Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du Climat

Commissie voor Energie, Leefmilieu en Klimaat

 

du

 

Mardi 27 octobre 2020

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 27 oktober 2020

 

Voormiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.16 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.

La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 16 et présidée par M. Patrick Dewael.

 

Les textes repris en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes remis par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Actualiteitsdebat over het antwoord van België aan de Europese Commissie over het CRM en toegevoegde vragen van

- Leen Dierick aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het antwoord aan de Europese Commissie over het diepgaand onderzoek naar het CRM" (55010050C)

- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het antwoord van de Belgische Staat op het CRM-onderzoek van de Europese Commissie" (55010056C)

- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het antwoord op de brief van de Europese Commissie inzake de beslissing m.b.t. het CRM" (55010141C)

- Patrick Dewael aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het antwoord van België aan de Europese Commissie over het CRM" (55010300C)

- Thierry Warmoes aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het antwoord aan de Europese Commissie over het diepgaand onderzoek naar het CRM" (55010303C)

01 Débat d'actualité sur la réponse de la Belgique à la Commission européenne concernant le CRM et questions jointes de

- Leen Dierick à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "La réponse à la Commission européenne concernant l'enquête approfondie sur le CRM" (55010050C)

- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "La réponse de l'État belge à l'enquête de la Commission européenne sur le CRM" (55010056C)

- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "La réponse à la lettre de la Commission européenne concernant la decision relative au CRM" (55010141C)

- Patrick Dewael à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "La réponse de la Belgique à la Commission européenne au sujet du CRM" (55010300C)

- Thierry Warmoes à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "La réponse à la Commission européenne concernant l'enquête approfondie sur le CRM" (55010303C)

 

01.01  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, beste collega's, ik zal mijn vraag kort houden, want ik kijk vooral uit naar het antwoord dat de minister zal geven.

 

We weten allemaal dat op 21 september de Europese Commissie bekend heeft gemaakt dat zij een diepgaand onderzoek zal voeren naar het Belgische CRM. De Belgische Staat kon tegen 22 oktober een antwoord formuleren, dat in samenspraak met het Opvolgingscomité zou worden opgemaakt. Op 16 oktober is ook de consultatieperiode voor de marktpartijen begonnen. De Commissie zal hun antwoorden bezorgen aan de minister.

 

Mevrouw de minister, welk antwoord hebt u gegeven aan de Europese Commissie? Hebt u ondertussen al antwoorden ontvangen die de marktpartijen aan de Europese Commissie hebben bezorgd? Zo ja, heeft u al een antwoord voorbereid?

 

01.02  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb vorige week gezegd dat we tot een heel klassieke opstelling komen in deze commissie en ik krijg gelijk. Ik zie dat de minister in de pers heeft gecommuniceerd en dat De Tijd, een eerbiedwaardige publicatie, vijftien pagina's heeft kunnen inkijken, of het volledige antwoord. Tot mijn verrassing merk ik ook, mijnheer de voorzitter, dat u in uw vraag ook zult verzoeken om de studie te krijgen. U hebt die dus blijkbaar ook niet gekregen, of u doet misschien alsof, dat laat ik in het midden.

 

Over de grond van de zaak hebben we de inleiding van mevrouw Dierick gehoord. We weten waarmee het DG Mededinging problemen had. Ik vat dat samen: het aantonen en kwantificeren van de toekomstige problemen met de toereikendheid van de middelen; de openheid van het mechanisme, in het bijzonder voor hernieuwbare capaciteit en buitenlandse capaciteit; en de toewijzing van inkomsten uit congestie.

 

Ik zou mij wat willen beperken, gezien ook de beperkte scope zelfs in het actualiteitsdebat, tot de zorgen die het DG Mededinging zich maakte over het HiLo-scenario. U hebt ook altijd gezegd dat het Base Case-scenario, het andere scenario, bepaalde moeilijkheden doet rijzen op het vlak van bevoorradingszekerheid. U meende de DG Mededinging daarvan te kunnen overtuigen. Wat het capaciteitsvolume en het referentiescenario betreft, is natuurlijk ook het verwachte rapport met aanbevelingen van Elia tegen 15 november 2020 belangrijk. De CREG zal dan een voorstel formuleren tegen 1 februari 2021.

 

Ik heb met aandacht de uiteenzetting in De Tijd gelezen, maar zeer veel verrassende gegevens staan daar niet in. Blijkbaar hebt u ook gesproken met uw collega bevoegd voor Energie, mevrouw Simson. Het is uiteraard een goede zaak dat u met iedereen spreekt en het nodige lobbywerk doet om bepaalde mensen te overtuigen.

 

Aangezien wij het exhaustieve antwoord niet hebben, kan ik alleen enkele clichématige vragen stellen. Mevrouw de minister, kunt u een toelichting geven bij uw antwoord op de geformuleerde opmerkingen en vragen van de Europese Commissie? Kunt u enige toelichting geven bij de antwoorden van marktpartijen die u gebeurlijk reeds in uw bezit zou hebben? Welke beleidsstappen zult u de komende weken en maanden zetten in het CRM-dossier?

 

01.03  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de beslissing van de Europese Commissie was kritisch, zeer kritisch zelfs. Wij hebben daarover ook een commissievergadering gehad, waarbij niet echt veel duidelijker werd wat uw antwoord zou zijn, maar wel dat u overlegde met heel veel mensen.

 

Vandaag willen wij dan ingaan op wat u concreet hebt geantwoord. Wij hebben in De Tijd kunnen lezen dat u hebt geantwoord en dat dit antwoord vijftien pagina's telde, maar welk antwoord u exact hebt gegeven op de kritische vragen van de Europese Commissie, is veel minder duidelijk.

 

Vermits De Tijd die brief van u kon krijgen, kan het Parlement deze brief dan ook krijgen? Ik veronderstel dat u die vrij gemakkelijk van uw laptop kunt doorsturen naar de leden van de commissie.

 

Kunt u ingaan op het antwoord op de verschillende onderdelen? Wij weten dat de Europese Commissie zeer kritisch was over een aantal aspecten. Denk maar aan het HiLo-scenario, waarin volgens de Europese Commissie veel te veel capaciteit zit. Denk maar aan de intermediaire prijslimiet. Denk aan de deratingformule. Ik zou graag hebben dat u in detail antwoordt wat u daarop hebt geantwoord aan de Europese Commissie.

 

Hebt u vandaag ook een zicht op de verdere timing? Hoe zal die procedure exact verlopen?

 

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de procedures in verband met de koninklijke besluiten die genomen moeten worden? Wij weten dat er reeds heel veel voorontwerpen werden gemaakt op dat vlak. Kunt u zeggen wanneer die definitieve koninklijke besluiten er zullen zijn, onder andere als het gaat over het referentiescenario en dergelijke meer? Of worden deze koninklijke besluiten voorlopig niet genomen wegens het diepgaand onderzoek van de Europese Commissie of dit allemaal wel in de haak is?

 

01.04  Patrick Dewael (Open Vld): Ik wil beginnen met te zeggen aan de heer Ravyts dat ik nooit doe alsof.

 

Mijn laatste vraag is inderdaad belangrijk, mevrouw de minister. Ik vraag of het mogelijk is om de brief aan de commissie te bezorgen.

 

Ik zal niet herhalen wat al is gezegd. We weten op welke punten de Commissie kritisch was en op welke punten er verduidelijkingen zijn gevraagd. U hebt het antwoord overgezonden.

 

Ik heb voor u de volgende bijkomende vragen, mevrouw de minister.

 

Welke organen hebt u allemaal geraadpleegd om te komen tot dat antwoord aan de Commissie? Welke bijkomende informatie hebt u aan de Commissie gegeven die de noodzaak, de geschiktheid en de proportionaliteit van het mechanisme moeten aantonen? Dat waren heel precieze vragen. Ik ga ervan uit dat u op al die punten bent ingegaan.

 

Heeft België wijzigingen aan het design van het mechanisme aangekondigd? Als dat geval is, welke?

 

01.05  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, ik merk dat er geen Integraal Verslag werd opgemaakt van de gedachtewisseling met de minister over het CRM die vorige week heeft plaatsgevonden. Ik betreur dat. Mevrouw de minister, ik ben verwonderd omdat u vorige week gezegd hebt dat u het antwoord dat u aan de Europese Commissie moest bezorgen tegen 22 oktober 2020, ook aan de parlementsleden zou bezorgen.

 

In Het Laatste Nieuws van vandaag lees ik, ik citeer: "Om de nodige transparantie aan de dag te leggen heeft de minister het Belgische antwoord overgemaakt aan zowel de parlementsleden als aan de stakeholders." Omdat ik dacht iets gemist te hebben, heb ik contact opgenomen met het secretariaat, maar dat heeft nog niets ontvangen en wij nog minder. Dit is onaanvaardbaar. Ik ging ervan uit dat u het Parlement hoger in het vaandel droeg. Welke stakeholders bedoelt u en hebben zij uw antwoord wel ontvangen?

 

Ik focus voort op het persartikel. U zegt dat het CRM niet alleen nodig is voor de bevoorradings­zekerheid maar ook voor de base case. Van een base case heb ik nog niet gehoord. Ik ken de base load en het basecasescenario. Graag verneem ik van u wat u bedoelt met base case.

 

U zegt ook dat in alle scenario's het CRM nodig zal zijn. U schaart zich volledig achter het standpunt van Elia, wat ons niet verwondert. Daarmee legt u de visie en de kritiek van de CREG definitief en volledig naast u neer. Waarom houdt u daarmee geen rekening?

 

Voorts zegt u ook dat het CRM nodig is, zelfs met de verlenging van het openhouden van twee kerncentrales, er is, uw inziens, nog altijd behoefte aan bijkomende gascentrales of projecten inzake batterijopslag. Dat verwondert mij enigszins omdat het standpunt van uw partij erin bestond dat het CRM net moest dienen om de kernuitstap mogelijk te maken. Uw standpunt lijkt me dus tegenstrijdig. Betekent dit dat we zowel zullen betalen voor het CRM als voor het langer opndehouden van de kerncentrales, wat u klaarblijkelijk niet uitsluit?

 

Tot slot, stelt u in het persartikel dat het CRM geen subsidiekanon is en niet alleen op gascentrales is gericht. U hebt altijd gezegd dat het CRM technologieneutraal was. Nu zegt u dat het niet alleen op gascentrales is gericht. Bedoelt u dat er alvast gascentrales zullen zijn?

 

Dit zijn vragen, mevrouw de minister, naar aanleiding van wat ik vandaag in de pers kon lezen.

 

De voorzitter: In het kader van het actualiteitsdebat kunnen ook bijkomende sprekers voor of na het antwoord van de minister het woord vragen.

 

01.06  Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik wil daar graag gebruik van maken.

 

Mevrouw de minister, enkele maanden geleden hebben we samen aan een resolutie gewerkt om een oplossing te bieden voor dit dossier. We wilden daarin vooral de voorwaarden bepalen voor het CRM. Tegelijkertijd heeft onze fractie ook haar bezorgdheid uitgedrukt over de marktwerking en de dreigende oversubsidiëring. Die bezorgdheid wordt vandaag gedeeld door Europa.

 

Mevrouw de minister, ik had graag de argumenten gehoord die u in uw antwoord hebt gebruikt om aan te geven dat we ons geen zorgen hoeven te maken over oversubsidiëring.

 

01.07 Minister Tinne Van der Straeten: Ik dank de leden voor de vragen.

 

Mijnheer Ravyts, ik heb een antwoord op uw vraag over het referentiescenario. Ik weet niet of die vraag later nog aan bod komt.

 

01.08  Kurt Ravyts (VB): Ik heb die vraag laten omzetten in een schriftelijke vraag, mevrouw de minister. Ik heb dat aan het secretariaat gemeld. Vorige week hebt u in uw uiteenzetting daar al een antwoord op gegeven, en ik wilde de commissieagenda niet bezwaren.

 

01.09 Minister Tinne Van der Straeten: Ik ben blij vast te stellen dat er goed geluisterd wordt naar wat ik zeg in de commissie.

 

Wat de vragen over het CRM betreft, heb ik een antwoord op alle punten die hier aan de orde zijn.

 

Over het proces en de organen die geraadpleegd zijn, kan ik u zeggen dat ik samen met mijn administratie, de CREG en Elia gewerkt heb aan de opmaak van het antwoord van de Belgische Staat. Dat is logisch, want zij vormen het Opvolgingscomité, en zoals u weet, assisteren zij bij de implementatie van het CRM.

 

Op 21 oktober hebben de regeringspartijen een IKW gehouden om ons te beraden over ons antwoord, dat een belangrijk antwoord is voor de Belgische regering. Daarom hebben wij ervoor gekozen het op politiek niveau, op IKW-niveau, af te toetsen. Vervolgens hebben wij het netjes binnen de deadline naar het DG Mededinging, op 22 oktober.

 

Ik heb niet zo heel veel nieuwe informatie gegeven in mijn antwoord, maar vooral verduidelijkingen verstrekt en antwoorden geformuleerd op de bezorgdheden en de twijfels van de Europese Commissie.

 

Daarnaast heb ik uiteraard, zoals ik al gedaan had in mijn gesprek met mevrouw Vestager, het engagement van de Belgische Staat bevestigd om samen met de Commissie zo snel mogelijk te werken aan oplossingen voor de technische vraagstukken.

 

Wat de inhoudelijke punten betreft, was er in de eerste plaats een vraag over de noodzaak voor een CRM. Hier hebben wij onderstreept dat er verschillende studies en scenario's zijn die allemaal tot vergelijkbare resultaten komen. Wij benadrukken dat ook in het basecasescenario een gap wordt vastgesteld die het invoeren van het CRM rechtvaardigt. In dat verband wijzen wij ook op de recente studie die werd uitgevoerd binnen het Pentalateraal Forum voor Energie (PLEF.)

 

Ten tweede, in verband met de volumebepaling in het CRM, met betrekking tot de bezorgdheden rond het HiLo-scenario, in verband met de eerste volumeberekening voor het CRM, wijzen wij erop dat het gehanteerde scenario geen HiLo-scenario meer is. De CREG heeft een voorstel van referentiescenario opgemaakt, waarop de AD Energie van de FOD Economie een advies heeft geformuleerd. Noch in het voorstel, noch in het advies wordt uitgegaan van een HiLo-scenario. Er wordt door de AD Energie voorgesteld een sensitiviteit in rekening te brengen, die gebaseerd is op de onbeschikbaar­heid van het Franse nucleaire park, in lijn met de input hierover van de Franse netbeheerder RTE zelf. Wij zijn van mening dat wij zo gebruikmaken van een realistisch en plausibel uitgangspunt.

 

Ten derde, de Europese Commissie had ook vragen over een aantal technische elementen. Daarover kan ik in het algemeen stellen dat wijzigingen aan het design, mijnheer de voorzitter, u had daarover een vraag, niet overhaast mogen worden ingevoerd, maar wel zorgvuldig geëvalueerd en uitgedacht moeten worden. Daarnaast is het ook nuttig om de feedback van andere geïnteresseerde partijen af te wachten.

 

Dit gezegd zijnde heb ik alvast een engagement gecommuniceerd aan de Europese Commissie om samen zo snel mogelijk na te denken over eventuele oplossingen voor de technische vraagstukken. Ik heb ook het Opvolgingscomité verzocht om het opgeworpen punt van intermediaire prijslimieten te onderzoeken. Ook dat werd aangehaald door de Europese Commissie in haar opening decision.

 

Dan kom ik aan de vragen in verband met de derated en geïnstalleerde capaciteit. Over het hanteren van derated capaciteit in plaats van geïnstalleerde capaciteit voor het evalueren van de contractduur, zeggen wij in ons antwoord dat dit ertoe zou leiden dat capaciteiten die minder bijdragen tot de bevoorradingszekerheid, de investeringsdrempels voor langere contracten eenvoudiger zouden bereiken dan capaciteiten die meer bijdragen tot de bevoorradingszekerheid. Wij zullen natuurlijk de bezorgdheid van de Commissie hierover, namelijk dat deze keuze in combinatie met de intermediaire prijslimiet, die capaciteiten met een hoge derating ervan zou kunnen weerhouden hun werkelijke kosten in te binden, verder onderzoeken.

 

De twijfel vanwege de Commissie over de openheid van het mechanisme voor de deelname van buitenlandse en bestaande capaciteit, is een specifiek punt, met name de toepassing van de intermediaire prijslimiet op deze capaciteiten. In verband met deze limiet hebben wij toegezegd de problematiek te analyseren en dat wij daarbij de door de Commissie gesuggereerde uitzonderingsprocedure in overweging nemen.

