Commission de la Justice

Commissie voor Justitie

 

du

 

Mercredi 8 mars 2023

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 8 maart 2023

 

Namiddag

 

______

 

De openbare commissievergadering wordt geopend om 15.15 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.

La réunion publique de commission est ouverte à 15 h 15 et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Drugs en smartphones in de gevangenis" (55034373C)

01 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les drogues et les smartphones dans les prisons" (55034373C)

 

01.01  Marijke Dillen (VB): Nooit eerder werden in de Antwerpse gevangenis zoveel pakketten drugs en smartphones onderschept die van buitenaf over de muren werden gegooid. Als we de media mogen geloven troffen cipiers 308 gsm's aan terwijl dat er in 2021 'maar' 81 waren, en werden 436 pakjes drugs onderschept voordat gevangenen de buit konden oppikken. Het totaal aantal gegooide pakketten is uiteraard een veelvoud van de onderschepte.

 

Drugs in de gevangenissen is een ware plaag. Het Vlaams Belang pleit al jaren, ook in de commissie Justitie, voor een strenge aanpak en nultolerantie aangaande drugs. Wat de aanpak van drugs in de gevangenissen betreft, door onder meer strenge controles toegangscontroles, het systematisch inzetten van drugshonden. U blijft evenwel achterophinken.

 

Ook het feit dat drugscriminelen maar hun gangetje kunnen gaan met gsm's en hun illegale activiteiten vanuit de gevangenis kunnen verderzetten doet de wenkbrauwen meer dan fronsen.

 

In de media mogen we vernemen dat in het nieuwe strafboek een nieuwe bepaling zou worden geïncorporeerd waardoor 'overgooiers' zouden bestraft worden.

 

Welke initiatieven gaat u in concreto nemen om ervoor te zorgen dat er geen zaken meer over de gevangenismuren kunnen worden gegooid? Minstens dat dit dermate wordt bemoeilijkt? Gaat u initiatieven nemen die ervoor kunnen zorgen dat 'overgooiers' worden geïdentificeerd en geïntercepteerd? Zoja, dewelke?

 

Gaat u initiatieven nemen om de wandelplaatsen te overspannen met netten die ervoor zorgen dat indien er iets wordt overgegooid deze zaken niet bij de gevangenen terechtkomen?

 

Welke nieuwe acties gaat u ondernemen om de hoeveelheid en gebruik van drugs in de gevangenissen aan te pakken? De reeds genomen initiatieven schieten blijkbaar schromelijk tekort.

 

Hoe gaat u ervoor zorgen dat criminelen hun handel niet meer kunnen voortzetten via gsm's in de gevangenissen? Komen er bijkomende nieuwe controles en/of initiatieven? Hoe ziet u dit?

 

Het nieuwe strafwetboek zou maar in werking treden in 2025-2026. Bent u bereid met de creatie van een nieuw wetgevend initiatief ervoor te zorgen dat de 'overgooiers' per direct kunnen worden bestraft?

 

01.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, ik ben uiteraard zeer goed op de hoogte van de problematiek in de Antwerpse gevangenis, via de directie en de politiediensten, maar ook de gouverneur van Antwerpen, Cathy Berx.

 

Er werden in de loop van de tijd reeds verschillende initiatieven genomen met het oog op het bemoeilijken van het overgooien van pakketten. De volgende initiatieven worden nu nog extra voorzien.

 

Ten eerste, meer beveiliging van de inrichting: prikkeldraad wordt voorzien om de toegang tot bepaalde plaatsen te bemoeilijken, gevangenis­muren worden verhoogd en andere infrastructurele ingrepen worden verder mogelijk gemaakt.

 

Ten tweede komen er meer patrouilles van de politie op momenten dat gevangenen op de binnenkoeren rondlopen, tijdens de zogenaamde wandelingen.

 

Ten derde wordt ingezet op een intensieve samenwerking en informatie-uitwisseling tussen parket, gevangenisdirectie en politie om concrete afspraken te maken om sneller informatie uit te wisselen over verdachte zaken van drugshandel, zowel binnen als rond de gevangenis.

 

Ten vierde, in het ontwerp van het nieuwe Strafwetboek wordt het overgooien zelf strafbaar gesteld. Concreet wordt het direct of indirect, bijvoorbeeld met een drone, overgooien van alle soorten voorwerpen over de omheining of de muur van een gevangenis strafbaar. Dat geldt ook bij gesloten psychiatrische instellingen voor geïnterneerden.

 

Ten slotte wordt binnen het lokale directieteam van elke gevangenis een nieuwe rol toebedeeld. De directeur Security and Safety wordt de referentiepersoon voor het integraal beveiligingsbeleid binnen de inrichting. De directeur zal de opvolging van de veiligheids­processen, waaronder de overgooiproblematiek, op zich nemen.

 

Wat uw tweede vraag betreft, als het mogelijk is werken we met netten, maar dat is niet altijd mogelijk of wenselijk. Hier worden de volgende concrete infrastructuurmatregelen onderzocht: het bijplaatsen van concertina op de wandeling om te verhinderen dat overgegooide zaken vanaf de wandeling via de celramen worden doorgegeven; het plaatsen van een draadnet om de opening tussen de aangrenzende privaatparking en de wandeling te sluiten; het plaatsen van een extra camera ter hoogte van de perimetermuur.

 

Wat uw derde vraag betreft, het gevangeniswezen opteert voor een integrale aanpak van drugs waarbij aandacht wordt besteed aan de volgende aspecten.

 

Heden worden controles uitgevoerd door drugshonden van de politie. Daarnaast wordt ook een toestel aangekocht door het gevangeniswezen om drugs te detecteren. Het toestel wordt momenteel getest. Op basis van de resultaten kan worden beslist of er al dan niet verder in geïnvesteerd wordt.

 

Ten tweede, observatie- en veiligheidsprocedures blijven strikt toegepast, zoals onder meer het controleren van de cellen en gemeenschappelijke ruimtes. Wanneer drugs worden gevonden worden tuchtsancties gelanceerd en wordt de substantie overgemaakt aan de bevoegde instanties.

 

Ten derde, naast het voorkomen van het binnenbrengen wordt er binnen de muren nog op de volgende domeinen gewerkt. Er lopen verschillende initiatieven om gedetineerden te begeleiden en te ondersteunen bij het afkicken van drugs. Dit jaar worden de drugprogramma’s van Volksgezondheid uitgebreid van drie naar tien gevangenissen. De gevangenis van Antwerpen zal een van deze gevangenissen zijn. Er zal ten tweede een opleiding rond drugs worden georganiseerd voor het personeel in gevangenissen waar een drugprogramma is. Momenteel komen verdovende middelen al aan bod in de laatste cluster van de opleiding. Ten slotte zullen leden van bendes gelinkt aan drugs geïdentificeerd en opgevolgd worden. Ook daar zal de directeur Security and Safety een rol spelen.

 

Ik zal nu antwoorden op uw vierde vraag. Er worden zowel nationale als lokale sweepings van gsm’s uitgevoerd in elke inrichting. Dit jaar wordt er eveneens geïnvesteerd in nieuw materiaal om ook de nieuwste gsm’s te kunnen detecteren. U hebt ook gelezen dat er gisteren in Hasselt een grote sweeping is gebeurd.

 

Het antwoord op uw laatste vraag luidt als volgt. In het ontwerp van het nieuwe Strafwetboek zal inderdaad een nieuwe strafbaarstelling worden opgenomen die moet toelaten personen te bestraffen die voorwerpen over een gevangenismuur gooien. Dat had ik echter al eerder gezegd.

 

01.03  Marijke Dillen (VB): Dank u, mijnheer de minister, voor uw zeer uitvoerige antwoord. U hebt inderdaad aangekondigd dat dit zal worden voorzien in het nieuwe Strafwetboek. Het is misschien wel nuttig om dat via een eenvoudig wetsontwerp naar voren te schuiven, zodat het vervroegd in werking kan treden. Dat lijkt me mogelijk. U weet immers even goed als ik dat dit soms tot frustratie leidt bij het penitentiair personeel.

 

Voor het overige hebt u uitvoerig geantwoord op mijn vragen, waarvoor dank.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De woordbreuk in het kader van het protocolakkoord met de politievakbonden" (55034376C)

02 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La promesse rompue dans le cadre du protocole d'accord avec les syndicats policiers" (55034376C)

 

02.01  Marijke Dillen (VB): In Ter Zake (14/2) stelde een vakbondsafgevaardigde dat u woordbreuk hebt gepleegd tegenover de politievakbonden:

 

Hebt u al dan niet tijdens een vergadering met de politievakbonden ontkend dat u rechtmatig vertegenwoordigd was en dat uw afgevaardigde en covoorzitter van die vergadering handelde zonder mandaat. Daarbij wordt u geciteerd: “wie is die gast" insinuerend dat hij zonder mandaat handelde?

 

Hebt u kennis van de brief van meester Marc Uyttendaele, vertegenwoordiger van de vakbonden NSPV, VSOA en ACV aan uw ambt waarin opheldering gevraagd werd over de wettelijkheid van de vertegenwoordiging van uw ambt tijdens de vergaderingen die leidden tot het protocolakkoord met de politievakbonden, in concreto de vraag of er een geldige delegatieakte was?

 

Erkent u het bestaan van de brief van 9 januari 2023 uitgaand van meester Depré en Chomé, optredend in uw naam waarin deze formeel het bestaan bevestigen aan de vakbonden van zo'n delegatieakte, en ik citeer letterlijk: “M. le Ministre de la Justice a été valablement représenté lors des négociations syndicales. Dès lors, les considérations relatives à la validité de sa représentation ainsi que les références à certains articles du Code Pénal ne sont pas pertinentes en l'espèce."

 

Volgens de vakbonden spreekt uw advocaat u tegen met betrekking tot de waarde die aan die vertegenwoordiging dient te worden gegeven. Was uw ambt al dan niet covoorzitter van die vergadering(en) met de vakbonden of was u enkel 'waarnemer'?

 

U ontkende op 15 februari 2023 op Radio 1 dat u 'uw woord niet gebroken heeft', hoewel de regering het ondertekende protocolakkoord met de vakbonden niet heeft uitgevoerd per 1 januari 2023, doch slechts de intentie uitsprak om het in 3 fases uit te voeren. Waarom ondertekende u een akkoord om het vervolgens niet uit te voeren?

 

Ik citeer u op radio 1 (15/2): “Mijnheer Houssin die hoopt natuurlijk te krijgen datgene wat afgesproken was met de minister van Binnenlandse Zaken, een ontwerpakkoord dat zij heeft onderhandeld, waar ik niet bij was, dat dat zou werkelijkheid worden." Mijnheer de minister, uw advocaten hebben per officieel schrijven aan de vakbonden bevestigd dat uw ambt wettelijk en correct vertegenwoordigd was. Waarom ontkent u dan publiek dat uw ambt niet vertegenwoordigd was?

 

02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Dillen, ik verwijs, ten eerste, uiteraard naar het eerdere antwoord dat ik al heb gegeven en naar wat de eerste minister en mevrouw Verlinden daarover in het verleden hebben verklaard.

 

De onderhandelingen met de syndicale organisaties zijn nog steeds lopende.

 

De tekst is in het Frans. Ik zal hem hier in het Frans voorlezen, waarvoor ik mij verontschuldig. Normaal zou ik altijd in het Nederlands antwoorden, maar het is enigszins bijzonder Frans, daarom zal ik het in het Frans zeggen.

 

“Il y a toujours une délégation de l’autorité ou comité de négociation”, zoals vastgelegd in de akte van 25 juni 2018, getekend door zowel de minister van Justitie als de minister van Binnenlandse Zaken. Een en ander is bevestigd door de tweede akte van 16 december 2022.

 

Reeds herhaaldelijk werd bevestigd dat de minister van Justitie rechtsgeldig vertegenwoordigd was en blijft. De minister van Binnenlandse Zaken heeft historisch, wanneer het over dergelijke zaken gaat, de lead als voorzitter. Zij leidt de onderhandelingen, maakt de afspraken en voert ze uit binnen de krijtlijnen die door de regering zijn bepaald conform het mandaat dat haar door de regering is gegeven.

 

Mijn collega heeft die onderhandelingen soms ook persoonlijk voorgezeten en heeft de perscommunicatie daarover gedaan.

 

Dat en niets meer is wat wij al enkele weken stellen. Er is daarbij geen contradictie met wat onze advocaat antwoordt op de brieven van de advocaat die door de syndicale organisaties werd aangesteld.

 

Collega’s, ik volg de procedure trouwens met een gerust hart op.

 

02.03  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Sta mij toe op te merken dat het merkwaardig is dat de twee advocaten elkaar duidelijk tegenspreken, zijnde enerzijds meester Uyttendaele en anderzijds meester Depré en meester Chomé. In dergelijke dossiers is het heel belangrijk onmiddellijk duidelijkheid te creëren.

 

Wanneer wij kijken naar het standpunt van de vakbond, waarbij ik moet toegeven dat ik de vakbond grotendeels kan volgen, dan stel ik vast dat die terecht niet tevreden is met de resultaten van alle onderhandelingen. Ik heb gehoord van de minister van Binnenlandse Zaken, die zoals u zei hierin de lead neemt, dat er wel duidelijk beloftes zijn gedaan die in de praktijk blijkbaar niet worden gerealiseerd.

 

Misschien is het zinvol om ter vervollediging van dit antwoord de brieven van de respectieve advocaten te bezorgen? Ik weet niet of u daartoe bereid bent?

 

02.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Welke brieven?

 

02.05  Marijke Dillen (VB): Ik heb in mijn tweede vraag verwezen naar de brief van meester Uyttendaele en in mijn derde vraag naar de brief van 9 januari 2023 van meesters Depré en Chomé. Ik heb daar letterlijk uit geciteerd. Misschien is het zinvol …

 

02.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Of ik het bestaan van die brief erken? Welja, ik erken dat.

 

02.07  Marijke Dillen (VB): Is het mogelijk ons een kopie te bezorgen van die brieven?

 

02.08 Minister Vincent Van Quickenborne: Als dat kan conform de regels van vertrouwelijkheid van briefwisseling, wat ik wel wil verifiëren bij mijn advocaten. Die zijn veel slimmer dan ik.

 

02.09  Marijke Dillen (VB): Daar zal ik niets op antwoorden. Het is niet omdat iemand advocaat is dat hij slimmer is.

 

Het zou misschien wel zinvol zijn.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de Marie-Christine Marghem à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La présence d'un salafiste belge au Bénin" (55034239C)

03 Vraag van Marie-Christine Marghem aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De aanwezigheid van een Belgische salafist in Benin" (55034239C)

 

03.01  Marie-Christine Marghem (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, le Belge Jean-Louis Denis était présent au Bénin avant d’en être expulsé au début de ce mois. En quoi la présence d’un de nos compatriotes dans ce pays pourrait-elle susciter de l’inquiétude? Je ne le vois pas, si ce n’est que Jean-Louis Denis a été condamné dans notre pays pour recrutement de djihadistes au profit de Daech. Figure de proue du groupe terroriste Sharia4Belgium, il avait prôné l’instauration d’une république islamique dans notre pays et l’application de la charia.

 

Désormais, il aurait tenté d’implanter au Bénin un village “éco-musulman”, d’allure caritative et agricole. Il n’y a rien d’anodin à tout cela. À ses débuts, la propagande de Daech se présentait aussi comme une œuvre de bienfaisance. Qui plus est, le Bénin est victime d’attaques terroristes depuis 2021. Tout cela suscite de l’inquiétude: et si notre pays devait servir de base de départ pour projeter le djihad outre-mer?

 

Monsieur le ministre, quel est l’état de la coopération entre les services belges et béninois? Quel est le suivi qui est fait des déplacements à l’étranger des propagandistes et recruteurs salafistes? Jean-Louis Denis est-il actuellement présent sur le territoire belge, ou bien est-il déjà reparti en Afrique ou ailleurs? Quelle est l’origine des fonds qui permettent de telles initiatives de la part d’un ancien leader de Sharia4Belgium? Connait-on le nombre et les antécédents de ses éventuels soutiens dans ce projet de village éco-musulman?

 

03.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, chère collègue, pour ce qui est de l’état de la coopération entre les services belges et béninois, je répondrai pour ce qui concerne la Justice.

 

Entre 2005 et 2022, sept dossiers de coopération judiciaire ont été ouverts par les autorités belges à destination du Bénin. De son côté, la Sûreté de l’État maintient une communication ouverte avec tous ses partenaires. Mais elle n’entretient pas de relation spécifique avec le service béninois.

 

En ce qui concerne la personne dont vous parlez, je rappelle qu’elle a été condamnée définitivement par la cour d’appel de Bruxelles le 18 novembre 2016 à une peine de cinq années d’emprisonne­ment et une amende de 6 000 euros. Après sa libération, elle est restée sur la liste de l’Organe de coordination pour l’analyse de la menace (OCAM) et a fait l’objet d’un suivi par la task force locale.

 

Je peux vous dire qu’en général, sur ces questions de possible infraction en matière de terrorisme et d’extrémisme, les autorités judiciaires de notre pays n’hésitent pas à ouvrir des enquêtes pénales. Elles l’ont suffisamment prouvé ces dernières années avec plus de 600 condamnations pour des infractions terroristes depuis début 2015.

 

Il importait de le signaler, notamment à la lumière de vos questions.

 

Le suivi des déplacements des propagandistes de haine repris dans la banque de données commune se fait dans le cadre de la stratégie "extrémisme et terrorisme" qui vise à lutter contre le radicalisme et l'extrémisme au sein de notre société.

 

Plusieurs services comme l'OCAM, la Sûreté de l'État, le Service général du renseignement et de la sécurité, la police fédérale, la police locale et l'Office des étrangers participent à la Stratégie TER. Celle-ci met en place plusieurs plateformes de concertation dont notamment les task forces locales (TFL). Ces TFL sont chargées d'assurer le suivi répressif et sécuritaire des personnes représentant une menace et constituent le réseau où les services de sécurité échangent des informations et discutent des cas concrets. Les participants aux TFL décident des mesures à prendre pour assurer le suivi des personnes concernées. C'est donc dans ce cadre que sont notamment déterminées les mesures visant à assurer le suivi des déplacements des propagandistes de haine.

 

Comme chaque personne suivie dans le cadre du terrorisme, de l’extrémisme et de la radicalisation reprise dans la base de la banque de données et portant un statut OCAM, les propagandistes de haine sont signalés par la police au niveau national et au niveau international, dans le Schengen Information System et dans la base de données d'Interpol. Selon la police, c'était bien le cas pour la personne en question.

 

Les mesures demandées par ces signalements peuvent varier d'une arrestation à un contrôle de la personne dont question. Ce contrôle sera effectué lors de chaque rencontre avec les services de l'ordre et lors de chaque passage d'une frontière dans le cas d'un voyage à l'étranger. Il permet de recueillir des informations pertinentes et d'établir un aperçu des déplacements de l'intéressé.

 

D'après les informations qui m'ont été communiquées, la personne a été expulsée du Bénin à destination de la Belgique en date du 5 février dernier. Les services de sécurité n'ont aucune information concernant un nouveau départ.

 

Par ailleurs, la personne fait la promotion de ses activités par le biais des réseaux sociaux. Elle y fait également de la publicité pour des collectes de fonds en ligne destinés à financer ses projets.

 

Enfin, la Sûreté dispose d'informations sur une société active dans les énergies renouvelables qui soutient le projet de village éco-musulman de la personne.

 

03.03  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses précises que je vais analyser en profondeur. Je reviendrai, le cas échéant, vers vous ou vers l'un de vos collègues pour obtenir un complément d'information.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: Vraag nr. 55034441C van de heer Van Hees wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

04 Samengevoegde vragen van

- Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het detentiehuis in Kortrijk" (55034720C)

- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De bezetting en de kostprijs van het detentiehuis in Kortrijk" (55034879C)

04 Questions jointes de

- Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La maison de détention à Courtrai" (55034720C)

- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'occupation et le coût de la maison de détention de Courtrai" (55034879C)

 

04.01  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, uit uw antwoord op mijn schriftelijke vraag over de capaciteit en overbevolking in de gevangenissen, waarvoor dank, bleek dat in het detentiehuis van Kortrijk nog steeds slechts 9 van de 57 plaatsen zijn opgevuld. Dat detentiehuis is inmiddels reeds een half jaar geopend. Dat wil dus zeggen dat de beschikbare capaciteit niet of nauwelijks wordt gebruikt, terwijl de overbevolking in de gevangenissen weer alle records breekt. Wat is de reden? Waarom wordt de beschikbare capaciteit in het detentiehuis van Kortrijk niet beter ingevuld?

 

Wat betekent dat voor de korte straffen onder de 3 jaar? U hebt immers de ambitie om die allemaal uit te voeren, weliswaar alleen in een detentiehuis. Zolang de instroom in en de opening van detentiehuizen niet vlotter verloopt, is er jammer genoeg helemaal geen sprake van uitvoering van alle straffen.

 

Hoeveel vte’s bedraagt het personeelskader voor het detentiehuis in Kortrijk? Is dat volledig ingevuld?

 

Aangezien er slechts 9 mensen worden opgevangen, kan een gedeelte van het personeel niet tijdelijk worden ingeschakeld in gevangenissen die met een personeelstekort kampen?

 

Hoeveel bedragen de totale personeelskosten voor het detentiehuis?

 

Wanneer zullen nieuwe detentiehuizen geopend worden en hoeveel plaatsen stellen ze ter beschikking?

 

04.02  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, wij moeten allemaal toegeven dat uw aangekondigde detentiehuizen niet echt een succesverhaal zijn. Het detentiehuis in Kortrijk, met een capaciteit van 57 gedetineerden, kent blijkbaar amper een bezetting van maximaal 12 gedetineerden op hetzelfde ogenblik, dus zelfs geen behoorlijke bezetting, ondanks dat u reeds herhaaldelijk de opening van detentiehuizen als een van de mogelijke oplossingen voor de overbevolking in de gevangenissen hebt genoemd. Als de cijfers juist zijn, verwijten de cipiersbonden u terecht dat het een wraakroepend promoproject betreft, met concreet een gemiddelde kostprijs van 25.000 euro per gedetineerde voor 45 personeels­leden.

 

Kunt u mij een gedetailleerd overzicht geven van de bezetting van het detentiehuis in Kortrijk sinds de opening in september 2022?

