Commission des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions

Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen

 

du

 

Mercredi 24 mai 2023

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 24 mei 2023

 

Namiddag

 

______

 

La réunion publique de commission est ouverte à 15 h 03 et présidée par Mme Cécile Cornet.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 15.03 uur en voorgezeten door mevrouw Cécile Cornet.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Samengevoegde vragen van

- Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "Het recht op een vergissing na de toekenning van het wettelijk pensioen" (55036192C)

- Anja Vanrobaeys aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "Het jaarverslag van de Ombudsdienst Pensioenen en de IGO" (55036208C)

- Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "Het opnemen van een loopbaanonderbreking i.h.k.v. van de opvoeding van een kind jonger dan 6 jaar" (55036815C)

01 Questions jointes de

- Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Le droit à l'erreur après l'octroi de la pension légale" (55036192C)

- Anja Vanrobaeys à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Le rapport annuel du Service de médiation Pensions et la GRAPA" (55036208C)

- Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "La prise d'une interruption de carrière pour élever un enfant de moins de 6 ans" (55036815C)

 

01.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Ik verwijs naar mijn ingediende vraag, mevrouw de voorzitster.

 

Geachte mevrouw de minister, het Jaarverslag 2022 van de Ombudsdienst Pensioenen is sinds vandaag beschikbaar.

 

Nadat het wettelijk pensioen toegekend en voor de eerste keer uitbetaald is, dan is er volgens de wettelijke bepalingen geen mogelijkheid meer om te verzaken aan het wettelijk pensioen en dit alsnog later op te nemen.

 

De Ombudsman Pensioenen merkt in bemiddelingspogingen op dat de Pensioendienst vaak wel weet dat een gepensioneerde te goeder trouw een vergissing heeft gemaakt, maar dat de wet gewoon geen aanpassingen of compensaties meer toelaat.

 

Mijn vraag aan u is dan ook de volgende:

Heeft een gepensioneerde die te goeder trouw handelt “recht op een vergissing"? Ofte kunnen fouten of vergissingen gecorrigeerd worden wanneer de betrokkene te goeder trouw is?

 

01.02  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Ik verwijs ook naar mijn ingediende vraag, mevrouw de voorzitster.

 

Mevrouw de minister, uit het Jaarverslag van de Ombudsdienst Pensioenen, dat op 21 april werd uitgebracht, blijkt dat  in 2022 1.087 mensen vragen of problemen hebben gemeld of klacht hebben ingediend bij de Ombudsdienst Pensioenen.

 

In de dossiers ziet de Ombudsdienst Pensioenen een aantal problemen en klachten vaak terugkomen. Daarom worden in het jaarverslag een aantal tips gegeven aan toekomstig gepensioneerden om die problemen te vermijden (zelf vervroegd pensioen aanvragen, gebruik van digitaal mandaat en zelf loopbaangegevens nakijken).

 

Naast die tips, geeft de ombudsman een aantal aanbevelingen om zowel de dienstverlening te verbeteren. Zo merkt de dienst op dat er geen recht op vergissing bestaat voor een gepensioneerde die ter goeder trouw is en werpt de vraag op het niet gewenst ​is dat gepensioneerden die ter goede trouw zijn, hun vergissingen kunnen (laten) corrigeren. Dat blijkt vooral een probleem te zijn wanneer gepensioneerden merken dat ze meer belastingen moeten betalen op hun aanvullend pensioen wanneer ze met vervroegd pensioen gaan.

 

Daarnaast vindt de ombudsdienst dat de pensioendienst zelf ook proactiever op zoek mag gaan naar wie alsnog recht heeft op een IGO, om er mee voor te helpen zorgen dat er minder gepensioneerden in armoede leven. Daarom suggereert hij de wetgever om de bestaande wetgeving aan te passen om ervoor te zorgen dat er rekening gehouden mag worden met een “normaal" gebruik van gekregen of gespaard geld.

 

Mijn vragen:

•Heeft u reeds kennis genomen van het Jaarverslag 2022 van de Ombudsdienst Pensioenen? Wat is uw eerste reactie?

•De Ombudsdienst Pensioenen raadt aan dat het IGO niet alleen op 65 jaar automatisch zou worden toegekend, maar dat er op regelmatige tijdstippen een onderzoek zou gebeuren of minstens een algemene communicatie zou gebeuren om de non take up te verminderen. Hoe staat u daar tegenover?

 

01.03  Nahima Lanjri (cd&v): Ik verwijs eveneens naar mijn ingediende vraag, mevrouw de voorzitster.

 

Op 9 mei waren we in deze commissie getuige van een zeer interessante uiteenzetting van de ombudsman pensioenen die het jaarverslag 2022 van de ombudsdienst pensioenen kwam voorstellen. Hierin verwees hij naar klachten in verband met dienstverlening en de berekening van het IGO maar ook de nood aan sensibilisering rond bepaalde onderwerpen.

 

Eén van de meest spraakmakende zaken die het jaarverslag aanhaalde was het ontbreken van de opname van loopbaanonderbreking in kader van de opvoeding van een kind jonger dan 6 jaar voor het bepalen van de pensioenleeftijd.

 

Wanneer mensen een loopbaanonderbreking opnemen om een kind jonger dan 6 jaar op te voeden dan kunnen zij deze periode laten meetellen voor hun pensioenleeftijd. Dit kan maximum voor een totale periode van 3 jaar.

 

Vandaag worden deze gegevens niet automatisch doorgegeven aan de federale pensioendienst waardoor deze periodes ontbreken in de loopbaan. Mensen die thuisbleven om voor hun jonge kinderen te zorgen moeten dus zelf gaan controleren en zelf aangeven aan de federale pensioendienst dat deze periode meetelt voor hun pensioenloopbaan.

 

Heeft u zicht op de omvang van deze problematiek rond de opname van jaren in pensioenberekening in kader van de opvoeding van kinderen jonger dan 6 jaar?

Hoeveel mensen zouden recht hebben op het meetellen van jaren van loopbaanonderbreking voor de bepaling van de pensioenleeftijd?

Hoeveel mensen lopen de opname van loopbaanonderbreking voor de bepaling van de pensioenleeftijd mis?

Zal u de nodige acties ondernemen om ervoor te zorgen dat deze gegevens automatisch ingevuld worden? Indien niet, kan u ervoor zorgen dat mensen proactief een melding krijgen om MyPension te controleren wanneer ze ontbrekende loopbaanperiodes hebben?

 

01.04 Minister Karine Lalieux: Beste collega’s, ik mocht de ombudsman op 12 april ontvangen voor een heel productieve en constructieve werkvergadering. Daarbij complimenteerde ik hem en zijn team voor het uitstekende werk. De aanbevelingen worden grondig geanalyseerd door de Pensioendienst, waarna ook het Beheerscomité zal worden geconsulteerd.

 

Mijnheer Van der Donckt, het recht op een fout is moeilijk af te bakenen en de implementatie ervan zou erg complex en arbeidsintensief zijn voor de administratie.  Er bestaan al correctie­mogelijkheden. Zowel bij de Ombudsdienst als bij de Raad voor uitbetaling van de voordelen kunnen burgers terecht met vragen en verzoeken. Het jaarverslag van de Ombudsdienst wijst op de grote responsiviteit van de administratie op vragen van de Ombudsdienst.

 

Wat de IGO betreft, herhaal ik mijn ambitie, in mijn beleidsverklaring opgenomen, om zoveel mogelijk komaf te maken met non-take-up. We blijven ons ook inspannen om de sociale rechten waar mogelijk te automatiseren. Ook mijn administratie doet er alles aan om zoveel mogelijk non-take-up te vermijden en zich op dat vlak te blijven verbeteren, onder meer door actief deel te nemen aan de werkgroep die hiertoe werd opgericht binnen de FOD Sociale Zekerheid rond de toegang tot sociale rechten.

