Commission des Relations extérieures |
Commissie
voor Buitenlandse Betrekkingen |
du Mercredi 14 juillet 2021 Matin ______ |
van Woensdag 14 juli 2021 Voormiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.06 uur en voorgezeten door mevrouw Els Van Hoof.
La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 06 et présidée par Mme Els Van Hoof.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
- Kathleen Depoorter aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "Het onderzoek naar de financiering van terroristische activiteiten in Palestina met Belgisch geld" (55018571C)
- Kathleen Depoorter aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "Het onderzoek naar de link tussen de ontwikkelingsgelden en de financiering van het PFLP" (55018613C)
- Kathleen Depoorter aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De financiering van als verdacht aangemerkte Palestijnse ngo's" (55019251C)
- Kathleen Depoorter aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De geldstromen naar Palestijnse ngo's" (55019417C)
- Kathleen Depoorter à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "L’enquête sur le financement d’activités terroristes en Palestine à l’aide d’argent belge" (55018571C)
- Kathleen Depoorter à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "L'enquête sur le lien entre l'argent de l'aide au développement et le financement du FPLP" (55018613C)
- Kathleen Depoorter à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "Le financement d'ONG palestiniennes considérées comme suspectes" (55019251C)
- Kathleen Depoorter à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "Les flux financiers vers des ONG palestiniennes" (55019417C)
01.01 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, ondertussen is het al meer dan een maand geleden dat over de mogelijke aanwending van Belgische ontwikkelingssteun voor de financiering van terroristische activiteiten van het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina de eerste vraag hierover werd gesteld.
Wat is de status van het onderzoek?
U zei mij al dat uw kabinet verantwoordelijk is voor het onderzoek dat u hebt bevolen. Garandeert u de onafhankelijkheid van de personen die het onderzoek uitvoeren en leiden? Hebt u de Veiligheid van de Staat hierover geïnformeerd?
Op welke termijn verwacht u dat het onderzoek afgerond zal zijn?
U hebt mij al aangegeven dat u de fondsen op het moment niet zal bevriezen. Wat zijn uw bevindingen? Zult u vandaag gevolgen koppelen aan die bevindingen?
Loopt er op het moment ook een gerechtelijk onderzoek?
Hebt u het volledige rapport ontvangen van de Israëlische autoriteiten? Indien u enkel inzage hebt gehad of een beschrijving van het rapport, in welke mate hebt u zich er dan van vergewist dat u de volledige informatie zou hebben gekregen? Nam u ondertussen al opnieuw contact op met de Israëlische autoriteiten, om extra bijlagen, rapporten of duiding te ontvangen?
In welke mate had u contact met de organisaties Viva Salud, Oxfam en Broederlijk Delen? Zijn die organisaties door uw diensten op de hoogte gebracht?
Was er volgens u voldoende controle? Welke controlemechanismen werden gehanteerd Welke reactie van de organisaties was er op die controles? Welke stappen hebt u ondernomen?
De hele zaak is aan het rollen gegaan in de Spaanse en de Nederlandse pers. Had u behalve contact met uw Nederlandse collega ook contact met uw Spaanse collega over de kwestie?
In onze discussie tijdens de vorige sessie – dit is heel bijzonder – bleek er geen eenduidigheid over de hoeveelheid middelen. Uw kabinet heeft het cijfer ter zake een paar keer moeten verbeteren. U hebt dan uiteindelijk een mail moeten sturen met nieuwe cijfers. Hoe zeker bent u vandaag van de middelen die naar Palestina en naar organisaties gelinkt aan het Bevrijdingsfront voor Palestina gaan? Kunt u mij dus de volledige begroting en uitbetaling aan humanitaire en niet-gouvernementele hulporganisaties bezorgen, zoals het UAWC, het HWC of Help Work Committee, Al Haq, DCIP of Defense for Children International Palestine of eventueel nog andere organisaties gelinkt aan het PFLP, rechtstreeks of via een intermediaire organisatie?
Ik had ook graag het meerjarenplan ontvangen voor de humanitaire niet-gouvernementele hulp van de regering-De Croo ten voordele van organisaties gelinkt aan het PFLP of mogelijk gelinkt aan het onderzoek, alsook een overzicht van uw bestedingen en die voor de jaren voor uw aantreden.
Wanneer exact hebt u het onderzoek in uw kabinet gestart?
Vindt u dat uw diensten voldoende zicht hebben op de controlemechanismen? Volstaat het huidige controlemechanisme?
Ook verneem ik graag op basis van welke cijfers u dat onderzoek hebt bevolen. Gelet op het ontbreken van uniformiteit in de communicatie moet erop gewezen worden dat het onderzoek aan de hand van de juiste cijfers moet worden gevoerd.
Wat was de specifieke opdracht? Hoe hebt u die opdracht uitgeschreven in uw kabinet? Wat is het kader?
Ik vind in de ODA-bank de 964.000 euro van Viva Salud niet terug. Kunt u duiden via welke weg het geld van het Health Work Committee en Bisan eigenlijk terechtkwam?
In hoeverre vertrouwt u erop dat de data en de cijfers correct zijn? Bij uw aantreden hebt u de werking geërfd. In hoeverre hebt u onderzoek gedaan naar de correctheid van de cijfers van de besteding door de vorige administratie?
In de commissievergadering van 2 juni gaf u aan dat ons land onder uw impuls 8 miljoen voor humanitaire hulp in Gaza via het UN OCHA-fonds vrijmaakte. U verklaarde tijdens die vergadering: "Het humanitair fonds van de VN is enkel toegankelijk voor de erkende humanitaire organisaties die tegemoetkomen aan de humanitaire noden van de lokale bevolking. Die organisaties zijn gebonden aan de humanitaire principes en het internationaal humanitair recht. De plaatselijke autoriteiten worden op geen enkele manier betrokken bij de beslissing over de toewijzing van die middelen. Uiteraard financiert het fonds die autoriteiten niet. Er bestaat dus geen risico van onrechtstreekse financiering van Hamas of bedrijven, Israëlische noch Palestijnse."
Nu lees ik in de internationale pers dat, volgens een internationaal rapport, het humanitair fonds van UN OCHA 14 miljoen dollar van België zou hebben ontvangen, waarvan minstens 10,6 miljoen dollar aan PFLP-gelinkte ngo's wordt toegewezen.
Dus naast 7,46 à 8 miljoen, waar u het over had, spreken we nog over 10,6 miljoen extra die gelinkt zou zijn aan het PFLP. Hoe verklaart u uw stelling dat er geen risico bestaat? Hebt u bijkomende garanties in verband met het UN-fonds gevraagd? Hebt u bijkomend onderzoek gedaan? Hebt u daarover werkelijk afspraken gemaakt? Het gaat om een flexibele financiering, die zo goed als onmiddellijk kan worden aangewend. In hoeverre zult u, gezien de gevoeligheid van de materie, extra tussenschotten opbouwen en zeker kunnen zijn van de nodige transparantie en verantwoording?
Wie in uw kabinet is verantwoordelijk voor de uitvoering van het onderzoek? Wat is zijn of haar profiel? Wat was zijn of haar functie alvorens hij of zij met het onderzoek gelast werd? Hoe heeft uw kabinet die persoon gescreend op onafhankelijkheid? Aan wie rapporteert hij of zij? Wie heeft dus de eindverantwoordelijkheid om het rapport op ministerieel niveau voor te stellen? Wie heeft die verantwoordelijke aangesteld? Wie stelde de uitvoerende medewerker op uw kabinet aan.
U gaf aan dat u contact had met de Nederlandse ambassadeur en dat u de mededeling had gekregen dat de Nederlandse collega's geen concrete evidentie konden geven van een link tussen het UAWC, die de Nederlandse staat financiert, en het PFLP. U gaf tevens aan dat onze noorderburen het OLAF-rapport afwachten. U gaf ook aan dat Nederland de financiering van het UAWC niet heeft bevroren.
Volgens mijn informatie klopt dat niet helemaal. Nederland zou nog altijd middelen voorzien voor Palestijnse boeren, maar niet meer via de UAWC. Hoe komt het dat uw informatie niet overeenstemt met de informatie die ik via andere officiële instanties heb verkregen?
Nederland zou volgens het Israëlische rapport enkel de UAWC als verdachte organisatie financieren. In uw antwoord in de commissie gaf u aan dat de Belgische samenwerking met de in dit dossier genoemde en als verdacht aangewezen organisaties veel breder is. Het zou namelijk om vier ngo's gaan. In hoeverre vindt u dat de vergelijking tussen het Nederlandse onderzoek en uw onderzoek op dit moment nog opgaat?
De bijzondere evaluator voor ontwikkelingssamenwerking gaf in de commissie aan niet betrokken te zijn bij het door u gestarte onderzoek. Waarom betrekt u een dergelijk belangrijk profiel niet bij dit onderzoek? Zou deze bijzondere evaluator geen meerwaarde hebben in de zoektocht naar de waarheid over de al dan niet malafide geldstromen in ontwikkelingssamenwerking?
01.02 Minister Meryame Kitir: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Depoorter, ik zal een chronologische toelichting geven. Op 5 mei 2021 hebben we, net als diverse andere Europese landen en de Europese Commissie, informatie ontvangen van Israël over vermoedens van fraude en vermeende banden tussen door België indirect ondersteunde Palestijnse organisaties en het door de Europese Unie als terroristische organisatie aangemerkte Popular Front for the Liberation of Palestine.
Concreet gaat het over vier Palestijnse middenveldorganisaties die op een bepaald ogenblik Belgische financiering ontvingen. De Belgische financiering van die organisaties verloopt indirect, via Belgische ngo's die een formeel partnerschap met deze organisaties hebben gesloten. Het gaat concreet om de organisaties Defense for Children International – Palestine (DCIP), een partnerorganisatie van Broederlijk Delen, Health Work Committees (HWC) en het Bisan Center for Research & Development, twee partners van Viva Salud, en de UAWC, een voormalige partnerorganisatie van Oxfam België, die echter sinds eind 2017 geen financiering door de Belgische ontwikkelingssamenwerking meer heeft gekregen.
De informatie werd overhandigd aan de Belgische ambassadeur in Tel Aviv en het dossier werd vervolgens overgemaakt aan mijn administratie, de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (DGD), en aan mijn kabinet. De geografische directie van de DGD heeft op haar beurt de betrokken organisaties ingelicht over de beschuldigingen. Vervolgens heb ik mijn administratie de instructie gegeven om het dossier grondig te onderzoeken. Dat onderzoek is door mijn administratie gevoerd. Het was de geografische directie van de DGD die de leiding had over dit onderzoek, niet mijn kabinet.
Ik zal u de resultaten van het onderzoek door mijn administratie meedelen. Het onderzoek spitste zich in eerste instantie toe op de informatie die we hebben ontvangen van de Israëlische autoriteiten. Daaruit bleek dat het Israëlische dossier geen concrete materiële bewijsstukken bevat voor mogelijke fraude bij de partnerorganisaties. De administratie heeft de beschikbare informatie in het kader van de inhoudelijke en financiële controle opnieuw onderzocht. Hieruit is gebleken dat de betrokken Belgische ngo's performante systemen van organisatiebeheersing hebben.
