Commission
de l'Intérieur, de la Sécurité, de la Migration et des Matières
administratives |
Commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie
en Bestuurszaken |
du Mercredi 22 mars 2023 Après-midi ______ |
van Woensdag 22 maart 2023 Namiddag ______ |
Le développement des questions et
interpellations commence à 15 h 21. La réunion est présidée par M. Ortwin
Depoortere.
De behandeling van de vragen en
interpellaties vangt aan om 15.21 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer
Ortwin Depoortere.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01.01 Kristof
Calvo (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, in de week van 13 februari werd de internationale
pers opgeschrikt door een verontrustend staaltje onderzoeksjournalistiek door
een samenwerkingsverband van onder meer het Britse the Guardian, het Franse Le Monde, het Duitse Der Spiegel,
het Israëlische Haaretz en de
Amerikaanse Washington Post. Het onderzoek onthult details over hoe
desinformatie als wapen wordt ingezet door een Israëlisch bedrijf, het
zogenaamde “Team Jorge”. Dit bedrijf zou zich specialiseren in inmenging in
verkiezingscampagnes. Ingezette middelen gaan van fake news, valse social media
accounts, over het hacken van overheidssites en het inbreken in veilig geachte communicatiemiddelen
van politici, belangrijke ambtenaren en campagnemedewerkers, tot het verstoren
van de verkiezingsprocessen op de dag zelf.
Daarom
volgende vragen:
1. In uw beleidsnota kondigt u de voorbereiding
van het verkiezingsproces aan, onder meer op het vlak van cyberveiligheid.
Welke stappen hebben u en uw collega’s hier ondertussen genomen?
2. Heeft het bekend worden van de zogenaamde
“Pegasus-software” en soortgelijke programma’s impact gehad op deze
voorbereidingen?
3. Heeft u kennisgenomen van de recente
onthullingen rond het zogenaamde “Team Jorge” en zal dit impact hebben op de
beveiliging van de verkiezingen in mei 2024 en de campagne die daar aan
voorafgaat?
4. In de Belgische Cybersecurity Strategy
2021-2025 wordt geen bijzondere aandacht gewijd aan de mogelijke bedreigingen
rond verkiezingen en verkiezingscampagnes. Welke entiteit binnen de FOD
Binnenlandse Zaken , Centrum voor Cybersecurity, dan wel de
veiligheidsdiensten, neemt voor dit specifieke thema de coördinatie op zich?
5. Worden er vergeleken met 2019 bijkomende
maatregelen getroffen om de cyberveiligheid van kandidaten en partijen te
vergroten?
01.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Calvo, sinds 2017 bestaat er een intensieve samenwerking tussen de diensten van de FOD Binnenlandse Zaken, bevoegd voor de organisatie van de verkiezingen, de diensten van het Centrum voor Cybersecurity België (CCB) en de leveranciers van verschillende verkiezingstoepassingen. Die samenwerking betreft zowel de veiligheid van de website van de verkiezingen, het elektronisch stemsysteem, als het systeem voor de digitale transitie van de finale verkiezingsresultaten.
Op basis van de aanbevelingen van het CCB worden extra veiligheidsmaatregelen getroffen door zowel technische aanpassingen van de toepassingen als infrastructuuraanpassingen en procedurele wijzigingen. In de praktijk wordt die samenwerking gerealiseerd door het opzetten van een jaarlijks cyberbeveiligingsprogramma met ondersteuning door een externe gespecialiseerde consultant. Daarbij worden de volgende acties uitgevoerd: audits van verkiezingstoepassingen, crisissimulatieoefeningen, penetratietests enzovoort.
Sinds oktober 2019 heeft België een interdepartementaal platform dat focust op hybride dreigingen en onder het voorzitterschap van het Nationaal Crisiscentrum. Daar werden vier belangrijke elementen geïdentificeerd, waaronder ook de information operations. In dat kader werd in april 2021 onder leiding van de ADIV een interdepartementale werkgroep opgericht, namelijk de Agile Taskforce Information Operations. Die werkgroep bestaat uit de diensten van het Nationaal Crisiscentrum, de Veiligheid van de Staat, het OCAD, Buitenlandse Zaken, de federale politie, Defensie, het CCB en de FOD Kanselarij. Het doel van dat platform is een goed functionerend mechanisme te creëren voor het detecteren, monitoren, analyseren en rapporteren van information operations voor de verkiezingen van 2024.
Daarnaast nam het Nationaal Crisiscentrum in de aanloop naar de federale, Europese en regionale verkiezingen van 2019 het initiatief, samen met de Algemene Directie Identiteit en Burgerzaken, om een risicoanalyse te coördineren samen met de partnerdiensten, waarbij onder andere risico’s zoals beïnvloeding door middel van informatieoperaties werden geëvalueerd.
Eenzelfde initiatief zal worden herhaald voor de verkiezingen van 2024.
01.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02.01 Hervé Rigot (PS): Madame la ministre, le 20 février dernier, le tribunal de première instance de Bruxelles a condamné l'État belge à un euro symbolique dans le cadre d'une action intentée par l'association Défense des Enfants International (DEI) Belgique. Cette action en justice visait diverses fautes potentielles commises dans l'affaire Mawda, du nom de cette petite fille qui a perdu la vie lors d'une opération de police le 17 mai 2018.
Suite à ce
jugement, l'État est également contraint de former les policiers "sur les
conditions de l'usage de la force et sur la prise en compte primordiale de
l'intérêt supérieur de l'enfant, en présence de migrants mineurs d'âge".
À l'époque
déjà, le Comité P avait décidé d'ouvrir une enquête de contrôle concernant
les circonstances de la poursuite et de l'interception d'un véhicule qui ont
abouti à l'incident en question. En conclusion de son enquête, le Comité P
avait formulé plusieurs recommandations notamment en matière de formation, de
procédures et de prise de décision.
Madame la
ministre, suite au jugement du tribunal de première instance de Bruxelles,
quelles actions comptez-vous entreprendre tant d'un point de vue judiciaire que
politique? Quel suivi avez-vous donné ou comptez-vous donner aux recommandations
issues de l'enquête du Comité P et selon quel agenda?
02.02 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le président, madame la ministre, le tribunal de première instance de Bruxelles a récemment condamné l'État belge à un euro symbolique pour des fautes commises dans l'affaire Mawda. Le tribunal contraint notamment l'État à former les policiers "sur les conditions de l’usage de la force et sur la prise en compte primordiale de l’intérêt supérieur de l’enfant, en présence de migrants mineurs d’âge". Ceci a vraisemblablement été négligé par nos forces de l'ordre.
Il s'agit d'une condamnation qui reste symbolique. Le tribunal n'a ainsi pas pris en compte les autres nombreux dysfonctionnements de cette affaire: l'attitude inhumaine de certains policiers envers la famille de la petite victime, le fait de n'avoir pas informé les secouristes du tir policier, la thèse de "l'enfant-bélier" reprise au procès-verbal de police... Il reste de nombreuses zones d'ombre qu'on doit éclaircir. C'est pourquoi mon groupe a introduit une proposition de commission d'enquête sur cette affaire.
Madame la ministre, quel suivi apporterez-vous à cette condamnation, notamment au niveau de la formation des policiers? Que répondez-vous à la société civile qui garde un goût de "trop peu" et d'injustice par rapport à ce jugement qui laisse planer de nombreuses zones d'ombre sur ce dossier? Quelle est votre position sur la tenue d'une commission d'enquête afin de faire toute la lumière sur ces faits?
02.03 Minister Annelies Verlinden: Ik heb inderdaad op 17 februari kennisgenomen van de uitspraak van de Brusselse rechtbank van eerste aanleg in de zaak-Mawda, waarbij de Belgische Staat werd veroordeeld, zij het niet voor alle door de tegenpartij aangevoerde fouten. Twee fouten werden in hoofde van de Belgische Staat vastgesteld. Ten eerste moet de Belgische Staat het belang van het kind in het kader van politieoperaties als primaire overweging in rekening nemen en ten tweede moeten politieagenten met het oog op het voeren van operaties om minderjarige migranten te onderscheppen specifiek worden opgeleid over de rechten en het belang van het kind.
De rechtbank belastte de Belgische Staat ermee om, zowel in de basisopleiding als in de voortgezette opleiding van politiediensten, een opleiding te integreren over de voorwaarden van het gebruik van geweld en over het hoger belang van het kind bij interventies waarbij minderjarige migranten betrokken zijn.
Ik heb vooralsnog niet de intentie beroep aan te tekenen tegen die uitspraak van de rechtbank van eerste aanleg, waarbij de rechter in het vonnis heeft vastgesteld dat de verschrikkelijke dood van de kleine Mawda niet als dusdanig een structurele schending van de rechten van migrantenkinderen door de Belgische Staat impliceert. Het dossier bevat geen enkel element waaruit kan worden opgemaakt dat de op de parkeerruimte van de snelweg aanwezige politieleden een manifest foute, ongepaste houding zouden hebben vertoond tijdens hun optreden. Ik heb de aanbeveling met betrekking tot de bestuurlijke arrestatie van minderjarigen recent ontvangen. Bepaalde aanbevelingen komen tegemoet aan de tekortkomingen die in het vonnis worden beschreven, meer bepaald die betreffende de opleiding en de vorming van politieagenten, waarmee de bevoegde diensten binnen onze politieorganisatie al aan de slag zijn gegaan.
Er zullen aanpassingen worden doorgevoerd in de politieopleiding naar aanleiding van het project Kindtoets, waarmee de politie permanent de aandacht wil vestigen op de kwetsbare situatie waarin kinderen en jongeren kunnen verkeren. Binnen dat project is er een subwerkgroep rond opleiding gecreëerd. De doelstelling daarvan is alle politiemedewerkers te sensibiliseren voor interventies waarbij kinderen en jongeren aanwezig zijn, door in elke opleiding systematisch in een onderdeel over kinderrechten te voorzien.
Chers collègues, les recommandations et points d'attention de l'enquête du Comité P ont été appliqués peu de temps après sa publication. Ainsi, les divergences entre les notes et les manuels sur la conduite et la poursuite ont été résolues. Le danger de tirer sur et depuis un véhicule en mouvement a été rendu cohérent dans tous les supports écrits. Plusieurs formations sur l'approche des événements dynamiques – conduite et poursuite – ont été développées ou harmonisées dans leurs principes et leur contenu. La vulnérabilité des mineurs et la spécificité de l'approche font l'objet d'une attention constante et transversale dans les formations policières.
Monsieur Boukili, le tribunal a rempli sa tâche. Un jugement a été prononcé. Je laisse aux travaux du Parlement le soin de décider d'une éventuelle commission d'enquête à ce sujet.
02.04 Hervé Rigot (PS): Madame la ministre, je me réjouis d'entendre que vous mettez en œuvre les recommandations du Comité P. Il est évident que cela devra s'inscrire dans la durée, selon une évaluation permanente non seulement des policiers qui suivront la formation, mais aussi de sa pertinence ainsi que de son efficacité. Il nous faut un résultat garanti qui supprimera tous les risques pour l'enfant, de sorte que son intérêt supérieur reste à jamais le sujet principal d'analyse et de décision de nos policiers. C'est une nécessité absolue. Je compte sur vous pour développer tous ces outils qui garantiront le respect de ces conditions strictes qui ne sont pas négociables.
02.05 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la ministre, merci pour votre réponse. L'objectif est que ce genre d'incident ne se reproduise plus jamais dans notre pays. Malheureusement dans le cas présent, le jugement qui a été rendu est symbolique. Il condamne l'État, ce qui signifie que l'État est en tort dans ce dossier. Mais le jugement étant symbolique, on n'a toujours pas toutes les réponses qui sont demandées, notamment par les proches, mais que l'ensemble de la société civile mérite également.
Au final, le message est qu'on banalise les faits. On conteste toujours l'existence d'un problème structurel dans notre police. Quelque part, on fait passer la mort d'une fillette de deux ans et la façon dont la famille a été traitée, les mensonges de la police et du parquet, pour des accidents, pour quelque chose qui n'est pas structurel, alors que cela se répète assez régulièrement.
Comme je l'ai dit, l'essentiel est de tirer les leçons de cette affaire. Mais avec cette attitude de déni, je ne pense pas qu'on se donne les moyens de tirer les bonnes leçons. Il faut voir le problème en face. Il y a un problème structurel et il faut le régler. Et je ne vois pas d'initiatives allant dans ce sens.
Maintenant, il reste la commission d'enquête. Vous dites que c'est au Parlement de la tenir, mais vous savez que le Parlement fonctionne entre majorité et opposition. Si vous trouvez que c'est une bonne idée, j'espère que vous allez convaincre votre majorité de soutenir cette demande de commission d'enquête, comme vous les convainquez de voter certains projets que vous présentez ici. Je pense que nous pourrions entamer ce travail. Reste maintenant à savoir si la majorité, et les partis qui la composent, seraient d'accord d'entamer cette procédure de commission d'enquête.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03.01 Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, begin vorige maand waren er hier hoorzittingen over de dodelijke mesaanval op een politieagent. Niettegenstaande de geestelijke gezondheidszorg en de politie naar elkaar blijven toegroeien, hebben we wel gemerkt dat er een grote kloof blijft bestaan tussen die twee werelden.
In zijn aanbeveling pleitte de heer Paelinck voor een grotere samenwerking en een multisectorale aanpak met de geestelijke gezondheidszorg en de sociale sector op het terrein. Naast een politieploeg zou er eventueel ook iemand met ervaring in de geestelijke gezondheidszorg kunnen worden ingezet om de begeleiding te verbeteren. Door de verschillende incidenten heerst het gevoel dat er een toename is van het geweld tegen de politie. Bij ongeveer 30 % van de eerstelijnsinterventies is er sprake van een sociale problematiek.
Is er al overleg geweest met de medische sector? Hoe staan zij tegenover die problematiek? Is dat voor hen haalbaar, gezien het tekort aan medisch personeel? Sociale interventies vereisen een specifieke behandeling met specifieke opleidingen. Misschien is het wel een idee om de agenten en de agenten in spe een betere opleiding te geven. Kan dat een oplossing zijn? Hoe ziet u dat?
03.02 Minister Annelies Verlinden: Recente voorvallen, zoals de drieste terroristische aanval op Thomas Montjoie, brachten mogelijke verbeterpunten aan het licht in de multidisciplinaire werking van onder meer politie, parket en de gezondheidszorg.
We moeten aan de slag met de lessen die we uit die voorvallen trekken. Daarom juich ik elk initiatief toe dat kan bijdragen aan een concrete aanpak van die uitdagingen. Een goede dienstverlening voor onze inwoners en een meerwaarde voor de werkomstandigheden van onze hulpverleners op het terrein zijn daarbij de cruciale uitgangspunten. Het is belangrijk dat de oplossingen die we aanreiken duurzaam zijn, maar ook werkbaar in de praktijk.
Het concept van gemengde sociale patrouilles staat momenteel nog in de kinderschoenen en vergt dus nog een analyse van de voor- en nadelen, rekening houdend met het wettelijke kader waarbinnen de hulpverleners hun opdrachten uitvoeren. Proefprojecten kunnen daarbij wel inzicht verschaffen in hoe één en ander op het terrein kan verlopen.
We mogen ons daarbij niet vastpinnen op gemengde sociale patrouilles als de ultieme oplossing voor die uitdagingen. We moeten streven naar een integrale aanpak, die verder gaat dan het louter opzetten van gemengde sociale patrouilles. Het begint bij de opleiding van onze hulpverleners, maar het gaat ook over de informatiedeling tussen de actoren onderling. Wij moeten tevens verder nadenken over een gedeeld beroepsgeheim.
Mijns inziens moeten wij ter zake eveneens verder inzetten op preventie. Op het moment waarop patrouilles een interventie moeten doen, is natuurlijk al een deel van het probleem gecreëerd en zijn er ook andere collega’s die op andere niveaus moeten werken, ook aan de mentale gezondheid. Zoals vandaag blijkt in onze steden is dat immers een heel groot probleem.
Ik heb geen kennis van bestaande richtlijnen om een dergelijke samenwerking tussen de verschillende diensten te ontwikkelen. Binnen de GPI zijn er verschillende projecten voorhanden die als inspiratie kunnen dienen. Uiteraard zal ik alle goede initiatieven om één en ander duurzaam te implementeren ondersteunen.
Het is volgens mij wel noodzakelijk dat wij dat goed evalueren, rekening houdend met de verschillende uitgangspunten en de verschillende professionele contexten die wij kennen, vooraleer wij gedegen conclusies kunnen trekken.
Wij zijn daarmee aan de slag en zullen er ook verder mee gaan.
03.03 Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoorden, waaruit ik onthoud dat het overleg vandaag nog niet voor 100 % of zelfs nog niet is gepleegd.