 

Mevrouw Lanjri, ik wil benadrukken dat het gaat om periodes waarin ouders thuisblijven om te zorgen voor hun kinderen jonger dan zes jaar, zonder dat er loopbaanonderbreking of tijdskrediet werd genoten. Die worden namelijk gelijkgesteld, zowel voor het bepalen van de vroegste pensioendatum als voor het berekenen van een pensioenbedrag. Al sinds 2016 staat er over de zorg voor kinderen jonger dan zes jaar een melding op mypension.be die naar aanleiding van het rapport van de ombudsman verder werd verduidelijkt.

 

De Federale Pensioendienst onderzoekt wat mogelijk is om de burgers actiever op te roepen om bij het bezoek aan mypension.be zijn of haar loopbaan te controleren. Zodra de operationele ruimte het toelaat, zal de Pensioendienst alle loopbanen van burgers van 57 jaar met ontbrekende periodes proactief controleren en waar nodig aanvullen.

 

Wat uw vraag om cijfers betreft, zou ik u willen verzoeken deze als schriftelijke vraag in te dienen, mevrouw Lanjri.

 

01.05  Nahima Lanjri (cd&v): Ik had nog een tweede vraag over de zorg van onthaalouders.

 

01.06 Minister Karine Lalieux: Mijn administratie kan daar nog geen antwoord op geven.

 

01.07  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, ik heb onthouden van de Ombudsdienst dat er veel minder klachten waren sinds we die controleprocedure hebben vermenselijkt. Dat is toch wel een stap vooruit. Ook het mandaat voor de mutualiteiten en het middenveld is een stap vooruit. Het is wel spijtig dat mensen in de loop van hun pensioen denken dat ze er geen recht op hebben, terwijl ze toch in aanmerking komen. Ik steun dus het voorstel om wel om de zoveel jaar te bekijken of ze er geen recht op hebben en het dan toch automatisch toe te kennen.

 

Ik heb begrepen dat het recht op vergissing complex is en heel veel mankracht vraagt. Sommige van die vergissingen zijn heel schrijnend. Dat zou ook maar voor een beperkte periode gelden. Ik zou erop willen aandringen dat dit verder nagegaan wordt. We moeten net zoals bij de IGO-procedure menselijk blijven in de toekenning van die pensioenen.

 

01.08  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, uw antwoord was eerder negatief. Ik sluit mij aan bij het laatste gedeelte van de repliek van mevrouw Vanrobaeys. Het is inderdaad jammer. Uw antwoord was dat het administratief te lastig is om het verder te onderzoeken. Er zijn inderdaad wel wat zijwegen die men kan bewandelen, via de federale Ombudsdienst enzovoort. Het is toch wel jammer. In het kader van de menselijkheid zou het misschien wel aangewezen zijn dat u toch wat grondiger laat onderzoeken of het alsnog niet gecorrigeerd zou kunnen worden wanneer zo’n vergissing te goeder trouw begaan is. Het excuus dat het administratief te lastig is, is toch wat zwak.

 

01.09  Nahima Lanjri (cd&v): Mevrouw de minister, de vragen die ik gesteld had in verband met de gelijkstelling van de periodes betreffen de periodes waarvoor men geen uitkering kreeg. De rest is wel al gelijkgesteld. Het was zelfs voor de meesten van ons in de commissie een verrassing dat dit bestond. Veel mensen weten dat niet. Als mensen het niet weten en ze worden er niet over bevraagd, dan weten ze niet dat ze daar wel pensioenrechten voor kunnen opbouwen, voor een beperkte periode dan. Ik heb ook begrepen van de ombudsman dat er al een verbetering is, maar dat het nog niet op punt staat. U zegt nu dat u dat verder op punt zal stellen, om zeker te vermijden dat mensen die echt niet wisten dat dit kon en voor wie mypension.be onvoldoende vragen stelt om die informatie te krijgen hun rechten zouden verliezen.

 

Ook hier is het belangrijk dat mensen automatisch datgene krijgen waarop zij recht hebben. Alleen begrijp ik wel dat er ter zake vragen moeten worden gesteld. De kwestie is immer heel specifiek. De betrokkene moet hebben onderbroken voor de opvoeding van een kind, waarvoor hij of zij geen uitkering heeft gekregen en die persoon moet binnen een periode van vijf jaar aan het werk gaan. Er zijn dus wel enige voorwaarden. Ik hoop dat dit verder op punt wordt gesteld want vandaag zijn er nog gaten in het systeem.

 

Ten tweede, ik ben ook blij dat er met betrekking tot de IGO eindelijk verbetering is gekomen. U weet dat ik daarover een wetsvoorstel had, dat ondertussen echter achterhaald is, omdat de situatie door de praktijk of door uw koninklijk besluit is gewijzigd en de toestand nu veel beter is. De ombudsman heeft ook aangegeven dat er bijna geen klachten meer zijn. Dat is een goede zaak.

 

Ik sluit mij echter wel aan bij de beide andere vraagstellers, zowel mevrouw Vanrobaeys van de meerderheid als de heer Van der Donckt uit de oppositie, wat betreft het recht op een fout of een vergissing. Ik heb het nog gevraagd en de ombudsman heeft heel duidelijk aangegeven dat er op dat punt wettelijk moet worden ingegrepen. Ik heb nog gevraagd of de Pensioendienst als het om een menselijke fout gaat, die niet gewoon kan rechtzetten. Kan de Pensioendienst bij bepaalde zaken niet beslissen dat het gewoon om een menselijke vergissing gaat? De ombudsman heeft op die vraag geantwoord dat het niet kan. De wet is zo strikt dat er geen ruimte is om bepaalde zaken die gewoon voortvloeien uit een menselijke vergissing te interpreteren. De ombudsman geeft zelf aan dat hij of zijn dienst niet volstaat om de vergissing recht te trekken.

 

Wanneer de ombudsman zelf al opmerkt dat dit wettelijk moet worden geregeld, dan kan u in uw hoedanigheid van minister misschien toch het initiatief nemen om daar wettelijk iets aan te veranderen, tenzij u dat initiatief verwacht van het Parlement. Anders verwijzen de diensten immers naar elkaar. De Pensioendienst meldt dat het kan worden opgelost door de ombudsman. De ombudsman repliceert echter dat hij het niet kan oplossen omdat de regeling wettelijk moet worden aangepast. De Pensioendienst en de ombudsman voor de Pensioenen hebben al samengezeten. Er is dus al vastgesteld dat ter zake echt een wetgevend initiatief nodig is. Ik heb ook gevraagd of het niet anders kan. De ombudsman heeft duidelijk neen geantwoord.

 

Mevrouw de minister, ik hoop dat u de kwestie met uw administratie bekijkt, om na te gaan of er wel voldoende ruimte is om binnen de marges van de wet menselijk om te gaan met vergissingen. Als de ombudsman of de diensten vaststellen dat dit buiten de wet valt en dat de wet moet worden aangepast, dan moet er een kleine wetsaanpassing komen om de administratie enige ruimte te geven, zonder dat alles expliciet in de wet moet worden opgenomen. Wij willen in de wet niet zetten welke fouten er kunnen zijn. Wel kunnen wij in de wet enige ruimte aan de administratie geven om bepaalde fouten te interpreteren. Dat kan een optie zijn. Ik hoop dat u daarmee aan de slag wilt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Nahima Lanjri aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De loopbaanvoorwaarden voor onthaalouders i.h.k.v. de opvoeding van een kind jonger dan 6 jaar" (55036816C)

02 Question de Nahima Lanjri à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Les conditions de carrière pour les accueillants désirant élever un enfant de moins de 6 ans" (55036816C)

 

02.01  Nahima Lanjri (cd&v): Ook voor deze vraag verwijs ik naar mijn ingediende tekst, mevrouw de voorzitster. Ter verduidelijking, met 'ons wetsvoorstel' bedoel ik het wetsvoorstel dat we begin januari samen met de PS hebben ingediend.