Dit is een voorwaarde is om erkend te worden als Belgische actor in de ontwikkelingssamenwerking. Het wordt ook nog eens gecontroleerd door een extern bureau. Dergelijke controles bekijken onder meer het financieel beheer, het risicobeheer, de transparantie en het beheer van de partnerschappen. Naast die screening op organisatieniveau, werden de Belgische ngo's in het verleden ook onderworpen aan inhoudelijke en financiële opvolging en controle van de subsidies.
Uit nieuw onderzoek van deze controleverslagen bleek dat ze geen aanleiding hebben gegeven tot bezwaren. Ook de eerdere externe evaluaties van de interventies van de Belgische ngo's brachten geen verdachte elementen aan het licht.
Tot slot heeft mijn administratie ook een analyse gemaakt van de jaarlijkse externe audit van de rekeningen van de Palestijnse ngo's. Deze audits zijn verplicht in het kader van de Palestijnse wetgeving en worden uitgevoerd door zeer gereputeerde kantoren zoals Deloitte en PricewaterhouseCoopers. De analyse van deze audits bracht ook geen enkele onregelmatigheid aan het licht.
Sinds 5 mei 2021 hebben we geen bijkomende informatie of documenten van de Israëlische autoriteiten mogen ontvangen. Ook tijdens mijn onderhoud met de Israëlische ambassadeur op 24 juni is er geen bijkomende informatie overhandigd.
Het onderzoek door mijn administratie is ondertussen afgerond en de resultaten werden mij begin juli overgemaakt. Mevrouw Depoorter, op basis van dat onderzoek zie ik vandaag dan ook geen reden om middelen te bevriezen, noch om bijkomend extern onderzoek te laten uitvoeren.
Ik behoud dan ook het vertrouwen in onze Belgische partnerorganisaties en in de bestaande controlesystemen. Indien er in de toekomst nieuwe concrete bewijselementen aan het licht zouden komen, dan kan deze positie uiteraard herzien worden.
U vroeg ook of ik contact opnam met mijn collega's in andere betrokken lidstaten. In het kader van heet onderzoek heeft mijn administratie rechtstreeks contact opgenomen met andere betrokken donoren, zowel in Jeruzalem als in de respectieve hoofdsteden. Op basis van die contacten kan ik zeggen dat de Europese Commissie rechtstreekse financiering gaf aan twee andere Palestijnse organisaties waarover gelijkaardige beschuldigingen geuit zijn in het Israëlische dossier. De financiering van deze organisaties werd door de Commissie tijdelijk opgeschort. Er werd aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding OLAF gevraagd om een vooronderzoek te voeren.
Het onderzoek in Nederland betreft twee verschillende situaties. In 2020 heeft Nederland de betaling aan de UAWC stopgezet, in afwachting van de resultaten van een in 2020 opgestart extern onderzoek in het kader van de vermeende betrokkenheid van voormalige medewerkers van de UAWC bij een bomaanslag in 2019. Die bomaanslag zou door het PFLP gepleegd zijn. De nieuwe fraudebeschuldigingen die recent geuit zijn over de UAWC zijn aan het lopende onderzoek in Nederland toegevoegd. De resultaten zijn nog niet bekend. Nederland nam echter geen bijkomende opschortende maatregelen naar aanleiding van dit recente dossier.
Wat de overige in het dossier genoemde donoren betreft, kan ik melden dat zij naar aanleiding van deze beschuldigingen tot vandaag niet zijn overgegaan tot het stopzetten van de samenwerking met de betrokken Palestijnse partnerorganisaties. We beschikken ook niet over aanwijzingen dat ze dit in de toekomst zullen doen.
U stelde ook een vraag omtrent de financiering van het humanitaire fonds in Palestina. Het is inderdaad zo dat lokale organisaties vaak op een indirecte manier toegang hebben tot de humanitaire fondsen waar ook België toe bijdraagt. In dit geval werd voor de periode 2017-2020 ongeveer 1 % van de totale aan het humanitaire fonds in Palestina toegewezen middelen voorzien voor de betrokken lokale organisaties. Dit betekent dat deze organisaties onderworpen worden aan de controlemechanismen van de VN.
Organisaties moeten in dit kader positieve audits en evaluaties kunnen voorleggen om toegang te kunnen krijgen tot financiering. Daarnaast worden de activiteiten met middelen uit deze fondsen regelmatig opgevolgd door de donoren, dus ook door België.
Onze vertegenwoordiging in Palestina beslist mee over de projecten die door het fonds worden gefinancierd. Er worden ook regelmatig terreinbezoeken uitgevoerd. We hebben dus wel degelijk goede informatie over wat er met de middelen uit het fonds gebeurt.
De cijfers die tijdens de commissievergadering van 2 juni werden vermeld betreffen de volledige programma's van onze Belgische ngo's in Palestina. Uiteraard beschikken we ook over geverifieerde informatie met betrekking tot de specifieke financiering van de genoemde erkende Palestijnse partnerorganisaties van onze Belgische ngo's.
Ik geef u voor de volledigheid de bedragen die de in de dossiers vermelde Palestijnse organisaties in de periode van 2017 tot 2021 ontvingen via hun Belgische partners. Defence for Children International, een partner van Broederlijk Delen, ontving 170.800 euro. Health Work Committees, een partner van Viva Salud, ontving 297.925 euro. Bisan Center for Research & Development, een partner van Viva Salud, ontving 337.892 euro. Voor de periode van 2017 tot 2021 gaat het om een totaalbedrag van 806.617 euro of een gemiddelde van 161.323,4 euro per jaar.
De financiering van de UAWC, een partner van Oxfam, had betrekking op een humanitair programma met een looptijd van twee jaar in 2016 en 2017, ter waarde van 286.000 euro. De UAWC heeft sindsdien geen nieuwe financiering ontvangen.
Dat u de volledige cijfers van het programma van Viva Salud niet terugvond, is wellicht te wijten aan het feit dat de organisatie tot september 2018 nog Geneeskunde voor de Derde Wereld heette. De cijfers voor die periode staan onder de oude naam in ODA online, de databank die via de website van de FOD Buitenlandse Zaken publiek raadpleegbaar is.
U vroeg ook of de bijzondere evaluator voor de ontwikkelingssamenwerking hierbij betrokken is. Dat is niet het geval. Ik nodig u uit om het KB te lezen waarin haar mandaat beschreven is. U zal vaststellen dat financiële controle niet tot haar bevoegdheden behoort.
De Veiligheid van de Staat is hier evenmin bij betrokken. Er bestaan op dit moment immers geen aanwijzingen dat de inwendige of uitwendige veiligheid van de Belgisch Staat in het gedrang komt.
U vroeg verder of er een gerechtelijk onderzoek loopt. Dat is het geval in Israël, waar vier individuen in staat van beschuldiging zijn gesteld. In België loopt er geen gerechtelijk onderzoek.
Mevrouw Depoorter, zoals ik heb uitgelegd, bestaan er in België sterke controlemechanismen voor de ngo-financiering. Die hebben echter geen onregelmatigheden aan het licht gebracht. Dergelijke controlemechanismen blijven nodig. We willen immers dat de middelen op de juiste plaats terechtkomen, terwijl er ook nood is aan organisaties die zich, ondanks de bijzonder moeilijke situatie waarin ze werken, blijven inzetten ten voordele van de lokale bevolking. Laten we dat ook niet uit het oog verliezen.
01.03 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Wat de bijzondere evaluator betreft, het is nu misschien het moment om die in het koninklijk besluit op te nemen. We hebben al genoeg schandalen gehad in de ontwikkelingssamenwerking en dit is nu net de persoon die onafhankelijk geldstromen zou kunnen onderzoeken. We kunnen daar zeker op korte termijn werk van maken.
U hebt niet geantwoord op de vraag welk profiel er in uw administratie het onderzoek heeft geleid. U hebt ook niet gezegd hoe u de onafhankelijkheid van de personen die het onderzoek leiden kan garanderen. Dat is nochtans een heel belangrijke vraag waarop ik van u echt een antwoord wil krijgen. Ik hoef geen namen, maar ik wil wel de profielen van die personen kennen en de functie die zij vandaag binnen het kabinet bekleden. Dat is heel belangrijk in het kader van de openbaarheid van bestuur en de onafhankelijkheid van uw onderzoek. Op die vragen kreeg ik dus graag nog een antwoord.
Wat ik in uw antwoord ook vaststel, is dat u niet wacht op de resultaten van het onafhankelijk onderzoek dat in Europa wordt gevoerd om een conclusie te trekken. U had mij in de plenaire vergadering nochtans gezegd dat u dat onderzoek zou afwachten, maar vandaag geeft u aan geen anomalieën of bezwaren te vinden inzake de financiering en de gebruikte middelen. U spreekt zichzelf daar dus tegen.
Ook geeft u in uw antwoord aan dat u het Israëlische dossier niet waarheidsgetrouw of duidelijk bewijsmatig acht. Trekt u dan als minister van Ontwikkelingssamenwerking een geheim dossier, opgesteld door de Israëlische veiligheidsdienst, in twijfel?
U antwoordt immers dat u geen bezwarende bewijzen ziet. Gelooft u de Israëlische diplomatie dan niet op haar woord?
Bent u van mening dat u, wanneer u een geheim onderzoek in handen krijgt dat wordt toegelicht door officiële instanties, uw taak uitvoert door uw kabinetsmedewerkers het dossier te laten onderzoeken? Zou het niet beter zijn geweest om een onafhankelijke instantie de opdracht te geven om te onderzoeken of er geldstromen van de Belgische belastingbetaler naar Palestijnse terroristische organisaties geweest zouden kunnen zijn? De N-VA-fractie vraagt dat al van bij het begin. Ik stel vast dat Europa net als Nederland die onafhankelijke onderzoeken heeft bevolen en dat u genoegen neemt met een screening van de analyse van andere diensten. U gaat hier bepaald niet tot op het bot.
Ook met betrekking tot het fonds trekt u de paraplu open. U verklaarde immers dat hier 1 % aan is besteed. Ik heb echter gelezen dat het om 10,6 miljoen euro gaat. Samen met die 7,4 miljoen euro gaat het om 18 miljoen euro aan Belgische middelen. U stelt dat u vertrouwt op het fonds en onze controle ter plaatse. Zoals u zelf aangaf is de controle op ontwikkelingssamenwerking echter aartsmoeilijk wegens de situatie op het terrein. In welke mate kan u garanderen dat de controle volstaat? Ik kan mij echt niet van de indruk ontdoen dat u dat vandaag niet kan garanderen. Ik kan mij ook niet van de indruk ontdoen dat u vandaag geen antwoord wil geven op de vraag wie nu juist de onderzoeken evalueert.
Ik ben zeer bezorgd over de ernst waarmee u het dossier aanpakt. U verwijst naar Nederland en opnieuw naar de UAWC. U bent niet ingegaan op mijn vaststelling dat Nederland vandaag geen geld meer aan de UAWC geeft maar wel nog aan Palestijnse boeren via andere kanalen, net omdat het onderzoek nog bezig is. De middelen zijn inderdaad niet bevroren. Ze worden echter via andere kanalen overgemaakt.
