet mag, dat de parketten dat niet graag hebben en dat u dat toch niet zult doen. Ik heb u de cijfers dan geanonimiseerd gevraagd, waarop u ze mij toch hebt gegeven, waarvoor nogmaals dank. Nu geven de parketten u mee dat u al te veel hebt gezegd.

 

Als er nu één minister was in de huidige regering van wie ik een hoge pet op had en van wie ik meende dat hij zich enigszins tegen de parketten zou durven te verzetten en open en transparant zou durven te zijn, dan was u dat. Dat vind ik jammer. Ik betreur ook dat, wanneer ik naar de precieze timing vraag, u blijft antwoorden dat het tegen de zomer zal zijn vooraleer de quota en marges allemaal zullen zijn afgeschaft.

 

Ik ben het met u eens dat de handhaving cruciaal is om de verkeersveiligheid hier te verbeteren.

 

De marges en quota staan de verkeersveiligheid in de weg. Zij maken dat mensen vaak te snel rijden. Ik heb geen schroom dat hier te herhalen.

 

U engageert zich heel sterk in het dossier. Dat zien wij aan het regeerakkoord, aan het lopende proefproject, aan uw uitspraken in de media en aan uw verklaring hier dat u komaf zult maken met de quota en marges. Op een gegeven moment moet er echter een resultaat komen en niet alleen een aankondiging.

 

Het is mij nog niet duidelijk wanneer dat precies is, wanneer u zegt dat ze zullen worden afgeschaft tegen de zomer. Ik zal de kwestie blijven opvolgen, om het even wie wat tweet, mijnheer de minister. Het is mijn rol hier in het Parlement te controleren of u uw hoge ambities inderdaad kunt en zult waarmaken.

 

Wij zullen elkaar ongetwijfeld weer snel spreken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen en interpellatie van

- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De detentiehuizen" (55026806C)

- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De uitvoering van korte straffen" (55000277I)

- Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De stand van zaken met betrekking tot de detentiehuizen" (55026968C)

- Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De niet-uitvoering van korte gevangenisstraffen" (55026982C)

- Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het uitstel v.d. uitvoering van korte gevangenisstraffen en de toekomst v.d. Brusselse gevangenissen" (55027018C)

05 Questions jointes et interpellation de

- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les maisons de détention" (55026806C)

- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'exécution des courtes peines" (55000277I)

- Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le point en ce qui concerne les maisons de détention" (55026968C)

- Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La non-exécution des courtes peines d'emprisonnement" (55026982C)

- Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le report de l’exécution des courtes peines et le sort des prisons bruxelloises" (55027018C)

 

05.01 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, als wij verwijzen naar de schriftelijke tekst van de ingediende vraag, wordt die dan integraal in het verslag opgenomen? Daarover wil ik zekerheid.

 

De voorzitster: Ja, dat klopt. Gelet op het aantal geagendeerde vragen, heb ik gemeld dat leden naar de tekst van hun vraag kunnen verwijzen, maar het is niet verplicht.

 

05.02  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, als ik de garantie heb dat de teksten van mijn ingediende vragen geheel in het verslag worden opgenomen, dan verwijs ik naar de tekst van mijn ingediende vragen. Daarmee bedoel ik zowel mijn vraag om uitleg over de detentiehuizen als mijn interpellatie over de uitvoering van korte straffen.

 

Mijnheer de minister, ik wil nog melden dat ik zonet bericht heb gekregen omtrent het document nr. 2645, een wetsontwerp over de korte straffen, waarvan de inwerkingtreding naar 1 september wordt verplaatst. Ik neem aan dat u morgen in de plenaire vergadering de hoogdringende behandeling van dat wetsontwerp zult vragen. Ons standpunt is u wellicht ook al bekend.

 

Minister Van Petgehem verklaarde in het wetsontwerp 2523 houdende de tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2022 het volgende:

 

“De opening van de detentiehuizen is een oplossing voor de inwerkingtreding van de wet van 5 mei 2019 tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten tot aanpassing van de procedure voor de strafuitvoeringsrechter voor de vrijheidsstraffen van drie jaar of minder. De wet van 2006 treedt in werking op 1 juni 2022."

 

“Conform aan het regeerakkoord en de beslissing van de ministerraad van 29 oktober 2021 zullen er 720 plaatsen geopend worden in de detentiehuizen.

 

De timing van de detentiehuizen zal als volgt verlopen:

 

- 1/06/2022: opening van de eerste twee detentiehuizen

 

- 1/07/2022: opening van de 4-5 extra detentiehuizen

…"

 

Dit kadert uiteraard in de door u meermaals geformuleerde belofte dat alle straffen ook effectief moeten worden uitgevoerd (volgens minister Van Peteghem vanaf 1 juni 2022).

 

1. Wat is de exacte locatie van de justitiehuizen? Is hiervoor overleg geweest met de betrokken gemeenten/steden? Werden bezwaren geuit van bepaalde gemeenten/steden tegen de bouw ipso facto opening van deze detentiehuizen? Werd met eventuele bezwaren rekening gehouden?

 

2. Wanneer werd met de bouw van voormelde detentiehuizen gestart en wanneer zullen deze gefinaliseerd zijn? Zullen deze tijdig gefinaliseerd zijn, rekening houdend dat alle straffen dienen te worden uitgevoerd vanaf juni 2022?

 

3. Hebt u alternatieven indien de detentiehuizen niet zouden zijn afgewerkt (waarmee ik niet bedoel de inwerkingtreding van de voormelde wet nogmaals met 6 maand uitstellen)?

 

Het niet uitvoeren van gevangenisstraffen van minder dan drie jaar is een probleem binnen Justitie dat reeds herhaaldelijk tijdens deze en vorige legislaturen werd aangeklaagd. Het is een feit dat de meeste straffen onder de drie jaar automatisch worden omgezet in elektronisch toezicht. Straffen van minder dan 6 maanden worden zelfs helemaal niet uitgevoerd.

 

Reeds herhaaldelijk hebt u beloofd om aan deze praktijken een einde te maken en hebt u aangekondigd dat alle gevangenisstraffen - ook de korte onder de drie jaar - zullen worden uitgevoerd. Uiteraard heeft het Vlaams Belang u hierin altijd gesteund gezien dit een belangrijk partijstandpunt is dat we graag gerealiseerd zien. Deze belofte hebt u reeds enkele keren moeten uitstellen. 1 juni 2022 zou het werkelijk menens moeten zijn: dit is de datum waarop alle uitgesproken gevangenisstraffen ook effectief zullen worden uitgevoerd, hebt u aangekondigd.

 

Opnieuw blijkt u de uitvoering hiervan uit te stellen. U hebt aangekondigd dat u pas in september werk zal maken van deze belofte. En dan nog op een gefaseerde wijze. In september zal u beginnen hiervan werk te maken. Straffen van twee tot drie jaar zullen dan worden uitgevoerd. Volgend jaar zullen dan de straffen van zes maanden tot twee jaar volgen. Ook zou het niet de bedoeling meer zijn om nog straffen van minder dan zes maanden op te leggen.

 

Dit betekent opnieuw het verbreken van uw belofte en aankondiging om alle straffen ook effectief te laten uitvoeren. Dit is onaanvaardbaar.

 

Iedereen kent natuurlijk de oorzaak hiervan: een gebrek aan capaciteit. Maar dit is geen nieuw probleem maar bestaat reeds decennialang. Hieraan werd helaas in het verleden nooit en ook nu nog steeds niet voldoende aandacht besteed. Dit mag echter vandaag niet langer een excuus zijn om ook korte gevangenisstraffen niet uit te voeren.

 

'De uitdaging is om plaats in de gevangenissen te vinden', zo stelt U. Met het langer openhouden van de gevangenissen van Dendermonde en Sint-Gillis, met de nieuwe gevangenissen van Haren en Dendermonde en met de aangekondigde acht detentiehuizen zal u er niet komen. De gevangenissen zijn vandaag al overbevolkt. De beslissing over de locatie van de detentiehuizen die in vervangende capaciteit zouden moeten voorzien, is nog niet definitief genomen. En zelfs wanneer hierover een definitieve beslissing zou komen, vraagt de realisatie hiervan ook nog de nodige tijd.

 

1. Kan de minister mij mededelen waarom de belofte om vanaf 1 juni 2022 alle gevangenisstraffen - ook alle korte gevangenisstraffen - uit te voeren, niet zal worden nageleefd? Het capaciteitsprobleem is geen nieuw probleem en kan niet gelden als excuus. U was hiervan reeds op de hoogte op het ogenblik dat u de eerste maal hebt aangekondigd dat alle straffen zullen worden uitgevoerd.

 

2. U gaat nu blijkbaar werken met een gefaseerde uitvoering van de effectieve uitvoering van korte gevangenisstraffen. Kan u hierover meer toelichting geven? Gaan alle straffen van twee tot drie jaar vanaf 1 september 2022 ook daadwerkelijk worden uitgevoerd? Wanneer zullen de straffen van zes maanden tot twee jaar ook daadwerkelijk worden uitgevoerd?

 

3. U hebt verder aangekondigd dat het blijkbaar niet meer de bedoeling is om nog straffen van minder dan zes maanden op te leggen. Dit vereist een grondige hervorming van het strafrecht. Kan u hierover toelichting geven? Wanneer gaat u hiervan werk maken? Welke straffen zullen in de plaats komen? Wat gaat er gebeuren met de straffen van minder dan zes maanden die reeds uitgesproken zijn of nog zullen worden uitgesproken?

 

4. Het plaatsgebrek is het grote probleem. De overbevolking in de gevangenissen blijft onaanvaardbaar. De opening van alle aangekondigde detentiehuizen is nog niet voor morgen. Welke waarborgen geeft u om erover te waken dat wat u vandaag aankondigt ook daadwerkelijk zal kunnen worden gerealiseerd en dit binnen de door u vooropgestelde tijdslimiet? Bent u bereid na te denken over andere mogelijkheden, zoals het opnieuw huren van een gevangenis in Nederland?

 

05.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, op 1 april – ik dacht dat het een aprilgrap was – gaf u een persconferentie over de uitvoering van korte straffen, of beter over de niet-uitvoering van korte straffen. U hebt steeds beloofd, en een paar weken geleden hebt u het nog bevestigd, dat alle korte straffen vanaf 1 juni uitgevoerd zullen worden. Nu gaat u dit echter voor de derde keer in anderhalf jaar opnieuw uitstellen. De inwerkingtreding van die wetgeving wordt met zes maanden uitgesteld.

 

Het gaat hier echter niet zomaar over een verdaging, u gaat veel verder. Wij zullen de wetteksten nu bestuderen, maar het gaat nu veel verder. Straffen van twee tot drie jaar zullen pas vanaf 1 september uitgevoerd worden. Straffen van zes maanden tot twee jaar zullen vanaf september 2023 uitgevoerd worden. Straffen korter dan zes maanden worden niet meer opgenomen, die gaat u niet meer uitvoeren. In het nieuwe Strafwetboek zullen er geen korte straffen meer zijn. Dat is echter nog niet goedgekeurd. Men doet dus een voorafname op een wetgeving die er nog niet is. Dat staat bij deze genoteerd.

 

Mijnheer de minister, het is ook niet de eerste keer dat u uw deadline niet haalt en dat het in enkele weken tijd ineens verandert. Ik hoop alleszins dat u een goed plan hebt om toch minstens veroordeelden met een straf van twee tot drie jaar vanaf september effectief achter de tralies te kunnen krijgen. Dat zijn immers geen korte straffen meer.

 

Daarmee was het echter nog niet gedaan, u ging nog verder. Toen dacht ik echt dat het een aprilgrap was. De vervroegde invrijheidstelling met betrekking tot covid zult u ook verlengen, tot 2025. Wij hebben daarop kritiek gehad, maar ik kan begrijpen dat men tijdens een gezondheidscrisis zegt dat mensen zes maanden voor strafeinde reeds de cel mogen verlaten, wegens gezondheidsredenen. Vandaag, in april 2022, zegt u dat u die vervroegde vrijlating zult toelaten tot 2025, vanwege covid. Dan hebt u een geweldige glazen bol. Dan zal deze crisis nog heel lang duren. Dat doet niet één wenkbrauw fronsen maar twee, en mocht ik er meer hebben, zouden ze allemaal fronsen.

 

Daarbij rekent u heel hard op de detentiehuizen. Dat is steeds een speerpunt van u geweest, om zo de strafuitvoering terug op het juiste spoor te krijgen.

 

Ook door het openhouden van oudere gevangenissen krijgt u extra capaciteit. Ik heb u in februari nog naar de stand van zaken gevraagd.

 

Mijnheer de minister, is het nog steeds haalbaar om het Kortrijkse detentiehuis op 1 juni te openen? Welke andere detentiehuizen zullen in 2022 nog openen en wanneer? Hoeveel plaatsen zullen er volgens uw planning in 2022 en 2023 worden gerealiseerd?

 

Hebt u ondertussen al meer dan drie akkoorden met lokale besturen om een detentiehuis te openen? Met welke lokale besturen is dat dan?

 

In hoeveel extra capaciteit wordt vanaf 1 september 2022 voorzien? Vanaf wanneer worden de eerste kortgestraften, hoewel dat eigenlijk geen kortgestraften meer zijn, aan de gevangenispoort verwacht?

 

Wat is uw inschatting van het aantal gedetineerden dat men kan verwachten vanaf de uitvoering van de gevangenisstraffen tussen twee en drie jaar?

