Commission
des Finances et du Budget |
Commissie voor Financiën en Begroting |
du Mercredi 24 novembre 2021 Après-midi ______ |
van Woensdag 24 november 2021 Namiddag ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 15 h 01 et présidée par Mme Marie-Christine Marghem.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 15.01 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Christine Marghem.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
- Erik Gilissen aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven) over "De verkoop van telecombundels door Belfius" (55022015C)
- Michael Freilich aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven) over "De verkoop van telecomabonnementen door Belfius bankiers" (55022159C)
- Erik Gilissen à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques) sur "La vente de packs de télécommunications par Belfius" (55022015C)
- Michael Freilich à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques) sur "La vente d'abonnements de télécommunications par Belfius" (55022159C)
01.01 Erik Gilissen (VB): Mijnheer de minister, ik citeer even uit De Tijd van 12 oktober 2021: "De staatsbank Belfius wordt de grootste verkoper van telecombundels van Proximus. Op termijn wil Belfius nog meer niet-bancaire diensten verkopen. Men wil het retailbankieren heruitvinden". Een door de Staat beheerde financiële instelling wil tal van niet-bancaire producten gaan verkopen en tegelijk wordt het bancaire aanbod ingekrompen.
Wat zal het volgende zijn, na de telecombundels? Zal Belfius haar bancaire aanbod verder inkrimpen en starten met de verkoop van telecomapparatuur, tv's, computers enzovoort? Voeding is misschien ook handig. Even naar de bank voor een herlaadkaart en meteen een pak diepvriesgroenten meebrengen. Waar ligt de grens?
Wie klant wil worden bij Belfius krijgt voortaan zelfs een lijst met persoonlijke vragen over zijn vrijetijdsbesteding, passies of televisiegebruik. Men wil zelfs medewerkers inzetten om persoonlijk met klanten over niet-financiële zaken te praten, terwijl de strikt financiële klanten zich steeds meer zelf zullen moeten behelpen via online bankieren en dergelijke.
Met de verkoop van telecomproducten wordt Belfius tevens een concurrent van handelszaken die soortgelijke producten verkopen, waarvan er ongetwijfeld ook een aantal klant zijn bij Belfius.
Wat is uw standpunt over deze ommezwaai in het dienstenaanbod van Belfius? Bent u van mening dat een bank zich moet beperken tot financiële diensten of gaat u akkoord met de nieuwe koers van Belfius? Waar ligt volgens u de grens wat betreft de producten en diensten die aangeboden mogen of kunnen worden door een financiële instelling? Vindt u het geen probleem als een staatsbank de concurrent wordt van haar eigen klanten?
01.02 Michael Freilich (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar de ingediende vraag.
Belfius wordt de grootste verkoper van
telecombundels van Proximus wordt via zijn nieuwe aanbod Beats. Op termijn wil
Belfius ook nog andere niet-bancaire diensten verkopen via dat Beats-gamma (De
Tijd, 11 oktober 2021).
Banken hebben veel data over het
aankoopgedrag van hun klanten en kunnen daarom ook vrij betrouwbare
klantenprofielen opstellen. Belfius kan dus op basis van die informatie kijken
welke klant een klant is bij een andere operator dan Proximus en welk aanbod
van Proximus het best past bij hun huidige telecombundel. Vervolgens krijgt de
klant van de bank een concreet en individueel telecomaanbod van partner
Proximus, dat in lijn zou zijn met zijn huidige telecomtarief.
De samenwerking tussen de twee
staatsbedrijven is opmerkelijk. Mevrouw de minister, ik heb in dit verband de
volgende vragen:
Wat is uw visie op het gegeven dat twee
staatsbedrijven (overheid is hoofdaandeelhouder) samenwerken om de strijd aan
te gaan met de concurrentie?
Is het mogelijk dat privé-informatie over
klanten wordt uitgewisseld wanneer deze overheidsbedrijven in directe
concurrentie staan met andere marktpartijen?
Belfius zou kunnen zien wie van zijn
klanten, klant is bij een andere operator. Mogen banken informatie over de
financiële transacties van hun klanten met andere bedrijven analyseren,
uitwisselen (en gebruiken) voor hun eigen bedrijf of voor hun partners, zonder
expliciete toestemming hierover van de klant? Is de samenwerking in lijn met de
wetgeving rond gegevensbescherming? Heeft u hierover reeds contact gehad met de
GBA?
Wat is uw mening over het feit dat banken
hun uitgaven zullen analyseren en vervolgens specifieke producten aanbieden?
Hebt u een zicht wat de mening van consumenten(organisaties) hieromtrent is?
Moet de samenwerking nog worden
goedgekeurd door bepaalde autoriteiten zoals de Belgische
Mededingingsautoriteit of de Gegevensbeschermingsautoriteit?
01.03 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Gilissen, mijnheer Freilich, Belfius en Proximus hebben inderdaad een strategisch partnerschap om commercieel samen te werken. Hierbij worden gemeenschappelijke economische en maatschappelijke doelstellingen gekoppeld om hun langetermijnbestaan te garanderen en te verstevigen. Belfius biedt al langer niet-financiële diensten aan om zijn inkomsten te diversifiëren, waarbij het er steeds over waakt dat die diensten relevant zijn voor de klanten en passen binnen de strategische koers.
De recente lancering van Beats is daarvan een voorbeeld. Dat nieuwe concept houdt in dat een klant zowel via de kantoren van Belfius als via de mobiele app van de bank kan intekenen op een aanbod met de mogelijkheid om bancaire en telecomdiensten te combineren. Voor het aanbieden van het telecomluik treedt Belfius op als handelsagent van Proximus.
Dat betekent echter niet dat privé-informatie over de klant wordt uitgewisseld. De GDPR-regeling is trouwens ook van toepassing op Belfius, wat betekent dat elke verwerking van persoonsgegevens moet beantwoorden aan deze regeling. Enkel de informatie en de gegevens van de klant die ingaat op het telecomaanbod via Belfius die noodzakelijk zijn voor het aangaan en de uitvoering van het telecomcontract met Proximus worden uitgewisseld. In die zin heeft Proximus noch Belfius een meer geprivilegieerde positie dan andere concurrerende partijen. Zij zijn trouwens ook aan dezelfde regels onderworpen.
Het partnerschap bestaat uit twee luiken. Er is ten eerste het Beatsconcept, het luik waarin Belfius optreedt als handelsagent van Proximus voor het aanbod van telecomproducten. Dat luik dient noch te worden voorgelegd aan, noch te worden goedgekeurd door de Belgische Mededingingsautoriteit. Er is evenmin een voorafgaande beslissing of goedkeuring noch een voorafgaand advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit vereist.
Daarnaast is er ten tweede de creatie van de nieuwe app Banx, waarbij Proximus optreedt als zaakaanbrenger voor Belfius. Deze wijze van samenwerken werd voorafgaandelijk afgetoetst bij de FSMA. De samenwerking met Proximus werd ook getoetst aan het ethische charter van Belfius. Dat resulteerde in de vaststelling dat Belfius en Proximus heel wat waarden gemeenschappelijk hebben. Het is voor een commerciële bank onvermijdelijk dat zij ooit indirect concurrent wordt van een klant. Dat is immers al het geval bij Belfiusklanten die ook in de financiële wereld actief zijn. Beats is op dat vlak niet anders en zal dan ook niet als gevolg hebben dat Belfius meer dan vandaag een concurrent wordt van de eigen klanten.
01.04 Erik Gilissen (VB): Mijnheer de minister, eigenlijk hoort een bank een serieuze financiële partner te zijn, een instelling waar men terechtkan voor financieel advies, een lening of een verzekering. Dat geldt wat ons betreft niet voor telecomproducten. Alsmaar vaker blijkt dat heel wat klanten digitaal niet vaardig zijn en moeite ondervinden bij het regelen van hun bankzaken. Het zou de eerste focus moeten zijn van een bank, zeker een overheidsbank, om ook de digitaal minder vaardige klanten te helpen, voordat zij zich op andere activiteiten toelegt.
01.05 Michael Freilich (N-VA): Bedankt voor uw antwoord, mijnheer de minister.
L'incident est clos.
02 Vraag van Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het investeringsproject 'Douane numérique (MASP)'" (55021910C)
02 Question de Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le projet d'investissement "Douane numérique (MASP)"" (55021910C)
02.01 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Tijdens de begrotingsonderhandelingen
besliste de regering om de komende drie jaar een extra miljard euro te
investeren bovenop de middelen van het Europees herstelfonds.
Op donderdag 14 oktober 2021 kreeg het
parlement de lijst toegestuurd met de door de regering geplande investeringen.
Op de lijst staat volgend
investeringsproject:
'6 Douane
numérique (MASP)'
Onder de verantwoordelijkheid van:
Vincent Van Peteghem, Vice-eersteminister
en minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding
Voor een investeringsbedrag van:
40,0 miljoen euro
Graag een gedetailleerde
toelichting bij dit specifieke investeringsproject?
Wordt dit investeringsproject en
investeringsbedrag nog onverdeeld in specifieke onderdelen? Zo ja, welke? Graag
gedetailleerde toelichting bij de deelinvesteringen en de daartoe voorziene
deelbedragen.
Onder welke categorie van investeringen
kan dit specifieke investeringsproject worden ingedeeld? Gaat het om
investeringen in respectievelijk immateriële (uitgaven voor O&O, enz.),
materiële (gebouwen, bouwwerken, enz.) of financiële activa of gaat het om
investeringsbijdragen aan derden (kapitaalsubsidies, premies, enz.) dan wel om
de ondersteuning van investeringen via participaties?
Het miljard euro aan investeringen wordt
gespreid over respectievelijk 200 miljoen euro voor 2022, 350 miljoen euro voor
2023 en 450 miljoen euro voor 2024. Hoe zal het investeringsbedrag van dit
specifieke investeringsproject gespreid worden over respectievelijk 2022, 2023
en 2024?
Welke beleidsdoel wil de regering bereiken met dit
specifieke investeringsproject?
02.02 Minister Vincent Van Peteghem: Het MASP-C.be-programma is de Belgische uitvoering van het Europese Multi-Annual Strategic Plan for electronic Customs. Die digitale invulling van het Europese douanewetboek omvat, ten eerste, een geharmoniseerde uitwisseling van informatie volgens de internationaal geaccepteerde datamodellen en berichtformaten, ten tweede, een herziening van de processen inzake douane en accijnzen en, ten derde, een breed aanbod van elektronische diensten voor de economische operatoren. Het programma bestaat uit drie onderdelen, met name het MASP, T&M en het single window, waaraan respectievelijk 61 %, 23 % en 16 % van het geraamde budget wordt toegekend.
Het eerste onderdeel slaat op de Belgische omzetting van de MASP-C-planning van de Europese Commissie. Tot het onderdeel T&M, Time and Materials, worden, naast het jaarlijkse onderhoud van de MASP-applicaties, ook noodzakelijke nationale toepassingen gerekend. Het derde onderdeel beoogt de implementatie van het singlewindowprincipe voor tal van administratieve formaliteiten. Het investeringsproject heeft betrekking op de ontwikkeling en het onderhoud van de ICT-toepassingen.
Voor het investeringsbudget van het MASP-C.be-programma geldt de volgende tijdshorizon: 46 % in 2022, 46 % in 2023 en 8 % in 2024. Het programma beoogt kortom een verdere modernisering van het IT-landschap van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen. Door sterk in te zetten op de efficiënte afhandeling van de aanzienlijk toegenomen e-commerce en door de implementatie van het singlewindowprincipe zal de competitiviteit van de economische operatoren in de logistieke keten verhogen.
02.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor het antwoord.
Ik wijs u erop dat mijn vraag en ook de volgende vraag ingegeven zijn door het feit dat we de lijst van investeringen ten belope van maar liefst 1 miljard euro gespreid over drie jaar, die we op 14 oktober toegestuurd kregen, in eentalig Frans was opgesteld. Dat heeft mij genoopt om bij de verschillende ministers extra uitleg te vragen. Ik zal uw antwoord nader bestuderen en het dossier opvolgen.
L'incident est clos.
03 Vraag van Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het investeringsproject 'DRFM pour la rénovation des bâtiments'" (55021915C)
03 Question de Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le projet d'investissement "DRFM pour la rénovation des bâtiments"" (55021915C)
03.01 Wouter Vermeersch (VB): Tijdens de begrotingsonderhandelingen besliste de regering
om de komende drie jaar een extra miljard euro te investeren boven op de
middelen van het Europees herstelfonds.
Op donderdag 14 oktober 2021 kreeg het
Parlement een Franstalige lijst toegestuurd met de door de regering geplande
investeringen.
Op de lijst staat volgend
investeringsproject:
“24 DRFM
pour la rénovation des bâtiments"
Onder de verantwoordelijkheid van:
Vincent Van Peteghem, Vice-eersteminister
en minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding
Voor een investeringsbedrag van: pm
Graag een gedetailleerde toelichting bij
dit specifieke investeringsproject?
Wordt dit specifieke investeringsproject
en specifieke investeringsbedrag nog onverdeeld in bepaalde onderdelen? Zo ja,
welke? Graag gedetailleerde toelichting bij de deelinvesteringen en de daartoe
voorziene deelbedragen.
Onder welke categorie van investeringen
kan dit specifieke investeringsproject worden ingedeeld? Gaat het om
investeringen in respectievelijk immateriële activa (uitgaven voor O&O,
enz.), materiële activa (gebouwen, bouwwerken, enz.) of financiële activa, gaat
het om investeringsbijdragen aan derden (kapitaalsubsidies, premies, enz.)
dan wel om de ondersteuning van investeringen via participaties?
Er werd ogenschijnlijk geen specifiek
investeringsbedrag voorzien. Waarom niet?
Het miljard euro aan investeringen wordt
gespreid over respectievelijk 200 miljoen euro voor 2022, 350 miljoen euro voor
2023 en 450 miljoen euro voor 2024. Hoe zal het gebeurlijke investeringsbedrag
van dit specifieke investeringsproject gespreid worden over respectievelijk
2022, 2023 en 2024?
Welke beleidsdoel wil de regering
bereiken met dit specifieke investeringsproject? Graag toelichting.
03.02 Minister Vincent Van Peteghem: Dit project ben ik bijzonder genegen. U weet dat ons land slecht scoort op het gebied van de kwaliteit en de energie-efficiëntie van ons gebouwenpark. De overheidsgebouwen zijn verouderd en beantwoorden niet meer aan de huidige normen. Een gevolg daarvan is het hoge energieverbruik van deze gebouwen en de daaruit voortvloeiende kosten voor het milieu, maar ook de eigen financiële kosten die we moeten dragen. De ambitie van de federale regering is om de koolstofuitstoot drastisch te verminderen. Om die ambitie te ondersteunen, rekening houdend met het feit dat ons gebouwenpark hier voor een aanzienlijk deel verantwoordelijk voor is, is het noodzakelijk om massaal te investeren in de renovatie van overheidsgebouwen. Deze investeringen moeten de komende jaren aanzienlijk worden versneld, zeker als we tegen 2030 de doelstelling willen halen om onze uitstoot met 55 % te verminderen en om tegen 2050 koolstofneutraliteit te bereiken.
Uit het slechte energieniveau van vele openbare gebouwen blijkt niet dat de overheid bereid is om deze kwestie aan te pakken. Het doel van het project is dan ook de trend om te buigen door de overheid in dat opzicht een voorbeeldfunctie te laten vervullen. Daarvoor werd het DRFM-project opgezet dat tot doel heeft de energierenovatie van federale overheidsgebouwen te versnellen door middel van een publiekprivaat partnerschap en een speciaal instrument dat samen met de FPIM werd ontwikkeld, de zogenaamde feeder.
De eersten die hiermee te maken krijgen zijn de Regie der Gebouwen, Defensie en NMBS-Infrabel, waarvan vertegenwoordigers deel uitmaken van het implementatieorgaan van het project. Zij leveren regelmatig input aan het project.
In dit stadium zijn momenteel de grote lijnen van het project uitgetekend. De details zullen worden bepaald tijdens de ontwerpfase 2022. Naar schatting zal de cash out over een periode van 5 tot 10 jaar gespreid zijn, te beginnen in 2023. Het volledige bedrag zal worden ingebracht in de feeder die het specifieke financieringsinstrument zal zijn. Deze bedragen zullen in principe afkomstig zijn van de FPIM in het kader van een lening, met de hulp van particuliere en overheidsinstellingen.
In dit stadium werd er in de begroting voor de komende jaren nog geen geld uitgetrokken voor dit project, want de investeerders zullen met een lage rente grotendeels worden terugbetaald door de energiebesparingen over een periode van 15 tot 30 jaar. De aanwezigheid van private actoren bij de financiering – institutionele organisaties, banken en verzekeraars – en de uitvoering van de werken door de ESCO's of Energy Service Companies zullen ons in staat stellen om talrijke projecten tegelijk uit te voeren zonder verder achterop te geraken en zo onze Belgische en Europese ambities waar te maken.
In principe zullen we dus een systeem opzetten waarbij wij de renovatie van onze overheidsgebouwen zullen versnellen door de aanwezigheid en het betrekken van privépartners, zowel voor de financiering als voor de uitvoering van de werken, wat een aanzienlijke versnelling van de renovaties zou moeten betekenen, wat ter zake een belangrijke uitdaging is.
03.03 Wouter Vermeersch (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik geef toe dat uw uitleg heel interessant is en het om een heel interessante investering gaat.
Niettemin wil ik op basis van ervaringen in het Vlaamse onderwijs, waar ook heel veel renovaties aan schoolgebouwen zijn gedaan, meegeven dat een aantal mensen actief in de passiefbouw – heel veel schoolgebouwen zijn immers passiefbouw geworden – mij vertelt dat de effecten niet noodzakelijk eenduidig zijn. Het klopt dat in veel gerenoveerde schoolgebouwen de stookkosten uiteraard veel minder zijn. Echter, een effect dat niet in rekening werd gebracht, is dat bijvoorbeeld in de zomer door de hoge isolatie de warmte veel minder weg kan. Het wordt dus bijzonder warm in de gebouwen. Zeker nu met de coronacrisis en de raad om voldoende te verluchten, zijn er problemen om voldoende te kunnen ventileren.