Waarom volgt u niet het pad van uw Europese collega's, die dat ten gronde onderzoeken? Het gaat hier om belastingsgeld, zoals ik al vaker zei. Als wij een draagvlak willen, dan moeten wij het de bevolking heel duidelijk kunnen maken dat de geldstromen lopen zoals het hoort.
Ik herhaal mijn vraag, omdat ik heel graag een antwoord wil. Welk profiel is hier op uw kabinet bij betrokken? Wie voert het onderzoek uit en wie heeft de leiding?
01.04 Minister Meryame Kitir: Mevrouw Depoorter, ik zal mijn antwoord nog eens duidelijk herhalen. Mijn kabinet heeft de leiding van het onderzoek niet. Dat wordt gevoerd door de administratie, meer bepaald door de geografische directie. Die directie heeft de leiding, niet wij. Ik hoop dat dit nu duidelijk is.
U vroeg verder waarom wij niet wachten op het onderzoek van Europa. Het onderzoek van Europa betreft twee andere organisaties, waarbij België niet betrokken is. Wat Nederland betreft, heb ik duidelijk geantwoord dat er een onderzoek loopt. De klacht werd ernstig behandeld, wij hebben die niet naast ons neergelegd. Er is een onderzoek gevoerd en dat heeft uitgewezen dat er geen aanwijzingen zijn om verder onderzoek te doen. U kan daar misnoegd over zijn en misschien had u liever een ander resultaat gezien, maar ik kan het ook niet helpen dat dit het resultaat is van het onderzoek dat wij hebben laten uitvoeren. Dat onderzoek is grondig gebeurd, vandaar de conclusie die wij nu getrokken hebben.
01.05 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, u hebt niet geantwoord op mijn vraag wie dat dossier opvolgt in uw kabinet. Wie voert het onderzoek voor uw kabinet?
Ik zal u nog een aantal bezorgdheden meegeven die ik in mijn mailbox heb ontvangen.
Organisaties die actief zijn op het terrein stellen dat er binnen uw kabinet twee medewerkers meewerken aan dit onderzoek. Zij volgen dit voor u op. Eén van die medewerkers zou banden hebben met Palestina. Kan u die bewering weerleggen, mevrouw de minister?
01.06 Minister Meryame Kitir: U blijft beweren dat mijn kabinetsmedewerkers het onderzoek hebben gevoerd. Dat klopt gewoon niet, het onderzoek is door de administratie gevoerd, niet door leden van mijn kabinet.
De voorzitster: Het is normaal dat het kabinet volgt wat er bij de administratie gebeurt. Zij voeren dat echter niet zelf uit.
01.07 Kathleen Depoorter (N-VA): Ik vroeg gewoon wie dit opvolgt bij uw kabinet. Ik heb vernomen dat de genoemde organisaties personen van uw kabinet aan de lijn hebben gehad en ik wil graag van u horen om wie het gaat.
Het incident is gesloten.
02 Question de Séverine de Laveleye à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "Les dettes contractées auprès de prêteurs privés" (55018901C)
02 Vraag van Séverine de Laveleye aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De schulden bij private schuldeisers" (55018901C)
02.01 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Le 10 juin sortait le rapport 'Quoi qu’il en coûte'
qui analyse les dettes contractées par les pays du 'Sud' après du secteur privé.
Le rapport montre qu’en 2019, les créanciers privés détenaient 60% de la dette
extérieure des pays du Sud, contre 45% en 2010. Pour les 68 pays au revenu le
plus faible, cette part est de 19 % en 2019, contre 8 % en 2010. Les
remboursements qui sont prévus cette année à l’égard de plusieurs de ces
banques sont assortis d’un taux d’intérêt de 8,75%.
Cette montée en puissance s’explique par le
fait que, d’une part, depuis la crise financière de 2008, l’aide au
développement a globalement stagné voire diminué et que, d’autre part, les
investisseurs privés sont à la recherche de placements rentables.
Le système d’allègement des dettes mis en
place par le G20 dans le cadre de la crise du COVID ne s’applique pas aux
créanciers privés qui ne sont 'qu’invités' à y participer. Résultat: rien
qu’entre mai et décembre 2020, les 46 pays qui ont bénéficié du moratoire ont
par ailleurs versé 6,94 milliards de dollars US aux créanciers privés, en
utilisant notamment des nouveaux prêts d’urgence du FMI. Au lieu de combattre
la pandémie, ces prêts ont donc servi à renflouer le secteur privé.
Par ailleurs, le rapport montre que le
manque de transparence sur les détenteurs d’obligations d’États émises par les
pays du Sud est total et rend toute restructuration de la dette extrêmement
complexe.
Le rapport montre enfin que plusieurs
institutions financières basées en Belgique jouent un rôle dans l'endettement
des pays à faible revenu.
Le rapport conclut avec des recommandations
: obliger les créanciers à prendre leur juste part dans les mécanismes
d’allègement de dette, obliger les créanciers privés à la transparence,
soutenir la mise en place d’un mécanisme multilatéral de restructuration de la
dette au sein des NU, et légiférer pour protéger les pays débiteurs des fonds vautours.
- Quelles initiatives avez-vous déjà prises
et allez-vous prendre au regard des recommandations de cette études ?
Comptez-vous (seule ou avec le ministre des finances) contacter les directions des institutions financières
belges visées dans ce rapport et leur demander de suspendre le paiement de
leurs créances des du Sud, comme le font les Etats créanciers ?
- Plus largement, où en êtes vous dans la mise en œuvre de votre exposé d’orientation politique concernant les annulations de dettes qui stipule que «notre pays poursuivra les efforts du passé pour annuler la dette des pays en développement et exhortera nos partenaires à faire de même»?
02.02 Meryame Kitir, ministre: Chère collègue, j'ai pris note du rapport publié récemment par un certain nombre d'ONG. Je partage les préoccupations des auteurs concernant l'absence d'un cadre englobant qui complique le processus d'allongement de la dette. La pandémie du covid-19 continue à exacerber les problématiques dans les pays les moins avancés. En 2020, le PIB de l'Afrique s'est contracté de 2,1 %. Une annulation ou un allègement de la dette de ces pays est donc plus que jamais nécessaire.
Quant à la participation du secteur privé au Debt Service Suspension Initiative (DSSI), celui-ci a fourni des leviers pour y parvenir. Le futur "cadre commun" pour la restructuration des dettes des pays pauvres du G20 fournira un encadrement plus solide permettant d'impliquer le secteur privé. J'attends les premières expériences pour voir si ce cadre commun sera vraiment suffisant. C'est pourquoi je prône activement une approche multilatérale, comme je l'ai fait lors du Forum politique de haut niveau sur le financement du développement durable à New York.
Je me suis déjà exprimée plusieurs fois en faveur d'initiatives d'allègement de la dette et je continuerai à le faire. Nous devons préserver les progrès réalisés en matière de réduction de la pauvreté et de développement durable, ainsi que stimuler une relance économique et durable. D'ailleurs, je suis contente que mon collègue et ministre Peter Van Peteghem soit sur la même longueur d'ondes et que nous ayons pu développer une position belge commune à cet égard. Nous voulons appuyer des initiatives d'allègement des dettes dans un cadre européen et multilatéral avec l'objectif de préserver les résultats atteints en matière de réduction de la pauvreté et de stimuler une relance durable.
Dans cet esprit, j'ai pris la décision d'allouer 2,5 millions d'euros pour l'allègement de la dette de la Somalie. La Somalie a récemment atteint le point de décision. Cela veut dire que la Somalie a rempli les conditions pour bénéficier du soutien de l'initiative Heavily Indebted Poor Countries (HIPC). Notre pays utilisera une partie de sa contribution au Fonds international de développement agricole (FIDA) pour apurer les arriérés de la Somalie, ce qui lui donnera la possibilité d'investir dans le développement et dans sa population après des années de guerre civile dévastatrices.
La Belgique continuera à participer aux différents forums où cette problématique sera à l'agenda et je continuerai à encourager l'allègement de la dette des pays pauvres dans un cadre multilatéral. Il est clair que ce cadre inclut idéalement un maximum de créanciers tant officiels que du privé afin de maximiser l'impact de l'allègement de la dette sur les pays bénéficiaires.
02.03 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Le secteur privé a maintenant capté plus de 60 % des dettes des pays pauvres. Dès lors, toutes les initiatives que l'on peut faire au niveau bilatéral ou même multilatéral pour les dettes contractées auprès des États ou des banques de développement ne permettent pas, à elles seules, de capter l'intérêt du secteur privé. Le secteur privé a un intérêt énorme à rester dans un système de dettes vu que les taux d'intérêt sont au-delà de 8 %. C'est terrible éthiquement de se rendre compte que les pays les plus pauvres sont les vaches à lait du secteur privé qui se fait des bénéfices indécents sur le dos des pays pauvres. Les pays pauvres bénéficient en fait d'allègements de dettes officielles, du secteur public, pour finalement rembourser le secteur privé.
On sait malheureusement que, quand on demande gentiment au secteur privé de participer aux efforts que vous mettez en place de façon active au niveau international, il ne le fait pas. Il faut donc changer de stratégie et mettre en place des leviers contraignants à l'égard du secteur privé pour qu'il joue le jeu car on sait que le lui demander gentiment ne suffit pas. Il faut changer de stratégie. J'entends que vous travaillez avec le ministre Van Peteghem sur ces stratégies. C'est nécessaire car vous n'avez pas de baguette magique!
Notre accord de gouvernement et votre politique sont réellement axés sur l'allègement de la dette des pays les plus pauvres mais il faut se donner les outils contraignants pour le faire. Par ailleurs, cela ne doit pas nous empêcher d'avancer sur nos dettes bilatérales.
Vous n'avez pas tout à fait répondu à ma question de savoir si vous avez déjà engagé vous-même des liens avec les institutions privées basées en Belgique. Vous avez dit poursuivre vos démarches au niveau bilatéral ou multilatéral. Mais je vous encourage à prendre l'initiative de rendre visite aux créanciers privés basés en Belgique et de leur faire entendre raison si possible.
L'incident est clos.
03 Vraag van Wouter Raskin aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De investering van BIO in de palmolie-industrie" (55018957C)
03 Question de Wouter Raskin à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "Les investissements de BIO dans l'industrie de l'huile de palme" (55018957C)
03.01 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, verscheidene media berichtten de afgelopen weken, niet voor het eerst, over de wantoestanden in de palmolie-industrie. Dat palmolie een negatief effect kan hebben op het leefmilieu, de klimaatverandering en de biodiversiteit wisten we al langer, maar bij diverse palmolieplantages zou er ook sprake zijn van mensenrechtenschendingen.
België heeft via de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden of BIO een investering in het Congolese palmoliebedrijf Plantations et Huileries du Congo. Ook het moederbedrijf Feronia is niet onbesproken.
Mevrouw de minister, volgens minister Khattabi werkt u momenteel aan een exitstrategie uit deze investering. Kunt u meer toelichting geven over de totstandkoming, het bedrag en de evolutie van deze investering?
Wat houdt de exitstrategie precies in? Staat er ook een einddatum op de investering van BIO in het palmoliebedrijf?