Wij hebben een aantal mensen uit de medische sector gehoord en zij zijn daar absoluut geen vragende partij voor. Daar moeten wij eerlijk over zijn. Ook zij kampen immers met extreme krapte op hun arbeidsmarkt. Ze staan dus niet te springen om extra taken op zich te nemen. Ze kunnen dan aan hun eigen basistaken niet meer voldoen. Dat is dus ook niet de oplossing. Er zal nog heel wat water naar de zee moeten vloeien om hiervoor een goede oplossing te vinden.
Zelf kom ik uit de gezondheidszorg en ben ik dus een aantal keer van wacht geweest. Zullen artsen ook worden bijgestaan in gevaarlijke situaties in de steden als zij van wacht zijn? Zij maken die situaties immers ook mee. Zullen zij elke keer worden begeleid door een politiepatrouille? Dat is geen haalbare kaart voor de politiemensen. Uiteindelijk moet daarmee dus aan beide kanten rekening worden gehouden.
Wij weten wel dat er al proefprojecten zijn geweest in de Cliniques Saint-Luc, waar er in 2016-2017 een honderdtal agenten een individuele cursus kregen. Die opleiding moeten wij uitbreiden, namelijk met een cursus puur over geestelijke gezondheidszorg op basis van de crisissen die zij moeten aanpakken. Dat zal verder moeten worden aangepakt, maar er zal goed moeten worden nagedacht over de praktische uitwerking.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
04.01 Khalil Aouasti (PS): Monsieur le président, madame la ministre, depuis ma précédente question, de nombreux éléments sont apparus suite au décès de Mme Sourour Abouda dans sa cellule. Ces éléments sont interpellants. Ils posent à de nombreux égards la question du "pourquoi?". Pourquoi il apparaîtrait que cinq agents de police aient interpellé Mme Abouda et que seuls deux d'entre eux auraient signé un procès-verbal?
Pourquoi, alors que le bourgmestre déclare quasi immédiatement publiquement la mention de l’état d’ébriété, cette mention de l’état d’ébriété, elle, n’apparait pas au procès-verbal, alors même que nous savons que cette mention de l’état d’ébriété détermine les choix qui sont opérés au niveau policier, et notamment celui de faire appel ou non à un médecin. Cette information sera importante.
Pourquoi y a-t-il des contradictions? À savoir que, quasi immédiatement, on évoque la thèse du suicide, et que dans les informations qui nous sont révélées ultérieurement, on voit effectivement, en visionnant les images des caméras, que Mme Abouda aurait convulsé pendant plus d’une heure par terre. Cela met à mal cette thèse du suicide.
Sur ces mêmes images qui sont évoquées dans la presse, on dit que Mme Abouda semble converser avec quelqu’un pendant une dizaine de minutes à travers la lucarne de sa cellule? Pourquoi, pendant plus d’une heure – plus d’une heure – alors même qu’une caméra filme, aucune intervention n’est réalisée afin de tenter de sauver la vie de Mme Abouda?
Toutes ces questions semblent, aujourd’hui encore, demeurer sans réponse, indépendamment d’autres questions qui se posent. Pourquoi ne pas avoir accès à d’autres images caméra que celles qui ont été présentées à la famille? Pourquoi la contre-autopsie, alors qu’elle a été demandée, n’a-t-elle pas été réalisée, et ce, malgré une attente de plus de dix jours de la part de la famille? Ou bien elle n’aurait pu être réalisée qu’à grands frais pour cette même famille, puisqu’on leur a proposé qu’elle soit réalisée par l’Université d’Anvers. Pourquoi et comment – et cela a déjà été dit lors de ma précédente question – quelqu’un supposé être en sécurité dans une cellule peut-il mourir dans cette même cellule?
Madame la ministre, je pense que toutes ces interrogations posent des questions sur le cas individuel mais également sur la procédure qui a été appliquée. Il faut que, plus jamais, nous ne puissions connaître de tels drames dans une cellule, dans un commissariat en Belgique et sur le territoire belge.
Pouvez-vous nous apporter davantage de précisions sur les derniers éléments, qui ont été lus à travers la presse notamment? Pouvez-vous nous indiquer quelles sont les avancées du dossier? Comment expliquez-vous que l’état d’ivresse, l’état d’ébriété, n’apparaisse pas dans le rapport administratif? Quels éléments ont-ils été pris en considération pour justifier qu’il n’ait pas été fait appel à un médecin? Une contre-expertise est en cours en Tunisie, à défaut d’avoir pu avoir lieu ici en Belgique. Avez-vous eu des contacts avec les autorités tunisiennes dans ce cadre? Je vous remercie.
04.02 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la ministre, un millier de personnes se sont rassemblées devant le palais de justice de Bruxelles pour rendre hommage à Sourour Abouda, décédée en janvier dernier dans une cellule de la garde zonale de Bruxelles.
Ce dimanche, lors d'une manifestation contre le racisme, il y a eu un appel au soutien et à la solidarité envers la famille et les proches de Mme Abouda. Je salue la présence de la famille ici aujourd'hui et je lui réitère mon soutien et ma solidarité dans son combat juste.
Madame la
ministre, aujourd'hui encore, beaucoup de questions se posent dans ce dossier.
Je vous ai déjà interrogée à ce sujet mais à chaque fois, vous vous êtes cachée
derrière le secret de l'enquête. Des réponses doivent être données aujourd'hui
parce que ce n'est pas un cas isolé: c'est le troisième décès dans ce
commissariat. Lors du premier décès, vous auriez dû agir et diligenter une
enquête sur ce commissariat. Rien n'a été fait.
Pas mal de
questions ont été posées sur les incohérences de la procédure.
Madame la
ministre, pourquoi a-t-il d'abord été prétendu que Sourour s'était suicidée,
avant que les autorités ne semblent prendre leurs distances par rapport à cette
explication?
La famille
et ses avocats n'ont pas accès à toutes les images de vidéosurveillance, ce qui
est inconcevable. Comment cela se fait-il? Que voit-on exactement sur ces
images? La police veut-elle cacher quelque chose?
Pourquoi la
famille et ses avocats n'ont-ils toujours pas accès aux différents procès-verbaux
ainsi qu'aux rapports d'expertise? Pourquoi y a-t-il ces freins dans cette
affaire?
La famille a
indiqué avoir dû faire appel à la Tunisie pour pouvoir réaliser une
contre-autopsie du corps car aucun expert belge ne voulait prendre ce dossier.
Comment l'expliquer? Sourour Abouda était une citoyenne belge, n'avait-elle pas
droit à une contre-autopsie?
Pourquoi ne peut-elle le faire dans son pays? Pourquoi a-t-elle dû faire appel à un pays tiers pour obtenir une contre-autopsie? C'est inconcevable! Quelles réponses donnez-vous à la famille qui est ici et qui attend des réponses pour faire son deuil? On les en empêche parce que ce dossier traîne. Qu'avons-nous à cacher dans ce dossier?
Que se passe-t-il dans ce commissariat pour qu'il y ait autant de décès? La presse faisait état de négligences, de violences récurrentes de la part des agents. Avez-vous enquêté sur ces reproches? Avez-vous fait quelque chose depuis que nous disposons de ces informations? Avez-vous enquêté sur ce commissariat?
Nous proposons de faire un audit de ce commissariat. Quelle est votre position à ce sujet? Pensez-vous que cela soit nécessaire? Ne me dites pas, comme la dernière fois, que l'on attend la fin de l'enquête! Là je vous parle du troisième décès. Cela veut dire qu'il y en a déjà eu deux auparavant. L'audit aurait déjà dû débuter au premier décès.
Êtes-vous d'accord pour qu'un audit soit lancé sur ce commissariat? Avez-vous enquêté sur ce commissariat? Il nous faut des réponses. La famille a besoin de réponses. On ne peut pas se cacher derrière l'argument de l'enquête. C'est insupportable de faire attendre les gens de cette manière.
04.03 François De Smet (DéFI): Monsieur le président, madame la ministre, mes collègues ont été complets. Je ne serai pas long mais enfin, tout de même! En effet, cela fait plus de deux mois que Mme Sourour Abouda est décédée dans ce commissariat.
Depuis lors, nous aurions pu recevoir quelques éclaircissements et le dossier paraît de plus en plus nébuleux. C'est la raison pour laquelle plusieurs centaines de personnes se sont réunies récemment devant le palais de justice.
Par exemple, le fait que le décès de Mme Abouda soit le troisième à survenir dans ce commissariat en seulement deux ans, que son état d’ébriété soit absent de tous les rapports de police ou encore, que l’on parle d’abord d’un suicide, puis d’un malaise, puis d’un accident, puis d’une auto-strangulation…
Tous les témoignages rapportent que Mme Abouda n’était pas dans son état normal lorsqu’elle a été arrêtée. Même si elle n'opposait visiblement aucune résistance, n’estimez-vous pas qu’elle aurait dû au moins être examinée par un médecin? Comment est généralement appréciée la décision de conduire une personne arrêtée chez un médecin ou non avant d’être mise en cellule? Par qui?
Une heure se serait écoulée entre le moment du décès et l’arrivée du premier policier dans la cellule de Mme Abouda. Le confirmez-vous? C’est ce qui était arrivé lors du décès de Mohamed Amine Berkane en 2021: il s’était écoulé plusieurs heures entre sa mort et l’arrivée d’un premier policier dans sa cellule.
Comment expliquez-vous ce long délai de réaction? La procédure devrait-elle, selon vous, être adaptée pour assurer une veille permanente, en particulier dans un commissariat où sont survenus – cela a été répété – trois décès en deux ans? Quelles mesures préventives spécifiques pourraient-elles être prises pour éviter la répétition de ce type de situation?
Enfin, vous avez évoqué en commission, le 25 janvier dernier, que des processus de contrôle permanent pour ce type de situation existent déjà. Est-il possible d’avoir des détails? En quoi consistent-ils exactement? Quel suivi leur est-il réservé?
Vous aviez également déclaré que la question d’un éventuel audit ne pourrait être appréciée qu’après communication des pièces judiciaires par le procureur du Roi. Quand ces pièces vous seront-elles communiquées? Envisagez-vous sérieusement un audit? Je vous remercie.
04.04 Annelies Verlinden, ministre: Chers collègues, je suis évidemment attristée par ce décès. Je tiens encore une fois à exprimer mes condoléances à la famille et aux amis de Mme Sourour Abouda. Après un tel décès dans une cellule de police, il est important que l’enquête puisse se dérouler en toute sérénité, de manière indépendante.
Le parquet de M. le procureur du Roi de Bruxelles a confié tous les devoirs dans le cadre de son information judiciaire à la section d’enquête du Comité P. Il y a donc lieu d’attendre les résultats de celle-ci avant de communiquer sur ce triste événement. Par conséquent, pendant l’enquête judiciaire, je ne peux faire aucune autre déclaration à ce sujet.
Je voudrais peut-être dire que je comprends le besoin d’avoir des clarifications et de l’information. Mais il ne faut pas non plus intervenir dans des enquêtes judiciaires. Ce faisant, nous pourrions aussi mettre en péril les résultats et les procédures qui devraient être lancées après les résultats de cette enquête.
Si nous communiquions déjà des informations qui ne sont pas encore publiques, nous pourrions mettre en danger non seulement la sérénité, mais également la légalité de cette procédure pénale de l’enquête judiciaire. Nous ne pouvons pas mettre cela en danger, par respect pour Mme Sourour Abouda. C’est ce qu’il faut respecter. Je comprends bien mais nous vivons dans un État de droit, et il faut respecter les règles, comme convenu ensemble au sein de nos Parlements.
Monsieur De Smet, pour ce qui est des décisions de présenter ou non une personne arrêtée devant un médecin, cette disposition est réglée par une directive zonale. En ce qui concerne la zone de police de Bruxelles-capitale-Ixelles, cette directive énumère les situations dans lesquelles la personne privée de liberté doit être présentée à un médecin préalablement à l’écrou afin que le praticien vérifie que le placement en cellule n’est pas incompatible avec l’état de santé de cette personne.
Il s'agit d'un cas de privation de liberté d'une personne en état d'ivresse publique, d'une autre présentant des blessures ou déclarant en souffrir, de quelqu'un déclarant souffrir d'une maladie ou d'une affection incompatible avec une mise en cellule ou nécessitant la prise de médicaments ou encore d'un cas où ceux-ci sont présents dans ses effets personnel, mais sans que l'intéressé soit en état d'apporter des précisions. Cette démarche est entreprise par les fonctionnaires de police intervenant.
Les processus du contrôle permanent tel qu'évoqué en réunion de commission du 25 janvier dernier sont les suivants. La personne privée de liberté est présentée à un officier de police qui confirmera la nécessité d'un écrou en cas d'arrestation administrative et/ou qui contactera le magistrat de service pour une éventuelle décision d'écrou en cas d'arrestation judiciaire. Chaque cellule est équipée d'une vidéosurveillance permettant un contrôle vingt-quatre sur vingt-quatre par les fonctionnaires affectés à la surveillance du complexe cellulaire. Si, durant l'écrou, une complication se présente, c'est la procédure d'assistance médicale qui s'applique: à savoir que l'individu écroué peut demander, à n'importe quel moment, la visite d'un médecin de son choix. Celle-ci est organisée dans le complexe cellulaire pour les interventions non urgentes ou en milieu hospitalier, avec un appel du Siamu, en cas de transfert urgent. Si quelqu'un déclare devoir prendre des médicaments ou que son état semble en nécessiter la prise, l'intervention d'un médecin est automatiquement organisée. Je vous remercie de votre attention.
04.05 Khalil Aouasti (PS): Madame la ministre, je vous remercie de vos réponses.
Il ne s'agit pas ici d'interférer dans une enquête judiciaire et pénale. Je pense que nous sommes tous sensibles à la question de l'État de droit, mais deux questions se posent.
La première a trait à la situation individuelle et aux suites du décès de Mme Sourour Abouda. Une transparence doit pouvoir être apportée. Il est invivable pour sa famille de continuer à se poser des questions après plus de deux mois. En définitive, la famille de quelqu'un qui est décédé dans la cellule d'un commissariat est la victime du décès. La question de la prise en charge des victimes est une question centrale et capitale dans nos débats quotidiens en ce Parlement. Alors même que la victime est morte dans un commissariat, donc là où elle aurait dû être en sécurité – sécurité assurée par l'État –, cette prise en charge est inexistante pour cette famille.
Je pense que c'est la chose la plus difficile, indépendamment aussi des questions qui ne reçoivent pas de réponses. Vous avez cité la circulaire zonale avec notamment la question de la prise en charge, de la consultation d'un médecin, dès lors que l'état d'ébriété est constaté. On doit aussi pouvoir s'interroger dès le lendemain du jour où on a appris le décès de Mme Abouda et se dire que si l'état d'ébriété avait été indiqué, si cet état avait été constaté, et si en plus de cela il avait été noté dans des procès-verbaux, elle aurait vu un médecin, et que peut-être ce qui est arrivé ne serait pas arrivé. Nous n'en serions pas là aujourd'hui. Cette situation individuelle est importante et il faut pouvoir s'engager à faire la lumière.
Et puis il y a le reste. Si cette directive zonale n'a pas fonctionné, que devons-nous mettre en place pour la faire fonctionner, pour s'assurer qu'il n'y ait pas d'autres victimes, d'autres personnes qui soient placées dans des cellules de dégrisement où elles sont censées être protégées d'elles-mêmes, et qui décèdent parce que quelque chose d'élémentaire, à savoir être vu par un médecin, n'a pas eu lieu au cours de quelques heures ou au cours d'une nuit? Comment faire en sorte que la surveillance que l'on doit à ces personnes qui sont en situation de fragilité ne soit pas défaillante? Comment veiller à ce que ces personnes n'en arrivent pas à porter atteinte à elles-mêmes jusqu'à décéder dans des circonstances qui aujourd'hui ne sont toujours pas claires?
C'est aujourd'hui nécessaire et nous devons pouvoir avancer sur ces deux volets.
04.06 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le président, je remercie la ministre pour ses réponses mais, malheureusement, il n'y a pas de réponse. Je remarque cette attitude de se cacher derrière l'enquête pour ne pas répondre à des questions auxquelles on peut répondre sans attendre la fin de l'enquête. Par exemple, le fait qu'on n'ait pas consulté de médecin est une faute. On peut répondre aujourd'hui à ce sujet sans entraver l'enquête. Vous ne donnez pas de réponse à ce sujet.
Madame la ministre, en fait, vous nous dites qu'il faut laisser la justice faire son travail et assurer son indépendance, mais vous le dites quand ça vous arrange. Parce que votre gouvernement n'a pas cessé d'avoir un comportement irrespectueux envers la justice. Je peux reprendre la période covid et la manière dont vous ou votre collègue, M. Vandenbroucke, vous êtes exprimés sur des décisions de justice avec manque de respect.
