Commission
de l'Économie, de la Protection des consommateurs et de l'Agenda numérique |
Commissie voor Economie, Consumentenbescherming en
Digitale Agenda |
du Mercredi 19 avril 2023 Après-midi ______ |
van Woensdag 19 april 2023 Namiddag ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 31 et présidée par M. Stefaan Van Hecke.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.31 uur en voorgezeten door de heer Stefaan Van Hecke.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Vraag van Erik Gilissen aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post) over "De concurrentie in de telecomsector" (55035529C)
Question de Erik Gilissen à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques, Télécoms et Poste) sur "La concurrence dans le secteur des télécommunications" (55035529C)
Erik Gilissen (VB): Mevrouw de minister, recent werd een aantal consolidaties aangekondigd in de telecomsector. Orange zal de Waalse kabeloperator VOO overnemen, edpnet is overgenomen door Proximus en zou aldus een afzonderlijke entiteit binnen Proximus worden, en Liberty Global heeft een bod gedaan op Telenet. Verder hebben Orange en Telenet afgesproken om de komende 15 jaar elkaars netwerk te delen.
Deze consolidaties hebben een negatief effect op de concurrentie in de telecomsector en dus op de prijzen. De grote drie – Telenet, Proximus en Orange – halen hun winst vooral uit pakketten die verschillende diensten omvatten. Die pakketten verschillen per operator en zijn soms moeilijk te vergelijken. Deze operatoren kunnen zich permitteren scherpe prijzen voor mobiel internet aan te bieden omdat ze daar slechts een beperkt deel van hun inkomsten uit genereren. Het blijft afwachten of Citymesh en DIGI hiertegenop zullen kunnen.
Welke impact op de telecomprijzen voorziet u als gevolg van deze overnames?
Welke maatregelen zult u nemen om een gezonde concurrentie te garanderen?
Hoe verklaart u dat de prijzen voor telecombundels nog steeds vrij hoog liggen in vergelijking met onze buurlanden?
Zult u werk maken van de verplichting voor telecomoperatoren om een uniform basispakket aan te bieden, zodat een duidelijke prijsvergelijking mogelijk wordt?
Minister Petra De Sutter: Mijnheer Gilissen, bedankt voor uw vragen over de concurrentie in de telecomsector.
Het is inderdaad zo dat fusies en overnames tussen concurrenten de concurrentiedruk kunnen verminderen en een negatieve impact op de prijzen kunnen hebben. Tegelijk hebben spelers zoals Orange en edpnet ook bijgedragen aan de competitieve dynamiek in ons land door goedkopere en innovatievere producten aan te bieden. Verder moeten we in het kader van de overname van VOO door Orange ook rekening houden met de nakende komst van Telenet in Wallonië, wat de concurrentiedynamiek dan weer onzeker maakt. De Europese Commissie heeft als voorwaarde voor deze overname gesteld dat Orange minstens tien jaar toegang aan Telenet tot haar vast netwerk in Wallonië moet geven. Er beweegt dus heel wat.
Dit wordt door het BIPT in de gaten gehouden. Het zal zich de komende jaren ook blijven richten op de evolutie van de prijzen in de telecomsector en de positie van ons land in een internationale context. Zoals u zegt blijft België nog altijd duur in vergelijking met de buurlanden voor de prijs van telecomdiensten. Rechtstreekse prijsinterventies op de retailmarkt zijn niet mogelijk, maar de situatie van consumenten kunnen we natuurlijk verbeteren, door enerzijds empowerment – acties die de positie van de consument verbeteren, bijvoorbeeld de oppuntstelling van de prijssimulator of de Easy Switch-procedure – en anderzijds de regulering van wholesalediensten wanneer operatoren over aanzienlijke marktmacht beschikken, wat op dit moment in ons land het geval is. Het BIPT kan nieuwe verplichtingen opleggen of bestaande verplichtingen aanpassen. Wij verwachten een nieuwe marktanalyse tegen 2024. Dat staat zo in de planning van het BIPT.
België heeft een hoge marktconcentratie op de vaste markt, met Proximus en Telenet in het noorden en Proximus en VOO in het zuiden, die ondanks de sterke groei van Orange nog steeds 85 % van de markt in handen hebben.
Op de mobiele markt daarentegen wordt België gekenmerkt door slechts een klein aandeel virtuele operatoren, de fameuze MVNO’s, en lowcostmerken van netwerkoperatoren, terwijl deze twee categorieën in belangrijk mate bijdragen aan lagere prijzen in onze buurlanden. Om die reden wordt in ons land uitgekeken naar de komst van een vierde operator, Citymesh-DIGI, waarvan wordt verwacht dat dit een verlagend effect zal hebben op het prijsniveau, ook op de bundelmarkt. Daar situeert het prijsprobleem zich het meest.
Ik vind het nodig om de rol van de consument toch echt te onderstrepen. De consument is in staat om prijzen te vergelijken. We moeten het misschien nog beter bekendmaken en faciliteren, maar door prijzen te vergelijken kan de concurrentie meer spelen. In de praktijk zien we dat dit te weinig gebeurt en dat er ook een relatief laag klantenverloop is. Dat moet misschien wel beter. Ik verwijs opnieuw naar de website bestetarief.be die u kent en die de beschikbare tariefplannen van de operatoren vergelijkt op basis van de verbruiksgegevens van de consument zelf of van bepaalde gebruikspatronen. Dit werkt echt en we moeten dat meer bekendmaken.
Een uniform pakket opleggen lijkt mij niet noodzakelijk. Telecom is een dynamische markt waar nieuwe diensten cruciaal zijn in de competitiestrijd, dat moeten we toelaten. We hebben ook werk gemaakt van een sociaal internettarief, wat op een bepaalde manier zorgt voor een basispakket voor mensen die in aanmerking komen voor het sociaal tarief.
Erik Gilissen (VB): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. We hebben het in het verleden al over de telecomprijzen en het sociaal tarief gehad. U hebt toen gezegd dat de overheid inderdaad niet kan ingrijpen op de tarieven en prijszetting van de organisatoren. De consument moet de prijzen wel kunnen vergelijken. U verwijst weer naar de website bestetarief.be, maar als de inhoud van de bundels verschilt, wordt het heel moeilijk om prijzen te vergelijken. Daarom vraag ik om een uniform basispakket, naast de andere bundels, die de operatoren zelf kunnen invullen. Met dat basispakket zou men wel de prijsvergelijking tussen operatoren kunnen maken.
Het is nu nog uitkijken naar de marktanalyse die er tegen 2024 zou zijn. Die virtuele operatoren zijn natuurlijk ook afhankelijk van de tarieven die door de grote marktspelers worden opgelegd. Zij bepalen uiteindelijk de prijs voor de consument en die is in België te hoog.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Vraag van Erik Gilissen aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post) over "De overeenkomsten tussen Fluvius, Telenet en Liberty Global" (55035754C)
Question de Erik Gilissen à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques, Télécoms et Poste) sur "Les accords entre Fluvius, Telenet et Liberty Global" (55035754C)
Erik Gilissen (VB): Mevrouw de minister, enige tijd geleden hebben Telenet en Fluvius een samenwerking beklonken voor de uitrol van glasvezel. Het volledige fijnmazige glasvezelnetwerk van Fluvius werd daarbij ondergebracht in de joint venture NetCo, waarvan Telenet meerderheidsaandeelhouder is. Telenet zal dus bepalen of het nog delen van het netwerk van Fluvius als open netwerk aanbiedt en tegen welke tarieven. Dit netwerk is echter een belangrijk puzzelstuk voor bedrijven die glasvezeldiensten aanbieden tussen datacenters. Fluvius is ook de netbeheerder van elektriciteit en aardgas voor veel gemeenten en maakt daarvoor ook gebruik van het glasvezelnetwerk. Inmiddels heeft Telenet aangekondigd dat meerderheidsaandeelhouder Liberty Global het bedrijf wil overnemen. Die deal moet wel nog worden goedgekeurd door de Europese autoriteiten, of dat is ondertussen gebeurd.
Hoe beoordeelt u de overname van Telenet door Liberty Global?
Welk effect voorziet u op de b2c-overeenkomsten?
Welk effect voorziet u op de b2b-wholesale?
Wat zijn de gevolgen voor de bedrijven die dark fiber huren van het netwerk van Fluvius?
Europese mededingingsautoriteit Bent u van oordeel dat het netwerk van Fluvius toegankelijk moet blijven voor alle spelers?
Welke gevolgen zijn er voor het gridmanagement van aardgas- en elektriciteitsnetwerken?
Wat zijn de gevolgen voor de telecomspelers die gebruikmaken van het netwerk van Telenet?
Minister Petra De Sutter: Mijnheer Gilissen, ik heb net als u kennisgenomen van de plannen van Liberty Global om een bod uit te brengen op de resterende publieke aandelen van Telenet. U weet dat ze op dit moment 59 % van de aandelen bezitten. Het gaat om een aandelentransactie van een privatieve vennootschap waarover wij ons niet kunnen uitspreken. Aangezien Liberty Global op dit moment de grootste aandeelhouder is van Telenet en dus een beslissende impact heeft op de werking van Telenet, gaat de regulator BIPT er niet van uit dat het opkopen van de resterende publiek verhandelde aandelen een grote impact zal hebben.
