Commission des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions

Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen

 

du

 

Mercredi 26 avril 2023

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 26 april 2023

 

Namiddag

 

______

 

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 23 et présidée par Mme Marie-Colline Leroy.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.23 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Colline Leroy.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Vraag van Ben Segers aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "Samenwerkingsverbanden tussen OCMW’s om bijkomende opvangplaatsen te creëren" (55034675C)

01 Question de Ben Segers à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Des accords de coopération entre les CPAS en vue de la création de places d'accueil supplémentaires" (55034675C)

 

01.01  Ben Segers (Vooruit): Mevrouw de minister, Vooruit meent dat het huidige aantal opvangplaatsen zou moeten volstaan en dat we vooral moeten kijken hoe de procedure op zich kan worden verkort, zodat er minder opvangplaatsen nodig zijn. Dat voorkomt meteen ook dubbel werk. De Dublinbeslissingen moeten hoe dan ook beter worden uitgevoerd. 

 

Vermits de verkorte procedure niet onmiddellijk aan de orde is, moeten we op zoek naar alternatieve oplossingen, ondanks het historisch hoge aantal opvangplaatsen voor asielzoekers.

 

In De Standaard werd onlangs opgemerkt dat de lokale besturen aangeven aan hun grenzen qua opvang te zitten. Ze willen wel nog bijdragen via kleinere initiatieven. Gemeenten die wel huisvesting hebben, maar niet de nodige begeleiding kunnen bieden, kunnen samenwerkingsverbanden opzetten met gemeenten die dan weer wel de begeleiding kunnen bieden, maar geen huisvestingsplek. In het Waasland wil men ook dergelijke samenwerkingsverbanden opzetten, maar loopt men schijnbaar vast op de grenzen van de wet en in het bijzonder de OCMW-wetgeving. Volgens de OCMW-wetgeving moet alles vanuit eenzelfde lokale overheid komen, zowel de opvang, als de begeleiding. Uiteraard staat dat dit soort van samenwerkingsverbanden in de weg.

 

Ik had de vraag reeds voorgelegd aan staatssecretaris de Moor. Volgens haar was toen een en ander in onderzoek, samen met u. Ik ben benieuwd naar de huidige stand van zaken. 

 

Is er volgens u een aanpassing van de OCMW-wetgeving nodig of kan er toch worden samengewerkt volgens de huidige OCMW-wetgeving? Zo ja, zult u dat ook kenbaar maken aan de lokale besturen en initiatieven nemen om hen aan te zetten dergelijke samenwerkings­verbanden aan te gaan?

 

01.02 Minister Karine Lalieux: Geachte collega, de bereidheid tot samenwerking tussen de OCMW’s inzake huisvesting en begeleiding van asielzoekers is zeer positief, en ik wil die alleen maar  aanmoedigen. Ik wil tegelijk benadrukken dat die samenwerking hoe dan ook reeds mogelijk is, zonder enige wetswijziging.

 

Het lijkt me nuttig eerst even te herinneren aan de algemene principes van de verdeling van de bevoegdheid tussen de OCMW’s. De regels die zijn voorzien in de wet van 1965 hebben tot doel te vermijden dat een steunaanvraag onbehandeld blijft wegens een bevoegdheidsconflict.

 

Er moet, ten eerste, worden opgemerkt dat de bevoegdheid van het OCMW binnen die regels niet wordt bepaald door een referentieadres.

 

De algemene regel bepaalt dat het OCMW dat territoriaal bevoegd is, het OCMW van zijn gewoonlijke verblijfplaats is. Dat wordt gebaseerd op de feitelijke toestand. Indien een persoon feitelijk in gemeente X verblijft, is ook OCMW X bevoegd, ongeacht zijn of haar inschrijving in de bevolkingsregisters.

 

Daarnaast bestaan er een aantal bijzondere regels, die een uitzondering vormen op de algemene regel, onder meer voor asielzoekers, daklozen en mensen die in een instelling verblijven. Ook hier wordt de bevoegdheid niet bepaald door het referentieadres.

 

Bovendien kan in onderling akkoord tussen de OCMW’s worden afgeweken van die regels. Een OCMW kan dus de bevoegdheid opnemen en een persoon begeleiden, ook al wordt die opgevangen op het grondgebied van een andere gemeente, op voorwaarde dat het OCMW van de gemeente waar de noodwoning zich bevindt, daarmee akkoord gaat.

 

De POD Maatschappelijke Integratie gaat akkoord met dergelijke afspraken tussen OCMW’s, op voorwaarde dat slechts één OCMW zich bevoegd verklaard. Een onderling akkoord tussen OCMW’s is dus perfect mogelijk.

 

01.03  Ben Segers (Vooruit): Mevrouw de minister, ik dank u voor het heldere antwoord.

 

Het is nu belangrijk die informatie kenbaar te maken aan de steden en gemeenten. Er was immers blijkbaar onzekerheid. Ik zal alvast mijn steentje daartoe bijdragen en aan die enkele OCMW’s, steden en gemeenten kenbaar maken dat het zo is.

 

Bovendien reken ik ook op u, niet alleen om die informatie over te brengen, maar ook om te stimuleren dat steden en gemeenten samenwerken. Ik reken erop dat u samen met staatssecretaris de Moor dat initiatief zult nemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

La présidente: L'ordre du jour appelle la question n° 55035061C de M. Loones, qui est absent. Sa question est sans objet.

 

02 Vraag van Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De toppensioenen" (55035269C)

02 Question de Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Les pensions les plus élevées" (55035269C

 

02.01  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, ik verwijs naar mijn schriftelijke vraag.

 

5.178 Belgen krijgen de hoogste pensioen. Uit een onderzoek van Het Laatste Nieuws blijkt dat niet alleen rechters en topambtenaren zo'n toppensioen ontvangen maar ook gewezen hoge directieleden van intercommunales.

 

In de vivaldiregeerverklaring van 2020 staat er letterlijk dat 'De verschillen tussen en binnen de stelsels (werknemers, zelfstandigen, ambtenaren) niet mogen toenemen'. Indien bepaalde groepen ambtenaren blijven genieten van gunstregimes waarmee ze sneller een volledig pensioen opbouwen en meer overhouden, lijkt dit niet te stroken met de vooropgestelde doelstellingen van de regering.

 

Betreffende de toppensioenen van hoge directieleden van intercommunales, wat is het totaalbedrag voor het jaar 2022? Ziet u een stijgende prognose voor de komende jaren?

 

Welk effect hebben deze exuberante pensioenen op de belastingbetaler?

 

Welke maatregelen zal u nemen om uw eigen doelstellingen uit te voeren en werk te maken van de harmonisering van de verschillende stelsels?

 

02.02 Minister Karine Lalieux: Beste collega, mijn diensten hebben geen gegevens die hen in staat zouden stellen specifiek de hoge directieleden van intercommunales te identificeren. Indien u gedetailleerde vragen hebt over de pensioenbedragen van de intercommunales zult u hiervoor zelf contact moeten opnemen met de intercommunales. Daaruit volgt ook dat mijn diensten, of eerder de minister van Financiën, geen effecten kunnen schatten.

 

Wat uw laatste vraag betreft, heb ik al vaker geantwoord dat deze regering met de afschaffing van de correctiecoëfficiënt een belangrijke stap heeft gezet in de gelijkschakeling van het pensioen van de werknemers en dat van de zelfstandigen.

 

De voorstellen die nu voorliggen, gaan alleen in de richting van meer convergentie. Ik denk bijvoorbeeld aan een meer progressieve taxatie van het aanvullende pensioen, het plafonneren van de perequatie voor de hoogste wedden of aan een gelijke toegang tot het minimumpensioen voor alle werknemers.

 

Tot slot, het is belangrijk rekening te blijven houden met de specificiteit van elk stelsel, die soms een andere behandeling kan verantwoorden.

 

02.03  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, de regering doet wel een stapje in de goede richting, maar van een echte harmonisatie van de drie statuten is vooralsnog geen sprake. Als wij de cijfers vergelijken, zien wij dat het huidige gemiddelde ambtenarenpensioen ruim twee keer hoger ligt dan het huidige werknemerspensioen. En als wij dit vergelijken met het zelfstandigenpensioen, zien wij dat het verschil drie keer groter is. Wij vinden dat dit niet meer te rechtvaardigen is.

 

Ik heb de cijfers bij mij. Ambtenaren krijgen gemiddeld 2.978 euro bruto, werknemers 1.363 euro bruto, en zelfstandigen 891 euro bruto.

 

02.04 Minister Karine Lalieux: Zonder de tweede pijler.

 

02.05  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, wij gaan uit van een sterke, stevige, eerste pijler. Die zou toch de basis moeten zijn. Daar staat onze sociale zekerheid toch voor? Wat ons betreft zijn de verschillen niet meer te rechtvaardigen. Maak zeker werk van de harmonisering, maar pak ook de exuberante, niet meer te verantwoorden pensioenen aan.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: M. Kristof Calvo demande que sa question n° 55035392C soit transformée en question écrite.

 

03 Vraag van Valerie Van Peel aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De vermogensinzage door het OCMW" (55035425C)

03 Question de Valerie Van Peel à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "La consultation des avoirs par le CPAS" (55035425C)

 

03.01  Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb signalen ontvangen van lokale besturen over communicaties van de POD Maatschappelijk Integratie, die de praktijk afwijst waarbij OCMW’s om de financiële noden van hun cliënten in te schatten, inzage vragen in de rekeninguittreksels van leefloonaanvragers.

 

De POD MI verwijst naar de loonfiches, het overzicht van de vakbond, de uitbetalingskassen, en de KSZ-stromen om een zicht te krijgen op het vermogen van de aanvrager. Nochtans stelt de RMI-wet duidelijk dat elke aanvrager van een leefloon ertoe gehouden is elke voor het onderzoek van zijn aanvraag nuttige inlichting en machtiging te geven.

 

Ik meen dat rekeninguittreksels daar onder vallen, onder meer om het spaargedrag beter te kunnen inschatten. Ook kan men zo bekijken of er inkomens zijn uit een buitenlands vermogen, dividenden, erfenissen, enzovoort. Dat is immers informatie die men niet via de loonfiches en die andere zaken kan verkrijgen. In de tijd toen ik zelf OCMW-voorzitster was, maakte dat absoluut deel uit van het sociaal onderzoek.

 

Daar komt bovenop dat de Vivaldiregering via de nieuwe wet van 2 december 2021 verboden heeft dat de aanvragers van een leefloon zelf hun gegevens opvragen bij het CAP en die vervolgens doorgeven aan het OCMW.

 

U weet dat ik een voorstel heb ingediend om de OCMW’s toe te laten via het CAP een overzicht te krijgen van het aantal rekeningen dat een aanvrager heeft. De antwoorden van de POD MI gaan daar natuurlijk 100 % tegenin.

 

Mijn vragen aan u, mevrouw de minister, zijn de volgende.

 

Gaat de kritiek van de POD MI niet in tegen de wettelijke bepaling dat aanvragers ertoe gehouden zijn elke nuttige inlichting aan het OCMW te verstrekken?

 

Kunt u zeggen, als u dat niet vindt, hoe de OCMW’s op een eenvoudige manier zicht kunnen krijgen op buitenlandse vermogens, inkomens, dividenden, spaargedrag, erfenissen, enzovoort?

 

03.02 Minister Karine Lalieux: Geachte collega, er moet een evenwicht zijn tussen het respect voor privacy – ook arme mensen hebben daar recht op – en een correcte inschatting van de noden. Voor zijn sociaal onderzoek moet het OCMW het inkomen van de betrokkenen kennen. Daarvoor kunnen de sociaal assistenten een beroep doen op een toenemend aantal datastromen. Het systematisch opvragen van rekeninguittreksels is echter een probleem, want het is niet wettelijk om aanvragers automatisch om hun uittreksels van meerdere maanden te vragen op straffe van weigering van het leefloon. Dat is een toekenningsvoorwaarde die niet in de wet staat.