 

Wat is de kostprijs per gedetineerde, rekening houdend met de beperkte bezetting?

 

Waarom wordt de capaciteit van het detentiehuis in Kortrijk niet beter benut? Wordt er gewerkt aan een oplossing?

 

Detentiehuizen zijn gericht op lokale re-integratie en het heeft dus weinig zin om iemand van de Kempen naar Kortrijk te sturen, aldus de woordvoerder van het gevangeniswezen, mevrouw Kathleen Van De Vijver. Ik geef haar daarin gelijk. In de praktijk stellen we vast dat, ondanks uw aankondigingen, de detentiehuizen maar niet opgestart raken. Dat betekent concreet dat er ondanks de verklaringen van de woordvoerder van het gevangeniswezen geen sprake van lokale re-integratie kan zijn.

 

Hoever staat het op het ogenblik met de uitbouw van de detentiehuizen? Hoeveel concrete en realistische plannen zijn er inmiddels om in 2023 detentiehuizen te openen? Kunt u die toelichten?

 

04.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Er werden 53 gedetineerden aangemeld via de psychosociale diensten uit de verschillende inrichtingen bij de directie van het detentiehuis in Kortrijk. Daarvan werden 27 gedetineerden na een screening in het detentiehuis in Kortrijk toegelaten en 3 gedetineerden werden teruggestuurd wegens niet geschikt gedrag voor een detentiehuis, zoals het overtreden van de regels, melding van ontvluchting en psychotisch gedrag.

 

Wat zijn de redenen voor de weigering van de overige 26 gedetineerden? Eén gedetineerde werd veroordeeld voor zedenfeiten. Eén gedetineerde werd veroordeeld voor moordpoging op een politieman. Een aantal gedetineerden wenste zelf niet te komen wegens te ver voor hun bezoek. Een aantal andere gedetineerden kampte met een te ernstige verslavingsproblematiek en of psychiatrische problematiek. Andere gedetineerden werden geweigerd wegens hangende zaken, waardoor de detentie plus drie jaar zou worden.

 

Le risque d'évasion est estimé relativement haut, dû notamment à leur situation de séjour, combinée au manque d'attaches en Belgique.

 

Er is dus risico op ontvluchting wegens de woonplaats.

 

Door de overgangsbepaling in de wet zien we het effect ervan vertraagd weerspiegeld in de cijfers. Sinds kort dienen veroordeelden zich conform de nieuwe wet aan te melden. Voor de opstart van het detentiehuis werd gewerkt met gedetineerden die nog onder de toepassing van de rondzendbrief vielen en hun straf principieel onder elektronisch toezicht verder konden uitzitten, doch wegens het gebrek aan een woonst in de gevangenis verbleven. We kunnen dus spreken over een vertragingseffect bij het invullen van de capaciteit door de overgangsbepalingen.

 

De korte straffen tussen de twee en drie jaar worden wel degelijk uitgevoerd. De uitvoering van die straffen gebeurt bij voorrang in een detentiehuis, maar niet uitsluitend. Niet alle profielen komen in aanmerking voor de plaatsing in een detentiehuis. Denk aan mensen die veroordeeld zijn voor zedenfeiten en terreur. Ik heb dat hier al uitdrukkelijk gezegd. Wanneer dat het geval is, blijven die gedetineerden in de gevangenis voor hun strafuitvoering. Er zitten ook gedetineerden met een straf tussen de twee en drie jaar in de gevangenis op het ogenblik.

 

Een strafuitvoering in een detentiehuis of in een gevangenis is daarenboven niet de enige vorm van strafuitvoering. De strafuitvoeringsrechter beslist daarover autonoom. Er kan ook sprake zijn van een beperkte detentie of een andere maatregel. Men zet zo’n straf dus niet zoals vroeger automatisch om in elektronisch toezicht.

 

De gedetineerde met een straf van twee tot drie jaar valt momenteel onder de wet inzake de externe rechtspositie. Straffen tot twee jaar vallen nog onder de ministeriele rondzendbrief. Dat zal wijzigen vanaf 1 september 2023.

 

Een detentiehuis beschikt over 37 vte’s. Momenteel volgen 13 vte’s de opleiding tot detentiebegeleider. De opleiding loopt nog in maart 2023.

 

Tot op heden werd geïnvesteerd in de opleiding van het personeel voor het aanleren van procedures, coaching en intervisie. Ondertussen werkt het personeel in vier shiften: dag, nacht, vroeg en laat. Detentiebegeleiders werken nu per twee per leefgroep, om de groepsdynamiek aan te leren en zich de werking van een detentiehuis eigen te maken. Bij de ontdubbeling van de leefgroepen zullen de detentiebegeleiders per leefgroep alleen staan.

 

Het detentiehuis van Berkendaal, goed voor 60 plaatsen, opent de komende zomer. De beperkte aanpassingen zijn momenteel aan de gang. Voor het detentiehuis van Olen is het bestek voor de werken en de aanvraag voor de vergunningen in opmaak. In Zelzate werd de omgevingsvergunning aangevraagd. De opening van het detentiehuis is uiteraard afhankelijk van de situatie daar.

 

Daarnaast zijn heel wat sites in voorbereiding voor de plaatsing van de unitbouw. Het gaat over 185 plaatsen in Vlaanderen, 200 in Wallonië en 40 in Brussel. Wij maken de locaties bekend in overleg met de gemeente of stad.

 

Mevrouw Dillen, kunt u een schriftelijke vraag indienen voor het gedetailleerde overzicht?

 

Mevrouw De Wit, u vraagt naar de kostprijs per gedetineerde. Het is momenteel nog niet mogelijk om een correcte prijs te berekenen. De personeelsinstroom is volop aan de gang. Voorts werden bepaalde installatiekosten al voor 57 plaatsen uitgevoerd en staan de installaties klaar, andere dan weer niet.

 

04.04  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Op mijn schriftelijke vraag antwoordde u dat 9 plaatsen ingevuld waren, mevrouw Dillen zegt dat het er 12 zijn. Vandaag hoor ik dat het er 27 zijn. Dat is natuurlijk nog altijd minder dan de helft van de capaciteit. Ik begrijp wel dat een gedetineerde niet zomaar overgeplaatst wordt of dat het geografisch misschien niet aangewezen is. Laten wij echter eerlijk zijn. U hebt de detentiehuizen altijd voorgesteld als een van de belangrijkste middelen ter uitvoering van de korte straffen. Met 27 ingevulde plaatsen, ook al gebruikt men hier en daar andere maatregelen, zal dat natuurlijk niet lukken en blijven de gevangenissen voor het overige overbevolkt.

 

Er komen nog veel plaatsen. U werkt ook aan de plaatsing van units en ik ben mij ervan bewust dat het geen eenvoudige taak is. U hebt er geen timing aan verbonden, maar die wordt wel cruciaal, denk ik, zeker wanneer wij de volgende fase in de strafuitvoering willen aanvatten. Wij zullen het dossier dus zeker opvolgen.

 

04.05  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik sluit mij aan bij de repliek van collega De Wit en wil nog enkele bijkomende vragen stellen.

 

U hebt aangekondigd dat de detentiehuizen in Berkendaal, Zelzate en Olen in de zomer van 2023 openen, als ik u goed begrepen heb, of opent alleen het detentiehuis in Berkendaal met zekerheid de komende zomer en is er nog geen timing voor de detentiehuizen in Zelzate en Olen?

 

Over de verschillende sites zegt u dat er 185 plaatsen komen in Vlaanderen, 200 in Wallonië en 40 in Brussel. Kunt u dat meer toelichten? Ik begrijp dat u de exacte locaties pas bekendmaakt in overleg met de lokale overheid. Hebt u wel een zicht op de timing? Kunt u ook zeggen over hoeveel locaties het gaat? Ik neem immers aan dat die 185 personen niet op één locatie worden ondergebracht.

 

04.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Het gaat om 15 locaties in totaal.

 

04.07  Marijke Dillen (VB): Is dat inclusief Kortrijk?

 

04.08 Minister Vincent Van Quickenborne: (…)

 

04.09  Marijke Dillen (VB): Het gaat dus over 11 locaties verspreid over Vlaanderen, Brussel en Wallonië.

 

04.10 Minister Vincent Van Quickenborne: Sommige detentiehuizen zullen kleiner zijn. Het detentiehuis in Kortrijk is met 57 plaatsen zeer groot, net zoals dat van Berkendaal. Andere detentiehuizen bieden 20 à 25 plaatsen.

 

04.11  Marijke Dillen (VB): Een concreet cijfer van het aantal locaties kunt u echter niet geven?

 

04.12 Minister Vincent Van Quickenborne: Het zullen ongeveer 15 locaties zijn.

 

04.13  Marijke Dillen (VB): We volgen het dossier van nabij.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De gevangenis in Antwerpen" (55034769C)

05 Question de Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La prison d'Anvers" (55034769C)

 

05.01  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, het stopt niet. Het went niet, maar men zou er bijna aan wennen. Elke week opnieuw wordt er in de media gewag gemaakt van granaataanvallen, schietincidenten en ontploffingen, voornamelijk in het Antwerpse. Er is een drugsoorlog gaande. Gelukkig leveren onze veiligheidsdiensten goed werk en konden er al heel wat verdachten aangehouden worden, maar dat heeft natuurlijk grote gevolgen voor de al bestaande overbevolking in de gevangenissen en dan vooral voor de instroom in de Antwerpse gevangenis. Veel verdachten worden immers daar opgesloten gedurende hun voorlopige hechtenis.

 

We hopen dat die vele aanhoudingen uiteindelijk ook leiden tot effectieve veroordelingen. De oprichting van het nationaal drugscommissariaat zal daartoe bijdragen. Het is dan ook een goede zaak dat het er uiteindelijk komt, beter laat dan nooit. Het is echter essentieel, mijnheer de minister, dat de gehele strafrechtketen wordt versterkt, inclusief de strafuitvoering. Zonder voldoende plaatsen in onze gevangenissen heeft het geen zin strenge straffen uit te spreken. Nochtans verwachten wij die strenge straffen als het over drugscriminaliteit gaat. Het is dus tijd om daarop te anticiperen, want als we de strijd tegen de drugscriminaliteit correct voeren, dan zal de rest van de strafketen moeten volgen. Het is dan ook belangrijk dat er voldoende gevangeniscapaciteit is, zodat de uitgesproken straffen ook effectief worden uitgevoerd. 

 

Ik heb daarover de volgende vragen, mijnheer de minister.

 

Hoeveel gevangenen zitten er vandaag in de Antwerpse gevangenis? Hoeveel bedraagt de overbevolking? Hoeveel van hen worden gelinkt aan georganiseerde drugscriminaliteit?

 

Overweegt u een samenwerking met Nederland om de problematiek van de overbevolking, die vooral in de Vlaamse gevangenissen speelt, te helpen opvangen? Overweegt u bijvoorbeeld het voorstel om mensen in voorlopige hechtenis met de Nederlandse nationaliteit tijdelijk in een nabijgelegen Nederlandse gevangenis onder te brengen? Een aanzienlijk aantal verdachten heeft namelijk de Nederlandse nationaliteit.

 

In welke structurele oplossingen voorziet u op de langere termijn om te kunnen garanderen dat alle drugscriminelen hun uiteindelijke straf zullen moeten uitzitten?

 

05.02 Minister Vincent Van Quickenborne: In de gevangenis van Antwerpen is er op 3 maart een populatie van 751 personen. De gevangenis heeft dus een overbevolking van 71,07 %.

 

Sidis Suite, het programma voor de registratie in de gevangenis, laat niet toe om de gedetineerden die gelinkt zijn aan georganiseerde drugscriminaliteit uit de database te filteren.

 

Er zijn 82 gedetineerden die de Nederlandse nationaliteit bezitten.

 

Wat uw tweede vraag betreft, vandaag zijn er ongeveer 115 lopende dossiers van drugsgerelateerd geweld in Antwerpen. Er zijn 119 personen met de Nederlandse nationaliteit of een Nederlandse geboorteplaats. Dat zijn hallucinante cijfers, die mij deze week door de procureur van Antwerpen werden meegedeeld. Vaak zijn het Nederlanders afkomstig uit Amsterdam, Rotterdam of Den Haag. Meestal gaat het om tieners, sommigen zijn zelfs minderjarig.

 

Het is dankzij de niet-aflatende inspanningen van het parket en de politie dat zo veel Nederlandse daders al konden worden gevat. De samenwerking met de Nederlandse politie en Justitie en de opsporing en arrestatie verlopen uitstekend.

 

We proberen die samenwerking nog tot een ander niveau te brengen, met name door met Nederland afspraken te maken over hoe we de overname van strafvervolging of strafuitvoering van de Nederlandse meerderjarigen structureel kunnen organiseren. Onze vraag is ingegeven door de vaststelling dat we in tal van Antwerpse dossiers zien dat de uitvoerders uit Nederland komen en dat de laag daarboven ook vaak daar te vinden is.

 

Niet onbelangrijk bij deze oefening is de vaststelling dat de verdachten die in Antwerpen voor de correctionele rechtbank worden gebracht in de regel zware straffen oplopen. Een overdracht van dossiers aan Nederland mag voor ons niet tot gevolg hebben dat deze daders er met een substantieel lagere straf van af zouden komen in Nederland. Immers, de strafbaarstelling is lager in Nederland dan in België. Wij zijn veel strenger dan Nederland. Het overleg met de Nederlandse Justitie loopt. Ik heb daarover trouwens al gesproken met mijn Nederlandse collega.

 

Ik kom tot uw derde vraag. De oplossingen op korte en lange termijn zijn: extra capaciteit in de gevangenissen van Haren (+ 106) en Dendermonde (+ 276), het tijdelijk openhouden van Sint-Gillis en Dendermonde, de heropening van de gevangenis van Ieper op het einde van het jaar (+ 123), het inzetten op kleinschalige detentie, de gefaseerde uitvoering van de korte straffen om een einde te stellen aan de strafinflatie en het nieuwe Strafwetboek. Op langere termijn is er ook de opening van de drie nieuwe FPC’s en de opening van een nieuwe gevangenis in Antwerpen, die vertraging heeft opgelopen door de hacking van de stad Antwerpen. Het openbaar onderzoek moet opnieuw gedaan worden. We verliezen daar tijd. Er komen ook nieuwe gevangenissen in Verviers, Leopoldsburg en Vresse-Sur-Semois en de toren van Lantin wordt vervangen.

 

Dan is er ook nog de grondige renovatie van een aantal oudere gevangenissen, waarbij ik denk aan de gevangenis van Merksplas, waarvan de renovatie in fasen zal worden uitgevoerd. Ook zal er, in uitvoering van het Masterplan III, een uitbreiding zijn op de bestaande sites van Ruiselede en Jamioulx, elk voor 50 plaatsen.

 

05.03  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik ga even op dat laatste in. Bij de gedachtewisseling over de toestand in de gevangenissen, met het tijdschema en alle plaatsen, werd erop gewezen dat we over x aantal jaren eindelijk het aantal plaatsen zullen bereiken dat we vandaag eigenlijk nodig hebben. Heel hoopgevend is dat natuurlijk nog niet.

 

Ik noteer vooral dat er in Antwerpen bijna 200 gevangenen meer zijn ten opzichte van het aantal voorziene plaatsen. Wij weten allen dat de overbevolking voornamelijk op de schouders van de Vlaamse gevangenissen komt en Antwerpen daarin een stevig aandeel draagt.

 

Ik heb gevraagd welk aandeel van de gevangenisbevolking te maken heeft met georganiseerde drugscriminaliteit. Het frappeert mij dat u die vraag niet kunt beantwoorden. Daar staat tegenover dat u altijd verklaart dat de overbevolking van de gevangenis te Antwerpen een gevolg is van het dossier-Sky ECC. Daarmee weten we toch wel ergens iets. Uw antwoord vind ik dan ook erg vreemd.

 

Ik ben alleszins blij dat u onderzoekt hoe u kunt samenwerken met Nederland om een oplossing te vinden voor de Nederlandse drugsdelinquenten. Ook ik streef niet naar een lagere bestraffing. In Nederland speelt men echter korter op de bal. Daar draait Justitie sneller, dus ik hoop dat we van elkaar kunnen leren. Misschien kan Nederland wat zwaarder straffen en kunnen wij wat sneller werken. Dan is het voor beide een win-winsituatie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het inzetten van lokfietsen door de politie" (55034449C)

06 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le recours aux vélos appâts par la police" (55034449C)

 

06.01  Marijke Dillen (VB): Dat fietsdiefstallen in alle steden van ons land een stijgende plaag zijn is algemeen bekend. Meer en meer gaat het om dure fietsen. Maar de Politie mag helaas niet stiekem observeren of een fiets gestolen wordt. De Gentse Politie dringt erop aan om een “lokfiets" wettelijk te kunnen inzetten. Het gaat hier om een fiets die stiekem is voorzien van een zendertje en ergens op slot wordt geparkeerd. Gaat iemand met die fiets aan de haal dan krijgt de Politie een signaal en kan ze de locatie volgen tot bij de dief. De Gentse Politie heeft dergelijk systeem uitgewerkt, wat goed blijkt te werken maar dergelijke lokfiets blijkt nu illegaal te zijn, aldus het gerecht. De politie mag namelijk niet zomaar iemand volgen met een GPS-zendertje. De wet over de bijzondere opsporingsmethoden (BOM-wet) stelt immers dat om een burger te kunnen observeren er aanwijzingen moeten zijn dat het gaat om georganiseerde criminaliteit. Alleen wanneer kan worden aangetoond dat georganiseerde bendes aan de lopende band fietsen stelen, is dit toegelaten. In andere landen is dit wel toegelaten. Nederland bijvoorbeeld beschouwt een lokfiets als een lichte opsporingsmethode. Gezien het toenemend aantal diefstallen dringt een wijziging van de regelgeving zich op. Daarbij moet ook worden opgemerkt dat het wel toegelaten is dat een eigenaar van een fiets een GPS-zender in zijn fiets mag steken, waarbij deze gegevens nadien door de Politie mogen worden gebruikt om een dief op te volgen. Het lijkt mij vanzelfsprekend dat dit ook mogelijk moet zijn voor de Politie.

 

Wat is hier het standpunt van de Minister?

 

Is de Minister bereid een initiatief te nemen om de regelgeving aan te passen zodat door de Politie dergelijke 'lokfietsen' legaal kunnen worden ingezet?

 

06.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, het is niet zo dat de politie niet stiekem mag observeren om vast te stellen of een fiets gestolen wordt, zoals u verwoordde in uw vraagstelling. Ik meen niet dat er nood is aan een duidelijker wettelijk kader, maar wel aan een meer uniforme toepassing van dat wettelijk kader. De procureur-generaal van Gent heeft mij dat ook zo meegedeeld nadat hij had vastgesteld dat er vanuit het openbaar ministerie niet altijd eenduidige boodschappen worden gegeven.

 

De bestaande regelgeving volstaat om een lokfiets in te zetten, zowel zonder als met lokalisatieapparaat. Ik heb het College van procureurs-generaal intussen gevraagd die verduidelijking inzake de toepassing van het wettelijk kader snel mee te delen, opdat zij op uniforme wijze door de verschillende parketten in de politiezones kan worden toegepast. Op mijn vraag werd het inzetten van lokfietsen recentelijk opnieuw besproken op het niveau van het parket-generaal en werden ook de politiediensten betrokken in het overleg, dit met als doel de verschillende interpretaties te vermijden, met als resultaat een coherente, uniforme richtlijn. Binnen het ressort van het hof van beroep van Gent zal deze uniforme richtlijn nu worden gecommuniceerd aan de politiezones. Zo nodig zal deze richtlijn nationaal worden ingevoerd.

 

Welke mogelijkheden biedt het wettelijk kader om lokfietsen in te zetten?

 

Ten eerste, lokfietsen zonder lokalisatieapparaat, dus lokfietsen zonder gps-track en track-and-tracesysteem, kunnen door de politiediensten altijd worden ingezet binnen de grenzen die worden aangegeven in het arrest van 17 maart 2010 van het Hof van Cassatie, op voorwaarde dat er geen sprake is van systematische observatie in de zin van artikel 47sexies van het Wetboek van strafvordering.

 

Lokfietsen met een lokalisatieapparaat die gebruikt worden door de politiediensten zijn BOM-plichtig. Er moet bijgevolg rekening gehouden worden met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. De fietsen met een lokalisatieapparaat die gebruikt worden door derden zijn niet BOM-plichtig. Deze fietsen kunnen onder meer behoren tot een particuliere eigenaar, de gemeente of een bedrijf. Als zo’n fiets gestolen wordt, kan de politie de gps-gegevens retroactief gebruiken om de locatie van de gestolen fiets te achterhalen en om zo eventueel bij de dief uit te komen, net zoals dat gebeurt bij een gestolen auto met een ingebouwd trackingsysteem.

 

Tot slot is het sinds 1 januari 2022 voor lokale politiezones mogelijk om eenvoudige op heterdaad betrapte misdrijven als een fietsdiefstal onmiddellijk ter plaatse af te handelen. Dankzij de procedure van een voorstel tot minnelijke schikking is de interventie van het openbaar ministerie in bepaalde gevallen niet meer nodig. Onder meer de politiezones van Knokke-Heist, Lokeren en Hasselt hebben op deze wijze al fietsdiefstallen afgehandeld.

 

Een zo efficiënt mogelijke aanpak van fietsdiefstallen is voor mij belangrijk. Fietsdiefstal is voor mij geen kleine criminaliteit, en zeker niet voor zij die er slachtoffer van zijn.

 

06.03  Marijke Dillen (VB): Dank u voor uw uitvoerige antwoord, mijnheer de minister. Dat is ook voor mij geen vorm van kleine criminaliteit, zeker wanneer men daarvan slachtoffer is, maar ook in het algemeen. Deze vraag was gebaseerd op een klacht van uw partijgenoot, de burgemeester van Gent, die protesteerde tegen het feit dat de politie niet stiekem mocht observeren. Hij stelde dat de politie niet zomaar iemand met een fiets met een gps-zender mag volgen. U hebt nu verduidelijkt dat dat duidelijk wel mag, op voorwaarde dat de BOM-wet wordt nageleefd. Dat lijkt me vanzelfsprekend.