 

In hoeveel capaciteit wordt voorzien vanaf 1 september 2023, de tweede golf van kortgestraften die eindelijk aan de gevangenispoort worden verwacht? Wat is daar de inschatting van het aantal gedetineerden?

 

Moeten we de niet-uitvoering van alle straffen onder de zes maanden beschouwen als een voorafname van het nieuwe Strafwetboek? Betekent dit dat de keuze van de meerderheid in die zin al vastligt?

 

05.04  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, plus les semaines et les mois passent, plus je m’inquiète de l’exécution des courtes peines prévue pour le 1er juin prochain.

 

On le sait, la prison de Haren n’ouvrira ses portes qu’en septembre et les maisons de détention sont encore toutes en chantier.

 

On sait aussi que même si le gouvernement s’appuie sur les vieilles prisons bruxelloises pour assurer cette transition, l’afflux attendu de détenus purgeant des courtes peines sera tel que son impact sur la population carcérale sera d’office dramatique.

 

C’est d’autant plus inquiétant que les dernières statistiques pénales annuelles du Conseil de l’Europe, datant de la semaine du 8 avril dernier, classent, à nouveau, notre pays parmi les plus mauvais élèves en matière de surpopulation carcérale. Sur 52 pays, seuls 4 font pire que nous.

 

Malgré cela, votre cabinet aurait assuré le 30 mars dernier que vous n’aviez pas changé d’avis et que l’objectif pour l’exécution des courtes peines restait bien fixé au 1er juin prochain.

 

En conséquence, Monsieur le ministre:

 

• Confirmez-vous que les courtes peines commenceront bien à être exécutées dès le 1er juin prochain? Le seront-elles toutes à cette date ou le seront-elles de manière graduelle?

 

• A ce jour, quelles mesures le gouvernement a-t-il mis en place pour limiter l’impact négatif de leur exécution sur la population carcérale?

 

• Envisagez-vous éventuellement un nouveau report? Si oui, dans quelles circonstances et dans quels délais?

 

• Les directeurs de prison, qui nous alertaient en novembre dernier sur les conséquences désastreuses de l’exécution précoce de ces peines sur les détenus, ont-ils, cette fois, été associés à votre stratégie pour faire exécuter les courtes peines?

 

• Pouvez-vous également nous faire savoir quelles garanties avons-nous que les vieilles prisons bruxelloises ne resteront pas en activité encore plusieurs années, en plus de la nouvelle prison de Haren, pour faire face à la recrudescence de détenus purgeant leurs courtes peines?

 

• Enfin, de manière générale, que vous évoquent les dernières statistiques pénales annuelles du Conseil de l’Europe? Qu’envisagez-vous de faire pour que notre pays remonte enfin dans ce classement?

 

Je vous remercie d’avance pour vos réponses.

 

05.05  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, de nombreuses questions ont été posées par Mmes Dillen, De Wit et Rohonyi. Je vais regrouper mes réponses pour rester dans une certaine logique.

 

Ik zal de antwoorden op de vragen proberen te groeperen om zo logisch mogelijk te blijven.

 

Madame Rohonyi, les peines de plus de deux à trois ans seront exécutées à partir de septembre 2022 et les peines de moins de deux ans seront exécutées au plus tard à partir du 1er septembre 2023. Le projet de loi a été déposé hier en ligne et sera probablement traité la semaine prochaine.

 

Mevrouw Dillen, u hebt gelijk. Het probleem van de overbevolking bestaat al lang. Ik ben van mening dat de uitvoering van gevangenisstraffen van drie jaar of minder op termijn een positief effect zal hebben op de overbevolking. Dat zal namelijk leiden tot een opwaartse spiraal waarbij het vertrouwen van de magistraten en de strafuitvoering wordt hersteld en het gevoel van straffeloosheid bij veroordeelden wordt aangepakt.

 

De zoektocht naar detentiehuizen, maar vooral naar draagvlak hiervoor op lokaal niveau, is geen evidente oefening en vraagt veel tijd en geduld. Er is de laatste jaren ook heel hard aan gewerkt. Zo hebben we met de Regie der Gebouwen tientallen sites geanalyseerd. We gaan ook overal langs, soms meerdere keren, om lokaal draagvlak te creëren door actief met de lokale besturen in gesprek te gaan.

 

Madame Rohonyi, je me suis rendu dans la belle commune de Schaerbeek et j'ai parlé avec votre bourgmestre pour la convaincre d'avoir une maison de détention.

 

Ik ben persoonlijk op meerdere plaatsen langsgegaan in onder meer Oost-Vlaanderen en Antwerpen. Het is toch onvoorstelbaar: parlementsleden die mij vragen detentiehuizen te openen, verzetten zich daar als burgemeester in hun eigen gemeente tegen. Dat is de realiteit. Als u uw burgemeester in Schaarbeek kunt overtuigen om zo'n detentiehuis te openen, is het opgelost. Maar dat wordt me niet gegund, collega's van Vlaams Belang. Is er al één Vlaams Belanger die gezegd heeft dat ik bij hem een detentiehuis mag openen? Integendeel, u organiseert protestmarsen tegen detentiehuizen. Mevrouw De Wit, u was een van de voortrekkers van detentiehuizen, maar hebt u in uw gemeente iets voorgesteld? Nee.

 

05.06  Sophie De Wit (N-VA): Ik zal daar straks op antwoorden, mijnheer de minister.

 

05.07 Minister Vincent Van Quickenborne: Als u mij iets voor te stellen hebt, is dat fantastisch. Ik geef grif toe dat het niet simpel is zo'n detentiehuis te hebben. Kijk maar naar de vraag die u zelf, mevrouw de voorzitter, over Meise hebt gesteld. Alle voorstellen die we doen worden afgeketst, overal en altijd. Als u mij dus vraagt waarom de uitvoering zo traag gaat, mevrouw De Wit, dan antwoord ik: omdat het niet gemakkelijk is detentiehuizen te vinden.

 

Denkt u misschien dat we liggen te slapen, dat onze mensen geen inspanningen doen? We gaan stap voor stap, we moeten realistisch zijn, we hebben maar enkele plaatsen. We hebben het tempo aangepast aan de realiteit. Had ik er 15 gehad, dan had ik die onmiddellijk kunnen openen, bijvoorbeeld in Aartselaar, mevrouw De Wit, en in Schaarbeek. Soms heb ik de indruk dat bepaalde mensen zich erin verkneukelen dat het niet vooruitgaat en dat ze protestmarsen kunnen organiseren zodra de locaties bekend zijn. De ministerraad van 1 april heeft acht locaties vastgelegd in samenspraak met lokale besturen die zo moedig zijn om ze toe te laten, want zulke burgemeesters en schepenen zijn er.

 

Des bourgmestres et des échevins ou échevines qui disent "chez nous, on peut le faire", il y en a, madame Rohonyi. Cela existe, heureusement! Le 1er avril 2022, nous avons donc fixé huit lieux de maison de détention.

 

J'en reviens aux réponses qui m'ont été préparées. Le court report et le phasage de l'entrée en vigueur permettront de lancer la nécessaire dynamique d'exécution des courtes peines tout en laissant le temps aux maisons de détention d'arriver et de minimaliser l'impact sur la population existant dans les prisons classiques.

 

Het nieuwe Strafwetboek voorziet, in Boek 1, in de afschaffing van gevangenisstraffen van minder dan zes maanden, maar dit kan men alleen bespreken in verband met de hervorming van het Strafwetboek en de twee teksten waar momenteel de laatste hand aan wordt gelegd. Daarom zal ik dit toelichten in het kader van de invoering van het nieuwe Strafwetboek binnen enkele maanden.

 

Voor de straffen onder de zes maanden hebben we beslist dat het beter is om momenteel niets te veranderen aan de uitvoering ervan, en die is geregeld in een ministeriële rondzendbrief. Collega Dillen, u weet dat we nu de invoering van het nieuwe Strafwetboek aan het bespreken zijn en daarin wordt overwogen om straffen van minder dan zes maanden niet meer mogelijk te maken. Als deze piste behouden blijft, lijkt het ons niet verstandig om deze straffen, die al sinds 1970 niet meer uitgevoerd worden, nu wel uit te voeren, om dan later te zeggen dat ze toch niet uitgevoerd worden. Dat gaat niet, dus dat gaan we niet doen.

 

Mevrouw De Wit, we gaan gewoon doen wat de vorige regering ook gedaan heeft, namelijk straffen van minder dan zes maanden niet uitvoeren. U was daar toch ook bij, in de vorige regering? We trekken de lijn die in 1970 ingezet is gewoon door. In het nieuwe Strafwetboek zullen we doen wat nodig is: veel minder gevangenisstraffen uitspreken. In ons land staat er op alles een gevangenisstraf, en dat is een probleem. We behouden dus het status quo, minstens totdat het nieuwe Strafwetboek gestemd is.

 

De ministerraad van 1 april heeft een lijst van acht panden vastgelegd. We kunnen dus overgaan tot aankoop, renovatie en ingebruikname. Het gaat om geschikte locaties in steden en gemeenten waar het lokale bestuur wil meewerken aan de aanpak van straffeloosheid. Intussen worden verdere gesprekken gevoerd met lokale besturen over een tiental andere potentiële locaties.

 

Ik ben ontroerd dat u specifiek een vraag hebt gesteld over mijn thuisstad Kortrijk. Dat zal opengaan voor de inwerkingtreding op 1 september en het gaat om 57 gedetineerden. Een gedeelte van de gevangenis van Berkendael, dat  in het najaar vrijkomt, wordt een detentiehuis voor 60 personen. Er zijn nog zes andere locaties. Om de sereniteit in de onderhandelingen te waarborgen wordt de exacte locatie alleen vrijgegeven na overleg met het betrokken gemeente- of stadsbestuur.

 

De meeste lokale besturen staan achter de idee van de detentiehuizen, maar ook hier speelt het nimbysyndroom: ze zijn dus wel voor het idee, maar niet in hun achtertuin.

 

We geven het overleg alle kansen, maar op een bepaald moment zullen toch knopen moeten worden doorgehakt en moeilijke beslissingen worden genomen. Met betrekking tot de vragen van mevrouw Dillen en mevrouw De Wit, waarbij u opnieuw de mogelijkheid van gevangenishuur in Nederland oppert, ik heb die mogelijkheid gecheckt vanaf de eerste dag dat ik minister werd. Er is echter geen plaats meer in Nederland, noch beschikbaar personeel. Die piste is dus geen alternatief. Bovendien is een gevangenis in Nederland geen alternatief voor een detentiehuis.

 

We hebben 350 extra tijdelijke plaatsen gevonden door een deel van de gevangenis van Sint-Gillis – vleugels A en B – en de gevangenis van Dendermonde langer open te houden.

 

Op dit ogenblik voeren we simulaties uit die weldra een theoretisch beeld kunnen geven over het potentieel bijkomende aantal gedetineerden. Het zal echter om schattingen gaan. In de praktijk is de instroom van gevangenen afhankelijk van een aantal externe factoren, zoals het gevoerde beleid. Stel dat we een tweede Sky ECC ontdekken, dan zal het aantal gevangenen opnieuw fors stijgen, omdat we een beleid tegen straffeloosheid voeren.

 

Madame Rohonyi, s'agissant de votre quatrième question, cette stratégie ainsi que les autres mesures qui seront prises sont le fruit de plusieurs concertations avec l'administration et mon cabinet. Le terrain est donc plus que jamais consulté.

 

En ce qui concerne votre cinquième question, j'ai déjà signalé que l'ouverture partielle des prisons de Saint-Gilles et Termonde sera assurée jusqu'à fin 2024 pour Saint-Gilles et, pour Termonde, jusqu'à l'ouverture du CPL d'Alost, prévue pour 2027.

 

S'agissant de votre sixième question, vous me permettrez de ne pas voir les statistiques dites SPACE provenant du Conseil de l'Europe comme un classement dans lequel il y aurait lieu de progresser mais bien comme un outil qui permet de voir les impacts des initiatives en cours ainsi que celles qu'il convient de prendre en compte comme priorités d'actions pour les années à venir, principalement vis-à-vis d'une médiane européenne.

 

Sur ce point, deux axes de travail clairs avaient été dégagés suite à ma lecture des rapports précédents, à savoir le recrutement de personnel et la lutte contre la surpopulation, particulièrement en matière de détention préventive. Vous savez que je travaille activement sur ces problèmes.

 

À la lecture des statistiques de cette année, j'ai été interpellé par la différence par rapport à la médiane européenne en matière de suicide. J'ai donc demandé à mon administration de travailler sur des outils de rapportage clairs et surtout sur des procédures et des actions pour agir au plus vite sur cet inquiétant problème.

 

05.08  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord, maar het zal u niet verwonderen als ik u zeg dat het mij echt ontgoochelt. Onze fractie kan absoluut niet akkoord gaan met het feit dat u uw terechte beloftes en aankondigingen, waarvoor wij u altijd steunden, blijft uitstellen. De inwerkingtreding wordt nu voor de derde maal uitgesteld, nu staat 1 september in het verschiet. Het is nog maar de vraag of het effectief 1 september zal zijn.

 

Dat blijvend uitstel druist regelrecht in tegen uw principe om justitie sterker te maken. Ik ga volledig akkoord met dat principe, maar zet het dan ook om in praktijk. Het uitstel druist in tegen alle mooie beloftes, die ook in de praktijk uitgevoerd moeten worden. Het blijft nu bij straffe aankondigingen in de media, zonder realisatie in de praktijk. Dat is absoluut niet aanvaardbaar.

