Commission
des Finances et du Budget |
Commissie voor Financiën en Begroting |
du Mercredi 26 avril 2023 Après-midi ______ |
van Woensdag 26 april 2023 Namiddag ______ |
Le développement des questions et interpellations commence à 14 h 41. La réunion est présidée par Mme Marie-Christine Marghem.
De
behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 14.41 uur. De vergadering wordt voorgezeten door
mevrouw Marie-Christine Marghem.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01.01 Peter De Roover (N-VA): Mijnheer de minister, we hebben het hierover al gehad bij een vorige gelegenheid en ik neem aan dat u intussen al wat verder bent opgeschoven in uw timing en in uw uitvoering. Dat is al meteen mijn eerste vraag. Wat is uw timing? Hoever staat u? Waar bevinden we ons in de hele procedure?
Ten tweede, de gepensioneerden lijken deels mee de dupe te zijn van uw hervormingen, maar u kunt ons hier natuurlijk informeren indien dit niet het geval zou zijn. In welke mate worden zij meegenomen in eventuele voor hen voordelige verschuivingen? Zij zijn niet meer beroepsactief, wat betekent dat ze desgevallend voor een aantal categorieën in de hoek zitten waar de prijzen stijgen of waar bepaalde voordelen wegvallen en zij dus minder kunnen genieten van de positieve impact. Dat is het kader van uw hervorming. U zit in een strikt budgettair carcan, wat betekent dat u voor elke euro die u kunt verschuiven elders een euro belasting moet heffen.
De grote bulk van de hervorming betreft de personenbelasting. Ik heb u gevraagd of u al weet wat de impact zal zijn op de financiering van de deelstaten en de lokale besturen. Opcentiemen en dotaties die worden berekend en gerelateerd aan de inkomsten van de personenbelasting worden daardoor beïnvloed. U hebt de vorige keer gezegd dat er een impact is, maar u hebt daar geen getal op geplakt. Gisteren heeft Vlaams minister van Financiën Diependaele zich in het Vlaams Parlement gesteund op documenten van de Vlaamse diensten, die specifiek voor Vlaanderen aan 700 miljoen minderinkomsten komen tegen 2027. Ik durf bijna te hopen dat dit waar is, want ik vrees dat het meer zal zijn, als ik mij baseer op uw getallen.
Wat is de totale impact voor de deelstaten in euro, specifiek voor Vlaanderen en voor de lokale besturen? Welke minderinkomsten zullen zij moeten boeken?
Zult u bij de verdere afhandeling rekening houden met de bezorgdheden van de deelstaten en de lokale besturen? Ik heb begrepen dat collega Diependaele u daarover al twee keer schriftelijk om informatie heeft gevraagd. Er is ook een brief geweest van alle deelstaatministers van Financiën. Maar als ik me niet vergis, hebben zij van u nog geen antwoord gekregen.
De financiering van de fiscale hervorming is voor driekwart gebaseerd op vier lijnen: de reeds in de begrotingscontrole meegenomen verhoging van de minimumbelasting; de elektronische facturatie, die plots 400 miljoen euro extra moet opbrengen; een aanpassing van de DBI-aftrek, die gezien het mobiele karakter van kapitaal toch wel onzeker is; en de btw-aanpassingen.
Een stuk daarvan is al meegenomen in de oefening waar de regering enkele weken geleden mee uitpakte bij de budgetcontrole. Als die daar al in meegenomen zijn, kunnen ze natuurlijk niet meer meegenomen worden in uw oefening om de budgetneutraliteit daarvan te verzekeren. Hoe garant kunt u staan voor die opbrengstzijde en in welke mate is daar al niet op ingeteerd door de beslissingen van de regering bij die begrotingsaanpassing?
Gepensioneerden kunnen niet genieten van lagere lasten op arbeid, maar zullen de prijs van hun winkelmandje wel zien toenemen door de hogere btw.
Op welke manier zal de fiscale hervorming zelfstandigen ten goede komen? Er is een investeringsaftrek die met 2 procentpunten stijgt, maar voor die categorie zit er voor de rest weinig vlees aan.
Er is een lijst van producten waarvoor de btw naar 0 % gaat. U hebt daar een kostprijs op gekleefd van 690 miljoen euro. De praktijk leert dat een btw-verlaging niet altijd tot lagere prijzen leidt en u kent die voorbeelden. Kunt u daar even op reageren? Is die minderinkomst een theoretische schatting? Is er een reden om ervan uit te gaan dat dat zo zal zijn?
Inzake de btw komt er een veralgemeende verplichting om tussen belastingplichtigen gestructureerde elektronische facturen uit te reiken, de zogenaamde elektronische rapportering. Die zou de schatkist 425 miljoen euro moeten opleveren. Het is natuurlijk heel erg de vraag of dat bedrag opgehaald wordt. Vandaag vindt er al controle plaats inzake btw. In welke mate bent u zeker van dat bedrag? Of is die ordegrootte niet eerder vastgesteld om de rekening te doen kloppen? Is het dus niet eerder een sluitpost?
U maakt in uw plannen gewag van een uitbreiding van de werkbonus. Kunt u de ambitie van de regering ter zake meer gedetailleerd toelichten? Vreest u niet dat de werkbonus en het optrekken van de belastingvrije som een verschuiving van de promotieval als gevolg hebben? Ligt een aanpassing van de belastingtarieven ook op tafel?
Het belasten van kerosine en een soort gasolie zou ook 100 miljoen euro moeten opleveren, maar het belasten van kerosine is een Europese bevoegdheid. Hoe zult u ervoor zorgen dat u op dat vlak daadwerkelijk iets zult kunnen doen?
Last but not least, werkgeversorganisaties van diverse sectoren hebben de bekommernis geuit dat sommige aspecten van de fiscale hervormingsplannen de concurrentiekracht zullen aantasten en die is niet onwaarschijnlijk robuust. U zult het daarmee eens zijn. Een berekening van de federatie van de Belgische voedingsindustrie, Fevia, stelt dat 42 % van de financiering van de fiscale hervorming van de bedrijven komt. Zij besluit dat de lasten voor hen groter zijn dan de lusten. Welke garanties kunt u geven dat de concurrentiepositie van het bedrijfsleven er niet op achteruitgaat? Het klinkt immers wel alsof het extra belasten van bedrijven ervoor zorgt dat de burger de dans ontspringt, maar dat is in tweede orde natuurlijk niet het geval. Wanneer daarmee de concurrentiekracht wordt aangetast, dan vertaalt zich dat in lagere beloonvorming, ontslagen, kortom hogere prijzen die uiteindelijk bij de burger zullen terechtkomen.
01.02 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, de fiscale hervorming laat voorlopig nog op zich wachten. Vandaag vernamen we in de pers dat er intussen wel werk is gemaakt van een genderneutrale belastingaangifte. Van de fiscale hervorming is er vooralsnog echter geen spoor te bekennen.
De premier wilde de begrotingscontrole graag afronden voor de paasvakantie en de pensioenhervorming en de fiscale hervorming over het paasreces heen tillen. Dat is ook gebeurd. Van de pensioenhervorming en de fiscale hervorming is er vandaag geen spoor, noch in dit Parlement, noch buiten het Parlement.
Ik heb hierover een aantal vragen. Ten eerste, vreest u niet dat het verdere uitstel door de loskoppeling van de begroting zal leiden tot afstel? Wanneer wil u de fiscale hervorming afronden?
Ten tweede, welke concrete stappen heeft u genomen sinds de aankondiging van 1 maart van dit jaar in het kader van de eerste fase van de fiscale hervorming? Tot nu toe hebben we daar niets van gezien of gehoord. We weten dus niet welke stappen u inmiddels op dat vlak heeft gezet.
Ten derde, welke concrete stappen worden er de komende weken doorlopen? Wat is de precieze timing en wie wordt daarbij betrokken? Graag een gedetailleerde en concrete tijdlijn van de acties die u zal ondernemen.
Ten vierde, heel wat sectororganisaties en intussen ook de deelstaten hebben zich kritisch uitgelaten over uw plannen. Met welke sectoren en deelregeringen bent u reeds in overleg gegaan? Wat was de uitkomst van dat overleg? De bouw- en de vastgoedsector hebben zich bijzonder misnoegd getoond over uw plannen om renoveren duurder te maken. Als onderdeel van de fiscale hervorming wil u namelijk de twee verlaagde btw-tarieven van 6 % en 12 % vervangen door één tarief van 9 %. De btw op renovaties zou daarmee stijgen van 6 % naar 9 %. Volgens de federatie van bouwbedrijven Embuild zou deze btw-verhoging betekenen dat renovaties voor burgers die hun volledige woning willen renoveren zowat 3.000 tot 4.500 euro duurder worden. Dat zal zorgen voor een afschrikeffect.
Ten vijfde, heeft u als minister kennis genomen van die kritiek op uw plannen?
Ten zesde, de bouw- en de vastgoedsector dringen aan op overleg, om met u te zoeken naar oplossingen die de sectoren niet benadelen. Is er reeds overleg gepleegd met die sectorfederaties?
Ten zevende, hoe wil u de burger stimuleren om te renoveren als de btw op renovaties duurder wordt?
Ten achtste, op 1 januari van dit jaar startte de renovatieverplichting in Vlaanderen voor residentiële gebouwen, dus voor eengezinswoningen en appartementen. Hoe valt de federale btw-verhoging op renovaties te rijmen met die Vlaamse renovatieplicht?
Ten negende, in het regeerakkoord uitte u, samen met de hele regering, de ambitie om tegen 2030 de broeikasgasuitstoot met 55 % te verminderen en om tegen 2050 dit land klimaatneutraal te maken. De grote meerderheid van de huizen en appartementen in ons land voldoet echter niet aan die energie- en klimaatdoelstellingen van de regering. Hoe wilt u deze ambities realiseren als renoveren uiteindelijk duurder wordt?
Ten tiende, de Vlaamse minister van Wonen vindt deze btw-verhoging op renovatiewerken “een fout signaal”. Hij gaf aan overleg te vragen met u en de federale collega’s. Hebt u ondertussen samengezeten met uw Vlaamse collega?
Ten elfde, in het regeerakkoord staat: “In het kader van een sociaal woningbeleid zal het verlaagd btw-tarief van 6 % voor afbraak en heropbouw van gebouwen worden uitgebreid tot heel het Belgisch grondgebied.” Wat zijn de plannen met het btw-tarief voor sloop en heropbouw? Blijft dat dan wel op 6 %? Kunt u daarover duidelijkheid scheppen?
Tot slot, voor de paasvakantie heeft PS-voorzitter Magnette een aantal opmerkelijke uitspraken gedaan. Hij zei in het RTBF-programma Matin Première dat er nog drie dossiers waren, namelijk de budgettaire controle, die voor de PS geen groot dossier was, zo zei hij letterlijk, de hervorming van de pensioenen, waarover al veel gesproken is en die tegen eind april moet uitmonden in een oplossing, en uiteindelijk de fiscale hervorming, voor de zomer. Die fiscale hervorming werd in de begrotingsnotificaties eerst vooropgesteld voor de winter van 2022. Later hebt u, mijnheer de minister, gezegd dat die verschoven werd naar de lente van dit jaar. Als we de PS-voorzitter beluisteren, zou het ondertussen al voor de zomer van dit jaar zijn. De winter werd de lente en de lente wordt nu uiteindelijk de zomer.
Vandaar mijn vraag of u als minister kunt bevestigen dat die fiscale hervorming verder wordt uitgesteld tot de zomer van 2023. Vreest u niet dat van uitstel uiteindelijk afstel zal komen?
01.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Madame la présidente, j'ai trois questions à poser dans ce débat d'actualité sur la réforme fiscale.
Monsieur le ministre, j'aimerais relever que cette proposition de réforme fiscale est assez injuste car elle est plus importante pour les plus hauts revenus en ce qui concerne l'IPP.
Ceux qui obtiendront la réduction de l'impôt maximal seront ceux qui ont les revenus les plus élevés, soit supérieurs à 60 000 euros. Pour ces contribuables, la réduction totale s'élève à 1 513 euros. Par contre, pour un travailleur rémunéré au salaire médian à temps plein, soit 3 550 euros, la réduction d'impôt sera limitée à 835 euros.
Tout ceci sans tenir compte d'un autre volet très important et très grave à mon sens, à savoir l'augmentation de la TVA, la taxe la plus injuste qui soit. Les taxes sur la consommation sont des taxes les plus injustes qui soient. Elles seraient relevées de 50 % en passant de 6 à 9 % sur le pain, les produits laitiers, les œufs, etc.