 

Mevrouw de minister, recent ontvingen wij signalen van onthaalouders die loopbaanonderbreking namen maar bij wie deze perioden van loopbaanonderbreking niet meetellen voor de berekening van de pensioenleeftijd. Dit zou komen omdat het beroep als onthaalouder niet officieel als werk erkend werd.

 

Wanneer mensen een loopbaanonderbreking opnemen om een kind jonger dan 6 jaar op te voeden dan kunnen zij deze periode laten meetellen voor hun pensioenleeftijd. Dit kan maximum voor een totale periode van 3 jaar en onder bepaalde voorwaarden.

 

Een van deze voorwaarden is het opnieuw aan het werk gaan na 5 kalenderjaren. Desondanks kunnen veel vrouwen die binnen 5 jaar opnieuw aan het werk gaan als onthaalouder toch de loopbaanonderbreking niet opnemen in hun pensioenloopbaan. De gewerkte periode als onthaalouder wordt door de federale pensioendienst niet officieel erkend als werk. Hierdoor worden de jaren in loopbaanonderbreking niet opgenomen in de berekening van de pensioenloopbaan.

 

Met ons wetvoorstel voorzagen we al een hoger en rechtvaardiger pensioen voor onthaalouders. Als we het echt menen met respect voor het werk van onthaalouders dan moeten we verder gaan en ook op deze problematiek een antwoord formuleren.

 

Was u op de hoogte van deze problematiek?

 

Wordt het statuut van onthaalouders officieel erkend als gewerkte periode in kader van loopbaanonderbreking voor mensen die vanaf 2023 met pensioen gaan?

 

Indien niet, welke maatregelen zal u nemen om dit mogelijk te maken zodat onthaalouders dezelfde rechten krijgen als andere werkenden in verband met hun pensioenleeftijd?

 

02.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Lanjri, het is inderdaad jammer dat sommige onthaalouders door het ontbreken van een werknemersstatuut vóٕór 2003 die jaren niet kunnen valoriseren als werk en die jaren dan ook niet worden meegeteld voor de pensioenleeftijd in het kader van loopbaanonderbreking. Voor die jaren werden geen sociale bijdragen betaald. In theorie zou men die jaren inderdaad kunnen meetellen voor de toegang tot de loopbaanonderbreking, maar zoals het parlementaire debat over het minimumpensioen voor onthaalouders en meewerkende echtgenoten heeft aangetoond, is dat in de praktijk onmogelijk juridisch te operationaliseren. Het probleem is namelijk te vinden in de bewijslast. Indien we de loopbaanonderbreking voor onthaalouders willen toestaan, hebben we bewijs nodig van alle jaren die als onthaalouder werden gepresteerd vóór 2003. De Federale Pensioendienst (FPD) kan evenwel niet traceren welke loopbaanjaren men vóór 2003 daadwerkelijk als onthaalouder heeft gewerkt.

 

Bovendien lijkt me de bewijslast via alle middelen van recht niet de juiste oplossing. Indien ik die piste zou toestaan, wil ik niet dat er mensen misbruik van zouden kunnen maken. De kans op fraude is helaas te groot.

 

We hebben trouwens al het pensioen voor onthaalouders verhoogd door de toegang tot de minimumpensioenen te versoepelen en zodoende de jaren als onthaalouder na 2003 extra te valoriseren. Dat is evenwel iets helemaal anders dan het recht op vervroegd pensioen, waarnaar u in uw vraag verwijst. Het is een kwestie van rechtvaardigheid om het pensioen te verhogen van iemand die twintig jaar onthaalouder is geweest, maar het lijkt me moeilijk te verdedigen om dezelfde persoon eveneens sneller toegang te geven tot het vervroegd pensioen.

 

We kunnen dus niet zomaar het principe toepassen dat werd gehanteerd in het kader van de toegang tot het minimumpensioen. Zoals ik reeds gezegd heb, beschikt de FPD niet over de nodige gegevens voor 2003, aangezien er voor dat jaar geen formeel statuut bestond voor onthaalouders. Dat betekent dat noch daadwerkelijk gewerkte periodes, noch periodes van onderbreking van de loopbaan kunnen worden erkend voor het pensioen.

 

Bovendien zou dezelfde redenering moeten worden doorgetrokken naar meewerkende echtgenoten voor wie een gelijkaardige problematiek bestaat.

 

Het lijkt mij dan ook beter om die piste te laten rusten en vooral werk te maken van een sociaal rechtvaardige pensioenhervorming voor iedereen. Dat is alleszins mijn prioriteit.

 

02.03  Nahima Lanjri (cd&v): Ik twijfel of u op de juiste vraag geantwoord heeft.

 

02.04 Minister Karine Lalieux: De vraag behandelde toch de loopbaanvoorwaarden van onthaalouders in het kader van de opvoeding van het kind?

 

02.05  Nahima Lanjri (cd&v): U had het over het vervroegd pensioen en daarover ging mijn vraag niet. Daarom was ik even in de war. Daarover heb ik vroeger wel een vraag gesteld. Maar goed, ik zal het nakijken.

 

Hoe dan ook, mevrouw de minister, u betreurt de situatie. Uiteraard is het niet evident om de jaren dat men onthaalouder is geweest, te laten meetellen, aangezien er geen sociale bijdragen werden betaald. Ik besef dat en heb daarvoor een wetsvoorstel ingediend. Wij hebben uiteindelijk een compromis gevonden en gewerkt met een verhoogde coëfficiënt, waardoor de toegang tot het minimumpensioen is verbeterd. Dat is een goede zaak.

 

De formule met de verhoogde coëfficiënt voor de toegang tot het minimumpensioen, die zorgt voor een beter pensioen, zou men toch ook kunnen gebruiken om de berekening in jaren te verbeteren? Daardoor geven we de onthaalouders die vanaf 1 januari 2023 op pensioen zijn gegaan, niet alleen een iets beter pensioen, maar tellen ook jaren die ze toen hebben gewerkt, mee. Blijkbaar geloven we toch dat ze toen hebben gewerkt, want anders zouden we hun geen verhoogde coëfficiënt hebben toegekend. Daarmee erkennen we hun werk als onthaalouder, anders zouden we nooit een wetsvoorstel hebben goedgekeurd om hun pensioen met een coëfficiënt te verhogen. Sinds 1 januari is er dus een andere realiteit. Vroeger betaalde men geen sociale bijdragen en dus erkende men het werk niet. Sinds 1 januari erkennen we dat wel door te werken met een verhoogde coëfficiënt, wat positief is. Ik heb dat voorstel samen met mevrouw Thémont ingediend. We zouden die redenering ook kunnen toepassen op de jaren dat iemand een paar jaar voor zijn kind heeft gezorgd. Dat zou in de carrière van die vrouw kunnen meetellen. Voor werkenden met een andere job tellen de jaren die ze voor een kind hebben gezorgd en geen uitkering hebben gekregen, mee voor de pensioenopbouw. Die jaren kunnen worden gevalideerd.

 

Waarom kan dat niet voor onthaalouders, waarvan we per 1 januari erkennen dat ze effectief onthaalouder waren? Ik zou graag die piste onderzoeken. We hebben al een eerste stap gezet. Dat kan maximaal voor een periode van drie jaar. We leven nu in een andere realiteit. Ik hoop dat u dat wilt onderzoeken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De pensioenhervorming" (55036358C)

03 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "La réforme des pensions" (55036358C)

 

03.01 Minister Karine Lalieux: Ik heb geen nieuws.

 

03.02  Wim Van der Donckt (N-VA): Dat dacht ik al, mevrouw de minister, ik hoef de vraag eigenlijk niet eens te stellen. Ik heb mijn vraag ingediend vóór de plenaire vergadering vorige woensdag.