 

In uw antwoord hebt u zonet erkend dat de redenen voor het uitstel niet nieuw zijn. De problematiek van het tekort aan plaatsen in de gevangenissen is al sinds jaar en dag gekend. Dat probleem bestaat al meer dan 30, zelfs 40 jaar, en wordt in onze commissie voor Justitie trouwens herhaaldelijk aangekaart.

 

U zegt dat alles wel in de plooi zal vallen en dat er voldoende plaatsen zullen zijn, tenzij er natuurlijk opnieuw een dossier opduikt zoals Sky ECC. Sta me toe te zeggen dat dit een drogreden is, want de problematiek van het capaciteitstekort dateert van lang voor het dossier van Sky ECC. De speurders van de gerechtelijke politie komt alle lof toe voor hun realisaties, chapeau! Die realisaties zijn echter niet de oorzaak van het plaatstekort in onze gevangenissen.

 

Daarnaast gaan wij er ook niet mee akkoord dat u in september slechts met een gefaseerde uitvoering start, en dan moeten we nog afwachten of de inwerkingtreding daadwerkelijk voor 1 september is, maar dat kan bij de bespreking van het wetsontwerp nog aan bod komen. De gefaseerde uitvoering houdt in dat eerst de straffen van twee tot drie jaar worden uitgevoerd, volgend jaar zullen de straffen van zes maanden tot twee jaar volgen.

 

In één adem voegt u eraan toe dat straffen onder de zes maanden niet meer zullen worden uitgevoerd. Uw argument daarvoor is dat die sinds 1970 toch al niet meer worden uitgevoerd. Mijnheer de minister, niet ik maar u hebt beloofd dat alle straffen, ook die onder de zes maanden, zouden worden uitgevoerd. Op dat ogenblik wist u al dat die straffen sinds 1970 in de praktijk niet meer worden uitgevoerd. Ik vraag mij dan af waarom u dat dan wel zo in de media verkondigt. U wist dat toen ook al. Ook dat druist in tegen het principe om justitie straffer te maken.

 

U zegt meteen ook dat er in het nieuwe strafwetboek geen straffen onder de zes maanden meer zullen zijn. U legt daar momenteel de laatste hand aan. Ook dat horen wij al lang, mijnheer de minister. Ik had graag vernomen wat de timing is. Zullen wij voor het zomerreces nog ontwerpen krijgen? In 2023 kunnen wij hieraan nog werken, maar daarna zitten de meeste partijen in verkiezingsmodus. Wanneer kunnen wij dat dus in deze commissie verwachten, zodat wij dit reeds lang aangekondigde wetsontwerp enthousiast kunnen bespreken?

 

Mijnheer de minister, ik stel ook vast dat u met betrekking tot de detentiehuizen rond de pot blijft draaien. Het detentiehuis in Kortrijk zal effectief opengaan, dat leid ik althans uit uw antwoord af, maar verder hebt u het slechts over potentiële locaties. Dat ligt dus nog niet vast.

 

05.09 Minister Vincent Van Quickenborne: (…)

 

05.10  Marijke Dillen (VB): U hebt het woord potentieel niet gebruikt? Die locaties mogen we nog niet kennen?

 

05.11 Minister Vincent Van Quickenborne: (…)

 

05.12  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, wij zijn altijd positief geweest over de detentiehuizen.

 

De locatie voor zo'n detentiehuis moet dan wel de juiste zijn. Het Vlaams Belang had een voorstel gedaan voor een detentiehuis in de industriezone van Machelen-Diegem. Daar hebt u een kans laten liggen. Nu komt daar immers een centrum voor asielzoekers, en niet voor Oekraïners voor alle duidelijkheid. Wij zijn dus niet tegen het principe op zich, alleen moet de locatie realistisch zijn.

 

Waarom heeft minister Van Peteghem bij de bespreking van de algemene uitgavenbegroting tegen 1 juni twee detentiehuizen en tegen 1 juli vier tot vijf detentiehuizen beloofd? Ik stel vast dat in die commissie dus informatie werd gegeven die niet klopt.

 

Tot slot, mevrouw de voorzitster, dienen wij een motie in.

 

05.13  Sophie De Wit (N-VA): Het is altijd interessant om te zien wanneer u zich opwindt, mijnheer de minister. U hebt zich daarnet boos gemaakt. Ik zal u één ding zeggen: u hoeft zich helemaal niet boos te maken.

 

Mevrouw de voorzitster, ik ben aan het repliceren op het antwoord van iemand die nu weigert aandachtig te luisteren. Ik vind dat heel vervelend.

 

05.14 Minister Vincent Van Quickenborne: U kijkt toch ook niet steeds wanneer ik spreek, wat is dat nu! Ik luister al heel de tijd naar u, wat is uw probleem? Moet ik heel de tijd in uw ogen kijken misschien?

 

05.15  Sophie De Wit (N-VA): Nee, in mijn ogen moet u niet kijken, mijnheer de minister. Daarvoor heb ik iemand anders.

 

05.16 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik luister.

 

05.17  Sophie De Wit (N-VA): Ik spreek u aan, mijnheer de minister. Mijnheer de minister, u hoeft zich niet boos te maken. Dat is echt niet nodig. Wie heeft er namelijk beloofd dat de straffen zouden worden uitgevoerd? Wie heeft getoeterd en lawaai gemaakt dat hij de straffen zou uitvoeren? U hebt dat beloofd! Niet één keer, niet twee of drie keer, u hebt dat constant beloofd! U moet dus niet boos worden en beweren dat de oppositie zich erin verkneukelt dat een en ander niet lukt. Ik verkneukel mij daar helemaal niet in. Ik had liever gehad dat u uw woord had gehouden. U doet dat echter niet en hebt hier een heel alfabet aan excuses om te zeggen waarom het niet kan.

 

U hebt trouwens zelf de organisatie van de detentiehuizen aan de strafuitvoering gekoppeld. Een en ander is inderdaad niet zo gemakkelijk. Ik ben helemaal niet tegen detentiehuizen, dat weet u goed genoeg. Ik kijk ook naar infrastructuur op mijn grondgebied. We moeten bijvoorbeeld ook mensen uit Oekraïne opvangen en hebben gebouwen nodig, maar die zijn niet beschikbaar.

 

Ik heb u vaak gezegd dat u een draagvlak voor het project moet creëren, want dan zal het gemakkelijker gaan. Maar uw plan was blijkbaar om in Sturm und Drang alle straffen uit te voeren en nu lukt dat niet. U moet zich daar dan ook niet in opwinden, aangezien u dat uzelf hebt aangedaan door overal waar u kwam te verkondigen dat u de straffen zou uitvoeren.

 

Het strafste excuus uit heel uw alfabet is covid. U zegt dat u iedereen tot 2025 strafkorting zult geven, waardoor iedereen zes maanden voor strafeinde vrij zal zijn, wegens covid. Dat is toch het strafste excuus dat u hier gebruikt.

 

Het is nochtans eenvoudig: u past het aantal gedetineerden aan de capaciteit aan, maar het omgekeerde moet gebeuren; u moet capaciteit creëren. Ik besef ook dat dat niet eenvoudig is. Er zijn detentiehuizen, extra gevangenissen. Ik ben al blij dat u hebt geluisterd naar onze optie om de oudere gevangenissen toch nog langer open te houden.

 

U kunt wel kijken naar het buitenland, ook al zijn de cellen in Tilburg niet meer beschikbaar.

 

U verwijst zo graag naar wat de Zweedse coalitie deed in verband met de korte straffen tot zes maanden. Neem de geschiedenis maar eens onder de loep en dat zult u vaststellen dat wij met de beslissingen ter zake nooit akkoord zijn gegaan. Kijk liever naar wat uw voorganger, Koen Geens, en Theo Francken samen gedaan hebben. Zij hebben ongeveer 1.500 mensen hun straf laten uitzitten in het buitenland. 1.500! Daarmee zou de overbevolking al grotendeels zijn aangepakt. Maar dat doet u niet. Misschien zou u wel willen. (Protest van minister Van Quickenborne)

 

Daar de overbevolking blijft wat zij is – en u kunt dat niet op de operatie Sky ECC blijven steken –, is het duidelijk dat u die oefening niet maakt. U gebruikt de mogelijkheden niet en nu wordt u geconfronteerd met uw eigen beloftes en uw eigen getoeter hierover.

 

Dat is een boemerang, daar kan ik niets aan doen. U moet in de spiegel kijken. U meende misschien dat voluntarisme volstond, dat het gemakkelijk zou zijn en dat u er met communicatie alleen vanaf zou geraken, maar dat blijkt nu niet het geval te zijn, mijnheer de minister.

 

05.18  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses même si elles me poussent à clarifier certaines choses.

 

Tout d'abord, je me dois de rappeler qu'il est tout à fait normal que toutes les peines soient exécutées, en ce compris les plus courtes parce que l'impunité n'a pas lieu d'être dans une société où chacun a des droits mais aussi des devoirs. C'est à ce titre d'ailleurs que mon parti DéFI vous a soutenu dans le cadre de votre projet de loi portant exécution des courtes peines.

 

Ce qui pose problème ici, c'est plutôt le timing affiché et les modalités qui étaient proposées pour cette exécution qui ne peut pas se faire à n'importe quel prix et dans n'importe quelles conditions, à savoir pas dans des prisons que vous avez reconnues comme insalubres mais pour lesquelles vous avez décidé dans le même temps, malgré ces conditions de détention, d'une prolongation pour pouvoir honorer vos engagements, même si à chaque fois on voit que cette exécution est reportée. La prison de Saint-Gilles sera en effet maintenue jusqu'en 2025 malgré la nouvelle prison de Haren. Cela vient à l'instant de m'être confirmé par votre collègue, secrétaire d'État en charge de la Régie des Bâtiments, M. Michel. Sans compter que les maisons de détention seront encore toutes en chantier!

 

Ce n'est pas seulement la volonté politique dans le chef de certains bourgmestres qui pose problème ici, c'est aussi le délai de construction des maisons de détention. Vous citez l'exemple de Schaerbeek. Il est vrai que le bourgmestre est du parti DéFI dans cette commune mais je n'ai pas connaissance des pourparlers que vous avez entrepris avec elle. Je n'ai pas non plus connaissance de la date à partir de laquelle vous avez débuté ces pourparlers. S'ils ont commencé, il y a peu, forcément, on ne peut pas attendre une maison de détention dans les prochains mois. Les maisons de détention ne s'ouvrent pas en quelques mois ou même en un an. Cela prend beaucoup plus de temps. Je ne connais pas non plus les conditions que vous avez proposées pour cette maison de détention. On peut être pour le principe d'une maison de détention et considérer que les modalités posent question et nécessitent des négociations. Il n'empêche que j'en parlerai évidemment avec la commune mais vous comprenez bien que je ne suis pas bourgmestre de la belle commune de Schaerbeek.

 

Je tiens aussi à rappeler que mon parti siège notamment au sein du Collège de la commune d'Enghien et c'est ainsi que nous avons pu vous alerter rapidement dans le but de veiller à une réouverture de la maison de transition d'Enghien.

 

Pour toutes ces raisons, je suis heureuse qu'il y ait un report de l'exécution des courtes peines au 1er septembre 2022, ainsi que des peines de moins de deux ans et qu'une concertation ait lieu avec les directeurs de prison, même si cela contraste avec mes retours du terrain. Vous dites également qu'endéans ce délai, les maisons de détention seront opérationnelles. Quelles sont les garanties que vous nous proposez?

 

La présidente: Madame Rohonyi, veuillez conclure.

 

05.19  Sophie Rohonyi (DéFI): Je termine.

 

Cela rejoint aussi des questions auxquelles mes collègues n'ont jamais obtenu de réponse. Nous ne savons toujours pas le nombre de condamnés concernés par l'exécution de ces courtes peines. C'est un vrai problème!

 

De voorzitster: Mevrouw Rohonyi is inderdaad anderhalve minuut aan het woord geweest. We moeten de timing wat in de gaten houden. Hoewel we hierin soms soepel zijn, is dit vandaag niet mogelijk wegens het grote aantal vragen.

 

Moties

Motions

 

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Marijke Dillen en luidt als volgt:

 

"De Kamer,

 

gehoord de interpellatie van mevrouw Marijke Dillen

 

en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee,

 

- overwegende dat de niet-uitvoering van de gevangenisstraffen van minder dan drie jaar al jarenlang een bijzonder groot probleem is binnen Justitie dat reeds herhaaldelijk tijdens deze en de vorige legislaturen werd aangeklaagd;

 

- overwegende dat de huidige minister van Justitie reeds bijna twee jaar aankondigt dat er een einde zal worden gesteld aan de niet-uitvoering van de voormelde opgelegde straffen;

 

- overwegende dat evenwel in de praktijk dient vastgesteld dat het aankondigingsbeleid van de minister zelden wordt gevolgd door daadwerkelijke handelingen en ook in dezen de inwerkingtreding van de noodzakelijke wettelijke bepalingen andermaal en voor een zoveelste keer dreigen te worden uitgesteld;

 

- overwegende dat het blijkbaar symptomatisch is binnen Justitie dat gedane beloftes na twee jaar nog steeds niet kunnen worden uitgevoerd;

 

- overwegende dat er gelet op de kennis en de duurtijd van de bestaande problematiek geen enkele rechtvaardigingsgrond is om er niet voor te zorgen dat de uitgesproken gevangenisstraffen onder de drie jaar uiterlijk vanaf 1 juni 2022, zoals de regelgeving voorziet, effectief allemaal zullen worden uitgevoerd;

 

vraagt de regering

 

op korte termijn alle nodige dan wel noodzakelijke maatregelen te nemen zodat vanaf 1 juni 2022, zoals het wettelijke kader voorziet, alle uitgesproken effectieve celstraffen onder de drie jaar zullen worden uitgevoerd."