Lors de la commission des Finances du 8 mars, je vous avais interpellé sur ces sujets mais vous n'avez pas répondu à mes questions précises. Par contre, vous avez communiqué une information qui, à mon sens, est erronée. En effet, vous avez affirmé: "Aujourd'hui, à partir d'un salaire mensuel net de 2 600 euros (on ne peut pas dire que ces personnes soient les plus riches de notre pays), c'est déjà la tranche d'imposition la plus élevée qui est appliquée." Je pense que c'est incorrect.
Avez-vous refait vos calculs? Avez-vous constaté qu'un isolé qui perçoit un salaire net de 2 600 euros net, soit 4 200 euros brut, est taxé au taux marginal de 45 % et pas au taux marginal de 50 %, comme vous l'avez affirmé. Trouvez-vous normal que le ministre des Finances, vous en l'occurrence, dont la rémunération dépasse 250 000 euros par an bénéficierait d'une réduction d'impôt la plus importante de 1 513 euros alors qu'un travailleur au salaire médian n'aurait que 835 euros, soit deux fois moins?
Compte tenu des multiples critiques formulées à l'égard de votre projet de réforme, y compris dans les partis de la majorité, allez-vous revoir votre copie? Allez-vous renoncer à augmenter la TVA sur une série de produits de base?
Allez-vous faire en sorte que le travailleur rémunéré au salaire médian puisse recevoir une réduction d'impôt plus importante, plutôt que moins importante, que celle accordée à un ministre?
Ma deuxième question porte sur le traitement des revenus définitivement taxés (RDT) dans la future réforme fiscale.
Dans votre mouture de mars, vous envisagez une réforme du régime de ces RDT qui, rappelons-le, permettent à certaines sociétés - souvent des grandes sociétés - de ne pas être taxées sur les dividendes qu’elles perçoivent.
Le Code des impôts sur les revenus stipule que, pour bénéficier du régime RDT, une société doit remplir l’une de ces deux conditions. Elle doit, soit, détenir, dans le capital de la société qui distribue les dividendes, une participation d’au moins 10 %, soit, détenir dans cette même société une participation dont la valeur d'investissement est d'au moins 2,5 millions d'euros.
Monsieur le ministre, votre proposition épingle cette seconde condition. On lit en effet ceci dans votre texte de réforme fiscale: "Aujourd’hui, toutes les décisions d’investissement ne sont pas traitées de la même manière sur le plan fiscal. Ainsi, les revenus des entreprises provenant d’investissements dans des fonds RDT ou dans des participations de plus de 2,5 millions d'euros ne sont pas imposés. Désormais, les investissements devront répondre à des conditions plus strictes pour bénéficier de l’exonération RDT."
Cela a l'avantage de toucher un problème bien réel mais cela a le désavantage d'être un peu vague, monsieur le ministre. Dois-je conclure de ce paragraphe que vous envisagez de supprimer la condition des 2,5 millions d'euros pour ne maintenir que celle des 10 %?
Enfin, je reviens sur la question du financement de cette réforme fiscale.
Vous comptiez financer celle-ci en augmentant de 50 %, je l'ai dit, la TVA sur les produits de base mais aussi par les recettes générées par l’impôt minimal sur les multinationales pour un montant de 334 millions en 2024 (soit un total de 634 millions diminués des 300 millions déjà inscrits depuis fin 2020 au budget pluriannuel).
Dans le cadre du dernier contrôle budgétaire en date, le gouvernement a, malheureusement pour vous, décidé d’utiliser ces 334 millions d'euros pour effectuer un effort budgétaire supplémentaire. Vous ne l'avez donc plus en réserve pour votre réforme fiscale.
Qu'allez-vous faire pour équilibrer votre réforme? Je vois deux possibilités. Allez-vous compenser cette perte de recettes par de nouvelles recettes dans votre proposition de réforme fiscale? Ou allez-vous renoncer du coup à certaines réductions d'impôt si vous voulez que votre réforme soit en équilibre? Si oui, lesquelles?
01.04 François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, ma question porte sur un aspect particulier de votre réforme. Il concerne les recettes des communes et des entités fédérées. Pour une fois que cela fait l'unanimité! Tous les ministres des Finances des entités fédérées, Régions et Communautés, ont exprimé leurs vives inquiétudes quant au futur projet de réforme fiscale. Puisque comme vous le savez, tout est dans tout, la fiscalité belge n'échappe pas à cette règle. Il semblerait que si le futur projet de réforme fiscale diminue bel et bien la pression fiscale sur le travail, les répercussions budgétaires pourraient être conséquentes pour les entités fédérées mais aussi au niveau local. En effet, les recettes générées par les centimes additionnels régionaux et communaux risquent d'être bien moins élevées qu'auparavant. La presse évoque ainsi une perte d'un milliard d'euros pour les entités fédérées et d'entre 250 et 300 millions pour la seule Wallonie. S'il est vrai que, depuis plusieurs années, le fédéral répercute son sous-financement sur les autres niveaux de pouvoir, il semblerait que cette fois-ci, la coupe soit pleine.
Mes questions sont assez simples: confirmez-vous le montant d'un milliard d'euros à titre de baisse de recettes liées à la future réforme fiscale pour les entités fédérées? Des contacts ont-ils été pris avec vos homologues des entités fédérées pour discuter des contours de la future réforme fiscale et de l'impact de celle-ci sur leurs budgets respectifs? Disposez-vous d'estimations chiffrées en ce qui concerne le niveau communal? Enfin, le fédéral entend-il compenser la baisse de recettes fiscales des entités fédérées et des communes afin d'éviter que cette réforme ait un impact financier sur elles?
01.05 Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre j'ai une question très spécifique sur votre projet de réforme fiscale. Elle concerne le volet relatif au dispositif d'exonération du précompte professionnel pour les chercheurs. Plusieurs pistes sont évoquées à ce stade: nouveaux paliers d'exonération, exclusion de certains avantages légaux, pécule, double pécule, etc., révision de la notion de recherche et de celle de chercheur, ainsi que l'exclusion du grade de bachelier.
Face à cette proposition, il semble que les établissements de l'enseignement supérieur soient inquiets, notamment pour l'impact financier potentiel. Ils l'ont d'ailleurs exprimé dans une lettre commune. Cette situation rappelle évidemment les recours qui ont été introduits par plusieurs établissements concernant une interprétation différente faite par l'administration fiscale des règles en vigueur. Selon les établissements, il en découlerait un manque à gagner de 230 millions d'euros pour la période allant de 2016 à 2021, ce qui représente, vous en conviendrez, une somme colossale pour les établissements concernés.
Monsieur le ministre, que pouvez-vous répondre aux inquiétudes des établissements de l'enseignement supérieur? Votre cabinet a-t-il mené une analyse afin d'évaluer les répercussions, tant dans le cadre des recours que de la réforme fiscale? Quels pourraient être les impacts pour le secteur des universités et des centres de recherche?
Je vous remercie par avance pour vos réponses et vous demande de m'excuser de les écouter sur le net car vous savez que dans cette maison, toutes les réunions ont lieu en même temps et je dois donc changer de commission.
01.06 Josy Arens (Les
Engagés): Monsieur le ministre, je ne vais pas répéter les questions qui ont
déjà été énoncées. Je vais simplement en venir à une question à laquelle je
tiens beaucoup: pouvons-nous, monsieur le ministre, attendre de cette réforme
- et je pense que cela est possible - un rapprochement des taux
d'imposition de certains pays voisins? Je ne pense pas au Grand-Duché de Luxembourg
ici, mais à la France. Vous connaissez tous nos problèmes avec la frontière
française - nous en reparlerons avec mon collègue Benoît Piedboeuf tout à
l'heure - mais j'ai vraiment l'impression que nous pourrions, peut-être,
trouver des solutions dans le problème important en matière des soins de santé
qui nous préoccupe tout le long de la frontière française. Je vous remercie.
01.07 Minister Vincent Van Peteghem : Collega's, er zijn opnieuw veel vragen over de bredere fiscale hervorming. Ik ben blij dat die ook in de Kamer iets teweegbrengt. Ik zal trachten uw vragen zo goed en gedetailleerd mogelijk te beantwoorden, binnen de context van de besprekingen die momenteel lopen in de regering.
De vraag van de heer Van der Donckt zal voor een volgende keer zijn.
Monsieur Van Hees, je suis convaincu qu'un large soutien est nécessaire pour tout. En effet, le raisonnement est que chacun a droit à un revenu minimum qui ne soit pas imposé. La proposition d'augmenter la quotité de revenu exemptée d'impôt et d'adapter la structure tarifaire est largement soutenue par des experts indépendants et des instances telles que le Conseil supérieur des Finances et le Fonds monétaire international.
Pour reprendre vos exemples, une personne qui gagne 250 000 euros brut par an paie beaucoup plus d'impôt. La baisse de la pression fiscale pour cette personne étant de 1,5 %, elle paie encore près de 100 000 euros d'impôt des personnes physiques, et l'augmentation de son pouvoir d'achat est de 1,2 %. Une personne gagnant 3 550 euros brut par mois, ou 49 416 euros par an, bénéficie d'une baisse de la pression fiscale de près de 9 % et d'une augmentation de son pouvoir d'achat de 3 %. Elle paie un peu plus de 11 000 euros d'impôt des personnes physiques.
Dans les exemples que vous avez cités, le salaire brut de la personne la mieux rémunérée est cinq fois supérieur au revenu médian. Cette personne paie dix fois plus d'impôt des personnes physiques. Les épaules les plus solides portent donc toujours les charges les plus lourdes.
En outre, le plan prévoit également un financement qui sera principalement prélevé sur les revenus élevés, en partie grâce à la réforme des régimes appliquée principalement aux personnes qui se situent dans la tranche d'imposition la plus élevée.
Wat de werkbonus betreft, mijnheer De Roover, is het natuurlijk de bedoeling om het systeem van de werkbonus te hervormen, zodat de promotieval wordt aangepakt. Die huist vooral in het feit dat de daling van de werkbonus naarmate het loon stijgt, degressief is en een vrij steile helling naar beneden vertoont. Het is dan ook de intentie om die helling te verleggen, de daling minder steil te maken en de promotieval wat af te remmen. Een aanpassing van de tarieven ligt inderdaad ook op tafel, met name de verbreding van de schijf van 45 %. Op die manier willen we de voltijds werkenden die niet de mogelijkheid hebben om hun loon te optimaliseren via een vennootschapsstructuur ook belonen.
Voorzitter: Marco Van Hees.
Président: Marco Van
Hees.
Mijnheer De Roover, wat de impact op de gepensioneerden betreft, de belastingvrije som wordt voor iedereen verhoogd, maar technisch gecorrigeerd in de belastingvermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten. Dat betekent concreet dat de lastenverlaging inderdaad gericht is op activering en op die manier ook bijdraagt aan de betaalbaarheid van onze pensioenen en van onze gezondheidszorg. De gepensioneerde zelf gaat er niet op achteruit. Veel gepensioneerden betalen vandaag geen belastingen op hun pensioen. Dat blijft ook zo. Voor velen verandert er dus niets. Sommigen betalen vandaag wel belastingen, ofwel omdat ze een hoog pensioeninkomen hebben, ofwel omdat ze een gemengd inkomen hebben. Voor die categorie van gepensioneerden zal deze maatregel zelfs een voordeel opleveren. Gepensioneerden zullen dus deze maatregel niet voelen, ofwel zullen ze erop vooruitgaan.
Wat de hervorming van de btw-tarieven betreft, biedt het voorstel een antwoord op wat internationale experts, maar ook nationale experts, al veel langer vragen: een verschuiving van de lasten op arbeid naar de lasten op vermogen en consumptie. Naar aanleiding van ons voorstel heeft een aantal onafhankelijke journalisten in zowel de Vlaamse als de Waalse pers erop gewezen dat de impact op de winkelkar gering is. In grootteorde gaat het over 1 euro op een winkelkar van, volgens wat ik in de pers las, 100 tot 150 euro. Wie bepaalde producten koopt die het nieuwe nulprocenttarief zullen krijgen – groenten en fruit, luiers, hygiëneproducten en andere – zal zelfs minder betalen dan vandaag voor eenzelfde kar. Die cijfers verrassen ons niet, want we hebben in het voorbereidende werk die berekeningen natuurlijk door onafhankelijke instanties laten uitvoeren.
Het is ontegensprekelijk van het grootste belang om de eerste fase van de bredere fiscale hervorming als een geheel te behandelen. De tariefhervorming inzake de btw is natuurlijk een onderdeel van dat verhaal.
In navolging van het standpunt van de Europese Commissie over e-invoicing en de vermindering van de VAT gap, die toch een beleidskeuze is, worden door de FOD Financiën in overleg met de stakeholders teksten uitgewerkt inzake e-reporting. Dankzij die verplichting zal de FOD Financiën een veel beter zicht krijgen op de b2b-factureringstromen. Uiteraard zal dit beter zicht op die stromen ook leiden tot een opbrengst.