 

Het is niet aan het OCMW om zich uit te spreken over de uitgaven van een aanvrager. Bankgegevens opvragen kan alleen als er ernstige twijfels zijn over de bestaansmiddelen van de aanvrager en wanneer het onmogelijk is dat op een andere manier na te gaan, bijvoorbeeld via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ) of een andere databank. In dat verband heeft het Hof van Cassatie in een arrest van 2016 gesteld dat een grondig bankonderzoek pas gerechtvaardigd is als er voldoende aanwijzingen zijn dat er inkomsten worden verzwegen. De vraag naar rekeninguittreksels mag alleen slaan op de maanden die nodig zijn voor het sociaal onderzoek en moet naar behoren worden gemotiveerd.

 

De datastromen zijn toegankelijk naargelang van de behoeften van de OCMW’s, de beschikbaarheid van gegevens bij authentieke bronnen, de KSZ en de adviezen van de Gegevensbeschermings­autoriteit (GBA). Specifiek voor de buitenlandse tegoeden en inkomsten kunnen de OCMW’s die gegevens raadplegen bij de FOD Financiën. Wat het spaargeld betreft, hebt u zelf in het Parlement het initiatief genomen om OCMW’s toegang te geven tot de gegevens van het centraal aanspreekpunt bij de Nationale Bank. Die parlementaire werkzaamheden zijn nog aan de gang.

 

Kortom, het recht op privacy vereist dat we afwegen wat wel en wat niet noodzakelijk is voor het sociaal onderzoek. Ik heb mijn diensten daarom gevraagd een omzendbrief op te stellen waarin alle verschillende aspecten aan bod komen, en waarin rekening wordt gehouden met het only-onceprincipe.

 

03.03  Valerie Van Peel (N-VA): Ik dank u, mevrouw de minister.

 

Het parlementair initiatief dat hangende is, vindt toch niet zo onafhankelijk plaats in de parlementaire werkzaamheden als u schetst en heeft bovendien alleen kans op goedkeuring, als u daartoe de aanzet geeft binnen de Vivaldi-meerderheid. Laten we een kat een kat noemen. De OCMW’s dus laten wachten op de uitkomst ervan is enigszins misleidend. Het betreft hier immers een voorstel van mezelf en een wegstemming ligt dus in de lijn der verwachting.  

 

De signalen die er komen vanuit de POD Maatschappelijk Integratie, en die u onderschrijft, zorgen ervoor dat de OCMW’s met de vinger in de lucht moeten aanvoelen wat de stand van zaken is van de bankrekeningen van de personen waar ze al dan niet een leefloon voor moeten uitvaardigen. Ze moeten in zekere zin zelf aantonen dat er gegronde redenen zijn om een en ander in vraag te stellen, voor ze bepaalde informatie kunnen krijgen. We gaan ze met andere woorden nog wat meer werk bezorgen. Wie een draagvlak voor de sociale zekerheid nastreeft en wilt dat het geld gaat naar wie het nodig heeft, kan nooit beschuldigd worden van een inbreuk op de privacy, door de aanvrager inzage te vragen in zijn of haar financiële toestand. Zo kan de aanvrager ook beter worden geholpen. Blijkt er sprake te zijn van een volledig verkeerd spaargedrag, dan kan het OCMW naast geld, ook de nodige begeleiding bieden. Blijkt er sprake van een vrijwillige verarming, dat is dat meteen een reden om geen leefloon uit te keren.

 

Ik pleit er dus voor de toegang voor de OCMW’s op dat vlak te steunen en niet langer tegen te werken. 

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De uitzonderingen op het maximumpensioen" (55035437C)

- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De wet van 4 maart 2004" (55036298C)

04 Questions jointes de

- Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Les exceptions à la pension maximum" (55035437C)

- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "La loi du 4 mars 2004" (55036298C)

 

04.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, de Belgische wet-Wijninckx definieert het maximumpensioen: het absolute maximum – niet-geïndexeerd uiteraard – bedraagt 46.882,74 euro. Na indexatie komt dat neer op een brutobedrag per maand van 7.813,40 euro.

 

Toch is er een aantal uitzonderingen voorzien in de wet. Zo kregen gepensioneerde Kamervoorzitters en hoge ambtenaren van de Kamer een pensioenbonus. Daarnaast worden ook buitenlandse en supranationale pensioenen niet in overweging genomen voor de berekening van het absolute maximum. Mogelijks zijn er nog andere uitzonderingen.

 

Mevrouw de minister, hebt u zicht op alle uitzonderingen die bestaan op het door de wet-Wijninckx gedefinieerde plafond?

 

Bent u van plan om het maximumpensioen te veralgemenen en alle uitzonderingen af te schaffen? Zo ja, zult u dat nog deze legislatuur uitvoeren? Zo niet, waarom niet? Ik heb die vraag ook vorige week gesteld, maar toen hebt u er niet op geantwoord, dus u krijgt vandaag een tweede kans.

 

04.02  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, na de onthullingen van mijn partij vorige week werd zowel in het Vlaams als het federaal Parlement de regeling die toestaat dat parlementsleden tot 120 % van het plafond-Wijninckx cumuleren gelukkig afgeschaft. Die regeling gaat terug op de wet van 4 maart 2004. Aangezien de wet zelf nog steeds bestaat, maar de mogelijkheid om tot 120 % van het plafond te cumuleren voor parlementsleden afgeschaft wordt, heb ik twee vragen.  

 

Wat is het standpunt van de regering betreffende de wet van 4 maart 2004? Wordt die wet nu ook aangepast?

 

04.03 Minister Karine Lalieux: Geachte collega’s, het is belangrijk dat we de verschillende discussies goed van elkaar onderscheiden. Ten eerste is er de discussie over de misbruiken en de overtredingen van de wet op het plafond-Wijninckx. Die misbruiken moeten uiteraard zo snel mogelijk opgespoord en rechtgezet worden.

 

Mijn diensten stellen alles in het werk om overtredingen en misbruik op te sporen en de terugbetaling te eisen wat de betrokken ambtenaren betreft. Ook nemen de verschillende parlementen hun verantwoordelijkheid voor hun voorzitters en hun parlementsleden.

 

Daarnaast is er de discussie over de uitzonderingen op het plafond-Wijninckx en hun bestaansreden. Ik som de uitzonderingen op het plafond-Wijninckx voor ambtenaren op. Ten eerste zijn er de uitzonderingen die volgen uit het toepassingsgebied van de regels rond de maximumpensioenen. Niet iedereen valt onder de wet van 5 augustus 1978 die het plafond-Wijninckx instelt. De wet is in principe alleen van toepassing op de pensioenen van de Belgische overheidssector. De pensioenen voor werknemers en zelfstandigen vallen daar dus buiten, net als de pensioenen toegekend door internationale en supranationale instellingen. Ook het Parlement valt in principe niet onder de wet van 5 augustus 1978. Het Parlement besliste namelijk in 1982 dat de parlementaire pensioenen uitsluitend tot zijn eigen bevoegdheid behoorden. Het Parlement besliste toen wel het plafond-Wijninckx te blijven volgen, maar stond zelf in voor de controle op de naleving daarvan. Hoe dit in de praktijk afgelopen is, kwam al uitgebreid aan het licht in het voorbije weekend.

 

Daarnaast zijn er twee uitzonderingen die expliciet in de wet ingeschreven zijn. Ze hebben hun eigen vorm aangenomen na een verstrenging door de wet van 4 maart 2004. Er is ten eerste een forfaitaire vrijstelling van 20 % van het maximumpensioen voor aanvullende pensioenvoordelen.

 

Dat gaat over 18.752 euro bruto per jaar. Aanvullende pensioenvoordelen worden dus met dit bedrag verminderd en dan pas in rekening gebracht bij het berekenen of het maximum overschreden is of niet. Deze vrijstelling is van toepassing op alle aanvullende pensioenvoordelen die tot doel hebben een wettelijk pensioen aan te vullen.

 

Er is ten tweede een variabele vrijstelling voor het kapitaal opgebouwd door storting van extralegale pensioenbijdragen. Deze vrijstelling bedraagt maximaal 5 % van de wedde. Ze geldt enkel voor extralegale aanvullende voordelen en voor de persoonlijke bijdrage van de eerste pijler bis voor de overheidsmanagers.

 

De bestaansreden van de uitzonderingen, die voor het  laatst gewijzigd werden door de wet van 4 maart, zijn een andere kwestie. We kunnen ons de vraag stellen of het nog gerechtvaardigd is dat er in de wet uitzonderingen staan op het plafond-Wijninckx. Deze kwestie staat voorlopig niet op de politieke agenda, maar ik ga ermee akkoord dat zij een publiek en democratisch debat verdient.

 

04.04  Wim Van der Donckt (N-VA): Ik dank de minister hartelijk voor deze reflectie, die wij ook delen. De N-VA-fractie is bereid om dat interessante debat zo spoedig mogelijk aan te vatten. Ik heb u vorige week beloofd dat ik een initiatief zou nemen en ik hou mij gewoonlijk aan mijn beloftes.

 

04.05  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, twee weken geleden hebben we hier nog een discussie gehad. U had toen een afspraak met enkele ministers en wilde vroeger vertrekken. Weet u nog over wat er toen gestemd werd? Ik zal u er niet aan herinneren. Dat was om het in regel te brengen dat er voor enkele mensen nog een uitzondering zou kunnen bestaan.

 

Het is dus te belachelijk voor woorden dat zoiets hier bestaat. Als u er dan toch van afwijkt, kunnen we het misschien beter het plafond-Vandenbroucke noemen. Toen het plafond tijdens de Copernicushervorming werd ingevoerd, was hij immers minister van Pensioenen. We zullen u eraan blijven herinneren.

 

Voor ons kunnen deze afwijkingen echt niet, het plafond-Wijninckx is het plafond-Wijninckx.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De cumulatieregeling voor gepensioneerde leraren onder de 65" (55035438C)

- Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "Het einde van het onbeperkt bijverdienen voor gepensioneerde leerkrachten jonger dan 65 jaar" (55036299C)

05 Questions jointes de

- Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Les règles de cumul applicables aux enseignants pensionnés de moins de 65 ans" (55035438C)

- Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "La fin des revenus d'appoint illimités pour les enseignants de moins de 65 ans" (55036299C)

 

05.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, hoewel deze vraag in de pers al beantwoord werd, had ik van u toch graag een antwoord gehoord, aangezien ik u in het verleden ook al bevraagd heb over de onderwijscumulatieregeling voor gepensioneerde leraren onder de 65. Nog nooit was het lerarentekort zo groot als nu. Dat werd deels opgevangen door gepensioneerden die bereid waren om terug voor de klas te gaan staan, uiteraard niet pro bono. Het ging in totaal om 1.867 mensen. In het kader van de covidpandemie werd een tijdelijke regeling opgezet om die mensen niet al te zwaar te belasten, om hen toe te laten om die dienst aan de gemeenschap, weliswaar vergoed, te verlenen.

 

Blijkbaar is die regeling nu afgelopen. Als ik de pers mag geloven, bent u blijkbaar niet van plan om dat gunstregime te verlengen en eventueel zelfs te bestendigen in de toekomst.

 

Mijn vragen zijn al enigszins achterhaald, maar ik wens ze toch te formuleren.

 

Mevrouw de minister, klopt het wat wij daaromtrent deze week in de krant hebben mogen lezen, namelijk dat er geen verlenging komt voor het onderwijs?

 

05.02  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, ik verwijs naar de tekst van mijn vraag zoals ingediend.