Dans notre État, le gouvernement a été condamné 7 000 fois dans sa gestion de la crise de l’asile – 7 000 fois – et il ne respecte pas ces jugements non plus. La justice, vous la respectez quand cela vous arrange.
Mais au-delà de l’enquête, madame la ministre, mes questions sont relatives au commissariat. Vous n’êtes pas obligée d’attendre la fin de l’enquête pour aller voir ce qui ne fonctionne pas dans ce commissariat. C’est le troisième décès. Combien de morts vous faut-il pour agir?
Déjà au premier mort, normalement, vous auriez dû être la première à sauter de votre chaise pour aller voir pourquoi cette personne est décédée dans ce commissariat. Pourquoi une arrestation administrative débouche-t-elle sur un décès? C’est inacceptable, et vous n’avez pas bougé le petit doigt depuis.
Il y a eu le deuxième mort: vous n’avez pas bougé le petit doigt. Aujourd'hui, vous vous cachez encore derrière l’enquête, alors que ce commissariat est un commissariat qui tue. En deux ans, il y a eu trois décès. Et vous n’avez rien fait à ce sujet. C’est là-dessus que je vous interroge, moi. La question de l’audit sur le commissariat n’a pas de rapport avec l’enquête.
Vous dites qu’il faut laisser l’enquête se dérouler correctement, mais moi, je vous parle de dysfonctionnements de l’enquête. Comment se fait-il que cette enquête ne fonctionne pas? Pendant la procédure de cette enquête, il y a eu plusieurs mensonges. Ces mensonges ont été remis en question seulement parce qu’ils ont été révélés. On aurait pu baser cette enquête sur des mensonges.
Comment se fait-il que la famille et son conseil n’ont pas accès aux vidéos? Cela aussi, c’est un dysfonctionnement de l’enquête. Normalement, les parties doivent avoir accès à l’ensemble du dossier, y compris les procès-verbaux et les vidéos. Pourquoi ne le leur donne-t-on pas? Que cache-t-on?
Vous dites laisser faire la justice. Or, les gens n’ont pas confiance dans cette enquête, parce que les deux décès précédents ont été oubliés. Il y a eu aucune mesure depuis ces deux décès. Et on essaie de faire la même chose avec Sourour Abouda.
Cela ne va pas se passer comme cela, madame la ministre. Aujourd'hui, il y a une résistance de plus en plus grande. La famille ne va pas lâcher. Les soutiens de Sourour ne vont pas lâcher. Le monde associatif ne va pas lâcher. Et nous n’allons pas vous lâcher, madame la ministre. Il faut donner des réponses. On ne peut pas mourir dans nos commissariats juste parce qu’on s’appelle Sourour, Farid ou Ibrahima. C’est inacceptable dans une société comme la nôtre.
Vous n’apportez aucune réponse. Et cela, c’est scandaleux, madame la ministre. Vous avez pour rôle de protéger nos concitoyens. Là, vous ne les protégez pas. Quand ils sont attaqués, quand ils meurent dans les commissariats, vous ne faites rien. Et cela, c’est honteux. Vous pouvez vous cacher autant que vous voulez derrière l’enquête, mais vous ne faites pas votre travail. Un audit n’a rien à voir avec l’enquête. Êtes-vous d’accord avec cela? Vous n’avez même pas le courage de soutenir cette idée. C’est quand même incroyable!
04.07 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, merci pour vos réponses. Nous n'avons pas de raison de douter de l'indépendance du Comité P quant au fait qu'une enquête objective sera menée, mais je retire tout de même de votre non-réponse l'impression que vous ne mesurez pas la gravité de la loi des séries à laquelle nous assistons. Sincèrement, beaucoup ici le savent, je fais partie de celles et ceux parmi nos collègues qui estiment que le métier de policier est difficile, que les forces de l'ordre ne sont pas assez soutenues, singulièrement dans la Région de Bruxelles-Capitale, qu'elles sont en sous-effectifs et qu'elles méritent le respect; néanmoins, nous avons besoin d'une police forte et donc, d'une certaine manière, insoupçonnable et intouchable. Quand des faits aussi graves ont lieu par conséquent, une transparence rapide est donc de mise. Je pense moi aussi que certaines choses peuvent être faites sans attendre les conclusions de l'enquête.
Lorsque l'on
a non pas un, ni deux, mais trois décès suspects dans le même commissariat
après des arrestations administratives, c'est qu'il y a un problème. C'est tout
simplement le genre de choses qui ne peut pas arriver dans un pays civilisé.
J'entends vos éclaircissements sur la question du recours au médecin. Cela
représente tout de même un petit acquis dans votre réponse, mais
– d'autres l'ont dit – cela veut dire que si l'état d'ébriété de
Sourour avait été constaté, on aurait pu l'amener devant un médecin et qu'elle
aurait peut-être pu être sauvée. Même sans attendre le suivi de conclusions
judiciaires, il y a donc des choses à faire. Vous ne pouvez pas vous arrêter
sur cette loi des séries et invoquer le hasard ou la malchance. Je crois que
dans l'intérêt même de la police, de ce commissariat, de celles et ceux qui
sont sur le terrain et, a fortiori,
des citoyens, qui peuvent demain se faire appréhender, il est indispensable de
ne pas s'endormir sur cette triste loi des séries. Celle-ci ne peut pas rester
sans suite et j'espère réellement que vous nous apporterez bientôt davantage
d'éclaircissements et un véritable audit ou quelque chose qui fasse le point
sur ce qui se passe dans ce commissariat, afin que nos concitoyens puissent se
sentir davantage protégés.
De voorzitter: Ik heb een zekere soepelheid gehanteerd voor de spreektijd. De normale spreektijd om een vraag te stellen is evenwel twee minuten.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
05.01 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Merci monsieur le président. Je vais m'efforcer de respecter mon temps de parole cette fois. Le sujet était tout de même assez émouvant et on ne pouvait pas faire autrement, surtout face au manque de réponses.
Madame la ministre, 29 agents de la police locale d’Anvers sont poursuivis devant le tribunal pour racisme et harcèlement. Ils ont, pendant des années, tenu des propos inacceptables, notamment à l’encontre de collègues d’origine étrangère. On parle d’insultes telles que «macaque», d’humiliations mais également d’agressions physiques. Une victime a eu la main fracturée. Tous souffrent de séquelles psychologiques, un agent ayant notamment tenté de mettre fin à ses jours à deux reprises. Des agents homosexuels ou souffrant de problèmes de santé ont été moqués et tournés en ridicule. Malgré l’enquête interne, les faits se sont poursuivis et ce n’est que lorsque l’affaire est sortie dans la presse que le parquet d’Anvers s’est finalement saisi de l’affaire.
Ces faits démontrent l’importance de lutter contre la loi du silence au sein de la police et d’encourager et de protéger les lanceurs d’alerte. Les agents victimes ou témoins de ce type de faits doivent pouvoir les dénoncer et être protégés. Dans le cas de la discussion sur la transposition de la directive européenne sur les lanceurs d’alerte, votre collègue Petra De Sutter a souligné que notre proposition d’instaurer un numéro vert pour procéder à ces dénonciations était une bonne idée qui pouvait être mise en œuvre dans le cadre de cette directive. On pourrait, par exemple, prévoir que ces signalements soient faits au niveau de l’Institut fédéral des droits humains. J’aimerais connaître votre position sur ce point. Rejoignez-vous Mme De Sutter sur l’intérêt d’instaurer ce canal de signalement? Quelle autre mesure allez-vous prendre dans ce sens?
05.02 Annelies Verlinden, ministre: Merci, collègue Boukili. Pour votre question. Sur le plan préventif, la police mène des actions fructueuses pour contrer et discuter de la discrimination et du racisme au sein de l'organisation, même si cela reste un point d'attention quotidien et permanent.
Des formations "Holocauste", "police et droits de l'homme" ou "Polarisation", ou encore l'organisation de sessions de "corporate social responsibility of police", au cours desquelles les aspects relatifs aux comportements indésirables sont discutés, sont des exemples concrets.
En outre, en ce qui concerne la police fédérale, je peux me référer à la mise en œuvre de sa politique d'intégrité qui, entre autres, prête attention à l'élaboration d'une image permanente des fonctions et processus vulnérables; aux risques et dilemmes d'intégrité; au développement et à la mise en œuvre de projets d'action d'intégrité dans les directions; au renforcement du cadre et à la promotion du leadership éthique; à la mise en œuvre de la législation autour du signalement des violations de l'intégrité au sein de la police fédérale, etc.
L'intégrité et la diversité font également partie des thèmes ayant été débattus dans le cadre des états généraux de la police. À ce sujet, je réfère à la campagne sur le respect mutuel pilotée par le SPF Intérieur.
La police fédérale a également, entre 2019 et 2022, organisé une campagne interne sur le respect. La Directive 2019/1937 du Parlement européen et du Conseil du 23 octobre 2019 sur la protection des personnes qui signalent des violations du droit de l'Union a été transposée en droit belge par la loi du 28 novembre 2022 sur les lanceurs d'alerte. La loi a été publiée dans le Moniteur belge le 15 décembre et est entrée en vigueur le 15 février de cette année.
La GPI a participé activement à la rédaction de ce texte afin d'y insérer une partie spécifique aux services de police. La mise en œuvre fait notamment partie des objectifs de la politique d'intégrité de la police fédérale.
Actuellement, en ce qui concerne la police intégrée, les auteurs de signalement peuvent déjà signaler des atteintes à l'intégrité directement auprès du Comité P ou via le canal de signalement interne. Je plaide évidemment pour des mécanismes de plainte accessibles, efficaces et indépendants, ainsi que sur l'importance de la confiance dans les mécanismes de plainte.
Dans le contexte des violations potentielles de l'intégrité, il convient, dès lors, de créer une culture ouverte et de la confiance afin de permettre, entre autres, la dénonciation des violations. En premier lieu, les violations doivent être traitées en interne par le biais du canal de signalement interne. Le Comité P est, quant à lui, un canal de signalement externe.
Sur le plan de la politique du bien-être, la loi et le Code du bien-être au travail prévoient plusieurs mécanismes permettant de lutter contre les risques psychosociaux, y compris la violence au travail, le harcèlement moral et sexuel, sur lesquels l'employeur exerce un impact. Via la mise en place de son système dynamique de gestion des risques, l'employeur doit évaluer les risques psychosociaux et prévoir des mesures de prévention afin de les supprimer ou de les réduire au minimum. La confiance dans les mécanismes de plainte interne, surtout envers la ligne hiérarchique, jouent un rôle essentiel. En effet, en l'absence d'une bonne connaissance de ce qu'il se passe sur le terrain, l'employeur ne peut pas agir adéquatement.
05.03 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je sais que vous avez l'ambition de favoriser la diversité dans les forces de police et que vous luttez contre les atteintes à l'intégrité. Cependant, nous voyons qu'il reste beaucoup de travail. Nos policiers, surtout quand ils sont issus d'une minorité quelconque, ne peuvent pas toujours travailler en sécurité.
La directive a été transposée, mais cela doit désormais se traduire par des actes. Notre proposition de numéro vert constitue une piste, mais d'autres solutions sont possibles. Nous ne sommes franchement pas fermés sur la question des outils. En tout cas, il faut un dispositif qui garantisse l'anonymat et la protection du lanceur d'alerte, parce que les mécanismes actuels ne le permettent pas. La preuve en est apportée par la question que je vous ai posée. Cela fait longtemps que ces faits ont été dénoncés et c'est seulement lorsqu'ils sont sortis dans la presse que l'on s'est saisi de l'affaire. Vous le savez très bien.
J'ignore si vous connaissez le fonctionnement de la police. Il y règne un esprit corporatiste qui favorise une opacité dans de telles affaires. Dès lors, de nouveaux mécanismes sont nécessaires, car ceux qui sont en vigueur pour le moment ne suffisent pas. On peut travailler sur l'intégrité et ainsi de suite, mais je parle de mécanismes de plaintes. Les dispositifs actuels ne suffisent pas; il faut des dispositifs plus performants, plus protecteurs et qui garantissent l'anonymat afin d'éviter des représailles. C'est le principe de protection des lanceurs d'alerte dont la Belgique a ratifié les traités y afférents. Il convient désormais de les appliquer au moyen de mesures claires et nettes. Ce n'est pas qu'une question d'intégrité, mais également un problème de mécanisme de plainte qui ne permet pas de répondre aux difficultés vécues dans les forces de police.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: De heer Rigot stelt zijn vraag nr. 55034684C uit. Ook de samengevoegde vraag nr. 55034926C van mevrouw Chanson over de beurs voor politie-uniformen wordt uitgesteld.
06.01 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb een vraag over het mandaat van de commissaris-generaal van de federale politie.
Eind 2022 konden wij in de pers een aantal verklaringen lezen over verwijten die werden gemaakt aan de huidige commissaris-generaal. U reageerde daarop door te stellen dat er een evaluatie zou komen van het mandaat door de daartoe bevoegde commissie, de evaluatiecommissie.
Het huidige mandaat van de commissaris-generaal loopt af half juni 2023. Wij zijn nu op minder dan drie maanden van dat einde. Ik heb ook nog geen nieuwe vacature zien verschijnen in het Belgisch Staatsblad. Daarom had ik de hiernavolgende vragen. Hoe zit het met de retroplanning? Zullen wij op tijd de continuïteit kunnen garanderen?
06.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Ingels, bij brief van 1 december 2022 heeft de commissaris-generaal inderdaad aan mij, met een kopie aan de minister van Justitie, laten weten dat hij om persoonlijke redenen de aanvraag tot hernieuwing van zijn mandaat wenste in te trekken. De evaluatieprocedure is daarom zonder voorwerp geworden.
Het is mijn voornemen om te gepasten tijde en in samenwerking met de minister van Justitie een oproep te lanceren in het Belgisch Staatsblad tot kandidaatstelling voor het mandaat van commissaris-generaal van de federale politie, waarbij wij de nuttige besluiten zullen nemen met betrekking tot de vacantverklaring van het mandaat en de termijn voor het indienen van de kandidaturen en de samenstelling van de selectiecommissie.
Wanneer de publicatie een feit is, kan in een retroplanning worden voorzien voor de selectie en de aanwijzing. Wij kunnen daarvoor nu dus nog geen precieze timing geven. Wel kan ook worden gewerkt met interim-mandaten.
Uiteraard moeten wij ook rekening houden met alle evenwichten binnen de organisatie van de politie. Die tekening wordt momenteel gemaakt. Ik kan u echter bevestigen dat zulks in nauw overleg gebeurt met de betrokkenen zodat de leiding van de federale politie en de samenwerking binnen de GPI de komende maanden is verzekerd.
06.03 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, als wij realistisch zijn, moeten wij durven erkennen dat de termijn gewoon niet meer haalbaar is. Daarvan moeten wij uitgaan.
U hebt het over ‘te gepasten tijde’, waaruit ik afleid dat het niet voor morgen is.
Ik begrijp dat een en ander enige tijd in beslag neemt. De brief dateert echter van 1 december 2022. Wij zijn vandaag ongeveer eind maart 2023. Het is dus niet zo dat er nog geen tijd is geweest om de zaken te lanceren.
Er werd in de pers geschreven dat de huidige commissaris-generaal aan de kant wordt geschoven. U hebt dat ontkend en het klopt dat hij die brief daadwerkelijk om persoonlijke redenen heeft geschreven, maar ik denk dat men ook wel wat tussen de regels moet kunnen lezen Die situatie heeft echter ook voor onzekerheid en onrust gezorgd.
De federale politie staat voor grote uitdagingen. We hebben die gisteren uitgebreid in de commissie gehoord. Het is zeer belangrijk dat het leiderschap door de ministers wordt ondersteund. Ik wil erop aandringen om daarvan werk te maken en die procedure zo snel mogelijk open te stellen.
Ik wil oproepen om de federale politie meer zekerheid te geven. We zitten al met een ad interim bij de bestuurlijke politie. Ik weet dat die mensen hun job op de best mogelijke manier doen en dat we ook rekening moeten houden met taalevenwichten, maar een goede cultuurverandering begint met duidelijke mandaten en mandatarissen die door de bevoegde ministers worden gesteund.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07.01 Yngvild
Ingels (N-VA): In 2018 werd op vraag van de toenmalige ministers Jambon, Reul
(Nordrein-Westfalen) en Grapperhaus (Nederland) de oefening gestart om een
Euregionaal Informatie- en expertise centrum uit te bouwen ter ondersteuning
van de bestuurlijke aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit. Misdaad kent
nu eenmaal geen grenzen, de aanpak ervan echter wel. De informatiedeling tussen
landen is hierbij cruciaal. Dit principe werd ook bekrachtigd in het
Benelux-politieverdrag van 2018.
De
(Europese) financiering van het Euriec-project loopt nog tot eind augustus dit
jaar.
Hierbij
heb ik volgende vragen:
- De
werking van de ARIEC's werd geëvalueerd. Wordt er ook een evaluatie van de
werking van het EURIEC voorzien?