Dergelijke systemen zijn al ontwikkeld in andere Europese landen. De Europese Commissie is trouwens overtuigd van de voordelen van e-reporting. Ze heeft ter zake ook begin december 2022 haar eigen ViDA-voorstel gelanceerd. Er bestaat een consensus over dat de implementatie van e-invoicing en e-reporting op termijn meer zal opbrengen dan ze zal kosten.
Het idee daarachter is natuurlijk dat er door een vermindering van de VAT compliance gap en door de grootte van de compliance gap op dit moment in ons land een opbrengst gegenereerd zal worden. U weet dat in ons land de VAT compliance gap ongeveer 13 % of 14 % bedraagt, volgens de jongste ramingen van de Europese Commissie. Als we kijken naar wat ter zake in andere landen het geval is, zien we duidelijk dat we de extra inkomsten die we eigenlijk zouden moeten krijgen, maar vandaag nog niet ontvangen, binnen zullen kunnen trekken.
Monsieur Van Hees, concernant la réforme de la déduction des revenus définitivement taxés (RDT), je souhaite taxer de la même manière tous les revenus de placement, soit tant les dividendes que les plus-values pour le compte de la société investisseur. Il ne s'agit en aucun cas de rendre le système plus strict pour les participations, bien au contraire, car je propose de transformer la déduction RDT en une exonération RDT.
Monsieur Bayet, de nombreux problèmes sont constatés sur le terrain concernant l'application de la dispense de versement de précompte professionnel. Ces problèmes traînent déjà depuis quelques législatures et atténuent la crédibilité et l'efficacité de cette mesure. Après de nombreuses années de statu quo, il est proposé dans le présent projet d'aborder et de remédier aux lacunes constatées. Pour la détermination des lacunes, dans un premier temps le rapport de la Cour des comptes a été davantage approfondi. En outre, le travail préparatoire qui avait été réalisé par un groupe de travail du Conseil fédéral de la Politique scientifique, dans lequel quelques adaptations du cadre juridique pour la dispense de versement de précompte professionnel sont proposées, a également été examiné. Ensuite, l'administration fiscale a dressé une liste des lacunes et déséquilibres qu'elle a constatés dans le cadre juridique.
L'intention de la réforme est de conserver intact le public cible actuel de cette mesure, qui s'est constituée au cours des deux dernières décennies à la suite des choix politiques des différents gouvernements. Le projet a pour objectif de créer un cadre plus clair, d'une plus grande sécurité juridique lors de l'application de cette mesure de soutien pour les organismes de recherche, y compris le secteur des universités et les centres de recherche. Cette partie de la réforme vise à être budgétairement neutre. Bon nombre de recours résultent d'une application par des contribuables qui avaient tendance à renseigner le champ d'application de façon de plus en plus large.
Mijnheer De Roover, de opbrengst van 100 miljoen euro in het kader van de afbouwsubsidies voor fossiele brandstoffen heeft betrekking op verschillende maatregelen waarin een vermindering wordt voorgesteld van bestaande subsidies, die vandaag nog steeds worden gegeven voor het gebruik van fossiele brandstoffen. Het gaat onder andere om het verminderen van het voordeel voor professionele diesel, maar ook om de vermindering van bepaalde verlaagde accijnstarieven voor kerosine en gasolie.
Inzake kerosine is het belangrijk te verduidelijken dat het gaat over het belasten van kerosine die gebruikt wordt als een verwarmingsbrandstof en in het kader van bepaalde specifieke toepassingen. Het gaat niet over het belasten van kerosine in het kader van het gebruik ervan in de luchtvaart.
Het voorstel dat op tafel ligt, is uiteraard volledig in lijn met de Europese regelgeving en in het bijzonder ook met het juridische kader zoals uiteengezet in de Europese energiebelastingrichtlijn.
Monsieur Van Hees, la prémisse de ma proposition de vaste réforme fiscale est qu'elle devrait être une opération neutre du point de vue du budget fédéral. Toutefois, il est trop tôt pour évoquer d'autres mesures concrètes pour y parvenir.
Het uitgangspunt van mijn voorstel voor de eerste fase van de bredere fiscale hervorming is inderdaad dat het federaal geen impact mag hebben op de overheidsfinanciën, maar het is nog te vroeg om te bekijken welke bijkomende concrete maatregelen die doelstelling moeten bewerkstelligen.
Wat de impact van een fiscale hervorming op de deelstaten betreft, die impact is er en volgt rechtstreeks uit het feit dat een aantal bepalingen daaromtrent in de bijzondere financieringswet staan. Sinds de verschillende staatshervormingen en zeker sinds de laatste hebben de gewesten zeggenschap over hun aandeel in de personenbelasting. Het staat de deelentiteiten vrij om hun gewestelijke fiscale handvatten te benutten. Sinds de zesde staatshervorming liggen de gewestelijke opcentiemen voor het Vlaamse en Waalse Gewest vast op 33,257 % en voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op 32,591 %.
Zodra er duidelijkheid is over de besliste maatregel binnen de fiscale hervorming zal ik overleg plegen met de betrokken entiteiten, zodat ook zij de nodige stappen kunnen ondernemen in het licht van de fiscale autonomie. Er is daarover ook al gesproken in de IMC, omdat diezelfde discussie daar ook heeft plaatsgevonden in het kader van andere maatregelen en discussiepunten, waarbij vooral werd gekeken naar de lokale besturen.
Voorzitter: Marie-Christine Marghem.
Présidente:
Marie-Christine Marghem.
Mijnheer Vermeersch, ik kom tot uw vragen. U hebt heel specifieke vragen gesteld over de bouwsector. Uiteraard is er overleg met de sectoren en niet alleen met die sector. Voor elke maatregel die vandaag op tafel ligt, luisteren wij naar wat daarover wordt gezegd in de samenleving en bij de sectororganisaties, zoals Fevia en vele andere. Eergisteren heb ik bijvoorbeeld gesproken op de Hoge Raad voor de Zelfstandigen, waar heel veel sectoren samenzitten. Die opmerkingen worden meegenomen in de verdere besprekingen.
Het voorstel, zoals het begin maart werd ingediend, wordt momenteel besproken in de regering, eerst op een eerder technisch niveau, namelijk op het niveau van een ikw, maar het komt uiteraard ook naar het politieke niveau, met politieke besprekingen en discussies. Onze doelstelling is uiteraard zo snel mogelijk tot een concreet resultaat te komen. Het ontwerp zullen wij, nadat alle noodzakelijke stappen in die wetgevende procedure doorlopen zijn, te gepasten tijde aan het Parlement voorleggen. Daarna zal ik, al heb ik reeds wat toelichting gegeven, logischerwijs nog meer in detail ingaan op het heel concrete voorstel dat zal worden ingediend.
01.08 Peter De Roover (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik ga op één punt in, meer bepaald de reden waarom ik deze vraag heb gesteld. Ik heb meerdere vragen gesteld, maar we zullen het ongetwijfeld nog wel vaker hierover hebben.
Federaal heeft deze wijziging geen impact, zegt u. Dat is natuurlijk te bekijken ten opzichte van de verwachte inkomsten. Het betekent alleszins dat wij de fiscale kampioen blijven, want als het geen impact heeft, dan blijft de totale greep van de overheid dezelfde. Het budgettaire probleem is ons bekend. De regering had beter daar wat aan gewerkt.
U zegt dat er natuurlijk wel een impact is op de deelstaten, maar dat had u niet hoeven te vertellen, aangezien dat evident is. Om een of andere reden is het blijkbaar een staatsgeheim om daar een getal op te kleven. U schudt nu neen, maar ik heb het u bij een vorige gelegenheid gevraagd en deze keer opnieuw, en iedere keer beantwoordt u die vraag niet.
In het Vlaams Parlement zijn er getallen genoemd, waarvan ik vrees dat die nog meevallen, want mijn eigen berekeningen komen op een hoger getal uit. Enige duidelijkheid daaromtrent mocht dus wel. U zegt: “Als we alle gegevens hebben", maar u bent toch al redelijk gedetailleerd geweest bij het geven van allerhande getallen. We hebben een hele tabel gekregen waarin overal getallen gekleefd werden, onder andere het bedrag dat u voor de personenbelasting vooropstelt. Kom hier dus niet vertellen dat u dat niet kunt berekenen. Dat kan namelijk wel. Ik kan het zelf uitrekenen met behulp van een rekenmachine.
Ik weet niet waarom u de dans wilt blijven ontspringen door geen getal te noemen, tenzij u op deze manier impliciet toegeeft dat de rekening gepeperder is dan de indruk die gewekt wordt. Ik weet niet wat wij in het Parlement moeten doen om u ertoe te brengen dat u ons antwoordt. Het is natuurlijk een heel bewuste strategie van u om de zaak te verbloemen en een getal dat u kent niet openbaar te maken.
U meldt dat de deelstaten een kleine fiscale autonomie hebben. Ze kunnen hun belastingen inderdaad verhogen om de uwe te compenseren. Dat kan inderdaad. Er is dus alleszins geen budgetneutraliteit, tenzij de deelstaten hun deel van de rekening overnemen voor de belastinghervorming die u doorvoert.
Er zijn brieven verstuurd door de ministers van Financiën van de deelstaten. Ook daarop antwoordt u niet. U hebt dus iets te verbergen, zowel hier als ten opzichte van de ministers van Financiën van de deelstaten. Dat is niet correct, zeker niet wanneer u documenten de wereld instuurt die het eigenlijk onmogelijk maken om berekeningen te maken die u hier voor ons niet wilt bekendmaken.
Er hangt een geurtje aan uw belastinghervorming, wanneer u die transparantie niet geeft. Ik zal u blijven bevragen tot het ogenblik waarop dit staatsgeheim wordt onthuld.
01.09 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, vous vous appuyez sur des experts. On peut faire dire tout ce que l'on veut à des experts. Certains sont même parfois un peu douteux. Mais si vous vous référez au Conseil Supérieur des Finances, je peux dire qu'il y a autant d'avis qu'il y a de membres. Notamment, certains défendent une globalisation des revenus, ce qui n'est pas du tout l'angle d'attaque de votre réforme fiscale.
Sur le fond, quand je vous dis que les plus hauts revenus en profiteront le plus, vous répondez qu'en pourcentage, ce n'est pas le cas et qu'un pauvre ministre qui touche 250 000 euros paye beaucoup d'impôts! Monsieur le ministre, c'est en net qu'il faut voir ce qu'il reste! Entre un revenu de 250 000 euros et un travailleur au salaire médian, il en reste beaucoup moins pour ce dernier et il devra payer une TVA plus élevée.
Si l'on regarde votre manne budgétaire pour la première année, c'est plus ou moins 3 milliards de réductions IPP. L'essentiel de ces 3 milliards va aller aux plus hauts revenus. Les plus hauts revenus vont en profiter. Effectivement, on peut toujours trouver une présentation par pourcentage où vous pourrez montrer que c'est moins favorable mais la réalité en euros est que l'essentiel de votre manne ira aux plus hauts revenus.
C'est donc une réforme qui est foncièrement injuste et, d'ailleurs, des partenaires de votre majorité le relèvent aussi.
Si j'ai bien entendu votre explication sur les RDT, le critère des 2,5 millions va rester. Cela signifie que si quelqu'un a une participation, par exemple quelques actions, il payera 30 % de précompte sur ses dividendes. Par contre celui qui a une société de plus de 2,5 millions d'euros ne devra rien payer sur ses dividendes. Ce sont encore une fois les plus riches qui profitent de cet avantage. Vous dénoncez une injustice et vous la maintenez dans votre proposition de réforme fiscale. C'est incompréhensible!
S'agissant de la neutralité de votre réforme fiscale, vous dites qu'il est trop tôt pour évoquer d'autres mesures. Donc, puisque vous ne pouvez plus compter sur le financement de la taxe des multinationales, votre projet de réforme fiscale n'est plus neutre, entraînant un manque-à-gagner de plusieurs centaines de millions d'euros. Cela nous rappelle un peu le tax shift.
Quant aux pensions, vous estimez que certains retraités vont profiter de la réforme IPP. Or ce sont les plus grosses pensions qui vont en bénéficier. Encore une fois, les parlementaires – ou les ministres – qui vont en cumuler plusieurs vont donc en profiter. Toujours est-il que les petits pensionnés se situant dans une tranche imposable ne recevront aucun avantage IPP, parce qu'il est expressément prévu de les pénaliser fiscalement. En revanche, ils devront s'acquitter de plus de TVA. Ce sont donc les grands perdants de cette réforme.
01.10 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, gisteren titelden alle Vlaamse kranten dat dit land opnieuw het wereldkampioenschap belastingen betalen heeft gewonnen. Dat is een spijtige eer. Het overheidsbeslag op arbeid is nergens zo groot als in België, zo blijkt uit de nieuwe ranking van de OESO.