 

Une motion de recommandation a été déposée par Mme Marijke Dillen et est libellée comme suit:

 

"La Chambre,

 

ayant entendu l’interpellation de Mme Marijke Dillen

 

et la réponse du vice-premier ministre et ministre de la Justice et de la Mer du Nord,

 

- considérant que la non-exécution des peines d'emprisonnement de moins de trois ans constitue depuis de nombreuses années un problème particulièrement grave au sein de la Justice, qui a été dénoncé à plusieurs reprises au cours de cette législature, et des précédentes;

 

- considérant que le ministre actuel de la Justice a annoncé depuis près de deux ans qu'il serait mis fin à la non-exécution des peines susmentionnées;

 

- considérant que, dans la pratique, force est de constater que l’effet d'annonce du ministre est peu suivi d'effets concrets et que, dans ce cas également, l'entrée en vigueur des dispositions légales nécessaires risque une fois de plus, et pour la énième fois, d'être reportée;

 

- considérant qu'il est apparemment symptomatique au sein de la Justice que les promesses ne soient toujours pas honorées au bout de deux ans;

 

- considérant que, compte tenu de la connaissance et de la durée de la problématique actuelle, rien ne justifie que l'on ne veille pas à ce que les peines d'emprisonnement inférieures à trois ans soient toutes exécutées à partir du 1er juin 2022 au plus tard, comme le prévoit la réglementation;

 

demande au gouvernement

 

d’adopter à court terme toutes les mesures nécessaires ou indispensables pour qu'à partir du 1er juin 2022, comme le prévoit le cadre légal, toutes les peines d'emprisonnement effectives de moins de trois ans soient exécutées."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Katja Gabriëls.

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Katja Gabriëls.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

06 Samengevoegde vragen van

- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Aparte afdelingen voor zedendelinquenten in de gevangenissen" (55026820C)

- Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Uniforme risicoanalyse en verplichte dadertherapie" (55026824C)

06 Questions jointes de

- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Des ailes spécifiques pour délinquants sexuels dans les prisons" (55026820C)

- Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Une analyse de risques uniforme et un suivi thérapeutique obligatoire pour les auteurs" (55026824C)

 

06.01  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, gezien de drukke agenda en de korte tijd verwijs ik opnieuw naar mijn schriftelijke voorbereiding.

 

De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving lanceerde enkele dagen geleden enkele inhoudelijke aanbevelingen om de aanpak en opvolging van zedendelinquenten te verscherpen. Enkele van deze aanbevelingen hebben betrekking op het gevangeniswezen. Zo was er onder meer sprake van de oprichting van een aparte sectie voor zedendelinquenten in de gevangenissen. Ze verwijst hiervoor naar recent onderzoek dat ze zelf liet uitvoeren door de VUB en het Universitair Forensisch Centrum UFC rond de begeleiding en behandeling van zedendelinquenten in Vlaanderen en Brussel. Van de aanbevelingen die deze onderzoekers naar voren schuiven is de meest opvallende de oprichting van een aparte sectie voor zedendelinquenten in de gevangenissen. Volgens de onderzoekers is het klimaat in de gevangenissen te ondermaats om de behandeling van deze delinquenten vorm te geven.  Hierbij wordt er onder meer verwezen naar de overbevolking en naar de stigmatisering van zedendelinquenten in de gevangenis. Ook blijkt uit een onderzoek dat heeft plaatsgevonden in het Verenigd Koninkrijk dat een verblijf in de gevangenis exclusief voor zedenplegers meer therapeutische mogelijkheden zou bieden, waardoor de therapie ook meer effect zou hebben.

 

Dit vraagt natuurlijk een andere aanpak dan de huidige bestaande plaatsing in de gevangenissen.

 

Bent u op de hoogte van de resultaten van het onderzoek van de VUB en het UFC waarop Vlaams Minister Demir haar aanbevelingen baseert? Wat is uw mening over deze aanbeveling die desbetreffend werd geformuleerd? Kunt u zich hierbij aansluiten of bent u een andere mening toegedaan? In dit laatste geval dewelke en op grond waarvan?

 

Heeft er ter zake overleg plaatsgehad met uw Vlaamse collega?

 

Indien u voorstander zou zijn: overweegt u deze aanbeveling te implementeren in alle Belgische gevangenissen? Hoe gaat u dit realiseren en tegen wanneer zou dit moeten uitgevoerd zijn? Wat zou de geschatte kostprijs zijn om de gevangenissen in die zin aan te passen? Zullen de penitentiaire beambten hiervoor worden opgeleid? Hoe ziet u dat praktisch?

 

06.02  Katleen Bury (VB): De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving lanceerde enkele dagen geleden enkele inhoudelijke aanbevelingen die hoofdzakelijk uitwerking hebben op het federale niveau. Zo pleitte ze onder meer voor een uniforme risicoanalyse van elke zedendelinquent in heel België, en dit zo vroeg mogelijk nadat de strafrechtelijke inbreuken hebben plaatsgevonden. Een andere aanbeveling betrof de invoering van een verplichte behandeling voor daders van zedendelicten met een potentieel 'matig en 'hoog' risico op herval. Onderzoek zou aantonen dat deze plegers van zedendelicten na behandeling 37% minder kans maken om te hervallen.

 

Wat is uw mening over beide voormelde aanbevelingen die werden geformuleerd? Kunt u zich hierbij aansluiten of bent u een andere mening toegedaan? In dit laatste geval dewelke en op grond waarvan?

 

Nu de verplichte behandeling voor daders van zedendeliquenten ervoor zou zorgen dat ze 37% minder kans hebben om te hervallen, bent u bereid voorstellen te formuleren teneinde het vernieuwde seksueel strafrecht in die zin aan te passen, en de verplichte behandeling derhalve in de nieuwe wet te incorporeren?

 

Wat is de stand van zake inzake de risicoanalyse die reeds enige tijd werd aangekondigd? Wanneer kan daarover een evaluatieverslag verwacht worden? Wanneer zal dit worden ingevoerd?

 

06.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Geachte leden, wat betreft de eerste drie vragen van mevrouw Dillen en de eerste vraag van mevrouw Bury, de resultaten werden mij afgelopen vrijdag bezorgd. Er staan interessante zaken in het onderzoek, maar een overleg met de verschillende partners is noodzakelijk om te bekijken wat praktisch en budgettair haalbaar is.

 

Het is zeker informatie die kan worden opgenomen in de werkgroep in het kader van de hervorming van de penitentiaire gezondheidszorg. Een eerste overleg met de beleidscel van de minister is gepland voor begin mei. Bijgevolg zijn de vragen over de opleiding van het personeel en een overzicht van het financiële plaatje nog voorbarig.

 

Mevrouw Bury, wat betreft uw tweede vraag, uiteraard houdt de problematiek van de opvang van zedendelinquenten en veroordeelden die zonder begeleiding en behandeling naar strafeinde gaan mij ook heel erg bezig. Daarom willen we in het nieuwe Strafwetboek een nieuwe straf invoeren, zijnde de opgelegde behandeling. De besprekingen zijn momenteel lopende binnen de regering.

 

Ik onderstreep hierbij ook nog het belang van het feit dat alles valt of staat met het aanbod. Eens het globale concept is uitgewerkt, moet ook de theorie kunnen worden uitgevoerd. Men moet een uitgewerkt forensisch zorgaanbod hebben voor veroordeelden, zoals FPC's of andere forensische zorgvoorzieningen. Naast het gekende reguliere aanbod moet er dus een parallel forensisch circuit worden uitgebouwd. Justitie kan dit niet alleen en we moeten hier samen aan werken met de bevoegde ministers van Volksgezondheid.

 

De derde vraag van collega Bury vergt een iets langer antwoord. Het risicotaxatie-instrument wordt een onderdeel van het project rond kwetsbare personen dat vanuit Justitie verder wordt ontwikkeld. Ik geef u de laatste stand van zaken. Sinds de start in 2021 zijn we bezig met het ontwikkelen van twee soorten dashboards. Enerzijds zijn er dashboards die moeten toelaten het strafrechtelijk beleid rond seksuele misdrijven en intrafamiliaal geweld in detail te analyseren, en anderzijds ontwikkelen we een dashboard om de verschillende risicofactoren in kaart te brengen.

 

Wat betreft het eerste dashboard, willen we de cijfers in kaart brengen vanaf het moment dat een proces-verbaal wordt opgemaakt door de lokale politie, de doorstroom ervan naar het openbaar ministerie en de interne behandeling tot en met het aantal uiteindelijke vonnissen in de rechtbank. Er werd hiervoor samengewerkt met het parket van Limburg als pilootsite. Een eerste voorlopige versie zal binnenkort worden voorgesteld aan de expertengroep die voor dit project werd gemandateerd door de verschillende conferenties, voor eventuele validatie en voor verzoek tot aanpassing.

 

Vervolgens dienen een verificatie van de cijfers via pilootsites en de koppeling en integratie met de al ontwikkelde gegevens van het openbaar ministerie te gebeuren en dienen de verschillende partners die deze tool ontwikkelen tot een akkoord te komen over de toegangsrechten en het gebruik van de gegevens.

 

Het tweede dashboard moet op termijn onder andere toelaten om het risiconiveau voor een zaak te bepalen en het risico van recidive voor seksueel en intrafamiliaal geweld te beoordelen. Momenteel wordt een eerste versie van het dashboard voor partnergeweld gemaakt. Via het dashboard is het mogelijk om een zicht te krijgen op het aantal personen dat de afgelopen jaren in meerdere correctionele dossiers voorkwam, al dan niet gerelateerd aan partnergeweld. We willen veelplegers en hoogrisicogroepen definiëren binnen de problematiek van partnergeweld. We kunnen een eerste categorisering maken op basis van demografische gegevens. De recidivemonitor moet nog verder worden uitgewerkt en worden verrijkt met andere gegevens, zoals seksueel geweld. In de toekomst willen we het mogelijk maken om tot op individueel niveau te gaan en bepaalde alarmmechanismes in te bouwen indien iemand recidivist is of indien er grote kans is dat hij of zij opnieuw soortgelijke feiten pleegt. Op korte termijn wordt ook het NICC en de academische wereld betrokken bij het project om de methodologie te valideren en te verbeteren. Justitie heeft aan het NICC immers een verhoging van de dotatie toegekend voor de oprichting van een recidivemonitor en een recidivecel. Wetenschappelijk onderzoek naar recidive is zeer belangrijk.

 

06.04  Marijke Dillen (VB): Dank u, mijnheer de minister voor uw lange en interessante antwoord, waarin u nuttige informatie hebt gegeven. Ik noteer dat u nog geen antwoord kunt geven op mijn vragen. Het verwondert mij dat u pas afgelopen vrijdag kennis van mijn vragen zou hebben gekregen, maar daar zal wel een reden voor zijn. U plant begin mei een overleg. Ik zal in de komende weken een vervolgvraag stellen om op deze problematiek terug te komen.

 

06.05  Katleen Bury (VB): Ik noteer dat u onderzoekt of de opgelegde behandeling een nieuwe straf kan worden. Wij zullen dit opvolgen. U verwees naar uw collega, de minister van Volksgezondheid, wat het aanbod betreft. Ik vraag u om zo snel mogelijk aan tafel te gaan zitten met hem om te bekijken welk aanbod mogelijk is op het vlak van de behandeling van zedendelicten.

 

Op het vlak van risicotaxatie spreekt u over twee dashboards. U had het over Limburg als pilootsite, maar ik heb geen datum gehoord betreffende de uitbreiding daarvan naar de rest van België. U had het over recidive van partnergeweld. Risicotaxatie bij recidive is absoluut belangrijk.

 

Het gaat hier over een uitgebreider thema dan louter partnergeweld, maar men moet hier toch opletten. U zegt dat er een taxatie wordt gemaakt als daders in meerdere correctionele dossiers voorkomen. Men moet daar echter opletten, want bij partnergeweld is het vaak zo dat alles heel lang achter de schermen gebeurt. Als een slachtoffer hiermee naar buiten komt, dan is er van recidive nog niet veel sprake. Men moet dus sneller op de bal spelen en niet wachten tot soortgelijke feiten zich voordoen en dan pas een risicoanalyse van de dader uitwerken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Samengevoegde vragen van

- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het proefproject ‘Drugbehandelingsprogramma’ in de gevangenis van Gent" (55026821C)

- Marie-Christine Marghem aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Drugs in de gevangenis en het proefproject in de gevangenis van Gent" (55027250C)

07 Questions jointes de

- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le projet pilote portant sur un programme de traitement de la toxicomanie à la prison de Gand" (55026821C)

- Marie-Christine Marghem à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La drogue dans les prisons et le projet pilote à la prison de Gand" (55027250C)

 

07.01  Marijke Dillen (VB): 35% van de gedetineerden in de gevangenissen blijkt drugs te gebruiken. Dit zijn zeer verontrustende cijfers.

 

Los van de bedenking dat er ernstige vragen dienen te worden gesteld bij de manier waarop de gedetineerden aan deze drugs geraken, moeten de directies van de gevangenissen zich bewust zijn van de problematiek en dient er te worden gewerkt aan een oplossing. Hulpverlening bieden aan de gedetineerden die dit nodig hebben, kan nuttig zijn.

