Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la Migration et des Matières administratives

Commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken

 

du

 

Mardi 21 mars 2023

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 21 maart 2023

 

Voormiddag

 

______

 

Le développement des questions commence à 11 h 34. La réunion est présidée par M. Hervé Rigot.

De behandeling van de vragen vangt aan om 11.34 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Hervé Rigot.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, ik wil het even hebben over de regeling van de werkzaamheden.

 

Daarnet zijn we te laat begonnen omdat de meerderheid niet in aantal was. Daardoor zullen niet alle vragen beantwoord kunnen worden. Er is een opvangcrisis gaande, dus ik vind dat dit een prioriteit zou moeten zijn. Ik zie ook dat de volgende mondelingevragensessie pas op 26 april zal plaatsvinden. Ik zou er dus op willen aandringen om een extra sessie in te lassen, gezien de beperkte tijd vandaag en we dit dus niet als een volwaardig moment kunnen beschouwen.

 

Staatssecretaris Nicole de Moor: Ik ga daar helemaal mee akkoord. We zoeken snel een datum zodat we snel naar de commissie kunnen komen.

 

Le président: Merci madame la secrétaire d’État pour votre réponse. Nous mettrons bien sûr le secrétariat et votre cabinet en contact pour fixer une autre date. Votre message est bien reçu, madame Daems.

 

 Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, het moet mij ook van het hart dat het niet de eerste keer is dat de ochtend vlak voor de commissie er plots een hele reeks antwoorden binnenkomt op schriftelijke vragen die ik in mondelinge vragen had omgezet omdat de tijd verstreken was. Ik heb er spijt van dat ik de schriftelijke vragen die afgelopen vrijdag verstreken zijn niet eveneens heb laten omzetten in mondelinge vragen. Ik heb dat niet gedaan omdat de agenda al zo overladen was, maar als ik daardoor deze ochtend net voor de commissie wél een antwoord had ontvangen, dan was dat mooi geweest.

 

Ik vind dat geen goede manier van werken, mevrouw de staatssecretaris, zeker niet omdat het niet de eerste keer is. Als ik terugkijk in de verslagen herinner ik me de commissievergadering van 9 november vorig jaar, toen mijn collega quasi identiek dezelfde opmerking heeft gemaakt, waarop u zich letterlijk engageerde om in de toekomst beter te doen.

 

Ik zou zeggen: het is 21 maart, een nieuwe lente, maar helaas geen nieuw geluid. Ik hoop, mevrouw de staatssecretaris, dat er niet alleen een nieuwe datum komt om mondelinge vragen te behandelen – daarin volg ik collega Daems volledig –, maar dat u ook die manier van werken in de toekomst achterwege laat.

 

Staatssecretaris Nicole de Moor: Ook u, mevrouw Pas, hebt helemaal gelijk. We doen ons uiterste best. Zoals mevrouw Daems correct aangaf zitten we vandaag in een enorm moeilijk situatie en onze diensten slagen er niet altijd in om tijdig altijd alle statistieken te verzamelen die nodig zijn om de talrijke schriftelijke vragen te behandelen. We werken eraan, ook met de diensten, om jullie op een vlotte manier alle statistische gegevens van het departement te kunnen bezorgen.

 

Le président: Merci, madame la secrétaire d’État. Les questions n° 55033463C et n° 55033464C de Mme Daems sont transformées en questions écrites.

 

01 Vraag van Greet Daems aan Nicole de Moor (Asiel en Migratie) over "De door de Europese Commissie ingestelde inbreukprocedure" (55033790C)

01 Question de Greet Daems à Nicole de Moor (Asile et Migration) sur "La procédure d'infraction lancée par la Commission européenne" (55033790C)

 

01.01  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, tegen uw beleid werd een inbreukprocedure opgestart door de Europese Commissie. Ons land zou niet voldoen aan de normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming zoals bepaald onder de Reception Conditions Directive. De Commissie stelt daarbij dat België sommige bepalingen van de richtlijn niet juist heeft omgezet. U hebt twee maanden de tijd om te reageren, zodat u een met redenen omkleed advies kunt voorkomen.

 

Mevrouw de staatssecretaris, om welke bepalingen gaat het? Hoe zult u erop reageren?

 

01.02 Staatssecretaris Nicole de Moor: Mevrouw Daems, inderdaad, op 26 januari 2023 heeft de Europese Commissie een nieuwe inbreuk­procedure tegen België ingeleid door een ingebrekestelling te versturen wegens de niet-correcte omzetting van artikel 8, leden 2 en 4, van de opvangrichtlijn. Die bepaling betreft de verplichting voor lidstaten om minder dwingende maatregelen voor vasthouding te voorzien in hun nationale regelgeving. Het gaat dan om de alternatieven voor detentie. Momenteel voorziet onze vreemdelingenwet in één minder dwingende maatregel voor vasthouding voor verzoekers om internationale bescherming, met name de aanwijzing van een verplichte verblijfplaats. De Commissie wijst ons dus op een niet-correcte omzetting van de opvangrichtlijn omdat lidstaten in meer dan één dwingende maatregel moeten voorzien.

 

Maar goed nieuws, het wetsontwerp over aanklampend terugkeerbeleid dat vorige vrijdag werd goedgekeurd door de ministerraad, beoogt effectief de wettelijke verankering van verschil­lende minder dwingende maatregelen en komt dus tegemoet aan die lacune in onze huidige wetgeving.

 

01.03  Greet Daems (PVDA-PTB): Oké. Bedankt voor uw antwoord, mevrouw de staatssecretaris.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Greet Daems aan Nicole de Moor (Asiel en Migratie) over "De vluchtelingen met erkend visum in Oekraïne" (55033791C)

02 Question de Greet Daems à Nicole de Moor (Asile et Migration) sur "Les réfugiés vivant en Ukraine et en possession d'un visa reconnu" (55033791C)

 

02.01  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, er komen veel verhalen aan het licht van mensen die gevlucht zijn uit Oekraïne. Mensen uit Palestina, Kameroen, Marokko en Angola werkten of studeerden in Oekraïne met een erkend visum, maar moesten vluchten voor het geweld. Hoewel Oekraïners onmiddellijk een tijdelijk beschermingsstatuut ontvingen en geen asiel moesten aanvragen, konden onder meer Jules uit Kameroen, Nancy uit Palestina en Hanae uit Marokko niet op dezelfde behandeling rekenen. Velen van hen krijgen nu een negatief advies en worden ons land uitgezet, maar zij zijn op de vlucht voor hetzelfde geweld als hun Oekraïense medeburgers. Zij zijn toch net als de vele Oekraïense vluchtelingen ook op zoek naar veiligheid in ons land?

 

Hoe komt het dat zij niet op dezelfde manier als hun Oekraïense medeburgers worden behandeld? Waarom krijgen zij een negatief advies? Welk perspectief kan men hen bieden na jaren van inburgering in Oekraïne, na het opbouwen van een leven met een erkend visum?

 

02.02 Staatssecretaris Nicole de Moor: Mevrouw Daems, op 4 maart 2022 werd de Europese richtlijn inzake tijdelijke bescherming geactiveerd voor ontheemden uit Oekraïne. Inmiddels werden al meer dan 66.000 attesten tot tijdelijke bescherming in ons land afgeleverd aan personen die rechtstreeks door de oorlog in Oekraïne werden getroffen.

 

Het uitvoeringsbesluit bij deze richtlijn specifieert de personen op wie de tijdelijke bescherming van toepassing is, met name Oekraïense onderdanen die voor 24 februari 2022 in Oekraïne verbleven, staatlozen en onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne die voor 24 februari 2022 in Oekraïne verbleven en die internationale bescherming of een gelijkwaardige nationale bescherming genoten, inclusief de gezinsleden van deze twee categorieën.

 

De lidstaten passen dit besluit of de bescherming uit hoofde van hun eigen nationale recht toe op staatlozen en onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne die kunnen aantonen dat zij voor die datum legaal in Oekraïne verbleven, op basis van een geldige permanente verblijfs­vergunning die overeenkomstig Oekraïens recht is afgegeven en die niet in staat zijn in veilige en duurzame omstandigheden naar hun land of regio van oorsprong terug te keren.

