Commission
de la Justice |
Commissie
voor Justitie |
du Mercredi 15 février 2023 Après-midi ______ |
van Woensdag 15 februari 2023 Namiddag ______ |
Le développement des questions et
interpellations commence à 15 h 00. La réunion est présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.
De behandeling van de vragen en
interpellaties vangt aan om 15.00 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw
Kristien Van Vaerenbergh.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01.01 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, tijdens de plenaire vergadering heb ik u al ondervraagd over deze problematiek, waarbij Nederlandstalige slachtoffers van de terreuraanslagen van de griffie te horen hebben gekregen dat ze zelf alle documenten waarmee ze de geleden schade moeten bewijzen, zoals verslagen van artsen, psychologen en dergelijke, moesten laten vertalen.
U hebt daar een duidelijk antwoord op gegeven tijdens de plenaire vergadering van donderdag 2 februari 2023, mijnheer de minister. U hebt gezegd dat de verantwoordelijkheid voor dat schrijven onder de bevoegdheid van de voorzitter valt. Daarom is het volgens mij belangrijk om uit te klaren wie verantwoordelijk is voor het versturen van die brieven aan de slachtoffers. Daarover had ik graag meer toelichting gekregen.
Wie heeft aan de griffier de opdracht gegeven om deze brieven te richten tot de slachtoffers? Ik kan me immers niet voorstellen dat de griffie dat op eigen initiatief heeft gedaan.
Hebben alle niet-Franstalige slachtoffers een dergelijk schrijven van de griffie ontvangen? Zijn er inmiddels initiatieven genomen om aan de slachtoffers duidelijk te maken dat een officiële vertaling van de stukken niet nodig is?
Kunt u mij bevestigen dat de vertaling van alle door de slachtoffers ingediende stukken kan gebeuren door vertalers die via de griffie zijn aangesteld, en op kosten van Justitie, indien de voorzitter van het hof dat vooralsnog wenselijk of noodzakelijk acht in het belang van het verloop van de procedure?
Er zijn veel buitenlandse slachtoffers. Welke regeling geldt er voor hen? Kunnen de stukken van deze slachtoffers worden vertaald op kosten van Justitie, indien dat wenselijk zou zijn voor het verloop van de procedure?
01.02 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, les victimes néerlandophones des attentats de Bruxelles rencontrent une difficulté au procès. Il leur a été demandé de déposer tous leurs justificatifs en français, langue de la procédure de la cour d'assises. Ils devraient donc les faire traduire à leurs frais.
Si la législation prévoit que les documents officiels doivent être déposés dans la langue de la procédure, il semble toutefois que peu d'efforts soient mis en place pour répondre au besoin des victimes. Une source de frustration particulière est le fait que trois interprètes soient disponibles au procès pour l'accusé Oussama Krayem, alors que ce dernier ne se présente pas.
Par ailleurs, d'autres documents ont fait l'objet de traductions à l'initiative de la justice elle-même. Le parquet fédéral a fait traduire l'acte d'accusation de 500 pages en plusieurs langues. La webradio est disponible elle aussi en plusieurs langues. De nombreux interprètes sont présents sur place.
Monsieur le ministre, que comptez-vous faire pour répondre au besoin des victimes? Le SPF Justice ne devrait-il pas mettre à disposition des traducteurs jurés afin de traduire ces pièces?
Pensez-vous qu'une modification législative s'impose afin de permettre le dépôt de pièces dans les deux langues dans ce type de cas?
01.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, ik kom terug op het antwoord dat ik twee weken geleden heb gegeven in de plenaire vergadering. De wet-Coremans uit 1873 bepaalt dat een proces wordt gevoerd in de taal van de beklaagde.
C'est pour cette raison que la langue du procès sur les attentats est le français.
Het is echter belangrijk om de vele slachtoffers die het Frans niet machtig zijn tegemoet te komen. Daarom werd de officiële akte van beschuldiging door het federaal parket vertaald in verschillende talen. Daarom werd ook de mogelijkheid voorzien om de webradio te volgen in het Engels en het Nederlands. Daarvoor zijn er dagelijks verschillende tolken aanwezig op het proces.
Cette exigence d'unilinguisme ne s'applique toutefois qu'aux pièces officielles d'un procès.
Processtukken zoals processen-verbaal, dagvaardingen, conclusies en vonnissen moeten in de juiste taal beschikbaar zijn in het dossier. Met andere woorden, stukken die door de partijen zelf als bewijs worden neergelegd, moeten niet noodzakelijk aan de eentaligheidsvereiste voldoen. De rechter is verplicht om kennis te nemen van stukken die in een andere taal dan die van de rechtspleging zijn gesteld wanneer die stukken hem regelmatig zijn overgelegd. Indien hij of zij de taal waarin de stukken zijn gesteld niet kent, moet hij of zij het nodige doen om op regelmatige wijze een vertaling van de stukken te verkrijgen.
Une modification législative ne me paraît pas être à l'ordre du jour.
Ik stel samen met u vast dat dat bevestigd is door de voorzitster van het assisenproces. Blijkens de elementen van antwoord die mij werden bezorgd door het hof, werd het initiatief voor deze brief genomen door de griffie.
Le greffe a invité les avocats des parties civiles concernées, ou les parties civiles elles-mêmes ayant comparu sans avocat, à lui faire parvenir une traduction en français desdites pièces.
À l'audience, la présidente a expliqué les motifs de cette démarche en précisant, d'une part, qu'il pouvait s'agir d'une traduction libre si aucune partie ne s'y opposait et, d'autre part, qu'à défaut, les pièces seraient évidemment prises en compte mais traduites en français par un traducteur juré. Elle a rappelé, à cette occasion, que les frais de cette traduction étaient à charge de l'État.
Dat heb ik zo al gezegd in de plenaire vergadering. Daarmee heb ik uw vragen beantwoord.
Mevrouw Dillen, uiteraard geldt dat, in antwoord op uw vraag 5, mutatis mutandis ook voor andere buitenlandse slachtoffers die het Frans niet machtig zijn.
01.04 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. U hebt inderdaad al enkele antwoorden gegeven tijdens de plenaire vergadering. Op mijn vraag wie verantwoordelijk was, had ik nog geen antwoord gekregen, vandaar dat ik het belangrijk vond om deze vraag te stellen. Het is nu duidelijk dat het niet op initiatief van de voorzitter van het hof, maar op initiatief van de griffie zelf gebeurd is. Waarvan akte.
Het gegeven dat voor buitenlandse slachtoffers die de Franse taal niet machtig zijn de benodigde stukken vertaald zullen worden op kosten van de Staat, is ook een positief antwoord.
01.05 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse. J'en retiens qu'il faut éviter que ce genre d'incident ne se reproduise. Que ces charges de traduction soient reprises à l'avenir par l'État constitue une bonne nouvelle.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
02.01 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, le temps passe; et nous disposons de peu d'informations supplémentaires relatives au décès de Sourour Abouda dans une cellule du commissariat central de Bruxelles. Vous avez vous-même partagé assez peu d'éléments. Nous avons récemment appris que le rapport de police ne comportait pas de constatation d'un état d'ébriété. C'est étonnant, car des témoins ont pu, eux, remarquer les propos incohérents et la désorientation de Sourour. Or la loi prévoit qu'en cas de signes d'ivresse ou d'éléments qui permettent de douter de l'état de santé, la personne doit être vue par un médecin. Comment le parquet peut-il expliquer le fait que les policiers n'aient pas immédiatement remarqué les signes qui, pourtant, ont été détectés par des témoins?
Il semble qu'il se soit écoulé plus d'une heure entre le décès de Sourour en cellule et l'intervention de policiers. Comment expliquer qu'il ait fallu autant de temps, alors que la cellule est surveillée par une caméra vidéo en permanence?
