Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du Climat

Commissie voor Energie, Leefmilieu en Klimaat

 

du

 

Mardi 23 mai 2023

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 23 mei 2023

 

Namiddag

 

______

 

Le développement des questions commence à 17 h 15. La réunion est présidée par Mme Séverine de Laveleye.

De behandeling van de vragen vangt aan om 17.15 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Séverine de Laveleye.

 

Les textes figurant en italique dans le compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het integraal verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Vraag van Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Een rechtvaardige transitie" (55036738C)

01 Question de Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Une transition juste" (55036738C)

 

01.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, de Staten-Generaal over een rechtvaardige transitie en de conferentie over een rechtvaardige transitie lopen al een tijdje. Op 16 mei organiseerde het FIDO een evenement om een status quaestionis of een stand van zaken op te maken. Ik ga ervan uit dat de eindrapporten daar op een beknopte manier werden voorgesteld. Die eindrapporten zijn al een hele tijd aangekondigd, want op 14 maart en op 28 maart werden rondetafelgesprekken georganiseerd in het zogenaamde forum en het eindrapport van het forum werd verwacht in april. Dat rapport zou publiek beschikbaar worden gesteld.

 

Daarnaast was er het spoor van de federale administraties, vanuit de interdepartementale commissie voor Duurzame Ontwikkeling, die eveneens een bijdrage hebben geleverd. Dat zou eveneens in een eindrapport worden gebundeld en ter beschikking worden gesteld. Dat rapport omvat een oplijsting van de verschillende concrete uitdagingen rond een rechtvaardige transitie.

 

Gisteren heb ik de website van het FIDO nog eens bekeken en die rapporten staan er niet op.

 

Mevrouw de minister, aangezien ik nog geen kennis heb kunnen nemen van die rapporten, vraag ik u welke inzichten, aanbevelingen en lessen er nu zijn geleerd na een jaar voorbereidend werk. Wat is dus de stand van zaken van de Staten-Generaal over een rechtvaardige transitie? Welke zijn de verdere stappen aangaande de conferentie voor een rechtvaardige transitie in België, die trouwens een onderdeel is van het regeerakkoord? Komt er nog een globaal rapport over hoe men de rechtvaardige transitie in België zal organiseren en uitvoeren?

 

01.02  Zakia Khattabi, ministre: Madame la présidente, mes équipes essaient d'être exhaustives et j'ai de très longues réponses. Si vous me coupez, je transmettrai les réponses par écrit. N'hésitez pas car cela fait un moment que nous sommes ici!

 

Mijnheer Ravyts, één jaar geleden heb ik inderdaad in samenwerking met het Federaal Instituut voor Duurzame Ontwikkeling de verschillende werkstromen van de staten-generaal gelanceerd en op 16 mei heeft het FIDO aan een diverse groep van geïnteresseerde stakeholders een stand van zaken van die verschillende werkpakketen meegedeeld. Ik geef u graag een overzicht van wat er in het jongste jaar geleerd is, waar we nu staan met de verschillende werkstromen van de staten-generaal en hoe we de conferentie plannen.

 

Wat het hoog comité betreft, de groep van experten is sinds de zomer van 2022 elke maand minstens één keer samengekomen om aan zijn rapport te werken. Hij legt nu de laatste hand aan het finaal rapport. De officiële publicatie en verspreiding van het rapport zullen begin september plaatsvinden, nadat het volgens de regels van de kunst is gefinaliseerd en in de verschillende landstalen vertaald. De leden van het hoog comité zullen in hun rapport onder meer komen met aanbevelingen inzake huisvesting, sociale bescherming, werkgelegenheid, gezondheidszorg, fiscaliteit, sociaal overleg, burgerparticipatie en governance.

 

Wat het forum betreft, vonden er op 14 en 28 maart rondetafelgesprekken plaats over rechtvaardige transitie, waaraan meer dan 50 verschillende organisaties deelnamen, waaronder de drie grootse vakbonden van het land, verschillende werkgeversorganisaties en niet-gouvernementele organisaties zoals milieubewegingen. Op het moment wordt de laatste hand gelegd aan het eindrapport, dat in de loop van de maand juni zal worden gepubliceerd. Dit rapport zal inzichten, aandachtspunten, vragen en bezorgdheden van het middenveld bevatten over: werkgelegenheid, opleiding en formatie, gender, het investeringsbeleid en het financieel beleid, armoedebestrijding, hulpbronnen en energie en internationale solidariteit.

 

De lancering van Agora, het burgerpanel dat inzichten en aanbevelingen zal delen over de condities waaraan de transitie moet voldoen om rechtvaardig te zijn, heeft om administratieve redenen vertraging opgelopen. Wij hebben de tijdslijn moeten herzien en de eerste sessie van het burgerpanel zal worden georganiseerd in september. Daarna zullen er nog 3 sessies plaatsvinden, die zullen lopen tot eind oktober. De resultaten zullen op tijd binnen zijn, zodat die nog zullen kunnen dienen tijdens de driedaagse conferentie voor een rechtvaardige transitie, die zal plaatsvinden in november.