 

Eind vorige maand eindigde de regeling die maakte dat gepensioneerde leerkrachten onder 65 jaar, onbeperkt konden bijverdienen. Vorig schooljaar namen 1.867 gepensioneerde leerkrachten opnieuw krijt en bordenwisser in de hand, een stijging van 65 procent in vergelijking met het schooljaar voordien. Ongeveer de helft van hen - 928 leraren - waren jonger dan 65. Nooit eerder stonden er zoveel gepensioneerden voor de klas. De onderwijskoepels zijn - gezien het nijpende lerarentekort - dan ook zeer ontevreden met het aflopen van deze maatregel.

 

U geeft aan dat deze maatregel enkel in het leven geroepen werd om leraren die uitvielen door corona te vervangen en dat er structurele maatregelen nodig zijn om het beroep van leerkracht aantrekkelijk te maken.

 

1.De onderwijskoepels en de Vlaamse minister van Onderwijs vragen een verlenging van de maatregelen om leerkrachten jonger dan 65 jaar onbeperkt te laten bijverdienen. Graag kende ik uw mening hierover, werd dit besproken in de regering?

2.Aangezien het een knelpuntberoep betreft kan er - desgevallend in een tijdelijk kader - geen uitzondering gemaakt worden?

3.Het is niet uw bevoegdheid maar de vraag wordt gesteld om ook flexijobs toe te staan in het onderwijs. Is dit reeds besproken binnen de regering? Of heeft u hierover overlegd met uw collega minister van Werk?

4.Zal u hierover in overleg treden met de verschillende ministers van Onderwijs?

 

05.03 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, geachte Kamerleden, ik heb de brief van de partijgenoot van de heer Van der Donckt goed ontvangen. Rustgepensioneerden met een loopbaan van 45 jaar of die 65 jaar oud zijn, kunnen onbeperkt bijverdienen. Dat geldt niet voor rustgepensioneerden die met vervroegd pensioen zijn.

 

Tijdens de coronacrisis, en vervolgens via de wet op de personeelsschaarste in de zorg, werd het voor vervroegd gepensioneerden wel mogelijk om onbeperkt bij te verdienen in de zorgsector en in het onderwijs. Die wet, die normaal gezien afliep op 30 december 2022, werd, ook op uw vraag, integraal verlengd tot 31 maart 2023.

 

In de ministerraad van afgelopen vrijdag werd beslist om de maatregel inzake vervroegd gepensioneerden niet te verlengen. Er wordt volop ingezet op een verhoging van de werkgelegenheidsgraad. Het is dan ook paradoxaal om personen op vervroegd pensioen te laten gaan en tegelijk een onbeperkte cumul toe te laten. Het zou veel beter zijn om personen verder te laten werken, zodat ze ook verder pensioenrechten kunnen opbouwen.

 

Mevrouw Samyn, hoewel het onderwijs van groot belang is, zijn er in Vlaanderen meer dan 200 knelpuntberoepen. Het is moeilijk te rechtvaardigen om voor het ene knelpuntberoep wel een onbeperkte uitzondering toe te staan en voor het andere niet.

 

De flexi-jobs in het onderwijs behoren niet tot mijn bevoegdheid.

 

05.04  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. We zijn het eens dat we de mensen niet te vroeg op pensioen mogen laten gaan, maar u kunt daar iets aan doen. Ik nodig u graag uit om dat besef waartoe u bent gekomen ook te realiseren. Onze steun zult u daarvoor krijgen.

 

Het is alleen jammer dat de maatregel voor het onderwijs niet tot het einde van het schooljaar werd verlengd. Dat werd hen blijkbaar niet gegund.

 

05.05  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, we kampen in ons onderwijs met een gigantisch lerarentekort. Het gaat over 8.265 openstaande vacatures in het basisonderwijs, alleen op het Vlaamse niveau. De heer Van der Donckt gaf de cijfers al. Die 928 leraren, jonger dan 65 jaar, zijn broodnodig in ons onderwijs. Door de maatregel niet te verlengen, zullen er opnieuw extra vacatures openstaan.

 

Vanuit het Vlaams Parlement drong men er al herhaaldelijk bij u op aan om de coronamaatregel te verlengen. U gaat daar niet op in. U zegt dat u geen uitzonderingen wil toestaan, maar waarom kan een gelijkaardig stelsel dan wel in de zorg voortbestaan, maar is dat niet mogelijk in het onderwijs?

 

Leerkrachten hebben immers een zeer belangrijke taak in onze samenleving, met name het onderwijzen en inspireren van onze kinderen. De vervroegd gepensioneerde leraren inschakelen, zou slechts een klein deeltje van de puzzel kunnen oplossen, maar het is wel een belangrijk deel. Met het huidige acute lerarentekort hebben we alle bekwame leraren voor de klas nodig, wat ons betreft ook de vervroegd gepensioneerde leerkrachten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van Valerie Van Peel aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "Het OCMW in Elsene" (55035448C)

06 Question de Valerie Van Peel à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Le CPAS d'Ixelles" (55035448C)

 

06.01  Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.

 

Vanuit verschillende hoeken vernemen wij informatie over de werking van het OCMW in Elsene. De organisatie en communicatie zou er allerminst vlot verlopen. Daarnaast staat er een reorganisatie en herontwikkeling van de hoofdsite van het OCMW van Elsene op de planning.

 

Vandaar mijn vragen aan u:

1. In hoeverre bent u op de hoogte van de klachten over de werking van het OCWM Elsene? Welke stappen zullen er ondernomen worden om de algemene werking opnieuw vlotter te laten verlopen?

2. Waaraan zijn de klachten over OCMW Elsene te wijten? Wanneer is er voor het laatst een evaluatie geweest over de werking van OCMW Elsene? Welke partners waren hierin betrokken? Wat was het resultaat hiervan?

3. Is er sprake van een personeelstekort? Zo ja, wat zal u op korte en wat op lange termijn ondernemen om dit op te lossen?

 

4. De communicatie vanuit OCMW Elsene zou louter in het Frans verlopen. Heeft u weet van het niet naleven van de taalwetgeving bij OCMW Elsene? Wat met aanvragers die zich niet in het Frans kunnen uitdrukken? Wat heeft dit voor gevolgen voor de informatiedoorstroming?

5. Is er sprake van een achterstand in het aantal te behandelen dossiers? Zo ja, over hoeveel dossiers spreken we? Binnen welk termijn tracht men dit op te lossen? Wat zijn de gevolgen hiervan voor de aanvragers van een leefloon?

 

06.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Van Peel, de POD Maatschappelijke Integratie heeft een bericht gekregen van een cliënt van het OCMW in Elsene over de slechte werking van dat OCMW. De POD Maatschappelijke Integratie voert periodieke controles uit naar de onderdelen die de federale staat financiert. De POD is niet bevoegd voor de controle van de interne organisatie van het OCMW, dat is een gewestelijke materie.

 

De procedure wordt wel gecontroleerd door de inspecteurs. Tijdens de laatste controle van de dossiers van 2021 is uit een steekproef gebleken dat bepaalde aspecten van de procedure niet voldoende werden nageleefd, bijvoorbeeld inzake het nemen van een beslissing binnen 30 dagen.

 

Het gebrek aan personeel, vooral maatschappelijk werkers in de OCMW’s is een probleem voor bijna alle OCMW’s van het land. Ik heb verschillende gesprekken gevoerd met de federatie van OCMW’s om dat tekort aan te pakken. In het kader van de federale bevoegdheden heb ik ervoor gezorgd dat de OCMW’s over de nodige financiële middelen beschikken, zodat ze de federale opdrachten zo goed mogelijk kunnen uitvoeren.

 

Mijn administratie beschikt niet over informatie betreffende uw vierde en vijfde vraag.

 

06.03  Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de minister, u hebt gelijk dat er opnieuw een aantal bevoegdheidsconflicten spelen. We vernemen dat bepaalde leeflonen niet tijdig worden uitbetaald, wat problematisch is als mensen daaraan nood hebben. Langer dan 30 dagen moeten wachten is dan geen onbenullig gegeven. De POD Maatschappelijke Integratie moet een duidelijker signaal geven aan het OCMW.

 

06.04 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Van Peel, dat is gebeurd.

 

06.05  Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de minister, het klopt dat er een tekort is aan maatschappelijk assistenten. Alle OCMW’s kampen met dat probleem. Daarvoor zijn structurele maatregelen nodig.

 

U kunt niets zeggen over het feit dat de communicatie enkel in het Frans gebeurt? Nochtans bent u daarvoor bevoegd.

 

Een andere vraag is of er sprake is van achterstand in een aantal dossiers. De POD Maatschappelijke Integratie voert daarvoor steekproeven uit, waardoor u daarvan geen algemeen overzicht hebt. Het is veeleer de taak van de lokale mandatarissen om dat op te volgen. Dat begrijp ik.

 

Kunt u de vierde vraag niet beantwoorden?

 

06.06 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Van Peel, ik zal het navragen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Samengevoegde vragen van

- Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De pensioenhervorming" (55035478C)

- Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De stand van zaken over de pensioenhervorming" (55035509C)

- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De pensioenhervorming" (55035561C)

- Gaby Colebunders aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De pensioenen en de pensioenhervorming" (55035774C)

07 Questions jointes de

- Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "La réforme des pensions" (55035478C)

- Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "L'état d'avancement de la réforme des pensions" (55035509C)

- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "La réforme des pensions" (55035561C)

- Gaby Colebunders à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Les pensions et la réforme des pensions" (55035774C)

 

La présidente: Mme Samyn a dû partir à une réunion d’une autre commission. Elle ne participera donc pas aux échanges.

 

07.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Geachte mevrouw de minister

In de commissievergadering van 22 maart 2023 zei u het volgende, en ik citeer:

“Il est donc très important pour moi de poursuivre les discussions avec les partenaires du gouvernement, avec la volonté d'aboutir rapidement. En tout cas, j'ai fait mon travail. Des propositions sont sur la table depuis le mois de novembre. Elles ont évolué et des mesures ont été élaborées et discutées sur la base de propositions concrètes, avec des évaluations budgétaires, l'évaluation de l'impact sur la population et des calculs réalisés par centre d'expertise. C'est toujours cette proposition qui est discutée aujourd'hui. J'ai également soumis ces propositions au Conseil des ministres restreint du 10 mars. Des discussions sont poursuivies au sein de divers groupes de travail et l'ont été lors du kern de la semaine dernière."

Mijn vraag aan u is dan ook de volgende:

Wat is de stand van zaken in dit dossier?

Ik dank u voor uw antwoord.

 

07.02  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): In de commissievergadering van woensdag 22 maart zei u dat de Europese Commissie geen percentage van besparingen vooropstelt. Dat geeft de indruk dat de budgetneutraliteit van de vooropgestelde pensioenhervorming dan toch niet zo belangrijk is. Toch lezen we in Le Soir van 23 maart dat een mislukking van de pensioenhervorming ons land 200 miljoen euro zou kosten. Wat is het nu?

 

De regering besliste om de verhoging van de minimumpensioenen aan te passen. De verwachtte opbrengst bedraagt 126 miljoen euro. De geplande extra verhoging van het berekeningsplafond voor het pensioen van werknemers en zelfstandigen wordt ook niet doorgevoerd, goed voor een budgettaire opbrengst van 4 miljoen euro. In totaal is dat dus 130 miljoen euro voor 2024 en dan moet de langverwachte pensioenhervorming nog komen. Hoe staat het met de pensioenhervorming?

 

Welke concrete maatregelen zult u uitvoeren? Hoeveel moet elk van die maatregelen opbrengen in het kader van de budgetneutraliteit die de regering beloofd heeft aan Europa?

 

07.03 Minister Karine Lalieux: Sinds de vergadering van het kernkabinet van 17 maart vond geen nieuwe bespreking plaats op regeringsniveau. Ik bracht daarover al verslag uit tijdens de commissievergadering van 22 maart. De prioriteit voor 22 maart was de begrotingscontrole. Die wordt momenteel uitgevoerd. De verdere agendabepaling over de pensioenmaatregelen die we willen nemen, wordt afgesproken met de eerste minister, die de agenda van het kernkabinet bepaalt.