 

Hierover heeft reeds een eerste vergadering plaatsgevonden van het Opvolgingscomité. Er staat een volgende vergadering gepland deze week. Ik heb het Opvolgingscomité gevraagd om met betrekking tot dit punt te komen tot oplossingen, zodat wij, samen met de Europese Commissie, zo snel mogelijk tot een oplossing kunnen komen voor deze technische punten.

 

Tot slot, voor de congestie-inkomsten hebben we bijkomende uitleg verschaft, zoals ook gevraagd door de Europese Commissie.

 

Geachte leden, ik heb gisterenavond het antwoord meegedeeld aan de voorzitter van deze commissie, zodat u daar allemaal kennis van kunt nemen. Misschien stellen sommigen zich de vraag: waarom zo laat? Ik heb overlegd met het kabinet van mevrouw Vestager wat hierin de gewoonte is. Mevrouw Vestager heeft mij bevestigd dat er geen enkel beletsel is om die brief over te maken. Vorige keer heb ik verwezen naar de verschillende tijdsplanningen van de verschillende bevragingen die gelijktijdig lopen. Daar kom ik nu toe, met de tijdslijn voor de verdere uitwerking van het mechanisme.

 

Op dit moment loopt er een openbaar onderzoek voor de belanghebbenden, van 16 oktober tot 17 november. Mevrouw Dierick en mijnheer Ravyts, ik heb van het DG Mededinging nog geen reacties van belanghebbenden ontvangen. Mij werd gezegd dat het eigenlijk de gewoonte is dat dit tegen het einde van de deadline komt.

 

Na afloop van deze termijn zal de Belgische Staat kunnen reageren op die reacties en dit tegen het einde van het jaar. Indien de reacties als vertrouwelijk zouden zijn aangemerkt, moeten wij die uiteraard vertrouwelijk behandelen. Na de reactie van de Belgische Staat, waarvoor die opnieuw een maand heeft, zullen de analyse en het overleg tussen de Belgische Staat en de Commissie verder lopen, om zo spoedig mogelijk duidelijkheid te hebben en om oplossingen uit te werken voor eventuele problemen.

 

Een formele beslissing van de Europese Commissie tegen 31 maart 2021 zou ideaal zijn, maar is niet strikt noodzakelijk. We verwachten dat we op dat ogenblik wel de positie van het DG Mededinging kunnen inschatten en dat een formele beslissing alleszins ruim voor de eerste veiling beschikbaar zou zijn. Zoals u weet wordt die eerste veiling gepland in oktober 2021 voor leveringsjaar 2025-2026. De instructie wordt gegeven op 31 maart 2021.

 

Wat betreft de parlementaire werkzaamheden gerelateerd aan het CRM zal ik binnen afzienbare termijn een wetsontwerp indienen bij het Parlement, dat de wijzigingen aanbrengt aan de CRM-wet. Daarover hebben wij hier al vaak gepraat. Dit zal ook toelaten dat de onderliggende wet in werking kan treden. In antwoord op de concrete vraag van collega Wollants hierover, kan ik aangeven dat de draft-KB's zoals ze zijn aangemeld bij de Europese Commissie, aangepast kunnen worden in functie van de wetswijziging. De behandeling ervan staat echter niet on hold, hangende de in-depth investigation van de Europese Commissie.

 

Tot slot zal ik uiteraard terugkomen naar het Parlement met meer info over de voortgang van de werkzaamheden ter voorbereiding van de veiling van 2021 en over de follow-up van de resolutie 1220/007, zijnde de beroemde CRM-resolutie.

 

De voorzitter: Mevrouw de minister, u hebt mij inderdaad gisteravond de brief bezorgd en gemeld dat u hem vandaag zou toelichten. U hebt niks gevraagd over de verspreiding ervan en over de afspraken die u ter zake met de Europese Commissie had gemaakt.

 

Uit uw antwoord leid ik nu dus af dat de brief gewoon kan worden gecommuniceerd aan alle leden van de commissie, wat ik met één klik nu ook zal doen.

 

Ik geef nu het woord aan de leden voor de replieken, met als eerste volgens de volgorde mevrouw Dierick.

 

01.10  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, we wisten allemaal dat de Europese Commissie een diepgaand onderzoek zou instellen. Ik was deze ochtend echter enigszins ontgoocheld toen ik het nieuws in de kranten moest lezen want ik had gehoopt dat wij die informatie vroeger zouden krijgen. Het is nu uitgeklaard, de mail is doorgestuurd en het ging om miscommunicatie. Ik hoop dat we dit in de toekomst zullen kunnen vermijden. Als we het antwoord op voorhand hadden gekregen, dan hadden we ongetwijfeld een veel diepgaander en pittiger debat kunnen houden over de inhoud. Nu krijgen we immers de grote lijnen maar kunnen we geen detailvragen stellen. We moeten daar lessen uit trekken voor de toekomst.

 

We hebben alleszins genoteerd dat u nog geen reacties hebt gekregen van marktpartijen. Tegen wanneer moeten die ten laatste binnen zijn? Hoe kunnen wij daar zicht op krijgen aangezien er regels aangaande vertrouwelijkheid van toepassing zijn?

 

Ik heb ook genoteerd dat u zich engageert om in alle transparantie voort te werken. U zult tijdig met een wetsontwerp komen om het design ervan eventueel aan te passen. Weet u al binnen welke termijn we dat in het Parlement mogen verwachten?

 

Ik kijk in elk geval uit naar de mail die we nu zullen ontvangen. Als we die grondig doornemen, zullen er ongetwijfeld nog veel vragen rijzen.

 

01.11  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, het is enigszins grappig dat u gisteren de mail met het antwoord kreeg maar u hebt dat toegelicht en ik ben niet het soort politicus dat daar dan over blijft emmeren.

 

Mevrouw de minister, ik heb begrepen dat er verder onderzoek volgt naar zaken zoals de intermediaire prijslimiet en derating. Voorts heb ik vernomen, weinig verrassend, dat het gehan­teerde scenario geen high-lowscenario meer is. U hebt de sensibiliteit voor het al dan niet beschikbaar zijn van het Franse nucleaire park sterk in de verf gezet en tevens het schema voor de komende weken en maanden impliciet veruitwendigd. We zullen het dossier met zeer veel interesse blijven volgen. Ook heb ik begrepen dat het Europees onderzoek de KB's niet blokkeert.

 

01.12  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord.

 

Een aantal dingen zal natuurlijk afhangen van de manier waarop ze geformuleerd worden in die brief, maar die zullen wij zo dadelijk te lezen krijgen. Dan kunnen wij daar verder op doorgaan.

 

Ik meen dat wijzigingen in design niet overhaast mogen gebeuren. Wij hebben in onze resolutie, die het Parlement heeft goedgekeurd, wel doelgericht een aantal designwijzigingen naar voren geschoven. Wij hebben dat zeer beredeneerd gedaan en ik verwacht dat die wijzigingen dan ook worden aangebracht. Het kan niet zijn dat u een nieuwe doorlichting aankondigt, waarna u die misschien onderuithaalt, want dan komen wij opnieuw in de problemen.

 

Ik heb gemerkt dat het Parlement niet enkel luistert naar uw antwoorden, maar dat u af en toe ook luistert naar wat wij aanhalen, bijvoorbeeld over de derating, waar een van mijn bezorgdheden was dat capaciteit die zeer weinig bijdraagt op sommige momenten, zou worden bevoordeeld ten opzichte van capaciteit die veel meer bijdraagt. Die moeten gelijk worden behandeld, dat is belangrijk.

 

Dan moeten wij kijken hoe het spel gespeeld wordt en over welke volumes het gaat. Ik meen dat er toch stappen gedaan zullen moeten worden. Het wetsontwerp zal wellicht een tip van de sluier kunnen lichten, maar ik meen dat er in de wet ook een aantal dingen staat waar wij eigenlijk geen beroep meer op willen doen. Uw voorgangster had een regeling bedacht waarbij zij zelf via de Federale Participatiemaatschappij centrales zou laten bouwen. Ik meen dat die idee dermate achterhaald is dat u die passages beter schrapt.

 

01.13  Patrick Dewael (Open Vld): Mevrouw de minister, de timing is uitermate krap. Verdere onderzoeken kunnen maanden in beslag nemen, terwijl de instructie tot de eerste veilingen begin volgend jaar, in maart 2021, zou moeten gebeuren. Dat is een krappe timing. Ik ben ervan overtuigd dat ikzelf en de andere commissieleden nog vaak op de zaak terug zullen komen.

 

Mevrouw de minister, ik bezorg uw begeleidend schrijven aan de commissie. U hebt mij gisteravond om 22.45 uur een antwoord bezorgd en u hebt gezegd dat u dat morgen in het actualiteitsdebat zou toelichten. Ik kon gisterenavond niet meer oordelen over de opheffing van enige confidentialiteitsclausule die met de commissie zou zijn afgesproken. Daarom heb ik op uw antwoord gewacht om het schrijven door te sturen, wat ondertussen is gebeurd. Het doorsturen van dat schrijven zal opnieuw voor bijkomende vragen zorgen. Daarvan ben ik overtuigd.

 

01.14  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw Van der Straeten, u hebt niet geantwoord op de vragen die ik u een half uurtje geleden heb gesteld.

 

Uw uitspraak dat alle studies in dezelfde richting wijzen, verwondert mij. Ik hoop, eerlijk gezegd, voor u dat de Europese Commissie dat zal geloven. Het gaat natuurlijk over alle studies van vóór de klimaatstudie van de VUB, die in opdracht van de CREG werd uitgevoerd en waaruit de CREG concludeert dat er geen CRM noodzakelijk is.

 

U hebt overigens ook niet geantwoord op mijn vraag in welke mate u met die conclusie al dan niet rekening houdt.

 

Wij zullen dus niet akkoord geraken. Voor ons is het CRM nog altijd niet nodig. Het is wel een subsidiekanon voor de grote spelers op de energiemarkt.

 

Wij zullen het dossier uiteraard met aandacht blijven opvolgen en zijn benieuwd hoe een en ander zal aflopen bij de Europese Commissie. Ik hoop dat zij niet te goedgelovig is.

 

01.15  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, het is en blijft een belangrijk dossier. Uit de getuigenis van de voorzitter begrijp ik dat het zelfs nachtwerk betekent.

 

In ieder geval hebt u vandaag opnieuw enkele puzzelstukken gegeven over de timing, waarover ik mij net zoals iedereen, de voorzitter van onze commissie incluis, zorgen maak.

 

Ik kijk ook uit naar de brief. Ik heb vandaag geen bijkomende vragen. Indien ze er komen, kom ik zeker naar u terug.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het opstarten van reservecapaciteit door Elia teneinde de Franse stroommarkt te bevoorraden" (55009260C)

02 Question de Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "Le lancement de la capacité de réserve par Elia pour alimenter le marché français de l'électricité" (55009260C)

 

02.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, met deze vraag zitten wij opnieuw een beetje in de schaduw van het CRM. Op het eerste gezicht lijkt deze vraag wat overbodig, maar toch.

 

Vorige maand was er een soort perfect storm waarbij er warmere temperaturen waren met amper wind en dagen die een stuk korter werden. In Frankrijk lagen veel kerncentrales stil wegens uitgesteld onderhoud naar aanleiding van de coronaproblematiek. Daardoor schoten de prijzen op de groothandelsmarkt – en we zijn één grote veilingzone aan het worden –  naar niveaus die normaal enkel bij acute situaties in de winter voorkomen.

 

Meteen is daar het probleem van de intermittentie van hernieuwbare stroomproductie en komen wij ook bij de problematiek van de groeiende interconnectie. ALEGrO is vorige maand in orde gebracht en het Belgische en Duitse net zullen volgende maand effectief worden verbonden, wat de energiezekerheid uiteraard ten goede komt.

 

Elia heeft bevestigd dat de reservecapaciteit moest worden opgestart om de Franse stroommarkt te bevoorraden. Via de grootste speler ENGIE Electrabel is dan een breed gamma van bijkomende productie opgestart: de waterkrachtcentrale van Coo, enkele noodgeneratoren en zo meer.

 

Het is belangrijk om wat toelichting te krijgen bij het Europees systeem van een soort pot als reserve.  Een reservecapaciteit die achter de hand wordt gehouden en bij tekorten kan worden aangesproken. Ik had graag wat meer uitleg bij deze procedures.

 

Kunt u ook wat toelichting geven bij het zogenaamd voorspelde karakter van deze vrij uitzonderlijke situatie?

 

Hoeveel dagen heeft Elia de reservecapaciteit moeten aanwenden?

 

02.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Ravyts, een pot aan reservecapaciteit die achter de hand wordt gehouden, is natuurlijk iets wat niet bestaat.

 

Ik kan u wel uitleg geven over het algemene mechanisme met betrekking tot reserve­capaciteiten en de procedure die op maandag 14 september werd toegepast. Elke transmissie­netbeheerder is verantwoordelijk om de nodige reservecapaciteit te contracteren binnen zijn regelzone. Dat is een bepaling van de Europese verordening tot vaststelling van de richtsnoeren voor de elektriciteitsbalancering, waarin u ook meer kan lezen over dit mechanisme.

 

Bij het bepalen van de grootte van de reservecapaciteiten voor een land kan eveneens rekening gehouden worden met de capaciteiten die beschikbaar zijn in een buurland met een rechtstreekse interconnectie. Om dit mogelijk te maken wordt tussen de twee transmissie­netbeheerders een bilaterale overeenkomst gesloten die in de mogelijkheid voorziet om in uitzonderlijke omstandigheden de hulp van de collega-transmissienetbeheerder in te roepen, bijvoorbeeld als de eigen reserves zijn uitgeput.

 

Deze contracten bieden evenwel geen garantie op beschikbaarheid. Wanneer de netbeheerder deze reserves nodig heeft voor eigen gebruik, worden die onbeschikbaar voor de buurlanden. Mocht er zich tijdens een levering toch een probleem voordoen in België, dan kan deze levering ook steeds worden stopgezet.

 

Elia heeft momenteel dergelijke overeenkomsten afgesloten met de netbeheerders van Frankrijk, Nederland en het VK. Deze overeenkomsten leveren een positieve bijdrage tot de bepaling van de nodige volumes voor de reservecapaciteit met een voordelig gevolg voor de Belgische consument. Om die reden zal in de nabije toekomst na de go live van ALEGrO een gelijkaardige overeenkomst worden gesloten met Duitsland. ALEGrO is de eerste interconnectie tussen Duitsland en België die binnenkort online gaat.

 

Op maandag 14 september heeft de Franse transmissienetbeheerder RTE een beroep gedaan op de overeenkomst tussen Frankrijk en België tussen 20.00 uur en 21.00 uur. Hierbij werd de normale reservecapaciteit die Elia heeft gecontracteerd aangesproken en werd energie via de Belgisch-Franse interconnnectie aan Frankrijk geleverd. Zoals bepaald in het contract worden de kosten betaald door de aanvrager, in dit geval dus RTE.

 

Alle netbeheerders hebben procedures ontwikkeld om situaties waarbij er te weinig energie in het systeem zou zijn, te voorspellen en te vermijden. Specifiek voor dit geval zijn de elementen, die in het artikel zijn vermeld waarnaar u verwijst, samengekomen en hebben geleid tot deze situatie, met name de beperkte beschikbaarheid van de productiecentrales in Frankrijk waar het gepland onderhoud werd uitgesteld door COVID, het uitzonderlijk warme weer voor de tijd van het jaar,  uitzonderlijk weinig wind en daarbovenop een hogere belasting dan verwacht wellicht omwille van het gebruik van airco's.

 

Elia heeft slechts voor één uur op maandag reservecapaciteit opgestart in het kader van deze overeenkomst met RTE.

 

02.03  Kurt Ravyts (VB): Dank u wel, mevrouw de minister, voor uw uitgebreid antwoord. Ik leer nog steeds bij. Ik voel mij niet te beroerd om dat toe te geven.

 

Deze Europese verordening waarin dat mechanisme staat uitgewerkt, zal ik eens grondig doornemen. Dank u wel ook voor de uitleg rond die bilaterale overeenkomsten en de procedures ter zake bij de netbeheerders.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De rol van de KMS bij het onderzoek en de bouw van onderdelen van het ITER-project" (55009261C)

03 Question de Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "Le rôle de l'ERM dans l'étude et la construction d'éléments du projet ITER" (55009261C)

 

03.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik heb in december mevrouw Marghem, uw voorgangster, geconfronteerd met kernfusie, het ITER-project. Daar wordt gestaag vooruitgang in geboekt. Eind juli 2020 werd in Frankrijk officieel gestart met de assemblage van de tokamak, een reactoronderdeel van de kernfusiecentrale ITER. Tegen 2025 zouden de eerste fusiereacties kunnen plaatsvinden.