 

Ook in de Gentse gevangenis De Nieuwewandeling blijkt dat het probleem ernstig is: één derde van de verslaafde gedetineerden begint met gebruiken binnen de muren van de gevangenis.

 

Het is belangrijk om te werken aan die verslaving. Zo niet is dit een hypotheek op de kansen tot re-integratie. In de Gentse gevangenis De Nieuwewandeling wordt er thans een proefproject opgestart. Er wordt gestart met een intensief programma van 40 weken waarin gedetineerden zullen werken aan hun problematiek. Uit cijfers zou blijken dat een succesvolle behandeling de kans op criminele recidive met 30% doet dalen.

 

Kan de minister meer toelichting geven betreffende dit proefproject? Wie zal verantwoordelijk zijn voor het uitwerken van dit proefproject? Hoeveel gedetineerden zullen er hiervoor in aanmerking komen? Op basis van welke criteria zal de selectie gebeuren?

 

Uit de media blijkt dat u hebt verklaard dat “uit cijfers blijkt dat een succesvolle behandeling de kans op criminele recidive met 30% doet dalen". Op basis van welk onderzoek blijkt dit? Graag meer toelichting.

 

Wat is de totale kostprijs van dit proefproject? De betrokken gedetineerden zullen blijkbaar ook een deel van de behandeling mee financieren via het programma Cellmade. Wat is het aandeel hiervan in de totale kostprijs?

 

Zal er een evaluatie gebeuren van dit drugbehandelingsprogramma? Zo ja, wanneer zal dit gebeuren?

 

Het is de bedoeling dat dit drugbehandelingsprogramma op termijn zal worden uitgerold naar andere gevangenissen. Wanneer zal dit in praktijk worden uitgevoerd? Welke gevangenissen zullen er hier nadien voor in aanmerking komen? Graag meer concrete toelichting?

 

07.02  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, la drogue est un fléau ou tout du moins une assuétude à éviter. Tout le monde en conviendra. Cependant et en dépit du bon sens, la drogue est depuis longtemps présente derrière les barreaux de nos prisons. Selon les chiffres de vos propres services, un détenu sur trois serait ou deviendrait consommateur de stupéfiants durant son séjour en prison.

 

Depuis l'irruption de la pandémie de covid-19 dans nos vies, les contrôles anti-drogue ont été suspendus sine die dans les prisons du Royaume. Si cela pouvait se comprendre pour des raisons temporaires de bien-être sanitaire des détenus et du personnel, cette situation provisoire doit cesser au plus vite.

 

De même, un projet pilote est en cours à la prison de Gand pour sortir les détenus de leur dépendance à la drogue. Ce projet prévoit un suivi ainsi qu'un traitement individualisé en fonction de chaque profil et s'étend dans un temps long. Apparemment, ce projet est financé par les travaux des détenus. Il y a lieu de se féliciter que le bâton et la répression ne soient pas la seule réponse systématique de l'administration pénitentiaire.

 

Étant donné ce constat, monsieur le ministre, voici mes questions. Quand les contrôles anti-drogue vont-ils reprendre dans les prisons? S'ils ont déjà repris, combien ont-ils été effectués jusqu'à présent? Combien se sont-ils avérés concluants? Quel est le coût précis du projet pilote à la prison de Gand? Étant donné la méthode de financement particulière de ce projet, les autres établissements pénitentiaires du pays sont-ils capables de soutenir par leurs propres moyens un tel projet s'il devait être étendu à ces établissements?

 

07.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, ik antwoord eerst op de eerste vraag van mevrouw Dillen. De externe hulpverlening zal verantwoordelijk zijn voor de uitvoering. De opdracht zal een van de volgende dagen gegund worden: welzijnsproject ter financiering Cellmade. De opdracht is uitgeschreven door de penitentiaire inrichting volgens de krachtlijnen van het globale en geïntegreerde penitentiair drugbeleid, en sluit aan bij mijn beleidsverklaring.

 

Het gaat om een laagdrempelig drugprogramma, bestaande uit een groepsprogramma in combinatie met individuele begeleiding. Het is toegankelijk voor elke gedetineerde die aan zijn of haar drugproblematiek wil werken, los van het detentiestatuut, gender en het stadium van gedragsverandering waarin hij of zij verkeert. Daardoor is het laagdrempelig van aard. Het is gebaseerd op cognitieve gedragstherapie, op het ontwikkelen van vaardigheden om het gebruik te stoppen of te verminderen en om het risico van terugval in problematisch druggebruik en daarmee terugval in criminaliteit te beperken.

 

Wereldwijd criminologisch onderzoek toont immers de correlatie aan tussen problematisch druggebruik en criminaliteit. De gevangenispopulatie wordt gekenmerkt door een oververtegenwoordiging van problematische druggebruikers. Door een dergelijk laagdrempelig programma kan een veelheid aan druggebruikende criminelen met een divers gebruikerspatroon worden bereikt.

 

Mevrouw Dillen, in antwoord op uw tweede vraag, op een studiedag naar aanleiding van tien jaar Believe, werd het resultaat van het onderzoek van Max Vandenbroucke en An Coucke gepresenteerd. Hieruit bleek dat het recidivecijfer van zware druggebruikers met een zelfde profiel 30 % lager ligt voor wie het Believeprogramma volgde.

 

Ik kom nu tot het antwoord op de derde vraag van mevrouw Dillen en de tweede vraag van mevrouw Marghem.

 

Ce programme est entièrement financé par Cellmade en tant que projet bien-être 2022. Le coût s'élève à 13 000 euros. L'évaluation aura lieu en cours et à l'issue de cette année.

 

Wat de vierde vraag van mevrouw Dillen betreft, de opdracht zal worden geëvalueerd na afloop van de opdracht, met name in januari 2023.

 

Voor de vijfde vraag van mevrouw Dillen et la troisième question de Mme Marghem merk ik op dat het programma in Gent naar het voorbeeld is van een drugprogramma dat al enkele jaren geleden in Oudenaarde is uitgerold. Door de ervaring in Oudenaarde willen andere inrichtingen dat voorbeeld volgen: Gent, Leuven-Hulp, Leuven-Centraal, Antwerpen, Dendermonde, Beveren en Wortel.

 

Het EPI waakt over de inhoudelijke afstemming tussen de programma's over de inrichtingen heen en over de coherentie binnen het penitentiair drugbeleid. Op die manier wordt vermeden dat een gedetineerde bij een mogelijke overplaatsing of wederopsluiting opnieuw van nul moet beginnen en kan de continuïteit van de behandeling worden opgezet.

 

L'introduction de ce programme qui peut exister grâce au financement de Cellmade sera examinée annuellement.

 

Enfin, pour répondre à votre première question sur les contrôles anti-drogue, madame Marghem, pendant la crise corona mais seulement en 2020, le nombre de contrôles anti-drogue à l'aide de chiens détecteurs de drogues était plus faible. Entre-temps, ce nombre est revenu à un niveau normal, c'est-à-dire à 180 contrôles par an. Par exemple, ce nombre était de 148 en 2014, de 133 en 2016, de 165 en 2018 et de 165 en 2018 et de 62 en 2020. Avec ses 183 contrôles, 2021 était donc la meilleure année depuis longtemps. Voici donc mes réponses, madame la présidente.

 

07.04  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, dank u voor uw uitvoerige en gedetailleerde antwoord. U hebt een evaluatie aangekondigd voor januari 2023, en dat is belangrijk, want het probleem is ernstig. Een derde van de verslaafde gedetineerden is daar binnen de gevangenismuren mee begonnen, nog los van de vraag hoe ze zo gemakkelijk aan die drugs blijven komen. Dit probleem behoeft aandacht en we zullen het opvolgen.

 

07.05  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse très complète et je me réjouis et me félicite de la baisse du taux de récidive en lien avec l'existence de ces programmes et les reprises des contrôles.

 

J'espère que ce programme pourra être étendu et systématisé dans l'ensemble des prisons du Royaume.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De zelfdodingscijfers in de gevangenissen" (55026822C)

08 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le taux de suicide dans les prisons" (55026822C)

 

08.01  Marijke Dillen (VB): Uit het recente jaarrapport over de Europese gevangenissen van de Raad van Europa blijkt dat de zelfmoordcijfers in de Belgische gevangenissen dubbel zo hoog liggen als het Europese gemiddelde en tien keer hoger dan in de algemene bevolking. Per 10.000 gedetineerden zijn er 15,4 zelfdodingen. Van alle overlijdens in de gevangenissen is één op drie het gevolg van zelfdoding. Enkel in Frankrijk, Letland en Portugal ligt het zelfdodingscijfer onder gedetineerden hoger dan in ons land.

 

De oorzaken hiervan blijken niet echt gekend te zijn. Toch wordt er verwezen naar uiteenlopende verklaringen voor deze trieste cijfers. Zo wordt er aangegeven dat de structurele overbevolking in onze gevangenissen die maar niet opgelost raakt hier een invloed op kan hebben. Deze situatie is bijzonder moeilijk voor het personeel dat structureel onderbemand is. Terecht stelt de voorzitter van de Centrale Toezichtraad voor het gevangeniswezen Marc Nève: “Het werk is waanzinnig geworden door de waanzin van de overvolle cellen". Maar dit heeft ook gevolgen voor de gedetineerden die in vaak mensonwaardige omstandigheden in de cel moeten verblijven.

 

Ook het hoge druggebruik is een groot probleem en kan mee een verklaring zijn voor de hoge zelfdodingscijfers.

 

De trieste cijfers uit het recente jaarrapport over de Europese gevangenissen van de Raad van Europa betreffende de zelfdoding moeten aandacht krijgen binnen het gevangenissenbeleid. De oorzaken hiervan worden echter niet aangegeven. Gaat de minister initiatieven nemen om de oorzaken voor deze trieste cijfers te onderzoeken en in kaart te brengen?

 

Werken aan preventie is ook hier belangrijk. De hulp- en dienstverlening en preventieve gezondheidszorg in de gevangenissen zijn een bevoegdheid van de gemeenschappen. Het aanbod van psychologische begeleiding in de gevangenissen is echter ontoereikend. Dit bleek reeds uit een studie van het federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg in de Belgische gevangenissen (2017) dat erg kritisch was over de geestelijke gezondheidszorg in de gevangenissen. Heeft de minister deze legislatuur reeds initiatieven nemen om met de gemeenschappen te overleggen om hen te wijzen op hun verantwoordelijkheden en om aan te dringen om het aanbod van psychologische begeleiding in de gevangenissen en de preventieve gezondheidszorg te versterken? Zo ja, wat zijn hiervan de resultaten? Zo neen, gaat u een dergelijk initiatief nemen?

 

08.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, een gevangenis is geen geïsoleerde omgeving maar een afspiegeling van de maatschappij. U weet – of u weet dat niet, maar dan weet u het nu – dat uit gegevens van de website mijngezondheid.belgie.be blijkt dat België de hoogste zelfmoordcijfers heeft van 15 EU-landen, zowel bij mannen als bij vrouwen. In vergelijking met het gemiddelde van 15 EU-landen liggen de zelfmoordcijfers in België 1,6 keer hoger bij mannen en 1,8 keer hoger bij vrouwen.

 

Een internationale vergelijking van sterftecijfers door zelfdoding moet echter met de nodige omzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien verschillen in sociaal-culturele context en levenskwaliteit de vergelijkbaarheid tussen landen belemmeren. Deze waarschuwing mag echter niet dienen om deze problematische cijfers te minimaliseren.

 

Dezelfde bedenking kan worden gemaakt voor de gevangenissen. Uit recent wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de risicofactoren die in de vrije samenleving geïdentificeerd worden, ook in de gevangenis van belang zijn. Daarnaast zijn er ook factoren die gelinkt zijn aan de capaciteit van de detentieomgeving en het leefklimaat in onze gevangenissen. Deze worden meegenomen in een globaal suïcidepreventiebeleid in de gevangenissen.

 

Dan kom ik aan uw tweede vraag. Ik ben het eens met u dat het aanbod niet toereikend is. De geestelijke gezondheidszorg maakt deel uit van een globale hervorming van de penitentiaire gezondheidszorg. Op 23 februari 2022 werd op de interministeriële conferentie Volksgezondheid beslist om de penitentiaire gezondheidszorg op basis van een visietekst te concretiseren. Er zijn vijf werkgroepen, met twee transitiemanagers. De geestelijke gezondheidszorg wordt binnen de werkgroep Zorg opgevolgd. Aan die werkgroepen nemen naast Justitie en Volksgezondheid ook de deelstaten deel.

 

In afwachting van de overheveling van gezondheidszorg naar Volksgezondheid, neem ik verschillende initiatieven om de gezondheidszorg in gevangenissen te versterken. Zo werden de zorgkaders van de instellingen in Paifve en Merksplas uitgebreid. Hetzelfde zal worden toegepast in alle annexen. Dat heb ik ook verteld in antwoord op de vraag van mevrouw Matz.

 

Preventie van zelfdoding binnen de gevangenissen is een gedeelde verantwoordelijkheid van zowel de Gemeenschappen als de federale diensten. In de basisopleiding van onze medewerkers in de gevangenissen komt de problematiek rond zelfdoding, hoe de signalen te herkennen en hoe hierop te reageren, uitgebreid aan bod. Dat gebeurt niet alleen bij psychologen, mevrouw Dillen, maar ook bij penitentiair personeel. De toekomstige detentiebegeleiders zullen nog verder inzetten op het leefklimaat in de gevangenissen.