In het kader van de joint venture die wordt opgericht tussen Telenet en Fluvius zullen bepaalde activa, zoals de fiber, hierin worden ondergebracht. Dat kan potentieel wel een impact hebben op de verhuur van die activa. Het effect hiervan is onderzocht, zowel door de Europese als de Belgische mededingingsautoriteit, in het kader van de oprichting van die joint venture. De Belgische autoriteit BMA oordeelde dat er voldoende bindende maatregelen werden uitgewerkt tussen de verschillende partijen om tegemoet te komen aan de bezorgdheden. De goedkeuring van de Europese mededingingsautoriteit hebben we nog niet, dus daar moeten we nog op wachten.
Op dit moment is de telecommunicatie-infrastructuur van Fluvius niet onderworpen aan regulering. Bij Telenet is dat wel het geval. Orange is momenteel de enige operator die gebruikmaakt van het vaste netwerk van Telenet, op basis van de marktregulering die werd opgelegd door het BIPT. De vraag tot eventuele regulering van het Fluvius-netwerk en de herziening van de huidige marktregulering wordt onderzocht via de volgende marktanalyse van 2024, die zal worden uitgevoerd door de telecomregulator waar ik daarnet al naar verwees. Het resultaat daarvan hebben we nu dus nog niet en de huidige regulering blijft dan ook geldig tot wanneer die marktanalyse is uitgevoerd.
Ook in het licht van de overname van VOO door Orange, zijn daarnaast ook Telenet en Orange wederzijdse toegangsovereenkomsten tot elkaars netwerken aangegaan voor minstens de komende 15 jaar.
U stelde tot slot ook een vraag over het gridmanagement van aardgas- en elektriciteitsnetwerken. U weet – maar ik zeg het toch nog eens – dat dat een bevoegdheid is van de VREG. Ik verwijs u hiervoor dus door naar de bevoegde Vlaamse minister.
Erik Gilissen (VB): Dank u voor uw antwoorden, mevrouw de minister. Ik heb toch bezorgdheden bij de overname van Telenet en Fluvius door Liberty Global. Wat als het aantal aandelen groter wordt dan 59 %? Worden de Amerikaanse wetten dan van toepassing? Wat zijn de gevolgen daarvan? Ik zal ook aan uw collega Mathieu Michel vragen wat de gevolgen voor de privacy dan zijn.
U zegt dat de effecten van de overname voldoende onderzocht zijn en dat er genoeg bindende maatregelen zijn. Ik hoop het, want Fluvius biedt zijn diensten, zoals fiberoplossingen, aan aan onder meer verschillende datacenters. We moeten dus afwachten hoe het zal evolueren, maar we houden het in het oog.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Vraag van Melissa Depraetere aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post) over "De netwerkdekking en de DESI-index" (55035848C)
Question de Melissa Depraetere à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques, Télécoms et Poste) sur "La couverture du réseau et l'indice DESI" (55035848C)
Melissa Depraetere (Vooruit): Mevrouw de minister, uit de door het BIPT recent gepubliceerde studie over de kwaliteit van de vaste- en de mobielenetwerkdekking in ons land blijkt dat we over het algemeen nog altijd goed tot zeer goed scoren inzake netwerkdekking, maar ook dat we helemaal onderaan de Europese ranglijst bengelen inzake 5G en fiberuitrol. Al enkele jaren op rij zakken we systematisch een aantal plaatsen op de Digital Economy and Society Index (DESI) van de Europese Commissie.
De in 2022 gepubliceerde DESI is gebaseerd op cijfers van eind 2021, toen er nog geen 5G-frequenties waren geveild en Proximus nog niet gestart was met zijn grote fiberuitrol. Volgens het BIPT zal dat waarschijnlijk ervoor zorgen dat we op de ranglijst beter zullen scoren.
Bij de in 2022 gepubliceerde DESI was al sprake van een beetje vooruitgang, al was die heel beperkt, namelijk van 4 % naar 10 % in twee jaar tijd. Daarmee blijven we nog altijd laag op de ranglijst bengelen. Inzake 5G-dekking bleek uit de DESI 2022 voor ons land 4 % dekking, terwijl het Europese gemiddelde 66 % zou bedragen. Dat verschil is heel groot.
Ten eerste, kunt u ons de cijfers meedelen die ons land zal doorgeven voor de opmaak van de volgende DESI?
Ten tweede, wanneer het BIPT meldt dat onze DESI-score de volgende keer aanzienlijk zou verbeteren dankzij de ontwikkelingen bij Proximus en die in verband met 5G, betekent zulks dan dat we een inhaalbeweging zullen maken en veel meer zullen uitrollen dan andere landen, die sowieso al wat hoger op de index staan?
Minister Petra De Sutter: Mevrouw Depraetere, ik dank u voor uw vragen over netwerkdekking en de DESI-score.
De cijfers in verband met de 5G-dekking en de fiberuitrol voor 2022, die wij aan de Europese Commissie zullen meegeven voor het opstellen van de nieuwe index, slaan op de situatie medio 2022. Voor glasvezel zal het dekkingspercentage waarmee in de volgende DESI rekening zal worden gehouden, ongeveer 17 % bedragen. Eind 2022 kondigde Proximus aan dat intussen al meer dan 20 % van het land glasvezeldekking heeft. Bovendien zal het cijfer voor 5G, dat in de volgende editie van de DESI wordt opgenomen en nog niet officieel bekend is, uiteraard hoger liggen dan de 4 % van 2022. Verwacht wordt dat het ergens tussen de 20 % en de 30 % zal liggen.
De 5G-dekking gaat heel snel, omdat infrastructuur van 4G onmiddellijk naar 5G kan worden geswitcht. Wij zullen dus aanvankelijk heel snel een stijging kunnen meten, ook al zal er uiteraard nog nieuwe infrastructuur nodig zijn.
U vraagt ook hoe snel wij de achterstand ten opzichte van andere landen zullen inhalen. De 5G-vergunningen werden in september 2022 uiteindelijk toegewezen. Dat betekent dat in de DESI een groot deel van de achterstand inzake het 5G-dossier ten opzichte van de andere landen goed zal zijn gemaakt, met name omdat aan de gunning van het spectrum een dekkingsverplichting is gekoppeld. Na één jaar moeten reeds actieve operatoren al 70 % dekking met bovendien een hogere downloadsnelheid dan bij 4G bieden, na twee jaar 99,5 % en na zes jaar 99,8 %. Een nieuwe operator krijgt iets meer respijt. Wij zijn er absoluut van overtuigd dat in de volgende DESI België een sprong zal maken.
Bij glasvezel zal het geleidelijker gaan, omdat de uitrol ervan in tegenstelling tot die van 5G, waarbij er in het begin een heel grote sprong wordt gemaakt, waarna het vertraagt, een meer lineair verloop kent, aangezien elke aansluiting moet worden gelegd.
Proximus streeft er alleszins naar om 50 % van de Belgische huishoudens tegen 2025 aan te sluiten op het glasvezelnetwerk, en 95 % tegen 2032; ambitie die het bedrijf nog niet zo lang geleden heeft aangekondigd. Daarnaast streven Telenet en Fluvius, die een joint venture aan het vormen zijn, tegen 2038 naar 78 % aansluitingen op glasvezel, weliswaar in Vlaanderen.
Het is dus moeilijk om nu te voorspellen hoe de cijfers zich zullen verhouden tegenover het Europese gemiddelde of andere landen. Alleszins zien we daar zeker een lineaire stijging.
Ik heb hier in de commissie al een aantal keer opgemerkt dat in België al vaste netwerken supersnel dataverkeer kunnen verwerken. De tragere uitrol van fiber is daardoor niet direct problematisch voor de internetsnelheid of de noden van de samenleving. Daar speelde een tijdlang de wet van de remmende voorsprong, want met de coaxbekabeling hadden we absoluut een voorsprong op de andere landen. Daardoor heeft het wat langer geduurd vooraleer men is beginnen te investeren in fiber.
Voor de concurrentie is het goed dat er in ons land verschillende operatoren hoge snelheden kunnen aanbieden. De concurrentiestrijd is daar momenteel volop aan de gang.
Melissa Depraetere (Vooruit): Als ik het goed begrijp zullen we de heel slechte scores, zoals 4 %, achter ons kunnen laten en wordt er een sprong gemaakt. Het wordt waarschijnlijk moeilijk om van helemaal onderaan naar helemaal bovenaan in de ranglijst te gaan, maar er worden dus wel echt grote stappen gezet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde vragen van
- Melissa Depraetere aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post) over "De witte zones" (55035849C)
- Melissa Depraetere aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post) over "De witte zones" (55036063C)
Questions jointes de
- Melissa Depraetere à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques, Télécoms et Poste) sur "Les zones blanches" (55035849C)
- Melissa Depraetere à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques, Télécoms et Poste) sur "Les zones blanches" (55036063C)
Melissa Depraetere (Vooruit):
Een recente studie van het BIPT
handelt onder meer over de witte zones. Daaruit blijkt dat een kleine 40.000
huishoudens geen toegang hebben tot snel internet en zich dus in een witte zone
bevinden. Een en ander kwam ook aan bod in uw beleidsnota van 2022, waarin werd
gesteld dat u in 2023 en 2024 subsidies zou toekennen om de investeringen van
operatoren te stimuleren om de uitrol van internet in die witte zones aan te
pakken. We hebben daar trouwens meermaals over gediscussieerd in deze
commissie.