 

Federale administraties hebben in het kader van de Interdepartementale Commissie voor Duurzame Ontwikkeling input geleverd, die momenteel door FIDO in een rapport wordt verwerkt. Dat rapport zal eveneens in de loop van de maand juni worden gepubliceerd. In dat rapport zullen aanbevelingen staan over de obstakels die federale overheidsdiensten voor de implementatie van een rechtvaardige transitie verwachten, met welke sociale risico’s de beleidsmakers rekening moeten houden bij de conceptualisering van nieuw ecologisch en economisch beleid en hoe een rechtvaardige transitie moet worden geïnstitutionaliseerd in België. Nu de staten-generaal bijna op zijn einde loopt en de verschillende actoren hun finaal rapport finaliseren, is het tijd om de volgende stappen te beschrijven en te verduidelijken hoe we op politiek niveau met al die input aan de slag zullen gaan.

 

Ten eerste zal ik nog voor het einde van deze maand adviesvragen richten omtrent rechtvaardige transitie aan verschillende adviesraden. Aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad zal ik adviezen vragen over het beleid inzake werkgelegenheid, opleiding en vorming. Aan de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling zal ik advies vragen over grondstoffen- en energiebeleid én over financierings- en investeringsbeleid. Aan de Adviesraad inzake Beleidscoherentie ten gunste van Ontwikkeling zal ik advies vragen over internationale solidariteit. Aan het Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen zal ik een advies vragen omtrent gender. Tot slot zal ik aan het Steunpunt voor Bestrijding van Armoede, Bestaansonzekerheid en Sociale Uitsluiting een advies vragen over armoedebestrijding in het kader van een rechtvaardige transitie. Die adviezen worden verwacht tegen 15 september.

 

Op 7, 8 en 9 november zal ik in samenwerking met het FIDO een driedaagse publieke conferentie organiseren, waarop ik alle bevoegde federale ministers en de bevoegde ministers van de gefedereerde entiteiten zal uitnodigen om te reageren op de adviezen en te beschrijven hoe ze met de aanbevelingen aan de slag zullen gaan. Van de interacties tijdens die conferentie zal een rapport worden opgemaakt. Ik ben dus heel transparant.

 

01.03  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, absoluut, daarom stel ik ook deze vraag over de status quaestionis van de Staten-Generaal die in november in die driedaagse conferentie moet uitmonden. Alle adviezen en aanbevelingen die u hebt opgesomd, zijn van cruciaal belang voor de invulling van die sociaal rechtvaardige transitie.

 

Momenteel draait alles om de klimaatpremie binnen enkele jaren. Ik denk dat heel concrete richtingaangevers daar zullen aangeven welke richting het zal moeten uitgaan. U zult concrete tools krijgen om politiek te beslissen, al zal dat natuurlijk door een volgende federale regering moeten worden gedaan. Wie weet wie daar allemaal zal inzitten en wie niet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Barbara Creemers aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "Beyond Food" (55036766C)

02 Question de Barbara Creemers à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Beyond Food" (55036766C)

 

02.01  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, u weet dat alles wat duurzame voeding aangaat mij heel na aan het hart ligt. In dat kader ben ik twee weken geleden met Fair Trade Belgium op werkbezoek kunnen gaan naar Ivoorkust om er de Beyond Chocolate*-strategie van binnenuit beter te leren kennen.

 

In uw beleidsnota hebt u aangegeven dat in 2022 een studie is gelanceerd ter voorbereiding van de Beyond Food-strategieën. U hebt de intentie om in 2023 samen met uw collega bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking een aantal concrete projecten op te zetten en te ondersteunen met middelen uit de beleidsdoelstelling Duurzame Ontwikkeling.

 

De Beyond Chocolate-strategie gaat uit van een vrijwillige aanpak. Daardoor lijkt de impact op de verduurzaming van de voedselimportketens veeleer klein. De vele goede vrijwillige initiatieven blijken tot op heden ontoereikend om voedselsystemen echt heel grondig te hervormen. Dat is niet alleen mijn eigen bescheiden mening maar ook de mening van de Adviesraad inzake beleidscoherentie ten gunste van ontwikkeling. Die raad schrijft letterlijk dat het internationale luik dat zich toespitst op Beyond Food de voedselimportketens duurzamer wil maken en maar een marginale impact zal hebben op de hervorming van de voedselsystemen en verwezenlijkingen van de SDG’s omdat het om een vrijwillige aanpak gaat. De noodzakelijke verandering moet worden verankerd in een ambitieuzer systeemkader en in een dwingend regelgevend kader.

 

Mevrouw de minister, ik heb zes vragen over de materie.

 

Kan u ons de stand van zaken geven van de studie die de Beyond Food-strategie moet voorbereiden? Kan u die studie aan de commissieleden bezorgen en ook meer toelichting geven bij de voedsel- en landbouwketens die werden geïdentificeerd om verduurzamingstrajecten op te zetten?

 

Wat zijn de concrete acties die u nog in 2023 wil uitvoeren samen met minister Gennez? Welke budgetten staan tegenover die acties?

 

Wat zal u doen om de Beyond Food-strategie meer te laten zijn dan een vrijwillig kader? Denkt u de noodzakelijke systeemverandering te kunnen bereiken met die strategie?

 

Hoe worden boeren en producenten in het Zuiden betrokken bij de ontwikkeling van de Beyond Food-strategie?