 

Voor de uitwerking van het suïcidepreventiebeleid in de gevangenissen wordt er samengewerkt met expertenorganisaties uit de vrije samenleving. Daardoor kan de concrete aanpak verschillen tussen gevangenissen in Vlaanderen en in Wallonië. Bij alle Franstalige gevangenissen is er een samenwerking uitgewerkt met de ASBL Un pass dans l'impasse, gebaseerd op de observatie dat de mentale gezondheid van gedetineerden negatief wordt beïnvloed door opsluiting. Er bestaan in Vlaamse gevangenissen reeds lokale draaiboeken rond suïcidepreventie, die samen met de diensten van de Vlaamse Gemeenschap werden opgesteld.

 

Daarnaast wordt momenteel verder geïnvesteerd in de uitwerking van het geharmoniseerde beleid over de verschillende gevangenissen. Bij de uitwerking van dit beleid worden verschillende disciplines binnen het EPI betrokken en er wordt overlegd met de diensten van de verschillende Gemeenschappen. Elke zelfdoding is er een te veel. We moeten inzetten op preventie. Wanneer er toch een zelfdoding gebeurt, wordt de situatie intern geanalyseerd om te bekijken of er lessen uit kunnen worden getrokken met het oog op bijsturing.

 

08.03  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, u hebt duidelijke en volledige informatie gegeven, die toch wel zeer interessant is. België heeft inderdaad de hoogste zelfmoordcijfers. Dat is niet nieuw, het vormt al decennialang een ernstig probleem. Ik zat in het verleden in de commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding van het Vlaams Parlement, waar gewerkt werd aan preventie. Dat was een problematiek die ieder jaar terugkeerde. Deze week is de preventie van zelfdoding nog uitvoerig aan bod gekomen in de media. Het is heel belangrijk aandacht te besteden aan preventie, niet alleen in de samenleving maar ook in onze gevangenissen. Tegelijkertijd moet er ook worden gewerkt aan een aantal van de oorzaken. U hebt zelf enkele oorzaken aangehaald, zoals de capaciteit binnen de gevangenis en de leefkwaliteit waaraan moet worden gewerkt. Daarover zijn we het eens.

 

Ik heb nog een bijkomende vraag. U sprak over de overheveling van de gezondheidszorg. Bestaat daar al een timing voor?

 

08.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Op 23 februari vond de IMC plaats, met de vijf werkgroepen. We zullen waarschijnlijk stapsgewijs te werk gaan. We zullen de overheveling doen voor de gevangenissen van Haren, Dendermonde, en nieuw-Dendermonde en de detentie- en transitiehuizen. In een latere fase zal dit gebeuren voor de andere gevangenissen. Dat plan ligt nu voor. Hopelijk halen we dat. We zijn natuurlijk sterk afhankelijk van de samenwerking met Volksgezondheid en de deelstaten, Justitie kan dit niet alleen doen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: Mevrouw Rohonyi is weerhouden in een andere commissie.

 

09 Questions jointes de

- Claire Hugon à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La situation du Service des Tutelles pour les MENA et les candidatures en attente" (55026882C)

- Nathalie Gilson à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le budget alloué aux tuteurs pour les réfugiés mineurs" (55027049C)

09 Samengevoegde vragen van

- Claire Hugon aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De situatie bij de dienst Voogdij voor NBMV's en de hangende kandidaturen" (55026882C)

- Nathalie Gilson aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het budget voor voogden van minderjarige vluchtelingen" (55027049C)

 

09.01  Claire Hugon (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, lors de votre note de politique générale 2022, j'avais eu l'occasion d'attirer votre attention sur la situation des tuteurs MENA. Dernièrement, j'ai pris connaissance avec attention des réponses que vous avez pu apporter aux questions qui vous ont été posées lors des 3 séances précédentes, notamment par mon collègue Segers, concernant la situation des tuteurs MENA en lien avec le contexte ukrainien. Vous avez notamment indiqué explorer la possibilité de recruter 60 personnes supplémentaires issues de la diaspora ukrainienne.

 

La crise ukrainienne, vous l'avez relevé, a aggravé une situation déjà compliquée. Le 17 mars dernier, le service a d'ailleurs entamé une grève pour dénoncer le manque de personnel dans un contexte de travail accru. Le 21 mars, l'association ATF-MENA sollicitait une réunion avec le Service des Tutelles, votre collègue en charge de l'Asile et de la migration, et vous-même afin de dégager des solutions. On me rapporte également un cas, qui ne semble pas isolé, où une candidature de tutrice bénévole déposée en octobre 2021 n'a toujours reçu aucun suivi aujourd'hui et que le service se dit incapable de prendre en charge d'ici la fin 2022 ! Ce traitement très lent, qui est bien sûr tout à fait démotivant pour les candidats tuteurs, est aussi difficilement compréhensible au regard des besoins criants et des conséquences désastreuses pour les MENA qui ne bénéficient pas de l'accompagnement de tuteurs alors que leur énorme vulnérabilité le rend d'autant plus nécessaire.

 

Voici mes questions :

 

- pouvez-vous nous donner un état des lieux actualisé de la situation et du nombre de dossiers en attente, ukrainiens et autres, depuis votre dernière réponse ?

 

- outre les moyens supplémentaires liés à la crise ukrainienne, il convient également de trouver des solutions au sous-équipement structurel du Service des Tutelles et aux difficultés que connaissent les tuteurs et tutrices. Quel est le volume du Service des Tutelles ? Quelles sont ses missions exactes ? De quels moyens structurels supplémentaires aurait-il besoin pour mener à bien ses missions, et plus spécifiquement pour traiter les candidatures de tuteurs bénévoles dans des délais raisonnables ? Avez-vous pu rencontrer les représentants des tuteurs et tutrices bénévoles pour faire le point avec eux et dégager des pistes de solutions de nature à améliorer les conditions dans lesquelles ils exercent cette activité?

 

09.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, chère collègue, le 19 avril, 957 mineurs étrangers non accompagnés étaient en attente de la désignation d'un tuteur. Environ 200 d'entre eux sont actuellement  encore hébergés dans un centre d'observation et d'orientation de Fedasil. Le Service des Tutelles ne leur désignera un tuteur que lorsqu'ils passeront à un accueil de deuxième phase. Sur les 957 mineurs non accompagnés, 520 sont d'origine ukrainienne.

 

Le Service des Tutelles compte 31 collaborateurs parmi lesquels des chauffeurs, des assistants administratifs, des travailleurs sociaux et des juristes.

 

La mission du Service des Tutelles est décrite dans la loi-programme du 24 décembre 2002. Il coordonne et supervise l'organisation matérielle du travail des tuteurs, plus précisément l'agrément et le retrait de l'agrément des tuteurs, la désignation des tuteurs, la formation des tuteurs, l'identification et l'examen médical en cas de doute sur l'âge du mineur, la coordination de l'accès au territoire, du séjour, de l'expulsion avec les autorités responsables de l'accueil et de l'hébergement ainsi qu'avec les autorités des pays d'origine des enfants, notamment pour retrouver leur famille ou trouver d'autres structures d'accueil. Il veille aussi à ce qu'une solution durable, dans l'intérêt supérieur du mineur, soit recherchée dans les plus brefs délais par les autorités compétentes.

 

Le 1er avril dernier, le Conseil des ministres a approuvé une provision de 800 millions d'euros pour des actions liées à la guerre en Ukraine. Le Service des Tutelles a besoin d'une augmentation significative des effectifs et de 60 tuteurs employés supplémentaires pour faire face aux conséquences. Je vais soumettre ma demande détaillée de budget pour le Service des Tutelles cette semaine à l'inspecteur des finances, dans le but d'arriver au Conseil des ministres le plus vite possible, d'une part, pour la mise en place en matière de lutte contre la traite des êtres humains et, d'autre part, pour le renforcement du Service des Tutelles et le recrutement des tuteurs employés supplémentaires.

 

En ce qui concerne les investissements dans la tutelle, il est important que le Service des Tutelles soit mieux à même d'accomplir les tâches décrites ci-dessous grâce à ces investissements et que, de cette manière, la liste d'attente puisse également être supprimée le plus rapidement possible.

 

Entre-temps, un appel interne a été lancé par le biais du programme "Special Federal Forces" pour un renforcement temporaire du Service des Tutelles. Ce dernier se concentre déjà, avec les associations qui peuvent offrir des tuteurs employés, en vue de préparer les protocoles d'accord de cette extension de coopération.

 

09.03  Claire Hugon (Ecolo-Groen): Merci, monsieur le ministre, pour ces réponses. Je suis contente de savoir que le renforcement déjà annoncé est en cours.

 

De façon plus générale, je voulais également attirer votre attention sur les retards dans le traitement des candidats tuteurs bénévoles. J'ai en effet reçu des retours de personnes candidates, qui se plaignent de l'absence de suivi de la part des services. À partir du moment où les listes d'attente augmentent, nous comprenons que c'est démotivant pour les personnes qui ont posé leur candidature. Par ailleurs, c'est difficilement compréhensible au regard des besoins. Il me paraît vraiment important de pouvoir accélérer en priorité le traitement des candidatures des tuteurs, afin d'améliorer la rapidité de prise en charge des mineurs étrangers non accompagnés.

 

J'aurais aimé vous entendre sur des solutions concrètes liées à ces questions. Ce sera peut-être pour une prochaine fois.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de Claire Hugon à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le travail pénitentiaire à Haren et la concurrence potentielle avec les ETA" (55026884C)

10 Vraag van Claire Hugon aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De gevangenisarbeid in Haren en de mogelijke concurrentie met de maatwerkbedrijven" (55026884C)

 

10.01  Claire Hugon (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, le 24 mars dernier avait lieu un "jeudi de l'hémicycle" au Parlement francophone bruxellois, consacré au secteur des entreprises de travail adapté, ces entreprises qui proposent du travail pouvant être réalisé par des personnes en situation de handicap n'ayant pas accès à d'autres formes d'emploi.

 

Les représentants du secteur  des ETA y ont mis en exergue l'ouverture prochaine de la prison de Haren comme porteuse d'une importante concurrence pour eux dans les prochaines années car les ateliers de production prévus concernent des métiers très proches de ceux des ETA : conditionnement, menuiserie, reliure, etc. Ils qualifient cette concurrence de "déloyale" étant donné les prix pratiqués : la prison facture 5 à 6 euros/h, alors que le seuil de rentabilité des ETA est à 8,5 euros/h pour des travailleurs qui, contrairement aux détenus, ont un statut social et qui en outre travaillent moins rapidement; l'estimation partagée par le secteur est que le travail dans une ETA est 3 à 4 fois moins concurrentiel que le travail en prison. Le représentant concluait ainsi : "notre demande est très claire : ce n'est pas arrêter le travail en prison, c'est simplement aligner les prix".

 

Si l'ouverture de Haren attise à nouveau les craintes, ceci n'est en réalité pas nouveau : déjà en 2011 une convention fondée sur la collaboration entre ces deux secteurs avait été signée entre les fédérations d'ETA et la Régie pénitentiaire pour sortir de cette impasse. La convention permettait d'aligner les tarifs voire de refuser des marchés si une concurrence était détectée. Elle a ensuite été cassée en justice mais il me semble qu'il reste possible de revenir à l'esprit qui avait présidé à sa signature.

 

Monsieur le ministre, une analyse de la situation et de cette éventuelle concurrence a-t-elle été menée ? Avez-vous eu l'occasion de rencontrer le secteur des ETA de la région afin de discuter de cette situation et d'envisager ensemble des solutions ? Qu'envisagez-vous de mettre en place pour éviter une mauvaise concurrence entre le travail des détenu.e.s et la mise à l'emploi des personnes en situation de handicap?

 

10.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Chers collègues, à la suite d'une plainte d'un client de la Régie du travail pénitentiaire (RTP), qui a dénoncé la convention pour concurrence déloyale, les fédérations patronales ont mis fin à cette convention de 2011 en février 2013. La RTP continue néanmoins à travailler dans l'esprit de la convention. La RTP s'est restructurée et modernisée. Elle a développé des activités commerciales via six équipes régionales composées chacune, entre autres, de deux account managers. La RTP a également développé son identité commerciale qui s'appelle Cellmade. Il est dès lors logique qu'on parle de plus en plus de Cellmade. C'est un joli nom, Cellmade!

 

Les détenus n'ont en effet pas de contrat de travail car ils ne reçoivent pas un salaire mais une gratification. Cellmade ne paye pas de cotisations sociales mais Cellmade ne reçoit pas non plus de subsides. Le tarif de base de Cellmade est actuellement de minimum 6 euros de l'heure. Pour ce tarif, Cellmade met à disposition de l'entrepreneur privé une surface et une main d'œuvre. C'est à l'entrepreneur privé d'acheminer dans l'atelier les matières premières, les machines, l'outillage et les vêtements spécifiques. Si Cellmade fait face à des coûts supplémentaires de production, ces coûts sont ajoutés aux 6 euros de l'heure. Dans les ateliers de production, le tarif minimum est de 8 à 9 euros de l'heure. Par ailleurs, il faut souligner que Cellmade fait face à plusieurs inconvénients commerciaux. J'en citerai trois.