Renovatie is een goede zaak, zeker renovatie van overheidsgebouwen. Het is echter niet altijd zo eenvoudig. Er worden soms heel veel kosten veroorzaakt door onnodige projecten. Het is dus zeker belangrijk dat van het dossier grondig werk en een grondige studie wordt gemaakt waarin alle aspecten van een dergelijke manier van bouwen in aanmerking worden genomen.
Mijnheer de minister, ik dank u echter zeker en vast voor het antwoord.
L'incident est clos.
- Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het investeringsproject 'La position sur le PSC'" (55021916C)
- Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De vraag naar soepelere Maastrichtnormen voor klimaatinvesteringen" (55022223C)
- Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De groene investeringen in de Europese begrotingsregels" (55022725C)
- Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le projet d'investissement "La position sur le PSC"" (55021916C)
- Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La demande de normes de Maastricht plus souples pour les investissements en faveur du climat" (55022223C)
- Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les investissements verts dans les règles budgétaires européennes" (55022725C)
04.01 Wouter Vermeersch (VB): Tijdens de begrotingsonderhandelingen besliste de regering
om de komende drie jaar een extra miljard euro te investeren boven op de
middelen van het Europees herstelfonds.
Op donderdag 14 oktober 2021 kreeg het
Parlement een Franstalige lijst toegestuurd met de door de regering geplande
investeringen.
Op de lijst staat volgend
investeringsproject:
“25 La
position de la Belgique dans le débat sur le Pacte de stabilité et
de croissance (PSC)"
Onder de verantwoordelijkheid van:
“Dermagne, Van Peteghem, Dermine, De
Bleeker"
Voor een investeringsbedrag van:
“pm"
Graag een gedetailleerde toelichting bij
dit specifieke investeringsproject?
Wordt dit specifieke investeringsproject
en specifieke investeringsbedrag nog onverdeeld in bepaalde onderdelen? Zo ja,
welke? Graag gedetailleerde toelichting bij de deelinvesteringen en de daartoe
voorziene deelbedragen.
Onder welke categorie van investeringen
kan dit specifieke investeringsproject worden ingedeeld? Gaat het om
investeringen in respectievelijk immateriële activa (uitgaven voor O&O,
enz.), materiële activa (gebouwen, bouwwerken, enz.) of financiële activa, gaat
het om investeringsbijdragen aan derden (kapitaalsubsidies, premies, enz.) dan
wel om de ondersteuning van investeringen via participaties?
Er werd ogenschijnlijk geen specifiek
investeringsbedrag voorzien. Waarom niet?
Het miljard euro aan investeringen wordt
gespreid over respectievelijk 200 miljoen euro voor 2022, 350 miljoen euro voor
2023 en 450 miljoen euro voor 2024. Hoe zal het gebeurlijke investeringsbedrag
van dit specifieke investeringsproject gespreid worden over respectievelijk
2022, 2023 en 2024?
Welke beleidsdoel wil de regering bereiken met dit specifieke investeringsproject? Graag toelichting.
In de krant De Tijd bepleit de
staatssecretaris voor Relance soepelere Maastrichtnormen voor
klimaatinvesteringen. Volgens de staatssecretaris zijn er de komende tien jaar
voor 5.000 miljard euro investeringen nodig om de doelstellingen van Parijs te
halen:
'De ambities botsen met de begrotingsnorm
van 3 procent. Daarom bepleit ik immuniteit voor groene investeringen.'
(…)
'Als we de komende tien jaar 5.000
miljard euro investeren, stijgt de Europese schuldgraad van 100 naar 137
procent van het bbp. Dat is relatief, want bij de huidige rentestanden is het
risico op langetermijnschuld beperkt.'
(…)
'De manier waarop de Europese Commissie
het herstelfonds heeft vormgegeven, plaveit de weg. We kunnen exact dezelfde
financiële instrumenten, dezelfde coördinatie tussen lidstaten en de Commissie
en dezelfde manier van evalueren gebruiken om er een permanent mechanisme voor
het klimaat van te maken.'
(…)
'Dat betekent dat 20 à 40 procent
wordt gefinancierd door Europese belastingen en fraudebestrijding, zoals een
minimumbelasting voor multinationals, een digitaks en een koolstoftaks. De rest
kan komen van de uitgifte van Europees schuldpapier via de Europese Centrale
Bank.'
Deelt de minister van Financiën de
opvatting dat de 3 procentnorm inzake het begrotingstekort op de schop moet en
groene klimaatinvesteringen niet langer moeten meetellen voor deze norm?
Deelt de minister van Financiën de
opvatting dat de 60 procentnorm inzake de staatsschuld op de schop moet?
Deelt de minister van Financiën de
opvatting dat het Europees herstelfonds een permanent mechanisme moet worden?
Deelt de minister van Financiën de
opvatting dat er bijkomende Europese belastingen moeten worden geïnd?
Deelt de minister van Financiën de
opvatting dat er bijkomende Europese schulden moeten worden gemaakt?
Wie zal namens de federale regering het
woord voeren in het debat met de Europese Commissie over de Europese
begrotingsregels?
Kan de minister het standpunt van de
federale regering inzake de toekomst van de Europese begrotingsregels
bevestigen?
Heeft de federale regering over dat
standpunt al overleg gepleegd met de deelstaten? Hoe zal tot een gezamenlijk standpunt
worden gekomen?
Onder leiding van de Europese Commissie
wordt een debat gevoerd over de herziening van de Europese begrotingsregels. In
dat debat pleit België voor een uitzondering voor groene investeringen. Het
PS-voorstel om bijkomende Europese schulden aan te gaan wordt niet gevolgd. Dat
schreef De Tijd.
Welk standpunt heeft de minister van
Financiën bepleit in de vergadering van de ministers van Financiën van de
eurolanden (Eurogroep)?
De Tijd schrijft dat de minister, namens
België, pleit voor een uitzondering voor groene investeringen op de
Maastrichtnorm van 3 procent begrotingstekort.
Heeft de minister van Financiën over dat
standpunt overleg gepleegd met de deelstaten? Hebben de deelstaten zich formeel
akkoord verklaard?
Over klimaat leeft de Vlaamse regering op
gespannen voet met de federale regering.
Heeft de minister van Financiën zijn
standpunt overlegd met Vlaams minister van Financiën Diependaele? Heeft
minister Diependaele zich uitdrukkelijk akkoord verklaard?
Kan de minister van Financiën bevestigen
of het Europese debat over de begrotingsregels verloopt volgens de klassieke
breuklijnen waarbij de zuiderse, schuldzieke landen de normen willen aanpassen
en de noordelijke, zuinige landen de normen willen beschermen? Graag een grondige
toelichting bij het verloop, de eventuele breuklijnen en de inzichten van de
minister bij dit belangrijke debat.
04.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Vermeersch, wij hebben dit thema al een aantal keren besproken. Het zal ongetwijfeld ook niet de laatste keer zijn dat wij dit onderwerp bespreken.
Een nieuw element in dit dossier is dat de Europese Commissie vorige maand de publieke consultatie is opgestart. Deze loopt normaal gezien tot eind dit jaar, en in 2022 zou de Europese Commissie dan met een aantal meer concrete oriëntaties komen aangaande de herziening van de begrotingsregels. De timing daarvan is bijzonder moeilijk in te schatten, gelet op de electorale kalenders en de regeringsonderhandelingen in bepaalde lidstaten. Nu blijkt dat in Duitsland een regering gevormd is, en het is belangrijk dat die lidstaat opnieuw wat beleidsstabiliteit heeft.
Het debat over de herziening van de Europese begrotingsregels wordt op politiek vlak in eerste instantie met de andere lidstaten gevoerd. Uiteraard gebeurt dat binnen de Ecofinraad en de Eurogroep, waarin ik ons land vertegenwoordig. Zoals gebruikelijk wordt voor elke Ecofinbijeenkomst een formele DGE-vergadering georganiseerd, waarvoor alle entiteiten worden uitgenodigd. Binnen de reguliere debriefingsessies van de Ecofinraad en de Eurogroep zullen wij daar uiteraard nog geregeld over spreken.
Naast de formele contacten in de Ecofinraad en de Eurogroep heb ik natuurlijk regelmatig informele contacten in Benelux-verband met de bevoegde commissarissen en met collega's van zowel de zuidelijke landen als de noordelijke landen, de Hanzeliga. Op basis van die gesprekken kan ik concluderen dat enkel politiek realistische voorstellen, die dus een draagvlak hebben in alle lidstaten, zullen leiden tot een effectief resultaat.
Ik wil benadrukken dat wij moeten vermijden dat de discussies enkel vanuit een noord-zuidvisie worden gevoerd, wat soms wordt gesuggereerd. Integendeel, wij zien dat sommige landen van de Hanzeliga zich soms eerder wat op de vlakte houden. Dat bleek trouwens uit de non-paper die deze landen naar voren gebracht hebben tijdens de informele Ecofinmeeting in Slovenië. Duitsland heeft die brief toen niet ondertekend. Eigenlijk lazen wij in de brief toch een opening bij de andere landen voor een herziening van de regels.
Nu, als leidraad voor de discussies op Europees vlak werd op mijn voorstel een federale positionering uitgewerkt, met enkele belangrijke krijtlijnen. Het project waarnaar u verwees in uw vraag gaat over de positiebepaling en behoort tot de zogenaamde vijfde as van ons herstart- en transitieplan. Gelet op de investeringen hebben wij afgesproken onze positie binnen die context uit te werken.
Daar hoeven uiteraard geen middelen voor vrijgemaakt te worden, maar die positie is wel belangrijk om ook een leidraad te hebben in onze Europese contacten.
Wij hebben die positionering goedgekeurd binnen het begrotingsconclaaf. In deze commissie voor Financiën hebben we daarover ook al geregeld van gedachten gewisseld. Ik ben van plan om dat te blijven doen, omdat ik het belangrijk vind dat jullie hiervan op de hoogte zijn. De positionering zit op de lijn die we altijd hebben aangehouden, met name dat we een goede en juiste balans moeten vinden tussen de schuldafbouw en de stimulans van investeringen. Al zijn de Maastrichtnormen, de zogenaamde 3 %-norm en 60 %-regels, niet meer aangepast aan de huidige realiteit, ik denk dat voor ons een wijziging daarvan geen must is, los van de vraag of dat op Europees niveau haalbaar is. Voor mij zijn regels belangrijk, ook met het oog op gezonde overheidsfinanciën.
Een mogelijk realistischer element in de herziening is de zogenaamde schuldregel, waarbij de schuld afgebouwd wordt met een twintigste per jaar. Als wij ernaar terugkijken, dan heeft die nog niet het gewenste resultaat gebracht. Daarom moeten wij ons ook afvragen of er andere, meer realistische, maar misschien ook meer afdwingbare schuldtrajecten per lidstaat mogelijk zijn.
Daarnaast bestaat er ook een heel debat over de types van investeringen. De uitdagingen zijn ons allen bekend. De lage investeringsgraad en investeringsratio in ons land moeten omhoog. Dat wil zeggen dat wij die discussie moeten aangaan. In het verleden zagen we vaak dat wanneer overheden de begrotingsriem aantrekken, er vaak als eerste gesneden wordt in de overheidsinvesteringen. De relance en het belang van investeringen daarin, waarbij zeker de groene en digitale transitie ondersteund moeten worden, vormen echter een belangrijk element in het debat. Het is dan ook noodzakelijk om nieuwe regels te creëren die voldoende ruimte bieden voor groeibevorderende en groene investeringen.
Die elementen zijn in onze federale positiebepaling opgenomen. Het gaat uiteraard om algemene uitgangspunten die nog in detail moeten worden uitgewerkt, waarbij er ook concrete voorstellen op tafel moeten komen. Op dat ogenblik zal ook aan de regio's betrokkenheid gevraagd worden.
Het NextGenerationEU-herstelfonds werd opgericht als een eenmalig en tijdelijk instrument. Er gaan nu inderdaad stemmen op om daarvan een permanent instrument te maken. Op basis van een evaluatie achteraf, het is daarvoor echter nu nog te vroeg, kan er uiteraard gesproken worden over wat die evaluatie met zich meebrengt en welke impact deze heeft.
Momenteel is dat echter absoluut niet aan de orde. De focus moet nu liggen op het succes van de uitrol en de uitrol van het instrument in het algemeen. U weet dat de terugbetaling door het herstelfonds een gecombineerd systeem is van mogelijk nieuwe Europese eigen middelen en reguliere middelen uit de meerjarenbegrotingen. Het lijkt mij dan ook raadzaam om eerst te kijken wat de evaluatie en de balans tussen beide elementen zal zijn, alvorens wij een nieuw debat aangaan over nieuwe Europese schulden.
Met betrekking tot de Europese belastingen verwijs ik ook nog naar het akkoord van de Europese Raad van juli 2020, dat een aantal nieuwe bronnen van eigen middelen naar voren schuift. Ik verwacht dat de Commissie binnenkort nieuwe voorstellen op tafel zal leggen.
04.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, in uw heel lijvige antwoord gaf u terecht aan dat een standpuntbepaling over het groei- en stabiliteitspact – want PSC, mevrouw de voorzitster, staat voor pacte de stabilité et de croissance – uiteraard geen investering is. U verwees ook naar een aantal concrete voorstellen of oriëntaties die de Europese Commissie zal doen in 2022 in het kader van die Europese begrotingsregels. Vrijdag komen zij normaliter naar het Parlement. Wij gaan zeker vragen aan de Europese Commissie welke richting zij dat ziet uitgaan.
Mijnheer de minister, u verwees ook terecht naar de verkiezingen in heel wat landen, onder andere Duitsland, waar de kiesuitslag nu duidelijk is. Uiteraard is er in Frankrijk nog onduidelijkheid over de uitkomst van de verkiezingen. En men zal uiteraard geen standpunt innemen over begrotingsregels zonder dat er duidelijkheid is over de Franse regering.
Mijnheer de minister, ik mis in uw antwoord wel hoe u dat standpunt eigenlijk bekomt met bijvoorbeeld de Vlaamse regering. Daarover hebt u niet gesproken, alhoewel ik daarover vragen heb gesteld. Hebt u overleg gepleegd met minister van Financiën Diependaele over die standpunten van België? Heeft minister Diependaele zich uitdrukkelijk akkoord verklaard met het Belgische standpunt? Dat had ik graag geweten. Die vraag hebt u niet beantwoord.
Tot slot verwijst u ook naar de Europese Commissie. Als we het Belgabericht over het verslag van de Europese Commissie mogen geloven, herinnert de Commissie daarin nog eens aan het belang van die groeibevorderende investeringen en maatregelen, in de eerste plaats om de groene en digitale transitie te ondersteunen. Zo staat er dat de maatregelen die in de ontwerpbegroting worden aangekondigd in de lijn van de aanbevelingen liggen, maar nog veel te weinig zijn, maar ik heb uit uw antwoord begrepen dat u zelf ook beseft dat die overheidsinvesteringen zeker nog omhoog moeten.
Het incident is gesloten.
05 Question de Marie-Christine Marghem à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La considération erronée de l’administration des droits d’auteur comme des revenus professionnels" (55022104C)
05 Vraag van Marie-Christine Marghem aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De onterechte kwalificatie van auteursrechten als beroepsinkomsten door de administratie" (55022104C)
05.01 Marie-Christine Marghem (MR): Dans
un passé récent, vous avez déclaré que dans le cadre de vos réformes fiscales,
trois niches fiscales étaient visées : les footballeurs professionnels, le
régime des secondes résidences et le régime des droits d'auteurs. Pour ces
derniers, une incompréhension de ce que sont ces revenus, quant à leur nature,
semble exister. En effet, l'administration a tendance à considérer, à tort, les
revenus d'une cession desdits droits en revenus professionnels, bien qu'ils
soient mobiliers.
Il semblerait que l’administration fiscale
ne comprenne pas la nature même des revenus tirés des droits d’auteurs ou
qu’elle feigne de ne pas comprendre. En effet, elle considère que lorsque qu’il
y a une création dans le cadre d’une activité professionnelle, que le créateur
(dans le cas où sa création est couverte par les droits d’auteurs) transfère
ses droits patrimoniaux à un tiers, la contrepartie de cette cession serait
aussi un revenu professionnel étant donné le cadre dans lequel la création a eu
lieu.
Cependant, les droits patrimoniaux sont des
droits mobiliers et ce, par le Code de droit économique. Ils font donc partie
du patrimoine privé de l'auteur. Il est aussi dit à l'article 17, §1er , 5° CIR
92 que les revenus qui résultent de la cession ou de la concession de droits
d'auteurs sont des revenus mobiliers. De plus, la Cour de cassation précise que
même dans le cas où la production des avoirs mobiliers s'est faite dans
l'activité professionnelle, les revenus qui découlent de ces avoirs restent des
revenus mobiliers (Cass. 10 novembre 2017).
Bien que dans le cas où l'auteur de la
création exploite lui-même sa création (cas dans lequel les revenus tirés de
cette exploitation seront bien des revenus professionnels) les revenus y
afférents seront professionnels, cela ne fait pas des revenus tirés dans la
cession de droits, des revenus professionnels.
Question: Monsieur le ministre, êtes-vous
d'accord avec le raisonnement de votre administration qui considère des revenus
mobiliers, que sont ceux tirés d'une cession de droits d'auteurs, en revenus
professionnels ?
Si non, que comptez-vous faire pour remédier à ce problème et empêcher que votre administration ne prenne un pouvoir qu'elle n'a pas à avoir?