Dat is immers iets wat in de Beyond Chocolate-strategie blijkbaar echt ontbrak, naar ik vernam in Ivoorkust.

 

Wat is uw algemene visie op het verduurzamen van de waardeketens? Welke rol kan de overheid daarin volgens u spelen?

 

Tot slot, wat leert u uit de eerste cyclus van de Beyond Chocolate-strategie? Welke verbeterpunten neemt u mee bij de uitwerking van nieuwe Beyond Food-strategieën?

 

02.02 Minister Zakia Khattabi: De studie waarnaar u verwijst, had tot doel de voornaamste internationale invoerfilières in de agrovoedingsnijverheid voor mensen- en dierenvoeding te identificeren, en de sociale en economische impact ervan te onderzoeken. De auteurs van de studie hebben hiervoor de douanegegevens van België inzake invoer uit de niet-OESO-landen voor 2019 onderzocht. Ze hebben zich toegespitst op de gegevens die een bepaalde invoerdrempel overschreden, met name een waarde van 30 miljoen euro. Zodoende konden 16 filières geïdentificeerd worden: cacao, koffie, palmolie, soja, garnalen, bananen, rijst, sinaasappelsap, cashewnoten, avocado, thee, rietsuiker, druiven, honing, ananassen en hazelnoten. Daarna hebben de auteurs de sociale en milieu-impact van die 16 filières onderzocht aan de hand van een donutvormige kompas voor duurzaamheidsanalyse geïnspireerd op de werkzaamheden van de Britse economist Kate Raworth. Hiermee werd aan elke van die 16 filières een duurzaamheidsscore toegekend en daarbovenop een score waarbij wordt aangegeven over welke manoeuvreerruimte het beleid beschikt om de structurele oorzaken van de sociale en milieu-impact aan te pakken.

 

De auteurs hebben daaruit talrijke conclusies getrokken, maar dit zijn wel de voornaamste. Met betrekking tot de duurzaamheid is de situatie vrij uiteenlopend afhankelijk van het uitbatingstype, met name kleine producenten of grote plantages. Algemeen gesteld houdt de sociale en milieu-impact verband met de forse toename van de vraag vanwege consumenten de laatste jaren, de normeringseisen, de constante druk op de prijzen en de grote volatiliteit van de betrokken grondstoffen. Als gevolg hiervan worden de producenten genoodzaakt oplossingen te zoeken om hun productiekosten te drukken en hun opbrengsten te maximaliseren. Dit gaat onder meer gepaard met moeilijke en precaire werkomstandigheden, lonen die lager liggen dan het leefloon, kinderarbeid, monocultuur, uitbreiding van de landbouwoppervlakte en stelselmatig gebruik van chemische producten.

 

De studie geeft ook hefbomen aan om de voetafdruk van ingevoerde Belgische voeding te verminderen, alsook transversale aanbevelingen. Er wordt hierbij voornamelijk gewezen op de noodzaak om een systeembenadering te ontwikkelen, verder te gaan dan meerpartijdige vrijwillige tussenkomsten, een coherent geheel aan overheidsbeleid voor een duurzame transitie van voedingssystemen tot stand te brengen en dwingender overheidsoptreden dat getuigt van meer ambitie te implementeren. Wat dat laatste betreft, dringt de studie erop aan dat het wetgevend kader voor duurzame voedingssystemen, alsook de Europese wetgevingen inzake due diligence, ontbossing en dwangarbeid zouden worden aangenomen.

 

De studie pleit voorts voor een versterking van de bestaande Europese wetgeving inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen, het Europees mededingingsrecht en de richtlijn inzake overheidsopdrachten. Op Belgisch niveau beveelt de studie onder meer aan om werk te maken van een verbod om in België geproduceerde pesticiden die als illegaal worden beschouwd in de Belgische en Europese wetgeving aan het buitenland te verkopen. Ik werk momenteel aan een wetsontwerp dienaangaande. De studie wordt in de eerstkomende weken bekendgemaakt.

 

Wat de concrete acties in samenwerking met mijn collega, staatssecretaris Gennez, betreft, kan ik het volgende zeggen. Het lijkt mij voor de hand liggend uit de top van de lijst met de meeste impact volgende grondstoffen te nemen: koffie en thee, palmolie en soja en tropische garnalen. Laat ik hierop ingaan. Het is voor mij niet alleen belangrijk om concrete acties te nemen, maar ook om het maatschappelijk debat aan te gaan in het kader van duurzame productie- en consumptiepatronen.

 

Koffie en thee zijn ook twee dranken die door de grote meerderheid van onze bevolking worden gedronken. Vaak drinken de niet-koffiedrinkers thee en omgekeerd. Wel wetende dat de landen van oorsprong verschillend kunnen zijn, lijkt het mij daarom belangrijk om beide grondstoffen op hetzelfde moment te behandelen. Gezien Enabel, het ontwikkelingsagentschap van de federale regering, reeds werkt rond deze grondstoffen, heb ik dan ook door mijn medewerkers laten voorstellen aan het kabinet van mijn collega Caroline Gennez hierrond initiatief te nemen.

 

Ik breng in herinnering dat de vorige regering bij de Directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp van de FOD Buitenlandse Zaken nogal wat middelen heeft vrijgemaakt voor Beyond Chocolate. Ik nodig u uit de minister die bevoegd is voor ontwikkelingssamenwerking hierover te bevragen.