Enfin, la thèse du suicide ne serait plus privilégiée. En ce cas, pouvez-vous nous indiquer quelle thèse est aujourd'hui envisagée pour expliquer la cause du décès?
02.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur Boukili, le procureur général de Bruxelles me communique les informations suivantes. Ce décès dramatique fait l'objet d'une enquête pénale pour en connaître les circonstances exactes. Il a confié tous les devoirs d'enquête à la section d'enquête du Comité P. Le but de l'enquête est d'apporter toute la clarté sur les circonstances du décès. Elle se poursuit toujours.
Il importe qu'elle se déroule de manière approfondie et en toute indépendance. La famille a droit à des réponses. Cela dit, vous savez également qu'une telle enquête pénale se caractérise par la discrétion et une approche approfondie. Le parquet m'indique qu'il n'est pas souhaitable de communiquer en cours de route au sujet d'aspects partiels du dossier. Il communiquera donc au moment où toutes les expertises demandées auront été menées à bien et seront disponibles.
Comme vous, je suis conscient de l'importance de cette transparence. Toutefois, elle ne peut être apportée que lorsque tous les éléments auront été examinés.
Par ailleurs, selon le parquet, la thèse a été confirmée dès le début. Il a communiqué en ce sens. Du reste, cette thèse n'a jamais été abandonnée. Bien au contraire. Force est donc de constater que des hypothèses non fondées circulent dans la presse.
Dans l'intérêt de la famille et des proches, le parquet a, à titre très exceptionnel, donné accès à la famille aux images de la cellule.
En réponse à votre cinquième question, la famille est toujours libre de procéder à des expertises à sa propre initiative.
02.03 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, j'ajouterai deux choses. La première est que cette affaire de Mme Abouda est très importante car lorsqu'on parle du décès de cette dernière dans le commissariat central, on doit se souvenir qu'il s'agit du troisième décès en deux ans au même endroit. Des personnes sont arrêtées de manière administrative, qui n'ont commis aucun délit, et qui finissent par mourir dans les cellules de ce commissariat. C'est très grave. Il faut donc faire la lumière à ce sujet. Vous avez dit vous-même que la transparence était importante dans ce genre de cas. Oui, elle est très importante! Elle est fondamentale dans la question de la confiance entre la police et les citoyens. Je pense qu'il faut faire la lumière sur les faits.
Chaque fois que je vous interroge sur ce genre d'affaires, vous dites qu'une enquête est en cours et qu'on ne peut pas commenter. Le problème est que l'on apprend des choses par la presse. Nous sommes des parlementaires et nous venons ici poser des questions au ministre pour obtenir un maximum d'éléments parce que nous sommes sollicités par la famille de la victime, par des associations, pour donner des réponses; nous venons poser des questions et nous ne recevons pas de réponses. Puis, nous voyons des informations circuler dans la presse. Donc, il y a un problème. Si on ne peut pas donner d'informations au Parlement, sous réserve d'enquête, on ne devrait pas retrouver des informations dans la presse. Un problème se pose bien à ce niveau, en matière de communication et de transparence !
Concernant cette enquête pénale, serait-il possible de nous communiquer les résultats de l'enquête dès que celle-ci sera terminée? Nous ne voulons pas qu'elle soit jetée aux oubliettes; nous espérons qu'elle ne prendra pas longtemps et que les choses seront réglées assez rapidement. Je pense que le parquet dispose de l'ensemble des éléments et qu'une enquête serait la bienvenue, le plus rapidement possible, pour éclairer ces faits.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitster: Vraag nr. 55033922C van de heer Boukili is omgezet in een schriftelijke vraag.
03.01 Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, nogmaals moet ik u een vraag stellen over intrafamiliaal geweld. Twee zondagen geleden heeft een dader zijn twee kinderen en zijn ex-partner vermoord, waarna hij zelfmoord pleegde. Er blijkt sprake te zijn van een zware voorgeschiedenis, als we de media mogen geloven, met een zevental processen-verbaal voor huiselijk geweld in de afgelopen jaren. De familie zelf is aan het woord geweest in de pers en had het over honderden oproepen naar de politie. Afgelopen zomer kreeg de man nog een proces-verbaal voor belaging, maar dat werd geklasseerd. Op vraag van de familie werd een wetsdokter naar de man gestuurd, omdat hij zeer zware psychische problemen had, maar ook dat bleef zonder gevolg.
Mijnheer de minister, ik wil u enkele vragen stellen zonder op het concrete dossier in te gaan. Ik weet dat u niets kunt antwoorden over concrete dossiers, maar wij moeten wel elke keer bekijken waar het fout gelopen is en wat er beter kan.
Mijnheer de minister, hoeveel klachten moeten er ingediend worden alvorens er ingegrepen wordt? Hoeveel alarmbellen moeten er afgaan alvorens er kordaat paal en perk aan wordt gesteld?
Aangaande de procedure van de gedwongen opname vraag ik mij af waarom er beslist werd om daar niet op in te gaan. Zijn er eventueel beoordelingsfouten gemaakt? Kan de procedure voor een gedwongen opname eventueel verbeterd worden?
03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Bury, wat zich recent in Pelt afspeelde, is inderdaad te erg voor woorden. Het doet ons de vraag stellen of onze aanpak van intrafamiliaal geweld wel goed of goed genoeg is. Vergis u niet, het parket van Limburg loopt voorop in ons land als het gaat over de aanpak van intrafamiliaal geweld, maar dat heeft helaas dit drama niet kunnen voorkomen.
Wat uw eerste vraag betreft, er werd inderdaad nagekeken welke meldingen er in het verleden gebeurden. Sinds 2017 registreerde de politiezone HANO zeventien tussenkomsten, interventies ter plaatse en aangiftes aan het onthaal, die resulteerden in zeventien aanvankelijke processen-verbaal, inclusief de recente feiten van afgelopen zondag met dodelijke afloop. Dat is dus één proces-verbaal.
Daarnaast zijn er zeven andere processen-verbaal die worden beschouwd als familiale twist. Een familiale twist is een familieruzie waarbij er geen strafrechtelijk feit kan worden vastgesteld. Bij elke familiale twist stelt de politiezone een proces-verbaal op, dit ingevolge een richtlijn van de procureur van Limburg. Ook van de genoemde meldingen werd dus een proces-verbaal opgemaakt, dat overgemaakt werd aan het parket. Zoals ik zei, volgens het parket was er geen sprake van strafbare feiten.
Daarnaast heeft de politie in augustus 2022 één proces-verbaal – we zitten dus aan één plus zeven plus één – voor belaging opgesteld. Het slachtoffer, de ex-partner, gaf aan dat de verdachte al enkele dagen te pas en te onpas aan haar deur stond.
Het dossier kaderde in een echtscheiding waarbij de verdachte zelf acht keer aangifte heeft gedaan in 2022 omdat het slachtoffer het dochtertje niet wenste mee te geven, niettegenstaande een omgangsregeling met de verdachte, de vader. Dat brengt het totaal aantal processen-verbaal op zeventien.
In het najaar hebben politie en parket nog telefonisch contact gehad met beide partijen en hen doorverwezen naar de hulpverlening. Op dat aanbod werd niet ingegaan.
Waar liep het mis? Wat de recente gebeurtenissen betreft, wordt vermoed dat de dader in een psychotische toestand was op het ogenblik van de feiten.
Wat betreft uw tweede vraag, zowel in 2018 als 2020 was er sprake van een vraag tot gedwongen opname. In 2018 werd de betrokkene in het ziekenhuis opgenomen. Waar aanvankelijk een gedwongen opname nodig leek, bleek dat een aantal uren later volgens de arts niet meer nodig te zijn. In 2020 werd er door het parket een wetsgeneesheer aangesteld, maar die oordeelde dat een gedwongen opname niet aangewezen was. Aan de wettelijke voorwaarden voor een gedwongen opname was dus niet voldaan.
