Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du
Climat |
Commissie
voor Energie, Leefmilieu en Klimaat |
du Mardi 9 mai 2023 Après-midi ______ |
van Dinsdag 9 mei 2023 Namiddag ______ |
De behandeling van de vragen vangt aan om 15.28 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Christian Leysen.
Le développement des questions commence à 15 h 28. La réunion est présidée par M. Christian Leysen.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01.01 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, le gouvernement fédéral envisage actuellement d'aménager une deuxième zone dédiée à l'éolien offshore – baptisée Princesse Élisabeth et proche de la France – qui permettra d’accueillir 3,5 gigawatts supplémentaires. Selon le calendrier prévu, un appel d’offres permettra de sélectionner les projets entre 2024 et 2026. À cet égard, le cadre légal prévoit une participation citoyenne: les citoyens pourront participer soit par un cofinancement des éoliennes, soit par le biais de communautés d’énergies renouvelables, qui seront copropriétaires des éoliennes.
Selon une étude de l’Université de Gand, cette deuxième option s’avère la plus intéressante au niveau sociétal, car elle permet à tout le moins de mobiliser l’épargne citoyenne qui dort sur des comptes en banque, de stabiliser le prix de l’électricité pour les ménages sur le long terme et de stimuler une électrification rapide du chauffage et de la mobilité. Au niveau climatique, la participation citoyenne dans l’éolien offshore permettrait, selon cette même étude, de réduire directement les émissions de CO2 à raison de 1,12 million de tonnes. L’appel d’offres prévoit cependant que les coopératives ne seront associées qu’à un seul consortium pour déposer un projet de parc éolien.
Mes deux questions sont assez simples, madame la ministre: si ledit consortium ne remporte pas le marché, la copropriété citoyenne sera-t-elle caduque?
Deuxièmement, les coopératives seront-elles autorisées à former des pré-accords avec plusieurs consortiums afin de maximiser leurs chances?
01.02 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, il y a effectivement deux bonnes nouvelles: le triplement de la zone offshore éolienne en mer du Nord, ce que nous saluons ainsi que, mais passé sous les radars, cet accès aux coopératives d'énergie citoyenne.
Je ne répéterai pas les propos tenus par le collègue De Smet sur la base de l'étude de l'Université de Gand.
Néanmoins, cet accès aux coopératives d'énergie citoyenne se traduira-t-il concrètement dans l'appel d'offres et dans ses concessions?
Y aura-il un système de points garantis pour privilégier la qualité de coopérative citoyenne à ces participants au nouveau marché?
01.03 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, le 28 avril, nous prenions connaissance de l'existence d'un accord sur les principes du cadre réglementaire quant aux procédures d'appel d'offres pour l'exploitation des nouveaux parcs éoliens en mer du Nord.
Parmi les principes retenus, nous trouvons: "Garantir le prix de l'énergie le plus bas possible pour tous les consommateurs belges avec la possibilité de conclure des PPA à prix fixes pour notre énergie et nos citoyens; permettre la participation des citoyens; développer davantage l'expertise de la Belgique dans le domaine de l'offshore et rendre l'énergie offshore plus durable en se concentrant sur l'innovation et l'expérience; éviter les bénéfices exceptionnels".
La presse nous apprenait une semaine plus tôt que le mécanisme de l'enchère de concession retenu devrait suivre le modèle du contrat de différence (Contract for difference).
Concrètement, les investisseurs recevraient du gouvernement une garantie de prix. Si les prix de l'électricité descendent en dessous d'un plafond défini, l'État compense la différence auprès des exploitants. Dans l'autre sens, s'ils dépassent un certain seuil, ces mêmes investisseurs doivent verser un montant à l’État. Madame la ministre, pourriez-vous-nous détailler le contenu de cet accord?
Ensuite, ces dernières années, vous avez indiqué à plusieurs reprises que la zone Princesse Elisabeth pouvait être exploitée "sans l'aide du gouvernement" – autrement dit, sans subside de l’État. Pour quelles raisons cette option n'a-t-elle pas été retenue? Pourriez-vous nous fournir de plus amples informations sur les plafonds minimaux et maximaux que je viens d'évoquer?
Le 16 décembre dernier, le gouvernement approuvait un mécanisme de soutien aux parcs éoliens actuels, lequel partage les mêmes principes que celui envisagé pour la zone Princesse Elizabeth: à savoir, en garantir la rentabilité et éviter les profits excessifs. Quels enseignements pouvons-nous retirer de la mise en place de ce mécanisme de soutien? Les seuils du mécanisme des futurs parcs offshore seront-ils similaires à ceux des parcs actuels?
Dans quelle mesure ce nouveau système est-il susceptible de favoriser des prix bas pour nos concitoyens? Pouvez-vous nous garantir que les coûts d'exploitation des nouveaux parcs ne se répercuteront pas sur les factures?
Enfin, nous savons qu'un critère de participation citoyenne sera repris dans l'appel d'offres, afin que les ménages et les PME puissent "prendre des parts" dans les parcs éoliens et accéder à cette électricité à un prix fixe par le biais d'une coopérative. Pouvons-nous en savoir plus sur le fonctionnement de cette participation, ainsi que sur les conditions d'accès des ménages?
01.04 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, de criteria voor de aanbesteding zijn bekendgemaakt in twee fases. Op 21 april was er het principieel akkoord en op 5 mei kwam u naar buiten met het definitief akkoord van de ministerraad.
Er is gekozen voor een tweezijdig contract for difference, wat eigenlijk al lang bekend was. Het stond zowat in de sterren geschreven. Wat ik wel raar vond, is dat minister Van Quickenborne vanochtend zei dat dit ook Europees zou zijn opgelegd, dat men daar binnen de EU allemaal voor kiest. Ik heb een vraag aan hem gericht over de standaardisering op het vlak van de ondersteuningsmechanismes, maar u zult ongetwijfeld ook licht in mijn duisternis kunnen laten schijnen. Blijkbaar is er ook een mogelijkheid om na drie jaar uit dat contract for difference te stappen en voor de helft van de productie een langetermijncontract te sluiten met de industrie, zoals nu al gebeurt.
Kunt u daarover wat meer uitleg geven, ook gezien de ergernis van de MR die we straks zullen aanhoren over zero bid? Ik kijk nu even naar de liberalen, want waar is de tijd dat mevrouw Marghem en de heer De Backer zeiden dat we door de jaren heen al heel veel ondersteuning hebben afgebouwd en dat we naar zero bid moeten gaan? Il fut un temps.
Kunt u ook wat meer uitleg geven over hernieuwbare-energiegemeenschappen? Sommigen willen verder gaan en willen voor 20 % in het eigenaarschap van de parken stappen en zelfs 20 % van de elektriciteit aan burgers leveren. Ik dacht dat er al een antwoord was op de vraag van de heer Cogolati over burgerparticipatie bij de beoordeling van een bod. Ik geloof dat toen werd gecommuniceerd dat het om 10 % van de punten zou gaan.
Kunt u meer toelichting geven bij de tendercriteria?
Voor wanneer is de goedkeuring van de Europese Commissie gepland? Wat zullen de volgende stappen zijn?
Een heel belangrijke vraag, de vraag van 10 miljoen, of van 100 miljoen of 1 miljard, de vraag die niemand stelt, is de volgende. Op de webstek van AD Energie, geactualiseerd op 3 april, wordt gesteld dat de vergunningsschema's voor Ventilus en Boucle du Hainaut duidelijk en zeker dienen te zijn. Er wordt letterlijk gesteld: “De data van voltooiing van deze twee projecten zijn namelijk twee essentiële parameters voor potentiële inschrijvers om hun bod voor te bereiden". Hoe dient dit te worden geïnterpreteerd? Zal de tender voor het eerste park worden gepubliceerd vooraleer er een omgevingsvergunning voor Ventilus is toegekend? Hoe moeten we die cryptische zin in godsnaam interpreteren?
Ik werd daarnet nog aangesproken door een West-Vlaamse burgemeester. Die mensen zitten klaar met advocaten voor procedures. U kunt zeggen dat dat uw probleem niet is, maar het is wel de AD Energie die dat op de webstek plaatst en die de koppeling met Ventilus maakt. Wanneer zal de eerste tender in de markt worden gezet en worden gepubliceerd? Is er een verband met de omgevingsvergunning voor Ventilus?
01.05 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, de collega’s hebben de problematiek al ingeleid.
Wat mij in deze tender vooral opvalt, is dat men heel veel verschillende modellen in een supermodel heeft trachten te schuiven. Het gaat enerzijds over een two-sided contract for difference en anderzijds over een carve-out die wordt aangemoedigd om een power purchase agreement aan de industrie te kunnen aanbieden, met daarbij nog een gedeelte burgerparticipatie tussen de 1 en 4 % van de capex. Blijkbaar moesten heel veel zaken in één model worden gepropt. Ik kan bijna partijnamen plakken op wie wat precies aanleverde. Dat levert criteria op die voor 90 % worden bepaald door de strike price en voor 10 % door innovatie, waarin drie verschillende scores moeten worden verwerkt: financiële burgerparticipatie, communicatie en hernieuwbare-energiegemeenschappen. Ik vrees dat, als er zo veel verschillende zaken moeten worden gecombineerd, de focus van de tenderprocedure zal verwateren.
Ik heb hierover een aantal vragen.
Kunt u een kort overzicht geven van de juiste samenstelling van criteria en voorwaarden van de tenderprocedure?
Hoe wilt u voorkomen dat de focus van de tender wordt gespreid over te veel verschillende criteria? Hebben die criteria dan eigenlijk nog wel enige impact, of de gewenste impact, aan het einde van de rit?
Hoe worden de kosten van het hele systeem onder controle gehouden? Bij de inleiding van het document dat u zelf hebt verspreid, is dat niet een van de opgelijste doelstellingen, hoewel we die totale kostprijs natuurlijk wel met zijn allen zouden kunnen betalen.
Hoe verloopt de procedure nu juist verder? Dat sluit aan bij de vraag van de heer Ravyts.
01.06 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, madame la ministre, le récent sommet sur l'offshore en mer du Nord qui s'est déroulé le 24 avril dernier à Ostende a démontré l'intérêt d'un grand nombre de pays pour décupler les capacités éoliennes en mer du Nord, ce dont nous pouvons nous réjouir.
Ma question était également adressée au ministre Van Quickenborne, qui comme celle de M. Wollants, vient exclusivement ici en commission. C'est une bonne chose car cela nous permet d'avoir un débat d'actualité.
Comme vous l'avez rappelé, ce sommet a démontré aussi que les éoliennes offshore étaient techniquement mais aussi économiquement mûres. Le secteur, par la voix de son lobby WindEurope, insiste non plus pour un soutien économique mais pour un soutien dans la formation, le recrutement et l'emploi.
Nous avons pu voir que de nombreux parcs éoliens offshore sont déjà construits sans le moindre subside ou soutien "hors marché" payé par le consommateur. Un précédent intervenant a d'ailleurs rappelé que, lorsque j'avais mis au point, avec Philippe De Backer, un cadre général pour le lancement de la deuxième grande zone en mer du Nord belge, nous avions prévu une situation zero bid, c'est-à-dire une situation tout à fait favorable où la maturité de la technologie permet à l'exploitant d'offrir cette technologie sans demander à être rémunéré pour celle-ci.
Comme je viens de le dire, de nombreux parcs éoliens offshore sont déjà construits sans le moindre subside. Pour reprendre un exemple dans un autre domaine, celui des télécoms, la vente des concessions pour les réseaux mobiles 3G, 4G et désormais 5G, par mise en concurrence et enchères, a rapporté plusieurs centaines de millions d'euros à l'État.
Madame la ministre, confirmez-vous les propos évoqués lors du sommet d'Ostende, à savoir que la technologie éolienne offshore est désormais techniquement et économiquement mûre, les termes "économiquement mûre" étant les plus importants? Le consommateur ou contribuable belge doit-il dès lors encore y apporter des subsides par le biais de sa facture? Selon l'état actuel du marché et en comparaison avec d'autres projets en développement dans les pays les plus avancés, combien peut rapporter à l'État la vente de concessions pour les parcs offshore dans la zone Princesse Elisabeth?
01.07 Christian Leysen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, een aantal leden heeft ter zake een aantal pertinente vragen gesteld.
Het is natuurlijk heel moeilijk een evenwicht te vinden tussen enerzijds het stimuleren van innovatie op het vlak van de energietransitie en anderzijds het beheren van de kostprijs voor de overheid. Ik betreur ook deels dat men de ambitie van de zero bid niet heeft kunnen waarmaken. Het is daarbij zeker goed bedoeld om burgerparticipatie mogelijk te maken. Wij moeten er echter over waken dat er, door een contract for difference enerzijds en door burgerparticipatie anderzijds, geen druk op de prijzen wordt gecreëerd. Men wil, enerzijds, de bedrijven veiligstellen. Als ondernemer ben ik daar niet altijd enthousiast over, ondernemen betekent immers risico’s nemen en wie risico’s neemt en goed werkt, wordt daarvoor vergoed. Het kan echter ook eens tegenvallen. Een contract for difference wil dat uitsluiten. Wanneer, anderzijds, dus ook nog een garantie op hoog rendement wordt gegeven aan een bepaalde burgerparticipatie, creëert dat impliciet een bepaald mechanisme.
Ik verwijs ook nog even naar de realisaties van Philippe De Backer. Wij moeten durven, na een fase van stimuleren, een aantal criteria scherper te stellen. Ik hoop dat dat in het verdere proces ook zal gebeuren.
Mevrouw de minister, ik kijk uit naar uw antwoorden.
01.08 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik dank u voor de vragen.
In de teneur van de vragen valt mij de grote focus op het aspect van de ontwikkelaar op. De vragen die gaan over de noodzaak van ondersteuning, al dan niet in grote mate, en over de maturiteit van de sector, leggen de focus op de eerste zone die ons land heeft ontwikkeld. Op dat moment was dat een industrie die hier in België niet aanwezig was, maar die wel heeft geleid tot het ontwikkelen van een hele waardeketen in ons land.
Bij de ontwikkeling van de Prinses Elisabethzone hebben wij echter niet alleen de belangen van de Belgische windindustrie en de ontwikkelaars voor ogen gehouden, maar ook de belangen van de afnemers.
Wij hebben eerder al beslist om de capaciteit in de Prinses Elisabethzone te verhogen naar een maximum van 3,5 gigawatt, onder andere mogelijk gemaakt door het energie-eiland. Deze redenering volgend, moeten we er ook echt voor zorgen dat die elektriciteit die daar wordt opgewekt rechtstreeks naar onze industrie, onze bedrijven en onze gezinnen kan gaan. In de plannen die de Europese Commissie op tafel heeft gelegd in het kader van de hervorming van de elektriciteitsmarkt wordt hier ook op aangestuurd, door prijsgaranties te kunnen bieden aan afnemers om de volatiliteit te kunnen verminderen.
De beslissing die
is genomen is dus geen allegaartje, ze heeft een dubbel doel. Enerzijds willen
we de prijsstabilisering ten aanzien van de ontwikkelaars deels derisken wat betreft de investering, met
name een two-sided contract for difference.