 

Palmolie en soja zijn grondstoffen van een andere aard, zoals de studie Beyond Food heeft uitgewezen. Dit betreft vooral een b2b-relatie. De gewone consument wordt weinig rechtstreeks aangesproken. Zeker soja is hoofdzakelijk een grondstof voor de industrie, in het bijzonder voor veevoer. Bij palmolie zijn er weliswaar enkele producten die afficheren geen palmolie te gebruiken, maar ook daar zijn het vooral keuzes van de business. Wetende wat de enorme impact is op de planetaire grenzen van de massale teelt van palmolie en soja, ben ik dan ook aan het zoeken, samen met mijn administratie, het Federaal Instituut voor Duurzame Ontwikkeling, hoe we best het maatschappelijke debat kunnen voeren en hoe we producenten bewust kunnen maken van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.

 

In deze vraag ik me bijvoorbeeld af wat ons zover heeft gebracht om te kiezen voor deze massale import van palmolie en soja. Vroeger hadden we toch ook choco, maar zonder palmolie? Vroeger hadden we toch ook veevoeder, maar zonder soja? Het lijkt mij een schoolvoorbeeld van de afwenteling van ecologische en sociale problemen. Na de zomer komt er meer nieuws over het initiatief dat ik zal nemen.

 

Over tropische garnalen gesproken, de scampi en de tijgergarnalen van deze wereld zijn typisch B2C-producten: uiteindelijk komt het op het bord van de consument terecht. In dat kader ben ik aan het onderzoeken hoe we best het maatschappelijke debat kunnen voeren en hoe we producenten en consumenten bewust kunnen maken van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ook hier geldt: na de zomer meer nieuws over het initiatief dat ik zal nemen.

 

Nog even dit, meerpartij-initiatieven kunnen in bepaalde opzichten de bestaansmiddelen van de werknemers verbeteren en ruimte scheppen voor betere milieupraktijken, maar ze zijn niet dwingend en evenmin systeemgericht. Meestal beslaan ze maar een deel van de markt. Ze veranderen niets aan de onderliggende dynamiek van afhankelijkheid van de producenten ten opzichte van de internationale markt. Ze zijn dan ook niet bij machte om enige invloed te hebben op de grondoorzaken van de sociale en milieu-impact in de filières waarop ze zich toespitsen.

 

Ik wil er ook op wijzen dat de budgetten waarnaar u verwijst zich niet bij mijn administratie bevinden. Het bedrag dat jaarlijks werd uitgetrokken door de vorige regering was tot vorig jaar anderhalve keer het jaarlijkse budget van het FIDO. Mijn prioriteit is momenteel de administratie Duurzame Ontwikkeling zelf slagkrachtiger te maken. Dank bij voorbaat om mij daarin te steunen. In mijn antwoord op een van uw volgende vragen kom ik daar nog op terug.

 

Uit de studie die ik begin dit jaar mocht ontvangen is gebleken dat een enkele Beyond Foodstrategie niet veel zin heeft; niet alleen vanwege van de kritiek op de huidige initiatieven, maar ook omdat een strategie geval per geval en grondstof per grondstof moet worden bekeken. In het antwoord op uw vorige vraag ben ik daar al op ingegaan. Natuurlijk moeten ook deze strategieën verder gaan dan een vrijwillig kader. In het kader van uw volgende vraag over het verduurzamen van de waardeketens ga ik daar nog op in.

 

Ik ben verheugd dat u verwijst naar een noodzakelijke systeemverandering. Een ecologische en rechtvaardige transitie richting duurzame ontwikkeling is een sine qua non voor onze samenleving en dat betekent per definitie een noodzakelijke systeemverandering. Het zal u dan ook niet verwonderen – in het antwoord op de vorige parlementaire vraag heb ik er al op gewezen – dat het maatschappelijk middenveld het landbouw- en voedingssysteem naar voren heeft geschoven als een van de vier prioritaire systemen waarover we het tijdens de conferentie voor een rechtvaardige transitie in België begin november moeten hebben.

 

Ik heb al aangegeven dat de Beyond Foodstrategie niet kan worden ontrold. We zullen het geval per geval moeten bekijken. Daarenboven moeten we noteren dat er ook onder de boeren en producenten in het globale Zuiden – want daar doelt u in de eerste plaats op – grote verschillen zijn. Dit gaat van honderden kleine boeren verenigd in coöperatieven tot plantages in handen van multinationale ondernemingen. Deze bekommernis staat ongetwijfeld op de radar van mijn collega van Ontwikkelingssamenwerking. Ik nodig u dan ook uit om haar hierover te bevragen.

 

Ik licht even toe wat er met het oog op meer duurzame waardeketens moet worden gedaan. Er moet sterke en bindende internationale wetgeving worden aangenomen, die maximale bescherming biedt tegen de schending van fundamentele sociale en milieurechten. In dat opzicht wordt momenteel bij de VN een verdrag inzake bedrijven en mensenrechten voorbereid. Die internationale wetgeving zou idealiter producenten ook moeten verplichten om praktijken aan te wenden die ervoor zorgen dat de negen planetaire grenzen niet worden overschreden.