In de notificaties
van de begrotingscontrole van maart 2023 lees ik evenwel de volgende passage:
“In het kader van het nationaal plan voor vast en mobiel breedband kende de
ministerraad van 20 oktober 2021 een enveloppe toe van 11,2 miljoen euro voor
het stimuleren van investeringen in de witte zones en in het kader van deze
begrotingscontrole wordt beslist om de betrokken kredieten te gebruiken om de
beschikbaarheid van mobiele publieke netwerken langs de spoorlijnen te
versnellen om aldus de surfervaring voor de reiziger significant te
verbeteren.” Ik heb daar een aantal vragen bij.
In het rapport
spreekt men over een kleine 40.000 huishoudens, terwijl u in uw beleidsnota het
cijfer van 140.000 huishoudens vooropstelde. Vanwaar het verschil in cijfers?
Ten tweede, ik ben
uiteraard voorstander van betere verbindingen langs de spoorlijnen, maar vraag
me af of dat er nu op neerkomt dat het budget dat was vrijgemaakt om een aantal
witte zones en plekken aan te pakken waar mensen thuis geen toegang hebben tot
vlot of voldoende stabiel internet, eigenlijk wordt verschoven naar de
projecten langs de spoorlijnen. Dat is mooi voor de spoorwegen en als
dagelijkse gebruiker van de trein juich ik dat toe, maar dat heeft uiteraard
wel een grote impact op wie thuis niet over stabiel internet beschikt. Ik hoor
vaak klachten vanuit de Westhoek dat men daar veel problemen ondervindt op dat
vlak, en het lijkt bij deze dus niet opgelost.
Als dat budget wordt verschoven, wat is dan de impact voor dat soort witte zones? Wordt er nog iets gedaan rond de timing in de toekomst of helemaal niet?
Voor hoeveel huishoudens moest het plan een oplossing bieden? Hoeveel huishoudens hebben intussen ook een oplossing gekregen? In welke gemeenten werden projecten opgestart?
In de Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest zijn er ook projecten opgestart. Die zijn op een behoorlijk goede manier afgerond. Hoe komt het dat het daar wel gelukt is en er bij ons blijkbaar te weinig aanbod is vanuit de operatoren? Waar zit het verschil juist?
Als we de verschuiving doen van het budget naar de spoorlijnen, zal dit dan effectief een impact hebben? Het KB van 28 november 2021 was immers al heel ambitieus. Daarin stonden eigenlijk al voorwaarden. Daarin werd al gezegd dat men na twee jaar moest zorgen voor een goede dekking. Wat voegen die extra subsidies daar dan aan toe?
Minister Petra De Sutter: Mijn antwoord zal iets uitgebreider zijn dan voor één vraag, maar natuurlijk houden uw vragen verband met elkaar. Zij gaan allemaal rond de witte zones.
De voorzitter: U krijgt 5 minuten.
Minister Petra De Sutter: Ik zie het, ik zal mijn best doen.
In een eerste vraag refereert u aan de kwalitatieve studie van het BIPT van 21 februari 2023 betreffende vaste en mobiele breedbandnetwerken in België. In dat rapport staat op pagina 58 dat er 35.567 huishoudens geïdentificeerd werden in witte zones bij geografisch onderzoek. Op pagina 6 en 7 van dezelfde studie, punt 2.2.1., staat er echter dat 140.403 huishoudens niet zijn gedekt met 100 megabit per seconde. Het verschil in de resultaten komt voort uit de methode waarop witte zones zijn bepaald in het kader van de subsidieprojectoproep. De basiseenheid van de witte zones zijn statistische sectoren, namelijk zones op een gedetailleerder niveau dan het gemeentelijke niveau, en dit omdat de dekkingsvoorwaarden enkel op het niveau van statistische sector beschikbaar zijn.
Volgens de richtsnoeren voor staatssteun aan breedbandnetwerken van de Europese Commissie mogen geen subsidies worden gegeven aan zones waar meer dan 10 % van de huishoudens al over snel internet beschikt. Het gaat over staatssteun en de regels van Europa zijn daar redelijk strikt. Dat betekent dat verschillende statistische sectoren uit de projectoproep van de witte zones zijn moeten worden verwijderd. Daar is een aanpassing moeten gebeuren ten opzichte van de berekening van het BIPT op basis van die Europese regels. De komende jaren zal de dekkingsgraad op adresniveau beschikbaar worden en dat is veel interessanter. Men kan dan fijnmaziger werken om effectief alle witte huishoudens – om ze zo eens te noemen – te kunnen wegwerken.
In uw tweede vraag vroeg u naar een stand van zaken van het subsidieproject ‘witte zones’. In de eerste oproep werden slechts 3 van de meer dan 50 zones toegekend aan een operator voor iets minder dan 2 miljoen euro. Het gaat om zones in de Waalse gemeenten Couvin, Péruwelz en Brugelette. Concreet betekent dit dat van de 38.500 huishoudens een 3.200-tal op die manier zullen worden gedekt met ultrasnel internet.
De lage inschrijving van de operatoren – want dat is wel zo natuurlijk – kwam omdat de voor de uitrol opgelegde deadline, einde 2024, te strak was en omdat de gedefinieerde zones niet overlapten met de voetafdruk van het netwerk van de betreffende operator. U moet ook weten dat de operatoren nu heel snel overal aan het uitrollen zijn – van Proximus weten we dat zeker en vast – en dat dit daarbij komt. De incentive die wij geven, kunnen wij dus niet opleggen. Wij kunnen enkel hopen dat men op de oproep ingaat en zien of men daar al dan niet prioriteit aan geeft.
We hebben natuurlijk meteen beslist een tweede oproep te lanceren, met een deadline die werd verplaatst naar einde 2025 en waarbij operatoren zelf kunnen bepalen welke zones ze willen uitrollen aan de hand van de in de eerste oproep geconsulteerde statistische sectoren. De operatoren hebben ons laten weten dat ze actief zullen inschrijven op die tweede oproep. Hopelijk hebben we dan meer succes. We weten dat er gelijktijdig ook subsidies van de Duitstalige Gemeenschap en van de Waalse overheid zijn voor de uitrol in Wallonië, die ook al voor 75.000 huishoudens snel internet zullen leveren.
Er is dus de tweede federale oproep en daar komt nog een tweede subsidiegolf voor breedbandprojecten van de Waalse overheid bovenop. Dat betekent toch dat we mogen zeggen dat we in deze legislatuur de laatste jaren echt grote stappen hebben gezet, ook in het wegwerken van de witte zones in België.
Voorts vroeg u naar de besteding van het budget van 11,2 miljoen euro voor de treinen. Dat geld moet dienen voor de aanpassing van pylonen, passieve infrastructuur dus op gronden van Infrabel, waarop de mobielenetwerkoperatoren hun antennes kunnen installeren. Om redenen van efficiëntie, zowel financieel als qua timing, lijkt het verkieslijk om maximaal gebruik te maken van de reeds bestaande infrastructuur van Infrabel. De subsidies dienen meer bepaald om de bestaande GSM-R-pylonen te upgraden voor gebruik door commerciële mobielenetwerkoperatoren en ze dus 5G-ready te maken.
U verwijst terecht naar de spoorlijnen waar al een wettelijke dekkingsverplichting op rust. Het gaat om de vijftien spoorlijnen met de hoogste gebruikersaantallen. Die verplichting hebben we inderdaad in de wet ingeschreven. Die vijftien lijnen zijn natuurlijk uitgesloten van dit subsidieproject. We gaan ervan uit dat door de wettelijke verplichting die vijftien lijnen met het hoogste aantal reizigers heel snel een goede 5G-dekking zullen krijgen en dat deze subsidie het mogelijk zal maken de andere lijnen, die daar net buiten vallen, ook uit te rusten voor 5G. Dat gaat dan typisch over lijnen tussen iets kleinere steden en gemeenten.
Melissa Depraetere (Vooruit): Mevrouw de minister, bedankt voor uw uitgebreide antwoord. Ik heb geprobeerd alles te noteren, maar ik zal het nog eens moeten nalezen.
Wat mij nog niet zo duidelijk is, is het volgende. De eerste oproep is dus geen bijzonder groot succes geweest. Er komt daarom een tweede oproep. Is daar een deadline of timing voor voorzien?
Minister Petra De Sutter: De uitvoering moet voor einde 2025 gebeuren, we hebben de termijn dus met een jaar verlengd.
Melissa Depraetere (Vooruit): Zijn er signalen dat die oproep wel een impact zal hebben? Want voor mensen die in die situatie zitten is het natuurlijk niet fijn dat dat budget wordt verschoven naar iets anders, terwijl ze zien dat het op andere plaatsen wel lukt. Als u zegt dat Proximus met allerlei zaken bezig is en dit erbovenop komt, dan lijkt het duidelijk dat dit voor hen commercieel niet bijzonder interessant is in tegenstelling tot andere zaken. Maar dat is wel een heel commerciële logica, die aan de belangen van die mensen voorbijgaat, terwijl de subsidies net bedoeld zijn als stimulus om ook aandacht te hebben voor die mensen in de uithoeken van ons land. Zit daar maar eens zonder internet in een tijd waarin alles digitaal verloopt.