 

Premièrement, le déficit d'image. L'image véhiculée par le monde pénitentiaire n'est pas toujours facile à assumer par les entrepreneurs qui font appel à nos services. Deuxièmement, l'accessibilité des établissements. Entrer et sortir de prison est chronophage. Il faut se plier à des mesures de sécurité et de contrôle qui sont des freins pour faire appel à Cellmade. Troisièmement, les délais ne sont pas toujours respectés en raison du manque de personnel ou des grèves.

 

Ceci concerne le tableau général. En ce qui concerne plus spécifiquement Haren, les premiers ateliers vont ouvrir leurs portes à la fin de cette année. Cela signifie également que ceux de Forest et de Berkendael vont fermer. Les premiers clients qui vont arriver à Haren seront dès lors ceux qui collaborent déjà actuellement avec ces ateliers. En ce qui concerne le site de Saint-Gilles, l'impact de la décision de garder une partie de l'infrastructure pour l'ouverture de ces ateliers est encore à l'étude.

 

Plusieurs clients actuels de Cellmade vont également augmenter leur collaboration en développant certaines activités à Haren. Il est donc encore trop tôt pour savoir quelle sera l'évolution à Haren.

 

Je tiens enfin à souligner la nécessité de continuer à offrir du travail aux détenus. Le travail dans les prisons n'est pas neuf. Il est présent dans tout le pays et doit rester à des prix concurrentiels car ce travail est un véritable outil de réinsertion et de lutte contre la récidive.

 

Cela n'avait auparavant pas posé de problème. Par conséquent, je ne vois pas pourquoi ce serait différent à Haren.

 

Par ailleurs, 1 700 détenus travaillent dans les ateliers. Les travaux y sont exécutés pour le compte d'entrepreneurs privés, en comparaison des 25 000 travailleurs employés dans les entreprises de travail adapté. Le travail pénitentiaire représente donc moins de 7 %.

 

Pour conclure, je puis vous rassurer: nous sommes toujours ouverts à la concertation avec les entreprises de travail adapté.

 

Madame la présidente, veuillez m'excuser, car j'ai dépassé mon temps de parole de 55 secondes.

 

10.03  Claire Hugon (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie de cet état des lieux.

 

Pour être très claire, je ne remettais évidemment pas en cause l'importance et l'utilité du travail pénitentiaire. Je sais que nous sommes d'accord à ce sujet, même si cela devrait pouvoir s'organiser au moyen d'un contrat de travail, d'une rémunération plus élevée et des droits sociaux qui les accompagnent. Bref, c'est un autre débat!

 

Il importe, en tout cas, de ne pas installer une concurrence entre deux secteurs qui visent à offrir du travail à des gens en difficulté. J'entends que vous m'assurez que la situation actuelle ne va pas être bouleversée et que vous restez ouvert à la concertation. Étant donné les craintes exprimées par le secteur des ETA, il me paraîtrait utile de prendre une initiative à leur égard, en vue d'apaiser les inquiétudes qui restent assez vives.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Vanessa Matz à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le financement des peines alternatives" (55026896C)

11 Vraag van Vanessa Matz aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De financiering van de alternatieve straffen" (55026896C)

 

11.01  Vanessa Matz (Les Engagés): Madame la présidente, monsieur le ministre, nous le savons tous, la prison devrait être le remède ultime pour sanctionner les personnes délinquantes. La récidive est énorme en Belgique et le système carcéral y est pour beaucoup.

 

Vous avez dit être favorable au développement de peines alternatives et, dans le même temps, vous souhaitez exécuter toutes les courtes peines. Une sanction doit être exécutée, c'est bien clair, mais de quelles sanctions parlons-nous? De ces sanctions qui amènent inévitablement à la récidive puisque la prison ne guérit pas, bien au contraire, ou de ces peines de prison qui pourraient être transformées en peines constructives pour la personne condamnée et pour la société en général.

 

La presse relatait les montants astronomiques qui sont alloués pour chaque personne détenue et les cacahuètes – excusez-moi l'expression – allouées aux peines alternatives. Que les prisons doivent absolument être refinancées, c'est une évidence, mais ne faut-il pas mettre aussi les moyens pour des méthodes alternatives dont les scientifiques affirment depuis longtemps qu'elles pourraient diminuer drastiquement le taux de récidive? La réforme du Code pénal devrait ainsi aller dans ce sens pour amorcer un changement d'application de la loi pénale.

 

Monsieur le ministre, quelle est votre analyse de la situation? Quelles sont vos perspectives en matière de financement des sanctions alternatives? Ne faut-il pas une aide du fédéral aux entités fédérées pour améliorer ces perspectives et faire fonctionner ces méthodes? Votre réforme du Code pénal va-t-elle résolument dans ce sens?

 

Je me permets d'illustrer mon propos par un exemple. J'ai visité hier un refuge pour animaux où des personnes exécutant une peine alternative sont régulièrement employées. Les responsables de ce refuge me rappelaient toute l'importance de continuer. Vraisemblablement, cela se passe très bien tant pour les personnes effectuant une peine alternative que pour le refuge pour qui leur travail est appréciable dans des temps qui sont difficiles pour toutes les associations. Ils me rappelaient donc l'importance de ce système et de son financement pour pouvoir continuer à leur envoyer des personnes.

 

11.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, chère collègue, l'article auquel vous faites référence est lié aux 25 ans de l'ASBL Arpège-Prélude qui dispense des formations dans le cadre des subsides gérés par les Communautés.

 

Lors de la sixième réforme de l'État, une partie des montants liés à ces subsides a été transférée au budget de ces Communautés. C'est le cas des subsides versés à cette ASBL. Certains de ces budgets sont restés au sein du budget fédéral et sont versés notamment pour les projets de peine de travail, de formation, de thérapie et ce, sur la base des décisions prises par les Communautés au sein de la Conférence interministérielle Maisons de justice.

 

Depuis cette sixième réforme, ce sont donc les Communautés qui sont en charge du suivi et de l'encadrement de ces mesures alternatives. C'est donc vers elles que devrait se diriger votre question.

 

Cela étant, sur le fond, je dois souligner que j'ai toujours soutenu que la prison devait être le remède ultime et que d'autres options devaient être prises avant d'en arriver à prononcer une peine d'emprisonnement. C'est la raison pour laquelle je défends ardemment les initiatives que l'approche M, la politique de réaction immédiate – apparemment, cela s'appelle du tac au tac –, ou encore les champs de réparation, autant d'exemples de peines alternatives.

 

En matière de roulage, je suis également favorable à l'utilisation de mesures alternatives. En effet, les chiffres montrent que celles-ci sont beaucoup plus efficaces. Ainsi, les récidives ont chuté de 41 % après que les conducteurs condamnés pour une infraction au Code de la route ont dû suivre un programme d'apprentissage obligatoire auprès de VIAS, mais c'est surtout la réforme du Code pénal, dont on a déjà parlé aujourd'hui, qui va véritablement apporter une révolution copernicienne pour donner un nouveau sens aux peines.

 

En attendant, je vous rappelle que des montants énormes sont investis par ce gouvernement en recrutement de personnel pour les prisons et leur nouvelle fonction d'accompagnateurs de détention, mais également pour la mise en place des maisons de détention qui permettront également de lancer l'initiative des détentions à petite échelle, dont tous les acteurs s'accordent à dire que c'est une excellente initiative. Ce n'est pas une peine alternative, mais l'effet est le même. C'est la raison pour laquelle, croyez-moi, les montants évoqués sont loin d'être des cacahuètes.

 

Je suis aussi convaincu que si le juge prononce une peine de prison, celle-ci doit être exécutée.

 

11.03  Vanessa Matz (Les Engagés): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Si je comprends bien, il n'y a plus aucun financement fédéral concernant les peines alternatives. En raison de la réforme de l'État, l'ensemble des moyens pour organiser ces peines alternatives vont vers les maisons de justice et donc vers les Communautés. Il me semblait qu'il restait des budgets fédéraux pour financer les peines alternatives.

 

11.04  Vincent Van Quickenborne, ministre: Je peux vous fournir le détail par écrit. Il n'y a pas de problème. Certains budgets restés au sein du budget fédéral sont versés pour assurer des projets de peines de travail et de formation, basés sur des décisions prises par les Communautés et ce, en Conférence interministérielle.

 

11.05  Vanessa Matz (Les Engagés): Et vous avez les montants? Ce serait bien de nous les envoyer!

 

11.06  Vincent Van Quickenborne, ministre: Absolument!

 

11.07  Vanessa Matz (Les Engagés): Il y a le volet prison, sur lequel vous augmentez le budget pour créer, au sein de la prison, une forme de parcours de détention. On s'en réjouit, mais aucun budget complémentaire n'est prévu à destination des entités fédérées pour organiser des peines alternatives.

 

Si vous pouviez me transmettre les chiffres demandés, ce serait bien, parce que j'entends aussi votre volonté de dire qu'en matière de roulage, vous constatez qu'une peine alternative a plus d'effets qu'une peine de prison.

 

Évidemment, il ne s'agit pas de contester la légitimité d'une peine – ce n'est pas mon propos – mais plutôt de réfléchir à une solution plus efficace et moins onéreuse qu'une place en prison.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11.08  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, madame Matz, veuillez m'excuser, mais il me reste le temps pour une seule question, car un kern se réunit à midi. 

 

La présidente: Nous en arrivons à la question n° 55026898C de Mme Matz sur le déficit de directeurs de prison.

 

11.09  Vanessa Matz (Les Engagés): J'ai également, ainsi que d'autres collègues, une question sur les soins de santé. Avez-vous le temps, monsieur le ministre?

 

La présidente: M. le ministre ne peut pas rester.

 

11.10  Vincent Van Quickenborne, ministre: Si tous les députés renvoient au texte écrit de leurs questions, je peux vous en donner les réponses et écouter vos répliques. Si vous souhaitez intervenir en lisant vos questions, là, je crains que je n'aurais pas le temps parce que je dois être au kern à midi. Le premier ministre commence toujours à temps.

 

12 Questions jointes de

- Vanessa Matz à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les soins de santé en prison" (55026897C)

- Claire Hugon à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le décès d'un détenu à la prison de Nivelles le 27 novembre 2021" (55026907C)

- Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les soins de santé des détenus à la prison de Nivelles et le transfert des compétences" (55027022C)

- Khalil Aouasti à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le décès d'un détenu à la prison de Nivelles" (55027079C)

12 Samengevoegde vragen van

- Vanessa Matz aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De gezondheidszorg in de gevangenis" (55026897C)

- Claire Hugon aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het overlijden van een gedetineerde in de gevangenis van Nijvel op 27 november 2021" (55026907C)

- Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De gezondheidszorg voor gedetineerden in de Nijvelse gevangenis en de overheveling v.d. bevoegdheden" (55027022C)

- Khalil Aouasti aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De dood van een gedetineerde in de gevangenis van Nijvel" (55027079C)

 

12.01  Vanessa Matz (Les Engagés): Monsieur le vice-premier ministre, un détenu est décédé à la prison de Nivelles en novembre dernier. L'observatoire international des prisons relève que ce décès serait du au fait que le malade n'aurait pas eu la possibilité d'être ausculté, si ce n'est à distance.

 

L'OIP a été interpellé par des personnes qui sont en lien direct avec la prison de Nivelles et qui dénoncent que rien n'est décidé sur ce qu'il faut faire en cas de problème médical urgent

 

L'organisme dénonce l'absence de continuité des soins et – plus largement – les violations du droit à la santé des détenus même si votre volonté est d'améliorer cette qualité de soins.

 

Monsieur le vice-premier ministre,

 

Voici mes questions ,

1.Quelle est votre analyse des causes de ce décès suite à l'annonce de l'OIP?

 

2.Quelles sont les mesures que vous avez prises et prenez pour faire face à ces déficits de soins médicaux appropriés dans les prisons?

 

Je vous remercie pour vos réponses.

 

12.02  Claire Hugon (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, le 12 janvier dernier, je vous interrogeais sur le décès d'un détenu à la prison de Nivelles. Vous m'avez indiqué que le détenu avait été vu par un médecin dans les 24h de son arrivée, comme l'exige la loi, qu'il avait reçu des médicaments mais qu'aucun problème grave n'avait été identifié, et que son décès était inattendu.

 

La presse de ce 13 avril relaie la version suivante: Monsieur Z n'aurait été examiné à son arrivée qu'à travers un guichet car la porte ne pouvait pas être ouverte; malgré des vomissements allant en s'aggravant - et accompagnés de sang depuis la veille du décès - et un affaiblissement important du détenu, celui-ci n'aurait pas fait l'objet d'une consultation en bonne et due forme sur les plus de 48h qu'il aura passées à la prison de Nivelles.

 

Le Parquet de Nivelles est saisi et l'information judiciaire est en cours; ce n'est pas sur l'aspect judiciaire que je souhaite vous interroger aujourd'hui.

 

Le 10 décembre, sur la base des renseignements qui lui étaient rapportés, le Conseil de surveillance pénitentiaire adressait un courrier au Directeur général des établissements pénitentiaires afin de demander l'ouverture d'une enquête interne. Il semblerait que cette demande n'ait pas reçu de réponse à ce jour.

 

Monsieur le ministre, voici mes questions :

- l'examen médical à l'arrivée d'un détenu, conduit à travers une porte et non directement sur cette personne, répond-il au prescrit de l'art. 89 la loi de 2005?