Beschikt het Congolese bedrijf over een RSPO-certificaat, een internationaal bewijs voor de duurzame winning van palmolie?
In een artikel in De Morgen van 12 juni beweren lokale inwoners en ngo’s dat de RSPO-certificering een nepproces zou zijn, waarbij geen rekening wordt gehouden met de klachten en bekommernissen van de lokale gemeenschappen. Bovendien zou het geen halt toeroepen aan praktijken zoals ontbossing en landroof. Deelt u de kritiek op de RSPO-certificering? Acht u het nodig en wenselijk om de vereisten voor een dergelijk certificaat aan te scherpen?
03.02 Minister Meryame Kitir: Dit dossier is reeds jaren problematisch en werd al meerdere malen besproken in deze commissie. Het strookt niet met mijn visie op internationale solidariteit. Het lot van de arbeiders in dit dossier blijft voor mij een prioriteit en de sleutel tot elke beslissing.
Ik geef een overzicht van de situatie. In december 2015 verleende BIO een lening van omstreeks 9,7 miljoen euro aan het bedrijf Plantations et Huileries du Congo SA (PHC), een palmolieproducent in de Democratische Republiek Congo (DRC). PHC is een bedrijf dat over drie plantages beschikt in Lokutu, Yaligimba en Boteka, gelegen in de provincies Tshopo en Mongala.
In 2008 kocht de Canadese beursgenoteerde impactinvesteerder Feronia PHC over van de toenmalige eigenaar Unilever. Het bedrijf verkeerde toen in een benarde situatie als gevolg van ontwrichte conflicten in het oosten van het land tussen 1996 en 2003. Er was een jarenlange verwaarlozing en gebrek aan investering en strategische ondersteuning door de moedermaatschappij Unilever. Feronia wilde het bedrijf opnieuw opbouwen, onder meer met de hulp van Europese investeringsbanken, zoals BIO, DEG uit Duitsland, CDC uit het Verenigd Koninkrijk en FMO uit Nederland, maar moest in juli 2020 de boeken sluiten. PHC werd overgenomen door het investeringsbedrijf KKM dat reeds minderheidsaandeelhouder was in Feronia, en dat via een nieuwe kapitaalinjectie een meerderheidsaandeel verwierf. Feronia werd van de Canadese beurs gehaald.
Aanvankelijk werd met de investeringsbanken overeengekomen dat ze aan boord zouden blijven van deze nieuwe constellatie als kredietversterkers. Er werden afspraken gemaakt met KKM om verder te blijven investeren in de bouw van scholen en gezondheidscentra, en in de maatregelen die de arbeidsomstandigheden en het leefmilieu verder moeten verbeteren. De afspraken werden vastgelegd in een Environmental and Social Action Plan waarvan een samenvatting beschikbaar is op de website van PHC.
Het gaat onder meer over de stijging van de laagste lonen tot een aanvaardbaar leefloon en een verdere verbetering van de huisvesting van de werknemers en van de waterkwaliteit in de concessie. In ruil daarvoor zouden de kredietverstrekkers bereid zijn om een deel van de uitstaande schuld kwijt te schelden.
Ik heb BIO gevraagd om de uitvoering van zeer nabij op te volgen. De volgende elementen illustreren de vooruitgang die reeds is gemaakt. Een onafhankelijke deskundige doet een studie over de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater met als doel het ontwikkelen van een saneringsplan. Een woninginventarisatie is afgerond en in 2020 zijn 100 nieuwe woningen gebouwd. Er werd een vorming gegeven over het gebruik van landbouwchemicaliën op de locatie Yaligimba en de ontwikkeling van een investeringsprogramma voor lokale gemeenschappen werd uitgevoerd met de steun van een ngo die gespecialiseerd is in het ondersteunen van de economische ontwikkeling van lokale gemeenschappen.
Op mijn vraag heeft BIO een verantwoordelijke exitstrategie ontwikkeld, die op 26 januari 2021 door de raad van bestuur is goedgekeurd. Het doel is om zoveel mogelijk verdere verbeteringen te realiseren, gezamenlijk met de andere investeringsbanken, voordat de betrokkenheid bij het project eindigt, ten laatste tegen 30 juni 2022. Gedurende die periode moet alles in het werk worden gesteld om de lonen en de omstandigheden van de arbeiders te verbeteren. Dat punt is uiterst kritiek en ik zal erover waken dat BIO hiertoe blijft bijdragen. Een juridisch geschil met de nieuwe aandeelhouder KKM bemoeilijkt echter dat proces. Ik heb BIO gevraagd mij spoedig een update te geven om te kunnen bepalen of de exitstrategie van januari moet worden herzien.
Het RSPO-certificaat was een voorwaarde opdat Feronia een lening zou kunnen krijgen bij de investeringsbanken. Feronia was hier zelf voorstander van, maar stuitte op een praktisch probleem: de RSPO-certificering was oorspronkelijk ontwikkeld voor grote plantages, terwijl een van de drie concessies, met name Lokutu, een mix is van kleine plantages en communale en individuele percelen.
Om een RSPO-certificaat te verkrijgen, moesten ook de perimeters van die plantages en percelen in kaart worden gebracht. Dat gaf aanleiding tot grote discussies en conflicten over de perceelsgrenzen. Om verdere conflicten te vermijden, werd de certificeringsoefening stopgezet. Sindsdien wordt samen met de RSPO gezocht naar een oplossing voor dit probleem, mogelijk in de richting van een aanpassing van de RSPO-standaard.
De RSPO-certificering is in principe een van de strengste ter wereld. Dit certificeringssysteem omvat een totaalverbod op ontbossing en verplicht oliepalmproducenten om gebieden met een hoge natuurwaarde te beschermen en te behouden, en om de uitstoot van broeikasgassen zo laag mogelijk te houden. Ook de lokale bevolking wordt geraadpleegd, zowel voor de certificering zelf als bij de opeenvolgende controles en de nieuwe certificeringsoefeningen die om de vijf jaar plaatsvinden. Als blijkt dat de plantage-uitbater de verbintenissen niet naleeft, kan overleg met de gemeenschappen worden georganiseerd. In het ergste geval kan zelfs het certificaat ingetrokken worden.
03.03 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, globaal gezien zijn we het erover eens dat de productie van palmolie vaak een nefaste impact kan hebben en ook effectief een probleem is. Vandaag gaat het immers om een wereldwijde consumptie van 73 miljoen ton. Naar verwachting zal die nog stijgen. Het product zit dan ook in zowat de helft van de consumptiegoederen. Als er nefaste gevolgen zijn, is het belangrijk dat de overheid noch rechtstreeks noch onrechtstreeks participeert in bedrijven die geen garantie kunnen geven dat de palmolie 100% duurzaam is.
Na uw uiteenzetting over de uitrol, van de totstandkoming van het bedrag tot de huidige exitstrategie, gun ik iedereen het voordeel van de twijfel. De exitstrategie loopt tot 30 juni 2022. Men streeft naar een aantal verbeteringen, maar u houdt toch ook een slag om de arm en u wilt het van zeer dichtbij opvolgen. Dat zal ook nodig zijn. We zullen afwachten.
Door een aantal kleinere percelen valt niet iedere plantage onder de verplichting van het RSPO-certificaat. Dat is problematisch. De klachten en verhalen komen keer op keer terug. Op mijn vraag of u de certificering zult herbekijken, legt u vooral uit hoe streng ze is, dat de standaarden hoog zijn en dat er rekening wordt gehouden met de bezorgdheden van lokale gemeenschappen. Door de steeds weerkerende verhalen ben ik er niet van overtuigd dat het allemaal dik in orde is. Ik vraag me af of het niet beter zou zijn dat eens te herbekijken, maar laat ons even afwachten wat juni 2022 brengt.
L'incident est clos.
04 Vraag van Kathleen Depoorter aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De raad van bestuur van BIO en van Enable" (55019281C)
04 Question de Kathleen Depoorter à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "Le conseil d'administration de BIO et de Enable" (55019281C)
04.01 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, de raad van bestuur van BIO had twee jaar geleden al vervangen moeten worden. U hebt die vervanging onder uw mandaat doorgevoerd. Die nieuwe raad van bestuur is belangrijk, want die zal de strategische oriëntatie van BIO bepalen. Nu blijkt die nieuwe raad van bestuur voor honderd procent bemand te zijn met leden die een actieve rol hebben opgenomen in partijen en kabinetten. Die leden hebben dus niet noodzakelijk expertise in de materie die door BIO als ontwikkelingsbank wordt beheerd. Dat vind ik opmerkelijk.
Mevrouw de minister, kunt u duiden waarom u niet voor de nieuwe politieke cultuur hebt gekozen? Waarom hebt u er niet voor gepleit om ook onafhankelijke experts aan te duiden?
Hetzelfde geldt voor de raad van bestuur van Enabel, die in september zal moeten worden vervangen. De directeur en de voorzitter van Enabel hebben er heel duidelijk voor gepleit om vijftig procent van de nieuwe raad van bestuur te bemannen of bevrouwen met onafhankelijke experts.
Ik heb vernomen dat er een brief werd verstuurd naar alle partijen van de meerderheid, waarin gevraagd wordt om mensen aan te brengen om deel uit te maken van de raad van bestuur van Enabel. Dat lijkt mij geen voorbeeld van good governance, terwijl dat voor Enabel net wel een heel belangrijke pijler is in het beleid. Indien er voor louter politieke vertegenwoordiging in de raad van bestuur wordt gekozen, dan kan dat de internationalisering en de kwaliteitsverbetering van Enabel echt hypothekeren, want het zet de deuren open voor politieke inmenging.
Mevrouw de minister, welke visie schuilt erachter om toch opnieuw via de politieke partijen te werken en niet naar expertise te gaan zoeken? Het is de bedoeling dat ons land een progressief ontwikkelingsbeleid kan voeren, geleid door experts in de materie.
04.02 Minister Meryame Kitir: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Depoorter, het is in ieder geval mijn intentie om competente mensen aan te duiden voor de raden van bestuur van BIO en Enabel.
Voor BIO zal het koninklijk besluit voor de benoeming van de nieuwe leden van de raad van bestuur van BIO binnenkort verschijnen. Het is getekend door de Koning en naar het Belgisch Staatsblad verstuurd voor publicatie.
Ik kan u echter alvast geruststellen en verzekeren dat de nieuwe raad van bestuur, zoals voorgedragen, over alle nuttige ervaring, kennis en expertise beschikt die door de wet zijn opgelegd en dat die raad garant staat voor een goede opvolging en sturing van de dossiers die door BIO worden beheerd. De nieuwe bestuurders komen uit het actieve bedrijfsleven, de bankensector, internationale handelsagentschappen, het academische milieu, de civiele maatschappij, institutionele en gouvernementele instanties en organisaties. Door hun professionele achtergrond kunnen zij buigen op een ruimere ervaring in internationale investeringen en handel, bedrijfsbeheer en financiële analyse. Vijf van hen zijn al decennialang actief in Belgische en internationale ontwikkelingsagentschappen op de zetel en op het terrein. Zij hebben aldus een uitstekende en praktische kennis van de uitdagingen en behoeftes van de concentratielanden van BIO.