 

De onderdanen van derde landen die in Oekraïne waren met een tijdelijke verblijfstitel, zijn niet opgenomen in de verplichte categorieën van personen die tijdelijke bescherming binnen de Europese Unie kunnen genieten. Van een persoon die zich slechts voor een kort of een tijdelijk verblijf in Oekraïne bevond, bijvoorbeeld in het kader van zijn studies, kan immers worden verondersteld dat hij de mogelijkheid heeft om terug te keren naar zijn land van herkomst. Mocht dat niet zo zijn en mocht deze persoon wel gegronde vrees hebben over zijn terugkeer, dan kan hij uiteraard altijd een verzoek om internationale bescherming indienen in ons land. Het gaat in casu om een toepassing van de Europese regelgeving inzake de tijdelijke bescherming.

 

02.03  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, het gaat hier over mensen die een heel leven hadden opgebouwd in Oekraïne. Zij werkten of studeerden er en zochten, net zoals vele Oekraïense vluchtelingen, bij ons veiligheid. Zij willen hier hun studies afmaken en werken. Zij willen zich ten dienste stellen van onze maatschappij. Als zij in Oekraïne werkten en woonden met een erkend visum, dan wil dat toch zeggen dat zij ook deel uitmaken van die groep personen die het geweld van de oorlog ontvlucht en die, tot het daar weer veilig is, op veiligheid zou moeten kunnen rekenen in ons land. Ik vind het te absurd voor woorden dat die mensen moeten terugkeren naar Kameroen of Palestina. Dat is werken met twee maten en gewichten in plaats van een gelijke behandeling te verzekeren. Daar ben ik het niet mee eens.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- Eva Platteau aan Nicole de Moor (Asiel en Migratie) over "De huidige stand van zaken van de LOI-plaatsen" (55034596C)

- Ben Segers aan Nicole de Moor (Asiel en Migratie) over "Samenwerkingsverbanden tussen OCMW’s om bijkomende opvangplaatsen te creëren" (55034676C)

03 Questions jointes de

- Eva Platteau à Nicole de Moor (Asile et Migration) sur "L'état actuel de la situation en ce qui concerne les places en ILA" (55034596C)

- Ben Segers à Nicole de Moor (Asile et Migration) sur "Des accords de coopération entre les CPAS en vue de la création de places d'accueil supplémentaires" (55034676C)

 

03.01  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de staatssecretaris, mijn partij en fractie Ecolo-Groen geloven heel erg in lokale opvanginitiatieven als een manier om de opvangcrisis aan te pakken. Ik heb u daarover al verschillende vragen gesteld. Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag van november 2022 leerde ik dat er toen 4.899 beschikbare plaatsen in de lokale opvanginitiatieven waren of slechts 16 % van de totale opvangcapaciteit. Ter vergelijking, in 2017 waren er nog 8.796 plaatsen in LOI’s, wat toen 38 % van het totale aantal plaatsen betekende.

 

Wij zien dus over de jaren heen een sterk dalende lijn in het aantal lokale opvanginitiatieven. Daar zijn natuurlijk meerdere redenen voor. Intussen hebt u met de regering een oproep gedaan aan de lokale besturen om bijkomende plaatsen te creëren, omdat u die ook als een deel van de oplossing ziet. Meer nog, u gaf al naar aanleiding van eerdere mondelinge vragen aan dat een verhouding van 40 % kleinschalige initiatieven versus 60 % collectieve opvang volgens u beter zou zijn dan de huidige verhouding.

 

Hoeveel nieuwe plaatsen in de LOI’s werden er gecreëerd sinds de oproep van de regering aan de lokale besturen?

 

Hoeveel van de bestaande plaatsen zijn effectief operationeel? De cijfers tonen namelijk aan dat een aantal plaatsen geschorst werd. Wat is daarvoor de reden? Hebben die plaatsen een andere invulling gekregen en kunnen die nadien opnieuw als een LOI door de betrokken lokale besturen worden ingezet of zijn die plaatsen definitief verloren?

 

Wat is momenteel de verhouding tussen individuele en collectieve opvangplaatsen?

 

Welke bijkomende maatregelen zult u nemen voor de creatie van nieuwe LOI-plaatsen? Voorziet u nog in een bijkomende bijsturing van het LOI-beleid? Ik denk daarbij aan de doelgroep, degenen die wij naar die opvanginitiatieven sturen. Volgens mij ligt daar ook een hefboom. Dat signaal vangen wij trouwens ook op van de OCMW’s en de VVSG, die aangeven dat, wanneer zij daar enkel mensen plaatsen die er slechts gedurende een heel korte termijn moeten kunnen blijven, zulks niet interessant is voor een lokaal bestuur. Dat geeft immers heel veel werklast en legt heel veel druk op de sociale diensten van een lokaal bestuur. Zult u luisteren naar de verzuchtingen van de lokale besturen? Indien ja, welke maatregelen plant u in de nabije toekomst?

 

03.02  Ben Segers (Vooruit): Mevrouw de staatssecretaris, er is nu een historisch hoog aantal opvangplaatsen. Het is echter duidelijk dat het aandeel van de lokale opvanginitiatieven bij de lokale besturen in de afgelopen jaren wel heel sterk gedaald is. Dat heeft een heel aantal oorzaken. Zo was er in het verleden een ernstige vertrouwensbreuk, die nu geheeld moet worden, waaraan de regering nu werkt.

 

Tegelijk stellen we vast dat sommige lokale besturen, die graag hun steentje willen bijdragen, vastlopen door de onmogelijkheid om samen te werken. Samenwerkingsverbanden met gemeenten die niet in huisvesting kunnen voorzien maar wel extra begeleiding kunnen aanbieden, zouden volgens ons nochtans efficiënte oplossingen kunnen vormen voor gemeenten die wel huisvesting hebben maar niet over de financiële ruimte of de expertise beschikken om ook de begeleiding van asielzoekers op zich te nemen. Gemeenten die op die manier willen samenwerken, stoten naar verluidt op de OCMW-wetgeving. Wanneer een persoon verblijft in een woning op het grondgebied van het ene OCMW, moet die persoon daar ook worden ingeschreven, zo schrijft de wet op de bevolkingsregisters voor. Daar het OCMW bevoegd is op basis van het grondgebied waar de cliënt is ingeschreven, zal het van rechtswege ook in begeleiding moeten voorzien, ook als een ander OCMW bereid is die begeleiding op zich te nemen. Dat probleem zou opgelost kunnen worden door de wet van 1965 aan te passen, zodat het ene OCMW een noodwoning ter beschikking kan stellen en een ander OCMW door de toekenning van een referentieadres de verantwoordelijkheid kan dragen voor de begeleiding en de opvolging.

 

Die uitzondering is in essentie niet nieuw, want als ik het goed begrijp, bestaat zij al voor personen die tijdelijk ergens anders verblijven, bijvoorbeeld in een psychiatrisch ziekenhuis of in een erkende instelling voor personen met een beperking.

 

Ziet u een dergelijke samenwerking zitten? Wat moet daarvoor gebeuren? Moet de OCMW-wetgeving daar inderdaad voor aangepast worden? Of kan dat ook zonder aanpassing? Wat zult u ter zake ondernemen?

 

03.03 Staatssecretaris Nicole de Moor: Collega’s, momenteel zijn er 6.598 geconventioneerde LOI-plaatsen, waarvan er 1.709 geschorst zijn. Hiermee blijft het aantal individuele opvangplaatsen laag en moeten wij bijkomende  inspanningen leveren om dat aantal te verhogen.

 

Opvangplaatsen kunnen door lokale besturen om verschillende redenen worden geschorst. Een van die redenen is bijvoorbeeld renovatiewerken, maar een vaak voorkomende reden is ook het blijvend ter beschikking stellen van de opvangplaats aan de betrokken personen nadat de termijn van opvang via Fedasil is verlopen. De plaats wordt dan geschorst en de betrokkenen blijven in diezelfde woning wonen.

 

De krapte op de huisvestingsmarkt zorgt er duidelijk voor dat het steeds moeilijker wordt om huisvesting te vinden voor personen die uit het opvangnetwerk en uit een LOI-plaats moeten uitstromen. Mevrouw Platteau, een geschorste plaats is niet definitief verloren, maar zit dan op het moment van de schorsing uiteraard niet meer in het actieve netwerk van Fedasil.