 

- selon l'OIP, à Nivelles, dès 15h30 aucune présence médicale ou infirmière n'est assurée, même par téléphone, et les généralistes de la Ville refuseraient de venir sur place. Ce problème n'est pas restreint à la prison de Nivelles mais est généralisé. De quelle formation disposent les agents pour déterminer si une intervention médicale urgente est nécessaire ou non ? La lourdeur de la procédure d'urgence nocture ne risque-t-elle pas de faire renoncer à une intervention nécessaire ? Quelles mesures pourraient être mises en place pour assurer un meilleur remplissage du cadre et ainsi un meilleur suivi de la santé en prison ?

 

- quelle suite a été ou sera réservée à la demande d'enquête interne du CCSP?

 

- que pouvez-vous répondre aux recommandations du CCSP concernant la révision des protocoles de suivi d'un décès en détention?

 

12.03  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le Ministre, le 27 novembre dernier, un détenu de la prison de Nivelles a été retrouvé mort dans sa cellule. Vous le savez, parce que vous avez déjà été interrogé à ce sujet, il y a déjà plusieurs semaines, par ma collègue Hugon.

 

Votre réponse à sa question m’a toutefois paru complètement insatisfaisante, en ce qu’elle donnait l’impression que tout allait bien, et qu’il n’y avait aucun problème en ce qui concerne les soins de santé des détenus à la prison de Nivelles.

 

Ce n’est en effet pas ce qu’il ressort de plusieurs témoignages et d’un récent communiqué de l’OIP qui dénoncent les violations du droit à la santé des détenus:

 

1.Le cadre médical ne serait toujours pas rempli, avec de nombreuses tranches horaires où aucun médecin ni infirmier n’est disponible, en présentiel ou par téléphone!

 

2.Les médecins généralistes refusent de se rendre dans la prison de jour comme de nuit et il revient aux agents sans aucune formation médicale de juger de la nécessité de faire appel au 112. Cette difficulté d’attirer des médecins externes est d’ailleurs répandue en Wallonie, notamment à la prison de Leuze, que j’ai eu l’occasion de visiter il y a quelques mois.

 

3.Lorsqu’il faut emmener des détenus à l’hôpital, ceux-ci sont emmenés par des agents et non par la police, qui ne se déplace pas systématiquement, ce qui a pour conséquence que la prison reste avec une permanence médicale insuffisante!

 

Si l’on regarde les prisons, ce n’est pas mieux. A Bruxelles, les rendez-vous chez les médecins spécialistes sont régulièrement annulés, faute d’effectifs policiers pour y acheminer les détenus. Les soins dentaires ont été suspendus entre août et octobre faute de local salubre et de dentiste. Quant aux problèmes de santé mentale, ils ne sont toujours pas adaptés, faute de personnel soignant.

 

En conséquence, Monsieur le Ministre:

 

•Reconnaissez-vous les problèmes identifiés concernant les soins de santé à la prison de Nivelles? Envisagez-vous d’y apporter une solution dans les meilleurs délais?

 

•Le directeur général des établissements pénitentiaires a été interpellé par le CCSP pour mener une enquête interne et revoir les protocoles particuliers à suivre après un décès en détention. Y êtes-vous favorable? Si non, pour quelle raison?

 

•Enfin, je vous avais interrogé en juin dernier quant au transfert des compétences relatives à la santé des détenus au SPF Santé Publique. Pouvez-vous m’informer sur l’avancement de ce transfert? Pouvons-nous espérer qu’il ait lieu avant la fin de la législature comme promis dans l’accord de gouvernement?

 

12.04  Khalil Aouasti (PS): Monsieur le Ministre, pendant les congés de Pâques, un article de presse est revenu sur le décès tragique d'un détenu à la prison de Nivelles le 27 novembre dernier.

 

Les membres de la commission de surveillance nous font part d'une autre version que celle qui vous a été communiquée et que vous avez transmise à la Chambre en janvier dernier.

 

En effet, il semblerait que:

 

1.Le 24.11, le détenu a été placé en cellule de punition et, alors qu'il était déjà souffrant, aucun médecin n'était présent pour l'examiner

 

2.Le 25.11, si un médecin s'est effectivement présenté, il n'a pu examiner le détenu la porte étant fermée en raison d'une « panne d'électricité »

3.Le 26 et 26.11, à nouveau, le détenu n'est pas vu par un médecin mais uniquement par une infirmière qui semble lui donner des médicaments sans visite médicale

 

4.Pendant la journée du 26, le codétenu semble tenter de prévenir à plusieurs reprises les agents et gardiens sans succès.

 

La suite tragique, nous la connaissons, c'est la découverte du détenu décédé dans sa cellule le 27.11 au matin.

 

Nous lisons qu'une enquête au parquet est actuellement en cours.

 

Monsieur le Ministre,

 

•Avez-vous pris connaissance du rapport de la commission de surveillance qui semble contredire les informations qui vous ont été communiquées en premier lieu?

 

•Quid d'une enquête administrative interne? A-t-elle été initiée? Si non, pourquoi? Si oui, à quelle date sont fixées la remise des conclusions ?

•La question de la présence de médecins, et plus globalement des soins de santé, en prison est structurelle. Quid des mesures assurant un accès fondamental aux soins de santé en prison et quelles mesures prendre pour améliorer la situation à court terme, situation dont on sait qu'elle est loin d'être optimale?

 

Merci pour vos réponses.

 

12.05  Vincent Van Quickenborne, ministre: Chers collègues, vos questions abordent quatre points différents.

 

Premièrement, s'agissant du décès fin novembre d'un détenu à la prison de Nivelles, j'ai déjà eu l'occasion de répondre sur ce qu'il s'est passé et sur ce qui m'a été rapporté par mes services. Le décès de l'intéressé a été signalé comme il se doit au parquet, qui a envoyé un médecin légiste. Ce dernier a conclu à une mort naturelle.

 

Auparavant, le détenu avait été vu par le médecin et s'était effectivement plaint de douleurs au ventre le soir précédant son décès. L'assistant pénitentiaire de service l'a donc vu avant de quitter son service mais l'état de l'intéressé n'a pas été jugé alarmant. Il a toutefois été inscrit sur la liste des détenus à voir par le médecin le lendemain et l'assistant pénitentiaire a demandé au service de nuit d'être attentif à l'évolution de la situation.

 

Il n'a pas été nécessaire de demander une surveillance spéciale pour l'intéressé car à Nivelles, cette surveillance est en place pour tous les arrivants, ce qui était le cas de cette personne. Il a donc été vu plusieurs fois durant la nuit. De plus, l'intéressé se trouvait dans une cellule avec un autre détenu. Aucun incident n'a été signalé durant la nuit. Malheureusement, le lendemain, le décès a été constaté. Il a été considéré comme naturel.

 

Le Conseil central de surveillance pénitentiaire a interpellé le parquet qui a demandé d'autres devoirs et auditions pour faire toute la lumière sur le déroulement complet de ces événements. Je ne manquerai pas de vous tenir informés des suites éventuelles.

 

Vous comprendrez, chers collègues, que je ne peux à ce stade vous donner plus d'éléments sur cette triste affaire.

 

Vos questions m'interpellent également sur les protocoles à suivre en matière de décès.

 

Comme je l'avais souligné en janvier, il existe des procédures claires en matière de décès. Elles passent notamment par le fait de prévenir le parquet et le médecin traitant ou les services d'urgence. Il n'y a donc pas a priori de raisons particulières de revoir ces procédures. J'ai toutefois demandé à mon administration d'analyser les éventuelles améliorations que l'on pourrait encore apporter à ces procédures, notamment en termes de rapportage.

 

Ensuite, il convient d'aborder les soins en prison, notamment à la prison de Nivelles. Comme j'ai déjà eu l'occasion de l'évoquer en 2021, le départ inopiné d'un des médecins de la prison a amené une situation difficile. Plusieurs médecins se sont succédé pour assurer au mieux la permanence des soins. Il a fallu attendre le début de cette année pour que la situation se stabilise.

 

J'attire toutefois votre attention, chers collègues, sur le fait que vos questions évoquent également les permanences en dehors des heures de bureau, le week-end où là, seuls les centres médicaux de Lantin, Saint-Gilles et Brugge et les quartiers pour internés de Merksplas et Paifve assurent une présence de service médical 24 heures sur 24, 7 jours sur 7. Dans les autres prisons, il est de fait régulièrement fait appel aux urgences en cas de problème.

 

Pour répondre à la dernière question, la Conférence interministérielle Santé publique et Justice continue d'avancer. Après une décision positive de la CIM, les groupes de travail ont été lancés en vue de l'élaboration de la future politique en matière de gestionnaires de projets. Ils ont été désignés tant pour le SPF Santé publique que pour le SPF Justice. Je ne manquerai pas de revenir vers vous à ce sujet dès que les avancées et un timing concret seront déterminés.

 

12.06  Vanessa Matz (Les Engagés): Monsieur le ministre, au-delà de la situation dramatique et particulière qui s'est produite à Nivelles et pour laquelle une enquête est en cours – il y a la volonté de savoir exactement ce qui s'est passé –, la question des soins médicaux en prison évoquée précédemment se pose, ainsi que la question de la permanence. Comme vous venez de le rappeler, il y a des établissements dans lesquels il existe une permanence de soins 24 heures sur 24, 7 jours sur 7. Pour d'autres établissements pénitentiaires, ce n'est pas le cas. Cela ne devrait-il pas être revu tout simplement? On sait que c'est compliqué de faire appel aux urgences et que les procédures ne sont pas tout à fait les mêmes que lors d'interventions dans un domicile privé. Il me semble que la question doit être posée.

 

Comme vous l'avez signalé, il y a une augmentation générale – presque le double – des soins médicaux en prison, principalement pour les internés. Mais ici, ne faut-il pas une permanence 24 heures sur 24, 7 jours sur 7 dans l'ensemble des établissements?

 

J'espère que nous pourrons voir clair sur les faits et sur ce qui s'est passé. L'Observatoire international des prisons, qui a été interpellé, dénonce l'absence de continuité des soins. Il me semble qu'on est bien là dans la question centrale d'une présence permanente de quelqu'un sur place. À cet égard, je pense qu'il faudrait revoir cette manière de procéder.

 

12.07  Claire Hugon (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous avais effectivement déjà interrogé à ce sujet en janvier. En effet, une version des faits assez différente de celle qui vous a visiblement été rapportée circule. J'avais donc jugé important de vous interroger à nouveau. Bien sûr, le parquet conclut à une mort naturelle. Peut-on considérer qu'il s'agit d'une mort naturelle quand on meurt la nuit dans sa cellule alors qu'on avait des symptômes depuis 48 heures?

 

Je me pose la question de la formation des personnes, qui ne sont pas du personnel médical, qui décident dans un tel cas que la situation ne mérite pas une prise en charge médicale immédiate. Il me semble qu'il faut quand même certaines compétences médicales pour pouvoir poser ce constat. Je me demande donc dans quelle mesure les agents ou les personnes qui prennent ces décisions sont formées pour ce faire.

 

Dans la version qui circule, il y a aussi l'affirmation que l'homme décédé a en réalité été vu par un médecin uniquement à travers un guichet de porte. Cela me paraît important à élucider. En effet, je ne suis pas sûre que cela répond au prescrit légal.

 

Je m'interroge également sur l'absence de réponse par l'administration à la demande du Conseil central de surveillance pénitentiaire d'une enquête interne pour vérifier, au-delà de l'information judiciaire, que tout s'est déroulé correctement et que certaines choses ne doivent pas être ajustées, comme l'a dit Mme Matz, en matière de permanence médicale. Dans ce genre de situation, on peut penser que des proches des détenus pourraient être tentés d'engager la responsabilité de l'État, par exemple pour non-assistance à personne en danger.

 

Il faut réellement réussir à améliorer la prise en charge de ce genre de cas. Confier à des personnes non formées la responsabilité de déclarer qu'il faut ou pas une prise en charge médicale immédiate est, selon moi, risqué.  

 

12.08  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

J'entends qu'une enquête interne est en cours, ce qui est une excellente chose. C'était indispensable surtout lorsque l'on voit, comme c'est le cas ici, que le parquet n'a pas voulu donner suite à la plainte déposée par le Conseil central de surveillance pénitentiaire.

 

Finalement, ce qui s'est passé à Nivelles est symptomatique de ce que l'on observe de manière générale dans l'ensemble de nos prisons, à savoir, comme cela a déjà été dit, un manque de personnel médical dans les prisons.

 

Vous avez dit vous-même que c'est l'assistant pénitentiaire qui a jugé que la situation du détenu dont question n'était pas préoccupante. Mais cet assistant pénitentiaire était-il suffisamment formé pour pouvoir le certifier? Il appartient, selon moi, à un médecin d'établir ce jugement. C'est en cela que je rejoins mes collègues, en particulier Mme Matz. En effet, une permanence médicale est indispensable en prison. C'est finalement le minimum minimorum si on veut respecter la dignité des détenus, mais aussi cette fameuse loi de principes qui insiste sur l'accès aux soins de santé en prison, comme c'est le cas à l'extérieur. Cela vaut tant pour la santé physique que pour la santé mentale.

 

Je me dois ici de rappeler les propos tenus récemment par Vincent Spronck, ancien directeur de la prison de Mons, mais aussi président de l'Association francophone des directeurs de prison, selon lequel 40 % des détenus ont un problème de santé mentale et 25 % ont une lourde pathologie psychiatrique.

 

Partant de ce constat, nous ne pouvons faire autrement que d'ouvrir une réflexion sur la nécessité d'une permanence médicale en prison.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitster: Vraag nr. 55026926C van de heer Ducarme wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

De andere vragen zullen volgende week worden behandeld.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.04 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12 h 04.