- Wat
zijn uw intenties i.v.m. de verlenging van de opdrachten van het Euriec?
- Bent
u hierover in gesprek met uw Nederlandse en Duitse collega's?
- Kan
dit project verder gefinancierd worden door Europese fondsen?
07.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, het EURIEC, dat bestaat sinds 2019, voorziet in een grensoverschrijdende bestuurlijke aanpak. Het geeft een impuls aan de internationale samenwerking met verschillende partners in het buitenland, waarbij netwerken, overlegplatformen en samenwerking worden gefaciliteerd. Ook werd een expertiseplatform opgericht.
Voor de verlenging van de opdracht loopt er een evaluatie en zijn er gesprekken met Duitsland en Nederland. De verlenging van het EURIEC is uiteraard ook afhankelijk van de verlenging of vernieuwing van de Europese fondsen.
Op 13 maart heeft de ambassadeur van België in Nederland het EURIEC bezocht om onze evaluatie van de werking te verfijnen. De directeur verklaarde toen dat vanaf 1 september het EURIEC geen financiering meer zal ontvangen van de EU. Daardoor wordt het EURIEC voor de verdere werking afhankelijk van de financiering door België, Nederland en Duitsland.
Dat bezoek was redelijk recent. Nu worden de verschillende pistes bekeken om te bepalen hoe wij verder kunnen gaan. Het werd gisteren nog gezegd, in het kader van onze bestuurlijke aanpak en bestuurlijke handhaving is internationale samenwerking relevant. Er zijn echter overal zoektochten naar middelen en dus nu ook hier met betrekking tot het EURIEC.
07.03 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, bestuurlijke handhaving was ook een prioriteit van een Benelux-verdrag, van een politieverdrag. Ik kan alleen maar vragen om toch de nodige middelen te vinden en het belang ervan onderstrepen, maar wij zullen dus nog wat moeten afwachten.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55034748C van mevrouw Leroy wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
08.01 Sigrid
Goethals (N-VA): Geachte mevrouw de minister,
Nadat
eind september bleek dat de minister het doelwit was in een ontvoeringsoperatie
door drugscriminelen, is er sprake van een continue bewaking van de minister,
zijn woning en zijn gezin.
De
bewakingsoperatie, waarvan uiteraard niemand de aard van de operatie zelf
betwist, is al verschillende maanden aan de gang en slorpt heel wat tijd en
personeel op van de lokale politiezone. In deze consternatie lazen we dat
politievakbond ACV naar meer duidelijk vraagt over de risico's van de operatie
vanuit een bezorgdheid voor hun personeel. Het is volgens hen niet transparant
of enerzijds voor de operatie voldoende en correct opgeleid personeel wordt
ingezet, anderzijds of zij beschikken over het goede materiaal om aan de
dreiging tegemoet te komen.
De
politievakbonden hebben naar verluidt voor deze maand een stakingsaanzegging
ingediend.
Graag
de volgende vragen;
De
politievakbonden waren na het hoger overleg van 21 februari met de hogere
overheden nog niet tot een akkoord gekomen rond deze bewakingsopdracht. Is dit
ondertussen wel het geval? Welke afspraken werden reeds gemaakt? Hoe ziet u
hier een oplossing?
Begrijpt
u de bezorgdheid van de vakbond en het personeel? Vindt u dat de lokale
politiezones in dergelijke bewakingsopdrachten onvoldoende worden betrokken in
de informatie-uitwisseling?
Is een
gedeeltelijke inzage in de risicoanalyse, zonder het vrijgeven van de gevoelige
informatie, een mogelijkheid?
Voeren de agenten van PZ Vlas en de CIK nog steeds deze bewakingsopdracht uit?
08.02 Ortwin Depoortere (VB): Op vrijdag 17 februari
verscheen in de pers een aankondiging dat de politievakbonden een
stakingsaanzegging indienden voor maart. Ze doen dat omdat ze geen inzage
krijgen in de risicoanalyse van de bewakingsoperatie van minister van Justitie
Van Quickenborne. De politievakbonden vragen zich af of genoeg personeel met de
juiste opleiding wordt ingeschakeld voor de bewaking van minister van Justitie
Vincent Van Quickenborne.
Waarom
gaat de lokale politie en/of de federale politie niet in op het eenvoudig verzoek
van de politiemensen om geïnformeerd te worden over de mate van het risico dat
wordt gelopen? Met andere woorden waarom mogen zij de risicoanalyse niet
inkijken?
Hoelang
loopt deze bewakingsoperatie al en hoeveel VTE's van lokale en federale politie
worden hiermee belast? Hoelang verwacht u nog dat deze opdracht zal duren?
Hoeveel
manuren zijn hier in totaal aan besteed bij lokale en federale politie?
Klopt
het dat, zoals de vakbonden vrezen, de politie agenten inzet die mogelijk niet
voldoende getraind of opgeleid zijn voor een bewakingstaak?
Wat is
het actuele dreigingsniveau door OCAD ingeschat?
Is een
gewone politie-inspecteur met zijn standaard kogelwerende vest en zijn
dienstpistool voldoende opgewassen voor deze taak? Wie coördineert de beveiligingsoperatie?
Gezien
de reeds bijzonder gespannen verhoudingen tussen de politievakbonden en de
regering, wat gaat u als minister doen om in dit incident de plooien opnieuw
glad te strijken met de politievakbonden om de staking te vermijden?
08.03 Minister Annelies Verlinden: Collega’s, de risicoanalyse van de bewakingsoperatie van de minister van Justitie is gebaseerd op elementen uit een gerechtelijk dossier die onder het beroepsgeheim en onder het geheim van het onderzoek vallen. Het federaal parket heeft laten weten dat de risicoanalyse niet kan worden verspreid. De risico’s en opdrachten werden wel toegelicht in operatieorders en politionele richtlijnen voor de uitvoering van deze bewaking.
De beveiligingsopdracht van de minister is gestart op donderdag 29 december. Op basis van een risicoanalyse wordt bekeken welke middelen en mensen noodzakelijk zijn voor de opdrachten die worden gevraagd door het Nationaal Crisiscentrum. Vervolgens wordt op basis van de opdracht bekeken welke specialisatie of extra beschermingsmiddelen noodzakelijk zijn. De hele beveiligingsoperatie wordt gecoördineerd vanuit het Crisiscentrum. Om veiligheidsredenen wordt er niet gecommuniceerd over de precieze inzet van mensen en materieel, wat overigens gangbaar is bij dit soort operaties.
De korpschef van de politiezone VLAS heeft tijdens het onderhandelingscomité van 21 februari waar de stakingsaanzegging geagendeerd stond meermaals aangegeven dat de opdrachten die voortvloeien uit de risicoanalyse preventief en ontradend toezicht en bewaking betreffen, waarvoor een versterking en een bijzonder beschermingsmiddel is gevraagd. De opleidingen die gepaard gaan met dergelijke toezichts- en bewakingsopdrachten zijn gebaseerd op de GPI 48 en bijhorende opleidingen en trainingen in geweldbeheersing waarvoor alle politiemensen van zowel de politiezone VLAS als van de CIK’s (Corps d'Intervention/Interventiekorps) van de federale politie zijn opgeleid. De korpschef van de zone VLAS heeft bevestigd dat de mensen met de nodige beschermingsmiddelen worden uitgerust en voldoende zijn opgeleid voor de opdrachten die zij moeten uitvoeren. In het onderhandelingscomité hebben de vakorganisaties op 21 februari evenwel beslist om de stakingsaanzegging te activeren.
Ondertussen is het dreigingsniveau voor de bescherming en de bewaking van de minister en zijn gezin aangepast. Verder kan ik alleen mijn antwoord op uw eerder gestelde vraag nr. 55034572C herhalen, namelijk dat ik het als mijn verantwoordelijkheid beschouw om samen met de politiemensen de toekomst voor te bereiden en dat we daarbij opteren voor een constructieve aanpak. Mijn deur staat altijd open voor de vakorganisaties. Gisteren heb ik ook met enkelen van hen gesproken in het kader van de Staten-Generaal.
De dialoog lijkt inderdaad te worden ondermijnd door een conflict, ook met de minister van Justitie, maar ik bevestig de vakorganisaties dat mijn deur steeds openstaat om het overleg constructief voort te zetten. Er liggen heel veel belangrijke dossiers op tafel voor de toekomst van de politie en wegblijven van de onderhandelingstafel zal niet tot een oplossing leiden. In het kader van de besprekingen die we momenteel binnen de regering voeren, zal ik de wensen van de politie op tafel blijven leggen.
08.04 Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, gelukkig voor de minister is zijn beschermingsnood vandaag lager. Het is goed dat u de deur openhoudt voor onderhandelingen, want dat is de enige manier om te blijven praten en tot een overeenkomst te komen. Wij begrijpen uiteraard ook hun bezorgdheden, want de lokale zones zijn vaak onderbemand en zulke bewakingsopdrachten zijn voor hen een zware dobber, waarvoor zij hulp nodig hebben van de federale politie.
Wat de uitwisseling van informatie betreft, begrijp ik dat ze niet alles mogen weten, maar het is begrijpelijk dat mensen die de minister moeten beschermen willen weten welke risico’s zij lopen. Gaat het om een zwaar risico van agressie of is het risico beperkter? Het zou van respect voor hen getuigen als ze een minimum aan informatie krijgen. Dat verdienen ze en zo kunnen ze hun job graag blijven doen. We spreken vaak over de aantrekkelijkheid van hun beroep, maar dat ligt moeilijk als ze niks mogen weten. Hen altijd achterstellen is een slecht signaal.
08.05 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik heb daar niet veel aan toe te voegen. Als politievakbonden met een stakingsaanzegging dreigen, is het eigenlijk al te laat. Er is dan weer iets misgelopen in de relatie tussen de overheid en politiediensten. Ik ben blij dat u verklaart dat uw deur open blijft staan en dat u constructief blijft. Zo hoort het. Dat neemt niet weg dat er soms communicatie te horen valt die niet altijd in goede aarde valt. U kent de eisen van de politievakbonden, die zijn heus niet zo hoog. Ik hoop alvast dat u uw geherformuleerde beloften over het loonakkoord in het kader van de begrotingscontrole zult kunnen waarmaken, dat is het wel minimum minimorum.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
Le président: M. Boukili est sorti.
09.01 Vanessa Matz (Les Engagés): Madame la ministre, à deux reprises ce matin, nous avons eu l'occasion d'évoquer la situation catastrophique des pompiers au travers d'une demande d'audition formulée par les syndicats et relayée par notre collègue Boukili et sur laquelle nous avons marqué notre accord, majorité y compris; et par le non-vote d'un texte assez basique qui est l'indexation, dans la loi, de la dotation fédérale aux zones de secours. Malheureusement, votre majorité n'y a pas souscrit.
Il y a deux semaines, les pompiers de tout le pays manifestaient. Les raisons sont multiples: manque d'investissements, manque en personnel et manque en matériel, mais aussi les conditions de pension d'agents opérationnels.
Manque en personnel: lors d'un exposé en commission de l'Intérieur, la Fédération Royale de Corps des Sapeurs-Pompiers de Belgique (FRSB) indiquait un manque d'environ 3 000 pompiers professionnels sur le territoire belge, ce qui engendrerait une augmentation du coût de la sécurité civile de 195 millions d'euros. La Fédération avait pointé également la difficulté de recruter des volontaires.
Sur le plan de la politique du personnel, les pompiers attendent également une meilleure politique en ce qui concerne les conditions pour partir à la pension mais aussi en matière de bien-être, avec la reconnaissance du cancer comme maladie professionnelle.
La problématique des agressions envers le personnel de secours constitue également un point crucial, à l'instar des policiers.
En ce qui concerne le sous-financement structurel des zones de secours, le coût global des zones de secours sur le territoire est de 756 millions d'euros. La part fédérale est d'approximativement 151 millions d'euros Le coût global des zones de secours serait donc de 907 millions d'euros, dont la part du fédéral s'élèverait à 346 millions d'euros; une part de 38 %, ce qui n'est toujours pas le 50/50 prévu par la loi du 15 mai 2007.
Dans le même ordre d'idées, le fédéral n'a pas prévu d'augmentation automatique structurelle des dotations aux zones de secours alors que, dans un même temps, il continue à charger les communes d'une série de missions. Le démembrement de la Protection civile en est un exemple frappant puisque les zones de secours ne bénéficient plus d'une aide de première ligne de la Protection civile.
Nous nous apercevons que le fédéral a du mal à trouver des solutions pour en finir avec ce sous-financement structurel. Or, le refinancement de la sécurité civile est indispensable. Il en va de la sécurité de nos concitoyens.
Quelles solutions comptez-vous apporter aux demandes légitimes des pompiers? En ce qui concerne le commissionnement de certains majors et capitaines, pour quelle raison n'avez-vous pas organisé une formation OFF4 afin qu'ils puissent accéder au grade de colonel? Qu'est-ce qui vous en a empêché? Cela fait plus de deux ans que vous êtes ministre. Pour quelle raison n'avez-vous pas modifié le statut du personnel des pompiers, s'il devait en être ainsi?
09.02 Éric Thiébaut (PS):
Madame la Ministre,
Ce mardi
7 mars, les pompiers de tout le pays ont une nouvelle fois manifesté dans
les rues de Bruxelles pour de meilleures conditions de travail : engagements,
refinancement, bien-être au travail, lutte contre les agressions envers le
personnel de secours, … faisaient ainsi partie des revendications.
En marge
de cette manifestation, vous avez, Madame la Ministre, reçu une délégation.
J'aimerais dès lors vous poser les questions suivantes :
Pouvez-vous
me faire état des discussions durant l'échange que vous avez eu avec cette délégation
de pompiers, ambulanciers et agents des zones de secours? Quelles réponses
avez-vous apportées à leurs différentes revendications notamment sur les plans
humains, sociaux mais aussi en termes de lutte contre les agressions dont ils
sont trop souvent la cible? Avez-vous pris des engagements?
Par
ailleurs, une des revendications portait spécifiquement sur la reconnaissance
du cancer comme maladie professionnelle pour les pompiers. Pourriez-vous
m'indiquer votre position en la matière et les éventuelles initiatives prises?
Je vous remercie d'avance pour vos réponses.
09.03 Annelies Verlinden, ministre: Chers collègues, permettez-moi de commencer par vous dire que je comprends très bien les préoccupations des pompiers et des ambulanciers. Je suis très sensible aux points mis en avant par les représentations syndicales.
Nous nous sommes rencontrés à plusieurs reprises – dont le mardi 7 mars – et nous avons examiné de manière constructive la meilleure façon de répondre aux diverses aspirations et problématiques qui sont mises en avant par les représentants syndicaux.
Les principaux thèmes abordés concernaient les faits d'agression envers les pompiers, les régimes de fin de carrière ainsi que les moyens qui sont disponibles pour les zones de secours – compte tenu du fait que les moyens ne viennent pas tous de l'autorité et du gouvernement fédéraux.
En ce qui concerne la lutte contre les agressions envers les pompiers et les ambulanciers, plusieurs actions ont déjà été entreprises et nous prévoyons des initiatives supplémentaires. Je vous renvoie, entre autres, à la circulaire récemment communiquée sur le sujet.
Mon administration a également démarré une campagne de communication externe contre l'agression. Elle rassemble notamment les différentes bonnes pratiques existantes dans les zones, dans le but de les diffuser.
Concernant la question de la fin de carrière, je comprends tout à fait les difficultés qu'il y a à exercer des interventions de lutte contre le feu jusqu'à 67 ans. J'ai demandé à mon administration de travailler à des dispositions complémentaires de fin de carrière afin de maintenir l'exécution de la fonction de pompier le plus longtemps possible, de manière réaliste, en tenant compte, bien sûr, de certaines difficultés dues à l'âge.
En ce qui concerne la politique de bien-être et la question de la fin de carrière, nous avons invité les syndicats à se réunir à court terme afin qu'ils puissent également apporter leur contribution et que nous puissions rechercher ensemble des solutions.
Toutefois, nous devons toujours tenir compte du contexte budgétaire et du cadre de l'accord de gouvernement.
Madame Matz,
en ce qui concerne la formation OFF4 destinée à former les futurs colonels,
j'ai le plaisir de vous informer que la formation en question est bien
organisée, ce depuis cette année. Les deux premières sessions sont en cours.
Elles sont organisées par l'Université de Mons – pour les élèves
francophones – et l'Université de Hasselt – pour les néerlandophones.
Concernant
les aspects budgétaires de votre question, j'aimerais rappeler les éléments
déjà communiqués aux collègues Boukili et Vanden Burre en janvier de cette
année, à savoir que, outre la trajectoire budgétaire décidée par le
gouvernement en octobre 2020 afin de majorer les dotations fédérales entre 2021
et 2024, il a été décidé lors du dernier conclave budgétaire d'indexer, pour
l'année 2023, les dotations fédérales des zones de secours et du SIAMU.