 

Voorts onderstreep ik dat ik kan overwegen om een voorwaarde van effectief gepresteerde arbeidstijd aan de toegang tot het vervroegd pensioen te koppelen als onderdeel van een globaal akkoord dat steeds tot doel moet hebben om de solidariteit in het pensioenstelsel te versterken en om de werkgelegenheid te ondersteunen. Maar dan moet de discriminatie in de toegang tot het vervroegde pensioen opgeheven worden. Vandaag moet wie vroeg begon te werken, een langere loopbaan gepresteerd hebben dan wie laat begon te werken. Dat is niet aanvaardbaar.

 

Die discriminatie, die vaak de zware beroepen treft, moet stoppen. Ook wie vroeg begon te werken, moet na 42 jaar vervroegd met pensioen kunnen. Het pensioenakkoord van juli 2022 legt uitdrukkelijk de link tussen beide maatregelen.

 

Wij moeten, ten tweede, heel aandachtig zijn voor de rechten van vrouwen. Recente studies hebben uitvoerig aangetoond dat vrouwen op het vlak van het pensioen zwaar benadeeld zijn. Mijn ambitie is om de genderpensioengap te verkleinen en niet om hem nog te doen toenemen.

 

Dans le cadre de ce dernier contrôle budgétaire, il a été décidé de modérer légèrement l’augmentation de la pension minimum prévue pour le 1er janvier 2024. Les pensions minimum augmenteront à nouveau de 2 % le 1er juillet 2023 et le 1er janvier 2024.

 

Il est important de rappeler qu’au début de la législature, le montant de la pension minimum pour une personne isolée, en 2024, était estimé à 1 583 euros brut. En utilisant les nouveaux paramètres aujourd'hui, nous arrivons à un chiffre de 1 773 euros en avril 2024.

 

La pension minimum aura donc augmenté de 480 euros au cours de cette législature, même en tenant compte du contrôle budgétaire. Ceux qui osent prétendre que nous faisons les poches des retraités se trompent. Ce gouvernement réalise un investissement historique dans les pensions les plus basses. La pension minimum a déjà été portée à plus de 1 500 euros net et continuera d’augmenter en 2024.

 

Wat de vragen over het Europese relancegeld en de budgettaire doelstellingen van de Europese Commissie betreft, kan ik enkel herhalen wat ik reeds eerder in deze commissie heb verklaard. De Europese Commissie is op de hoogte van onze werkzaamheden en laat de regering de ruimte om tot een akkoord te komen. Ik herhaal hier nogmaals dat de Europese Commissie geen budgettaire doelstellingen voor de pensioenhervorming heeft geformuleerd. Bovendien is er op dit moment helemaal geen sprake van een schorsing of vermindering van het Europese relancegeld.

 

07.04  Wim Van der Donckt (N-VA): Dank u wel, mevrouw de minister. Dan zal ik mijn vraag nogmaals stellen aan premier De Croo, die blijkbaar de agenda bepaalt. Ik heb dat ooit een keer gedaan en ben toen ernstig op de vingers getikt omdat ik de vraag niet aan u stelde. Maar goed, ik zal het nogmaals proberen.

 

Wat het relancegeld betreft, mevrouw de minister, we zouden dat geld al gekregen hebben als de hervormingen al hadden plaatsgevonden. Zo kan men het immers ook bekijken. Er is inderdaad nog niet gemeld dat u het geld niet zult krijgen, maar indien u een beetje ijveriger was geweest en het regeerakkoord had uitgevoerd, hadden we het geld al gekregen. Maar goed, het zij zo.

 

Ik zal mijn vraag blijven herhalen en dus nogmaals bij de eerste minister langsgaan. 

 

07.05  Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik weet niet wat ik hiermee aan moet. Dit is het leven zoals het is: blijven wachten, net zoals we in België ook steeds op de trein moeten blijven wachten. Als ik u goed begrepen heb, mevrouw de minister, staat alles gewoon stil. Er zal niet over gepraat worden binnen de regering. Er is niets gepland. Ik hoop dan maar dat er nog iets positiefs zal komen voor de zomer. Ik denk dat er niets anders op zit dan te wachten en de krant in het oog te houden om te zien wanneer er zich een hervorming voordoet.

 

U zit inderdaad al boven het bedrag van 1.500 euro, maar dat is niet helemaal uw werk. We kunnen deze discussie hier blijven voeren, maar de inflatie heeft u voor een groot stuk geholpen, met de index en dergelijke. Daarom denk ik dat we nog veel werk hebben. Ik hoop dat we de concrete antwoorden over de pensioenhervorming nog tijdens deze legislatuur zullen krijgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De financiële hulp aan de lokale besturen voor het aanvullende pensioen van contractuele ambtenaren" (55035479C)

- Catherine Fonck aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De noodkreet van de Waalse steden en gemeenten over het Gesolidariseerde pensioenfonds" (55036277C)

08 Questions jointes de

- Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "L'aide financière aux pouvoirs locaux pour la pension complémentaire des agents contractuels" (55035479C)

- Catherine Fonck à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Le cri d'alarme des villes et communes wallonnes sur le Fonds de pension solidarisé" (55036277C)

 

La présidente: Mme Samyn a dû partir dans une autre commission; je vous cède la parole.

 

08.01  Catherine Fonck (Les Engagés): Madame la présidente, moi-même je sors à peine de la réunion du Bureau. Comme j'ai encore une autre question plus tard, je suis d'accord de l'attendre par correction. Je ne sais pas si elle reviendra ou non.

 

La présidente: C'est un peu compliqué aujourd'hui car c'est une grosse après-midi de questions et dès lors, tout le monde court dans tous les sens. Vous pouvez poser votre question. J'ai juste demandé à Mme Pas de faire son interpellation prévue aujourd'hui en début de séance pour ne pas la retarder et rester dans le cadre prévu par le Règlement.

 

08.02  Catherine Fonck (Les Engagés): Madame la ministre, nous sommes en pleine actualité. Hier, le président de l'Union des villes et communes de Wallonie a - pour la énième fois - lancé un signal d'alerte pour ce qui concerne globalement la situation financière des communes. Il s'agit ici de la Wallonie, mais d'autres communes à Bruxelles et en Flandre sont évidemment concernées de la même manière, à la fois sur le volet de la police, des pompiers, de la pauvreté mais aussi des pensions.

 

Je viens évidemment vers vous dans le cadre des pensions du personnel communal qui affectent énormément les finances communales. Il est vrai que, depuis le début de cette législature, à intervalles réguliers, je revenais vers vous pour vous poser encore et toujours la même question.

 

Vous-même m'aviez dit suivre ce dossier de très près, que vous vouliez également des solutions, que vous aviez prévu une série de démarches, que vous vous concertiez avec les entités fédérées. On connaît les chiffres - je ne vais pas vous les répéter ici - y compris dans les projections, tant aux niveaux micro - qui concerne évidemment chaque commune - que macro.

 

En pratique, comment allons-nous avancer? Vous avez, à plusieurs reprises - je ne vais pas reprendre vos différentes réponses à mes questions que j'ai sous les yeux - affirmé que vous agiriez dans le cadre de vos compétences. Où en est-on, de manière très concrète, dans ce dossier?

 

Je l'élargis quelque peu, car il est vrai qu'il y a eu plusieurs plans de lutte contre la pauvreté. Vous en êtes également en charge, au-delà des pensions, et on voit que l'impact de la pauvreté reste très important sur les charges communales.

 

Par rapport à cela, peut-on disposer d'éléments complémentaires, d'éléments mis à jour et surtout savoir si, oui ou non, le gouvernement en fait une priorité qui ne se limite pas aux mots mais s'étend aux actes? Je vous remercie.

 

08.03  Karine Lalieux, ministre: Madame la présidente, je réponds également à Mme Samyn, qui n'est pas là.

 

Ik heb een voorstel uitgewerkt voor deze budgettaire oefening, maar dat deed ik ook de vorige keren reeds. Dit voorstel wil de lokale besturen ondersteunen die een aanvullend pensioen hebben voor hun contractuelen. De wet van 30 maart 2018, door de vorige regering ingevoerd, is onwerkbaar geworden. Die wet voerde een bonus in voor de besturen met een aanvullend pensioen, zonder daarvoor in extra financiering te voorzien. De financiering moest komen van binnen het fonds, van de besturen zonder een aanvullend pensioen, een soort malus.

 

Doordat zovele besturen zich sindsdien aansloten voor een aanvullend pensioen, volstaat de opbrengst van de malus niet meer. Dit komt doordat de mechanismen worden toegepast op de responsabiliseringsbijdrage. Deze wordt beperkt tot honderd procent van de pensioenlast, waardoor een tekort ontstaat van 57 miljoen euro. Mijn voorstel was om de financiering van de bonussen federaal te ondersteunen en het systeem uit te faseren. Hiervoor werd geen akkoord gevonden binnen de regering, maar zonder de deur te sluiten voor een akkoord binnen de komende maanden, blijf ik in nauw overleg met het beheerscomité van het gesolidariseerde pensioenfonds naar de beste oplossing zoeken.

 

Wat uw laatste vraag betreft, dit is niet het gevolg van opzegging van het contract door Ethias en Belfius, al hebben bepaalde besturen hierdoor wel wat meer onderzoek gedaan naar de voor- en nadelen van een aanvullend pensioen.

 

Madame Fonck, ce dossier est effectivement une de mes priorités, puisque je n'ai jamais voulu laisser les pouvoirs locaux sur le côté. Comme je l'ai répété, nous avons non seulement fait le contrat Ethias-Belfius mais, comme je viens de le dire en néerlandais, nous avons également déposé une proposition dans le cadre de ce contrôle budgétaire.

 

Pour ce qui concerne les chiffres, je vous invite à déposer une question écrite. Il ne m'est pas possible de fournir oralement l'ensemble des montants de cotisations de responsabilisation de l'année 2021 – ce sont les derniers fixés pour l'année 2022 – car il y a plus de cinq cents communes. Cela risquerait d'être un peu long.

 

Une solution est recherchée pour les personnes qui ont un deuxième pilier, donc la problématique du bonus-malus, étant donné que la loi Bacquelaine est impraticable. Mais, cela, on le savait depuis le départ.

 

Enfin, pour ce qui est de l'impact de la pauvreté sur les pouvoirs locaux, le gouvernement fédéral et les entités fédérées mettent en œuvre des plans de lutte contre la pauvreté. Les villes et communes, singulièrement les plus grandes d'entre elles, captent la situation de pauvreté parce que les services sociaux y sont plus nombreux, parce qu'elles disposent de plus de structures de soutien, parce que les mécanismes de solidarité interpersonnelle s'y activent sans doute de façon plus saine. Il est donc vrai que les villes et communes restent confrontées à des phénomènes et que les efforts à faire sont importants en concertation avec tous les acteurs.

 

C'est pour cette raison que la Conférence interministérielle, réactivée à mon initiative et celle de mon collègue, Benjamin Dalle, a décidé de relancer la coopération sur le sujet. Au-delà des plans de chaque niveau de pouvoir, une concertation est évidemment indispensable pour garantir l'efficacité sur le terrain de la lutte contre la pauvreté. Je ne vous répèterai pas tous les appels à projet auxquels les CPAS pouvaient répondre pour lutter contre cette pauvreté au quotidien dans leur commune.

 

08.04  Catherine Fonck (Les Engagés): Madame la ministre, lorsqu'une question englobe différents aspects, y compris des chiffres, la pratique de vos collègues, à juste titre, c'est de fournir un document en annexe. Mais si vous préférez qu'on multiplie les questions, on multipliera les questions. Je redéposerai donc une question écrite.