Anderzijds willen we ervoor zorgen dat de elektriciteit bij de afnemers kan
terechtkomen. We willen dus in een carve-out
op het volume voorzien. In de plannen die aangeboden worden in de tender kan zo
worden gezegd dat een deel van het volume onttrokken wordt aan het two-sided contract for difference. Zo
kan de ontwikkelaar dus een bod doen waarin hij een deel van het volume
onttrekt aan het contract for difference
en aanbiedt in de vorm van PPA’s ten belope van 50 % industrie en
25 % (…).
Dat toont aan dat
de sector veel matuurder is, dat die een pak minder ondersteuning behoeft en
dat de ondersteuning die nog gevraagd wordt de volatiliteit van de
elektriciteitsprijzen betreft. Als de elektriciteitsprijs te laag is om een
investering terug te betalen, wordt daarvoor een ondersteuning gevraagd, een
soort prijsstabilisering.
In een tweezijdig contract for difference wordt er een strike price vastgelegd: de prijs die de ontwikkelaar indient in zijn bieding. De ontwikkelaar verkoopt zijn elektriciteit op de day-aheadmarkt. Ontvangt hij een lagere prijs dan de overeengekomen strike price, dan ontvangt hij van de overheid een bijkomende vergoeding tot aan het niveau van de strike price. Omgekeerd is het net zo: als de prijs die hij op de markt ontvangt hoger uitvalt dan de strike price, dan betaalt hij het verschil terug aan de overheid. Het gaat dus om een mechanisme dat aan beide zijden van toepassing is.
Mevrouw Dierick, ik citeer u even uit een ander dossier: het principe van 'het juiste genoeg'. Welnu, dat principe hebben we hier proberen na te streven. Uiteraard speelt hier nog een derde belang mee, namelijk het belang van de overheid zelf: niet meer steun geven dan nodig is.
Monsieur Ben Achour, vous avez évoqué le mécanisme de redevance minimale et maximale pour la première zone des parcs existants. En effet, nous avons décidé d’introduire ce système pour les parcs existants. Nous avons aussi décidé d'introduire un mécanisme structurel dans ce système pour éviter – je ne vais peut-être pas dire des surprofits – mais des bénéfices dont nous considérons que nous allons à nouveau les partager avec l’État. En fait, l'État belge soutient jusqu’à une certaine hauteur – à laquelle s'ajoute dans ce cas-ci une marge de 20 euros –, mais au-delà, cela lui revient.
Nous sommes en train de clôturer ce dossier et nous espérons aboutir dans les semaines qui viennent. Nous avons dû consulter la Commission européenne, car il s’agit aussi ici d’une aide d’État.
En ce qui concerne la vente des concessions domaniales, elle est hors de question. Dans ce cas, le gouvernement ne peut plus assurer le suivi du développement du parc éolien et de sa réalisation effective. Cette piste a quand même été examinée de près, également par le régulateur. Celui-ci m’a avertie qu’un acteur pourrait offrir un prix exagérément élevé dans l’intention d’acheter la concession par intérêt stratégique, sans intérêt réel pour la construction du parc éolien. Pour la zone Princesse Élisabeth, il est extrêmement important que le parc soit effectivement construit et que l’électricité parvienne au consommateur final au prix le plus bas possible.
Met betrekking tot de tender zelf moeten de kandidaten aan een reeks ontvankelijkheidscriteria voldoen om in aanmerking te komen voor de ontwikkeling van een windpark. Er wordt een hele reeks voorwaarden opgelegd inzake technische en financiële capaciteiten. Ook wordt een maximale biedprijs gehanteerd. Om die te bepalen, wordt een studie besteld.
Cela veut dire que celui qui introduit une offre ne peut pas offrir un prix qui va au-delà d'un prix maximal.
Biedingen boven die prijs komen niet in aanmerking voor verdere beoordeling.
Mijnheer Wollants, mijnheer Leysen, dat is een van de mechanismes die worden ingebouwd om de kostprijs van het systeem, die gedeeltelijk afhangt van de uiteindelijke marktprijs, onder controle te houden. Er wordt een minimaal aandeel burgerparticipatie opgelegd. Ik ga daar zo dadelijk verder op in. Vervolgens worden de biedingen beoordeeld op basis van twee types criteria: ten eerste, het niveau van de prijs, voor 90 % van de punten; ten tweede, de inspanningen die de ontwikkelaar zal leveren om burgers te laten participeren, voor 10 % van de punten.
En ce qui concerne la participation des citoyens, un minimum de 1 % du CAPEX de l'ensemble du projet doit être ouvert à la participation citoyenne. C'est donc le minimum que tout promoteur doit atteindre pour être autorisé à participer à l'appel d'offres.
En outre, des points supplémentaires seront accordés au candidat qui souhaite aller plus loin en termes de participation financière, de collaboration avec les communautés d'énergie renouvelable et de communication, de sensibilisation et d'engagement actifs. La répartition exacte se situe au niveau de deux pistes qui sont encore ouvertes et qui seront tranchées dans l'arrêté royal d'appel d'offres.
Les deux pistes sont les suivantes. La première est une répartition "3-3-3", c'est-à-dire trois points pour la participation financière, trois points pour la participation citoyenne dans les communautés d'énergie et trois points pour tout ce qui est communication, sensibilisation et engagement actifs, avec un point supplémentaire pour celui qui combine les deux.
La deuxième est une répartition "6-3-1", c'est-à-dire six points pour une participation à la fois financière et dans les communautés d'énergie renouvelable, trois points pour les communication, sensibilisation et engagement actifs et un point pour le promoteur qui, dans la première catégorie, combine les deux.
Nous avons décidé des principes et, en ce qui concerne la participation citoyenne, les deux pistes sont ouvertes et le choix sera fait au moment de la rédaction de l'arrêté royal. Ces pistes font l'objet de consultations afin de déterminer celle qui est la plus souhaitée et la plus efficace.
Actuellement, il existe une coopérative dans laquelle presque toutes les communautés d'énergie renouvelable existantes se sont unies pour participer à l'appel d'offres offshore.
Il s'agit d'un développement récent. Bien sûr, des changements sont possibles, de même que d'autres coopératives peuvent émerger. Ainsi, j'ai entendu que des PME étaient en train de s'organiser. En vertu du droit de la concurrence, il n'est pas interdit à un acteur de participer à plusieurs consortiums. Toutefois, il importe de veiller au respect des règles de concurrence par toutes les parties. À cette fin, la coopérative SeaCoop a élaboré un protocole d'accord qu'elle peut signer avec plusieurs consortiums, en vertu duquel elle n'a pas accès aux informations confidentielles propres au projet, mais se concentre sur les accords conclus entre eux, notamment sur le plan de la participation civique, qui sont importants dans ce contexte. De cette manière, il leur est possible d'établir par avance un cadre d'accord avec plusieurs consortiums et de participer à celui qui finira par remporter l'appel d'offres.
En outre, nous avons prévu dans l'appel d'offres que la condition minimale de participation financière ne doit être remplie qu'un an après l'entrée en service du parc éolien et que les efforts supplémentaires pour lesquels de nouvelles dépenses auront été affectées doivent être accomplis trois ans après cette entrée en service. Cela donne également au consortium gagnant assez de temps, après avoir remporté l'appel d'offres, pour mettre au point le cadre des accords et la coopération finale en termes de participation des citoyens. La liberté de choix du partenaire est ainsi maintenue pour toutes les parties aussi longtemps que possible.
Nous avons organisé pas mal de consultations du
secteur et une réunion des stakeholders
pour détailler la décision qui a été prise par les intéressés souhaitant
travailler avec SeaCoop, mais aussi par ceux qui entendent travailler avec un
autre acteur. Cet
aspect ne me pose pas vraiment de problème.
Mijnheer Ravyts, de volgende stap voor de voorbereiding van de tender is in de eerste plaats het uitschrijven van het koninklijk besluit voor de tender. De principebeslissing was daartoe belangrijk. Het koninklijk besluit over de tender wordt een heel technisch koninklijk besluit, met een gedeelte op voorstel van de CREG en een gedeelte geschreven door mijn administratie. De delen worden samengevoegd en vormen het voorwerp van consultatie, om iedereen op hetzelfde vertrekpunt te zetten. In de uitwerking daarvan zullen natuurlijk ook weer verschillende pistes mogelijk zijn.
Het ontwerp van koninklijk besluit moet nog een heel traject volgen, met name langs het CEA-comité en de Raad van State, maar ook langs de Europese Commissie, aangezien het over staatssteun gaat. Wij verwachten met heel dat proces klaar te zijn in het eerste kwartaal (Q1) van 2024, waarna we de tender kunnen lanceren in Q4 van 2024.
Wat betreft Ventilus en de Boucle du Hainaut, waarnaar u verwijst, de netaansluiting is natuurlijk cruciaal voor de aansluiting van de Prinses Elisabethzone. De vergunning van Ventilus zal in principe beschikbaar zijn voordat de tender wordt toegekend. Normaal gezien zou de vergunning beschikbaar zijn in Q1 2025. De toekenning van de tender verwachten wij in Q1 2026. Na een bouwtijd van twee jaar komen we uit in 2028, wetende dat het eiland midden 2026 klaar zal zijn, waarna de infrastructuur voor transformatie nog moet worden geplaatst. Zo zitten we alsnog met een pittige timing, maar we zullen die zeker kunnen halen.
01.09 François De Smet (DéFI): Monsieur le président, je remercie simplement la ministre pour sa réponse exhaustive.
01.10 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het zou goed zijn om in deze commissie ook eens in dialoog te gaan met de administraties over deze tendercriteria.
Ik hoop dat de timing die u zelf hebt vooropgesteld aan de werkelijkheid zal beantwoorden, ik hoop dat voor u. Er zijn aan de einder immers nog steeds wat donkere wolken in verband met het vergunningsschema voor die aansluitingsdossiers. Wij zullen zien hoe het een en ander in de praktijk zal verlopen.
01.11 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, je remercie Mme la ministre pour ses réponses, que je vais analyser de manière plus approfondie. Mais à première vue, elle fait une description des lignes directrices des marchés publics qui vont être lancés, en expliquant que finalement, elle a eu en point de mire la participation citoyenne. Cela existait déjà dans le précédent gouvernement, puisque nous avions lancé l’idée que cela soit possible. Je trouve que c’est une bonne chose.
En revanche, même s’il y a, à un moment donné, un prix avec lequel on spécule à la hausse ou à la baisse selon les situations, soit pour éviter que le subside soit payé, soit pour permettre aux investisseurs une certaine garantie parce que les prix seraient inférieurs, il est quand même ennuyeux de ne pas pouvoir retrouver un élément qui pousserait les différents offreurs de projets à entrer dans une concurrence qui leur permette d’offrir des projets qui soient self-supporting, et de ne pas pouvoir profiter, quand les prix sont négatifs, d’un remboursement qui reviendrait aux consommateurs.
À côté de la participation des citoyens à ce processus, qui peut être formulée de différentes manières, il y a aussi la possibilité pour le citoyen, à un moment donné, de bénéficier d’une énergie électrique, peut-être pas quasiment gratuite, mais en tout cas beaucoup moins chère, parce que les prix sont à ce point bas à certains moments qu’ils sont négatifs; et donc de générer dans le chef du consommateur un intérêt évident à recevoir un remboursement par rapport au subside qu’il aurait dû payer.
Madame la ministre, je reviendrai certainement vers vous avec une autre question plus précise, au fur et à mesure de l’évolution de ce dossier.
01.12 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik blijf toch wat met het idee zitten dat men heeft geprobeerd om zeer veel zaken te combineren. De focus is mij niet zo heel duidelijk. Veel zal afhangen van de manier waarop de markt het ontvangt en hoe men daarop zal inspelen.
Ik blijf toch enigszins bezorgd over het feit dat een aantal van die elementen de kostprijs omhoog zullen duwen. U weet dat men in de LCOE-berekeningen voor dit jaar heeft vastgesteld dat de LCOE voor windprojecten opnieuw ongeveer op het niveau van 2015 zit, na een daling die continu was gedurende vele jaren. Ik ben benieuwd of dat een ander effect zal hebben tegen de tijd dat de veiling wordt georganiseerd, anders zitten wij opnieuw in de situatie waarin de vraag is wie de ondersteuning zal betalen en of dit de best mogelijke oplossing was die u naar voren kon schuiven.
01.13 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik heb aandachtig geluisterd, aangezien de uitbouw van de offshorewindcapaciteit in de Noordzee ons genegen is.
U hebt veel gesproken over prijsgaranties, het wegnemen van de volatiliteit, prijsstabilisatie en niet meer steun geven dan nodig is. Ik vind dat u alles veel ingewikkelder maakt dan het is. De PVDA-PTB-fractie is nog steeds van mening dat de energieproductie in publieke handen moet blijven, want daar zijn veel voordelen aan verbonden, zoals prijsgarantie en de afwezigheid van prijsvolatiliteit. Dan kunnen de opbrengsten en winsten terugvloeien naar de gemeenschap in plaats van de huidige situatie waarin de kosten worden gesocialiseerd en de winsten geprivatiseerd. Op die manier krijgt men goedkope stroom a rato van de productiekosten en dan kan dit ook veel sneller dan nu het geval is. Het moet ook snel gaan, kijken we maar naar de bosbranden in Canada, de hittegolf in Spanje, Portugal en Marokko en de droogte in Frankrijk.
Wat de burgerparticipatie betreft, die zou gegarandeerd zijn vermits er minstens 1 % voor moet openstaan, als ik het goed heb begrepen. Daar verheugen wij ons op. Ik heb alleen wat schrik, hoewel ik het nog niet in detail heb bekeken, wanneer u spreekt over 90 % van de punten op de prijs en 10 % op de burgerparticipatie, want in dat geval zal de prijs toch wel zwaarder doorwegen.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
02.01 Leen Dierick (cd&v): Mevrouw de minister, ik zou willen dat ik deze vraag niet meer zou hoeven te stellen, want ik hoopte dat er twee maanden geleden, vorige maand of zelfs vorige week een doorbraak geweest zou zijn. Dat is helaas niet het geval.
Onze bevoorradingszekerheid is nog altijd in gevaar, zowel op korte als op lange termijn. Ik ben daar ongerust over. Al op 18 maart 2022 heeft deze regering beslist om de twee jongste kernreactoren Doel 4 en Tihange 3 te verlengen. De premier en u zijn aangewezen om de onderhandelingen met ENGIE te voeren. We begrijpen allemaal dat die onderhandelingen niet eenvoudig zijn en dat er heel wat hordes moeten worden genomen.
Daarom werd op 9 januari 2023 eerst een inspanningsverbintenis gesloten. Toen is een update van het akkoord tegen 15 maart aangekondigd, waarin de maximumfactuur voor de berging van het nucleair afval zou worden bepaald. Ik stel vast dat er bijna twee maanden later nog altijd geen update en geen witte rook is. U hebt al meerdere keren gezegd dat we beter een goed dan een overhaast akkoord kunnen sluiten. Ik ben het daarover met u eens, maar, mevrouw de minister, het lijkt erop dat er geen vooruitgang meer wordt geboekt.
Zoals u weet, speelt de tijd in ons nadeel. Zonder akkoord wil ENGIE geen brandstof bestellen en zonder brandstof kunnen beide kernreactoren niet langer open worden gehouden. We draaien dus rondjes en trappelen ter plaatse. Er is ook nog geen zekerheid of het lukt om de geplande werkzaamheden aan Doel 4 en Tihange 3 meer in de tijd te spreiden, zodat beide centrales wel degelijk in de cruciale winters kunnen draaien. Het is dus onzekerheid troef.