 

Klaarblijkelijk hebben onderzoekers van de KMS groen licht gekregen voor een ambitieus onderzoeksproject in het kader van het Energietransitiefonds, dat door de Belgische regering enkele jaren geleden werd opgericht. Deze onderzoekers zullen een nieuwe soort verwarmingssysteem bouwen voor een Europese kernfusiereactor. Dat is een belangrijke stap in de richting van een koolstofvrije energiesector.

 

Het onderzoek van de KMS spitst zich toe op de verhitting van waterstofplasma's door middel van radiogolven. In december heb ik een mondelinge vraag gesteld waarop de minister toen zei dat onder andere het SCK lid is van de trilaterale Euregiocluster, die het onderzoek naar nucleaire fusie coördineert tussen België, Nederland en Noordrijn-Westfalen.

 

De nieuwe verhittingsmethode van de KMS zal blijkbaar voor het eerst worden toegepast op de Europese stellarator W7-X, naast ITER het belangrijkste Europese experiment dat deel uitmaakt van de Europese roadmap towards fusion electricity.

 

Volgens mijn gegevens zou de federale regering op dit moment 1,5 miljoen euro bijdragen aan onderzoek en ontwikkeling inzake nucleaire fusie. Ik ben benieuwd hoe de huidige federale regering daartegenover staat.

 

Kunt u mij meer toelichting geven over het project van de KMS en de federale financiering hiervan in het licht van het Energietransitiefonds?

 

Kunt u meer toelichting geven over de rol van de KMS en het SCK bij dit onderzoek en bij de bouw van onderdelen voor het ITER-project?

 

Welke rol spelen de Belgische leden globaal in de trilaterale Euregiocluster? En in hoeverre zal er een wetgevend kader moeten worden uitgewerkt rond kernfusie door deze regering of door volgende regeringen?

 

03.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Ravyts, zoals u zelf al opmerkte, is het onderwerp ook al het voorwerp geweest van een schriftelijke vraag, die weliswaar aan de vorige regering was gericht. Daarom heb ik wel een antwoord, maar zijn de elementen van het antwoord dezelfde.

 

België draagt sinds 1969 bij tot het onderzoek over kernfusie. De Koninklijke Militaire School, de ULB en het SCK, sinds 2014 samen met de UGent, de KU Leuven en de UCL, voeren sinds vijftig jaar onderzoeksprogramma's over ITER uit.

 

Het Laboratorium voor Plasmafysica van de Koninklijke Militaire School, opgericht in de jaren zestig, richtte zich op de interactie van de elektromagnetische golven en hun plasma. Die expertise werd toegepast in de zoektocht naar thermonucleaire fusie om het plasma te verwarmen tot de heel hoge temperaturen die nodig zijn om de fusiereacties te starten.

 

De KMS heeft zich gespecialiseerd in de conceptie, de bouw, de technologie en de exploitatie van volledige ion-cyclotron­verwarmings­systemen, die de antenne, de hoogvermogen­radio­frequentiegenerator en de interface tussen beide omvatten.

 

In de jaren tachtig heeft de KMS ervoor gekozen om met het Institut für Plasmaphysik van het Forschungszentrum Jülich samen te werken aan de Textor Tokamak, om te kunnen werken op een machine die zich veel dichter bij de toekomstige reactor situeert en om van de synergie met de Duitse groep van Jülich te kunnen genieten.

 

Die samenwerking heeft geleid tot de oprichting van de TEC, de Trilateral Euregio Cluster, die een samenwerking is tussen de LPP-ERM/KMS, de IPP FZJ en het Laboratorium voor Plasmafysica van Nederland. De KMS en het SCK zijn nu de Belgische leden van de Trilateral Euregio Cluster, die het onderzoek over kernfusie tussen België, Nederland en de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen coördineert.

 

In die context ontwikkelt de KMS sinds 2015 een verwarmingssysteem van het plasma voor de Duitse onderzoeksinfrastructuur Wendelstein 7-X, die in het noorden van Duitsland in Greifswald wordt geëxploiteerd.

 

Dit Duitse prototype van kernfusiereactor, bekend als een stellarator, zal geen elektriciteit produceren, maar het biedt de wetenschappelijke gemeenschap de mogelijkheid om tot aanvullende tests voor ITER te leiden, om zo tot een beter design voor een toekomstige kernfusiecentrale te komen. Het project dat door het Energietransitiefonds wordt gesteund, heeft tot doel dit innovatieve werk van de KMS te ondersteunen, de Belgische knowhow op het vlak van kernfusie te testen in een geavanceerde onderzoeksfaciliteit en op bilaterale basis met Duitsland te werken aan de ontwikkeling van kernfusie-energie. Inzake het wetgevende kader betreft de wet op de nucleaire uitstap enkel het einde van de elektriciteitsproductie door middel van kernsplijting. Er hoeft dan ook geen specifiek wettelijk kader te worden gecreëerd.

 

03.03  Kurt Ravyts (VB): Dank u wel, mevrouw de minister.

 

Ik had mevrouw Marghem deze vraag mondeling gesteld en zij had mij een schriftelijk antwoord aangekondigd, maar dat heb ik nooit gekregen. Om die reden heb ik deze vrij technische vraag nog eens mondeling gesteld, al zal ze volgens de voorzitter wellicht eerder thuishoren onder de schriftelijke vragen. Toch bedankt voor uw antwoord. Ik zal het met veel aandacht lezen en wellicht stel ik u de volgende jaren nog bijkomende vragen over het kernfusieproject.

 

De voorzitter: Mijnheer Ravyts, als minister van Binnenlandse Zaken ben ik nog bevoegd geweest voor het FANC. U hebt geen idee van de graad van techniciteit van de antwoorden die ik daar soms in de commissie moest geven. Maar dit geheel terzijde.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Kris Verduyckt aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De lagere energie­prijzen tijdens de COVID-19-crisis" (55009325C)

04 Question de Kris Verduyckt à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "Les prix de l'énergie plus bas pendant la crise du COVID-19" (55009325C)

 

04.01  Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, er is de voorbije maanden veel verschenen over corona. Met betrekking tot energie was er één zaak duidelijk, de energieprijzen zijn door die crisis gedaald. Dat is op zich een gunstig effect van de gezondheidscrisis.

 

Wij hebben gezien dat heel wat bedrijven die zich specialiseren in het helpen van bedrijven en consumenten bij het overzetten van hun contract, veel duidelijker aanwezig waren in het reclamelandschap. Dat is een vaststelling die ik zelf ook deed.

 

Het volgende kan ik niet vaststellen. In hoeverre heeft deze berichtgeving, misschien ook met de actieve rol van die bedrijven, een effect gehad op het overzetten van contracten en hebben consumenten gebruikgemaakt van de situatie zoals ze vandaag is? Dat is iets dat ik niet weet.

 

Mevrouw de minister, hebt u zicht op deze effecten? Indien dat niet zo is, zult u op een of andere manier initiatief nemen om daarop meer zicht te krijgen, want dat zou natuurlijk interessant zijn? Wij weten immers allemaal dat onze markt een vrije markt is maar ook een onoverzichtelijke markt. Wij werken er hier in het Parlement aan om dat te verbeteren. Het zou voor ons interessant zijn om daarover meer informatie te krijgen.

 

04.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Verduyckt, alle nieuwe en lopende energiecontracten, zowel voor elektriciteit als voor gas, met een variabele energiecomponent, genieten automatisch van het algemene lage prijsniveau. Deze contracten zijn immers rechtstreeks gelinkt aan de evolutie op de groothandelsmarkten. Ook producten met een vaste prijs voor de energiecomponent hebben in deze periode lage prijzen. Contracten van dit type met een langere looptijd, bijvoorbeeld drie jaar, die in het verleden werden afgesloten, hebben er vandaag wel baat bij om hun prijs te vergelijken met het huidige aanbod op de markt. Zij kunnen naar alle waarschijnlijkheid mooie besparingen realiseren.

 

De consument kan dit doen door de CREG Scan te gebruiken die alle bestaande contracten met het huidige aanbod vergelijkt. Op die manier kan elke energieconsument nagaan hoe het contract dat hij momenteel heeft zich verhoudt tot de andere aangeboden contracten. Met andere woorden, hij kan zien of zijn contract goedkoper of duurder is dan wat er vandaag beschikbaar is op de markt.

 

Het is uiteraard aan de consument zelf om te kiezen voor een vast of een variabel product, om dan binnen het gekozen type het voordeligste contract af te sluiten. In dit verband kan niet genoeg worden herhaald dat gezinnen en professionelen op elk gewenst moment van energiecontract kunnen veranderen, zonder kosten of opzegvergoeding maar met een opzegperiode van 1 maand. Ook mensen die een contract voor 3 jaar hebben afgesloten, kunnen dus zonder problemen en zonder kosten van contract veranderen.

 

04.03  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, uit uw antwoord leid ik af dat we de echte cijfers niet hebben. Het zou nochtans interessant zijn om daar een zicht op te krijgen, zodat we weten hoeveel mensen met een vast contract overgestapt zijn. Dat zou interessant zijn om te weten of we nog verbeteringen moeten aanbrengen in de prijsvergelijkingsites of het wettelijk kader.

 

Ik heb zelf een wetsvoorstel ingediend in verband met de slapende energiecontracten. Het verschil tussen deze contracten en de vaste is vandaag natuurlijk nog groter geworden door de dalende prijzen. Deze middag staan er wetsvoorstellen aan de agenda en met betrekking tot dit wetsvoorstel zullen we de opmerkingen van de CREG bekijken. Dat is dus een aspect dat we in de komende maanden zeker zullen kunnen aanpakken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Kris Verduyckt aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Duurzame investeringen in overheidsgebouwen" (55009386C)

05 Question de Kris Verduyckt à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "Des investissements durables dans les bâtiments publics" (55009386C)

 

05.01  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, ik heb ook deze vraag al een tijdje geleden ingediend; ze was zelfs nog gericht aan de vorige minister, maar ondertussen is er een regeerakkoord, waarin hierover een en ander te lezen staat. In die zin is mijn vraag voor een stuk achterhaald. Het thema blijft wel brandend actueel, namelijk: hoe combineren wij economische relance met een slim duurzaam beleid?

 

Hoe kijkt u hiernaar, mevrouw de minister? Wat moet er volgens u in de komende weken en maanden gebeuren om stappen vooruit te zetten?

 

05.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Verduyckt, de vraag die u nu stelt, is een beetje anders dan dewelke u had ingediend, maar dat geeft mij de mogelijkheid om concreter te antwoorden op uw vraag. U vroeg oorspronkelijk naar het percentage reeds gerenoveerde overheidsgebouwen en naar het aantal dat klimaatneutraal is. Daarvoor verwijs ik u naar collega Michel, die bevoegd is voor de Regie der Gebouwen, ook al hebben wij op dat vlak natuurlijk gedeelde bevoegdheden.

 

Ik wil graag ingaan op uw mondelinge vraag hoe wij tegenover de combinatie van economische relance en een slim duurzaam beleid staan. Dat is natuurlijk het uitgangspunt van de regering. Het zal ook een belangrijk thema zijn in onze beleidsnota, die hier binnenkort ter sprake zal komen en waarover wij nog een debat zullen voeren. Het is de rode draad doorheen het regeerakkoord en zal worden opgenomen niet alleen door mijzelf, maar ook door collega's Khattabi, Dermine en Michel, uiteraard onder auspiciën van de eerste minister, die als ploegleider zal waken over de samenhang van het geheel.

 

In dat verband heb ik gisteren gesproken met Europees Commissaris Kadri Simson. Zij heeft, net als u, de nadruk gelegd op het aspect van renovaties in het kader van de relance. Energierenovatie is uiteraard een bevoegdheid van de Gewesten, maar ik ben ervan overtuigd dat de federale en gewestelijke overheid daarin samen een slim beleid kunnen voeren. Als wij het klimaat in het hart van de relance plaatsen, dan vermijden wij dat wij straks ook voor het klimaat jaren te laat komen.

 

Ik vraag dus een beetje geduld. Binnenkort komt de beleidsnota eraan en in dat kader kunnen wij een concreter debat hebben. Op dat moment zal de regering ook al een aantal initiatieven hebben genomen op het vlak van recovery and resilience op vraag van de Europese Commissie, maar ook inzake de Green Deal zullen wellicht al stappen gezet zijn. Op dat moment zullen wij daar een meer fundamenteel, gestructureerd debat over kunnen voeren.

 

De voorzitter: Dat was een niet voorbereid antwoord op een anders gestelde vraag.

 

05.03  Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik lees niet graag mijn vragen af. Ik houd het graag een beetje spannend; mijn vragen sloten alleszins naadloos bij mijn ingediende vragen aan.

 

Ik heb ook weinig geduld. Daarom had ik de vraag al bij uw voorganger ingediend, omdat ik vond dat er weinig initiatieven werden genomen.

 

Mevrouw de minister, ik twijfel er niet aan dat u in ons een partner met betrekking tot het thema zult vinden. Er staan inderdaad enkele aanzetten in het regeerakkoord. Ik kijk uit naar de beleidsnota om daarover een goed debat te kunnen voeren. Ik hoop dat het een van de belangrijke rode draden wordt, niet alleen van u, maar ook van uw collega's. Het betreft immers een gigantische en zeer belangrijke opdracht en uitdaging, die teamwerk vereisen.

 

De voorzitter: Iedereen houdt van pittige debatten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De procedure voor de levens­duur­verlenging van Doel 1 en 2" (55009414C)

- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De nieuwe procedure voor de levens­duurverlenging van Doel 1 en Doel 2" (55009429C)

- Christophe Bombled aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De sluiting van de kernreactors Doel 1 en 2" (55010173C)

06 Questions jointes de

- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "La procédure pour la prolongation de la durée de vie de Doel 1 et 2" (55009414C)

- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "La nouvelle procédure de prolongation de la durée de vie de Doel 1 et Doel 2" (55009429C)

- Christophe Bombled à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "La fermeture des réacteurs de Doel 1 et 2" (55010173C)

 

06.01  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, in het kader van de uitspraak van het Grondwettelijk Hof over Doel 1 en Doel 2 is er door de ministerraad een overheidsopdracht uitgeschreven voor de uitvoering van het milieueffecten­rapport. In april heeft uw voorgangster aangegeven dat de federale overheid minstens het deel van de milieueffectenrapportage moet uitvoeren dat te maken heeft met de federale bevoegdheden. In het verleden hebt u zelf aangegeven dat er qua wettelijk kader ook wijzigingen nodig zijn om een aantal zaken te kunnen realiseren. Anderzijds hebt u, toen u nog Parlementslid was, aangegeven dat Doel 1 en 2 voor u gerust dicht mogen, wat mij tot een aantal vragen brengt.

 

Wat zult u nu eigenlijk doen? Welke opdracht heeft de federale regering exact gegeven via de overheidsopdracht in juni? Wat is de exacte tijdslijn voor de MER-studie, opgesplitst voor de exploitant en voor de federale overheid?

 

Welke elementen moet de federale overheid doen en welke moet de exploitant doen? Welke aspecten van een dergelijk milieueffectenrapport kunnen enkel worden uitgevoerd door de federale overheid?

 

Welk wetgevend werk is er noodzakelijk om die procedure rond te krijgen? Ik verwijs natuurlijk naar uw andere uitspraken in verschillende commissies.

 

Zult u die opdracht voortzetten of bent u van plan om geen verlengingswet naar het Parlement te brengen voor Doel 1 en 2? Mijn vraag is vrij duidelijk: is het uw intentie om Doel 1 en 2 te sluiten vóór 2025 of conform de verlenging die een van de vorige regeringen heeft goedgekeurd?

 

06.02  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, op 30 juni 2020 stelde ik aan uw voorgangster de vraag om de opstart van een overheidsopdracht – het gaat over de beslissing van de federale ministerraad van 19 juni – voor de uitvoering van de noodzakelijke milieubeoordelingen ingevolge het arrest van het Grondwettelijk Hof toe te lichten.

 

Tegelijkertijd werd de voorbije maanden door een aantal partijen, ook door uw partij, gesteld dat de actuele juridische basis voor de MER problemen creëert. U zei, in uw hoedanigheid van Parlementslid, dat u niet inzag hoe een MER zou kunnen worden opgestart zonder sluitende juridische basis, aangezien bij de goedkeuring van de wet van 6 december 2018 geen rekening werd gehouden met de mogelijkheid dat de levensduur­verlenging onder de MER-richtlijn zou vallen en het zelfs expliciet de bedoeling zou zijn geweest om de levensduurverlenging buiten het toepassingsgebied te houden.

 

Volgens uw voorgangster zou volgend jaar hoe dan ook een nationale en grensoverschrijdende publieksraadpleging plaatsvinden. In 2022 zou dan over een wettelijk initiatief moeten worden gestemd.

 

Is de overheidsopdracht nu al gegund?

 

Welke stappen heeft de coördinerende administratie, het DG Energie, sinds 30 juni nog genomen in dit dossier?