 

Vous avez donc fait d'autres propositions que le gouvernement n'a pas suivies. Il n'était pas d'accord. Je dois constater que le gouvernement fait un budget et des ajustements budgétaires sur, non pas la seule année 2023, mais sur les années 2023 et 2024. Quand on fait des ajustements et des budgets sur les années 2023 et 2024, la thèse probable est qu'il n'y ait plus de décision d'envergure.

 

Vous nous répondez ici sur le second pilier, etc. On va se parler vrai! Le second pilier, cela ne change pas grand-chose, mais le Fonds de pension solidarisé… Si on continue comme cela et s'il y a un refus de faire bouger les lignes – il y a le volet pension, le volet pauvreté, le volet pompier et le volet police, et deux de ces compétences sont dans vos mains – on va droit à la faillite des communes.

 

Responsabiliser les communes? Oui! Les étouffer complètement? Non! Madame la ministre, j'entends vos paroles mais vous gérez depuis une législature entière deux des compétences qui ont le plus d'impacts catastrophiques sur les communes et, en la matière, la réalité est qu'il n'y a rien de fort ni de suffisant que pour ne pas amener des communes, qui sont nombreuses, dans une situation intenable. Ce n'est pas juste pour la beauté des communes mais c'est parce qu'après, il y a les citoyens qui sont directement concernés et touchés.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Interpellatie van Barbara Pas aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De contracten van de FPD met firma’s waarnaar gerechtelijke onderzoeken lopen" (55000403I)

09 Interpellation de Barbara Pas à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Les contrats conclus par le SFP avec des entreprises faisant l'objet d'enquêtes judiciaires" (55000403I)

 

09.01  Barbara Pas (VB): Mevrouw de minister, enkele jaren geleden raakte al bekend dat enkele FOD’s sociale fraude faciliteerden, door de schoonmaak van hun gebouwen te gunnen aan een schoonmaakbedrijf dat zwaar onder de prijs werkte, waardoor het mogelijk werd dat de schoonmakers zelf het afgesproken minimumloon voor de sector onmogelijk uitbetaald kregen.

 

Over de firma in kwestie valt wel een en ander te zeggen. Eerst en vooral maakte een Franstalige onderzoeksjournalist bekend dat die schoonmaakfirma, Activa, tot op vandaag nog altijd heel wat personeel in het zwart zou tewerkstellen en een loon zou uitbetalen van slechts 7,40 euro per uur. De firma in kwestie zou maandelijks minstens 10.000 werkuren in het zwart uitbetalen, al dan niet via een netwerk van duistere onderaannemingen, die de facto in dezelfde handen zijn als die firma zelf.

 

Naast dat zwartwerk werd ook ontdekt dat die firma van boekhoudkundige kunstgrepen houdt. Schulden ten belope van 2 miljoen euro werden gebruikt voor doeleinden die buiten het maatschappelijk doel van de firma Activa, in casu schoonmaak, vallen en vormen een misbruik van het ondernemingsvermogen. Daarbij wordt verwezen naar de aankoop van een BMW Cabrio, een Bentley en een Rolls-Royce, aangekocht door de toenmalige bestuurder van Activa en zijn toen nieuwe Marokkaanse vennoten.

 

Daar houdt het niet mee op, want een van de bestuurders van Activa stond – en staat hopelijk nog – op de zwarte lijst van de Belgische overheid, wegens het verhandelen dan wel smokkelen van drugs onder de dekmantel van activiteiten van die schoonmaakfirma in Spanje en in Marokko.

 

Intussen werd zowel bij de arbeidsrechtbank als bij de rechtbank van eerste aanleg in Brussel een dossier geopend tegen de firma in kwestie, respectievelijk voor inbreuken tegen de sociale zekerheid en voor fiscale inbreuken.

 

Ik heb dan ook een hele reeks schriftelijke vragen ingediend om na te gaan of die firma tewerkgesteld werd door de overheidsdiensten. Uit de antwoorden, onder andere ook op schriftelijke vragen aan u, blijkt dat die schoonmaakfirma wel degelijk nog steeds ongestoord kan werken voor heel wat overheidsdiensten.

 

Blijkbaar maakt ze immers de lokalen schoon van de Federale Pensioendienst in Gent en Namen, maar ook de gebouwen van Defensie in Florennes, het Brusselse hoofdgebouw en lokale antennes van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de lokalen van de FOD Financiën. Ze poetst ook bepaalde lokalen van de politie en ook het gesloten centrum voor illegalen in Vottem.

 

Het is natuurlijk bijzonder cynisch dat een firma waartegen onderzoeken lopen naar fiscale fraude en sociale inbreuken de kantoren van de Federale Pensioendienst zou schoonmaken.

 

Ik heb daarom heel eenvoudige vragen voor u, mevrouw de minister.

 

Hoe kunt u verklaren dat een firma die verdacht wordt van fiscale inbreuken een contract toegewezen kan krijgen voor de schoonmaak van de lokalen van de Federale Pensioendienst?

 

Om zulke zaken te voorkomen, bent u van oordeel dat bij de toekenning van zulke contracten de lijst van uitsluitingscriteria niet beter zou worden aangevuld met onder meer de uitsluiting van ondernemingen waarnaar de arbeidsauditeur onderzoek doet?

 

Ik ben zeer benieuwd naar uw standpunt over dat laatste.

 

09.02 Minister Karine Lalieux: Geachte collega, de schoonmaakdiensten waarnaar u verwijst zijn het resultaat van een overheidsopdracht. De gunningsbeslissing werd op 20 december 2021 genomen door het beheerscomité van de Federale Pensioendienst. Alle uitsluitingsgronden werden nagegaan. Op het moment van toekenning was er geen enkele inbreuk die aanleiding gaf tot niet-gunning.

 

Ik som enkele feiten op. De onderneming beschikte op dat ogenblik over een recent blanco strafregister. De bestuurders en de algemeen directeur legden ook een blanco strafregister voor. De firma had eveneens geen fiscale of sociale schulden. Deze attesten werden verkregen bij de FOD Financiën en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Uit het prijsonderzoek bleek daarenboven dat de opgegeven prijs niet abnormaal laag was. De uurtarieven die in het bestek waren opgenomen, waren dan ook conform de minimumlonen van het paritair comité schoonmaak.

 

Sociale of fiscale inbreuken zijn niet gekend door de Federale Pensioendienst. De dienst werd niet op de hoogte gebracht van eventuele inbreuken.

 

U vroeg ook naar mijn oordeel over de lijst van uitsluitingscriteria, namelijk of deze lijst niet moet worden aangevuld met de uitsluiting van ondernemingen waarnaar de arbeidsauditeur onderzoek doet. Mijn mening over het aanpassen van de uitsluitingscriteria is dat alles in het werk moet worden gesteld om overheidsopdrachten alleen te gunnen aan bonafide ondernemingen. U moet uw specifieke vraag echter stellen aan de minister van Justitie. Vooral de overeenstemming met de principes van de geheimhouding van het onderzoek en het vermoeden van onschuld dienen nader te worden onderzocht.

 

09.03  Barbara Pas (VB): Mevrouw de minister, wat is de juiste datum van de gunningsbeslissing? Dat heb ik niet helemaal begrepen.

 

09.04 Minister Karine Lalieux: (…) (zonder micro)

 

09.05  Barbara Pas (VB): Mevrouw de minister, als die gunningsbeslissing in 2021 werd ondertekend, vind ik het raar dat die onderzoeksjournalisten al eind 2020 de praktijken van deze firma naar boven brachten. U zegt dat de Federale Pensioendienst niet op de hoogte was. Dan stel ik mij vragen bij de communicatie. Ik heb alle begrip voor het vermoeden van onschuld. Vooraleer iemand daadwerkelijk veroordeeld wordt, moet er uiteraard steeds een objectief onderzoek lopen. Ik meen echter dat de feiten die ik heb opgesomd, aantonen dat die firma niet aan haar proefstuk toe was. Dan is het toch wel een heel ander verhaal.

 

U zegt dat alle uitsluitingscriteria werden opgevolgd. Het zou erg zijn, mocht dat niet het geval zijn. Is het dan niet nodig om ervoor te zorgen dat men alleen op bonafide ondernemingen een beroep doet en die uitsluitingscriteria uitbreidt? Blijkbaar is het vandaag niet voldoende en kunnen zulke firma’s wel nog via de geëigende weg aangesteld worden.

 

Ik vind dat men die uitsluitingscriteria wel moet uitbreiden, net omdat de Federale Pensioendienst het goede voorbeeld zou moeten geven met betrekking tot nultolerantie tegen inbreuken op de sociale zekerheid. Dat is een van de zaken waaraan deze firma zich schuldig maakt.

 

Mevrouw de voorzitster, ik heb een motie van aanbeveling in die richting, om die lijst van uitsluitingscriteria voor overheidsopdrachten effectief aan te vullen met een uitsluiting van ondernemingen waarnaar de arbeidsauditeur of een andere rechtbank onderzoek doet.

 

Een tweede aanbeveling is om er veel strikter op toe te zien dat firma’s in overheidsopdracht zwartwerk, noch tewerkstelling van illegalen organiseren. De overheid heeft een voorbeeldfunctie. Zeker inzake sociale zekerheid en pensioenen is het zeer cynisch als er firma’s aan het werk zijn die dat met de voeten treden.

 

Mijn motie van aanbeveling dient om dat in de toekomst te voorkomen.

 

Moties

Motions

 

De voorzitster:

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion, les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de mevrouw Barbara Pas en luidt als volgt:

 

"De Kamer,

gehoord de interpellatie van mevrouw Barbara Pas

en het antwoord van de minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, belast met Personen met een beperking, Armoedebestrijding en Beliris,

- gelet op het feit dat de FPD contracten voor schoonmaakprestaties heeft toegewezen aan een firma waartegen zowel bij de arbeidsrechtbank als bij de rechtbank van eerste aanleg een onderzoek loopt voor inbreuken in de sociale zekerheid en voor fiscale inbreuken;

- overwegende dat onderzoeksjournalisten reeds eind 2020 ontdekten dat de firma in kwestie zich zou schuldig maken aan zwartwerk en misbruik van ondernemingsvermogen;

- overwegende dat de FPD als allereerste het goede voorbeeld zou moeten geven waar het gaat over nultolerantie tegen inbreuken op de sociale zekerheid;

verzoekt de regering

- de lijst van uitsluitingscriteria voor overheidsopdrachten aan te vullen met uitsluiting van ondernemingen waarnaar de arbeidsauditeur dan wel een andere rechtbank onderzoek doet;

- er veel strikter op toe te zien dat firma’s in overheidsopdracht zwartwerk noch tewerkstelling van illegalen organiseren."

 

Une motion de recommandation a été déposée par Mme Barbara Pas et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de Mme Barbara Pas

et la réponse de la ministre des Pensions et de l'Intégration sociale, chargée des Personnes handicapées, de la Lutte contre la pauvreté et de Beliris,

- compte tenu du fait que le SFP a attribué des contrats de services de nettoyage à une entreprise qui fait l'objet d'une enquête, tant devant le tribunal du travail que devant le tribunal de première instance, pour des infractions en matière de sécurité sociale et pour des infractions fiscales;

- considérant que des journalistes d'investigation ont déjà découvert fin 2020 que l'entreprise en question se serait rendue coupable de travail non déclaré et d'abus de biens sociaux;

- considérant que le SFP devrait être le tout premier à donner l'exemple quant à la tolérance zéro à l'égard des infractions en matière de sécurité sociale;

demande au gouvernement

- d'ajouter à la liste des critères d'exclusion pour les marchés publics le fait qu'une entreprise fasse l'objet d'une enquête de l'auditeur du travail ou d'un autre tribunal;

- de veiller beaucoup plus rigoureusement à ce que les entreprises adjudicataires n'organisent pas de travail non déclaré et n'emploient pas de personnes en situation illégale."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Chanelle Bonaventure.