Die onzekerheid is niet goed voor de burgers, voor de ondernemers, en zeker niet voor de werknemers. Ook voor hen moet er duidelijkheid komen. De klok tikt verder.
Wanneer mogen wij een akkoord verwachten? Kunt u nog altijd garanderen dat beide kerncentrales in de winters van 2025 en 2026 daadwerkelijk zullen draaien?
02.02 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, nous posons des questions à longueur de commissions concernant ce dossier et ce, depuis des semaines et des mois. La décision qui devait être prise en décembre 2021 a été reportée et obtenue en principe en mars 2022. Il y a eu un accord entre ENGIE et le gouvernement qui est un échange d'obligations de moyens avec des dates relais, des milestones qui permettaient d'envisager la concrétisation à moyen terme de la prolongation de Doel 4 et Tihange 3.
On constate qu'à chaque fois, depuis le début et encore maintenant, il y a des reports systématiques qui empêchent notoirement à certaines propositions de loi en commission de l'Énergie d'être examinées comme elles auraient le droit de l'être en faisant l'objet d'un renvoi devant le Conseil d'État, par exemple.
Aujourd'hui, nous sommes le 9 mai déjà. Il devrait y avoir un accord sur le cap des provisions nucléaires et il aurait dû y en avoir un le 15 mars dernier. Nous pensons, en lisant plus ou moins les lignes et entre les lignes, que vous essayez d'atterrir pour la fin juin en même temps que ce que le head of terms prévoyait en termes de concrétisation d'accord juridiquement obligeant, obligeant les parties à agir conformément à ce qui est prescrit dans l'accord.
Vous avez encore quelques jours devant vous pour trouver le moyen de finaliser le montant plafond que devra payer ENGIE pour le traitement du démantèlement et l'aval du cycle.
Nos questions se ressembleront toutes, pardonnez-nous! Nous voulons savoir si, au-delà des mots bateaux et des phrases creuses, au 1er novembre 2026 – ce qui est tard – nous aurons la disponibilité de l'électricité produite par Doel 4 et Tihange 3 dûment prolongés.
C'est fondamental puisqu'en plus de cette difficulté majeure, Elia a adressé, il y a quelques semaines, un courrier au gouvernement pour indiquer que la prolongation de ces deux centrales, toute chose étant égale, était insuffisante par rapport aux besoins d'approvisionnement en 2026 et en 2027.
Donc, si en plus, nous ne pouvons même pas compter sur Doel 4 et Tihange 3 au 1er novembre 2026 et que nous devons attendre, selon les termes de l'accord, 2027, je ne sais vraiment pas ce que nous allons faire. Nous vivrons, en tout cas, des temps très difficiles, comme l'a dit le premier ministre qui ne pensait pas si bien dire quand il a fait cette prédiction, il y a quelques mois.
02.03 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Ik zal de inleiding overslaan, want de situatie is al mooi geschetst door de collega’s. Ik heb vier precieze vragen, en hoop daar precieze antwoorden op te krijgen.
Ten eerste, we vernamen uit de pers dat premier De Croo afgelopen vrijdag in Parijs was. Heeft hij daar contact gehad met ENGIE? Was u daarbij aanwezig?
Ten tweede, in het principeakkoord van januari, de zogenaamde heads of terms, was er sprake van twee tussenstappen. In een eerste fase, tegen 15 maart, zou er een update komen van het principeakkoord zelf: een geactualiseerde heads of terms dus. Tegen 30 juni zou alles in een juridisch bindend akkoord worden gegoten, de zogenaamde Transaction Documents. Is het correct dat u die data nastreeft voor het aangekondigde zomerakkoord? Gaat het dan meteen om een definitief juridisch bindend akkoord, of mikt u tegen de zomerperiode veeleer op de update van het principeakkoord?
Ten derde, in juni komt Elia met een nieuwe tweejaarlijkse studie over de bevoorradingszekerheid: de ‘adequacy and flexibility studie 2024-2034’. Eerder berekende Elia dat de gevreesde bevoorradingsproblemen voor de winter 2024-2025 uiteindelijk beter zouden uitvallen dan ingeschat. Volgens de recentste inschatting zouden we zelfs geen problemen ervaren tijdens die winterperiode. Hebt u al zicht op de winters van 2025-2026 en 2026-2027, waar ook bezorgdheid over bestond? Is er sprake van een capaciteitsprobleem en, zo ja, kan ENGIE garanderen dat de kernreactoren in dat geval zullen blijven draaien?
Ten vierde, ENGIE probeert in deze onderhandelingen de kostprijs, of althans een deel van de kostprijs, van het nucleaire afval, te verhalen op de staat, met andere woorden op de burgers. U hebt zich zo goed als akkoord verklaard met dat principe, waartegen wij ons kanten. Wanneer geeft u ons inzicht in de kostenraming van de berging van het kernafval? We moeten daar een democratische controle op kunnen uitoefenen en vragen dat het Parlement inzage krijgt in de documenten nog voor de regering een juridisch bindend akkoord afsluit met ENGIE. Wij willen vooraf controle kunnen uitoefenen, niet wanneer het te laat is. Ik verwijs in dit kader even naar het akkoord dat collega Marghem heeft gesloten toen ze minister was, de zogenaamde wurgcontracten, waar u achteraf mee zat opgezadeld.
Zult u ons inzage geven in de kostenramingen en in het akkoord, vooraleer u er uw handtekening onder zet?
02.04 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, ik zal niet herhalen wat mijn collega’s hebben gezegd. Het is zo dat het niet goed is voor de burgers als er geen akkoord komt, maar het is ook niet goed voor de burgers als wij de factuur van het kernafval volledig naar hen doorschuiven. Ik probeer tussen de regels door te lezen. Het feit dat er vandaag nog geen akkoord is, lijkt mij vooral een bewijs dat de eisen van ENGIE wellicht niet realistisch zijn wat dat betreft. De gretigheid van sommigen hier helpt vooral ENGIE en niet de regering.
Wat is de laatste stand van zaken? Er waren bepaalde deadlines vooropgesteld. Hoe problematisch wordt de situatie?
Wat als ENGIE geen evenwichtig akkoord wil
sluiten? Hoe kijkt u
daarnaar?
02.05 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, j'avais posé une question en plénière au premier ministre il y a à peu près deux semaines. Il espérait un accord avec ENGIE sur les déchets nucléaires avant l'été, sans nous indiquer s'il s'agissait de l'été politique ou de l'été météorologique, ce qui, dans le langage vivaldien, laisse toujours un peu de marge et des possibilités de continuer à nous balader.
Objectivement, le calendrier de base était déjà extrêmement serré – tout le monde le reconnaît – dans ses étapes et on voit à quel point nous sommes en retard. Certaines sources nous disent que si le combustible nécessaire pour faire fonctionner les deux réacteurs à partir de 2025 n'est pas commandé très rapidement, nous allons au-devant des pires difficultés.
Madame la ministre, il est donc assez légitime de vous demander où nous en sommes parce que l'inquiétude croît et que nous semblons aller droit dans le mur.
02.06 Reccino Van Lommel (VB): Elke keer als er vragen worden gesteld over de levensduurverlenging van Doel 4 en Tihange 3 houdt u de lippen stijf op elkaar. Alleen zien we geen vooruitgang. Altijd wordt gezegd dat de sfeer goed is, dat de onderhandelingen lopen. Toch stellen we vast dat deadline na deadline verstrijkt. Dan wordt er gezegd dat men liever een goed akkoord dan een overhaast akkoord heeft. Dat horen we ondertussen echter al heel lang. Ons geduld wordt niet echt beloond. We weten tot op vandaag immers nog altijd niets.
We stellen vast dat de hete hangijzers er nog altijd zijn en dat u in die onderhandelingen eigenlijk nog geen centimeter bent opgeschoven. De brandstof moest worden besteld. Als dat niet snel gebeurt, is dat problematisch. 15 maart was een belangrijke datum om die go te kunnen geven, om te kunnen garanderen dat we tijdig die brandstof zouden hebben. Het risico wordt nu alleen maar groter dat die centrales stilgelegd zullen moeten worden, wat een verlenging uiteindelijk duurder zal maken, maar wat ook de bevoorradingszekerheid in het gedrang brengt. 30 juni is een belangrijke datum. Dan zou er een definitief akkoord moeten zijn. De heads of terms moest echter al op 15 maart geüpdatet zijn. Als er dan deadlines worden overgeslagen en niet worden gehaald, hoe wil u dan de deadline van 30 juni met het definitieve akkoord halen? Kan die überhaupt nog gehaald worden? Bij uw eigen coalitiepartners blijven bijzonder veel vragen rijzen. Er is dus heel veel onduidelijk. Ik kan alleen maar hopen dat u ons vandaag eindelijk meer kunt vertellen dan dat u ermee bezig bent en dat u liever een goed akkoord dan een slecht akkoord wilt. De parlementsleden hebben recht op duidelijkheid, op de waarheid. Hopelijk kunnen we vandaag eindelijk iets meer te weten komen.
02.07 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, je comprends mais j'ai fait une confusion entre deux textes. Emportée par mon sens de l'intervention spontanée, j'ai oublié quelques éléments à propos du combustible. Si les collègues sont d'accord, j'ajouterai ces petits éléments à la question pour permettre à la ministre de répondre complètement. Je pense que les collègues sont charmants et je les remercie d'ailleurs de leur élégance.
Le président: Brièvement!
02.08 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, madame la ministre, selon la banque de donnée PRIS de l'Agence internationale de l'énergie atomique (AIEA), le combustible utilisé pour Doel 4 et Tihange 3 est standardisé (14 pieds de longueur, assemblages par fagots de 17) et on le retrouve communément dans les réacteurs PWR.
Madame la ministre, ENGIE et Electrabel ont-ils commandé ce combustible? Quelle est la position de Luminus, qui dispose de 10,19 % des centrales de Doel 4 et Tihange 3, sur cette question? Quel est le délai pour la commande de ce combustible? À titre de comparaison, le délai qui s'était écoulé entre les premières discussions sur la prolongation de Doel 1 et 2 et le redémarrage de ces réacteurs en décembre 2015, était de 18 mois, avec un combustible aux caractéristiques non standardisées. Avez-vous demandé à ENGIE, Electrabel ou Luminus de contracter une option pour un tel combustible? Si oui, quelle a été leur réponse?
Que représente le coût approximatif d'un chargement de combustible pour Doel 4 et Tihange 3? Que représente-t-il par rapport au coût des travaux nécessaires aux LTO de Doel 4 et de Tihange 3 et par rapport au coût d'un blackout? Une étude du Bureau fédéral du Plan a estimé que le coût d'un blackout en Belgique était de 120 millions d'euros par heure. Je le rappelle.
En votre qualité de ministre de l'Énergie, vous
êtes notamment compétente pour l'approvisionnement en matières fissiles. Vos
représentants du gouvernement auprès de la société Synatom, qui dispose du
monopole pour l'approvisionnement en combustible nucléaire des centrales
nucléaires de la société Electrabel, ont-ils pris action pour garantir et
sanctuariser cette commande de combustible en temps et en heure? Avez-vous
contacté des experts, des fournisseurs de combustibles ou l'Euratom Supply Agency (ESA) pour
vérifier ces délais d'approvisionnement et coûts indiqués par ENGIE et
Electrabel? Je vous
remercie pour vos réponses complémentaires.
02.09 Christian Leysen (Open Vld): Mevrouw de minister, ik deel een aantal bezorgdheden, maar zoals ik de voorbije vergaderingen heb aangegeven, hebben beide partijen er belang bij tijdens deze zeer belangrijke lopende onderhandelingen niet in hun kaarten te laten kijken. Alle verklaringen hierover zouden gebruikt of misbruikt kunnen worden door de andere partij. Ik zou ook graag meer weten, maar ik houd vast aan het principe dat ik erop vertrouw dat de regering dit dossier met de nodige ijver en aandacht behandelt. Ik heb er alle begrip voor dat u niet in detail treedt hierover.
02.10 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik begrijp absoluut de vragen, de ongerustheid, de zorgen over de dubbele uitdaging waarvoor we staan. Dat is enerzijds het garanderen van de bevoorradingszekerheid voor de winter van 2025-2026 en 2026-2027 en anderzijds de factuur van het radioactieve afval. Daar zijn we het engagement aangegaan om samen met ENGIE te bekijken op welke wijze we die kosten kunnen plafonneren en wat de eindfactuur voor het afval is.
Deze elementen, de bevoorradingszekerheid voor de winters van 2025-2026 en 2026-2027 en de tien jaar van de voorgenomen uitbating, samen met het afval, vormen de duurste, langste en meest delicate werf van ons land. Deze elementen zijn cruciaal en strategisch zeer belangrijk voor de energieonafhankelijkheid van ons land, voor de bevoorradingszekerheid, voor de rust en de kalmte die nodig is voor onze economie. Tegelijkertijd moeten we erover waken dat we niet stoemelings een factuur doorschuiven naar veel generaties na ons.
Ces deux éléments et la nature des négociations cruciales et stratégiques me contraignent à la discrétion quant à leur teneur, en particulier en ce qui concerne les aspects commerciaux associés à la commande du futur combustible dans un marché international très tendu en matière d'approvisionnement en combustibles nucléaires. Toutefois, je puis vous assurer qu'à ce jour, rien ne nous permet de conclure que la production d'électricité dans les centrales prolongées au-delà de 2025 soit rendue impossible par la poursuite des négociations.
Op de website van het FANC is de voorgenomen wijziging van het WENRA-KB gepubliceerd, met name om de 'flex LTO' mogelijk te maken, omdat daarvoor een wijziging van het regelgevend kader nodig is.
Les représentants de l'État dans Synatom suivent de près l'évolution de l'approvisionnement en uranium de ces centrales, bien au-delà de la période concernée – in tempore non suspecto, dirais-je.
Wij onderhandelen met ENGIE, die op haar beurt een overeenkomst heeft gesloten met Luminus. ENGIE Electrabel houdt Luminus in dat kader periodiek op de hoogte van de stand van zaken van de onderhandelingen. Wij voeren dus geen dubbele onderhandelingen.
Er zijn op dit moment geen tussentijdse resultaten voor de adequacy & flexibility studie van Elia, die in juni zal worden gepubliceerd. De resultaten voor de winter 2024-2025 kunnen niet worden geëxtrapoleerd naar toekomstige winters, zoals Elia ook uitdrukkelijk heeft vermeld in een verslag. De resultaten voor die winter zijn vroeger gekomen, met name om de low carbon tender te lanceren die wij gepland hadden. Op basis van die geactualiseerde cijfers bleek die tender echter niet nodig.
Mochten er capaciteitsproblemen zijn, beschikken we uiteraard over het CRM om die op te vullen. Dat is immers een reden waarom het CRM-systeem is ingevoerd. Laat me echter duidelijk zijn: er is een zeer sterke reden waarom er is beslist om alsnog die kerncentrales te verlengen, namelijk de inval van Rusland in Oekraïne, waardoor de toeleveringsketen van gas onder druk kwam te staan. Om die reden is die beslissing is genomen, die nu wordt uitgevoerd en waarvoor we non-stop onderhandelingen voeren.