Cette
indexation permet d'augmenter les dotations fédérales de plus de 18 millions d'euros.
Au total, le montant des dotations fédérales s'élève à plus de 200 millions d'euros
en 2023.
En ces temps
budgétaires très difficiles, il s'agit d'un effort très important. J'envisage
de solliciter également mes collègues au sein du gouvernement afin de
poursuivre ces efforts et d'inscrire l'indexation des dotations fédérales dans
la loi afin que ces dotations puissent suivre l'augmentation du coût de la vie.
Cela fait partie des discussions budgétaires menées au sein du gouvernement.
J'espère que ces idées bénéficieront de beaucoup de soutien et d'appui.
Monsieur
Thiébaut, concernant la reconnaissance du cancer comme maladie professionnelle
pour les pompiers, je vous informe que mon cabinet et mon administration ont
prévu des réunions de travail à ce sujet avec les représentations syndicales au
cours des semaines qui viennent. Par ailleurs, je soutiens actuellement une
étude scientifique de la KUL relative aux substances et matières toxiques que
les pompiers rencontrent sur le terrain.
09.04 Vanessa Matz (Les Engagés): Merci, madame la ministre, pour une série de réponses à des questions sur la formation, sur le cancer etc. Il reste que le nerf de la guerre est celui des dotations qui restent totalement insuffisantes. Pas plus tard que ce matin, j'ai entendu qu'il fallait encore attendre que vous puissiez tenter d'obtenir, lors du conclave budgétaire, enfin, l'insertion de l'indexation automatique dans la loi. J'espère que vous serez entendue. En tout cas, ce matin, nous n'avons pas été entendus par la majorité Vivaldi. Voilà deux ans que notre texte est pendant! Lors d'un premier avis, vous étiez contre. Vous disiez que la formule était trop compliquée.
Nous savons évidemment que, pour 2023, vous avez accédé à cette demande d'indexation. Il se fait qu'il existe un besoin urgent de cette indexation automatique et pérenne, afin que les zones de secours puissent se projeter un tantinet. Mais ce n'est évidemment pas suffisant; nous le savons, au regard des défis qui sont les leurs et que j'ai énumérés dans ma question, au regard aussi des besoins de sécurité de plus en plus importants. J'espère de tout cœur que vous obtiendrez gain de cause lors du conclave. Vous nous aviez dit que votre projet de loi avait purement et simplement été remis au conclave. Cela me tracasse un peu parce que je pense que cela aurait été mieux que votre projet de loi soit voté ici et que vous sollicitiez, ensuite, les moyens au conclave. Ici, cela donne à penser qu'il s'agirait à nouveau d'un one shot permettant d'obtenir une indexation pour 2024. Ce serait déjà bien, mais ce serait nettement insuffisant au regard des demandes des services de secours.
09.05 Éric Thiébaut (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
S'agissant de la violence envers les services de secours, nous avons reçu votre circulaire. Je vous remercie d'avoir pris cette initiative. Certaines mesures ont déjà été prises en fonction de vos recommandations. C'est assez positif pour nos pompiers et nos ambulanciers.
En ce qui concerne les fins de carrière et les pensions des pompiers, une réflexion approfondie est nécessaire. On ne peut imaginer qu'un pompier de 65 ans monte sur le toit d'une maison pour éteindre un feu. Je pense que la spécificité de la fonction nécessite des dispositions particulières en matière de pension. Votre collègue la ministre des Pensions m'a dit que le dossier était entre vos mains.
Quant à la reconnaissance du cancer, dans de nombreuses études, on peut constater que les pompiers sont touchés par le cancer de manière beaucoup plus importante que d'autres métiers. Il semblerait que l'équipement soit mis en cause. Les choses sont moins graves avec les nouvelles dispositions qui ont été prises mais, auparavant, les pompiers utilisaient toujours le même équipement, imbibé de substances dangereuses. Actuellement, des dispositifs de nettoyage après les interventions sont mis en œuvre dans certaines zones. Les choses avancent donc mais il y a quand même une demande de reconnaissance du cancer.
Enfin, s'agissant de l'indexation automatique des dotations fédérales, vous nous dites qu'un projet de loi est en négociation au sein du gouvernement. Je m'assurerai que l'aile socialiste du gouvernement vous soutienne dans cette revendication qui est très importante pour les zones de secours et les pompiers de notre pays.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10.01 Ben Segers (Vooruit): Mevrouw de minister, in het kader van de bespreking van de beleidsnota Justitie kondigde de minister van Justitie aan dat er naar aanleiding van de versterking van de federale gerechtelijke politie (FGP) met veertig bijkomende rechercheurs in februari een opleiding van start zou gaan. Dat juich ik volmondig toe en ik ben dan ook heel benieuwd naar de stand van zaken, zeker in het licht van de aanbevelingen die we trachten te formuleren in de commissie Mensenhandel en Mensensmokkel.
Wie zijn de lesgevers? Gaat het om magistraten of om bijvoorbeeld politiemensen met ervaring? Worden de gespecialiseerde centra daarbij betrokken? Waaruit bestaat de opleiding? Hoeveel uur omvat ze? Wordt ze in één of in meerdere politiescholen aangeboden? In dat laatste geval: gaat het om een uniforme module in die verschillende scholen? Hoe frequent zal de opleiding worden aangeboden? Hoeveel rechercheurs hebben zich momenteel voor de eerste opleiding ingeschreven? Is er ook een wachtlijst en zo ja, hoe lang is die?
Maakt de opleiding nu standaard deel uit van de opleiding van de veertig specifiek voor de bestrijding van mensenhandel en mensensmokkel aan te werven FGP-personeelsleden? Wie wordt verder geacht die opleiding te volgen? Denkt u dat die opleiding ook zinvol is voor de referentiemagistraten mensenhandel en mensensmokkel? Ik weet wel dat de organisatie van hun opleidingen via het IGO (Instituut voor Gerechtelijke Opleiding) verloopt, maar kan er voor hen uit deze opleiding inspiratie geput worden of is daar een heel andere opleiding voor nodig? Zal de opleiding verder worden geëvalueerd en zo ja, na welke periode?
Volstaat volgens u naast die gespecialiseerde opleiding de basisopleiding in de strijd tegen die fenomenen? Eerder heeft u mij daaromtrent geantwoord dat er een opleiding bestaat met vier lesuren die gewijd worden aan de identificatie van interne en externe partners en hun respectieve activiteitendomeinen. U zei ook dat er twee lesuren gewijd worden aan de verschillende soorten slachtoffers en hun specifieke behoeften, waaronder slachtoffers van mensenhandel. Zit er nu in de basisopleiding al een module, weliswaar beperkter in omvang ten opzichte van die voor de gespecialiseerde rechercheurs, ook onderwezen door politiemensen met ervaring en met betrokkenheid van de gespecialiseerde centra? Indien niet, zult u daar dan alsnog voor zorgen?
10.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Segers, de voortgezette opleiding mensenhandel en mensensmokkel verdiept de kennis en de competenties die al werden verworven tijdens de functionele gerechtelijke opleidingen, meer specifiek voor die fenomenen. De doelgroep van die opleiding zijn onderzoekers die al werkzaam zijn in het domein en/of die hun theoretische en/of praktische kennis van dat fenomeen willen verdiepen.
De opleiding is specifiek tot stand gekomen dankzij een intensieve samenwerking tussen de Nationale Politieacademie (ANPA) en de sectie mensensmokkel en mensenhandel van de directie van de bestrijding van de zware en georganiseerde criminaliteit binnen de FGP. Verschillende interne en externe partners hebben meegewerkt aan de oprichting van die opleiding en aan het opstellen van een syllabus die als leidraad voor de studenten dient. De partners ANPA, DJSOC, LOKPOL, FEDPOL, de FOD Justitie, het openbaar ministerie, het federaal parket, de auditeurs en referentiemagistraten, de centra voor de opvang en de begeleiding van slachtoffers van mensenhandel en ernstige vormen van mensenhandel, de inspectiediensten en DGJ zullen ook intensief blijven samenwerken om de syllabus te ontwikkelen. De docenten van de opleiding zijn politiemedewerkers en magistraten die gespecialiseerd zijn in de materie.
De opleiding wordt georganiseerd door ANPA en duurt 42 uur, waarbij de opleiding zal worden georganiseerd volgens de behoeften, want er is nog geen wachtlijst. Momenteel zijn 24 Nederlandstalige en 12 Franstalige deelnemers voor de volgende sessies ingeschreven. Dat zijn voornamelijk leden van FGP, evenals enkele leden van de LOKPOL en de luchtvaartpolitie. Aan het einde van elke sessie wordt met de studenten een procesevaluatie uitgevoerd om te bekijken of bijgestuurd moet worden voor de toekomst.
10.03 Ben Segers (Vooruit): Mevrouw de minister, hartelijk dank voor uw antwoord. Het regeerakkoord bepaalde al dat de strijd tegen mensenhandel opnieuw een absolute beleidsprioriteit zou worden. Deze meerderheid, deze regering heeft de daad bij het woord gevoegd, onder andere door de versterking van de inspectiediensten, maar nu ook door de 40 rechercheurs bij de FGP en de oprichting van het centraal aanmeldpunt. Ook de opleiding die u vernoemt, is een welgekomen extra stap in de strijd tegen mensenhandel. Met Vooruit zijn wij daar bijzonder opgetogen over.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55034860C van mevrouw Bonaventure wordt uitgesteld.
11.01 Ben Segers (Vooruit): Mevrouw de minister, mijn vraag komt er naar aanleiding van een eerdere vraag aan staatssecretaris de Moor over de sterke stijging van Eurodac-hits voor verzoekers van internationale bescherming tegenover de daling van het aantal Dublintransfers doorheen de jaren, wat des te opmerkelijker is gelet op het feit dat het aantal geaccepteerde verzoeken van andere lidstaten wel aan het stijgen is. Er stokt dus iets, maar het was niet helemaal duidelijk waaraan dat precies ligt. Ondanks de stevige versterking van de Dublincel bij de DVZ en de stijging van het aantal uitgaande verzoeken, volgt het aantal effectieve transfers niet. Staatssecretaris de Moor verwees naar de moeilijkheden met de overdrachten onder escorte, omdat die wegens de beperkte capaciteit bij de luchtvaartpolitie niet altijd op korte termijn mogelijk zijn. Ik wil daar graag meer over weten, vandaar de volgende vragen.
Wat is er aan de hand bij de luchtvaartpolitie? Zijn er gelijkaardige moeilijkheden voor repatriëringen ex EU als voor de Dublintransfers? Gaat het over een tekort aan manschappen? Gaat het over voorwaarden die gesteld worden door sommige geledingen van de luchtvaartpolitie inzake het verblijf ter plaatse en de terugreis vanuit de bestemming? Hoe beoordeelt u dat?
Hoeveel keer gebeurde het in het voorbije jaar dat een principieel door een andere EU-lidstaat toezegde Dublintransfer onder escorte niet plaats kon vinden door de te beperkte capaciteit bij de luchtvaartpolitie?
Hoeveel keer gebeurde het in het voorbije jaar dat een principieel door een land toegezegde gedwongen uitzetting niet plaats kon vinden door de te beperkte capaciteit bij de luchtvaartpolitie?
Wat doet u om dat op te lossen? Wanneer mogen wij een oplossing en de bijbehorende deblokkering verwachten?
Ik vermoed dat u in uw antwoord zult verwijzen naar de recente migratiedeal, waarin ook afspraken over escortes zijn gemaakt met de DVZ. Vanochtend heb ik daarover in de commissie voor Binnenlandse Zaken de bezorgdheid geuit dat de afspraken heel duidelijk moeten zijn, omdat wij er alles aan moeten doen om een herhaling van het drama met Semira Adamu te voorkomen. Hoe komt u aan die bezorgdheid tegemoet?
11.02 Minister Annelies Verlinden: Collega Segers, de Dublintransfers zijn zeer specifiek en gebonden aan afspraken en regels die de luchtvaartpolitie (LPA) niet allemaal zelf in de hand heeft. Het gaat dan bijvoorbeeld over het respecteren van een verwittigingstermijn van zeven dagen, het inplannen van de uitzetting binnen een beperkte termijn, soms één of twee maanden, en om de voorwaarde dat de deported person accompanied afgeleverd worden van maandag tot vrijdag voor 13 uur; voor Zagreb is dat op vrijdag zelfs voor 12 uur.
Zoals u zelf aangaf, zijn we ook afhankelijk van andere landen. Zo heeft Italië op 4 januari laten weten dat ze geen Dublintransfers aanvaarden tot 16 januari. Zagreb liet weten geen transfers te aanvaarden op 8, 15, 16, 20 en 28 maart. Op 6 maart heeft de LPA bericht ontvangen dat Zagreb geen Dublintransfers ontvangt op 27, 28, 29 maart en Wenen op 12 april.
Ook de bureaucratie vormt bij de Dublindossiers een grote hindernis. Het is verder geen geheim dat de LPA kampt met een groot personeelstekort. Bij de dienst Verwijderingen op BruNat werden evenwel geen concrete casussen gevonden waarbij Dublintransfers niet konden plaatsvinden wegens een gebrek aan capaciteit, op basis van de informatie die we nu hebben. Wel worden geregeld annuleringen vastgesteld, maar het merendeel daarvan komt door het vluchtsegment of door het feit dat er geen akkoord verkregen werd op de bestemming.
Om het aantal escorteurs op peil te houden, worden er dit jaar opnieuw selecties en opleidingen georganiseerd. Dat zijn aanwervingen binnen de LPA. Naast de dienst Verwijderingen op BruNat wordt ook ingezet op externe escorteurs vanuit de regionale luchthavens. Naast interne aanwervingen bij de LPA wordt op termijn ook bekeken hoe externe mobiliteit kan worden georganiseerd voor de aanwerving van extra escorteurs.
Voorts wordt steeds in samenspraak met de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) bepaald wat de prioriteiten zijn en worden de Dublintransfers geruime tijd op voorhand ingepland op de eerste beschikbare datum. Elke maandag wordt er een operationeel overlegmoment georganiseerd tussen de DVZ en de LPA voor een nauwe opvolging van de dossiers op korte termijn en de bepaling van de prioriteiten.
11.03 Ben Segers (Vooruit): Mevrouw de minister, voor alle duidelijkheid, de ruimere problematiek rond de uitvoering van het Dublinakkoord is mij natuurlijk bekend. U stelt terecht dat de luchtvaartpolitie niet alles zelf in de hand heeft en voegt eraan toe dat u geen aanwijzingen hebt dat transfers niet plaats zouden hebben gevonden wegens beperkte capaciteit bij de luchtvaartpolitie, maar dat is wel wat staatssecretaris de Moor zelf opmerkte. Uw antwoord verbaast mij dus; misschien begrijp ik het niet helemaal goed. Alleszins klaart u best een en ander uit met uw collega. Ik dank u alvast hartelijk daarvoor.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12.01 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la ministre, la situation est de plus en plus grave au squat de Saint-Josse, au sein duquel 70 demandeurs d’asile se sont réfugiés. Les occupants parlent d’un véritable état de siège mené par la police avec plusieurs combis et une arroseuse présente sur les lieux. Pendant vingt-quatre heures, il a été interdit de livrer de la nourriture aux occupants.
Dimanche 12 mars, un des policiers a braqué une arme moins létale en direction de la foule de personnes rassemblées en solidarité. Je souhaite vous demander, madame la ministre, quelle est la motivation de ce déploiement policier particulièrement important? Pourquoi empêcher les citoyens d’apporter de la nourriture aux occupants de l’immeuble? Qui a donné l’autorisation de déployer des fusils de type FN 303 pour cette situation? Dans quel cadre légal ce déploiement s’effectue-t-il? Quelle est la justification de l’usage de cette arme par les policiers dans ce cas?
12.02 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, op zondag 12 maart trok een zeventigtal asielzoekers naar de toekomstige kantoren van het Nationaal Crisiscentrum in Sint-Joost-ten-Node nadat ze door de politie uit de loods Allée du Kaai aan de Havenlaan in Brussel waren gezet. Het gaat om mensen die recht hebben op opvang door de overheid, maar die vanwege de opvangcrisis niet door Fedasil opgevangen kunnen worden. Reeds zondagavond zagen we dat er meerdere politiebusjes en waterkanonnen in de buurt van het gebouw waren en dat een uitzetting werd voorbereid. Eerder waren er ook al beelden verschenen op sociale media van werklui die gaten boorden in het dak van het gebouw.