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Chanelle Bonaventure.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

10 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De berekening van de ZIV-bijdrage en de pensioenen" (55035507C)

10 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Le calcul de la cotisation AMI et les pensions" (55035507C)

 

10.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar mijn schriftelijke vraag.

 

De berekening van de ziekte- en invaliditeitsverzekering bijdrage (ZIV-bijdrage) gebeurt op basis van verouderde tabellen. Voor een bepaalde groep met een laag wettelijk pensioen en een beperkte tweede pijler kan dit serieuze financiële consequenties hebben.

 

Uw kabinet zou op de hoogte zijn van het probleem. Er zouden ook al berekeningen gemaakt zijn omtrent de kostprijs om de fout op te lossen: namelijk 17 miljoen euro.

 

Mijn vraag aan u is dan ook de volgende:

 

Gaat u deze fout rechtzetten. Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?

 

10.02 Minister Karine Lalieux: Beste collega, de huidige berekening van de ZIV-bijdrage bevat enkele onrechtvaardigheden. Vooral begunstigden van een bescheiden aanvullend pensioenkapitaal kunnen hierdoor worden getroffen. In sommige gevallen kan het gebeuren dat zij na verloop van tijd meer betalen aan extra ZIV-bijdragen dan het bedrag van hun pensioenkapitaal. Dat is onrechtvaardig, maar ook nefast voor het vertrouwen.

 

Zoals ik in deze commissie al meermaals heb gezegd, is het mijn vast voornemen om deze problematiek aan te pakken. Ook de sociale partners hebben hierom gevraagd. Zij hebben in september 2022, samen met de Federale Pensioendienst, in het beheerscomité verschillende opties ter zake uitgewerkt.

 

In het recente afsprakenkader van 6 april 2023 heeft de G10 een specifieke oplossing vooropgesteld, waarbij een actualisatie van de berekeningsparameters zou plaatsvinden.

 

In de regering worden momenteel de voorbereidingen getroffen om uitvoering aan dit afsprakenkader te geven. Het dossier ligt nu ter behandeling bij het kernkabinet.

 

10.03  Wim Van der Donckt (N-VA): Het is inderdaad een pijnlijke vaststelling dat de zwakkeren in onze maatschappij het slachtoffer van administratieve fouten worden. We zijn het daarover eens, alweer. Ik hoop dat u dat onder de aandacht blijft brengen, want die mensen hebben het al moeilijk.

 

Ik dank u voor uw ijver in dit dossier.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: De vragen nrs. 55035700C en 55035725C van mevrouw Thémont worden in schriftelijke vragen omgezet.

 

11 Vraag van Wim Van der Donckt aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De bereikbaarheid van de pensioenlijn 1765" (55035857C)

11 Question de Wim Van der Donckt à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "L'accessibilité téléphonique de la ligne pension 1765" (55035857C)

 

11.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, enkele jaren terug hebben 21 bedrijven en overheidsdiensten zich geëngageerd om hun klantendienst binnen maximaal 2,5 minuut te laten antwoorden op telefonische oproepen ( "Neem ns op"-charter). Daaronder diverse overheidsdiensten (vb. FOD economie, Fedict,…), maar niet de FPD.

 

Vandaag is de bereikbaarheid van de Pensioenlijn 1765 problematisch. Mensen moeten soms tot 20 minuten wachten om dan het gesprek te zien afgesloten worden met het bericht “probeer later eens opnieuw". Nochtans is deze problematiek al herhaalde malen door de Ombudsdienst Pensioenen aangeklaagd en heeft de FPD ook acties beloofd. Zie ook: https://www.mediateurpensions.be/docs/reports/2022/10.hfdst9.pdf

 

Mijn vragen aan u zijn dan ook de volgende:

Hoe staat het met de uitvoering van het actieplan om de Pensioenlijn 1765 te verbeteren?

Welke verbeteringen mogen we nog verwachten voor het einde van deze legislatuur? 

Bent u bereid om zich aan te sluiten bij het “Neem s op-charter"?

 

11.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Van der Donckt, bedankt voor uw vraag en voor uw terechte bekommernis. De communicatie met de burger is essentieel en moet via meerdere kanalen kunnen plaatsvinden. De pensioenlijn 1765 is daar een belangrijke component van. Om de druk op het gratis nummer te verlichten, werkt mijn administratie ook verschillende aanvullingen uit op haar dienstenaanbod. Zo werd er eind vorig jaar een digitaal mandaat ingevoerd waarmee een burger een andere burger toegang kan geven tot mypension.be om hem te helpen met zijn pensioenadministratie. Ook is het nu mogelijk om, naast de fiscale fiche, betaalattesten online aan te vragen via de website van de Federale Pensioendienst of automatisch via de pensioenlijn. Tot slot werden in mypension.be verschillende aanpassingen gedaan om in te spelen op de veel gestelde vragen van de burgers en hen zo op weg te helpen naar het antwoord.

 

De Federale Pensioendienst blijft zijn communicatie en digitaal aanbod verder verbeteren op basis van de noden en de meest gestelde vragen van de burger. Hiermee hopen wij verder de druk op de pensioenlijn te verminderen. Meer specifiek zal er de komende maanden een verbeterde pensioenaanvraag worden gelanceerd en bijkomende informatie voor gepensioneerden op mypension.be. Ook onderzoekt de Federale Pensioendienst hoe lokale partners die vandaag ook pensioenvragen krijgen en in direct contact staan met de burger, beter kunnen worden ondersteund.

 

Wij blijven echter een goede bereikbaarheid van ons gratis nummer verzekeren. In het eerste trimester van 2023 ontving de Federale Pensioendienst meer dan 375.000 telefoons. Hiervan werd 51 % beantwoord, waarvan 34 % binnen tweeënhalve minuut.

 

Gezien de budgettaire en operationele situatie is het onrealistisch voor de Federale Pensioendienst om zich te engageren in het initiatief dat u vermeldt. Om die reden werd de telefonische bereikbaarheid niet meer opgenomen als organisatiedoelstelling in het ontwerp van bestuursovereenkomst.

 

11.03  Wim Van der Donckt (N-VA): Bedankt voor uw antwoord, mevrouw de minister.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Samengevoegde vragen van

- Ellen Samyn aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De tekorten bij de voedselbanken" (55035977C)

- Vicky Reynaert aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De tekorten bij de voedselbanken" (55036196C)

12 Questions jointes de

- Ellen Samyn à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Les banques alimentaires en situation de pénurie" (55035977C)

- Vicky Reynaert à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Les pénuries dans les banques alimentaires" (55036196C)

 

12.01  Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, ik had vorige week een gesprek met een vertegenwoordiger van de regionale voedselbank in West-Vlaanderen, die aan de alarmbel trekt, omdat voedselbedrijven alsmaar minder voedsel schenken aan de regionale voedselbanken, die hun werking geherstructureerd hebben, terwijl de vraag blijft stijgen.

 

Mevrouw Vanpeborgh heeft u hierover in december al ondervraagd. U hebt toen geantwoord, ten eerste, dat, om de daling van de voedseldonaties te compenseren, de centrale opslagplaatsen, waaronder de voedselbanken, vorig jaar een FEAD-subsidie van 2,25 miljoen euro en dit jaar van 2,4 miljoen euro ontvangen. Ten tweede zou de heer Van Peteghem onderzoeken of er een belastingvermindering voor schenkers van voedsel mogelijk is op basis van de netto financiële waarde van gedoneerd voedsel. Ten derde zou uw dienst onderzoeken of we een handvest voor voedselhulp kunnen opstellen tussen de hulporganisaties en de supermarktketens. Ten slotte zou de omzendbrief van het FAVV worden aangepast om gemeenschappelijke afspraken vast te leggen om schenkingen te vergemakkelijken.

 

Is de subsidie voldoende om de daling van de voedseldonaties te compenseren?

 

Hebt u al overleg gehad met de heer Van Peteghem over het onderzoek naar een mogelijke belastingvermindering voor schenkers van voedsel? Ik heb de vraag ook ingediend bij de heer Van Peteghem, maar die is nog niet beantwoord. Zo ja, wat is de uitkomst van overleg? Werkt de regering aan een wetsontwerp? Wat is de reikwijdte daarvan?

 

Hoe ver staat het met het onderzoek van de dienst naar de opmaak van een handvest? Is er al overleg geweest met de voedselhulpsector en de supermarkten? Wat is de timing?

 

Hoe ver staat het met de aanpassingen van de omzendbrief van het FAVV? Wat is de timing voor de nieuwe omzendbrief?

 

12.02 Minister Karine Lalieux: Het klopt dat de vraag nog steeds in stijgende lijn gaat. Daarom heeft de Ministerraad vorige week definitief 20 miljoen euro aan extra middelen toegewezen aan de voedselhulpsector. Hiervan gaat 2,4 miljoen rechtstreeks naar de voedselbanken, terwijl 13,4 miljoen toegevoegd wordt aan het budget voor de openbare aanbesteding in het kader van ESF+, de opvolger van het FEAD. De fiscale hervorming van de heer Van Peteghem is nog niet afgerond, maar ik blijf dat verder opvolgen, zodat de maatregelen ten gunste van de voedselhulpsector zeker opgenomen worden.

 

De nieuwe versie van de omzendbrief van het FAVV is sinds enkele weken beschikbaar. Mijn diensten analyseren momenteel de wijzigingen om een beter zicht te krijgen op de impact ervan op het handvest voor samenwerking tussen de voedselhulpsector en de voedingsdistributie.

 

Op het volgende overleg met onze partners uit de sector, dat gepland is in juni, wordt dat verder besproken, zodat het handvest zo snel mogelijk kan worden afgewerkt.

 

12.03  Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, ik had gehoopt dat minister Van Peteghem minstens voor dat deel van de fiscale hervorming klaar zou zijn.

 

12.04 Minister Karine Lalieux: Dat is niet het geval.

 

12.05  Vicky Reynaert (Vooruit): Ik zal hem later zelf naar zijn visie vragen.

 

12.06 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Reynaert, als hij het wil, ben ik klaar.

 

12.07  Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, de omzendbrief van het FAVV wordt dus geanalyseerd om het handvest op te maken. We volgen het dossier op.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Question de Marie-Colline Leroy à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Le supplément d'allocations familiales pour handicap retiré du RI par un CPAS" (55036087C)

13 Vraag van Marie-Colline Leroy aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De door een OCMW op het leefloon ingehouden zorgtoeslag voor kinderen met een handicap" (55036087C)

 

13.01  Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame la ministre,

 

Alors qu’elle était enfant, une jeune dame de nationalité syrienne, née en 2000, a perdu une jambe dans un bombardement. A 16 ans, elle a obtenu le statut de réfugiée politique en Belgique. Par la suite de violences familiales, sa sœur et elle ont bénéficié d’une mise en autonomie. Depuis sa majorité, l’allocation s’est muée en RI au taux cohabitant. Elle perçoit des allocations familiales de catégorie 4 vu son handicap.

 

Le cpas de sa commune a considéré que, selon l’article 16 de la loi du 26 mai 2002, le supplément d’allocations familiales qu’elle touche pour elle-même en tant qu’enfant handicapé doit être considéré comme une ressource et a donc modifié son revenu d’intégration, en y enlevant ce supplément, et en réclamant le remboursement d’ allocations perçues en 2018 et 2019.

 

Les allocations familiales sont considérées comme un revenu déductible du RI quand la personne les reçoit pour elle-même et pas via la personne qui a en charge. Mais qu'en est-il du complément lié au handicap?