Afgelopen vrijdag was de eerste minister in Parijs in het kader van een veiligheidstop. We hebben van de gelegenheid gebruikgemaakt om gesprekken te voeren in Parijs, weliswaar op Belgisch grondgebied. Daarvoor hebben we nu eenmaal ambassades. Ik kan bevestigen dat de gesprekken samen zijn gevoerd door de eerste minister en mezelf, zoals ook gebruikelijk is als we in Brussel rond de tafel gaan zitten.
Zoals u merkt laten we niets onbenut om, zo snel mogelijk, tot een goed akkoord te komen.
02.11 Leen Dierick (cd&v): Ik heb er alle begrip voor dat het geen eenvoudige onderhandelingen zijn, en dat u geen details wenst prijs te geven over lopende onderhandelingen. Die heb ik overigens niet gevraagd, ik zou alleen de tijdlijn willen kennen, en de garantie willen dat de jongste kerncentrales effectief verlengd zullen worden. Ik betreur dat ik daar geen antwoord op heb gekregen.
Het spreekt voor zich dat er niet stoemelings mag worden beslist over dit dossier. Dat is alsnog niet het geval, meen ik, al sleept het allemaal wat lang aan. Dat zorgt voor onduidelijkheid bij de burgers, de bedrijven en de werknemers. Er heerst onzekerheid omtrent de bevoorradingszekerheid en de factuur. Naarmate alles aansleept, wordt bovendien ook de geloofwaardigheid aangetast. Ik hoop dat ik me vergis en er alsnog binnen afzienbare tijd een degelijk akkoord kan worden bereikt. Ik hoop dat we de zekerheid krijgen dat de jongste kerncentrales operationeel zullen blijven in de winter van 2025-2026, en de daaropvolgende winter, en dat er duidelijkheid komt omtrent de kostprijs van het nucleaire afval.
Mijnheer Verduyckt, we kunnen veel zeggen over onderhandelingen die lijken te sputteren en over deadlines die niet worden gehaald, maar het woord gretigheid past niet in dat plaatje.
02.12 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, je ne suis pas étonnée et en même temps, cela me trouble de voir à quel point votre réponse est vague et sans éléments de densité. Je vous ai pourtant offert la possibilité de réagir à des questions précises sur le combustible, un élément, somme toute dans cette discussion, qui n’est finalement que très périphérique puisque c’est quelque chose qui, certes, est important dans la négociation mais qui est dédramatisé notamment par les questions concrètes que j’ai posées et auxquelles vous auriez pu répondre, ce qui aurait permis de voir que vous connaissez la question. Au lieu de cela, que constate-t-on? Malheureusement, vous ne semblez pas connaître la question. Par ailleurs, vous ne paraissez pas vraiment maîtriser ou être entrée dans les négociations.
En effet, vous pourriez au moins dire certaines choses sans précision et d’autres beaucoup plus intéressantes que les banalités que vous venez d’énoncer: ʺNous saisissons toutes les occasions. Nous espérons avancer. Si on a un problème d’approvisionnement, on espère que la guerre ne sera plus d'actualité entre la Russie et l’Ukraine, qu’on récupérera un marché du gaz et que grâce à notre CRM, tout ira bien.ʺ. C’est oublier à nouveau que d’abord, vos centrales à gaz nouvelles ne sont pas encore construites et que, deuxièmement, les centrales à gaz anciennes ne sont pas en mesure de fonctionner 70 à 80 % du temps, comme Elia nous l’a expliqué antérieurement. Nous ne l’avons pas oublié.
Fidèle à vos dogmes, vous revenez sans cesse à l’alimentation du marché de l’électricité belge et à la sécurité d’approvisionnement dans notre pays, par le biais de votre système gaz et de votre CRM mais vous oubliez la décision qui a été prise par le gouvernement et vous n’avez pas l’air de vous préoccuper outre mesure de sa réalisation concrète dans le temps. Là, cela commence vraiment à me poser un problème. Mme Dierick a parlé de crédibilité. J’utiliserai également ce terme.
Crédibilité politique et technique, mais également sérieux. Sérieux par rapport à des décisions prises par le gouvernement et qui ne sont pas concrétisées. Dès lors, je reviendrai vers vous prochainement pour vous interroger à nouveau et faire en sorte qu'une publicité soit faite sur cette question qui me semble de plus en plus cruciale.
De voorzitter: In het Nederlands zegt men: elke vogel zingt zoals hij gebekt is. Dat is niet alleen op huidige en vorige ministers van Energie van toepassing.
02.13 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, op mijn eerste vraag hebt u geantwoord. Ik onthoud dat u daarbij aanwezig was.
Op mijn tweede vraag hebt u niet geantwoord, terwijl ik me moeilijk kan indenken dat u niet weet waar u naartoe werkt: een globaal akkoord of een principeakkoord. We zullen zien wat er uit de bus komt.
Mijn derde vraag betrof de bevoorradingszekerheid. Ik kan me niet indenken dat u nog geen inzage hebt in de resultaten van de studie van Elia. U bent blijkbaar tamelijk gerust in de bevoorradingszekerheid en het feit dat de kerncentrales zullen draaien, waarvan akte. Ik hoop alleen dat ENGIE de bevoorradingszekerheid niet blijft gebruiken om de regering te chanteren. Als het zover moet komen, moet ENGIE maar gedwongen worden.
Mevrouw de minister, ik heb u uitdrukkelijk gevraagd of wij als parlementsleden inzage krijgen in uw akkoord en in de cijfers. Ik ben teleurgesteld dat u het Parlement geen inzage geeft, hoewel u het Parlement tot nu toe meestal wel inzage gaf in documenten. U hebt wel verklaard dat u de factuur niet wilt doorschuiven naar vele komende generaties. Het gaat evenwel om een aanzienlijke factuur.
Onder anderen de heer Verduyckt heeft ook al zijn bezorgdheid geuit dat de belastingbetaler of de consument zal moeten betalen voor een deel van het kernafval. De begroting is evenwel een zaak van het Parlement. De PVDA vindt alleszins dat het niet aanvaardbaar is dat de regering zo’n beslissing neemt die miljarden euro’s voor vele generaties zal kosten zonder dat het Parlement daarbij wordt betrokken. Wij zullen dus blijven eisen dat het Parlement wordt geraadpleegd vooraleer het akkoord definitief wordt ondertekend, zodat we inzage hebben in de kostenraming van het kernafval.
02.14 Kris Verduyckt (Vooruit): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister. Het is zeer moeilijk die onderhandelingen te beoordelen, aangezien we er in se niet veel over weten. We zullen straks vooral naar het resultaat moeten kijken. Collega Dierick verwijt mij het gebruik van het woord ‘gretigheid’, maar dat sloeg vooral op de gretigheid met betrekking tot die twee kerncentrales, maar we horen te weinig over de afvalfactuur. Laat ik duidelijk zijn: wij zijn absoluut voorstander van een akkoord met ENGIE, maar niet ten koste van alles en al zeker niet ten koste van toekomstige generaties die decennialang een gigantische afvalfactuur zullen meetorsen. Voor zo’n akkoord passen wij.
02.15 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik kan alleen maar vaststellen dat, met elke week die passeert, er meer fracties ongerust worden en vrezen dat het inderdaad niet goed zal komen. In het begin was dat alleen de oppositie. Toen zat u vooraan en straalde u zelfvertrouwen uit dat het in orde zou komen en dat er stappen vooruit zouden worden gezet. Vandaag moet ik vaststellen dat u ons zelfs geen blik meer wil geven op wat er komen gaat en in welke timing. Ik heb u in dit dossier nog nooit zo neerslachtig zien antwoorden als vandaag. Dat zegt mij meer over wat er komen gaat dan wat u in uw antwoord hebt gezegd.
De voorzitter: Het is altijd goed om zulke verklaringen te doen om de onderhandelingspositie te versterken. Ik zou het anders doen, maar ik heb geen spreekrecht meer.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
03.01 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, op 24 april nodigden u en de eerste minister de vertegenwoordigers van acht Noordzeelanden plus Luxemburg en de Europese Commissie uit voor een topontmoeting om van de Noordzee de grootste groene krachtcentrale van Europa te maken.
Dat laatste is uiteraard toe te juichen. Het is mede dankzij jaren klimaatbetogingen door onder andere studenten en milieuactivisten dat het thema nu echt op de agenda staat. Er moet massaal worden geïnvesteerd in hernieuwbare energie. Daar zijn wij het over eens.
Toch hebben wij de wenkbrauwen gefronst, want terwijl er geen wetenschappers, geen experts in groene energie, geen mariene biologen, geen vertegenwoordigers van de vakbonden uit de sector en geen milieuorganisaties aanwezig waren, waren er behoudens de regeringsleiders en uzelf wel vertegenwoordigers van DEME, Jan De Nul, de patroonsfederatie Agoria, het Belgian Offshore Platform, met onder andere filialen van ENGIE, Eneco en RWE, en uiteraard ook Elia, Fluxys en de haven van Oostende. Volgens de pers namen er inderdaad meer dan honderd bedrijfsleiders aan de top deel. Die weten wel waarom. La Libre Belgique titelde het al: “Il s’agit de se partager un immense gâteau”.
Zo is dat, want in plaats van als overheid zelf de energieproductie in handen te nemen om goedkope groene energie te kunnen leveren aan onze gezinnen en aan onze bedrijven, geeft u die cadeau aan de big business, met honderden miljoenen aan subsidies erbovenop.
Het gaat inderdaad over gigantisch veel geld. Alleen al voor de Tritonlink wordt een bedrag genoemd van 3,6 miljard euro, waarvan 1,4 miljard euro voor België. De kostprijs van het energie-eiland wordt op dit moment geëvalueerd op 600 miljoen euro. Voor de kabels en de interconnecties zou daar nog 2 miljard euro bij komen. Dan spreken wij nog niet over de versterking van het net via de projecten Ventilus en Boucle du Hainaut. De Europese Commissie zal weliswaar ook financieel tussenkomen, maar slechts voor een klein deel.
Welke concrete afspraken inzake de productie van hernieuwbare energie via wind en zon, inzake interconnectie en uitbouw van het transnationale netwerk, inzake de energie-eilanden en inzake de productie en het transport van groene waterstof werden er op de top gemaakt?
Wat is de geraamde kostprijs van de verschillende onderdelen van het project voor ons land en voor welk aandeel komt Europa tussen?
Wie zal dat allemaal betalen? Komt dat allemaal op de factuur van de consumenten, gezinnen en bedrijven?
03.02 Kris Verduyckt (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, ik deel de negativiteit van de vorige spreker absoluut niet. Het is een belangrijke top geweest, waarop heel wat staatshoofden aanwezig waren om te spreken over de echte toekomst, waarbij we de Noordzee inzetten als een energiebron die bijzonder veel mogelijkheden biedt en die ervoor zal zorgen dat wij de overstap naar fossielvrije brandstoffen kunnen maken.
Collega Warmoes, ik herinner u eraan dat volgens een studie die vorige maand werd gepubliceerd, in ons continent elk jaar 1.200 kinderen vroegtijdig sterven aan de gevolgen van fossiele uitstoot. Het is dus bijzonder belangrijk om te kiezen voor de zee als energiebron. De resultaten uit die top lijken mij vrij ambitieus.
Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Eind
vorige maand kwamen in Oostende verschillende Europese staats- en regeringsleiders
en ministers van Energie bijeen om afspraken te maken over een nauwere
samenwerking voor de energieopwekking op zee. De Noordzee moet “de grootste
hernieuwbare energiecentrale” van de wereld worden via de productie van grote
hoeveelheden offshore windenergie en groene waterstof.
De
aanwezige landen waren België, Nederland, Duitsland, Denemarken, Frankrijk,
Noorwegen, Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Luxemburg. De Noordzeecoalitie
is daarmee uitgebreid tot de Noordelijke Zeeën, die ook de Ierse Zee, de
Keltische Zee en de Atlantische Oceaan omvatten. Samen hebben de negen landen
op dit moment zo'n 30 GW vermogen aan windturbines op zee staan. Tegen 2030
moeten dat minstens 120 GW zijn, in 2050 willen ze naar meer dan 300 GW
evolueren. In totaal zouden de windmolenparken dan ongeveer 893 TWh aan stroom
moeten leveren.
Mijn
vragen aan u:
-Welke
afspraken zijn concreet gemaakt? Zijn alle zones waar nieuwe offshore parken
zullen worden gebouwd al geïdentificeerd?
-Is er
een timeline? Hoeveel capaciteit zal er elk jaar gerealiseerd worden?
-De
bedoeling is om de windparken op zee van verschillende landen met elkaar te
interconnecteren? Kan u inzicht geven in welke afspraken hieromtrent concreet
zijn gemaakt?
-Welke
toekomstige windparken (en welke capaciteit) zullen rechtstreeks op het
Belgische net worden aangesloten?
-Welke
impact heeft dit op de Belgische elektriciteitsbevoorrading en op de prijs van
elektriciteit in België?
-Er
was sprake van het beter afstemmen van werven op elkaar en te werken aan
standaardisatie: kan u meer toelichting geven hoe de betreffende landen dit
concreet willen realiseren?
-Wordt
er een vervolg van deze top gepland waar de plannen worden opgevolgd en er
eventueel extra landen worden betrokken?
-Hoe
ziet u de rol van Belgische bedrijven in deze offshore-revolutie? Colruyt heeft
recent zijn windenergietak verkocht.
-De
windenergiesector kampt met moeilijkheden in de toeleveringsketens. Hoe schat u
de haalbaarheid van deze ambitieuze plannen in? Waar situeren zich de
potentieel grootste moeilijkheden?
03.03 Minister Tinne Van der Straeten: We hebben inderdaad op 24 april in Oostende de tweede Noordzeetop georganiseerd. Die top was vooral gelinkt aan de implementatie van de ambities die eerder bij de top in Esbjerg, Denemarken waren afgesproken. Daarbij brachten we de regeringsleiders en energieministers van negen landen samen, namelijk België, Denemarken, Frankrijk, Ierland, Duitsland, Luxemburg, Nederland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk, en de Europese Commissie, vertegenwoordigd door zowel de Commissievoorzitter als de bevoegde commissaris.
Enerzijds maakten we werk van de upgrade van de doelstellingen, vooral omdat meer landen zich aansloten. Anderzijds bogen we ons over de implementatie van de ambities. Het was dus bijzonder vruchtbaar dat ook de industrie daar vertegenwoordigd was, de windindustriesector zelf en de grote afnemers, de basisindustrie, die nood heeft aan de toegang tot goedkope elektriciteit.
Wat de resultaten en afspraken betreft, we hebben onze plannen naast elkaar gelegd. De Kamercommissie heeft zelf ter plekke kunnen zien hoe het stond met de Deense plannen op zee. Welnu, Duitsland en Nederland hebben op de top aangekondigd dat ze zullen onderzoeken of ze zich ook kunnen aansluiten op de Tritonkabel. De link komt ook toe op het energie-eiland en zo werken we aan een geïntegreerd Noordzeenetwerk waarin we verder gaan dan de point-to-pointverbindingen. We interconnecteren immers zo de verschillende projecten.
Er werden ook bilaterale connecties aangekondigd, onder andere de LionLink tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk.