 

Er moet Europese wetgeving worden aangenomen die bedrijven ertoe verplicht om doorheen de waardeketen deugdzame praktijken in te zetten, zoals aangegeven in de toekomstige Europese richtlijn over due diligence van de bedrijven inzake duurzaamheid, de Europese ontbossingsverordening of nog de verordening betreffende het verbod op producten die voortkomen uit dwangarbeid.

 

In afwachting van een Europees due diligence-kader is er voor de Staat een dubbele rol weggelegd. Zij moet steun verlenen aan de Belgische bedrijven om dit proces tot stand te brengen. Zo biedt het FIDO ondersteuning aan de sectorfederaties die een leerproces inzake due diligence in de toeleveringsketen willen opzetten. Het heeft ook een gratis onlinetool ter beschikking gesteld van de kmo’s waarmee ze de risico’s voor hun waardeketen kunnen evalueren. Deze geeft ook aan in welke mate ze op die risico’s voorbereid zijn. Tevens reikt deze hun advies en referentiebakens aan. Deze tool is beschikbaar in het Nederlands, het Frans en het Engels.

 

De Staat moet ook het voorbeeld geven in het aankoopbeleid. Zo wordt momenteel de omzendbrief van 16 mei 2014 betreffende de integratie van duurzame ontwikkeling in het kader van overheidsopdrachten herzien.

 

Uw laatste vraag betreft de lessen getrokken uit de eerste cyclus van Beyond Chocolate. In mijn antwoord op een eerdere vraag heb ik reeds de kritiek geciteerd in de Beyond Foodstudie. Zoals aangegeven is de Beyond Chocolatestrategie in de vorige regering gelanceerd en opgevolgd door de toenmalige minister van Ontwikkelingssamenwerking. De huidige minister kan u ongetwijfeld in detail lessons learned meegeven en verbeterpunten formuleren.

 

Er is vorig jaar een evaluatierapport over Beyond Chocolate verschenen. Aarzel niet om haar hierover te ondervragen.

 

02.03  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Dit was al een opvolgvraag, want mevrouw Gennez had mij al naar u doorverwezen voor de studie, omdat zij daarover niets kon zeggen.

 

De Europese wetgevende kaders met betrekking tot de ontbossing zitten al in de laatste lijn. Aan de due diligence zijn we goed aan het werken. De versterking met betrekking tot de oneerlijke handelspraktijken zal nodig zijn om echt vooruit te gaan met het oog op een systeembenadering en een coherent geheel. We rekenen ook op u om dit op Europees niveau te verdedigen en het echt beter te maken.

 

U hebt gezegd dat we hier na de zomer op terugkomen. Ik zal de vragen over koffie en thee zeker ook aan mevrouw Gennez stellen. Dat zijn twee zaken waarin we effectief nog veel vooruitgang kunnen boeken.

 

We geven ook alle steun aan het verbod op pesticiden die hier verboden zijn. We hopen dat we hier snel meer over horen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: Les questions n°s 55036786C et 55036802C de M. Daniel Senesael sont reportées.

 

03 Vraag van Kurt Ravyts aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De Belgische positiebepaling rond de Europese natuurherstelverordening" (55036788C)

03 Question de Kurt Ravyts à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "Le positionnement belge vis-à-vis du règlement européen sur la restauration de la nature" (55036788C)

 

03.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, op 25 april 2023 heb ik u al een vraag gesteld over de Europese natuurherstelverordening. U zei toen dat het voor u belangrijk is om het oorspronkelijk voorgestelde ambitieniveau te behouden. Het Overlegcomité komt op 7 juni samen en Vlaams minister Demir heeft de natuurherstelverordening daar op de agenda geplaatst. Twee van uw coalitiepartners, met name cd&v en de Open Vld, ondersteunen de bezorgdheden van de Vlaamse regering. Vlaanderen vraagt bijsturingen van het Europese voorstel en uit bezorgdheid vanwege de potentieel grote gevolgen voor de land- en tuinbouw en de concurrentiekracht van de ondernemingen. Alles draait rond de kostenbatenanalyse die te veel ontbreekt.

 

Binnen het directoraat-generaal Europa is al overleg geweest tussen de verschillende administraties. Klopt het dat er toen werd overeengekomen om aan de Europese Commissie verduidelijkingen te vragen over de reikwijdte en de gevolgen van de wet, bijvoorbeeld waarom ook buiten Natura 2000-gebieden een algemeen verslechteringsverbod zou moeten gelden? Europees commissaris Timmermans heeft gisteren nog gezegd dat de gebieden buiten Natura 2000 slechts een beperkte oppervlakte betreffen en dat daar wel nog van alles zou kunnen gebeuren wat de economische haalbaarheid betreft, maar daarmee neemt men blijkbaar geen genoegen.

 

Ik heb hierover de volgende vragen, mevrouw de minister.

 

In hoeverre bent u bereid om rekening te houden met de Vlaamse bezorgdheden en met de bezorgdheden van de Waalse regering? Welk standpunt zal de federale regering innemen op het Overlegcomité? Zijn de gevraagde verduidelijkingen reeds gegeven door de Europese Commissie?