 

03.03 Minister Karine Lalieux: Het is dezelfde vraag.

 

03.04  Wim Van der Donckt (N-VA): Ja, ik weet dat het dezelfde vraag is, maar intussen hebt u op die paar dagen tijd, mogelijk met Onze-Lieve-Heer-Hemelvaart, het licht gezien en is er wat beterschap inzake de agendering. U laat uitschijnen dat er geen nieuws is.

 

Toch wil ik nog een bijkomend vraagje stellen, als u mij toestaat, en ook omdat ik recht heb op twee minuten spreektijd.

 

Ongetwijfeld hebt u kennis van het regeerakkoord. Vindt u echt dat het voorstel dat u op tafel hebt gelegd, maar dat nog niet geagendeerd is, volledig invulling geeft aan het regeerakkoord? Ik zie in uw voorstellen namelijk weinig of geen elementen die de verschillende stelsels in dit land harmoniseren.

 

Iedereen is bezorgd om de vergrijzingskosten, ook Europa, dat er met argusogen naar kijkt. U zult dat probleem niet oplossen, dat is evident, maar die kosten moeten wel onder controle gehouden worden. Tot nu toe hebt u maatregelen genomen die best verdedigbaar zijn, maar die de vergrijzingskosten enkel verhoogd hebben. Uw maatregelen leiden niet tot een beheersing van de vergrijzingskosten. Nochtans staat dat in het regeerakkoord.

 

Mevrouw de minister, misschien kunt u op die vragen antwoorden in het kader van het pensioendebat.

 

03.05 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Van der Donckt, ik kan alleen maar herhalen dat alle elementen op tafel liggen en dat er verder rond gewerkt wordt. Verder herhaal ik ook dat ik een voorstel heb gedaan dat voor sociale en financiële duurzaamheid zorgt, zoals in het regeerakkoord werd ingeschreven. Bijgevolg is het nu aan de eerste minister om de agenda zo te organiseren dat we alles zo snel en zo goed mogelijk kunnen afronden. Ik ben nog positief.

 

03.06  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, het siert u dat u positief blijft. In uw plaats zou ik ontmoedigd geweest zijn of zou ik wat harder met de vuist op tafel hebben geklopt. Maar goed, iedereen heeft zijn stijl. U sprak over het sociale, maar wat mij vooral interesseert…

 

03.07 Minister Karine Lalieux: Ik sprak ook over het financiële aspect, mijnheer Van Der Donckt.

 

03.08  Wim Van der Donckt (N-VA): U sprak inderdaad ook over de financiële kant, maar dat zou ik nog eens in de cijfers willen zien. Ik meen immers dat u op cijfermatig vlak het regeerakkoord niet naleeft, want u hebt de uitgaven zeer sterk verhoogd. De verhoging van de minimumpensioenen kost geld, maar er werden geen compenserende maatregelen genomen om dat op te lossen. Dat is echter een geheel andere discussie en ik zal daar later op terugkomen wanneer uw plannen, hopelijk voor 21 juli, geconcretiseerd kunnen worden.

 

03.09 Minister Karine Lalieux: Dat hoop ik ook.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De aanpassing van alle pensioenen vanaf de maand volgend op de overschrijding van de spilindex" (55036391C)

04 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "L'adaptation de toutes les pensions à partir du mois qui suit le dépassement de l'indice pivot" (55036391C)

 

04.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, dit is een opvolgvraag. In de commissievergadering van 4 mei 2022 hebt u hier al deels op geantwoord. De problematiek werd aangekaart door de Ombudsdienst Pensioenen, die voorstelde om de indexaanpassing voor de pensioenen die op de eerste werkdag van de maand worden betaald al in de eerste maand na overschrijding van de spilindex door te voeren. Een jaar geleden suggereerde ik al een aanpassing van de wet van 1 maart 1977, meer bepaald van artikel 6, paragraaf 3. Op 4 mei antwoordde u dat er geen voorstel van aanpassing voorlag, maar u vond het wel nuttig om dat voorstel van de Ombudsdienst Pensioenen verder te onderzoeken. U zou daarover een brief schrijven aan Ethias. U kent de problematiek: bij Ethias gebeurt de indexaanpassing pas na twee maanden. Daar zit ergens een ongelijkheid, afhankelijk van wie het pensioen uitbetaalt.

 

Hebt u die brief verzonden? Ik veronderstel van wel, maar hebt u daar ook antwoord op gekregen?

 

Kreeg u zicht op de praktische aspecten en de financiële gevolgen van een eventuele aanpassing? Denkt u er op basis van die info aan om toch een voorstel van aanpassing op tafel te leggen? Waarom wel of waarom niet?

 

04.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Van der Donckt, de Ombudsdienst Pensioenen stelt inderdaad voor om ook voor de pensioenen die op de eerste werkdag van de maand worden betaald de indexaanpassing al in de eerste maand na de overschrijding van de spilindex door te voeren. Hiervoor moet de wet van 1 maart 1977 worden aangepast.

 

Op de vraag die u mij hierover vorig jaar hebt gesteld, heb ik geantwoord dat ik eerst een duidelijk zicht wilde krijgen op alle praktische aspecten en financiële gevolgen van een eventuele aanpassing. Vandaag beschik ik over onvoldoende informatie om een beslissing te kunnen nemen. Ik wacht op meer concrete informatie, waaronder ook de budgettaire impact. Een dergelijke aanpassing zal immers leiden tot hogere pensioenuitgaven, in het bijzonder voor de gemeenten. Er mag niet uit het oog worden verloren dat er naast Ethias, dat ik hierover een brief heb geschreven, nog andere instellingen zijn die overheidspensioenen uitbetalen zonder tussenkomst van de Federale Pensioendienst.

 

Het gaat onder meer over de instellingen Cipal Schaubroeck, Hydralis en Ogeo Fund. Tevens zijn er 330 provinciale en gemeentelijke administraties die zelf pensioenen voor politieke mandatarissen betalen. De wetswijziging vergt een wijziging van procedures en informaticaprogramma’s. De impact hiervan is vandaag niet gekend en dus kan ik niet met kennis van zaken beslissen. Zoals altijd wordt de opvolging van aanbevelingen van de ombudsmannen voortgezet en wordt er ingezet op een zo efficiënt mogelijke werking voor iedereen.

 

04.03  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor het antwoord dat eigenlijk geen antwoord is. Het is ondertussen bijna juni 2023. Dat is meer dan een jaar na 4 mei 2022. U zegt dat u nog altijd niet beschikt over de praktische informatie. Hebt u er een zicht op wanneer u daar wel over zult beschikken? Niet? Dat is een beetje jammer. Misschien moet ik dan zelf het initiatief nemen en een wetsvoorstel indienen tot wijziging van die wet. Er zit ergens een discriminatie. Daar kiezen de mensen niet altijd voor en dat moet dus gelijkgetrokken worden. Iedere Belg is gelijk voor de wet, zeker de mensen die allemaal gewerkt hebben voor de overheid. Iedereen moet evenveel krijgen, onafhankelijk van wie dat uitkeert. Ik ga ervan uit dat u verder onderzoek verricht om dat probleem te verhelpen. Anders zal ik u een steuntje geven.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Steven Creyelman aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De achterstand bij de aflevering van gehandicaptenparkeerkaarten" (55036617C)

05 Question de Steven Creyelman à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Le retard dans la délivrance des cartes de stationnement pour personnes handicapées" (55036617C)

 

05.01  Steven Creyelman (VB): Mevrouw de minister, ik vertel u niets nieuws dat de achterstand bij de beoordeling van de aanvraag van een gehandicaptenparkeerkaart aanzienlijk is en soms tot meer dan een half jaar oploopt. Dat leidt in bepaalde gevallen zelfs tot de pijnlijke situatie waarbij de aanvrager is overleden, nog voor het dossier is beoordeeld of nog voor de kaart in kwestie kon worden afgeleverd.