 

Wat is vandaag uw visie op het probleem ingevolge de wet van 6 december 2018? Enkele maanden geleden is rond die wet nog een koninklijk besluit verschenen omtrent de federale milieueffectbeoordelingen die nodig zijn voor klasse I-inrichtingen met ioniserende straling.

 

Kan u meer toelichting geven over de MER, bij de verantwoordelijkheden van de exploitant en de federale regering?

 

Bent u van plan om met een verlengingswet naar het Parlement te komen? Wat met Doel 1 en 2 voor 2025?

 

06.03  Christophe Bombled (MR): Monsieur le président, madame la ministre, les réacteurs nucléaires Doel 1 et Doel 2 avaient été prolongés jusqu'en 2025 par le gouvernement Michel. Toutefois, la Cour constitutionnelle a annulé cette loi de prolongation. Si aucune loi réparatrice n'est votée d'ici le 31.12.2022, Doel 1 et Doel 2 devront fermer à cette date.

 

Or, en juin 2019, Elia, le gestionnaire du réseau électrique, avait identifié un manque de capacité de 1 000 MW pour l'hiver 2022-2023. En outre, Electrabel pourrait, théoriquement, réclamer des indemnités à l'État belge si Doel 1 et Doel 2 devaient fermer avant 2025, étant donné que la fermeture anticipée serait le fait d'une instance belge, en l'occurrence la décision de la Cour constitutionnelle.

 

Compte tenu du risque de manque de capacité et du risque financier, comptez-vous rédiger une loi afin de permettre aux réacteurs de Doel 1 et Doel 2 de fonctionner jusqu'en 2025? Dans la négative, quelle sera la stratégie pour combler le manque estimé?

 

06.04 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, collega's, eerst en vooral wil ik zeggen dat er geen onduidelijkheid is. Het regeerakkoord, stelt onomwonden dat de wet op de kernuitstap wordt bevestigd en dat de kalender die daarin wordt bepaald wordt gerespecteerd. U weet allemaal heel goed wat die kalender is. Dat wil dus zeggen dat Doel 1 en Doel 2 in 2025 sluiten.

 

Ik ben hier om het regeerakkoord uit te voeren. Ik heb voor u dus een uitgebreid antwoord voorbereid op welke manier wij de wet van Doel 1 en Doel 2 zullen repareren. Zoals u weet, heeft het Grondwettelijk Hof op 5 maart 2020 de wet van 28 juni 2015 vernietigd en handhaaft het de rechtsgevolgen daarvan tot en met uiterlijk 31 december 2022.

 

U weet ook dat voorafgaand aan het wetgevend werk en vooraleer wij in dit Parlement daarover een wet kunnen stemmen, een MER moet gebeuren, een grensoverschrijdende publieke consultatie moet gebeuren en dat ook de Habitatrichtlijn moet worden gerespecteerd. Dat is uiteraard de aanleiding voor uw vragen en we zullen daarop nog wel een aantal keren terugkomen.

 

Faute d'une transposition au niveau fédéral belge des directives EIE (Etude de l'impact sur l'environnement et l'habitat) applicables à ces cas d'espèce, nous exécuterons directement la décision de la Cour constitutionnelle et procéderons à une application directe des directives en cause du processus formel d'adoption de cette loi avant le 31 décembre 2022.

 

Ik vertaal even wat hier wordt gezegd, voor wie nog meer duidelijkheid nodig heeft. In de parlementaire voorbereiding of in onze werk­zaamheden om te komen tot een reparatiewet, gaan wij voor een strikte toepassing van de Europese richtlijnen ter zake. Wij hebben namelijk ook in dit dossier geen tijd. Ik vraag mij soms af of ik dossiers heb waarvoor ik wel tijd heb, maar ook in dit dossier is er geen tijd. Dit wil zeggen dat wij omwille van de rechtszekerheid gewoon de richtlijnen als uitgangspunt nemen en die op de meest strikte wijze toepassen, om geen tijd te verliezen om nog andere wetten te moeten aanpassen. Door een zeer strikte toepassing zijn wij er zeker van dat dit toch een voldoende juridische basis zal geven.

 

La date du 31 décembre 2022 est la date de référence ultime dans ce dossier. D'ici là, un nouveau projet de loi devra être discuté puis voté au Parlement après avoir organisé une consultation publique et une consultation transfrontalière en bonne et due forme. Toutes ces étapes ne sont pas sous mon contrôle direct et il me semble difficile de m'engager sur un planning précis à ce jour.

 

Mon administration et nos conseils travaillent de concert pour offrir une sécurité juridique maximale à chaque étape de ce projet que l'on peut découper en trois étapes principales: la réalisation d'études d'impact environnemental sur le respect des désactivations des centrales de Doel 1 et 2, comme le demande la Cour, d'ici la fin 2020; la réalisation d'une consultation publique nationale et transfrontalière en 2021; le parcours parlementaire du nouveau projet de loi en 2022.

 

Dus, samengevat: in 2021 consultatie en grens­overschrijdend overleg, in 2022 wetgevend werk.

 

L'État fédéral se charge du volet sécurité d'approvisionnement de la décision de 2015. Il faut réaliser la mise à jour des réévaluations des incidences ainsi qu'une évaluation appropriée ayant trait au principe légal strict ressortant à la décision-cadre de la loi du 28 juin 2015, relative au report de la désactivation des deux centrales.

 

L'analyse des incidences environnementales relatives au report de désactivation des centrales nucléaires doit être distinguée de l'analyse propre à faire par l'exploitant des travaux y afférents. J'insisterai encore sur le fait qu'en aucun cas, l'État n'assumera une quelconque prise en charge ni dans le cadre des travaux réalisés ou à réaliser par l'exploitant ni dans le cadre de leur exécution.

 

Le gouvernement précédent a fait le choix de faire appel à des prestataires de services dûment habilités à le faire pour donner une sécurité juridique maximale à ce dossier. Le prestataire devait disposer d'un agrément lui permettant de réaliser les évaluations des effets environnementaux nucléaires, tels que prévus par la loi AFCN. Il doit également disposer ou pouvoir disposer d'un agrément lui permettant de réaliser les évaluations des effets environnementaux non nucléaires, tels que prévus par le décret de la Région flamande du 5 avril 1995 portant dispositions générales sur la politique environnementale.

 

Le Conseil des ministres du 19 juin dernier a approuvé l'attribution au SCK CEN du marché public correspondant via une procédure négociée sans publication préalable. Les travaux du SCK CEN et de ses experts sont en cours et ce, en toute indépendance de mon administration. Chacun son rôle! Ieder zijn rol!

 

Mon administration a commencé à travailler à la préparation de la consultation publique nationale et transfrontalière, qui aura lieu en 2021. Elle a, pour ce faire, demandé à la DG Environnement d'informer tous les pays dans un rayon de 1 000 km autour de Doel 1 et Doel 2 de l'intention de la Belgique d'organiser une telle consultation. À ce jour se sont montrés intéressés les pays suivants: la Suède, l'Allemagne, les Pays-Bas, le Luxembourg, l'Autriche, la Pologne, le Danemark et l'Irlande. Une notification des autorités concernées en Belgique est également prévue dans les semaines à venir.

 

Je ne manquerai pas de revenir vers vous, une fois fixé le calendrier de toutes ces consultations.

 

Monsieur Bombled, je vous ai expliqué que je ferai tout ce qui est en mon pouvoir pour maintenir un parcours législatif en 2022. En ce qui concerne votre seconde question, elle devient superflue puisque nous serons dans l'affirmative.

 

06.05  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ten eerste, u zal het mij niet kwalijk nemen dat ik de duidelijkheid niet zo hoog inschatte. Wanneer u de wettelijke kalender respecteert en die wettelijke kalender blijkt geen rechtsgevolgen meer te hebben vanaf 2022, wist ik niet wat u zou doen. Bij dezen is duidelijk uitgeklaard wat de bedoeling is.

 

Ten tweede, ik heb begrepen dat de Ecolo-Groenkabinetten ondertussen zijn versterkt met iemand die van nabij betrokken was bij de procedure voor het Grondwettelijk Hof, weliswaar niet aan de kant van het beleid maar aan de andere kant. Wij weten echter allemaal wat over stropers en boswachters wordt verteld.

 

Ten derde, wij kijken natuurlijk uit naar de stappen die op dat vlak zullen worden gezet. Het lijkt mij immers erg nuttig dat u weet hoe u de procedure zo strikt mogelijk en op de snelst mogelijke manier moet uitvoeren, gelet op het feit dat diezelfde procedure wel eens nuttig kan zijn vanaf november 2021.

 

Uit uw antwoord lijkt mij duidelijk af te leiden dat u met de federale overheid een heel aantal bevoegdheden hebt op dat vlak, om een en ander te doen, waardoor het antwoord van de eerste minister in het Europees Parlement, namelijk dat een en ander maar door de exploitant zelf moet gebeuren, met een deftige korrel zout moet worden genomen.

 

Ik neem in ieder geval akte van uw antwoord.

 

06.06  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op dat laatste punt sluit ik mij natuurlijk bij de heer Wollants aan.

 

Mevrouw de minister, het is natuurlijk goed dat u de passage uit het regeerakkoord over het respecteren van de bijna twintig jaar geleden vastgelegde kalender hebt geconcretiseerd.

 

Ik heb inzake de drie fases begrepen dat het voor de milieu-impactstudie over een update gaat. Er is ter zake immers al heel wat historisch werk verricht.

 

Ik kijk met belangstelling uit naar de grens­overschrijdende volksraadpleging in 2021. Ook uw engagement voor een strikte toepassing van de Europese richtlijn omwille van de rechtszekerheid nemen wij mee.

 

06.07  Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses et l'échéancier que vous avez décrit. Ce qui est rassurant, c'est que, déjà, votre administration travaille à l'organisation de cette grande consultation publique. C'est très positif.

 

Je conclurai en disant que la Belgique veut se donner les moyens pour sortir du nucléaire en 2025 et respecter ce qui était prévu. C'est très important, car personne ne veut d'un désert économique, personne ne veut que la facture énergétique des citoyens augmente et personne ne veut d'un déficit d'approvisionnement.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De ambitie om te investeren in de hernieuwbare energie in de drie Gewesten" (55009418C)

07 Question de Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "L'ambition d'investir dans les énergies renouvelables dans les trois Régions" (55009418C)

 

07.01  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, de regering heeft aangegeven dat ze wilt investeren in zonnepanelen en windmolens in het hele land. Dat vonden wij verrassend, zeker gezien het feit dat u daar eigenlijk formeel niet voor bevoegd bent. De zonnepanelen die van Aarlen tot Oostende zouden moeten komen, behoren volgens mij, niet tot uw bevoegdheid, tenzij u op dat vlak verwijst naar de federale overheidsgebouwen en -terreinen. Daar is nog heel wat ruimte en zijn er nog heel wat mogelijkheden.

 

Voormalig minister Jambon heeft daarvoor trouwens al heel wat voorbereidend werk gedaan. Hij heeft namelijk restgronden die in aanmerking komen voor fotovoltaïsche projecten, in kaart gebracht en werk gemaakt van een windkadaster met het oog op projecten voor windenergie, ook al werd dat door toenmalig minister Geens wat weggestopt en is daar verder niets mee gebeurd. Hoe dan ook, er is wel wat potentieel voor initiatieven. Zult u daarmee aan de slag gaan of bent u als minister van Energie eigenlijk niet bevoegd voor die materie en ressorteert die onder de minister belast met de Regie der Gebouwen?

 

Hebt u de ambitie om een investeringstraject uit te rollen met investeringen in windmolens en zonnepanelen op terreinen die eigendom zijn van de federale overheid?

 

Kunt u een cijfer plakken op die ambitie? Welk vermogen wilt u daar installeren en op welke termijn? Hoeveel vermogen zal er tegen het einde van de legislatuur worden gerealiseerd?

 

Zult u als minister van Energie daarin een rol mogen opnemen of behoort dat enkel en alleen tot de bevoegdheid van staatssecretaris Michel? Dat zou wel duidelijk maken waar de grenzen van uw bevoegdheid en die van de staatssecretaris liggen.

 

De voorzitter: Ik vind het goed dat hierop nu al een antwoord komt, want mijn vraag heeft een andere invalshoek.

 

07.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, de Vivaldiregering heeft de handen in elkaar geslagen om antwoorden te kunnen formuleren op de grote uitdagingen waar ons land het volgende jaar, de komende jaren, tot 2030, voor staat: het beheersen van een gezondheids­crisis, het tackelen van een economische en sociale crisis en dat binnen het kader van de klimaatuitdaging. Onze ploeg is ervan overtuigd dat dat het beste kan door met elkaar samen te werken.

 

Ik antwoord eerst op uw laatste vraag. Wij zitten met de regering niet op eilandjes of in silo's. Integendeel, wij zijn een ploeg, die samenwerkt en de handen in elkaar slaat. Uiteraard zitten wij met verschillende mensen en verschillende bevoegdheden, die allemaal een beetje aan elkaar hangen. Op die punten zullen wij ook samenwerken. Het is dus niet zo dat iedereen zijn ding doet. Wij voeren samen het regeerakkoord uit en wij werken daarvoor samen.

 

Staatssecretaris Michel, die bevoegd is voor de Regie der Gebouwen, en ikzelf, bevoegd voor Energie, zullen uiteraard samenwerken. Wij hebben daarvoor een uitgelezen instrument, het Nationaal Energie- en Klimaatplan, waarover ook vragen zijn en waarmee ook een aantal projecten worden aangekaart.

 

De ambitie van de regering in het regeerakkoord is hieraan gekoppeld: we willen in het kader van een nationaal investeringsplan ook werk maken van energie-efficiëntie en energierenovatie.

 

U had een vraag over de bevoegdheidsverdeling. Elke federale en gewestelijke entiteit heeft onderscheiden bevoegdheden. We zullen een beleid uitrollen met respect voor ieders bevoegdheden. We respecteren uiteraard de bevoegdheidsverdeling van ons land en tegelijk de slagkracht van elke identiteit om die bevoegdheid uit te rollen. Het is mijn absolute ambitie om goed met mijn collega's in de Gewesten samen te werken. Ik heb met alle drie al contact gehad. Ik heb gemerkt dat bij alle drie dezelfde vragen, bezorgdheden en ambities leven.

 

Ten slotte, ik ben blij met al het voorbereidend werk dat voorhanden is. Wij hebben ook op dat vlak geen tijd te verliezen. Dit is niet de legislatuur om plannen te maken, maar de legislatuur om de plannen uit te voeren. Ik heb op zich geen superconcreet antwoord, omdat ik helaas nog maar 23 dagen minister ben. Wij zijn alleszins van plan om daar in het licht van het Europese relanceplan, het nationale investeringsplan, de Green Deal en het Nationaal Klimaat- en Energieplan uitvoering aan te geven.

 

Als wij met de Gewesten en in de federale regering onderling samenwerken, kunnen wij als land de ambitie waarmaken om, zoals u mooi aanhaalde, zonnepanelen en windmolens van Aarlen tot Oostende te installeren.

 

07.03  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik twijfel er niet aan dat u wilt samenwerken, maar de ervaring in dit huis leert mij dat dat af en toe, wanneer het gaat over bevoegdheden die over verschillende ministers zijn verdeeld, tot problemen leidt. Het is meer dan eens gebeurd dat die ministers naar elkaar bleven wijzen tot het einde van de legislatuur. Ik herinner mij nog de situatie toen de minister van de Noordzee zei dat er geen tweede zone kwam, terwijl de minister van Energie wel een tweede zone in de Noordzee aankondigde. Dat soort dingen wil ik absoluut vermijden.

 

Ik begrijp ook dat u nu nog geen concreet antwoord hebt, maar ik geef u nu reeds mee dat het toch wel een essentieel punt is. Dat was de voorbije tijd immers niet de grootste focus bij de Regie der Gebouwen. Laten wij eerlijk zijn. Ik zou niet graag hebben dat als ik de vraag stel aan het einde van de legislatuur, u zegt dat u dat vroeger had willen weten.