 

Recent werden de lokale besturen opnieuw bevraagd om bijkomende plaatsen te creëren. In dit kader namen verschillende lokale besturen al contact op met ons om te bekijken hoe zij dat kunnen realiseren. In het pakket aan maatregelen dat onlangs door de regering werd goedgekeurd, staan ook een aantal maatregelen die de lokale besturen meer ondersteuning geven. Er wordt bijvoorbeeld in een duidelijk en volledig financieel kader voorzien, waarbij er een oplossing komt voor de regeling van de reserves en ook een verhoogde tegemoetkoming.

 

Met het Impulsfonds voorzagen we al een stevig kader, maar nu is er wel meer zekerheid voor iedereen. Een plaats moet bijvoorbeeld voor minstens vier jaar beschikbaar zijn, waardoor men meer stabiliteit creëert. Er zullen dus verlengde opzegtermijnen worden gehanteerd om de belofte van stabiliteit conventioneel te verzekeren. Mevrouw Platteau, we plegen overleg met de VVSG en andere koepelorganisaties en slaan de handen in elkaar.

 

Mijnheer Segers, ik ben het er zeker mee eens dat een samenwerking tussen gemeenten een goed kader zou bieden voor sommige lokale besturen om het beheer van de lokale opvanginitiatieven te organiseren. Door krachten te bundelen, kunnen lokale besturen meer expertise uitbouwen en is een efficiënt en kwaliteitsvol beheer eenvoudiger uit te bouwen.

 

Samenwerking tussen verschillende lokale besturen is vandaag al mogelijk op conventionele basis. In eerste instantie zullen we op deze basis de samenwerking tussen lokale besturen verder stimuleren. De noodzaak of de wenselijkheid van een wetswijziging moet nog verder onderzocht worden. In elk geval zal ik samen met mijn diensten bekijken hoe we die samenwerkingsverbanden tussen OCMW’s verder kunnen stimuleren.

 

03.04  Eva Platteau (Ecolo-Groen): In de cijfers is er een, weliswaar bescheiden, toename van het aantal plaatsen. U zegt ook dat er meerdere besturen interesse hebben om bijkomende plaatsen te openen. Dat is toch al een positief signaal. Ik deel uw analyse over de geschorste plaatsen. Als de huizenmarkt moeilijk is, stropt de doorstroming ook op. Dat is een bijkomend probleem om extra plaatsen te creëren. Daar moeten we kijken naar de Vlaamse overheid en het woonbeleid daar.

 

Ik dacht dat de suggestie van de heer Segers al in de asieldeal zat. In Leuven heerst die vraag ook. Leuven is de duurste centrumstad voor wonen met een grote druk van studentenhuisvesting. Daar is het niet evident voor het lokale bestuur om LOI’s te openen, maar daar is wel expertise. Het lokale bestuur moet die expertise ook wel inzetten om andere gemeenten te begeleiden. Dit is dus een zeer goede suggestie. Hopelijk vinden we snel een manier om de samenwerking tussen lokale besturen mogelijk te maken. Dat past ook alleen maar in de bovenlokale samenwerking die we sterk kennen in Vlaanderen. Daar zijn we zeker ook voorstander van.

 

03.05  Ben Segers (Vooruit): Mevrouw de staatssecretaris, dank u om hiermee aan de slag te gaan.

 

U verwees naar het pakket maatregelen en voor het welslagen daarvan bent u afhankelijk van de acties van de gemeenten. Er wordt dan vooral naar impulsen gekeken, maar sommige gemeenten hebben aangegeven dat een verhoogde tegemoetkoming hen niet over de streep zal trekken. Dat begrijp ik uiteraard. We zien daarom veel marge in de samenwerkingsmogelijkheden.

 

Er werd door het Waasland gesignaleerd dat het bereid was om samen te werken, maar men was ervan overtuigd dat dit wettelijk niet mogelijk was. Als u nu stelt dat dit wel mogelijk is op conventionele basis en dat u dit verder zult stimuleren, dan hoop ik dat u dat aan het Waasland en anderen meedeelt zodat zij weten dat samenwerking kan. Ik hoop dat snel onderzocht kan worden of daar een wetswijziging voor nodig is en dat er spoedig uitsluitsel over is. Ik heb daarover ook een vraag ingediend voor minister Lalieux, die ik haar morgen zal stellen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Hervé Rigot à Nicole de Moor (Asile et Migration) sur "L'attribution des rôles linguistiques à la frontière" (55034608C)

04 Vraag van Hervé Rigot aan Nicole de Moor (Asiel en Migratie) over "De toekenning van de taalrol aan de grens" (55034608C)

 

04.01  Hervé Rigot (PS): Madame la secrétaire d'Etat, des cas récents concernant des attributions de langue de procédure aux frontières m'amènent à vous interroger sur les procédures à cet égard.

 

En effet, il me revient que des personnes démontrant dès leur arrivée une bonne connaissance d'une des langues nationales (souvent le français) se voit malgré tout dirigées vers une procédure dans une autre langue. Ce qui, outre un facteur de stress inutile, engendre également des complications administratives tant pour le demandeur que pour l'administration, puisque cela implique l'intervention d'interprètes, la traduction de pièces de procédures et autres frais inutiles et parfois coûteux.

 

Avez-vous connaissance de tels cas?

Pouvez-vous dès lors m'éclairer sur ce qui préside au choix de l'attribution d'une langue de procédure au demandeur qui se présente à la frontière?

À un moment quelconque la connaissance d'une des langues nationales entre-t-elle en considération dans le choix de cette orientation? Suivant les cas, le demandeur peut-il choisir la langue dans laquelle sa demande sera traitée? Dans la négative, y a-t-il une raison qui explique cet état de fait et n'y a-t-il pas là un espace où procéder à une mesure de simplification administrative?

 

04.02  Nicole de Moor, secrétaire d'État: Monsieur Rigot, je puis vous assurer que la législation linguistique est scrupuleusement appliquée par mes services. Pour les personnes qui introduisent une demande de protection internationale à la frontière, l'article 51/4 de la loi de 1980 s'applique. Si l'intéressé maîtrise le français ou le néerlandais, la procédure se déroulera dans cette langue. S'il sollicite un interprète, il appartient alors à l'Office des Étrangers de déterminer le rôle linguistique.

 

Si la personne qui se représente à la frontière n'introduit pas de demande de protection internationale, la législation linguistique nationale s'applique. Le néerlandais ou le français sera donc utilisé en fonction la région linguistique.

 

04.03  Hervé Rigot (PS): Madame la secrétaire d'État, je vous remercie de votre réponse. 

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Tomas Roggeman aan Nicole de Moor (Asiel en Migratie) over "De terugkeer via ICAM" (55034650C)

05 Question de Tomas Roggeman à Nicole de Moor (Asile et Migration) sur "Les retours liés à une procédure ICAM" (55034650C)

 

05.01  Tomas Roggeman (N-VA): Goedemiddag, mevrouw de staatssecretaris. Ik heb deze vraag al schriftelijk gesteld, maar de antwoordtermijn is ondertussen verlopen.

 

De vraag gaat over de ICAM-coaches. U maakt daarvan namelijk gebruik in het kader van vrijwillige terugkeer. Samen met uw voorganger hebt u in dat verband ook een aantal decentrale hubs gecreëerd. Het aantal begeleiders werd eveneens verhoogd.

 

Ik heb daarover dus al eerder een aantal schriftelijke vragen gesteld. Het blijkt immers dat de ICAM-begeleiding voor aanzienlijke verbetering vatbaar is. Mensen worden bijvoorbeeld uitgenodigd voor een eerste gesprek, maar gaan er niet op in of haken af en cours de route. Dat blijkt dus een moeilijk proces waarover ik graag een aantal details had gekregen.

 

Hoeveel personen die via ICAM werden uitgenodigd voor een gesprek keerden in 2022 effectief vrijwillig terug? Graag had ik daarover een aantal cijfers. Komen de resultaten van ICAM overeen met de beoogde doelstellingen? Hoeveel consultaties werden in 2022 gedaan met het oog op een vrijwillige terugkeer?

 

Wat is de totale som aan uitgekeerde terugkeer­premies en re-integratiesteun vorig jaar? Hoeveel bedragen de totale kosten voor de vrijwillige terugkeer voor vorig jaar? Plant u bijkomende wijzigingen aan dat kader?