 

Zal België – hiermee komen wij bij de Raad Milieu in juni – andere lidstaten steunen in hun vraag om een juridisch advies en een impactonderzoek van de Europese Commissie? Finland en Denemarken – toch niet direct landen die ecologie onbelangrijk vinden – zoeken immers bijsturingen van de natuurherstelwet via een zogenaamde position paper.

 

03.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer Ravyts, elke dag lezen wij berichten en studies over de dramatische gevolgen van de klimaatverandering voor mensen, het milieu en onze economie.

 

Natuurherstel is essentieel. De Europese natuurherstelwet bestaat uit een reeks maatregelen en doelstellingen om bedreigde ecosystemen in Europa, zoals bossen, graslanden, wetlands, rivieren en zeeën te herstellen. 25 % van het grondgebied van de Europese Unie bestaat uit waardevol Natura2000-gebied en wordt in principe beschermd. Maar in 2018 was slechts 15 % van alle natuurgebieden in goede staat. De natuurherstelwet moet ervoor zorgen dat tegen 2030 minstens 20 % van alle land- en zeeoppervlakte in de EU wordt hersteld en tegen 2035 alle ecosystemen die in moeilijkheden zitten.

 

Dat gaat dus breder dan enkel de bestaande Natura2000-gebieden. Natuurherstel is cruciaal, niet het minst voor onze land- en tuinbouwsector en voor onze economie in het algemeen, want gezonde en veerkrachtige ecosystemen liggen aan de basis van een bloeiende, gezonde en veerkrachtige economie op de lange termijn. Het is dan ook essentieel natuurherstel en –bescherming, de belangen van onze land- en tuinbouwsector en de concurrentiekracht van onze ondernemingen in een gezamenlijk plan aan te pakken. Door voortschrijdende wetenschappelijke en technologische kennis en de juiste planning is dat mogelijk.

 

Begin december 2022 heeft secretaris-generaal Guterres de internationale gemeenschap opgeroepen een vredespact te sluiten met de natuur. Twee weken later heeft de internationale gemeenschap op de COP15 het mondiale biodiversiteitsakkoord van Montreal goedgekeurd. Ook in België zijn wij volop bezig met het herschrijven van onze nationale biodeversiteitsstrategie, actieplannen en financieringsplannen, zodat ook wij, Belgen, onze verplichtingen uit het mondiale biodiversiteitsakkoord nakomen en dat aan de wereld kunnen tonen op de CBD COP16, eind 2024 in Turkije.

 

Wereldwijd werken wij goed samen om minstens 30 % van het land en minstens 30 % van de oceanen te beschermen tegen 2030 en om tegen 2050 in harmonie te leven met de natuur. Het is dan ook van het grootste belang om met de Europese natuurherstelwet een ambitieus kader te ontwikkelen met criteria voor het herstel en de bescherming van de Europese natuur, zowel binnen als buiten de Natura 2000-gebieden.

 

Het niet-verslechteringsprincipe is daarbij cruciaal. Mijn standpunt is duidelijk. Natuurherstel zorgt voor veerkracht van onze landbouw en leefbare steden en draagt bij tot de gezondheid van onze burgers. Laten we lessen trekken uit het verleden. Net als bij de klimaatverandering zal een gebrek aan ambitie een menselijke en economische kostprijs hebben. Wij hebben genoeg tijd verloren om voor onze natuur te zorgen.

 

Voorts kan ik meegeven dat de Europese onderhandelingen over de natuurherstelwet volop lopen in het licht van de verklaring van het Zweedse Voorzitterschap dat het op de Leefmilieuraad van 20 juni 2023 een algemene benadering wil laten goedkeuren.

 

Aangezien de onderhandelingen op Europees niveau goed vooruitgaan, verlopen ook de onderhandelingen in België tegen een stevig tempo. Graag verduidelijk ik u nog even hoe die onderhandelingen in België worden georganiseerd en gecoördineerd.

 

Ik merk op dat die onderhandelingen niet gemakkelijker zijn dan wat op Europees niveau gebeurt. De Belgische posities worden besproken en bepaald op DGE-vergaderingen, waar de politieke beslissingen worden genomen op basis van uitgewerkte CCIM-fiches, die worden voorbereid door het Belgische CCIM-expertennetwerk.

 

De voorbije maanden werden DGE-vergaderingen georganiseerd op 13 en 27 maart 2023, op 19 en 24 april 2023 en op 15 mei 2023, om de Belgische positie die werd goedgekeurd tijdens de Leefmilieuraad van december 2022, nader te verfijnen.

 

Tijdens het DGE-overleg van 27 maart 2023 heeft de Vlaamse regering gesteld dat ze geen posities kon innemen over de verschillende artikelen van de natuurherstelwet vanwege een algemeen studievoorbehoud. Vlaanderen heeft inderdaad juridische vragen en bezorgdheden, onder andere met betrekking tot de hoge bevolkingsdichtheid.

 

Uiteraard wordt op de DGE-vergaderingen geluisterd naar vragen en bezorgdheden van de deelnemers en wordt daar besproken op welke manier wij daarop antwoorden kunnen krijgen.

 

Tijdens de DGE-bijeenkomst van 24 april 2023 werd beslist dat België andere Europese lidstaten kan steunen in hun verzoek voor een juridisch advies van de Raad en een kosten-batenanalyse op een zo gedetailleerd mogelijk niveau, zodat men rekening kan houden met de realiteit van de regio’s.