 

Mijnheer de minister, het is zeer belangrijk dat er een coherente regeling, een uniforme richtlijn wordt uitgewerkt, niet alleen voor het parket van Gent, maar het is wenselijk om dat voor het volledige grondgebied te doen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De verjaring van een grootse fraudezaak in wijnen en de kostprijs voor de Belgische Staat" (55034494C)

07 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La prescription d'une fraude vinicole de grande ampleur et son coût pour l'État belge" (55034494C)

 

07.01  Marijke Dillen (VB): Ik verwijs naar de schriftelijke voorbereiding van mijn vraag.

 

De krantenkoppen zijn duidelijk: “God van de Bordeaux bezorgt na zijn dood ook de Belgische Staat een kater". De grootste fraudezaak in de recente geschiedenis van bordeauxwijnen blijkt met een serieuze anticlimax geëindigd te zijn. De 'God van de Bordeaux' wist jarenlang mensen op te lichten met zijn 'exclusieve wijnen', maar kwam twee weken voor zijn doorverwijzing naar de correctionele rechtbank te overlijden. Voor sommige andere verdachten werd er blijkbaar een minnelijke schikking getroffen  die volgens verklaringen van de advocaten “één van de eerste keren geweest is dat men in die grootorde een minnelijke schikking heeft getroffen in fiscaal rechtelijke zaken". Een laatste medebeklaagde diende nog wel te verschijnen voor de correctionele rechtbank die evenwel geoordeeld heeft dat de zaak verjaard blijkt te zijn. Meer dan 14 jaar onderzoek en ontelbare gerechtelijke manuren - de minnelijke schikking buiten beschouwing gelaten - zijn door dit vonnis nu naar de prullenbak verwezen. Volgens de berichten in de media berekende het parket het gesjoemel op een slordige 83,3 miljoen euro. Het prijskaartje van het gerechtelijk onderzoek blijkt de Belgische staat 1 miljoen euro te kosten.

 

Kan de minister meer toelichting geven over dit dossier en de uiteindelijke uitspraak tot verjaring?

De feiten zouden reeds een aanvang hebben genomen sinds 1983. Sinds wanneer is het gerecht op de hoogte van de feiten? Wat zijn de redenen waarom het onderzoek zo lang heeft aangesleept om uiteindelijk te landen op een verjaring voor de resterende medebeklaagde?

Kan de minister meer toelichting geven over de minnelijke schikking die voor een aantal beklaagden in dit dossier zijn getroffen? Graag een gedetailleerd overzicht per beklaagde en de betaalde minnelijke schikking.

Wat is de totale kostprijs van dit dossier voor de Belgische staat? Graag een gedetailleerd overzicht.

 

07.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Voor het antwoord op uw vraag gaan we een poos terug in de tijd. Het dossier neemt zijn aanvang in 2006, wanneer de Franse gerechtelijke autoriteiten in het kader van een Frans onderzoek naar wijnfraude in Bordeaux onderzoekshandelingen willen stellen op de hoofdzetel van de firma in Aarschot, omwille van een rechtshulpverzoek. De hoofdverdachte krijgt ten tijde van de uitvoering van het rechtshulpverzoek een hersenbloeding en zal een voorlopige bewindvoerder toegewezen krijgen. Aangezien duidelijk wordt dat ook in Aarschot strafbare feiten zijn gepleegd, wordt een Belgisch strafonderzoek ingesteld.

 

Op 22 januari 2007 wordt een onderzoeksrechter gevorderd. Alle nog aanwezige drank wordt in beslag genomen en eerst in de bedrijfslokalen van de firma bewaard. Wanneer de curator de bedrijfslokalen wenst te verkopen, worden de in beslag genomen flessen overgebracht naar een loods. Wanneer ze in het kader van de vervreemdingsprocedure van het COIV onverkoopbaar blijken te zijn, wordt de volledige partij vernietigd. Gelet op de omvang was daarvoor een Europese aanbesteding noodzakelijk. Al deze kosten zijn gerechtskosten en werden bijgevolg door de Belgische Staat voorgeschoten.

 

De eindvordering van het parket dateert van 7 juli 2015. Naar aanleiding daarvan werd het parket eerst benaderd door de voorlopige bewindvoerder van de hoofdverdachte, later aangevuld met de firma, om toepassing te willen maken van de procedure verruimde minnelijke schikking. Een noodzakelijke voorwaarde voor elke minnelijke schikking is dat de burgerlijke partijen vergoed zijn. Dat wil zeggen dat alle aangemelde gedupeerde afnemers, alsook de belangenvereniging van de verschillende apellations, cognac- en whiskyfederaties, vergoed moesten worden. Daarvoor werd een bedrag van ongeveer 2,5 miljoen euro uitgetrokken, in het kader van de verruimde minnelijke schikking.

 

Naar aanleiding van de procedure voor de raadkamer werden uiteindelijk drie partijen weerhouden. Eén persoon werd naar de rechtbank verwezen. De heer R. G. stierf op 28 mei 2018. De verruimde minnelijke schikking in hoofde van de firma, ten bedrage van 7,5 miljoen, werd door de raadkamer bekrachtigd bij een beschikking van 12 juni 2018 en werd door de firma betaald op 16 december 2019. Het rekeningnummer kan ik u niet geven.

 

Ik kom tot uw tweede vraag. Zoals eerder geantwoord, kreeg het parket kennis van de feiten naar aanleiding van een rechtshulpverzoek vanuit Frankrijk in 2006. Verschillende oorzaken verklaren de lange duur van het onderzoek, waaronder de ziekte en zelfs het overlijden van een verdachte. Door het overlijden van de heer R. G. en het betalen van de minnelijke schikking door de firma bleef enkel de heer R. V. over. Deze was werknemer van de firma en werkte in opdracht van de hoofdverdachte. Hij speelde slechts een beperkte rol en werd door de raadkamer doorverwezen aangezien hij zijn verdediging niet opnam in het kader van de behandeling aldaar. Gelet op de beperkte rol van R. V. en het tijdsverloop zou het niet tot een effectieve veroordeling gekomen zijn, waardoor het om proceseconomische redenen onverantwoord geweest zou zijn om de zaak in extenso te laten behandelen door de correctionele rechtbank.

 

Wat uw derde vraag betreft, door het overlijden van de heer R. G., net voorafgaand aan het ter bekrachtiging voorleggen van de verruimde minnelijke schikking, werd er enkel met de firma een minnelijke schikking bereikt, voor een bedrag van 7,5 miljoen euro. Bij het bepalen van de hoogte van het bedrag werden de gerechtskosten ingecalculeerd. Aan de overleden persoon kan uiteraard geen minnelijke schikking worden opgelegd.

 

Ten slotte, de kosten van de strafvordering werden begroot op 964.462,27 euro. Dit hoge bedrag is hoofdzakelijk het gevolg van de omvang van de in beslag genomen dranken, de bewaring en de uiteindelijke vernietiging ervan. Daartegenover staat dat de Belgische Staat een bedrag van 7,5 miljoen euro ontving en de burgerlijke partijen vergoed werden voor een bedrag van 2,5 miljoen euro.

 

07.03  Marijke Dillen (VB): Bedankt voor uw heel uitvoerige antwoord. De krantenkoppen waarop deze vraag gebaseerd is, titelen een serieuze anticlimax: De god van de bordeaux bezorgt na zijn dood ook de Belgische Staat nog een kater. Dat is dan blijkbaar enigszins overdreven. Er is een zware kostprijs van 964.000 euro, maar er zijn ook inkomsten geweest, zodat het geen echte financiële kater is.

 

Het is alleen spijtig dat dergelijke soort van onderzoeken zo lang moet aanslepen. Dat dat te maken heeft met de heer R. G., die overleden is, begrijp ik natuurlijk. Het heeft echter extreem lang geduurd voor de heer R. V. voor de raadkamer is gekomen. Des te ingewikkelder een dossier is, des te meer tijd het in beslag neemt. Deze duur is echter enigszins overdreven. Hopelijk zal zich dat in de toekomst niet meer voordoen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Michael Freilich aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De Iraanse dreiging tegen de Joodse gemeenschap" (55034502C)

08 Question de Michael Freilich à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La menace iranienne à l'encontre de la communauté juive" (55034502C)

 

08.01  Michael Freilich (N-VA): Mijnheer de minister, de Britse pers bracht een paar weken geleden het nieuws van een mogelijke dreiging tegen de Joodse gemeenschap in dat land. Het gaat meer specifiek om de staatssecretaris voor Veiligheidszaken daar, de heer Tom Tugendhat, ook bevoegd voor de geheime dienst MI5. Volgens hem huurt Iran criminelen en criminele organisaties in om Britse Joden te bespioneren ter voorbereiding van een mogelijke moordcampagne tegen de leden van de gemeenschap.

 

Ook plaatste Iran de voorbije weken verschillende Nederlandse pro-Joodse organisaties op zijn sanctielijst, alsook een aantal personen. Dat stond onder andere in De Telegraaf.

 

Hebt u kennisgenomen van deze informatie? Staan u of uw diensten daarover in contact met uw collega’s in Nederland en Groot-Brittannië?

 

Welke stappen werden in ons land ondernomen naar aanleiding van deze onrustwekkende berichtgeving? Is eenzelfde dreiging waarschijnlijk voor de Joodse gemeenschap in ons land? Is daar iets over geweten? Kunt u de Joodse gemeenschap verzekeren dat alles gedaan wordt om de veiligheid te garanderen?

 

Tot slot, wat is uw mening over het feit dat Iran publiekelijk Joodse organisaties beschuldigt van het meewerken aan terrorisme?

 

08.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Beste collega, we zijn daarvan goed op de hoogte en onze diensten volgen het op de voet op.

 

Er is sinds de zomer van 2018, sinds de arrestatie door de Belgische Justitie van een vermeende Iraanse diplomaat, sprake van een verhoogde Iraanse dreiging op ons land. De Veiligheid van de Staat en het OCAD hebben kennisgenomen van deze berichten over een mogelijke dreiging in Groot-Brittannië. In het kader van een dergelijke dreiging ondernemen de Veiligheid van de Staat en het OCAD de nodige stappen met binnenlandse en buitenlandse partners, conform hun wettelijke opdracht. Op basis van de evaluatie van de dreiging door het OCAD beslist het Crisiscentrum over de eventueel te nemen maatregelen.

 

Iran heeft inderdaad op verschillende momenten, en dat sedert 19 oktober, sancties uitgevaardigd tegen verschillende al dan niet pro-Joodse of Joodse personen en organisaties in het VK en de Europese Unie, waaronder de geciteerde organisaties in uw vraag. Specifiek voor België vallen in dat verband de vzw European Friends of Israel, de vzw European Coalition for Israel en indirect de vzw Europe Israel Public Affairs te noteren. Ook hier onderneemt de Veiligheid van de Staat de nodige stappen met binnenlandse en buitenlandse partners conform haar wettelijke opdracht. Ik kan verzekeren dat alles in het werk wordt gesteld om een optimale bescherming te garanderen.

 

Verder kan ik u zeggen dat ik binnenkort contact zal hebben met mijn Britse staatssecretaris-collega. De Iraanse kwestie zal daarbij zeker aan bod komen.

 

Wat uw laatste vraag betreft, het standpunt van de Belgische regering met betrekking tot de Iraanse politiek en haar excessen is welbekend. Ik nodig u evenwel uit om mijn collega bevoegd voor Buitenlandse Zaken hierover te bevragen.

 

08.03  Michael Freilich (N-VA): Dank u wel, mijnheer de minister, het is belangrijk om uw woorden te horen. U zegt dat alles in het werk wordt gesteld om ervoor te zorgen dat Joodse instellingen niet opnieuw het doel zouden worden van aanslagen, na de  aanslag op het Joods Museum in 2015 en verschillende aanslagen in de jaren tachtig en negentig.

 

Het is belangrijk om voor ogen te houden dat het terreurniveau nog steeds op ‘verhoogd’ staat voor de Joodse gemeenschap. Het is dus zaak alert te blijven voor signalen uit het buitenland, zoals deze. Ik dank u om dat ook in de toekomst nauwgezet in het oog te houden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Questions jointes de

- Samuel Cogolati à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les cyberattaques attribuées à des États tiers" (55034514C)

- Samuel Cogolati à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les actions de la Justice contre les cyberattaques en Belgique liées à la Chine" (55034673C)

09 Samengevoegde vragen van

- Samuel Cogolati aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Aan derde landen toegeschreven cyberaanvallen" (55034514C)

- Samuel Cogolati aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De acties van Justitie tegen de cyberaanvallen in België met een mogelijke link met China" (55034673C)

 

09.01  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le Ministre, depuis l’attribution par votre gouvernement de cyberattaques contre le SPF Intérieur à la Chine, la Sûreté de l'état a-t-elle détecté d’autres cyberactivités malveillantes de le part de pirates liés à un état tiers et ayant ciblé d’autres représentants, organes ou administrations de l’État belge? Une enquête judiciaire est-elle en cours concernant les cyberattaques liées au régime communiste chinois contre des organes de notre pays?

 

Monsieur le Ministre,

 

- Depuis l’attribution par votre gouvernement de cyberattaques contre le SPF Intérieur à la Chine, la Sûreté de l'état a-t-elle détecté d’autres cyber-activités malveillantes de le part de pirates liés à un état tiers et ayant ciblé d’autres représentants, organes ou administrations de l’État belge?

 

- Une enquête judiciaire est-elle en cours concernant les cyberattaques liées au régime communiste chinois contre des organes de notre pays?

 

- Plus spécifiquement, une enquête judiciaire relative à « APT31 » est-elle en cours? Un dossier a-t-il été ouvert par le parquet fédéral? Y a-t-il eu dépôt de plainte, potentiellement avec constitution de partie civile?

 

- Au-delà des institutions publiques, comment la Sûreté de l’État va-t-elle aussi renforcer la cyber-sécurité des parlementaires, activistes pro-démocratie issus de Hong Kong ou du Tibet, et des réfugiés politiques ouïghours? Pourriez-vous créer un helpdesk de cyber-sécurité à destination des personnes plus vulnérables en Belgique?

 

09.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Cher collègue, concernant votre première question, plus aucune attaque n'a été traitée au niveau du plan d'urgence cybernétique après l'attribution publique des cyberattaques contre le SPF Intérieur et la Défense à la Chine.

 

Si une cyberattaque est détectée, l'incident est suivi au niveau national par le biais du plan national d'urgence cybernétique coordonné par le CCB. La Sûreté de l'État est un servie d'appui dans le cadre de ce plan. La détection des cyberattaques est un processus coordonné et collégial.

 

Concernant vos deuxième et troisième questions, ces dernières années, il a été constaté à plusieurs reprises que les services publics belges font l'objet de différentes formes de cyberattaques. Pour y faire face, il existe un mode de réaction calibré et, si nécessaire, le plan d'urgence cybernétique est mis en œuvre. En fonction de la situation, cette démarche peut conduire à une enquête menée par le parquet fédéral en collaboration avec les autres services publics concernés, les services de police spécialisés et le CCB.

 

Compte tenu de la nature de ce type d'infractions et du secret de l'instruction, le parquet ne peut fournir aucune information sur ces enquêtes en cours, que ce soit sur la nature et le mode d'attaque ou sur les indices qui mettraient ou non en évidence l'implication de certains acteurs étatiques en tant qu'auteurs.

 

Concernant votre quatrième question, la Sûreté suit ces questions du point de vue du renseignement. Si elle devait trouver des indices d'une menace spécifique contre des individus – mandataires politiques ou autres –, elle fera le nécessaire pour avertir ces cibles potentielles, éventuellement en coordination avec d'autres services partenaires, pour assurer le suivi.

 

Pour les citoyens qui pensent être la cible potentielle de cyberattaques et qui ont besoin d'aide, je me réfère au CCB ou au Cyber Emergency Response Team.

 

Le Conseil national de sécurité a décidé, dans le cadre de la stratégie de cybersécurité, que la Sûreté devait se concentrer sur la sensibilisation aux aspects du contre-espionnage susceptibles d'être utilisés par les cyberattaquants.

 

Les principaux acteurs en matière de protection et d'analyse sont le CCB et le service du renseignement militaire, en charge du développement de la composante cybernétique de la Défense.

 

09.03  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, merci pour ces réponses. Évidemment, vous savez bien pourquoi je vous pose ces questions. J’ai été averti il y a quelques jours que j’aurais été la cible potentielle d’une tentative de cyberattaque attribuée au groupe de pirates informatiques APT31 (Advanced Persistent Threats 31). Ce groupe de pirates informatiques chinois se trouvait déjà derrière la cyberattaque qui avait visé le SPF Intérieur et qui avait effectivement été attribuée en juillet dernier à la Chine.

 

Pour moi, il s’agit vraiment de connaître toute l’étendue de ces cyberattaques qui visent notre pays et qui sont attribuées au régime communiste chinois. Certes, la transparence a été faite sur le SPF Intérieur et la Défense. Si les services sont au courant de tentatives de cyberattaque me concernant – j’imagine que je ne suis pas le seul – et que d’autres organes représentants peuvent être concernés, j’attends que toute la transparence puisse être faite.

 

Je me souviens aussi d’une cyberattaque qui avait mis complètement à plat plusieurs institutions dont notre Parlement, justement le jour où nous devions tenir une audition sur la crise et le génocide en cours contre les Ouïghours au Xinjiang. L’audition avait dû être annulée à cause d’une cyberattaque. Depuis le 4 mai 2021, pas de nouvelles. J’imagine qu’une enquête judiciaire est toujours en cours à ce sujet. Il est important de faire toute la lumière sur ces cyberattaques. On voit en tout cas que ces actes malveillants deviennent vraiment une grave menace.

 

Le deuxième point porte sur la prévention pour les plus vulnérables. On parle des institutions, des organes de l’État belge mais j’ai aussi été en contact avec nombre de personnes – des minorités en Chine: des réfugiés ouïghours et tibétains, des activistes pro-démocratie de Hong Kong – qui disent être déjà la cible de cyberattaques constantes depuis la Chine. Je pense qu’il est important que nos institutions puissent aussi protéger ces citoyens plus vulnérables en priorité.

 

Enfin, un dernier élément – mais il concerne plutôt votre collègue ministre des Affaires étrangères – porte sur l’attribution. C’est, à mes yeux, un pas essentiel que votre gouvernement a posé, de pouvoir systématiquement – dès qu’il y a des preuves tangibles – attribuer ces actes malveillants aux États tiers responsables. Ces actes ne peuvent pas rester impunis.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van Michael Freilich aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het verbod op TikTok" (55034525C)

10 Question de Michael Freilich à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'interdiction concernant TikTok" (55034525C)

 

10.01  Michael Freilich (N-VA): Mijn vraag gaat inderdaad over TikTok, mijnheer de minister. We weten ondertussen dat ons land verschillende keren het slachtoffer geworden is van cyberaanvallen. We hebben zonet collega Cogolati gehoord. We hebben ook weet van de attributie, door uw regering, aan het adres van China voor de cyberaanvallen op de FOD’s Binnenlandse Zaken en Defensie. Ik stel u al een aantal jaren vragen over TikTok. Toen ik vroeg of het mogelijk zou zijn om tot een verbod op TikTok te komen voor overheidspersoneel, was uw antwoord: “Nee, mijnheer Freilich, dat zou disproportioneel zijn.” U zei dat het te verregaand was. Het was niet aan de orde van de dag.

 

Ondertussen hebben we weet van een heel andere geopolitieke situatie. We weten ook dat de premier aan onder andere het CCB gevraagd heeft om een analyse te maken, vandaar mijn vragen aan u. Ik verwijs daarvoor naar mijn ingediende vraag.

 

Mijnheer de minister, de Europese Commissie verbiedt zijn personeel om de TikTok app nog langer te installeren op professionele smartphones of laptops. Tegen 15 maart moet de Chinese video-app van alle professionele toestellen worden verwijderd. Zo niet, zullen ze geen toegang meer hebben tot werkgerelateerde software.

 

Het moederbedrijf ByteDance onderhoudt immers nauwe banden met het regime in China. Spionage is niet uit te sluiten. In de VS is TikTok verboden voor parlementariërs en mariniers. In Nederland wil een Kamermeerderheid een verbod op de werktelefoons van alle rijksambtenaren.

 

TikTok loopt al langer in het vizier van westerse overheden en veiligheidsdiensten. Er wordt gevreesd dat Peking toegang heeft tot gegevens van gebruikers. In november 2022 moest TikTok toegeven dat werknemers in het Chinese hoofdkantoor toegang hadden tot de persoonlijke gegevens van Europese gebruikers. Ze lokaliseerden ook journalisten die zich kritisch hadden uitgelaten over het regime.

 

Vandaar volgende vragen:

 

Hoe schatten de veiligheidsdiensten de risico's in van TikTok? Welke (bindende) instructies geven ze aan de overheidsdiensten?

 

Hoe schat de politie de veiligheidsrisico's in van TikTok? Wat zegt de  algemene richtlijn voor het gebruik van sociale media door de politie over TikTok? Zijn die bindend? Over welke bijkomende maatregelen wordt nagedacht?

 

Welke criteria worden in achten genomen bij de risico-inschattingen? Wordt rekening gehouden met het geldend wettelijk kader in het herkomstland? Wat levert die inschatting op voor China?

 

Zal de regering  een verbod invoeren voor (een deel van) het personeel om TikTok te hebben op professionele toestellen? Graag met motivatie van het antwoord.

 

Zal België de toegestane nationale beleidsruimte maximaal benutten om hoogrisicoleveranciers te weren?

 

Zal België in Europa pleiten voor aanpassingen aan de regelgeving om hoogrisicoleveranciers te kunnen weren?

 

Wanneer komt er een wettelijk kader om hoogrisicoleveranciers uit te sluiten van onze kritieke infrastructuur in het kader van de nationale veiligheid?

 

Welke geopolitieke inschatting neemt de regering m.b.t. inmenging en spionage van China, gelet op de attributie van recente hacks van onze overheid?

 

10.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik begin met uw eerste, tweede, derde en vierde vraag. Via onze smartphone hebben wij alle informatie meteen bij de hand, maar wij weten intussen dat wij via dat toestel niet alleen informatie, maar ook desinformatie binnenkrijgen en wij weten dat onze gegevens ook kunnen worden gecapteerd, gebruikt of misbruikt.