Ik betreur dat het budget niet sneller kan worden gebruikt, maar ik hoop dat die oproep tegen 2025 dan wel effectief een verschil kan maken.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
Question de Patrick Prévot à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques, Télécoms et Poste) sur "Le "vishing"" (55035075C)
Vraag van Patrick Prévot aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post) over "Vishing" (55035075C)
Patrick Prévot (PS): Madame la ministre, après
le "phishing" qui consistait en une technique d'arnaque
principalement menée par mail ou par SMS, un nouveau phénomène plus pernicieux
a vu le jour : le vishing, contraction de "voice" et "phishing".
Vous
l'aurez compris : il s'agit toujours de récolter des informations personnelles
ou bancaires mais via un appel téléphonique ou un message vocal prétendument de
votre agence bancaire. Avec une mise en scène efficace, la méthode peut se
montrer lucrative et faire de personnes faisant pourtant preuve de vigilance
des nouvelles victimes de la cybercriminalité.
Madame la
ministre, en novembre 2022, l'application de messagerie WhatsApp avait été
touchée par une fuite massive. Trois millions de numéros de téléphone belges
avaient été vendus sur le dark web, ce qui donne un catalogue conséquent pour
agir, et agir – surtout – avant que les autorités et les médias ne mettent en
garde contre le vishing, ultime arnaque et non la dernière, alors que selon
Febelfin, seulement 12% des Belges auraient connaissance de ce qu'est le «
phishing » et le taux serait encore plus élevé chez les jeunes. La
médiatisation n'a donc pas d'impact significatif.
Madame la
ministre,
Les
autorités semblent impuissantes face à ces techniques d'arnaque toujours plus
innovantes et il est certain que l'essentiel se joue sur l'extrême vigilance
dont doivent faire preuve les utilisateurs, mais votre ministère des
Télécommunications a-t-il des pistes pour pouvoir contrer ces diverses
arnaques, de concert avec toutes les administrations compétentes?
Pouvez-vous
nous communiquer ensuite si les raisons qui ont permis la fuite massive chez
WhatsApp ont été identifiés et des garde-fous créés pour éviter que le
phénomène se répète?
Petra De Sutter, ministre: Monsieur Prévot, je vous remercie de votre question.
Le vishing est la collecte de données personnelles ou de coordonnées bancaires par téléphone ou par message vocal. Ce phénomène de fraude est compliqué, parce que de telles conversations ne peuvent pas être distinguées des conversations téléphoniques normales. Toutefois, il est souvent facilité par ce qu'on appelle le spoofing. Il faut bien comprendre ces termes, et je vais les expliciter. C'est un phénomène par lequel les citoyens sont contactés au moyen d'un faux numéro de téléphone, étant donné que la CLI (Calling Line Identification) a été falsifiée. Ce peut être un numéro attribué ou non à quelqu'un ou à une société en vue de susciter la confiance de l'intéressé. Souvent donc, le spoofing facilite le vishing, parce qu'en recourant à une CLI falsifiée, l'interlocuteur se fait passer, par exemple, pour un employé de banque afin de soutirer des informations sur la base de la confiance instaurée. Lors de la dernière étape, les informations obtenues sont alors utilisées à mauvais escient, notamment en vue de commettre une fraude bancaire. En d'autres termes, le spoofing de CLI joue un rôle central de facilitateur dans la fraude et est, en ce moment, ciblé activement par l'IBPT et les opérateurs.
Concrètement, des mesures techniques ont été prises conjointement avec le secteur bancaire afin de protéger particulièrement les numéros de téléphone des banques, qui sont sensibles au spoofing. Une concertation du secteur avec l'IBPT est également prévue sur une base régulière en vue de découvrir de nouveaux schémas de fraude à un stade précoce, d'échanger des informations à ce sujet et de définir des solutions ciblées à appliquer.
Enfin, il convient surtout d'investir dans la résilience et la responsabilisation du citoyen, en raison de l'agilité particulièrement efficace des fraudeurs. Dans le cas de la fuite de données à laquelle vous vous référez dans votre question, quelqu'un a examiné tous les numéros de téléphone possibles et a vérifié s'il existait un compte WhatsApp associé afin de composer une liste de numéros par pays recourant à cette application. Cette liste ne comportait pas d'autres informations.
Sans minimiser l'existence de cette fuite, il existe d'autres méthodes pour élaborer de telles listes. Dans la pratique, elles ne sont pas une condition nécessaire à la fraude mais peuvent la faciliter. Selon l'IBPT, l'impact de cette fuite de données sur la fraude est limité par rapport aux fuites de données lors desquelles des données d'identité ont également fuité.
WhatsApp prend des mesures afin de réduire les messages indésirables reçus via la plateforme. Lorsque les utilisateurs reçoivent des messages indésirables via WhatsApp, ils peuvent signaler le message, bloquer l'expéditeur, et bien sûr également supprimer le message.
Patrick Prévot (PS): Merci, madame la ministre, pour vos réponses. Effectivement, on a parfois l'impression que les autorités semblent impuissantes, ou en tout cas désarmées face à ces techniques d'arnaque qui sont – malheureusement pour nous – toujours plus innovantes. Vous avez également raison de signaler qu'il est certain, puisqu'elles sont en perpétuelle mutation et adaptation, que le point central et névralgique est évidemment l'information et la sensibilisation des consommateurs à ce type d'arnaques, quelles qu'elles soient. Cela, on ne le répétera jamais assez.
J'entends également, et c'est très bien, que des mesures techniques ont été prises – vous l'avez rappelé – notamment pour protéger le numéro de téléphone des banques, lesquelles s'ajoutent – évidemment – aux mesures prises de manière unilatérale par WhatsApp.
Voilà, on avait le phishing, on a le vishing, on a l'impression qu'on n'aura pas suffisamment de mots pour qualifier toutes les arnaques qui pullulent malheureusement chez nous et ailleurs. Mais, comme vous l'avez dit, je pense qu'on ne sensibilisera jamais suffisamment nos citoyens à ce genre d'arnaques. La vigilance est donc de mise à tous les niveaux.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
Question de Patrick Prévot à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques, Télécoms et Poste) sur "L'éventuelle acquisition d'edpnet par Proximus" (55035381C)
Vraag van Patrick Prévot aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post) over "De eventuele overname van edpnet door Proximus" (55035381C)
Patrick Prévot (PS): Monsieur le président, madame la ministre, au moment du dépôt de ma question, l'acquisition d'edpnet n'était pas encore faite. C'est désormais chose faite. Dès lors, un nouveau problème survient. L'Autorité belge de la Concurrence (ABC) a ouvert une enquête concernant un possible abus de position dominante de Proximus dans ce cadre précis. Si vous aviez quelques éléments à apporter à ce propos, j'aurais également été intéressé.
Madame la
ministre, suite à des difficultés financières, le Tribunal de l'entreprise a
tranché et EDPnet, l'un des derniers opérateurs de télécommunication
indépendants belges, est mise en vente forcée.
À l'heure
de déposer cette question, rien n'est encore officiel, mais, selon plusieurs
sources, c'est le groupe Proximus qui devrait en être l'acquéreur, ce qui
contribuerait à faire développer l'entreprise après le rachat de Mobile Vikings
fin de l'année dernière. Si l'on peut saluer l'évolution de l'entreprise
publique, cette acquisition d'EDPnet inquiète, par exemple, Test-Achats qui
craint une peturbation du jeu de la concurrence, au déterminent des
consommateurs.
À terme,
le risque serait que les derniers opérateurs indépendants comme Youfone ou
Citymesh soient les EDPnet de demain, ce qui impliquera de trouver une balance
entre marges bénéficiaires et rentabilité de l'entreprise publique et droits
des consommateurs quand nous savons que les télécommunications sont devenues
incontournables – pour ne pas dire essentielles – dans notre quotidien.
Madame la
Ministre, pourriez-vous nous confirmer cette future acquisition d'EDPnet par le
groupe Proximus? Où en est le processus d'achat? Quelles sont les plus-values
de cette acquisition par le groupe Proximus et pour les clients du groupe? Pour
que les clients d'EDPnet voient leur situation inchangée, Proximus doit décider
de la maintenir en tant qu'entité distincte au sein du groupe, comme elle l'a
fait avec Mobile Vikings: pouvez-vous confirmer cette volonté? En novembre
2022, EDPnet signalait des problèmes avec un sous-traitant en Russie où se
trouve la plupart du personnel de service du fournisseur Internet : cette
situation s'est-elle améliorée? Le groupe Proximus compte-t-il toujours être en
collaboration avec ce sous-traitant au vu de l'invasion russe en Ukraine? Un
remplacement de ce personnel est-il étudié?