 

En 2022, en présence d’Unia, qui assistait au débat au côté de la jeune dame, la cour du Travail de Bruxelles a condamné le cpas à octroyer le RI sans en déduire le supplément d’allocations familiales lié au handicap. La Cour du travail a donc déclaré que le supplément d’allocations familiales lié au handicap ne doit pas être un revenu à déduire du montant du RIS.

 

Elle a donné raison à la jeune dame qui considère que le supplément d’allocation familiale lié à son handicap s’agit d’une aide destinée à compenser la perte d’autonomie de la personne handicapée dans l’accomplissement des gestes de sa vie quotidienne. L’allocation d’intégration ne constitue pas, contrairement à l’alloc de remplacement de revenus, une ressource à prendre en considération dans le cadre de la loi sur le droit à l’intégration sociale.

 

Comment interprétez-vous cette situation?

 

Qu’allez-vous faire pour que cette jurisprudence soit reconnue?

 

Qu’allez-vous faire pour l’arrêté royal d’application de la loi DIS soit modifié en conséquence ? Pour immuniser cette mesure?

 

13.02  Karine Lalieux, ministre: Madame la présidente, comme vous le savez, je suis très attentive à ces questions. C’est pour cette raison qu’à mon initiative, depuis le 1er janvier 2022, l’arrêté royal du 11 juillet 2002 prévoit l’exonération de l’allocation d’intégration prévue dans la loi du 27 février 1987 relative aux allocations des personnes handicapées, de l’arrêté royal du 11 juillet 2002 modifié par l’arrêté royal du 25 janvier 2022.

 

En ce qui concerne plus particulièrement les allocations familiales, il ressort de l’article 22 de l’arrêté royal du 11 juillet 2002 que les allocations familiales ne sont exonérées qu’au profit du demandeur de revenu d’intégration qui les perçoit en tant qu’allocataire au bénéfice d’enfants dont il a la charge. En revanche, elles ne sont pas exonérées si le demandeur de revenu d’intégration les perçoit pour lui-même. Cette disposition n’exonère donc pas les allocations familiales perçues par un enfant pour lui-même y compris le supplément d’allocations familiales pour enfant handicapé.

 

Je suis partisane d’exonérer purement et simplement l’entièreté des allocations familiales y compris le supplément d’allocations familiales pour un enfant en situation de handicap. C’est pour cette raison que cette proposition est reprise dans le quatrième plan de lutte contre la pauvreté. Je suis également très attentive à votre proposition de loi sur ce sujet visant à modifier l’arrêté royal afin que les allocations familiales du bénéficiaire ne soient plus prises en considération dans le calcul des ressources.

 

13.03  Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie. Je n’ai pas de réplique particulière car je crois que nous sommes bien d’accord et alignées. On continuera donc à travailler sur ces questions-là.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Questions jointes de

- Catherine Fonck à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "La journée d’action en front commun des travailleurs des CPAS wallons et bruxellois" (55036276C)

- Marie-Colline Leroy à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Les actions syndicales auprès des CPAS" (55036282C)

14 Samengevoegde vragen van

- Catherine Fonck aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De actiedag van het gemeenschappelijk vakbondsfront van de Waalse en Brusselse OCMW's" (55036276C)

- Marie-Colline Leroy aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De vakbondsacties bij de OCMW's" (55036282C)

 

14.01  Catherine Fonck (Les Engagés): Madame la ministre, nous sommes deux à vous interroger sur le même sujet, mais vous comprendrez aisément qu'à l'occasion de la grève organisée hier par les CPAS de Wallonie et de Bruxelles, un appel à l'aide majeur a été lancé par leur personnel - aussi bien celui des services sociaux que le personnel administratif. Il était destiné à faire prendre conscience aux autorités fédérales et régionales de la gravité de la situation.

 

Les dossiers sont de plus en plus nombreux; les missions confiées s'étendent sans cesse; les bénéficiaires sont chaque jour un peu plus déstructurés sur les plans psychologique et social, eu égard à leur précarité. Pourtant, le personnel doit gérer ces questions avec de moins en moins de moyens. Le constat est clair. Quelle que soit leur couleur politique, les CPAS en relayent les preuves.

 

Par ailleurs, je sais que vous avez rencontré les syndicats. J'aimerais évidemment connaître la teneur de vos échanges, mais surtout les conclusions de cette réunion et les décisions qui vont pouvoir être prises. Des revendications syndicales ont été exprimées. De plus, les finances communales sont menacées par des dotations aux CPAS. Du reste, la Fédération des CPAS, que nous avons eu l'occasion d'entendre avec d'autres, dans le cadre du dossier de l'individualisation des droits, estimait que, pour la première fois, le montant des aides sociales avait dépassé leur propre coût de fonctionnement. Cette information majeure démontre combien de plus en plus de missions sont commanditées avec de moins en moins de moyens. Par conséquent, madame la ministre, je voudrais relayer cet appel qui est essentiel pour le personnel, mais qui l'est également pour les bénéficiaires.

 

14.02  Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame La Ministre,

 

Le front commun syndical des 19 CPAS de la région bruxelloise a  déposé un préavis de grève pour l’ensemble des services afin de dénoncer, notamment, une surcharge de travail et un manque d’effectifs.

 

Ce mouvement est accompagné d’une manifestation, d’un passage et d’un entretien à 12h00 à votre cabinet. Le front commun syndical revendique un "refinancement structurel, anticipatif et pérenne des 19 CPAS", ainsi qu’une revalorisation salariale des travailleurs et une réduction collective du temps de travail.

 

Des actions sont également prévues dans les prochaines semaines à Liège.

 

Ni vous ni moi, n’ignorons toutes les difficultés vécues par les travailleurs et travailleuses de ces services essentielles à la population, singulièrement, pour les personnes les plus vulnérables.

 

Aussi, j’imagine, Madame La Ministre, tout le sérieux que vous ou vos équipes ont mis dans cette rencontre.

 

Pourriez-vous à ce stade nous rendre compte de la teneur des échanges lors de votre rencontre avec le front syndical réuni devant votre cabinet ce mardi 25 avril? Comment envisagez-vous de répondre structurellement à leurs revendications légitimes ?

 

Je vous remercie pour vos réponses.

 

14.03  Karine Lalieux , ministre: Chères collègues, merci de l'intérêt que vous portez à ma rencontre avec le front commun d'hier. Pour votre parfaite information, je les ai déjà reçus au mois de novembre dernier et les contacts se passent toujours bien. Les échanges sont constructifs. Vous savez sans doute que ma marge de manoeuvre quant à leurs revendications - si vous avez lu leur cahier de revendications - est assez limitée car la compétence fédérale en la matière l'est tout autant. La plupart des revendications du front commun portent sur les compétences régionales, ou communales, à savoir des revalorisations salariales, la réduction du temps de travail, la pénurie d'assistants sociaux, la charge de travail, les violences au travail et le soutien psychologique pour les travailleurs. Ce sont toutes des compétences régionales et communales. Néanmoins, je partage le combat mené par le front commun.

 

Il est vrai que les CPAS ont été le pilier fort parfois, même le seul, lors des crises successives. Il est vrai que, suite à ces crises, de nouveaux publics s'adressent aux CPAS et que la charge de travail a augmenté. C'est indéniable. Outre mon combat permanent pour obtenir des financements destinés au personnel dans le cadre de la mise en place de chaque nouveau dispositif, que ce soit le Fonds gaz et électricité, les équivalents RIS pour les Ukrainiens, ou les 70 millions d'euros que je viens de débloquer, je travaille en parallèle sur plusieurs chantiers de simplification administrative. C'est mon job.

 

Ces chantiers ont un objectif: celui de diminuer considérablement la charge de travail des travailleurs sociaux. Je ne vais pas tous les expliquer parce que je les ai déjà expliqués lors d'autres questions: CPAS online, primavera, les flux entre la Banque Carrefour et les CPAS. Plusieurs nouvelles circulaires doivent également préciser les aspects plus administratifs de l'enquête sociale. L'une porte sur les documents strictement nécessaires pour faire une première demande d'aide, partant du constat que les CPAS, en raison de pratiques installées depuis des années, demandent trop de documents aux intéressés. Une autre circulaire porte sur les missions strictement réservées aux assistants sociaux et sur les tâches qui peuvent être déléguées aux agents administratifs, ce qui ne se fait pas dans les CPAS. Une circulaire est déjà sortie pour pouvoir calculer les revenus des personnes.

 

Outre le renforcement de la simplification administrative, j'ai organisé plusieurs groupes de travail qui approfondissent d'autres aspects de cette crise des CPAS. Un groupe de travail porte sur l'image des CPAS. On sait qu'aujourd'hui, il y a non seulement une pénurie d'assistants sociaux, mais qu'il y a aussi de moins en moins de travailleurs sociaux qui veulent aller travailler dans nos CPAS. C'est parce que la charge de travail y est forte mais aussi parce qu'une image très négative est véhiculée dans les hautes écoles de Wallonie-Bruxelles et de Flandre. Un groupe de travail porte également sur les exigences de diplômes auxquelles les syndicats sont d'ailleurs associés et cela, suite à ma rencontre datant du mois de novembre dernier. Il y a aussi un groupe de travail sur le PIIS pour que ce soit réellement de l'accompagnement social.

 

À ma demande, les fédérations des CPAS sont proactives dans leurs contacts avec les hautes écoles afin de sensibiliser un maximum d'étudiants aux "joies" du travail social dans les CPAS. Elles doivent aussi absolument travailler sur l'image des CPAS, qui sont confrontés à des pénuries d'assistants sociaux. Cependant, quand j'ai recruté des travailleurs sociaux au niveau de la DG Personnes handicapées, je n'ai pas rencontré de problème de recrutement.

 

Au niveau fédéral, nous devons effectivement travailler avec l'ensemble des CPAS et des fédérations pour faire en sorte que chaque fois qu'une nouvelle politique est mise en place, des moyens soient dégagés au niveau du personnel – c'est ce que j'ai fait – et une réelle simplification administrative soit prévue, car la loi s'est véritablement complexifiée. Le travail des travailleurs sociaux, que je soutiens et que je respecte énormément, s'est également fort compliqué.

 

14.04  Catherine Fonck (Les Engagés): Madame la ministre, je résume votre propos: vous avez donc certaines compétences, mais elles sont limitées. Vous travaillez pour diminuer la surcharge administrative. Permettez-moi de vous dire que ce n'est pas qu'une question de surcharge administrative et d'image. Vous avez dans vos leviers fédéraux des compétences bien plus grandes que ce que vous êtes en train de nous expliquer ici.

 

Il y a quelques minutes, je vous interrogeais sur la problématique de la charge des communes, notamment sur deux dossiers majeurs qui sont dans vos mains: la pauvreté et les pensions. S'il y a un sous-financement des communes alors qu'on ajoute des missions complémentaires venant du fédéral, en l'occurrence, les communes sont alors également en difficulté pour pouvoir aider les CPAS de manière plus forte.

 

Je rêve d'un pays où on arrête de dire "ce n'est pas moi, c'est l'autre" et où on se dit, quand il y a une situation qui est extrêmement grave, qu'on met les différents niveaux de pouvoir autour d'une même table et qu'on fait un plan d'action. Vous nous dites que "c'est depuis novembre". Et alors? Nous sommes en avril. Où avons-nous un plan d'action où chaque niveau de pouvoir s'engage à faire des choses? Mais pas des choses pour l'image et la surcharge administrative, cela ne va pas suffire!

 

Aujourd'hui, ce que nous ne payons pas, ce que nous ne budgétisons pas, cela risque de coûter plus cher demain. Je me permets ici de citer une assistante sociale, parce qu'il y a les questions de précarité et toutes les questions sociales à régler. Je la cite: "Lorsque je couvre des affaires de viol sur enfant, ou des cas de maltraitance, j'en parle avec mes collègues car il n'y a pas de supervision."