Het probleem is dat mensen door de politie worden uitgezet, maar dat er geen opvang voor hen is geregeld. Wie heeft de opdracht gegeven tot de ontruiming van het gebouw? Was u daarvan op de hoogte? Wie heeft de werklui de opdracht gegeven om gaten te boren in het dak? Wie heeft vervolgens de opdracht gegeven voor de ontruiming van het gebouw van het Nationaal Crisiscentrum? Welke actoren waren hierbij betrokken? Hebt u naar aanleiding van de bezetting van dit gebouw contact gehad met staatssecretaris de Moor om ervoor te zorgen dat die mensen elders konden worden opgevangen? Kunt u een actuele stand van zaken geven met betrekking tot het toekomstige kantoor van het Nationaal Crisiscentrum? Zijn er nog steeds asielzoekers aanwezig? Wat is uw betrokkenheid hierbij?
12.03 Minister Annelies Verlinden: De opdracht tot ontruiming van het gebouw Allée du Kaai in Molenbeek werd gegeven ingevolge een besluit van de burgemeester wegens onbewoonbaarheid van het gebouw en mogelijke aanwezigheid van asbest.
In verband met de bezetting van de toekomstige kantoren van het Nationaal Crisiscentrum, kan ik u meedelen dat de politiezone Brussel-Noord op zondag 12 maart omstreeks 15.00 uur op de hoogte werd gebracht van een samenscholing ter hoogte van een pand gelegen aan de kruising van de Albert II-laan, de Georges Matheusstraat en de Marktstraat in Sint-Joost-ten-Node.
Une patrouille de police a immédiatement été dépêchée sur place et a constaté à son arrivée que l'accès au bâtiment avait été forcé, que différents autres accès du même bâtiment avaient été barricadés de l'intérieur et que le bâtiment était alors occupé par une septantaine de personnes, tandis qu'une cinquantaine d'activistes se trouvaient à l'extérieur soutenant l'action d'occupation et empêchant l'accès aux services de police.
Vu le risque de trouble à l'ordre public, la zone de police, après avoir déployé un premier dispositif avec ses moyens propres, a fait appel à un renfort de la police fédérale afin de renforcer le dispositif de la zone de police.
Met het dispositief van 12 maart wilde de politie de situatie bevriezen, zodat verdere indringing in het pand kon worden verhinderd. Daarnaast wilde men informatie verzamelen om de intenties van de demonstranten en bezetters te kennen en een eerste contact leggen met de Regie der Gebouwen als eigenaar en beheerder van het pand. Het doel was eveneens om de nodige contacten te ondernemen met de bestuurlijke en gerechtelijke overheden om kennis te nemen van hun eventuele richtlijnen. Die fase werd afgerond op 13 maart om 19.00 uur nadat het volledige beheer van het toezicht op het gebouw werd overgedragen aan de federale politie.
Er is voorlopig nog geen bevel tot ontruiming gegeven, noch door de burgemeester, noch door de vrederechter.
Uiteraard volgen we de situatie op de voet en is er al overleg geweest met de staatssecretarissen bevoegd voor de Regie der Gebouwen en voor Asiel en Migratie om oplossingen aan te reiken voor de bezetters van het pand. Er worden alternatieve opvangplaatsen aangeboden die in eerste instantie door de bezetters van het pand werden geweigerd. De Regie zou in de loop van deze week een uitspraak verwachten van de vrederechter nadat ook een bezoek ter plaatse zou zijn uitgevoerd met betrekking tot de ontruiming van het gebouw.
Het is allicht de staatssecretaris van de Regie der Gebouwen of voor Asiel en Migratie die de meest actuele informatie over dit dossier kan verstrekken.
12.04 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la ministre, je vous ai posé des questions assez précises auxquelles je n'ai pas eu de réponse. Comment justifiez-vous qu'on empêche de livrer de la nourriture pendant 24 heures et qui a donné cet ordre?
Même en temps de guerre, on organise des couloirs humanitaires pour faire passer de la nourriture. On parle ici d'une occupation de demandeurs d'asile à qui on empêche d'avoir de la nourriture. C'est scandaleux! Qui a donné cet ordre scandaleux? Est-ce vous, est-ce le bourgmestre, est-ce quelqu'un d'autre?
Je n'ai pas eu de réponse non plus à la question de savoir qui a donné l'autorisation d'utiliser un fusil de type FN-303 pour viser les manifestants. Je ne parle même pas de l'autopompe présente pour une dizaine de personnes.
J'étais sur place et j'ai vu des policiers bloquer le passage pour la livraison de nourriture. Il a fallu négocier des heures pour la faire passer. On m'a même empêché de rentrer malgré mon statut de député, alors que j'avais ce droit.
Qui a donné ces ordres? Tel était l'objet de mes questions et vous ne m'avez pas répondu. Nous sommes dans un État de droit et quand des choses illégales se passent, on ne sait pas qui en donne l'ordre. Quand je pose la question à la ministre, je n'ai pas de réponse. À qui faut-il dès lors s'adresser?
Madame la ministre, je reste sur ma faim et je reviendrai vers vous avec des questions plus précises. Vu votre manière de répondre et d'éviter certaines questions, je déposerai donc plusieurs questions orales très claires dans le but d'obtenir des réponses claires.
12.05 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik denk dat het belangrijk is dat we de bezetting van dit gebouw bekijken als een daad van actievoerders, van mensen, van asielzoekers die opkomen voor hun rechten en willen aanklagen dat de Belgische Staat in gebreke blijft om in de nodige opvang te voorzien. Dat is wat er aan de hand is.
U zegt dat er opvangplaatsen worden aangeboden, maar dat de actievoerders weigeren daarop in te gaan. Zij willen in het gebouw blijven om een statement te maken en om die situatie aan te klagen.
U zegt dat de vrederechter zal beslissen of al dan niet tot een ontruiming zal worden overgegaan. Ik zal de volgende stappen op de voet volgen. Als tot een ontruiming zou worden overgegaan, is het heel belangrijk dat dit op een correcte en menselijke manier gebeurt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
13.01 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, ik wil het belangrijke debat over schaalvergroting van vorige keer niet helemaal overdoen. Mijn vraag betreft een acute noodsituatie.
De politiezone Zwijndrecht heeft al een paar keer een schrijven aan u gericht over haar zeer precaire situatie qua personeelsbezetting, waardoor de uitvoering van haar taken wordt belemmerd. Men is er echt aan het eind van zijn Latijn. Men levert er veel inspanningen om de zone toch draaiende te houden en de basisfuncties te kunnen blijven verzorgen, maar het gaat echt niet meer. Daarom is men ook op zoek naar samenwerkingsverbanden en zou men graag fuseren met een andere zone. Dat zou dan de politiezone Waasland-Noord worden, maar die ligt niet alleen in een andere provincie, maar ook in een ander gerechtelijk arrondissement.
U was op de hoogte van de problemen van de politiezone Zwijndrecht door de briefwisseling. Wat is er ondertussen ondernomen?
Hoe kijkt u naar de fusie? Men kan vandaag een samenwerkingsverband aangaan, maar dat zal op een bepaald moment een andere vorm moeten aannemen. Het is een heel kleine zone. Ik denk dat dergelijke zones in de toekomst niet meer houdbaar zijn.
Er bestaat een ondersteuningscel om fusies te begeleiden. Ik heb gisteren een aantal mensen gesproken die zich daarmee bezighouden en die me vertelden dat ze vooral met splitsingen van zones bezig waren. Dat baart me zorgen. Er moeten een aantal wettelijke aanpassingen worden doorgevoerd. Hoe kijkt u daarnaar?
13.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Ingels, ik begrijp uiteraard de precaire situatie van de politiezone Zwijndrecht en ben ervan op de hoogte welke inspanningen men er geleverd heeft om daar een antwoord op te bieden.
Een deel van de oplossing, ook voor de capaciteitsproblemen, kan in mijn visie, waarvan ik onlangs de contouren heb voorgesteld, worden gevonden in schaalvergroting. Ik ben op basis van studies grote voorstander om te evolueren naar zones van minstens 500 operationele personeelsleden. Ik steun dus het idee van de fusie van de politiezone Zwijndrecht met andere zones.
In het vigerende wettelijke kader is een fusie over gerechtelijke arrondissementen heen inderdaad niet mogelijk. De wetgever oordeelde destijds dat er niet mocht worden afgeweken van het principe dat bestuurlijke en de gerechtelijke grenzen samenvallen. U vindt die visie terug in de memorie van toelichting bij artikel 9 van de wet op de geïntegreerde politie. Er zijn ook praktische bezwaren bijvoorbeeld doordat ICT-systemen niet op mekaar zijn afgestemd. Bovendien bepaalt artikel 9 van die wet ook dat het grondgebied per provincie en het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad wordt ingedeeld in politiezones. Dat artikel druist dus in tegen de wens om grensoverschrijdend te werken.
Dat neemt niet weg dat ook voor de aangehaalde concrete situatie alle mogelijke denksporen in het licht van een noodzakelijke reductie van de lokale politiezones nader worden onderzocht en dus artikel 9 in het kader van fusies en defusies wordt herbekeken. Wij stelden in bepaalde gevallen al vast dat de limieten van de regelgeving bereikt zijn, waardoor er geen pasklaar antwoord voorhanden is. Alleszins moet een en ander worden herbekeken, des te meer omdat ook sommige gemeentelijke fusies in Vlaanderen een impact op de politiezones hebben.
De FOD Binnenlandse Zaken heeft contact met de politiezone Zwijndrecht. Op basis van de praktijk moet worden bekeken welke wettelijke bepalingen op welke manier moeten worden aangepast. De denkoefening hangt natuurlijk samen met de herziening van de financiering van de lokale zones. Die oefening moet worden gevoerd op basis van concepten van financiering van de politiezones, die het resultaat moeten zijn van het overleg dat de komende maanden zal plaatsvinden. Vandaag is er dus nog geen pasklaar antwoord.
Alleszins moeten wij erover waken om zo weinig mogelijk obstakels op te werpen voor de zones om de nodige capaciteit te ontwikkelen en veiligheidsvraagstukken te beantwoorden.
13.03 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, de specifieke geografische ligging van de betreffende politiezone maakt het logisch dat men samenwerking overweegt met buren in een andere provincie. Dat maakt het niet simpeler. Bovendien wordt de zone gekenmerkt door spill-over van wat er in Antwerpen gebeurt en wordt ze geconfronteerd met zeer grote uitdagingen, terwijl ze maar weinig politiemensen telt.
Ik begrijp dat het niet zo eenvoudig is om daar een pasklaar antwoord op te geven, maar de noodkreet klinkt zeer luid. Men is daar ook al een aantal maanden mee bezig. Dus ik hoop dat wij, los van een structurele oplossing over enkele maanden, nu de nodige ondersteuning kunnen bieden. Wij moeten inderdaad soepel zijn inzake fusies. Daarvoor hebt u alvast onze steun. Ik kijk uit naar het vervolg.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
14.01 Philippe Pivin (MR): Madame la ministre, mardi dernier, le 14 mars, nous avons entendu en commission le front commun syndical policier dans le cadre de leur exposé sur le recrutement. C'était le thème de l'attractivité.
Comme d'autres collègues, j'ai été d'ailleurs très surpris que les chiffres présentés par les syndicats soient très différents de ceux que vous nous aviez communiqués, tant en 2021 qu'en 2022. Le 24 janvier dernier encore, vous nous aviez indiqué – avec une légitime fierté – que plus de 1 650 aspirants inspecteurs avaient été embauchés à la police intégrée durant l'année 2022.
Effectivement, on sait que l'accord de gouvernement prévoit des moyens supplémentaires avec un objectif fixé à 1 600 aspirants inspecteurs supplémentaires chaque année. Pourtant, le front commun syndical, lui, fait état d'un peu plus de 1 292 recrutements en 2022, dont un peu moins de 200 émanant de promotions.
Ce que nous disent donc les syndicats, c'est que l'objectif de 1 600 n'est pas atteint et qu'en outre, le chiffre comprend des promotions internes et non pas des recrutements nouveaux. Tout cela, alors qu'on sait – cela nous a été également confirmé – que compte tenu des départs et des nécessités de terrain, les 1 600 – je vais dire réels – nouveaux policiers ne suffisent même pas.
J'aimerais que vous puissiez m'indiquer sur la base de quels critères et calculs vous avez déterminé avoir atteint un objectif de recrutement de 1 600 aspirants inspecteurs annuel. Comment expliquez-vous cette différence importante entre les chiffres de vos services et ceux émanant des données du front syndical?
Que répondez-vous au front commun syndical qui confirme que, de toute façon, les 1 600 sont insuffisants? Quelle concertation est-elle en cours en ce moment avec les syndicats sur ces questions? Combien de réels nouveaux policiers, inspecteurs et autres grades ont-ils réussi les examens et incorporé les services?
Enfin – et c'est cela l'essentiel – combien de policiers ayant réussi la sélection et la formation des écoles de police en 2021-22 sont-ils effectivement aujourd'hui sur le terrain?
Je vous remercie.
14.02 Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, de personeelstekorten bij de federale politie zijn zoals bekend de afgelopen jaren sterk toegenomen. Krapte op de arbeidsmarkt gaat gepaard met een continue uitstroom bij onze politiediensten. Zij staan dan ook voor enorme uitdagingen. In uw beleidsverklaring staat het voornemen om jaarlijks minimaal 1.600 inspecteurs aan te werven. Om het beleid adequaat te kunnen opvolgen en een correct beeld te krijgen, vroeg ik u schriftelijk naar de gehele instroombeweging. Nog voor de hoorzitting met de politievakbonden had ik al een licht vermoeden dat er aan die cijfers iets schortte. De cijfers die ik als antwoord kreeg, zijn effectief licht verschillend van wat u in de pers presenteerde. De vakbonden bevestigen de cijfers die ik van uw diensten gekregen heb. Die zijn niet echt positief. Zij linken dat natuurlijk aan de aantrekkelijkheid van de job.
In het antwoord op mijn schriftelijke vraag ontbreken jammer genoeg ook cijfers. Zo ontbreekt informatie over het aantal laureaten uitgenodigd tot de opleiding na het slagen voor hun toelatingsexamen, wat toch heel belangrijk is. Ik meen echter vast te stellen dat u het genoemde aantal van 1.600 instromende inspecteurs eigenlijk baseert op het gevraagde cijfer. Mijn vraag blijft dus of ik die cijfers kan krijgen voor de jaren 2020, 2021 en eventueel 2022.
Kunt u ook verduidelijken hoe u een aanwerving definieert? Impliceert een aanwerving dat een aspirant-inspecteur geïncorporeerd is en dus gestart is met een opleiding of louter dat hij uitgenodigd is voor een opleiding na het slagen voor de toelatingsproef?
Zijn de mensen die via de deliberatiecommissie gepasseerd zijn ook in die cijfers opgenomen?
Een andere hamvraag is of bij die 1.600 mensen ook de inspecteurs zitten die intern gaan promoveren. Worden zij daar ook aan toegevoegd?
14.03 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, een delegatie van de politievakbonden is op hun verzoek in de commissie voor Binnenlandse Zaken ontvangen. Zij hebben daar hun bezorgdheden kunnen uiten, niet alleen over de rekrutering en de in- en uitstroom van de politiemensen, maar ook over het gebroken vertrouwen tussen de politievakbonden en de regering naar aanleiding van de herziening van het loonakkoord, als ik het zo eufemistisch mag uitdrukken.
Het viel op dat er grote eensgezindheid bestond in de commissie voor Binnenlandse Zaken om de politievakbonden te steunen. De heer Demon, een partijgenoot van u, beweerde zelfs dat de cd&v-fractie het graag anders had gezien, dat hij ook bezorgd is om de politie en dat hij een andere evolutie wenst. U hebt gezegd dat u het vertrouwen wil herstellen. Hebt u daarvoor al stappen ondernomen? Hebt u de politievakbonden al uitgenodigd om verdere info te geven of om verder te onderhandelen over het kwantitatieve en kwalitatieve luik van dit loonakkoord?
Voor mijn overige vragen zal ik niet herhalen wat mijn collega’s daarnet al gezegd hebben. De politievakbonden beweren dat 1.292 politie-inspecteurs zijn ingestroomd in 2022 en dus niet het in de pers verschenen aantal van meer dan 1.600. Er moet een reden zijn voor die verschillende aantallen. Nog belangrijker is de drastische daling van het aantal kandidaten bij het begin van de selectieprocedure. Men spreekt over een terugval van 12.000 kandidaten in 2015 tot amper 8.500 kandidaten in 2022. Dat is dramatisch. We moeten het aantal kandidaten weer opkrikken. Hebt u daarvoor al maatregelen genomen? Zo niet, zult u dat in de toekomst doen?
14.04
Minister Annelies Verlinden: Collega’s, dank u voor die vragen, die mij de mogelijkheid geven
om een aantal dingen uit te klaren. Om dat goed te kunnen doen, wil ik eerst
even stilstaan bij de verschillen in terminologie. Het is belangrijk om de dingen juist te benoemen.