Het mandaat van de oude of de huidige leden van de raad van bestuur verstreek in principe op 29 mei 2019. Er is geen nieuwe raad van bestuur aangesteld kunnen worden, aangezien de federale regering toen in lopende zaken was.
Voor Enabel klopt de informatie niet die u hebt gekregen over de brief die naar de collega's in de regering is gestuurd. Er is geen brief gestuurd. Mijn intentie is de raad van bestuur te benoemen tegen 1 oktober 2021. Ook voor de raad van bestuur van Enabel schrijft de wet voor dat de leden van de raad van bestuur moeten beschikken over nuttige en aantoonbare ervaring op het vlak van internationale ontwikkeling en indien mogelijk eveneens op het vlak van bedrijfsbeheer. De wet schrijft tevens voor dat de leden van de raad van bestuur uit federale overheidsinstellingen, de bedrijfswereld, het academische milieu, organisaties van de civiele maatschappij, institutionele en gouvernementele actoren en internationale organisaties komen. Bij de benoeming van de nieuwe raad van bestuur zal nauwgezet worden toegezien op die criteria.
04.03 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, u kiest dus blijkbaar voor ervaring én de juiste partijkaart. Ik vind dat zeer jammer. Deze regering bepleit een nieuwe politieke cultuur, maar voert deze niet uit.
Met betrekking tot Enabel, u hebt nog een paar maanden, u hebt de zomer nog om duidelijk te zoeken naar profielen van mensen die onafhankelijk zijn, die expert zijn en onafhankelijk. Het zou zeer jammer zijn als ons ontwikkelingsbeleid gaat geleid worden door middel van politieke inmenging. Enabel is een structuur die good governance bepleit, die internationalisering bepleit.
Mevrouw de minister, ik zal hierop terugkomen in oktober en ik hoop uit de grond van mijn hart dat u zult doen wat uw regering zegt, dat u dus niet voor de partijkaart zult kiezen, maar voor de onafhankelijkheid en expertise.
L'incident est clos.
05 Interpellatie van Kathleen Depoorter aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De implementatie van de wet betreffende het integriteitscharter" (55000155I)
05 Interpellation de Kathleen Depoorter à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "La mise en oeuvre de la loi relative à la charte d'intégrité" (55000155I)
05.01 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, toen u nog parlementslid was, hebben we samen het integriteitscharter goedgekeurd in de plenaire vergadering. Daardoor werd het integriteitscharter meer dan een blaadje papier, het werd een afdwingbaar instrument. In de beleidsnota hebt u ook al aangegeven dat er helaas nog steeds een taboe is in humanitaire en ontwikkelingssamenwerking. Mensen in kwetsbare omstandigheden worden het slachtoffer van allerlei vormen van uitbuiting. Soms zijn de hulpverstrekkers ook dader. Dit is niet uniek aan de ontwikkelingssamenwerking, het komt in alle vormen van zorgverlening voor waar de machtsverhoudingen onevenredig zijn. Dat moeten we te allen tijde bestrijden en beperken. We kunnen niet aanvaarden dat slachtoffers in de kou staan, dat slachtoffers niet geholpen worden.
Als we de draagkracht van ontwikkelingssamenwerking willen versterken, vindt de N-VA dat grensoverschrijdend seksueel gedrag echt streng aangepakt moet worden. U bent ook die mening toegedaan. Dat hebt in uw beleidsnota heel duidelijk gesteld. We vinden dat de organisaties een verantwoordelijkheid dragen voor hun personeel en hun omgangscultuur. Wanneer organisaties gesubsidieerd worden door de Belgische federale ontwikkelingssamenwerking, draagt ook de overheid een verantwoordelijkheid. Het integriteitscharter, dat een vraag is om de morele standaarden en eisen van transparantie die we aan de bedrijfswereld opleggen, moeten we dus ook zelf respecteren en uitdragen.
Het Parlement steunde dus dit initiatief maar een jaar na datum moeten we echter vaststellen dat de wet nog niet in werking is getreden. Er zijn nog geen uitvoeringsbesluiten genomen. In een jaar tijd kunnen er opnieuw slachtoffers gevallen zijn. In een jaar tijd kunnen er opnieuw families in volledige radeloosheid verkeren. Seksueel misbruik en grensoverschrijdend gedrag zijn niet aanvaardbaar. Dat tolereren wij niet.
Mevrouw de minister, hoe ver staat u met de voorbereidende werkzaamheden?
Tegen wanneer kunnen we de uitvoeringsbesluiten verwachten?
Hoe ver staat het met de oprichting van een centraal, neutraal en
toegankelijk meldpunt?
Is er een reden waarom u die wet die goedgekeurd is door de Kamer niet
uitvoert?
Wanneer zal u een besluit nemen om de wet in werking te laten treden?
05.02 Minister Meryame Kitir: Laat het heel duidelijk zijn: de strijd tegen seksuele uitbuiting, misbruik en intimidatie door personeel van hulporganisaties staat hoog op mijn agenda. We moeten streng optreden tegen deze praktijen. We moeten ook mechanismen inbouwen die deze tegengaan en ervoor zorgen dat de daders gestraft worden. Van hulpverleners wordt verwacht dat zij de mensen bijstaan. Ze moeten dus voldoen aan de hoogste standaarden en waarden. Van deze kwestie wegkijken is geen optie.
Tijdens de voorbije maanden heeft mijn administratie ter voorbereiding van het KB waarnaar u verwijst, uitvoerig overleg gepleegd met de verschillende betrokken actoren. Er werd ook juridisch advies ingewonnen om te bekijken hoe de verschillende bepalingen inzake integriteit het best geïntegreerd kunnen worden in het KB. Er bestaat eveneens een Europese richtlijn inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Europese Unierecht melden. Deze richtlijn moet tegen het einde van dit jaar omgezet worden in Belgisch recht. Ook daar zullen bepalingen in staan voor anonieme meldpunten. Om te vermijden dat er dubbel werk wordt gedaan – of erger nog, dat er tegenstrijdige regels bestaan – willen we eerst meer duidelijkheid over de gevolgen die de omzetting van die Europese richtlijn op Belgisch niveau zal teweegbrengen.
Ondertussen is er reeds veel gebeurd om het integriteitscharter in te voeren. Zowel BIO, Enabel als alle institutionele actoren hebben een meldpunt voor integriteitsschendingen. Uit een enquête van mijn administratie bij de middenveldorganisaties is gebleken dat 93 % van de respondenten ook reeds een meldpunt opgericht hebben.
Wat de multilaterale partners betreft, worden standaardclausules in overeenkomsten gezet die België ondertekent. Die verplicht hen om seksuele uitbuiting, misbruik en intimidatie te voorkomen, of gepast te reageren in geval van schendingen. België is overigens lid van het Multilateral Organisation Performance Network (MOPAN), een netwerk van bilaterale donoren dat de beheerssystemen van multilaterale organisaties beoordeelt.
Sinds 2020
beoordeelt de MOPAN ook de systemen van die organisaties met betrekking tot
seksuele uitbuiting, misbruik en intimidatie.
Ik zal ervoor zorgen dat het koninklijk besluit wordt opgesteld en gepubliceerd, zodra alle elementen beschikbaar zijn, teneinde dat op een kwaliteitsvolle manier te doen.
Ik wil er ook op wijzen dat de actoren zelf integriteit heel ernstig nemen en de engagementen respecteren van het integriteitscharter.
05.03 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, welke boodschap heeft een slachtoffer aan dubbel werk of tegenstrijdige regels? Wij moeten hier vooral bezig zijn met het garanderen van de rechtszekerheid van de mensen ter plaatse. Het excuus om nog even af te wachten teneinde geen dubbel werk te doen, is een heel flauw excuus. Men zal maar slachtoffer zijn of moeder van een slachtoffer en niet durven melden dat er grensoverschrijdend gedrag is omdat anders de hulp niet meer wordt ontvangen. Dat is dus een heel magere uitleg.
U geeft ook aan dat 93 % van de respondenten al een meldpunt hebben. Wij hadden in de wet echter een neutraal centraal meldpunt goedgekeurd. Misschien hanteert de paars-groene regering andere normen. Wanneer een wet echter wordt goedgekeurd in het Parlement, moet die wet worden uitgevoerd. Wanneer het Parlement beslist voor een neutraal centraal meldpunt te gaan, is het absoluut niet aan de uitvoerende macht om dat te veranderen en genoegen te nemen met wat de respondenten doen omdat de regering vertrouwen in hen heeft.
Mevrouw de minister, vertrouwen is goed, maar een goedgekeurde wet moet worden uitgevoerd.
U werkt aan het koninklijk besluit en zal het publiceren, maar ik hoor geen datum.
Ik zal het dossier uiteraard blijven opvolgen. Een jaar in het leven van een slachtoffer is immers heel lang. Ik reken er dus op dat het op korte termijn wordt aangepakt.
Het incident is gesloten.
- Vicky Reynaert aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De hongersnood in Tigray" (55019760C)
- Els Van Hoof aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "Tigray" (55019913C)
- Vicky Reynaert à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "La famine au Tigré" (55019760C)
- Els Van Hoof à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "Le Tigré" (55019913C)
06.01 Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, ik wil een vraag stellen over de zeer dramatische en tragische situatie in de Hoorn van Afrika, meer bepaald in Ethiopië en in Tigray. Op 4 november 2020 brak er een militair conflict uit tussen de strijdkrachten van de federale regering van Ethiopië en de regionale regering van Tigray. Het conflict is nog steeds aan de gang, met dramatische gevolgen.
Het hoofd van het Wereldvoedselagentschap van de VN heeft op 10 juni opgeroepen om onmiddellijk levensreddende assistentie te verlenen in Tigray. Volgens een rapport van de IPC lopen ondertussen al meer dan 400.000 mensen het risico lopen van hongersnood, het hoogste aantal in één land sinds een decennium. Bovendien worstelen meer dan 5,5 miljoen mensen daar en in de aangrenzende regio's met een hoge mate van acute voedselonzekerheid.
Zonder dringende maatregelen zouden twee miljoen mensen die nu in de noodtoestand van voedselonzekerheid verkeren tot hongersnood kunnen vervallen, meteen de grootste hongersnood sinds 1984. Het VN-agentschap vraagt 10,7 miljoen dollar om de kinderen in Tigray en de regio's Amhara en Afar te ondersteunen, onder meer door het verstrekken van therapeutisch kant-en-klaarvoedsel en medicatie en door ondersteuning om voedselverspilling tegen te gaan.
Het conflict in Tigray werd ondertussen ook voor de eerste keer besproken tijdens een debat van de VN-Veiligheidsraad, waar de leden de toestand erkenden als zeer dramatisch.
Het ICRC verzamelt ondertussen op zijn beurt getuigenissen, documenteert de misbruiken tijdens het conflict en wijst de betrokken actoren op hun verantwoordelijkheid om erop toe te zien dat het internationaal humanitair recht gerespecteerd wordt.
De premier van Ethiopië kondigde vorige week een staakt-het-vuren af, officieel opdat humanitaire organisaties hulp zouden kunnen bieden in Tigray. Wij zien echter dat het conflict gewoon doorgaat en dat de toegang tot de regio eigenlijk nog steeds versperd is.