Wat betreft uw derde vraag, u weet dat de aanpak van intrafamiliaal geweld een prioriteit is voor mijn beleid. We hebben vandaag nog het mobiele stalkingalarm in Brussel gepresenteerd. In de voorbije maanden hebben we daar trouwens al meermaals bij stilgestaan. Politie en parket werken met een tool voor risico-evaluatie om een slachtoffer maximaal te beschermen. De tool bestaat uit een checklist en heeft als doel de meest risicovolle situaties te identificeren, om op die manier de veiligheid van het slachtoffer en de kinderen te garanderen.
Als er in de tool een of meerdere zeer alarmerende factoren aanwezig blijken te zijn, moet het parket onmiddellijk worden ingelicht. Op deze manier is de magistraat snel op de hoogte van de feiten en de situatie om vervolgens een zo adequaat mogelijke gerechtelijke reactie mogelijk te maken.
In de Family Justice Centers gebeurt een risicotaxatie in alle dossiers door de politie en het parket. Vervolgens wordt er in de dossiers waarin een matig of hoog risico van recidive bestaat multidisciplinair een passende aanpak besproken en voorgesteld. Dossiers binnen één gezinssysteem worden niet individueel maar systematisch als geheel bekeken.
Het Family Justice Center kan een aanbod tot hulpverlening binnen een gezin doen, ook al behoort een strafrechtelijke aanpak door het openbaar ministerie niet tot de mogelijkheden. De Vlaamse regering belooft een versterking en uitbreiding van deze centra.
Daarnaast werk ik
als minister van Justitie samen met de staatssecretaris voor Gelijke Kansen en
de minister van Binnenlandse Zaken aan een voorontwerp van wet inzake de
preventie en de bestrijding van femicide en gendergerelateerde doding. Het
wetsontwerp besteedt onder andere aandacht aan preventie, bestrijding,
gegevensverzameling, onderzoek en verhoogde bewustwording omtrent deze
problematiek.
Naast het
wetsontwerp wordt er ook gewerkt aan de verdere invoering van het mobiele
stalkingalarm, zoals ik net vertelde. Bovendien gaat op 1 maart in Limburg
de nieuwe richtlijn intrafamiliaal geweld in werking, waarvan het mobiele
stalkingalarm een belangrijk onderdeel zal vormen. Ten slotte verwijs ik ook
naar het project recidivemonitor, de recidivecel en het onderzoek rond domestic homicide review met betrekking
tot patroonherkenning, de analyse van femicides en gendergerelateerde doding
door het NICC. Wetenschappelijk onderzoek is bijzonder belangrijk als
beleidsondersteunend element.
03.03 Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, ik weet dat het parket van Limburg het beste scoort met betrekking tot intrafamiliaal geweld. We zien ook dat het voorloper is wat de huisverboden betreft. We kunnen echter toch niet zeggen dat er binnen dit koppel geen alarmbellen zijn afgegaan?
Ik hoor verschillende keren dat het over een familiale twist ging. Er bereiken mij ook veel getuigenissen waarin ik dat zie. De politie wordt niet zomaar gebeld. Strafbare feiten die niet kunnen worden vastgesteld omdat een van de twee bijna bewusteloos op de grond ligt of geslagen werd, dat is best mogelijk. Ik hoor echter ook vaak dat slachtoffers zeggen dat ze op dat moment niet durven praten en dat ze niet apart genomen worden. Niet enkel fysiek geweld is belangrijk om naar te kijken, maar ook wat er mentaal allemaal achter die deuren gebeurt.
Het is ook heel belangrijk voor de checklist voor de risico-evaluatie om de veiligheid te garanderen en na te gaan wat er aan het mislopen is. Het mag dus niet onmiddellijk afgevinkt worden als een familiale twist waar er geen risico is. We zien immers dat dat niet klopt.
U zegt dat ze niet zijn ingegaan op hulpverlening. Er zou eens onderzocht kunnen worden of zo’n aanbod wel goed genoeg is als er niet op wordt ingegaan. Misschien is het niet voldoende om hulp voor te stellen omdat iemand die nodig heeft en in een gevaarlijke situatie zit, als men tegelijkertijd stelt dat het ook goed is als die persoon niet komt. Volgens mij is dat niet voldoende en moet dat toch meer afgedwongen kunnen worden.
Bij de gedwongen opname, zowel in 2018 als 2020, zei de arts dat het niet meer nodig was. Die man was toch opgenomen in het ziekenhuis. De keer erna zei de door het parket aangestelde dokter dat het niet nodig was. Misschien kan een andere arts dit even herbekijken of evalueren. Bij zaken zoals euthanasie is het toch ook niet slechts één arts die beslist? Ook daar zou er een soort teamoverleg kunnen plaatsvinden. Ik suggereer maar dat dat onderzocht zou kunnen worden.
Ik heb vandaag gelezen dat het stalkingalarm verder uitgebouwd wordt in Brussel, maar hier zien we dat het stalkingalarm zelfs niet tot bij de vrouw en kinderen is geraakt. We blijven daar dus met een probleem zitten.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitster: Vraag nr. 55034072C van mevrouw Rohonyi wordt uitgesteld.
04.01 Ben Segers (Vooruit): Mijnheer de minister, bij een inval van de federale politie in de nacht van 6 op 7 februari op een aantal locaties in de beruchte Alhambrawijk in Brussel, is een netwerk van seksuele uitbuiting van Chinese vrouwen opgerold. Dat is geweldig nieuws. Daarbij werden 25 verdachten opgepakt en 20 vermoedelijke slachtoffers aangetroffen. Alle slachtoffers en 22 van de 25 verdachten hebben volgens het federaal parket de Chinese nationaliteit. Drie verdachten hebben de Belgische nationaliteit. Dit gebeurde dankzij een schitterende samenwerking tussen onder meer het federaal parket, het parket van Oost-Vlaanderen, de federale gerechtelijke politie en de onderzoeksrechter. Zo werd nogmaals bewezen dat de specialisatie in de strijd tegen mensenhandel werkt.
Mijnheer de minister, wat is de laatste stand van zaken in deze zaak?
In de berichtgeving konden we lezen dat de slachtoffers werden opgevangen door een gespecialiseerd centrum voor slachtoffers van mensenhandel. Hoeveel slachtoffers van mensenhandel werden er aangetroffen? Hoeveel van hen werden door de magistraat als slachtoffers van mensenhandel ingeschat? Zijn er nog veel meer slachtoffers dan degenen die nu in het hele netwerk werden aangetroffen? Hoeveel van de aangetroffen mensen werden in eerste instantie naar de gespecialiseerde centra doorverwezen? Werden de slachtoffers ook fysiek bij de centra afgezet? Hoeveel en door wie? Hoeveel van hen verblijven er ondertussen nog in de centra?
In welke omstandigheden gebeurde die opvang? Waren er voldoende Chinese tolken om de procedure goed te laten verlopen? Hoeveel van hen zijn vertrokken? Om welke vermoedelijke redenen? Zijn er ook geïdentificeerde slachtoffers die door een capaciteitstekort niet konden worden opgevangen? Hoeveel slachtoffers van mensenhandel worden er nu in de drie verschillende centra apart opgevangen? Wat is de bezettingsgraad van de drie centra apart na deze zaak?
Krijgt u van Justitie, net als ik, het signaal dat geïdentificeerde slachtoffers thans niet kunnen worden opgevangen, wat voor veel frustratie zorgt bij al wie doorverwijst? Het ondermijnt bovendien ook de procedure, want dat is nefast voor het vertrouwen in de hele multidisciplinaire procedure.