Pour bien nous comprendre, il nous faut veiller à la terminologie utilisée. Tout d'abord, on parle de candidats (kandidaten). Ce sont les personnes qui s'inscrivent à la police intégrée pour présenter les épreuves de sélection pour un grade déterminé. Puis nous avons les lauréats de la sélection, qui sont aussi dénommés "sélectionnés" ou "recrutés".
Het zijn dus de laureaten van de selectie, de geselecteerden of de gerekruteerden in het Nederlands.
Ce sont les personnes qui ont réussi les épreuves génériques de sélection. Conformément au nouveau concept de recrutement, elles sont intégrées à une réserve de recrutement et doivent postuler pour être engagées par leur future zone de police locale ou direction de la police fédérale. Après engagement, elles seront invitées à suivre la formation de base.
Et puis, on a les invités, de uitgenodigden, qui sont les candidats engagés par leur futur employeur et à qui il a été proposé d’aller suivre la formation de base à une date déterminée.
Enfin, les incorporés, de ingelijfden, qui sont les invités qui ont accepté d’entrer en formation pour la première fois, ainsi que les personnes qui ont précédemment postposé le commencement de leur formation de base.
Ensuite, il y a encore les lauréats de la formation, de afgestudeerden, qui sont les aspirants qui ont achevé avec fruit leur formation de base pour un cadre déterminé et, pour ce qui concerne les présentes questions, qui passent d’un grade d’aspirant inspecteur de police à celui d’inspecteur de police. On ne parle plus d’aspirants pour les lauréats de la formation, mais d’inspecteurs.
Ces personnes proviennent soit d’un recrutement externe, et sont donc de nouveaux membres du personnel, soit de la promotion sociale, et sont donc des membres du personnel qui montent en grade, passant par exemple d’"agent de police" à "inspecteur de police". Il y en a beaucoup qui commencent par "agent" et ensuite évoluent vers "inspecteur de police".
Lorsqu’un lauréat de sélection a été engagé par son futur employeur, il faut compter 12 mois de formation de base pour les inspecteurs de police à partir de l’incorporation pour une réussite en première session. Les lauréats de la sélection peuvent être incorporés à l’école la même année ou l’année suivante, selon le moment où les personnes sont déclarées lauréates de la sélection, selon le moment où elles sont engagées par leur futur employeur, selon le moment où les différentes écoles provinciales débutent de nouvelles sessions ou par convenance personnelle de certains lauréats qui demandent à surseoir leur entrée en formation de base.
Tous ces éléments influencent les chiffres que la police intégrée et moi-même veillons à communiquer en toute transparence, tant à vous qu’aux organisations syndicales représentatives et aux autres partenaires.
Ik heb al een toelichting over de rekrutering gegeven, net zoals het gemeenschappelijk vakbondsfront vorige week. Het moeten duidelijk zijn waarover we spreken. Het gemeenschappelijk vakbondsfront communiceerde over het aantal gerekruteerden en ingelijfden.
Zoals jullie weten, is het mijn ambitie om 1.600 inspecteurs aan te werven. In die zin gebruiken we telkens dezelfde terminologie, zowel in de beleidsnota als in de regeerverklaring als in de communicatie aan de pers. We spreken over dezelfde groep van personen, over de laureaten van de selectieprocedures van het basiskader en daarnaast ook over de sociale promoties van politieagent of beveiligingsagent naar politie-inspecteur, omdat die mensen ook nieuwe aspirant-inspecteurs bij de politie zijn.
In 2022 waren er 1.654 laureaten, waarvan 1.451 via externe werving, 136 via sociale promotie en 67 via de rechtstreekse werving in de politiezone Antwerpen. Ook zij tellen mee, want zij worden tijdens de opleiding door de federale overheid betaald.
In 2022 werden 1.275 aspirant-inspecteurs door de federale politie uitgenodigd om een opleiding te starten. Daar vallen de aspiranten die door de politiezone Antwerpen werden gerekruteerd niet onder.
In 2022 slaagden 1.537 aspirant-inspecteurs voor de basisopleiding, maar niet alle personen die in 2022 zijn ingelijfd hebben hun opleiding al afgerond. Dat hangt af van de startdatum en de uitnodiging door de provinciale scholen.
We kunnen het definitieve cijfer over het aantal geslaagden bij de gerekruteerden van 2022 dus nog niet meedelen, omdat sommigen nog aan hun opleiding bezig zijn.
Concernant la diminution du nombre de candidats externes postulant aux épreuves de sélection pour le grade d'inspecteur de police, je confirme que le chiffre de 11 946 en 2014 est passé à 7 967 en 2022. Cette baisse s'explique, entre autres, par la création de la direction de la sécurisation à la police fédérale qui a eu pour conséquence un plus grand nombre d'agents de police. Cette direction attire une partie des candidats qui postulaient avant aux grades d'inspecteurs de police. Après deux ans avec le grade d'agent de sécurisation de police, de nombreux agents profitent de la promotion sociale pour postuler au grade d'inspecteur de police.
Dus vorig jaar waren het er 136 die geopteerd hebben voor die sociale promotie.
Pour attirer de nouveaux candidats, le service recrutement et sélection de la police fédérale participe à divers salons de l'emploi, multiplie les collaborations avec des partenaires externes, assure une présence à de nombreux évènements sportifs, collabore avec un bureau externe pour développer des campagnes médiatiques et assure une bonne visibilité sur les réseaux sociaux.
Mijnheer Depoortere, ik heb u al meermaals meegegeven dat ik de uitvoering van het sectoraal akkoord graag anders had gezien. Wij weten intussen dat de federale regering het akkoord bevestigde, maar door de budgettaire context besliste het akkoord gefaseerd uit te voeren. Wij vertalen die beslissing van de federale regering momenteel in een wettelijk kader.
Voor het pensioendossier is het voor mij belangrijk dat de verschillende statuten worden geharmoniseerd en dat er voldoende aandacht is voor de zware beroepen, waaronder de politie. Dat valt mijns inziens mede onder de bevoegdheid van de minister van Pensioenen, omdat natuurlijk wordt gekeken naar meerdere beroepsgroepen en niet enkel naar de politie.
Inzake het geweld tegen de politie is mijn belangrijkste betrachting nu om alle maatregelen te doen naleven en te monitoren die zijn opgenomen in de GPI 100. Zij dragen immers bij tot een integrale aanpak van geweld tegen de politie op organisatorisch en individueel niveau. Het plan in de GPI 100 heeft aandacht voor de hele keten, gaande van preventie over reactie tot nazorg voor de slachtoffers en hun naasten.
Er liggen veel belangrijke dossiers op tafel, zoals ik daarstraks al heb aangegeven. Het is belangrijk dat wij ze proberen op te lossen aan tafel. Daarom zal ik de syndicaten oproepen om de dialoog voort te zetten. In het andere geval zullen dossiers onnodig vertraging oplopen. Ik herhaal dat, indien er vragen zijn over de samenwerking tussen de vakbonden en de minister van Justitie, enkel de minister van Justitie goed geplaatst is om daarop een antwoord te geven.
14.05 Philippe Pivin (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour les intéressantes précisions que vous nous apportez. Avec raison, vous dites qu'il faut que nous utilisions les mêmes termes. Je prolongerai votre remarque en ajoutant qu'il faut aussi utiliser les mêmes chiffres. En effet, un différentiel d'environ 300 personnes sur 1 600 – qui ne sont pas que du sang neuf, si je puis me permettre cette expression! –, ce n'est pas rien.
Madame la ministre, la semaine dernière, quand les syndicats se sont présentés à nous, après nous avoir salués, ils ont commencé par nous regarder, avant de nous dire: "On vous a dupés, on vous a menti." Nous nous sommes finalement sentis, au mieux, comme des parlementaires extrêmement naïfs – et je crois qu'aucun d'entre nous n'a véritablement apprécié cet électrochoc qui nous fut infligé. Donc, très honnêtement, j'estime que des mises au point doivent avoir lieu avec les représentants syndicaux pour que la confiance soit restaurée et que vous parliez d'une même voix.
Dans leurs slides étaient indiquées des nuances de terminologie et de chiffres. Il serait judicieux que le Parlement puisse tenir un discours commun avec les forces de police et le gouvernement. Je ne doute pas qu'avec la pédagogie que nous vous connaissons, vous parveniez à restaurer le dialogue avec le front syndical.
14.06 Sigrid Goethals (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het is inderdaad goed dat wij spreken in dezelfde bewoordingen, dat is heel belangrijk. Wij hebben de kandidaten, de mensen die slagen voor hun examen, de laureaten, de mensen die uitgenodigd worden om een opleiding te starten, de personen die begonnen zijn aan de opleiding, want daar is er weer een cascade, en de rekruten, dus de mensen die op de payroll van de politie staan. Dan zijn er nog de mensen die hun opleiding moeten afmaken. Dat geeft weer een terugval. Er zijn ook kandidaten die hun opleiding wel afmaken, maar uiteindelijk stellen dat de politie hen toch niet interesseert, dat het niet is wat ze dachten.
Het aantal mensen dat effectief gaat werken bij de politie, wat de effectieve instroom is, ligt dus weer een stukje lager. Zo komen wij lang niet aan 1.600. Dat is het aantal rekruten dat begint aan de opleiding. Dat is evenwel niet gelijk aan de instroom bij de politie, dat is geen nettowaarde. En dat zijn de cijfers die de vakbonden ons gegeven hebben. Dat cascadeverval is het probleem.
Dat u die cijfers opsmukt – misschien mag ik dat zo niet zeggen, is dat een verkeerd woord – of dat u die cijfers gebruikt omdat ze u goed uitkomen, begrijp ik vanuit uw standpunt, maar het moet correct blijven. Alleen het aantal mensen dat werd aangeworven, is van tel en eventueel nog degenen die promotie maken. De rest speelt eigenlijk geen rol. Het zijn de nettowaarden bij de politie waarop moet ingespeeld worden en dan komen wij lang niet aan 1.600. Het spijt mij.
14.07 Ortwin Depoortere (VB): Dank u wel, mevrouw de minister. Ik zie aan de replieken van de collega’s dat er wel wat verwarring blijft.
U hebt gelijk, er worden termen gebruikt die blijkbaar niet met elkaar in overeenstemming zijn. U hebt uw cijfers en de politievakbonden hanteren andere cijfers. Wat mevrouw Goethals hier zei, klopt echter wel. Het gaat over hoeveel politiemensen wij daadwerkelijk op het terrein hebben, rekening houdend met alles. Dat is een belangrijk feit.
U hebt bevestigd dat het aantal kandidaten aan het begin van de selectieprocedure dramatisch gedaald is tegenover vroeger en dat wij ter zake maatregelen moeten nemen. Eigenlijk komt het erop neer dat wij de job van politieagent opnieuw aantrekkelijk moeten maken. Daar is al veel over gesproken. Dat begint door het sectoraal akkoord na te leven. Dat begint met de pensioenregeling voor politiemensen niet apart af te schaffen. Dat begint met het geweld tegen de politie een halt toe te roepen en daarvoor wat politieke moed te betonen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
15.01 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik vernam dat de federale politie een reeks maatregelen moet nemen om te besparen op haar energiekosten. Zo zouden politieagenten op de snelweg niet sneller meer mogen rijden dan 100 km en zouden zij hun elektrische fietsen niet meer op het commissariaat mogen opladen. Ze kregen ook het advies om het bureau niet te veel te verlichten, wat dat dan ook moge betekenen, het gebruik van de vaatwassers te beperken, de trap te nemen in plaats van de lift en om de temperatuur tijdens de werkuren op maximaal 19 graden te houden en buiten de openingsuren op 14 graden. Gelukkig is de zomer in aantocht.
Dat zijn toch allemaal vreemde maatregelen. Vindt u die proportioneel met het oog op hun doel? Interventievoertuigen zouden toch sneller dan 100 km per uur mogen rijden op snelwegen als dat noodzakelijk is. Zijn die maatregelen besproken met de politievakbonden? Indien ja, zijn zij daarmee akkoord gegaan?
Wat de maatregelen op het vlak van energie betreft, weet evengoed als ik in welke staat sommige politiekantoren zich bevinden. Het is misschien beter om even te overleggen met de staatssecretaris die bevoegd is voor de Regie der Gebouwen en na te gaan of men geen maatregelen kan nemen om die gebouwen energiezuiniger te maken. Dat zou beter zijn dan politieagenten die het nu al moeilijk hebben, te pesten met maatregelen die hun doel niet helemaal dienen, maar u zult mij ongetwijfeld van het tegendeel proberen overtuigen.
15.02 Minister Annelies Verlinden: Uiteraard ontsnappen de overheden, waaronder de politie, niet aan de economie, aan de logica van de groothandelsmarkten, ook wat betreft de prijzen voor elektriciteit en gas. Net zoals de burgers passen de overheden zich aan de nieuwe realiteit aan, want die dwingt hen om het energieverbruik te verminderen en kosten te vermijden. Ik heb deze week overigens nog geleerd dat de burgers dat deze winter heel secuur gedaan hebben, ook al zijn de prijzen niet altijd bijzonder hoog gebleven.
Ook de federale politie moet dus mee, en dat is ook logisch vanuit het oogmerk van de duurzaamheid. Ik betreur wel dat er een bepaald beeld wordt opgehangen bij het actieplan. Nochtans toont dat plan net aan dat de politie een deel is van de samenleving, dat zij zich heel kostenbewust opstelt en niet blind is voor actuele sociaal-economische uitdagingen.
Ik ben het met u eens dat veel gebouwen aan vernieuwing toe zijn. Daar wordt ook aan gewerkt, onder meer bij de Regie der Gebouwen, maar sommige gebouwen zijn van de lokale politie. De middelen zijn natuurlijk beperkt om alles op hetzelfde moment te realiseren.
Dat neemt niet weg dat de federale politie blijft zoeken naar mogelijkheden om energiezuinig te werken. Zij sluit zich ook aan bij de verplichtingen en aanbevelingen uit het plan ter vermindering van het energieverbruik in de gebouwen van de federale overheid, zoals dat op 23 september 2022 door de federale regering is goedgekeurd. Er wordt daarbij wel rekening gehouden met de operationele contouren en het karakter van haar diensten om de continuïteit van de dienstverlening en de ondersteuning van de bevolking zeker niet in gevaar te brengen. Dat moet zeker met stip onderstreept worden.
Over de snelheidsbeperking voor dienstvoertuigen kan ik toelichten dat de richtlijn van de commissaris-generaal uiteraard enkel van toepassing is op de verplaatsing van voertuigen die niet betrokken zijn bij een operatie. De karikatuur die ervan wordt gemaakt, is dus niet aan de orde.
De richtlijnen inzake het gebruik van dienstvoertuigen maken deel uit van een breder kader van maatregelen en zijn uitsluitend gericht op administratieve en logistieke voertuigen en reizen. Er is dus absoluut geen beperking voor operationele voertuigen tijdens een interventie. U hebt verwezen naar een aantal maatregelen, maar soms maken veel kleintjes een groot verschil. Daarom is men tot een aantal maatregelen gekomen, die werden opgenomen in de nota van 19 oktober van vorig jaar en die is ook voorgelegd aan de vakbonden. Op basis van hun opmerkingen werd die nota overigens nog herwerkt.
De federale politie streeft absoluut een verduurzaming van haar infrastructuur na. De bevoegde diensten worden daarom regelmatig bevraagd naar noodzakelijke investeringen in de gebouwen.
Uiteraard kunnen vragen daaromtrent gesteld worden aan de staatssecretaris verantwoordelijk voor de Regie der Gebouwen om een zicht te krijgen op de agenda, de timing en de investeringen die in de toekomst ook voor gebouwen van de politie gemaakt kunnen worden.
15.03 Ortwin Depoortere (VB): U hebt mij niet helemaal overtuigd van het tegendeel. Ik ben wel blij dat u samen met mij ervoor ijvert om vooral werk te maken van de gebouwen die soms onder de Regie der Gebouwen vallen en om die energiezuiniger te maken, los van de vele maatregelen die moeten worden genomen, ook bij het politiepersoneel, om de doelstellingen inzake energie te halen. Ik ben blij dat u hierin wel overleg hebt gepleegd met de politievakbonden en dat er rekening is gehouden met hen.
L'incident est
clos.
Het incident
is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 55035228C van mevrouw Bonaventure is uitgesteld. Vraag nr. 55035234C van de heer Troosters is uitgesteld. Vraag nr. 55035244C van de heer Metsu is uitgesteld.
16.01 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, mijn vraag komt er in opvolging van mijn schriftelijke vraag over het aantal politiecontroles. De regering schreef heel terecht in het regeerakkoord in dat controles en sancties het sluitstuk zijn van een goed verkeersveiligheidsbeleid. De regering stelde, wat u jaarlijks herhaalt in uw beleidsbrief, dat er meer politiecontroles moeten komen, zodat één op drie Belgen jaarlijks gecontroleerd wordt op de grootste killers in het verkeer, met name snelheid, alcohol en drugs, niet-gordeldracht en afleiding aan het stuur.