In april 2021 maakte u reeds extra middelen vrij voor het ICRC, gericht op de opvang en bescherming van slachtoffers. Speciale aandacht ging hierbij naar slachtoffers van seksueel geweld. Nu dreigt er zoals voorspeld een nieuwe voedselcrisis uit te breken.
Welke inspanningen levert België om de huidige situatie te verhelpen?
Wordt de diplomatieke druk opgevoerd om de humanitaire toegang die beloofd is door de premier te realiseren? Ik heb ondertussen gelezen dat de Europese Unie zelf een humanitaire luchtbrug wil organiseren.
06.02 Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de minister, ik sluit mij aan bij de bezorgheden die mevrouw Reynaert heeft uitgedrukt. Ze werden ook al internationaal erkend, onder meer door de Europese Raad, die opriep tot een onmiddellijke stopzetting van de vijandigheden, onbeperkte humanitaire toegang en de volledige terugtrekking van de Eritrese troepen.
Als Artsen Zonder Grenzen beslist om ergens weg te trekken, dan moet ons dat ernstig zorgen baren. Die beslissing kwam er na de moord op drie medewerkers in drie steden in Tigray. Artsen Zonder Grenzen is nochtans de organisatie die steeds als laatste vertrekt, die organisatie blijft overal het langst.
Het gevaar is enorm groot, zodat er niet vrij gewerkt kan worden in die regio. Een groot aantal mensen, tot twee miljoen, kampt er met hongersnood en voedselonzekerheid.
Wij hebben al 4 miljoen aan middelen vrijgemaakt via het Internationale Rode Kruis. Daarbij zetten wij ook de bescherming van vrouwen voorop. Getuigenissen die in dat verband verzameld kunnen worden, worden gedocumenteerd.
Maandag vond de Raad Buitenlandse Zaken plaats. Gelet op de ernstige toestand, sprak de vertegenwoordiger van de Europese Unie, de heer Borrell, zich op die vergadering uit voor een humanitaire luchtbrug. Er werd ook een rapport besproken van de mensenrechtencommissaris, mevrouw Bachelet, in samenwerking met de Ethiopische mensenrechtencommissie. Minister Wilmès wil aan de hand van dat rapport nagaan of restrictieve maatregelen eventueel kunnen worden gesteund. Ik wil graag weten over welke maatregelen het kan gaan. Human Rights Watch heeft daarop gereageerd door te stellen dat voor het formeel maken van dat rapport een resolutie van de Mensenrechtenraad nodig is.
Welke stappen zal ons land op bilateraal en multilateraal niveau ondernemen om onbeperkte toegang voor humanitaire hulp te verkrijgen? Zullen wij de humanitaire luchtbrug ondersteunen die werd aangekondigd door hoge vertegenwoordiger Borrell?
Zullen er bijkomende middelen voorzien worden voor de voedselcrisis in Ethiopië? Hoe staan wij tegenover het rapport van de VN-Mensenrechtenraad en welke druk oefenen wij uit om er een formele resolutie van te maken?
06.03 Minister Meryame Kitir: De situatie in de regio Tigray is zeer ernstig. Meer dan 2 miljoen mensen hebben voedselhulp nodig. We trachten hier ons steentje bij te dragen om een groter drama te vermijden. Zo gaat 500.000 euro van de totale bijdrage die we dit jaar voorzien hebben voor het SFERA, het flexibel fonds van de FAO, specifiek naar landbouwactiviteiten in de regio Tigray. Zo'n 11.000 huishoudens zullen hiermee geholpen worden.
Ik bekijk ook hoe we de interventies van het Wereldvoedselprogramma nog beter kunnen versterken. Het zou gaan om een extra bijdrage van 1,5 miljoen euro aan deze organisatie, boven op onze basisbijdrage van 15 miljoen euro voor de komende drie jaar.
Het Wereldvoedselprogramma is een zeer belangrijke humanitaire partner in deze crisis. Zij hebben hun voedselprogramma's in Tigray sterk uitgebreid en voorzagen voedsel voor zo'n 1,2 miljoen mensen. Wij zien dat zij er zeer goed in slagen de middelen ook effectief ter plaatse te krijgen. In het ergste geval, indien de humanitaire toegang onmogelijk wordt gemaakt, beschikken zij over de logistieke mogelijkheden om airdrops te voorzien.
Dit komt boven op de 4 miljoen euro die we eerder al specifiek voorzien hebben voor het ICRC in Ethiopië. Verder steunt België ook indirect de respons op deze humanitaire crisis via de steun aan onze humanitaire partnerorganisaties. Investeren in deze vormen van flexibele financiering is de snelste en meest efficiënte manier om ervoor te zorgen dat de humanitaire hulp bij de getroffen bevolking terechtkomt.
De internationale gemeenschap, inclusief België en de EU, roept alle ruime tijd op tot een humanitair staakt-het-vuren en het verlenen van vrije toegang voor humanitaire hulp. Op 28 juni 2021 kondigde de Ethiopische regering eenzijdig een humanitair staakt-het-vuren af in Tigray. Deze positieve stap heeft helaas nog niet gezorgd voor een verbetering van de zeer penibele humanitaire situatie.
De toegang tot de regio blijft immers grotendeels geblokkeerd, ook voor de hulpverleners. We moeten er dus zeker bij alle strijdende partijen op blijven aandringen om ervoor te zorgen dat de humanitaire hulp de noodlijdende bevolking kan bereiken. Hiervoor moeten de partijen akkoord gaan met een onderhandeld humanitair staakt-het-vuren dat niet enkel op papier bestaat. Sinds het begin van het conflict is het vrijwaren van humanitaire toegang een belangrijk aandachtspunt van de Europese Unie in haar contacten met de Ethiopische regering.
De situatie in Ethiopië wordt door de EU ook regelmatig aan de orde gesteld op andere internationale fora, zoals de G7, de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties en het Internationaal Monetair Fonds. Ook de Veiligheidsraad besprak de situatie reeds meerdere malen. Op maandag 12 juli kwam de kwestie opnieuw aan bod tijdens de bijeenkomst van de Europese ministers van Buitenlandse Zaken. Mevrouw Sophie Wilmès heeft er daar in naam van ons land op aangedrongen om alle partijen op te roepen om de toegang tot humanitaire hulp te garanderen.
Een humanitaire luchtbrug van de EU biedt humanitaire hulp aan de meest kwetsbare bevolkingsgroepen. Deze luchtbrug zal medische uitrusting, humanitaire vracht en personeel vervoeren. Luchtbrugvluchten worden volledig gefinancierd door de EU. Zij worden uitgevoerd in coördinatie met de lidstaten en de humanitaire organisaties die het materieel verzenden, in samenwerking met het ontvangende land.
Onze ngo-partners bekijken op dit moment de mogelijkheden om hieraan deel te nemen en stellen de humanitaire behoeften voor een luchtbrug naar Tigray vast. Dit initiatief wordt gecoördineerd door het Réseau Logistique Humanitaire, in samenwerking met de Europese Commissie.
De resolutie in de VN-Mensenrechtenraad behoort tot de bevoegdheid van mijn collega, de minister van Buitenlandse Zaken, maar ik kan u meedelen dat deze resolutie op 13 juli is aangenomen op initiatief van de Europese Unie. Hoewel België op dit moment geen lid is van de VN-Mensenrechtenraad, heeft ons land onvoorwaardelijk zijn steun uitgedrukt door het cosponsorschap van de resolutie. De resolutie vraagt dat de VN-Mensenrechtenraad tijdens de zittingen van oktober en februari volgend jaar de situatie van de mensenrechten in Tigray zou bespreken, alsook de vooruitgang en de context van het gezamenlijke onderzoek van het Hoog Commissariaat en de Ethiopische Mensenrechtencommissie.
De resultaten van het onderzoek worden overigens in augustus verwacht. U weet misschien dat collega Wilmès gisteren een gesprek had met Europees commissaris Lenarcic, waarin zij bevestigde dat België behoort tot de groep van landen die wenst dat er op EU-niveau wordt nagedacht over mogelijke sanctiemaatregelen, dit om indien nodig een krachtig en geloofwaardig antwoord te kunnen geven op de bevindingen van het rapport.
06.04 Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, dank u voor het zeer uitgebreide antwoord. Ik ben blij te horen dat er gekeken wordt naar bijkomende steun, want de situatie is zeer dramatisch. Ik meen dat dit de ernstigste humanitaire crisis is die wij op dit moment zien.
Het lijkt erop dat de Ethiopische regering een bewuste strategie voert om de regio uit te hongeren en uit te putten. Alle steun die verleend kan worden om de meest kwetsbaren toch van voedsel te voorzien, lijkt mij absoluut nodig te zijn.
Het is ook goed te horen dat onze ngo-organisaties bekijken hoe zij kunnen deelnemen aan de luchtbrug. Verder is het positief dat België zijn cosponsorschap heeft verleend aan de resolutie van de VN-Mensenrechtenraad.
Wij kijken uit naar de resultaten van het onderzoek van de VN naar de misdaden in Tigray en de verdere stappen die gezet zullen worden. Wij zullen minister Wilmès daar verder over ondervragen.
06.05 Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de minister, ook ik dank u voor uw antwoord. Het is inderdaad goed dat België het Wereldvoedselprogramma blijft ondersteunen en dat het voor bijkomende middelen heeft gezorgd.
Ik meen dat wij hier effectief te maken hebben met de grootste voedselcrisis in deze regio. Wij moeten alle hens aan dek krijgen met het oog op de humanitaire hulp en de luchtbrug de nodige ondersteuning bieden, samen met onze ngo-partners.
Wat de resolutie betreft, is het goed te horen dat die formeel is aangenomen. Het rapport van eind augustus zal enorm belangrijk zijn. Wij mogen immers niet met twee maten en twee gewichten werken, ook niet via de Europese Unie, waar men gemakkelijk sanctiemaatregelen treft tegen bepaalde landen en tegen andere niet.
Ik meen dat sanctiemaatregelen hier echt op hun plaats zijn. Ik vraag mij af welke criteria men nog in aanmerking moet nemen om die op te leggen. Het is goed dat België deze lijn volgt, die er voor mij eigenlijk al eerder had mogen zijn.
Wij zullen het rapport afwachten. Ik hoop dat België de sanctiemaatregelen tegen de Ethiopische verantwoordelijken zal helpen realiseren.
L'incident est clos.
07 Vraag van Ellen Samyn aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De situatie in Haïti" (55019799C)
07 Question de Ellen Samyn à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "La situation en Haïti" (55019799C)
07.01 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, de Haïtiaanse president Jovenel Moïse werd op woensdagochtend 7 juli 2021 in zijn huis vermoord door een groep zwaarbewapende mannen.
Haïti zit al sinds begin dit jaar in een politieke impasse en door deze moord dreigt het land nog meer te destabiliseren. Waarnemend premier Claude-Joseph heeft ondertussen de staat van beleg uitgeroepen. Ongeveer 60 % van de Haïtiaanse bevolking leeft van amper 2 dollar per dag. Door de politieke impasse belandt Haïti nu in een extra instabiele periode.