 

Vandaag, 23 dagen in uw ministerschap, geef ik u de opdracht mee om uw collega bevoegd voor de Regie der Gebouwen te overtuigen om initiatieven op dat vlak te nemen. Er staan overheids­gebouwen van Aarlen tot Oostende; dat zijn heel veel daken waarmee u aan de slag kunt. Ik stel voor dat u zich samen met de rest van de regering daarop richt, zodat wij daar beweging zien. Er is voorbereidend werk, maak er gebruik van.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- Malik Ben Achour aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De Belgische doelstellingen inzake hernieuwbare energie" (55010137C)

- Patrick Dewael aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De evaluatie van het Belgische Nationaal Energie- en Klimaatplan door de Europese Commissie" (55010302C)

- Christophe Bombled aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De evaluatie van het Belgische Energie-Klimaatplan door de Europese Commissie" (55010110C)

08 Questions jointes de

- Malik Ben Achour à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "Les objectifs de la Belgique en matière d'énergie renouvelable" (55010137C)

- Patrick Dewael à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "L'évaluation du Plan national Énergie-Climat par la Commission européenne" (55010302C)

- Christophe Bombled à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "L’évaluation du Plan belge Énergie-Climat par la Commission européenne" (55010110C)

 

08.01  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, madame la ministre, la Commission européenne a livré, en ce mois d'octobre, son évaluation des Plans nationaux Énergie-Climat finalisés. En ce qui concerne notre pays, elle pointe clairement du doigt un manque d'ambition. En effet, l'objectif repris dans ce document pour l'horizon 2030 est de 17,53 % de part d'énergie produite à partir de sources renouvelables, là où l'exécutif européen recommandait d'arriver à 25 %.

 

Il y a quelques mois, j'avais interrogé votre prédécesseur quant au risque que la Commission ne se satisfasse pas de cet objectif. Je m'étais également inquiété de l'échéance intermédiaire de 2020 qui aurait dû voir la proportion de renouvelable atteindre 13 %. La Commission confirme que ce ne sera sans doute pas le cas. Les derniers chiffres, datant de 2018, stagnaient à 9,4 %. La Belgique est l'une des trois nations, avec la France et la Pologne, qui est en défaut à ce niveau. En outre, elle estime que notre pays a une ambition qu'elle qualifie de "basse" en matière d'amélioration de l'efficience énergétique.

 

Je sais, madame la ministre, que l'accord de gouvernement prévoit un engagement fort en faveur des énergies renouvelables, tout comme il envisage d'adapter le Plan national afin de parvenir à une réduction de 55 % des émissions de gaz à effet de serre d'ici 2030.

 

Madame la ministre, avez-vous pu prendre connaissance de l'appréciation de la Commission? Je suppose que c'est le cas. Quelles réponses comptez-vous y donner afin de remédier à cette mauvaise image et à ces objectifs trop peu ambitieux? Quelles sont les pistes d'adaptation que vous avez identifiées?

 

08.02  Patrick Dewael (Open Vld): Mevrouw de minister, ik zal het kort houden. Een aantal elementen waarop ik een antwoord verwachtte, zijn immers al deels behandeld in uw antwoord aan collega Wollants.

 

De evaluatie die door de Europese Commissie op 14 oktober werd bekendgemaakt, was een document waarvan men niet bijzonder happy werd. Probleem daar, en daarop wil ik mij nu vooral richten, is dat men als land wordt afgerekend, trouwens niet alleen inzake deze doelstelling, maar ook als het gaat om de begroting.

 

Het is de federale overheid die meestal ter verantwoording wordt geroepen door de Europese instanties, maar het resultaat dat wordt voorgelegd, is wel degelijk een resultaat dat men voorlegt als land en dat is niet alleen de federale overheid, maar ook de deelstaten en zelfs de andere overheden.

 

Waar het op aankomt, is dat men effectief moet samenwerken. Het is in het verleden misschien wel wat misgelopen, vandaar dat ik de vraag stel bij het begin van deze legislatuur. Het gaat ook over uw bevoegdheid. Er werd mij daarnet gesignaleerd dat een deel van deze materie onder de bevoegdheid van uw collega Khattabi valt. De regering is één en ondeelbaar, dus ik heb de vragen aan u gericht, maar ze kunnen voor een deel ook worden gesteld aan en moeten ook worden beantwoord door collega Khattabi.

 

Hoe staat u vanuit uw bevoegdheid tegenover deze toch wel bijzonder kritische evaluatie? Dit is natuurlijk een gevecht dat moet worden gevoerd in de eigen regering, rekening houdend met ieders bevoegdheid, maar wat zult u concreet doen ten aanzien van uw collega-ministers die in de gewestregeringen bevoegd zijn voor deze materie?

 

Op welke manier kunt en wilt u vanuit uw eigen bevoegdheden tegemoetkomen aan die verschillende opmerkingen? Het gaat over ambitie, investeringen en financiering.

 

08.03  Christophe Bombled (MR): Monsieur le président, madame la ministre, comme déjà mentionné dans d'autres questions de mes collègues, notre pays fait partie de ceux qui ont l'ambition d'adopter une stratégie visant à atteindre les objectifs européens de neutralité carbone à l'horizon 2050. Mais, à la mi-octobre, la Commission européenne a publié son évaluation du Plan national Énergie-Climat (PNEC) de la Belgique. Cette évaluation met en exergue les difficultés de la non-coordination des quatre plans - celui du fédéral et ceux des entités fédérées - ainsi qu’une analyse rendue compliquée car la contribution belge ne suit pas le modèle du Règlement européen sur la gouvernance de l’union de l’énergie et de l’action pour le climat.

 

En effet, certaines des compétences clés pour mener une politique climatique forte font partie de domaines de compétences dites mixtes, c’est-à-dire partagées entre l’État fédéral et les Régions. C’est notamment le cas pour l’Environnement, l’Énergie et les Transports. Les niveaux fédéral et régionaux ont donc rédigé des plans distincts et, au final, le plan déposé par la Belgique est considéré comme brouillon et résultant de l’empilement non coordonné des différents plans.

 

Bien que la Belgique se soit engagée à réduire de 35 % les émissions des secteurs non industriels en 2030, la Commission juge notre plan peu ambitieux. Une autre remarque concerne les énergies renouvelables. Dans ce domaine, la version définitive du plan déposé par notre pays vise 17,5 % de la consommation finale en 2030. Cet objectif est jugé "pas assez ambitieux" par la Commission européenne qui, elle, avait calculé un objectif indicatif de 25 %.

 

Madame la ministre, quelle est votre analyse de l’évaluation de la Commission européenne? Quels éléments pourraient-ils être revus?

 

En ce qui concerne les énergies renouvelables, quelles sont les pistes envisagées qui permettront de tendre vers l’objectif indicatif calculé par la Commission? Quels sont les freins majeurs relatifs au développement des énergies renouvelables dans notre pays? Des concertations avec les entités fédérées sont-elles prévues sur ce sujet?

 

Comment envisagez-vous l’organisation du travail avec votre collègue chargée du Climat et du Green Deal, en ce qui concerne la mise en application du PNEC? Quelle méthode de travail va-t-elle être mise en place?

 

Je vous remercie pour les réponses que vous voudrez bien m’apporter.

 

08.04 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, ik deel het standpunt en de bezorgdheden van de vraagstellers volledig. Het beleid inzake klimaat en energie moet maximaal geïntegreerd en coherent zijn, met een gezamenlijk plan. U hebt het zo verwoord, mijnheer de voorzitter, en dat is de échte uitdaging de volgende jaren.

 

J'ai bien pris note de cette évaluation de la Commission européenne, mais je dois l'analyser plus en détail, en concertation avec mon administration et avec la ministre Khattabi, responsable du Climat et du Green Deal - comme vous le rappelez à juste titre -, avant de vous soumettre un texte concret et étayé.

 

En ce qui concerne l'objectif des énergies renouvelables, il est prématuré de tirer des conclusions ou d'élaborer des propositions, car je dois examiner le dossier plus en détail, avec mon administration et de concert avec mes collègues régionaux et fédéraux. En tous les cas, nous devrons en discuter avec toutes les parties concernées en vue d'une éventuelle révision et mise à jour du PNEC d'ici 2023, comme l'a demandé la Commission européenne. En outre, nous devrons agir conformément à l'engagement de l'accord de gouvernement, consistant à revoir le volet fédéral du PNEC. Pour le moment, l'évaluation de la Commission européenne est, d'abord et avant tout, étudiée au sein du comité de pilotage CONCERE-CNC-PNEC et sera ensuite débattue politiquement.

 

En ce qui concerne la part fédérale de l'objectif des énergies renouvelables, fixée à 17,5 %, il importe d'observer le taux obtenu respectivement à partir de l'énergie éolienne offshore et du biocarburant. Comme indiqué dans le PNEC, la Belgique s'est engagée à augmenter la production d'énergie éolienne en mer du Nord jusqu'à 4 GW pour 2030. Cet objectif nécessitera un mécanisme d'appel d'offres qui devrait être déployé d'ici 2023.

 

Nous cherchons également à savoir si la capacité actuelle peut encore être étendue grâce à la coopération avec d'autres pays voisins de la mer du Nord, via la Coopération énergétique des mers du Nord. J'ai pu échanger hier plusieurs considérations avec Mme Kadri Simson, Commissaire européenne à l'Énergie.

 

S'agissant de la méthodologie ultérieure, je dois me répéter, puisque je devrai en discuter avec ma collègue Khattabi, en collaboration avec nos administrations respectives et en nous appuyant davantage sur la méthode de travail qui a été établie au sein du CONCERE-CNC. Actuellement, l'évaluation de la Commission européenne est, d'abord et avant tout, examinée par ce groupe de pilotage, avant d'être discutée plus avant sur le plan politique.

 

Aanvullend op uw vragen, mijnheer de voorzitter, kan ik het volgende zeggen.

 

Het Nationaal Energie- en Klimaatplan verwijst inzake de gewestbevoegdheden ter zake meermaals naar de federale overheid. Zij heeft een aantal bevoegdheden – opgenomen in het regeerakkoord – die de Gewesten kunnen helpen en ondersteunen om de doelstellingen als land te kunnen bereiken.

 

Het is altijd mijn bedoeling geweest om als federale overheid de 'samenbrenger' te zijn om met de Gewesten op die manier en stap voor stap te werken aan een geïntegreerd en coherent plan met een gezamenlijke visie. Uiteraard moet dit gebeuren met het volste respect voor de bevoegdheden van elk van de entiteiten. Samen geraakt men verder. Als we de handen in elkaar slaan, kunnen we de volgende jaren wel degelijk stappen vooruit zetten.

 

Zelf heb ik me voorgenomen om me niet op te sluiten in mijn bevoegdheid. Integendeel, ik wil een open en constructieve houding aannemen ten aanzien van de Gewesten. Ik wil blijven overleggen met mijn drie collega's om hun bezorgdheden en gevoeligheden goed te kennen. Het is niet het moment voor verder opbod maar voor samenwerking.

 

08.05  Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, l'ambition de l'accord de gouvernement est importante. C'est heureux! On peut s'en réjouir. À présent, tout l'enjeu va être de faire coïncider cette ambition avec des actes concrets.

 

Vous avez répondu, dans le cadre de la question de M. Wollants, que vous aviez concerté les Régions et que l'ambition était partagée. Tout l'enjeu sera précisément de pouvoir engager l'ensemble des entités, en plus de l'État fédéral, vers l'atteinte de cet objectif. À cet égard, je crains que des divergences fortes ou en tout cas des variations importantes dans les ambitions des uns et des autres ne constituent un obstacle. En effet, je n'ai pas besoin de vous rappeler que, le 14 octobre 2020, la ministre de l'Énergie en Flandre a acheté pour 22 millions d'euros d'excédents d'énergie renouvelable au Danemark et elle en profité pour dénoncer des objectifs climatiques irréalistes pris par le passé.

 

Or, ces objectifs-là, nous les rehaussons. Comment comptez-vous dès lors faire pour engager ce pays, l'ensemble de ses entités et institutions, vers cet objectif ambitieux que vous prétendez défendre et que nous voulons défendre avec vous. Ce sera l'enjeu de ces prochaines années et nous devrons y travailler très rapidement.

 

08.06  Patrick Dewael (Open Vld): Mevrouw de minister, uiteraard is het de bevoegdheid van eenieder om binnen zijn gamma van instrumenten de keuzes te maken die men wil maken. De verschillende deelstaten kunnen dat doen en de federale entiteit kan dat doen. Ik druk er nog eens op dat inzake klimaat en energie het pakket dat aan de Europese instanties gepresenteerd moet worden een coherent geheel moet zijn. Het mag geen ratatouille zijn van opeengestapelde pagina's, waarbij men van alles wat neemt, waar dan een strik rond gedaan wordt en waarmee men het moet doen.

 

Hoe zal men er in dit land in slagen beter samen te werken met respect voor eenieders bevoegdheid, in afwachting dat er misschien ooit een hervorming van de instellingen komt die kan leiden tot meer homogene bevoegdheids­pakketten? Voorlopig moeten wij het doen met de bevoegdheden die wij hebben. Ik meen dat er binnen die bevoegdheden die wij hebben al heel veel mogelijk moet zijn om tot meer samenwerking te komen. Dat pleidooi wil ik vandaag graag nog eens houden. Men moet niet pleiten tot een overtuigde, zegt men altijd. U bent, meen ik, het daarover met mij eens.

 

08.07  Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

J'entends que vous partagez nos préoccupations. C'est déjà une bonne chose. Vous comptez travailler très tôt sur une mise à jour du PNEC.

 

Pour améliorer la contribution des énergies renouvelables, la Commission européenne propose d'explorer des mécanismes de coopération également entre les États membres, et un dispositif de financement européen afin d'atteindre les objectifs et d'accélérer la mise en oeuvre de mesures. Cela peut être dans le domaine des transports et de la mobilité, avec un soutien à la mobilité durable, notamment dans le domaine des véhicules ferroviaires et électriques, des véhicules à hydrogène et des stations de recharge. Ces mesures peuvent également consister en la rénovation de bâtiments publics. C'est une concertation qu'il faut vraiment mener avec vos collègues. Mais cela peut être également, et vous l'avez mentionné, par l'utilisation d'énergies propres, tout en désinvestissant progressivement des énergies fossiles.

 

Vous êtes bien consciente également qu'il est important d'avoir une concertation avec les entités fédérées, vu l'écart entre les objectifs fixés par les Régions. Mes collègues l'ont mentionné également. Il est important d'avoir une vision intégrée et un plan intégré des objectifs du fédéral et des entités fédérées, plutôt qu'une juxtaposition de plans, ce qui donne finalement une image très négative de notre pays auprès de la Commission européenne.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08.08  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, ik vraag het woord bij ordemotie.

 

De voorzitter: U mag het bij een gewone opmerking houden.

 

08.09  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, ik heb daarnet mijn bezorgdheid geventileerd omtrent de bevoegdheidsverdeling tussen de ministers Van der Straeten en Khattabi. Ik merk dat de heer Verduyckt ook een vraag stelt naar de input in verband met de Europese Green Deal. Kortom, van twee zaken één.

 

De vraag die nu aan minister Van der Straeten gesteld wordt, mag gesteld worden, want ik ben voorstander van maximale vrijheid voor parlementsleden en het antwoord van de minister kan nuttig zijn voor volgende maand. Ik heb echter net dezelfde vraag gesteld aan haar collega Khattabi vanuit de veronderstelling dat mevrouw Khattabi als minister van Klimaat en Green Deal nog nauwer betrokken is bij de Europese plannen en bij de nationale plannen in verband met energie en klimaat. Ik roep ertoe op om in deze commissie tot een werkwijze te komen waarbij wij toch een klein beetje een zicht krijgen op de inhoudelijke bevoegdheidsafbakening tussen beide ministers, want anders wordt het voor de individuele parlementsleden een beetje moeilijk.

 

08.10  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik wil mij daarbij aansluiten.

 

Ik denk dat het voor onze commissie niet slecht zou zijn dat de vraag wordt gesteld aan zowel het kabinet van minister Van der Straeten, het kabinet van minister Khattabi als het kabinet van minister Van Quickenborne, waar de grenzen van hun bevoegdheden exact liggen, zodat wij gericht vragen kunnen stellen.

 

Wanneer wij immers vragen indienen ten aanzien van de verkeerde minister, dan moeten die vragen worden doorverwezen. Dat kost tijd en heeft weinig zin. Hoe sneller wij weten wie waarvoor bevoegd is, hoe gerichter wij aan de slag kunnen gaan met die drie ministers.

 

De voorzitter: U bent in deze groep van vragen zelf begonnen met daarover een vraag te stellen.

 

Ik denk daarnaast dat het nog altijd een goed principe is dat een regering, die een en ondeelbaar is, zelf intern afspreekt wie welk deel voor zijn of haar rekening neemt. Die afspraken moeten gemaakt worden. Het is natuurlijk niet productief om alle vragen aan de verschillende minister te richten. Ik denk dat de minister in voorkomend geval met haar collega-ministers Khattabi en Van Quickenborne moet overleggen. Het antwoord dat in de commissie wordt gegeven, of evengoed in de plenaire vergadering, waar dat ook vaak gebeurt, is echter een antwoord namens de regering en een antwoord bindt ook heel de regering. Wanneer wij daarin regelmatig problemen moesten ervaren of wanneer het zo onduidelijk is dat de behandeling van vragen daaronder lijdt, dan zal ik dat wel eens met de leden van de regering opnemen.