Ten tijde van de Borealiszaak was er een tekort aan opvangplaatsen. Vlaanderen verwees daarvoor zonder meer doodleuk naar het leefloon. Bestaat er ondertussen een coördinatie, zodat geanticipeerd wordt op het aantreffen van grotere groepen slachtoffers? Is er door de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid bijvoorbeeld een operationele coördinatie opgestart, in samenwerking met de gewesten? Welke lessen werden uit de Borealiszaak getrokken?
Wat zal er gebeuren als er op korte termijn nog een groep slachtoffers wordt geïdentificeerd? Daarmee anticipeer ik op het antwoord dat ik van u verwacht, namelijk dat de bezettingsgraad nu al hoog is.
04.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, zoals u weet, gaat dit om een lopend gerechtelijk onderzoek en kan ik dus slechts beperkt communiceren hierover. Twee personen werden gearresteerd in Zwitserland op 7 en 8 februari. Beiden worden uitgeleverd aan ons land. De persoon die in Spanje werd gearresteerd, heeft beroep aangetekend tegen zijn overlevering en dus is zijn procedure nog hangende. Negen personen werden onder aanhoudingsmandaat geplaatst en werden op 13 februari door de raadkamer gehandhaafd in voorlopige hechtenis.
Het onderzoek heeft als kwalificatie ‘mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting met verzwarende omstandigheden’. In verschillende steden werden in totaal 30 vermeende slachtoffers gevonden die in aanmerking kwamen voor het statuut. Ze werden dan ook doorverwezen naar de centra. Geen van hen wilde aanvankelijk gebruikmaken van de beschermingsprocedure.
In Brussel kwamen maatschappelijk werkers van een van de gespecialiseerde centra naar het politiebureau om te praten met elk van de 17 vermoedelijke slachtoffers die in Brussel waren gevonden. De vrouwen werden geïnformeerd over hun rechten. De informatie werd in het Chinees gegeven, met de medewerking van tolken. Er waren voldoende tolken aanwezig. Helaas wilde geen van de vermoedelijke slachtoffers over hun situatie praten, noch geholpen worden, noch gebruikmaken van de beschermingsprocedure. Ze kregen ook elk een flyer in het Chinees met de contactgegevens van de gespecialiseerde centra die 24/7 bereikbaar zijn. Ze weten dat zij daar altijd welkom zijn. Dit scenario is niet uniek. Het komt vaak voor dat slachtoffers bij het eerste contact niet willen praten of geholpen willen worden uit angst, wantrouwen of gebrek aan kennis.
Huisvesting en ondersteuning worden altijd aangeboden, maar nooit opgelegd. Het is aan elk vermoedelijk slachtoffer om de keuze te maken.
Er zijn slechts twee slachtoffers die het statuut uiteindelijk hebben aanvaard. Zij werden door de politiediensten afgezet bij een van de erkende centra. Op dit moment verblijven die slachtoffers niet meer in de centra. Naast de 30 aangetroffen slachtoffers op de actiedag zijn er meer dan 200 slachtoffers geïdentificeerd. Er was geen capaciteitstekort om die geïdentificeerde slachtoffers op te vangen, aangezien ze hun slachtofferstatuut niet hebben aanvaard.
Wat uw derde vraag betreft, de drie centra zijn momenteel volzet. De gespecialiseerde centra nemen daarnaast ook slachtoffers in begeleiding op ambulante wijze. Dat wil zeggen dat zij ambulant worden begeleid en er voor hen opvang wordt gezocht in andere opvanghuizen of transitappartementen. De uitdaging daarbij is dat de reguliere opvangsector momenteel helemaal verzadigd is en dat er weinig beschikbare opvangplaatsen zijn voor kwetsbare groepen.
Er zouden binnenkort opnieuw plaatsen vrijkomen in de opvanghuizen van de drie centra, omdat verschillende slachtoffers voldoende autonoom en klaar zijn om te vertrekken, maar op zoek zijn naar een huurwoning. De huidige crisis op de huurwoningenmarkt is problematisch voor een snellere doorstroming vanuit de opvanghuizen. Dat is niet alleen een probleem voor slachtoffers van mensenhandel, maar voor alle kwetsbare groepen die vandaag in opvangstructuren verblijven.
Ik kom bij de cijfers. Er verblijven 20 mensen in het Sürya-centrum in Luik en 7 mensen in de flats van Sürya. Bij PAG-ASA verblijven 19 mensen in de opvanghuizen en 17 mensen in de transitwoningen. Er zijn bij PAG-ASA 226 slachtoffers in begeleiding. Bij Payoke gaat het om 203 mensen in begeleiding, van wie 21 personen opgevangen worden. Inzake het Borealisdossier zijn er nog 12 slachtoffers die worden gehuisvest in crisisopvang die georganiseerd wordt door Payoke.
Wat uw vragen vier, vijf en zes betreft, de coördinatie en afstemming gebeurden in de zomer, naar aanleiding van de grote groep slachtoffers in de Borealiszaak. Ik hoef daar nu niet op terug te komen. U hebt mij toen daarover bevraagd, alsook over wat de Vlaamse Gemeenschap deed of doet vanuit haar bevoegdheid inzake de psychosociale begeleiding van erkende slachtoffers van mensenhandel en -smokkel. Het is echter uiteraard niet uitgesloten dat zo’n scenario zich in de toekomst herhaalt.
De Dienst voor het Strafrechtelijk beleid probeert, in het kader van zijn bevoegdheid als voorzitter van het bureau, de verschillende opties in kaart te brengen. Er is het nationaal verwijzingsmechanisme, waarbij nagegaan wordt of er op het niveau van bepaalde actoren geen aanpassingen nodig zijn voor de aanpak van zulke grote groepen. Daarnaast zal ook worden nagegaan op welke manier de opvang beter kan worden georganiseerd. Daarvoor zijn al verschillende verkennende gesprekken gevoerd met het Rode Kruis, Fedasil en de gespecialiseerde centra.
Het feit dat een slachtoffer als dusdanig door het openbaar ministerie wordt geïdentificeerd, betekent niet dat het slachtoffer meteen het statuut verwerft. Het statuut wordt aangeboden door het openbaar ministerie, maar het slachtoffer hoeft daar niet op in te gaan. Het is pas na een gesprek met een van de drie centra en met het akkoord van het slachtoffer dat de nodige administratie, in samenwerking met het OM, in orde kan worden gebracht om formeel het statuut te verwerven en indien nodig in opvang te voorzien.
Het aantal aanmeldingen dat binnenkomt bij de gespecialiseerde centra is zeer hoog en blijft stijgen sinds 2022. Mogelijk hebben de lancering van het meldpunt in de zomer van 2022 en de grote media-aandacht voor de grote dossiers, zoals Borealis, daarmee te maken. Bijgevolg stijgt ook het aantal slachtoffers dat nood heeft aan veilige opvang en begeleiding. Extra opvangcapaciteit en ambulante begeleidingscapaciteit zijn dus geen overbodige luxe, ook al focust Vlaanderen vandaag vooral op het leefloon.
Mijn kabinet heeft vorige week een eerste brainstorming gehad met de directeurs van de erkende centra om een aantal mogelijke pistes voor de uitbreiding van de opvang te bekijken.
We zullen dit verder opvolgen met de gemeenschappen.
04.03 Ben Segers (Vooruit): Mijnheer de minister, hartelijk dank voor het uitgebreide antwoord. Waarschijnlijk is het ontgoochelend dat het zo moeilijk is om de Chinese slachtoffers te bereiken, maar ook wel wat voorspelbaar. Tegelijkertijd weten we dat dat vaak in verschillende fasen gebeurd. Denk daarbij aan de Borealiszaak. Daar werd ook in eerste instantie een inspectie uitgevoerd. Er werd een flyer bezorgd aan potentiële slachtoffers.