Mevrouw de minister, kunt u bevestigen dat er een dalende trend is in het aantal geregistreerde politiecontroles? Hoe kunt u die daling verklaren? Wat zijn de cijfers over de afgelopen vijf jaar?
Kunt u bevestigen dat de doelstelling uit het regeerakkoord en uw beleidsbrief om één op drie Belgen jaarlijks te controleren in het verkeer op de verschillende belangrijkste overtredingen, vooralsnog niet wordt gehaald? Klopt het dat die doelstelling zelfs niet actief wordt gemonitord?
Kunt u bevestigen dat de geregistreerde politiecontroles een tendens weergeven en dat het voorlopig de enige parameter is waaraan wij het bereiken van die doelstelling kunnen afmeten? Zo nee, welke zijn betere indicatoren om die doelstelling te monitoren? Wat geven die indicatoren aan?
Hoe zult u zorgen voor een betere registratie van politiecontroles? U verklaarde eerder dat er indicatoren worden opgesteld, zodat in de toekomst wel beter kan worden geëvalueerd. Welke zijn die indicatoren? Kunt u aan de hand van die indicatoren aangeven dat de doelstelling uit het regeerakkoord dan wel wordt gehaald?
De doelstelling “botsen is blazen” blijft voor drie op tien betrokkenen in een verkeersongeval dode letter. Wat zult u ondernemen om dat aantal op te trekken?
Wat is het aantal politiecontroles op gordeldracht en afleidingen aan het stuur? Kunt u die bezorgen aan het Parlement?
Wat zult u ondernemen opdat de doelstelling uit het regeerakkoord en uit uw beleidsbrieven wel wordt gehaald?
16.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Buyst, voor de cijfers dient u best een schriftelijke vraag in.
Wat uw andere vragen betreft, kan ik u bevestigen dat op het niveau van de federale wegpolitie wordt gewerkt aan een vernieuwd actieplan Verkeer waarin initiatieven worden genomen om de doelstelling van controles ook nauwgezet te kunnen opvolgen, onder meer op basis van beschikbare statistieken. De cijfers van de lokale politie stromen nu eenmaal niet altijd automatisch door naar het federaal niveau.
Het actieplan Verkeer focust prioritair op de verhoging van het aantal wegcontroles op het actieterrein van de federale wegpolitie, namelijk de autosnelwegen en gelijkgestelde wegen. De wegcontroles zullen prioritair worden gericht op de thema’s die in het regeerakkoord werden opgenomen, zoals overdreven of niet aangepaste snelheid, rijden onder invloed van alcohol en/of drugs, afleiding aan het stuur, veiligheidsgordeldracht, gebruik van kinderbeveiligingssystemen en naleving van de verkeersregelgeving door het zwaar vervoer. Naast de kwantitatieve doelstellingen omvat het actieplan voor elk van de thema’s een geheel aan richtlijnen en goede praktijken die dienen te worden toegepast, en bepaalt het actieplan de plaatsen, de ogenblikken en de weggebruikers die bij voorrang het voorwerp van een controle dienen uit te maken, om de strijd tegen de verkeersonveiligheid zo efficiënt mogelijk aan te pakken.
In het kader van het actieplan werden meerdere opvolgingsindicatoren en kwantitatieve doelstellingen gedefinieerd. Ik verwacht momenteel een finale versie van het plan, zodat wij de ambitie die wij samen hebben geformuleerd, in de praktijk hard kunnen maken.
Het actieplan heeft voorlopig alleen betrekking op de federale wegpolitie en is niet bindend voor de lokale zones. De lokale politie pleit via een besluit in het kader van het CC GPI van oktober 2021 voor een kwalitatieve aanpak inzake wegcontroles. Het komt aan de korpschef van elke betrokken zone toe om dat verder te definiëren en uit te voeren.
Ik kan u aanvullend nog meedelen dat er natuurlijk heel veel controles gebeuren. Er zijn vandaag heel veel camera’s en er is heel veel informatie. Over de cijfers en de invulling daarvan kan men natuurlijk discussiëren. Betekent het dat een bestuurder op drie aan zijn wagen een politieman of -vrouw moet hebben gezien of is de controle via de camera’s ook dienstig? Daardoor krijgt men natuurlijk een ander cijfer. Belangrijk is dat wij ook naar de resultaten inzake de verhoging van de verkeersveiligheid kijken, veeleer dan naar het aantal controles op zich. De bedoeling is in ieder geval om met het actieplan Verkeer ook de verwezenlijking van de doelstellingen kwalitatief en kwantitatief te monitoren.
16.03 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, u begon uw antwoord met te verzoeken een schriftelijke vraag in te dienen. Ik heb dat gedaan. Ik heb uit uw antwoord geleerd dat er in 2018 255 miljoen geregistreerde controles waren. In 2022 waren dat 160 miljoen geregistreerde controles. Daaruit concludeer ik dat er een daling is van het aantal politiecontroles in vergelijking met 2018. Ik ga er immers van uit dat ook de cijfers die ik over 2018 kreeg, over de geregistreerde controles gaan. Het klopt dat niet alle controles worden geregistreerd en het kan natuurlijk goed zijn dat bepaalde controles worden uitgevoerd door een agent ter plaatse of wanneer iemand om een andere reden wordt tegengehouden. Hoe dan ook stel ik een sterk dalende tendens op het vlak van het aantal geregistreerde controles vast, wanneer ik de cijfers van 2018 naast die van 2022 leg. Dat baart mij zorgen, des te meer omdat regelmatig wordt gesteld dat het sluitstuk van het verkeersveiligheidsbeleid van de huidige regering een verhoogde pakkans moet zijn. Ik ben het daar trouwens mee eens. Wanneer wij kijken naar wat effectief op het terrein gebeurt, dan blijkt dat de pakkans een pak minder is dan in 2018.
Daarom herhaal ik mijn oproep om een tandje bij te steken. U hebt de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de politie haar kerntaken kan uitvoeren. Een van die kerntaken is mensen te beschermen tegen verkeersongevallen. Ik heb goed naar u geluisterd. Er wordt een actieplan inzake verkeer opgesteld, waarin volgens mij veel meer bindende doelstellingen moeten worden opgenomen waarvoor er in voldoende middelen moet worden voorzien.
U kunt toch niet ontkennen dat er, wanneer ik de schriftelijke cijfers naast elkaar leg, een dalende trend is. Het ging toen immers over geregistreerde controles en nu ook. Is daar misschien een andere invulling van? Dat is voor mij niet duidelijk.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
17.01 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, de bewakingsagenten blijven een groep die wat uit de boot valt. Nochtans wordt hun statuut geregeld in de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.
Bewakingsagenten die werkzaam zijn in de retail of in het uitgaansmilieu krijgen soms te maken met agressie, zowel fysiek als verbaal. Recent kwam het voorbeeld aan het licht van een bewakingsagent die in een Brusselse supermarkt al voor de derde keer het slachtoffer werd van grof geweld.
Omdat dit niet aan onze aandacht mag ontsnappen, mevrouw de minister, heb ik enkele vragen voor u. Ik geef toe dat mijn eerste vraag vooral een vraag naar cijfers is. Als u er niet onmiddellijk op kunt antwoorden, mag u mij de cijfers van het aantal gemelde gevallen van verbale en fysieke agressie tegen bewakingsagenten schriftelijk bezorgen.
Belangrijker is uw standpunt inzake de beveiliging en de bescherming van bewakingsagenten. Hebt u daarover al contact gehad met de sector? Zal men hen beter beveiligen? Met andere woorden, zal men de wet ter zake wijzigen?
Tot slot viel het mij op dat er jaarlijks verslag moet worden uitgebracht. Behoudens vergissing heb ik op de website van de Kamer enkel het verslag voor 2020 teruggevonden, maar nog niet dat voor 2021 of 2022. Wanneer mogen wij die verslagen verwachten?
17.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Depoortere, er zijn geen cijfers beschikbaar met betrekking tot daden van verbale of fysieke agressie ten aanzien van bewakingsagenten. Dat belet ons natuurlijk niet om dat thema ook op de agenda te plaatsen. We weten immers dat dit een realiteit is. Zo heeft de Adviesraad inzake private veiligheid onlangs het initiatief genomen om te werken rond het thema van agressie tegen bewakings- en veiligheidspersoneel en van hun bescherming.
Voor de havenbewaking bestaat al een opleiding havenbewaking. In zestien lesuren verwerven bewakingsagenten kennis van de haven als werkomgeving, van security in de haven en van bewakingsmethoden en -technieken in de haven. Die opleiding kan enkel worden gevolgd als de bewakingsagent beschikt over een algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent en met succes heeft deelgenomen aan een psychotechnisch onderzoek. Daarenboven mag de agent geen veroordeling hebben opgelopen, zoals bepaald in artikel 61, 1 van de wet van 2 oktober 2017. Ten slotte moet hij zijn ingeschreven door een onderneming of dienst waarvoor hij over een identificatiekaart beschikt. Die laatste voorwaarde zorgt ervoor dat enkel personen waarvoor werd nagegaan of ze voldoen aan de wettelijke voorwaarden om als bewakingsagent te werken, toegang krijgen tot een opleiding waarin de havenmaterie aan bod komt.
De Commissie opleiding bewaking overweegt momenteel een aanpassing van de opleiding havenbewaking om bewakingsagenten bewust te maken van de modus operandi van het criminele milieu. Aandachtspunten zijn bijvoorbeeld het bewust omgaan met sociale media, maar ook het detecteren van mogelijke toenaderingspogingen door het criminele milieu en de aangewezen acties en reacties.
Momenteel wordt door mijn diensten gewerkt aan het jaarlijks verslag. Dat zal in de komende maanden kunnen worden bezorgd.
17.03 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik hoorde dat u het vooral op de havenbewaking hebt toegespitst, wat een terechte bezorgdheid is gezien de toenemende dreiging vanuit het drugsmilieu. U verwees naar de opleidingen die daar worden gegeven.
Het verbaast mij wel dat er geen cijfers beschikbaar zijn over de gevallen van agressie tegen bewakingsondernemingen of bewakingsagenten. Ik zou u toch willen vragen om hier dringend werk van te maken. Meten is immers weten, ook in dezen, zodat één en ander beter kan worden geremedieerd of aan de realiteit worden aangepast. Daarom vroeg ik u ook of u in overleg met de sector al andere initiatieven had gepland. Ik hoop dat het er nog van komt.
Ik kijk ook uit naar het jaarlijks verslag dat we binnenkort zullen mogen inkijken.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: De vraag nr. 55035363C van de heer Arens wordt uitgesteld.
18.01 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, mijn vraag gaat over de goedkeuring voor een aankoop van 15 helikopters voor Defensie via een agentschap van de NAVO. Versta mij niet verkeerd. Ik wil niet de indruk wekken dat ik tegen synergiën ben, integendeel. Ik weet ook dat er bij Defensie een heel knap team zit dat gespecialiseerd is in aankopen. Daarover is dus geen discussie. Ik wil wel weten of het zinvol is voor de federale politie om daarin mee te stappen en of het allemaal juridisch sluitend is.
Mijn eerste vraag
is of u een stand van zaken kunt geven. Ik heb namelijk gelezen dat de
ministerraad de goedkeuring heeft gegeven voor de aankoop van de 15 toestellen
voor Defensie. Het is mij echter onduidelijk wat er voor de federale politie is
beslist. Als ik het goed begrepen heb, zijn de regels voor een openbare
aanbesteding immers niet helemaal hetzelfde voor Defensie, als voor de politie.
Ik vraag me dus ook af of het juridisch allemaal sluitend is.
Nog belangrijker
is echter de effectiviteit van de synergie. Gaat het namelijk over exact
dezelfde toestellen? Als dat zo is, lijkt mij dat vreemd, aangezien de noden
van de politie anders zijn dan die van Defensie. Dat hoop ik althans. Als dat
in modules is, moet er toch nog herbouwd of verbouwd worden. Ik weet niet goed
wat ik mij daarbij moet voorstellen. Ik kan me echter niet voorstellen dat dat
zomaar een op een inzetbaar is bij de federale politie.
Ik vraag me dus
echt af wat de impact is op de kosten en op het onderhoud. Er zijn daar immers
mensen die met die toestellen kunnen werken en die daarop technische controles
uitvoeren. Zij zijn ook heel flexibel inzetbaar. Zal dat zo blijven met de
nieuwe toestellen?
Er zijn dus heel
wat onduidelijkheden. Ik ben, zoals gezegd, helemaal niet tegen synergiën, maar
het moet voor beide partijen wel iets opleveren. Ik heb nu toch wat vragen of
het voor de federale politie wel een meerwaarde is.
18.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Ingels, uw vragen zijn terecht en wij hebben ons die ook gesteld. De bedoeling is de verouderde vloot te vervangen omdat daar nood aan is en dan liefst zo efficiënt en zo snel mogelijk. Wij hebben ons daarbij laten leiden door de inhoudelijke en technische inbreng van de diensten. Wie ben ik immers om een technisch oordeel te vellen over de capaciteiten en de uitrusting van die helikopters?
De federale regering heeft beslist om 15 helikopters toe te zeggen voor Defensie. Verder werd de mogelijkheid onderzocht om, onder voorbehoud van budgettaire dekking, 5 optionele toestellen voor de federale politie toe te voegen. Het is immers een vrij eenvoudige, maar ook robuuste aankoopprocedure binnen het NAVO-verhaal. Dat is de reden waarom dat werd bekeken. Dat kan ook als voordeel hebben dat gebruik kan worden gemaakt van de kennis die daar ter beschikking is. Voor de federale politie kan die aantakking ook voordeliger zijn dan wanneer zij de procedure apart moet voeren.
In het kader van de begrotingscontrole hebben wij daarvoor om bijkredieten gevraagd. Het gaat natuurlijk enkel om de vastlegging en niet om de vereffening, want dat zal nog wel even duren. Zodra dat wordt bevestigd, kunnen die bestellingen worden samengevoegd voor de aankoopprocedure bij Defensie. De onderhandelingen tussen Defensie en het NATO Support and Procurement Agency moeten nog worden opgestart en een contract moet nog worden opgesteld. Tevens moet er nog overleg worden gevoerd tussen de federale politie en Defensie om een protocol af te spreken over hoe die onderhandelingen kunnen verlopen. Het moet immers duidelijk zijn wie de procedure voert en hoe dat in de praktijk zal verlopen.
Het is ook zo dat dit dossier naar mijn beleving uitgebreid onderzocht is. Daaraan hebben de juridische diensten van Defensie en de federale politie uiteraard een bijdrage geleverd. Het werd ook aangevuld met veelvoudige externe juridische adviezen, om in te schatten hoe die aankoopprocedure in het kader van overheidsopdrachten en die specifieke NATO-procedure kan gevoerd worden. Finaal werd er dan besloten dat dit juridisch mogelijk is. Ik heb de documenten zelf ook gelezen. Er werd niet over één nacht ijs gegaan. Er is een analyse gemaakt van de teksten die nu voorliggen.
Het product dat zal worden aangekocht, is een militair toestel voor observatiemissies. Dat toestel werd ook ontwikkeld voor politieopdrachten, vandaar de inhoudelijke synergie, waardoor het ook geschikt kan worden geacht voor de federale politie. Uiteraard zijn er tussen de defensieversie en de civiele versie verschillen. De toestellen voor de federale politie zullen moeten worden aangepast om compatibel te zijn met het tactisch communicatienetwerk van de politie. Dat geldt echter voor alle heli’s. In die zin mag men niet vergelijken. Er zal een verschil zijn in prijs, maar dat is ook het geval bij andere heli’s die worden aangekocht in een autonome procedure. Volgens ons zit het voordeel van verregaande samenwerking en synergie ook in opleiding en ondersteuning, omdat men dan een groter pakket heeft en het schaalvoordeel van die aankoop kan gebruiken.
Dit is uiteraard een principiële beslissing. Een en ander zal nog verder moeten worden uitgezocht. Wij zullen op elk moment de juridische onderbouwing en de technische invulling van dat product verder blijven opvolgen. Dat spreekt voor zich. Men moet echter ergens starten en die gezamenlijke aanpak leek tot een efficiënte en snelle verwerving van die noodzakelijk geachte helikopters te kunnen leiden.
18.03 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, ik hoor veel ‘zou’ en ‘mits’ over de budgetten en de onderhandelingen. Het stelt me gerust dat er nog geen deal is en dat er nog onderhandelingsruimte is om tot goede afspraken te komen. Tegelijk blijft mijn bezorgdheid bestaan. Ik besef dat u die deelt en dat u niet over een nacht ijs bent gegaan. We volgen het verder op.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
La réunion publique de commission est levée à 17 h 48.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.48 uur.