 

Voorlopig denk ik echter dat het niet verkeerd is dat dit punt ook aan bod komt in de beleidsnota van minister Khattabi, die op haar beurt niet zal ontkennen dat minister Van der Straeten voor een stuk van de uitoefening bevoegd is. Zij hebben dus elk een stuk van de bevoegdheid, zoals overigens ook de Gewesten hun bevoegdheden hebben. Daarin kan men wat verder of wat minder ver gaan.

 

08.11  Bert Wollants (N-VA): Voor de bevoegdheden van de Gewesten gelden er bijzondere wetten. Nu gaat het over de verdeling tussen de ministers onderling.

 

De voorzitter: En die bijzondere wet heeft nooit aanleiding gegeven tot interpretatieproblemen in de praktijk? Kom zeg. Laten wij het een keer met een vrolijke noot bekijken.

 

Monsieur Ben Achour, on ne va pas faire une réforme institutionnelle ici.

 

08.12  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, absolument pas! Je change de sujet. Allons-nous épuiser l'ordre du jour?

 

Le président: Nous allons essayer.

 

08.13  Malik Ben Achour (PS): Je souhaiterais transformer ma question n° 5555010085C en question écrite parce que j'ai une réunion dans neuf minutes et une autre avec l'OSCE dans 39 minutes.

 

Le président: Dont acte. La question n° 5555010085C de M. Ben Achour est transformée en question écrite.

 

09 Samengevoegde vragen van

- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het project 'Combined Grid Solution' van netbeheerder Elia" (55010093C)

- Leen Dierick aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Grensoverschrijdende netwerken van offshore windenergie" (55010138C)

09 Questions jointes de

- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "Le projet 'Combined Grid Solution' du gestionnaire de réseau Elia" (55010093C)

- Leen Dierick à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les réseaux transfrontaliers d'énergie éolienne offshore" (55010138C)

 

09.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, het project Combined Grid Solution van netbeheerder Elia heeft mijn aandacht getrokken. Elia scoorde via haar Duitse dochter 50Hertz, onlangs een wereldprimeur, door een groep windparken op zee te connecteren met twee landen. In de Baltische Zee werd het eerste internationale windparken­knooppunt ter wereld geopend.

 

Er is aldus vorm gegeven aan een internationale cluster van drie parken die stroom kunnen leveren in twee richtingen. Niet alleen kan de groene stroom in twee richtingen worden gestuurd, maar de connectie kan bij weinig windproductie ook als exportkabel dienen om stroom uit te wisselen.

 

Via Combined Grid Solution kan men onderbenutting van de kabels vermijden en de benuttingsgraad doen toenemen. Zo worden ook de maatschappelijke kosten verlaagd.

 

De Europese Commissie ziet veel potentieel in die knooppunten op zee. Ze liet het analysebureau Roland Berger verschillende mogelijkheden doorlichten in de Noordzee en de Baltische Zee. Voor een selectie van vijf projecten concludeerden de onderzoekers dat een combinatie van een exportkabel en een windparkaansluiting een kostenbesparing van 10 % ofwel 2,5 miljard euro over 25 jaar kan betekenen.

 

Mevrouw de minister, kunt u meer toelichting geven bij de eventuele toekomstige mogelijkheden in de Belgische context om kabels voor verschillende parken te bundelen? Elia zelf verwacht dat er ook voor België mogelijkheden komen, omdat er in de toekomst farshore-projecten zullen komen ingevolge de nagestreefde ontwikkeling van de Europese offshore windenergie. Dan heb ik het over een aansluiting met windrijke gebieden in Nederland, Denemarken, Noorwegen, enzovoort.

 

Kunt u meer toelichting geven bij de berichtgeving dat voor de toekomstige tweede windzone voor de Belgische kust, de Prinses Elisabethzone, een rechtstreekse aansluiting naar Engeland niet optimaal en duurder zou uitvallen dan een gewone aansluiting naar België en een tweede aparte interconnectiekabel, Nautilus in onderzoek door Elia dacht ik, tussen België en Engeland?

 

09.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, ik merk dat een andere vraag werd gesteld dan aangekondigd.

 

De voorzitter: Ik heb de juiste vraag aangekondigd. Aangezien ik een grote vrijheid toeken aan de Parlementsleden, ga ik ze niet verbeteren in hun manier van vraagstelling, maar u hebt zich vergist, mijnheer Ravyts.

 

09.03  Kurt Ravyts (VB): (…)

 

09.04 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dierick had over dit onderwerp ook vragen ingediend.

 

De voorzitter: Dan geef ik hierbij het woord aan mevrouw Dierick.

 

09.05  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, collega Ravyts heeft de situatie goed geschetst. In het nieuwe federale regeerakkoord staat daarover de volgende positieve noot: “We onderzoeken of er nog bijkomende capaciteit kan worden gerealiseerd van offshorewind in de Belgische Noordzee, evenals buiten de territoriale wateren, in samenwerking met andere landen gelegen aan de Noordzee. We doen dit door een actieve rol op te nemen binnen de North Seas Energy Cooperation.”

 

Naar aanleiding van het nieuws van Elia, de primeur en het nieuwe regeerakkoord heb ik een aantal vragen.

 

Wat is de stand van zaken in het onderzoek om buiten de territoriale wateren en in samenwerking met andere landen bijkomende offshorecapaciteit te realiseren? 

 

Welke landen staan ervoor open om eventueel op termijn met ons land samen te werken? Zijn er al contacten gelegd met andere landen? Wat is er mogelijk?

 

Hoe verloopt het overleg binnen de North Seas Energy Cooperation?

 

Wat vindt u zelf van het systeem Combined Grid Solution, dat door Elia werd gerealiseerd?

 

Zou het ook voor België nu of in de toekomst interessant zijn om aansluitingen te maken met andere windparken in bijvoorbeeld Nederland, Noorwegen, Denemarken of Schotland? Zo ja, zult u zelf stappen daartoe zetten? Zo nee, waarom is het niet interessant?

 

09.06 Minister Tinne Van der Straeten: Collega's, mevrouw Dierick, u verwijst terecht naar de regeringsverklaring. Er wordt inderdaad onderzocht hoe er bijkomende capaciteit kan worden gevonden. Wij bekijken dat uiteraard eerst met onze directe buurlanden Frankrijk en Nederland, die windmolenzones uitbouwen naast de Belgische zones.

 

Wij bekijken niet alleen hoe het gebruik van de zones geoptimaliseerd en geïnterconnecteerd kan worden, maar ook hoe de interconnectoren kunnen aansluiten op de windmolenparken. Daarvoor kijken we eerst naar het Verenigd Koninkrijk, dat meerdere parken zal ontwikkelen. We bekijken hoe wij die kunnen aansluiten op de tweede, nog aan te leggen, onderzeese kabel. Dat is het project Nautilus. In een later stadium zijn verdere connecties zeker mogelijk.

 

Op 3 december 2010 werd een memorandum of understanding ondertekend door tien landen en de Europese Commissaris voor Energie. Die tien landen zijn België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk en Zweden. Zij hebben er zich toe verbonden offshorenetwerken in de Noordzee te ontwikkelen die mee instaan voor de bevoorradingszekerheid van elektriciteit in de toekomst en de noodzakelijke onshore­connecties. Zij delen de gemeenschappelijke doelstelling om te komen tot een lagekoolstof­economie, met behoud van de energie­bevoorradings­zekerheid, tegen de laagst mogelijke kosten voor de consument.

 

Ik breng in herinnering dat de North Seas Energy Cooperation op initiatief van België gesticht werd, door de toenmalige minister van Energie, de heer Magnette. Volgend jaar, in 2021, zullen wij tien jaar verder zijn. België zal dan opnieuw voorzitter zijn van de North Seas Energy Cooperation, samen met de Europese Commissaris voor Energie, mevrouw Simson.

 

Op dit moment zijn er vier work areas bepaald in het kader van de North Seas Energy Cooperation: de hybride en gezamenlijke projecten, de maritieme ruimtelijke ordening, het ondersteunings­mechanisme en de financiering en de oplevering van de Doelstellingen voor 2050.

 

Daarnaast is er ook een ad-hocwerkgroep over standaarden en technische regels in de offshore windsector. Die werkgroepen worden gezamenlijk geleid door vertegenwoordigers van de landen en de Europese Commissie. België is met Nederland covoorzitter van de werkgroep Oplevering van de Doelstellingen voor 2050. Wij zullen het hele initiatief voorzitten in 2021, in opvolging van Duitsland.

 

Voor het specifieke geval van de Prinses Elisabethzone wil ik erop wijzen dat de afstand tussen de zone en het aansluitingspunt op het Belgische transmissienetwerk ertoe leidt dat een oplossing in wisselstroom de meest kostenefficiënte oplossing is.

 

De voorgestelde aansluitingsoptie is dan ook de beste optie voor dit project. Ze maakt het mogelijk om een optimum te bereiken tussen de investeringskosten van de netinfrastructuur, de onderhoudskosten, de redundantie en beschikbaarheid en de impact op het milieu. Ze maakt het ook mogelijk om de totale infrastructuur­kosten voor de gemeenschap, parken en netwerken te minimaliseren.

 

Ik sta daar dus zeker positief tegenover, ook al is Combined Grid Solutions niet overal mogelijk, maar het is dankzij onze zeer innovatieve TSO Elia dat zulke oplossingen mogelijk zijn. Het is ook de intentie van Elia om hierop verder in te zetten. Ze zal met mij absoluut een minister hebben die dit politiek zal blijven ondersteunen.

 

09.07  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, ik wil mij eerst en vooral verontschuldigen ten overstaan van mevrouw Dierick voor de sprong in de agenda. Ik heb inderdaad nog een vraag over de Smart Sector Integration. Ik was even in de war door al dat Engels.

 

Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. U staat dus positief tegenover dit innovatieve gebeuren, dat door Elia wordt benaarstigd. Ik dank u ook voor de technische toelichting bij de mogelijkheden daaromtrent rond de Prinses Elisabethzone.

 

09.08  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de heer Ravyts om een sprong te maken in de agenda, waardoor mijn vraag sneller aan bod kon komen. U mag dat zeker nog doen.

 

Mevrouw de minister, ik noteer dat u daar positief tegenover staat. Ik deel uw mening dat wij moeten kijken waar dit het meest efficiënt kan worden toegepast en dat het niet overal een goede oplossing is. Ik dank u ook voor de technische uitleg.

 

Dat België volgend jaar opnieuw het voorzitterschap mag waarnemen, is iets om naar uit te kijken. Ik hoop dat we daarover regelmatig van gedachten kunnen wisselen. Dat is een mooie uitdaging en een opportuniteit voor ons land om zich nog meer in the picture te plaatsen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De mogelijkheden van de Smart Sector Integration voor België" (55009489C)

10 Question de Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "Les possibilités qu'offre l'intégration sectorielle intelligente en Belgique" (55009489C)

 

10.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik zal het kort proberen te houden.

 

U bent op de hoogte van Carbon Capture Utilisation & Storage (CCUS), wat een belangrijke rol kan spelen in de decarbonisatie. Het consortium Antwerp@C kan ondertussen rekenen op 9 miljoen euro aan Europese subsidies om een gedetailleerde berekening te maken van de kosten voor de basisinfrastructuur die nodig is om de opvang, opslag en op termijn het hergebruik van CO2 mogelijk te maken. Een definitieve investeringsbeslissing zou mogelijkerwijze in 2022 volgen. Het gaat daarbij over de aanleg van een nieuw leidingnetwerk, een verbinding met Rotterdam en over de bouw van een installatie om CO2 vloeibaar te kunnen maken en dus te kunnen verschepen.

 

Uw voorgangster heeft via de AD Energie een advies gevraagd over een aantal juridisch-technische aspecten in verband met de bevoegdheidsverdeling inzake waterstof en hernieuwbaar gas, waarover we uiteindelijk spreken. Uw voorgangster stelde op 30 juni dat een eventuele federale steunverlening aan het consortium alleen kan worden gegeven nadat de resultaten van de analyse van het advies door de AD Energie bekend zouden zijn.

 

De scope van het Europese decarbonisatiepakket voor de gassector werd in het licht van de Green Deal inmiddels uitgebreid tot een breder initiatief inzake Smart Sector Integration. Zo zal er worden gekeken naar de optimale interactie tussen verschillende energiedragers zoals elektriciteit, gas, warmte en waterstof, en tussen diverse beleidsdomeinen, in het bijzonder Energie, Transport, Industrieel Beleid en Landbouw.

 

Welke is nu de Belgische positiebepaling inzake de Europese Smart Sector Integration? Welke mogelijkheden biedt deze Smart Sector Integration voor België?

 

Kunt u toelichting geven bij het advies rond de juridisch-technische aspecten in verband met de bevoegdheidsverdeling inzake waterstof en hernieuwbaar gas? Is de federale regering van mening dat de ondersteuning hiervan uitsluitend een gewestelijke bevoegdheid is? Dat is de kern van de zaak. U weet dat de Vlaamse regering daarop nogal sterk inzet.

 

10.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Ravyts, op 8 juli publiceerde de Europese Commissie haar EU strategy for energy system integration, waarbij ze een holistische visie ontwikkelt op het toekomstige energiesysteem met het oog op het realiseren van het verhoogde ambitieniveau dat ze bepleit. De Belgische positie, voorbereid samen met de Gewesten, steunt deze meer geïntegreerde aanpak. Daarbij zijn er drie grote assen: energie-efficiëntie eerst, het decarboniseren van alle energiesectoren en werken op een kostenefficiënte manier.

 

Energie-efficiëntie eerst gaat niet enkel over het terugdringen van de energievraag, maar ook over het zo efficiënt mogelijk inzetten van de schaarse hernieuwbare energiebronnen. Daarbij worden de comparatieve voordelen van elke sector tegen elkaar afgewogen, waarbij conversies, die steeds gepaard gaan met verliezen, zoveel mogelijk worden vermeden.

 

Wat decarbonisatie betreft, werkt men met verschillende technologieën. Het is een prioriteit waarvoor ook de door u aangehaalde CCUS zeker een interessante piste vormt die we bekijken. De ontwikkeling van hernieuwbare elektriciteits­productie blijft, gelet op de sterke inzet op elektrificatie, nog steeds de voornaamste beleidsdoelstelling. Ook de decarbonisering van gassen en vloeistof, bijvoorbeeld via methaan of groene waterstof, wint hierbij aan belang.

 

De kostenefficiëntie is bijzonder belangrijk omdat investeringen in bijkomende infrastructuur zoveel mogelijk moeten worden vermeden. Er wordt naar gestreefd om bestaande infrastructuur zoveel mogelijk te hergebruiken. Eind dit jaar en volgend jaar worden er wetgevende initiatieven van de Europese Commissie verwacht om een concrete invulling te geven aan deze breed gedragen principes.

 

De bevoegdheidsverdeling inzake waterstof, hernieuwbare gassen en CO2 is complex. Een verkennend onderzoek van deze bevoegdheidsverdeling werd opgestart door mijn administratie, de AD Energie. Dit onderzoek heeft een aantal eerste inzichten opgeleverd, maar ook een aantal nieuwe vragen. Een verdere analyse en uitwerking zijn nodig en momenteel is men daarmee bezig. Voor deze gassen zijn er zowel voor federale als gewestelijke bevoegdheden aanknopingspunten. Ze zijn ook niet eenvoudig in te passen in de bijzondere wet van 1980, wat samenwerking tussen de federale overheid en de gewestelijke overheden impliceert. Dat zal in elk geval nodig zijn om een coherent beleid te ontwikkelen, zodat deze gassen hun rol kunnen spelen in de energietransitie en om rust en zekerheid te verschaffen voor de sector, die projecten op stapel heeft staan wat deze gassen betreft.

 

10.03  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, inzake de decarbonisatie via verschillende technologieën stipt u aan dat het bijzonder moeilijk is om qua bevoegdheden een en ander in te passen in de bijzondere wet van 1980. Het is al even ter sprake gekomen dat het erg moeilijk is om ter zake tot een verdeling te komen. Ik ben benieuwd hoe het dossier zich de komende jaren verder zal ontwikkelen. Wij volgen het van nabij op.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Questions jointes de

- Samuel Cogolati à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "Le traité sur la Charte de l'énergie" (55009525C)

- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "La modernisation du traité sur la Charte de l'énergie" (55009543C)

11 Samengevoegde vragen van

- Samuel Cogolati aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het Energiehandvestverdrag" (55009525C)

- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het moderniseringsproces rond het Energiehandvest" (55009543C)

 

11.01  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, le processus de négociation pour la modernisation du traité sur la Charte de l'énergie a été lancé à Bruxelles en décembre dernier. Depuis lors, deux rounds de négociations ont déjà eu lieu.