 

05.02 Staatssecretaris Nicole de Moor: Mijnheer Roggeman, ondertussen hebben wij uw vraag in detail beantwoord. U zult alle cijfergegevens daar terugvinden.

 

De terugkeer van vreemdelingen kan op verschillende wijzen gebeuren: op zelfstandige basis, met hulp van de Dienst Vreemdelingen­zaken, via de terugkeerloketten van Fedasil voor de organisatie van de vrijwillige terugkeer of na ICAM-begeleiding. Het is dus niet mogelijk om te bepalen wanneer de terugkeer enkel en alleen door ICAM-begeleiding is, het is immers vaak een traject dat over verschillende diensten gespreid is.

 

In 2022 keerden in totaal 2.673 personen vrijwillig terug met ondersteuning van de overheid. Dat is opnieuw een stijging na een aantal moeilijke covidjaren. Ik ben dan ook blij dat we het aantal vrijwillige terugkeerders opnieuw op het niveau van voor covid, of zelfs hoger, hebben kunnen brengen. Wij zetten erop in om dat de komende jaren verder te doen stijgen.

 

05.03  Tomas Roggeman (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, het verwondert mij dat u zegt dat u geantwoord hebt op de schriftelijke vraag. Ik heb geen antwoord ontvangen. Ik weet niet wat wij nog kunnen doen om van u duidelijke gegevens te krijgen? Als wij de vraag schriftelijk stellen, krijgen wij geen antwoord. Als wij de vraag mondeling stellen, verwijst u naar een schriftelijk antwoord dat er niet is. Op die manier wordt het een beetje moeilijk om onze taak als parlementslid te vervullen en om controle op het beleid uit te oefenen.

 

U geeft het cijfer van vrijwillige terugkeer voor 2022, dat enkele honderdtallen bedraagt. In het verleden was dat aanzienlijk hoger: in 2016 bedroeg het totaal aan vrijwillige terugkeer 4.600. Van dergelijke grootteorde komen wij dus. Dat het gestegen is na de coronajaren, is evident, want de terugkeer was in tijden van corona nagenoeg nihil. Het absolute getal dat u hier geeft, is zeer klein vergeleken met de voorbije jaren.

 

Mevrouw de staatssecretaris, ik hoop dat wij nu effectief de gegevens mogen ontvangen. U verwijst naar een schriftelijk antwoord. Wordt dat verzonden vanuit uw kabinet? Is dat hangende bij de diensten? Ik weet het niet, maar ik vind het wel problematisch dat wij op zo’n manier moeten werken.

 

Wij hebben als parlementslid de opdracht om vragen te stellen. De kiezer heeft ons verkozen om het beleid te controleren. Het is onze grondwettelijke taak om vragen aan u te stellen. Het is uw grondwettelijke opdracht om die vragen te beantwoorden, mondeling of schriftelijk, dat is mij gelijk. Wij moeten die informatie echter wel kunnen bekomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van Tomas Roggeman aan Nicole de Moor (Asiel en Migratie) over "De situatie met A- en B-kaarten" (55034667C)

06 Question de Tomas Roggeman à Nicole de Moor (Asile et Migration) sur "L'état de la situation en ce qui concerne les cartes A et B" (55034667C)

 

06.01  Tomas Roggeman (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, dit is opnieuw een vraag die ik aanvankelijk als schriftelijke vraag had ingediend, maar die onbeantwoord bleef.

 

Deze vraag gaat over de verlenging van de vluchtelingenstatus en de subsidiaire bescherming, met name voor mensen afkomstig uit Afghanistan en Syrië. Dirk Van den Bulck, commissaris-generaal van het CGVS, had in de loop van vorig jaar al te kennen gegeven dat niet iedereen uit Afghanistan nog automatisch de status van vluchteling of subsidiaire bescherming zou krijgen ten gevolge van de gewijzigde veiligheidssituatie in dat land, aangezien er volgens hem geen sprake meer is van willekeurig geweld in Afghanistan.

 

Interessant daarbij is dat er in de afgelopen jaren amper nog intrekkingen of opheffingen van het verblijfsstatuut zijn geweest en dat Afghanistan en Syrië slechts zeer beperkt vertegenwoordigd zijn in die statistieken. Integendeel, de meeste tijdelijke A-kaarten blijken zonder veel moeite te worden verlengd. Dat roept een aantal vragen op. Laten we eerlijk zijn, gedwongen terugkeer naar Afghanistan is onmiskenbaar zeer moeilijk en eigenlijk haast onmogelijk, gelet op de niet-erkenning van het nieuwe regime. Op zich kan dat echter geen reden zijn voor de verlenging van een verblijfsstatus, zeker niet aangezien u in uw beleid de nadruk legt op vrijwillige terugkeer die te allen tijde geïnitieerd kan worden door de betrokkene zelf.

 

Mevrouw de staatssecretaris, waarom reiken uw diensten B-kaarten uit of waarom worden A-kaarten systematisch verlengd voor personen met die nationaliteit als zij niet automatisch de status van vluchteling of subsidiaire bescherming toegewezen krijgen? Als een veiligheidssituatie geen aanleiding meer geeft tot de automatische toekenning van een status, waarom wordt dan wel haast automatisch een verlenging toegepast? Hoe verzoent u dat met elkaar?

 

Hoeveel personen verkregen in de afgelopen jaren een verlenging van hun A-kaart of B-kaart? Hoeveel personen zijn momenteel in het bezit van een B-kaart? Daarover kreeg ik graag cijfergegevens.

 

Vindt u dat er nood is aan een herziening van de werkingsprocedure voor de uitreiking van B-kaarten of de verlenging van A-kaarten, waarbij meer rekening gehouden wordt met de actuele situatie in het herkomstland?

 

06.02 Staatssecretaris Nicole de Moor: Mijnheer Roggeman, ook op deze vraag werd al schriftelijk geantwoord. Ik hoop dat u het antwoord snel zult ontvangen, zodat u over alle gedetailleerde cijfergegevens kunt beschikken.

 

Ik leg nog even het verschil uit tussen een intrekking en een opheffing. Men kan een internationale beschermingsstatus niet zomaar opheffen of intrekken. Men kan daar dus niet lichtzinnig mee omgaan.

 

Een intrekking is mogelijk wanneer een vluchteling een gevaar voor de nationale veiligheid of de openbare orde betekent, maar dat vereist heel zwaarwegende feiten, zoals misdaden tegen de menselijkheid, of een definitieve veroordeling voor een bijzonder ernstig misdrijf. Gelukkig voldoet slechts een heel beperkt aantal personen aan die zwaarwegende gronden om de intrekking van de vluchtelingenstatus mogelijk te maken.

 

De opheffing van een beschermingsstatus vindt plaats wanneer er geen reden meer is om iemand een beschermingsstatus te geven, maar ook daarmee kan men niet lichtzinnig omgaan. Voor het opheffen van subsidiaire bescherming moet het CGVS bijvoorbeeld kunnen aantonen dat er een fundamenteel grondige en duurzame verbetering van de situatie in het herkomstland is, dit binnen de vijf jaar na het toekennen van de status.

 

Wanneer een vluchteling wordt erkend wegens politieke vervolging, dan hopen we allemaal dat die situatie zich snel herstelt en dat het conflict zeer snel wordt beëindigd, maar we stellen helaas vast dat de geopolitieke situatie in de rest van de wereld soms bijzonder lang aansleept en het dus niet altijd evident is om de beschermingsstatus binnen de vijf jaar op te heffen.

 

U mag erop rekenen dat onze diensten dit altijd zeer grondig bekijken.

 

06.03  Tomas Roggeman (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, de regering-Michel I heeft een geldigheidsduur van vijf jaar ingevoerd voor de A-kaarten. U verwijst daar ook naar. Die tijdelijkheid is wettelijk verankerd. Mensen uit oorlogsgebied hebben inderdaad recht op bescherming zolang de oorlog woedt en de situatie onveilig is. Als die onveiligheid echter wegvalt, vervalt hun recht op dat statuut. Dat is niet alleen mijn mening, dat is ook de wet.