05.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Madame Marghem, vous semblez faire référence à un dossier individuel. Si vous nous communiquez les coordonnées des contribuables concernés, mon administration procèdera aux vérifications utiles. Toutefois, sur le plan des principes, je peux vous communiquer les éléments suivants.
Il ressort des dispositions légales que les revenus des biens mobiliers sont considérés comme des revenus professionnels lorsque ces avoirs sont affectés à l'exercice de l'activité professionnelle du bénéficiaire desdits revenus. Par dérogation, les revenus résultant de la cession ou de la cession de droits d'auteur conservent leur qualité de revenus mobiliers sauf dans l'éventualité où ils excèdent la limite prévue par la loi.
Il ne peut pas être déduit de l'arrêt de la Cour de cassation du 10 novembre 2017 que des droits d'auteur ne peuvent en aucun cas être affectés à l'exercice d'une activité professionnelle. Si une telle affectation est établie, les revenus générés par ces droits reçoivent la qualification de revenus professionnels, conformément aux dispositions légales précitées dans la mesure où ils excèdent la limite prévue par la loi.
05.03 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Effectivement, il y a une préoccupation exprimée par le Barreau, peut-être pas nécessairement dans le chef d'un cas individuel mais plus exactement sur le plan juridique. Je vais évidemment prendre contact avec vous ou faire en sorte que la personne qui m'a posé cette question prenne contact avec vous. Il y a, me semble-t-il, des analyses juridiques divergentes qui font qu'un gros problème d'incompréhension se situe entre le monde professionnel de ceux qui analysent la législation et votre administration. J'espère dès lors qu'au départ de ce contact, sur le plan général, il sera possible de faire évoluer ce dossier.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La présidente: La question n° 55022126C de M. Josy Arens est retirée.
- Kattrin Jadin à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le registre UBO et la non-conformité d’entreprises/organisations belges" (55022131C)
- Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les déclarations UBO ne mentionnant aucun bénéficiaire final" (55022408C)
- Kattrin Jadin aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het niet nakomen van de verplichtingen van het UBO-register door Belgische bedrijven/organisaties" (55022131C)
- Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De UBO-registraties waarin geen uiteindelijke begunstigde wordt vermeld" (55022408C)
06.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, quelque 80 000 entreprises et ASBL, soit environ 11 % d’entre elles, ne sont pas en règle avec le registre UBO, comme l'indique le journal L’Echo. Toutefois, lorsque l’on consulte ce registre, on découvre également des sociétés qui apparaissent comme étant en règle, mais pour lesquelles aucun bénéficiaire final n’apparaît. Je ne vais pas vous citer d'exemples, monsieur le ministre, mais si vous insistez, je peux le faire à la suite de ma consultation dudit registre.
Pourquoi aucun bénéficiaire n’apparaît-il pour certaines sociétés considérées comme étant en ordre dans le registre UBO? Est-ce en raison des critères de déclaration? Si oui, lesquels?
Pouvez-vous nous dire combien de sociétés et autres déclarants se trouvent dans le cas où aucun bénéficiaire final n’est mentionné? N’est-ce pas un problème pour l’efficience même du registre UBO?
06.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Van Hees, il existe plusieurs raisons pour lesquelles un bénéficiaire effectif n'est pas enregistré. Par exemple, l'obligation est levée pour les entreprises soumises à des normes internationales équivalentes qui garantissent la transparence adéquate des informations relatives à la propriété, comme certaines sociétés cotées en bourse ou des entités sui generis telles que les fonds de pension, les fabriques d'église, les communes, etc.
Les bénéficiaires effectifs de certaines sociétés peuvent également ne pas apparaître dans le registre UBO s'ils sont visés par une demande de limitation d'accès qui est en cours de traitement ou qui a été acceptée par l'administration générale de la Trésorerie.
À la fin de ce mois d'octobre, 4 900 sociétés et 59 000 ASBL et fondations n'avaient pas encore rempli leur obligation d'enregistrer leurs bénéficiaires effectifs. Les entités qui ne l'ont pas fait, tout en étant soumises à cette obligation, ont reçu un rappel et pourront être sanctionnées au moyen d'une amende administrative.
06.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous avais aussi interrogé sur le nombre de sociétés qui étaient en ordre, mais dont le bénéficiaire n'apparaissait pas. Vous ne m'avez pas répondu à ce propos. Est-ce un oubli de votre part, à moins que l'information ne soit pas disponible?
06.04 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Van Hees, il me semble avoir annoncé les chiffres.
06.05 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Vous avez communiqué les chiffres relatifs à ceux qui ne sont pas en ordre. Ma question visait à savoir combien de sociétés sont en ordre mais pour lesquelles le bénéficiaire final n'apparaît pas dans le registre UBO.
La présidente: C'est l'autre chiffre.
06.06 Vincent Van Peteghem, ministre: Il s'agit alors des entreprises cotées en bourse et des entités sui generis.
06.07 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Je souhaiterais connaître le nombre de ces sociétés qui sont reprises parmi les raisons que vous avez invoquées.
06.08 Vincent Van Peteghem, ministre: Je ne dispose pas de l'information pour l'instant. Il est préférable de me faire parvenir une question écrite.
06.09 Marco Van Hees (PVDA-PTB): D'accord.
L'incident est clos.
- Joris Vandenbroucke aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De implementatie van de minimumbelasting en de digitaks" (55022151C)
- Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De modaliteiten voor een wereldwijde belasting voor multinationals" (55022411C)
- Joris Vandenbroucke à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'instauration d'un impôt minimum et de la digitaxe" (55022151C)
- Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les modalités d'une taxation mondiale des multinationales" (55022411C)
07.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le ministre, l'évolution de la négociation OCDE/G20 sur la taxation unitaire mondiale des multinationales suscite des inquiétudes, notamment de la part du monde associatif mobilisé sur ces questions.
En ce qui concerne le pilier 2, à savoir le taux d’imposition minimum mondial, le taux minimal de 15 % serait finalement un taux définitif de 15 %, une exigence de l’Irlande et d'autres pays qui pratiquent des taux assez bas. Il suffit de voir le différentiel avec le taux belge de 25 % pour constater que ce taux est bien trop bas.
Pourtant, vous avez déclaré en séance plénière le 7 octobre dernier: "Il est probable que le pourcentage final de l'impôt minimum global sera fixé à 15 %, ce que nous pouvons accepter d'un point de vue belge."
Un autre volet de ce dossier, ce sont les dérogations, notamment une dérogation dite carve-out qui permettrait aux multinationales de réduire les bénéfices soumis à l’impôt minimum d’un certain pourcentage de la valeur de leurs actifs et de leur masse salariale dans chaque pays. Selon l’Observatoire fiscal européen de Gabriel Zucman, cette dérogation carve-out pourrait réduire jusqu’à 30 % les recettes supplémentaires attendues par l’introduction de la taxation unitaire mondiale des multinationales.
Dès lors, mes questions sont les suivantes.
Sous quels motifs acceptez-vous de vous plier à l’exigence irlandaise d’un taux de 15 % alors que le taux belge de l’impôt des sociétés est de 25 %?
Quelle est votre position concernant la dérogation carve-out? Sur la base de quels motifs?
07.02 Joris Vandenbroucke (Vooruit): Ik verwijs naar mijn vraag, zoals ik ze heb ingediend.
Op 8 oktober bevestigde het BEPS
Inclusive Framework het historisch internationaal akkoord rond een
minimumbelasting voor multinationals van 15 % en een belasting op digitale
bedrijven. Een historische stap vooruit naar eerlijke fiscaliteit.
De tijdslijn gepubliceerd door de OESO
voorziet een inwerkingtreding in 2023. Hiervoor moet een aantal wetswijzigingen
gebeuren. Een deel daarvan zal via een internationaal akkoord geïmplementeerd
worden, maar de zogeheten GLOBE-regels rond de minimumbelasting zullen via
binnenlandse wetgeving of via EU-richtlijnen omgezet moeten worden. Acht de
minister het haalbaar deze regelwijzigingen tijdig rond te krijgen, en hoe zal
dit proces verlopen?
In de meerjarenbegroting voorzag de regering
300 miljoen euro voor de minimumbelasting. In de uiteindelijke uitkomst is het
tarief hoger en de carve-outs kleiner dan in de assumpties voor die berekening.
Schat u de opbrengst van de minimumtaks hoger in na het akkoord? En zo ja, met
hoeveel?
Het eindresultaten van de
onderhandelingen laat toe om de Income Inclusion Rule, de minimumbelasting op
bedrijven met het hoofdkwartier in eigen land, ook toe te passen op
multinationals onder de drempel van 750 miljoen euro omzet. Zal de regering bij
het omzetten van het OESO-akkoord deze mogelijkheid overnemen, gelet op de
passage in het regeerakkoord die stelt dat België internationale wetgeving
ambitieus en rigoureus omzet. Zal de minister hier eveneens voor pleiten op
Europees niveau?
07.03 Minister Vincent Van Peteghem: Het tarief van de wereldwijde minimale belasting is vastgelegd op 15 %. Door het tarief op dat percentage vast te leggen, was het mogelijk om op 8 oktober jongstleden een compromis te vinden tussen de 136 staten die lid zijn van het Inclusive Framework.
Het zou een illusie zijn te denken dat, zoals u aangeeft, die staten zich bij het zoeken naar een overeenstemming zouden geplooid hebben naar de eisen van Ierland. In werkelijkheid kon het grootste aantal landen zich hierin vinden en was het reeds enige tijd verwacht dat het tarief op dat niveau zou worden vastgelegd. Zoals u zich herinnert, heb ik dat ook verklaard tijdens de plenaire vergadering van 7 oktober jongstleden.
En outre, il ne faut pas perdre de vue que le taux de 15 % est un taux effectif. Il correspond à l'impôt effectivement supporté par un groupe. Il n'est donc pas correct de comparer ce taux avec le taux belge de l'impôt des sociétés qui est de 25 %, et qui est un taux nominal. Une fois appliqué à la base imposable, un taux nominal conduit en principe à un taux effectif plus faible.
La Belgique soutient le principe de carve-out. Ce carve-out réduira bien sûr les recettes de la nouvelle taxe mais son objectif est légitime. Ce carve-out permettra de distinguer les activités économiques réelles des constructions fondées sur des considérations purement fiscales.
De timing voor de inwerkingtreding van de belasting op grote gedigitaliseerde bedrijven en de minimumbelasting op grote multinationale ondernemingen conform de zogenaamde GloBE-regels is heel ambitieus, maar België zal er uiteraard naar streven om die regels tijdig in werking te laten treden.
Op het Europese niveau kijken wij naar een ontwerp van richtlijn met betrekking tot de invoering van de minimumbelasting in de Europese Unie. Volgens de meest recente berichten zal het ontwerp nog in 2021 worden voorgesteld en worden besproken vanaf begin 2022 met het Franse Voorzitterschap. Wij zullen daarbij ook rekening moeten houden met de invoering van de regelgeving over de wereldwijde minimumbelasting.
De 300 miljoen euro is een conservatieve inschatting gezien de uitgangspunten die uiteindelijk zijn opgenomen in het akkoord. Het is nog niet mogelijk de budgettaire impact opnieuw te ramen, aangezien de concrete modaliteiten van het akkoord pas bekend zullen zijn tegen eind november 2021. Zodra ze bekend zijn, zal onze fiscale administratie de budgettaire impact opnieuw ramen.
L'accord conclu le 8 octobre a fait l'objet de longues négociations entre 140 pays. Nous devons veiller à ce que, dans le délai très ambitieux du cadre inclusif, nous puissions consolider et mettre en œuvre cet accord international au sein de l'Union européenne tout en respectant les libertés énoncées dans le Traité sur l'Union européenne. Il ne me semble donc pas opportun pour l'instant d'aller au-delà de ce qui a été convenu au niveau international.
07.04 Joris Vandenbroucke (Vooruit): Mijnheer de minister, ik heb geen commentaar bij uw antwoord.
07.05 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces réponses auxquelles je m'attendais. Vous aviez déjà dit que vous souteniez ce taux de 15 %. Je continue à le juger trop faible, comme beaucoup d'observateurs internationaux, y compris Gabriel Zucman, que j'ai cité tout à l'heure. On va maintenir cette concurrence fiscale entre pays.
On a la crainte que les 15 % ne soient pas un taux minimum mais un taux maximum, avec une pression vers le bas de l'impôt des sociétés. Je n'ai rien spécialement contre l'Irlande, mais on sait qu'au sein de l'Union européenne, pas au sein des 136 pays mais au sein de l'UE, (…) la présidence irlandaise de l'eurogroupe (…).
Par rapport au carbone, vous dites que l'objectif est légitime mais on peut distinguer les délocalisations à but fiscal ou à but autre que fiscal mais la réalité est que ces activités seront quand même peu taxées dans certains pays. Ceci soulève un problème supplémentaire dans l'application de cette règle.
Het incident is gesloten.
08 Question de Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La task force "excess profit rulings"" (55022329C)
08 Vraag van Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De taskforce excess profit rulings" (55022329C)
08.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, en commission des Finances du 29 septembre 2021, je vous interrogeais sur votre position à l’égard des excess profit rulings (EPR), à la suite de l’arrêt rendu par la Cour de justice de l’Union européenne, arrêt très négatif quant à la position "multinationalophile" de la Belgique.
Vous répondiez: "Je soulignerai que c'est mon administration et non mon cabinet qui est en charge de cette affaire. Une task force "excess profit rulings" a été créée depuis 2015 et regroupe des fonctionnaires ressortissant des différentes administrations générales concernées. Cette task force gère la procédure EPR en toute autonomie."
Monsieur le ministre, comment justifiez-vous cette forme de déresponsabilisation ministérielle de votre part qui consiste à laisser l’administration gérer un dossier aussi important politiquement que budgétairement? Le gouvernement n’aurait-il pas le pouvoir de changer de direction politique en cours de route dans ce dossier?
Quelle est la composition de cette task force? Qui la préside? Combien de membres compte-t-elle? De quelles administrations sont-ils issus?
Le Service des Décisions Anticipées est-il représenté au sein de cette task force? Si oui, par qui?
Dans votre réponse à la question précitée, vous évoquiez le paiement de frais d’avocats dans cette affaire, relatifs à des missions de conseil et d'assistance, pour des montants hors TVA de 370 000 euros en première instance et de 130 000 euros en appel. De quel(s) cabinet(s) d’avocats s’agit-il? Avez-vous également fait appel à d’autres sociétés que des cabinets d’avocats? Si oui, lesquelles et pour quel montant?
08.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Van Hees, en ma qualité de ministre des Finances, je n'entends nullement fuir mes responsabilités. Rassurez-vous, en cas de décision stratégique, je suis toujours consulté par mon administration. Néanmoins, à ce stade de la procédure, aucune initiative ministérielle ne doit être prise puisque la procédure suit son cours et que l'affaire a simplement été renvoyée devant le Tribunal de l'Union européenne pour examiner les trois derniers moyens avancés par l'État belge à l'appui de son recours contre la décision de la Commission du 11 janvier 2016.
En effet, les moyens 3 à 5 n'avaient pas encore été examinés par le Tribunal de l'Union européenne qui avait déclaré, par son arrêt d'annulation du 14 février 2019, le recours introduit par la Belgique le 22 mars 2016 recevable et fondé mais en n'abordant que les deux premiers moyens invoqués.
Pour être complet, je signale encore que, devant les juridictions européennes, l'État belge est représenté par son gouvernement, non par le ministre des Finances, mais en la personne de son ministre des Affaires étrangères.
Il va de soi que si une initiative nouvelle devait être prise, je formulerais des propositions à mes collègues du gouvernement; celui-ci décidera après délibération en Conseil des ministres.
La task force "excess profit rulings" créée au sein de mon administration regroupe des fonctionnaires provenant des différentes administrations générales concernées, à savoir l'administration générale Expertise et Support stratégique, l'administration générale de la Fiscalité et l'administration générale de la Perception et du Recouvrement.
Le Service des Décisions Anticipées en matières fiscales est également représenté au sein de cette task force par deux membres de son collège. Cette task force est présidée de manière collégiale par un agent de l'administration Grandes Entreprises pour la partie opérationnelle, et par le fonctionnaire chargé de la direction de l'administration générale Expertise et Support stratégique pour la partie stratégique. Elle comprend au total une dizaine de membres.
Comme je vous l'ai déjà indiqué, l'État belge a engagé un cabinet d'avocats pour des missions de conseil et d'assistance juridique dans le cadre de l'actuelle procédure pendante devant les juridictions européennes. Il s'agit du cabinet d'avocats Clayton & Segura spécialisé dans les aides d'État qui est le seul externe à qui l'État belge a fait appel durant la procédure juridictionnelle.
Enfin, je tiens à préciser que, devant les juridictions européennes, l'État belge n'est pas représenté par un avocat mais par un agent du SPF Affaires étrangères spécialement accrédité auprès du Tribunal et de la Cour de justice de l'Union européenne.
08.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse très complète. Je suis ravi d'entendre que parfois, on utilise des agents des SPF là où on pourrait engager des personnes privées, en l'occurrence des avocats.
Concernant le fond de l'affaire, c'est-à-dire le fait de savoir s'il est normal que la task force gère ce dossier sans input politique, tout dépend évidemment du choix politique. Si le choix politique, le vôtre ou celui de votre gouvernement en général, est de maintenir la même position dans le dossier des excess profit rulings, c'est-à-dire continuer à se battre en procédures judiciaires pour qu'un montant de près d'un milliard d'euros soit retiré des caisses de l'État pour être offert à des multinationales, il est alors logique que vous disiez que cela reste dans les mains de la task force. Par contre, si ce gouvernement devait dire que ce cadeau est indu aux multinationales et qu'il va changer de position dans la procédure, là, vous devriez intervenir politiquement. Cette non-intervention dans la task force de votre part reflète en réalité votre position politique. Vous continuez à défendre ces excess profit rulings qui sont des cadeaux qui coûtent très cher aux finances publiques.
Het incident is gesloten.