Twee zaken zijn er, sinds u minister bent, erger op geworden: ten eerste zijn de belastingen op arbeid gestegen en ten tweede zijn, na de alleenstaanden nu ook onze gezinnen kampioen in het betalen van belastingen. Dus ook de belastingen voor gehuwde koppels stijgen naar de absolute wereldtop. Dat is een bedenkelijke eer en daar bent u, jammer genoeg, verantwoordelijk voor.
U hebt vandaag geprobeerd enkele antwoorden in het kader van uw fiscale hervorming te geven, maar ik heb nog een belangrijke concrete vraag. In een bepaalde passage van uw antwoord zei u dat u de prijs van de winkelkar hebt laten berekenen door onafhankelijke instanties. Kunt u het Parlement vertellen welke die instanties zijn?
De fiscale hervorming werd losgekoppeld van de begrotingscontrole. Er werd aanvankelijk gesproken van de winter van 2022. U zei later dat het voor de lente van 2023 zou zijn. Nu zegt de PS-voorzitter – meestal wordt dat realiteit - dat het voor de zomer van 2023 zou zijn. Van uitstel komt afstel. Ik vroeg u om een concrete tijdlijn, maar die kon u niet geven. U gaat de vraag ook handig uit de weg door te zeggen dat u ten gepaste tijde naar het Parlement zult komen. Dat is bijzonder omfloerst taalgebruik om te zeggen dat u eigenlijk zelf ook nog niet weet wanneer u zult landen. De fiscale hervorming zorgt natuurlijk voor een drievoudig probleem.
Ten eerste zal de fiscale hervorming significant ingrijpen in de financiering van de deelstaten. U hebt daar een Belgisch probleem, want de fiscale hervorming is eigenlijk ook een communautaire twistappel, die u zult moeten beslechten, vooraleer u de fiscale hervorming kunt afronden.
Ten tweede, door de loskoppeling van de begroting en de begrotingscontrole hebt u een veel beperktere financiële manoeuvreerruimte. Een gezamenlijke bespreking had voor extra financiering van de fiscale hervorming kunnen zorgen, maar door die loskoppeling kan dat niet. U hebt ook geen onderhandelingsmarge meer. U had bijvoorbeeld de begrotingscontrole deels kunnen blokkeren in geval van het uitblijven een fiscale hervorming. U hebt dat nog geprobeerd in oktober, maar u bent van een kale reis teruggekomen.
Een derde probleem is de ongelofelijke verdeeldheid in uw regering. Ik hoor iedere partij iets anders zeggen. Collega Piedboeuf riep daarnet tijdens de uiteenzetting van collega Van Hees “Taxer, taxer, taxer!” Hij wees er vervolgens op dat de PVDA alleen maar wil belasten. Ik zou de liberalen, zowel de Vlaamse als Waalse, er echter op willen wijzen dat de Belgische belastingen in de afgelopen 24 jaar waarin de liberalen onafgebroken deel uitmaakten van de regering, de hoogste ter wereld zijn geworden. Ze zijn alleen maar gestegen.
Ik eindig waar ik begonnen ben, want met de vivaldiregering is het alleen nog maar erger geworden. De vivalidiregering is een onvervalste belastingregering en over uw fiscale hervorming hoor ik veel geblaat, maar zie ik weinig wol. Zolang er daarvoor geen oplossing komt, zullen we elk jaar opnieuw belastingkampioen blijven. Dat is een zeer bedenkelijke eer. Dat is schadelijk voor onze economie, burgers en bedrijven.
La présidente: Merci Monsieur Vermeersch. La parole est à M. Arens.
01.11 Josy Arens (Les Engagés): Madame la présidente, je pense que je n'ai pas droit à la parole puisque je n'étais pas inscrit. J'ai le droit de poser une question mais je n'ai plus celui de répliquer.
La présidente: J'avais considéré que vous étiez inscrit.
01.12 Josy Arens (Les Engagés): Attention, je tiens à respecter le Règlement!
La présidente: Il n'y a pas de problème! J'ai vraiment fait en sorte de considérer que vous étiez inscrit!
01.13 Josy Arens (Les Engagés): Je vous remercie. Je pense d'ailleurs que le représentant de Karl Marx ne m'aurait pas donné cette possibilité.
La présidente: Non! Monsieur Arens, peut-être en raison de l'élégance que je vous connais, nous allons donner la parole à Madame Cornet.
01.14 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Merci, madame la présidente. Je voulais contribuer à ce débat d'actualité après avoir entendu vos arguments, monsieur le ministre, et revenir sur quelques points d'attention.
Nous avons envie de vous dire "Avancez, monsieur le ministre!" J'entends bien votre timing, nous y serons particulièrement attentifs. Avancez pour que la situation évolue plus rapidement mais surtout pour qu'elle soit plus juste. Vous savez l'attention que nous portons au fait que la fiscalité est un outil de justice sociale.
Il n'y a pas de justice sociale sans justice fiscale. Diminuer la fiscalité sur le travail est vraiment un élément que nous soutenons pleinement. Cela nécessite évidemment d'équilibrer en la matière et même si la taxe sur la consommation n'est pas notre première option, nous opterions plutôt pour davantage de contributions d'autres types de revenus.
Je voudrais attirer l'attention sur quelques points en lien avec cette dimension "juste", à quatre niveaux. Il faut que la fiscalité soit juste envers les travailleurs, il faut que votre réforme soit juste envers les travailleurs. Pour nous, il est essentiel de cibler les travailleurs qui ont les plus petits salaires. Dans ce sens, même si certains experts disent que l'augmentation de la quotité exemptée est une bonne solution, pour nous, cela n'est pas notre première option.
Ce n'est pas la meilleure option parce que l'avantage fiscal n'est pas calibré en fonction du type de revenu ou du montant du revenu mais, au contraire, l'avantage fiscal est le même pour tous les contribuables. Ce n’est pas l’option que nous soutenons prioritairement.
Par contre, l’idée d’un crédit d’impôt à propos de laquelle Ecolo s’est déjà exprimé et qui permettrait d’augmenter le revenu net des salaires les plus bas et le gap entre le chômage et le travail est une proposition que nous mettons sur la table et à laquelle nous tenons vraiment parce qu’elle permettrait d’augmenter le salaire net des plus petits revenus sans que cet avantage soit le même pour tous parce que tout le monde n’a pas besoin de cette augmentation de revenu. Il faut aussi pouvoir le dire. C’est cela aussi la justice sociale.
Il faut donc être juste envers les travailleurs mais justes aussi envers les allocataires sociaux. Je voudrais qu’on porte la plus grande attention au traitement fiscal qui est fait des allocations sociales des personnes handicapées mais aussi des pensionnés. Vous en avez dit quelques mots. C’est un public envers lequel nous devons aussi être justes et auquel nous devons accorder toute notre attention.
Troisièmement, nous devons aussi être justes envers les entités fédérées. En effet, pour l’entité II, on a cité des montants de plus d’un milliard. Cet impact sur les Régions ne peut pas être renvoyé aux Régions en leur disant ʺDébrouillez-vous!ʺ. J’imagine que ce n’est pas votre intention mais en tout cas, je vous invite à y porter la plus grande attention non seulement en matière d’effet direct mais aussi d’effet indirect, par exemple l’augmentation de la TVA dans la construction en lien avec des primes régionales qui favorisent les rénovations. Ce sont autant d'éléments sur lesquels un dialogue et une évaluation sont nécessaires. Je suis certaine que vous viendrez avec tous les éléments à ce propos en temps utile.
Enfin, il importe que ce projet de réforme soit juste entre les contribuables.
En effet, vous présentez ce projet qui travaille autour des revenus. Je vous invite, monsieur le ministre, à l’assortir de mesures destinées à lutter contre la fraude fiscale et la grande criminalité financière; parce qu’on sait que ce ne sont pas de nouvelles taxes. C’est simplement une application de la règle. Cela permet, en fait, que tous les contribuables soient traités de façon équitable.
Monsieur le ministre, lorsque vous viendrez avec un projet ou des projets de loi qui proposeront des mesures de lutte contre la fraude plus efficaces, nous serons ravis de pouvoir y travailler et d’associer ce travail de lutte contre la fraude à tout ce travail de réforme fiscale.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
01.15 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Madame la présidente, j’apprends que le ministre va nous quitter à 16 h 30. Je ne sais si vous avez vu la liste des questions à notre ordre du jour; elle est assez impressionnante. J’ai regardé, cette année, quand le ministre est venu répondre à nos questions orales. Nous sommes à la troisième date. Nous sommes quand même bientôt au mois de mai. Je constate que de nombreuses questions n’obtiendront pas de réponse aujourd'hui.
Je demanderai que le ministre revoie quand même son agenda pour venir nous répondre à un rythme plus soutenu. J’ai une question qui date du 28 février. Il n’est quand même pas normal de subir de tels délais de réponse. Je demande vraiment à M. le ministre de prévoir dans son agenda davantage de dates pour nous répondre.
01.16 Sander Loones (N-VA): Ik weet wel dat we nu niet de regeling van de werkzaamheden behandelen en dat u uw antwoord dus niet zult aanpassen, maar ik heb de data voor de begrotingscontrole bekeken en ik stel vast dat de algemene bespreking in deze commissie zal starten de dag nadat het Rekenhof naar de commissie komt. Normaliter zit er een week tussen die twee vergaderingen. Aangezien de regeling der werkzaamheden eraan komt, wilde ik dit inseinen zodat dit bij de regeling der werkzaamheden tijdens de volgende commissievergadering besproken kan worden.
01.17 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Van Hees, ik begrijp uw opmerking uiteraard. U weet dat ik meestal tracht om voldoende tijd uit trekken om de vragen te beantwoorden. U zult zeggen dat er daarvoor te weinig commissievergaderingen zijn. Ik heb in ieder geval, aangezien ik vandaag wat vroeger moet vertrekken, al doorgegeven dat de volgende sessie voor mij mogelijk is op woensdag 10 mei. Dan heb ik opnieuw tijd en dan zullen we hopelijk de tijd hebben om alle vragen te beantwoorden.
02.01 Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, enkele jaren geleden al raakte bekend dat enkele FOD's fraude faciliteerden door de schoonmaak van hun gebouwen te gunnen aan een schoonmaakbedrijf dat zwaar onder de prijs werkte, waardoor het onmogelijk was om de schoonmakers zelf het afgesproken minimumloon voor de sector uit te betalen. Het ging daarbij onder meer over de FOD Financiën.
Een Franstalige onderzoeksjournalist ontdekte dat de schoonmaakfirma Activa nog steeds heel wat personeel in het zwart tewerkstelt. Ze zou die mensen een loon van 7,40 euro uitbetalen. De firma in kwestie zou maandelijks minstens 10.000 werkuren in het zwart uitbetalen, al dan niet via een netwerk van duistere onderaannemingen die de facto in dezelfde handen zijn als het bedrijf zelf.
Daarnaast werd ontdekt dat er bij Activa ook boekhoudkundige kunstgrepen werden toegepast. Schulden ten belope van bijna 2 miljoen euro werden gebruikt voor doeleinden die buiten het maatschappelijke doel van Activa vallen, wat dus misbruik van het ondernemingsvermogen vormt. Daarbij wordt verwezen naar de aankoop van een BMW cabrio, een Bentley en een Rolls-Royce, aangekocht door de toenmalige bestuurder van Activa en zijn nieuwe Marokkaanse vennoten. Daar houdt het niet mee op want één van de bestuurders van Activa stond of staat op de zwarte lijst van de Belgische overheid wegens het verhandelen dan wel smokkelen van drugs onder de dekmantel van de activiteiten van de schoonmaakfirma in Spanje en Marokko.
Intussen werd er zowel bij de arbeidsrechtbank als voor de rechtbank van eerste aanleg in Brussel een dossier geopend tegen Activa, respectievelijk voor inbreuken op de sociale zekerheid en voor fiscale inbreuken.
Ik heb een hele reeks schriftelijke vragen gesteld om te achterhalen of die schoonmaakfirma nog altijd voor de overheidsdiensten kan werken. Uit de antwoorden op die vragen blijkt dat dit daadwerkelijk het geval is. Ze kan ongestoord de lokalen schoonmaken van de Federale Pensioendienst in Gent en Namen, de gebouwen van Defensie in Florennes, het Brusselse hoofdgebouw en de lokale antennes van de Rijkdienst voor Sociale Zekerheid, de lokalen van de FOD Financiën, bepaalde lokalen van de politie en het gesloten centrum voor illegalen in Vottem. Het is wel zeer cynisch dat een firma waartegen onderzoeken lopen voor fiscale en sociale inbreuken, de kantoren van zowel de FOD Financiën als de Rijkdienst voor Sociale Zekerheid schoonmaakt.