Men kan wat lacherig doen over die flyer, maar die heeft er wel mee voor gezorgd dat men zich bewust geworden is van de zaak en dat men zich in een grote groep is gaan aanbieden. Misschien gebeurt dat hier ook wel. Op dat ogenblik moeten we helemaal klaarstaan.
Nu blijkt uit de analyse van de commissie Mensenhandel en uit alles wat daarbij naar voren komt, dat het vaak lijkt te ontbreken aan operationele leiding, door de grote versnippering van de bevoegdheden. Daarom ben ik blij dat u nu verwijst naar de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid, die de mogelijke oplossingen in kaart aan het brengen is.
Ik hoop dat de volgende stappen ook snel kunnen worden gezet. Ik kijk reikhalzend uit naar het resultaat van de brainstormsessie van uw kabinet en de verschillende centra. Ik wens u daar ook veel succes mee.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitster: Vraag nr. 55034119C van mevrouw Rohonyi wordt uitgesteld.
05.01 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik ben zo vrij te verwijzen naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Volgens
cijfers is er in Vlaanderen een stijgend aantal enkelbanden wat zorgt voor druk
op de Vlaamse Justitie. De toenemende verschuiving binnen de strafuitvoering
naar enkelbanden zorgt voor een aanzienlijke druk op de Vlaamse
Justitiediensten. Op dit ogenblik staan er in Vlaanderen 1.700 mensen onder
elektronisch toezicht. Op jaarbasis blijken er in 2022 5.200 gevallen geweest
te zijn. Nochtans moeten straffen onder enkelband een gunst zijn en mag hiervan
niet de regel worden gemaakt in het kader van de strijd tegen de overbevolking
in de gevangenissen.
De
overbevolking in de gevangenissen is reeds jarenlang een feit. Kan de minister
meer toelichting geven betreffende de opmerking dat “rechters meer zouden
kiezen voor alternatieve straffen onder impuls van het federale beleid"?
Zijn hierover cijfers beschikbaar? Kan hierover toelichting gegeven worden per
gerechtelijk arrondissement?
De
Vlaamse minister van Justitie en Handhaving eist een bijsturing van het
federale beleid dat volgens haar “enkelbanden ziet als oplossing voor de
overbevolking in de gevangenissen".
Ze eist dat het federale niveau zijn verantwoordelijkheid neemt. Wat is
hier uw standpunt? Heeft er ter zake reeds overleg plaatsgevonden?
Hebt u
ter zake reeds dezelfde kritiek gekregen vanuit de Franstalige Gemeenschap? Zo
ja, graag meer toelichting en heeft er hierover ook reeds overleg plaats
gevonden?
05.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Dank voor deze interessante vraag. Het is een feit dat er een zeer grote bevolking onder elektronisch toezicht staat. Op 14 februari 2023 telde ons land 2.939 personen onder elektronisch toezicht, van wie 792 onder alternatieven voor voorlopige hechtenis.
Elektronisch toezicht werd lange tijd, zelfs voordat het aan de deelstaten werd overgedragen, gezien als een manier om de overbevolking in de gevangenissen te beperken. Maar daar kwam verandering in … met de start van de uitvoering van de korte straffen, op 1 september 2021!
Herinnert u zich dat nog, mevrouw Dillen? We hebben dat toen gedaan, en het loopt goed. Zeggen dat we die enkelbanden gebruiken om de korte straffen niet uit te voeren, klopt dus niet. We voeren de korte straffen wel degelijk uit, het is evident dat dat stapsgewijs gebeurt, maar na 50 jaar doen we het wel. Sinds 1972 werden de korte gevangenisstraffen immers niet meer uitgevoerd. Gaston Eyskens was toen eerste minister en ik was nog niet geboren. Het is ook niet correct om elektronisch toezicht louter als een gunst te beschouwen. Ik hoef u er niet aan te herinneren dat elektronisch toezicht ook een autonome straf is, die kan worden uitgesproken zoals probatie, los van een gevangenisstraf.
We zouden een ruimer debat moeten voeren met een globale analyse waarbij de detentie weer het ultimum remedium wordt. Ik geef u een voorbeeld. Het percentage voorlopige hechtenissen in ons land bedraagt bijna 37 % van de gevangenispopulatie, terwijl het Europese gemiddelde op slechts 22 % ligt. U kunt dus niet zeggen dat we de enkelband gebruiken om hechtenis niet in de gevangenis te doen. De cijfers zeggen namelijk juist het omgekeerde. Bovendien blijkt duidelijk uit de statistieken van de Raad van Europa dat België ook op het gebied van alternatieve maatregelen ver boven het Europese gemiddelde ligt. De directeur-generaal van de Franstalige justitiehuizen heeft er onlangs, tijdens een van de rondetafelgesprekken, op gewezen dat België op 31 januari 2021 een probatiecijfer had van 499 op 100.000 inwoners. Dat plaatst ons net achter Georgië, Litouwen en Polen – een mooie plaats –, maar ver voor Nederland, dat een percentage heeft van 210 probaties per 100.000 inwoners.
Ik denk dus dat we dit fenomeen veel breder moeten analyseren dan enkel de gevangenisstraf of het gebruik van alternatieve maatregelen en dat we moeten nadenken over de strafmaat en het gebruik ervan. Uiteraard zullen we die denkoefening houden via de analyse en de bespreking van het nieuwe Strafwetboek in het Parlement, als de Raad van State zijn advies heeft gegeven.
Ik kan u ook geruststellen, beste collega. Zoals u ziet, heb ik regelmatig contact met mijn collega’s van de gemeenschappen en binnen de IMC Justitiehuizen kaarten wij regelmatig de werklast van de deelstaten in het kader van de strafuitvoering aan.
05.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. We zullen inderdaad zo vlug mogelijk, als de Raad van State zijn werk heeft gedaan, hier een ruimer debat voeren over deze problematiek. Wel vond ik de uitspraak van de Vlaamse minister van Justitie opmerkelijk. Zij suggereerde dat rechters vaker kiezen voor alternatieve straffen onder impuls van het federale beleid. U zou – zo liet zij uitschijnen – aan de rechters zeggen te kiezen voor meer alternatieve straffen om de overbevolking in de gevangenissen tegen te gaan. Ik weet in de praktijk dat dat toch niet het geval is. Volgens haar zijn enkelbanden een oplossing voor de overbevolking, maar ook dat is in de realiteit niet juist. Het is dan ook spijtig dat zij in dat interview suggereert dat u uw verantwoordelijkheid niet opneemt en dat u zelf meer maatregelen zou moeten nemen, dat u dus zelf verantwoordelijkheid moet opnemen. Ik denk dat dat niet correct is. U hebt daar nu wat meer toelichting bij gegeven.
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn derde vraag, of u dergelijke kritiek, al dan niet via interviews, hebt gekregen vanuit de Franse Gemeenschap. De kritiek van minister Demir was wel heel duidelijk. Hebt u opmerkingen gekregen hierover vanuit de Franse Gemeenschap? Met die enkelbanden komt inderdaad wel een extra belasting op het Vlaamse en Franstalige niveau.
Ik ben heel benieuwd om dit ruime debat te kunnen voeren in deze commissie, op basis van de teksten die u ons zult voorleggen.
05.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik zal nagaan of de Franse Gemeenschap hierover opmerkingen heeft gegeven. We bespreken dit wel in de interministeriële conferenties.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06.01 Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, ik ben heel blij dat dit probleem eindelijk eens de pers haalt.
In de krant lazen we het verhaal van een 14-jarige jongen die met zijn moeder vluchtte voor zijn agressieve vader. Ik citeer hem: “Al zolang ik mij kan herinneren was er geweld bij ons thuis. Mijn mama, zus en ik liepen voortdurend op de tippen van onze tenen omdat we wisten dat papa voor het minste kon ontploffen. De meest banale dingen konden hem razend maken. Dan vlogen er spullen door de kamer of werd er getierd en gescholden. Dat vond hij normaal en wij op de duur eigenlijk ook.”