 

De eerste minister en de minister van Defensie hebben daarover vorige week donderdag vragen beantwoord in de plenaire vergadering. Ik wees in deze commissie al eerder op de risico’s in verband met TikTok. De eerste minister antwoordde dat hij het CCB en de inlichtingendiensten om advies had gevraagd. Ik stel voor dat u uw vraag over het gebruik van sociale media bij de politie aan de collega van Binnenlandse Zaken stelt.

 

Het advies van de Veiligheid van de Staat en mijn diensten is duidelijk. Veiligheidsexperts hebben in het verleden reeds kwetsbaarheden in de TikTok-app ontdekt. TikTok kan dus worden misbruikt om privégegevens te stelen of om de video’s in het videoaanbod te manipuleren. Bijkomend is TikTok onderworpen aan de Chinese complianceregels over de toegang van de Chinese overheid tot de data die door TikTok verzameld worden. De gegevens van de gebruikers van TikTok worden dus niet volgens EU-standaarden beschermd.

 

Het komt er dus op neer, ten eerste, dat TikTok mogelijk data verzamelt van de gebruikers; ten tweede, dat het niet uitgesloten is dat TikTok het algoritme controleert dat bepaalt welke content gebruikers te zien of niet te zien krijgen; ten derde, dat wij weten dat de Chinese wet Chinese bedrijven verplicht om medewerking te verlenen aan de Chinese inlichtingendiensten. Dat laatste is natuurlijk een belangrijk verschil met andere apps. Het wettelijke kader van het herkomstland is een belangrijke factor in deze inschatting. Het gaat dus om een risico, niet om vastgesteld misbruik.

 

Om die redenen heeft de Veiligheid van de Staat haar interne policy op scherp gesteld. Medewerkers van de Veiligheid van de Staat kunnen de kantoren alleen betreden met hun professionele gsm. Op die professionele gsm kan men geen private apps installeren. Die interne maatregel wordt nu technisch ingevoerd. Daarmee loopt de Veiligheid van de Staat in ons land voorop.

 

In dezelfde lijn ligt ook het advies van de Veiligheid van de Staat, dat het samen met het CCB en andere overheidsdiensten geeft, namelijk dat TikTok verwijderd wordt van alle smartphones die professioneel gebruikt worden bij de overheidsdiensten. Dit advies werd besproken in het Strategisch Comité Inlichtingen en Veiligheid en zal aan de Nationale Veiligheidsraad worden overgemaakt. Mijn voorstel is alleszins om dit advies te volgen en te komen tot een richtlijn voor alle federale overheidsdiensten.

 

Dit advies betreft alleen de overheidsdiensten. Het komt niet aan de overheid toe om te bepalen wat mensen wel of niet mogen met hun privétoestel. Wij zullen de bevolking wel blijven waarschuwen voor de risico’s.

 

Ik kom tot uw vijfde, zesde en zevende vraag. Zoals al geantwoord op eerdere parlementaire vragen over hoogrisicoleveranciers, moeten we proportioneel te werk gaan. We mogen niet vervallen in protectionisme. Het is vooralsnog niet aangewezen om een soort van blacklist op te stellen van firma’s waarvan we de producten sowieso uit ons land willen weren. Het risico hangt altijd samen met de concrete toepassing en met het gebruik ervan. Op basis daarvan kunnen onze inlichtingendiensten advies geven. Het begrip hoogrisicoleveranciers wordt in ons land op dit ogenblik gebruikt in het dossier-5G, waarbij de status hoogrisicoleverancier bepaald wordt door de samenhang van de concrete eigenschappen van dat onderdeel met de afkomst van het bedrijf dat het wil leveren.

 

Uw achtste vraag betreft de hacks van de systemen van Binnenlandse Zaken en Defensie en de toewijzing van de schuld daarvoor aan dat land. Dat is natuurlijk onaanvaardbaar. Ik veroordeel dat ten stelligste. Andere landen moeten met hun handen van onze data blijven. België wil een herenspel met eerlijke concurrentie, maar dit soort van achterkamerpraktijken zijn laakbaar. Op zich volgt België de analyse van de EU Strategic Outlook. China is een economische en technologische concurrent, een partner bij de oplossing van sommige internationale vraagstukken en een systemische rivaal. De vaststelling dat het daarbij ongeoorloofde tactieken inzet, zou voor mij een cesuur kunnen betekenen.

 

10.03  Michael Freilich (N-VA): Wat u net hebt vermeld, is toch belangrijk. Dit is nieuws. Het advies van uw diensten is duidelijk. Het programma TikTok zou niet meer gebruikt worden bij overheidsdiensten. Dat is belangrijk.

 

Ik ben blij dat dat advies er eindelijk is gekomen, maar ik betreur dat het zo lang geduurd heeft. Kijk maar naar mijn vragen die al twee jaar geleden gesteld zijn. U hebt toen gezegd dat het disproportioneel zou zijn. U bent nu van mening veranderd. Dat is goed.

 

U zegt echter nog altijd dat er van een blacklist geen sprake kan zijn, omdat dat disproportioneel zou zijn. Dat betreur ik eveneens. We hollen immers altijd achter de feiten aan. Er gebeurt iets en dan verbieden we iets. Zou het niet slimmer zijn om samen met de Veiligheid van de Staat op voorhand een lijst te maken van probleemproviders? Hetzelfde hebben we gezien bij het leger. Huawei was daar gebruikt in het systeem. Pas nadat dat in het nieuws is gekomen, heeft de minister van Defensie gevraagd om de gateways waar het over ging in te trekken. Er was immers geen lijst van apparaten die men niet kon gebruiken.

 

Ik heb een resolutie ingediend om daar werk van te maken. Ik onthoud uw belangrijke stap en belangrijke uitspraak omtrent het gebruik van TikTok bij overheidsdiensten, omtrent onze systemische rivaal China en omtrent hoe buitenlandse mogendheden met hun handen van onze data moeten blijven. Daarvoor dank ik u.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Samuel Cogolati à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les activités d’Alibaba à l’aéroport de Liège" (55034564C)

11 Vraag van Samuel Cogolati aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De activiteiten van Alibaba op de luchthaven van Luik" (55034564C)

 

11.01  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la présidente, je me réfère au texte écrit de ma question.

 

Monsieur le Ministre, une récente étude de Jonathan Holslag soulève les difficultés générées par l’installation de l’entreprise chinoise Alibaba à l’aéroport de Liège. L’étude fait notamment état de la prise de contrôle par l’Etat chinois d’Alibaba et de Cainiao – sa filiale logistique implantée à l’aéroport de Liège. Le trafic d'Alibaba est passé à Liège de 384.973 colis en 2017 à 649.969.780 en 2021!

 

Lors d’un précédent échange au sujet de la présence d’Alibaba à Liège, vous confirmiez que la législation chinoise obligeait les entreprises chinoises, dont Alibaba, à coopérer avec les renseignements nationaux chinois et qu’il était fort probable que des transferts de données se produisent depuis la Belgique. Une enquête plus approfondie a-t-elle été menée à ce propos par la Sûreté de l'Etat? Si oui, quels en sont les résultats concrets sur le site d'Alibaba à Liège? Des mesures ont-elles été prises afin de limiter les risques de transfert de données?

 

Vos services ont-ils détecté à Liège l'ouverture de postes au sein de l'entreprise Alibaba (ou d'autres succursales) à des agents de renseignement chinois? Concrètement, pouvez-vous nous assurer que des agents de service du renseignement chinois n'ont pas eu accès à l'aéroport de Liège? Pouvez-vous garantir que l'appareil de sécurité chinois n'a pas eu accès aux données commerciales et personnelles potentiellement sensibles détenues par Alibaba dans le cadre de ses activités à Liège?

 

Par ailleurs, les services de douanes rencontrent de nombreuses difficultés à l’aéroport de Liège face aux grands nombres de mouvements générés par l’installation de l’entreprise chinoise Alibaba à Liège. Des enquêtes judiciaires ont-elles été menées pour contrefaçons sur place? Si oui, combien et avec quels résultats? Comment la Justice belge et nos services de renseignements font-ils concrètement face à l'arrivée d'Alibaba à Liège?

 

11.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Cher collègue, vous vous référez à juste titre à mes déclarations antérieures datant du printemps 2021 dans lesquelles je préconisais la vigilance à l’égard des entreprises chinoises en raison de leur interaction systématique avec le gouvernement chinois. Depuis, des consultations ont eu lieu entre les acteurs concernés par ce dossier pour limiter les risques liés à cette entreprise. Outre les consultations, des informations sont régulièrement échangées avec les partenaires pour les informer des menaces ou des risques particuliers liés à la présence de personnes ou d’entreprises liées à la Chine. Pour être tout à fait clair, cela ne se limite pas à cette entreprise ou à l’aéroport de Liège. Voilà la réponse générale que je peux vous donner, cher collègue. Vous comprendrez que je ne peux pas commenter des enquêtes spécifiques.

 

Concernant votre deuxième question, les services de renseignement et de sécurité font le nécessaire pour détecter et contrer toute activité d’espionnage ou d’ingérence. En ce qui concerne l’accès aux données à caractère personnel ou à d’autres informations sensibles par l’appareil de sécurité chinois, je voudrais me référer à ce que j’ai dit dans ce contexte à plusieurs reprises sur le cadre juridique dans lequel les entreprises chinoises opèrent. Les données stockées en Chine sont donc facilement accessibles aux services de sécurité. D’après l’évaluation de la Sûreté, ils disposent de la capacité et ils ont l’intention d’utiliser ces données à des fins non commerciales.

 

Concernant votre troisième question, le parquet de Liège me confirme qu’il n’existe pas de dossier ouvert pour des contrefaçons découvertes à Bierset à la suite de l’arrivée de cette entreprise. Par ailleurs, les services de renseignement examinent attentivement ces investissements et d’autres investissements sensibles. Si des risques se posent, ils examinent les moyens d’y répondre. Dans ce contexte, nous aimerions également faire référence à la nouvelle réglementation sur les investissements directs étrangers. Cette réglementation qui découle de directives européennes garantit que tous les partenaires en matière de renseignement et de sécurité, réunis au sein du Comité de coordination du renseignement et de la sécurité, échangent des informations sur les investissements sensibles.

 

11.03  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Merci, monsieur le ministre. Tout d'abord, un point positif: il est vrai que, par rapport à 2021 quand je vous interrogeais sur la situation d'Alibaba à Liège, il existe maintenant un cadre émergent sur le filtrage des investissements étrangers, et c'est une bonne chose. Enfin, nous allons pouvoir opposer des balises de sécurité nationale, de protection des données individuelles en Belgique, bref de sécurité tout court, notamment à Liège, à de futurs investissements de la part d'Alibaba. J'espère que vous y serez d'autant plus attentif, connaissant le risque.

 

Ensuite, je vous avoue que je reste un peu sur ma faim parce que vous m'annonciez, en réponse à mes questions il y a deux ans, deux risques: un risque réel de fuite de données vers la Chine à travers l'établissement d'Alibaba à Liège et, de manière encore plus grave, l'établissement potentiel d'espions, d'agents du renseignement chinois à Liège Airport. Deux ans après, vu les investissements colossaux qui ont été faits par Alibaba – qui souhaite utiliser Liège Airport comme hub entre l'Asie, l'Europe et l'Afrique; ce qui signifie une gigantesque implication géopolitique pour ce mastodonte chinois de l'e-commerce –, je m'attendais à des réponses plus concrètes sur les investigations et les enquêtes qui, je l'espère, ont été réalisées.

 

Je ne manquerai pas de revenir à la charge. Nous ne pouvons plus être naïfs et devons bien comprendre que la Belgique ne peut être considérée comme un petit pion entre des géants, que ce soit la Chine, la Russie ou d'autres. Nous devons tout faire pour garantir nos libertés fondamentales et protéger nos valeurs, y compris à Liège.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Samengevoegde vragen van

- Koen Metsu aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De geradicaliseerde tiener die een terroristische aanslag beraamde" (55034632C)

- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De vrijlating v.e. geradicaliseerde tiener en de noodzaak tot aanpassing v.h. jeugddelinquentierecht" (55034937C)

12 Questions jointes de

- Koen Metsu à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'adolescent radicalisé qui projetait un attentat terroriste" (55034632C)

- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La libération d'un jeune radicalisé et la nécessité d'adapter le droit sur la délinquance juvénile" (55034937C)

 

12.01  Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, vorige maand werd een zestienjarige geradicaliseerde jongeman uit het Leuvense opgepakt die volgens concrete aanwijzingen een terroristische aanslag beraamde. De tiener zette online aan tot het plegen van een terroristische aanslag. Op zijn gsm werden filmpjes en foto’s van IS gevonden, zwaaiend met een IS-vlag, en filmpjes waarin hij katholieke kruisbeelden vernielt. Hij had het online ook over het maken van een bom met de springstof die onder meer zou zijn gebruikt bij de terreuraanslagen in Parijs van november 2015 en bij ons in Brussel in maart 2016. Hij zou bovendien niet alleen hebben gehandeld. Hij sprak over zijn plannen met een leeftijdsgenoot uit Zemst, die na een huiszoeking niets ten laste kon worden gelegd. Vreemd genoeg wordt de tiener daags nadien gewoon opnieuw vrijgelaten.

 

Natuurlijk wekt dat heel wat vragen op. Was de zestienjarige jongeman reeds bekend bij het gerecht en bij het OCAD? Werd hij al eerder opgevolgd, vooraleer de informatie aan het licht kwam?

 

Zijn er huiszoekingen geweest naar aanleiding van zijn uitspraken online over het maken van een bom?

 

Lopen er momenteel onderzoeken door de afdeling Terrorisme van de federale gerechtelijke politie naar beide tieners?

 

Zijn er aanwijzingen dat nog andere verdachten bij de zaak betrokken zouden zijn?

 

Zijn er aanwijzingen dat er contacten zijn met buitenlandse IS’ers?

 

Waarom werd de tiener die de aanslag beraamde vrijgelaten? Wat was de doorslaggevende beslissing om hem vrij te laten? Wat zijn de voorwaarden die het jeugdparket heeft opgelegd?

 

Waarom werd zijn vriend en leeftijdsgenoot uit Zemst niet aangehouden?

 

Wat is het risico dat de betrokken tieners opnieuw een aanslag zullen beramen? Wellicht kunt u niet op die moeilijke vragen antwoorden, maar we moeten daar toch beducht voor zijn.

 

Wat gebeurt er momenteel met onlineberichten en profielen van lone actors die extremistische boodschappen op het internet en sociale media verspreiden?

 

Ziet u een toename van terroristische dreigingen vanwege minderjarigen?

 

Hoe zult u vermijden dat minderjarigen via allerhande onlinekanalen gemakkelijk in contact komen met extremistische ideologieën?

 

Ten slotte, hoe ziet u de vroegtijdige detectie van dergelijke profielen en optredens?

 

Mijnheer de minister, het betreft een paar micro- en een paar macrovragen.

 

12.02  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, aangezien de heer Metsu de feiten duidelijk heeft geschetst, verwijs ik naar mijn schriftelijke voorbereiding.

 

Een 16-jarige geradicaliseerde bekeerling uit de regio Leuven werd in februari opgepakt omdat hij een aanslag wou plegen met een bom. Hij had IS-terreurvideo's op zijn gsm staan en filmpjes waarop hij christelijke kruisbeelden vernielde. De jongen zou zich bekeerd hebben tot de islam en raakte in korte tijd geradicaliseerd. De Veiligheidsdiensten kregen hem in het vizier toen enkele van zijn filmpjes populair werden in online IS-groepen. De jongeman werd volgens het parket opgepakt nadat er concrete aanwijzingen waren dat hij een terroristische aanslag wilde plegen. Hij zou erg concrete plannen hebben gehad om een bom met TATP te maken, de springstof die ook gebruikt werd bij de terreuraanslagen in november 2015 in Parijs en in maart 2016 in Brussel. Hij verscheen voor de jeugdrechter die hem vrijliet onder voorwaarden. Het lijkt erop dat de veiligheidsdiensten hun werk uitstekend hebben gedaan maar dat Justitie vrij achteloos omspringt met dit dossier. Iemand met terroristische sympathieën en concrete plannen mag niet zomaar vrij worden gelaten want dit is spelen met onze veiligheid.

 

Kan de minister meer toelichting geven betreffende dit dossier?

 

Het gaat hier over zeer ernstige feiten. Het betreft een minderjarige die onder de toepassing valt van het Jeugddelinquentierecht, vandaar de bevoegdheid tot beslissing van de jeugdrechtbank. Voor dergelijke zware feiten dient er een regeling te worden voorzien dat een minderjarige kan worden berecht als een meerderjarige en dus automatisch uit handen kan worden gegeven. Hiervoor is er een aanpassing nodig van het Vlaamse decreet. Gaat de minister overleg plegen met zijn Vlaamse collega bevoegd voor Justitie om ter zake het decreet aan te passen zodat dit leidt tot een automatisme?

 

Is de minister bereid initiatieven te nemen om ervoor te zorgen dat dergelijke gevaarlijke minderjarige(n) niet onmiddellijk vrijgelaten worden en dat de veiligheid van onze samenleving gewaarborgd wordt en blijft?

 

12.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Een aantal van die vragen heeft betrekking op het lopende onderzoek. Die vragen kan ik niet beantwoorden zonder het lopende onderzoek te hypothekeren. Onze diensten laten alleszins niets aan het toeval over als er aanwijzingen zijn van radicalisering. Zo kwam ook de jongeman in het vizier van onze veiligheidsdiensten. De minderjarige was daarvoor niet bij onze diensten bekend in het kader van radicalisering.

 

Voor de Leuvense minderjarige heeft de jeugdrechter de voorwaarden opgelegd. Inmiddels werd de minderjarige, gelet op de nieuwe elementen die aan het licht kwamen en de vordering van het parket van Leuven, alsnog door de jeugdrechter in een gesloten jeugdinstelling geplaatst. Voor de minderjarige uit Zemst waren er volgens het openbaar ministerie voorlopig geen elementen aanwezig die wezen op een verontrustende situatie of strafbare feiten lastens hem, zodat de vordering van een jeugdrechter dan ook niet aangewezen was. Verder onderzoek loopt nog. Die minderjarige wordt nu opgevolgd door het jeugdparket.

 

Als dergelijke berichten worden ontdekt, wordt een onderzoek gestart, een proces-verbaal opgesteld en worden de bestaande platformen voor interventie en/of opvolging geactiveerd. Bij een imminente dreiging is dat het Joint Intelligence Centre en Joint Decision Centre. Los daarvan worden de betrokken personen opgevolgd in het kader van de Strategie TER, dus de Strategie Terrorisme, Extremisme en Radicalisering, die tot doel heeft terrorisme, extremisme en radicalisme in onze maatschappij in te perken. Ik hoef u de werking van die bekende strategie ongetwijfeld niet nogmaals uit te leggen.

 

Voorts geef ik mee dat de veiligheidsdiensten inderdaad een toename van de radicalisering van jongeren opmerken. Alsmaar meer jongeren radicaliseren in hoog tempo achter de computer of smartphone en worden in sommige gevallen online haatzaaiers, of het nu gaat om islamextremisme, rechtsextremisme of linksextremisme. We zien alles gebeuren. De afgelopen twee jaar heeft de Veiligheid van de Staat verschillende gevallen van geradicaliseerde jongeren doorverwezen naar politie en parket. In sommige gevallen ging het om minderjarigen die via internet haat en geweld predikten. In andere gevallen ging het om jongeren die zelf met geweld dreigden

 

Heel wat extremistische content werd al van openbaar toegankelijke kanalen op het internet verwijderd. Dat gebeurde deels door de internetproviders zelf en deels door inspanningen van gerecht en politie, vaak in een internationale context.

 

Er is echter nog wel veel extremistische content aanwezig op gesloten chatfora, via allerlei apps die peer-to-peer beveiligd zijn, op het darkweb of internationale kanalen waarop weinig of geen controle mogelijk is. Het is dus met andere woorden moeilijker geworden om nog in contact te komen met extremistische content, maar zeker niet onmogelijk, ook niet voor minderjarigen. De veiligheidsdiensten zetten alles op alles om die tijdig te detecteren.

 

Er is ook een nieuwe Europese verordening tegen online terroristische propaganda. Het federaal parket is bevoegd om verwijderingsbevelen uit te vaardigen.

 

Collega Metsu, vroegtijdige detectie is inderdaad cruciaal voor dergelijke profielen. Vroegtijdige detectie is bij uitstek een opdracht voor de Veiligheid van de Staat. De Veiligheid van de Staat gebruikt alle middelen om de gegevens te verzamelen waarin de wet voorziet. De regering heeft de Veiligheid van de Staat substantieel versterkt, niet alleen op het vlak van personeel, met bijna een verdubbeling van het aantal personeelsleden, maar ook op het vlak van wettelijke mogelijkheden. De recente in plenaire vergadering op 9 februari aangenomen wetswijzigingen die medewerkers van de Veiligheid van de Staat in staat stellen strafbare feiten te plegen, vergemakkelijken het online opsporingswerk. De LIVC’s, waar de maatschappelijke partners rond de tafel zitten, spelen ook een rol, omdat zij potentieel problematische profielen in een vroeg stadium, via de information officer, melden aan de veiligheidsdiensten.

 

Collega Dillen, de jeugdrechter heeft in dezen het Vlaams jeugddelinquentiedecreet toegepast. Als Vlaanderen zijn wetgeving wil aanpassen, zal ik dat toejuichen, maar dat is niet mijn bevoegdheid, mevrouw Dillen. Ik hoop dat u dat weet. In het ontwerp van nieuw Strafwetboek hebben wij voor meerderjarigen de straffen voor terroristische misdrijven verzwaard.

 

12.04  Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, ik ben blij te horen dat de potentiële terrorist nu toch in een gesloten jeugdinstelling zit. Dat is al beter dan dat hij gewoon vrij in onze straten kan rondlopen.

 

Uw volmondige ja op mijn vraag of u een toename van terroristische dreiging door minderjarigen ziet, jaagt mij enigszins schrik aan. Het moet een heel duidelijke opdracht zijn voor de nieuwe administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat om ons in de strijd daartegen bij te staan. Ik kreeg daarstraks een berichtje binnen van de ambassade van de Verenigde Staten dat er vandaag opnieuw een verhoogde dreiging is. Zij zouden een bericht onderschept hebben dat er een mogelijke aanslag zou zijn op de metro. Die permanente waakzaamheid is heel belangrijk. Het mag niet zomaar een agendapunt zijn; men moet daarmee heel de dag bezig zijn.