 

Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn dat A-kaarten automatisch worden verlengd, zonder een analyse van de situatie in het herkomstland of de regio van herkomst. U verwijst naar de situatie ter plekke. De commissaris-generaal heeft daar een uitspraak over gedaan, met name over Afghanistan. Men kan niet enerzijds argumenteren dat de situatie in het herkomstland weer stabiel is geworden en dat er geen reden is voor een automatische toekenning en anderzijds snel overgaan tot een automatische verlenging. Het is het ene of het andere.

 

Los van de zaak ten gronde heb ik u ook heel wat cijfers gevraagd en ik hoop dat u mij het antwoord op die schriftelijke vraag eerstdaags kunt bezorgen. Voorlopig is die nog onbeantwoord en ook mijn mondelinge vraag blijft onbeantwoord. Ik val in herhaling, maar het is belangrijk dat ik die gegevens krijg, anders zitten wij hier voor de galerie, mevrouw de staatssecretaris. Het is hier wel een Parlement.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Darya Safai aan Nicole de Moor (Asiel en Migratie) over "De invoering van het begrip "inclusieve neutraliteit" in het arbeidsreglement van Fedasil" (55034728C)

07 Question de Darya Safai à Nicole de Moor (Asile et Migration) sur "L'introduction de la notion de "neutralité inclusive" dans le règlement de travail de Fedasil" (55034728C)

 

07.01  Darya Safai (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, Fedasil bereidt zich voor om het begrip inclusieve neutraliteit in zijn arbeidsreglement op te nemen. Het betekent dat werknemers van het federale agentschap tijdens hun werk religieuze symbolen zullen kunnen dragen.

 

Wat is uw standpunt met betrekking tot het dragen van een hoofddoek of andere religieuze symbolen bij het opvangagentschap Fedasil? Welke afspraken werden er in de federale regering gemaakt in verband met het dragen van een hoofddoek of andere religieuze symbolen bij overheidsdiensten? Gaat de invoering van die maatregel niet in tegen de neutrale dienstverlening die men van een federale overheidsdienst mag verwachten? Wat is uw standpunt hierover?

 

07.02 Staatssecretaris Nicole de Moor: Mevrouw Safai, momenteel bevat het reglement van Fedasil geen expliciete regels over het dragen van religieuze symbolen.

 

Fedasil heeft zich onlangs over de kwestie gebogen en een grondige analyse ervan uitgevoerd met het oog op een wijziging van de werkvoorschriften ter zake. Op heden bestaat er immers geen uniformiteit in wat er op het terrein gebeurt. De meeste afdelingshoofden en centrumdirecteurs zien erop toe dat het dragen van religieuze symbolen redelijk en gematigd is.

 

De reflectie is ook gebaseerd op het nieuwe deontologische kader dat in juli 2022 werd gepubliceerd voor de federale ambtenaren, waarin de gedragsregels en de fundamentele waarden van het algemeen bestuur respect, vertrouwen, professionalisme, algemeen belang en maatschappelijke verantwoordelijkheid zijn. Fedasil wil nu het arbeidsreglement aanpassen om een beleid van inclusieve neutraliteit toe te passen en werkt momenteel aan de wijziging.

 

07.03  Darya Safai (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik ben nog altijd tegen: een federaal agentschap valt onder het neutraliteitsbeginsel en hoort religieuze symbolen te weren. Daar zijn goede redenen voor. Mensen vluchten naar ons land juist vanwege religieuze onderdrukking. Voor hun welzijn is het dus uiterst belangrijk dat een neutrale dienstverlening bij Fedasil de norm blijft.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Tomas Roggeman aan Nicole de Moor (Asiel en Migratie) over "De terugkeer in 2022 en de ambities voor 2023" (55034815C)

08 Question de Tomas Roggeman à Nicole de Moor (Asile et Migration) sur "Les retours en 2022 et les ambitions pour 2023" (55034815C)

 

08.01  Tomas Roggeman (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, het betreft hier een eerdere schriftelijke vraag onder andere naar heel wat cijfers. Iets laat me vermoeden dat ik nog niet zo veel cijfers zal verkrijgen. Ik verwijs naar de schriftelijke versie van de vraag.

 

Op het moment van indiening van deze vraag mocht ik nog geen antwoord ontvangen op mijn schriftelijke vraag met nummer K550826, waarvan de termijndatum voor het antwoord overschreden is.

 

Nadat in 2021 een dieptepunt werd bereikt inzake gedwongen en vrijwillige terugkeer, zien de voorlopige cijfers voor 2022 er ook helemaal niet rooskleurig uit. U en uw regering maken van gedwongen terugkeer dan ook geen prioriteit.

 

Graag een overzicht voor 2022, met vermelding van het land van herkomst, van: - het aantal effectieve vrijwillige terugkeerders; - het aantal personen dat een bevel tot verlaten van het grondgebied verkregen; - het aantal effectieve gedwongen terugkeerders; - het aantal terugdrijvingen (met vermelding van de locatie).

Hoeveel bedroeg de totale kost in 2022 voor: - vrijwillige terugkeer (met opsplitsing van terugkeerpremies, integratiepremies, enz.); - gedwongen terugkeer (met opsplitsing van verblijf in gesloten centra, transport, enz.)?

Hoeveel bedroeg het aantal overnames in het kader van de Dublin-verordeningen in 2022? b) Met welke landen werden de meeste overnames in het kader van Dublin-verordeningen gedaan? c) Hoeveel vragen tot overname werden niet ingewilligd? Graag met vermelding van het land. d) Hoeveel verzoeken tot overname in het kader van de Dublin-verordeningen verkreeg ons land in 2022?

Hoeveel mislukte verwijderpogingen waren er in 2022? b) Hoeveel bedraagt de gemiddelde kost van een gedwongen verwijdering in 2022? c) In hoeveel gevallen in 2022 legde u klacht neer tegen de betrokkene? d) Wat waren in 2022 de redenen voor mislukte verwijderpogingen bij verzet van betrokkene? Graag een overzicht. e) Hoeveel personeelsleden van de dienst Vreemdelingenzaken, die deze gedwongen verwijderingen begeleiden, liepen in 2022 fysieke of mentale schade op door agressie? Hoeveel dagen waren zij arbeidsongeschikt? Hoeveel bedraagt het totaal aantal werkuren waarop ze arbeidsongeschikt waren? Graag een overzicht.

Op welke concrete manieren zal u uw beleid aanpassen zodat u het aantal verwijderingen naar omhoog krijgt? Bestaat hierover consensus binnen de regering?

 

08.02 Staatssecretaris Nicole de Moor: Mijnheer Roggeman, zoals ik daarnet al uitvoerig heb toegelicht op de vraag van mevrouw Pas, zal ik erop toezien dat wij in het vervolg de schriftelijke vragen sneller beantwoorden. Onze diensten doen daarvoor echt hun uiterste best in een zeer moeilijke crisiscontext. Ik wil mij excuseren voor het te laat beantwoorden van uw schriftelijke vraag. U zult het antwoord binnenkort ontvangen.

 

Wat onze ambities in 2023 voor terugkeer betreft, ik ben blij dat wij er na twee heel moeilijke coronajaren in geslaagd zijn om in het afgelopen jaar 30 % meer terugkeer te realiseren. Dat was niet evident en die verwezenlijking heeft lang op zich laten wachten, omdat de coronacrisis hier misschien al langer achter de rug was, maar heel wat reisbeperkingen zijn tot zeer recent wel van toepassing gebleven. Vooral voor de Noord-Afrikaanse landen werden de reisbeperkingen en de verplichte PCR-test bijvoorbeeld pas zeer onlangs opgeheven, waardoor er opnieuw terugkeer mogelijk is.

 

De PCR-test heeft inderdaad gedurende twee tot drie jaar het terugkeerbeleid ten zeerste bemoeilijkt. Daarom ben ik ook zeer blij dat de ministerraad nu goedkeuring heeft gegeven aan mijn wetsontwerp met betrekking tot het aanklampend terugkeerbeleid, waarin ook een verplichte PCR-test is opgenomen. Wij hopen dat wij die nooit meer zullen nodig hebben, maar als het in de toekomst opnieuw nodig wordt om bijvoorbeeld PCR-testen af te nemen, zal die voortaan kunnen worden opgelegd.