We waren ook bijzonder opgetogen over de deelname van Engeland aan de top, ook al was hun eerste minister verontschuldigd. Immers, we kunnen de vooropgestelde doelstellingen op het vlak van energie niet halen zonder Engeland, dat een bijzondere, historische partner voor ons land is, zeker als het gaat over energiebevoorradingszekerheid en energieprojecten.
Voorts werden er afspraken gemaakt over de standaardisering. Ook al blijft de rush naar innovatie groot, er mag niet uit het oog worden verloren dat standaardisering ook het begin van de circulaire keten is. De tijd van het altijd maar groter willen worden dan anderen, is toch wel voorbij. De focus moet nu liggen op het bouwen en integreren van de verschillende capaciteiten. De projecten en tijdskaders moeten op elkaar worden afgestemd. Tevens werd afgesproken met de energieministers om tegen het einde van het jaar een follow-up te geven in het kader van de North Sea Energy Corporation, het orgaan dat de standaardisering opvolgt, waarbij de link wordt gelegd met de biodiversiteit.
Terwijl de regeringsleiders heel veel gesproken hebben over competitiviteit en waardeketen, niet alleen in verband met de windindustrie, maar in verband met de industrie in haar geheel, hadden de energieministers het over de biodiversiteit. Ons land heeft een zeer goede reputatie op dat gebied. Met ons marien ruimtelijk plan hebben wij de belangen van de verschillende stakeholders met elkaar verenigd. Door de vragen van de andere ministers heb ik mij gerealiseerd dat wij verder staan dan andere landen. We moeten onze expertise met andere landen kunnen delen. De huidige voorzitter van de NSEC, Rob Jetten, heeft aangegeven dat hij de vergadering die hij in december zal organiseren misschien samen zal organiseren met de ministers die bevoegd zijn voor biodiversiteit, om de twee uitdagingen, waaronder dus die van de biodiversiteit, met elkaar te verbinden.
Er zal dus zeker nog een derde editie van de top komen. Ik wil nog even in het midden houden waar die zal plaatsvinden. Bondskanselier Scholz stak alvast de hand omhoog, maar Duits minister van Energie Habeck temperde dat enigszins. Het vraagt inderdaad veel energie en investeringen om zo’n top te organiseren.
Iedereen is zeker gewonnen voor een nieuwe editie. Het gaat immers om een uniek format, waarbij zowel de regeringsleiders als de vakministers en de industrie vertegenwoordigd zijn. Door alle verschillende inzichten daar samen te brengen, kan sneller worden gegaan.
03.04 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Ik laat vooreerst ten aanzien van de heer Verduyckt opmerken dat ik mijn vraag begonnen ben met lof voor het initiatief en met het beklemtonen van ons geloof in hernieuwbare energie in de Noordzee. Alleen zijn we erover bezorgd voor wie en door wie de ambities zullen worden uitgevoerd, ten voordele van wie en wie ervoor zal betalen.
Wij zijn het er volledig mee eens dat de Noordzee de grootste groene energiecentrale wordt, maar wij willen dat energieproductie in publieke handen blijft. Dat zou een grote opportuniteit zijn ten voordele van iedereen.
Mevrouw de minister, voor het overige zijn wij, ten eerste, verheugd dat er op de top bilaterale connecties werden aangekondigd. Het moet inderdaad een internationaal project worden in Europa en dan zijn dergelijke connecties noodzakelijk.
Ten tweede is voor ons ook de link die u met biodiversiteit legt, belangrijk. Er is trouwens bezorgdheid daarover bij de ngo’s.
Ik ben wel ontgoocheld over het uitblijven van een concreet antwoord op mijn vragen hoeveel wie wat zal betalen en hoeveel het aandeel van Europa wordt. U wees erop dat de basisindustrie en de grote afnemers nood hebben aan goedkope elektriciteit. Maar dat geldt natuurlijk ook voor de gezinnen. Onze vrees is uiteraard dat alles op de factuur van de consumenten zal belanden. Ik zal u later zeker nog over het dossier ondervragen.
03.05 Kris Verduyckt (Vooruit): Mijnheer Warmoes, u juicht het project toe, maar vervolgens geeft u er minutenlang op af. U vraagt zich af voor wie het is. We hebben daarstraks nog een debat gehad over burgerparticipatie en windmolens in zee.
Ik ben wel van mening dat we niet alles door de overheid kunnen laten doen. Ook de bedrijven en burgers spelen een rol. We zullen allemaal samen de energietransitie moeten waarmaken.
Mevrouw de minister, de conclusies van de top, die u vandaag al meegaf, getuigen alvast van een sterk staaltje van samenwerking, die we vandaag op internationaal vlak veel te weinig zien. Wat daar gebeurd is, is bijzonder goed. U kwam tot de vaststelling dat ons land zelfs een beetje vooroploopt. Misschien is dat ook geen heel groot mirakel, aangezien we toch al enige tijd met die zaken bezig zijn. Afgaande op de ambities van andere landen, zullen die ons op termijn wel inhalen. Dat is ook niet verwonderlijk, aangezien ze een pak meer kust hebben dan wij. Wat er gebeurd is, is een goede zaak. Vooruit zal het dossier met heel veel belangstelling blijven volgen.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
04.01 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, “Langetermijncontracten voor de levering van Amerikaans gas aan Europese bedrijven leiden tot een enorme toename aan infrastructuur aan beide kanten van de oceaan, verstikken lokale gemeenschappen, en bedreigen onze klimaatdoelen. De gasindustrie, waaronder het Belgische Fluxys, zit niet alleen aan de knoppen, maar heeft geprofiteerd van de oorlog in Oekraïne om deze plannen door te duwen.” Dat schrijft Greenpeace International in een nieuw onderzoeksrapport, dat eind april is gepubliceerd. Het is een grondig rapport, want het telt 77 pagina’s en maar liefst 573 referenties. Ik ben dan ook verwonderd dat ik de enige ben die daarover een vraag stel. De heer Verduyckt had dat misschien ook kunnen doen, aangezien hij bezorgd is over het klimaat.
Samengevat staat in dit rapport het volgende te lezen. Ten eerste, de gasindustrie hanteert de angst en onzekerheid veroorzaakt door de oorlog in Oekraïne om onze afhankelijkheid van fossiel gas decennia te verlengen. Ten tweede, contracten tussen Europese en Amerikaanse gasbedrijven leiden tot een wildgroei aan exportterminals, vanuit de Verenigde Staten, en importterminals, in Europa, voor vloeibaar gas. Ten derde, Belgisch gasnetbeheerder Fluxys speelt een cruciale rol met drie bestaande en twee geplande terminals, waaronder de belangrijkste Europese toegangspoort voor Amerikaans gas in Duinkerke. Ten slotte, vloeibaar gas heeft een grotere klimaatimpact dan gas uit pijpleidingen, en de ontginning en verwerking in de Verenigde Staten bedreigen de gezondheid van lokale gemeenschappen, met risico’s op luchtwegaandoeningen, geboorteafwijkingen en kanker, vooral bij mensen van kleur, inheemse groepen en personen met lage inkomens.
Het omvangrijke rapport analyseert hoe het intensief lobbyen door gasnetbeheerders, waaronder Fluxys, en belangengroepen sinds de Russische invasie in Oekraïne heeft geleid tot een verschuiving in het Europees energiebeleid. De focus is veranderd van ‘energietransitie’ naar ‘energiezekerheid’. Projecten voor de invoer van fossiel gas, met name vloeibaar gas uit de Verenigde Staten, schoten uit de grond en werden in versneld tempo goedgekeurd en gefinancierd met publiek geld, waaronder 10 miljard euro belastinggeld alleen al voor REPowerEU. Acht terminals voor vloeibaar gas zijn in aanbouw in de EU en 38 andere liggen op tafel. Samen zouden ze – indien gebouwd – voor 950 miljoen ton CO2-equivalenten per jaar extra zorgen. Dat staat gelijk met een derde van de EU-uitstoot in 2019. Dat staat dus lijnrecht tegenover onze klimaatdoelstellingen, die ook de klimaatdoelstellingen van de regering zijn, terwijl die net nog veel strenger zouden moeten zijn volgens het laatste IPCC-rapport.
Wat vindt u hiervan en wat zult u doen om deze nefaste ontwikkeling alsnog terug te draaien? Zult u Fluxys hierover aanspreken? Misschien kunt u ook iets zeggen over het feit dat de Greenpeace-activisten die deze zaak hebben aangeklaagd, 48 uur in de gevangenis zijn opgesloten en nu ook worden vervolgd voor de correctionele rechtbank, want daar hebt u daarnet niet op geantwoord.
04.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Warmoes, de oorlog in Oekraïne heeft geleid tot een heel grote terugval van de invoer van Russisch pijplijngas in Europa, namelijk van 155 miljard kubieke meter per jaar naar 62 miljard kubieke meter in 2022. Voor 2023 wordt de import ingeschat op slechts 20 miljard kubieke meter, op een Europese vraag die normaal gezien 400 miljard kubieke meter per jaar is. Dat is in 2022 slechts gedeeltelijk gecompenseerd, met 55 miljard kubieke meter extra lng-invoer. Dat wil zeggen dat Europa vooral heel sterk heeft bespaard op zijn gasverbruik, meer bepaald 55 miljard kubieke meter in 2022 of 13 % minder dan in 2021. Ook België heeft hier goed gepresteerd en zijn doelstelling van bijna 15 % gasbesparing gehaald in de periode van augustus tot en met maart tegenover de vorige vijf jaar.
De problematiek die u schetst, is van internationale aard en moet ook op dat niveau worden aangepakt. België schrijft zich volledig in in de Europese maatregelen van sancties en noodmaatregelen, zoals voor opslag en vraagreductie, alsook de maatregelen op lange termijn, zoals voorzien in het Europese REPowerEU-plan. Wij moeten dus blijven focussen op het versterken van onze energieonafhankelijkheid door het streven naar meer energie-efficiëntie en door zoveel mogelijk eigen hernieuwbare energieproductie uit te bouwen, zoals wind- en zonne-energie.
Daarbij moet elektrificatie, gezien de veel hogere efficiëntiefactor, de norm worden in onze industrie en in het bijzonder in de gebouwen en de transportsector. De opwekking van de stroom waarmee die warmtepompen en elektrische wagens aangedreven moeten worden, moet zo snel mogelijk op hernieuwbare wijze gebeuren. Op federaal niveau helpen wij door onze capaciteit van windenergie op zee te maximaliseren.
In de tussenperiode dienen wij evenwel te waken over de bevoorradingszekerheid. Specifiek voor gas is die, mede vanwege de lng-terminal in Zeebrugge, verzekerd. Sterker nog, wij hebben de afgelopen winter sterk bijgedragen aan de bevoorradingszekerheid van onze buurlanden. Nieuwe investeringen in importinfrastructuur kunnen nodig zijn met het oog op de bevoorradingszekerheid, maar moeten uiteraard getoetst worden aan hun compatibiliteit met de klimaatdoelstellingen die op Europees niveau zijn opgelegd. Wij mogen ervan uitgaan dat onze buurlanden en de private investeerders die investeringsbeslissingen op een beredeneerde manier hebben genomen. Daartoe dient ook het overleg op Europees niveau.
Voor de infrastructuur en de activiteiten die binnen mijn bevoegdheid vallen, met name die binnen België, hebben wij vastgesteld dat er geen nood is aan bijkomende importinfrastructuur, hoewel die infrastructuur en onze doorvoercapaciteit afgelopen jaar op hun maximumcapaciteit gebruikt werden ten behoeve van de Europese bevoorradingszekerheid. Waar wij toch in bijkomende pijpleidingen voorzien, binnen het federaal ontwikkelingsplan, wordt erover gewaakt dat ze ook inzetbaar zijn in een toekomstig energiesysteem, bijvoorbeeld door te verzekeren dat ze waterstofcompatibel gebouwd worden, zoals de verbinding die gemaakt wordt met Duitsland.
Het meest fundamentele antwoord op uw vraag is dus dat wij structureel af moeten van het gas, in het bijzonder van Russisch gas. De gerealiseerde vraagreductie moeten wij structureel bestendigen en moet nog verder naar beneden, om te vermijden dat wij effectief afhankelijk blijven van die fossiele brandstoffen.
04.03 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, u bent begonnen met de terugval van de import van Russisch gas. Dat is echter een beslissing die de Europese regeringen genomen hebben.
Ten tweede, de meeste projecten waarvan sprake – 38 projecten voor gasterminals – worden pas opgeleverd tegen 2026. Die dragen dus, alleszins op korte termijn, niet bij aan het oplossen van het probleem met de bevoorradingszekerheid dat veroorzaakt is door de oorlog. Ik mag echter hopen dat de oorlog in 2026 voorbij zal zijn.
Ik ben het wel eens met uw laatste woorden, namelijk dat we structureel af moeten van Russisch gas. Ik zou echter in het bijzonder zeggen dat we ook af moeten van Amerikaans gas. Het is immers aangetoond dat lng nog vervuilender is dan aardgas, en dan hebben we het nog niet over schaliegas.
Het probleem is dat men nu al een enorme overcapaciteit aan het creëren is. Hoewel 2022 een boerenjaar was, met een toename van 140 % van de Europese import van Amerikaans gas, was de capaciteit in Zeebrugge vorig jaar voor slechts 63% benut. We moeten dus de vicieuze cirkel doorbreken. Alles wat nu geïnvesteerd wordt in langdurige contracten, nieuwe lng-terminals en de uitbreiding van bestaande infrastructuren, zijn zaken die afgeschreven moeten worden en die ons nog decennia zullen linken aan fossiele brandstoffen waar u van af wilt. Dat is dus de bezorgdheid en daarover hebt u zich niet uitgesproken. We gaan akkoord met de intentie, maar we vrezen dat we ons nu voor decennia zullen vastleggen aan fossiele brandstoffen, specifiek lng, dat nog erger is dan aardgas.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55036461C van de heer Cogolati wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
05.01 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, op 14 maart bevestigde u in antwoord op een vraag van mij dat de definitieve versie van het plan van Elia overhandigd werd aan de AD Energie. Conform de wetgeving dient u binnen de twee maanden na ontvangst een uitspraak te doen. Ik ga ervan uit dat dit bij wijze van spreken vanavond, morgen of overmorgen zal gebeuren.
De energie- en chemiesector en de industrie in het algemeen in Vlaanderen uitten in een brief aan Elia hun ongenoegen over de zekere stijging van de transmissienettarieven de komende vier jaar. Die dreigen bijna te verdubbelen. Er komen voor 6,5 miljard euro aan investeringen. Terwijl gezinnen en bedrijven sinds 2020 jaarlijks 760 miljoen euro aan nettarieven betaalden, dreigt dat vanaf 2024 1,35 miljard euro per jaar te zullen worden. Wij hebben het hier vandaag al gehad over de investeringen. Wij weten waarover het gaat: nieuwe lijnen, het energie-eiland en extra connecties.
Wanneer wordt het federaal ontwikkelingsplan 2024-2034 goedgekeurd?
Mevrouw de minister, hoe beoordeelt u dit plan in het licht van de ontwikkeling van die nettarieven?
Ik weet uiteraard dat de CREG toezicht houdt op de doorrekening van kosten en dergelijke meer, maar ik ben ervan overtuigd dat u als federaal minister van Energie ook bekommerd bent om de ontwikkeling van die transmissienettarieven en zeker ook de gevolgen ervan voor de industrie.