 

Selon moi, ce traité doit impérativement être réformé au moins pour trois raisons. Premièrement, il représente un obstacle à la transition énergétique et il est contraire aux objectifs climatiques que l'Union européenne s'est imposés. Deuxièmement, il limite la possibilité pour les gouvernements de mener des réformes dans le domaine de la transition énergétique. Troisièmement, il représente une épée de Damoclès au-dessus de notre tête et, en particulier, au-dessus de la tête des gouvernements puisque des poursuites contre des États qui décideraient, par exemple, d'abandonner le charbon ou le nucléaire, peuvent être engagées par des investisseurs.

 

Madame la ministre, quels sont les résultats des deux derniers rounds de négociations? Quelle position la Belgique défendra-t-elle lors du troisième round de négociations qui doit avoir lieu en novembre? Sera-t-elle différente de celle adoptée lors des deux rounds précédents? Que met la Belgique sur la table pour espérer atteindre des objectifs climatiques plus ambitieux dans le cadre de ce traité sur la Charte de l'énergie?

 

Je souhaiterais également vous poser une question sur la fameuse sunset clause. Même si on décidait de se retirer de ce traité, les effets de ce dernier pourraient être maintenus durant vingt ans. Comment cette sunset clause pourrait-elle être réformée, en tout cas au niveau de ses effets?

 

Enfin, comment faire pour empêcher le déclenchement du mécanisme ISDS envers les États de l'Union européenne afin de maintenir la primauté de nos objectifs climatiques?

 

11.02  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de voorzitter, er loopt momenteel inderdaad een moderniseringsproces met betrekking tot het verdrag inzake het Energiehandvest. Men wil het systeem inzake investeringsbescherming procedureel verbeteren en de integratie van eigentijdse investerings­beschermingsnormen met duidelijke definities en waarborgen voor het recht van de Staat om onder andere economische definities in de energiesector te reguleren, aanpassen en desgevallend versterken.

 

Tussen 6 en 9 juli 2020 greep een eerste daadwerkelijke onderhandelingsronde plaats en tussen 8 en 11 september 2020 was er een tweede ronde via videoconferentie. België heeft in de moderniserings- en coördinatiegroep van de EU het belang ondersteund om meer aandacht te besteden aan het aspect van duurzaamheid en de reikwijdte van het handvest. België wil het handvest in die zin aanpassen en beter in overeenstemming brengen met de COP-overeenkomsten.

 

De Belgische regering heeft tot nog toe echter niet aanbevolen om de reikwijdte van het handvest volledig te wijzigen in de richting van uitfasering van fossiele brandstoffen en dus alleen maar te focussen op energie-efficiëntie en duurzame investeringen. Voor het merendeel van de contractpartijen lijkt een verbod op fossiele brandstoffen immers niet realistisch of haalbaar. Bovendien – niet onbelangrijk – zou dat worden belet door het non-discriminatiebeginsel.

 

Uw voorgangster beklemtoonde dat België wel voorstander is van de uitbreiding van de investeringsbescherming tot hernieuwbare energiebronnen. Zij wilde eigenlijk de twee wegen openhouden. 

 

Kunt u een overzicht geven van de huidige stand van zaken in de tweede onderhandelingsronde en welke is de Belgische opstelling voor de volgende, derde ronde, die begin november plaatsvindt?

 

Continueert u de beleidsvisie van uw voorgangster ter zake, namelijk dat alle energiebronnen in de context van het Energiehandvest op gelijke voet moeten worden behandeld en dat de kwestie van de investeringsbescherming dus een en-enverhaal is?

 

11.03 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, collega's Cogolati en Ravyts, de samenvatting van de belangrijkste resultaten en onderwerpen die in de tweede onderhandelings­ronde zijn besproken, evenals het hele proces dat hiertoe heeft geleid, is te vinden op de website van het Energy Charter Treaty (ECT). De volgende kwesties kwamen aan bod met betrekking tot energiegerelateerde onderwerpen: doorvoer, definitie en toegang tot infrastructuur, inclusief weigering van toegang en beschikbare capaciteit. Daarnaast kwam een heel belangrijk onderwerp voor België aan bod, namelijk duurzame ontwikkeling en maatschappelijk verantwoord ondernemen.

 

De andere door België ingenomen standpunten en uiteenzettingen beperkten zich tot standpunten van technische aard wat transit betreft. Voor het thema duurzame ontwikkeling en sociale verantwoordelijkheid van de bedrijven werd het bestaande Belgische standpunt, zoals bepaald door DGE, verdedigd, met name conform het EU-standpunt. België heeft, in steun van andere EU-lidstaten, in deze context specifiek aangedrongen op de opname van de referentie naar het klimaatakkoord van Parijs als rode draad en breekpunt.

 

Een belangrijk resterend aandachtspunt dat nog niet besproken werd, betreft de discussie inzake de definitie van economische activiteit in de energiesector. Deze discussie stond initieel gepland om besproken te worden tijdens de eerste onderhandelingsronde, maar is nog steeds niet aan bod gekomen, omdat er nog geen voorstel op tafel ligt vanwege de Europese Commissie, wat nodig is opdat de EU een positie kan innemen als basis voor de besprekingen.

 

Het grote aandachtspunt hierbij is dat deze definitie dient aangepast te worden aan de huidige internationale energie- en klimaatcontext. Interne consultatie is daarover nog steeds lopende tussen DG Energy en DG Competition, die daarover consensus zoeken alvorens dit voor te leggen aan de EU-lidstaten.

 

Op technisch niveau, net zoals het Duitse voorzitterschap tijdens de EU-coördinatie­vergadering en technische werkgroepen, hebben wij meermaals aangedrongen om dit zo snel mogelijk te kunnen bespreken op EU-niveau, aangezien dit tot de kern van de moderniserings­gesprekken behoort.

 

Tot vandaag ligt er geen voorstel op tafel, wat dus betekent dat de bespreking ervan niet meer mogelijk zal zijn tijdens de derde onderhandelings­ronde, die begin november gepland staat. Het zal dus pas ten vroegste in 2021 besproken kunnen worden binnen het ECT, wat te betreuren valt. Het belangrijkste is echter dat deze definitie sowieso wordt aangepast conform de huidige context inzake de groene transitie. België zal dus sowieso pleiten voor de opname van bescherming van hernieuwbare energiebronnen.

 

Intern Belgisch overleg daarover dient te gepasten tijde besproken te worden met alle betrokken partijen, namelijk het federale niveau, de Gewesten, de Regie der Gebouwen en de handelsfilière, zodra het tekstvoorstel van de Europese Commissie beschikbaar is.

 

Verder overleg is ook nodig binnen de federale regering en de bevoegde gefedereerde entiteiten.

 

Pour l'instant, il n'existe pas encore de proposition sur la table. Cela signifie qu'il ne sera plus possible d'en discuter lors du troisième cycle de négociations prévu pour début novembre. Il ne sera donc possible d'en discuter au sein de l'ECT qu'en 2021 au plus tôt, ce qui est regrettable. Mais le plus important est que cette définition sera dans tous les cas ajustée en fonction du contexte actuel de la transition verte. La Belgique préconisera l'inclusion des énergies renouvelables. La consultation intrabelge à ce sujet doit être discutée à des moments appropriés, c'est-à-dire dès que la proposition de texte de la Commission européenne sera disponible, avec toutes les parties concernées.

 

Comme mon prédécesseur, je veillerai certaine­ment à ce qu'un bon équilibre soit trouvé entre la sécurité d'approvisionnement, d'une part, et la stimulation de la transition verte, d'autre part. La clause d'extinction (sunset clause), à laquelle M. Cogolati a fait référence, ne fait pas partie de la liste convenue des thèmes pour la modernisation, approuvée par la conférence en novembre 2018 et accessible au public sur le site web de l'ECT.

 

Après un retrait de l'accord, cette clause d'extinction garantit que les dispositions de l'accord restent applicables pendant vingt ans. L'arrêt Achmea de la Cour de justice de l'Union européenne a donné lieu à des divergences au sein du Conseil en raison d'une divergence d'interprétation concernant sa portée et ses conséquences sur l'utilisation des clauses arbitrales du traité sur la Charte de l'énergie à l'intérieur de l'Union européenne.

 

La Belgique a décidé d'introduire une demande d'avis à la Cour de justice de l'Union européenne afin que celle-ci apporte la clarté juridique sur la question de l'application intra-européenne des dispositions arbitrales du traité sur la Charte de l'énergie, modernisées avec les traités de l'Union européenne.

 

11.04  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse. Je pense effectivement qu'il est essentiel de moderniser ce traité et de pouvoir le rendre tout simplement plus cohérent avec les autres accords internationaux que nous avons, par ailleurs, signés, notamment l'Accord de Paris. Il faut simplement que nous puissions respecter nos objectifs climatiques qui, je le rappelle, nous imposent de respecter la neutralité climatique, la neutralité carbone à l'horizon 2050.

 

Madame la ministre, je soutiens évidemment vos efforts. Je soutiens également la demande d'avis à la Cour de justice de l'Union européenne car il importe d'apporter la clarté juridique que, oui, il y a une primauté du droit européen et des objectifs climatiques en Europe.

 

11.05  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor die stand van zaken. Over the heart of the matter is er blijkbaar nog altijd interne consultatie tussen de verschillende Europese DG's. Er is nog geen voorstel van de Commissie en dat zal begin november dan ook nog niet het voorwerp uitmaken van debat, maar pas in 2021. Wij volgen dat dossier verder op.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de Samuel Cogolati à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "Le rapport annuel de la Commission des provisions nucléaires" (55009722C)

12 Vraag van Samuel Cogolati aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het jaarverslag van de Commissie voor nucleaire voorzieningen" (55009722C)

 

12.01  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, la Commission des provisions nucléaires (CPN) a rendu son rapport annuel 2019. De nouveau, la CPN a relevé le 'besoin urgent' de revoir le cadre légal des provisions nucléaires.

 

Comment la proposition de loi adaptée de la CPN répond-elle au besoin de sécuriser les moyens financiers tout en renforçant le contrôle et en augmentant la transparence du système? La proposition de loi (ou des propositions alternatives) de la CPN prévoit-elle une externalisation des fonds sur un compte public?

 

Comment jugez-vous le risque d'investissement dans le Fonds d'investissement en infrastructure -- I4B? D'autres investissements à risque sont-ils prévus par Synatom? Quelle est la marge de manœuvre de l'Etat belge pour imposer/suggérer des investissements sûrs dans la transition écologique, notamment en Belgique?

 

Confirmez-vous le retard de 30 ans du début du stockage géologique?

 

Quelles sont les "safeguards" (recommandations de type III) de l'avis de l'ONDRAF?

 

Quel est le benchmark utilisé (ou les références objectives) pour fixer le taux d'actualisation des provisions (aujourd'hui de 3,25% et 2,5%) ? Ce taux d'actualisation est-il le seul fruit de négociations ? L'effet de la récession économique actuelle ne devrait-il pas être de diminuer ce taux sur le long terme ? La loi ne devrait-elle pas fixer ce taux d'actualisation de manière certaine ?

 

Quelle est votre position sur le contrat de retraitement d'une partie des matières fissiles irradiées, sur lequel se base le scénario 2019 de Synatom (compte tenu du fait que le plutonium et l'uranium du retraitement ne reviennent pas en Belgique) ?

 

Quel est l'impact financier des crayons de combustiblé usé qui fuient (à Tihange et à Doel) sur les provisions pour la gestion des déchets radioactifs ? Quel est l'avis de l'ONDRAF quant à ces crayons fuitards?

 

12.02  Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur Cogolati, sur proposition de la Commission des provisions nucléaires, le gouvernement s'est engagé à renforcer le cadre légal en ce domaine, afin de garantir l'existence, la suffisance et la disponibilité des provisions. À cette fin, je vais écrire à ladite Commission pour l'inviter à me soumettre une telle proposition, afin que nous puissions exécuter ce qui figure dans l'accord de gouvernement.

 

La loi du 11 avril 2003 sur les provisions constituées pour le démantèlement des centrales nucléaires et pour la gestion des matières fissiles irradiées dans ces centrales prévoit que c'est Synatom qui définit sa politique d'investissement, tandis qu'il revient à la Commission des provisions nucléaires de veiller à sa conformité avec le prescrit de ladite loi.

 

Le nouveau scénario de référence technique de l'ONDRAF, qui sert de base à l'établissement des provisions nucléaires, retarde en effet de trente ans le début du stockage géologique. Les recommandations de type 3 de l'ONDRAF ne peuvent pas être chiffrées précisément pour le moment, mais doivent faire l'objet d'un suivi par la Commission, parce qu'elles peuvent provoquer un impact sur la suffisance des provisions. L'AFCN a rappelé, entre autres choses, l'importance d'observer les obligations de la Belgique en matière de sauvegarde nucléaire dans le cadre du respect du Traité sur la non-prolifération des armes nucléaires.

 

En ce qui concerne votre question relative au taux d'actualisation et au benchmark utilisé, le rapport annuel nous apprend qu'une analyse a été menée en s'appuyant sur les compétences de ses membres, sur la base du taux d'intérêt habituellement pratiqué sur les marchés financiers, de la croissance économique attendue, de l'équation de Fisher relative au risque, de l'inflation, du risque de crédit du groupe ENGIE, de l'automatic format rate, de l'European Insurance and Occupational Pensions Authority et du rendement garanti des assurances-groupes belges. Pour le reste, comme vous le savez, les travaux et délibérations de la Commission sont confidentiels.

 

La Commission a retenu un taux d'actualisation de 3,25 % pour les provisions destinées à la gestion des matières fissiles irradiées, après avoir pris connaissance de la proposition de l'exploitant nucléaire de rembourser progressivement d'ici fin 2025 – au plus tard – les prêts octroyés sur la base des provisions destinées à la gestion des matières fissiles irradiées et de ne plus contracter de nouveaux prêts pour ce volet. La Commission a retenu un taux d'actualisation de 2,5 % pour les provisions réservées en vue du démantèlement des centrales nucléaires. 

 

Dans le cadre de la prochaine révision triennale en 2022, une nouvelle évaluation des taux d'actualisation aura lieu. Si des évolutions importantes se manifestent entre-temps, aussi bien sur les marchés financiers et/ou dans le domaine des prévisions macroéconomiques à moyen terme, il a été décidé que la Commission se réserve le droit de réviser son avis de manière anticipée quant au taux d'actualisation à utiliser.

 

Si des évolutions importantes sur les marchés financiers et/ou dans le domaine des prévisions macroéconomiques à moyen terme se manifestaient avant la prochaine révision triennale de 2022, la Commission s'est réservé le droit de réviser son avis de manière anticipée quant au taux d'actualisation à utiliser.

 

Le calcul des provisions nucléaires ne se limite pas au seul taux d'actualisation des provisions nucléaires. Il est également important que le scénario technique soit réalisable sur le plan de la gestion à long terme des déchets à moyenne et haute radioactivité et sur le plan du retraitement des combustibles usés de nos centrales nucléaires.

 

Le scénario technique présenté par Synatom prévoit le retraitement d'une partie de son combustible usé, en ce compris les crayons fuitards. Ce scénario est également le plus conservateur sur le plan du provisionnement. Il importe donc que Synatom finalise ses négociations commerciales dans les meilleurs délais. Je vous remercie.

 

12.03  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie, et je me réjouis que ce dossier puisse enfin avancer.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Question de Christophe Bombled à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "L’électrification du parc automobile et ses conséquences pour l’emploi" (55009833C)

13 Vraag van Christophe Bombled aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De elektrificatie van het wagenpark en de gevolgen ervan voor de werkgelegenheid" (55009833C)

 

13.01  Christophe Bombled (MR): Madame la ministre, l'électrification du parc automobile belge va probablement s'intensifier au cours des prochaines années. D'ailleurs, parmi les objectifs que s'est fixés le gouvernement figure le renouvellement des voitures de société à moteur thermique, qu'il soit essence ou diesel, par des véhicules circulant à l'électrique.

 

Des études récentes, menées en Allemagne et en France, affirment que le passage à l'électrique devrait entraîner la perte de plusieurs milliers d'emplois en Europe, notamment dans le domaine de l'après-vente. En effet, les moteurs électriques sont moins complexes que les moteurs à combustion et nécessitent moins d'entretien. En outre, les composants électriques et électroniques étant massivement produits en Chine, on risque d'observer une diminution de la main-d'œuvre en Europe.

 

Mes questions sont les suivantes. Premièrement, une étude analysant les conséquences pour l'emploi, dues au développement des véhicules électriques, a-t-elle déjà été menée en Belgique? Si oui, quelles en sont les conclusions? Sinon, une telle étude sera-t-elle réalisée prochainement? Entre-t-il dans les intentions du gouvernement de la commander?

 

Deuxièmement, si l'électrification des véhicules au détriment des véhicules à moteur thermique peut provoquer la disparition de certains métiers, elle pourrait également se traduire par l'augmentation du besoin en nouveaux métiers spécifiques à la production de ce type de véhicule.