 

Ten eerste, wat zijn de oorzaken van de achterstand in de behandeling van de dossiers?

 

Ten tweede, welke elementen in het behandelingstraject van de dossiers zijn vatbaar voor verbetering?

 

Ten derde, uit de media leer ik dat u niet op mijn vraag heeft gewacht en alvast 50 miljoen extra hebt geïnjecteerd in de betrokken diensten om het probleem structureel aan te pakken. Hiervan zou een aanzienlijk deel worden aangewend om het personeelstekort weg te werken. Zo zouden er naar verluidt al 70 extra personeelsleden zijn aangeworven. Kunt u bevestigen dat die effectief aan de slag zijn? Indien ja, in welke functies? Wordt er nog bijkomend personeel aangeworven? U knikt ja, dat is alvast goed nieuws. Op welke termijn en in welke functies? Aan welke andere elementen zal de 50 miljoen worden besteed?

 

Ten vierde, een van de pijnpunten is de wachttijd bij de controleartsen van de FOD Sociale Zekerheid. Hoe staat u tegenover de kritiek als zouden controleartsen moeilijk kunnen beoordelen hoe noodzakelijk de gehandicaptenparkeerkaart is voor de betrokken patiënt? Hoe staat u tegenover het geven van meer verantwoordelijkheid aan de behandelende artsen, aangezien zij toch goed geplaatst zijn om de noodzakelijkheid van een gehandicaptenparkeerkaart ten behoeve van hun patiënten in te schatten?

 

05.02 Minister Karine Lalieux: De wachttijden bij de DGHAN zijn al langer een probleem. Sinds mijn aantreden heb ik erop aangedrongen de achterstand weg te werken en nieuwe aanvragen sneller te verwerken. Zo worden parkeerkaarten nu tweemaal per week in plaats van wekelijks opgestuurd. We onderzoeken ook of de aanvragen automatisch kunnen worden behandeld, door de medische controles voor de toekenning van uitkeringen te combineren met die voor de parkeerkaart. Hierdoor zou de betrokkene al de onderzoeken in één keer kunnen doen, wat tijd bespaart, ook voor het personeel.

 

De regering wil dat de DGHAN de aanvragen sneller, maar even correct behandelt. Daarvoor is een budget van 5 miljoen uitgetrokken voor 2022, 2023 en 2024 en geen 50 miljoen, jammer genoeg. Met die middelen kan de dienst het Excellent Plan uitvoeren. Dat plan omvat verbeteringen op het vlak van onder andere communicatie, toegankelijkheid, verwerking van dossiers en beleidsvoorbereiding. In dat kader wordt extra personeel aangeworven, onder andere om de evaluatieteams te versterken. Zo zijn er vorig jaar vijftien evaluatie-assistenten, van maatschappelijk werkers, psychologen, verpleegkundigen tot ergotherapeuten aangeworven. Dit jaar worden er tien assistenten gerekruteerd en volgens jaar nog eens vijf. Tegen eind 2024 komen er dus, naast de controleartsen, dertig evaluatoren bij. Het doel van al de nieuwe aanwervingen is in elk centrum een multidisciplinair team samen te stellen. Dat team moet het werk van de artsen verlichten en aanvullen in overeenstemming met de aanbevelingen van het VN-verdrag.

 

05.03  Steven Creyelman (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik ben blij dat we het er beiden over eens zijn dat de wachttijden in bepaalde gevallen onaanvaardbaar lang zijn. Daarom vind ik het zeer bewonderenswaardig dat u 5 miljoen euro per jaar investeert in de betrokken diensten. Dat is een aanzienlijke investering om de wachttijden in te korten.

 

Ik begrijp dat u misbruik wilt tegengaan. Anderzijds gaat het hier ook wel om wantrouwen tegenover de patiënten. Als het systeem van controleartsen wordt ingevoerd, zegt men impliciet dat een aantal mensen die kaart enkel voor hun plezier aanvraagt, terwijl dat in 99,9 % van de gevallen niet zo is. Daarbovenop is het ook een vorm van wantrouwen tegenover de behandelende artsen van de patiënten zelf. Impliciet zegt men eigenlijk dat de behandelende artsen onjuiste verklaringen zouden afleggen over hun patiënten. Dat is volgens mij toch ook niet steeds het geval.

 

Misschien moet u daarom niet enkel investeren in bijkomend personeel en bijkomende evaluatoren, maar ook de procedure herdenken. Het is misschien een idee om een stuk van de verantwoordelijkheid te leggen bij de behandelende artsen. In die zin kunt u de procedure herdenken, zodat u niet enkel de controleartsen voor hun verantwoordelijkheid stelt. Daarvoor kunt u bijvoorbeeld steekproeven uitvoeren. Maar het zou ook een idee kunnen zijn om de arts die de patiënt behandelt, de aanvraag te laten doen en zijn verantwoordelijkheid te laten nemen. Als die dan onjuiste verklaringen bezorgt aan uw diensten, kan de arts daarvoor bestraft worden. Op die manier doet u volgens mij niet enkel de inspanning om bijkomend te investeren, maar maakt u de procedure ook efficiënter. Dat levert u een win-winsituatie op.

 

Ik bedank u alvast voor uw antwoord en voor de geleverde inspanning.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- Anja Vanrobaeys aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "Het kleine aanvullende pensioen" (55036629C)

- Dieter Vanbesien aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "Het verdampen van het pensioenbedrag" (55036339C)

06 Questions jointes de

- Anja Vanrobaeys à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Les petites pensions complémentaires" (55036629C)

- Dieter Vanbesien à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "La diminution du montant de la pension" (55036339C)

 

06.01  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, tijdens de hoorzitting met de Ombudsdienst Pensioenen maar ook vooral in de kranten wees de ombudsman erop dat een paar duizend mensen met een laag pensioen en een beperkte tweede pijler door de sociale bijdragen die zij daarop moeten betalen, hun aanvullend pensioen quasi volledig zien terugvloeien naar de sociale zekerheid. Het zou gaan om een wettelijk brutopensioen tussen 1.790 euro en 1.880 euro en een beperkt aanvullend pensioen van 5.000 euro à 15.000 euro per jaar.

 

De Nationale Arbeidsraad had in de twee adviezen die hij ter zake in 2022 uitgebracht, gevraagd de onrechtvaardige situatie recht te zetten. De NAR had gevraagd daarvoor de nodige middelen vrij te maken, want die rechtzetting vraagt uiteraard een aantal middelen.

 

Ik weet dat u een oplossing op tafel hebt gelegd. Zij is echter niet weerhouden.

 

Daarom zou ik het volgende willen vragen.

 

Kunt u een stand van zaken geven? Hoe komt het? Zal er op termijn een oplossing voor het probleem worden uitgewerkt?

 

06.02  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, mevrouw Vanrobaeys heeft de context al geschetst. In de pers is onlangs behoorlijk wat aandacht gevestigd op het bewuste hiaat in de pensioenwetgeving dat ervoor zorgt dat bij een paar duizend mensen het pensioenbedrag zelfs daalt. De exacte getallen heeft mevrouw Vanrobaeys daarnet opgesomd. Feit is dat de betrokkenen door de berekeningswijze van de sociale bijdrage op de combinatie van hun eerste en tweede pijler erop achteruitgaan.