 

Madame la ministre, cela vous démontre que des équipes en manque de staff sont poussées à faire ce qu'elles peuvent en gérant des situations parfois gravissimes mais elles ne sont pas à la hauteur de ce que l'on devrait attendre d'elles: travailler dans les conditions les meilleures possibles. Demain, cela risque de mener à des situations plus dramatiques ou dont le coût sera plus important encore car à charge des CPAS, de la Santé et d'une série d'autres politiques.

 

Mettez-vous donc ensemble et ayez une plan d'action d'envergure!

 

14.05  Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Le hasard a fait que cette action s'est tenue hier au moment des auditions sur la question de l'individualisation des droits qui a un impact essentiel sur les CPAS. Avant d'y revenir, je souhaite vous dire que votre travail et l'intérêt que vous portez aux CPAS et leurs charges administratives ont été relevés positivement par le président de la Fédération des CPAS.

 

La question de l'image m'interpelle. Le groupe de travail est pour moi une excellente idée. Je me demande s'il ne faudrait pas renvoyer cette information à la Fédération Wallonie-Bruxelles auprès de la ministre en charge de l'enseignement supérieur afin de voir comment sont véhiculées les informations et voir comment travailler en partenariat avec les hautes écoles. Cela peut être intéressant.

 

Je me demande également comment les CPAS ont réagi à votre proposition car quantité de pistes sont sur la table. Il y a les moyens financiers. Chaque fois que des mesures de soutien ont été prises, vous avez veillé à ce qu'une part soit réservée au volet administratif.

 

Mais, hier, le professeur Dumont a évoqué quelque chose de très intéressant que je vous rappellerai sur l'interprétation qui est faite du contrôle du statut d'isolé ou de cohabitant. Il montrait un mécanisme fallacieux. Les Cours de cassation et  constitutionnelle ont resserré la définition au bénéfice des isolés signifiant par là que ce n'est pas si simple de dire que parce que l'on vit sous le même toit on est forcément cohabitant.

 

L'effet pervers qui en découle est que le contrôle devient de plus en plus intrusif, puisque, pour prouver qu'il y a cohabitation, il faut vraiment aller vérifier les détails de celle-ci. Ce contrôle peut se révéler très difficile pour les personnes qui ont vocation à accompagner et faire de l'aide sociale et qui se retrouvent à s'immiscer dans la vie privée de ceux qu'ils doivent aider. Il serait intéressant de réfléchir au rôle d'accompagnateur de l'assistant social et du travailleur social, plutôt que de contrôleur. Cependant, je mesure que cela doit être très compliqué pour tout le monde.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

15 Question de Claire Hugon à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "L'allocation de subsistance des personnes sous surveillance électronique" (55036251C)

15 Vraag van Claire Hugon aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De leefvergoeding voor personen onder elektronisch toezicht" (55036251C)

 

15.01  Claire Hugon (Ecolo-Groen): Madame la ministre,

 

Le 14 mars dernier, Madame la ministre Glatigny attestait dans une réponse à une question parlementaire vous avoir interpellée depuis le début de votre législature au sujet de l’allocation financière versée aux personnes placées sous surveillance électronique et vous avoir également adressé un courrier en septembre 2022 co-signé avec les deux autres ministres communautaires des maisons de justice.

 

Les personnes placées sous surveillance électronique, sans emploi et privées de droits aux minimas sociaux connaissent une situation financière de plus en plus critique. En effet, l’article 39 de l’arrêté royal du 11 juillet 2002 portant règlement général en matière de droit à l’intégration sociale prévoit la suspension, le temps du placement en surveillance électronique, du versement du revenu d’intégration sociale (RIS). Pour compenser l’absence de revenu, une circulaire ministérielle de 2007 – élaborée à l’époque par la ministre de la Justice, Mme Onkelinx – prévoit le versement d’une allocation de subsistance. Or, depuis son entrée en application, les montants de cette allocation n’ont jamais été revus, alors même que l’indexation des montants du RIS est organisée de manière régulière et structurelle. Pour rappel, nous faisons face aujourd’hui à une inflation de plus de 10 % sur une base annuelle.

 

Un justiciable sous surveillance électronique touche actuellement un montant de 417 euros s’il est cohabitant ou 625 euros s’il est isolé, ce qui représente respectivement 392 et 589 euros de moins que le RIS. Ce montant est versé par les communautés.

 

À l’heure actuelle, certains CPAS paient cette différence de montants, mais ce n’est pas la situation majoritaire. Les personnes sous surveillance électronique ne disposant pas de revenu vivent ainsi dans une précarité grandissante. Les maintenir dans une telle situation de précarité augmente le risque de récidive et la difficulté de réinsertion sociale.

 

Madame la Ministre, cette situation dramatique reste depuis trop longtemps sans réponse. Les communautés semblent ne pas se résigner à indexer les montants et défendent qu’il s’agît d’une compétence qui aurait dû rester à l’autorité fédérale. De toute évidence, la solution la plus rationnelle semble être de revoir le règlement général en matière de droit à l’intégration sociale afin de maintenir le paiement du RIS pendant la période de surveillance électronique, dans le cadre de l’exécution de la peine privative de liberté. Madame la Ministre, où en est votre réflexion à ce sujet? Allez-vous ouvrir les négociations avec les communautés?

 

15.02  Karine Lalieux, ministre: Madame la députée, il existe deux formes de surveillance électronique: en tant que peine autonome ou en tant que modalité d'exécution de peine. Ce dont vous parlez porte sur le deuxième cas de figure. Tant que l'intéressé reste sous surveillance électronique en exécution de peine, il reste inscrit au rôle de l'établissement pénitentiaire. L'arrêté royal portant règlement général en matière de droit à l'intégration sociale dispose que, dans ce cas, le paiement du revenu d'intégration sociale est suspendu. La personne relève de la compétence de la justice via les Maisons de justice et reçoit donc une allocation d'entretien.

 

Comme vous le savez sans doute, depuis la sixième réforme de l'État, les Maisons de justice ont été transférées vers les trois Communautés, y compris pour ce qui concerne ses compétences dans l'octroi d'allocations d'entretien avec le budget y afférent. Il appartient donc aux Communautés, quelles qu'elles soient, d'en déterminer le montant et de l'aligner sur celui du RIS si elles l'estiment nécessaires – ce dernier étant résiduaire à tout autre système. Bien entendu, les détenteurs d'un bracelet électronique en guise de peine reçoivent sans aucune difficulté le revenu d'intégration là où ils résident.

 

15.03  Claire Hugon (Ecolo-Groen):  Madame la ministre, je vous remercie.

 

Je partage votre analyse au sujet de la répartition des compétences, consécutive à la sixième réforme de l'État. Néanmoins, il convient de constater que la matière semble encore être réglée par cette circulaire ministérielle fédérale de 2007 – qui a en effet été rendue obsolète par la sixième réforme de l'État. Un certain jeu est donc entretenu par les Communautés en ce domaine, puisqu'elles renvoient vers le fédéral lorsqu'elles sont interrogées à cet égard, en évoquant la nécessité de revoir la loi relative aux CPAS en vue d'y intégrer le versement de cette allocation. Cette partie de ping-pong est donc compliquée.

 

Si le fédéral ne peut rien entreprendre maintenant, il importe de s'attacher à ce chantier pour que les intéressés accèdent à un niveau de vie qui soit conforme à la dignité humaine.

 

15.04  Karine Lalieux, ministre: Madame la députée, je partage votre avis, mais c'est une loi spéciale qui en a décidé ainsi, en l'occurrence la sixième réforme de l'État. Le budget a aussi été transféré à la Fédération Wallonie-Bruxelles. Par conséquent, la responsabilité et la répartition des compétences n'ont pas à être discutées. Elles sont claires. Savoir si c'est bien ou non est une autre question, mais cette répartition est claire.

 

15.05  Claire Hugon (Ecolo-Groen): Madame la ministre, oui, elle l'est sur le papier. Il n'empêche que les Communautés s'en servent aussi pour se défausser de leur responsabilité, même si ce n'est pas de votre fait. En tout cas, nous devons constater que ce problème n'a toujours pas été réglé.

 

J'estimais utile de le relayer au plan fédéral. En tout cas, je partage bien votre analyse selon laquelle il incombe plutôt aux Communautés d'intervenir à cet égard.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

16 Question de Marie-Colline Leroy à Karine Lalieux (Pensions et Intégration sociale, Personnes handicapées, Lutte contre la pauvreté et Beliris) sur "Le suivi concernant les mineurs en situation légale de parents en situation illégale" (55036270C)

16 Vraag van Marie-Colline Leroy aan Karine Lalieux (Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris) over "De stavaza betreffende minderjarigen die, anders dan hun ouders, legaal in België verblijven" (55036270C)

 

16.01  Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame la ministre, le 15 février dernier, je vous parlais de ceci: selon des associations du secteur des droits de l’enfant, de nombreux CPAS refusent l’octroi d’une aide sociale aux familles dont un enfant est belge, ou en séjour légal, lorsque le parent est en situation illégale.

 

Vous me faisiez part du fait que la loi de 1965 ne prévoit pas le remboursement par l’État, parce que ces aides se font sur fonds propres des CPAS. Certains d’entre eux recourent donc aux tribunaux, sachant qu’après condamnation, ces frais sont pris en charge par l’État.

 

Vous proposiez des pistes, dont une modification de la loi de 1965 et une rencontre avec les associations concernées pour en discuter. Avez-vous déjà eu un contact avec l’une de ces associations du secteur des droits de l’enfant? Quel suivi envisagez-vous? Je vous remercie.

 

16.02  Karine Lalieux, ministre: Madame la présidente, j’ai effectivement eu un contact avec le service "Droits des jeunes" en lien avec cette question, et également avec la Ligue des droits humains, récemment, dans le cadre de leur campagne relative au vœu de réforme de la loi concernant le droit de l’intégration sociale, qui reprend cette question.

 

Naturellement, je suis sensible aux revendications de ces familles déjà précarisées qui rencontrent des difficultés dans l’octroi de l’aide sociale. Un travail est en cours, en collaboration avec mon administration et mon cabinet. Nous analysons également la possibilité pour un enfant mineur de se voir octroyer un revenu d’intégration au taux famille à charge. Actuellement, la législation ne le permet pas, sauf si ce mineur a lui-même un enfant à sa charge, ce qui est quand même assez rare.

 

Aussi, lorsqu’une personne cohabite avec une ou des personnes en séjour illégal, il convient de vérifier par l’enquête sociale si la personne répond aux conditions de la loi concernant le droit à l’intégration sociale. Si ces conditions sont réunies, c’est le taux cohabitant qui est octroyé. Dans le cas contraire, c’est le taux isolé. Le SPP prendra alors en compte, pour l’octroi de la subvention fédérale, le taux cohabitant ou isolé tel que déterminé par le CPAS à la suite de son enquête sociale.

 

Toutefois, il ressort des premières analyses qu’octroyer un taux famille à charge au mineur, réfugié reconnu ou belge, peut créer une différence de traitement au sein des personnes en situation irrégulière. Le travail de réflexion se poursuit donc, mais comme vous pouvez le constater, la solution n’est ni simple, ni évidente. Il est très difficile de faire une discrimination entre des personnes qui sont considérées comme illégales sur notre territoire.

 

16.03  Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous rejoins complètement sur la difficulté. C’est effectivement ce qui les place dans une espèce de no man’s land, parce qu’il est un peu compliqué d’arbitrer ou de discriminer positivement. Je ne sais comment le dire.

 

Je vous remercie en tout cas pour votre travail de suivi avec les services responsables et les associations; et de voir ce qu’il est possible de faire, avec les propositions que vous êtes occupée à mettre sur la table. Vous aurez notre soutien si vous trouvez un chemin, ce que je vous souhaite.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 16 h 01.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.01 uur.