09 Question de Marie-Christine Marghem à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La fraude via les structures cum-cum" (55022374C)
09 Vraag van Marie-Christine Marghem aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Fraude via cum-cumconstructies" (55022374C)
09.01 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le ministre, une étude allemande met au jour le fait que la Belgique perdrait 7 milliards d'euros par les mécanismes des structures cum-cum. Ce mécanisme permettrait d'éluder le précompte professionnel en vendant ou en prêtant des actions temporairement, juste avant la distribution des dividendes. Dans ce cas de figure, c'est une tierce personne qui récupère ces sommes. Elle jouit d'une exonération d'impôt à l'étranger. Cette tierce personne est évidemment rémunérée pour une partie de l'impôt ainsi éludé. Bien que ce chiffre soit contesté, les chercheurs allemands n'en démordent pas: pour eux, la Belgique aurait des structures de ce type, et le chiffre de 7 milliards serait réaliste.
Quelle est la situation, monsieur le ministre? Qu'est-ce que le travail de l'administration fiscale vous permet de dire quant à cela? Quel est le montant existant ou éventuellement récupérable? Envisagez-vous une réforme pour éventuellement éviter désormais de telles pratiques si tant est qu'elles existent? Je vous remercie pour vos réponses.
09.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Madame Marghem, n'ayant pas accès à l'étude que vous citez, ni aux calculs précis qui y figurent, je trouve difficile de me prononcer sur le bien-fondé des résultats. Le fait est qu'entre 2012 et 2015, la Belgique a été victime d'une fraude concernant les remboursements au précompte mobilier pour un montant total remboursé de 208 millions d'euros; 782 millions d'euros ont pu heureusement être bloqués dans le cadre de la procédure de remboursement. Une initiative législative visant à lutter contre cette fraude a été introduite en 2019.
Pour en revenir à la fraude des 208 millions d'euros, l'administration des PME est en relation étroite avec les instances judiciaires et examine plusieurs pistes en vue de recouvrer ces sommes via, notamment, des actions judiciaires aux États-Unis.
09.03 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses très précises. J'essayerai de faire en sorte de me procurer cette étude. Mais vos propos me rassurent et circonscrivent les sommes, qui sont largement inférieures à ce qui est prétendu. Je vois que, dans la foulée de ce que nous avions fait dans le précédent gouvernement, vous poursuivez cette action avec votre administration, pour récupérer les montants ainsi éludés. Je vous remercie et je vous souhaite une excellente fin de journée en compagnie de mes collègues.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Voorzitter: Joris Vandenbroucke.
Président:
Joris Vandenbroucke.
De voorzitter: Ik heb begrepen dat de heer Laaouej niet aanwezig is om zijn vraag nr. 55022393C te stellen.
- Samuel Cogolati à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La taxonomie européenne" (55022394C)
- Reccino Van Lommel à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'énergie nucléaire comme élément de la taxonomie verte européenne" (55022638C)
- Samuel Cogolati aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De EU-taxonomie" (55022394C)
- Reccino Van Lommel aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Kernenergie als onderdeel van de Europese groene taxonomie" (55022638C)
De heer Cogolati is niet aanwezig. Mijnheer Van Lommel, u hebt het woord.
10.01 Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de minister, ik had deze vraag gericht aan minister Van der Straeten. Ik vind het vreemd dat ze naar u werd doorgestuurd.
Ik heb er in het verleden al vaker naar verwezen dat de regeringsleiders van tien lidstaten van de Europese Unie, waaronder ook Frankrijk, in oktober een gemeenschappelijke verklaring hebben gepubliceerd waarin zij hun steun uitspreken voor kernenergie. Ze verwijzen in hun tekst naar de belangrijke rol die kernenergie kan spelen in de strijd tegen de klimaatverandering en de opwarming van de aarde. Op dit moment overweegt ook Italië om zich daarbij aan te sluiten. In die tekst staat ook dat kernenergie in belangrijke mate bijdraagt tot de energie- en elektriciteitsonafhankelijkheid.
Op 7 september van dit jaar heeft de Europese Commissie een onafhankelijk geëvalueerd kader voor groene obligaties goedgekeurd met het oog op de uitgifte van maximaal 250 miljard euro aan groene obligaties. In de berichtgeving over dat kader komt prominent naar voren dat energieprojecten die rechtstreeks gelinkt zijn aan kernenergie niet zullen worden gefinancierd met deze middelen. Voor gastechnologie wordt het strikt gelimiteerd tot gas als overgangstechnologie en bijvoorbeeld warmtenetten.
Maar begin juni heeft de Europese Commissie de uitwerking van de Europese taxonomie ten aanzien van klimaatmigratie en -adaptatie formeel aangenomen. De EU heeft toen haar Joint Research Centre verzocht om een technisch adviesrapport te schrijven over de do no significant harm-aspecten van kernenergie. Nadien zou de Commissie een beslissing nemen om kernenergie al dan niet onder die taxonomie onder te brengen.
Mijnheer de minister, ik had graag geweten wat de Belgische opstelling is in dit dossier? Kunt u meer toelichting geven bij de berichtgeving over de uitsluiting van kernenergieprojecten? Klopt het dat voor de activiteiten die door de Commissie in de EU-taxonomie worden opgenomen de Commissie nog met een aanvullende uitwerking in een gedelegeerde handeling moet komen?
10.02 Minister Vincent Van Peteghem In uw vraag, maar ook in die van de heer Cogolati kunnen er drie belangrijke dossiers worden onderscheiden.
Ten eerste is er natuurlijk het kader voor de uitgifte van groene obligaties, de financiering van een NextGenerationEU-herstelfonds, ten tweede is er de nieuwe Europese standaard voor groene obligaties en ten derde is er de Taxonomy.
Ten eerste heeft de Commissie een kader voor de uitgifte van groene obligaties opgesteld binnen dat NextGenerationEU-herstelfonds. Van de 750 miljard euro die de Commissie de komende jaren zal ophalen op de financiële markten zou meer dan een derde naar groene projecten gaan. Er was dus ook nood aan een kader voor het ophalen van die groene obligaties.
Ten tweede is er de nieuwe Europese norm voor groene obligaties. Deze wetgeving werd in juli door de Commissie gepubliceerd en wordt momenteel onderhandeld binnen de Raad. Het kader voor groene obligaties van het NextGenerationEU-herstelfonds is natuurlijk ook gebaseerd op deze toekomstige Europese norm.
Ten derde wordt de Taxonomy uitgewerkt via gedelegeerde handelingen. Deze zal uiteraard ook een belangrijke basis vormen voor de nieuwe Europese norm voor groene obligaties. Dit zijn de drie dossiers waarbij een link kan worden gelegd.
Binnen het kader van de groene obligaties van het NextGenerationEU-herstelfonds werd er besloten dat deze herstelfondsen niet richting projecten gelinkt aan kernenergie mogen gaan, en enkel naar gas in het geval dat dit een overgangstechnologie betreft. Dit staat uiteraard volledig los van de discussie over hoe kernenergie en gas in de Taxonomy behandeld zullen worden. De Commissie is dit momenteel aan het bestuderen. Het is de bedoeling dat de Commissie tegen het einde van het jaar een gedelegeerde handeling ter zake zal publiceren.
Een aantal lidstaten heeft reeds een voorkeur uitgesproken voor een bepaalde richting. Aangezien er momenteel nog geen voorstel op tafel ligt, zijn er ook nog geen officiële besprekingen in de Raad hierover lopende. Zoals bij alle dossiers wachten we uiteraard steeds op concrete voorstellen van de Commissie. Zodra die er liggen, zullen we die zoals steeds grondig analyseren en onze positie bepalen.
10.03 Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de minister, we moeten inderdaad nog verder wachten tot het einde van het jaar, ook omdat er dienaangaande nog geen officiële besprekingen zijn geweest. Wanneer die besprekingen eindelijk zullen beginnen, zullen we toch goed moeten uitmaken wat onze houding daarin is. Als er op dit moment al een alliantie van 10, binnenkort misschien 11, landen in Europa ontstaat om kernenergie in de toekomst als groen te erkennen omdat ze geen CO2 uitstoot en dus kan worden ingezet tegen de klimaatopwarming, dan moeten we dat objectief bekijken. We moeten actief aan dat debat durven deelnemen.
Daarom vraag ik ook naar de Belgische opstelling in dat dossier. U bent daar niet echt op ingegaan en dat is spijtig. Wij zullen verder de officiële besprekingen afwachten.
L'incident est clos.
11 Vraag van Nahima Lanjri aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De blokkering van rekeningen na het overlijden van een partner" (55022405C)
11 Question de Nahima Lanjri à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le blocage des comptes bancaires lors du décès d'un partenaire" (55022405C)
11.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, wanneer mensen hun partner verliezen, gaat dat niet alleen gepaard met pijn en verdriet maar ook met heel wat administratieve verplichtingen. Zo dienen de langstlevende partners de bank op de hoogte te brengen van het overlijden, waarna de rekeningen en kluizen van de overledene worden geblokkeerd. Die tijdelijke blokkering duurt meestal een paar weken, maar dat kan oplopen tot enkele maanden.
Enkel de zogenaamde bevoorrechte rekeningen kunnen nog worden betaald via de bank. De interpretatie van de wetgeving ter zake en van wat moet worden verstaan onder bevoorrechte rekeningen verschilt van bank tot bank. Het gaat bijvoorbeeld om medische kosten, begrafeniskosten en lasten in verband met de laatste verblijfplaats van de overledene. Dat is duidelijk, maar voor de rest is er veel ruimte voor interpretatie.
De meeste banken hanteren een eigen interpretatie waardoor kosten voor bijvoorbeeld kinderopvang, telecommunicatie en internet niet kunnen worden betaald met de tegoeden op de geblokkeerde rekeningen. Die mensen moeten dan aankloppen bij familie of vrienden om de rekeningen te kunnen betalen.
Bovendien is het bedrag dat men mag opnemen beperkt tot 5.000 euro. Collega Verherstraeten heeft alvast een wetsvoorstel ingediend om dat bedrag te verhogen, want dat is al heel lang niet meer aangepast. Ik hoop dat dit voorstel snel kan worden goedgekeurd, zodat deze mensen wat meer financiële ademruimte krijgen.
Mijnheer de minister, kunt u verduidelijken welke bevoorrechte rekeningen de financiële instellingen mogen betalen met de tegoeden op de geblokkeerde rekeningen van de langstlevende partner? Kunt u hierover ook communiceren met de betrokken financiële instellingen, eventueel via een schrijven of een rondzendbrief? Er bestaan immers veel verschillen tussen de banken op dat vlak.
Ik hoop verder dat u het voorstel van collega Verherstraeten steunt om het voorschot te verhogen van 5.000 tot 7.000 euro en dat wij daarvoor binnenkort een meerderheid vinden in het Parlement.
11.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw Lanjri, de bevoorrechte kosten waarnaar u verwijst en die tijdens de blokkering ten belope van 5.000 euro kunnen worden betaald, worden omschreven en benoemd in de FAQ die op de website van mijn administratie consulteerbaar is. Het gaat onder meer over de bevoorrechte schulden zoals begrafeniskosten, alsmede de kosten van de laatste ziekte gedurende een jaar. Ook kosten met betrekking tot de laatste verblijfplaats van de overledene vallen daaronder. Het gaat dan bijvoorbeeld om kosten voor nutsvoorzieningen, brandverzekering en huur, met vervaldatum binnen de laatste drie maanden voor het overlijden en de eerste zes maanden na het overlijden.
De FAQ wordt in de praktijk door de banksector gevolgd, mits uiteraard het voorleggen van de nodige bewijsstukken en afhankelijk van het beschikbare saldo op de bankrekening.
Een eventuele verhoging van het maximumvoorschot van 5.000 euro naar 7.000 euro op een geblokkeerde rekening, waarvan de overledene, de echtgenoot of echtgenote of de langstlevende wettelijk samenwonende partner houder of medehouder is, vormt vanuit fiscaal oogpunt geen probleem. Een dergelijke wijziging valt echter onder de bevoegdheid van mijn collega bevoegd voor Justitie.
De uitbreiding van dat recht naar feitelijk samenwonenden brengt op het eerste gezicht op fiscaal vlak wel een aantal moeilijkheden met zich mee. Ten eerste gaat het om het fiscaalrechtelijk begrip dat geen grondslag heeft in het burgerlijk recht. Ten tweede wordt dit momenteel enkel toegepast voor de Vlaamse erfbelasting en schenkingsrechten. Bovendien is het onduidelijk of er in het voorstel enkel op vererving bij testament wordt gedoeld.
De invoering van de feitelijke samenwoning zou overigens een bewijsproblematiek met zich meebrengen. Hoewel de akte of het attest van erfopvolging thans niet is vereist voor de betaling van het voorschot aan een overlevende echtgenoot of echtgenote of wettelijk samenwonende zal, om te bepalen of de feitelijk samenwonende erfgenaam is, die akte of dat attest moeten worden voorgelegd. In de praktijk neemt dat meestal een aantal weken in beslag.
Een dergelijk voorschot voor een feitelijk samenwonende, die mogelijks geen erfgenaam is van de overledene, kan nadien overigens ook voor bijkomende betwistingen zorgen. De fiscale en patrimoniale situatie van de wettelijk samenwonenden en gehuwden is sterk verschillend van die van feitelijk samenwonenden en kan ter zake dus niet zonder meer worden gelijkgesteld.
11.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw bedenkingen bij ons voorstel. Ik ga ze zeker ook meegeven aan de collega. Ondertussen kunnen we er werk van maken om dat uit te klaren en te verbeteren.
Mijn eerste vraag was welke rekeningen daarmee kunnen worden betaald. Het is juist dat dit terug te vinden is op de website van de overheid, maar ik stel vast, zoals u zelf al zei, dat het gaat over een beperkt aantal rekeningen. Zo wordt bijvoorbeeld een rekening voor internet of voor kinderopvang niet genoemd. Dat zijn nochtans essentiële kosten die men ook moet kunnen betalen.
Mijnheer de minister, misschien is het nodig om de website te actualiseren. Eventueel kan daarvoor een wetswijziging nodig zijn. Hetgeen vandaag gedekt wordt of mag worden gedekt, volstaat echter niet meer en is niet afgestemd op de moderne tijd. Misschien was het 20 jaar geleden niet nodig om ook internetkosten te kunnen betalen maar vandaag is dat essentieel. Ik hoop dat u dat aspect terug wilt bekijken, want wat vandaag op de website wordt vermeld volstaat echt niet.
Het incident is gesloten.
- Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les montants versés aux paradis fiscaux en 2019" (55022409C)
- Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les critères déficients pour lister les paradis fiscaux" (55022779C)
- Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De bedragen die in 2019 op rekeningen in belastingparadijzen werden gestort" (55022409C)
- Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De gebrekkige criteria voor het opstellen van de lijst van belastingparadijzen" (55022779C)
12.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, selon votre réponse à la question écrite n° 569, pour l’exercice d’imposition 2020, 826 entreprises ont déclaré près de 266 milliards d'euros de versements aux pays considérés comme des paradis fiscaux sur la base de l’article 307 du Code des impôts sur les revenus.
Comme les années précédentes, les Émirats arabes unis arrivent largement en tête du classement par pays, puisqu’ils totalisent 63 % du total de ces versements. Les Émirats figurent également parmi les paradis fiscaux au centre des Pandora Papers et sont évidemment aussi visés dans les Dubaï Papers, scandale dans lequel des acteurs belges occupent une place importante.
On connaît aussi l’importance de Dubaï dans le monde du diamant et le niveau important de fraude qui touche ce secteur dans notre pays (cf. affaires Monstrey, Omega Diamonds, HSBC/SwissLeaks, Panama Papers, Pandora Papers, etc.).
Monsieur le ministre, combien d’agents la cellule chargée de l’analyse des déclarations de paiement aux paradis fiscaux compte-t-elle?
Comment expliquez-vous la place importante des Émirats arabes unis? Ce pays fait-il l’objet d’investigations spécifiques? Si oui, quels en sont les résultats?
Parmi les 826 entreprises susmentionnées, combien ont déclaré des paiements vers les Émirats arabes unis?
Quel est le montant total déclaré par les 25 premières entreprises ayant mentionné des versements aux Émirats arabes unis pour l’exercice d’imposition 2020?
Pour les cinq dernières années disponibles, combien de contrôles fiscaux ont-ils été réalisés sur la base des déclarations de versements aux Émirats arabes unis? Quel est le nombre de ceux ayant donné lieu à un supplément? Pour quel montant total?
Ensuite, pour aborder un thème voisin, les Pandora Papers apportent une preuve supplémentaire que les critères dont se servent l’OCDE, l’Union européenne ou la Belgique pour lister les paradis fiscaux sont déficients. Ces listes sont élaborées sur la base de certains engagements des États concernés et d’une mise en œuvre législative, mais non à partir de la réalité telle qu’elle ressort des flux financiers réels ou des dossiers concrets apparaissant dans les Leaks et Papers que nous connaissons encore et toujours.
Les ONG forment ce constat depuis longtemps, mais c’est également celui du Parlement européen dans sa résolution du 21 janvier 2021 sur la réforme de la liste des paradis fiscaux de l’Union européenne.
Cette résolution indique notamment que "seulement 2 % des pertes fiscales mondiales proviennent de territoires situés sur la liste de l’Union" - liste des paradis fiscaux de l'Union -, que "le processus actuel d’inscription sur la liste des pays et territoires tiers ne comporte pas de critère autonome relatif aux taux d’imposition nuls ou très faibles"- pour définir un paradis fiscal, on ne regarde pas quel est le taux d'imposition; c'est un comble - et que "la liste européenne ne concerne que des pays tiers".
Si l’on prend les dix juridictions les plus utilisées parmi les 923 dossiers Pandora Papers pour lesquels le journal Le Soir a pu identifier le paradis fiscal - Îles vierges britanniques, Seychelles, Belize, Panama, Hong Kong, Bahamas, Nouvelle-Zélande, Delaware, Singapour, Émirats arabes unis -, on constate que la majorité de celles-ci sont absentes de la liste belge.