Hoe verklaart u dat een firma die verdacht wordt van fiscale en sociale inbreuken een contract kan worden toegewezen voor de schoonmaak van de lokalen bij voormelde diensten? Wordt de lijst van uitsluitingscriteria die worden toegepast bij de toekenning van dergelijke contracten niet best aangevuld met een uitsluiting van ondernemingen waarnaar een arbeidsauditeur zo’n ernstig onderzoek voert?
02.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw Pas, de vennootschap Activa is voor een schoonmaakopdracht van de FOD Financiën aangesteld als opdrachtnemer na een zorgvuldig doorlopen aanbestedingsprocedure. Het betrof een openbare procedure in zes percelen, waarin bijzondere aandacht besteed werd aan het verkrijgen van de beste garanties inzake respect voor de rechten van de werknemers en de goede uitvoering in het belang van de aanbesteder.
In alle fases van de procedure, die in 2021 aanving en begin 2022 werd gegund, is maximaal rekening gehouden met alle aspecten van duurzaamheid. Dit gebeurde in de bestekfase door verschillende bekwaamheidsbewijzen die de technische en beroepsbekwaamheid weergeven. De aanbestedende overheid vestigde de aandacht van de inschrijvers op de noodzaak om de Europese regelgeving te eerbiedigen, inzonderheid de teksten die omgezet zijn in Belgisch recht betreffende de veiligheid en de gezondheid van de werknemers.
In de gunningsfases werden controles uitgevoerd met Telemarc om na te gaan of de inschrijvers voldeden aan de sociale en fiscale verplichtingen. Vervolgens is zorgvuldig nagegaan of de inhoud van de offertes beantwoordde aan de eisen van het bestek. Aan de hand van de bijzondere bepalingen inzake het prijsonderzoek toepasbaar in de fraudegevoelige sectoren is de normaliteit van de offerteprijzen nagegaan. Ten slotte werd nagegaan of aan alle selectievoorwaarden werd voldaan.
Er was dus geen enkele reden om Activa niet als opdrachtnemer aan te wijzen. Indien de opdrachtnemer zich tijdens de loop van de uitvoering in een situatie zou bevinden die valt onder artikel 62 of artikel 62/1 van het KB van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten zal hieraan een gepast gevolg gegeven worden door de aanbesteder, op aanwijzing van de dienst van de leidend ambtenaar die werd aangesteld voor deze opdracht.
02.03 Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord en de verduidelijking. U verwijst naar de controles en de aanbestedingsprocedure. Er werd begin 2022 gegund, terwijl er in november 2020 al heel wat informatie beschikbaar was, toen die onderzoeksjournalist al met één en ander over die firma naar buiten kwam.
Op mijn tweede vraag heb ik geen antwoord gekregen. U zegt dat er geen enkele reden was om niet met die firma in zee te gaan. Daar wezen alle controles op, zegt u. Dan is er blijkbaar toch te weinig controle of communicatie, als men niet op de hoogte is van de malafide praktijken van die firma. Ik heb alle begrip voor het vermoeden van onschuld als zaken lopende zijn. Deze firma en deze bestuurders waren echter al op verschillende vlakken gekend. Dan zou er toch een extra mechanisme mogen zijn, zodat dergelijke firma’s niet aan overheidsopdrachten geraken.
Op mijn vraag of die lijst van uitsluitingscriteria voor overheidsopdrachten niet best wordt aangevuld met de uitsluiting van ondernemingen waarnaar arbeidsauditeurs of andere rechtbanken onderzoek doen, heb ik geen antwoord gekregen. Ik ga dat opvangen door een motie van aanbeveling in te dienen, met de aanbeveling om dat toch te doen en er meteen ook strikter op toe te zien dat firma’s in overheidsopdracht zwartwerk noch tewerkstelling van illegalen organiseren. Het blijkt dat er in dezen immers nog mazen in het net zijn waar men kan doorglippen. Die motie van aanbeveling lijkt mij dus zeker nuttig.
De voorzitster:
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Barbara Pas en luidt als volgt:
"De
Kamer,
gehoord
de interpellatie van mevrouw Barbara Pas
en het
antwoord van de vice-eersteminister en minister van
Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding,
- gelet
op het feit dat de FOD Financiën
contracten voor schoonmaakprestaties heeft toegewezen aan een firma waartegen
zowel bij de arbeidsrechtbank als bij de rechtbank van eerste aanleg een
onderzoek loopt naar inbreuken op de wetgeving inzake sociale zekerheid en
fiscaliteit;
- overwegende
dat onderzoeksjournalisten reeds eind 2020 ontdekten dat de firma in
kwestie zich zou schuldig maken aan zwartwerk en misbruik van
ondernemingsvermogen;
- overwegende
dat de FOD Financiën als allereerste het goede voorbeeld zou moeten geven
waar het gaat over nultolerantie tegen fiscale inbreuken;
vraagt de
regering
- de
lijst van uitsluitingscriteria voor overheidsopdrachten aan te vullen met
uitsluiting van ondernemingen waarnaar de arbeidsauditeur dan wel een andere
rechtbank onderzoek doet;
- er veel strikter op toe te zien dat firma's in overheidsopdracht zwartwerk noch tewerkstelling van illegalen organiseren."
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Barbara Pas et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de Mme Barbara Pas
et la réponse du vice-premier ministre et ministre des Finances, chargé de la Coordination de la lutte contre la fraude,
- compte tenu du fait que le SPF Finances a attribué des contrats de services de nettoyage à une entreprise qui fait l'objet d'une enquête, tant devant le tribunal du travail que devant le tribunal de première instance, pour des infractions en matière de sécurité sociale et pour des infractions fiscales;
- considérant que des journalistes d'investigation ont déjà découvert fin 2020 que l'entreprise en question se serait rendue coupable de travail non déclaré et d'abus de biens sociaux;
- considérant que le SPF Finances devrait être le tout premier à donner l'exemple quant à la tolérance zéro à l'égard des infractions en matière fiscale;
demande au gouvernement
- d'ajouter à la liste des critères d'exclusion pour les marchés publics le fait qu'une entreprise fasse l'objet d'une enquête de l'auditeur du travail ou d'un autre tribunal;
- de veiller beaucoup plus rigoureusement à ce que les entreprises adjudicataires n'organisent pas de travail non déclaré et n'emploient pas de personnes en situation illégale."
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Wouter Beke.
Une motion pure et simple a été déposée par
M. Wouter Beke.
Over de motie zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur la motion aura lieu ultérieurement.
La discussion est close.
De voorzitster: De heer Vandenbroucke is afwezig.
03.01 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, het is altijd interessant met u van gedachten te kunnen wisselen en te kijken wat in uw hoofd leeft. Ik toets graag een en ander. Ik probeer steeds de media te volgen, zo ook over het politieke debat in andere landen als Duitsland. De Duitse minister van Financiën heeft in een opmerkelijk interview onderstreept dat hij het niet zo heeft voor een Europese Unie die extra belastingen invoert en die extra schulden maakt.
U bent intussen een van de ministers van Financiën met de langste staat van dienst; dus ongetwijfeld wordt daarover ook uw mening gevraagd. Bij dezen doe ik dat ook hier in het Parlement.
03.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Loones, het Duitse standpunt over het nieuwe Europese fonds is mij uiteraard bekend. Het moet, terecht, vermeden worden dat in de huidige situatie de financiële stabiliteit van lidstaten in het gedrang komt. Lidstaten als Duitsland en Frankrijk kunnen natuurlijk goedkoper ontlenen op de markt dan bijvoorbeeld de Europese Commissie of andere Europese lidstaten.
Ik heb hierover ook al bij eerder Ecofinbriefings, die wij hier af en toe organiseren, aangegeven wij mijns inziens het beste eerst gebruikmaken van de bestaande instrumenten in de EU-begroting en van de overblijvende middelen in het kader van de Next Generation EU, voor wij zelf nieuwe instrumenten opzetten. Er moeten volgens mij voor de verwezenlijking van de Green Deal niet alleen publieke middelen worden ingezet, maar er moet ook privékapitaal worden aangetrokken. Trouwens, door de investering met publieke middelen zal men ook privékapitaal daarvoor warm kunnen maken. Vandaar dat ik ervan overtuigd ben dat de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds een heel belangrijke rol kunnen spelen om privémiddelen te mobiliseren.
Laat ik duidelijk zijn: op middellange en lange termijn moeten we de oefening wel durven te maken en moeten we durven na te denken over instrumenten zoals het European Sovereignty Fund, eventueel als onderdeel van een herziening van het huidige meerjarige financiële kader. Ondanks de noodzaak op langere termijn is er momenteel nog geen grote meerderheid – ik sluit mij daar op korte termijn bij aan –onder de lidstaten om nu al zo’n Europees fonds op te zetten. Laten we dus op korte termijn eerst de in de EU-begroting bestaande instrumenten en NextGenerationEU inzetten, zonder dat we daarbij de denkoefening over andere opties uit de weg gaan.
03.03 Sander Loones (N-VA): Uw antwoord is interessant, zeker het eerste deel.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04.01 Sander Loones (N-VA):
Mevrouw de voorzitster, mijnheer de
minister, in een interview met de krant De Tijd (08.02.2023) zei uw collega
staatssecretaris van begroting Alexia Bertrand het volgende over de stijgende
rentelasten:
'De
Tijd berekende onlangs dat de rentelasten met 660 miljoen euro kunnen stijgen
als de rente met 100 basispunten toeneemt. Dat lijkt een plausibele berekening,
alleen kan niemand zeggen of de rente met minder of meer dan 100 basispunten
zal stijgen.'
Graag
stel ik u hierover de volgende vragen:
1.
Aangezien uw collega staatssecretaris aangeeft dat dit een plausibele
berekening is, kan u aangeven op welke wijze dit uw werk impacteert?
2.
Welke prognoses worden door uw diensten ter zake verder gemaakt? Welke
scenario's acht u allemaal plausibel?
Ik wil wel nog even opmerken dat vraag nr. 55036113C, agendapunt 55, over hetzelfde onderwerp gaat en dus vervalt.
04.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Loones, ik kan u bevestigen dat een impact van de rentestijging met 100 basispunten de rentelasten inderdaad doet stijgen met de geciteerde 660 miljoen euro, op voorwaarde dat die rentestijging aan het begin van het jaar plaatsvindt en dat zowel de rentes op korte als op lange termijn met die 100 basispunten zouden stijgen. Indien het een rentestijging is die pas in de loop van het jaar opduikt of als er een verschil is tussen de korte en de lange termijn, zal die impact kleiner tot zelfs veel kleiner zijn.
In voorkomend geval zal de begroting van de schuld tijdens een begrotingscontrole, of eventueel op een ander tijdstip, aangepast worden. Het feit dat de rentelasten hoger zouden uitvallen dan verwacht, heeft op zich niet noodzakelijk gevolgen voor de werking van het Federaal Agentschap van de Schuld. Rentestijgingen kunnen natuurlijk wel een aanleiding vormen om de karakteristieken van de uit te geven schuld aan te passen.
Het Federaal Agentschap van de Schuld heeft voor de berekening in het kader van de begroting van 2023 rentevoeten gebruikt zoals indertijd bleek uit de marktverwachtingen, dat zijn de zogenaamde forward rentes, met daarbovenop een beperkte statistische veiligheidsmarge. De rente op korte termijn ligt momenteel iets meer dan 100 basispunten hoger dan de rentevoeten korte termijn die voor de initiële begroting van 2023 gebruikt werden. Voor de rentevoeten op middellange en lange termijn zijn de verschillen dan weer klein ten opzichte van de rentevoeten van de initiële begroting van 2023.
Het Federaal Agentschap van de Schuld verwacht niet meteen dat de rentes opnieuw zullen dalen. Er is eerder een kans dat de rentes nog beperkt zullen stijgen in de loop van het jaar. Dat zal echter geen grote impact meer hebben op de rentelasten van dit jaar.
04.03 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, het is goed om te weten dat u dat van nabij opvolgt.
Ik wil even inpikken op uw laatste zin. U bedoelt natuurlijk dat het geen grote impact zal hebben boven op hetgeen reeds voorzien is in de begroting. Dat is natuurlijk logisch. De regering is gestart met 6 miljard aan rentelasten en zit nu reeds aan 8 miljard. Het gaat naar 10 en 15 miljard tegen 2027. Het is dus eigenlijk al erg genoeg.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05.01 Sander Loones (N-VA): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.
Mijnheer
de minister, in een interview met de krant De Tijd (08.02.2023) zei uw collega
staatssecretaris van begroting Alexia Bertrand
het volgende over een taxcut en terugverdieneffecten en de impact
daarvan op de begroting:
Dus
voor de taxcut die Georges-Louis Bouchez (MR) vraagt, is geen budgettaire
ruimte?