 

12.05  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Ik ben blij te horen dat die jongen, in tegenstelling tot wat aanvankelijk werd bericht, nu in een gesloten instelling verblijft. Iemand met terroristische sympathieën en met concrete plannen mag niet zomaar vrijgelaten worden. Dan speelt men met onze veiligheid; daarover zijn we het ongetwijfeld allemaal eens.

 

Uiteraard weet ik dat het jeugddelinquentierecht de bevoegdheid is van de gemeenschappen, mijnheer de minister. Maar u zegt zelf dat als er een wijziging komt, u die zou toejuichen. Ik neem aan dat u regelmatig overlegt met uw Vlaamse collega? Het zou interessant zijn dat u ter gelegenheid van zo’n overleg die suggestie aan Vlaams minister Demir doet.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Questions jointes de

-  Vanessa Matz à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les difficultés des parquets de Bruxelles et Mons" (55034633C)

-  Kristien Van Vaerenbergh à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le procureur du Roi au parquet de Bruxelles" (55034747C)

13 Samengevoegde vragen van

-  Vanessa Matz aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De moeilijkheden bij het parket Brussel en het parket Bergen" (55034633C)

-  Kristien Van Vaerenbergh aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De procureur des Konings bij het parket van Brussel" (55034747C)

 

13.01  Vanessa Matz (Les Engagés): Monsieur le ministre, les parquets du Royaume sont en piteux état, pour ce qui est de la partie francophone. Nous pouvons citer, par exemple, le parquet de Mons-Tournai et celui de Bruxelles. En effet, à Bruxelles, le parquet est sans chef de corps officiel depuis le 1er avril  2021. Cela fera donc bientôt deux ans qu’un chef de corps fait fonction et qu’il n’y a toujours pas de nomination à la fonction.

 

Les professionnels de la Justice disent que le parquet de Bruxelles est abandonné par le politique et que vous préféreriez attendre la prochaine législature pour qu’une décision soit prise par un autre ministre. De plus, il semble que l’ambiance y soit tellement difficile à vivre que beaucoup de membres du parquet ont demandé leur mutation. Au parquet de Mons-Tournai, le tout nouveau procureur du Roi dénonce le manque d'un quart de l’effectif.

 

Monsieur le vice-premier ministre, voici donc mes questions: où en est le recrutement d’un nouveau chef de corps à Bruxelles? Comment se fait-il que cela prenne autant de temps? Quel est le nombre de substituts et de stagiaires qui ont quitté le parquet de Bruxelles depuis la prise de fonction du procureur ad interim le 1er avril 2021? Combien de nominations ont-elles eu lieu au parquet de Bruxelles depuis le 1er avril 2021? Combien de recrutements y a-t-il eu au parquet de Mons dans la même période?

 

13.02  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, het is nu bijna twee jaar dat het parket van Brussel, het grootste van het land, door de afwezigheid van een vastbenoemde procureur des Konings wordt verlamd. Het Grondwettelijk Hof vernietigde destijds een deel van de zesde staatshervorming, waardoor de bepaling die daarin was opgenomen dat alleen iemand met een Franstalig diploma procureur des Konings van Brussel kon worden, vernietigd werd. Er werd gesteld dat ook een kandidaat met een Nederlandstalig diploma dat kon zijn.

 

Vorige maand werd mijn wetsvoorstel, dat in een reparatie daartoe voorzag, door de meerderheid weggestemd. Nochtans is de oplossing heel simpel. Er is ook maar één oplossing. Het was een beetje vreemd dat dat gebeurde.

 

In welke oplossing wilt u voorzien, mijnheer de minister? Wat mogen we nog van de vivaldiregering verwachten? Wat is de stand van zaken omtrent dit punt? Zult u ter zake met een wetsontwerp komen? Dat zal waarschijnlijk de oplossing voorstellen die al eens is weggestemd.

 

13.03 Vincent Van Quickenborne, ministre: Chères collègues, comme vous le savez, la Cour constitutionnelle a donc annulé une partie de la loi le 30 juin 2014.

 

Ik ben het met u allen eens dat er een oplossing moet komen voor deze situatie. We onderzoeken op welke manier we de wettelijke bepalingen kunnen aanpassen, zodat ze in overeenstemming zijn met het arrest van het Grondwettelijk Hof en tevens het akkoord van BHV zoveel mogelijk kunnen respecteren. Dat is geen eenvoudige opdracht. De vorige regering heeft deze kwestie trouwens ook niet opgelost. Als het zo gemakkelijk was, hadden ze het wel opgelost. Intussen wordt de functie van procureur waargenomen door de voormalige adjunct, een Nederlandstalige. Wij zoeken naarstig verder naar een oplossing.

 

Mevrouw de voorzitster, ik weet niet of uw wetsvoorstel de enige mogelijke oplossing is. Ik denk het niet, er zijn verschillende mogelijkheden. Natuurlijk moet men de meerderheid hebben als men iets erdoor wil krijgen. Dat zien we ook in Vlaanderen.

 

(…): (…)

 

13.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Ja, dat weet ik wel, maar als men een meerderheid wil hebben moet men dat doen met respect voor de verschillende mensen in dit Parlement.

 

Een wetsvoorstel is dus één zaak, maar als het zo gemakkelijk geweest was, had de vorige regering het ook gedaan, en dat is niet gelukt.

 

We werken daarop verder, zoals ik op heel veel dossiers hard voortwerk. Sommige dossiers gaan iets gemakkelijker dan andere. Ik ben wekelijks bezig met dit dossier. We zullen deze problematiek proberen op te lossen.

 

Vous m’avez posé des questions vraiment détaillées, avec des chiffres.

 

Ik denk dat we daarom best het Reglement volgen, voorzitter.

 

Vous déposez une question écrite et j’y réponds rapidement, comme toujours. Pas de problème!

 

Ik begin niet met het schriftelijk geven van cijfers. We moeten ons houden aan het Reglement.

 

13.05  Vanessa Matz (Les Engagés): Monsieur le ministre, d’accord vous ne donnez pas de chiffres, mais vous ne donnez rien non plus comme direction. On a un article de presse, monsieur le ministre, sur le plus important parquet du pays qui lance un cri d’alarme en disant que ça ne va pas du tout, vous nous répondez qu’on cherche une solution au niveau de la loi et que cela doit faire l'objet d'une question écrite. Allez! On vous demande une philosophie, aussi, ici. On vous demande des options politiques, on vous demande… allez! Ne faisons pas les techniciens!

 

13.06  Vincent Van Quickenborne, ministre: Sur le fond j’ai répondu. Sur les demandes de chiffres, j’ai renvoyé vers le Règlement. Mais sur le fond, j’ai répondu.

 

Ik heb niet gezegd op uw antwoord dat dat het schriftelijke antwoord is!

 

13.07  Vanessa Matz (Les Engagés): Pas uniquement! Sur le fond, évidemment, il y a la tête de ce parquet. Mais il n’y a pas que la tête qui pose un problème, vous le savez. Donc, arrêtez! Allez, allez! Et à Mons, il y a un problème linguistique? Je ne pense pas. Je ne vous interrogeais pas que sur Bruxelles. Qu’est-ce que c’est? Je ne comprends pas. Vous ne donnez aucune ligne, vous ne donnez pas un souffle, vous ne donnez pas une ligne directrice par rapport à cela.

 

Je trouve que, franchement, face à une interpellation de ce type – comme on en a eu il y a quelques mois et qu’il a fallu des mois et des mois pour que le gouvernement se secoue par rapport à l’interpellation de M. de la Serna sur la PJ et sur la grande criminalité – qu’attendons-nous, ici? Qu’attendons-nous? Sincèrement, je ne comprends pas. Mais bon!

 

Je vous adresserai une question écrite pour les chiffres, mais j’attendais évidemment autre chose qu’uniquement des chiffres. C’était pour avoir une tendance. Je comprends que vous ne pouviez pas donner les chiffres ici. Mais vous pouviez dire ce que l’on fait, au fond, pour régler cela de manière un peu structurelle, et avoir une vision sur ce qu’on entend sur les parquets qui sont en perdition. Mais là-dessus, je n’ai rien entendu. Allez, allez!

 

13.08  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Het blijft natuurlijk onbegrijpelijk dat er voor een probleem dat heel eenvoudig op te lossen is, geen oplossing komt.

 

Het is de logica zelf. Het arrondissement Brussel is een tweetalig arrondissement. In het akkoord stond dat er alleen een Franstalige procureur kon zijn. Ons voorstel is om een alternerend systeem in te voeren. Dat is toch de logica zelf in een tweetalig gebied? Ik snap echt niet dat dat niet wordt opgelost. We leven toch in een rechtstaat? Het Grondwettelijk Hof heeft een uitspraak gedaan. Dat arrest wordt gewoon naast zich neergelegd.

 

Ik denk dat de Vlamingen in de zesde staatshervorming al genoeg betaald hebben. Nu wordt de prijs terug opgedreven en zullen er weer toegevingen moeten worden gedaan, wat totaal onterecht is.

 

We blijven hopen dat er toch nog een oplossing komt. Het is in het belang van de rechtzoekenden dat er een efficiënte rechtsbediening is, waarbij zowel de Vlamingen als de Franstaligen een goede verdediging krijgen.

 

13.09 Minister Vincent Van Quickenborne: U zegt dat die oplossing zo gemakkelijk is. Waarom werd het dan niet opgelost tussen 2014 en 2018, toen u in de regering zat? U kent mij ondertussen. Dingen die eenvoudig op te lossen zijn, los ik op. Ik heb dat al bewezen bij Justitie. Als het zo gemakkelijk zou zijn, had u het al gedaan in de vorige regering. Waarom is het zo moeilijk?

 

Madame Matz, vous dites qu'il faut répondre à vos questions. Les deuxième, troisième et quatrième portent sur des chiffres. Quant à la première, elle ne concerne pas tous les parquets du pays. Je la lis: "Où en est le recrutement du nouveau chef de corps à Bruxelles? Comment se fait-il que cela prenne autant de temps?" C'est votre question. J'ai répondu en néerlandais, mais je vais le faire maintenant en français. Pourquoi est-ce si compliqué?

 

13.10  Vanessa Matz (Les Engagés): Monsieur le ministre, à un moment donné, il faut bien…

 

13.11 Minister Vincent Van Quickenborne: Mag ik uitspreken, mevrouw de voorzitster?   

 

De voorzitster: Ja, mijnheer de minister. En dan, mevrouw Matz, zult u het laatste woord hebben.

 

13.12 Minister Vincent Van Quickenborne: Het Parlement heeft altijd het laatste woord. Maar sta me toe te verklaren waarom het moeilijk is. Dat komt omdat de beslissing van de procureur te Brussel deel uitmaakte van de staatshervorming. Dat was deel van het pakket Brussel-Halle-Vilvoorde. Over die kwestie zijn regeringen gevallen. Er werd een akkoord gemaakt en dat akkoord hield in dat Nederlandstalige zaken naar Halle-Vilvoorde zouden gaan en Franstalige naar Brussel. Het Grondwettelijk Hof heeft dat in 2014 geannuleerd.

 

De vraag luidt hoe men dat oplost. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door te alterneren qua taalrol. Maar het probleem is natuurlijk dat dat gevoelig ligt bij een bepaalde gemeenschap in ons land, zoals u weet. Om wijzigingen door te voeren, is er een meerderheid nodig in beide taalgroepen. Dat proberen wij op te lossen.

 

Madame Matz, j'ai dit qu'il fallait respecter l'arrêt et qu'il fallait, en même temps, essayer de respecter l'esprit de l'accord BHV conclu en 2011. C'est la raison pour laquelle cela prend un peu de temps. Ce n'est pas si facile.

 

Je respecte les différentes communautés au sein du gouvernement. C'est comme cela que cela fonctionne. D'où le fait que cela prend un peu de temps.

 

13.13  Vanessa Matz (Les Engagés): Ce n'est pas ce que je contestais! Je contestais le fait que quand M. le ministre veut un tant soit peu sortir des questions, il faut bien à un moment donné que l'on couche des questions sur le papier. Quand des ministres répondent qu'ils ont envie de répondre au-delà des questions, ils savent le faire. M. le ministre en est un exemple bien vivant, si je puis m'exprimer ainsi.

 

Nous devons pouvoir poser des questions. Monsieur le ministre, je suis étonnée que vous vous teniez strictement à l'ordre des questions: la première, les autres écrites… Ce qui m'étonne, c'est que vous ne veniez pas avec une philosophie plus générale. Mettons Bruxelles et son chef de corps de côté. Je vous interroge sur Mons pour dire que c'est la catastrophe! Que faites-vous, au fond? C'est cela qui est derrière mes questions. Que faites-vous pour répondre à cette détresse exprimée par voie de presse et à d'autres occasions?

 

C'est cela la philosophie qui est derrière la question. Vous vous en tenez  aux questions parce que cela vous arrange; dans d'autres situations cela ne vous arrange pas et vous préférez mettre en évidence tout ce que vous faites. En l'occurrence, vous ne faites pas grand-chose et vous vous en tenez strictement aux questions.

 

J'aurais bien voulu entendre que vous comptiez prendre quelques initiatives parce qu'il manque un quart du personnel à Mons et que vous décidez d'entreprendre quelque chose. Je n'ai rien entendu d'autre que "adressez-moi vos questions par écrit"! Je le ferai mais, je n'ai pas de réponse politique de votre part. Je ne m'adresse pas à un haut fonctionnaire, mais au ministre de la Justice!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Question de Malik Ben Achour à Hadja Lahbib (Affaires étrangères, Aff. eur., Commerce ext. et Institutions cult. fédérales) sur "Les révélations de Forbidden Stories sur la Team Jorge" (55034674C)

14 Vraag van Malik Ben Achour aan Hadja Lahbib (Buitenlandse Zaken, Eur. Zaken, Buitenlandse Handel en Fed. Cult. Instellingen) over "De onthullingen van Forbidden Stories over Team Jorge" (55034674C)

 

14.01  Malik Ben Achour (PS): Madame la présidente, madame la ministre, le consortium Forbidden Stories, composé de journalistes d'investigation issus de grands médias tels que Le Monde, Der Spiegel ou El País, a révélé, dans une de ses enquêtes, l'existence d'une société secrète israélienne active dans l'ingérence et la désinformation. Les auteurs l'ont baptisée "Team Jorge", du surnom de son principal responsable, lequel serait Tal Hanan, un ancien agent des forces spéciales israéliennes. Les autres employés auraient peu ou prou le même profil, à savoir d'anciens officiers de Tsahal ou des services de renseignement, mais aussi des experts en informations financières, en questions militaires, en guerre psychologique ou en médias sociaux. Parmi leurs spécialités, l'influence sur les résultats électoraux.

 

Devant les journalistes, sous couverture, ledit Jorge se serait ainsi vanté d'être intervenu dans "trente-trois campagnes électorales au niveau présidentiel, les deux-tiers d'entre elles en Afrique anglophone et francophone". Vingt-sept de ces opérations auraient été couronnées de succès, selon lui.

 

Les formes que prennent leurs actions sont multiples. En guise d'exemple, citons l'entrisme dans la ligne éditoriale de certains médias. En l'espèce, le travail de Forbidden Stories a mené à la suspension d'un journaliste star de BFM TV, la chaîne d'information en continu française, soupçonné d'avoir diffusé à l'antenne des informations biaisées et orientées, téléguidées directement par l'équipe de M. Tal Hanan.

 

La manipulation des réseaux sociaux jouerait également un rôle important dans leurs activités. Pour ce faire, un logiciel de création et de suivi de comptes artificiels aurait été mis sur pied. À en croire les auteurs, début janvier 2023, ce sont presque 40 000 faux profils qui étaient opérationnels.

 

Il paraît évident que ce groupe représente un danger à la fois pour la démocratie et pour la stabilité de certaines régions du monde.

 

Monsieur le ministre, après ce long préalable qui était, me semble-t-il, nécessaire, pourriez-vous me dire si vous avez pris connaissance de cette enquête? Nos services travaillent-ils sur d'éventuelles ingérences sur notre territoire? Dans l'affirmative, qu'en est-il ressorti? Le sujet a-t-il été abordé au sein des instances européennes? Le cas échéant, quel est le suivi mis en place à ce niveau?

 

14.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, cher collègue, la Sûreté de l'État a pu me transmettre les éléments suivants.

 

Le service n'a pas été formellement informé à ce sujet. En revanche, la Sûreté de l'État a bien pris connaissance des communiqués de presse et des révélations concernant la Team Jorge.

 

D'une manière générale et à la lumière de sa mission légale concernant la protection de la sécurité intérieure de l'État et de la pérennité de l'ordre démocratique constitutionnel contre les ingérences des puissances étrangères, la Sûreté de l'État évalue les actions qui pourraient éventuellement être entreprises dans le cadre de ces révélations.

 

Outre ce dossier spécifique, la Sûreté de l'État travaille, comme nous le savons toutes et tous, sur des dossiers d'ingérence sur notre territoire. Je pense notamment au récent scandale de corruption présumée au Parlement européen. Grâce à nos investissements dans la Sûreté de l'État, le service est également en mesure d'y prêter une plus grande attention.

 

Jusqu'à présent, il n'y a pas eu de concertation avec les instances européennes à ce sujet mais, comme vous le savez, la Sûreté de l'État participe à des forums internationaux et multilatéraux.

 

14.03  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je crois que c'est un sujet qu'on ne doit pas négliger ni sous-estimer: Chine, Russie et maintenant Israël. Le scandale au Parlement européen évoque le Qatar, le Maroc. Bref, toute une série de puissances étrangères cherchent manifestement à pervertir et à intervenir dans nos processus démocratiques.

 

À l'heure où les réseaux sociaux jouent un rôle majeur dans la construction de l'opinion publique, je ne doute pas que notre pays soit sensible à cet enjeu mais je crois nécessaire de s'armer correctement pour y répondre parce que les temps qui s'annoncent sont, de toute évidence, complexes et compliqués.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van Yngvild Ingels aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De impact van de hervorming van de Nationale Veiligheidsoverheid op de Veiligheid van de Staat" (55034682C)

15 Question de Yngvild Ingels à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'incidence de la réforme de l’Autorité Nationale de Sécurité sur la Sûreté de l'État" (55034682C)

 

15.01  Yngvild Ingels (N-VA): Met de hervorming van de NVO is de staatsveiligheid niet enkel meer verantwoordelijk voor de veiligheidsonderzoeken, maar ook de toekenning van veiligheidsmachtigingen. Dit brengt echter een aantal procedurele en principiële vraagstukken met zich mee:

 

- Wie of welke instantie zal oordelen over de toekenning van de veiligheidsmachtiging van de administrateur-generaal van de staatsveiligheid?

 

- Wie of welke instantie zal oordelen over de toekenning van de veiligheidsmachtiging van de raadsheren en het personeel van het comité I? Het zou geen gezonde situatie zijn als de dienst die wordt gecontroleerd door het comité I, de finale beslissing neemt over de machtigingen van het personeel van dat comité I.

 

- Welk antwoord zal op deze procedurele anomalieën worden gegeven en op welke termijn?

 

15.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Ingels, momenteel worden zowel de Veiligheid van de Staat als de ADIV, wat betreft hun activiteiten en eigen personeel, beschouwd als een eigen nationale veiligheidsoverheid. Deze situatie werd tot dusver niet als problematisch gezien en is gerechtvaardigd om de evidente reden van vertrouwelijkheid die nauw samenhangt met het werk van de inlichtingendiensten.

 

Om tegemoet te komen aan de hier geuite bezorgdheid en toch de nodige vertrouwelijkheid te behouden, zou een van de vele mogelijkheden zijn dat de Veiligheid van de Staat beslist over de machtiging van de leidend ambtenaar van de ADIV, terwijl omgekeerd de ADIV verantwoordelijk zou zijn voor de beslissing over de machtiging van de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat. Het voorstel van het Comité I daaromtrent lijkt ons dus aanvaardbaar.

 

Wat uw tweede en derde vraag betreft, ook daar gaat het om een situatie die in het verleden al bestond, maar nooit problematisch was. Het zou mijns inziens ook geen gezonde situatie zijn mocht het Comité I over zijn eigen machtigingen beslissen en de bevoegdheid bij hem worden gelegd. Een mogelijkheid kan zijn om de toekenning van deze machtigingen gezamenlijk toe te vertrouwen aan de beide inlichtingendiensten, zodat dat een gedeelde verantwoordelijkheid is. Ik zal daarvoor nog overleg plegen met de diensten. U zult het met mij eens zijn dat daarvoor een nieuwe dienst of instantie creëren disproportioneel is.

 

Belangrijker voor mij is dat de hervorming van de NVO, zoals die door de regering werd beslist, grondig wordt voorbereid. Het is belangrijk dat die hervorming gedegen wordt uitgevoerd en dat we op die manier de problematiek van de veiligheidsverificaties en -machtigingen beter kunnen aanpakken dan voorheen.

 

15.03  Yngvild Ingels (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dat het principe van de reciprociteit wordt toegepast. Dat is een goede oplossing. U hebt niet rechtstreeks gezegd wie dan voor de machtiging van de chefs van de beide diensten zal zorgen, maar dat is dan de andere inlichtingendienst.

 

Het is toch een moeilijke situatie als een gecontroleerde dienst van het Comité I zeggenschap heeft over de tewerkstelling van degene waardoor hij wordt gecontroleerd. Wat dat betreft, moeten we toch waakzaam zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Samengevoegde vragen van

- Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De evaluatie van het seksueel strafrecht" (55034718C)

- Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De evaluatie van het seksueel strafrecht (2)" (55034719C)

16 Questions jointes de

- Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'évaluation du droit pénal sexuel" (55034718C)

- Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'évaluation du droit pénal sexuel (2)" (55034719C)

 

16.01  Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, op 21 maart 2022 werd het nieuwe seksueel strafrecht ingevoerd. Ik zou graag wat verduidelijking krijgen over een aantal punten.

 

Aangaande het toestemmingscriterium is er in de wet een verschil tussen voyeurisme en niet-consensuele verspreiding van seksueel getinte inhoud enerzijds en de aantasting van de seksuele integriteit anderzijds. In de eerste categorie gaat het over handelingen zonder toestemming, wat fundamenteel verschilt van handelingen waarin men niet toestemt. Er is dus een wetswijziging nodig om een en ander gelijk te schakelen. Ik verwijs daarvoor ook naar het Verdrag van Istanboel van 2011.