 

08.03  Tomas Roggeman (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, een sterk terugkeerbeleid heeft zowel vrijwillige terugkeer nodig als gedwongen terugkeer. Voor dat laatste aspect moeten de beleidsinitiatieven weer hersteld worden. De federale regering moet de beschikbare capaciteit in gesloten centra opnieuw opnemen. Dat gebeurt vandaag niet. Bovendien moeten de beroepsprocedures ingeperkt worden, de beroepsmogelijkheden zijn immers bijna eindeloos en worden alsmaar groter. Zelfs tijdens een gedwongen verwijdering, wanneer de vreemdeling aan boord stapt van het vliegtuig naar het thuisland, kan hij of zij nog beroep aantekenen. Dat is nog moeilijk te verantwoorden.

 

Voor de N-VA moet er een beleidswijziging komen en moet de aanklampende aanpak vervangen worden door een beleid met focus op gedwongen terugkeer. De federale regering moet daarin forser inzetten op gedwongen verwijderingen door de capaciteit van gesloten centra te benutten en door terugnameakkoorden te sluiten. Onder druk van uw linkse coalitiepartners wordt het aantal gedwongen uitwijzigingen teruggeschroefd, maar zo geraakt u natuurlijk nergens.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van Tomas Roggeman aan Nicole de Moor (Asiel en Migratie) over "De langdurige verblijven in de asielopvang" (55034816C)

09 Question de Tomas Roggeman à Nicole de Moor (Asile et Migration) sur "Les séjours de longue durée dans le cadre de l'accueil des demandeurs d'asile" (55034816C)

 

09.01  Tomas Roggeman (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik hoef u niet uit te leggen dat het opvangnetwerk aanzienlijk onder druk staat. Er zijn te weinig opvangplaatsen in verhouding tot de instroom en sommige personen blijken ook langdurig in die opvangfaciliteiten te verblijven. Een asielaanvrager heeft volgens de Europese richtlijn recht op bed, bad en brood. Hoe langer zij daar verblijven, hoe langer een opvangplek wordt bezet, hoe prangender de crisis.

 

Wat is momenteel het langste verblijf in onze opvangstructuren? In welke soort opvang verblijven die personen en om hoeveel personen gaat het? Wat is de gemiddelde verblijfsduur van een asielzoeker in die opvangvoorzieningen? Kunt u cijfers geven over het type opvang en meedelen wat de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen is en om welke nationaliteiten het gaat? Zou het goed zijn voor de opvangcapaciteit om die langdurige verblijven te verminderen en te verkorten? In het kader van de asieldeal had u daar zelf al een voorstel over gelanceerd. Zal dat voldoende zijn om de druk van de ketel te halen?

 

09.02 Staatssecretaris Nicole de Moor: Mijnheer Roggeman, ik zal u meteen al een aantal cijfers doorgeven.

 

De gedetailleerdere cijfers zullen uiteraard nog volgen. De gemiddelde verblijfsduur in het opvangnetwerk bedraagt vandaag iets meer dan veertien maanden. Dat is te lang en daarom hebben we verschillende maatregelen genomen om die verblijfsduur in te korten. Dat houdt onder andere in dat het noodzakelijk is dat het CGVS sneller beslissingen neemt. Daarvoor werd er extra personeel aangeworven bij het CGVS en er is ook een bijzonder actieplan zodat het op een efficiëntere manier meer beslissingen kan nemen. Ik heb daarover al uitvoerig toelichting gegeven hier.

 

Daarnaast is er ook een werkgroep opgericht om mensen die allang in de opvang verblijven een sneller antwoord op hun verblijfsprocedures te geven. Die gemiddelde verblijfsduur bedraagt dus veertien maanden en wordt door de verschillende maatregelen die we nemen ingekort. Echter, de langste verblijfsduur vandaag in het opvangnetwerk, waarnaar u ook vroeg,  bedraagt – hou u vast – veertien jaar. Het gaat om een familie van zeven personen. Dat is onvoorstelbaar. Dat betekent immers dat die familie bij verschillende van mijn voorgangers ook al in het opvangnetwerk verbleef. De familie heeft verschillende verblijfsprocedures gevoerd na de asielprocedure, zoals medische regularisatie en humanitaire regularisatie, gedurende heel wat jaren. Dat is onaanvaardbaar.

 

Ik ben dan ook heel blij dat de huidige regering daaraan eindelijk iets doet. Ik ben blij dat er een wijziging aan de opvangwet is goedgekeurd op de ministerraad, waarbij wij in de toekomst een einde maken aan het recht op opvang na een negatieve asielbeslissing, dus wanneer de rechter van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen een negatieve beslissing van het CGVS bevestigt. Op dat moment moet er een einde komen aan het recht op opvang met een uitstroomperiode van dertig dagen, zoals ze vandaag is. Veertien jaar in de opvang verblijven, mag niet langer mogelijk zijn in de toekomst. Dat is geen gezonde situatie voor het opvangnetwerk.

 

Mijnheer Roggeman, ik ben dus blij dat wij daaraan eindelijk iets doen.

 

09.03  Tomas Roggeman (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.

 

Een verblijf van veertien jaar is hallucinant. Het is hallucinant dat dit kan. Het systeem dient er niet voor om mensen zo lang bed, bad en brood te geven. Dat is misbruik van het systeem. De fout daartoe ligt voor alle duidelijkheid echter veeleer bij het systeem en de regelgeving dan bij het betrokken gezin zelf. Van het einde van het recht op opvang na een negatieve asielbeslissing zijn wij ook een absolute voorstander. Ik ben blij dat u zich daarbij aansluit.

 

Mevrouw de staatssecretaris, twee jaar geleden hebben wij daartoe echter al een wetsvoorstel ter stemming voorgelegd in de Kamer, dat toen door uw meerderheid is weggestemd. Dat had een heel groot deel van de asielcrisis waarmee u vandaag kampt, kunnen verminderen. Ik beweer niet dat het de mirakeloplossing zou zijn geweest, maar het had wel een deel van de langdurige verblijvers uit ons opvangstelsel kunnen weren en daardoor die plaatsen vacant kunnen maken voor mensen die in een asielprocedure effectief nood hebben aan dat bed, bad en brood, waartoe ons land verplicht is. Het had wellicht ook enkele honderden asielplaatsen kunnen vrijmaken en daardoor veroordelingen van de Belgische Staat kunnen vermijden. Gedane zaken nemen echter geen keer. Het is goed dat u alsnog, twee jaar na ons, ook het licht ziet.

 

Het toeval wil, mevrouw de staatssecretaris, dat er morgen een wetsvoorstel van onze fractie besproken zal worden met het oog op een verdere inperking van het langdurig verblijfsrecht voor asielzoekers, en met name voor mensen die in een procedure voor gezinsuitbreiding zitten, wat ervoor moet zorgen dat een dergelijk langdurig verblijf onmogelijk wordt, zodat er plaatsen vacant komen voor mensen in een eerste procedureronde. Ook dit kan u helpen bijkomende plaatsen vrij te maken en de druk op ons asielnetwerk te verlichten. Ik reken dan ook op de steun van uw fractie, en bij uitbreiding op die van de volledige meerderheid, om dit mogelijk te maken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van Ben Segers aan Nicole de Moor (Asiel en Migratie) over "Het draaiboek voor verdwijningen van NBMV’s" (55034850C)

10 Question de Ben Segers à Nicole de Moor (Asile et Migration) sur "La feuille de route relative aux disparitions de MENA" (55034850C)

 

10.01  Ben Segers (Vooruit): Mevrouw de staatssecretaris, het regeerakkoord bepaalt, onder impuls van Vooruit, dat er binnen de taskforce voor niet-begeleide minderjarigen duidelijke afspraken worden gemaakt zodat de opvolging zo sluitend mogelijk gemaakt wordt en dat niet-begeleide minderjarigen niet langer ongemerkt van de radar kunnen verdwijnen. De signalements- en identificatieprocedure zou eveneens worden versterkt, net als het voogdijsysteem op het vlak van de ondersteuning van de voogden en de harmonisatie van de praktijk.

 

De heer Michael Kegels, de voormalige directeur-generaal van Fedasil, vertelde in de bijzondere commissie voor Mensenhandel op 10 juni 2022 dat de werkzaamheden van het draaiboek verdwijningen in de afrondingsfase waren. Hij vertelde ook dat Fedasil zeer actief is in de taskforce, waar er wordt verder gewerkt aan een nationaal protocol dat bijna klaar is en aan de verscherping van de meldingsprocedures. “Die werkzaamheden worden dus afgerond”, zei hij op 10 juni 2022.

