Commission
des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions |
Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen |
du Mardi 23 mai 2023 Matin ______ |
van Dinsdag 23 mei 2023 Voormiddag ______ |
Le développement de la question commence à 10 h 56. La réunion est présidée par Mme Cécile Cornet.
De behandeling van de vraag vangt aan om 10.56 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Cécile Cornet.
01.01 Hans Verreyt (VB): Mijnheer de minister, net voor ik deze vraag indiende, ontving ik enkele getuigenissen van ondernemers die grote bedragen moesten terugbetalen die zij via hun socialeverzekeringsfonds kregen als overbruggingsrecht met gezinslast in de coronaperiode. Ondertussen hebben wij via de media vernomen dat er zo zeker 38.000 gevallen zouden zijn. Zij verwezen in hun getuigenis naar de onduidelijkheid over de interpretatie van gezinslast inzake het overbruggingsrecht, na de versoepeling tijdens de crisisperiode.
Mijnheer de minister, in hoeveel gevallen werd het verschil tussen de overbruggingsuitkering en de overbruggingsuitkering met gezinslast toegekend tijdens de coronaperiode teruggevorderd? Graag een overzicht per jaar waarvoor de terugvordering geldt.
Hoe groot is het totale teruggevorderde bedrag? Graag een overzicht per jaar waarvoor de terugvordering geldt.
Hoe verhoudt het aantal teruggevorderde overbruggingsuitkeringen met gezinslast zich tot het totale aantal toegekende overbruggingsuitkeringen met gezinslast? Graag krijg ik ook daar een overzicht van.
01.02 Minister David Clarinval: Aangezien deze vraag zes deelvragen bevat, heb ik bijgevolg een lang antwoord.
Het overbruggingsrecht bestaat sinds zijn invoering uit twee bedragen, namelijk een basisbedrag en een verhoogd bedrag voor gezinslast. Aanvankelijk stond dit hoger bedrag open voor zelfstandigen die een gezinslast hadden in de zin van de wetgeving betreffende de ziekte-uitkeringen. In het begin van de crisis werd beslist om de notie gezinslast te verruimen door te verwijzen naar de notie in het kader van de geneeskundige verzorging van het koninklijk besluit van 3 juni 1996, in plaats van naar de wetgeving betreffende de uitkeringen.
In de praktijk betekent dit dat de betrokkene van het supplement voor gezinslast kan genieten indien hij een persoon ten laste heeft bij zijn verzekeringsinstellingen. Op deze basis kunnen dus meer zelfstandigen aanspraak maken op het verhoogd bedrag dan voorheen het geval was.
Het overnemen van het fiscaal criterium inzake gezinslast is niet de ideale oplossing.
Ten eerste wordt het overbruggingsrecht gefinancierd door sociale bijdragen en niet door belastingen. In die zin is het logisch het criterium van de sociale zekerheid over te nemen om het bedrag van het overbruggingsrecht te bepalen. Dit is des te moeilijker omdat dit systeem de uitwisseling van fiscale gegevens met de fondsen vereist. De timing van een dergelijk operatie is zeer moeilijk, met veel juridische obstakels. Bovendien is het ook geen gerichte maatregel. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de feitelijk gescheiden vader de kinderen fiscaal nog als van hem afhankelijke personen heeft, terwijl de moeder in werkelijkheid voor de kinderen zorgt.
Bovendien wordt bij een scheiding de verantwoordelijkheid voor de kinderen vaak verdeeld. Het risico bestaat dat men terugvalt in een scenario waarin iedereen met een kind kan profiteren van de gezinslast. Dit scenario heeft dus ook budgettaire tekortkomingen en is niet sociaal gericht. Wegens het groot aantal dossiers en de bezorgdheid om snel de uitkeringen te kunnen betalen in crisistijden werd het supplement voor gezinslast tijdens de COVID-19-crisis toegekend op grond van een verklaring op eer door de zelfstandige.
Er werd zo vlug mogelijk duidelijk gecommuniceerd met de socialeverzekeringsfondsen die instonden voor de toekenning en uitbetaling van de tijdelijke crisismaatregelen. De aanvraagformulieren in het kader van de tijdelijke crisismaatregelen en het overbruggingsrecht vermeldden wel degelijk uitdrukkelijk dat het begrip personen ten laste diende begrepen te worden als personen ten laste bij het ziekenfonds. Bijkomend zorgden bepaalde socialeverzekeringsfondsen voor een expliciete pop-up bij de digitale aanvraag om het criterium bijkomend in de verf te zetten en zo elke verwarring te vermijden.