Dès lors, monsieur le ministre, mes questions sont les suivantes.
Pourquoi n’utilisez-vous pas des critères basés sur la réalité pour définir la liste des paradis fiscaux reprise à l’article 179 de l'arrêté royal d'application du Code des impôts sur les revenus?
Pourquoi les paradis fiscaux impliqués dans les Pandora Papers ne sont-ils pas tous repris sur cette liste? Comptez-vous le faire?
Pourquoi cette même liste ne comporte-t-elle aucun des paradis fiscaux de l’Union européenne, par exemple Chypre, qui est citée dans les Pandora Papers?
12.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, récemment, le G20, dont l'Union européenne fait partie, a approuvé une réforme fiscale pour les multinationales. Cet accord requiert entre autres que les bénéfices soient soumis à un impôt minimum.
À l'occasion de cet accord, il est utile d'examiner notre législation nationale. La liste des États reprise à l'article 179 que vous avez cité ne s'applique que dans le cas de paiements effectués par les sociétés. Mais quand des personnes physiques utilisent des constructions juridiques, nous nous situons dans le domaine de la taxe Caïman. Dans ce contexte, je peux confirmer entre autres que les entités juridiques situées dans les juridictions citées sont effectivement visées.
Quatre agents sont affectés à la cellule de lutte contre les paradis fiscaux du CAF, le Service de Coordination Anti-Fraude. Mais, potentiellement, tous les agents de l'ISI peuvent être amenés à effectuer des contrôles.
Pour le surplus, ces données déclaratives font également l'objet d'analyses spécifiques par au moins deux dataminers de l'ISI.
Nous ne disposons pas de statistiques sur les résultats en fonction des pays destinataires des paiements. Mon administration a détecté plus de 500 sociétés qui ont déclaré entre autres des paiements vers les Émirats arabes unis pour l'exercice d'imposition 2020. Les 25 premières entreprises ayant mentionné des versements ont effectué des paiements pour un total de 167,2 milliards.
12.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, il y avait deux questions et je ne sais pas si j'ai eu les réponses aux deux questions. Était-ce une réponse globale ou y a-t-il deux réponses?
12.04 Vincent Van Peteghem, ministre: C'est une réponse globale, monsieur Van Hees.
12.05 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Merci, j'en prends note. Je suis d'accord avec votre argument selon lequel il n'y a pas que l'article 179, mais il y a aussi la taxe Caïman pour les personnes physiques. Je constate que les quatre agents sont très peu pour traiter tout ce flux d'information, même si vous dites chaque fois qu'après coup, d'autres agents peuvent contrôler ces dossiers. Toutefois, quatre agents pour traiter autant de milliards, cela me semble fort peu.
Votre réponse est particulièrement interpellante au sujet des 25 entreprises qui totalisent à elles seules 167 milliards de versements vers les Émirats arabes unis. Je suppose que si je vous demandais l'identité de ces sociétés, vous me diriez que le secret professionnel ou le secret fiscal vous empêche de les mentionner. C'est, en tout cas, interpellant. Cela vaut la peine d'investiguer sur ces montants astronomiques et de voir quelle réalité ils recouvrent. Je me réserve quand même le droit, à l'avenir, de revenir sur ce montant et sur cette situation interpellante en elle-même.
L'incident est clos.
- Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De uitwerking van de vliegtaks" (55022420C)
- Wouter Vermeersch aan Eva De Bleeker (Begroting en Consumentenbescherming) over "De vliegtaks en de begroting" (55022421C)
- Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'élaboration de la taxe sur les billets d'avion" (55022420C)
- Wouter Vermeersch à Eva De Bleeker (Budget et Protection des consommateurs) sur "La taxe sur les billets d'avion et le budget" (55022421C)
13.01 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik kan naadloos aansluiten bij de vorige vraag want hoe geraakt men in belastingparadijzen? Dat is natuurlijk met het vliegtuig. Ik heb begrepen dat de vliegtaks niet van toepassing zal zijn op die vluchten naar belastingparadijzen want die zijn te ver afgelegen. Maar ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Weken na de begrotingsbesprekingen zijn
een aantal maatregelen nog steeds niet duidelijk, zoals bijvoorbeeld de
vliegtaks of de zogenaamde inschepingstaks voor korte vluchten.
In het programma 'De afspraak op vrijdag'
liet de minister van Energie verstaan: 'De uitvoering is in handen van Vincent
Van Peteghem (…) We hebben het bedrag daarvoor ingeschreven in de begroting en
dat gaat over die 30 miljoen euro. Daar gaan de modaliteiten voor komen en ik
heb echt vertrouwen dat Vincent van Peteghem dat op een goede manier gaat
managen.'
Welke stappen heeft de minister
ondertussen al genomen tot het invoeren van deze nieuwe belasting?
Wanneer zal de nieuwe belasting worden
voorgelegd aan het Parlement?
Wanneer zal de nieuwe belasting worden
ingevoerd?
Wat is het belastingtarief? De versies
van deze nieuwe belasting lopen erg uiteen, naar gelang de bron binnen de
regering. Vijf tot zes euro per passagier volgens de premier en de
MR-voorzitter. De minister van Ambtenarenzaken en de staatssecretaris voor
Begroting noemden een bedrag van 20 euro. De nieuwe belasting moet 30 miljoen
euro opbrengen in 2022 en 40 miljoen euro in 2023. Hoeveel zal de nieuwe
belasting bedragen?
Wat is de belastinggrondslag? Welke
tickets zullen duurder worden? Gaat het over afstanden van 500 of 750
kilometer?
Wie is de belastingplichtige? Wie zal de
nieuwe belasting uiteindelijk moeten betalen? En welke luchthavens zullen
worden geviseerd?
Het verdrag inzake de internationale
burgerluchtvaart (Verdrag van Chicago) verbiedt in artikel 15 'heffingen op het
vertrek van luchtvaartuigen of op het vertrek van personen in luchtvaartuigen'.
Enkel een belasting die dient voor vluchtgerelateerde kosten is toegelaten,
zoals voor het gebruik van een luchthaven of voor de kosten van de
verkeersleiding. Fiscaal expert Michel Maus wijst erop dat de Raad van State in
het verleden een belasting van de gemeente Zaventem op de uitbating van
vliegtuigen voor het bedrag van 12 frank per passagier vernietigde wegens de
schending van het verdrag van Chicago. Is deze nieuwe belasting wel wettig?
De vliegtaks, de zogenaamde
inschepingstaks voor korte vluchten, die de regering heeft aangekondigd, zou
volgens de staatssecretaris voor Begroting gemiddeld ongeveer 20 euro per
ticket bedragen. De komende weken worden de details nog uitgewerkt. De nieuwe
belasting zou bijvoorbeeld duurder kunnen zijn voor tickets in 'business class'
dan in 'economy'. De federale regering mikt erop dat de maatregel 30 miljoen
euro opbrengt voor de begroting en heeft haar berekeningen gemaakt op basis van
het aantal passagiers voor de coronacrisis. Dat zei staatssecretaris voor
Begroting in het programma 'De Ochtend' op Radio 1:
'Dat zal ongeveer, maar dat moet allemaal
nog gedubbelcheckt zijn, want de situatie is ook helemaal veranderd, 1,5
miljoen bewegingen zijn. Wat dan zou neerkomen, als je dan de hele simpele
berekening maakt, op ongeveer 20 euro per ticket. Maar dan heb je nog allerlei
modaliteiten om dat aan te passen. Want je hebt verschillende soorten tickets.
Je hebt 'business'. Je hebt 'economy'.
In 2023 moet de nieuwe belasting 40
miljoen euro opbrengen voor de begroting.
Weken na de begrotingsbesprekingen is de
maatregel nog steeds niet duidelijk. De versies van deze nieuwe belasting
verschillen erg naargelang de bron binnen de regering. Het gaat om vijf tot zes
euro per passagier volgens de premier en de MR-voorzitter. De minister van
Ambtenarenzaken noemde een bedrag van 20 euro.
Kan de staatssecretaris voor Begroting haar uitspraken en berekeningen op de
radio bevestigen in het Parlement? Hoeveel zal de taks nu bedragen?
Welke tickets zullen duurder worden? Gaat
het over afstanden van 500 of 750 kilometer?
Wie zal de nieuwe belasting uiteindelijk moeten betalen? En welke luchthavens zullen worden geviseerd?
13.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Vermeersch, mijn beleidscel werkt momenteel samen met de administratie een voorontwerp van wet uit. Dat ontwerp is nog in een pril stadium, zodat ik nog geen nadere regels voor de nieuwe taks kan meedelen. Zodra de ministerraad dit ontwerp heeft goedgekeurd, zal het het normale wetgevende traject volgen en onder meer voor advies aan de Raad van State worden voorgelegd. Het zal ook tijdig aan het Parlement worden voorgelegd, zodat de wet vanaf 1 april 2022 in werking kan treden.
Op de verenigbaarheid van een inscheeptaks met artikel 15 van het verdrag van Chicago zal uiteraard worden ingegaan in de memorie van toelichting van het ontwerp. Ik merk op dat het arrest van de afdeling Administratie van de Raad van State het eerste was in een reeks van rechterlijke uitspraken over de problematiek. Daarna hebben in het Verenigd Koninkrijk het High Court of Justice, in Duitsland het Finanzgericht en in Nederland de Hoge Raad in omgekeerde zin beslist. Bovendien is er de vaststelling dat heel wat Staten die partij zijn bij het verdrag van Chicago, een of andere vorm van inscheeptaks hebben ingevoerd.
Ook vanuit de International Civil Aviation Organisation, die bij het verdrag van Chicago werd opgericht, is er nooit beweerd dat de invoering van een inscheeptaks met dat verdrag in strijd zou zijn.
Uit dat alles blijkt voldoende dat, in tegenstelling tot wat de afdeling Administratie van de Belgische Raad van State in 2005 heeft geoordeeld, vandaag internationaal wordt aanvaard dat de invoering van een inscheeptaks verenigbaar is met het verdrag van Chicago.
13.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik kan alleen maar vaststellen dat u last hebt van uitstelgedrag. Uw uitdoving van de bijzondere bijdrage sociale zekerheid is uitgesteld. De inschepingstaks is uitgesteld naar volgend jaar. Het omgekeerd cliquetsysteem wordt ook verder uitgesteld. U hebt dus last van heel wat uitstelgedrag, maar ik stel ook vast dat het beleid van uw regering ingaat tegen wat andere landen doen. U hebt misschien de begrotingsplannen van het Verenigd Koninkrijk gezien, dat heeft beslist om de belastingen op korteafstandsvluchten juist te verminderen. Men wil de lokale luchthavens stimuleren.
We kunnen niet anders dan dit vaststellen en u vragen blijven stellen tot wij duidelijkheid krijgen over de plannen van deze regering met betrekking tot die vliegtaks. Niet alleen wij, maar ook de luchthavens vragen duidelijkheid over die plannen. Iedereen maakt zich immers grote zorgen over welke richting die zullen uitgaan. Alle modaliteiten zullen wellicht de komende weken bekend geraken en wij kijken daarnaar uit.
Het incident is gesloten.
Vraag
nr. 55022454C van de heer Donné wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
14 Question de Benoît Piedboeuf à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les régies communales autonomes" (55022457C)
14 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De autonome gemeentebedrijven" (55022457C)
14.01 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le
ministre, cher Monsieur Van Peteghem, afin de se prémunir en cas de
contrôles fiscaux, les Régies Communales autonomes ont tendance à solliciter
une demande de ruling du service des Décisions Anticipées. En effet, la
question centrale de la déduction de la TVA dans leur chef dépend notamment des
modalités de subsidiation.
La jurisprudence constante du SDA à ce sujet
précise: Les régies communales autonomes ne relèvent pas du régime TVA des
organismes publics et sont, par conséquent, des assujettis ordinaires.
En tant qu'exploitant d'installations
sportives ou culturelles, les régies communales autonomes sont visées par les
exemptions de l'article 44, § 2, 3°, 6° et 7°, du Code de la TVA. Du
reste, l'application de ces exemptions exige, en outre, comme condition que
l'exploitant soit un organisme qui ne poursuive pas un but de lucre et que les
recettes tirées de l'activité servent, exclusivement, à en couvrir les frais
d'exploitation.
À cet égard, les subsides de fonctionnement
mis à la disposition de la régie communale autonome par la commune, compte tenu
du lien étroit qui unit celles-ci, ne doivent, en principe, pas être considérés
comme des recettes de la régie communale autonome.
Les subventions directement liées au prix,
attribuées à la régie communale par la commune, doivent, par contre, être
ajoutées aux recettes de la régie communale autonome afin de déterminer si les
dispositions statutaires, relatives au but de lucre et à l'objectif visant à
distribuer des bénéfices, sont ou non théoriques.
Toutes les demandes de ruling sont
accompagnées du plan d'entreprise de la RCA concernée reprenant cette modalité
de détermination des subsides liés aux prix. Afin de calculer le subside lié au
prix, la RCA déterminera le coût vérité de ses infrastructures par unité
d'utilisation. Dans un second temps, la RCA déterminera le subside lié au prix
par type d'utilisateur. Le subside lié au prix équivaudra au différentiel entre
le coût vérité et le prix payé par l'utilisateur, le tout, multiplié par le
nombre d'unités d'utilisation de cet utilisateur sur la période donnée. La RCA
appliquera au subside lié au prix un taux de TVA identique à celui appliqué à
l'utilisateur. En pratique, il est évident que le plan d'entreprise doit être
respecté.
Pourriez-vous nous confirmer, sur cette
base, si ces guidelines sont bien respectées, que l'administration de la TVA,
en cas de contrôle, est tenue de respecter le ruling et n'est dès lors pas
encline à requalifier les subsides liés aux prix en subsides de fonctionnement
?
14.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Piedboeuf, la loi définit la décision anticipée comme "l'acte juridique par lequel le Service public fédéral Finances détermine conformément aux dispositions en vigueur comment la loi s'appliquera à une situation ou à une opération particulière qui n'a pas encore produit d'effet sur le plan fiscal".
Je peux vous confirmer qu'une décision du Service des Décisions Anticipées en matières fiscales (SDA) lie l'administration fiscale pour l'avenir.
Il existe toutefois des exceptions légales au principe du caractère contraignant d'une décision du SDA. Par conséquent, lorsqu'une régie communale autonome est qualifiée d'assujettie avec droit à déduction sous certaines conditions par le SDA, l'administration en charge de la taxe sur la valeur ajoutée peut vérifier si l'une de ces exceptions légales est d'application.
Dans ce cadre, l'administration en charge de la taxe sur la valeur ajoutée peut vérifier si:
- les conditions posées par le Service des Décisions Anticipées sont remplies dans la pratique par la régie communale autonome;
- la situation ou l'opération décrite par cette régie dans la formulation de sa demande l'a été de manière complète et exacte;
- les éléments essentiels de l'opération ont été réalisés de la manière décrite par le demandeur;
- la réglementation applicable à l'opération visée par la décision anticipée n'a pas été modifiée;
- la décision anticipée est conforme aux dispositions des traités du droit communautaire ou du droit interne ou, en d'autres mots, si la décision anticipée n'est pas illégale.
14.03 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. J'en déduis a contrario que si on se situe bien dans le cadre qui est visé légalement par le Service des Décisions Anticipées, l'administration est tenue de s'y conformer. J'ai bien entendu toutes les précautions que vous preniez parce que l'on pourrait être devant un cas différent mais si la décision du SDA est légale et conforme au droit communautaire et que l'on se trouve dans les conditions prévues, l'administration doit s'y conformer.
L'incident est clos.
- Joris Vandenbroucke aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De aftrekbaarheid van de beroepskosten" (55022462C)
- Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De aftrekbaarheid van de beroepskosten" (55022624C)
- Joris Vandenbroucke à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La déductibilité des frais professionnels" (55022462C)
- Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La déductibilité des frais professionnels" (55022624C)
15.01 Joris Vandenbroucke (Vooruit): Mijnheer de minister, een nieuw arrest van het
hof van beroep in Gent stelt dat de kosten die bedrijfsleiders in hun
vennootschap inbrengen voor hun tweede verblijf niet in verhouding moeten staan
tot het belaste fiscaal voordeel. Dit opent nieuwe mogelijkheden om een
vennootschap als belastingoptimalisatie-instrument te gaan gebruiken. Door dit
arrest kunnen een privé-flat aan zee of een dure wagen nog fiscaal voordeliger
ingebracht worden in een vennootschap en daarna ter beschikking gesteld worden
aan de bedrijfsleider.
Tot 2015 was de gangbare rechtspraak rond
het aftrekken van kosten, geregeld door artikel 49 WIB, dat deze verband moest
houden met de maatschappelijke activiteit of het statutair doel van de
vennootschap. In 2015 stelde het Hof Van Cassatie echter in enkele ophefmakende
arresten dat vennootschappen beroepskosten mochten inbrengen die niets te maken
hadden met de beroepsactiviteit. Met die versoepeling kwam het hof al terug op
zijn eigen rechtspraak.
Uw voorganger, minister Van Overtveldt,
beloofde in zijn fraudebestrijdingsplan van december 2015 reeds om met een
wetgevend initiatief te komen om dit aan banden te leggen, maar gaf hier nooit
gevolg aan. Ook uw eigen partij heeft hiertoe in de vorige legislatuur een
wetsvoorstel ingediend. Dat dit nieuwe feit de mogelijkheden tot optimalisatie
nog maar eens oprekt, toont aan dat een wetswijziging zich opdringt.
Hoe staat u tegenover het arrest van het
hof van beroep in Gent, vooral in het licht van het regeerakkoord en de
leidende principes van de brede fiscale hervorming?