 

Met de wet wordt ook het strafrecht inzake pooierschap gewijzigd. In het betreffende artikel leest men “behalve in de gevallen die de wet bepaalt". Toen al vond mijn fractie het problematisch om die tekst goed te keuren zonder weet te hebben van de vervolgwetgeving, die tot op heden nog steeds niet bestaat, des te meer in het licht van de in de commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen op 21 februari 2022 goedgekeurde tekst over de arbeidsovereenkomst voor sekswerkers. Zonder vervolgwetgeving is er immers een probleem: de sekswerker kan een overeenkomst sluiten, maar de werkgever niet.

 

Het tweede deel van mijn vraag gaat over het reclameverbod en de uitzonderingen daarop, meer bepaald raamprostitutie of prostitutie via een internetplatform specifiek voor dat doel Ook bij het betreffende artikel hadden wij voorbehoud geformuleerd, omdat er nog een KB moest worden opgesteld dat de maatregelen opsomt die de aanbieder van het internetplatform ter bescherming van de sekswerker moet nemen om misbruiken en andere zaken te melden. Wij wachten een jaar na datum nog steeds op dat KB.

 

Wat de herwaardering van de vergoeding aan slachtoffers van seksuele misdrijven betreft, vragen we of de indicatieve tabel zonder een plafond kan worden toegepast. Wat is uw standpunt en kunnen we daarover een initiatief verwachten?

 

16.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, dank voor uw interessante vragen. Mijn excuses voor het vrij lange antwoord, maar ik probeer nu eenmaal altijd punctueel te antwoorden. Ook al heb ik daarnet iets anders gehoord, ik denk niet dat dat strookt met mijn manier van werken in de commissie. De collega’s van de oppositie kunnen daar ook van getuigen Maar goed, ik ben niet snel geraakt.

 

Collega Bury, de tekst van het nieuwe seksueel strafrecht is voorbereid door een expertencommissie van het Strafwetboek. Professor Joëlle Rozie hield de pen vast. We hebben tijdens de werkzaamheden ook het Verdrag van Istanboel onder de loep genomen. De toestemmingspremisse is zeer uitgebreid besproken in het Parlement. Het is niet de bedoeling om de wetgeving opnieuw te wijzigen. De toestemmingspremisse vormt een evenwichtige en weldoordachte keuze, waar niet op moet worden teruggekomen. Dat zou de rechtszekerheid bovendien niet ten goede komen.

 

Ik leg uit waarom. Artikel 417/5 van het nieuwe seksueel strafrecht legt heel duidelijk uit wanneer er al dan niet sprake kan zijn van toestemming. Een persoon kan logischerwijze niet toestemmen met de niet-consensuele verspreiding van seksueel getinte inhoud, aangezien dat onder een ander misdrijf zou kunnen vallen, namelijk het verspreiden van inhoud van extreem pornografische aard, en aangezien het gaat om niet-consensuele handelingen.

 

Dat geldt ook voor voyeurisme, waar ook het begrip ‘zonder diens toestemming’ wordt gebruikt. Als er sprake zou zijn van toestemming, zou er geen misdrijf ‘voyeurisme’ zijn. Bij aantasting van de seksuele integriteit bij verkrachting ligt dat anders. Indien de leeftijdsgrenzen en de toepassings­voorwaarden van de toestemmingspremisse vervuld zijn, kan een persoon wel degelijk toestemmen met de seksuele handelingen. Die toestemming kan echter vermoed worden niet te zijn gegeven. Of een persoon kan niet meer in staat zijn om toestemming te geven. In dat geval zal er wel een misdrijf zijn.

 

Er was dus wel degelijk een logische reden om enerzijds de woorden “de persoon die daar niet in toestemt” en anderzijds de woorden “zonder toestemming” te hanteren. Ik besef dat dat technisch is, maar dat is de precieze verklaring.

 

Wat uw tweede vraag betreft, blijft het gedoogbeleid op het moment voortduren. Werkgevers die masseuses of diensters via een arbeidsovereenkomst in dienst hebben, maar in werkelijkheid sekswerkers tewerkstellen, opereren momenteel in een grijze zone, zoals die reeds vroeger bestond. Het gaat om een stapsgewijze decriminalisering, waarbij we er in een eerste fase voor gezorgd hebben dat zelfstandige sekswerkers hun job kunnen uitvoeren, onder meer doordat zij contracten met derden mogen sluiten.

 

Daarnaast hebben wij ervoor gezorgd dat een persoon die zich prostitueert, sociaalrechtelijk beter beschermd wordt. De werkgever of de instelling van de sociale zekerheid kan de nietigheid van de arbeidsovereenkomst van sekswerkers niet meer inroepen bij juridische geschillen. Dit gaat over de bovenstaande overeenkomst.

 

De vervolgwetgeving wordt nu voorbereid met de bevoegde kabinetten van Economie en van Volksgezondheid en Sociale Zaken. Dat gebeurt in overleg met de sector. De ontwerptekst die voorligt wordt bijgestuurd naar aanleiding van de feedback. Daarna zal de tekst worden besproken in de regering. Een wetsontwerp inzake arbeids­overeenkomsten voor sekswerk vormt een delicaat werkstuk waarvoor niet lichtzinnig een tekst mag worden voorgesteld. Het is nauwgezet balanceren tussen de verschillende rechten en plichten, waarbij wij moeten opletten niet de fout van Nederland te maken. Daar heeft men de drempels te hoog opgetrokken, met een vergunningenbeleid, waardoor meer sekswerkers in het zwart werken en opnieuw vatbaar werden voor uitbuiting. In het ontwerp leggen wij de focus op erkende werkgevers en op veiligheid voor de sekswerkers, waarbij het zoeken is naar een evenwicht tussen ieders rechten en plichten.

 

In antwoord op uw derde vraag, een ontwerp ligt klaar en zal binnenkort in de regering worden besproken. Het moet evenwel nog een Europese aanmeldprocedure doorlopen. Verschillende sectoren, waaronder zelfs de eigenaars van verschillende websites als Redlights, worden geconsulteerd. Het is nog te voorbarig om de inhoud van het koninklijk besluit mee te delen. De focus zal alleszins komen te liggen op het vermijden van mensenhandel.

 

In antwoord op uw vierde vraag, er zijn verschillende mogelijkheden voor het slachtoffer van een seksueel misdrijf om schadevergoeding te vragen. Dat kan via de rechter, strafrechtelijk of burgerrechtelijk, of via de Commissie voor Financiële Hulp aan de Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden. In eerste instantie kan het slachtoffer zich burgerlijke partij stellen en schadevergoeding vragen voor de strafrechter of de burgerlijke rechter, volgens artikel 1382. Het behoort tot de opdracht van de rechter in elk specifiek geval, rekening houdend met de specifieke elementen uit het dossier, een schadevergoeding toe te kennen. Immers, onder dezelfde noemer, bijvoorbeeld verkrachting of zelfs posttraumatische stressstoornis, kunnen heel wat verschillende zaken schuilgaan. Daarom wordt er vaak ook een deskundige aangesteld.

 

Indien via die weg het slachtoffer geen passende vergoeding van de dader kan verkrijgen, bijvoorbeeld omdat de dader onbekend is of het bedrag niet kan betalen, kan het slachtoffer om een vergoeding verzoeken van de Commissie voor Financiële Hulp aan de Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden. Het kan gaan om hoofdhulp, aanvullende uitzonderlijke hulp en noodhulp.

 

In de context van uw vraag is vooral de aanvullende hulp belangrijk. Men kan aanvullende hulp vragen wanneer de schade is toegenomen binnen de 10 jaar na de toekenning van de hoofdhulp. De toename van de schade moet met medische stukken of expertise worden bewezen. Enkel de tussenkomsten vanuit het Fonds voor financiële hulp zijn geplafonneerd.

 

Zowel de rechter als de Commissie kan gebruikmaken van de indicatieve tabel. De indicatieve tabel is een lijst van forfaitaire schadevergoedingen en is bedoeld als leidraad voor schade die niet in concreto kan worden begroot, waarvoor er dus geen bewijsstukken kunnen worden voorgelegd, zoals morele schade. De tabel is overigens niet exhaustief: de rechter kan ook andere schadeposten toekennen die niet opgesomd staan in de tabel. Het moet beklemtoond dat de indicatieve tabel slechts een aanbeveling is, een richtlijn of een werkinstrument waarnaar kan worden teruggegrepen bij het bepalen van de geleden schade. De tabel is niet bindend, noch voor de rechter, noch voor de Commissie.

 

Het is niet evident om in euro uit te drukken hoeveel de geleden schade precies bedraagt, vooral als het gaat om psychologisch leed, denk aan de zogenaamde posttraumatisch schade- en stressstoornis. Er moet daarenboven een verband kunnen worden aangetoond tussen het misdrijf en de geleden schade, wat met het verstrijken van de jaren alsmaar moeilijker wordt. Dat geldt zowel voor de procedure voor de vonnisrechter als voor aanvullende hulp bij de Commissie.

 

16.03  Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, u had het over de niet-toestemming, die anders zou liggen bij verkrachting. Volgens u zou het vermoeden dat het slachtoffer geen toestemming heeft gegeven of daartoe niet in staat is, volstaan. Maar tijdens een studieavond aan de UGent, die ik heb bijgewoond, zag men dat enigszins anders en gaf men aan dat er toch wel juridisch een probleem zou kunnen rijzen als de definitie niet op gelijke voet werd geplaatst. Ik zou willen suggereren dat u de slides en de uiteenzettingen van die avond opvraagt en bekijkt of er zich al dan niet wijzigingen opdringen.

 

In verband met de vervolgwetgeving in het kader van het pooierschap: u nam termen in de mond als ‘gedoogbeleid’ en ‘grijze zone’. Daar vreesden wij al voor. We zitten inderdaad nog steeds in een schemerzone. U zou nog een ontwerptekst voorleggen aan de regering en wilt daarvoor niet over een nacht ijs gaan. Ik treed u daarin bij. Een moeilijke denkoefening dringt zich op over het sociaalrechtelijke kader en de vragen wanneer er nu precies sprake is van werkonbekwaamheid en of er een label voor kwaliteit moet worden ingevoerd.

 

We zijn intussen wel al een jaar later en ik heb van u niet echt een streefdatum gekregen; ik hoorde u alleen zeggen dat er werk van zal worden gemaakt.

 

Ook inzake het reclameverbod zegt u dat het wetsontwerp klaarligt, maar dat het te vroeg is om het over de inhoud te hebben. Dat is jammer, want ik had gehoopt dat we daarin al iets verder konden staan.

 

U zult ten slotte geen andere initiatieven nemen in verband met de toepassing van de indicatieve tabel voor vergoeding voor andere schade, tabel die alleen maar een richtlijn is. Ik neem er akte van dat alles dus bij het oude blijft.

 

16.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Bury, de regelgeving omtrent sekswerk valt niet onder mijn bevoegdheid, maar onder die van de minister van Economie. Wij zitten daar wel achter, want een van mijn medewerksters belt daarover vrijwel wekelijks. Het gaat nu vooruit, maar niet altijd in het kwieke tempo dat wij graag zien.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

17 Questions jointes de

- Sofie Merckx à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les féminicides" (55034802C)

- Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L’avant-projet de loi sur la prévention et la lutte contre les féminicides" (55034907C)

17 Samengevoegde vragen van

- Sofie Merckx aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Feminicide" (55034802C)

- Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het voorontwerp van wet inzake de preventie en bestrijding van femicide" (55034907C)

 

17.01  Sofie Merckx (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, vous n'êtes pas sans savoir qu'aujourd'hui est la journée de lutte pour le droit des femmes et contre les violences faites aux femmes. Chaque mois, deux femmes perdent la vie dans notre pays parce qu'elles sont des femmes. Depuis 2017, un comptage officieux a recensé pas moins de 183 décès et il est probable que le vrai chiffre des féminicides soit encore plus important.

 

Neuf féminicides sur dix sont commis par le partenaire ou l'ex-partenaire de la victime et bien souvent des violences conjugales ont été dénoncées avant les faits. Par exemple, pour l'avant-dernier féminicide recensé par l'association Stop Féminicide, il y avait eu pas moins de sept rapports de police pour violences domestiques.

 

Le suivi des plaintes et l'évaluation des risques posent un vrai problème. On peut le voir au travers des cas de violences répétées. Il existe pourtant des outils de désescalade: la possibilité d'exclure l'auteur des violences du domicile, le suivi par un assistant de justice, etc. Notre pays a beaucoup de retard et beaucoup de chemin encore à faire pour lutter contre ces violences; pour le moment, elles continuent de défrayer la chronique.

 

Monsieur le ministre, quel budget utilisez-vous précisément pour lutter contre la violence intrafamiliale et sexuelle? Comment est-il réparti? Nous n'avons toujours pas d'aperçu clair à ce sujet. Allez-vous renforcer la formation du personnel chargé de traiter ces dossiers, notamment au niveau des parquets? Les outils de prévention et de désescalade sont-ils généralisés au sein des parquets et des forces de police? Comment expliquer que des féminicides aient pu avoir lieu alors que les auteurs étaient connus pour des violences graves?

 

17.02  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, fin octobre de l’année dernière, votre homologue à l'Égalité des chances et vous-même aviez annoncé en grande pompe l’approbation en Conseil des ministres d’un avant-projet de loi visant à doter notre pays d’un ensemble d’instruments de protection des victimes de féminicide et de mesures de lutte contre ces crimes. En plus de la définition apportée à la notion de féminicide, cette loi permettrait de collecter des données statistiques et de nous mettre ainsi en conformité avec la Convention d’Istanbul, d’améliorer les droits et la protection des victimes mais aussi de mieux former la police et les magistrats. J’étais évidemment parmi les premières à me réjouir de cette annonce puisque, même si le féminicide ne serait finalement pas inscrit comme tel dans le Code pénal, comme mon parti DéFI le demande depuis fin 2019 à travers une proposition de loi, cet avant-projet allait tout de même dans le bon sens. Je me dois toutefois de constater que, malheureusement, cinq mois plus tard, ce projet de loi n’est toujours pas sur la table du Parlement. C’est un retard gravissime puisqu’en attendant, on continue de compter les victimes.

 

Monsieur le ministre, dans quel délai pouvons-nous nous attendre à ce que le projet de loi annoncé en octobre 2022 soit enfin déposé au Parlement? Qu’attend le gouvernement pour le déposer? La section de législation du Conseil d’État s’est-elle déjà prononcée sur ce texte?

 

Pourquoi ne pas avoir choisi d’inscrire le féminicide comme une infraction autonome dans le Code pénal, comme l’ont fait l’Espagne en 2004 ou encore l’Italie en 2013? Comment les experts en charge de la réforme du Code pénal ont-ils justifié cela?

 

Ce projet de loi prévoirait également un outil d’évaluation et de gestion de risques unique au monde qui permettrait d’aider la police et la justice à mieux évaluer les risques encourus par une victime et la dangerosité des auteurs. Par qui cet outil sera-t-il développé? En quoi consistera-t-il exactement?

 

Enfin, l’Organisation mondiale de la Santé classait les féminicides en quatre catégories, à savoir les féminicides intimes, ceux commis au nom de l’honneur, ceux liés aux pratiques culturelles et les non intimes. Pourquoi ne pas s’être calqué sur ces catégories et avoir décidé de créer d’autres catégories, à savoir intimes, non intimes, indirects et homicides fondés sur le genre?

 

17.03  Vincent Van Quickenborne, ministre: Chères collègues, merci pour vos questions. Je commence avec les questions 2 et 4 de Mme Merckx.

 

La loi du 31 juillet 2020 a modifié le Code judiciaire en vue de prévoir une formation d’introduction et une formation approfondie en matière de violences sexuelles et intrafamiliales pour les magistrats en Belgique, en ce compris les magistrats du parquet. Le Collège des procureurs généraux poursuit depuis lors l’effort de sensibilisation et de formation de tous les magistrats.

 

Ces formations sont l’occasion de sensibiliser les magistrats à différents aspects de ces thématiques et sont notamment l’occasion de mettre une nouvelle fois l’accent sur la nécessité de mener des enquêtes complètes et rigoureuses sur l’accueil des victimes, leur orientation vers le secteur de l’aide et leur correcte information à tous les stades de la procédure, en étroite collaboration avec les services d’accueil des victimes des maisons de justice.

 

Entretemps, quelques milliers de magistrats ont été formés suite à cette loi.

 

En outre, avec la secrétaire d'État, nous prévoyons, dans le projet de loi sur le féminicide, que la formation existante des magistrats en matière de violences sexuelles et intrafamiliales soit complétée par un volet sur les féminicides et les meurtres fondés sur le genre. Ceux qui ont déjà suivi la formation avant l’entrée en vigueur de la loi ne seront pas tenus de la suivre à nouveau, mais une recommandation les encouragera à suivre ce volet supplémentaire à l’aide d’un outil numérique.

 

Madame Merckx, sur votre troisième question: oui, la création d’un outil d’évaluation du risque et la généralisation de son utilisation par les services de police et les parquets est une initiative du Collège des procureurs généraux. Elle se matérialise dans la circulaire COL 15/2020 du 26 juin 2020. Cette COL comprend aussi la checklist synthétique des facteurs de risque et des protections et un manuel d’utilisation. Elle est d’application depuis le 1er janvier 2021.

 

Cet outil a plusieurs objectifs:

- Mettre en évidence des facteurs de risque très alarmants qui nécessitent non seulement une information immédiate du parquet mais aussi, le cas échéant, une réponse rapide et adéquate du magistrat afin d’assurer la sécurité de la victime;

- Permettre au magistrat en charge du dossier de prendre rapidement connaissance de la situation et de l’analyser en profondeur par une lecture détaillée du dossier sur la base de la checklist complétée;

 

Il existe enfin un objectif général de sensibilisation. Il rappelle aux policiers et aux magistrats l’importance d’une évaluation adéquate de ces situations cruciales et les encourage à replacer les faits indiqués dans leur contexte.

 

Il s'agit donc d'une checklist numérique que la police utilise lorsqu'elle détecte des actes de violence. Le logiciel peut ainsi signaler une situation à risque alarmante à la justice et aux autres services concernés. Son évaluation est en cours par le ministère public. Les résultats seront disponibles après l'évaluation.

 

On peut également se référer au déploiement national du dispositif d'alarme mobile "anti-harcèlement", qui est en cours. Depuis le mois de mars de cette année, l'alarme mobile "anti-harcèlement" est disponible en Région de Bruxelles-Capitale et dans le Limbourg. Le reste du pays suivra bientôt. J'étais présent à une réunion, aujourd'hui encore, avec les six chefs de corps de Bruxelles, pour l'introduction de cette alarme. L'alarme mobile "anti-harcèlement" est une arme puissante dans la lutte contre les violences sexuelles et intrafamiliales. Nous sommes donc bien décidés à la déployer dans tout le pays.

 

En outre, je me réfère également à la possibilité pour les parquets d'appliquer des interdictions temporaires de résidence. Il s'agit d'une bonne mesure préventive pour briser la spirale de la violence et éloigner immédiatement l'auteur de la famille. L'interdiction temporaire de résidence a été de plus en plus appliquée ces dernières années, par l'intermédiaire du Collège des procureurs généraux, nous encourageons les parquets à l'utiliser encore davantage lorsque cela s'avère nécessaire.

 

Enfin, la Flandre s'efforce également d'augmenter le nombre de Family Justice Centers. D'ici à la fin de l'année, ces Family Justice Centers seront opérationnels dans toute la Flandre. En Région bruxelloise existent aussi les guichets EVA, développés par la zone de police PolBru et maintenant élargis à toutes les zones de police de la Région.

 

Madame Rohonyi, entre-temps nous avons reçu l'avis du Conseil d'État. Pour connaître le calendrier exact je vous renvoie à ma collègue la secrétaire d'État. Ensuite, la commission de Réforme du droit pénal estime que l'incrimination distincte n'est pas une arme appropriée dans la lutte contre cette forme de criminalité. Par ailleurs, l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes a également déclaré à la Chambre, par l'intermédiaire de son directeur adjoint, qu'il n'était pas nécessairement en faveur d'une incrimination distincte du féminicide, mais que le phénomène devait recevoir une réponse pénale efficace.

 

Le projet de nouveau Code pénal, avec ses nouvelles dispositions, vise à apporter une réponse lisible, précise et cohérente à cette question, notamment par l'incrimination du meurtre commis avec un mobile discriminatoire ou dans le cadre d'une autre infraction, du meurtre intrafamilial et de celui d'une personne en situation de vulnérabilité.

 

L'absence d'une infraction distincte qualifiée de féminicide n'empêche en rien d'appliquer une politique distincte en la matière, à tous les niveaux concernés, afin de sensibiliser la société à ce phénomène et d'apporter une réponse gouvernementale appropriée tant sur les plans préventif que répressif. 

 

Madame Rohonyi, la loi sur le féminicide prévoit l'emploi d'outils d'évaluation de gestion des risques qui tiennent compte de la dimension de genre et de l'intersectionnalité. Ils sont basés sur ceux qui sont déjà en vigueur. De plus, certains sont déjà évalués par le REN "infractions contre les personnes" du Collège des procureurs généraux, par exemple l'outil développé par la COL 15/2020. Ainsi, plutôt que de développer un instrument supplémentaire d'évaluation de gestion des risques, la loi sur le féminicide prévoit l'obligation de recourir aux outils existants et à venir.

 

Ensuite, différentes définitions coexistent dans l'Union européenne et sur le plan international. Par souci de cohérence avec les statistiques d'Eurostat notamment, les définitions de l'Institut européen pour l'égalité entre les hommes et les femmes ont été retenues. Ces textes sont plus récents que ceux de l'OMS et se réfèrent au féminicide intime, non intime et indirect. Les meurtres fondés sur le genre ont été ajoutés pour inclure les meurtres motivés par le genre qui n'ont pas été commis sur des femmes et pour accorder à leurs victimes les mêmes droits.

 

Madame Merckx, vu l'article 122 du Règlement de la Chambre, je vous invite à me poser ces questions par écrit, puisqu'elles concernent des chiffres.