 

Quels pourraient être ces nouveaux métiers? Les a-t-on déjà identifiés? Ne serait-il pas opportun, dès à présent, d'analyser les besoins avec votre collègue, le ministre fédéral de l'Emploi, mais également de coopérer et de discuter avec les entités fédérées communautaires afin de réfléchir à l'organisation de programmes de cours qui permettront de pouvoir répondre aux futurs besoins en main-d'œuvre?

 

13.02  Tinne Van der Straeten, ministre: Cher collègue, merci pour votre question.

 

Je suis désolée, mais en fait, cette question relève des compétences de M. Gilkinet, le ministre de la Mobilité, et de celles de M. Dermagne, le ministre de l'Économie et du Travail. Je suis désolée de vous avouer que j'aurais pu répondre à ce problème d'une manière plus proactive, mais je découvre...

 

Le président: Il aurait mieux valu remarquer cela avant que M. Bombled développe sa question.

 

13.03  Tinne Van der Straeten, ministre: Je suis désolée. Je ferai mieux la prochaine fois.

 

13.04  Christophe Bombled (MR): Je vous pardonne, madame la ministre.

 

13.05  Tinne Van der Straeten, ministre: Merci.

 

De voorzitter: Ik denk dat we het allemaal nog een beetje op zoek moeten gaan. Maar die vraag wordt dan bezorgd aan minister Gilkinet en dat zal door u gebeuren, mevrouw de minister?

 

13.06  Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur le président, en effet, je vais la transférer à mes collègues.

 

De voorzitter: Ik sta erop dat de heer Bombled een antwoord krijgt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Question de Samuel Cogolati à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "La suspension de l'exportation de combustible nucléaire de Lingen" (55010063C)

14 Vraag van Samuel Cogolati aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De opschorting van de uitvoer van kernbrandstof uit Lingen" (55010063C)

 

14.01  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, pour cette nouvelle question, je suis certain de votre compétence en la matière.

 

La question de la licence d'exportation d'éléments combustibles nucléaires de Lingen à Doel est tout récemment passée devant la justice allemande. Ce vendredi 16 octobre 2020, le tribunal administratif de Francfort, qui émet des doutes quant à la légalité de la licence d’exportation, a suspendu l’exécution immédiate de livraison aux centrales Doel 1 et Doel 2, qui avait été déposée pour les mois d’octobre et de novembre. Cet effet suspensif a pour conséquence que les éléments combustibles ne pourront être livrés avant le jugement définitif dans la procédure au principal, ce qui correspond à une durée de plusieurs mois.

 

Quelles sont les éventuelles conséquences de cette décision de suspension d’exportation d’éléments combustibles de l’Allemagne à la Belgique, notamment à Doel 1 et Doel 2? Quelles sont les alternatives mises en place pour pallier la suspension actuelle de cette licence d’exploitation de combustibles nucléaires?

 

14.02  Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur le président, monsieur Cogolati, vous pouvez en effet être certain de ma compétence en cette matière.

 

En ce qui concerne la sécurité d'approvisionnement, le 18 mars 2020, le fournisseur de combustible nucléaire d'Electrabel pour les centrales de Doel 1 et de Doel 2 a obtenu une licence d'exportation de l'autorité fédérale compétente en Allemagne sans aucune difficulté. Un citoyen allemand a entamé une procédure juridique contre cette licence en avril 2020. Cette procédure est toujours en cours et je ne peux me prononcer sur le fond de celle-ci.

 

Au motif de l'urgence, ce fournisseur a introduit une demande auprès du tribunal administratif compétent pour pouvoir exécuter cette exportation dans les délais contractuels convenus avec Electrabel. Cela lui a été refusé ce 16 octobre 2020. Ce fournisseur a interjeté appel de cette décision. Une nouvelle décision est attendue dans ce dossier au plus tard début 2021.

 

Les spécificités techniques des combustibles pour les centrales de Doel 1 et de Doel 2 font qu'il sera difficile pour Electrabel de trouver un autre fournisseur dans un délai raisonnable. La situation est donc sérieuse. Mes services ont été informés de ce dossier par Electrabel vendredi dernier. Nous l'analysons et en évaluons les conséquences avec mon administration.

 

14.03  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse pleine et entière.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De toekomst van de eerste offshore windparken" (55010145C)

15 Question de Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "L'avenir des premiers parcs éoliens offshore" (55010145C)

 

15.01  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, in het koninklijk besluit van 20 december 2000 is men steeds uitgegaan van de volledige verwijdering van de installaties die gekoppeld zijn aan de offshore windmolens. Daartoe werden destijds de nodige afspraken gemaakt opdat de exploitanten de verantwoordelijkheid daarvoor zouden opnemen. Intussen is het bekend dat de mogelijkheden voor offshore windmolens in de Noordzee beperkt blijven. De nieuwe regering engageert zich ertoe dezelfde capaciteit te realiseren als dewelke de regering-Michel destijds naar voren schoof. Natuurlijk rijst dan de vraag wat er op termijn zal gebeuren met de oudste windparken, gelet op het feit dat wij in Europa nog een beperkte ervaring hebben met de ontmanteling van offshore windmolens.

 

In 2018 was er voor het eerst een repowering van een offshore windpark in Zweden. Is dat bij ons ook een reële optie, die kostenbesparend kan werken, als bijvoorbeeld een gedeelte van de installaties kan worden behouden?

 

Dat vraagt natuurlijk een duidelijke strategie. Toen het aangehaalde KB werd uitgevaardigd, was het nog nog niet aan de orde, omdat alle windmolens nog moesten worden gerealiseerd.

 

Blijft u enkel bij de opties uit het koninklijk besluit of bent u bereid een en ander op een ruimere manier te bekijken? Bent u van plan de nodige voorbereidingen te treffen, opdat de optie van repowering van de oudste windparken kan worden onderzocht en opdat daarvoor een passend regelgevend kader komt?

 

Hoe kan de hoogspanningsnetbeheerder inspelen op dat potentieel? Ik haal dat aan, omdat het hoogspanningsnet in Zweden geen volwaardige repowering op een hogere capaciteit aankon en de oplossing erin bestond om over te gaan tot een gedeeltelijke repowering. Plant u initiatieven met de hoogspanningsnetbeheerder op dat punt?

 

Tot slot, op het moment loopt er een project onder de naam Decom Tools om de ontmanteling van windmolens gemakkelijker, goedkoper en duurzamer te maken. De haven van Oostende is daarbij betrokken. Is de federale overheid daar zelf ook bij betrokken? Wil zij daarbij betrokken zijn? Op welke manier zou dat dan kunnen?

 

15.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, het lijkt erop dat het betreffende koninklijk besluit van 20 december 2000 voorziet in de gepaste regelgeving, met name door het samen lezen van de artikelen 3 en 24. Artikel 3 gaat over de criteria van toekenning van domeinconcessies. Artikel 24 gaat over de maatregelen die moeten worden genomen bij het vervallen of het intrekken van een project ten gevolge van een vervallenverklaring of verzaking. Dat zullen we, nu de eindtermijn van de eerste offshoreparken nadert, verder moeten opnemen.

 

Krachtens het eerder aangehaalde KB van 20 december 2000 kan de totale duur van een domeinconcessie in principe de 30 jaar niet overschrijden. Sinds 3 juni 2019 en krachtens artikel 6, ten derde, van de elektriciteitswet kunnen de bouw en de exploitatie van een installatie voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, pas worden toegestaan na de organisatie van een concurrerende inschrijvingsprocedure.

 

Er kan worden verwacht dat op dergelijke vooruitzichten wordt geanticipeerd in het federaal ontwikkelingsplan van de netbeheerder.

 

De Interregprojecten worden gewestelijk beheerd. In dat geval is er geen federale betrokkenheid, omdat hierin de industriële ontwikkeling en de rol van de havens worden geviseerd. Wel is er in het internationaal energieagentschap een nieuwe taak met betrekking tot commissioning, waarvoor een federale participatie wordt overwogen.

 

15.03  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

De mogelijke verwijdering van molens is effectief in het KB ingeschreven, daar is geen twijfel over mogelijk. Als men echter overweegt om een gedeelte te hergebruiken in het kader van een repowering, dan lijkt het mij zeer moeilijk om die maximale concessieduur aan te houden, tenzij men een andere speler voort zou laten werken met de bestaande installaties en ze dus niet volledig zouden worden verwijderd. Er bestaat een zeker spanningsveld en ik zou u toch aanraden om die kwestie verder uit te diepen. We moeten immers vermijden dat we in een situatie terechtkomen waarin C-Power alles weghaalt en we vervolgens iemand aanduiden om van nul te starten, wat een verspilling van grondstoffen en tijdverlies zou kunnen impliceren. Er kan immers wel wat tijd zitten tussen de stopzetting van de concessie en de start van de productie van de nieuwe molens, terwijl we eigenlijk maar ruimte hebben voor 4 GW. Dat was de insteek van mijn vraag.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van Kris Verduyckt aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De oproep in het kader van de input van de Europese Green Deal" (55010275C)

16 Question de Kris Verduyckt à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "L'appel dans le cadre de l'instauration du Green Deal européen" (55010275C)

 

16.01  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, er zijn internationaal al wel wat rapporten geschreven over het gebruik van de restkoude die vrijkomt bij het hervergassen van LNG met het oog op de injectie ervan in het aardgasvervoersnet. Daar worden allerlei technische elementen voor onderzocht, onder andere het transporteren van die koude via andere media. Vloeibare lucht en vloeibaar stikstof worden in dat kader soms genoemd. Een aantal specialisten hebben me gewezen op de opportuniteiten op dat vlak.

 

Via Fluxys is ook de federale overheid, weliswaar indirect, betrokken bij de energievraag van de LNG-terminal van Zeebrugge. Het is op dat vlak mogelijk een opportuniteit om de brug te leggen tussen de LNG-terminal en de West-Vlaamse diepvriescluster om na te gaan of een project denkbaar is dat op die manier bijzonder veel energie kan sparen bij deze bedrijven en zo een behoorlijke bijdrage kan leveren op het vlak van energie-efficiëntie. U hebt daarstraks gezegd dat u de Gewesten bij hun betrachtingen wil ondersteunen. Misschien kan dit daarin passen?

 

Ik heb ter zake de volgende vragen.

 

Werden op dit vlak reeds onderzoeken uitgevoerd om deze restkoude op een nuttige manier te kunnen aanwenden? Denkt u dat het nuttig is om deze oefening verder te zetten of op te starten? Bent u bereid hiervoor de nodig initiatieven te nemen, voor zover dat kadert binnen uw bevoegdheden? Denkt u dat het nuttig is over deze mogelijkheden overleg te plegen met uw Vlaamse collega?

 

16.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Wollants, energie-efficiëntie blijft het leidend principe in de energietransitie. Om op dat vlak synergieën te creëren, ben ik uiteraard steeds bereid tot overleg met de gewesten.

 

Meer specifiek met betrekking tot uw vraag over het gebruik van restkoude die vrijkomt uit de hervergassing van LNG kan ik u meedelen dat Fluxys de mogelijkheid al heeft geanalyseerd om de frigorieën van de LNG-terminal te Zeebrugge te hergebruiken. Uit die analyse bleek dat een dergelijk project niet haalbaar is omwille van de volgende redenen: de geografische ligging van de terminal ten opzichte van potentieel geïnteresseerde koudeafnemers; het variërend karakter van de koudeproductie, aangezien het gebruik van de hervergassing van het LNG wordt bepaald door de klanten overeenkomstig de marktbehoeften; de hoge investeringskosten voor de aanpassing van de installatie, en ook voor het cryogeen transport van de koude.

 

Om de energie-efficiëntie te verhogen heeft Fluxys onder meer voor de LNG-terminal te Zeebrugge verschillende energiestudies en -investeringen uitgevoerd. Een concreet voorbeeld van een dergelijke investering is de plaatsing van een open rack vaporizer, waarbij de warmte van het zeewater gebruikt wordt om het koude LNG, min 163 graden Celsius, in gasvorm te brengen, zodat dat gas vervolgens in het gastransportnetwerk van Fluxys geïnjecteerd kan worden.

 

Uit de studies en plannen, die opgesteld werden in het kader van het Vlaams energiedecreet, blijkt dat de LNG-terminal te Zeebrugge tot de wereldtop behoort inzake energie-efficiëntie in vergelijking met andere LNG-terminals in Europa en in de rest van de wereld. Uit de meest recente energiestudie van de LNG-terminal blijkt dat de bijkomende inzet van de open rack vaporizers de meest optimale oplossing is om de energie-efficiëntie nog verder te verhogen. Momenteel loopt er dan ook een studie om verder nog een open rack vaporizer te installeren.

 

16.03  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Ik zal mij nog verder verdiepen in die kwestie om te bekijken wat er mogelijk is. De opportuniteit is er wel om daar zo efficiënt mogelijk mee om te gaan. Het feit dat wij op dat vlak nu tot de wereldtop behoren, betekent niet dat wij op onze lauweren mogen rusten. Als wij de grenzen van de wereldtop verleggen, dan denk ik dat wij de goede richting uitgaan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van Kris Verduyckt aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De oproep in het kader van de input van de Europese Green Deal" (55010275C)

17 Question de Kris Verduyckt à Tinne Van der Straeten (Energie) sur "L'appel dans le cadre de l'instauration du Green Deal européen" (55010275C)

 

17.01  Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag gaat over de Europese mededingingsregels.

 

Mevrouw Vestager, de uitvoerende vicevoorzitter van de Europese Commissie, heeft gezegd dat het interessant zou zijn om het mededingings­beleid te combineren met de Europese Green Deal. Zij heeft op 13 oktober een oproep gedaan die niet alleen bedoeld is voor de minister of andere beleidsmakers maar ook voor de industrie, milieuorganisaties en zo verder.

 

Mevrouw de minister is reeds op de koffie geweest bij mevrouw Vestager. Ik vraag mij dan ook af of zij daarover gesproken heeft en of zij zelf insteken zal doen voor die oproep. Hoe denkt zij de industriesector of andere betrokkenen uit het werkveld te stimuleren om aan deze oproep van mevrouw Vestager gevolg te geven?

 

17.02 Minister Tinne Van der Straeten: Dank u wel voor uw vraag, mijnheer Verduyckt.

 

In coronatijden is het moeilijk om koffie te drinken als er toch nog een fysiek overleg is. Dat hebben we dus niet gedaan toen ik bij mevrouw Vestager was. Mijn ontmoeting met haar vond bovendien ook voor de lancering van haar oproep plaats. Zij had op 20 september wel al een verklaring hierover afgelegd, maar het was niet het voorwerp van ons gesprek. We zijn ook niet afgedwaald tot dit onderwerp.

 

Zal mijn administratie aan de slag gaan met de insteek van deze oproep? U hebt zelf gezegd dat zij vragende partij is voor een brede input als beleidsondersteuning voor haar eigen werk. In die zin zijn de eersten die aangesproken zijn vooral de belanghebbende partijen. De heer Van Peteghem zei vanmorgen op de radio over de fiscale instrumenten dat hij op eenzelfde manier wil werken en hij vraagt ook input aan het werkveld. Op dit punt zal mijn administratie vooral faciliterend moeten optreden en niet de eerste zijn om daarop te antwoorden. Het moet de volle kracht zijn van de verschillende stakeholders, die u zelf opsomt, om die input te verzorgen.

 

Zal ik de energiesector oproepen om hierover mee te denken? Ik kan alleen maar hopen dat de energiesector dit zelf ter harte neemt. Zij zijn het best geplaatst om hier input aan te leveren, gezien het feit dat energie-investeringen zo cruciaal zijn in het kader van de Green Deal, ook in het kader van onze recovery plans en de transmissie die wij moeten doormaken. Een efficiënt regelgevend kader wat betreft staatssteun is daardoor voor hen essentieel. Ik ken de sector een beetje en ik weet dat zij zeer goed volgen wat er gebeurt, zowel nationaal als internationaal. Ik ga er een beetje van uit dat ik daar niet te veel aanmoediging aan zal moeten geven, maar dat zij daarin zelf voldoende proactief zullen zijn.

 

Dit alles bewijst dat ik mij er niet van afmaak door te zeggen dat dit ook de bevoegdheid is van mevrouw Khattabi, maar dat de regering één en ondeelbaar is en dat wij, in het licht van het regeerakkoord, antwoorden kunnen geven op de vragen die ons gesteld worden.

 

De voorzitter: Aan mevrouw Vestager hecht ik veel geloof, dat weet u ook. Hebt u een repliek, mijnheer Verduyck?

 

17.03  Kris Verduyckt (sp.a): Het antwoord van de één-en-ondeelbare-regering volstaat, mijnheer de voorzitter.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.44 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12 h 44.