Petra De Sutter, ministre: Monsieur Prévot, une procédure de réorganisation judiciaire a été lancée devant le tribunal de l'entreprise de Gand, division de Termonde. Dans le cadre de cette procédure, le tribunal a reçu différentes offres pour edpnet. Proximus faisait partie des candidats à l'acquisition tout comme Citymesh et Sewan. Il revient bien sûr au tribunal de faire un choix parmi les différentes offres. Le tribunal examine d'abord les intérêts des différents créanciers et du personnel. Dans le cadre de cette procédure, l'Institut belge des services postaux et des télécommunications (IBPT) a transmis une requête en intervention volontaire au tribunal. Il le fait dans le cadre de son rôle de gardien de la concurrence. La décision relative à la procédure de vente a été prise le 21 mars.
L'Autorité belge de la Concurrence a ouvert une instruction d'office concernant un possible abus de position dominante de Proximus dans le cadre de la reprise de edpnet. Dans une démocratie qui fonctionne correctement, je pense qu'on peut dire qu'il est important que chacun joue son rôle. L'IBPT joue son rôle de régulateur et l'ABC le sien pour l'application de la politique de concurrence. L'enquête est toujours en cours et le système fonctionne donc.
Par ailleurs, Proximus est une entreprise autonome publique. Elle a pris cette décision lors d'une réunion du conseil d'administration en février de cette année. L'entreprise m'a fait savoir, comme elle l'a expliqué dans son offre et au tribunal, qu'elle entend conserver edpnet comme entité indépendante afin de préserver son ADN. Proximus entend faire croître edpnet dans son segment et assurer le développement de l'activité au sens large. Dans son offre, Proximus a été fort soucieuse du personnel entre autres.
Concernant le sous-traitant russe auquel vous vous référez, si je ne me trompe, Proximus me confirme qu'elle est et a toujours été soucieuse de se conformer aux réglementations applicables en matière d'embargos et d'échanges commerciaux avec des pays faisant l'objet de sanctions et/ou de restrictions commerciales.
Ces règles s'appliquent d'ailleurs également aux deux autres soumissionnaires. Cette problématique a bien évidemment été évaluée au moment de faire l'offre. Proximus souligne qu'elle va bien sûr continuer à respecter ces règles à l'avenir.
Patrick Prévot (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. La situation a un peu changé depuis le dépôt de la question et vous avez fait un instantané de la situation, en sachant qu'il est toujours compliqué de commenter une instruction en cours puisque l'Autorité belge de la Concurrence a ouvert une enquête sur ce possible abus de position dominante. Elle n'a toujours pas abouti à ses conclusions, il n'était dès lors pas nécessaire de commenter au-delà.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De behandeling van de vragen wordt geschorst van 15.13 uur tot 15.29 uur.
Le développement des questions est suspendu de 15 h 13 à 15 h 29.
De voorzitter:
Collega’s, wij hervatten de werkzaamheden. Welkom, mevrouw de staatssecretaris.
Question de Patrick Prévot à Alexia Bertrand (Budget et Protection des consommateurs) sur "Le débit en cas de solde insuffisant" (55035410C)
Vraag van Patrick Prévot aan Alexia Bertrand (Begroting en Consumentenbescherming) over "Het debiteren van een bedrag wegens een ontoereikend saldo" (55035410C)
Patrick Prévot (PS): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, j'ai été interpellé par le témoignage d'une cliente de la banque Crelan (AXA) relaté par des sites d'information, notamment RTL info. Un ordre de paiement rejeté en raison d'un solde insuffisant sur un compte à vue lui a coûté 5 euros pour l'opération non aboutie.
Quand on se renseigne, on se rend compte qu'AXA n'est pas la seule banque à utiliser cette pratique. Sans être exhaustif, chez Belfius, les ordres permanents et domiciliations refusés pour manque de provision sont facturés 5 euros et ce défaut monte à 7,26 euros chez ING et à 6,05 euros chez KBC.
La cliente qui témoigne parle d'une "double peine" et je pense effectivement qu'au-delà du temps de traitement et autres qui amènent les banques à facturer un certain montant, au niveau humain, on peut clairement parler d'une "pénalisation de la précarité". Il est difficile de ne pas verser dans le populisme mais, si nous prenons l'exemple d'un père ou d'une mère de famille qui, à la fin du mois, voit son panier refusé à la caisse pour un solde insuffisant, il ou elle devra non seulement retirer des articles voire abandonner ses courses sur le tapis mais devra en plus s'acquitter d'une somme de 5 euros voire plus auprès de son organisme bancaire.
Je tiens également à souligner que, depuis la crise de 2008, le secteur bancaire est pointé régulièrement du doigt pour son absence d'éthique. Comme dans d'autres milieux – la politique ne fait pas exception –, ce sont toujours les pratiques d'une minorité qui viennent entacher l'ensemble, mais ce genre de débit en cas de solde insuffisant ne participe pas, selon moi, à redorer le blason ou à restaurer une certaine confiance entre les banques et les consommateurs, d'autant plus que l'on sait que le service rendu est toujours moins important d'année en année.
Madame la secrétaire d'État, pourriez-vous nous communiquer à quoi correspond ce montant réclamé par les banques pour une transaction refusée ou non aboutie? Pourquoi est-il variable d'une banque à l'autre? Enfin, vu que nous sommes ici aussi en tant que législateur, est-il envisageable de mettre fin à cette pénalité, que cela soit par la voie de la contrainte (loi) ou de la négociation avec le secteur (protocole d'accord, charte, etc.)?
Alexia Bertrand , secrétaire d'État: Monsieur le député, les frais que certaines banques facturent aujourd'hui au client pour le rejet d'un ordre de paiement en raison d'un solde insuffisant sont des frais qui sont prévus contractuellement dans les conditions générales de la banque. Ces frais sont destinés à compenser les frais administratifs encourus par la banque du fait du rejet de l'opération. Dans le cas des domiciliations notamment, le rejet doit être suivi par la banque en vérifiant parfois plusieurs fois le solde du compte pour décider si un rejet définitif est nécessaire ou pas.
Le montant de ces frais varie d'une banque à l'autre pour la même raison que les frais des comptes bancaires varient d'une banque à l'autre. Chaque banque a une structure et un mode de fonctionnement différents, ce qui a bien sûr un impact sur les frais qu'elle peut ou ne peut pas se permettre de facturer à ses clients.
En outre, de nombreuses banques ne facturent pas du tout le rejet d'une ou plusieurs transactions. Dans votre question, par exemple, vous faites référence à Crelan et nous sommes allés faire la recherche. Dans trois des quatre packs proposés par Crelan, il n'y a pas de frais jusqu'à six transactions rejetées. De plus, dans tous les cas, il n'y a pas de frais si le titulaire ou le cotitulaire est âgé de 65 ans ou plus.
Le Code de droit économique autorise les banques à imputer des frais en cas de refus d'exécution d'un ordre de paiement pour autant qu'ils soient convenus dans le contrat-cadre entre le client et la banque. Ces frais doivent être appropriés et correspondre au coût réel supporté par la banque pour la fourniture du service. Cette règle découle de la directive européenne 2015/23/66 sur les services de paiement et toute modification doit être étudiée au regard du droit européen.
Néanmoins, je comprends l'indignation du client auquel vous faites référence dans votre question.
Avec mes collègues les ministres Dermagne et Van Peteghem, nous allons bientôt procéder à l'évaluation du protocole que le gouvernement fédéral a conclu avec le secteur bancaire sur le service bancaire universel en 2021. J'examinerai alors si et dans quelle mesure les questions auxquelles vous faites référence peuvent être incluses dans cette évaluation.
Patrick Prévot (PS): Madame la secrétaire d'État, je vous remercie d'avoir scrupuleusement répondu à l'ensemble des questions.
En effet, je me doutais que les frais administratifs demandés correspondaient au coût réel d'une éventuelle vérification – double ou triple. Cependant, étant donné que les consommateurs ont, et à raison, l'impression d'avoir toujours moins de services pour toujours davantage de coûts, j'avais la naïveté de penser que le secteur bancaire pourrait, de temps en temps, éviter ce genre de mesure impopulaire – ce qui ne le rapproche pas de sa clientèle. C'était le cas lorsque les intérêts négatifs ont été instaurés, et ici avec cette double peine de montants demandés lors d'une transaction non effectuée.
J'entends que vous restez ouverte et attentive et que cela pourra éventuellement être réexaminé dans le cadre général de la discussion qui aura lieu prochainement. Je ne manquerai pas de revenir vers vous plus tard afin de voir ce qui aura pu, ou pas, être pris en considération.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Vraag van Erik Gilissen aan Alexia Bertrand (Begroting en Consumentenbescherming) over "Telenet" (55035462C)
Question de Erik Gilissen à Alexia Bertrand (Budget et Protection des consommateurs) sur "Telenet" (55035462C)
Erik Gilissen (VB): Mevrouw de staatssecretaris, in de algemene verkoopsvoorwaarden van Telenet betreffende de aanrekenings- en betalingsmodaliteiten staat te lezen dat Telenet zich het recht voorbehoudt om aanrekeningen uitsluitend via e-mail ter beschikking te stellen. Die verkoopsvoorwaarden zijn niet te rijmen met de informatie van de FOD Economie. De FOD Economie vermeldt op zijn website dat een klant de vrije keuze heeft en niet gedwongen mag worden om in te stemmen met de elektronische facturatie. Het is ook verboden om extra kosten aan te rekenen bij weigering van een elektronische factuur. Er mag wel een korting worden toegekend om het gebruik van de elektronische factuur aan te moedigen.