Zult u initiatieven ondernemen om artikel
49 WIB dusdanig aan te passen, zodat kosten die geen verband houden met de
maatschappelijk activiteit of werkelijke (hoofd)-activiteit van een vennootschap
niet langer fiscaal aftrekbaar zijn?
15.02 Dieter
Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, uw directe voorganger en uw eigen partij
gaven in het verleden aan de fiscale aftrekbaarheid van vastgoed te willen
beperken. Hiervoor diende de CD&V in de vorige legislatuur een wetsvoorstel
in om een extra lid toe te voegen aan artikel 49 WIB. Dit zou tot gevolg hebben
dat de fiscale aftrekbaarheid van beroepskosten in het algemeen opnieuw beperkt
zou worden tot die kosten die in een noodzakelijk verband staan met de
maatschappelijke of werkelijke activiteit van de belastingplichtige. Indien de
vennootschap de kost was aangegaan om haar werknemers te bezoldigen zou er nog
een bijkomende voorwaarde gelden, m.n. dat de bezoldiging de werkelijke
prestaties van de werknemer niet mag overtreffen.
Er is nog een andere optie om de fiscale
aftrekbaarheid te beperken, en waaronder o.a. de fiscus voor pleitte in de
recente zaak die dit thema opnieuw onder de aandacht bracht. De fiscus is van
oordeel dat er een zeker proportionaliteit moet bestaan tussen enerzijds de
belastingvermindering die de vennootschap bekomt door de fiscale aftrek, en
anderzijds het belastbare voordeel van alle aard van de bezoldigde. Een
billijke verhouding tussen de twee eisen zou het instrument van de fiscale
aftrek minder interessant maken voor belastingoptimalisatie.
Gegeven de stijgende prijzen op de
woningmarkt heb ik hier al meermaals gepleit om het beleid waarin woningen
worden gepromoot als beleggingen sterk bij te sturen. Nochtans vormt die
aantrekkelijkheid net de reden waarom verschillende rechtshoven het kopen van
woningen als beroepskost en het ter beschikking stellen ervan als
bezoldigingsvorm in principe aanvaarden. Door de uitdagingen op de vastgoedmarkt
lijkt het aanpassen van artikel 49 WIB zodat specifiek woningen worden
uitgesloten van deze vorm van het gebruik van de aftrekbare beroepskosten,
legitiem. Het recht op onderdak is immers een mensenrecht dat door speculatieve
druk op de vastgoedmarkt in het gedrang komt.
Er zijn mijns inziens uitdagingen voor
verschillende van deze werkwijzen. Daarom heb ik de volgende vragen voor u:
Staat u in overleg met uw eigen
administratie over een wijziging van artikel 49 WIB? Begrijpt u de
stellinginname van de fiscus in de recente zaak voor het Gentse hof van beroep?
Kunnen wij een initiatief van u
verwachten om de fiscale aftrekbaarheid te beperken en wanneer zal dit het
geval zijn?
Wat vindt u van de drie hierboven
genoemde voorstellen om artikel 49 WIB aan te passen?
15.03 Minister Vincent Van Peteghem: In dit stadium onderzoekt de administratie, zoals gebruikelijk, de mogelijkheid om een cassatievoorziening in te stellen tegen het arrest van 26 oktober 2021. Mijn administratie is belast met het voorbereiden van de bredere fiscale hervorming die in het regeerakkoord is aangekondigd. In de hoofdlijnen van deze hervorming staan maatregelen om de fiscale optimalisatie tot een minimum te beperken. Hierbij zal worden nagegaan of de fiscale wetgeving inzake de aftrekbaarheid van beroepskosten dient gewijzigd te worden, rekening houdend met de rechtspraak.
De drie in uw vraag genoemde voorstellen kunnen deze oefening ondersteunen. De verschillende oplossingen moeten evenwel vanuit een algemeen perspectief worden bekeken, eerder dan met het oog op een specifieke situatie.
15.04 Joris Vandenbroucke (Vooruit): Mijnheer de minister, over hoe de zaak moet opgelost worden, kan inderdaad nog worden nagedacht. Voor onze fractie moet er wel degelijk een aanpassing komen van de wet zodat beroepskosten die worden afgetrokken, op zijn minst rechtstreeks verband houden met de activiteit van de vennootschap waarover het gaat, zodat excessieve zaken, zoals vakantieappartementen, niet meer kunnen afgetrokken worden als beroepskost. Dat is een van de aanleidingen waarom ik deze vraag heb gesteld.
Het wordt zeker nog vervolgd.
15.05 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u weet dat wij streven naar een fiscaliteit die zo rechtvaardig mogelijk is. Ik weet dat u hetzelfde doet en ik weet dat de heer Vandenbroucke ook hetzelfde doet. De grote fiscale hervorming is inderdaad een kans om veel recht te trekken dat krom is.
Het is echter misschien niet nodig om alles onder de noemer van die grote hervorming te doen. Misschien zijn er quick wins die sneller en efficiënter buiten die grote hervorming mogelijk zijn. Misschien is dit er een. Dat debat zal in elk geval nog terugkomen.
L'incident est clos.
- Vicky Reynaert aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De bankenblokkade tegen Cuba door ING en BNP Paribas Fortis" (55022471C)
- Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De uitsluiting van bankdiensten voor Belgische klanten die contacten hebben met Cuba" (55022847C)
- Vicky Reynaert à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'embargo bancaire d'ING et de BNP Paribas Fortis contre Cuba" (55022471C)
- Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les exclusions bancaires de clients belges ayant des contacts avec Cuba" (55022847C)
16.01 Vicky Reynaert (Vooruit): Mijnheer de minister, er bereiken ons getuigenissen dat Belgische banken zoals ING en BNP Paribas Fortis weigeren geld naar Cuba over te schrijven, wat een inbreuk betekent op het vrij verkeer van kapitaal. Die banken geven blijkbaar gevolg aan de sanctiewetten van de Verenigde Staten, die een economische en financiële blokkade hebben opgelegd aan Cuba.
Die blokkade wordt nochtans wereldwijd afgekeurd. Op 23 juni 20’21 veroordeelde de Algemene Vergadering van de VN voor de 29ste keer op rij en met een overweldigende meerderheid de economische en financiële blokkade tegen Cuba en de Europese Unie veroordeelt ze in de meest krachtige bewoordingen, omdat die de internationale vrijhandel belemmert en de belangen van de Europese bedrijven schaadt.
Met de blokkeringsverordening verbiedt de Europese Unie Europese bedrijven om VS-sanctiewetten te gehoorzamen, maar daarvan trekken de banken zich blijkbaar niets aan. Ze gaan zelfs verder dan het opleggen van de VS-sanctiewetten, want ze blokkeren zelfs overschrijvingen in euro’s tussen twee Europese landen. Dat is niet aanvaardbaar.
Wat is uw reactie op die praktijken? Kunt u een omzendbrief opstellen en richten aan de banken met daarin concrete richtlijnen die het vrij betalingsverkeer naar Cuba garanderen?
16.02 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le président, monsieur le ministre, en ce mois de novembre 2021, le monde associatif et syndical manifeste devant les bureaux d'ING et de BNP Paribas Fortis à Liège et aujourd'hui même à Gand pour dénoncer les pratiques inacceptables de ces banques à l'égard des transactions financières concernant Cuba.
Ce n'est pas nouveau. En février 2019, le ministre des Affaires étrangères de l'époque, M. Didier Reynders, répondait ceci à une de mes questions écrites: "La Belgique dénonce clairement l'embargo américain contre Cuba, non seulement en ce qui concerne ses effets concrets pour la population cubaine mais également en raison de la portée extraterritoriale, dans les faits, des sanctions américaines qui affectent également les intérêts des pays membres de l'Union européenne."
Pourtant, aujourd'hui, ces restrictions de banques belges sous contraintes nord-américaines se perpétuent, alors qu'elles sont contraires au droit international (29 résolutions de l'ONU) et à la législation de l'Union européenne (Règlement 2271/96).
Les exemples sont nombreux. J'ai ainsi reçu un échange de courriers récent et effarant entre BNP Paribas Fortis et la responsable d'une ASBL belge de solidarité internationale. La banque y pose des questions dignes d'un interrogatoire policier. Elle exige de recevoir l'organigramme de l'ASBL ainsi que des éléments de sa comptabilité. Elle épluche le contenu de ses diverses campagnes, épie la moindre mention du mot Cuba dans les communications bancaires de ses mouvements financiers, etc. Finalement, après tous ces échanges de courriers, ces ukases imposés, elle envoie une lettre sans autre motivation pour exclure l'ASBL de sa clientèle.
On aimerait voir un tel acharnement des banques dans la lutte contre la grande fraude fiscale plutôt que contre des associations de solidarité.
Monsieur le ministre, ordonnerez-vous aux établissements bancaires belges de mettre fin à ces pratiques inacceptables? Par ailleurs, spécifiquement à l'égard du groupe BNP Paribas Fortis dont l'État belge est un actionnaire important, demanderez-vous aux administrateurs désignés par le gouvernement d'intervenir au conseil d'administration de ce groupe bancaire afin qu'il soit mis fin à ces pratiques?
16.03 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw Reynaert, mijnheer Van Hees, de financiële instellingen oefenen hun commerciële activiteiten uiteraard uit in een internationale context die bepaalde normen oplegt. Op Europees niveau kan daarvoor verwezen worden naar het door de Europese Commissie afgelopen zomer voorgestelde anti-money laundering package.
Les institutions concernées forment des choix commerciaux et stratégiques dans ce contexte. Il n'appartient pas au ministre des Finances de les examiner. Toutefois, cela ne signifie pas que le cadre législatif existant ne doit pas être respecté.
16.04 Vicky Reynaert (Vooruit): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. De getuigenissen die wij ontvangen hebben, spreken dat absoluut tegen. Dergelijke praktijken zijn gewoonweg onaanvaardbaar.
Het kan volgens mij wel vooruitgang betekenen als u eens een concreet signaal uitstuurt om aan te geven dat het verbod wel gerespecteerd moet worden. Collega Van Hees heeft al meegedeeld dat er daaromtrent vandaag ook actie wordt gevoerd in Gent aan de filialen van de desbetreffende banken om hen daarop te wijzen. Ik heb begrepen dat er in dat verband ook brieven gestuurd zijn naar uw kabinet. Als er daarop een antwoord geformuleerd wordt, denk ik wel dat dat een verschil kan maken. Alvast dank voor uw inzet.
16.05 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je m'attendais à une réponse un peu plus développée.
Nous sommes face à une situation inacceptable. Des établissements bancaires belges, en tout cas présents en Belgique, se soumettent manifestement à une loi américaine condamnée unanimement dans le monde, plutôt que de se soumettre aux règles européennes et aux règles de l'ONU. C'est un problème fondamental.
J'entends que des pressions américaines sont exercées sur ces banques mais il revient au gouvernement et au ministre des Finances - c'est tout de même vous qui êtes responsable des banques ou coresponsable avec le ministre de l'Économie - de contrebalancer ces pressions américaines en venant avec des instructions claires vis-à-vis des établissements bancaires belges. Cela leur permettrait de les invoquer en réplique aux États-Unis.
Je vous avais par ailleurs posé une question spécifique sur le groupe BNP Paribas Fortis dont l'État belge est actionnaire. Vous avez désigné deux administrateurs, je pense, au sein du conseil d'administration. Mais vous n'avez pas répondu à ma question alors qu'en l'espèce, vous avez clairement le pouvoir de leur donner des instructions pour qu'ils interviennent au sein du conseil d'administration pour dénoncer ces pratiques.
J'attends donc davantage de votre part plutôt que de balayer la question de façon aussi rapide.
Het incident is gesloten.
- Cécile Cornet à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La transaction pénale de Jost Group pour fraude fiscale, sociale et blanchiment" (55022473C)
- Cécile Cornet à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La transaction pénale de Jost Group pour fraude fiscale et sociale et blanchiment" (55022672C)
- Cécile Cornet aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De minnelijke schikking in strafzaken van Jost Groep voor fiscale en sociale fraude en witwassen" (55022473C)
- Cécile Cornet aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De minnelijke schikking met Jost Group voor fiscale en sociale fraude en witwaspraktijken" (55022672C)
17.01 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, je constate que deux questions figurent effectivement à l'agenda. Pourtant, je n'en ai déposé qu'une sur le sujet. Il y a donc eu une confusion. Si j'en suis à l'origine, je prie les services de bien vouloir m'en excuser.
Une enquête du parquet fédéral a été ouverte en 2015 concernant des questions de fraude fiscale et sociale, de dumping social et de traite des êtres humains présumés au sein du groupe de transport Jost Group. Il est question de 45 millions d'euros non payés aux travailleurs, de 20 millions d'euros de cotisations sociales éludées et de trafic de travailleurs.
Six ans après, nous apprenions, fin octobre, qu’une transaction pénale était proposée concernant le dossier des fraudes présumées. Il est question d’un montant de 30 millions dont 27 millions iront à l’ONSS et le reste à l’administration fiscale. Cet accord intervient dans le cadre plus large d’une reconnaissance de culpabilité pour le volet "traite des êtres humains" avec, à la clé, une peine de prison de six mois avec sursis pour certains membres de la direction.
Au moment du dépôt de cette question, cet accord devait être entériné par la chambre du conseil de Liège. Il a déjà suscité énormément de réactions, notamment de la CSC Transcom qui a critiqué vertement la transaction pénale et qui estime que le montant de 30 millions d’euros est purement et simplement dérisoire par rapport au montant global de la fraude qui pourrait s’élever à plusieurs centaines de millions d’euros.
Monsieur le ministre, avez-vous reçu toutes les assurances que le montant de 30 millions comprend le montant de l’impôt potentiellement éludé? À combien celui-ci a-t-il été estimé? La proposition de transaction a-t-elle été transmise au CAF, comme le recommande la Cour des comptes dans son rapport de 2021 sur les régularisations? Quelles sont les raisons qui expliquent le choix d’une transaction pénale plutôt que la poursuite de l’enquête judiciaire pour le volet blanchiment et fraude fiscale?
17.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Madame Cornet, étant donné que votre question porte sur un contribuable spécifique, je ne peux vous fournir aucune information, en vertu des dispositions sur le secret professionnel. Mais l'article 216bis du Code d'instruction criminelle ne prévoit pas de signaler conjointement une proposition de transaction pénale au CAF. Une telle initiative revient au ministre de la Justice ou au Collège des procureurs généraux.
Le premier plan d'action du collège pour la lutte contre la fraude sociale et fiscale prévoit une approche multidisciplinaire des phénomènes de fraude par la coopération et l'échange d'informations entre les services d'inspection sociale et offre la possibilité aux services d'inspection concernés de l'étendre à d'autres services tels que le SPF Finances dans le cadre d'un projet pilote.
Enfin, je me réfère aux communications de l'auditorat du travail concernant une affaire en cours qui montrent que la problématique fait également l'objet d'un suivi devant les tribunaux.
17.03
Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le
ministre, je vous remercie pour vos réponses. L'article 216bis ne prévoit pas de transmettre le montant de
la transaction pénale au CAF. Toutefois, cela faisait partie des
recommandations du rapport de la Cour des comptes. Je vous invite donc à
prendre une initiative pour que cela soit mis en ordre.
Le plan
d'action de lutte contre la fraude contient des mesures multidisciplinaires et
vous avez entendu de nombreuses fois le groupe Ecolo-Groen s'exprimer en faveur
de ces mesures et d'une meilleure collaboration entre les services. J'ai lu
dans la presse que les services se plaignaient d'un manque de moyens pour
contrôler la fraude sociale, notamment dans ce dossier.
Je partage
avec vous mon malaise quant au montant de la transaction. Lors de précédentes
auditions, nous avons abordé la pyramide de l'OCDE en ce qui concerne la force
de la sanction par rapport à la force de l'infraction. Nous sommes ici face à
un acteur qui a sciemment organisé du dumping social dans le transport routier.
On parle aussi de blanchiment d'argent et de traite des êtres humains.
Avez-vous toutes les garanties que cette transaction pénale répond bien aux
attentes afin de ne pas inciter d'autres contrevenants à frauder et surtout à
s'en tirer à bon compte? Il s'agit ici d'une énorme distorsion de concurrence
qui nuit non seulement aux travailleurs mais aussi aux acteurs qui respectent
les règles.
Monsieur le ministre, j'ai donc un avis mitigé sur votre réponse. Mais je continue à vous encourager à soutenir et à mettre en œuvre ces équipes multidisciplinaires dont vous avez parlé.
L'incident est clos.
- Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het verzet tegen de hervorming van de fiscale voordelen van topvoetballers" (55022689C)
- Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De regeringsafspraken inzake de fiscale lasten van voetbalclubs" (55022746C)
- Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'opposition à la réforme des avantages fiscaux des footballeurs professionnels" (55022689C)
- Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les accords gouvernementaux relatifs aux charges fiscales des clubs de football" (55022746C)
18.01 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik zie de voorzitter lachen maar het verwondert mij dat wij geen actualiteitsdebat hebben over deze themata. Ik vind dat onder andere de voorzitter bijzonder stil is over dit thema.
Mijnheer de minister, gisteren hebben wij allen in de kranten een mooie fotosessie van u mogen zien tussen de voetbalnetten, met bijhorend kranteninterview. We hebben al vragen gesteld in het kader van de beleidsnota en ik heb verdere vragen ingediend, maar dit neemt niet weg dat ik op de boeiende actualiteit van dit thema wil ingaan.
Blijkbaar zijn de voetbalclubs nog altijd woedend op de regering, ondanks een extra korting die schijnt te zijn toegezegd. De voorbije weken maakten de Belgische profclubs zich grote zorgen over hun toekomst. Een tijd geleden lekte er een voorstel uit, waarin stond dat de clubs voortaan slechts 4 miljoen euro belastingkorting zouden krijgen, geld dat bovendien enkel nog kon worden aangewend voor infrastructuur en jeugdopleiding.