Dienaangaande is er trouwens ook de wettelijke verplichting, conform het koninklijk besluit van 20 december 2007, voor uw administratie om haar licht te laten schijnen op de strategische milieubeoordelingsfactoren van dat plan.
05.02 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, les fédérations des gros industriels (FEBEG, Febeliec et essenscia) s'inquiètent du nouveau projet de plan décennal de développement du réseau de transport d'électricité d'Elia qui entraîne des investissements de plus de 6 milliards d'euros pour la prochaine période, notamment concentrés entre 2024 et 2027.
Madame la ministre, des études de sensibilité économique ont-elles été réalisées pour d'autres scénarios (avec ou sans nucléaire)? Avez-vous prévu un monitoring de la performance en termes économiques, financiers et opérationnels des projets envisagés par Elia comme le demandent ces fédérations d'entreprises? Elles ont calculé que la facture allait augmenter de plus de 78 % en matière de redevance pour le transport de l'électricité à haute tension.
Voorzitter:
Kurt Ravyts.
Président: Kurt Ravyts.
05.03 Tinne Van der Straeten, ministre: Chers collègues, vendredi dernier, j'ai en effet approuvé le plan fédéral de développement pour la période 2024-2034. Le plan fédéral de développement est un outil important pour réaliser la transition énergétique.
Het zorgt voor meer betaalbare energie in eigen handen, het versterkt de bevoorrading en stimuleert de vergroening. De doelstellingen van het federaal energiebeleid worden zo vertaald in een concreet stappenplan:
- maximale integratie van het eigen potentieel aan hernieuwbare energie in het energiesysteem;
- de realisatie van het hybride energie-eiland Prinses Elisabeth voor de eigen windparken en de interconnecties die er toekomen;
- het inzetten op doorgedreven elektrificatie van onze samenleving om in alle sectoren CO2 terug te dringen;
- de maximale integratie binnen de Europese elektriciteitsmarkt via interconnecties om toegang te krijgen tot goedkopere hernieuwbare energie uit het buitenland, zoals de meest recente interconnectie met Duitsland; en
- het versterken van het bestaande stroomnet en het klaarmaken van het net voor de toekomst.
Dit decennium is cruciaal om de CO2-uitstoot drastisch terug te schroeven en de uitrol van hernieuwbare energie maximaal te versnellen. Doelstellingen voor zowel CO2-besparing als hernieuwbare energie zijn door de Europese Unie vastgelegd en recent verscherpt naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne en REPowerEU. De federale regering steunt die doelstellingen volmondig.
Onze samenleving verandert in een razendsnel tempo, met versnelde elektrificatie en versnelde decarbonisering, meer zonnepanelen, warmtepompen, de snelle opkomst van elektrische wagens, drie keer meer wind op zee, interconnecties via het energie-eiland, de snelle elektrificatie van de industrie en de opkomst van batterijparken. De verandering zien we vandaag en zal alleen maar versnellen. Het stroomnet moet dan ook klaar zijn. Dat betekent dat we moeten vooruitkijken en vooruitplannen, want vooroplopen is het meest rendabel.
De oorlog heeft onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen blootgelegd. Het is maar een kleintje om te kijken naar de enorme bedragen die het voorbije jaar tijdens de oorlog zijn uitgegeven aan de Europese energiecrisis. De rekening daarvan bedraagt volgens de denktank Bruegel ongeveer 800 miljard euro.
De 27 EU-lidstaten gaven 681 miljard euro uit om consumenten en bedrijven te beschermen tegen de stijgende energiekosten. Ook in ons land tastte de federale regering diep in de buidel – bijna 6 miljard euro – om onze gezinnen en bedrijven bij te staan tijdens een van de grootste energiecrisissen.
Voorkomen is beter dan genezen, maar dat vraagt ook de noodzakelijke investeringen, die wij met dit ontwikkelingsplan vastleggen. We zien vandaag in Nederland wat er gebeurt als men niet vooruitkijkt en niets doet: het net loopt daar vast en de industrieën kunnen niet meer uitbreiden. De kosten ten gevolge van de klimaatopwarming zijn een veelvoud van de investeringskosten. Die investeringen vertalen zich trouwens ook in extra werkgelegenheid en bevoorradingszekerheid en meer goedkope, hernieuwbare energie die op het net kan komen.
De concurrentiepositie van onze bedrijven is essentieel en ook een belangrijke prioriteit van de regering, wat wij op verschillende manieren vertalen. Ten eerste is er de energienorm, die na tien jaar eindelijk door de regering werd ingevoerd. Dat is de sleutel voor de concurrentiepositie van de bedrijven. Het houdt concreet in dat de federale heffingen op de factuur niet langer automatisch worden doorgerekend. Ze zijn vormgegeven als een accijns. Die kosten worden ook jaarlijks gebenchmarkt om de concurrentiepositie te monitoren. De resultaten van de studie daarvan verwachten wij op 15 mei. Tegen juni komt er vervolgens een advies van de CREG en van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven over corrigerende maatregelen bij een vervalsing van de concurrentiepositie of bij een slechte concurrentiepositie. Wij wachten dus die studie af.
We hadden het daarstraks over de Prinses Elisabethzone. De rechtstreekse toegang tot die elektriciteit zorgt er ook voor dat de elektriciteitsprijs voor deze bedrijven beheersbaar is.
Madame Marghem, le plan de développement fédéral est préparé conformément aux dispositions de l’article 13 de la loi électricité. Les étapes concrètes de la procédure sont définies dans l’arrêté royal. Dans ce contexte, le gestionnaire de réseau élabore ce plan et définit des scénarios. L’extension de 2 GW de la capacité nucléaire a été incluse dans l’un des scénarios. Le principal contrôle prévu par la procédure actuelle pour le plan de développement fédéral est effectué par les régulateurs dans le cadre du dossier tarifaire. En effet, tous les projets inclus dans le plan de développement du réseau fédéral relèvent des activités réglementées d’Elia. L’article 12 de la loi électricité permet à la CREG de contrôler tous les coûts encourus en rapport avec les projets inclus dans le plan.
Het is essentieel dat iedereen zijn rol opneemt en in volle onafhankelijkheid die rol kan uitvoeren. Dat neemt niet weg dat ik vind dat er meer flexibiliteit, opvolging en monitoring zou moeten zijn. De projecten die nu zijn opgenomen, zijn gebaseerd op de situatie van twee jaar geleden, maar de omstandigheden wijzigen snel en de energietransitie is mede onder impuls van deze regering in een ware stroomversnelling terechtgekomen. Een plan moet kunnen worden aangepast aan veranderende omstandigheden en nieuwe informatie.
Daarom heb ik in het MB ter goedkeuring van het ontwikkelingsplan een aantal bijkomende aspecten opgenomen. Er moet met name voor enkele projecten in een update worden voorzien, ten laatste bij een eerstvolgende aanpassing van het plan. Hoe het plan moet worden opgemaakt, staat op dit moment in de elektriciteitswet en wordt dan per KB uitgewerkt.
De verhoogde dynamiek in het proces wil ik ook via deze weg invoeren, zodat het een nieuwe manier van werken wordt. Vandaag wordt om de vier jaar een plan gemaakt. Het duurt twee jaar om dat plan te maken. Dit plan moest op korte termijn al worden bijgestuurd, door de beslissing van de regering om voor wind op zee tot 3.5 gigawatt te gaan met de inclusie van het energie-eiland.
Door de snelheid van de transitie waar we in zitten, is dit geen adequate manier van werken meer. We lopen achter de feiten aan en we wachten tot we zien wat de modellen na twee jaar uitspuwen.
Daarom werken we aan een wetswijziging, niet alleen voor elektriciteit, maar ook voor gas en waterstof, waarbij de plannen elke twee jaar worden geüpdatet. Zo kunnen we goed plannen om een vooruitzicht te kunnen geven aan de netbeheerder enerzijds en de afnemers anderzijds. De projecten worden telkens afgetoetst aan de meeste omstandigheden en evoluties.
De wijziging voorziet tevens in een versterkte rol voor mijn administratie inzake de scenarioplanning. In dat essentiële onderdeel van het energiebeleid is bijstaffen en bijsturen dringend aan de orde, zo blijkt. De federale overheid moet meer aan het roer komen en reeds de nodige scenario’s ontwikkelen nog voor de opmaak van de technische plannen. Vervolgens is het dan zaak sturing te geven op basis van de ingebedde technische plannen, die op tijd geactualiseerd moeten worden.
De afgelopen twintig jaren is er hard getimmerd aan de liberalisering, maar werd voorbijgegaan aan het uitwerken van een echt vooruitziend energiebeleid, en was er weinig aandacht voor keuzes. Dat is alvast een van de werven waarop we het laatste jaar van de legislatuur heel actief aan de slag gaan om ook daar een kentering teweeg te brengen. Een duidelijke visie die uitgaat van het beleid, gekoppeld aan de expertise van de netbeheerders, kunnen ons land op de koers brengen van meer betaalbare energie in eigen handen.
05.04 Kurt Ravyts (VB): Dank u, mevrouw de minister. Ik ben uiteraard tevreden met de laatste dertig tot vijfendertig procent van uw antwoord, om toch een nauwere impact te hebben als federale overheid op de voorbereiding en de totstandkoming van de federale ontwikkelingsplannen. Dat is meer dan nodig. Ik heb niet onmiddellijk het ministerieel besluit opgemerkt van vorige vrijdag, waarin u het plan formeel hebt goedgekeurd. Uiteraard zoek ik het op. De opmerkingen die u hebt geformuleerd, vind ik wel een stap vooruit. We volgen dit belangrijke dossier verder op. Ik heb trouwens Elia gevraagd om op 6 juni in de commissie toelichting te komen geven bij het federale ontwikkelingsplan. Het is de hoogste tijd om daar in de commissie meer mee bezig te zijn.
05.05 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Tout d’abord, le plan de développement et la manière dont le cadre légal en assure l’existence et le développement futur est bien connu mais c’est l’un des seuls éléments qui permettent à la CREG, le régulateur, de refuser des coûts d’Elia dans l’élaboration de ses tarifs régulés, ce qui fait qu’avoir une CREG indépendante et forte est une chose importante. En effet, il n’y a pas que les gros industriels qui hurlent aujourd’hui. Au vu des augmentations à prévoir des tarifs de transport, les consommateurs aussi devraient hurler et ils ne sont pas défendus, sauf par une CREG qui dira si, oui ou non, la norme tarifaire sera raisonnable ou pas.
En dehors des habituels prétextes qui consistent à dire qu’on est obligé de faire ce plan de transformation et que c’est la première fois qu’on suit une logique de planification dans ce pays - ce qui est faux mais laissons à la ministre l’illusion que c’est la première fois que cela existe dans ce pays - au fond, on voit que c’est finalement Elia qui s’exprime dans la presse et qui dit à travers celle-ci que le plan qu’elle développe, qu’elle met au point et qu’elle soumet à votre approbation est un plan qui est lié à la logique européenne traduite dans la politique énergétique belge. Dans ce plan, on voit qu’on fait la part belle aux interconnexions en renouvelable dont la production d’électricité est incertaine et qu’on modère les efforts sur le nucléaire, alors que l’on sait par la même Elia qu’en 2026-2027, avec la prolongation de réacteurs et tout ce que l’on aura à cette époque-là, nous aurons des problèmes d’approvisionnement.
Vous espérez évidemment que votre CRM comblera le trou. Vous espérez que votre CRM sera l'outil majeur qui permettra la sortie totale du nucléaire. Nous verrons dans les prochains gouvernements ce qu'il en sera. Je pense que c'est une erreur de perspective par rapport à l'approvisionnement électrique et à la sécurité d'approvisionnement. C'est une erreur de perspective également en termes financiers que nous allons payer, selon moi, assez cher.
Je vous demanderai de me communiquer la décision que vous avez prise car dans celle que vous êtes amenée à prendre, on vous propose des possibilités, des pistes et j'aimerais savoir comment, avec tous les avis que vous avez reçus et qui sont liés au cadre légal que vous avez rappelé, comment vous avez intégré les recommandations et l'avis de la CREG. Donc, pourriez-vous, au-delà de l'arrêté royal dont vous avez parlé (et que nous trouverons peut-être facilement) nous adresser votre réponse sur la manière dont vous avez intégré ces recommandations de la CREG et dont vous avez finalement pris les décisions par rapport à ce qui vous était proposé.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
06.01 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, le 14 avril 2023, les annonces relatives aux fonctions de directeur de la direction administrative et de directeur de la direction du contrôle des prix et des comptes du marché de l'électricité et du marché du gaz à la CREG ont été publiées. La date limite pour postuler était le 26 avril 2023.
Je n'ai pas trouvé d'annonces relatives aux fonctions de président du comité de direction de la CREG, ni pour la fonction de directeur de la direction du fonctionnement technique des marchés du gaz et de l'électricité, ni, sauf erreur de ma part, d'arrêté royal de nomination à ces fonctions.
Par contre, j’ai trouvé un arrêté royal du 16 avril 2023 modifiant l'arrêté royal du 13 juillet 2012 relatif à la procédure de nomination et au statut du président et des membres du comité de direction de la commission de régulation de l'électricité et du gaz, et modifiant l'arrêté royal du 3 mai 1999 fixant les règles applicables à ces fonctions. Cet arrêté royal a été publié le 20 avril 2023 au Moniteur belge.
La modification apportée prévoit notamment que: "Au maximum deux des membres du comité de direction de la Commission, y compris le président, sont du même sexe. Cette obligation ne s'applique que si, à l'issue de l'entretien complémentaire dont il est question à l'article 8, les candidats sont jugés également aptes à occuper le même poste après comparaison mutuelle".
Madame la ministre, cette modification de la procédure de nomination en cours de route ne risque-t-elle pas d'ouvrir la porte à d'éventuels recours ou d'invalider la procédure préalablement initiée? Je vous remercie pour votre réponse.
06.02 Tinne Van der Straeten, ministre: Chère collègue, une question similaire a été posée lors de la réunion de commission du 14 avril dernier. Je me permets donc de reprendre certains éléments de la réponse à cette question. Aujourd'hui, aucune décision de nomination n'a été prise dans le cadre de la procédure de sélection lancée en mai 2022. Cette procédure de sélection n'a pas permis de trouver suffisamment de candidats appropriés pour pouvoir remplir tous les postes. Par conséquent, un nouvel appel à candidatures a été lancé pour les membres du comité exécutif responsable de la gestion administrative et de la gestion des prix. Ces postes vacants ont été publiés sur le site internet travaillerpour.be/werkenvoor.be du Selor et aussi sur des sites tels que jobat.be.
Une deuxième observation importante après le premier tour est qu'il n'y a pas d'équilibre entre les hommes et les femmes. Cet aspect sera pris en compte. Maximum deux membres du comité exécutif peuvent être du même sexe. Conformément à l'arrêté royal du 13 juillet 2012, une procédure de sélection est d'abord organisée par le Selor. Celle-ci comprend une présélection ainsi que des tests informatisés, une comparaison des qualifications et des mérites des candidats et un entretien. Le Selor m'envoie ensuite la liste des candidats aptes à occuper le poste vacant.