 

Gisteren, op 22 mei, werd er door de Permanente Vertegenwoordiging een uitwisseling georganiseerd met de juridische dienst van de Raad en met het Zweedse voorzitterschap om antwoord te krijgen op die juridische vragen. Morgen, op 24 mei, is er opnieuw een bijeenkomst van DGE gepland om de Belgische positie verder vorm te geven, zodat we voor de Leefmilieuraad van juni kunnen komen tot een evenwichtig en voor alle entiteiten aanvaardbaar Belgisch standpunt

 

Over de non-papers van Finland en Denemarken, waar u in uw vraag naar verwijst, werden dus ook DGE-procedures georganiseerd. Noch de andere ministers noch ikzelf konden akkoord gaan met de teksten. België heeft zich niet kunnen aansluiten bij de non-papers die Denemarken en Finland op de Europese tafel hebben gelegd.

 

03.03  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw transparantie, zeker voor uw concreet overzicht van de vergaderingen van DGE. Morgen is een belangrijk moment en misschien resulteert het overleg in een consensus. Ik heb begrepen dat er gisteren een uitwisseling heeft plaatsgevonden over het juridische aspect van de zaak. Niemand in dit land, ook onze fractie niet, twijfelt aan de noodzaak van voldoende biodiversiteit en gezonde ecosystemen in Europa. Het is, zoals altijd, zoeken naar een evenwicht met de economische leefbaarheid van een aantal voor ons belangrijke maatschappelijke sectoren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Barbara Creemers aan Zakia Khattabi (Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal) over "De studie van Sciensano over de mondmaskers" (55036799C)

04 Question de Barbara Creemers à Zakia Khattabi (Climat, Environnement, Développement durable et Green Deal) sur "L'étude de Sciensano portant sur les masques buccaux" (55036799C)

 

04.01  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, omdat ik over tien minuten mijn trein moet halen, verwijs ik naar mijn vraag zoals ik ze schriftelijk heb ingediend.

 

Op de website van Sciensano werd deze maand een nieuw rapport gepubliceerd betreffende het onderzoek dat is gevoerd naar deze zilver-gebaseerde biociden en ook titaniumdioxide (TiO2)nanopartikels in mondmaskers; nl. de TiO2Mask en AgMask COVID19 projecten.

 

Hoewel het rapport niet in twijfel trekt dat het dragen van gezichtsmaskers een belangrijke gezondheidsbeschermingsmethode is in de controle van infectieuze agentia, stelt het wel – opnieuw - vraagtekens bij de aanwezigheid zilver gebaseerde biociden en titaniumdioxide nanopartikels in sommige mondmaskers.

 

Er wordt aangegeven dat een negatieve impact op de gezondheid van de dragers van mondmaskers behandeld met deze stoffen niet kan uitgesloten worden; anderzijds kan een eventueel negatief effect op het leefmilieu eveneens niet worden uitgesloten.

 

Gezien zilver-gebaseerde biociden en/of TiO2 partikels niet noodzakelijk zijn voor een goede functie van mondmaskers en gezien er bezorgdheden bestaan omtrent de veiligheid van deze substanties, moet het voordeel van hun gebruik gebalanceerd worden tegen de mogelijke blootstellingstoxiciteit. En net dit blijkt moeilijk te bepalen.

 

Desalniettemin geeft het rapport toch een aantal duidelijke aanbevelingen, waar ik enkele van wil uitlichten:

 

Zo wordt enerzijds opgeroepen tot verder onderzoek, onder meer wat betreft het risico voor zowel de gebruikers als het milieu.

 

Anderzijds is er een beleidsaanbeveling om de modaliteiten voor efficiënte en veilige recyclage te onderzoeken.

 

Tot slot wil ik de aandacht vestigen op de aanbeveling van Sciensano om standaarden en regelgevende limieten op te stellen en te versterken voor de aanwezigheid van chemische stoffen, waaronder biociden en (nano)partikels in mondmaskers, gebaseerd op het safe-by-design principe.

 

Ik deel de bezorgdheid van Sciensano dat een degelijke wetenschappelijke kennis en goed reguleren hier absoluut noodzakelijk is. Vandaar mijn volgende vragen:

 

Welke gevolgen zal u geven aan deze studie van Sciensano en de aanbevelingen die gemaakt worden?

 

Wordt bijkomend onderzoek voorzien?

 

Wordt een regelgevend kader opgesteld voor mondmaskers – zowel de mondmaskers voor professioneel (medisch en niet medisch) gebruik als voor gebruik door de algemene bevolking? En welke timing voorziet u hiervoor?

 

04.02 Minister Zakia Khattabi: Mevrouw Creemers, ik heb het rapport van Sciensano ook met veel interesse gelezen. Het rapport stelt het belang van mondmaskers in de controle van infectieuze agentia niet in vraag. Wel stelt men dat de mondmaskers potentieel gevaarlijk kunnen zijn voor de gezondheid van de mensen en is er bezorgdheid over de effecten op het milieu. Deze bezorgdheid leeft ook bij mij.

 

In dat kader ben ik samen met minister Vandenbroucke en minster Dermagne het wetgevend proces gestart voor de registratie van artikelen, behandeld met nanopartikels, in België. Dit ontwerp van KB wil de traceerbaarheid van nanopartikels in consumentenproducten verbeteren.