Na de scheiding werd een regeling uitgewerkt waarbij de moeder haar agressieve ex-partner nog een kans wilde geven. De agressieve houding ten aanzien van de kinderen nam een tijdje af, maar de dader herviel in hetzelfde patroon. De regeling werd stopgezet en er werd naar de jeugdrechtbank gestapt, waarna de jeugdrechtbank een contactherstel met de dader op poten zette, blijkbaar een automatisme. We horen talloze getuigenissen waarbij kinderen in een stresssituatie zitten en er een gedwongen contactherstel is, terwijl de kinderen zelf zeggen dat de mishandelingen moeten stoppen, dat ze absoluut niet om een contactherstel hebben gevraagd en de jeugdrechtbank in gebreke blijft. Ook van mensen die op de jeugdrechtbank zelf werken, horen we dat daar echt een fundamenteel probleem is, ook met de manier waarop het Agentschap Opgroeien die casussen benadert.
Hier zien we in het verhaal dat de jongen plots gered is omdat zelfs de vader geen contactherstel meer wil en niet meer komt opdagen, waardoor de jongen niet meer naar de vader moet gaan. De jeugdrechtbank blijft echter volledig in gebreke. De jongen doet zijn verhaal in de pers en zegt dat de situatie echt moet veranderen. Hij vraagt wanneer de jeugdrechters eindelijk eens naar jongeren luisteren.
Het Kinderrechtencommissariaat heeft daarover een rapport geschreven met 27 of 28 getuigenissen van kinderen. Het Kinderrechtencommissariaat heeft vastgesteld dat in maar een van die gevallen sprake was van manipulatie door een van de ouders, maar dat de kinderen vaak een zeer waarachtig verhaal vertellen waarnaar geluisterd zou moeten worden.
Mijnheer de minister, waarschijnlijk hebt ook u al talrijke noodkreten in uw mailbox gehad. Hoe benadert u die?
Wanneer wordt er eindelijk werk gemaakt van een beleid waarbij geluisterd wordt naar de stem van de slachtoffers en de stem van het mishandelde kind in het bijzonder?
Zult u een grondige analyse doorvoeren van de werking van de jeugdrechtbanken? Momenteel worden de familierechtbanken al aan een grondige analyse onderworpen, maar bij de jeugdrechtbanken is dat evenzeer dringend nodig.
Graag verneem ik ook of onderzocht wordt hoeveel van die jongvolwassenen therapie volgen bij een psycholoog of een psychiater en hoeveel zelfdodingen verbonden zijn aan het gedwongen contactherstel. Deze laatste vraag heb ik al als schriftelijke vraag ingediend.
06.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Bury, op een correcte manier het verhaal van het kind en de jongere in het debat krijgen, is inderdaad uiterst belangrijk. Laten wij echter niet vergeten dat er vandaag veel geëngageerde jeugd- en familierechters zijn die zich met veel metier kwijten van hun delicate taak. Dat moet volgens mij ook hier vermeld worden.
Dat neemt evenwel niet weg dat we moeten nagaan of dat zogenaamde hoorrecht niet structureler en meer gestandaardiseerd moet worden ingebed in de procedures. Daarom heb ik een werkgroep opgericht die het hoorrecht van kinderen onderzoekt in de procedures die hen aanbelangen, zoals bedoeld in onder meer artikel 1004 van het Gerechtelijk Wetboek. De discussies in de werkgroep hebben betrekking op het persoonlijke en materiële toepassingsgebied van het hoorrecht, maar ook op de modaliteiten van de hoorzitting, als de gevolgen die eraan worden gegeven. De laatste vergadering van de werkgroep zal in maart 2023 plaatsvinden. Op basis van de aanbevelingen van de werkgroep zal ik een wetsontwerp opstellen om de wetgeving op die punten aan te passen, zodat ze beter beantwoordt aan de concrete noden.
Het Kinderrechtencommissariaat heeft inderdaad een verslag uitgebracht over het hoorrecht van het kind. Die aanbevelingen werden naar het College van hoven en rechtbanken verzonden en worden momenteel besproken binnen een door dat college opgerichte werkgroep. Het doel van die werkgroep is onder andere meer zichtbaarheid te geven aan de procedure van het horen van kinderen. Men denkt eraan een video te ontwikkelen gericht aan kinderen om hun de procedure uit te leggen. Het doel is om de procedure toegankelijker te maken voor kinderen.
Daarnaast verwijs ik naar het Platform Kindermishandeling, een initiatief van het Agentschap Opgroeien in Vlaanderen. Het is een expertiseplatform dat wil zorgen voor een gericht en uniform beleid inzake kindermishandeling. Het beleidsadvies van het platform inzake contactbreuk zou ook binnenkort klaar zijn.
Op dit ogenblik wordt de wet van 30 juli 2013 geëvalueerd. Ook de procedure van het hoorrecht maakt daarvan het voorwerp uit. Met name wordt onderzocht of de wet betreffende de invoering van de familie- en jeugdrechtbank geleid heeft tot een betere betrokkenheid van minderjarigen in de procedures die op hen betrekking hebben. Bovendien richt de evaluatie zich ook op de verhouding en de synergie tussen de familierechtbank en de jeugdrechtbank. De resultaten van de evaluatie worden in de loop van dit jaar verwacht.
06.03 Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, ik kijk uit naar de laatste zitting eind maart van die werkgroep en de aanpassingen aan de wet van 30 juli 2013 op grond daarvan, teneinde de betrokkenheid van kinderen te vergroten. Dat ontwerp zal dan ook naar het Parlement komen, zodat wij ons zegje daarover nog kunnen doen.
Ik heb wel geen antwoord gehoord over de werking van de jeugdrechtbanken. Een evaluatie lijkt mij daar broodnodig. Die moet er ook komen bij uw collega in Vlaanderen, bij het Agentschap Opgroeien. Wij zien daar een enorme circulatie van zeer jonge hulpverleners, van 22 of 23 jaar, die complexe dossiers moeten opvolgen en enkele maanden later weer vervangen worden door iemand anders. Er is daar totaal geen goede continuïteit. Bij een jeugdrechtbank krijgen de kinderen een advocaat toegewezen. Ik hoor ook daar heel vaak verhalen van kinderen die deze advocaat nog nooit hebben gezien. Soms gebeurt het dat ze op de ochtend van de zitting eventjes worden opgebeld voor een kwartiertje overleg. Het zijn wel die advocaten die dan de situatie van het kind moeten bepleiten. Ook dat zou echt wel aan een grondige evaluatie onderworpen moeten worden. Die advocaten krijgen hun geld niet voor niets.
Ik hoop dat wij daarover een grondig debat kunnen voeren wanneer u komt met uw aangepaste wetsontwerp, na eind maart. Ik hoop dat dat zo snel mogelijk zal zijn.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
07.01 Laurence Zanchetta (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, à l'heure actuelle, un nombre très limité de personnes détenues obtiennent une libération conditionnelle chez nous. Cela a des conséquences, d'une part sur la surpopulation carcérale et, d'autre part, sur les possibilités de réinsertion des personnes concernées. En effet, ces dernières sont libérées sans aucun appui ni soutien avec pour conséquence que le taux de récidive est toujours plus important et que des drames, comme celui qui a touché un agent de police il y a quelques mois, se produisent.
Ce constat engendre de nombreuses questions: celle de l'effectivité des plans de détention individuels prévus dans la loi de principes de 2005 ainsi que la question du respect des conditions légales de la libération conditionnelle qui semblent être appliquées de manière très – voire trop – stricte et en inadéquation avec l'esprit de la loi.