Toujours selon le même arrêté royal, j'aurai ensuite un entretien supplémentaire avec ces candidats, au cours duquel des compétences spécifiques, les aptitudes relationnelles et les capacités managériales seront comparées. Ces trois aspects sont mentionnés dans l'arrêté royal. Je ferai ensuite une proposition de nomination au Conseil des ministres. Après avoir communiqué la proposition, tous les candidats retenus seront nommés par le Roi pour une période de six ans par un décret pris après consultation du Conseil des ministres.
Notre point de départ est de tout faire pour éviter que la CREG ne puisse plus légalement délibérer et décider. Le moment de la nomination dépend principalement de la date à laquelle je recevrai les rapports de travaillerpour.be.
J'espère que, cette fois, il y aura un nombre suffisant de candidats aptes. C'est d'ailleurs la raison pour laquelle nous avons donné plus de publicité à l'offre d'emploi via des sites d'emploi comme Jobat mais aussi via un certain nombre de canaux en ligne. Je répète que la procédure de sélection entre les deux postes a été publiée. Les candidatures pouvaient être déposées jusqu'au 26 avril.
Le gouvernement a également modifié deux points de l'arrêté royal du 13 juillet 2002 qui précisent que les frais de recrutement seront pris en charge par la CREG. Il est prévu que des femmes siègent également au comité exécutif de la CREG afin d'assurer un équilibre entre les femmes et les hommes. S'il n'y avait que des femmes, cela s'appliquerait aux hommes aussi. C'est l'équilibre entre les deux sexes qui compte.
En ce qui concerne les risques d'éventuels recours pouvant invalider la procédure, sachez que le délai pour introduire le recours contre l'arrêté royal du 16 avril 2023 modifiant l'arrêté royal du 13 juillet 2012 n'a pas encore expiré et je ne peux dès lors pas encore faire de déclaration définitive. Toutefois, pour l'instant, je n'ai pas connaissance d'un recours introduit auprès du Conseil d'État contre cet arrêté royal.
Je considère que le risque d'un recours en annulation recevable contre l'arrêté royal du 16 avril 2023 est faible. Une procédure est actuellement pendante devant le Conseil d'État contre l'arrêté ministériel du 15 janvier 2021 suspendant la procédure lancée en 2018 par vous-même. Il ne s'agit donc pas du recours de mai 2022.
Les parties ont échangé leurs dernières conclusions et l'État belge a reçu un rapport d'audit favorable, c'est-à-dire que nous attendons maintenant l'arrêt du Conseil d'État lui-même. Le Conseil d'État n'a pas encore fixé de date pour cela.
06.03 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses, que j'approfondirai après que le délai de recours est écoulé. Je ne souhaite pas particulièrement qu'il y ait des recours, je dis simplement que l'appel à candidatures est lancé et qu'à un moment donné, au cours de cet appel à candidatures, il y a une modification légale qui change la donne et qui doit être connue par tous les candidats potentiels pour qu'on ne perde pas une chance de poser sa candidature, surtout si on est une femme. Les femmes ont probablement été découragées antérieurement parce qu'elles étaient quasiment persuadées de ne jamais pouvoir emporter la fonction qui était ainsi convoitée.
Je reviendrai vers vous éventuellement après l'écoulement du délai de recours.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
07.01 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, je suis étonnée qu'on ait joint ces questions qui, pourtant, sont très différentes, mais je ne m'y oppose pas puisque nous sommes en duo ici en commission.
En ce qui concerne la première question, madame la ministre, lors d'une inspection dans un bâtiment d'entreposage pour déchets radioactifs de faible activité chez Belgoprocess, des fûts conditionnés par Electrabel présentant un écoulement de gel ont été découverts en 2013.
Depuis 2013, l'ONDRAF a mis en place une solution à court et à moyen terme pour la gestion de ces déchets, notamment par la construction et le transfert de ces fûts dans un nouveau bâtiment d'entreposage.
Aussi, où en est la construction, la mise en exploitation, et le transfert des fûts gelvaten dans le nouveau bâtiment 167X? Quelles solutions de gestion à long terme ont déjà été identifiées pour permettre le stockage définitif de ces déchets radioactifs de faible activité? Le coût relatif à cette solution de gestion à long terme a-t-il été estimé et accompagné des marges d'incertitudes adéquates? A quel niveau ce coût est-il aujourd'hui évalué? Quel est le niveau des marges d'incertitudes prises en compte? Dans l'application du principe pollueur-payeur, la question du coût final pour le stockage définitif des gelvaten fait-elle partie du scope de vos négociations actuelles avec ENGIE et Electrabel? Si non, pourquoi?
Ma deuxième
question porte sur le problème du débat sociétal sur les déchets radioactifs. À
la demande de l'ONDRAF, la fondation Roi Baudouin a initié le 19 avril dernier
l'organisation d'une année de débat sociétal sur l'avenir des déchets
radioactifs de haute activité et de longue durée de vie.
Dans la continuité de la décision déjà prise par notre gouvernement d'enfouir ces déchets dans une installation de stockage en profondeur, solution préconisée par les scientifiques, les experts, l'Union européenne, l'Agence internationale de l'énergie atomique et de nombreux autres pays, qui estiment depuis longtemps qu'il s'agit de la solution la plus sûre et la plus réaliste.
Mes questions sont les suivantes: sur le site internet de la Fondation Roi Baudouin, des réponses relatives à la question de savoir qui paiera la facture du stockage des déchets radioactifs seront abordées. Au regard d'une telle question, l'ONDRAF ou le gouvernement ont-ils l'intention de modifier la règle actuellement en vigueur du pollueur-payeur?
Deuxièmement, les résultats de ce débat sociétal, notamment sur cette question de savoir qui payera la facture, ne risquent-ils pas d'arriver trop tard par rapport aux négociations que vous menez actuellement avec ENGIE et Electrabel?
Troisièmement, la Fondation Roi Baudouin, mandatée par l'ONDRAF, indique qu'un forum citoyen réunissant 32 participants sera également organisé. En rappelant qu'elle avait déjà organisé un premier forum citoyen sur la gestion des déchets radioactifs en 2009 et 2010, la Fondation Roi Baudouin indique qu'elle "garantit la neutralité et l'objectivité tout au long du processus". Madame la ministre, quelles garanties explicites de neutralité et d'objectivité seront-elles mises en œuvre?
Comment la Fondation Roi Baudouin compte-t-elle s'assurer du caractère "fit and proper" de l'encadrement de ce forum citoyen? Que contient le mandat donné par l'ONDRAF à la Fondation Roi Baudouin à ce sujet? Rappelons à cet égard que l'équipe d'encadrement du forum citoyen de 2009-2010 comportait, par exemple, une coordonnatrice du parlement interne d'un important parti politique, devenue par la suite coprésidente régionale puis cheffe de groupe au Parlement bruxellois pour ce même parti, à savoir le vôtre. Au regard de la gouvernance et des pratiques éthiques de certains, j'espère que ceci ne se reproduira plus, et je tiens à m'assurer des dispositions mises en place à cet égard.
Enfin, pourriez-vous m'indiquer en quoi cette consultation spécifique constituée de seulement 32 citoyens, qui ne peuvent pas disposer d'une connaissance ou d'une expertise dans le domaine des déchets radioactifs, peut être représentative de toute la population?
L'article 8, § 4, 2° de l'arrêté royal du 28 octobre 2022 instituant la première partie de la politique nationale en matière de gestion de déchets à long terme, des déchets radioactifs de haute activité et/ou de longue durée de vie, précisant le processus d'institution par étapes des autres parties de cette politique nationale prévoit, au contraire, que les panels représentatifs soient composés de citoyens mais aussi d'experts.
Plutôt que de limiter cette consultation à 32 citoyens encadrés, il convient au contraire, dans une saine démocratie, de l'ouvrir au maximum et de mettre en place une très large consultation transfrontière de l'ensemble de la société civile, comme nous l'avons déjà réalisé par le passé.
Ma troisième question concerne les agréments du producteur Electrabel en matière de déchets radioactifs. L'arrêté royal du 18 novembre 2002 réglant l'agrément d'équipements destinés à l'entreposage, au traitement et au conditionnement de déchets radioactifs dispose que, pour pouvoir être présentés pour acceptation par l'ONDRAF et dès lors pouvoir contractuellement être enlevés et transférés par cette dernière, les déchets radioactifs produits doivent avoir été traités, conditionnés et entreposés dans un équipement agréé par l'ONDRAF.
Dès lors que certaines unités nucléaires ont cessé leurs activités à ce jour et entamé une nouvelle période de leur exploitation visant leur mise à l'arrêt définitive, Electrabel pourrait produire des déchets radioactifs de nature physicochimique ou radiologique différente des déchets d'exploitation ou dans des volumes bien plus importants.
Les principes de bonne pratique et de sûreté prévoient notamment de ne produire un déchet radioactif que lorsqu'on dispose d'une filière de traitement, de conditionnement et d'évacuation connue.
Madame la ministre, pourriez-vous me faire un état de la situation complet des agréments du producteur de déchets radioactifs Electrabel tant pour Tihange que pour Doel, tant pour l'emballage primaire, les équipements de conditionnement et de caractérisation des différents types de déchets conditionnés que pour les déchets non conditionnés? Quelle est la date d'échéance de ces différents agréments?
Le producteur de déchets radioactifs Electrabel dispose-t-il, tant pour le site de Tihange que pour le site de Doel, de l'ensemble des agréments nécessaires au traitement, conditionnement et à la caractérisation des déchets radioactifs qui seront produits pendant la phase de mise à l'arrêt définitif qui suit la cessation d'activité?
Dès lors que l'existence d'une filière agréée de gestion des déchets radioactifs et des combustibles usés est d'une importance capitale pour l'évaluation du coût d'un démantèlement et des coûts de gestion des déchets radioactifs et combustibles usés associés, l'exploitant Electrabel dispose-t-il déjà de l'ensemble des agréments nécessaires à la période de démantèlement? Si non, pourquoi?
À quelle date le producteur disposera-t-il des agréments indispensables pour gérer l'ensemble des déchets radioactifs qui seront produits au cours du démantèlement de ses installations nucléaires?
Dès lors que, selon l'article 2 de l'arrêté royal du 30 mars 1981 déterminant les missions et fixant les modalités de fonctionnement de l'organisme public de gestion des déchets radioactifs et des matières fissiles, l'ONDRAF doit remettre son accord sur le programme de déclassement des installations nucléaires, est-il raisonnable d'entamer un démantèlement ou la production de déchets radioactifs de nouvelle nature ou en grandes quantités sans disposer des agréments y afférents?
Quantitativement, quelle incertitude doit être ajoutée à l'évaluation des coûts des déchets radioactifs ou du combustible usé pour prendre en compte cette situation?
J'espère que vos réponses seront aussi précises que les questions que je vous ai posées.
De voorzitter: Mevrouw Marghem, ik dank u voor uw formidabele inspanning, die nu ongetwijfeld zal worden gevolgd door een even formidabele inspanning van de minister.
07.02 Tinne Van der Straeten, ministre: Madame Marghem, concernant les déchets radioactifs et les fûts présentant du gel, le bâtiment 167X – dédié à l'entreposage des "gelvaten" – est aujourd'hui en phase de construction. Sa mise en exploitation est prévue à partir de mi-2024. À ce moment, Belgoprocess commencera le transfert des gelvaten.
Depuis la découverte des écoulements de gel, l'ONDRAF, en concertation avec Electrabel, a pensé à un programme de R&D relatif à la gestion à long terme de ces déchets. Plusieurs pistes prometteuses ont été examinées, portant tant sur leur modification que sur celle des installations de stockage en surface. L'intégration de tous les résultats est en cours, en vue de leur discussion avec l'AFCN et de la fixation de la suite à donner au programme de R&D.
Les coûts relatifs au stockage en surface des gelvaten, y compris une marge d'incertitude liée à la nature particulière de ces déchets, sont pris en compte dans les coûts totaux de gestion à long terme, évalués par l'ONDRAF à la demande du gouvernement. Ils sont repris dans la note technique documentant l'analyse des incertitudes et des risques associés au transfert de la responsabilité financière de la gestion des déchets radioactifs et du combustible usé des sept centrales nucléaires belges, qui nous a été transmise par l'ONDRAF - à notre demande - le 6 mars dernier. Cette note constitue une référence majeure dans les discussions entre le gouvernement fédéral et ENGIE.
S'agissant du débat sociétal, il est à noter que son objectif ne porte pas sur le financement en général, mais vise à confirmer le choix stratégique du stockage en profondeur en tant que première partie de la politique nationale de gestion à long terme des déchets de haute activité et à longue durée de vie et à permettre de formuler une recommandation relative aux grandes lignes du processus décisionnel.
Quelles sont les décisions qui doivent être prises? Dans quel ordre? Qui doit préparer la décision? Qui décide et sur la base de quels éléments? Qui accompagnera le développement de cette solution, en tenant compte des exigences de la réversibilité de la décision?
La première partie de la politique nationale de gestion à long terme qui a été décidée par ce gouvernement était, en fait, une décision qui était attendue depuis vingt ans, voire plus. Ce n'est qu'une première décision que vous connaissez très bien, madame Marghem. En effet, c'est le seul dossier que vous m'ayez transmis quand je suis entrée en fonction. Mais sachez quand même que ce n'est pas le seul dossier que j'ai mené à bien depuis. Outre le dossier qui m'a été transmis, nombre d'autres dossiers devaient également être menés à bien.
En ce qui concerne la participation citoyenne, tout le processus et le débat sociétal a été confié à la Fondation Roi Baudouin qui avait déjà entamé un tel processus, notamment dans les années 2008 alors que j'étais députée. C'était, en tout cas, avant 2010 puisque cette année-là je n’étais plus réélue. Quoi qu'il en soit, la Fondation Roi Baudouin avait déjà suivi un tel processus. Elle a donc été sollicitée pour remplir cette tâche.
La Fondation est reconnue pour sa neutralité et son objectivité et les ministres de tutelle et l'ONDRAF ont toute confiance dans le fait que ces vertus seront garanties au forum citoyen et pour le débat sociétal. Je laisse donc à libre cours à la Fondation Roi Baudouin d'organiser cela. Cela ne revient ni à la tutelle ni à l'ONDRAF de s'en mêler. Car les questions qui doivent encore être tranchées sont très difficiles.
Wij hebben een
draagvlak nodig in de samenleving om dit te kunnen bereiken en de stichting
heeft alle ervaring en expertise in huis en laat zich daarin ook begeleiden,
zowel door experten op het vlak van nucleair afval en industrie als door
experten op het vlak van participatie.
C'est avec ces résultats qu'on va ensuite entamer les prochaines étapes qui doivent être décidées.
En ce qui concerne les agréments du producteur Electrabel en matière de déchets radioactifs, les sites de Doel et Tihange disposent de tous les agréments nécessaires, à l'exclusion de celui relatif au conditionnement des filtres de la centrale de Tihange et de celui relatif à une des installations de mesures de la centrale de Doel. Les agréments valides le sont jusque fin 2024, voire mi-2026.
Pour ce qui est des filtres de Tihange, dont l'agrément est échu depuis fin 2022, Electrabel est en train de réparer l'installation concernée.
Pour ce qui concerne l'installation de mesures de Doel, dont l'agrément est échu depuis fin 2022, les dernières évaluations de l'ONDRAF sont en cours, en vue du renouvellement de l'agrément. Les déchets qui sont produits durant la phase de la mise à l'arrêt définitif sont en partie couverts par les dossiers d'agrément existants.