Gisteren leek er
een opsteker te komen. De minister van Financiën liet immers weten dat de
korting uiteindelijk zou worden opgetrokken van 4 tot
12 miljoen euro. Dat scheelt een hele slok op de borrel voor de
clubs, maar desondanks heerst er nog heel wat onvrede over het voorstel en dan
vooral over de nauwe invulling van het begrip jeugdvoetbal die de clubs tegen
de borst stuit.
Ook de voetbalbond
roert zich opnieuw en verbaast zich over uw financiële korting. Men zegt dat uw
cijfers niet kloppen. Het profvoetbal heeft blijkbaar met verbazing uw
interview van gisteren gelezen in HLN en De Morgen. In dat
interview liet u uitschijnen dat de herziene tekst van de taxshift in het
profvoetbal een tegemoetkoming aan de sector zou zijn. Het profvoetbal laat
echter weten dat u één en ander te mooi voorstelt en vooral ook dat uw cijfers
niet zouden kloppen. Men heeft blijkbaar de herziene tekst kunnen inkijken.
De maatregelen
gaan verder dan de overeengekomen 13 miljoen euro. Een berekening van
de voetbalbond komt uit op een impact van minstens 27 miljoen euro,
een som die volgens hen nog verder zou kunnen oplopen.
Daarom stel ik graag enkele vragen, aanvullend bij wat wij al hebben besproken in het kader van uw beleidsnota.
Hoe zit het nu? Hoe komt het dat het opnieuw rommelt in de pers? Hoe komt het dat de voetbalclubs en de voetbalbond opnieuw op hun achterste poten staan? Kunt u wat duidelijkheid scheppen voor het Parlement?
De voorzitter: Dank u wel, mijnheer Vermeersch. Ik zal niet reageren op het persoonlijk feit maar de minister meteen het woord geven.
18.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vermeersch, u verwees terecht al naar de bespreking die wij gehad hebben in het kader van de beleidsnota tijdens de commissievergadering van 22 november. Ik verwijs dus naar wat ik toen heb gezegd.
De regering heeft beslist om een hervorming voor te stellen binnen een budgettair kader van 43 miljoen euro, waarvan 30 miljoen euro onder het parafiscale deel valt en 13 miljoen euro onder het fiscale deel. Dat zal in de komende dagen verder worden besproken en nadien zal ik met veel plezier toelichting geven over de genomen beslissing.
18.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de voorzitter, u bent waarschijnlijk blij met het omfloerste antwoord maar ik ben daar minder blij mee.
Mijnheer de minister, ik stel vast dat Het Laatste Nieuws en De Morgen meer informatie uit u krijgen dan het Parlement. Ik stel ook vast dat het debat helemaal niet wordt gevoerd in het Parlement, aangezien de collega's zwijgen als vermoord. Het debat wordt vandaag wel ten volle gevoerd in de media. Wij kunnen alleen betreuren dat het Parlement erbij staat en ernaar kijkt. Ik had toch gehoopt dat er heel wat meer transparantie zou komen, zeker over de berekeningen, zodat wij het publieke debat dat volop aan de gang is met kennis van zaken zouden kunnen voeren. U komt immers met cijfers en de voetbalbond en de topclubs zelf komen met andere cijfers. Het komt uiteindelijk neer op een welles-nietesspelletje, waar de regering zeker niet beter van wordt.
Vanmorgen kreeg ik een mail met de vraag wat het standpunt van het Vlaams Belang hierover is. Iedereen is het erover eens dat de zaken aangepakt moeten worden, maar niet zoals de regering dat nu doet, met een open vechtdiscussie in de media. Daar is niemand bij gebaat. Wij betreuren enorm hoe dit loopt en dat het Parlement in dezen volledig buitenspel wordt gezet. Er wordt immers informatie meegedeeld aan journalisten maar niet aan Parlementsleden. Wij zijn het eens met de essentie, maar niet met de manier waarop deze zaak wordt aangepakt door de regering.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter:
Vraag nr. 55022724C van mevrouw Houtmeyers vervalt,
aangezien zij niet aanwezig is.
19 Vraag van Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De subsidies voor fossiele brandstoffen" (55022762C)
19 Question de Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les subsides pour les carburants fossiles" (55022762C)
19.01 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de ingediende vraag.
Op de klimaattop in Glasgow werd een
afgezwakt akkoord bereikt, onder meer over de uitfasering van fossiele
brandstoffen en het stopzetten van subsidies voor fossiele brandstoffen.
Federaal klimaatminister Zakia Khattabi (Ecolo) heeft in Glasgow geen nationaal
klimaatplan kunnen voorstellen, maar gaf wel een interview in Het Belang van
Limburg:
In België is de eerste stap anders ook
gezet: we hebben een inventaris laten opmaken van alle subsidies aan fossiele
brandstoffen. Daaruit blijkt dat we in België elk jaar 12 à 15 miljard
euro aan subsidies geven. We engageren ons om daar tegen 2030 mee te stoppen,
dat zal ook in ons nationaal energie en klimaatplan staan. Ik ben nu met minister
Vincent Van Peteghem (CD&V) aan het bekijken hoe we dit fiscaal kunnen
aanpakken.“
Kan de minister van Financiën de raming
van 12 tot 15 miljard euro subsidies aan fossiele brandstoffen bevestigen?
Klopt het dat deze regering in 2030 wil
stoppen met deze subsidies?
Waarin bestaat de verantwoordelijkheid
van de minister van Financiën? Welke initiatieven heeft de minister van
Financiën ondertussen al in dit dossier genomen? En hoe zal de minister van
Financiën dit concreet aanpakken?
19.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vermeersch, er werd een federale inventaris opgemaakt waarin voor een totaal van 11,2 miljard euro aan directe subsidies wordt opgelijst en voor 2,1 miljard euro aan indirecte subsidies. Het is natuurlijk belangrijk te noteren dat het hier gaat om een ruime benadering van het begrip subsidie. De directe subsidies inzake accijnzen worden bijvoorbeeld berekend door te kijken naar het verschil in de tarieven voor de verschillende brandstofproducten, met benzine als benchmark. Concreet wil dit zeggen dat het verschil tussen het tarief voor aardgas dat wordt gebruikt voor verwarming en het tarief voor benzine in de wagen wordt berekend als een subsidie.
Ook de sociale energiemaatregelen, zoals de sociale tarieven en het Sociaal Stookoliefonds, zijn gekwalificeerd als subsidies aan fossiele brandstoffen, maar die hebben uiteraard een sociale impact, en de vraag is dus of zij wel als een subsidie moeten worden gekwalificeerd. Wat de indirecte subsidies aan fossiele brandstoffen betreft, is het systeem van de bedrijfswagens de belangrijkste vorm.
Niet alle subsidies die worden opgenomen in de federale inventaris zullen worden stopgezet in 2030. Wel heeft de federale regering zich er in het Nationaal Energie- en Klimaatplan toe verbonden om een plan op te stellen om de subsidies voor fossiele brandstoffen geleidelijk af te bouwen. Wij zullen dus alle fiscale maatregelen inzake fossiele brandstoffen grondig evalueren. Wanneer die subsidies niet langer kunnen worden verantwoord, zullen zij geleidelijk worden afgebouwd.
Wat de verantwoordelijkheid van de minister van Financiën betreft, de fiscale regimes en de accijnsregelingen vallen binnen mijn beleidsdomein. Zoals u weet werden er al enkele belangrijke maatregelen genomen voor het afbouwen van bepaalde subsidies aan fossiele brandstoffen. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de hervorming van het belastingvoordeel voor bedrijfswagens, waardoor auto's op fossiele brandstoffen vanaf 2026 niet langer zullen kunnen genieten van een fiscaal voordeel. Ook het verlagen van het fiscaal voordeel voor professionele diesel is een deel van de afbouw van de subsidies aan fossiele brandstoffen.
19.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, dank u voor uw duidelijke antwoord. Uw collega, minister Khattabi, kon geen nationaal klimaatplan voorstellen in Glasgow en moest in interviews teruggrijpen op het aanpakken van de subsidies op fossiele brandstoffen.
Uw antwoord stelt mij meer gerust. U gaf immers een genuanceerd antwoord, in die zin dat u bijvoorbeeld toegeeft dat het sociaal tarief voor de energiefactuur effectief kan worden beschouwd als een subsidie op fossiele brandstoffen. Ik meen dat wij het er allemaal over eens zijn dat dit een subsidie is die overeind moet blijven.
Mijnheer de minister, u beet vandaag ook in het stof, als wij mogen afgaan op de persberichten over het omgekeerd cliquetsysteem dat u wil invoeren om de prijzen van diesel en benzine aan de pomp aan te pakken.
Ook daarvoor beet u in het stof binnen uw regering. Ik kan wel één toegift doen, u hebt alvast de steun van mijn partij om in dergelijke zaken het gezond verstand te laten zegevieren. In het geval van bijvoorbeeld het omgekeerde cliquetsysteem voor prijzen aan de pomp is er immers geen alternatief. Het is namelijk een manier om de prijzen van fossiele brandstoffen onder controle te krijgen.
Er zijn onvoldoende elektrische wagens en mensen moeten dus nog altijd noodgedwongen diesel en benzine tanken als ze hun bestaande wagen behouden. Daarvoor is er een oplossing nodig, want er komt op korte termijn geen betaalbaar alternatief voor die mensen. Er zijn partijen die ondertussen van mening veranderd zijn. Denk maar aan Vooruit, dat in de vorige legislatuur voor een omgekeerd cliquetsysteem pleitte en dat idee nu blijkbaar volledig vergeten is. Ze negeren het zelfs en spreken er niet meer over in het Parlement, nu ze deel uitmaken van de regering.
Mijnheer de minister, u krijgt geen steun van uw coalitiepartners, maar op dat punt geniet u zeker de steun van Vlaams Belang.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 55022765C de M. Gilles Vanden Burre est sans objet. La question n° 55022799C de Mme Kattrin Jadin est transformée en question écrite.
20 Question de Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L’évolution des effectifs du SPF Finances" (55022846C)
20 Vraag van Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De evolutie van de personeelssterkte van de FOD Financiën" (55022846C)
20.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le président, monsieur le ministre, depuis son installation, le gouvernement mène une politique d'austérité dont les services publics sont l'une des cibles, ce qui a un impact négatif pour l'emploi public et la population. Le SPF Finances ne fait guère exception puisqu'il subit lui aussi des coupes budgétaires linéaires.
En 2010, le SPF Finances comptait encore plus de 30 000 agents. Il n'en restait que 20 436 au 31 décembre 2020, selon le rapport annuel de l'institution.
Pour ne prendre qu'un exemple, même le nombre d'agents contrôleurs a diminué, malgré les promesses des ministres des Finances successifs. Leur nombre est en effet passé de 4 314 au 1er juillet 2016 à 3 827 au 1er juillet 2020.
Monsieur le ministre, combien d'agents le SPF Finances compte-t-il actuellement? Quel effectif envisagez-vous pour la fin de l'année 2022? Quel était le nombre d'agents contrôleurs au 1er juillet 2021, ventilé par administration (Fiscalité, Documentation patrimoniale, Douanes et Accises, ISI)?
20.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Van Hees, au 31 octobre 2021, il y avait 20 323 membres du personnel effectifs. Comme cela a déjà été précisé à l'occasion de la discussion de la note de politique, on estime que ce nombre sera de 20 311 fin 2022.
Le nombre d'agents était de 2 365 pour l'administration générale de la Fiscalité, 842 pour l'administration générale des Douanes et Accises, 424 pour l'administration générale de l'Inspection spéciale des impôts et 134 pour l'administration générale de la Documentation patrimoniale.
20.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie. Régulièrement, je demande l'évolution de ces chiffres, parce que je pense que c'est très important. Je constate qu'ils sont en baisse, ce qui est triplement illogique.
C'est illogique par rapport à l'objectif de ce gouvernement, qui dit qu'il veut augmenter l'emploi, alors que, dans le même temps, il diminue l'emploi qu'il gère lui-même, autrement dit l'emploi des SPF. Nous ne comprenons pas la logique.
Deuxièmement, cette baisse d'emplois est synonyme de diminution des services à la population. Dans votre note de politique générale, vous mentionnez des beaux principes que vous voulez atteindre. Comment les atteindre avec moins de personnel?
Troisième point et non des moindres: comment envisagez-vous réellement de lutter efficacement contre la grande fraude fiscale si vous n'avez pas d'agents en suffisance?
On constate que plutôt que d'augmenter, le nombre d'agents du SPF Finances et même spécifiquement le nombre de contrôleurs diminuent ou stagnent. Ce n'est pas comme cela que vous allez lutter efficacement contre la fraude fiscale.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55022867C van de heer Goffin vervalt vermits hij niet aanwezig is.
21 Vraag van Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het begrotingsconclaaf en de protestacties van de politie" (55022882C)
21 Question de Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le conclave budgétaire et les actions de protestation de la police" (55022882C)
21.01 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, de politievakbonden houden al enkele dagen op
verschillende plaatsen in dit land protestacties. Ze eisen meer werkkrachten en
meer loon.
Verschillende media melden dat er ook
binnen de regering kritiek komt op de aanpak. In het kernkabinet wordt erop
gewezen dat de CD&V-vice-eersteminister en minister van Financiën Vincent
Van Peteghem tijdens het begrotingsconclaaf, begin oktober, weinig of geen
moeite heeft gedaan om extra geld te vragen voor de politie.
Kan de vice-eersteminister en minister
van Financiën deze berichten bevestigen of ontkrachten? Is er geld voorzien
voor meer werkkrachten en loon voor onze politie?
21.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer de voorzitter, dit dossier werd in juli besproken door het kernkabinet en zal binnenkort opnieuw besproken worden. Het is uiteraard voorbarig om nu reeds uitspraken te doen over de uitkomst van deze discussie.
21.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, het is een vreemd antwoord. U krijgt niet alleen de wind van voren binnen uw regering vanwege het omgekeerde cliquetsysteem – uw aanpak van de prijzen aan de pomp – maar u krijgt blijkbaar ook de wind van voren binnen uw regering, samen met uw collega Verlinden, inzake de aanpak van het dossier van de politie. De politie legt reeds enkele dagen op verschillende plaatsen het land stil met protestacties.
Er wordt door het kernkabinet op gewezen dat u als vice-eersteminister tijdens het begrotingsconclaaf van begin oktober weinig of geen moeite hebt gedaan om extra geld te vragen voor de politie. Daarom deze vraag. Kunt u dat eventueel rechtzetten? Kunt u dat bevestigen of ontkrachten? Is er in extra geld voorzien? Uit uw non-antwoord begrijp ik dat u niet om extra middelen hebt gevraagd.
Er is op dit moment niet in geld voorzien, want wij hebben geen concrete budgetten gezien in de begrotingstabellen die wij gekregen hebben. Ik betreur dat natuurlijk. Dan rest de vraag, die wij binnenkort ook zullen stellen. Als er niet in geld voorzien is, welke budgetten kunnen er dan in de toekomst vrijgemaakt worden? Wanneer zal dat gebeuren?
Dit wordt ongetwijfeld nog vervolgd.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Collega's, ik wil u vriendelijk verzoeken om te proberen uw repliek te houden binnen één minuut, zoals bepaald is in het Reglement.
22 Question de Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La fiscalité des déplacements du domicile vers les chantiers" (55022865C)
22 Vraag van Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De belasting van het woon-werfverkeer" (55022865C)
22.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le président, monsieur le ministre, les frais de déplacement du domicile vers un lieu fixe de travail sont considérés comme une dépense professionnelle propre au travailleur. Il en résulte que la mise à disposition par l’employeur d’un véhicule pour effectuer le trajet du domicile au lieu du travail est considérée comme un avantage de toute nature (ATN). Cela pose problème pour les ouvriers de la construction.
Je reçois des témoignages d’ouvriers qui utilisent un véhicule de l’entreprise pour se rendre sur les chantiers. Lorsqu’ils sont occupés au moins 40 jours par an sur le même chantier, celui-ci est considéré comme un lieu fixe de travail. L'ouvrier est alors taxé sur un ATN alors qu'il n'utilise ce véhicule que pour se rendre sur un chantier. Cela a pour conséquence qu’il paie un supplément d’impôt de minimum 600 euros par an alors qu’il ne peut utiliser le véhicule que pour les déplacements domicile-chantier. Il s’agit en général de véhicules utilitaires.
Ces travailleurs n’ont pas d’autre alternative car le véhicule de l’entreprise sert aussi à transporter les outils. Ils ne pourraient donc se déplacer avec leurs propres véhicules.
Un délégué syndical me rapporte aussi que l’administration fiscale applique un ATN de minimum 1 370 euros par an sur la base de l’article 36, § 2 du CIR. Or, cet article s’applique aux voitures mais pas aux véhicules utilitaires.
Pour le travailleur qui a la possibilité d’utiliser les transports en commun, le remboursement des frais de déplacement est totalement exonéré. On comprend qu’il faut encourager l’utilisation des transports publics mais pénaliser les travailleurs pour qui l’utilisation des transports en commun est impossible crée de l’injustice fiscale.
Dès lors mes questions sont les suivantes.
L’application d’un ATN minimum de 1 370 euros pour des véhicules utilitaires est-elle conforme au CIR? Si oui, pouvez-vous préciser la base légale?
Pour améliorer l’attractivité des métiers de la construction qui sont en pénurie - et ce gouvernement veut lutter contre les métiers en pénurie -, ne pensez-vous pas qu’il faudrait éviter d’appliquer un ATN aux travailleurs qui utilisent un véhicule de l’entreprise uniquement pour se rendre sur des chantiers de construction?
Comptez-vous exonérer totalement l’intervention de l’employeur dans les déplacements du domicile vers des chantiers qu’elle qu’en soit la forme, l'indemnisation ou la mise à disposition d’un véhicule?