Zult u Telenet aansporen om de geldende wetgeving te respecteren, zodat hun klanten de vrije keuze hebben om de facturatie al dan niet elektronisch te ontvangen?
Het toestaan van een korting bij een elektronische factuur komt op hetzelfde neer als het aanrekenen van extra kosten bij een papieren factuur, wat verboden is. Hoe verklaart u die contradictie?
Welke controles worden er uitgevoerd op de betalingsvoorwaarden van de verschillende telecomaanbieders?
Staatssecretaris Alexia Bertrand: Dank u voor uw vraag, mijnheer Gilissen,. Zoals mijn voorgangster, mevrouw De Bleeker, al in een eerder antwoord van 8 oktober 2021 heeft aangegeven, is een contractuele clausule waarbij een onderneming zich het recht voorbehoudt om de aanrekeningen van lopende contracten uitsluitend nog via e-mail ter beschikking te stellen onrechtmatig, omdat de betrokken onderneming zich op die manier discretionair het recht voorbehoudt om een van haar contractuele verplichtingen op een bepaalde wijze in te vullen.
Dergelijke contractuele clausules zijn verboden op grond van artikel VI.83 van het Wetboek van economisch recht. De algemene voorwaarden van de telecomoperator in kwestie werden reeds in 2021 aangepast op vraag van mevrouw De Bleeker. De aangepaste algemene voorwaarden bepalen nu dat enkel voor klanten die een nieuw contract afsluiten en een vast of mobiel internetabonnement hebben, de aanrekeningen uitsluitend naar het opgegeven e-mailadres verstuurd zullen worden. Het opleggen van een elektronische facturatie voor nieuwe contracten is niet verboden volgens de consumentenwetgeving waarvoor ik bevoegd ben. De vermelding op de website van de FOD Economie dat een klant niet mag worden gedwongen om in te stemmen met elektronische facturatie, betreft de overgang van een papieren factuur naar een elektronische factuur bij bestaande contracten. Er is dus geen sprake van tegenstrijdigheid.
Wat de meerkosten betreft, het klopt dat het enkel verboden is meerkosten aan te rekenen bij weigering van elektronische facturatie. Het geven van een korting aan consumenten die vrijwillig overschakelen naar elektronische facturatie is daarentegen toegestaan. Diezelfde regel is nota bene ook van toepassing op betaalmiddelen. Het verplicht opleggen van kosten en het vrijwillig aanbieden van een korting zijn juridisch volstrekt andere situaties. Daar is dus evenmin sprake van een contradictie. De controle van de conformiteit van contractuele betalingsvoorwaarden met het Wetboek van economisch recht gebeurt door de Economische Inspectie, ongeacht de sector. Voor gereglementeerde sectoren, zoals telecom en energie, zijn er ook sectorspecifieke regels die worden gecontroleerd door de sectorregulator. Voor telecom is dat het BIPT, waarvoor collega De Sutter verantwoordelijk is.
Erik Gilissen (VB): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de staatssecretaris. Ik heb inderdaad uw voorgangster, mevrouw De Bleeker, daarover vroeger al vragen gesteld, waarop zij mij liet weten dat ze de Economische Inspectie daarvoor zou inschakelen. Ik zie echter dat die modaliteiten nog steeds in de verkoopsvoorwaarden staan op de website van Telenet. Gelden die alleen voor nieuwe klanten of hoe moet ik dat zien?
Mensen die op de klassieke manier hun factuur wensen te ontvangen, moeten die mogelijkheid krijgen. Voor heel wat mensen is een digitale ontvangst nu eenmaal geen optie. Zij mogen hier niet de dupe van worden. Nu rekent men er kosten bij, tenzij voor wie zijn factuur elektronisch wil ontvangen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Vraag van Reccino Van Lommel aan Alexia Bertrand (Begroting en Consumentenbescherming) over "Greenwashing in de voedingssector" (55035539C)
Question de Reccino Van Lommel à Alexia Bertrand (Budget et Protection des consommateurs) sur "L'écoblanchiment dans le secteur alimentaire" (55035539C)
Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de staatssecretaris, ik heb een vraag die u misschien niet direct van mij verwacht.
De Europese Commissie heeft op 22 maart nieuwe maatregelen voorgesteld om greenwashing bij productetiketten en in reclame aan te pakken. Immers, vaak staat er op voedseletiketten overdreven of zelfs ongefundeerde informatie over de milieuvriendelijkheid van het product. De nieuwe richtlijn, de Green Claims Directive, waarover er een akkoord is met de lidstaten – dit is vers van de pers – moet ervoor zorgen dat bedrijven veel transparanter communiceren op hun producten over eventuele klimaateffecten.
Mevrouw de staatssecretaris, over welke specifieke maatregelen zou het gaan? Gaat men naar een soort van standaardisatie van productlabels?
Welk standpunt heeft ons land ingenomen? Hoe stonden wij tegenover heel het verhaal? Wat was onze inbreng daaromtrent?
Is er hierover overleg geweest met de sector?
Welk tijdpad werd er uitgetekend?
Staatssecretaris Alexia Bertrand: Het voorstel van richtlijn inzake de staving van de communicatie over expliciete milieuclaims, kortweg de Green Claims-richtlijn, viseert op algemene wijze dergelijke milieuclaims en is niet specifiek gericht op de voedingssector. In het framework for sustainable food systems werkt de EU wel aan specifieke duurzaamheidsetikettering voor voeding, maar dat initiatief bevindt zich nog in een heel pril stadium.
De Green Claims-richtlijn, die van toepassing zal zijn voor alle producten, voorziet in minimumnormen die ondernemingen in acht moeten nemen indien zij expliciete milieuclaims willen maken. Voor een claim wordt gemaakt, moet die op onafhankelijke wijze geverifieerd worden en met wetenschappelijk bewijs gestaafd worden. Ook milieulabels worden gereguleerd. Zij moeten ook betrouwbaar en transparant zijn, onafhankelijk gecontroleerd worden en regelmatig herzien worden.
Voor een meer gedetailleerde toelichting over de inhoud van het voorstel, de ingenomen standpunten, de consultatie van de sectoren en het tijdsverloop verwijs ik u door naar mijn collega Zakia Khattabi, minister van Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal, die verantwoordelijk is voor de opvolging van de Green Claims-richtlijn in de Raad van de Europese Unie.
Reccino Van Lommel (VB): Dank u wel, mevrouw de staatssecretaris. U hebt in algemene, wollige, termen verteld waarover het zou gaan. Mij ging het vooral om welke impact de richtlijn op de voedseletiketten zal hebben en wat dat betekent voor de consument, waar u als staatssecretaris wel bevoegd voor bent. Ik begrijp alvast dat de richtlijn veel ruimer is.
U verwees mij door naar mevrouw Khattabi, die als minister van Klimaat en Green Deal bevoegd is. Maar als het puur gaat over het effect op de consumentenbescherming, bent u toch aan zet? Ik vrees dat zij mij met mijn vraag terug naar u zal sturen, omdat het gaat over consumentenbescherming.
Mevrouw de staatssecretaris, ik dring erop aan om er geen pingpongspel van te maken, zoals vroeger ook al bij eerdere vragen gebeurde, want anders krijg ik nooit een antwoord en wordt een opvolging van het dossier wel heel erg moeilijk.
Hoe dan ook, er zal over de richtlijn nog heel wat te doen zijn. Wij zien verder wel.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Vraag van Reccino Van Lommel aan Alexia Bertrand (Begroting en Consumentenbescherming) over "Frauduleuze kredieten" (55035630C)
Question de Reccino Van Lommel à Alexia Bertrand (Budget et Protection des consommateurs) sur "Les crédits frauduleux" (55035630C)
Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de staatssecretaris, zoals iedereen weet hebben heel wat mensen het op dit moment moeilijk. Ze gaan dan vaak op zoek naar extra kredieten. Heel wat consumenten raken momenteel in die situatie verzeild. Aangezien het niet altijd makkelijk is om aan een krediet te komen, probeert men daar soms op een creatieve wijze aan te komen. Zo komen mensen in contact met dubieuze, soms niet vergunde kredietgevers, die advertenties plaatsen op internet of sociale media en vaak de voorafgaande betaling van bepaalde kosten eisen. Achteraf blijkt vaak dat het om oplichting gaat en dat de kredietgever met de noorderzon verdwenen is. De FSMA heeft zelf aan de alarmbel getrokken door daar een waarschuwing over uit te sturen. Het is immers heel moeilijk om de betaalde bedragen nadien terug te krijgen.
Wat was specifiek de aanleiding voor de FSMA om die waarschuwing uit te sturen? Kwam dat door een toename van het aantal klachten dat bij hen is binnengekomen? Is er ondertussen een diepgaand onderzoek geweest dat hen tot die waarschuwing heeft aangezet? Was er soms een andere reden?
Bent u van oordeel dat die waarschuwing vanwege de FSMA volstaat om consumenten te beschermen tegen deze oplichters, of hebt u intussen andere maatregelen genomen om te voorkomen dat mensen in zo’n situatie verzeild raken? Bent u van plan om andere maatregelen te nemen om consumenten bewust te maken van die frauduleuze praktijken, zodat zij niet in die val trappen?