Pour les nouveaux flux de déchet (résine de décontamination chimique, déchets divers des piscines), de nouveaux agréments sont nécessaires. Le processus d'agrément est en cours. Pour l'instant, aucun agrément pour la phase de démantèlement même n'a été délivré par l'ONDRAF.
Dès la réception des dossiers d'agrément établis par Electrabel, l'ONDRAF entamera l'instruction de ces dossiers conformément à la réglementation en vigueur. Pour pouvoir être accepté par l'ONDRAF, tout déchet radioactif doit avoir été caractérisé, traité, conditionné le cas échéant, puis entreposé dans des équipements agréés par l'ONDRAF. Le programme de déclassement des installations nucléaires permet de planifier et quantifier le nombre d'agréments qui devront être délivrés par l'ONDRAF en temps voulu.
Les coûts et incertitudes associés à la gestion à long terme des déchets radioactifs et du combustible usé sont repris dans la note technique documentant l'analyse des incertitudes et des risques associés au transfert de la responsabilité financière, de la gestion des déchets radioactifs et du combustible usé des sept centrales nucléaires belges qui nous a été transmise par l'ONDRAF à notre demande en 2023.
Cette note constitue une référence importante dans les discussions entre le gouvernement fédéral et ENGIE.
07.03 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour les réponses que vous avez bien voulu donner. Je vais commencer par la première question, au sujet des gelvaten, et peut-être aussi aborder la troisième question que j’ai posée, qui tourne évidemment autour des négociations pour la prolongation de Doel 4 et Tihange 3. Dans ce cadre, cela a été rappelé par certains collègues, vous devez vous mettre d’accord depuis le 15 mars 2023 sur le plafond des provisions nucléaires et sur le principe du pollueur-payeur, pour tout le passif nucléaire qu’il y a lieu de faire prendre en charge par l’exploitant, donc ENGIE et Electrabel.
J’entends que la note technique vous a été transmise. Elle contient une évaluation des niveaux de marge d’incertitude concernant les fûts qui fuient et les fûts de gel, dont j’ai parlé dans la première question; et deuxièmement, concernant les passifs caractérisés qui sont produits à l’occasion de la mise à l’arrêt définitive et du temps qui s’écoule juste après, avant le démantèlement, ai-je bien compris, des centrales nucléaires.
Je voyais que votre collaborateur n’était pas tout à fait d’accord, quand vous avez dit que ces éléments font partie des "Legos" essentiels que nous utilisons dans la discussion, dans la négociation. Votre collaborateur n’avait pas l’air d’avis de considérer que c’étaient des éléments essentiels à la discussion.
Je pense que votre appréciation sur le futur plafond à atteindre par ENGIE et Electrabel pour que la négociation sur la prolongation de Doel 4 et Tihange 3 puisse se concrétiser, comprend ces éléments, et doit les comprendre, parce que cela fait partie d’un tout, et cela fait partie de l’application du pollueur-payeur qu’il convient de respecter.
Concernant le débat sociétal, je reviens dans le passé. Le 5 octobre 2020, je vous ai remis un dossier dans lequel se trouvait un projet d'arrêté royal destiné à être publié pour inscrire dans notre cadre législatif le principe de l'enfouissement des déchets en couche géologique profonde et inscrire dans ce cadre la première étape de notre politique nationale des déchets, chose que l'Europe nous réclame depuis fort longtemps.
J'avais, pour satisfaire l'un des membres éminents de votre groupe politique Ecolo-Groen, procédé à une nouvelle consultation publique en ligne, qui avait été beaucoup plus importante et foisonnante – même si elle a eu lieu en ligne à cause de la crise sanitaire – que celle qui avait été menée en 2009-2010 ou en 2008. Cette consultation foisonnante et transfrontalière avait donné lieu à des conclusions qui figuraient dans ce projet d’arrêté royal, qu'il suffisait de publier. Cependant, vous avez décidé de ne pas le faire, mais de poursuivre avec le soutien du gouvernement votre propre façon de voir la politique nationale des déchets, de telle manière que vous avez ajouté aux nombreuses années qui se sont écoulées sans que rien de concret ne se passe pendant tout ce temps supplémentaire que vous vous êtes accordé dans le cadre du traitement de ce dossier.
En outre, si d'autres dossiers ne vous ont pas été remis, c'est qu'en réalité, contrairement à ce que vous prétendez, ils avaient atterri, mais pas comme vous le souhaitiez. À nouveau, vous vous êtes saisie de ces dossiers et vous y avez imprimé votre marque. Je ne vous le reproche pas, mais je dis simplement que vous vous attribuez parfois des mérites qui ne sont pas réels et qui sont liés à votre politique personnelle et particulière, qui est encore soutenue par le gouvernement.
J’en viens maintenant au fameux article 8, § 4, 2° qui prévoit que, dans l’organisation de ce panel représentatif de citoyens, figurent également des experts. Vous dites que la Fondation Roi Baudouin est extrêmement sérieuse, extrêmement neutre. J’ai quand même relevé que, dans le précédent panel, il y avait des gens politiquement très engagés dont je ne perçois pas, prima facie, la neutralité dans ce cadre. J’attire donc votre attention sur l’actuel panel qui va être mis en place et sur le fait qu’il convient que vous rappeliez, éventuellement de manière informelle, à la Fondation Roi Baudouin l’application de l’article 8, § 4, 2°, à savoir qu’à côté de ces citoyens, il y a des experts qui doivent nécessairement œuvrer car ces citoyens ne sont pas censés avoir une connaissance approfondie et technique de la problématiques des déchets. Je reviendrai vers vous sur toutes ces questions ultérieurement. Je vous remercie.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Na enige discussie over het regeerakkoord gaan we nu over naar een totaal ander thema.
08.01 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, les services de l'Agence internationale de l'énergie atomique (AIEA) proposent, à la demande des gouvernements, la réalisation de missions internationales de revue par les pairs intitulées SALTO (Safety Aspects of Long Term Operation) pour les réacteurs de durée étendue ou dont la date de désactivation prévue a été reportée.
De telles missions avaient déjà été organisées à la demande du gouvernement belge dans le passé, tant pour le report de la désactivation de Tihange 1 que pour celui de Doel 1 et 2.
Avez-vous l'intention de demander qu'une mission internationale préalable SALTO, menée par l'AIEA, soit organisée en vue de la prolongation des unités Doel 4 et Tihange 3, telle que décidée par notre gouvernement?
08.02 Tinne Van der Straeten, ministre: Madame Marghem, vous n'êtes pas sans savoir que les aspects liés à la sûreté nucléaire relèvent de la compétence de la ministre de l'Intérieur. Sans vouloir préjuger de sa réponse, je ne vois aucune objection à l'organisation d'une telle mission SALTO - comme cela fut le cas pour Tihange 1, ainsi que pour Doel 1 et 2 -, afin de bénéficier des bonnes pratiques internationales.
08.03 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, je poserai donc la même question à la ministre de l'Intérieur, tout en me réjouissant que vous soyez d'accord sur le principe.
Je rappelle quand même qu'un ancien député Ecolo trouvait cette mission absolument indispensable et à entreprendre avant toute prolongation. J'imagine que vous partagez cette thèse. En tout cas, nous verrons...
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
09.01 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, selon le calendrier officiel de l'Agence internationale de l'énergie atomique (AIEA), une mission de revue par les pairs INSARR (Integrated Safety Assessment of Research Reactors), organisée par l'AIEA à la demande de l'État belge, aurait eu lieu sur le réacteur de recherche BR2 du SCK CEN du 28 février au 7 mars 2023.
Pourriez-vous me confirmer cette information?
Dans l'affirmative:
Quelles sont les conclusions principales, recommandations, suggestions et bonnes pratiques résultant de cette mission?
Le SCK CEN relevant de votre co-tutelle, quelles mesures allez-vous prendre pour remédier aux recommandations et suggestions qui auraient été identifiées?
Un plan d'action a-t-il déjà été mis en place par l'exploitant?
Le SCK CEN dispose-t-il des moyens financiers et humains permettant de répondre au plus tôt aux recommandations et suggestions de l'AIEA relatives à la sûreté nucléaire? Allez-vous, dans le cadre de vos compétences, octroyer un budget complémentaire à cet effet? Il convient en effet que la sûreté nucléaire soit la priorité.
Dès lors qu'il apparaît de plus en plus que la fabrication de radio-isotopes médicaux par la filière "accélérateur de particules" (cfr. projet SMART de l'IRE) ne semble pas viable, il importe que la Belgique dispose dès lors d'un réacteur à cet effet. Les conclusions de l'AIEA nous informent-elles sur le potentiel résiduel de fonctionnement du BR2 à cet effet?
09.02 Tinne Van der Straeten, ministre: Madame Marghem, la sûreté nucléaire est une compétence de ma collègue la ministre, Annelies Verlinden. Le SCK CEN m'a quand même fait part des recommandations et suggestions de cette mission.
En général, les recommandations et suggestions sont réparties en trois catégories: Organisation et gestion (cinq recommandations et une suggestion); Analyse de sûreté (quatre recommandations); Infrastructure (une recommandation et une suggestion).
L'exploitant a analysé le rapport et a mis au point un plan d'action. Dans la catégorie Organisation et gestion, deux recommandations et la suggestion sont inclues dans l'implémentation du nouveau plan stratégique du Centre et dans l'organigramme. Les autres recommandations seront intégrées dans des actions dans le cadre de la révision décennale de sûreté. Les recommandations dans la catégorie Analyse de sûreté sont également reprises dans la méthodologie de la révision décennale, sauf la recommandation sur la qualité des OLC (operational limits and conditions - limites et conditions des opérations) qui étaient déjà en préparation au moment de la mission et qui ont été finalisées entre-temps. Les autres recommandations portent sur l'écart entre la pratique accumulée dans les analyses de sûreté vis-à-vis des standards de l'AIEA et seront vérifiées dans le cadre de la révision décennale. Le SCK CEN juge que la recommandation et la suggestion dans la catégorie Infrastructure ne sont pas souhaitables. Une réponse technique est en préparation.
Vu la nature des recommandations et suggestions, les moyens personnels sont essentiels dans les analyses et actions à entreprendre. Ces moyens seront évalués, par le SCK CEN, lors de la phase de la définition de la méthodologie de la révision décennale qui est actuellement en préparation.
Une partie intégrale de cette révision
décennale est la révision du programme de gestion du vieillissement de
l'installation. Pour ceci, un budget est déjà prévu dans celui du SCK CEN.
Le programme de gestion du vieillissement de l'installation a été mis au point
en 2010. En 2018, le programme de gestion du vieillissement du BR2 a
été évalué positivement par le Topical
Peer Review on Ageing Management de WENRA. Je cite: "The BR2 is
considered having the best Overall ageing management program and is the only
research reactor to not have any challenges and AFI in the draft report. BR2
received several Good Performance and one Good Practice. So, in consequence,
the current Action Plan is enough and does not need to be update/upgrade
following the TPR workshop."
Ce programme est une révision faisant partie intégrale de la révision décennale en 2026, avec un horizon vers juin 2036.
09.03 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la ministre, merci pour votre réponse mais, sauf erreur de ma part, vous n'avez pas répondu sur les radio-isotopes.
09.04 Tinne Van der Straeten, ministre: Oui, mais le projet SMART de l'IRE est en cours, et nous sommes en train d'examiner comment ce projet peut évoluer. Il s'agit d'un projet qui a été avancé par l'IRE lui-même, qui a été repris dans le plan de relance et qui, tout à coup, ne semble pas viable.
Je me pose des questions à ce sujet, vu qu'il s'agit d'un projet qui a été avancé par l'IRE lui-même, et nous allons poursuivre la discussion à ce sujet.
09.05 Marie-Christine Marghem (MR): Je vous remercie et reviendrai vers vous ultérieurement.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
10.01 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, madame la ministre, l'article 179 de la loi du 8 août 1980 relative aux propositions budgétaires, dite "loi ONDRAF", prévoit que l'ONDRAF doit réaliser une mission d'inventaire des passifs nucléaires (INP) comprenant "(…) l'établissement d'un répertoire de la localisation et de l'état de toutes les installations nucléaires et de tous les sites contenant des substances radioactives, l'estimation de leur coût de déclassement et d'assainissement, l'évaluation de l'existence et de la suffisance de provisions pour le financement de ces opérations futures ou en cours, et la mise à jour quinquennale de cet inventaire." Selon l'ONDRAF, l'INP est important puisque "grâce à l'INP, l'ONDRAF a une bonne vision des quantités de déchets et des coûts que la gestion des déchets et le démantèlement des installations entraîneront. Grâce à l'INP, l'ONDRAF a une bonne vision des provisions que les producteurs de déchets ont constituées pour financer la gestion des déchets après la cessation de leur activité. L'INP contribue à éviter de nouveaux passifs qui apparaîtraient en raison d'un manque de prévoyance ou d'une sous-estimation des coûts."
La loi du 12 juillet 2022 modifiant la loi du 8 août 1980 dont j'ai parlé et modifiant la loi-programme du 30 décembre 2001 renforce le cadre de l'INP.
Le 4e rapport INP relatif à la période 2013-2017 a été publié en janvier 2018 par l'ONDRAF.
Madame la ministre, à quelle date ce très important 5e rapport relatif à la période 2018-2022 sera-t-il publié par l'ONDRAF?
Dès lors que ce rapport contient à la fois les quantités de déchets, le coût de gestion de ces déchets et du démantèlement, ainsi que les provisions, et évite - c'est son objectif - des sous-estimations, ce rapport apparaît comme essentiel dans le cadre des négociations que vous menez actuellement avec ENGIE et Electrabel sur la question du coût des déchets radioactifs et du combustible usé.
Ce très important rapport ne risque-t-il pas dès lors d'arriver en retard par rapport aux négociations que vous menez puisqu'il n'est toujours pas publié?
Envisagez-vous dans les négociations que vous menez une clause de rendez-vous pour prendre en compte les futurs résultats et recommandations de ce 5e rapport INP?
10.02 Tinne Van der Straeten, ministre: Madame Marghem, le 5e rapport INP relatif à la mission d'inventaire des passifs nucléaires sera présenté au conseil d'administration en sa séance du 1er décembre 2023 puis envoyé à la tutelle de l'organisme qui est partagée avec le ministre de l'Économie.
Le rapport relatif à l'inventaire des passifs nucléaires est en effet important. J'attire votre attention sur le fait que le rapport INP concerne également d'autres producteurs de déchets radioactifs que ceux d'Electrabel et de Synatom. Par ailleurs, il se réfère à la situation actuelle et prend en considération, par exemple, les redevances applicables à ce jour.
Dans le cadre des discussions en cours entre le gouvernement fédéral et la société française ENGIE, je répète que l'ONDRAF a établi une note technique qui nous a été transmise à notre demande. Je rappelle aussi ici que, conformément à l'accord du 9 janvier 2023 que j'ai présenté en cette commission, l'indice de volume reste chez l'exploitant.
10.03 Marie-Christine Marghem (MR): Je remercie la ministre pour sa réponse que j'analyserai et, si nécessaire, je reviendrai vers elle pour des approfondissements.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.59 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17 h 59.