 

Bij de bespreking van de beleidsnota verduidelijkte u – eveneens op mijn vraag – dat de laatste opmerkingen waren doorgestuurd en dat men in de fase van eindredactie en vormgeving was aangekomen. U zei daarover dat het klopt dat de finale fase tijd vergt, ook omdat er met alle actoren in het veld geschreven werd. Zij hadden namelijk toen nog de tijd tot het einde van de maand om hun laatste opmerkingen door te sturen. Ondertussen zijn we echter al een hele tijd verder en heb ik dus een aantal vragen.

 

Wat is de stand van zaken? Zijn er bepaalde problemen aangezien de afrondingsfase lang lijkt te duren? Wanneer mogen we het draaiboek verwachten? Welke actoren werden betrokken?

 

In het kader van de strijd tegen mensenhandel is er door deze regering een centraal meldpunt in opbouw voor slachtoffers van mensenhandel en -smokkel. Hebt u eraan gedacht om dat ook in het draaiboek te incorporeren? Er zijn immers ongetwijfeld synergiën mogelijk. Er zijn namelijk ook problemen met 24/7-bereikbaarheid van de Dienst Voogdij. Aangezien het centraal aanmeldpunt daar ook 24/7 bereikbaar zal zijn, moeten er toch oplossingen gevonden kunnen worden door samen te werken. Zijn er dus wat dat betreft ook al stappen gezet?

 

10.02 Staatssecretaris Nicole de Moor: Mijnheer Segers, ik ben blij u te kunnen meedelen dat het draaiboek intussen klaar is. Het zal in de zeer nabije toekomst worden voorgesteld.

 

Het draaiboek komt voort uit de werkgroep Verdwijningen, waarin Fedasil, de Dienst Vreemdelingenzaken, Child Focus, de Dienst Voogdij, het parket en de politie samengewerkt hebben. Al deze partijen hebben hun steentje bijgedragen aan het draaiboek, waarvoor ik hen dank.

 

Het draaiboek creëert geen nieuwe mechanismen of regels, maar brengt alle informatie samen in één helder en bruikbaar document. Ook worden er good practices gedeeld en zijn erin contactgegevens te vinden van alle relevante organisaties.

 

De creatie van een centraal meldpunt Mensenhandel is zeker een interessant gegeven dat met de minister van Justitie kan besproken worden. Ik kijk alvast uit naar het rapport van de bijzondere commissie voor Mensenhandel.

 

10.03  Ben Segers (Vooruit): Mevrouw de staatssecretaris, ik ben blij dat het draaiboek klaar is en zal voorgesteld worden in de nabije toekomst, dat is nieuw voor mij.

 

Ik verwonder mij wel over de manier waarop u verwijst naar het centraal meldpunt. Dat is immers reeds opgericht. Het wordt inderdaad nog verder uitgebouwd, dat werkt gefaseerd. In die zin was mijn vraag of ook het centraal meldpunt nu reeds in die procedures wordt verweven, wetende dat er ongetwijfeld een overlap is?

 

De tweede heel concrete suggestie betreft de problematiek van de bereikbaarheid van de Dienst Voogdij. U bent er ongetwijfeld veel mee bezig geweest in het kader van de werkzaamheden van die taskforce. Dat lijkt mij nu op te lossen te zijn, omdat het centraal meldpunt opgericht wordt en daar heeft men die 24/7-bereikbaarheid. Ik wil u vragen om dat aan te grijpen en op te lossen, meteen ook in het draaiboek. Dat zou een stevige stap vooruit betekenen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Hervé Rigot à Nicole de Moor (Asile et Migration) sur "Les procédures de vérification de présence de pièces dans des dossiers de demande de visas" (55034898C)

11 Vraag van Hervé Rigot aan Nicole de Moor (Asiel en Migratie) over "De procedures om na te gaan of visumaanvraagdossiers alle gevraagde stukken bevatten" (55034898C)

 

11.01  Hervé Rigot (PS): Madame la secrétaire d'État, dans le cadre de diverses démarches administratives liées à l'accès au territoire, les demandeurs ont souvent à introduire un dossier de pièces diverses venant en appui de leur demande. Il peut s'agir de preuves d'identité, de preuves de revenus stables et suffisants, de compositions de ménage, de capacités d'hébergement, etc.

 

À de nombreuses reprises par le passé, il est apparu que, dans le traitement de ces dossiers, la pratique de Office des étrangers était d'opposer un refus à la demande au premier document manquant, sans aller plus loin dans l'examen des autres pièces requises, pas même leur présence ou leur absence. Le demandeur devait alors trouver la pièce signalée manquante et réintroduire une nouvelle demande, sans être certain que son dossier puisse être considéré complet au terme de cette deuxième démarche. 

 

Je pensais que cette pratique avait pris financement. Il semblerait que ce ne soit pas le cas. Il s'agit pourtant d'une façon de faire frustrante pour le demandeur, susceptible de devoir introduire à plusieurs reprises la même demande jusqu'à ce que son dossier soit considéré complet, ce qui peut entrainer parfois des difficultés logistiques importantes. Mais également peu efficace pour nos propres services, puisqu'ils peuvent alors se trouver contraints de prendre autant de décisions négatives qu'il manquerait de pièces dans un dossier, au terme d'autant de procédures introduites.

 

Madame la secrétaire d'État, mes questions sont les suivantes. Pouvez-vous me confirmer que les services devant examiner les demandes vérifient la présence de la totalité des pièces requises avant de déclarer un dossier incomplet? Dans le cas contraire, pouvez-vous m'en donner la raison? Ne s'agit-il pas là d'une façon de faire contre-productive en ce compris pour les services eux-mêmes? En somme d'un "faux gain de temps"? Le cas échéant, des instructions pourraient-elles être données pour modifier cette façon de faire? Je vous remercie d'avance pour les réponses que vous pourrez nous donner.

 

11.02  Nicole de Moor, secrétaire d'État: Monsieur Rigot, en fonction de la procédure de séjour spécifique en question, la loi prévoit déjà que le poste diplomatique ou la commune informe l'étranger concerné sur le dossier incomplet et lui signifie quels sont les documents manquants. Il lui est dit aussi que le dossier ne sera pas pris en compte sauf s'il est complété par les documents manquants. C'est déjà le cas pour les étudiants, par exemple, grâce aux adaptations apportées en 2021 par la loi sur le séjour des étudiants de pays tiers.

 

D'autres procédures prévoient explicitement la possibilité pour l'Office de demander des informations complémentaires à la personne concernée pendant le traitement du dossier, comme c'est le cas dans la procédure du permis unique. Même si cela n'est pas légalement prévu, l'Office demande souvent des informations supplémentaires aux personnes concernées lorsque les documents sont manquants ou peu clairs, au lieu de simplement refuser la demande.

 

L'information sur les documents à présenter à l'appui d'une demande est largement diffusée entre autres par le site web de l'Office des Étrangers ainsi que par les communes et postes diplomatiques. L'étranger a également la responsabilité de s'informer avant d'introduire une demande et d'apporter les documents manquants afin que la demande soit complète.

 

Il arrive régulièrement que des personnes choisissent d'introduire un dossier incomplet avec ou sans explications sur les raisons qui les empêchent de présenter tel ou tel document. L'examen de la demande est basé sur des informations et des documents donnés lors de l'introduction de la demande, ou sur le dossier complété, le cas échéant.

 

Il est surtout important d'informer les étrangers aussi clairement et exhaustivement que possible sur les documents nécessaires à une demande complète avant l'introduction de leur demande. À cette fin, le site web de l'Office des Étrangers est constamment mis à jour et rendu plus accessible. Dans le contexte du Code de la migration, nous examinons les garanties supplémentaires qui peuvent être offertes afin que chaque ressortissant étranger soit explicitement informé au stade de la demande des documents manquants.

 

11.03  Hervé Rigot (PS): Madame la secrétaire d'État, je vous remercie. Je crois que vous avez mis l'accent sur ce qui est vraiment nécessaire. Bien sûr, la responsabilité du demandeur existe, mais la nécessité d'avoir une information claire pour chacun d'entre eux, accessible et compréhensible, existe. Dès lors, il reste encore certainement une action à réaliser concernant le rôle des communes, que vous avez évoqué. Celles-ci doivent informer de la complétude ou non du dossier. Il faut veiller que cela soit bien mené à leur niveau.