Bertrand:
'Nee. Dat zou niet verantwoord zijn in deze tijden. Zelfs bij ongewijzigd
beleid stijgt de pensioenfactuur van 65,1 miljard vandaag naar 75,8 miljard
euro in 2027. Je kan uiteraard terugverdieneffecten in rekening brengen, maar
we weten hoe dat in het verleden verlopen is.'
In
hetzelfde interview gaf zij aan dat de begroting niet mag verslechteren vanwege
de fiscale hervorming.
Graag
stel ik u hierover de volgende vragen:
1.
Conditioneert u een positief begrotingsadvies aan een realistische inschatting
van mogelijke terugverdieneffecten?
2. Wat
zou u in dit verband als parameters hiervoor zien om het realistisch karakter
ervan in te schatten?
05.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Loones, het verwachten van terugverdieneffecten is evident. Talrijke internationale maar ook nationale studies hebben aangetoond dat het verlagen van de lasten op arbeid positieve effecten heeft op de economische activiteit en zorgt voor een grotere arbeidsmarktparticipatie. Dat vertaalt zich ook in een stijging van de inkomsten uit de personenbelasting en de sociale bijdragen en een daling van de uitgekeerde vervangingsinkomens. Daarnaast zorgt een dergelijke belastinghervorming, die het beschikbaar inkomen doet stijgen, ook voor een stijging in de consumptie, wat op zijn beurt een positief effect heeft op de ontvangsten uit de indirecte belastingen. Die terugverdieneffecten zullen dus positief zijn. Het is de bedoeling om de lasten van economisch verstorende lasten te verschuiven naar economisch minder verstorende lasten.
05.03 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06.01 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, in de aanloop naar de algemene vergadering van de Nationale Bank van België – ik veronderstel dat daar ook vragen over zullen komen – wil ik u graag enkele vragen stellen, vooral omdat de bank nog altijd in zwaar weer zit. Zij calculeert een verlies in dat op termijn groter kan zijn dan het kapitaal dat zij in reserve heeft. De bank zegt zelf dat er geen paniek is en dat zij dat op korte termijn kan overbruggen, maar de vraag is hoe lang die korte termijn is.
De Nationale Bank van België zit niet alleen in die positie, die een gevolg is van de monetaire politiek van de Europese Centrale Bank. Men ziet het overal: bij de Duitse nationale bank is er een verlies van 26 miljard euro, in Frankrijk van 17 miljard euro, in Nederland van 5 miljard euro. De Nationale Bank van België sprak van 9 miljard euro, wat toch echt navrant is. Wat mij vooral opvalt, is het debat hierover in andere landen en specifiek in Duitsland. De Duitse gouverneur zei dat er misschien een debat over een herkapitalisatie zal moeten worden gevoerd, ook in andere landen.
Wat is uw mening daarover? Moeten wij ons daarop voorbereiden of niet?
Er is ook de discussie over de dividenden, die natuurlijk ook relevant is voor de Belgische begroting. De Nationale Bank van België gaf aan dat zij nog jaren geen dividend zal kunnen uitkeren, omdat zij anticipeert op dat verlies. In Duitsland gaat het debat er nu over dat er, nadat het verlies is weggewerkt, nog een termijn van vijf à zes jaar nodig zal zijn om de kapitaalpositie opnieuw op te bouwen. Pas daarna zal de positie weer sterk genoeg zijn.
Als u dat vertaalt naar de Belgische context, houdt u er dan inderdaad rekening mee dat er pas vijf à zes jaar nadat de kapitaalpositie versterkt is, waarvoor 9 miljard euro nodig is, opnieuw dividenden zullen komen?
06.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Loones, ik verwijs naar de eerdere marktcommuniqués van de Nationale Bank en de toelichting die de gouverneur heeft gegeven aan deze commissie op 18 januari jongstleden. In haar meest recente communiqué van 29 maart heeft de Nationale Bank aangegeven dat bij ongewijzigde balanssamenstelling de gecumuleerde verliezen volgens haar basisrisicoscenario 10,8 miljard euro zouden belopen over een periode van vijf jaar. Dit basisscenario weerspiegelt de renteomgeving en de marktverwachting over het toekomstige renteverloop op de balansdatum van 22 december 2022. In welke mate dit scenario zich zal materialiseren, blijft evenwel zeer onzeker. Voorts geeft de Nationale Bank ook aan dat ze in dit scenario bij ongewijzigde omstandigheden voorbij deze tijdhorizon van vijf jaar geen substantiële verliezen meer zou boeken en opnieuw winstgevend zou worden. Ze voegt daar evenwel aan toe dat het onmogelijk is om voldoende betrouwbare prognoses te maken over een langere periode dan vijf jaar, gelet op de vele onzekerheden.
De Nationale Bank heeft de voorbije jaren aan een versnelde reserveopbouw gedaan, tot een totaal van financiële buffers van 7,1 miljard euro. Die buffers kunnen worden aangesproken om de verliezen aan te zuiveren. Ook indien deze buffers in de loop van de komende jaren zouden worden uitgeput, vormt dit geen probleem voor de stabiliteit van de Nationale Bank. Als centrale bank kan die immers minstens tijdelijk met een negatieve kapitaalpositie werken.
06.03 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, u weet dat ik mij wel zorgen maak over de kapitaalpositie van de Nationale Bank. Dit zou immers een speler moeten zijn die de stabiliteit kan versterken. Op dat vlak is het best dat daar geen twijfel over bestaat. Ik kijk uit naar de discussies daarover in de komende weken.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
07.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, le gouvernement a pris des décisions pour accorder ce statut d'officier de police judiciaire (OPJ) à quelques fonctionnaires des Finances. Mais, depuis des années, il existe diverses dispositions qui prévoyaient déjà ce mécanisme.
Je peux remonter jusqu'en 1991 où 18 fonctionnaires ont été mis à disposition permanente des parquets avec statut d’OPJ. Depuis presque aussi longtemps, des fonctionnaires des Finances ont également été mis à disposition permanente de l’OCDEFO avec statut d’OPJ. Il semble qu’à un moment, 16 postes aient été pourvus.
Il ressort de déclarations issues de la police fédérale et de la police judiciaire l'intention de renforcer les organes centraux, notamment l'OCDEFO et l'Office central pour la répression de la corruption (OCRC) – lesquels ont été déforcés sous le précédent gouvernement – afin de maintenir des compétences techniques spécialisées qui partent avec le flux des départs.
Depuis 2003, un certain nombre de fonctionnaires de l'administration des douanes et accises sont revêtus de la qualité d’OPJ. À une époque, il aurait été envisagé que ce nombre approche la quarantaine. Mais tout cela reste flou. J'aimerais savoir où on en est dans ce processus.
Au niveau des parquets, combien de fonctionnaires du SPF Finances sont actuellement détachés comme assistants fiscaux auprès des parquets? Avez-vous cette information par parquet?
Des mises à disposition supplémentaires sont-elles prévues d’ici la fin de la législature, notamment dans le cadre de la lutte contre la grande criminalité financière, y compris le trafic de drogue?
Combien de fonctionnaires du SPF Finances sont actuellement à disposition de l'OCDEFO avec qualité d’OPJ? Est-il prévu d’augmenter ce nombre d’ici la fin de la législature? Si oui, de combien d’agents?
Enfin, au niveau de l'administration des douanes et accises, pour chacune des catégories prévues à l'arrêté royal, combien d’agents des douanes et accises sont actuellement revêtus de la qualité d’OPJ? Des postulations sont-elles envisagées pour combler d’éventuelles absences? Une augmentation du nombre d'agents des douanes et accises revêtus du statut d'OPJ est-elle envisagée d’ici la fin de la législature, notamment pour la lutte contre le trafic de drogue? Parmi les 24 agents du SPF Finances revêtus du statut d'OPJ qui collaboreront – suite à une décision de la Vivaldi – de manière non permanente dans le cadre des MOTEM, des agents des douanes et accises seront-ils présents? Si oui, combien?
07.02 Vincent Van Peteghem, ministre: L'arrêté royal prévoit effectivement que 33 fonctionnaires soient mis à disposition des parquets. Actuellement, 20 collaborateurs sont répartis comme suit: cinq agents à Bruxelles, un agent à Liège, quatre à Anvers, cinq à Gand et cinq à Mons. Pour atteindre le quota, une nouvelle procédure de sélection doit être lancée en concertation avec la Justice.
Pour l'Office central de la lutte contre la délinquance économique et financière organisée (OCDEFO) de la direction générale de la police judiciaire et de la police fédérale, 16 fonctionnaires peuvent être mis à disposition. Sur ce nombre, 13 fonctionnaires sont actuellement mis à disposition. La dernière sélection, clôturée fin 2022, a permis de détacher quatre agents ce 1er mars 2023. Pour atteindre le quota de 16 personnes, une nouvelle procédure de sélection doit être lancée.
Pour les douanes et accises, la loi du 22 avril 2003 octroyant la qualité d'officier de police judiciaire à certains agents de l'administration générale des douanes et accises prévoit trois catégories. Actuellement, cinq fonctionnaires sont revêtus de la qualité d'officier de police judiciaire au sens de l'article 2, un fonctionnaire au sens de l'article 2-1 et 16 au sens de l'article 3 de la loi précitée. Un amendement de la loi est en cours d'élaboration afin de permettre la nomination de nouveaux officiers opérationnels de police judiciaire et de simplifier les nominations futures. Une fois cet amendement de la loi adopté, les places seront comblées. Cet amendement prévoit également que le nombre d'officiers de police judiciaire puisse être augmenté pour des nécessités opérationnelles par un arrêté royal.
Enfin, concernant le MOTEM, le ministère public en charge d'un MOTEM peut, comme précisé clairement dans l'exposé des motifs de la loi y relative, faire appel aux officiers opérationnels de police judiciaire de l'administration générale des douanes et accises si la situation l'exige.
07.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, toutes ces informations sont intéressantes et permettent d'objectiver les choses. Il est vrai qu'au sein de la Vivaldi, certains ont beaucoup communiqué sur ces 24 agents revêtus d'un statut d'officier de police judiciaire qui travaillent au sein des MOTEM.
Mais on voit qu'il existe des dispositions à d'autres niveaux dans la lutte contre la criminalité financière et la fraude, sans qu'on atteigne le maximum en termes d'agents ayant cette qualité.
Si on veut lutter efficacement contre la grande fraude fiscale, la première chose à faire est de remplir au maximum les quotas offerts par la législation. Je vois que ce n'est pas le cas ici et cela pose la question de la détermination de ce gouvernement de vouloir vraiment lutter contre la grande fraude.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
08.01 Benoît Piedboeuf (MR):
Monsieur le ministre, cher monsieur Van
Peteghem, chaque année, ½ million de parents bénéficient de la réduction
d'impôt pour frais de garde d'enfants. Ceci concerne les frais de garderies
scolaires, crèches, stages, plaines de vacances… La Ligue des familles vient de
publier une analyse sur le sujet et s'inquiète des conséquences de la dernière
réforme en la matière pour les parents. Désormais, en effet, pour que les
parents puissent bénéficier de cette réduction d'impôt, les organisateurs
doivent remplir un nouveau modèle d'attestation fiscale. Cela concerne toutes
les gardes d'enfants depuis janvier 2022. Or, la Ligue des familles constate
que, plus d'un an après l'entrée en vigueur de cette obligation, de nombreux
parents n'ont toujours pas reçu la bonne attestation pour les activités de
leurs enfants. Or s'ils n'ont pas reçu la bonne attestation, les parents
n'auront plus droit à la réduction d'impôt.
Au vu des
problèmes identifiés par la Ligue des familles, pourriez-vous faire en sorte
que les mesures suivantes soient adoptées pour ne priver aucun parent de la
réduction d'impôt?
- Accepter pour les frais de garde exposés
durant l'année 2022 les anciennes attestations fiscales.
-
Communiquer à nouveau sur le caractère obligatoire de la délivrance de cette
nouvelle attestation aux organismes de garde.
- Prévoir
un point de contact au SPF Finances pour permettre aux parents de signaler s'ils
ne reçoivent pas d'attestation d'un organisme de garde.
- Obliger
les organismes de garde à avertir les parents si l'encodage électronique n'a
pas pu être fait avant le 1er mars de l'année.
-
Mentionner sur l'attestation 281 86 « parent ayant l'enfant fiscalement à
charge » au lieu du « parent débiteur ».
-
Préciser aux organismes de garde qu'ils doivent demander aux parents s'ils sont
en coparentalité fiscale et délivrer une attestation à chaque parent si tel est
le cas.
- Inclure
une notification dans Tax-on-web pour attirer l'attention des parents sur le
risque que les attestations de garde ne soient pas reprises dans leur
déclaration préremplie.