Nous avons récemment appris via la presse que des tables rondes avaient été organisées par vos services sur le thème de la surpopulation carcérale. L'une d'elles portait spécifiquement sur la question des modalités d'exécution des peines et l'effectivité des possibilités offertes par les lois de 2005 et de 2006.
Monsieur le ministre, pourriez-vous m'indiquer quelles décisions ont été prises suite à cette rencontre et quels acteurs étaient présents? Avez-vous pu identifier les causes de ces augmentations de détenus qui vont à fond de peine? Enfin, quelles sont les raisons principales pour lesquelles un détenu est amené à exécuter sa peine entièrement?
07.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, chère collègue, cinq tables rondes ont été organisées à propos de l’exécution des peines. Ces tables rondes avaient toutes pour objectif de faire le tour des problèmes qui se posent actuellement en la matière afin d’envisager, avec les acteurs concernés, des pistes qui permettraient d’améliorer la situation. Le thème de la table ronde du 18 novembre était en lien avec le tribunal d’application des peines et des modalités d’exécution de la peine. De fait, lors des discussions, la Direction générale des Établissements pénitentiaires (DG EPI) a présenté les chiffres dont certains montraient qu’en 2020, 58,1 % des détenus libérés l’avaient été en fin de peine. Cela étant, je tiens également à signaler qu’en 2021, ce chiffre était de 43,2 %.
Ils ont donc énormément variés ces dernières années, principalement suite à la crise du covid. Il faut donc se garder de tirer des conclusions trop hâtives.
Par ailleurs, les deux professeures qui animaient la table ronde, à savoir Mmes Olivia Nederlandt et Kristel Beyens, évoquaient, dans leurs documents, différents facteurs tels que le contexte socio-économique ou encore la déconnexion entre la fixation et l'exécution de la peine parmi les obstacles à une sortie anticipée de prison. D'autres éléments comme la surpopulation constante ou le manque d'offres de formation de thérapies par les Communautés ont également été mis en avant comme facteurs limitant l'accès aux modalités d'exécution d'une peine.
Vous comprendrez qu'il me soit difficile, dans le cadre d'une réponse à une question orale, de faire le tour de tous les éléments amenés au cours de ces cinq tables rondes, tant les quinze heures de débats et les interventions de tous les acteurs concernés – qu'il s'agisse de la soixantaine de personnes qui y ont participé physiquement ou des centaines de personnes qui y ont participé par visioconférence – furent riches. Vous pouvez toutefois avoir un aperçu de tout ce qui a été dit lors de chacune de ces tables rondes car elles se trouvent toutes sur le site de notre Team Justice. Il en est de même pour les pièces qui ont été présentées lors des débats et de la liste de tous les participants.
Pour ce qui concerne les conclusions de ces tables rondes, je dois également souligner qu'un des objectifs visés était de fournir un matériel de réflexion initial au Conseil pénitentiaire qui est prévu par la loi sur l'organisation des services pénitentiaires du 23 mars 2019. En effet, comme je pense l'avoir déjà dit, je compte bien installer rapidement ce Conseil auquel la loi fixe notamment comme objectif de rendre des avis et des recommandations sur la politique pénitentiaire. À l'instar de la composition des tables rondes, il sera composé de magistrats, de membres de l'administration pénitentiaire, d'avocats et de représentants du monde universitaire. Je ne peux donc pas vous communiquer, à ce stade, les réflexions de ce Conseil. Mais sachez qu'il n'entamera pas son travail sans avoir du matériel pouvant nourrir sa réflexion.
07.03 Laurence Zanchetta (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je ne manquerai pas d'aller consulter les documents de ces tables rondes. J'attends les résultats de ces groupes de réflexion.
Het incident is
gesloten.
L'incident est clos.
08.01 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, ik was erg verbaasd toen ik in de krant las dat Noura Firoud was vrijgesproken. Het Brusselse hof van beroep sprak deze nochtans veroordeelde terroriste volledig vrij, hoewel de rechtbank van oordeel is dat zij zich actief ten dienste had gesteld van de Islamitische Staat. Van bij het begin, in 2013, had zij IS vervoegd in Syrië. Zij was de levenspartner van de leider van de Vilvoordse tak van Sharia4Belgium. Daar komt nog bij dat de veiligheidsdiensten en het gevangeniswezen allesbehalve positief waren over haar korte verblijf in de Brusselse gevangenis. Het federale parket liet opmerken dat het een “ongemakkelijk gevoel” kreeg bij haar. Het lijkt me dan toch niet heel normaal dat die dame even vrij rondloopt als wij, onschuldige mensen.
Vanaf het begin wijzen wij al op twee zaken. Ten eerste dat ervoor moest worden opgelet dat ze ginds ter plaatse niet zou kunnen ontsnappen, aangezien ze niet actief werd gerepatrieerd door u. Zij werd door een mensensmokkelaar naar Istanboel gebracht, om dan met medeweten van de overheid terug te keren naar België. Ten tweede repatrieerde u nadien nog eens twaalf vrouwen. Dat mocht blijkbaar wat kosten, want het ging om een miljoenenoperatie. Hier gingen ze dan allemaal achter slot en grendel.
Welke argumenten hanteerde het Brusselse hof van beroep om tot de vrijspraak over te gaan? Wordt de vrouw ondanks de vrijspraak nog nauwgezet opgevolgd door onze veiligheidsdiensten? Hoe verloopt dat? Hoeveel andere rechtszaken met betrekking tot gerepatrieerde Syriëstrijders lopen er nog waarbij al dan niet verzet werd aangetekend tegen de veroordeling bij verstek?
08.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer Metsu, wat uw eerste vraag betreft, het is natuurlijk niet aan de minister van Justitie om de beslissing van individuele rechters te becommentariëren, laat staan te bekritiseren. Ik kan u wel de pertinente elementen uit het arrest meegeven.
De dame in kwestie vertrok als minderjarige naar Syrië, alwaar zij huwde met een FTF’er met wie zij drie kinderen kreeg. Uit het dossier blijkt dat zij na haar meerderjarigheid een huishouden vormde met de FTF’er en voor de kinderen zorgde. Het onderzoek heeft geen elementen opgeleverd waaruit blijkt dat zij na haar meerderjarigheid in Syrië andere handelingen heeft gesteld die bijdragen tot de activiteiten van de terroristische groep.
Het hof stelt dat, ingevolge de wet van 14 december 2016, het morele element in artikel 140 van het Strafwetboek gewijzigd werd. Daar waar tot en met 31 december 2016 vereist was dat de verdachte wist dat zijn of haar deelname bijdroeg tot het plegen van een misdaad of een wanbedrijf door de terroristische groep, werd het vanaf 1 januari 2017 slechts vereist dat hij dat wist of moest weten.
Ten onrechte, zegt het hof van beroep, oordeelde de rechter in eerste aanleg dat wanneer een misdrijf voortduurt, de nieuwe strafbaarstelling ook van toepassing is op feiten die aan de wetswijziging zijn voorafgegaan. Aangezien niemand vervolgd of veroordeeld kan worden voor feiten die niet strafbaar waren op het ogenblik dat zij werden gepleegd, kan de gewijzigde en strengere delictsomschrijving geen toepassing vinden op feiten die hebben plaatsgevonden voordat de delictsomschrijving werd aangepast.