 

Par ailleurs, vous évoquez qu'au niveau de l'Office, celui-ci peut généralement solliciter des informations complémentaires avant de considérer si le dossier est complet ou non. Pourriez-vous faire en sorte que cela soit systématisé? Je vous y invite vraiment. Nous avons tout à y gagner pour que le dossier soit complet, ou pas, dans un délai que nous mettrons en œuvre. Si ce n'est pas complet après une demande d'information complémentaire, il en va de la responsabilité du demandeur. Cela éviterait peut-être des ricochets, des dossiers réintroduits, des pertes d'énergie et de temps de part et d'autre.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de François De Smet à Nicole de Moor (Asile et Migration) sur "La convention entre Fedasil et Bruss’help pour la coordination de l’accueil des demandeurs d’asile" (55034983C)

12 Vraag van François De Smet aan Nicole de Moor (Asiel en Migratie) over "Het akkoord tussen Fedasil en Bruss'help inzake de coördinatie van de opvang van asielzoekers" (55034983C)

 

12.01  François De Smet (DéFI): Madame la secrétaire d’État, selon la presse, une convention visant à déléguer certaines tâches de coordination pour l’accueil des demandeurs d’asile à Bruxelles doit être conclue prochainement entre Fedasil et Bruss’help, l’organisme bruxellois chargé de coordonner les dispositifs d’aide d’urgence.

 

Je m’interroge sur la nature de cette délégation puisqu’étant financé essentiellement par la COCOM, Bruss’help pallie ce faisant les manquements du fédéral dans la crise de l’accueil. Reconnaissons que le procédé qui fait peser la charge de la mauvaise gestion du fédéral sur les Régions – et encore plus sur Bruxelles qui capte pourtant un flux migratoire beaucoup plus important que les autres Régions – est curieux! Plus curieux encore est la délégation de ce type de compétences à une petite structure comme Bruss’help, qui a déjà dû prendre en charge le démantèlement du squat de la rue des Palais, il y a quelques semaines.

 

Madame la secrétaire d’État, la convention avec Bruss’help a-t-elle déjà été conclue? Dans la négative, quand estimez-vous qu’elle le sera?

 

J’entends que Bruss’help deviendrait le chaînon manquant dans la gestion de la crise de l’accueil. Quelles sont les modalités du mandat qui lui est confié? Quelles tâches spécifiques devra-t-il réaliser? Une compensation est-elle prévue? Des effectifs supplémentaires financés par le fédéral sont-ils prévus pour venir renforcer l’équipe déjà limitée de Bruss’help?

 

Enfin, pourquoi avoir eu recours à une convention avec un organisme bruxellois? Faut-il comprendre que nous ne disposons pas des ressources nécessaires au fédéral pour réaliser ces tâches?

 

12.02  Nicole de Moor, secrétaire d'État: Monsieur De Smet, il n’y a pas de convention entre Fedasil et Bruss’help et ce n’est pas prévu. Il existe déjà une convention entre Fedasil et le Service public régional de Bruxelles (SPRB) sur le cofinancement de l’aide humanitaire à Bruxelles. C’est au SPRB de définir le rôle que pourrait jouer Bruss’help dans le cadre de cette convention.

 

12.03  François De Smet (DéFI): Madame la secrétaire d’État, je vous remercie pour cette réponse un peu lapidaire, que je devrai vérifier parce qu’on me dit que la convention avec le SPRB avait échoué dans son projet fin 2022. Je vérifierai et vous interpellerai à nouveau le cas échéant.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van Tomas Roggeman aan Nicole de Moor (Asiel en Migratie) over "Het versneld intrekken van het verblijfsrecht na feiten tegen de openbare orde" (55034989C)

13 Question de Tomas Roggeman à Nicole de Moor (Asile et Migration) sur "Le retrait accéléré du droit de séjour après des infractions à l'ordre public" (55034989C)

 

13.01  Tomas Roggeman (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, op basis van de artikelen 21 en 22 van de Vreemdelingenwet kan het verblijfsrecht van een vreemdeling worden ingetrokken na feiten tegen de openbare orde of bij gevaar voor de nationale veiligheid. Wij hebben het er daarnet ook al over gehad. Het CGVS kan ook beslissen om het toekennen van de status van vluchteling of subsidiair beschermde te weigeren wanneer een aanvrager dergelijke feiten op zijn of haar kerfstok heeft.

 

Uit een antwoord op mijn eerdere parlementaire vragen over dit onderwerp bleek dat er na dergelijke feiten niet in elk geval overgegaan wordt tot de intrekking van de verblijfsstatus. Ik verwijs naar het concrete geval van een Ivoriaan die veroordeeld was wegens slagen en verwondingen met de dood tot gevolg en die zich na een korte gevangenisstraf schuldig gemaakt heeft aan verkrachting. Frappant was dat de het verblijfsrecht van de betrokkene niet werd ingetrokken na de eerste veroordeling.

 

Mevrouw de staatssecretaris, als het overlijden van een slachtoffer niet afdoende geacht wordt om te spreken van een feit tegen de openbare orde, wat dan wel? Welke feiten beschouwt u als afdoende voor het intrekken van het verblijfsrecht op basis van de artikelen 21 en 22 van de Vreemdelingenwet?

 

Vanaf wanneer maakt u of uw gemachtigde gebruik van de mogelijkheid tot het aanvragen van de intrekking? Vindt u dat de praktijk zoals die vandaag wordt toegepast afdoende is of zult u dat in de toekomst strikter opvolgen?

 

Zult u de commissaris-generaal vragen te voorzien in de effectieve opvolging en de intrekking van de status van personen die een aanvraag hebben lopen in geval van feiten tegen de openbare orde of gevaar voor de nationale veiligheid?

 

13.02 Staatssecretaris Nicole de Moor: Mijnheer Roggeman, u verwijst terecht naar de artikelen 20 en 21 van de Vreemdelingenwet. U ziet ook dat er voor de beëindiging van een verblijf met zeer veel zaken rekening moet worden gehouden, namelijk de zwaarte van de feiten en de straf, het al dan niet gebruiken van geweld bij de misdrijven, de reële en actuele bedreiging die van de persoon uitgaat, de aanwezigheid van familie of andere banden in België, de periode dat de vreemdeling al in België is, de medische context, de economische situatie van de betrokkene enzovoort. Alle elementen moeten worden afgewogen. Er moet ook een toetsing aan de artikelen 3 en 8 van het EVRM worden gedaan en er moet rekening worden gehouden met de nationale en Europese rechtspraak ter zake.

 

Elk geval wordt uiteraard individueel beoordeeld. Ik kan u garanderen dat mijn administratie daarbij steeds kort op de bal speelt en de mogelijkheden nagaat, mijnheer Roggeman

 

De DVZ zal het CGVS op de hoogte brengen wanneer hij kennis heeft van elementen van openbare orde of nationale veiligheid. Het is aan het CGVS om in alle onafhankelijkheid te beslissen wat er vervolgens moet gebeuren met de beschermingsstatus van de betrokkene.

 

13.03  Tomas Roggeman (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor het antwoord.

 

Het garanderen van de veiligheid van de inwoners is een kerntaak bij uitstek van de overheid. U hebt daarin als staatssecretaris ook een rol te spelen, al zijn uw mogelijkheden inderdaad niet zo groot. Het wettelijke kader is zeer strak, maar dat neemt niet weg dat u wel de mogelijkheid hebt om dergelijke situaties aan uw administratie te signaleren, wanneer er sprake is van een gevaar voor de openbare orde of de veiligheid. Wie misbruik maakt van een beschermingsstatus om geweld te plegen tegen de bevolking, moet die status kunnen verliezen. Neem die rol alstublieft op, in het belang van de veiligheid.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: Chers collègues, le prochain point à l’ordre du jour comporte neuf questions jointes. Nous n’aurons pas le temps d’avoir un débat constructif en dix minutes. Je vous propose dès lors de reporter ce point à notre prochaine séance. (Assentiment)

 

La réunion publique de commission est levée à 12 h 34.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.34 uur.