08.02 Wouter Beke (cd&v): Mijnheer de minister, ook ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.
Geachte
minister, een nieuwe regeling voor fiscale attesten inzake kinderopvang werd in
2022 van kracht. Deze hervorming is op zich een grote stap vooruit: ouders
zouden hun fiscale attesten niet meer manueel bij hun belastingaangifte moeten
voegen. Het bedrag wordt nu vooraf ingevuld in Tax on Web. Meer dan een jaar
later zijn er echter blijkbaar nog een heel aantal instellingen die niet in
orde zijn en geen gestandaardiseerde fiscale attesten afleveren. Dit terwijl
deze attesten noodzakelijk zijn voor ouders om te kunnen genieten van het
belastingvoordeel voor kinderopvang. Reden voor ongerustheid bij deze ouders
dus. Geen correcte attestering houdt immers een risico op het verliezen van hun
belastingvoordeel in.
Heeft
de FOD Financiën reeds contact opgenomen met het werkveld om na te gaan welke
problemen er precies zijn in de uitrol van het nieuwe systeem?
Wat
was het resultaat van deze contacten? M.a.w.: welke stappen werden ondernomen
om eventuele problemen bij de uitkerende instellingen op te lossen? Zal uw
administratie voldoende coulant zijn in deze overgangsperiode opdat ouders die
recht hebben op het belastingvoordeel voor kinderopvang dit voordeel ook
effectief zullen genieten?
Welke
stappen zal uw administratie nog zetten om te verzekeren dat de werking van het
nieuwe systeem voldoende duidelijk is voor belastingplichtige ouders?
08.03 Vincent Van Peteghem, ministre: Madame la présidente, pour les gardes d'enfants qui ont eu lieu en 2022, les organismes de garde peuvent encore utiliser l'ancien format d'attestation, c'est-à-dire leur propre attestation ou l'ancienne attestation non obligatoire.
Toutes les informations relatives aux obligations des organismes de garde ont été distribuées par diverses voies de communication et se trouvent dans la FAQ du site du SPF Finances mise à jour le 28 février.
Un message supplémentaire à destination des parents a été publié ce 21 avril 2023 sur le site du site SPF Finances à la rubrique "famille, garde d'enfants, conditions". D'une façon générale, le parent pourra toujours invoquer les cas de force majeure lorsqu'il ne disposera pas d'une attestation de paiement conforme pour ses frais de garde. L'administration analysera ces justificatifs afin de lui permettre de bénéficier de l'avantage fiscal. Il n'existe aucune obligation légale dans le chef des organismes de garde d'avertir les parents si l'encodage électronique n'a pas pu être fait avant le 1er mars de l'année.
Cet encodage électronique n'est d'ailleurs pas une condition à respecter pour que les parents puissent obtenir la réduction d'impôt. Une attestation au format papier leur permet de compléter leur déclaration d'impôt sur les revenus et d'obtenir l'avantage fiscal.
Remplacer dans l'attestation les coordonnées du débiteur des frais par celle du parent ayant l'enfant fiscalement à charge n'est pas envisageable, car cela permettrait que la réduction d'impôt soit accordée dans certains cas à une personne à qui les dépenses de garde n'incombent pas. Ce serait contraire au texte légal.
Toutes les informations utiles relatives aux obligations incombant aux organismes de garde en matière d'attestation, en ce compris celles qui concernent les situations de coparentalité ont été données et rappelées par diverses voies de communication dans la FAQ complète et détaillée accessible sur le site du SPF Finances.
En ce qui concerne la déclaration à l'impôt des personnes physiques - exercice d'imposition 2023, revenus 2022 -, il n'existe pas de pré-remplissage dans l'application Tax-on-web concernant la rubrique frais de garde enfants. Par contre, toutes les fiches rentrées électroniquement par les organismes de garde seront disponibles dans l'application Tax-on-web ainsi qu'une aide au remplissage.
Collega Beke, voor zover ik nog niet geantwoord heb op uw vragen, geef ik u nog de volgende elementen mee.
In het kader van de nieuwe bepaling betreffende de attesten voor de kosten van de kinderopvang heeft de FOD Financiën permanent contact gehad met het werkveld. De FOD heeft met name voorzien in een speciaal e-mailadres dat gewijd is aan de kwestie van de kosten van de kinderopvang. Via dit specifieke e-mailadres werden alle vragen verzameld in verband met het invullen van de aangifte, alsook een aantal technische vragen over de elektronische verzending van de formulieren.
Om de moeilijkheden in verband met de elektronische verzending op te vangen, heeft de FOD Financiën in juli 2022 een tool BOWConvert86 ontwikkeld, waarmee organisaties fiscale attesten kunnen indienen in de toepassing Belcotax-on-web. In februari 2023 heeft de FOD de Belcotax-on-web-applicatie aangepast om automatisch fictieve KBO-nummers te kunnen genereren voor feitelijke verenigingen, om hen zo in staat te stellen hun attesten in te dienen.
Niettegenstaande het voorgaande heeft de administratie voor het inkomstenjaar 2022, gelet op de moeilijkheden die de sector ondervindt, besloten zich zeer soepel op te stellen ten aanzien van de conformiteit van het attest. Zo heeft ze een reeks vrijstellingen toegestaan inzake de verplichting tot het vermelden van de nationale nummers van het kind en de ouder, de verplichting tot het elektronisch indienen door organisaties met technische problemen en het gebruik van het verplichte model attest nr. 281.86, met de mogelijkheid voor instellingen een eigen model, of het oude niet verplichte attest, te blijven gebruiken.
Wij hebben vanmorgen op onze persconferentie over de belastingaangifte voor het aanslagjaar 2023 uitdrukkelijk vermeld dat ouders de belastingvermindering kunnen blijven genieten, ook als zij attesten met een ander model ontvangen. Die tolerantie wordt trouwens vermeld in de FAQ op onze website voor ouders.
Wij zullen begin mei trouwens een bericht publiceren, ook via de sociale media, over dit onderwerp.
08.04 Benoît Piedboeuf (MR): Je remercie beaucoup M. le ministre des Finances pour sa réponse qui correspond à mes attentes. Il y a simplement eu un délai entre le moment où je l'ai posée et le moment où il répond.
08.05 Wouter Beke (cd&v): Mijnheer de minister, bedankt voor deze verheldering. Dit zal voor vele ouders een geruststelling zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitster: Vraag nr. 55034663C van de heer Loones wordt ingetrokken.
09.01 Sander Loones (N-VA): Italië is de spreekwoordelijke olifant in de Europese kamer, althans budgettair gesproken. Het loopt er al jaren niet goed; men kampt er met enorme begrotingstekorten. Wel heeft men er reeds meer pensioenhervormingen doorgevoerd, die hier nog aan de orde zijn. Met een zware erfenis uit het verleden is de uitdaging er groot op het vlak van begroting.
Dat baart me zorgen. We hebben allemaal gezien hoe het indertijd met Griekenland is gelopen. Dat land is in zwaar weer terechtgekomen, toen de rekeningen moest worden voorgelegd. De impact op de gehele Europese Unie was niet gering. Wat daar gebeurt, is dus helemaal niet ver van ons bed.
Inmiddels blijkt dat Italië, ondanks het hoger uitgevallen begrotingstekort, toch grote budgettaire uitgaven blijft doen. We hebben uiteraard niet veel lessen te leren, maar het lijkt me wel aangewezen een en ander goed te blijven opvolgen.
Mijnheer de minister, hoe beoordeelt uw de budgettaire situatie?
09.02 Minister Vincent Van Peteghem: Ik wil eerst de context schetsen. De bijstelling van de cijfers van het Italiaanse begrotingstekort voor de jaren 2020-2021-2022 is er gekomen naar aanleiding van een gegevensherziening door het Italiaanse Bureau voor de Statistiek en naar aanleiding van de recente verduidelijking van Eurostat over de boekhoudkundige verwerking van belastingkredieten. Volgens Eurostat moeten conform zijn regels kosten ten gevolge van het vrijelijk aan derden overdragen van belastingkredieten worden ingeschreven op het moment dat ze worden toegekend. De Italiaanse overheid ging ervan uit dat dat kon op het moment dat ze effectief werden gebruikt, Dat maakt ook een spreiding in de tijd mogelijk.
De grote impact op het Italiaanse begrotingstekort, waar u naar verwijst, is dus het gevolg van het wijdverspreide gebruik van belastingkredieten in verband met bonussen voor de renovatie van gebouwen. Het lijkt hier veeleer te gaan om een kwestie van interpretatie van, soms vrij onduidelijke statistische regels.
In respons op de verduidelijking door Eurostat heeft de Italiaanse regering besloten om de overdraagbaarheid van nieuwe belastingkredieten alvast stop te zetten. Door die beslissing worden de heffingskortingen zodanig heringedeeld dat de kosten nu over meerdere jaren worden gespreid. Bovendien zal men wellicht ook het gebruik van de bonussen op zich terugdringen en zullen daarmee ook de uiteindelijke kosten voor de Italiaanse overheidsfinanciën afnemen. Het zal de regering alleen maar helpen om haar doelstellingen van een begrotingstekort van 4,5% van het bbp voor 2023 en van 3,7% voor 2024 te realiseren. De verwachting is dat de herziening geen blijvende gevolgen zal hebben voor de Italiaanse publieke financiën.
Het toezicht op de begroting van de Europese lidstaten is noodzakelijkerwijze gebaseerd op cijfers die worden gevalideerd door zowel de statistische bureaus van Europa als van de lidstaten. Mijns inziens hebben die procedures gewerkt, want na de verduidelijking van de regels werden de cijfers gecorrigeerd en heeft ook de Italiaanse regering haar beleid bijgesteld.
09.03 Sander Loones (N-VA): Dank u wel, mijnheer de minister. Ik wil de algemene bemerking maken welke luxe het is dat goede mensen ons adviseren over wat er op andere plaatsen gebeurt. Wij moeten maar een vraag stellen en het antwoord wordt ons bezorgd. Bij dezen dank aan u en aan alle medewerkers die die situaties opvolgen.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
10.01 Benoît Piedboeuf (MR):
Monsieur le ministre, vous avez apporté à
ma question n° 1240 du 22 novembre 2022 une réponse, préparée
par l'administration, inattendue et, compte tenu de l'évolution que je
constate, manifestement critiquable.
Je vous
demandais, arguments d'ordre juridique et économique à l'appui, de me confirmer
que dans le contexte du tax shelter tel que récemment modifié, la prime payée à
l'investisseur n'était pas incluse dans le plafond des 18 %. Cette
confirmation paraissait nécessaire puisque votre administration semblait
prendre quelques libertés par rapport au texte clair de la loi.
Vous
m'avez répondu que la prime payée à l'investisseur faisait bien partie du
plafond. Cette réponse donne une interprétation qui ajoute une condition à la
loi (article 194ter, CIR 92), ce qui est incompatible avec le
principe de légalité de l'impôt.
En effet,
la prime octroyée à l'investisseur visée par l'article 194ter,
§6 CIR 92 fait partie des "frais inhérents au financement de
l'œuvre éligible ou des sommes versées sur base d'une convention-cadre telle
que visée au 5°" qui sont visés à l'alinéa 1er de l'article
194ter, §1er, 9°, CIR 92.
Or, le
plafond de 18 %, prévu au 3ème alinéa de l'article 194ter,
§1er, 9°, CIR 92 ne vise quant à lui que
"les rémunérations, frais et commissions visés à l'alinéa 2". Il
est donc clair que la prime complémentaire octroyée aux investisseurs
– visée à l'alinéa 1er et donc pas à l'alinéa 2 –
n'en fait pas partie. Le fait que la prime investisseur est bien exclue du
plafond des 18 % est en outre confirmé par les travaux préparatoires, la
doctrine et la jurisprudence du Service des décisions anticipées.
La presse
a dernièrement fait état de l'introduction imminente d'un recours au Conseil
d'État qui vise l'annulation de votre réponse.
Monsieur
le ministre, notre droit fiscal est à ce point complexe qu'il peut arriver à
l'administration de formuler une interprétation malencontreuse, ici une erreur
d'alinéa. Pourriez-vous reconsidérer ma question et la réponse qui, selon les
secteurs concernés, aurait pour conséquence fâcheuse de mettre à mal
l'industrie audiovisuelle belge? Merci pour votre réponse.
10.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Cher collègue, le CIR 92 vise à inclure et prendre en compte, dans les dépenses indirectes, les frais financiers et les commissions conformes aux marchés payés dans le cadre du recrutement d'entreprises concluant une convention-cadre destinée à la production d'une œuvre éligible.
Il me paraît évident que les sommes versées par la société de production éligible à l'investisseur éligible en exécution de la possibilité offerte par le CIR 92 sont des sommes payées dans le cadre du recrutement d'entreprises pour la conclusion d'une convention-cadre.