 

Ik neem aan dat u het met mij eens bent dat zoiets onaanvaardbaar is en dat wij het probleem zo snel mogelijk moeten remediëren. Ook de sociale partners zijn daarvan overtuigd. Ik heb begrepen dat de begrotingscontrole niet heeft geleid tot een oplossing. Ik heb wel begrepen dat u de oplossing voor het probleem in het verleden al op de regeringstafel hebt gelegd.

 

Wat is de stand van zaken in het dossier? Is er een zicht op een landing of een oplossing?

 

Kunt u meer uitleg geven bij de kostprijs? U hebt aangegeven dat uw voorstel van oplossing zowat 17 miljoen euro zou kosten. Is die 17 miljoen euro een jaarlijks bedrag? Meent u dat de kostprijs doorheen de tijd zal dalen door de toename van het aantal mensen dat meer pensioenrechten en een groter aanvullend pensioen opbouwt?

 

06.03 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Vanrobaeys, mijnheer Vanbesien, het klopt wat u zegt. De huidige berekening van de ZIV-bijdrage bevat enkele onrechtvaardigheden. Wij hebben dit al vaak besproken.

 

Vooral begunstigden van een bescheiden aanvullend pensioenkapitaal kunnen hierdoor worden getroffen. In sommige gevallen kan het gebeuren dat zij na verloop van tijd meer betalen aan extra ZIV-bijdragen dan het bedrag van hun pensioenkapitaal. Dit is onrechtvaardig, maar ook nefast voor het vertrouwen in het aanvullend pensioen.

 

Het is nog steeds mijn vast voornemen dit probleem aan te pakken. Ook de sociale partners hebben hierom gevraagd, en in de afspraken van 6 april 2023 heeft de G10 een specifieke oplossing vooropgesteld.

 

Dit komt neer op een jaarlijkse kostprijs van ongeveer 21 miljoen euro voor een groep van 65.319 gerechtigden. Deze kostprijs blijft min of meer constant over de jaren heen. Er werd beslist dit dossier toe te voegen aan de discussie over de pensioenhervorming, waarbij ik herhaal dat alle kaarten reeds geruime tijd op tafel liggen, maar dat het de eerste minister is die de agenda bepaalt.

 

06.04  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Uiteraard hangt hier een prijskaartje aan vast, maar ik vind het echt schrijnend. Ik ben voorstander van een sterk wettelijk pensioen. Ik weet waarom ik dat zeg. Zeker voor de mensen die een laag wettelijk pensioen hebben, en die daar een klein bedrag bij gespaard hebben of die dit aan het sparen zijn, schiet daar, gelet op de inflatie, weinig van over.

 

Als daarbovenop door de belastingen er niets meer van overschiet, vraag ik mij af waar wij mee bezig zijn.

 

Het is wel niet van de baan, het wordt toegevoegd aan de discussie over de pensioenhervorming, waarvan de eerste minister de agenda bepaalt, maar ik hoor dat zijn partij voorstander is van een veralgemening van de tweede en de derde pensioenpijler…

 

06.05 Minister Karine Lalieux: (…)

 

06.06  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Ja maar, het moet de moeite zijn. Ik ben voor een versterking van het wettelijk pensioen.

 

De voorzitster: Mevrouw de minister, mevrouw Vanrobaeys heeft het woord.

 

06.07  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Als u zegt dat u voor een veralgemening bent, dan moet het wel opbrengen voor die mensen. Het is echt schrijnend… Ik hoop dat het in de pensioenhervorming geregeld wordt. Maar ik dring toch aan op een snelle oplossing. U zegt voor een veralgemeende tweede pijler te zijn. Dat betekent dat u dit probleem ook zult oplossen. Anders bent u niet eerlijk tegenover die mensen.

 

06.08  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, we zijn het alvast eens dat over het feit dat dit onrechtvaardig is. Het gaat om een groep kwetsbare mensen, niet om de grootverdieners, niet de mensen met de hoge pensioenen. Het gaat om mensen voor wie elke euro telt. Zij hebben het geluk om een tweede pensioenpijler te hebben maar ze hebben de pech dat het maar een heel bescheiden pijlertje is. Dat die kleine aanvulling voor de volle honderd procent wordt wegbelast, is onaanvaardbaar en onrechtvaardig.

 

Laat ons dat probleem dringend aanpakken, al dan niet binnen de pensioenhervorming, maar wel nog tijdens deze legislatuur.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "Extra kredieten voor het aanvullend pensioen van contractuele ambtenaren van lokale besturen" (55036691C)

07 Question de Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Les crédits additionnels pour la pension complémentaire des contractuels des administrations locales" (55036691C)

 

07.01  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, in de laatste begrotingscontrole wou u 80 miljoen euro extra vrijmaken om lokale besturen financieel te ondersteunen bij de opbouw van de tweede pensioenpijler voor contractuele ambtenaren. De cijfers tonen aan dat voornamelijk besturen uit het Vlaamse en Brussels Hoofdstedelijk Gewest hiervan werk gemaakt hebben en de Waalse lokale besturen in mindere mate. We zijn intussen bijna twee jaar verder, nadat Belfius en Ethias het beheer van het consortium opzegden.

 

Mevrouw de minister, wil u in deze extra kredieten voorzien als beloning voor lokale besturen die wel werk gemaakt hebben van een tweede pensioenpijler voor hun contractuele ambtenaren? Of diende dit als financiële ondersteuning voor de lokale besturen die hiervan geen werk gemaakt hebben? Zult u dit voorstel opnieuw op tafel leggen tijdens de besprekingen over de pensioenhervorming?

 

07.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Samyn, ik verwijs naar het antwoord op dezelfde vraag in de laatste commissie. Er werd een engagement genomen om hiervoor een oplossing te vinden in de komende maanden, met oog voor de budgettaire situatie en de voorzienbaarheid voor de besturen.

 

Die oplossing is er vandaag nog niet, maar deze regering is niet blind voor de realiteit van de verschillende gemeenten en lokale administraties.

 

07.03  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Sta mij toe te zeggen dat het opnieuw de Vlaamse provincies en de plaatselijke Vlaamse besturen waren die het heft toen in eigen handen namen en onmiddellijk na die beslissing in 2021 naar een oplossing voor hun contractuele ambtenaren zochten.

 

U zult zich ongetwijfeld ook herinneren dat er op 7 december 2021 nog geen oplossing voor de Waalse contractuele ambtenaren was en dat men toen de hulp van de federale regering inriep. Zou het kunnen zijn dat de betrokken overheid het probleem een beetje heeft onderschat, is dan de vraag.

 

Ik hoor dat er momenteel nog geen oplossing is. Ik zal hier zeker op terugkomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De terugvordering van het rustpensioen" (55036692C)

08 Question de Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Le recouvrement de la pension de retraite" (55036692C)

 

08.01  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, ik heb een schrijnende getuigenis ontvangen van een persoon wiens volledige rustpensioen werd teruggevorderd omdat zijn inkomsten uit werk hoger lagen dan het wettelijk bepaalde bedrag van 7.389 euro. Hij moest echter niet gewoon het bedrag terugbetalen dat hij boven dit plafond verdiende, maar het volledige ontvangen rustpensioen.

 

Deze persoon ging met vervroegd pensioen nadat hij 38 jaar samen met zijn echtgenote een bakkerij uitbaatte. Hij maakte deze keuze om voor zijn vrouw te zorgen, die te kampen had met verschillende medische problemen. In de betrokken periode kluste hij bij als schoolbuschauffeur. Wegens de nijpende tekorten op de arbeidsmarkt smeekte de school hem om dat te blijven doen. Hij kwam hieraan tegemoet om de school en de ouders uit de nood te helpen, maar het had helaas een financieel drama voor hemzelf tot gevolg. De betrokkene gaf aan dat hij niet proactief geïnformeerd werd door de Pensioendienst.