Werd er reeds op internationaal niveau overlegd over de huidige toestand in Haïti? Ging er rechtstreeks Belgische ontwikkelingshulp naar Haïti? Zo ja, hoeveel? Zo nee, via welke kanalen ging er onrechtstreeks ontwikkelingshulp naar Haïti? Overweegt u om eventuele middelen on hold te zetten totdat de politieke situatie in Haïti is uitgeklaard opdat deze middelen op de juiste plaats terechtkomen?
07.02 Minister Meryame Kitir: Mevrouw Samyn, de situatie in Haïti is zorgwekkend. Er is inderdaad internationaal overleg gepleegd. Op 7 juli 2021 werd een gesloten sessie georganiseerd van de VN-Veiligheidsraad. Haïti stond ook op de agenda van de vergadering van 13 juli 2021 van de betrokken werkgroep van de EU-Raad. Voor meer informatie hierover kan u zich richten tot mijn collega van Buitenlandse Zaken.
Wat uw vraag betreft over Belgische steun, België is enkel actief in Haïti via middenveldorganisaties, en via onze steun aan de algemene middelen van onze multilaterale partnerorganisaties en aan humanitaire fondsen. Elf actoren van de niet-gouvernementele samenwerking ontvingen subsidies voor een programma 2017-2021 ten bedrage van iets meer dan 26 miljoen euro gespreid over vijf jaar. De programma's situeren zich in de domeinen onderwijs, professionele vorming, de sociale sector, landbouw, gezondheid en mensenrechten. Daarnaast is ongeveer 681.000 euro vrijgemaakt voor het transversale thema Waardig Werk waarvan een aantal activiteiten in Haïti plaatsvindt. Belgische heeft geen gouvernementele samenwerking met de Haïtiaanse overheid en voorlopig zien we geen reden om de lopende financiering aan de middenveldorganisaties on hold te zetten.
07.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik heb gisteren mevrouw Wilmès ook reeds ondervraagd over dit schrijnende thema.
Haïti gaat reeds jaren gebukt onder armoede, geweld en politieke instabiliteit. Het staat buiten kijf dat de recente gebeurtenissen Haïti alleen maar dieper de grond indrukken. De Haïtiaanse overheid heeft de laatste jaren helaas nagelaten om werk te maken van vrede, veiligheid en welvaart. Het is ook heel teleurstellend dat de middelen vaak niet bij de juiste personen terechtkomen. Wij hopen dat de ontwikkelingsmiddelen in elk geval wel terechtkomen bij de personen die ze nodig hebben. Uiteraard hopen wij dat deze impasse snel voorbij zal zijn en dat er kan gestreefd worden naar eerlijke en transparante verkiezingen.
L'incident est clos.
08 Vraag van Els Van Hoof aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De gouvernementele samenwerking" (55019907C)
08 Question de Els Van Hoof à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "La coopération gouvernementale" (55019907C)
08.01 Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de minister, ik ondervraag u regelmatig over de stand van zaken van de gouvernementele samenwerkingsprogramma's.
Mijn vragen vandaag gaan over Burundi, waarmee het samenwerkingsprogramma al een tijdje is opgeschort. Wordt in het kader van de evoluerende politieke context gedacht aan een nieuw samenwerkingsakkoord met Burundi of kan het bestaande programma worden verlengd?
Wat is de stand van zaken met de andere partnerlanden? In landen in een fragiele situatie is er soms nood om flexibel te kunnen reageren. Plant u maatregelen om dit te kunnen doen, conform uw beleidsnota? Bepaalde programmeringscycli laten het immers niet toe om flexibel te reageren, daarom moeten er aanpassingen gebeuren. Over welke aanpassingen gaat het?
Is de evaluatie van de lijst van partnerlanden van de gouvernementele ontwikkelingssamenwerking reeds van start gegaan? Op welke landen zal worden gefocust?
08.02 Minister Meryame Kitir: Mevrouw Van Hoof, de Burundese autoriteiten hebben inderdaad een aantal positieve stappen gezet op het vlak van mensenrechten en goed bestuur. In hun nieuwe nationale ontwikkelingsplan geven ze bovendien aan dat ze op een meer inclusieve en gedecentraliseerde manier wensen te werken, met een accent op de kwetsbaarste groepen. De Burundese autoriteiten hebben zich bovendien verbonden tot een stappenplan om verdere vooruitgang te boeken in deze domeinen.
De Europese Unie heeft daarom beslist een proces op te starten om de gepaste maatregelen die in 2015 krachtens artikel 96 van het Cotonou-akkoord werden genomen, mogelijk op te heffen. Dat neemt echter niet weg dat de mensenrechtensituatie in Burundi nog zeer zorgwekkend blijft en dat er verdere inspanningen nodig zijn. De Europese Unie en haar lidstaten, waaronder België, zullen hierover in dialoog blijven gaan met de Burundese autoriteiten en de situatie aandachtig blijven opvolgen. De verdere evolutie op het terrein zal uiteraard een impact hebben op het proces ter opheffing van de maatregelen die krachtens artikel 96 van het Cotonou-akkoord zijn genomen.
Wat ons bilaterale programma betreft, gaf ik er gezien deze context de voorkeur aan om nog geen volwaardig nieuw samenwerkingsprogramma met Burundi op te zetten. Wel zullen we de lopende programma's met twee jaar verlengen. Tijdens deze transitieperiode zullen we de evolutie van de situatie op het terrein verder kritisch blijven opvolgen, in dialoog met de Burundese autoriteiten. Tegelijkertijd zorgen we zo voor een continuïteit van onze ondersteuning van de Burundese bevolking in afwachting van een eventueel nieuw volwaardig samenwerkingsprogramma. Het gaat om de vijf lopende programma's op het vlak van gezondheid, landbouw en technisch en beroepsonderwijs. Deze programma's eindigen normaal gezien in juni 2022 en zullen dus verlengd worden tot juni 2024.
Om de jaarlijkse uitgaven ongeveer constant te houden, zullen deze programma's een extra financiering krijgen van een totaalbedrag van 14,7 miljoen euro. Enabel heeft de technische en de financiële dossiers voor deze verlenging recent overgemaakt aan de administratie. Na analyse zal de administratie me die later deze maand ter goedkeuring voorleggen.
Voor Palestina en Niger heb ik een instructiebrief aan Enabel overgemaakt met de vraag om een strategie uit te werken en een nieuwe samenwerkingsportefeuille voor te bereiden. Enabel maakte voor beide partners reeds een voorstel van strategie op, dat ik recent goedkeurde. De voorbereidingsfase van de portefeuille kan nu dus van start gaan. Enabel stelde ook strategieën op voor de ontwikkeling van de thematische portefeuilles inzake klimaat in de Sahel en sociale bescherming in Centraal-Afrika. Ik bestudeer deze voorstellen en hoop ze heel binnenkort te kunnen goedkeuren, zodat ook daar kan worden gestart met de ontwikkeling van de portefeuilles. Voor de Democratische Republiek Congo wordt momenteel de laatste hand gelegd aan de instructiebrief die ik spoedig zal versturen naar Enabel.
In de instructies die ik stuurde naar Enabel, vroeg ik expliciet om in de nieuwe portefeuilles de nodige flexibiliteit te voorzien, teneinde rekening te houden met crisissituaties. De nieuwe portefeuilles die nu worden voorbereid, dienen echter de modaliteiten te volgen van het geldende beheerscontract tussen de Belgische Staat en Enabel. Dit beheerscontract laat enige flexibiliteit toe, met name door een budgettaire reserve te voorzien die kan worden ingezet om een antwoord te bieden op gewijzigde omstandigheden. In de voorbereiding van het nieuwe beheerscontract met Enabel zal bekeken worden hoe we in de toekomst nog meer flexibele inzet van de budgettaire middelen kunnen bekomen.
Ten slotte, heb ik ook aan mijn administratie gevraagd om een evaluatie te maken van de huidige lijst van de partnerlanden van de gouvernementele samenwerking. Mijn wens om te blijven focussen op de minst ontwikkelde en meest fragiele landen werd daarbij duidelijk herhaald. Het resultaat van deze evaluatie zal mij in de loop van de maand september worden overgemaakt.
08.03 Els Van Hoof (CD&V): Dank u wel voor uw volledige antwoord.
Het is natuurlijk goed dat we positieve stimulansen kunnen geven, met de nodige waakzaamheid uiteraard; we dachten dat we nooit uit de impasse rond Burundi zouden geraken. Dank u wel voor de update over de andere regio's. We blijven het ook opvolgen, zeker wat Centraal-Afrika en de Sahel betreft. Vooral in de Sahel zijn heel wat uitdagingen in de nexus Defensie en Ontwikkelingssamenwerking. Dat is de enige manier waarop we in de toekomst kunnen werken, er kan niet geïsoleerd aan Ontwikkelingssamenwerking gewerkt worden. Ik kijk ook uit naar de acties die u daar ter zake zal ondernemen. Betreffende de evaluatie van de partnerlanden zullen we aan het einde van het jaar daar vermoedelijk meer zicht op krijgen.
L'incident est clos.
09 Vraag van Els Van Hoof aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "'Vaccinatie-apartheid'" (55019909C)
09 Question de Els Van Hoof à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "La discrimination vaccinale" (55019909C)
09.01 Els Van Hoof (CD&V):
Geachte minister, amper 15% van alle vaccins komen terecht in
lage-inkomenslanden. In Afrika is dat slechts 1%. WHO-directeur Ghebreyesus
verklaarde dat de wereld een status van “vaccinatie-apartheid" heeft
bereikt.
Het COVAX-mechanisme, gesteund door ons
land, levert zeer belangrijk werk om de wereldwijde toegang tot vaccins te
verzekeren: het verscheepte reeds 102 miljoen vaccins naar 134 landen. Toch loopt
COVAX door vaccinnationalisme, distributie- en andere problemen ver achter op
de door haar gestelde doelen. Het zal onmogelijk zijn om de voorziene 2 miljard
dosissen nog dit jaar toe te wijzen.
Op de G7-top van 14 juni werden
belangrijke engagementen aangegaan, waaronder het delen van 870 miljoen
COVID-vaccins voor lage-inkomenslanden. Ons land besliste ook om 4 miljoen
vaccindosissen te delen. U communiceerde vorige week dat ons land nog eind juli
tussen de 164.200 en 618.802 vaccins van AstraZeneca aan COVAX zal doneren.
Toch stelt Artsen Zonder Grenzen dat
dose-sharing onvoldoende is. De meeste donaties komen pas eind dit jaar vrij,
terwijl met de oprukkende delta-variant snelheid primordiaal is. WHO waarschuwt
dat grote delen van Afrika aan de vooravond staan van een nieuwe coronagolf,
die heel veel slachtoffers kan gaan eisen.
Daarom moet ingezet worden op vrijwillige
productielicenties, en het actief delen van kennis, technologie en data, o.a.
via C-TAP.
Welke initiatieven neemt ons land om
vaccin-nationalisme te bestrijden? Heeft ons land erop aangedrongen dat de EU
haar stem moet gebruiken om COVAX voorrang te geven in hun leveringen?