 

17.04  Sofie Merckx (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie.

 

Toutes les semaines, des femmes meurent sous les coups d'un ex-conjoint ou d'un partenaire. Aujourd'hui, les outils existent. Vous les avez mentionnés. Il existe énormément d'instruments et de connaissances pour voir comment combattre ces violences et essayer de les prévenir. Il s'agit des alarmes, de l'éloignement, des cellules de police spécialisée, des parquets spécialisés, des formations à donner. Certes, des mesures sont prises: un projet pilote par-ci ou par-là, etc. Mais il n’y a rien qui soit généralisé aujourd’hui. C’est ça que j’ai demandé. Est-ce qu’aujourd’hui, tout le monde est formé à l’accueil des victimes de violences faites aux femmes par exemple? Je pense que la réponse est non.

 

Ici, la question clé est donc aussi celle du budget. Vous me dites maintenant que je dois passer par une question écrite. Des budgets ambitieux sont-ils mis en place? Les policiers qui doivent faire les checklists en ont-ils le temps? Sont-ils tous formés correctement pour cela?

 

Pour le moment, il y a des projets pilotes. Il y a beaucoup de communication de la part du gouvernement sur ce sujet. Mais ce que nous attendons, ce sont des résultats parce que, tous les jours, des femmes sont victimes de violences, qui peuvent parfois mener jusqu'au décès. C’est vraiment inacceptable. Il y a urgence. Je vous remercie car nous nous rendons à la manifestation.

 

17.05  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. J’entends bien – et c’est le cas depuis le début de votre mandat – votre volonté de vous mettre en conformité avec nos obligations internationales, d’agir pour éviter ces féminicides et de protéger les victimes avant qu’il ne soit trop tard – surtout lorsqu’elles ont déjà déposé plainte, ce qui est malheureusement très souvent le cas.

 

Vous nous exposez toute une série d’outils qui existent déjà et qui pourront, à l’avenir, être généralisés. Je pense que c’est la moindre des choses car il faut vraiment s’assurer qu’il y ait une égalité de traitement entre les victimes, et non pas que certaines aient davantage de possibilités d’être protégées parce qu’elles sont dans certaines zones de police ou qu’elles bénéficient de l’aide de certains magistrats.

 

Vous nous dites donc qu’il y a véritablement cette volonté de permettre aux magistrats et aux policiers de répondre rapidement et adéquatement. Sauf que, je m’interroge sur l’existence des moyens humains et matériels à leur disposition pour pouvoir effectivement prendre des décisions qui soient adéquates et rapides. C’est bien beau de mettre des outils à leur disposition mais s’ils ne sont pas suffisamment formés pour cela, s’ils ne sont pas assez pour cela – on sait que les cadres, dans nos cours et tribunaux, ne sont toujours pas remplis conformément à la loi –, s’ils n’ont pas suffisamment de budget pour ce faire, ils ne pourront pas les mobiliser correctement.

 

Depuis que vous avez annoncé cette loi, toutes les victimes ou les futures victimes, toutes les personnes qui aujourd’hui sont victimes de violences conjugales et qui pourraient, demain, être victimes de féminicides, placent énormément d’espoir dans cette loi.

 

J'aimerais que, demain, ces espoirs ne soient pas déçus parce qu'on aura agité cette loi sans qu'elle n'aboutisse à quelque chose de concret dans les faits.

 

Je vais être obligée d'interroger votre collègue en charge de l'Égalité des chances pour obtenir plus d'informations. En effet, vous dites que l'avis du Conseil d'État a été rendu sur ce projet de loi. Ce dernier doit-il être adapté pour être en conformité avec cet avis? Je souhaiterais savoir ce qui coince, ce qui fait qu'on ne peut toujours pas débattre de ce texte très important au Parlement.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De aanstelling van de waarnemende procureur bij het nationaal parket voor de verkeersveiligheid" (55034735C)

18 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La désignation de la procureure faisant fonction au parquet national de la sécurité routière" (55034735C)

 

18.01  Marijke Dillen (VB): Gezien de drukte verwijs ik naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Het Nationaal Parket voor de Verkeersveiligheid werd opgericht einde 2021. Na een lange zoektocht werd mevrouw Michèle Coninsx aangesteld als waarnemend Procureur. Mevrouw Michèle Coninsx, gespecialiseerd in de georganiseerde misdaad, terrorismebestrijding en de luchtvaartveiligheid, heeft een indrukwekkende reputatie. Zij zal nu het Nationaal Parket voor de Verkeersveiligheid leiden.

 

De aanstelling van de Procureur bij het Nationaal Parket voor de verkeersveiligheid is duidelijk niet van een leien dakje gelopen. Kan de minister meer toelichting geven betreffende het feit dat de aanstelling zo lang heeft aangesleept? Wat waren exact de hinderpalen? Graag hiervan een gedetailleerd overzicht.

Hoeveel oproepen in het Staatsblad zijn er nodig geweest?

Het betreft de aanstelling als 'waarnemend' Procureur. Kan de minister hierover meer toelichting geven? Hoe lang gaat mevrouw Coninsx deze functie bekleden? Wanneer zal er een volwaardig Procureur worden aangesteld?

 

18.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, ik zal eerst antwoorden op uw eerste en tweede vraag. Er zijn twee opeenvolgende oproepen geweest om te solliciteren voor de vacature van procureur voor de verkeersveiligheid. Deze werden gepubliceerd op 6 mei en 30 september vorig jaar. Helaas heeft geen enkele kandidaat zich toen gemeld.

 

Het is moeilijk om de precieze reden vast te stellen waarom we geen kandidaat vinden, maar het is een feit dat de vereiste van een hoog niveau van tweetaligheid de pool van potentiële kandidaten aanzienlijk verkleint. Dat blijkt ook uit gesprekken met potentiële kandidaten. Bovendien gaat het hier om een bijzonder functieprofiel dat gericht is op het beheer van de in- en uitstroom van dossiers, voornamelijk van onmiddellijke inningen, en het oplossen van technische vraagstukken. Dat is vrij nieuw.

 

Het antwoord op uw derde vraag luidt als volgt. De aanstelling gebeurt bij ordonnantie van het College van het openbaar ministerie op 20 januari met ingang van 1 februari dit jaar. De ordonnantie is aangenomen op basis van artikelen 150/, 319 en 326ter, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek. De waarnemend procureur zal haar functie uitoefenen tot er een procureur voor de verkeersveiligheid wordt benoemd.

 

18.03  Marijke Dillen (VB): Bedankt voor uw antwoord. Ik begrijp dus dat de aanstelling van mevrouw Coninsx slechts tijdelijk is tot er een volwaardige procureur zal worden gevonden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Samengevoegde vragen van

- Peter De Roover aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het arrest van het Grondwettelijk Hof betreffende het Belgisch-Iraanse verdrag" (55034783C)

- Malik Ben Achour aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De situatie van Olivier Vandecasteele" (55034847C)

- Ellen Samyn aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De gebeurlijke overbrenging van de Iraanse terrorist Assadi" (55034880C)

19 Questions jointes de

- Peter De Roover à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'arrêt de la Cour constitutionnelle sur le traité belgo-iranien" (55034783C)

- Malik Ben Achour à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La situation d’Olivier Vandecasteele" (55034847C)

- Ellen Samyn à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'extradition éventuelle du terroriste iranien A. Assadi" (55034880C)

 

19.01  Peter De Roover (N-VA): Mijheer de minister, het Grondwettelijk Hof heeft ondertussen zijn uitspraak gedaan, dat is wat het is. Het had eerder gezegd dat het niet bevoegd is uitspraken te doen in een concreet geval, wat overigens klopt. In het arrest is echter de belangrijke bepaling meegenomen dat wanneer beslist wordt tot de overbrenging van de heer Assadi, de slachtoffers op de hoogte moeten worden gebracht. Als ik het arrest goed lees, moeten zij de mogelijkheid en de ruimte hebben, ook in de tijd kan ik mij voorstellen, het concrete geval voor te leggen bij de rechter van eerste aanleg.

 

Wat betekent dat concreet volgens u, mijnheer de minister, indien u zou overwegen de heer Assadi in afspraak met het regime van Iran over te brengen? Zult u dan de slachtoffers op de hoogte brengen? Zult u hun de tijd geven gerechtelijke procedures op te starten? Betekent het arrest van het Grondwettelijk Hof dat de daadwerkelijke overbrenging pas kan plaatsvinden na het vonnis van de rechter in eerste of eventueel tweede aanleg?

 

19.02  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, je ne refais pas le préalable qui fixe le contexte puisque nous avons eu un long et intéressant débat d'actualité avec votre collègue des Affaires étrangères. Je rappelle simplement que la Cour constitutionnelle a validé le traité de transfèrement que nous avions voté au mois de juillet et que cet arrêt est, comme vient de le rappeler le collègue De Roover, assorti d'une condition importante. Les victimes de cet agent iranien Assadi devront être informées de son éventuel transfèrement afin de pouvoir faire valoir leurs droits. En synthèse, cela signifie que de nouveaux recours sont possibles.

 

Je n'ai évidemment pas besoin d'expliquer l'espoir qu'a fait renaître cet arrêt de la Cour constitutionnelle auprès de la famille, des amis et de tous ceux qui souhaitent la libération d'Olivier Vandecasteele mais j'ai des questions plus précises à vous poser dans la foulée de cet arrêt.

 

Monsieur le ministre, comment les parties civiles du dossier Assadi seront-elles, le cas échéant, informées? Quelles seront concrètement leurs possibilités de recours? Quelles seront, sur le plan juridique, les prochaines étapes en vue de la mise en application du traité? Enfin, c'est une question subjective et subsidiaire que je vous pose. Êtes-vous optimiste, compte tenu de cette décision, quant à la libération rapide d'Olivier Vandecasteele?

 

19.03  Ellen Samyn (VB): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Vrijdag laatstleden konden we vernemen dat het Grondwettelijk Hof een arrest heeft uitgesproken waarbij het beroep tot vernietiging van het Verdrag dat de overbrenging van gevangenen kan regelen tussen België en Iran werd verworpen.

 

In haar arrest kantte het Grondwettelijk Hof zich evenwel tegen een onvoorwaardelijke vrijlating van de terrorist Assadi en zou het de regering opgelegd hebben dat ze de slachtoffers en klagers op voorhand dienen te informeren als ze de intentie hebben om Assadi over te brengen. Zo zouden de slachtoffers en klagers nog over de mogelijkheid beschikken om via een procedure voor de Rechtbank van Eerste Aanleg de wettigheid van de gebeurlijke beslissing tot overbrenging te laten toetsen.

 

Anderzijds is er, niettegenstaande het kwestieuze overbrengingsverdrag, geen enkele verplichting om de Iraanse terrorist Assadi ook effectief over te brengen naar Iran. Het verdrag voorziet niet in die verplichting.

 

De heer Vandecasteele werd in Iran veroordeeld tot een lange celstraf. Het overbrengingsverdrag is slechts van toepassing op definitief veroordeelden.

 

Is de heer Vandecasteele reeds definitief veroordeeld? Is er nog een beroepstermijn? Zal daaraan gebeurlijk worden verzaakt? Is het overbrengingsverdrag dat tussen België en Iran gesloten is op heden toepasbaar op de zaak van de heer Vandecasteele?

Het is niet omdat het Verdrag door het Grondwettelijk Hof niet werd vernietigd dat er een verplichting bestaat voor België om de terrorist Assadi over te brengen naar Iran. Wat is de visie van de regering desbetreffend? Heeft de regering de intentie om Assadi over te brengen naar Iran?

 

Voor zover de regering de intentie tot overbrenging zou hebben, zal ze tegemoet aan de voorwaarde die door het Grondwettelijk Hof werd opgelegd, en in geval van een gebeurlijke procedure van de klagers en slachtoffers het resultaat hiervan afwachten?

 

19.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Geachte leden, eerst en vooral, het Grondwettelijke Hof stelt vast dat de instemmingswet met het overbrengingsverdrag grondwettelijk is, wat geen detail is. We hebben met 74 landen zo’n overbrengingsverdrag. Nooit werd zo’n verdrag vernietigd. Het wordt internationaal aanvaard als een perfect juridisch instrument.

 

Het Grondwettelijk Hof houdt ook rekening met de veroordeling van de heer Vandecasteele in Iran en brengt op die manier ook het recht op leven van de heer Vandecasteele in balans, in tegenstelling tot het schorsingsarrest. Dat is belangrijk, in eerste instantie voor de familie van onze landgenoot. De heer Vandecasteele heeft ingevolge zijn veroordeling geen hoger beroep ingediend op advies van de Iraanse advocaten met wie zijn naasten contact hadden opgenomen.

 

Het Grondwettelijk Hof legt een verplichting op om de slachtoffers in te lichten wanneer er een beslissing tot overbrenging is genomen. Op basis daarvan moet de rechtbank van eerste aanleg een wettigheidstoets kunnen doen.

 

Over het overbrengingsverdrag kan ik u in het algemeen het volgende antwoorden, zonder dat ik daarmee vooruitloop op welk scenario dan ook.

 

Het arrest van het Grondwettelijk Hof effent de weg voor de inwerkingtreding van het verdrag. Na de uitwisseling van de ratificatie-instrumenten treedt het verdrag na een termijn van 30 dagen, zoals voorzien in de wet, in werking. Zodra het verdrag in werking is getreden, kan een verzoek tot overbrenging tussen staten worden ingediend door de personen die voldoen aan de in de wet van 23 mei 1990 bepaalde voorwaarden. De verzoeken tot overbrenging zullen worden behandeld overeenkomstig de procedure waarin die wet voorziet en rekening houdend met het arrest van het Grondwettelijk Hof.

 

Conformément à l'arrêt de la Cour constitutionnelle, monsieur Ben Achour, les victimes des agissements d'une personne au sujet de laquelle une décision de transfèrement a été prise devront être informées de cette décision. La loi du 23 mai 1990 relative au transfèrement interétatique ne prévoyant pas de procédure d'information des victimes, cette procédure devra encore être déterminée.

 

L'arrêt de la Cour précise que les victimes disposent d'un recours devant le tribunal de première instance et, en cas d'urgence, devant le président de ce tribunal. Il s'agira pour le juge de vérifier si la décision prise dans le cas d'espèce est conforme à la loi.

 

Mijnheer De Roover, in antwoord op uw derde vraag, er zijn contacten. De premier heeft woensdag een telefoongesprek gehad met de Iraanse president. De minister van Buitenlandse Zaken heeft de maandag voordien haar Iraanse ambtsgenoot ontmoet in de marge van de 52ste sessie van de Mensenrechtenraad in Genève. De Belgische regering blijft ijveren, in de eerste plaats, voor humane detentieomstandigheden en uiteraard ook voor de vrijlating van onze landgenoot.

 

Mevrouw Samyn en mijnheer Ben Achour, in het belang van de veiligheid van onze landgenoot kan en wil ik niet speculeren over de volgende stappen. Hij wordt vastgehouden door een regime dat de voorbije jaren meer dan 50 westerlingen onschuldig heeft gearresteerd. Het is dus een bijzonder delicate aangelegenheid.

 

Ik wil de vastberadenheid beklemtonen van onze regering om onze landgenoot bij zijn familie terug te krijgen. Dat is en blijft onze prioriteit. We zullen daarvoor alle diplomatieke en juridische instrumenten gebruiken die de rechtstaat ons geeft.

 

Je répète pour M. Ben Achour. Le gouvernement fait tout ce qui est en son pouvoir pour permettre le retour rapide d'Olivier Vandecasteele. Entre-temps, le gouvernement entretient des contacts avec ses homologues iraniens afin d'améliorer les conditions de détention de M. Vandecasteele.

 

19.05  Peter De Roover (N-VA): Mijnheer de minister, de koppeling tussen de droeve aangelegenheid van de heer Vandecasteele enerzijds en de veroordeling van Assadi anderzijds wordt elke keer explicieter. Er wordt niet meer over een overbrenging, maar bijna over een ruil gesproken. Wij hebben altijd gezegd dat beide sterk met elkaar verbonden waren. Dat werd altijd ontkend. Wat dat betreft, krijgen we nu duidelijkheid.

 

Ik betreur dat wij geen duidelijkheid krijgen op de vraag of de slachtoffers de ruimte zullen krijgen om hun rechten voor de rechtbank uit te putten. U zegt dat zij op de hoogte zullen worden gesteld, maar ik had toch graag van u gehoord dat de uitvoering van de overlevering pas zal plaatsvinden nadat de rechter de kans heeft gehad om zich uit te spreken, niet dat de rechter naderhand moet oordelen dat die overlevering niet had mogen plaatsvinden, of wat dan ook. Dat zou natuurlijk onzinnig zijn. Naar die ruimte heb ik u gevraagd, maar u hebt die vraag niet beantwoord. Daarom zal ik die vraag opnieuw indienden, in de hoop er dan wel een antwoord op te krijgen.

 

19.06  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je ne doute pas une seconde que le gouvernement fasse tout ce qu'il peut depuis le début pour obtenir la libération d'Olivier Vandecasteele.

 

Eu égard aux possibilités de recours, je répéterai ce que j'ai dit en commission des Affaires étrangères, il y a une heure: Olivier Vandecasteele était au mauvais endroit au mauvais moment. Il a été emprisonné pour des raisons qui le dépassent complètement.

 

Il ne faudrait pas que pour des raisons qui le dépassent complètement, il reste en prison. Il est heureux que des possibilités de recours existent. Les cibles (victimes) de la tentative d'attentat doivent pouvoir faire valoir leur droits.

 

Mais chacun doit prendre conscience que de l'autre côté de la balance, il y a une vie en jeu. Et jusqu'à preuve du contraire, la seule manière de sauver cette vie – et personne ne m'a démontré le contraire –, est d'activer ce traité de transfèrement le plus vite possible, ce que je souhaite et défends, même si je reconnais le caractère très compliqué de ce dilemme.

 

19.07  Ellen Samyn (VB): Mijnheer de minister, de uitspraak van het Grondwettelijk Hof zet de poort wagenwijd open voor de overbrenging en dus vrijlating van de heer Assadi, die – laten wij dat niet vergeten – de spil was van de Iraanse terreuroperaties in Europa.

 

Mijn fractie blijft bij haar standpunt. Het is een zeer fout precedent, waarmee België toegeeft aan de chantagepolitiek van Teheran. Iran zal zo de bevestiging krijgen dat het zijn verantwoordelijkheid voor internationale misdaden kan ontlopen. Dit terreurregime gebruikt mensen zoals professor Djalali en Olivier Vandecasteele als pasmunt en drukkingsmiddel om zijn terroristen vrij te krijgen.

 

Ook al legt het Grondwettelijk Hof een aantal voorwaarden op, de vraag is welke garanties wij hebben. U meldde daarnet dat er geen beroep werd aangetekend, dus ik veronderstel dat wij kunnen spreken van ‘definitief veroordeeld’. Als ik mij niet vergis, is dat een van de voorwaarden in het overbrengingsverdrag. Mijnheer de minister, zelfs de Franse toerist Benjamin Brière, die na een maand werd vrijgesproken, wordt nog steeds vastgehouden, dus welke garanties hebben wij?

 

Er is nog iets dat mij bijzonder stoort, mijnheer de minister. U hebt destijds benadrukt dat het verdrag het gevolg is van onderhandelingen op technisch, administratief en diplomatiek niveau tussen België en Iran. Volgens u heeft België op geen enkele manier gesproken over een link tussen individuele dossiers, maar dat betwijfel ik ten zeerste, want als de dossiers niet met elkaar gelinkt zouden zijn, dan zouden wij toch mogen verwachten dat een onschuldig iemand, zoals Olivier Vandecasteele, al lang terug bij zijn familie zou zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: Vragen nr. 55034741C van de heer Ben Achour en nr. 55034821C van mevrouw Bonaventure worden uitgesteld.

 

20 Vraag van Ben Segers aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het beveiligd klinisch observatiecentrum" (55034855C)

20 Question de Ben Segers à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le centre d’observation clinique sécurisé" (55034855C)

 

20.01  Ben Segers (Vooruit): Mijnheer de minister, in bepaalde strafzaken kan een forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek worden uitgevoerd om een mogelijke geestesstoornis van een verdachte te bepalen. Indien een verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, kan dit onderzoek ook gepaard gaan met een inobservatiestelling van maximaal twee maanden.

 

In afwachting van de opening van de gevangenis in Haren werd een tijdelijk beveiligd klinisch observatiecentrum ingericht in Sint-Gillis, met maximaal 30 gedetineerden. U antwoordde mij eerder dat dat sinds de opstart slechts tot twee inobservatiestellingen heeft geleid.

 

Ik heb u er bij een eerdere vraag op gewezen dat er zelfs onderzoeksrechters zijn die niet op de hoogte waren van de mogelijkheid tot inobservatiestelling in dat centrum. In uw antwoord onderstreepte u evenwel dat daarover breed gecommuniceerd werd, zodat kan worden verondersteld dat iedere onderzoeksrechter daarvan op de hoogte is. Er is geen reden om aan te nemen dat verdere informatie nodig is, zei u.

 

In elk geval is die veronderstelling fout, in die zin dat er effectief onderzoeksrechters zijn die niet op de hoogte zijn. Ik neem aan dat u het met mij eens bent dat ook het feit dat er slechts twee inobservatiestellingen waren, niet normaal is. Hoe verklaart u dat heel beperkte aantal?

 

Er konden inmiddels vier opvoeders, twee ergotherapeuten, een psychiater-verpleegkundige en een maatschappelijk assistent worden aangeworven. Er wordt nog gezocht naar een aantal profielen. Waarvoor worden de al aangeworven profielen nu ingezet, daar er slechts twee inobservatiestellingen waren? Hoeveel bedragen de personeelskosten tot dusver?

 

Er zijn ook aanpassingen gebeurd aan die psychiatrische annex. Die hebben toch ook geld gekost? Dat waren die werken ongetwijfeld waard, maar ze moeten natuurlijk wel iets opleveren. Dan doen die twee inobservatiestellingen wel vragen rijzen.

 

Is er al een precieze datum voor de verhuizing?

 

Mijnheer de minister, u zult het met mij eens zijn dat de beeldvorming steeds belangrijker wordt, zeker met het oog op het toekomstige nieuwe Strafwetboek. Deelt u die analyse? Dan kunt u zich er toch niet bij neerleggen dat er slechts twee inobservatiestellingen waren?

 

Zult u nog verder gaan, bijvoorbeeld via een rondzendbrief? Hoe zult u, wetend dat er enorme noden zijn, van dat observatiecentrum in Haren wel een succes maken?