J'ai bien pris connaissance de la requête au Conseil d'État relative à la réponse que j'ai donnée en la matière à la question précitée.
10.03 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, cette réponse ne m'arrange pas, évidemment, parce que je pense que nous sommes dans le cadre d'une mauvaise interprétation du texte de la loi et des travaux parlementaires.
Je remercie le ministre pour sa réponse mais j'ai l'impression que nous n'en resterons pas là. Cela met le secteur en difficulté. Je défends évidemment une équité en matière fiscale mais ici, nous sommes en train de mettre un système en péril et je le regrette.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitster: Vraag nr. 55034843C van de heer Pillen wordt uitgesteld.
11.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, un article de La Libre Belgique du 24 février dernier revenait sur la disparition d’une partie des 16 milliards d’euros que la Libyan Investment Authority détenait en Belgique, auprès d’Euroclear Bank. En 2011, l’Organisation des Nations Unies avait imposé le gel de ces sommes. Cependant, entre 2013 et 2017, près de 11 milliards d’euros avaient disparu des comptes d’Euroclear Bank et lorsque le juge d’instruction bruxellois, Michel Claise, a voulu saisir cette somme en automne 2017, il ne restait que 5 milliards des 11 milliards. Ces fonds n'avaient jamais été versés sur un compte de l'Organe central de saisie et de confiscation (OCSC) car la banque s'y est refusée. Dans le cadre de cette affaire, le juge Claise avait fait effectuer des auditions de plusieurs hauts fonctionnaires du SPF Finances pour enquêter sur les raisons de la disparition de cette somme.
Monsieur le ministre, pour quelle raison ces fonds n'ont-ils jamais été versés sur un compte de l’Organe central de saisie et de confiscation, si la Belgique s’était conformée à la position de l’ONU de geler ces fonds? Des erreurs ont-elles été commises par le SPF Finances, dont l'Administration générale de la Trésorerie est en charge de ce dossier? Dans la négative, ces erreurs sont-elles le fait du gouvernement?
11.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Van Hees, toute personne morale ou physique établie en Belgique a l’obligation de se conformer aux différents régimes de sanctions, aux mesures restrictives adoptées par l’Union européenne et aux mesures de gel des fonds et des ressources économiques prises via des résolutions du Conseil de sécurité des Nations Unies. L’Union européenne a adopté des règlements de transposition des résolutions des Nations Unies, bases du gel des avoirs sous le régime de Kadhafi en ce qui concerne la Libye.
Le 11 septembre 2011, les avoirs de la Libyan Investment Authority (LIA) ont donc été gelés auprès d’une institution financière belge. Le 16 septembre 2011, des mesures particulières ont été prises en ce qui concerne la LIA, notamment celle de ne plus viser ses filiales et de lui permettre de reprendre ses activités. Seuls les avoirs gelés en dehors de la Libye à cette date devaient rester gelés, ce qui a été le cas. À l’époque, le manque de clarté sur les intérêts avait été soulevé par mes services en réunion européenne, vu que le règlement ne spécifiait rien. Certains pays membres de l’ONU ont confirmé leur position favorable à la libération des intérêts, position suivie en toute confiance par mon administration pour la Belgique.
En 2018, le comité des sanctions de l’ONU est revenu sur cette position et a demandé le gel des intérêts.
Interpellée à ce sujet par mes services, la Commission européenne a confirmé cette interprétation par un avis, sans modifier le règlement. Je tiens à souligner que le gel des avoirs libyens n’a jamais disparu et s’élève aujourd'hui à 16,75 milliards.
La chambre des mises en accusation, par son arrêt du 11 juin 2020, a décidé, conformément aux prescrits du gel des avoirs, de ne pas les déplacer d’institutions financières belges vers l’Organe de saisie et de confiscation, même s’ils font simultanément l’objet d’une saisie pénale.
11.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie. Je vais analyser votre réponse. J’ai écouté attentivement. Il s’agirait d’une modification de position de l’ONU en cours de route. Cela m’étonne un peu, mais c’est évidemment plausible. Nous allons regarder cela de plus près pour voir ce qu’il en est.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
12.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB):
Le gouvernement belge a décidé de réduire
sa participation dans le groupe bancaire français BNP Paribas, celle-ci passant
de 7,8 à 5,1 %, ce qui devrait rapporter quelque 2,2 milliards d’euros.
L’objectif
serait que la SFPI réinvestisse cette somme dans Ageas et et Euroclear. Vous
avez déclaré à ce propos: « Nous faisons le choix clair de les ancrer ici et de
veiller à ce que les sièges sociaux ne partent pas à l’étranger ou que
l’entreprise ne finisse pas dans des mains étrangères. »
1.
Confirmez-vous le montant de 2,2 milliards d’euros ? Combien irait à Ageas et
combien à Euroclear?
2.
Avez-vous écho de menace de délocalisation de ces deux sociétés?
3. En
quoi un accroissement de la participation de la SFPI dans ces sociétés pourrait
empêcher une éventuelle délocalisation ? Surtout avec des administrateurs du
gouvernement (ou de la SFPI) qui défendent généralement les intérêts de la
société dans laquelle ils siègent plutôt que les intérêts de la
Belgique...
4. En
septembre 2021, vous avez revu le
contrat de gestion entre la SFPI et l'État pour que la SFPI puisse « donner
l’exemple à l’heure où elle demande aux institutions financières et aux grandes
entreprises de miser sur le durable ». Pourquoi dès lors ne pas plutôt
réinjecter les 2,2 milliards dans le développement durable?
12.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Van Hees, je vous remercie de votre question. La SFPIM a, en effet, réduit son exposition à BNP Paribas voici quelques semaines. Profitant de l'évolution positive du cours de l'action, elle a pu vendre plus de 33 millions d'actions à près de 65 euros l'unité. Il en est résulté une recette de près de 3 milliards d'euros, outre le dividende sur les actions vendues. De la sorte, la SFPIM a acquis 6,3 % de la société AGEAS et a accru sa présence dans Euroclear au début de 2022.
Gouverner, c'est prévoir. Par conséquent, il n'est nullement nécessaire d'attendre qu'une menace de délocalisation se confirme avant d'agir. En effet, quand on se situe à ce stade et que la menace est connue, il est généralement trop tard pour intervenir. En entrant dans le capital d'AGEAS et en augmentant la participation dans Euroclear pour un montant de l'ordre de 1,3 milliard d'euros, la SFPIM remplit parfaitement son rôle de fonds souverain de l'État belge visant notamment à ancrer d'importants acteurs dans notre économie.
Vous avez tout à fait raison: en termes de gouvernance d'entreprise, le Code des sociétés et associations impose aux administrateurs de prendre des décisions dans l'intérêt de leur entreprise. Il en découle l'obligation de prendre en compte tous les aspects d'un dossier, y compris donc la valeur ajoutée de l'interaction de l'économie belge avec la réalité de l'entreprise concernée. Toutefois, le principe de gouvernance suppose aussi la tenue d'assemblées générales dans lesquelles les actionnaires expriment leur position en votant. En outre, les positions défendues par un actionnaire de référence sont écoutées bien plus attentivement.
Pour répondre à votre dernière question, l'ensemble du produit de la vente contribue à soutenir les activités de la SFPIM qui, comme cela a été expliqué devant cette commission, porte sur six secteurs stratégiques, parmi lesquels la mobilité, la transition énergétique et l'impact des investissements. Par conséquent, ce fonds aidera également la SFPIM à recevoir des moyens supplémentaires pour remplir ses missions.
12.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, merci pour votre réponse. On vend la participation de l'État dans BNP Paribas, on obtient 2,2 milliards d'euros et, plutôt que de les consacrer au développement durable, on les investit dans deux sociétés financières, Ageas et Euroclear, dont on connaît les pratiques. Ces sociétés sont surtout à la recherche du profit à tout prix. De plus, les administrateurs que l'État a placés au conseil d'administration de ces deux sociétés doivent en suivre les intérêts dans cette recherche maximale de profit, plutôt que de faire valoir ceux de la "société humaine", de l'État. Je trouve cette décision tout à fait déplorable. Cet argent aurait été bien plus utile s'il avait été investi dans des secteurs qui le méritent.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
13.01 Benoît Piedboeuf (MR):
Monsieur le ministre, cher monsieur Van Peteghem, la convention
entre la Belgique et la France prévoit l'imposition dans le pays où s'exerce le
travail. A partir de 2033 dans le privé et de 2023 dans le public suite à une
avenant signé par les deux pays. Celui-ci ne sera pas mis en œuvre pour le
public avant 2024.
Monsieur
le ministre, pourriez-vous envisager un retour à 2033 dans le secteur public
pour les métiers en pénurie ? Un changement est-il possible ?
Ce serait
une catastrophe, par exemple, pour les soins de santé en province de Luxembourg
si les infirmiers français quittaient nos hôpitaux… ce qu'ils sont occupés à
faire.
13.02 Josy Arens (Les
Engagés): Monsieur le ministre, je vous
ai déjà interrogé à ce sujet. La répartition du pouvoir d'imposition entre la
Belgique et la France est affectée par la convention du 10/03/1964.
Selon
l'article 10 de cette convention, les traitements des travailleurs du secteur
public belge sont imposables en France lorsque ces travailleurs y résident et
ont la nationalité française.
Cette
convention est appelée à être remplacée par une nouvelle convention signée le 9
novembre 2021.
Selon
l'article 18 de cette nouvelle convention de 2021, les traitements des
travailleurs du secteur public belge sont imposables en France aux mêmes
conditions, auxquels s'ajoutent deux autres conditions: les travailleurs ne
peuvent avoir en même temps la nationalité belge et, en outre, les activités
doivent être adaptées en France.
Si cette
nouvelle convention devait s'appliquer, les traitements d'un résident de France
travaillant en Belgique dans le secteur public deviendront imposables en
Belgique en raison du fait que la condition supplémentaire tenant au lieu
d'exercice des activités ne sera pas remplie.
Un coup
sûr, cela aurait provoqué un départ massif d'infirmiers et d'infirmières
français des hôpitaux belges, surtout dans les hôpitaux de la province du
Luxembourg.
Cependant,
pour que ce changement du lieu d'imposition ait lieu, il faut que la convention
de 2021 soit soumise au Parlement.
Monsieur
le ministre, cela est-il dans vos projets? Je vous annonce déjà que mon groupe
votera contre.
13.03 Vincent Van Peteghem, ministre: Vos questions sont connues de mon collègue vice-premier ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique et de moi-même. C'est la raison pour laquelle, compte tenu des besoins des hôpitaux et de certaines régions du pays, j'ai demandé à mon administration de contacter son homologue français pour examiner la possibilité d'un régime transitoire par voie d'avenant pour répondre aux problèmes que vous avez évoqués.
Toutefois, je vous avertis que ce n'est pas évident. Dans le cas du remplacement d'une convention préventive de la double imposition, il n'est en général pas prévu de période transitoire. La convention signée en 2021 ne fait pas vraiment exception à cette règle.
Les négociateurs ont seulement accepté d'homologuer la période transitoire prévue par un avenant de 2008 à la convention de 1964 et d'inclure une dérogation jusqu'au 1er janvier 2034 pour certains travailleurs frontaliers du secteur privé.
En outre, l'article 18 révisé sur la fonction publique auquel vous faites référence est conforme au modèle de convention de l'OCDE ainsi qu'à la disposition que nous avons incluse dans nos autres conventions préventives de la double imposition.
13.04 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, je pense que Josy Arens sera d'accord avec moi. Nous sommes très contents de votre réponse. Finalement, il y avait effectivement une période transitoire pour le secteur privé et le secteur public. Les choses pour le secteur public ont changé en 2021. Si on pouvait rétablir au moins la convention préventive avec l'avenant qui remet cela à 2034, cela réglerait le problème parce qu'après, cela concerne alors les infirmières qui se sont engagées après 2014 et qui sont déjà soumises à l'impôt belge.
Avec les indexations, nous savons que nous arrivons à une attractivité de la profession. C'est donc une très bonne nouvelle.
13.05 Josy Arens (Les Engagés): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse très positive. Je suis convaincu que votre réforme fiscale qui diminuera les taux d'imposition nous rapprochera du taux d'imposition des Français.
Finalement, les dix années qui nous restent avant d'arriver à l'application de cet avenant initial nous permettront de maintenir le personnel infirmier dans nos hôpitaux. C'est une très bonne nouvelle. Je vous remercie au nom de tous les Luxembourgeois et au nom de tous les frontaliers belgo-français.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
La présidente: Les questions n° 55035052C et n° 55035053C de Mme Vicky Reynaert, les questions n° 55035056C et n° 55035058C de M. Mathieu Bihet et la question n° 55035184C de Mme Nahima Lanjri sont transformées en questions écrites.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 36.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.36 uur.