Staatssecretaris Alexia Bertrand: Mijnheer Van Lommel, wanneer de FSMA vaststelt dat een entiteit zonder de vereiste vergunningen of inschrijving financiële diensten en producten aanbiedt en er aanwijzingen zijn van oplichting, dan publiceert zij hierover een waarschuwing. Voor frauduleuze kredietaanbiedingen wordt de informatie voornamelijk uit twee bronnen gehaald: meldingen van consumenten en web scraping.
De FSMA merkt inderdaad een toename in het aantal meldingen van frauduleuze kredieten. In 2019 ging het om 156 meldingen, in 2020 om 219 meldingen, in 2021 om 245 meldingen en in 2022 om 295 meldingen. In de strijd tegen fraude is het van belang om in te zetten op preventie en het informeren van de consument. De FSMA en de FOD Economie publiceren dan ook regelmatig waarschuwingen op hun websites, via persberichten en via de sociale media. Deze waarschuwingen bevatten zowel informatie over de fraude alsook tips voor consumenten om die te voorkomen.
Op de website van de FSMA kan ook een lijst geraadpleegd worden van frauduleuze entiteiten. Zowel de FSMA als de FOD Economie maken dossiers waarin aanwijzingen staan van strafbare feiten over aan de gerechtelijke autoriteiten. Tijdens haar onderzoeken probeert de Economische Inspectie de houder van de bankrekening of de eigenaar van de website te identificeren. Wanneer identificatie mogelijk is, wordt deze persoon verhoord en wordt er desgevallend een proces-verbaal aan het parket overgemaakt.
Bij publicatie van een waarschuwing vraagt de FSMA steeds aan het parket om de toegang tot de frauduleuze website te blokkeren. Zo werden in 2022 299 websites geblokkeerd. Daarnaast worden de gebruikte bankrekeningnummers in dossiers door de FSMA en de FOD Economie overgemaakt aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking voor verder gevolg.
Tot slot zetten zowel de FSMA als de FOD Economie ook in op campagnes om consumenten te sensibiliseren. Er werden al verschillende bewustmakingscampagnes gevoerd, bijvoorbeeld door de FSMA tijdens de Week van het Geld, die jaarlijks in maart plaatsvindt. Zulke communicatieacties blijven de FOD Economie en de FSMA ook in de toekomst herhalen.
Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de staatssecretaris, online oplichting is een heel breed probleem geworden. De cijfers die u aanhaalt bewijzen dat ook, want het aantal meldingen is gestegen van 165 in 2019 tot 295 in 2022, een reusachtig verschil. U zegt dat we preventief moeten optreden en de mensen moeten informeren, onder meer via de lijst van frauduleuze kredietgevers die op de FSMA-website staat, maar mensen gaan daar natuurlijk niet naar kijken. En er worden weliswaar dossiers overgemaakt aan het parket, met pv’s en dergelijke, maar we moeten naast het preventieve luik ook zorgen voor voldoende repressieve maatregelen. Wanneer jullie vaststellen dat dit probleem aanhoudt – online oplichting is heel divers en zal alleen maar toenemen – moeten jullie desnoods ook vanuit de regering een aantal maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat zulke oplichting nog veel strenger kan worden bestraft en nog meer kan worden voorkomen. Misschien moeten jullie daar eens grondig over brainstormen. We zien hier immers maar het topje van de ijsberg; niet iedereen maakt er melding van. Daarom vermoed ik dat deze kwestie nog vaak zal terugkomen.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Mevrouw De Jonge is niet aanwezig, haar vraag nummer 55035656C vervalt dus.
Vraag van Anneleen Van Bossuyt aan Alexia Bertrand (Begroting en Consumentenbescherming) over "Pakketfraude" (55035687C)
Question de Anneleen Van Bossuyt à Alexia Bertrand (Budget et Protection des consommateurs) sur "La fraude aux colis" (55035687C)
Anneleen Van Bossuyt (N-VA):
Geachte staatssecretaris, de politie waarschuwde
onlangs voor een nieuwe vorm van fraude: pakketfraude.
Hierbij
wordt een bestelling op jouw adres geleverd, maar met een andere naam op het
pakket. Vervolgens zou je wél achteraf de factuur op jouw adres ontvangen. Bij
niet-betaling worden vaak incassobureaus of deurwaarders ingeschakeld.
Hoe
gaat het concreet? Oplichters bestellen iets bij een webshop en geven aan dat
ze de aankoop achteraf zullen betalen. Ze laten de bestelling vervolgens
leveren op hun (of een andere valse naam) maar met een ander adres. Wanneer de
bewoner van het adres het pakketje vervolgens effectief in ontvangst neemt, zal
ook de factuur achteraf, en zelfs het incassobureau of deurwaarder, aan jouw
adres staan.
Het is
namelijk zo dat facturen of betalingsherinneringen worden gestuurd naar het
adres waar het pakketje in ontvangst werd genomen.
Dit
geldt eveneens voor pakketjes die gewoon aan jouw deur werden achtergelaten
door het koeriersbedrijf.
Vandaar
volgende vragen:
Bent u
zich bewust van deze vorm van fraude?
Hoeveel
klachten ontving de Economische Inspectie hier al over?
Hoe
zal u de consument waarschuwen voor deze praktijken?
Wat
met consumenten die hiervan het slachtoffer werden via een pakket dat gewoon
aan de deur werd achtergelaten zonder dat ze het effectief in persoon in
ontvangst namen?
Zal u
initiatieven nemen om deze fraudepraktijken een halt toe te roepen?
Staatssecretaris Alexia Bertrand: Mevrouw Van Bossuyt, pakketfraude is een gekende vorm van oplichting, waarbij de oplichter een pakket bestelt met de optie om later te betalen. Hij laat dit vervolgens leveren op het adres van een andere persoon. De oplichter probeert vervolgens het pakket te onderscheppen of belt aan bij de persoon waar het pakket werd afgeleverd.
De FOD Economie beschikt niet over specifieke cijfers met betrekking tot pakketfraude. Mijn diensten waarschuwen op regelmatige basis voor frauduleuze praktijken via persberichten, via de website en de socialemediakanalen, zoals de Facebookpagina Pasoplichting. Tot op heden werd er geen gerichte sensibiliseringscampagne gevoerd met betrekking tot pakketfraude. Mijn diensten zijn uiteraard bereid om te sensibiliseren of om mee te werken aan een sensibiliseringscampagne voor dergelijke praktijken indien dit opportuun zou zijn.
Consumenten die pakketjes ontvangen die niet voor hen bestemd zijn, nemen best contact op met de webwinkel vanwaar het pakket afkomstig is en vragen na hoe ze het pakket gratis kunnen terugsturen. Het is hierbij aangeraden om de correspondentie met de webwinkel bij te houden. Als er een andere persoon aanbelt en beweert dat het pakket voor hem is, geeft de consument het pakket best niet mee.
Wanneer een burger een melding indient bij de FOD Economie die betrekking heeft op feiten die behoren tot de bevoegdheid van mijn diensten, zullen zij een juridische analyse uitvoeren. Wanneer er bruikbare gegevens opduiken, zullen zij proberen de verantwoordelijken te identificeren. Wanneer een verdachte kan worden geïdentificeerd die zich op het Belgisch grondgebied bevindt, zullen zij een onderzoek instellen en wordt er desgevallend een proces-verbaal aan het parket overgemaakt. Als de feiten niet tot de bevoegdheid van de FOD Economie behoren, brengen zij de bevoegde diensten op de hoogte.
Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor het antwoord. U spreekt over een gekende vorm van oplichting, maar de getuigenis van de persoon die hiervan het slachtoffer is geworden was voor mij wel nieuw. Ik denk dat dit voor veel mensen nieuw is, want ik heb een waarschuwing naar vrienden en familie gestuurd en niemand kende deze vorm van oplichting of wist dat men zo ver ging. Men belt aan en zegt dat het voor iemand anders is die er wel zal om komen. De goede wil van mensen wordt op die manier bestraft.
U verwijst naar de Facebookpagina Pasoplichting. Ik ken die pagina niet. Ik denk dat het belangrijk is om die pagina meer bekend te maken, zodat mensen op die manier voor de verschillende vormen van fraude kunnen worden gewaarschuwd.
U zegt dat sensibilisering kan als dat nodig en opportuun wordt geacht. Jammer genoeg zien we dat we bij dergelijke vormen van oplichting vaak achter de feiten aan lopen en dat er alweer een nieuwe vorm van oplichting is vooraleer we ervan op de hoogte zijn. Sensibilisering is en blijft nodig om de consumenten te waarschuwen voor verdachte zaken en om hen steeds met het nodige voorbehoud te laten handelen als iets ook maar enigszins verdacht lijkt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Samengevoegde vragen van
- Anneleen Van Bossuyt aan Alexia Bertrand (Begroting en Consumentenbescherming) over "De wet-Breyne en de ingebrekestelling van België door de Europese Commissie" (55036064C)
- Anneleen Van Bossuyt aan Alexia Bertrand (Begroting en Consumentenbescherming) over "De wet-Breyne" (55036065C)
Questions jointes de
- Anneleen Van Bossuyt à Alexia Bertrand (Budget et Protection des consommateurs) sur "La loi Breyne et la mise en demeure de la Belgique par la Commission européenne" (55036064C)
- Anneleen Van Bossuyt à Alexia Bertrand (Budget et Protection des consommateurs) sur "La loi Breyne" (55036065C)
Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, voor beide vragen verwijs ik naar de schriftelijk ingediende vragen.