 

20.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik zal eerst antwoorden op uw eerste vraag. Het klinisch observatiecentrum staat beschreven in artikel 6, § 1, van de interneringswet en wordt verduidelijkt in het KB van 16 december 2019. U zult begrijpen dat ik ervan uitga dat de wet gekend is door de onderzoeksrechters. Om tegemoet te komen aan uw vraag, zullen we bij de opening van de afdeling in de gevangenis van Haren daaraan aandacht schenken. 

 

Het antwoord op uw tweede vraag luidt als volgt. De personeelskost op jaarbasis voor het reeds aangeworven personeel bedraagt 604.011 euro. De al aangeworven personeelsleden worden op heden met drie taken belast. Op vraag van het centraal bestuur van de penitentiaire instellingen werken zij momenteel een te volgen methodologie uit voor de inobservatiestelling en de daarbij te hanteren instrumenten. De nieuwe personeelsleden lopen vandaag ook observatie­stages in de psychiatrische annexen van de gevangenissen om de werking met gedetineerden met mentale stoornissen en geïnterneerden die in de gevangenis verblijven beter te leren kennen. De overtollige personeels­capaciteit, wanneer de capaciteit van het observatiecentrum niet volledig ingevuld wordt, zal ook in de toekomst verder worden ingezet ter ondersteuning van de zorgequipes in de Brusselse gevangenissen.

 

In antwoord op uw derde vraag, de dienst Gevangenissen heeft geen precies zicht op de kosten van de uitgevoerde werkzaamheden om het observatiecentrum in de gevangenis van Sint-Gillis in werking te stellen. Dat werd gefinancierd door de Regie der Gebouwen. Het was de politieke wens om het observatiecentrum nog in werking te stellen voor de verhuizing naar het nieuwe complex van Haren. Zoals eerder gemeld in het antwoord op een schriftelijke vraag, is de precieze datum van de inhuizing in Haren nog niet bepaald.

 

Nu komt het antwoord op uw vierde vraag. Zoals gezegd zullen we aandacht hebben voor de communicatie bij de inhuizing in de nieuwe gevangenis. Er zal onder meer een omzendbrief worden opgemaakt waarin de werking wordt toegelicht.

 

In antwoord op uw laatste vraag dient er opgemerkt te worden dat er nog nooit een vraag tot inobservatiestelling diende te worden geweigerd en dat de dossiers met succes werden afgerond. De beoordeling of het observatiecentrum een succes of een mislukking is, hangt ook niet alleen af van de kwantiteit, maar vooral ook van de kwaliteit van de inobservatiestelling. Het observatiecentrum in Haren zal openen met een volledige personeelsbezetting en capaciteit en zal zonder twijfel een verder groeipad kennen. Het is belangrijk dat dat kwalitatief gebeurt, zodat de observaties en analyses betrouwbare resultaten opleveren.

 

20.03  Ben Segers (Vooruit): U zegt terecht dat het niet afhangt van de kwantiteit, maar wel van de kwaliteit. Als er slechts twee inobservatiestellingen waren, is dat in elk geval niet normaal, daarover zult u het met mij eens zijn.

 

Ik ben tevreden dat u daarmee in de toekomst rekening zult houden via die communicatie met een omzendbrief. Het is uiteraard wel zo dat eenieder wordt geacht de wet te kennen, zeker de onderzoeksrechters.

 

Het is echter een feit dat er slechts twee inobservatiestellingen waren en dat is niet goed. We willen daarvan een succes maken en we rekenen ook op u om daar uw schouders onder te zetten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het akkoord met Panama in de strijd tegen de drugscriminaliteit" (55034876C)

21 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'accord avec le Panama dans la lutte contre la criminalité liée à la drogue" (55034876C)

 

21.01  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar de ingediende vraag.

 

In de marge van de Blue Leaders-conferentie in Panama is er een akkoord bereikt met dit land in het kader van de strijd tegen de drugscriminaliteit. Het is immers een gegeven dat veel schepen die drugs vervoeren dat doen onder Panamese vlag. Daarnaast vertrekt er ook almaar meer cocaïne uit Panama zelf.

 

Uit de berichten blijkt dat ons land en Panama actief informatie gaan uitwisselen die betrekking heeft op mogelijke drugshandel. Ook zullen de zeevaartautoriteiten van beide landen verdachte handelingen op en rond schepen, aanwezigheid van onbevoegden, dubieuze ladingen en risicovolle containers structureel aan elkaar melden.

 

Kan de minister meer toelichting geven over de concrete inhoud van dit akkoord?

Heeft er hierover reeds overleg plaats gevonden met de bevoegde havenautoriteiten in ons land wat de concrete uitwerking betreft?

Wanneer zullen de pilootprojecten voor deze gegevensuitwisseling in de praktijk worden opgestart?

Wie wordt verantwoordelijk voor de uitvoering van dit akkoord?

Er wordt blijkbaar een bedrag van 200.000 Euro uitgetrokken. Klopt dit? Op welke wijze zal dit bedrag concreet worden besteed?

Naast de uitwisseling van informatie gaat ons land ook opleidingen inrichten voor personeel aan boord van vrachtschepen die hen leren verdachte handelingen op te merken en te melden. Kan de minister hierover meer toelichting geven? Zullen deze opleidingen verplicht worden voor het personeel aan boord van alle vrachtschepen of enkel voor vrachtschepen uit of enkel voor vrachtschepen die varen naar risicolanden? 

Zijn er ook dergelijke akkoorden in de maak met andere Centraal en Zuid-Amerikaanse landen?

 

21.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, in de marge van de Ocean Conference in Panama heb ik een aantal bezoeken afgelegd, waarbij ik mijn bevoegdheden als minister van Noordzee en van Justitie kon combineren. Hoe interessant is dat? Tijdens het bezoek aan de Autoridad Maritima De Panama, de Panamese maritieme administratie, de tegenpartij van ons DG Scheepvaart, heb ik inderdaad drie letters of intent getekend met de heer Noriel Arauz, administrator van AMP en tevens minister bevoegd voor Maritieme Zaken.

 

Een van deze akkoorden gaat het over het uitwisselen van maritieme gegevens tussen onze landen. In een eerste fase zullen de datasets worden bepaald die nuttig zijn om uit te wisselen. Vervolgens zal een concreet pilootproject worden opgezet om die data daadwerkelijk te kunnen uitwisselen en raadplegen.

 

De uitwerking van dat akkoord zal gebeuren door de maritieme administraties van beide landen. Voor België is dat het DG Scheepvaart, dat het nodige overleg zal plegen met de leden van de Nationale Autoriteit voor Maritieme Beveiliging en de Lokale Comités voor Maritieme Beveiliging, waarin de havens vertegenwoordigd zijn, zoals vastgelegd in de wet inzake maritieme beveiliging.

 

Op basis van de datasets die geïdentificeerd zullen worden, zal moeten worden bekeken op welke manier deze best beschikbaar worden gesteld. Het is in elk geval de bedoeling om in 2023 van start te gaan. Het DG Scheepvaart zal daarop toezien. De budgetten zijn vastgelegd en bestemd om ICT-applicaties te ontwikkelen of aan te passen.

 

De nieuwe wet inzake maritieme beveiliging is op 1 januari 2023 in werking getreden. Ze bepaalt dat veiligheidsofficieren van havens, havenfaciliteiten en schepen een opleiding moeten volgen en deze kennis ook aan andere werknemers moeten doorgeven. Dit is de Belgische wetgeving. Die kan dus alleen gelden voor schepen onder de Belgische vlag. Panama is echter de grootste vlagstaat van de wereld. Niet minder dan 22 % van alle vrachtschepen wereldwijd vaart onder de Panamese vlag.

 

Met het akkoord dat ik met minister Arauz tekende, zal Panama ten eerste het ontwikkelen van dergelijke maritieme opleidingen verbeteren, ten tweede bijdragen aan het opzetten van procedures voor het melden van criminele handelingen aan de bevoegde diensten, ten derde van haar eigen erkende maritieme opleidingsinstituten eisen een opleidingsprogramma voor het herkennen van verdachte containers op te zetten en ten vierde de eigen rederijen onder Panamese vlag aanbevelen om een integriteitsbeleid voor al het wal- en scheepspersoneel vast te stellen en het bewustzijn van het personeel te vergroten door opleidings­mogelijkheden te bieden en de relevante meldprocedures in te voeren.

 

Wat betreft uw zevende vraag, op dit moment zijn daarover nog geen andere akkoorden in de maak, maar als het pilootproject met Panama succesvol is, zullen we zeker bekijken hoe we dat ook met andere bron- en transitlanden kunnen uitbreiden.

 

21.03  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor deze toelichting.

 

In de praktijk kan dat wel een nuttig akkoord zijn, op voorwaarde dat er aan de twee kanten effectief goede bedoelingen zijn en er in de praktijk zal worden meegewerkt aan de doelstellingen. U zegt dat het de bedoeling is dat de pilootprojecten dit jaar van start zullen gaan. Er is daarvoor al een bepaald budget ingeschreven in de begroting. Ik neem aan dat die 200.000 euro een correct bedrag is.

 

Wat mijn laatste vraag betreft, u zegt dat we zullen wachten tot duidelijk blijkt dat dit akkoord een succes is, om dan na te gaan of dergelijke akkoorden ook met andere Centraal- en Zuid-Amerikaanse landen kunnen worden gesloten. De pilootprojecten worden pas dit jaar opgestart. Hoeveel tijd zult u zich toe-eigenen om na te gaan of het een succesverhaal is en om eventueel te komen tot dergelijke akkoorden met andere landen?

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

22 Vraag van Marianne Verhaert aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Lachgas" (55034936C)

22 Question de Marianne Verhaert à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le gaz hilarant" (55034936C)

 

22.01  Marianne Verhaert (Open Vld): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, lachgas vormt duidelijk een gevaar in het verkeer. Daarom voerde Nederland vanaf 1 januari 2023 een verbod in op lachgas. Vanaf die dag wordt lachgas mee opgenomen in de opiumwet en zijn het gebruik, het vervoer en de handel ervan verboden. Er wordt wel nog een uitzondering gemaakt voor professioneel gebruik. Heel wat Belgische gemeenten hebben lachgas ingeschreven in hun politiecodex en er worden boetes voor opgelegd, maar een nationaal verbod geldt hier nog niet.

 

Het probleem van lachgas achter het stuur blijft zeer groot. 7 % van de Belgische bestuurders zegt maandelijks te rijden na het gebruik van lachgas. In Brussel is dat 17 %, in Vlaanderen 6 % en in Wallonië 7 %. Vooral bij jonge bestuurders blijft het probleem van lachgas zeer groot. 18 % van de Belgische bestuurders tussen 18 en 34 geeft toe maandelijks wel eens te rijden na het gebruik van lachgas. Ook hier is het probleem nog groter bij jonge mannen. 23 % van de jonge Vlaamse mannen geeft bijvoorbeeld toe maandelijks te rijden na gebruik van lachgas.

 

Het gebruik van lachgas kan voor een versuft gevoel zorgen, wat een impact heeft op hoe men met de wagen rijdt. Daarnaast kan het bijzonder afleidend zijn voor een bestuurder als andere inzittenden een lachkick hebben. Lachgas valt echter niet te detecteren met een test, wat het uiteraard zeer moeilijk maakt om het gebruik ervan achter het stuur te controleren. Momenteel zou er binnen een denktank over experimentele drugs een tekst besproken worden om naar analogie van Nederland de verkoop, het vervoer en het bezit van lachgas te verbieden.

 

Mijnheer de minister, deelt u mijn mening dat het gebruik van lachgas achter het stuur best op nationaal niveau gereglementeerd kan worden in plaats van op GAS-niveau? Hoever staat een eventueel verbod van lachgas? Welke initiatieven bent u daarnaast van plan te nemen?

 

22.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Verhaert, ik deel uw mening, lachgas wordt een steeds groter probleem in ons land. Het is zeer aanwezig in onze samenleving. Om maar een voorbeeld te geven, onlangs heeft de politie iemand aangehouden in mijn stad die 42 grote flessen lachgas in zijn koffer had. Het enige wat de politie tot nu toe kan doen, is in beslag nemen. Wij missen de mogelijkheid om dealers effectief aan te pakken als dusdanig.

 

Het is geen toeval dat lachgas in Nederland verboden werd, net zomin is het toeval dat ik vanuit verschillende parketten onrustwekkende signalen opvang over handel in en gebruik van lachgas.

 

Het problematisch gebruik lijkt immers enkel toe te nemen. Er wordt ook steeds meer lachgas ingevoerd door professionele handelaars vanuit onder meer Nederland, die handig misbruik maken van de lacunes in onze wetgeving. De handel in flessen lachgas als roesmiddel is soms zelfs grootschalig. Er zijn trouwens meer dan eens linken met de drugshandel. Ernstige gezondheids­problemen bij veelvuldig gebruik als roesmiddel, zoals verlammingen, zijn al diverse malen gerapporteerd.

 

Een duidelijke en strikte reglementering is dan ook nodig. De conclusie van de laatste vergadering van de werkgroep van de Algemene Cel Drugbeleid van 13 februari 2023 is de volgende: “Uit de discussie blijkt dat er een consensus bestaat om te streven naar een algeheel verbod op het oneigenlijk gebruik van lachgas naar analogie met de Nederlandse wetgeving. De beste manier om dat in de wet op te nemen wordt nog verder onderzocht. Volksgezondheid werkt verder aan een draft die verspreid zal worden tegen de volgende vergadering.”

 

Ik zal dus klaar en duidelijk zijn. Er komt een nationaal verbod op lachgas. Er bestaan verschillende manieren om dat verbod mogelijk te maken: ofwel via een uitvoeringsbesluit van de drugswet van 1921, ofwel via aparte, zogenaamde standalone-wetgeving. Het initiatief ter zake zal door de minister van Volksgezondheid worden genomen. Dat is zo met hem afgesproken. Uiteraard worden enkel het oneigenlijke gebruik van en de oneigenlijke handel in stikstofmonoxide als lachgas, en dus als roesmiddel, verboden. Lachgas kent ook andere, legale toepassingen als hulpmiddel in de voedingsindustrie en in de geneeskunde. Dat zal niet worden verboden.

 

22.03  Marianne Verhaert (Open Vld): Mijnheer de minister, het voorbeeld dat u in het begin van uw antwoord aanhaalde, maakt duidelijk hoe problematisch het gebruik van lachgas momenteel is en hoe groot de gevaren ervan in het verkeer zijn. We willen allemaal dat er minder slachtoffers vallen, dus drugs moeten dringend uit het verkeer worden geweerd.

 

De huidige versnippering, waarbij de ene gemeente GAS-boetes oplegt en de andere niet, is geen manier van werken. Ik ben blij dat er een nationaal verbod komt op lachgas. Uiteraard moet er, net zoals in Nederland, in uitzonderingen worden voorzien voor lachgas dat medisch, technisch en in voeding wordt gebruikt. Ik hoop dat de minister van Volksgezondheid snel met dat verbod naar het Parlement komt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

23 Vraag van Ben Segers aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De stand van zaken met betrekking tot de strijd tegen mensenhandel" (55034903C)

23 Question de Ben Segers à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'état de la situation en ce qui concerne la lutte contre la traite des êtres humains" (55034903C)

 

23.01  Ben Segers (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, naar aanleiding van mijn eerdere vraag over het Chinese mensenhandel­netwerk had u mij geantwoord dat de drie centra volzet waren en dat ook het aantal aanmeldingen dat binnenkomt bij de centra erg hoog is en sinds 2022 blijft stijgen. Dat was een heel alarmerende boodschap.

 

Mijnheer de minister, ik treed u helemaal bij met wat u vorige keer hebt aangegeven, namelijk dat het helemaal klopt dat de federaal uiterst terecht verhoogde aandacht voor mensenhandel samen met de sensibilisering door de Borealiszaak zorgde voor de stijging in het aantal aanmeldingen.

 

Dat mag niet tevergeefs zijn. Het federale niveau doet zijn job. De deelstaten en Vlaanderen moeten dat ook doen. Het momentum moet worden gegrepen, zeker gezien ook de aanwerving van de extra inspecteurs en de extra FGP’ers, alsook de doorstart van het centraal meldpunt. Wij mogen daardoor nog een bijkomende stijging verwachten.

 

Indien de situatie zo dramatisch is bij de centra, ondanks – of misschien dankzij, voor alle duidelijkheid – de federale inspanningen, moet dringend worden ingegrepen.

 

Daarom had ik graag van u de situatie enigszins geobjectiveerd gezien op het vlak van het aantal aanmeldingen, de opvangsituaties en opvang­begeleidingen, het aantal personen dat niet kon worden opgevangen wegens volzette centra en het aantal weigeringen.

 

Wordt het aantal weigeringen consequent bijgehouden, zodat nadien de opvolging kan gebeuren? Wat is het profiel van de geweigerde personen? Aan welke categorie wordt voorrang verleend? Krijgt u meldingen van uw diensten over weigeringen? Is er daarover frustratie? Over welke situaties gaat het?

 

Wat is de situatie van het centraal aanmeldpunt voor slachtoffers van mensenhandel? Is men daar bijvoorbeeld intussen al zover dat men ook de weigeringsbeslissingen kan noteren en bijhouden voor een eventuele nadere en latere opvolging?

 

23.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer Segers, ten eerste, zoals eerder al aangegeven zit het totaal aantal aanmeldingen de voorbije jaren inderdaad in stijgende lijn. Daarom heb ik ook meer budget vrijgemaakt tijdens de huidige legislatuur voor de drie erkende centra. Ik kan u natuurlijk de precieze cijfers schriftelijk bezorgen, indien u daarnaar vraagt.

 

Wij hebben tijdens de huidige legislatuur fors ingezet op de naambekendheid van de drie centra. Ook de lancering van het meldpunt met een digitaal platform met daarop alle nodige informatie over de centra, heeft als resultaat dat wij mogelijke slachtoffers bereiken.

 

Ik geef u toch drie cijfers. In 2023 heeft Payoke al 111 aanmeldingen lopen, Sürya 63 en PAG-ASA liefst 155.

 

Ik denk dat u uw tweede vraag ook best schriftelijk opnieuw stelt, want het gaat om heel veel cijfers.

 

Dan kom ik tot uw derde vraag. Bij Payoke zijn er drie slachtoffers voor wie geen opvang kon worden voorzien, maar wel de nodige begeleiding. Bij PAG-ASA zijn het er 14 en bij Sürya geen. Voor alle duidelijkheid, deze slachtoffers worden wel ambulant begeleid, waarbij zij toch opvang hebben in een extern opvanghuis of de eigen woning.

 

Ik kom tot uw vierde vraag. De centra kunnen daaromtrent geen sluitend cijfer geven, aangezien cijfers met betrekking tot de slachtoffers die van de wachtlijst naar de opvang en de begeleiding doorstromen, niet apart worden bijgehouden. Bij Payoke waren er 13 personen aan wie het statuut werd toegekend aan wie niet direct een opvangplaats kon worden aangeboden. Een deel van hen werd intussen wel opgevangen en begeleid. Voor de anderen doen de centra hun uiterste best om opvang te voorzien. Sürya heeft geen slachtoffers moeten weigeren.

 

Dan kom ik tot uw vijfde vraag, met betrekking tot de weigeringen. Weigeringen worden bijgehouden op een wachtlijst tot een plaats gevonden wordt. Wanneer een plaats vrijkomt, wordt het slachtoffer van de wachtlijst gehaald. Er wordt voortdurend gezocht naar opvangplaatsen, bij gespecialiseerde centra, maar ook op andere plaatsen.

 

U vroeg of dat wordt geregistreerd. Ja, alle aanmeldingen worden geregistreerd in het elektronisch dossierbeheersysteem van de centra. Het gevolg dat aan elke aanmelding wordt gegeven, wordt ook geregistreerd. Alle aanmeldingen worden opgevolgd tot zij ofwel uitmonden in begeleiding, ofwel afgesloten kunnen worden, bijvoorbeeld omdat het geen mensenhandel betreft of omdat de persoon geen hulp wenst.

 

Het profiel van de geweigerden is zeer divers. Het gaat zowel om mannen als vrouwen, slachtoffers van economische en seksuele uitbuiting.

 

Met betrekking tot de categorieën, de centra gaan uit van de principiële gelijkwaardigheid van elk slachtoffer. Wel wordt er gekeken naar het concreet veiligheidsrisico en de huidige leefsituatie. Daarnaast is niet elke opvangplaats open voor alle slachtoffers. Zo kan het zijn dat de locatie alleen mannen of vrouwen kan opvangen. Ook kan het zijn dat er meer of minder begeleiding kan worden aangeboden.

 

Er zijn meldingen vanuit de diensten en er zal ook frustratie zijn. Deze diensten staan in nauw contact met de slachtoffers. Ze kennen de feitelijke situatie en de noden van het slachtoffer. Het tekort aan opvangplaatsen is een probleem. Daarom worden oplossingen gezocht door het bureau van de Interdepartementale Coördinatiecel. Er gaat geen week voorbij of er zijn vergaderingen omtrent deze problematiek. De drie centra zoeken ook voortdurend naar alternatieve opvangplaatsen, zoals daklozenopvang, instellingen van gezondheidszorg, centra van het Rode Kruis, centra van Fedasil, vrouwenopvang en bijvoorbeeld ook jeugdherbergen.

 

Dan kom ik tot uw laatste vraag. Alle aanmeldingen worden in detail geregistreerd in het gemeenschappelijk elektronisch dossierbeheer­systeem. U spreekt specifiek over het centraal meldpunt. Het centraal meldpunt is van bij de start uitgewerkt in drie fasen. De eerste fase was het onlineplatform. Er werd toen ook voor gezorgd om het platform in maar liefst 13 talen beschikbaar te maken. Fase 2 wordt momenteel uitgewerkt door de centra; daar gaat het om een 24/7 telefonische bereikbaarheid. Het is de bedoeling om die de komende maanden te lanceren. Fase 3 behelst de statistiek en andere documentatie, die in de backend van het platform zal werken voor de centra en andere diensten.

 

Er is voor gekozen om eerst in te zetten op de verschillende communicatiemogelijkheden voor mogelijke slachtoffers en getuigen van mensenhandel.

 

23.03  Ben Segers (Vooruit): Hartelijk dank, mijnheer de minister.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.54 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17 h 54.