 

Ik heb een aantal vragen voor u. Het is helaas het zoveelste voorbeeld van een persoon die slecht geïnformeerd werd over de gevolgen van bepaalde keuzes. Welke acties zult u in dit kader ondernemen om personen in deze situatie beter te informeren? Zult u rekening houden, bijvoorbeeld in het kader van de non-take-up van sociale rechten, met mensen die digitaal ongeletterd zijn? Staat u achter de beslissing van de Pensioendienst, die op deze manier te werk gaat? Zult u een voorstel doen om dit te veranderen tijdens de besprekingen over de pensioenhervorming?

 

08.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Samyn, ik betreur de situatie van de heer in kwestie. U kunt hem attent maken op de mogelijkheid om een kwijtschelding te vragen. In functie van zijn materiële of sociale situatie kunnen dus verzachtende maatregelen worden toegekend.

 

Aan elke pensioenbeslissing wordt een bijlage toegevoegd waarin alle regels omtrent toegelaten beroepsactiviteiten worden uitgelegd en verder verduidelijkt aan de hand van concrete voorbeelden. Ook alle jaargrenzen die van toepassing zijn, worden in deze bijlage opgenomen, evenals de gevolgen van overschrijding van deze grenzen. Er wordt ook uitdrukkelijk verwezen naar onze website met bijkomende en actuele informatie.

 

De meest recente versie van de grensbedragen wordt steeds up-to-date gehouden op de website van de FPD. Op deze website is ook alle informatie in verband met toegelaten beroepsactiviteiten terug te vinden. In alle briefwisseling met de betrokkene wordt ook melding gemaakt van de gratis pensioenlijn 1765, via welke weg men gepersonaliseerde informatie kan ontvangen over de pensioendossiers. Hier kan men onder meer vragen welke beroepsactiviteiten nog mogen worden uitgeoefend, wat het toegelaten grensbedrag is in het persoonlijke dossier en wat de andere verplichtingen en gevolgen zijn. Burgers kunnen ook een afspraak maken in een pensioenpunt.

 

Het departement Onderwijs informeert scholen onder meer via omzendbrieven. Scholen en hun personeelsdiensten zijn dus op de hoogte van de gevolgen voor het pensioen wanneer een vervroegd gepensioneerde meer dan het grensbedrag bijverdient. Als werkgever hebben zij ook hun rol te spelen. In geval van een overschrijding wordt het pensioen verminderd in verhouding tot het percentage van die overschrijding. Enkel indien het inkomen dus 100 % boven de grens ligt, wordt het pensioen voor dat jaar geschorst. Dit is een versoepeling van de regel want in 2015 was er bij 25 % overschrijding reeds een volledige schorsing.

 

Ik wil toch nog even herhalen dat het niet de bedoeling is dat werkenden met pensioen gaan om dan de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken. Er wordt reeds jaren op ingezet om mensen net minder snel met pensioen te laten gaan. Daarom ook zijn de inkomensgrenzen bij vervroegde pensionering beperkt.

 

08.03  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, wat dat laatste betreft, hebt u natuurlijk gelijk. Het is niet de bedoeling dat men met vervroegd pensioen gaat, maar in zijn specifiek geval was er geen andere keuze, omdat hij voor zijn echtgenote moest zorgen. Ik zal uw antwoord zeker doorgeven aan de persoon in kwestie, zodat hij weet waar hij terechtkan.

 

Wij hebben het in de commissie al herhaaldelijk gehad over het belang van goede en correcte informatie voor de burger. Uit het schrijnende geval dat ik daarnet heb geschetst, blijkt nog maar eens hoe slecht sommige personen worden geïnformeerd, op alle vlakken, want ook de werkgever had hem moeten informeren. Mensen zijn soms simpelweg niet op de hoogte van hun dossier en/of hun sociale rechten. Dat blijkt nog maar eens uit dit geval. Wat echter vooral erg is in dit dossier, is dat die persoon het slachtoffer is geworden van zijn goede daden en zijn gevoel voor burgerzin, want hij wou echt iets goeds doen, maar moest de financiële gevolgen daarvan dragen. Ik hoop echt dat zulke drama’s in de toekomst vermeden kunnen worden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De voordelige tantièmes in het ambtenarenpensioen" (55036768C)

09 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Les tantièmes préférentiels dans la pension de fonctionnaire" (55036768C)

 

09.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, ongetwijfeld kreeg u kennis van het verslag van 7 april 2023 van het Rekenhof dat een aantal problemen aankaart in de regelgeving inzake het systeem van voordelige tantièmes in de ambtenarenpensioenen. Bovendien stelt het ook problemen vast bij controle door de federale pensioendienst op de naleving van het systeem. Het Rekenhof concludeert op basis van zijn audit dat dringend moet worden onderzocht of de ongelijke behandeling die uit het systeem voortvloeit, nog steeds maatschappelijk kan worden gerechtvaardigd.

 

Hebt u nota genomen van de door het Rekenhof vastgestelde problemen in regelgeving inzake de tantièmes? Zo ja, zult u actie ondernemen?

 

Tijdens het onderzoek gaven de betrokken overheden, de FOD Financiën en de Vlaamse Belastingdienst, aan dat bepaalde categorieën ambtenaren – ik spreek niet enkel over de douaniers, waarover we recent nog gedebatteerd hebben en waarover de wetgeving nog een sneer uit de pan kreeg van het Rekenhof – worden geconfronteerd met een ongelijke behandeling. Zult u hier iets aan doen?

 

Bent u op de hoogte van de bij de controle door de FPD vastgestelde problemen inzake de naleving van het systeem? Zult u desgevallend op dat punt ingrijpen en bijkomende instructies geven aan de FPD?

 

Vindt u het huidige gunstregime van voordelige tantièmes nog te rechtvaardigen? Indien dit niet het geval zou zijn, zult u dit ook mee opnemen in uw grote pensioenhervorming? Met andere woorden, zult u op dat punt de wet wijzigen?

 

09.02 Minister Karine Lalieux: Ik heb het rapport van het Rekenhof samen met mijn administratie bestudeerd. Het rapport bevat zowel technische als enkele meer fundamentele aanbevelingen. Wat de technische aanbevelingen betreft, onderzoekt mijn dienst wat we kunnen verbeteren. Wat de meer fundamentele aanbevelingen betreft, deel ik hier graag mijn standpunt.

 

Het hervormen van de preferentiële tantièmes is in de vorige legislatuur aangevat. Het is niet opnieuw opgenomen in het regeerakkoord dat ik uitvoer. Zoals in het rapport staat zijn de preferentiële tantièmes ontstaan om het risico van zware beroepen te compenseren. De vorige regering wou een globale regeling voor de erkenning van zware beroepen, maar mijn voorganger is er niet in geslaagd een akkoord te sluiten. Dit dossier is dus nog steeds in handen van het sociaal overleg.

 

Wat uw tweede vraag betreft, moeten de betrokken diensten ongelijkheden melden via hun voogdijminister. Het is niet de taak van de FPD om aanpassingen van de statuten en regels op te volgen. De situaties waarbij een ongelijke behandeling is vastgesteld, worden zo snel mogelijk weggewerkt.

 

Wat uw derde vraag betreft, blijft de werkgever in principe verantwoordelijk voor deze gegevens. Er lopen wel besprekingen met de RSZ om de gegevens in de DmfA en Capelo verder te verbeteren en anomalieën beter te detecteren, maar ook door meer steekproeven in de overheidssector. Ook de FPD voert bepaalde controles uit op de loopbaangegevens. Maar ze doet geen externe controles bij overheidswerkgevers: dat is de taak van de RSZ.

 

09.03  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb uiteraard uw standpunt ter zake gelezen. U koppelt dat inderdaad aan de erkenning van zware beroepen. Uw standpunt aangaande het gunstregime is me bekend, maar misschien zou u daar vandaag nog iets aan toevoegen. Klaarblijkelijk niet dus.