 

Daar mag het echter niet stoppen. Op uw vraag over bijkomend onderzoek kan ik bevestigen dat ik, onafhankelijk van dit rapport, reeds op 23 maart 2023 een officiële vraag aan de Hoge Gezondheidsraad heb gericht om de problematiek van mondmaskers en de effecten hiervan op zowel de volksgezondheid als het leefmilieu verder in kaart te brengen. Ik wil mij hierbij niet alleen beperken tot de aanwezigheid van zilvergebaseerde biociden en titaniumdioxidenanopartikels, maar ook andere mogelijke toxische stoffen en plastiek.

 

Ik heb het volle vertrouwen dat een dergelijk advies verder richting aan ons beleid zal kunnen geven en eventuele noodzakelijke onderzoekpistes zal aantonen.

 

Het zal u niet verwonderen dat ook ik voorstander ben om een kader te ontwikkelen dat veilige mondmaskers op de Belgische markt garandeert, en dit zowel met betrekking tot het milieu als die volksgezondheid. Het voorzorgsprincipe moet hier in acht worden genomen. Zoals in het rapport staat, zijn noch zilvergebaseerde biociden noch titaniumdioxidepartikels noodzakelijk voor het bedoelde gebruik van mondmaskers. Synthetische vezels voor mondmaskers kunnen ook zonder titaniumdioxide worden geproduceerd.

 

Ik verwelkom dan ook de aanbeveling van dit rapport om standaarden en regelgevende limieten op te stellen en te versterken voor de aanwezigheid van chemische stoffen waaronder biociden en nanopartikels in mondmaskers, gebaseerd op het safe-by-designprincipe. Mijn kabinet exploreerde reeds de verschillende mogelijkheden om een betere normering van mondmaskers op de Belgische markt toe te laten. De wet productnormen van 21 december 1998 kan daarvoor de legale basis vormen. De in dit project ontwikkelde methodologieën en expertise kunnen bijdragen tot de toepassing van regelgevingsnormen inzake kwaliteitscontrole en tot het uitfaseren of beperken van onder andere de hoeveelheid op zilver gebaseerde biociden en titianiumdioxidedeeltjes volgens het safe-by-designprincipe.

 

Een eventueel toekomstig rapport van de Hoge Gezondheidsraad kan een dergelijk koninklijk besluit verder alimenteren en uitbreiden naar aspecten die breder zijn dan enkel op zilver gebaseerde biociden en titaniumdioxidenanopartikels.

 

Ik heb er vertrouwen in dat in de komende weken, en mede naar aanleiding van dit rapport, de gesprekken over een regelgevend kader met de kabinetten van mijn medebevoegde collega’s van Volksgezondheid, Economie en Werk constructief kunnen verlopen. Ik stel aan mijn collega’s voor om op korte termijn werk te maken van een dergelijk koninklijk besluit voor de normering van mondmaskers.

 

Veilige maskers volgens het voorzorgsprincipe zijn namelijk belangrijk voor iedereen. Vooreerst geldt dat belang voor de algemene bevolking, waarbij nog steeds individuen deze maskers dragen of moeten dragen om zichzelf en anderen te beschermen. Daarnaast denk ik aan de medische en paramedische wereld die instaat voor de zorg van anderen, maar potentieel zelf gezondheidsschade kan oplopen. Tot slot zijn die veilige maskers tot nut voor bijvoorbeeld individuen die al dan niet beroepsmatig mondmaskers van het type persoonlijke beschermingsmiddelen moeten dragen.

 

Laten we tot slot ook de effecten op onze ecosystemen niet vergeten, waaronder bijvoorbeeld de toxiciteit die zilver uitoefent op onze wateren, maar ook de microplastics die kunnen vrijkomen wanneer mondmaskers niet correct verwijderd worden en in de natuur belanden.

 

Zoals het rapport van Sciensano aangeeft, is er nood aan een One Health-aanpak.

 

04.03  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): We steunen u daarin voor 100 %. Het rapport van Sciensano zegt dat er meer onderzoek nodig is en ik begrijp dat u de Hoge Gezondheidsraad om meer onderzoek hebt gevraagd.

 

Er is ook normering nodig en een regelgevend kader. Als de wet op de productnormen daarvoor kan dienen, stel ik zeker voor dat dat, zoals u zelf zegt, op korte termijn wordt aangepakt. We zitten nu immers in een periode waarin enkel mensen in een beroepscontext mondmaskers nodig hebben om kwetsbare mensen te beschermen. Dat neemt echter niet weg dat we er nu werk van moeten maken, want we mogen de mensen die dag in dag uit een mondmasker moeten dragen, niet onnodig blootstellen aan mogelijke risico’s.

 

Helaas zullen we de mondmaskers wellicht nog eens nodig hebben in een volgende pandemie, die hopelijk nog ver in de toekomst ligt. Als we dan terugkijken op beslissingen die nu genomen zijn om het dan veiliger te maken voor het milieu en de volksgezondheid, zal iedereen ons daarvoor dankbaar zijn.

 

Wij steunen u daarin en ik kom daarop zeker nog terug volgende week bij minister Vandenbroucke.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 17 h 58.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.58 uur.