Wanneer zullen de 4 miljoen Belgische
dosissen volledig beschikbaar worden gesteld? Op welke momenten zullen welke
hoeveelheden van welke vaccins gedoneerd worden? Aan welke landen zullen de
AstraZeneca-dosissen via COVAX gedoneerd worden? Zijn er naast Zuid-Afrika nog
landen die AstraZeneca-vaccins weigeren?
Welke concrete stappen hebt u ondernomen
om technologietransfers tussen landen en productielicenties tussen
farmabedrijven te stimuleren via C-TAP?
09.02 Minister Meryame Kitir: Mevrouw Van Hoof, zoals u weet, pleit ik voor een multilaterale aanpak in de verdeling van COVID-19-vaccins via COVAX.
België heeft COVAX gefinancierd voor 4 miljoen euro en zal 4 miljoen vaccins via COVAX doneren tegen het einde van 2021. Op Europees niveau hebben we herhaaldelijk duidelijk gemaakt dat België een voorkeur heeft om onze vaccins via COVAX te herverdelen.
Vaccinnationalisme is een ernstig probleem. In tegenstelling tot sommige andere landen bleef België de export van vaccins faciliteren, vermeden we exportbeperkingen en namen we onze verantwoordelijkheid als productieland. Om het huidige tekort aan productiecapaciteit aan te pakken, dienen we deze verder op te schalen. In sommige landen, zoals India, worden reeds vaccins van AstraZeneca onder de naam Covishield geproduceerd. Maar we zien onzekerheid, omdat Covishield nog niet in Europa erkend werd. België heeft het vaccin wel erkend om deze stigmatisering te doorbreken. Ik ben blij om te zien dat andere landen binnen Europa ons voorbeeld volgen.
Tot slot, heb ik gevraagd om mogelijkheden te zoeken om de lokale productie en de toegang tot COVID-19-vaccins te versterken in de partnerlanden. Een eerste actie werd aangekondigd in Senegal, waar het Institut Pasteur COVID-19-vaccins wil produceren. Een Belgisch biotechbedrijf werkt hieraan mee voor het delen van kennis en technologie. België zal de Senegalese overheid ondersteunen met het structureren van hun farmaceutische industrie.
Zoals u zelf aanhaalt, zullen de donaties van start gaan in juli 2021. In functie van de leveringen rekenen we op de donatie van 600.000 vaccins van AstraZeneca voor einde juli. In augustus wordt er geschat 1 miljoen vaccins te kunnen delen, gevolgd door nogmaals 1 miljoen vaccins in september. Tegen eind 2021 hebben we de intentie om 4 miljoen vaccins verdeeld te hebben via COVAX.
De exacte timing, snelheid en grootte van de donaties gebeurt in functie van de levering die België zelf ontvangt. Waar de COVAX-vaccins naartoe gaan, wordt beslist door een onafhankelijk expertencomité op basis van criteria die vastgelegd worden door de Wereldgezondheidsorganisatie die de noden en de capaciteiten voor de vaccinuitrol beoordeelt.
België geeft een regionale voorkeur mee, waarbinnen deze allocaties gebeuren. De eerste vaccins gaan naar onze EU-buurlanden, de Westelijke Balkan, oostelijke en zuidelijke nabuurschap en Afrika. Ik heb op dit moment geen informatie dat er, behalve Zuid-Afrika, landen zijn die AstraZeneca-vaccins weigeren.
Ik heb mijn steun uitgesproken aan de Wereldgezondheidsorganisatie voor de oprichting van C-TAP. België ondertekende dan ook de verklaring opgesteld door Costa Rica in 2020 en 2021, waarin werd opgeroepen om kennis, gegevens en patenten op vrijwillige basis te delen. Ik besprak dit twee weken geleden ook tijdens mijn ontmoeting met de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie, de heer Tedros. Naast C-TAP richtte de Wereldgezondheidsorganisatie ook de technology transfer hub op voor het versnellen van lokale productie van bijvoorbeeld mRNA-vaccins. Een eerste hub werd recent opgericht in Zuid-Afrika. Nu is het uiteraard aan de farmaceutische industrie om deze kans te grijpen en licenties te bespreken.
Kortom, we zijn er nog niet, maar het is belangrijk dat we de nodige druk blijven opvoeren als we echt veilig willen zijn. We zijn immers pas veilig als iedereen veilig is. Iedereen heeft recht op een kwaliteitsvol vaccin.
09.03 Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de minister, ik steun volledig uw boodschap, vandaar ook mijn vragen daaromtrent. Ik ben mij er zeer van bewust dat u daarvoor ook heel gevoelig bent.
U zei het reeds, wij zijn pas veilig als iedereen veilig is. Wij moeten ons meer bewust zijn van die varianten. Wij zijn op dit moment nog heel kwetsbaar, door de ontwikkeling van varianten, omdat slechts 1 % van de bevolking is gevaccineerd in Afrika. Dat is peanuts. Wij staan hier dus echt aan het begin. Ik hoop dat de ogen open zullen gaan en dat er geen verdere verspreiding zal gebeuren, maar ik ben daar een beetje bevreesd voor. Het is goed dat u de zaak op de voet volgt. Wij moeten inderdaad bijschakelen, niet alleen door dose sharing, maar ook door de ondersteuning van het C-TAP. Wij moeten ook kijken naar intellectuele eigendomsrechten. Ik las in het rapport van mevrouw Wilmès, dat vanmiddag aan bod komt, dat wij daar ook druk blijven zetten in de Europese Unie. Wij mogen op dat vlak gerust een voortrekker zijn.
L'incident est clos.
10 Vraag van Ellen Samyn aan Meryame Kitir (Ontwikkelingssamenwerking en Grote Steden) over "De protesten tegen de Cubaanse regering" (55019916C)
10 Question de Ellen Samyn à Meryame Kitir (Coopération au développement et Grandes villes) sur "Les mouvements de protestation contre le gouvernement cubain" (55019916C)
10.01 Ellen Samyn (VB):
Mevrouw de minister, zaterdag zijn in verschillende Cubaanse steden hevige
protesten losgebarsten tegen de communistische dictatuur van president
Diez-Canel. In San Antonio de los Baños, een stadje van 50.000 inwoners op
dertig kilometer van Havana kwamen duizenden manifestanten samen. Ook op de
kustboulevard Malecon verzamelden honderden actievoerders. Via sociale media
werden beelden verspreid van protesten in nog andere steden en gemeenten.
De regering van Diez-Canel riep zijn
aanhang op om de protesten met geweld neer te slaan en beloofde de revolutie
“koste wat kost" te verdedigen. De regering sloot dan ook de toegang tot
3G een tijd af, zette leger en politie in en op sommige plaatsen bewapende
jeeps van speciale veiligheidseenheden.
In Havana kwam het tot geweld tussen
betogers en de overheid, waarbij politie traangas gebruikte, in de lucht vuurde
en met plastic buizen sloeg op demonstranten. Politiewagens werden beschadigd
en er werden veel arrestaties verricht. Volgens Amnesty International zijn
ondertussen reeds 115 mensen willekeurig gearresteerd door de overheid, met
name prominente dissidenten en journalisten.
Aanleiding voor al deze sociale onrust is
de economische malaise in Cuba, die door de coronacrisis natuurlijk verergerd
is. Elke dag staan Cubanen uren in de wachtrij voor voedselbedeling en er is
een tekort aan medicijnen. De situatie is zodanig schrijnend dat de
autoriteiten genoodzaakt zijn om elke dag meerdere uren het
elektriciteitsnetwerk af te sluiten.
President Diez-Canel wijst met de vinger
naar aartsrivaal Washington en stelt dat Amerika de
“contrarevolutionairen" sponsort en protesten aanwakkert, om communistisch
Cuba te destabiliseren.
Amerikaans Nationaal Veiligheidsadviseur
Jake Sullivan roept Cuba op om de betogers niet aan te vallen en verdedigt hun
universeel recht op vrije meningsuiting en vrije vergadering.
In 2017 had toenmalig Belgisch
ambassadeur in Havana het nog over de uitgebreide diplomatieke, economische,
wetenschappelijke en culturele banden tussen Cuba en België. De golf van
protesten en geweld doet echter belangrijke vragen rijzen over deze relatie.
Heeft u hierover reeds contact gehad met
uw Amerikaanse en/of Cubaanse collega's of de respectievelijke ambassadeurs van
deze landen?
Zal u initiatieven nemen op de
internationale en Europese fora om dit ongeoorloofd geweld van de Cubaanse
regering tegen de eigen bevolking aan te kaarten? Zo ja, dewelke? Zo neen,
waarom niet?
Zal u de bilaterale betrekkingen met Cuba
herevalueren, in het licht van de mensenrechtenschendingen van de betogers? Zal
financiële steun en samenwerking met het regime drastisch herbekeken en/of
opgeschort worden?
10.02 Minister Meryame Kitir: Mevrouw Samyn, ik heb kennisgenomen van de zorgwekkende berichten over willekeurige arrestaties en de verhindering van vreedzame manifestaties in Cuba. Zulke praktijken zijn uiteraard onaanvaardbaar.
Ik kan enkel antwoorden op uw vraag over de financiering. De andere vragen vallen onder de bevoegdheid van minister Wilmès. Ik verwijs naar haar antwoord op die vragen.
België heeft enkel indirecte samenwerkingsprogramma's lopen in Cuba via ngo's, institutionele actoren en universiteiten. Er is dus geen gouvernementele samenwerking met de Cubaanse overheid. Via ngo's als FOS en IFSI wordt gewerkt rond de waardig-werkagenda. Via de universitaire koepels ARES en VLIR en het Instituut voor Tropische Geneeskunde wordt wetenschappelijk onderzoek gesteund.
De financiering van het lokale middenveld in Cuba is belangrijk om een maatschappijkritische blik te ondersteunen, die kan bijdragen aan de ontwikkeling van een meer democratische samenleving. Het lijkt me dan ook niet opportuun om die vormen van samenwerking nu op te schorten.
10.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Intussen werd ook bekend dat er een man om het leven kwam tijdens de protesten. Wij zagen de afgelopen dagen schrijnende beelden van betogers die zeer hard werden aangepakt door de Cubaanse veiligheidsdiensten. De politie en militairen pakten ook op grote schaal mensen op, niet toevallig critici van het regime. Het staat buiten kijf dat het eiland autoritair wordt geleid, maar dat ook alle mogelijke communicatiekanalen werden afgesloten, is hallucinant te noemen. In dergelijke autoritaire landen zijn het recht op vrije meningsuiting en persvrijheid nihil.
Schrijnend is ook dat het land weigert mee te werken aan het Covaxprogramma. Niet alleen jaagt Cuba al jarenlang zijn burgers de armoede in, bovendien weigert Cuba mee te doen aan het Covaxprogramma, terwijl het aantal besmettingen er dagelijks de pan uit swingt.
Ik hoop dan ook op een meer dan kritisch signaal, niet alleen vanuit België, maar ook vanuit de Europese Unie. Indien er middelen en hulp worden verstrekt, dan moeten die zeker bij de juiste personen terechtkomen.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 11 h 34.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.34 uur.