 

Hoe zit het nu met het sociaal overleg rond de zware beroepen waar u steevast naar verwijst? Ik lees dat u meent dat er overkoepelende oplossingen moeten komen voor de erkenning van de zware beroepen. Die zouden moeten worden uitgewerkt door de sociale partners. Ik lees verder nog dat u niet van plan bent de wet te wijzigen zo lang het sociaal overleg loopt.

 

Hoe zit het precies met dat sociaal overleg? Ik val in herhaling en verontschuldig me daar alvast voor, maar u zal me wellicht graag een antwoord geven.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van Dieter Vanbesien aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De toegang tot het pensioenkadaster" (55036832C)

10 Question de Dieter Vanbesien à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "L'accès au cadastre des pensions" (55036832C)

 

10.01  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, het Pensioenkadaster bevat de gegevens van alle uitbetaalde wettelijke en aanvullende pensioenvoordelen vanaf 1980. Alle instellingen die pensioenvoordelen betalen, zijn er wettelijk toe verplicht aangifte te doen van die betalingen. Die databank bevat met andere woorden alle gegevens die noodzakelijk zijn om te controleren of de pensioenuitkeringen van Parlementsleden of anderen boven 120 % van het plafond-Wijninckx vallen. Ik heb vernomen dat de pensioenmedewerkers hier in de Kamer toegang gevraagd hebben en gekregen tot de databank.

 

Is het correct dat het Parlement in het verleden al toestemming heeft gekregen het Pensioenkadaster te consulteren? Wanneer werd die toestemming gegeven?

 

Kunt u bevestigen dat het Parlement hiervoor eerst toestemming moest krijgen van de Privacycommissie? Zo ja, kunt u mij dat advies bezorgen?

 

Kunt u mij zeggen welke parlementaire assemblees toegang tot dat kadaster hebben gekregen? Werd het kadaster ook effectief geconsulteerd door die diensten?

 

Tot slot, is het in theorie technisch mogelijk via die weg zicht te krijgen op alle pensioenuitkeringen van de Parlementsleden en de toepasselijke wetgeving af te dwingen?

 

10.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Vanbesien, laat ik beginnen met uw laatste vraag. Inderdaad, de gegevens in het Pensioenkadaster zouden het Parlement moeten toelaten om de naleving van de wettelijke regels te controleren. Het Pensioenkadaster bevat in principe de gegevens over alle pensioenen in uitbetaling, zowel de wettelijke als de aanvullende, die meegeteld moeten worden voor de toepassing van de wettelijke maxima.

 

Wat uw andere vraag betreft, wil ik erop wijzen dat het Pensioenkadaster deel uitmaakt van het netwerk van de sociale zekerheid. De toegang tot de gegevens uit dat netwerk verloopt via de kruispuntbank van de sociale zekerheid en niet rechtstreeks via de federale pensioendienst.

 

Wat de demarches betreft die al dan niet door het Federaal Parlement werden ondernomen om toegang te verkrijgen tot de gegevens in het Pensioenkadaster, kunt u het best contact opnemen met de diensten van de Kamer zelf, aangezien dat niet onder mijn bevoegdheid valt. Wat de andere parlementaire assemblees betreft, kunt u uw vraag richten tot de minister van Sociale Zaken, die bevoegd is voor de kruispuntbank van de sociale zekerheid. Ik heb geen nadere informatie.

 

10.03  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. We zullen onze vragen stellen aan uw collega voor Sociale Zaken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van Dieter Vanbesien aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De opvolging van het dossier over het weddesupplement en de pensioenen" (55036833C)

11 Question de Dieter Vanbesien à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Le suivi du dossier relatif au supplément de traitement et aux pensions" (55036833C)

 

11.01  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, net zoals een aantal andere collega's bevraag ik u regelmatig over het weddesupplement voor de pensioenen, omdat veel burgers getroffen worden door het uitblijven van een rechtzetting. Zij zijn afhankelijk zijn van die rechtzetting om het pensioen te kunnen genieten waarop zij recht hebben. Graag had ik van u een update gekregen over dit dossier.

 

Wat is de stand van zaken? Bent u nog steeds van plan om tot een gemeenschappelijke oplossing te komen voor alle geïmpacteerden? Is het nog steeds uw ambitie om tijdens deze legislatuur tot een oplossing te komen? Hebt u zicht op een landingsdatum?

 

Bij de presentatie van uw beleidsnota hebt u duidelijk gemaakt dat, specifiek met betrekking tot de weddesupplementen van bepaalde burgers en militair personeel, de inspecteur van Financiën een verschillende behandeling wil voor burgerlijk verplegend personeel en militair verplegend personeel. Die laatste groep heeft immers een specifiek regime met een preferentieel tantième. Betekent dit dat die laatste groep een unieke regularisatie moet krijgen of zullen hun weddesupplementen geen aanleiding geven tot bijkomende pensioenrechten?

 

11.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Vanbesien, de vorige regering heeft inzake de pensioenen beslist een reeks dossiers over weddetoeslagen die al meerdere jaren hangende waren, niet te behandelen.

 

Daardoor ontstond onzekerheid, zowel voor gepensioneerde ambtenaren, als voor de verschillende publieke werkgevers. De gepensioneerden weten niet wat hun uiteindelijke pensioenbedrag zal zijn. De publieke werkgevers weten niet of ze nog pensioenbijdragen zullen moeten terugstorten.

 

Om het probleem op te lossen, heb ik voorgesteld alle hangende dossiers goed te keuren en tegelijk als compromis de procedure voor de erkenning van weddetoeslagen in de toekomst te wijzigen. In de toekomst zou eerst formeel advies moeten worden gevraagd aan de regering over de erkenning van de weddetoeslag voor het pensioen, vooraleer de weddetoeslag ingevoerd zou mogen worden.

 

Dat is mijn voorstel voor de toekomst.

 

De budgettaire gevolgen van die erkenning zijn reeds gekend en gedeeld met de regering.

 

De staatssecretaris van Begroting stelde echter dat wij niet konden beslissen de bewuste dossiers te erkennen vooraleer wij ook wisten hoeveel pensioenbijdragen teruggestort moesten worden in geval van niet-erkenning.

 

Om die reden heb ik alle administraties en instellingen gevraagd na te gaan of er al dan niet, en hoeveel, bijdragen zijn betaald.

 

Terwijl dat werk aan de gang was, heeft de staatssecretaris van Begroting echter al een negatief advies uitgebracht om drie redenen, zijnde de verhoging van de pensioenuitgaven, de operationele last bij de FPD en de onzekerheid over de kosten in geval van niet-erkenning.

 

Het niet-akkoord leidt er op dit moment toe dat de Federale Pensioendienst niet kan overgaan tot de erkenning van die weddesupplementen.

 

Om een formeel besluit van de hele regering over de kwestie te krijgen, zal ik in de komende weken de kwestie op de agenda van de regering plaatsen. Ik wil een echt antwoord van de regering, omdat het een spelletje is tussen (…)

 

11.03  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, u zegt dat er een negatief advies van de staatssecretaris voor Begroting is, maar dat is niet bindend. De regering kan nog altijd de beslissing nemen die ze denkt te moeten nemen. Wij hebben gisteren in de commissie voor Financiën tijdens een interpellatie van een collega vernomen hoeveel keer het advies van de staatssecretaris niet werd gevolgd door de regering. Dat blijkt dus regelmatig te gebeuren.

 

Ik ben het met u eens dat het tijd wordt dat de regering hierin een duidelijk standpunt inneemt en een duidelijke beslissing neemt. Ik moedig u aan om dit op de tafel te leggen. Ik kijk samen met u uit naar die beslissing.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.14 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16 h 14.