22.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, le CIR 92 prévoit que, pour les véhicules utilitaires mis à disposition par l'employeur aux travailleurs, l'avantage de toute nature qui résulte de son utilisation personnelle par le travailleur doit être déterminée non pas sur la base d'une valeur forfaitaire mais bien de la valeur réelle dans son chef.
22.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le président, M. le ministre n'a en effet pas dépassé les deux minutes imparties à sa réponse.
Monsieur le ministre, j'ai l'impression que toutes ces règles des 40 jours et autres ne jouent pas. Je me fonde sur les réactions des personnes qui sont dans le cas.
Je ne sais pas ce que je dois faire d'une réponse aussi succincte. De toute façon, nous allons voir ce que les intéressés peuvent en faire. Nous verrons si votre réponse pourra contribuer à corriger leur situation qui est particulièrement injuste.
L'incident est clos.
23 Vraag van Steven Matheï aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De vereenvoudiging en de digitalisering van de aangifte van de patrimoniumtaks" (55022886C)
23 Question de Steven Matheï à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La simplification et la numérisation de la déclaration de la taxe patrimoniale" (55022886C)
23.01 Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie va mijn vraag.
Vzw's met zetel in België en een vermogen
groter dan 25.000 euro betalen jaarlijks de taks ter vergoeding van
successierechten. De aangifte van deze patrimoniumtaks is verouderd en
omslachtig. Zo gebruikt men nog steeds het omslachtige formulier 187 en kan de
aangifte enkel op papier.
In antwoord op schriftelijke vraag 0376
gaf u aan dat de aangifteprocedure zal digitaliseringen vanaf aanslagjaar 2023
en dat het digitaal aangifteformulier beschikbaar zal zijn in het elektronische
portaal MyMinfin.
Daarnaast is ook een vereenvoudiging
wenselijk. Op basis van de informatie die vzw's neerleggen bij de Nationale
Bank van België (NBB) beschikt de administratie in bepaalde situaties over
voldoende informatie. Een vooraf ingevuld aangifteformulier zou verzonden
kunnen worden aan de vereniging ter goedkeuring of aanpassing.
Vzw's die jaarlijks minder dan 500 euro
patrimoniumtaks moeten betalen, kunnen ervoor kiezen om de taks meteen voor 3
jaar te betalen. Het zou interessant zijn om het drempelbedrag te verdubbelen
tot 1.000 euro zodat meer vzw's beroep kunnen doen op deze procedure.
Ten slotte zou het ook interessant zijn
om te onderzoeken of vzw's vrijgesteld kunnen worden van aangifte wanneer deze
in de voorgaande jaren een nihilaangifte hebben gedaan.
Kan de minister verduidelijken welke
stappen nog ondernomen dienen te worden om de
aangifteprocedure van de patrimoniumtaks te digitaliseringen tegen
aanslagjaar 2023?
Kan de minister verduidelijken of er
gewerkt wordt aan een vooraf ingevuld aangifteformulier van de patrimoniumtaks
dat zou verzonden kunnen worden aan de vereniging ter goedkeuring of
aanpassing? Zo ja, vanaf wanneer zou dit ingezet kunnen worden? Zo nee, waarom
niet?
Kan de minister verduidelijken of er
overwogen wordt om het huidige drempelbedrag van 500 euro dat de
mogelijkheid biedt om de
patrimoniumtaks in één eer voor drie jaar te betalen te verhogen naar 1.000
euro?
Zo ja, vanaf wanneer zou dit mogelijk
kunnen zijn?
Zo nee, waarom niet?
Kan de minister verduidelijken of er overwogen wordt om vzw's vrij te stellen van aangifte van de patrimoniumtaks wanneer deze in de voorgaande jaren een nihilaangifte hebben gedaan?
23.02 Minister Vincent Van Peteghem: De administratie ontwikkelt een gebruiksvriendelijk digitaal aangifteformulier, dat voor het aanslagjaar 2023 ter beschikking zal worden gesteld via het MyMinfinplatform. Daarnaast moeten er reglementaire wijzigingen worden doorgevoerd. Er zal niet worden gewerkt met een vooraf ingevuld aangifteformulier, omdat de administratie daartoe over onvoldoende informatie beschikt.
Op de vraag over de verhoging van de drempelwaarden kan ik vooralsnog geen antwoord geven: de administratie onderzoekt momenteel de opties om voor verschillende aanslagjaren te kwijten in zoverre de verschuldigde taks bepaalde drempelwaarden niet overschrijdt.
Er wordt geen vrijstelling van aangifte overwogen op basis van het belastingresultaat van voorgaande jaren. De situatie op 1 januari van het aanslagjaar is immers geen vaststaande situatie, ook al werd er in het verleden een nihilaangifte gedaan. Telkens moet dus worden nagegaan wat het netto belastbare actief op 1 januari van het aanslagjaar is. Welbepaalde rechtsfeiten en gestelde rechtshandelingen kunnen ontegensprekelijk natuurlijk een impact hebben op het totale belastbare nettoactief op 1 januari van het daaropvolgende aanslagjaar.
23.03 Steven Matheï (CD&V): Dank u wel, mijnheer de minister. Het is goed nieuws dat we vanaf 2023 eindelijk het aloude formulier 187, dat vzw's die onder de taks vallen, ieder jaar van A tot Z moeten invullen, kunnen inruilen voor een digitaal aangifteformulier.
Voorts dring ik erop aan om het bedrag van 500 euro, waarvoor geen jaarlijkse aangifte meer nodig is, op te trekken.
L'incident est clos.
24 Vraag van Steven Matheï aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Thuiswerkende grensarbeiders" (55022891C)
24 Question de Steven Matheï à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les travailleurs frontaliers qui travaillent à domicile" (55022891C)
24.01 Steven Matheï (CD&V): Ten gevolge van
de coronacrisis werden de meeste werknemers verplicht thuis te werken. Ook
grensarbeiders dienden veelal thuis te werken. Om te vermijden dat zij
geconfronteerd zouden worden met mogelijke negatieve fiscale gevolgen, werd er
een overeenkomst met zowel Nederland, Duitsland, Frankrijk als Luxemburg
afgesloten en meerdere malen verlengd.
De overeenkomsten bepalen dat werknemers
die ten gevolge van de COVID-19-gezondheidscrisis van thuis uit werken
belastbaar kunnen blijven in de staat waar ze voorheen, voor het uitbreken van
de crisis, hun beroepsactiviteit uitoefenden.
Deze regeling is van toepassing tot en
met 31 december 2021. Door het stijgend aantal besmetting wordt thuiswerk opnieuw
de norm in ons land en de ons omringende landen. Maar ook op langere termijn
zal thuiswerk niet weg te denken zijn.
Kan de minister verduidelijken of er
overwogen wordt om de akkoorden m.b.t. thuiswerk ook na 31 december 2021 te
verlengen?
Zo ja, wat is de stand van zaken van de
onderhandelingen en wanneer verwacht men een akkoord te bereiken? Tot wanneer
zullen de akkoorden verlengd worden? Zal de inhoud van de akkoorden ongewijzigd
blijven?
Zo
nee, waarom niet?
Kan de minister verduidelijken of er intussen op internationaal niveau gesprekken zijn aangevat om ook na de coronacrisis het voor grensarbeiders mogelijk te maken om meer dagen van thuis uit te werken en belastbaar te blijven in de staat waar ze normaliter hun beroepsactiviteit uitoefenen? Zo ja, welk standpunt neemt ons land hierin en wanneer verwacht men een akkoord te bereiken? Zo nee, waarom niet?
24.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Matheï, op dit ogenblik is België nog door geen enkel buurland gecontacteerd met het oog op de verlenging van de tijdelijke akkoorden inzake thuiswerk gedurende de covidgezondheidscrisis en heeft België hieromtrent ook nog geen contact opgenomen met een buurland.
We zullen uiteraard de evolutie van de crisis in België en de buurlanden van nabij opvolgen en op tijd beslissen of het opportuun is deze akkoorden te verlengen of niet, op basis van de meest recente cijfers en verwachtingen.
24.03 Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, gelet op de huidige situatie en het verplichte telewerk in ons land, minstens tot in januari, gedurende drie dagen per week, is het toch belangrijk om serieus te overwegen om de huidige tijdelijke akkoorden te verlengen, meer nog omdat ook in andere landen, zoals Nederland, het thuiswerk als absolute stelregel ten stelligste wordt aangeraden.
Het zou niet meer dan normaal zijn dat ook de grenswerkers daar gebruik van kunnen maken zonder fiscale gevolgen. In dat opzicht begrijp ik dat we de situatie nog even afwachten. Het is wel belangrijk om daar relatief snel een beslissing over te nemen om de grenswerkers uit hun onzekerheid te halen.
L'incident est clos.
25 Vraag van Steven Matheï aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Een app voor de belastingaangifte" (55022893C)
25 Question de Steven Matheï à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Une appli pour la déclaration d'impôt" (55022893C)
25.01 Steven
Matheï (CD&V): De Nederlandse
Belastingdienst ontwikkelde een app waarmee de belastingplichtigen in bepaalde
gevallen op een zeer eenvoudige manier hun belastingaangifte via de smartphone
kunnen indienen. Vorig jaar kon men voor het eerst de aangifte van 2019 via de
app 'Aangifte 2019' indienen. Dit jaar wordt de app 'Aangifte 2020' gebruikt.
Wanneer men deze gedownload heeft, zal deze jaarlijks automatisch geüpdatet
worden naar de nieuwste versie.
Dergelijke manier van indienen van de
belastingaangifte zou ook in ons land interessant kunnen zijn, vooral voor het
indienen van de vooraf ingevulde aangiftes.
In het verleden werd ook in ons land door
de administratie onderzocht of de belastingplichtigen via een app de aangifte
van de personenbelasting konden indienen.
Kan de minister verduidelijken of er ook
in ons land wordt gewerkt aan een app voor smartphones waarmee de
belastingplichtigen op een eenvoudige manier de aangifte van de
personenbelasting kunnen indienen? Zo ja, wat is de stand van zaken van deze
ontwikkeling? Zo nee, waarom niet?
25.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Matheï, sinds 2019 is het al mogelijk om My Minfin en dus ook Tax-on-web te gebruiken via de smartphone. Ik heb het zelf nog niet geprobeerd, maar ik dank u, om mij daarop te wijzen.
In plaats van een app te ontwikkelen die verschillend is naargelang de gebruiker een iPhone of een Androidtoestel heeft, kozen wij voor een responsive design van de interfaces, waardoor de toepassingen op elk scherm, gaande van een smartphone tot een tablet of laptop, kunnen worden gebruikt. Met de introductie van itsme is het trouwens nog eenvoudiger geworden.
Er zijn geen plannen, om een applicatie zoals in Nederland te ontwikkelen. Anderzijds bereidt mijn administratie wel een nieuw project voor, om Tax-on-web nog gebruiksvriendelijker te maken.
25.03 Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.
De gebruiksvriendelijkheid moet inderdaad centraal staan. Wij weten dat steeds meer handelingen op de smartphone worden gesteld, van bankverrichtingen over coronapassen tot het bekijken van testingresultaten. Het is dus belangrijk om daarvoor oog te hebben, ongeacht of het nu via een aparte app gaat dan wel via een responsive design op een heel handige manier. Dat maakt niet zoveel uit, maar het is heel belangrijk dat de smartphone ook een toegangspoort is tot Tax-on-web.
L'incident est clos.
26 Vraag van Steven Matheï aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De belastbaarheid van NFT's" (55022895C)
26 Question de Steven Matheï à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'imposition des jetons non fongibles" (55022895C)
26.01 Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, de non-fungible tokens, afgekort NFT's, steken de kop op, bijvoorbeeld als kunstwerk of gebruikt door sporters die hun overwinning vereeuwigd in een digitale kunstomgeving, op de markt brengen. In ons land maar ook internationaal bestaan daar voorbeelden van. Die NFT's kunnen ook verhandeld worden.
Mijnheer de minister, kunt u verduidelijken hoe de NFT's in ons land worden belast in hoofde van de ontvanger en in hoofde van de betaler?
26.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Matheï, het Wetboek van de inkomstenbelastingen bevat geen specifieke bepalingen met betrekking tot de fiscale behandeling van de non-fungible tokens of NFT's, waardoor dus de algemene regels van toepassing zijn. De juridische en feitelijke omstandigheden waarin de verrichtingen plaatsvinden zullen doorslaggevend zijn. Die omstandigheden zijn eigen aan elk afzonderlijk geval.
26.03 Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.
Het staat in de sterren geschreven dat het laatste daarover nog niet gezegd is. Uit de concrete toepassing zullen wellicht zaken voortvloeien die misschien verduidelijking behoeven. We wachten dat samen met u af.
L'incident est clos.
27 Vraag van Steven Matheï aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De aftrekbaarheid van beroepskosten zoals losgeld bij cyberaanvallen" (55022897C)
27 Question de Steven Matheï à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La déductibilité de frais professionnels tels que les rançons versées lors d'attaques informatiques" (55022897C)
27.01 Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Het aantal cyberaanvallen neemt
exponentieel toe in ons land. Het Centrum voor Cybersecurity België (CCB)
waarschuwt continu voor cyberaanvallen. De belangrijkste gerapporteerde
incidenten betreffen phising/fraude, ransomeware en computervirussen.
Het gebeurt dat ondernemingen die slachtoffer
zijn van een cyberaanval losgeld betalen om de cyberaanval te doen stoppen of
versleutelde gegevens terug te krijgen. Het losgeld wordt soms ook betaald via
cryptomunten zoals Bitcoin.
Art. 49 van het WIB 92 bevat de
voorwaarden voor de aftrekbaarheid van beroepskosten in de inkomstenbelasting. Dit wordt verder
verduidelijkt in de hierop volgende artikels.
Kan de minister verduidelijken of de
kosten van ondernemingen voor het betalen van losgeld bij cyberaanvallen kunnen
worden beschouwd als aftrekbare beroepskosten in de inkomstenbelasting van de
onderneming? Indien het losgeld moet betaald worden in cryptomunten, kan het
losgeld dan ook als aftrekbare beroepskost worden beschouwd?
In voorkomend geval, welke bewijsstukken
dient een onderneming voor te leggen aan de fiscale administratie?
Gelet op de aard van de verrichting, is
het de facto niet mogelijk om voor dergelijke transacties een voorafgaande
beslissing te verkrijgen van de DVB. Zijn er andere mogelijkheden voor
ondernemingen om rechtszekerheid te verkrijgen wat betreft de aftrekbaarheid
van het losgeld als beroepskost?
27.02 Minister Vincent Van Peteghem : Mijnheer Matheï, als een bedrijf slachtoffer is van een cyberaanval of een zogenaamde cyberaanval en hackers losgeld moet betalen om zijn datasystemen te bevrijden, kan die uitgave als aftrekbare beroepskosten worden beschouwd ongeacht de betalingswijze.
Daarvoor gelden twee voorwaarden: het bedrijf kan aantonen dat het die uitgave heeft gedaan om belastbare beroepsinkomsten te verkrijgen of te behouden en het kan de echtheid en het bedrag verantwoorden door middel van bewijsstukken of, indien dat niet mogelijk is, door middel van alle bewijsstukken toegelaten door het gemene recht, met uitzondering van de eed.
Een voorafgaande beslissing hierover kan bij de dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken worden verkregen en bindt de FOD Financiën voor de toekomst, voor zover natuurlijk aan de wettelijke voorwaarden is beantwoord.
27.03 Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, dat is duidelijk.
L'incident est clos.
28 Vraag van Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Finance Avenue" (55022837C)
28 Question de Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Finance Avenue" (55022837C)
28.01 Wouter Vermeersch (VB): Op 20 november 2021 vond in Brussel 'Finance Avenue'
plaats, de geldbeurs van De Tijd en De Belegger. De minister van Financiën
stond geagendeerd als spreker over zijn beleidsvisie onder de noemer 'Samen
investeren in een duurzame toekomst'.
Maar de minister kreeg tijdens de
vragenronde vooral vragen over zijn zogenaamde 'brede fiscale hervorming'. Kan
belastingheffing op reële huren worden overwogen? Een belasting op meerwaarden
op aandelen? De minister antwoordde meermaals dat er 'geen taboes' zijn.
Kan de minister bevestigen dat een nieuwe
belasting op reële huurinkomsten effectief op tafel ligt?
Kan de minister
bevestigen dat een nieuwe belasting op meerwaarden van aandelen effectief op
tafel ligt?
28.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Vermeersch, in het kader van de bredere fiscale hervorming lijkt het mij evident dat geen enkele piste onbesproken blijft. De doelstelling is hier niet om nieuwe belastingen in te voeren, zoals u suggereert, maar wel om bestaande belastingen onder meer neutraler te maken.
Dit vergt een zeer uitgebreide analyse. Het mogelijks herbekijken van de belastbare grondslag met betrekking tot de onroerende inkomsten komt daarbij uiteraard en evident aan bod. Hetzelfde geldt voor het mogelijks inperken of afschaffen van de voorwaardelijke vrijstelling op meerwaarden op aandelen, maar zoals gezegd, mogen er binnen het kader van de bredere fiscale hervorming geen taboes zijn en mag geen enkele piste onbesproken blijven.
28.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, bij zijn aantreden predikte premier De Croo in De Tijd fiscale rust, maar wat zien we nu, na meer dan een jaar van deze regering? Door het voortdurend oplaten van fiscale ballonnetjes door uw coalitiepartners en veel partijen in de regering bereikt men net het omgekeerde. Dan krijgt men het effect dat u ergens spreekt, wordt geconfronteerd met in dit geval beleggers en heel wat vragen krijgt over die fiscale hervormingen.
Als u dan antwoordt dat er geen taboes zijn, geen duidelijke vuistregels stelt en een aantal rode lijnen trekt voor CD&V, zaken die wat u betreft daar niet in zouden mogen zitten, dan blijft u die fiscale onrust voeden, wat nefast is voor het ondernemersklimaat in dit land.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55022889C van mevrouw Cornet wordt uitgesteld.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.27 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17 h 27.