Geachte
staatssecretaris, de wet Breyne regelt de bouw van woningen in België. Ze
garandeert de kandidaat-bouwer of koper uitgebreide bescherming, o.a. via een
contract met transparante info over de totaalprijs van een project, de
betalingsvoorwaarden, enz. Bovendien legt de wet vast wie verantwoordelijk is
en ze voorziet financiële garanties.
De Europese
Commissie heeft op 15/02/2023 een inbreukprocedure gestart tegen ons land
omdat art. 12 Wet Breyne in strijd zou zijn met artikelen 16 en 23 van de
richtlijn 2006/123/EG. Reden is dat de wet een onevenredige garantieregeling
hanteert voor erkende en niet-erkende aannemers. Elke aannemer is op basis van
de wet Breyne namelijk verplicht een 'voltooiingswaarborg' bij de bank neer te
leggen om zijn klanten te beschermen tegen faillissement. Voor erkende
aannemers gaat het om een bedrag gelijk aan 5 procent van de bouwprijs, maar
voor niet-erkende aannemers om 100 procent.
Op mijn eerdere
vragen hierover gaf u aan dat België nog twee maanden de tijd had om hierop te
reageren. Deze termijn is nu verlopen.
Vandaar volgende
vraag:
Heeft u intussen
voldoende kennis genomen van de ingebrekestelling door de Europese Commissie en
werd de analyse hierover afgerond? Welke stappen zal u naar aanleiding hiervan
ondernemen?
Zal u
aanpassingen doorvoeren aan de wet Breyne? Op welke vlakken? Welke timing stelt
u hierbij voorop?
Geachte
staatssecretaris, enkele weken geleden stelde ik u enkele vragen over de Wet
Breyne. Die regelt de bouw van woningen in België en garandeert de
kandidaat-bouwer of koper uitgebreide bescherming, o.a. via een contract met
transparante info over de totaalprijs van een project, de betalingsvoorwaarden,
enz. Bovendien legt de wet vast wie verantwoordelijk is en ze voorziet
financiële garanties.
De wet wordt
echter al langer bekritiseerd, o.a. door de onvoldoende bescherming die het
biedt tegen het insolventierisico van (malafide) aannemers. Met de recente
getuigenissen over malafide aannemers, met heel wat financieel en menselijk
leed tot gevolg voor burgers, is dit nogmaals duidelijk gebleken.
Vandaar volgende
vragen.
Welke
initiatieven zal u naar aanleiding van deze berichten ondernemen?
U gaf eerder aan
dat in april 2023 een ontwerp van de Economische Inspectie m.b.t. aanpassing
bepalingen van de Wet Breyne zou klaar zijn. Ontving u dit ontwerp al? Kan u
hier toelichting bij geven? Komt dit ontwerp volgens u tegemoet aan de huidige
lacunes en gebreken in de Wet Breyne? Wanneer zal dit wetsontwerp worden
voorgesteld aan het parlement?
Wat is uw
standpunt over de uitbreiding van de verzekeringsplicht naar een verplichte
verzekering beroepsaansprakelijkheid voor aannemers? Zou dit leiden tot een
aanzienlijke toename van de uiteindelijke kostprijs van het project? Werd er
een werkgroep opgericht om dit nader te onderzoeken? Zo ja, hoe vaak kwamen zij
het afgelopen jaar samen? Wanneer mogen wij concrete resultaten of adviezen
verwachten?
De bescherming
van consumenten in het kader van bouw- en renovatieprojecten valt vandaag niét
onder de Wet Breyne. Hoe zal u dan wel zorgen voor deze bescherming? U gaf
eerder aan dat een werkgroep deze problematiek zou bestuderen en een advies zou
publiceren tegen 1 augustus. Heeft u deze werkgroep de opdracht gegeven om, in
het licht van de getuigenissen die aan het licht kwamen, sneller te werken? Zal
het advies vroeger klaar zijn en zo ja, wanneer?
Staatssecretaris Alexia Bertrand: Mevrouw Van Bossuyt, op uw vraag over de wet-Breyne en malafide aannemers heb ik eigenlijk reeds geantwoord, namelijk op een gelijkaardige vraag tijdens de plenaire zitting van vorige week. Ik zal mijn antwoord hier dus beperken tot een aantal specifieke punten.
Ik ben het niet eens met de stelling dat de wet-Breyne onvoldoende bescherming biedt tegen het insolventierisico van aannemers. Binnen haar toepassingsgebied biedt de wet-Breyne de maximale bescherming die men kan voorzien, namelijk een wettelijke garantie van 100 % voor de aannemers die niet voldoen aan de vereisten om erkend te worden, zoals de aannemer uit Roeselare die onlangs failliet is verklaard.
In de ingebrekestelling van de Europese Commissie, waarnaar u verwijst in uw andere vraag, lijkt de Europese Commissie van mening te zijn dat de wet-Breyne zelfs te veel bescherming biedt tegen het insolventierisico. Ik onderschrijf dat standpunt uiteraard niet, maar u begrijpt mijn punt.
De problemen met de wet-Breyne zijn anders. Er is momenteel een gebrek aan adequate strafrechtelijke handhavingsmechanismen in de wet. Zoals reeds aangekondigd zal ik dat probleem aanpakken door de wet-Breyne onder het toezicht van de Economische Inspectie te plaatsen. Er zullen strenge sancties voorzien zijn voor aannemers die de bepalingen van die wet miskennen.
De analyse die ik daaromtrent aan de Economische Inspectie heb gevraagd, is klaar. Ik bekijk momenteel samen met mijn collega Van Quickenborne op welke manier wij de nodige wetsartikelen zo snel mogelijk in de wet-Breyne kunnen invoeren. Een mogelijkheid is dat die wetsartikelen zullen worden voorgelegd aan het Parlement via de eerstvolgende wet houdende diverse bepalingen inzake economie.
Een heel andere problematiek betreft inderdaad de bescherming van consumenten in het kader van bouw- en renovatieprojecten die niet onder de wet-Breyne vallen.
Mijn voorgangster, Eva De Bleeker, heeft daartoe een werkgroep gecreëerd binnen de brc Verbruik, die tegen 1 augustus 2023 advies zal geven over de manier waarop wij de consumenten in kwestie beter kunnen beschermen, inclusief tegen buitensporige voorschotten en tegen het insolventierisico van de aannemer. Het zal een diepgaand advies zijn van de experten en dat vergt tijd. Noch ik noch de consument heeft belang bij een snel snel afgewerkt advies indien de inhoud niet de verwachte kwaliteit heeft.
Ik verwijs, tot slot, ook naar de recente oproep van de Vlaamse bouwsector aan de Vlaamse overheid. Er is duidelijk een problematiek van onbekwame aannemers en daarmee gepaard gaande faillissementen in Vlaanderen sinds de afschaffing van de vestigingswet.
Het reguleren van de toegang tot beroepen en van beroepskwalificaties is een exclusief gewestelijke bevoegdheid sinds de zesde staatshervorming. Ik lees samen met u in de media dat de Vlaamse overheid evenwel geen gebruik zal maken van die bevoegdheid. In plaats daarvan stelt zij voor een vrijwillig kwaliteitslabel in te voeren voor aannemers. Ik kijk samen met u uit naar de concrete uitwerking van dit label en ben uiteraard bereid om input te geven indien men dit wenst.
Wat betreft uw vraag over de ingebrekestelling van de Europese Commissie zal ik zeer kort moeten zijn. De inbreukprocedure wordt opgevolgd door de heer Van Quickenborne binnen zijn bevoegdheid Justitie. De diensten van mezelf en de heer Dermagne zijn daarvoor niet bevoegd. Mijn kabinet staat wel in contact met het kabinet van de heer Van Quickenborne om de nodige input te geven voor de aspecten die betrekking hebben op consumentenbescherming. De diensten van de heer Van Quickenborne zullen in de loop van deze week een schrijven bezorgen aan de Europese Commissie. Voor de concrete inhoud ervan verwijs ik u naar de bevoegde minister zelf.
Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Dank u wel, mevrouw de staatssecretaris, voor uw antwoord. Op de eerste vraag in verband met de wet-Breyne op zich, heb ik begrepen dat het ontwerp van de Economische Inspectie in april moest klaar zijn en dat dat er nu is. Een van de opties is om via de wet houdende diverse bepalingen inzake economie bepaalde voorstellen te doen. Dan zullen we moeten zien op welke manier u gehoor geeft aan dat ontwerp. Is het ontwerp van de Economische Inspectie ook een document waar wijzelf beschikking over zullen hebben of niet?
Ten tweede, er is een termijn van twee maanden om te antwoorden op de ingebrekestelling van België door de Europese Commissie. Die twee maanden zijn nu verstreken, maar ik heb begrepen dat de heer Van Quickenborne dit verder zal opvolgen. Ik zal de bijkomende vragen aan hem stellen.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.03 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 03.