Wat uw tweede vraag betreft, gebeurt de opvang van personen die naar België terugkeerden na aanwezigheid in jihadistisch conflictgebied, in het kader van het plan Strat TER. De bestaande platformen en partnerschappen binnen het Strat TER worden daarvoor benut. Personen die zijn afgereisd naar een jihadistisch conflictgebied en deelnamen aan de activiteiten van een terroristische groep, worden als foreign terrorist fighter in de GGB opgenomen. In die hoedanigheid worden ze opgevolgd binnen de LTF-werking. U bent goed op de hoogte van dit systeem. De LTF’s zijn verantwoordelijk voor de administratieve en veiligheidsopvolging van personen die een bedreiging vormen. Zij vormen het netwerk waar de inlichtingen- en veiligheidsdiensten informatie uitwisselen en concrete gevallen bespreken. De deelnemers aan de LTF beslissen ook over de te nemen maatregelen in het kader van de opvolging van de betrokken persoon. In dit kader worden maatregelen geval per geval vastgesteld.
Zonder details te kunnen of willen geven over deze individuele zaak, kan ik u garanderen dat de dame in kwestie van nabij werd en wordt opgevolgd door de diensten die betrokken zijn bij de werking van de LTF, maar ook van de LIVC.
In deze context wil ik ook opmerken dat we de straffen voor terroristische misdrijven in ons nieuwe Strafwetboek fors hebben opgetrokken, in bepaalde gevallen van vijf naar tien jaar, zoals gevraagd door het federale parket.
Wat uw derde vraag betreft, wil ik u de gevraagde cijfers zeker bezorgen, maar daarvoor zult u mij een schriftelijke vraag moeten stellen.
Voor de volledigheid nog dit: de dame in kwestie werd niet gerepatrieerd maar ging op eigen initiatief vanuit Syrië naar Turkije, waar zij zich vrijwillig bij de politie aanbood, waarna zij door de Turkse autoriteiten administratief naar ons land werd uitgewezen.
08.03 Koen Metsu (N-VA): De rechtbank was heel duidelijk wel van oordeel dat zij zich actief ten dienste had gesteld van IS. Ik heb gezegd dat de veiligheidsdiensten en het gevangeniswezen ook hun relaas hebben gedaan over hun ervaringen met Noura Firoud. Het federale parket laat optekenen dat het zich zeer ongemakkelijk voelt bij deze dame, en ik kan alleen maar vaststellen dat zij nu op vrije voeten rondloopt. U zegt dat zij als foreign terrorist fighter in de GGB zit. Ik hoop dat te mogen geloven. Wat is de grond daarvan? Deze dame is vrijgesproken. Zij is volgens het hof van beroep geen FTF’er. De LTF werkt uiteraard wel.
Wat ik aanmoedig is dat zij actief en van heel nabij wordt opgevolgd, dat kan ik natuurlijk alleen maar ondersteunen.
U vraagt mij om mijn derde vraag schriftelijk te stellen. Mag ik een antwoord op die derde vraag verwachten? Ik heb ze gisteren ingediend. Moet ik dat opnieuw doen?
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09.01 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de ingediende vraag.
Op maandag 23 januari 2023 ontving ik een
antwoord op mijn schriftelijke parlementaire vraag nr. 1587 betreffende de intrekking
erkenningen EMB (KB gepubliceerd op 05.10.2022).
Daarin stelde u o.a. het volgende: 'Sedert de inwerkingtreding van het KB van
29 september 2022 zijn de leden van het EMB niet langer bevoegd om op te treden
als vertegenwoordiger van de moslimgemeenschappen van België. Het Bureau van
het EMB en de secretarissen- generaal nemen wel de lopende zaken waar. In dat
kader hebben documenten, uitgaande van de voorzitter van het Bureau van het
EMB, juridische waarde'.
In afwachting van een nieuw representatief
orgaan voorziet het KB een overgangsregeling dat o.a. het beheer van
indieningen van erkenningsaanvragen, wordt gewaarborgd via het bureau van het
opgeheven EMB.
Bijkomend zagen we recent ook nog een
bericht op het het twitter-profiel van dhr Mehmet Ustun verschijnen waarin werd
beschreven dat dhr Werner de Saeger benoemd is als “vertegenwoordiger van
islamitische eredienst bij Defensie (Leger)." De tweet werd kort daarna
terug verwijderd. Dhr de Saeger is van katholieke achtergrond en verkreeg recent,
in september 2022 nog in het Vaticaan de titel Ridder-Officier in de Heilige
Militaire Constantijnse Orde van Sint-Joris. Dit is een orde die van zijn,
uitsluitend katholieke, leden onvoorwaardelijke trouw aan de kerk vraagt en het
actief verspreiden van het christendom.
Hierover heb ik de volgende vragen:
Wanneer zal een nieuw representatief orgaan
ter opvolging van de EMB concreet zijn? In hoeverre is hier reeds zicht op?
Welke stappen worden hier momenteel toe gezet?
Hoe lang kan de nu vigerende overgangsmaatregel
nog gelden en wat gebeurt wanneer deze stopt?
We bevinden ons momenteel in een vacuüm qua
vertegenwoordiging van de islamitische eredienst in België. Dit is erg
onwenselijk. Hoe evalueert u dit? Hoe moet het verder?
Klopt het dat dhr de Saeger benoemd is als
vertegenwoordiger van islamitische eredienst?
Wanneer gebeurde dit? Op welke wijze
gebeurde deze benoeming? Is er een voordracht geweest? Is er een controle geweest?
Indien dit na 5/10/22 gebeurde, is dit een
geldige benoeming, gezien de bepalingen van het KB van 5/10/22 zo'n benoeming
onmogelijk maken?
09.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer Metsu, het EMB is sinds 5 oktober 2022 niet langer de officiële gesprekspartner van de overheid. Bij KB hebben we de erkenning ingetrokken. Deze intrekking werd aangevochten voor de Raad van State maar onze beslissing houdt tot nu toe stand. De continuïteit wordt voorlopig verzekerd door het Bureau, in samenwerking met de secretaris-generaal en de administratie, dit tot en met 14 september 2023, zoals bepaald in het KB.
De moslimgemeenschap is nu aan zet. De intrekking van de erkenning was de enige manier om de moslimgemeenschap aan zet te krijgen. Helaas vertegenwoordigde het EMB op geen enkele manier de moslimgemeenschap. U weet waarover ik spreek, want u hebt het dossier altijd van nabij gevolgd.
Ik heb al verschillende keren aan de moslimgemeenschap gevraagd om zich te laten horen. Verschillende actoren binnen en buiten de islamitische eredienst beraden zich al veel langer over het lot van hun orgaan. Mijn beslissing om de erkenning in te trekken werd dan ook met enthousiasme onthaald en beschouwd als een erkenning van het diepe ongenoegen dat al veel langer sluimerde. De overgangsperiode biedt de mogelijkheid om een grondige vernieuwing te realiseren. Het is belangrijk dat er stappen worden gezet in de richting van professionalisering, transparantie en representativiteit.
Zoals u weet respecteer ik de principes van de scheiding tussen kerk en staat. Het is dus niet aan de minister van Justitie om een nieuw representatief orgaan samen te stellen. Wel neem ik verantwoordelijkheid in het begeleiden naar een nieuw representatief orgaan. De andere erkende representatieve organen hebben hun hulp aangeboden om een oplossing te vinden. Hun ervaring en expertise in het samenstellen van die organen kunnen helpen om de moslimgemeenschap te begeleiden in hun zoektocht.
Voor uw vragen 4, 5 en 6 verwijs ik naar de minister van Defensie, die bevoegd is voor de aanstelling binnen het leger.
09.03 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, dat zal ik zeker en vast doen. Ik dacht dat u ook betrokken was bij het aanduiden van de vertegenwoordiger van de islamitische eredienst bij Defensie, maar ik zal mij richten tot de minister van Landsverdediging.
Laat ons hopen dat wij eind september afscheid kunnen nemen van een orgaan en een bureau waarvan de werking de wenkbrauwen doet fronsen. Ik wens u veel succes bij het aanstellen van een nieuw representatief orgaan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.01 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 01.