Door het vaststellen van misbruiken en uit bezorgdheid om een gelijke behandeling te hebben ten aanzien van de zelfstandigen die wel correct hun aanvraag deden, heeft het RSVZ op basis van de gegevens afkomstig van de ziekenfondsen, de verklaringen op eer a posteriori gecontroleerd. In 38.000 gevallen bleken deze verklaringen op eer niet overeen te stemmen met de gegevens afkomstig van de ziekenfondsen.
Ter herinnering, 446.159 zelfstandigen hebben minstens één uitkering overbruggingsrecht tijdens de crisis ontvangen. Met andere woorden, dit criterium werd door ongeveer 92 % van de zelfstandigen wel degelijk correct geïnterpreteerd en toegepast. Dat wijst erop dat de verwarring niet zo algemeen was als wordt voorgesteld.
Het klopt dat er gedurende de eerste weken van de crisis door de verruiming van de notie gezinslast een zekere verwarring heerste over de toekenning van dat supplement. Daarom werd aan de socialeverzekeringsfondsen gevraagd de onterecht toegekende supplementen niet terug te vorderen voor de maanden maart, april en mei 2020. Het exacte bedrag van de regularisaties is echter nog niet bekend. Ik heb die gegevens opgevraagd bij de socialeverzekeringsfondsen. Zij deelden mij mee dat zij momenteel voor bijna 80 miljoen euro aan dergelijke regularisaties hebben doorgevoerd. Van dat bedrag werd ondertussen al ongeveer een vierde terugbetaald.
Voorts heb ik de socialeverzekeringsfondsen eraan herinnerd dat zij als herstellingsactoren overigens de verplichting hebben om in hun communicatie te wijzen op de mogelijkheid om af te zien van de aan- en toegezonden terugvorderingen. Bovendien zijn de fondsen verplicht de zelfstandige te ondersteunen bij het indienen van zijn/haar aanvraag. Vervolgens kan het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen geheel of gedeeltelijk afzien van de terugvordering van de ten onrechte betaalde financiële uitkering. Een dergelijk afzien is alleen mogelijk als de schuldenaar in staat van behoefte verkeert of in een situatie die deze nabij is, als het terug te vorderen bedrag te klein is om het maken van kosten te rechtvaardigen en wanneer de terugvordering voortvloeit uit de rechtzetting van een fout van het bevoegde socialeverzekeringsfonds of een andere instelling van de sociale zekerheid.
In de periode 2021 tot eind april 2023 hebben meer dan 2.200 zelfstandigen een aanvraag tot verzaking ingediend. Het RSVZ werkt momenteel aan het opzetten van een stroom zodat de socialeverzekeringsfondsen in de toekomst rechtstreeks over de gegevens inzake gezinslast zullen beschikken.
01.03 Hans Verreyt (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor het antwoord op de originele vraag. Ik had de twee daarnet tijdens de toelichting immers door elkaar gehaald. Ze overlapten wel deels.
Die 80 miljoen euro is geen klein bedrag. Er wordt gevraagd om die 80 miljoen euro te regulariseren en ongeveer 25 % van dat bedrag is al terugbetaald. Dat is dus geen klein bedrag.
Het gaat slechts over 8 % van de zelfstandigen. Dat gaat echter niet over 100 % van de zelfstandigen. Bij veel zelfstandigen zal gezinslast zowel voor het fiscale aspect als voor het ziekenfonds immers hetzelfde betekenen. Het is slechts in de afwijkende gevallen, waarbij de fiscale gezinslast verschilt van de gezinslast voor het ziekenfonds, dat er een risico bestaat om op een andere manier gecatalogeerd te worden. Die 8 % is dus niet weinig, aangezien niet de volle 100 % geteld moet worden.
Het grote verschil
zit in de terugwerkende kracht. We hebben de aanpassing gedaan in december
2022, om ze te laten ingaan vanaf maart 2022. Het grootste probleem is ontstaan
tijdens de negen maanden van terugwerkende kracht. We kunnen discussiëren over
de gevallen die nadien nog zijn opgedoken, maar het grote deel van de gevallen
uit de periode van de terugwerkende kracht is niet de schuld van de
zelfstandigen, maar wel van deze regering die de wetgeving aanpaste met terugwerkende
kracht.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De vergadering wordt gesloten om 11.07 uur.
La séance est levée à 11 h 07.